Onderzoek naar de
uitvoering van de wmo in de gemeente hoogezand-sappemeer
Gemeente Hoogezand-Sappemeer
Gemeente Hoogezand-Sappemeer
DE OMMELANDER REKENKAMERCOMMISSIE
DE OMMELANDER REKENKAMER De Ommelander rekenkamer is een personele unie ten behoeve van de drie rekenkamercommissies van de gemeenten HoogezandSappemeer, Veendam en Slochteren. De Ommelander rekenkamer bestaat uit Hans de Graaf (voorzitter), Jaap van Middelkoop (lid) en Jan Dob (lid en ambtelijk secretaris)
ONDERZOEK NAAR DE UITVOERING VAN DE WMO IN DE GEMEENTE HOOGEZAND-SAPPEMEER
DE OMMELANDER REKENKAMERCOMMISSIE
INHOUDSOPGAVE
I. NOTA VAN AANBEVELINGEN 1. INLEIDING 1.1 Aanleiding van het onderzoek 1.2 Onderzoeksvragen 1.3 Uitvoering van het onderzoek 1.4 Opbouw van het rapport 2. BELANGRIJKSTE CONCLUSIES 2.1 Algemeen 2.2 Prestatieveld 2 (preventieve ondersteuning jeugd) 2.3 Prestatieveld 6 (individuele verstrekkingen) 2.4 Financiën 2.5 Benchmark 2.6 Werken met prognoses 2.7 Rol van de gemeenteraad 2.8 Rol en positie WMO/WWB-adviesraad
3. AANBEVELINGEN
4. TOT SLOT
II. ONDERZOEKSRAPPORT van onderzoeksbureau Radar Advies
III. REACTIE COLLEGE van B&W (in het kader van hoor en wederhoor)
IV. NAWOORD van de REKENKAMERCOMMISSIE
ONDERZOEK NAAR DE UITVOERING VAN DE WMO IN DE GEMEENTE HOOGEZAND-SAPPEMEER
INLEIDING
1
INLEIDING 1.1
Aanleiding van het onderzoek
In 2007 is de Wet Maatschappelijke Ondersteuning van start gegaan. Daarbij is een groot deel van de verantwoordelijkheden en bevoegdheden op dit beleidsterrein overgedragen aan de lokale overheid. De invoering van de WMO was voor gemeenten een majeure operatie, wat er veelal toe heeft geleid dat de WMO ‘beleidsarm’ is ingevuld. Na ca. 4 jaar WMO en met de toenemende druk op de beschikbare middelen voor de lokale overheid, lijkt het een gunstig moment om de balans op te maken t.a.v. de uitvoering van de WMO. Vanuit de raad van de gemeente H-S zijn signalen ontvangen dat men behoefte heeft aan een dergelijk onderzoek. Het gaat daarbij om vragen als: wat zijn de bereikte resultaten? In hoeverre is de gemeente voorbereid op de beoogde kanteling, waardoor de focus niet meer op de ziekte en beperking van cliënten ligt, maar op het behoud van de regie over het eigen leven (zelfredzaamheid)? Welke keuzes ten aanzien van de beschikbare middelen zijn gemaakt, en hoe zijn deze keuzes van invloed op de toekomstige WMO-doelstellingen? Naast de tot nu toe bereikte resultaten versus de daarmee gemoeide kosten en de toenemende druk op de beschikbare middelen, is het interessant om de rollen van zowel de gemeenteraad als de WMO/WWB-adviesraad te belichten alsmede een vergelijk te maken met enkele omliggende gemeenten.
1.2
Onderzoeksvragen
Als hoofdvraag voor het onderzoek hebben wij de volgende vragen geformuleerd: a. “Is de gemeente Hoogezand-Sappemeer erin geslaagd om op een goede manier de door haar geformuleerde doelstellingen t.a.v. de WMO te realiseren?” b. “Heeft de gemeente Hoogezand-Sappemeer in het kader van het afnemen van de beschikbare middelen heldere keuzes gemaakt die ervoor zorgen dat de toekomstige doelen t.a.v. de WMO en de beschikbare middelen in evenwicht zijn?” Aangezien de WMO een erg breed terrein beslaat, is ervoor gekozen om het onderzoek uit 2 fasen uit te voeren: Fase 1: Onderzoek over de volle breedte Tijdens deze fase moeten de volgende deelvragen worden beantwoord: 1. Zijn voor de 9 prestatievelden de doelen en de te leveren prestaties helder in kaart gebracht (bijvoorbeeld in het beleidsplan WMO)? 2. Zijn, na 4 jaar uitvoering, de voorgenomen prestaties geleverd en de doelen bereikt? Dit betreft een toetsing op hoofdlijnen op basis van een inventarisatie van bij de gemeente aanwezige onderzoeken en rapportages. 3. Hoe verhouden de uitgaven zich tot het bedrag dat hiervoor in de gemeentefondsuitkering is opgenomen? 4. Hoe verhouden de kosten zich ten opzichte van andere gemeenten? Hiertoe diende een benchmark te worden uitgevoerd met bijvoorbeeld 3 andere, zo vergelijkbaar mogelijke, gemeenten met een vergelijking van de WMO-uitgaven per categorie (HV, vervoersvoorzieningen, woonvoorzieningen, rolstoelen, welzijn) gerelateerd aan aantal inwoners, aantal inwoners > 75 jaar en in relatie tot andere relevante structuurkenmerken als gezondheid en inkomensopbouw binnen de gemeente. Fase 1 is afgesloten met een tussenrapportage aan de rekenkamer en afgestemd met de direct betrokkenen binnen de gemeente. Fase 1 betreft derhalve een verkennend onderzoek op hoofdlijnen over de volle breedte van de WMO met als doel verwonderpunten te krijgen, die afgestemd worden met de rekenkamercommissie en input konden vormen voor een verdiepingsrichting in fase 2.
ONDERZOEK NAAR DE UITVOERING VAN DE WMO IN DE GEMEENTE HOOGEZAND-SAPPEMEER
INLEIDING
Fase 2: Verdieping op basis van de uitkomsten van fase 1. Op basis van genoemde tussenrapportage is ons gebleken dat m.n. op Prestatieveld 2 (jeugd) en Prestatieveld 6 (individuele verstrekkingen) een verdiepingsslag wenselijk is. De aanvullende onderzoeksvragen (verwonderpunten) voor de 2e fase van het onderzoek zijn: Effectiviteit 1. Welke zichtbare prestaties zijn er op prestatieveld 2? 2. Op welke wijze heeft de gemeente op prestatieveld 2 deze (beoogde) prestaties gemeten en gemonitord? 3. Welke effect hebben de ingezette middelen op prestatieveld 2? Rol en verantwoordelijkheid Raad 4. Hoe heeft de gemeenteraad zijn kaderstellende en controlerende rol ingevuld en heeft de gemeenteraad haar mogelijkheden in voldoende mate benut? 5. Is de kwaliteit van de voortgangsinformatie die het College inzake de WMO aan de Raad verstrekt adequaat (juist, tijdig, volledig) te achten? Financiën 6. Hoe hebben de uitgaven zich de afgelopen jaren ontwikkeld en hoe verhouden begrotings- en rekeningcijfers zich met elkaar? 7. Is de monitoring van de ontwikkeling van de uitgaven adequaat te achten? 8. Zijn de risico’s t.a.v. de WMO begroting 2011 volledig in beeld, mede in relatie tot de voorgenomen bezuinigingen van de gemeente? 9. Hoe verhouden de kosten voor de individuele verstrekkingen (de voormalige WVG-voorzieningen en de hulp in de huishouding) van de gemeente zich tot 2 zo vergelijkbaar mogelijke gemeenten (geeft de gemeente veel of weinig uit in vergelijking met andere gemeenten aan deze voorzieningen of uitvoeringskosten)? 10. Welke verklaringen kunnen worden gegeven voor de verschillen in de omvang van de uitgavenniveaus? Bijvoorbeeld: fysieke structuurkenmerken (omvang buitengebied, reisafstanden), sociale structuurkenmerken (werkloosheid, lage inkomensgroepen), demografische factoren (leeftijdsopbouw), aanbestedingsresultaten, indicatiebeleid, verhouding HH1 – HH2, omvang eigen bijdragen, etc. 11. Waar liggen (indicatief) mogelijke besparingen op de huidige omvang van de WMO uitgaven? Omdat met name prestatieveld 6 de afgelopen jaren een forse uitgavengroei heeft gekend en hierop vragen zijn blijven liggen zal de focus van het vervolgonderzoek wat betreft de ‘rol en verantwoordelijkheid raad’ en ‘financiën’ vooral zich hier op concentreren. Aangezien we ook toegezegd hebben de WMO-adviesraad in de 2e fase van het onderzoek te betrekken stellen we voor met hen na te gaan hoe tevreden zij zijn over de rol die ze krijgen binnen de uitvoering van het WMO beleid. 1.3
Uitvoering van het onderzoek
Het onderzoek is uitgevoerd door het onderzoeksbureau Radar uit Amsterdam. In februari 2011 is het onderzoek gestart, eerst over de volle breedte en vervolgens heeft de zgn. verdiepingsslag plaatsgevonden, gericht op de hiervoor genoemde onderdelen. Het onderzoek bestond uit interviews, beoordelen van beleidsstukken en managementinformatie. Ook maakte een bijeenkomst met raadsleden en het interviewen van twee leden van de WMO/WWB-adviesraad onderdeel uit van het onderzoek en heeft er – na afsluiting van de 1e fase - tussentijds een terugkoppeling naar de meest betrokkenen binnen de gemeentelijke organisatie plaatsgevonden, waarbij de eerste voorlopige bevindingen zijn besproken. Tijdens het onderzoek door Radar is er veelvuldig contact geweest tussen Ommelander rekenkamer en onderzoekers en is de rapportage enkele keren besproken en bijgesteld. ONDERZOEK NAAR DE UITVOERING VAN DE WMO IN DE GEMEENTE HOOGEZAND-SAPPEMEER
BELANGRIJKSTE CONCLUSIES
1.4
Opbouw van het rapport
Het rapport is als volgt opgebouwd. Het eerste deel (I) betreft de ‘Nota van Aanbevelingen’. Vervolgens is het eindrapport van Radar Advies opgenomen (II). Na deze bijlage is de reactie van het college van B&W in het kader van hoor en wederhoor opgenomen (III) en ten slotte vindt u het nawoord van de Ommelander rekenkamer (IV) als reactie hierop (zie de inhoudsopgave hiervoor).
2
BELANGRIJKSTE CONCLUSIES 2.1 Algemeen Net als alle andere gemeenten is Hoogezand-Sappemeer zo’n 5 jaar geleden min of meer overvallen met de ‘opdracht’ de uitvoering van de WMO ter hand te nemen. In eerste instantie is ervoor gekozen dat de burgers hiervan geen nadelen zouden ondervinden en dat ‘werkendewijs’ het uitvoeringsproces zou worden gestroomlijnd c.q. verbeterd. Er is veel aandacht geweest voor de realisering van de één loketfunctie (incl. meer integrale indicatiestelling), er zijn veel inspanningen verricht om de financiën inzichtelijk te krijgen, maar de beleidsmatige kant is (te) weinig aan bod geweest. De gemeente Hoogezand-Sappemeer voert beleid op alle negen prestatievelden van de WMO. Vijf van de bij aanvang van de WMO geformuleerde acht uitgangspunten zoals weergegeven in het beleidsplan WMO (Meedoen in de samenleving), zijn herkenbaar terug te vinden in de beleidsontwikkeling en de uitgevoerde activiteiten over de afgelopen jaren te weten: - de focus van het beleid is op deelname van kwetsbare groepen geweest, - het voorzieningenniveau is de afgelopen jaren in stand gebleven, - individuele voorzieningen zijn kwalitatief op orde gehouden, - er is gekozen om actief in te grijpen in de persoonlijke levenssfeer (m.n. Oggz), - er is samenwerking met partners (zoals Kwartier, Noordermaat, regio gemeenten). Het uitgangspunt ‘voorkomen is beter dan genezen’ is minder helder ingevuld: de invulling van activiteiten is voornamelijk curatief en minder preventief. Een ander uitgangspunt, namelijk of het beleid kan rekenen op draagvlak bij burgers en maatschappelijke organisaties, is overigens niet in dit onderzoek betrokken. Het ontbreekt bij de gemeente Hoogezand-Sappemeer aan een goede doorvertaling van doelen, naar prestaties, naar middelen, naar resultaten en uiteindelijk naar effecten. Deze doorvertaling blijft in de beleidsdocumenten te vaak achterwege. De geformuleerde doelen zijn vaak breed en abstract. De koppeling naar middelen is impliciet en de voornemens om effecten te monitoren zijn niet uitgevoerd. We kunnen vaststellen dat er prestaties geleverd zijn op alle negen prestatievelden. De effecten van het ingezette beleid kunnen we niet vaststellen. Oftewel: of nu ‘goed’, ‘minder goed’ of zelfs ‘matig’ is gepresteerd, is moeilijk objectief vast te stellen. De programmabegroting en – rekening zijn voor raadsleden een belangrijke informatiebron over de voortgang van het WMO-beleid. We constateren echter dat de programmabegroting en rekening niet op een eenvoudige manier inzichtelijk maken welke doelstellingen wel of niet zijn behaald. Wel kan, na goed zoeken en naast elkaar leggen van de verschillende beleidsdocumenten, een beeld worden gevormd van de realisatie. Realisatie is – weliswaar heel moeizaam - doch op hoofdlijnen te controleren door de raad. Maar het is vrijwel ondoenlijk om meer in detail te weten te komen, hoe het staat met de voortgang van het beleid per speerpunt of per prestatieveld. 2.2
Prestatieveld 2 (preventieve ondersteuning jeugd)
Op prestatieveld 2 zijn de afgelopen jaren nadrukkelijk inspanningen verricht door de gemeente. De resultaten van deze inspanningen kunnen vooral beschrijvend aangegeven worden (zie blz. 19 en 20 van het rapport van Radar). De effecten van de investeringen kunnen echter niet aangegeven worden. Dit heeft te maken met a) op ontoereikende wijze vooraf vaststellen welke effecten beoogd worden en b) onvoldoende monitoring. Er zijn voldoende activiteiten uitgevoerd die tot resultaten op de vijf op dit prestatieveld van toepassing zijnde functies (informatie en advies, signalering, toeleiding/ doorverwijzing naar gemeentelijk hulpaanbod, pedagogische hulp, coördinatie van hulp op lokaal niveau) hebben geleid. ONDERZOEK NAAR DE UITVOERING VAN DE WMO IN DE GEMEENTE HOOGEZAND-SAPPEMEER
BELANGRIJKSTE CONCLUSIES
De gemeente was als regisseur echter niet in staat zicht te krijgen op samenhang, mogelijke hiaten en/of overlap omdat het overzicht ontbreekt van de verschillende partners en het hulpverleningsaanbod dat zij bieden. Er is dus geen duidelijk beeld van de te verwachten effecten. De nieuwe wijze van effectmeting die de gemeente zeer recentelijk heeft ingevoerd (en die wij in een conceptstadium hebben beoordeeld), laat op dit punt een duidelijke verbetering zien. 2.3
Prestatieveld 6 (individuele verstrekkingen)
Op prestatieveld 6 is opvallend hoe zeer de invulling van dit prestatieveld als een uitvoeringskwestie is opgepakt. Na het in 2007, bij de start van de WMO, operationeel inregelen van de huishoudelijke verzorging en het tijdig tot stand brengen van verordeningen en besluiten, is er nagenoeg volledig aangesloten bij de praktijk vanuit de AWBZ en het voormalig WVG-beleid. Beleidsmatig is er verder geen invulling gegeven. Hier wijkt de gemeente Hoogezand-Sappemeer opvallend af van andere gemeenten. Dat geldt ook voor de toegepaste zonering van het collectief vervoer. Tot en met 2010 heeft Hoogezand-Sappemeer een zonering van 10 zones toegepast, terwijl deze ruimhartige benadering nooit onderwerp van besluitvorming door de gemeenteraad is geweest. Nu met de bezuinigingen komen de keuzes weer in beeld. Echter, er is nauwelijks informatie over het effect van eerder gemaakte keuzes in samenhang met de kosten. De uitgaven groeien jaarlijks. De achtergronden van de uitgavengroei worden onvoldoende geanalyseerd, waardoor te veel vragen blijven openstaan over de knoppen waar aan gedraaid kan worden in het licht van de bezuinigingen. Uit de uitgevoerde benchmark blijkt dat Hoogezand-Sappemeer vooral op de individuele voorzieningen meer uitgeeft dan de andere in de benchmark betrokken gemeenten. Dit verschil komt voor het overgrote deel door de absoluut en relatief hoge vervoerskosten. In de bezuinigingsscenario’s van de gemeente wordt verder onvoldoende rekening gehouden met het groeiend beroep op voorzieningen op prestatieveld 6. Ontwikkelingen binnen c.q. de omvang van doelgroepen zijn onvoldoende in beeld. Deze factor is t/m 2011 niet meegewogen in de ons voor dit onderzoek aangeleverde bezuinigingsvoorstellen. Het realiseren van de bezuinigingsdoelstelling kan als gevolg hiervan op losse schroeven komen te staan. In het raadsvoorstel onder nummer 45 van 10 oktober 2011 hebben we kunnen constateren dat de gemeente daarin en dus vanaf 2012 wel met een geprognosticeerde groei van de populatie ouderen rekening houdt. 2.4
Financiën
Door de jaren heen is er een kostenstijging te zien van huishoudelijke verzorging en het steeds dichter naar elkaar toegroeien van de omvang van de integratie-uitkering uit het gemeentefonds enerzijds en de uitgaven anderzijds. Met de jaarlijkse groei in uitgaven kan zich op korte termijn een spanning gaan aftekenen tussen de uitgaven en de beschikbare middelen. De totstandkoming van de bedragen in de programmabegroting en de –rekening en de variaties die erin zitten, kunnen slechts met extra toelichting van de ambtelijke organisatie verklaard worden. Van gemeenteraadsleden mag niet verwacht worden dat ze op de wijze die in dit onderzoek is toegepast op zoek moeten naar verklaringen. Ook kan de samenhang tussen beleidskeuzen en financiële ontwikkelingen veel scherper gemaakt worden. Omdat beleid enerzijds en de financiële vertaling anderzijds enigszins lijken op gescheiden circuits, lopen de indelingen van begroting, jaarrekening en andere documenten niet parallel en is het te vaak een ‘zoektocht’ naar samenhang . Om verder een nog completer beeld te krijgen van de met de WMO gepaard gaande uitgaven, is het van belang om als raad ook inzicht te krijgen in de uitvoering(skosten) binnen dit prestatieveld. In het kader van de komende bezuinigingen is het niet onverstandig om ook deze kosten mee te nemen in de (beleids)afwegingen en het benoemen van prioriteiten hierbinnen.
ONDERZOEK NAAR DE UITVOERING VAN DE WMO IN DE GEMEENTE HOOGEZAND-SAPPEMEER
BELANGRIJKSTE CONCLUSIES
2.5
Benchmark
Opvallende uitkomsten uit de benchmark voor Prestatieveld 6 zijn: Hoogezand Sappemeer
Stadskanaal
Delfzijl
Veendam
Gemiddeld
Uitgaven hulp in de huishouding Per inwoner
107
126
97
132
116
Per oudere > 65
592
623
464
737
602
Per oudere > 75
1.330
1.343
1.008
1.583
1.313
84
61
80
50
69
Per oudere > 65
465
299
384
279
359
Per oudere > 75
1.045
644
835
598
782
192
187
177
183
185
Per oudere > 65
1.056
922
848
1.015
960
Per oudere > 75
2.375
1.987
1.843
2.181
2.095
Uitgaven individuele voorzieningen Per inwoner
Totaal uitgaven Per inwoner
Hieronder puntsgewijs een toelichting op bovenstaande tabel. 1. De kosten gerelateerd aan huishoudelijk verzorging en individuele voorzieningen zijn voor ouderen > 75 jaar aanzienlijk hoger, dan de kosten voor jongere ouderen. 2. De uitgaven voor hulp in de huishouding vertonen geen opvallende afwijkingen ten opzichte van de referentiegemeenten; echter, bij de uitgave per 75 plusser liggen de cijfers van H-S boven het gemiddelde. 3. Hoogezand-Sappemeer geeft aanzienlijk meer uit aan individuele voorzieningen dan andere gemeenten. Wanneer we nader inzoomen zien we dat de afwijking vooral zit in aanzienlijk hogere vervoerskosten, m.n. veroorzaakt door a) het aantal zones (10) waarbinnen gereisd mocht worden; b) de hoger gelegen inkomensgrens voor het heffen van een eigen bijdrage; c) het feit dat er de afgelopen jaren geen groei in de inkomsten uit eigen bijdragen heeft gezeten, terwijl er wel sprake is geweest van een groeiend aantal gebruikers. 2.6
Werken met prognoses
Om een meer gedegen inzicht te kunnen krijgen in de verwachte uitgaven en de raad daarover ook afdoende te kunnen informeren, is het van belang om meer met prognoses te gaan werken die mede gebaseerd zijn op het toenemende gebruik van de voorzieningen. Aan prognoses gaan analyses vooraf van de ontwikkeling van de vraag naar voorzieningen per doelgroep. Door deze ontwikkelingen te extrapoleren naar de toekomst, rekeninghoudend met demografische ontwikkelingen, ontstaat een beter beeld van de te verwachten ontwikkeling in de WMO-uitgaven. Op deze wijze worden de financiële risico’s die verband houden met de uitvoering van de WMO beter in beeld gebracht. Er wordt op dit moment gewerkt aan een prognosemodel voor de individuele voorzieningen. Zoals onder 2.3 ook reeds is aangegeven, zal de gemeente vanaf 2012 wel met prognosegegevens gaan werken.
ONDERZOEK NAAR DE UITVOERING VAN DE WMO IN DE GEMEENTE HOOGEZAND-SAPPEMEER
AANBEVELINGEN
2.7
Rol van de gemeenteraad
In het gesprek dat met de vertegenwoordigers van de raadsfracties is gevoerd, hebben deze raadsleden van zowel de coalitie- als van de oppositiepartijen feitelijk zelf vastgesteld, dat zowel de kaderstellende als de controlerende rol van de gemeenteraad uiterst beperkt is geweest. Deze conclusie geldt a) voor vaststelling c.q. besluitvorming van beleid door de raad in z’n algemeenheid en b) in dit specifieke geval ook voor het vastgestelde WMO-beleid. Ten aanzien van a) wordt door de fractievertegenwoordigers geconcludeerd, dat het binnen de gemeente Hoogezand-Sappemeer ‘cultuur’ is, dat de raad in de meeste gevallen min of meer afgeronde (citaat: ‘tot achter de komma uitgewerkte’) voorstellen van het college van B&W krijgt aangereikt, waaraan vervolgens nauwelijks nog valt te tornen. Echter, ook de raad zelf neemt geen initiatieven en constateert ook voor zichzelf dat ze bijvoorbeeld bij de bezuinigingen geen inhoudelijke kaders stelt. Ten aanzien van b) het WMO-beleid geldt dit dus eveneens. Maar ook het ongestructureerd aanleveren van informatie inzake de WMO, nagenoeg zonder koppeling tussen de inhoud van het beleid enerzijds en de beschikbare middelen anderzijds heeft de raad parten gespeeld. Dat die informatie vervolgens op verschillende momenten van aanlevering ook nog eens niet op elkaar aansluit, omdat bv. niet consequent op dezelfde items wordt gerapporteerd waardoor geen vergelijking door de jaren heen kan worden gemaakt, leidt ertoe dat het voor de raad praktisch ondoenlijk is beide genoemde rollen afdoende uit de verf te laten komen.
2.8
Rol en positie van WMO/WWB-adviesraad
De WMO-WWB adviesraad kiest nadrukkelijk voor een onafhankelijke adviesrol. De adviesraad is tevreden over zijn positionering sinds 2010 in het beleidsproces en brengt regelmatig adviezen uit. De WMO-WWB adviesraad staat los van belangenorganisaties en er is daardoor minder sprake van cliëntvertegenwoordiging. Hierdoor bestaat er bij raadsleden soms onduidelijkheid over rol/functie van de adviesraad in het beleidsproces.
3
AANBEVELINGEN Monitoring Met in achtneming van het kostenplaatje dat hieraan verbonden is, zou de raad op voorstel van het college moeten vaststellen ‘wat meten we wel en wat meten we niet en in welke frequentie dient er gemeten te worden’, opdat het veel meer gestructureerde informatie over de effecten van het beleid zal gaan opleveren en op basis daarvan beter inhoudelijke keuzes kunnen worden gemaakt. Aanbeveling 1: wij adviseren de raad om het college op te dragen de raad meer te informeren over de effecten van het beleid (outcome) en deze gestructureerd door het college aangeleverd te krijgen in de daarvoor geëigende documenten, waarbij er duidelijkheid en overeenstemming is over aard van/keuze voor de te meten gegevens en het tijdstip van realisering aanlevering gegevens. Zicht op prestaties partners Het is de gemeente niet gelukt zicht te krijgen op samenhang, mogelijke hiaten en/of overlaps, omdat het overzicht ontbreekt van de verschillende partners en hun hulpverleningsaanbod. De gemeente dient als regisseur van het totale WMO-veld een goed overzicht te hebben van de deelnemende partners, wat deze kunnen en moeten leveren aan hulpverlening en of dat uiteindelijk tegen de afgesproken kosten gebeurd. Aanbeveling 2: wij adviseren de raad om het college op te dragen de raad binnen prestatieveld 2 inzicht te geven in de deelnemende partners, hun hulpverleningsaanbod, de gevraagde (SMART-geformuleerde) prestaties alsmede de geleverde prestaties en tegen welke kosten.
ONDERZOEK NAAR DE UITVOERING VAN DE WMO IN DE GEMEENTE HOOGEZAND-SAPPEMEER
AANBEVELINGEN
Zicht op ‘eigen’ prestaties Wat ontbreekt, is de samenhang tussen de in de diverse beleidsnota’s geformuleerde ambities en voorgenomen activiteiten (waaronder de begroting) enerzijds en de verantwoording hierover in de diverse verantwoordingsrapportages (waaronder de jaarrekening) anderzijds. Omdat deze samenhang niet tot stand is gebracht, is het vaststellen hoe de verhouding ligt tussen doelstellingen, resultaten en middelen ingewikkeld. Ook het onderling vergelijken van de bedragen door de jaren heen wordt daardoor bemoeilijkt. Aanbeveling 3: wij adviseren de raad om het college op te dragen de raad te informeren op een zodanig wijze, dat er beter zicht ontstaat op de resultaten van het gevoerde beleid en dat kan worden vergeleken met eerdere (boek)jaren. Bezuinigingen De komende jaren laten een daling zien van de WMO inkomsten van de gemeenten door een landelijke bezuiniging van € 200 miljoen. Daarnaast is de trend, zowel landelijk als ook in Hoogezand-Sappemeer, dat er een groeiend beroep op voorzieningen wordt gedaan. Opvallend is verder, dat voor de begroting 2011 en bij de taakstelling voor de bezuiniging de factor ’groeiend beroep op de voorzieningen’ niet is meegewogen (terwijl bijvoorbeeld sinds 2008 het aantal gebruikers huishoudelijke verzorging met 27% is toegenomen). Met de bezuinigingstaakstelling is het extra urgent alle factoren die van invloed zijn mee te wegen, zoals: de demografische ontwikkeling en de aanzienlijke verschillen in bedragen van voorzieningen bij verschillende leeftijden. Kortom: het is risicovol om geen rekening te houden met een groeiend beroep op voorzieningen door een steeds ouder wordende bevolking. Omdat bij het begroten onvoldoende rekening is gehouden met vooral de volume-ontwikkelingen wordt het risico gelopen dat gerealiseerde bezuinigingen teniet worden gedaan door deze volume-ontwikkelingen. Aanbeveling 4: wij adviseren de raad om het college op te dragen de raad inzicht te geven in ontwikkelingen zowel binnen als over de omvang van m.n. de doelgroepen voor de prestatievelden 2 en 6, opdat de raad bij het vaststellen van (aanvullende) bezuinigingen hiermee rekening kan houden. Werken met prognoses Uit het onderzoek is gebleken dat de gemeente zich bij het begroten baseert op historische gegevens van het uitgavenniveau, aangevuld met verhogingen die gebaseerd zijn op de te verwachten ontwikkelingen in tarifering van uitvoerende partijen. Uit de gegevens blijkt dat jaarlijks het aantal gebruikers toeneemt. Het is opmerkelijk dat bij het begroten niet wordt gewerkt met prognoses en ondermeer dus geen rekening wordt gehouden met het groeiende beroep op de voorzieningen. Dit geldt zowel voor het beroep op huishoudelijke verzorging als het beroep op andere individuele verstrekkingen. Zonder goede prognoses ontbreekt het kompas om een juiste bezuinigingskoers te kunnen varen. Bij het hanteren van dergelijke prognoses moeten naar onze mening de volgende factoren worden betrokken: • Demografische ontwikkelingen binnen de gemeente gebruikmakend van aannames van het CBS, • Huidige vraag van de verschillende leeftijdscategorieën en dit relatieve aandeel gekoppeld aan de demografische ontwikkeling van de gemeente. • Ervaringsgegevens uit voorgaande jaren en daaruit af te leiden trends • Grotere effecten van het eigen Wmo-beleid, de richtlijnen vanuit het Rijk en de jurisprudentie. Naarmate de gemeente over meer ervaringsgegevens beschikt, is het mogelijk deze effecten beter in te schatten. Ook bijvoorbeeld het zogenaamde ‘algemeen gebruikelijk beleid’ zal van invloed zijn op de ontwikkeling van de vraag. • Nieuwe (soms ‘complexe’) doelgroepen o.g.v. de overheveling van AWBZ-taken naar de Wmo. Aanbeveling 5: wij adviseren de raad om het college op te dragen in de toekomstige beleidsdocumenten (waaronder die binnen de P&C-cyclus) prognoses te hanteren en niet alleen maar uit te gaan van historische gegevens en het toepassen van indexeringen en verder ook inzicht te krijgen in de uitvoering(skosten). Bij de prognoses dient een vertaling plaats te vinden van alle relevante factoren op het huidige en toekomstige uitgavenniveau als hiervoor weergegeven.
ONDERZOEK NAAR DE UITVOERING VAN DE WMO IN DE GEMEENTE HOOGEZAND-SAPPEMEER
TOT SLOT
Rol van de gemeenteraad Voor het door de raad adequaat kunnen invullen van de kaderstellende en controlerende rol dient als randvoorwaarde, dat de door de geïnterviewde raadsfracties gesignaleerde cultuur, van het bespreken in de raad van min of meer ‘afgetimmerde’ voorstellen van het college, dient te worden doorbroken. Door het aanleveren van zgn. richtinggevende nota’s (contourennota’s) door het college ontstaat veel meer ruimte voor debat tussen partijen en college en tussen partijen onderling en wordt de raad veel meer ‘uitgenodigd’ voor het inbrengen c.q. ontwikkelen van (aanvullende) ideeën en kan de raad hierbij eveneens kaders aangeven waarbinnen het college het uiteindelijk vast te stellen beleid verder dient uit te werken (meedenken en meepraten van de raad ‘aan de voorkant’ i.c. kaderstellend). Binnen een debat als hiervoor aangeduid kan ook veel beter worden meegegeven over welke specifieke aspecten (outcome) de raad op welke momenten door het college wenst te worden geïnformeerd, hetgeen de noodzakelijke structuur zal gaan opleveren om de controlerende rol van de raad meer tot z’n recht te laten komen. Voor de leden van het college van B&W en met name ook voor de ambtelijke organisatie (als voorbereiders van het beleid) vereist deze manier van werken wel een omslag. Aanbeveling 6: wij adviseren de raad om het college op te dragen met de raad in overleg te gaan over de mogelijkheden van het hanteren van de geschetste werkwijze en aan te geven langs welk tijdpad invoering hiervan kan verlopen.
4
TOT SLOT Samenvattend is ons oordeel dat de burgers die op de WMO zijn aangewezen redelijk tevreden zijn over de wijze waarop de gemeente Hoogezand-Sappemeer het WMO-proces heeft vormgegeven. Dat blijkt uit de onderzoeken naar klanttevredenheid die de afgelopen jaren voor Prestatieveld 6 (individuele voorzieningen) zijn uitgevoerd. Een aantal andere aspecten zoals die hiervoor in beeld zijn gebracht, zijn echter voor verbetering vatbaar. Een beleidsveld als de WMO, waarbinnen zo veel geld omgaat, verdient een verbeterslag v.w.b. het omschrijven en vaststellen van heldere doelstellingen, het inzichtelijk maken van (maatschappelijke) effecten, het hanteren van heldere prognoses waarbij rekening wordt gehouden met interne en externe factoren en besluitvorming waarbinnen afwegingen mogelijk zijn. Het is aan de raad om te beoordelen of zij ook hiervoor kaders wenst aan te geven.
ONDERZOEK NAAR DE UITVOERING VAN DE WMO IN DE GEMEENTE HOOGEZAND-SAPPEMEER
Onderzoek naar de
uitvoering van de wmo in de gemeente hoogezandsappemeer (periode 2007 - 2010)
Uitvoering van de Wmo Onderzoeksrapportage
In opdracht van de Ommelander Rekenkamer September 2011 RadarAdvies Hannie Dekker en Ferdinand Oort
1
INHOUDSOPGAVE 1
Inleiding
2
1.1
Aanleiding onderzoek
2
1.2
Wet maatschappelijke ondersteuning
2
1.3
Onderzoeksmodel
3
1.4
Centrale onderzoeksvragen en deelvragen
3
1.5
Onderzoeksmethoden
4
1.6
Normenkader
4
1.7
Leeswijzer
4
2
De uitvoering van de Wmo: beleid & resultaten
6
2.1
Inleiding
6
2.2
Bevindingen
8
2.3
Concluderend
13
3
Verdieping prestatieveld 2: preventieve ondersteuning jeugd
16
3.1
Inleiding
16
3.2
Bevindingen
17
3.3
Concluderend
20
4
Verdieping prestatieveld 6: individuele verstrekkingen
21
4.1
Inleiding
21
4.2
Bevindingen
22
4.3
Concluderend
24
5
Financiën
25
5.1
Inleiding
25
5.2
Bevindingen
26
5.3
Concluderend
38
6
Kaderstelling, controle door de raad
40
6.1
Inleiding
40
6.2
Bevindingen
40
6.3
Concluderend
41
Bijlage 1 – lijst van documenten
42
Bijlage 2 – lijst van geïnterviewde personen
44
Uitvoering van de Wmo in Hoogezand Sappemeer
1
1 Inleiding 1.1
Aanleiding onderzoek
De Ommelander Rekenkamer stelt jaarlijks een shortlist op met onderwerpen voor de onderzoeksagenda. Zij doet dit in overleg met de gemeenteraad. Onderwerpen worden gekozen aan de hand van een aantal criteria. Omdat er signalen waren dat er rondom de uitvoering van de Wmo vragen leefden, is dit onderwerp voor 2011 geselecteerd om te onderzoeken. In eerste instantie in de breedte en vervolgens met een verdiepingsslag op de prestatievelden 2 en 6.
1.2
Wet maatschappelijke ondersteuning
Op 1 januari 2007 is de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) ingevoerd.1 De wet is een samenvoeging van de oude Welzijnswet, de Wvg en onderdelen van de AWBZ en heeft als belangrijkste doelstelling het bevorderen van de zelfredzaamheid en participatie van burgers en het bevorderen dat zij zo lang mogelijk zelfstandig kunnen blijven wonen. Ook het bevorderen van de sociale cohesie, de leefbaarheid en het versterken van de civil society zijn doelstellingen van de Wmo. De Wmo kent 9 prestatievelden. Een aantal prestatievelden richt zich op de samenleving als collectief, andere richten zich op hulp aan individuen om hen in staat te stellen deel te nemen aan de samenleving. De 9 Wmo-prestatievelden
1. 2. 3. 4. 5.
6.
7. 8. 9.
1
Het bevorderen van de sociale samenhang in en leefbaarheid van dorpen, wijken en buurten. Op preventie gerichte ondersteuning van jeugdigen met problemen met opgroeien en van ouders met problemen met opvoeden. Het geven van informatie, advies en cliëntondersteuning. Het ondersteunen van mantelzorgers en vrijwilligers. Het bevorderen van de deelname aan het maatschappelijke verkeer en van het zelfstandig functioneren van mensen met een beperking of een chronisch psychisch probleem en van mensen met een psychosociaal probleem. Het verlenen van voorzieningen aan mensen met een beperking of een chronisch psychisch probleem en aan mensen met een psychosociaal probleem ten behoeve van het behoud van hun zelfstandig functioneren of hun deelname aan het maatschappelijke verkeer. Het bieden van maatschappelijke opvang, waaronder vrouwenopvang. Het bevorderen van openbare geestelijke gezondheidszorg, met uitzondering van het bieden van psychosociale hulp bij rampen. Het bevorderen van verslavingsbeleid.
Staatsblad 351, juni 2006
Uitvoering van de Wmo in Hoogezand Sappemeer
2
1.3
Onderzoeksmodel
In dit onderzoek maken we gebruik van de beleidscyclus als onderzoeksmodel (zie onderstaande figuur). Hiermee maken we het onderscheid tussen de begrippen ‘doelmatigheid’ en ‘doeltreffendheid’ inzichtelijk. Ook maakt het model inzichtelijk hoe en wanneer sturing en controle op de uitvoering van beleid (kunnen) plaatsvinden.
Maatschappelijke opgave (wettelijke verplichting)
Beleidsdoelstellingen (visie, ambitie, uitgangspunten) Effecten Doeltreffendheid van beleid
Middelen
Uitvoering
Resultaten
Doelmatigheid van uitvoering
1.4
Centrale onderzoeksvragen en deelvragen
De Ommelander Rekenkamer heeft besloten om in 2011 de uitvoering van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) te onderzoeken over de periode 2007-2010. Het onderzoek beslaat alle negen prestatievelden van de Wmo. De centrale onderzoeksvragen en de deelvragen zijn hiervoor benoemd in de Nota van Aanbevelingen. Centrale onderzoeksvragen Is de gemeente Hoogezand-Sappemeer er in geslaagd om op een goede manier de door haar geformuleerde doelstellingen ten aanzien van de Wmo te realiseren?
Uitvoering van de Wmo in Hoogezand Sappemeer
3
Heeft de gemeente Hoogezand-Sappemeer in het kader van het afnemen van de beschikbare middelen heldere keuzen gemaakt die ervoor zorgen dat de toekomstige doelen ten aanzien van de Wmo in evenwicht zijn?
In elk hoofdstuk wordt aangegeven op welke deelvragen daar antwoord zal worden gegeven.
1.5
Onderzoeksmethoden
Voor de gegevensverzameling en analyse is gebruik gemaakt van documentenanalyse, interviews en een eenvoudige benchmark. In de documentanalyse hebben we gekeken naar de totstandkoming en bijstelling van het beleid en de wijze waarop doelstellingen, resultaten en uitvoering met elkaar in samenhang worden gebracht in relevante beleidsstukken. Daarnaast hebben we gekeken naar de cijfermatige en financiële onderbouwing van het beleid. U vindt de geraadpleegde documenten in bijlage 1. Verder hebben wij interviews gehouden met de verantwoordelijk wethouders, leden van de gemeenteraad, ambtenaren en leden van de Wmo- WWB adviesraad (zie bijlage 2 voor de lijst met geïnterviewde personen). Tot slot hebben we een eenvoudige benchmark uitgevoerd door kengetallen en budgetten uit het Wmo-beleid van drie vergelijkbare gemeenten naast die van de gemeente Hoogezand-Sappemeer te leggen, en door navraag te doen naar de verklaring voor opmerkelijke verschillen tussen de cijfers van de drie referentiegemeenten en Hoogezand Sappemeer.
1.6
Normenkader
Uitgaande van ons onderzoeksmodel is een normenkader opgesteld aan de hand waarvan de uitvoering van het Wmo-beleid in Hoogezand-Sappemeer is getoetst. De gekozen normen vloeien voort uit landelijke wet- en regelgeving en lokale beleidsdoelstellingen en ambities. Daarnaast hanteert elke rekenkamer algemeen geaccepteerde normen van goed bestuur; die maken ook hier deel uit van het normenkader. Bij het beschrijven van de resultaten in de volgende hoofdstukken en het trekken van conclusies, zijn de onderzoeksvragen en het normenkader leidend.
1.7
Leeswijzer
In hoofdstuk 2 kijken we naar de manier waarop de doelstellingen zijn geformuleerd en in welke mate de gestelde doelen gerealiseerd zijn. Ook gaan we in de op rol van de Wmo-WWB adviesraad. Hoofdstuk 3 biedt een verdieping op prestatieveld 2: preventieve ondersteuning jeugd en jongeren. Hoofdstuk 4 gaat over prestatieveld 6: de huishoudelijke verzorging en de individuele verstrekkingen. We kijken onder andere naar de beleidsontwikkeling en maken een algemene benchmark. Hoofdstuk 5 gaat over de financiën. Aan bod komen: de uitgaven voor de Wmo in relatie tot de rijksbijdrage en de verdeling van de middelen
Uitvoering van de Wmo in Hoogezand Sappemeer
4
over de prestatievelden. Verder zoomen we nader in op de kostenontwikkeling op prestatieveld 6, maken we een financiële benchmark en gaan we in op de bezuinigingen. Hoofdstuk 6 gaat over de manier waarop invloed, sturing en controle is uitgeoefend op het Wmo-beleid. We kijken hierbij naar de invulling van de kaderstellende en controlerende rol door de raad en de rol van de Wmo WWB adviesraad.
Uitvoering van de Wmo in Hoogezand Sappemeer
5
2 De uitvoering van de Wmo: beleid & resultaten 2.1
Inleiding
Meedoen in een sociale samenleving De gemeente start met de voorbereidingen op de Wmo in 2005. In 2006 verschijnt een inventarisatie van de financiële gevolgen van de invoering van de Wmo. De totale uitvoeringskosten worden dan op 11 miljoen begroot. De aandacht is in het voorbereidingsjaar gericht op het operationeel inregelen van de nieuwe taak die op de gemeente afkomt: het aanbieden van huishoudelijke verzorging. Beleidsmatig sluit de gemeente volledig aan bij hetgeen in de AWBZ hiervoor geregeld was. In 2007 komt de nota ‘meedoen in een sociale samenleving’ tot stand. Deze nota is voor de gemeente het wettelijke verplichte vierjarig Wmo beleidsplan. Het beleidsplan beschrijft de acht uitgangspunten van de gemeentelijke visie op de Wmo. Deze nota is de kapstok voor de beleidsmatige uitwerking van de verschillende prestatievelden van de Wmo. Uitwerking van de verschillende prestatievelden De prestatievelden 1, 4 en 5 zijn uitgewerkt in de nota leefbaarheid en maatschappelijke participatie. De doelgroepen van deze nota zijn ‘kwetsbare groepen’: jeugd, mensen met een beperking, ouderen, allochtonen en huishoudens met lage inkomens. De focus van de werkzaamheden ligt in de aandachtswijken en de problemen die zich daar voordoen. De gemeente kiest voor het inzetten van middelen en capaciteit in de aandachtswijken en het Wmo beleid verbinden met wijkgericht werken, de woonvisie en de ontwikkeling naar woonservicegebieden. De uitvoering ligt onder meer bij de welzijnsorganisaties Kwartier en Noordermaat. Prestatieveld 2 heeft beslag gekregen in de nota integraal jeugdbeleid. De doelstelling van het integraal jeugdbeleid van de gemeente is een samenhangend pakket van voorzieningen en interventies waarmee gelijke kansen voor alle kinderen worden bevorderd. Dit wordt uitgewerkt voor de thema’s zorg, onderwijsachterstand en participatie. Voor onderwijsachterstanden en participatie kiest de gemeente voor voortzetting van het ingezette beleid. Aan de zorgkant is de ambitie om een lokale zorgstructuur rond het kind te bieden in samenwerking met maatschappelijke organisaties. Voor de prestatievelden 3 en 6 zijn de verordening, het besluit en de beleidsregels maatschappelijke participatie opgesteld. Op deze prestatievelden ligt de focus van de inspanningen op de werkzaamheden van de loketten en uiteindelijk op de inrichting van één klantgericht loket. Dit is in 2009 gerealiseerd. De gemeente neemt een steeds grotere rol op zich wat betreft indicatiestelling en brengt de indicatiestellingen voor individuele voorzieningen en voor huishoudelijke hulp samen. Een belangrijke ontwikkeling op prestatieveld 6 is de zogenaamde ‘kanteling’. Hiermee wordt bedoeld dat burgers eerst aangesproken worden op wat ze zelf kunnen oplossen, voordat de gemeente dienstverlening inzet.
Uitvoering van de Wmo in Hoogezand Sappemeer
6
De prestatievelden 7 t/m 9 worden door regiogemeenten ingevuld. Voor Hoogezand Sappemeer is de regiogemeente Groningen. Bij de regionale beleidsvorming is sprake van intensieve provinciale samenwerking. Bij de totstandkoming van het regionale beleid zit ook de gemeente aan tafel. Prestatieveld 8 heeft een eigen gemeentelijke invulling gekregen met de totstandkoming van de regiovisie Oggz Hoogezand Sappemeer en Slochteren. Concrete activiteiten op dit prestatieveld zijn: het zorgnetwerk jeugd en volwassenen, project risicogezinnen (2007-2008), het meldpunt zorg en overlast, het OGGz zorgteam. Boegbeelden Ook het collegeprogramma ‘Boegbeelden’ (2010-2014) vormt een belangrijk kader voor de uitvoering van de Wmo. Zeven actiepunten zijn rechtstreeks gekoppeld aan de uitvoering van de Wmo. Zoals: het op een interactieve wijze maken van wijkontwikkelplannen voor de aandachtswijken, stimuleren van activiteiten en voorzieningen voor jongeren, uitbreiden van de werkzaamheden van het zorgloket. Recente ontwikkelingen In 2010 stelt de gemeente de startnotie ‘van verzorging naar participatie’ op. In deze startnotitie wordt een schets gegeven van de veranderingen die op de gemeente afkomen, met de verwachting dat het beroep op Wmo-voorzieningen zal toenemen en daarmee ook de financiële druk. Een verschuiving van ‘cure’ naar ‘preventie’ is gewenst. De startnotitie is uitgewerkt in de nota ‘de burgers in de benen’. De inhoud van deze nota valt buiten het bestek van dit onderzoek omdat deze in 2011 is aangeboden. Onderzoeksvragen De Rekenkamercommissie wil graag weten of het Wmo-beleid in de onderzoeksperiode 2007-2010 doeltreffend is uitgevoerd. De drie deelvragen die in dit hoofdstuk centraal staan zijn: - Zijn voor de negen prestatievelden de doelen en de te leveren prestaties helder in kaart gebracht? - Zijn, na vier jaar uitvoering, de voorgenomen prestaties geleverd en de doelen bereikt? - Op welke onderdelen heeft de Wmo/WWB adviesraad geadviseerd. Hoe tevreden zijn zij over de rol die ze in het proces spelen? Onze bevindingen beschrijven we in paragraaf 2.2. De benoemde deelvragen behandelen we elk in een aparte subparagraaf: de doelen en te leveren prestaties in 2.2.1., de geleverde prestaties en behaalde doelen in 2.2.2. en de rol van de adviesraad in 2.2.3. In paragraaf 2.3. trekken we enkele conclusies.
Uitvoering van de Wmo in Hoogezand Sappemeer
7
2.2
Bevindingen
2.2.1 Doelen en te leveren prestaties In het beleidsproces worden verschillende stappen doorlopen om van een probleem tot een oplossing te komen, of iets preciezer: om van een maatschappelijke opgave voor beleid tot maatschappelijke effecten van beleid te komen. In deze paragraaf gaan we in op het eerste deel van het beleidsproces, namelijk: het formuleren van doelen en prestaties. De uitgangspunten van het Wmo beleid grotendeels herkenbaar De bij aanvang geformuleerde acht uitgangspunten van het Wmo beleid zijn overwegend herkenbaar terug te vinden in de gemaakte beleidskeuzes. Vijf uitgangspunten zien we duidelijk terug: - de focus van het beleid is op deelname van kwetsbare groepen geweest, - het voorzieningenniveau is de afgelopen jaren in stand gebleven, - individuele voorzieningen zijn kwalitatief op orde gehouden, - er is gekozen om actief in te grijpen in de persoonlijke levenssfeer (m.n. Oggz), - er is samenwerking met partners (zoals Kwartier, Noordermaat, regio gemeenten). Het uitgangspunt ‘voorkomen is beter dan genezen’ is minder helder ingevuld: de invulling van activiteiten is voornamelijk curatief. Een ander uitgangspunt, namelijk of het beleid kan rekenen of draagvlak bij burgers en maatschappelijke organisaties, is niet onderzocht, want deze viel buiten de scope van dit onderzoek. Integraliteit van beleid Uit de bestudeerde documenten en de gehouden interviews komt het beeld naar voren dat het Wmo beleid in de gemeente breed en integraal is opgezet. Voorbeelden van deze integrale aanpak zijn onder andere: - het integraal jeugdbeleid (prestatieveld 2): dit wordt ook verbonden met prestatieveld 1, prestatieveld 8 (Oggz) en met onderwijsachterstanden, - leefbaarheid en maatschappelijke participatie (prestatieveld 1, 4 en 5): dit wordt verbonden met de wijkaanpak, woonvisie en woonservicegebieden. Door de integrale aanpak dient er samenhang te ontstaan tussen de beleidsdoelstellingen op de prestatievelden en verschillende beleidsterreinen. Doelen breed en abstract Bij het formuleren van doelstellingen is het van belang dat deze zo concreet mogelijk zijn. Want dan kan na verloop van tijd beoordeeld worden of de doelstellingen behaald zijn en ontstaat de mogelijkheid om beleid te sturen of doelstellingen aan te passen,
Uitvoering van de Wmo in Hoogezand Sappemeer
8
Na bestudering van de verschillende beleidsdocumenten blijkt dat de doelen overwegend breed en abstract zijn geformuleerd. Zo ontbreekt bij vrijwel alle prestatievelden een tijdspad (wanneer is het beoogde resultaat bereikt?). De enige uitzondering hierop is het jeugdbeleid. Ook ontbreekt bij de beschrijving van verschillende prestatievelden een financiële vertaling. Bijvoorbeeld: in de nota ‘leefbaarheid en maatschappelijke participatie’ vindt geen financiële vertaling plaats naar de concrete omvang van de middelen. Verder ontbreekt bij verschillende prestatievelden een duidelijke inhoudelijke doelstelling. Bijvoorbeeld, op de prestatievelden 3 en 6 zijn geen inhoudelijke doelen geformuleerd. De ‘opgave’ in het sociale domein laat zich soms lastig definiëren en meten. Brede doelstellingen, zoals het bestrijden van achterstanden, het verminderen van factoren die het risico op sociaal isolement bevorderen en het bewerkstelligen van participatie voldoen als onderdeel van een visie. Een verdere doorvertaling (naar indicatoren) in dit stadium van het beleidsproces is gewenst omdat daarmee de mogelijkheid ontstaat voortgang te monitoren op vastgestelde indicatoren en uiteindelijk uitspraken te doen over of doelen bereikt worden. Geformuleerde doelen en prestaties: samenhang vaak niet duidelijk In de beleidsdocumenten van Hoogezand Sappemeer is over het algemeen de samenhang tussen doelstellingen, middelen, activiteiten, resultaten en effecten lastig vast te stellen. In de beleidsdocumenten komen een basisanalyse, doelstellingen en activiteiten aan bod. De koppeling naar middelen, resultaten en effecten blijft veelal achterwege. De uitwerking naar middelen vindt hoofdzakelijk plaats in de programmabegroting. In de programmabegroting en in de programmaverslagen wordt ten dele aangegeven welke activiteiten uitgevoerd zijn. Met ten dele bedoelen we dat de voortgangsrapportage een beperkt aantal activiteiten betreft. De meest concrete resultaten die gemeld worden, zijn voor een aantal projecten, de aantallen bereikte klanten. Onduidelijkheid over omvang doelgroep in beleidsstukken Wat verder opvalt is dat in de door ons bestudeerde beleidsdocumenten niet terug te vinden is wat de omvang is van de diverse groepen waarop het Wmo-beleid zich richt: hoeveel ouderen, mensen met een beperking, chronisch, (ex-)verslaafden of (ex-)daklozen kent Hoogezand Sappemeer? Hoeveel mensen zetten zich in als vrijwilliger of mantelzorger? Dit soort cijfers komen we soms tegen in de programmabegrotingen en verslagen, maar niet structureel en ook niet altijd voldoende duidelijk. Bijvoorbeeld: in de programmarekening van 2008 staat een tabel met een schatting van de omvang van kwetsbare groepen in 2008 en 2020. Deze tabel wordt verder echter niet toegelicht: wat is de betekenis van deze opsomming, hoe ontwikkelen de groepen zich in omvang en samenstelling en wat zijn mogelijke beleidsconsequenties? Hierdoor geeft deze tabel weinig bruikbare achtergrondinformatie aan raadsleden. Overigens vergt het achterhalen van de omvang van doelgroepen van het Wmo beleid op lokaal niveau, vanwege het ontbreken van registraties op bepaalde kenmerken (bijvoorbeeld Oggz) vaak kostbaar onderzoek.
Uitvoering van de Wmo in Hoogezand Sappemeer
9
Wanneer het gaat om concrete projecten worden er wel gegevens over de omvang van de doelgroep gebruikt. Bijvoorbeeld: de omvang van het project Kinderen tellen mee is gebaseerd op geïdentificeerde risicogezinnen door de JGZ.
2.2.2 Prestaties en behaalde doelen Een volgende stap in het beleidsproces is bepalen of de vooraf gestelde doelen en verwachte prestaties ook behaald zijn. In deze paragraaf maken we inzichtelijk welke prestaties zijn behaald en hoe hierover is gerapporteerd aan de raad. Onduidelijkheid over doelbereik Bij ons onderzoek naar het doelbereik, speelt het in de vorige paragraaf geconstateerde feit, dat de doelen slechts in beperkte mate concreet gemaakt zijn, ons parten. Daarmee is of doelstellingen zijn bereikt niet eenduidig vast te stellen, omdat op vrijwel alle prestatievelden de doelstellingen slechts globaal zijn vastgesteld en er geen doorvertaling naar concrete resultaten heeft plaatsgevonden. Overzicht van resultaten Over het doelbereik is het moeilijk om concrete uitspraken te doen. Over de uitgevoerde acties en projecten is wel een overzicht te geven. Hieronder vindt u de belangrijkste resultaten uit de periode 2007 -2010 voor de Wmo (bron: programmaverslagen en toelichting bij de jaarrekening). Wmo-beleid Hoogezand Sappemeer: gerealiseerd (stand van zaken 2011) Prestatieveld 1, 4, 5 - Nieuwe uitvoeringsstructuur welzijnsorganisatie (Prisma -> Kwartier) - Verdergaande integratie Kwartier en Noordermaat - Toegenomen wijkfocus van Kwartier - Project woonkans met AMW en GKB - Mantelzorgondersteuning en respijtzorg - Project ‘Samen aanpakken in Gorecht West’ Prestatieveld 2 - Project Kinderen tellen mee - Zorgnetwerk jeugd Prestatieveld 3, 6 - Digitaal loket WWZ - Integraal loket WWZ: indicatiestelling individuele voorzieningen en HH samen - Prognose model ontwikkeling Wmo voorzieningen voor korte en middellange termijn - Project Kanteling Wmo Prestatieveld 7, 8, 9 - Project Pieter Langendijkstraat - Meldpunt zorg & overlast
Uitvoering van de Wmo in Hoogezand Sappemeer
10
-
Project buurtbemiddeling
De Wmo WWB adviesraad is geïnstalleerd en heeft diverse adviezen verstrekt.
Op alle prestatievelden zijn activiteiten ontplooid Op basis van bovenstaand overzicht stellen we vast dat op alle prestatievelden activiteiten zijn ontplooid. Deze activiteiten bevinden zich enerzijds op het terrein van het inrichten van uitvoeringsorganisaties (loket WWZ, ‘nieuwe’ welzijnsorganisatie, zorgnetwerk jeugd) en anderzijds op het niveau van uitgevoerde projecten (woonkans, kinderen tellen mee, start Gorecht West). Uit de gesprekken en bestudeerde documenten vallen ten aanzien van bovenstaand overzicht nog de volgende zaken op: - De inspanningen op de prestatievelden 1, 4, 5 en 6 zijn voor een belangrijk deel gericht geweest op het herinrichten van de uitvoering. Hierdoor zijn de beleidsinhoudelijke ontwikkelingen en het monitoren van prestaties en effecten gaan achterlopen op de plannen die voor deze onderdelen waren vastgelegd. - Wat verder opvalt is dat niet altijd over alle relevante resultaten gecommuniceerd worden. Uit de gesprekken komt de integraliteit van het Wmo beleid naar voren, iets dat amper uit de programmabegroting en – rekening ‘welzijn en zorg’ te destilleren valt. Bijvoorbeeld, het project ‘aanpakken in Gorecht West’. In dit project wordt een sterke verbinding gelegd tussen de Wmo enerzijds en de wonen/wijkaanpak anderzijds. Dit project wordt slechts zijdelings genoemd in de begrotingen en rekeningen, terwijl dit door verschillende geïnterviewden als een voorbeeldproject voor de toekomst wordt beschouwd en er hiervoor ook een aanzienlijke financiering vanuit provincie en Rijk is gegenereerd. Dan lijkt het logisch om hier in de rapportages aan de raad meer aandacht aan te besteden. Weinig lijn in rapportage in programmabegrotingen en rekeningen In de programmabegrotingen en rekeningen valt de uitvoering van de Wmo onder het programma Welzijn en Zorg. Het valt op dat de rapportagestructuur geregeld wordt gewijzigd, waardoor onderlinge vergelijking tussen jaren amper tot niet mogelijk is. Hieronder lichten we dit nader toe. - De onderwerpen waarover gerapporteerd wordt lopen per jaar uiteen. Het onderling vergelijken van jaren is daardoor lastig. - Ook verschilt de meeteenheid door de jaren heen. Bijvoorbeeld: in 2008 wordt gerapporteerd over het aantal verstrekkingen HH, terwijl er in de volgende jaren gerapporteerd wordt over het aantal indicaties. Verstrekkingen betreft de omvang van de volledige groep gebruikers van de voorziening, indicaties betreft de personen voor wie in dat jaar een positieve indicatie is afgegeven. Dit is doorgaans een kleinere groep. - Tevens valt op dat cijfers die worden genoemd niet altijd geduid worden (wat betekent het cijfer bijvoorbeeld in relatie tot het gestelde doel?). Hiermee blijft de betekenis van de cijfers veelal duister, te meer omdat er ook geen concrete doelstellingen of indicatoren zijn vastgelegd op de diverse Wmo-prestatievelden. Monitoring onvoldoende
Uitvoering van de Wmo in Hoogezand Sappemeer
11
Alleen programmaverslagen boden ons onvoldoende aanknopingspunten om vast te stellen op welke onderdelen prestaties zijn geleverd en doelen zijn bereikt. Daarom is op specifieke onderdelen doorgevraagd bij respondenten, zoals bijvoorbeeld over de wijze waarop de gemeente haar voornemens over monitoring uitvoert. - In de nota leefbaarheid en participatie is een voorzet gedaan om tot SMART doelstellingen te komen met betrekking tot welzijnsaspecten. Verdere uitwerking heeft de afgelopen jaren geen gestalte gekregen. Hierdoor is het niet mogelijk om de voortgang met betrekking tot het bereiken van doelstellingen aan te geven. Ten tijde van het onderzoek is aangegeven dat er vanaf 2011 gerapporteerd gaat worden over doelstellingen, indicatoren en maatschappelijke effecten. - Aan de respondenten is gevraagd op welke wijze de gemeente de voortgang van het Wmo beleid monitort. In bijvoorbeeld de beleidsnota’s ‘meedoen in een sociale samenleving’ en ‘leefbaarheid en maatschappelijke participatie’ stonden voornemens hierover. De voornemens zijn nog niet omgezet in concrete acties. Het leefbaarheidsonderzoek uit 2007 is niet herhaald en de Groninger gemeente monitor2 is niet ingezet; wel zijn met de welzijnsinstelling voor 2011 afspraken gemaakt over het monitoren van effecten. - Er is een inhoudelijke evaluatie uitgevoerd van het jeugdbeleid. Op basis van ons onderzoek kunnen we stellen dat er nauwelijks werk gemaakt is van het monitoren van beleidseffecten. Het inzicht in wat de effecten zijn van het ingezette beleid en middelen ontbreekt hiermee grotendeels.
2.2.3 Inspraak en participatie: de Wmo/WWB adviesraad Inspraak en participatie van cliënten maakt een elementair onderdeel uit van de Wmo. De adviesraad Wmo/WWB is hierin een belangrijke speler. We hebben met vertegenwoordigers van de adviesraad gesproken over hun rolopvatting en rolinvulling. In deze paragraaf bespreken we onze bevindingen. Adviesraad tevreden over hun rol De Wmo/WWB adviesraad is van mening dat zij vanaf 2010 goed in het beleidsproces is gepositioneerd en is nu tevreden over zijn rol. Zij geven aan dat het in de jaren daaraan voorafgaand regelmatig is voorgekomen dat ze te laat om advies gevraagd werden, maar het lukt sinds 2010 om in een vroeg stadium overleg te hebben over de onderwerpen waarover de adviesraad om advies gevraagd zal worden. Gevraagd, onafhankelijk advies De adviesraad adviseert zowel College als raad. Het gaat om gevraagd advies. Ongevraagd adviseren is nog niet voorgekomen. Eén van de redenen die de adviesraad hiervoor noemt is dat zij op geen enkel moment op volle sterkte heeft kunnen opereren. Het kost de adviesraad moeite om leden te vinden die de door hen beoogde invulling kunnen geven aan het lidmaatschap van de adviesraad. 2
De Groninger Gemeente Monitor is door het CMO ontwikkelt ter ondersteuning van beleidskeuzes in het sociale domein. Bij aanvang van de Wmo overweegt de gemeente Hoogezand Sappemeer deze monitor in te zetten om beleidseffecten inzichtelijk te krijgen.
Uitvoering van de Wmo in Hoogezand Sappemeer
12
De adviesraad geeft aan te hechten aan zijn onafhankelijkheid. De adviesraad onderhoudt contacten met belangenorganisaties en luistert hiernaar, maar de adviesraad is geen spreekbuis van de belangenorganisaties. Met zijn nadruk op onafhankelijkheid onderscheidt de Wmo/WWB adviesraad zich van andere gemeenten. Vaak is in andere gemeenten nadrukkelijker sprake van vormen van (afgeleide) cliëntenvertegenwoordiging. In Hoogezand Sappemeer ontstaan in de praktijk misverstanden bij raadsleden en maatschappelijke organisaties over de rol/functie van de Wmo/WWB adviesraad. De verwachtingen over positionering zijn anders dan de feitelijke positionering van de raad. Overzicht van adviezen van de adviesraad Op de volgende Wmo onderdelen heeft de adviesraad de afgelopen jaren een advies uitgebracht aan college en raad(scommissie Welzijn). De adviesraad heeft ook adviezen gegeven aan maatschappelijke organisaties, deze zijn niet in dit overzicht opgenomen. Jaar 2007 2008
2009
2 010
2.3
Onderwerp Ouderenonderzoek Notitie structuur nieuwe welzijnsorganisatie ‘Meedoen in een sociale samenleving’ Beleidsplan Wm 2008-2012 Plan van aanpak ouderenonderzoek Raadsvoordracht tijdelijke aanpak wegvallen ondersteunende begeleiding en pakketmaatregelen AWBZ Subsidieverzoek veur mekander Nationaal actieplan sport en bewegen Europese aanbesteding hulp bij het huishouden Aanbod zorg en welzijnsdiensten Kwartier Evaluatie integraal jeugdbeleid Kinderen Tellen Mee (KTM) Startnotitie wmo-beleid Raadsvoorstel bezuinigingen ( Wmo/Wwb) Aanvullende reactie op raadsvoorstel bezuinigingen ( Wmo/Wwb)
Concluderend
De eerste deelvraag die in dit hoofdstuk centraal staat, gaat over de vraag of voor de negen prestatievelden van de Wmo de doelen en de te leveren prestaties helder in kaart gebracht. Om te beginnen kunnen we concluderen dat de bij aanvang gefomuleerde uitgangspunten van het Wmo beleid overwegend herkenbaar zijn terug te vinden in de gemaakte beleidskeuzes. Verder beoordelen we het als positief dat het Wmo beleid veelal integraal wordt bekeken: er wordt samenhang gezocht met andere prestatievelden binnen de Wmo of relevante beleidsterreinen buiten de Wmo. Wel zou volgens ons de samenhang
Uitvoering van de Wmo in Hoogezand Sappemeer
13
tussen de verschillende beleidsvelden nog beter zichtbaar gemaakt kunnen worden. Het is nu te impliciet en de meerwaarde en de winst van de samenhang (bijvoorbeeld efficiency verhoging) blijft te onduidelijk voor bijvoorbeeld raadsleden. Een aandachtspunt is het formuleren van beleidsdoelstellingen. Waar inhoudelijke en/of financiële doelstellingen zijn, worden ze in onvoldoende mate concreet gemaakt (prestatieveld 1, 2, 4, 5 en 8). Soms ontbreken inhoudelijke doelstellingen volledig. Specifieke aandacht vragen we voor de prestatievelden 3 en 6: er is alleen een financiële doelstelling (budgettair neutraal) geformuleerd. Wij vinden het opvallend dat juist het prestatieveld met de hoogste uitgaven, de afgelopen vier jaar uitsluitend als een uitvoeringskwestie is opgepakt, terwijl hier zeker beleidsinhoudelijke keuzes op te maken zijn, zoals onder andere blijkt uit de ‘inventarisatie gemeentelijke besparingsmogelijkheden bij individuele voorzieningen’ van de VNG (2011). Wel is helder in beeld te brengen welke projecten of acties er binnen de verschillende prestatievelden zijn uitgevoerd. Vervolgens is het echter lastig om informatie te achterhalen over de concrete resultaten van die projecten en acties. Veelal wordt er alleen gerapporteerd over de aantallen bereikte klanten per project; over de effecten van de projecten is weinig bekend of beschikbaar. Het uitvoeren van voornemens over effectmeting blijft achterwege. Over de effectiviteit van het gevoerde beleid is daarmee weinig te zeggen. De tweede deelvraag van dit hoofdstuk gaat over de kwestie of, na uitvoering van vier jaar Wmo-beleid, de voorgenomen prestaties geleverd zijn en de gestelde doelen bereikt zijn. Ten eerste concluderen we dat het moeilijk, zo niet ondoenlijk is, om deze vraag te beantwoorden. Of datgene is gebeurd wat is voorgenomen en of daarmee ook is bereikt wat de bedoeling was, kan niet vastgesteld worden wanneer concrete doelstellingen ontbreken. Ten tweede valt het op dat, over de concrete zaken waarover wel gerapporteerd wordt, de rapportages moeilijk te duiden zijn: door de jaren heen worden bijvoorbeeld geregeld onvergelijkbare grootheden gebruikt of wordt er over wisselende onderwerpen gerapporteerd waardoor het voor raadsleden niet mogelijk is een oordeel te vellen over of resultaten bereikt zijn. Dit betekent ook dat het voor de gemeenteraad ondoenlijk is om zijn kaderstellende en controlerende rol in te vullen. Helderdere en meetbaardere beleidsdoelstellingen en consequentere rapportages over resultaten en effecten zijn hiervoor nodig. Voor alle duidelijkheid: uit ons onderzoek blijkt niet dat er geen relevante projecten uitgevoerd worden op het terrein van de Wmo in Hoogezand Sappemeer, maar de informatievoorziening en communicatie hierover is mager. In de derde deelvraag staat de adviserende rol van de Wmo/WWB adviesraad centraal. Uit het onderzoek komt naar voren dat de adviesraad in de periode 2008 –
Uitvoering van de Wmo in Hoogezand Sappemeer
14
2010 dertien gevraagde adviezen heeft uitgebracht. De adviesraad geeft aan tevreden te zijn over hun rol: waar het in de beginperiode voorkwam dat ze te laat om advies gevraagd werden, ontvangen ze adviesvragen van het college en de raad nu op tijd.
Uitvoering van de Wmo in Hoogezand Sappemeer
15
3 Verdieping prestatieveld 2: preventieve ondersteuning jeugd 3.1
Inleiding
De Rekenkamercommissie wenste een verdiepingsslag op het meten van effecten op prestatieveld 2: preventieve ondersteuning. Het gaat om de mate waarin zichtbare prestaties worden geleverd, de wijze waarop de gemeente deze (beoogde) prestaties heeft gemeten en gemonitord en de effecten die de ingezette middelen opleveren. Prestatieveld 2 richt zich op preventieve ondersteuning van jeugdigen met problemen met opgroeien en de preventieve ondersteuning van ouders met opvoedproblemen. De gemeente is daarbij verantwoordelijk voor de vijf functies op het terrein van de vrij toegankelijke (niet-geïndiceerde) opvoed-, opgroei- en gezinsondersteuning, namelijk: 1) Informatie en advies: het gaat om het geven van ongevraagde informatie over opvoeden en opgroeien (voorlichting) en het beantwoorden van specifieke vragen van ouders en jeugdigen; 2) Signalering: vroegtijdige signalering van problemen van jeugdigen en opvoeders, ook als de betrokkene de problemen wellicht (nog) niet goed onderkend; 3) Toeleiding/ doorverwijzing naar gemeentelijk hulpaanbod: bieden van zo snel mogelijke hulp op basis van een overzichtelijk ondersteunings- en zorgaanbod 4) Pedagogische hulp: kortdurende advisering en lichte hulpverlening op momenten dat de opvoeding dreigt te stagneren; 5) Coördinatie van hulp op lokaal niveau: hulp aan gezinnen met meervoudige problematiek, die geen greep hebben op de eigen situatie. De gemeente Hoogezand-Sappemeer voert een integraal jeugdbeleid. Hieronder valt onder andere: jeugdbeleid, onderwijsbeleid en jeugdgezondheidszorg, maar ook jongerenparticipatie en vrije tijd. Vrijwel alle bestaande beleidsdocumenten zijn gebaseerd op het integraal jeugdbeleid. Het integraal jeugdbeleid beslaat een breder terrein dan de genoemde functies van prestatieveld 2 van de Wmo en heeft een overlap met de prestatievelden 1, 4, 5 en 8. Dit betekent dat we deze vijf functies uit het integraal jeugdbeleid hebben moeten lichten. De gemeente is regisseur en daarmee verantwoordelijk voor de samenhang en afstemming tussen instellingen die zich richten op het preventief jeugdbeleid. Tijdens de onderzoeksperiode heeft de gemeente Hoogezand-Sappemeer ervoor gekozen om een nieuwe manier van effectmeting voor het jeugdbeleid in te voeren. Hiervoor is een notitie opgesteld. Voor dit onderzoek hebben we beide
Uitvoering van de Wmo in Hoogezand Sappemeer
16
systematieken geanalyseerd, zodat we iets kunnen zeggen over de relatie tussen beide3.
3.2
Bevindingen
Relatie tussen activiteiten, resultaten en effecten Een volledig onderzoek naar de relatie tussen de inzet van activiteiten en het maatschappelijk effect daarvan ligt buiten de opzet van dit onderzoek. Dit vraagt om een meer wetenschappelijke benadering, waarbij autonome effecten4 en externe factoren5 worden buiten gesloten. We kunnen wel aangeven of er sprake is van een aannemelijke relatie tussen de ingezette activiteiten en de opgetreden effecten. De resultaten van gemeentelijk jeugdbeleid op prestatieveld 2 Op basis van een analyse van de relevante beleidsdocumenten, geven we een overzicht van de gerealiseerde resultaten. Deze zijn verwerkt naar de vijf functies van prestatieveld 2. Functies Prestatieveld 2 Informatie en Advies
Gerealiseerde resultaten • • • • •
Signalering
• • • • • •
Toeleiding/ doorverwijzing naar gemeentelijk hulpaanbod Pedagogische hulp
• • • • •
6
Ontwikkeling Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG) Jongerenwebsite JongIn gerealiseerd Kindergemeenteraad en Wegwijsdag uitgevoerd Voorlichtingsactiviteiten door Bureau Halt, o.a. over verslavingspreventie en een anti-vandalismeproject Projecten ‘Jouw schuld=jouw schuld’ (deelname: 47 personen in 2009) en ‘Spoorzoekers’ (deelname: 6 jongeren) Kinderen tellen mee: screening 170 gezinnen Verwijsindex (Zorg voor Jeugd) Schoolmaatschappelijk werk op alle scholen Jongerencentrum/ Jeugdhonk, gemiddeld 40 bezoekers per avond Funmiddag jonge mantelzorgers: deelname jaarlijks gemiddeld 30 kinderen Voorschoolse activiteiten: 32 leidsters geschoold, 60% van de peuters neemt deel (2011) Peuterspeelzaalwerk Reguliere ondersteuning Jeugdgezondheidzorg Inzet randgroepjongerenwerker, gemiddeld 92 jongeren per jaar begeleid Inzet jongerenwerk en jongerenbus (laatste afgeschaft per 11-2011) Proefimplementatie licht pedagogische hulpverlening met
3
De onderzoekers hebben gewerkt met een conceptversie van de nieuwe systematiek. Hierop zijn de bevindingen gebaseerd. Er hebben bijstellingen plaatsgevonden, die niet meer in het onderzoek meegenomen konden worden. 4 Zonder de inzet van activiteiten zijn er ook effecten zichtbaar. 5 Effecten worden veroorzaakt door andere activiteiten dan van de gemeente. 6 Het CJG biedt een bijdrage aan alle vijf functies van prestatieveld 2.
Uitvoering van de Wmo in Hoogezand Sappemeer
17
(advies en lichte hulpverlening)
• • •
Coördinatie van hulp op lokaal niveau
Triple P, minimaal 55 gezinnen Kinderen tellen mee: langdurige ondersteuning 80 gezinnen, kortstondige ondersteuning 90 gezinnen Schoolplus project, deelname 13 kinderen (gestopt per 1-12011) Zorgnetwerk Jeugd (backoffice CJG)
Er zijn voldoende activiteiten uitgevoerd, die tot resultaten hebben geleid op de vijf functies. De gemeente heeft als regisseur echter ook zicht nodig op het aanbod en de juiste kwaliteit daarvan, de aansluiting op de vraag van jeugdige en ouder en de samenwerking tussen partners. In dat kader hebben we een overzicht van de verschillende partners en het hulpverleningsaanbod dat zij bieden, niet aangetroffen. Zo kan, met zo’n overzicht, worden achterhaald welke bijdrage iedere samenwerkingspartner heeft, c.q. wat mag worden verwacht in de totstandkoming van de vijf functies en ontstaat zicht op de samenhang, mogelijke hiaten en/of overlap (bijvoorbeeld in een nadere verdeling van leeftijdsgroepen). Nieuwe wijze van effectmeting: verschillen in oude en nieuwe systematiek De gemeente heeft tijdens de onderzoeksperiode gekozen voor een nieuwe wijze van meten van effecten van het integraal jeugdbeleid. Als we beide systematieken vergelijken, kunnen we het volgende vaststellen. Onderdelen effectmeting Doelstellingen
Oude systematiek
Nieuwe systematiek
•
In een aantal gevallen ontbreken doelstellingen van activiteiten en kunnen doelstellingen meer SMART worden geformuleerd.
•
Indicatoren
•
•
Resultaten en effecten
•
Naar aanleiding van de inhoudelijke beleidsevaluatie is een aanscherping gemaakt op de indicatoren. Resultaten, effecten en indicatoren worden door elkaar benoemd. Verwachte resultaten en/of effecten ontbreken voor verschillende activiteiten.
Uitvoering van de Wmo in Hoogezand Sappemeer
•
Alle doelstellingen zijn genoteerd en meer SMART geformuleerd en gericht op het gewenste effect, maar er wordt geen koppeling (meer) gemaakt met de ingezette activiteiten. Er is een nadere concretiseringslag gemaakt. De meeste indicatoren passen goed bij de gestelde effecten. De verwachte effecten worden nadrukkelijk benoemd en indicatoren zijn daarop uitgelijnd, maar resultaten ontbreken. Veel indicatoren zijn geformuleerd op resultaatniveau (aantal bereikte kinderen), minder op effectniveau (minder zorgcoördinatie).
18
Systematiek verbeterd maar ontoereikend om effecten vast te stellen De verstrekte gegevens zijn ontoereikend om de daadwerkelijke effecten van het gevoerde beleid vast te kunnen stellen. Dit geldt zowel voor de oude meetsystematiek als de nieuwe. Voornaamste oorzaak hiervan is dat de monitoring van het jeugdbeleid in Hoogezand-Sappemeer vooral plaatsvindt door gebruik te maken van onderzoeken en monitors die zijn/ worden uitgevoerd. We doelen hier op de kwantitatieve analyse van de jeugdproblematiek die is uitgevoerd door het Centrum voor Maatschappelijke Ontwikkelingen Groningen (CMO, november 2007) en de rapportage ‘Kinderen tellen mee’ (januari 2009). Deze monitorgegevens zijn gedateerd van 2007 en 2009 en hebben mede gediend als specificering van de vraag naar ondersteuning. Het integraal jeugdbeleid is vastgesteld voor de periode 2008-2010. Op basis van deze monitorgegevens kunnen we daarmee niet vaststellen of de verwachte effecten daadwerkelijk worden gerealiseerd. Daarnaast vinden registraties plaats door samenwerkingspartners, zoals de GGD of maatschappelijk werk. Deze zijn slechts in beperkte mate op effectniveau. Zo wordt bijvoorbeeld voor de aanpak ‘Kinderen tellen mee’ wel de verbeteringen in de situatie van multiprobleemgezinnen zichtbaar gemaakt. Doorontwikkeling effectmeting Door nader de indicatoren te bekijken die zijn opgenomen in de onderzoeken/ monitors, hebben we onderzocht of er een koppeling is te maken met de verwachte effecten van het gemeentelijk jeugdbeleid. Op die manier kunnen we zien of door herhaling van het onderzoek een vergelijking kan worden gemaakt tussen een nulmeting (2007 of 2009) en een 1-meting (2011) en alsnog de bijdrage van gemeentelijk beleid kan worden verduidelijkt. Daarbij is het belangrijk zoveel mogelijk rekening te houden met autonome en externe effecten. Een ander aspect om rekening mee te houden zijn de inspanningen die nodig zijn om de gegevens boven tafel te krijgen. We willen hierbij opmerken dat ook monitors op provinciaal niveau hierbij kunnen worden betrokken, zoals ‘De Staat van de Jeugd in Groningen 2010’ en ‘Kinderen in Tel: databoek 2010’. In onderstaande tabel benoemen we de indicatoren uit bovenstaande onderzoeken die een rol kunnen spelen, met de focus op prestatieveld 2. Een deel van deze indicatoren wordt al gemeten, bijvoorbeeld het aantal voortijdig schoolverlaters.
Uitvoering van de Wmo in Hoogezand Sappemeer
19
Onderzoeken/ monitors CMO-onderzoek
Indicatoren • • • •
Staat van de Jeugd in Groningen
Kinderen in Tel
3.3
• • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • •
Aantal en percentage risicokinderen en kinderen uit multiprobleemgezinnen van 0-4 jaar Percentage geïndiceerde jeugdzorg, inclusief deel geholpen door lokale hulpverlening Aantal jeugdigen dat gebruik maakt van geïndiceerde jeugdzorg (12- en 12+, naar geslacht) Percentage jeugdigen 0-12 jaar, 12-18 jaar, 0-18 jaar dat jeugdzorg heeft ontvangen Percentage jongeren dat kampt met psychosociale problemen Percentage tienermoeders van 15-19 jaar Aantal meldingen van (huiselijk) geweld Percentage kindermishandeling 0-17 jaar Relatief verzuim onderwijs in aantallen, inclusief oorzaken Percentage schulden onder jeugd Tienermoeders Deelname preventieve gezondheidszorg Risicokinderen Aanmeldingen bij BJZ Jeugdigen in zorg bij provinciaal gefinancierde jeugdzorg Jeugdigen in zorg bij geestelijke gezondheidszorg Jeugdigen met een jeugdbeschermingsmaatregel Jeugdigen in gesloten jeugdzorg Jeugdigen met een nazorgtraject (vrijwillig en justitieel) Kindermishandeling en huiselijk geweld Zwerfjongeren Gemeentelijke projecten opvoedhulp Kinderen in jeugdzorg Kinderen in uitkeringsgezin Melding kindermishandeling Achterstandsleerlingen Voortijdig schoolverlaters
Concluderend
Hoewel de gemeente voldoende resultaten (output) heeft behaald ten aanzien van de vijf functies, wordt niet duidelijk in hoeverre dit aansluit bij de vraag en wat de samenhang is in het ondersteuningsaanbod. De nieuwe wijze van het meten van effecten (outcome) laat een duidelijke verbetering zien ten opzichte van de oude systematiek, maar ook op basis van de nieuwe systematiek kunnen we de effecten van het preventief jeugdbeleid niet vaststellen. Hiervoor is het nodig om de onderzoeken/ monitors die als grondslag hebben gediend voor het gemeentelijk beleid (0-meting), te herhalen in een 1-meting.
Uitvoering van de Wmo in Hoogezand Sappemeer
20
4 Verdieping prestatieveld 6: individuele verstrekkingen 4.1
Inleiding
Individuele verstrekkingen Binnen prestatieveld 6 van de Wmo gaat het om individuele verstrekkingen. Dit zijn voorzieningen die gericht zijn op het opheffen van beperkingen die iemand ondervindt ten gevolge van ouderdom, ziekte, gebrek of psycho-sociale omstandigheden. Concreet gaat het om: hulp bij het huishouden, vervoersvoorzieningen, scootmobielen/rolstoelen en woningaanpassingen. Bij het verstrekken van deze individuele voorzieningen gaat de Wmo uit van een compensatieplicht. Gemeenten hebben de plicht om beperkingen in zelfredzaamheid weg te nemen en deelname aan het normale maatschappelijke verkeer mogelijk te maken. Het compensatiebeginsel biedt beleidsruimte en beleidsvrijheid voor gemeenten en het toetsingskader voor de burger als het gaat om zekerheid met betrekking tot zijn zelfredzaamheid en participatie. De regeling individuele verstrekkingen binnen de Wmo is een open einde regeling. Dit houdt in dat de uiteindelijke kosten afhankelijk zijn van de ontwikkeling van de doelgroep, de zorgzwaarte en de inkomenssituatie van de doelgroep. Ook het beperken van voorzieningen in de AWBZ heeft gevolgen voor de Wmo uitgaven. Gemeenten kunnen sturen op de ontwikkeling van de kosten door toegangscriteria aan te passen of de omvang van de voorziening te beperken, door voorliggende voorzieningen te creëren in de collectieve sfeer en door kritisch te zijn op eigen uitvoeringskosten en kosten die ingehuurde partijen maken. Gemeentelijk beleid De gemeente Hoogezand Sappemeer heeft prestatieveld 6 beleidsarm ingevoerd. Beleidsarme invoering houdt in dat voor huishoudelijke verzorging, in 2007, volledig is aangesloten op de praktijk vanuit de AWBZ, bijvoorbeeld wat betreft indicaties en eigen bijdragen. Ook voor het verstrekken van woon- en vervoersvoorzieningen en rolstoelen is het voormalig WVG-beleid gevolgd. Een aanvulling is de (wettelijk verplichte) mogelijkheid om voor een persoonsgebonden budget te kiezen. De inhoudelijke invulling van de verstrekkingen en huishoudelijke verzorging wordt geleverd door het besluit maatschappelijke ondersteuning (2007), de beleidsregels maatschappelijke ondersteuning (2007) en de verordening maatschappelijke ondersteuning (2008). Onderzoeksvragen De deelvragen die in dit hoofdstuk behandeld worden, zijn de volgende: - Op welke wijze heeft de gemeente Hoogezand Sappemeer hetgeen op nationaal niveau geregeld is rondom de individuele Wmo verstrekkingen
Uitvoering van de Wmo in Hoogezand Sappemeer
21
-
4.2
lokaal in beleid en regels vastgelegd? Wat zijn de belangrijkste elementen daaruit? (4.2.1.) Op welke onderdelen wijkt de gemeente Hoogezand Sappemeer in haar uitwerking opvallend af van andere gemeenten in haar uitwerking? (4.2.1.)
Bevindingen
In de Wmo is een aantal zaken op nationaal niveau vastgelegd; daarnaast is er ruimte voor gemeenten om zelf het beleid lokaal in te kleuren. In deze paragraaf bespreken we hoe de gemeente haar Wmo beleid op individuele verstrekkingen invulling heeft gegeven en maken we een vergelijking met referentiegemeenten. Beleidsarme invulling van prestatieveld 6 Zoals in de inleiding reeds genoemd, heeft de gemeente ervoor gekozen het beleid op prestatieveld 6 van de Wmo beleidsarm in te vullen. Bij aanvang van de Wmo was het voornemen om in een later stadium nog een beleidskader voor prestatieveld 6 vast te stellen, dit is echter niet gebeurd. Hiermee wijkt de gemeente Hoogezand Sappemeer af van veel andere gemeenten in Nederland die expliciet gekozen hebben voor een lokale invulling van prestatieveld 6 van de Wmo. Voor de uitvoering van prestatieveld 6 zijn de uitgangspunten uit ‘meedoen in een sociale samenleving’ richtinggevend: het voorzieningenniveau op peil te houden en individuele voorzieningen kwalitatief op orde te houden. Uit ons onderzoek komt naar voren dat prestatieveld 6 vooral een uitvoeringszaak is geweest. Uitvoering loopt vooruit op beleid Uit ons onderzoek blijkt dat, wat is vastgelegd in de verordening, het besluit en de beleidsregels, achter loopt op de huidige uitvoeringspraktijk. Bijvoorbeeld: de ambtelijke organisatie geeft aan dat jurisprudentie aanleiding geeft om in de uitvoeringspraktijk anders om te gaan met toekenningen dan is vastgelegd in de documenten. Het komt vaak voor dat aanpassingen niet na elke uitspraak gelijk doorgevoerd worden in de officiële documenten. Echter, het gat tussen de uitvoeringspraktijk en de documenten lijkt in Hoogezand Sappemeer erg groot. Wel is er op dit moment een nieuwe verordening in de maak. Verder constateren we dat er de afgelopen jaren nauwelijks verbinding is gemaakt tussen beleid en uitvoering. Het lijkt voor te komen dat er uitvoering plaatsvindt zonder dat hier afdoende beleidsmatige onderbouwing voor is. Beleidsdocumenten laten vragen open Om te kunnen onderzoeken op welke onderdelen de gemeente Hoogezand Sappemeer in haar uitwerking van prestatieveld 6 opvallend afwijkt van andere gemeenten, wilden we in ons onderzoek het verstrekkingenbeleid van Hoogezand Sappemeer vergelijken met enkele referentiegemeenten. Dit bleek lastig uit te voeren, omdat de beleidsdocumenten van de gemeente Hoogezand Sappemeer te veel vragen open laten (over hoe de verstrekkingen precies zijn vormgegeven). Dit illustreren we aan de hand van een tweetal voorbeelden, waarin expliciet naar voren komt dat de beleidsinhoudelijke basis voor de uitvoering ontbreekt.
Uitvoering van de Wmo in Hoogezand Sappemeer
22
Voorbeeld 1: Zonering collectief vervoer De gemeente Hoogezand Sappemeer hanteert een zonering van tien zones (dit geldt tot en met 2010; in het kader van de bezuiniging wordt de zonering teruggedraaid in 2011). Wanneer we dit aantal van tien zones vergelijken met landelijke cijfers, blijkt dit een zeer ruimhartige zonering te zijn. In ons onderzoek hebben we gekeken waar het besluit van 10 zones is vastgelegd, omdat het in het besluit en de beleidsregels niet genoemd is. In de aanbestedingsdocumenten is sprake van 10 zones. Wij vinden dit opmerkelijk, omdat een aanbesteding een uitvoeringszaak betreft en voorafgaand hieraan een beleidskeuze en een besluit ten grondslag zouden moeten liggen, zeker ook gezien de financiële gevolgen. Wij concluderen dat door zowel het college als door de raad hierover geen expliciet besluit is genomen. Hiermee is het beleid impliciet. Voorbeeld 2: Eigen bijdragen De gemeente heft eigen bijdragen voor vervoersvoorzieningen (deze staan als inkomsten in de programmarekening). De verordening biedt de grondslag voor het heffen van een eigen bijdrage. Hierin staat ‘het college legt in het besluit maatschappelijke ondersteuning de omvang van de eigen bijdrage vast’. In het besluit staat dat een eigen bijdrage gevraagd kan worden voor huishoudelijke verzorging, bij een bepaalde inkomensgrens voor individueel vervoer (auto) en bij bepaalde roerende voorzieningen. Maar over een eigen bijdrage voor vervoersvoorzieningen wordt in dit document niet gesproken. Voor het mogen heffen van vervoersvoorzieningen is de verordening de grondslag, maar de precieze hoogte hiervan is verder niet vastgelegd in besluit of beleidsregels. De afdeling laat weten dat de vergoeding door burgers niet hoger mag liggen dan de kosten voor het openbaar vervoer. Dit is afgeleid uit jurisprudentie, maar niet vastgelegd. Ons onderzoek, geïllustreerd door bovenstaande voorbeelden, leidt tot de constatering dat uit de verordening, het besluit en de beleidsregels niet precies is te achterhalen waar de burger op mag en kan rekenen. Voor de uitvoeringspraktijk is het ongetwijfeld helder op welke verstrekkingen aanspraak gemaakt kan worden en wat de omvang hiervan is, maar dit heeft geen officiële basis. Benchmark Wmo beleid Omdat op inhoud een nauwgezette beleidsvergelijking op basis van beleidsdocumenten niet mogelijk bleek, hebben we gebruik gemaakt van gegevens van Hoogezand Sappemeer, die gepubliceerd zijn op de website www.artikel9wmo.nl. 7 Als benchmark-gemeenten voor Hoogezand-Sappemeer is gekozen voor de gemeenten Stadskanaal, Veendam en Delfzijl. Met name vanwege de vergelijkbaarheid op sociaal economische structuurkenmerken. De volgende drie punten vallen op:
7
In het kader van artikel 9 van de Wmo legt de gemeente verantwoording af over de geleverde prestaties. Alle gegevens worden gepubliceerd.
Uitvoering van de Wmo in Hoogezand Sappemeer
23
1. Alle gemeenten vragen bijdragen voor hulp bij het huishouden. De gemeente Hoogezand Sappemeer vraagt met ingang van 1 oktober 2011 eigen bijdragen voor alle Wmo voorzieningen waarop dit wettelijk is toegestaan. 2. De maximale eigen bijdrage van burgers wordt door de gemeenten identiek vastgesteld volgens een gangbaar rekenmodel; 3. De inkomensgrens eigen bijdrage ligt in de gemeente Hoogezand Sappemeer hoger dan vermeld in de landelijke AmvB besluit maatschappelijke ondersteuning’. Andere gemeenten werken conform deze AmvB. Het College heeft de afwijkende inkomensgrens vastgelegd in het gemeentelijk besluit maatschappelijke ondersteuning. Dit laatste punt is opmerkelijk omdat we in de bestudeerde stukken geen inhoudelijke onderbouwing voor deze keuze hebben kunnen vinden.
4.3
Concluderend
De gemeente heeft bij invoering voor een beleidsarme invulling gekozen en vervolgens beleidsmatig geen verdere invulling gegeven aan het beleid. Of tenminste, het beleid is niet conform de cyclus in gemeenten vastgelegd, maar wel in uitvoering genomen. Hiermee is het voor de raad onmogelijk om een vinger aan de pols te houden en zich een goed oordeel te kunnen vormen over het Wmo beleid op prestatieveld 6. Ook betekent het voor burgers dat ze niet altijd precies kunnen achterhalen waar ze op mogen en kunnen rekenen (zoals de precieze hoogte van de eigen bijdrage voor de vervoersvoorzieningen). De gemeente Hoogezand Sappemeer wijkt, met haar keuze voor een beleidsarme invulling van prestatieveld 6, af van veel andere gemeenten die wél nadrukkelijker eigen lokaal beleid formuleren. Verder zijn er op basis van de benchmark artikel 9 Wmo, weinig verschillen met andere gemeenten te constateren. Het meest opmerkelijk is de hoger vastgestelde inkomensgrens bij eigen bijdragen en het ontbreken van een motivatie hiervoor. Wanneer we kijken naar de uitgaven binnen de Wmo (zie ook het volgende hoofdstuk), kunnen we concluderen dat prestatieveld 6 de grootste uitgavenpost is. Vooral in financieel moeilijke tijden roept het vragen op wanneer over zo’n grote uitgavenpost geen eenduidig beleid is geformuleerd. Gezien de tijden die ons te wachten staan, is een beleidsrijkere invulling van dit prestatieveld (en daarmee ook: het aanbrengen van beleidsprioriteiten wat betreft aandacht en geld) aan te bevelen.
Uitvoering van de Wmo in Hoogezand Sappemeer
24
5 Financiën 5.1
Inleiding
Inkomsten- en uitgavenstructuur Gemeenten ontvangen jaarlijks de gemeentefondsuitkering. Hierin zit een bijdrage voor de uitvoering van de Wmo. De hoogte van deze bijdrage wordt vastgesteld door het ministerie van Binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties (BZK), onder andere op grond van het aantal inwoners per gemeente. De rijksbijdrage voor de lokale uitvoering van de Wmo bestaat uit twee geldstromen: een zogenaamde integratieuitkering en een uitkering uit het cluster Maatschappelijke zorg. Op het moment dat een taak wordt overgeheveld naar de gemeente wordt voor de uitvoering van dit onderdeel een bedrag opgenomen: een integratieuitkering. De integratieuitkering is bedoeld voor uitgaven op prestatieveld 3 en prestatieveld 6, maar is niet geoormerkt. Prestatieveld 3 betreft het geven van informatie, advies en cliëntondersteuning. Prestatieveld 6 betreft met name de levering van hulp bij het huishouden, woningaanpassingen en hulpmiddelen zoals scootmobielen. De uitgaven op prestatieveld 6 zijn voor de meeste gemeenten de grootste uitgavenpost binnen de Wmo. De uitkering uit het cluster Maatschappelijke zorg bevat onderdelen van de voormalige Wvg en de voormalige Welzijnswet. Dit budget is niet geoormerkt en kan naar eigen inzicht besteed worden. Onderzoeksvragen In dit hoofdstuk bekijken we de uitgaven voor de Wmo in relatie tot de bijdrage die Hoogezand Sappemeer van het Gemeentefonds ontvangt voor de Wmo en in relatie tot de integratieuitkering , kijken we naar de verdeling van de middelen over de prestatievelden, waarbij de prestatieveld 6 uitdiepen. De deelvragen die in dit hoofdstuk centraal staan zijn: - Hoe verhouden de uitgaven zich tot het bedrag dat in de Gemeentefondsuitkering is opgenomen? Hierbij kijken we alleen naar de integratieuitkering (5.2.1.) - Hoe hebben de uitgaven binnen prestatieveld 6 zich de afgelopen jaren ontwikkeld? (5.2.3) - Hoe verhouden de kosten zich tot twee zo vergelijkbaar mogelijke gemeenten? (5.2.4) - Welke verklaringen kunnen er gegeven worden voor de verschillen? - Zijn de risico’s ten aanzien van de Wmo begroting 2011 volledig in beeld, mede in relatie tot de voorgenomen bezuinigingen van de gemeente? (5.2.4.)
Uitvoering van de Wmo in Hoogezand Sappemeer
25
5.2
Bevindingen
5.2.1 Middelen gemeentefonds Integratieuitkering Wmo In onderstaand overzicht vindt u de omvang van de integratieuitkering over de jaren 2007 t/m 2010 en de kosten van Wmo huishoudelijke verzorging. Uit het overzicht blijkt dat de kosten van de Wmo huishoudelijke verzorging binnen de beschikbare bedragen vanuit de integratieuitkering Wmo blijven. Wel zien we door de jaren heen een kostenstijging van huishoudelijke verzorging en het steeds dichter naar elkaar toegroeien van de omvang van de uitkering en de uitgaven. Aangezien het beschikbare bedrag integratieuitkering niet uitsluitend voor huishoudelijke verzorging bedoeld is, geeft deze manier van analyseren een positieve vertekening tussen budget en uitgaven. Met de jaarlijkse groei in uitgaven kan zich op korte termijn een spanning gaan aftekenen tussen de uitgaven en de beschikbare middelen. Tabel: inkomsten vanuit het integratieuitkering ten behoeve van uitvoering HH Integratieuitkering
Saldo Wmo HH in rekening
2007
4.019.839
3.218.251
2008
4.264.852
3.396.425
2009
4.405.925
3.627.434
2010
4.411.528
3.939.707(1)
Alle bedragen in euro’s 1) bedrag uit begroting
5.2.2 Middelen per prestatieveld Uitgaven voor de verschillende prestatievelden Behalve uitgaven voor de uitvoering van prestatieveld 6 heeft de gemeente uiteraard ook uitgaven voor andere prestatievelden. De Rekenkamercommissie heeft ons gevraagd de verhouding tussen de uitgaven voor de diverse prestatievelden in kaart te brengen. Dit bleek lastig uit te voeren omdat de gemeente in de programmabegroting en programmarekening niet rapporteert langs de indeling van de prestatievelden maar op productniveau, en vrijwel elk product dekt meerdere prestatievelden. Om toch zicht te krijgen op verhouding tussen de producten en de bijbehorende prestatievelden, heeft op ons verzoek de ambtelijke organisatie een overzicht hiervan gemaakt. Bovenstaande wijze van toerekening van middelen heeft ook gevolgen voor de mate waarin vergelijking met andere gemeenten mogelijk is. Het vergelijken van uitgaven op prestatievelden levert een heldere maatstaf op. Deze maatstaf ontbreekt echter
Uitvoering van de Wmo in Hoogezand Sappemeer
26
doordat de uitgaven per product herleid worden naar een clusters van prestatievelden. Voor de vergelijkbaarheid van uitgaven met andere gemeenten is verder van belang welke begrotingsposten onder de Wmo geschaard worden. Ook hier doen zich moeilijkheden voor: de producten ‘Sport’ en ‘Kunst en Cultuur’ schaart de gemeente Hoogezand-Sappemeer onder de Wmo; dit is - in vergelijking tot andere gemeenten - een afwijkende keuze die van invloed is op de totale omvang van de Wmo uitgaven en die de vergelijking met de begrotingsposten van andere gemeenten bemoeilijkt. Verder is van invloed dat er specifieke uitkeringen, zoals bijvoorbeeld voor het Centrum voor Jeugd en gezin en middelen voor onderwijsachterstanden in de Wmo begroting ingebracht worden. Onderstaand overzicht is door onszelf opgesteld op basis van het door de ambtelijke organisatie geleverde overzicht. Bedragen uit de producten zijn bij elkaar opgeteld, om de hoeveelheid gegevens te beperken. Prestatie veld
Saldo 2007
Saldo 2008
Saldo 2009
4,5, 10 5
2.855.918
3.364.103
3.288.966
3.240.151
Prestatieveld 2 Jeugd
1,2,4,5
361.571
497.948
350.003
370.753
Prestatieveld 3 Wmo subisidieregelingen Wmo informatie en advies
3, 4, 6 3, 4, 6
540.020
454.397
*) 281.648
264.690
Prestatieveld 6 Huishoudelijke verzorging Voorzieningen/verstrekkingen
3, 4, 6 3, 4, 6,
5.222.199
5.782.702
6.444.557
6.160.205
5, 7, 8, 9 2, 5, 7, 8, 9
1.128.851
675.186
659.054
772.479
Prestatieveld 1, 4, 5 Sport Maatschappelijke dienstverlening Sociaal cultureel werk Subs dorps, wijkcentra en accommodaties Ouderenbeleid Kunst en cultuur Woonomgeving en leefbaarheid Gehandicaptenbeleid Minderheden
Prestatieveld 7, 8, 9 Oggz Jeugdgezondheidszorg
Begroting 2010
1, 4, 5 1,4, 5 1, 4, 5 1, 4, 5 1, 4, 5, 10 1,5 1,5
Bedragen in € De Groninger gemeenten hebben zelf prestatieveld 10 toegevoegd: wonen met zorg De daling vanaf 2009 op prestatieveld 3 hangt samen met het onderbrengen van de loketkosten bij publiekszaken *)
Middelenverdeling op basis van historische uitgaven
Uitvoering van de Wmo in Hoogezand Sappemeer
27
De gemeente verdeelt de middelen over de prestatievelden op basis van historische uitgaven, met bijstellingen die ambtelijk worden voorgesteld (bijvoorbeeld omdat de kosten bij een uitvoerende partij omhoog gaan door toegenomen gebruik, of vanwege specifieke projecten). Van prognoses wordt bij de toewijzing van middelen nagenoeg geen gebruik gemaakt. Opvallende afwijkingen en bijstellingen worden gemotiveerd toegelicht aan de raad. Doorgaans stelt de raad geen vragen over de bijstellingen. Uitgaven per prestatieveld ondoorzichtig Door de wijze van begroten van de gemeente is het onmogelijk vast te stellen wat de omvang van de uitgaven per prestatieveld is. Dit hindert ook de vergelijking met andere gemeenten. Verder mist de verbinding tussen de indeling naar prestatievelden die in de beleidsnota’s is vastgelegd en de indeling die vervolgens gehanteerd wordt voor de diverse producten. De tweede indeling is anders. Omdat deze verbindingen niet tot stand zijn gebracht, is vaststellen hoe de verhouding ligt tussen doelstellingen, resultaten en middelen ingewikkeld. Ontwikkeling in uitgaven: vergelijkbaarheid over de jaren Het hiervoor weergegeven kostenoverzicht geeft de uitgaven voor verschillende deelproducten die onder de Wmo vallen. De indeling van deelproducten heeft zich door de jaren heen enigszins gewijzigd. Zo zijn door de jaren heen ook wijzigingen aangebracht in kosten die bij de deelproducten worden ondergebracht. Ook is de toerekening van apparaatskosten door de gemeente gewijzigd. Onderlinge vergelijking van de bedragen door de jaren heen is zonder deze achtergronden te kennen niet mogelijk. Het overzicht geeft echter wel een inzage in de verhoudingen tussen de uitgaven voor de verschillende de prestatievelden. De grootste uitgaven doet de gemeente op de prestatievelden 1, 4, 5 en 6 en er is sprake van een stijging van de uitgaven. Op de kostenontwikkeling op prestatieveld 6 is ingegaan in hoofdstuk 4.
5.2.3 Financiën prestatieveld 6: individuele verstrekkingen Een belangrijke vraag van de Rekenkamer is hoe de financiën binnen prestatieveld 6 zich hebben ontwikkeld. In deze paragraaf zullen we verslag doen van onze bevindingen op dit gebied. Tevens maken we vergelijkingen met andere gemeenten om op deze manier het uitgavenpatroon van Hoogezand Sappemeer beter te kunnen duiden. Ontwikkeling van de uitgaven door de jaren heen Wanneer we kijken naar de ontwikkeling van de financiën, zien we dat de uitgaven voor huishoudelijke verzorging en voor individuele voorzieningen elk jaar een stijging laten zien. De stijging zit in een groeiend beroep op de voorziening en hogere kosten voor de voorziening (bijv. loonkosten alfahulpen, ritprijs collectief vervoer). Ten opzichte van vergelijkbare gemeenten geeft Hoogezand Sappemeer met name relatief veel uit aan vervoersvoorzieningen. In de volgende alinea’s gaan we hier verder op in. Eerst behandelen we de uitgaven voor Wmo huishoudelijke verzorging, daarna de uitgaven voor de Wmo voorzieningen.
Uitvoering van de Wmo in Hoogezand Sappemeer
28
Uitgaven voor Wmo huishoudelijke verzorging In onderstaand overzicht vindt u een overzicht van de kosten van: 1. inkoop huishoudelijke verzorging (hv), 2. persoonsgebonden budget (pgb) en 3. eigen bijdragen (bron: productbegroting en rekening). In euro’s 1. Inkoop hv 2. PGB 3. Eigen bijdragen
2007 Begr 2.965.500 279.122
Rek 2.997.133 520.854 304.966
2008 Begr 2.853.679 474.093
Rek 2.904.998 536.480 194.653
2009 Begr 3.255.087 520.000 305.000
Rek 3.159.312 589.573 248.168
2010 Begr 3.310.000 560.000 305.000
a) de rekeningcijfers 2010 op PGB en eigen bijdragen zijn geleverd door de afdeling
Hieronder geven we per kostenpost weer welke ontwikkelingen ons zijn opgevallen en welke verklaringen hiervoor te geven zijn. Ook geven we bij een enkel onderdeel aan welke informatie we niet boven tafel hebben kunnen krijgen en wat dit betekent. Bij het zoeken naar verklaringen heeft de ambtelijke organisatie aanvullende informatie geleverd. Dat wil zeggen dat hetgeen geboden wordt in jaarrekening en programmaverslag niet afdoende was. 1. Huishoudelijke verzorging Constatering: de kosten voor huishoudelijke verzorging stijgen jaarlijks. Verklaring: de verschillen ten aanzien van huishoudelijke verzorging in 2007 en 2008 worden niet verklaard in de rekening, maar deze zijn ook niet erg groot. De kostenstijging huishoudelijke verzorging in de daaropvolgende jaren wordt verklaard door: - een toename van het uurtarief en - een wijziging met betrekking tot de inzet van alfahulpen. Navraag bij de ambtelijke organisatie levert de volgende aanvullende informatie op: - het aantal cliënten wat gebruik maakt van huishoudelijke verzorging is in de jaren aanzienlijk gestegen. In 2008 maakten 961 personen gebruik van huishoudelijke verzorging, in 2009 1094 personen en in 2010 1220 personen. Ten opzichte van 2008 is dit een stijging van bijna 27%. Dit soort gegevens ontbreken in de jaarrekening. Ontbrekende informatie: we hebben geen informatie kunnen achterhalen (niet in de documenten, maar ook niet via de ambtelijke organisatie) over de ontwikkeling in uren huishoudelijk hulp. Gezien de kostenontwikkeling is het belangrijk om afspraken te maken met de zorgaanbieders en te sturen op het aantal uren dat uiteindelijk wordt ingezet. 2. Persoonsgebonden budget Constatering: in alle jaren vallen de kosten van PGB hoger uit dan begroot, tevens nemen deze kosten jaarlijks toe.
Uitvoering van de Wmo in Hoogezand Sappemeer
29
Rek 624.564a) 407.478a)
Verklaring: in de productbegroting en rekening vinden we voor het verschil in kosten tussen begroting en rekening wat betreft de PGB’s twee redenen: - toename van het aantal pgb budgetten en - lagere ontvangen eigen bijdragen door derden. De ambtelijke organisatie geeft de volgende aanvullende informatie: - het aantal budgethouders PGB stijgt met name tussen 2007 en 2008, respectievelijk van 136 naar 210. In 2009 zet een daling in naar 158 budgethouders, met een stijging naar 170 in 2010. Fluctuaties in aantallen hebben onder andere te maken met dat een aantal budgethouders PGB in 2009 is overgestapt naar ‘zorg in natura’. 3. Eigen bijdragen Constatering: de kosten voor de eigen bijdragen laten door de jaren flinke fluctuaties zien, tevens zijn deze kosten - vanaf het moment dat ze begroot zijn - steeds lager uitgevallen dan begroot. Verklaring: we constateren grote fluctuaties tussen de jaren in de door de gemeente ontvangen eigen bijdragen: eerst dalen in 2008 de ontvangen eigen bijdragen, om vervolgens weer te gaan stijgen naar een bedrag dat hoger is dan in 2007. In de begroting en rekening worden hier geen verklaringen voor gegeven. Door de ambtelijke organisatie wordt een vrij ingewikkelde verklaring gegeven, die erop neerkomt dat er bepaalde bedragen in een later jaar zijn binnengekomen dan waar ze betrekking op hadden. Op basis hiervan is nog steeds moeilijk te concluderen of de fluctuering van de kosten alleen een boekhoudkundige fluctuatie is, of dat er ook andere verklaringen zijn (bijvoorbeeld: omvang van de gevraagde eigen bijdragen of omvang van doelgroep). Uitgaven Wmo voorzieningen Hieronder vindt u een overzicht van de kosten van de individuele verstrekkingen: 1. woonvoorzieningen, 2. vervoerskosten, 3. rolstoelen, 4. eigen bijdragen (bron: productbegroting en rekening). In euro’s 1. WoonvoorZieningen 2. Vervoers Kosten 3. Rolstoelen 4. Eigen Bijdragen
2007 Begr 320.000
Rek 379.164
2008 Begr 410.000
Rek 335.582
2009 Begr 400.000
Rek 394.575
2010 Begr 400.000
Geen gegevens 8
1.295.000
1.397.803
1.210.000
1.647.626
1.350.000
1.620.408
1.509.500
265.000 0
261.122 109.237
210.000 0
62.355 105.022
250.000 100.000
324.862 108.541
282.500 100.000
Bij bestudering van bovenstaand overzicht valt per kostenpost een aantal zaken op. Deze zaken geven we hieronder weer. Tevens geven we aan welke verklaringen er in de productbegroting, -rekening of door de ambtelijke organisatie zijn gegeven voor 8
Rek
Op het moment dat het onderzoekmateriaal is verzameld waren deze gegevens nog niet beschikbaar.
Uitvoering van de Wmo in Hoogezand Sappemeer
30
bepaalde financiële ontwikkelingen. Tenslotte geven we aan welke informatie we nog missen en wat het belang van deze informatie is.
Uitvoering van de Wmo in Hoogezand Sappemeer
31
1. Woonvoorzieningen De kosten voor woonvoorzieningen blijven grotendeels binnen budget. Eind 2010 maken 770 personen gebruik van een woonvoorziening. 2. Vervoerskosten De kosten voor vervoersvoorzieningen zijn structureel hoger dan het beschikbare budget. Tussen 2007 en 2008 vindt een stijging van de uitgaven plaats. 2009 kent min of meer een gelijk uitgavenniveau als 2008. In de toelichting bij de productbegroting op verschillen tussen begroting en rekening in 2009 wordt aangegeven: ‘de uitgaven voor vervoerskosten zijn structureel hoger dan het budget. Dit heeft enerzijds te maken met het beleid dat ruimhartiger is dan het bijbehorende budget. Ook is het aantal aanvragen voor vervoer toegenomen’. Deze constatering over het structurele gat tussen budget en beleid komt niet terug in de programmarekening van 2009, die naar de raad gaat. Het budget wordt weliswaar in 2010 naar boven bijgesteld, maar onder de vermelding dat een nieuwe aanbesteding tot hogere kosten zal leiden. Het groeiend beroep op collectief vervoer en het structurele gat wordt niet aan de raad gemeld of in de begroting verwerkt. In 2010 maken bijna 2500 mensen gebruik van een vervoersvoorziening. Er is de ambtelijke organisatie gevraagd een toelichting te geven op de kosten van de vervoersvoorzieningen. Bij de vervoersvoorzieningen kan onderscheid gemaakt worden tussen collectief vervoer en individuele vervoersaanvragen. In 2008 was de verhouding dat ongeveer 900.000 aan collectief vervoer werd besteed en € 700.000 aan individuele aanpassingen, kilometers en taxikosten. Door de jaren heen zijn de kosten van collectief vervoer min of meer stabiel geweest. In 2008 zijn er veel nabetalingen verricht over 2007 (voor ruim 250.000 euro) voor individuele vervoersvoorzieningen. In 2009 was er nauwelijks sprake van nabetalingen over 2008 (€ 12.600). De ambtelijke organisatie heeft aangegeven dat ze kunnen uitzoeken wat de verklaring is voor de stijging in 2009, maar heeft dit gezien de tijdsinvestering die hiervoor nodig is nu niet gedaan. 3. Rolstoelen De geringe kosten van rolstoelen in 2008 (namelijk € 62.355, terwijl in andere jaren de kosten ruimschoots boven de 2 ton liggen) worden niet helder verklaard in de rekening. De ambtelijke organisatie geeft aan dat er een correctie op de rekening heeft plaatsgevonden. Er is sprake geweest van een nabetaling van € 200.000. Het verschil tussen begroting en rekening in 2009 wordt verklaard door substantiële nabetalingen 2008, meer aanvragen en stijging van de premie verzekering onderhoudskosten. Eind 2010 maken 431 personen gebruik van een rolstoelvoorziening. 4. Eigen bijdragen De ontvangen eigen bijdragen worden nergens toegelicht. De verschillen tussen begroting en baten zijn in 2008 en 2009 gering. In 2007 was het bedrag voor de eigen bijdrage verrekend met de lasten, daarom was de begrotingspost op ‘0’ gesteld.
Uitvoering van de Wmo in Hoogezand Sappemeer
32
Ontbrekende informatie Bij huishoudelijk verzorging is al geconstateerd dat de gemeente rapporteert aan de raad over het aantal nieuw verstrekte voorzieningen in een jaar. De afgelopen jaren heeft de gemeente eveneens jaarlijks gerapporteerd over het aantal nieuw verstrekte woonvoorzieningen, vervoersvoorzieningen en rolstoelvoorzieningen. Aan deze rapportage over nieuw verstrekte voorzieningen kleeft hetzelfde bezwaar als bij huishoudelijke verzorging. Het geeft geen inzicht in de totale ontwikkeling van het gebruik. Door het ontbreken van gedegen rapportages over de oorzaken van kostenstijgingen (zoals gegevens over het daadwerkelijk beroep op voorzieningen) is het onmogelijk voor de raad om na te gaan of kostenstijgingen reëel zijn, want over een van de belangrijkste factoren (namelijk: de totale ontwikkeling van het gebruik) wordt structureel niet gerapporteerd. Onduidelijkheid over kostenontwikkeling en andere relevante gegevens De programmabegroting en programmarekening bieden onvoldoende aanknopingspunten om grip te krijgen op de achtergrond en ontwikkeling van de kosten van de individuele voorzieningen. Ook de productbegroting en – rekening geven onvoldoende uitsluitsel. Extra uitzoekwerk door de ambtelijke organisatie heeft voor dit onderzoek voor nu afdoende verklaringen opgeleverd. Het valt verder op dat er over bepaalde belangrijke gegevens niet gerapporteerd wordt in bovengenoemde stukken. Bijvoorbeeld: over het aantal cliënten HV en aantal budgethouders PGB en de ontwikkeling hierin wordt niet gerapporteerd. Waarover wel wordt gerapporteerd is het aantal indicaties, maar dit is voor de beoordeling van het beleid niet tot nauwelijks relevant. Verder is het verrassend dat de gemeente bepaalde belangrijke gegevens niet zonder meer kan leveren. Bijvoorbeeld: de gemeente kan geen gegevens leveren over het aantal ingezette uren voor huishoudelijk verzorging, terwijl het CAK deze gegevens zou moeten kunnen leveren. Tot slot, is het opmerkelijk dat, alhoewel er sprake is van een groeiend aantal gebruikers door de jaren heen, de omvang van de geïnde eigen bijdragen op huishoudelijke verzorging en vervoer, per saldo nauwelijks een groei laat zien. Voor dit gegeven is niet naar een verklaring gezocht gedurende dit onderzoek. Bij begroten geen gebruik gemaakt van prognoses Uit ons onderzoek blijkt dat de gemeente zich bij het begroten baseert op historische gegevens van het uitgavenniveau, aangevuld met verhogingen die gebaseerd zijn op de te verwachten ontwikkelingen in tarifering van uitvoerende partijen. Uit de gegevens blijkt dat jaarlijks het aantal gebruikers toeneemt. Het is opmerkelijk dat bij het begroten geen rekening wordt gehouden met het groeiende beroep op de voorzieningen. Dit geldt zowel voor het beroep op huishoudelijke verzorging als het beroep op andere individuele verstrekkingen. Kwaliteit van de verstrekkingen is goed Het belangrijkste instrument voor controle op de kwaliteit van de Wmo verstrekkingen is de afgelopen jaren het klanttevredenheidsonderzoek geweest. Uit
Uitvoering van de Wmo in Hoogezand Sappemeer
33
de in 2008 en 2009 uitgevoerde klanttevredenheidsonderzoeken blijkt dat de inwoners van Hoogezand Sappemeer, in vergelijking met andere gemeenten, een fractie tevredener zijn. Financiële controle op de verstrekkingen was matig, maar is nu verbeterd De eerste jaren van de uitvoering van de Wmo is de aandacht rondom verstrekkingen gericht geweest op het tijdig verstrekken van voorzieningen, terwijl er tegelijkertijd een interne reorganisatie gaande was. Gezien de klanttevredenheid van de burgers van Hoogezand Sappemeer heeft de reorganisatie geen gevolgen gehad voor de klanten. Dit is een prestatie te noemen. De reorganisatie heeft wel gevolgen gehad voor de financiële controle op de verstrekkingen. Met name in de jaren 2007 en 2008 is deze ontoereikend geweest. Hierdoor is er bij de individuele voorzieningen de afgelopen jaren sprake geweest van een behoorlijk aantal verrekeningen van het ene jaar in het daaropvolgende jaar. Ook zijn hierdoor de jaarlijkse kosten die weergegeven worden per definitie vervuild. Dit is ook veelal de verklaring geweest voor verschillen tussen de rekening en de begroting. Dat er sprake was van onvoldoende controle is ook geconstateerd door de accountant in 2008. Er is ingegrepen door het creëren van een functie binnen het bedrijfsbureau voor iemand die belast is met de controle op de uitgaven. De wijze waarop de afdeling de vragen die tijdens dit onderzoek zijn ontstaan kon beantwoorden geeft aan dat er inmiddels voldoende zicht is op de geldstromen. Ook is er in een nieuw ICT pakket aangeschaft waarmee actuele informatie over verstrekte voorzieningen en bestedingen gegenereerd kan worden, waardoor vanaf 2011 het inzicht op dit onderdeel verbeterd is. Vanaf 2009 is een inhaalslag in gang gezet, de externe geldstromen zijn onder controle gebracht en er is een grote slag gemaakt in het genereren van management- en stuurinformatie; in 2010 is een aanvang gemaakt met maandelijkse managementrapportages over de voortgang. Uitvoeringskosten en werkprocessen De uitvoeringskosten van de individuele voorzieningen was niet een onderwerp dat deel uitmaakte van de onderzoeksopdracht en hebben we in dit onderzoek dan ook niet onderzocht. Ook de werkprocessen zijn geen onderdeel van dit onderzoek geweest.
5.2.4 Benchmark financiën: prestatieveld 6 Vergelijking kosten met andere gemeente De vraag die voorligt is: geeft de gemeente Hoogezand Sappemeer nu relatief veel, gemiddeld of weinig uit aan huishoudelijke verzorging en individuele voorzieningen? Eén manier om deze vraag te beantwoorden is de kosten van de gemeente vergelijken met een aantal andere gemeenten. Er is voor gekozen om te vergelijken met een aantal gemeenten in de regio. Bij de selectie van gemeenten hebben we gelet op vergelijkbare sociaal economische indicatoren, zoals
Uitvoering van de Wmo in Hoogezand Sappemeer
34
werkloosheidspercentage, aandeel ouderen en percentage lage inkomens (dit soort indicatoren zijn namelijk verklarend voor verbruik en kosten). In onderstaande tabel geven we de uitkomsten van de vergelijking weer. Hoogezand Sappemeer Kengetallen Aantal inwoners Aantal dorpen Bebouwd oppervlak in ha in buitengebied % ouderen totaal % ouderen > 75 % werkloosheid % lage inkomens
Stadskanaal
Delfzijl
Veendam
Gemid deld
34.656 5 53
33.243 13 53
26.690 11 103
28.010 6 50
18% 6% 3,9% 8,1%
20% 9% 3,1% 7,2%
21% 10% 3,1% 7,1%
18% 8% 2,9% 6,8%
19% 9% 3,3% 7,3%
Uitgaven hulp in de huishouding Per inwoner 107 Per oudere > 65 592 Per oudere > 75 1.330
126 623 1.343
97 464 1.008
132 737 1.583
116 602 1.313
Uitgaven individuele voorzieningen Per inwoner 84 Per oudere > 65 465 Per oudere > 75 1.045
61 299 644
80 384 835
50 279 598
69 359 782
187 922 1.987
177 848 1.843
183 1.015 2.181
185 960 2.095
Totaal uitgaven Per inwoner Per oudere > 65 Per oudere > 75
192 1.056 2.375
Hieronder lichten we puntsgewijs bovenstaande tabel toe. 1. De vergrijzing is in de referentiegemeenten nagenoeg gelijk. In Hoogezand Sappemeer is het aandeel ouderen > 75 jaar geringer. 2. De kosten gerelateerd aan huishoudelijk verzorging en individuele voorzieningen zijn voor ouderen boven de 75 jaar aanzienlijk hoger, dan de kosten voor jongere ouderen. De relatief hoge kosten voor individuele voorzieningen in Hoogezand Sappemeer kunnen niet verklaard worden uit een hoger aandeel ouderen. 3. Hoogezand Sappemeer heeft het hoogste aandeel werklozen en lage inkomens. Dit is mogelijk van invloed op het uitgavenniveau. 4. De uitgaven voor hulp in de huishouding vertonen geen opvallende afwijkingen ten opzichte van de referentiegemeenten. De uitgaven blijven onder het gemiddelde van de gemeenten tezamen, dit verandert echter als gekeken wordt naar de uitgave per 75 plusser: hier liggen de cijfers van Hoogezand Sappemeer boven het gemiddelde.
Uitvoering van de Wmo in Hoogezand Sappemeer
35
5. De uitgaven voor individuele voorzieningen wijken in sterke mate af van de referentiegemeenten. Het uitgavenniveau in Hoogezand ligt aanzienlijk hoger: Hoogezand Sappemeer geeft aanzienlijk meer uit aan individuele verstrekkingen dan andere gemeenten. Wanneer we nader inzoomen op het uitgavenniveau individuele voorzieningen zien we dat de afwijking met name zit in aanzienlijk hogere vervoerskosten. Zie hiervoor ook onderstaande tabel waarin de gemiddelde kosten per inwoner zijn berekend en waaruit blijkt dat de afwijking met name in vervoerskosten zit9. Gemiddelde kosten per inwoner 2009 woonvoorzieningen vervoerskosten rolstoelen
Hoogezand Sappemeer
Stadskanaal € 11,40 € 46,75 € 9,37
€ 17,20 Collectief € 14,03 Individueel €18,86 € 9,75
Veendam € 7,20 € 14,75 € 7,21
De redenen waarom de vervoerskosten van HS hoger liggen: a. Een deel van de verklaring kan gevonden worden in het aantal van 10 zones waarbinnen gereisd mocht worden. Dit aantal lag, tot voor kort in Hoogezand Sappemeer dubbel zo hoog als in de andere gemeenten. Dit biedt ten dele een verklaring. Voor de bezuinigingen staat namelijk een bedrag van € 115.000 ingeboekt voor terugbrengen zonering. Wanneer we dit bedrag in mindering brengen, blijven de uitgaven relatief hoog. Daarom kan dit niet de volledige verklaring zijn. b. Verder hebben we gezien dat de inkomensgrens waar vanaf de gemeente Hoogezand Sappemeer een eigen bijdrage gaat heffen hoger ligt. Dit levert een verlies aan inkomsten op, want minder mensen hoeven een eigen bijdrage te betalen en daarmee hogere kosten voor de gemeente zelf. c. Verder is eerder in dit rapport geconstateerd dat er de afgelopen jaren geen groei in de inkomsten uit eigen bijdragen heeft gezeten, terwijl er wel sprake is geweest van een groeiend aantal gebruikers. Dit kan ook een verklaring bieden voor de hoge eigen uitgaven . Gemiddelde kosten van voorzieningen: ontbrekende informatie Het enige onderdeel waarop de gemeente Hoogezand Sappemeer een benchmark uitvoert betreft de klanttevredenheid. Landelijk zijn er op allerlei onderdelen benchmarkgegevens beschikbaar, zoals: de gemiddelde kosten per inwoner van huishoudelijke verzorging 1 en 2, van individuele en collectieve vervoersvoorzieningen, uitgaven woonvoorzieningen en rolstoelen. De ambtelijke organisatie kon geen gegevens leveren over gemiddelde kosten. Met het oog op de bezuinigingen is het voor Hoogezand Sappemeer interessant om veel nauwkeuriger dan nu het geval is vast te stellen hoe de uitgavenniveaus van de gemeente zich verhouden tot andere gemeenten.
9
De gemeente Delfzijl ontbreekt in dit overzicht omdat de gemeente geen capaciteit beschikbaar had om op onze vraag in te gaan.
Uitvoering van de Wmo in Hoogezand Sappemeer
36
5.2.5 Risico’s en bezuinigingen De Rekenkamer vindt het van belang om te weten in hoeverre de risico’s ten aanzien van de Wmo begroting 2011 in beeld zijn. Vooral gezien de bezuinigingsoperatie die de gemeente te wachten staat, is het van belang om de risico’s goed in beeld te hebben. Wmo risico’s nog niet in beeld De komende jaren laten een daling zien van de Wmo inkomsten van de gemeenten door een landelijke bezuiniging van 200 miljoen. Daarnaast is de trend in de gemeente dat er een groeiend beroep op voorzieningen wordt gedaan. In het gesprek met de wethouders, in april 2011, is aangegeven dat het College bezig was met de berekening van de financiële risico’s. De Wmo is één van de onderwerpen die op de agenda staat. Kortom: de Wmo-risico’s waren op het moment van dit rekenkameronderzoek niet in beeld. Onvoldoende rekening met groeiend beroep op voorzieningen Wat opvallend is, is dat voor de begroting 2011 en bij de taakstelling voor de bezuiniging de factor ’groeiend beroep op de voorzieningen’ niet is meegewogen. (terwijl bijvoorbeeld sinds 2008 het aantal gebruikers huishoudelijke verzorging met 27% is toegenomen). We hebben eerder in dit rapport geconstateerd dat bij individuele voorzieningen de uitgaven structureel hoger liggen dan de gemeentelijke begroting; ook zonder bezuinigingstaakstelling is er de afgelopen jaren tussentijds naar boven gecorrigeerd. Met de bezuinigingstaakstelling is het extra urgent alle factoren die van invloed zijn mee te wegen, zoals: de demografische ontwikkeling en de aanzienlijke verschillen in bedragen van voorzieningen bij verschillende leeftijden. Kortom: het is risicovol om geen rekening te houden met een groeiend beroep op voorzieningen door een steeds ouder wordende bevolking. Invulling financiële taakstelling Er is op het beleidsterrein Wmo een financiële taakstelling gesteld van ruim € 185.000 voor 2011. De grootste bezuiniging moet ingevuld worden op het terrein van individuele voorzieningen, namelijk € 107.000 in 2011 en in de daaropvolgende jaren € 283.000. De invulling van de taakstelling is voorlopig gevonden in: seniorenvervoer afschaffen, collectief vervoer reisafstand beperken, primaat van verhuizen hanteren en eigen bijdragen heffen op andere Wmo voorzieningen. De grootste besparing levert het beperken van de reisafstand op. (€ 115.000 in 2013) en het heffen eigen bijdragen (€ 139.000 in 2013). Een nadere invulling volgt in 2011. Er is wel een richting aangegeven: verder inzetten op creëren collectieve voorzieningen, delen van voorzieningen en terugdringen oneigenlijk gebruik. De focus van de bezuinigingen ligt op het versoberen van de bestaande voorzieningen. Het effect van de bezuiniging op de gebruikers is niet in beeld. Ook de Wmo-WWB adviesraad heeft hier aandacht voor gevraagd.
Uitvoering van de Wmo in Hoogezand Sappemeer
37
5.3
Concluderend
Het eerste onderwerp dat in dit hoofdstuk behandeld is, gaat over de vraag hoe de Wmo uitgaven in Hoogezand Sappemeer zich verhouden tot het bedrag dat in Gemeentefondsuitkering is opgenomen. We zien door de jaren heen dat de bedragen die beschikbaar zijn vanuit de integratieuitkering en de bestedingen steeds dichter tegen elkaar aangroeien. Met de jaarlijkse groei in uitgaven kan zich op korte termijn een spanning gaan aftekenen tussen de uitgaven en de beschikbare middelen. Wanneer we kijken naar de specifieke prestatievelden, blijkt dat de gemeente de grootste uitgaven doet op de prestatievelden 1, 4, 5 en 6. Voor de raad is het niet alleen van belang om inzicht te hebben in de totale uitgaven van de Wmo (en de verhouding tot die in andere gemeenten), maar het is ook belangrijk om te weten wat de uitgaven per prestatieveld zijn, hoe die zich ontwikkelen en hoe die zich verhouden tot andere gemeenten. Het blijkt dat het zeer lastig is om zich te krijgen op deze materie: - in de begroting en rekening wordt niet gerapporteerd per prestatieveld, maar per product. Omdat vrijwel elk product voor meerdere prestatievelden geldt, is het niet mogelijk om inzicht te krijgen in het uitgavenpatroon per prestatieveld, - door deze manier van toerekenen is het ook niet mogelijk om vergelijkingen met andere gemeenten te maken per prestatieveld, - de indeling van de (deel)producten per prestatieveld heeft zich door de jaren heen enigszins gewijzigd, zodat dit lastig te monitoren is, - de toerekening van apparaatskosten door de gemeente is gewijzigd, wat vergelijkingen van de bedragen door de jaren heen moeilijk maakt. Bovenstaande maakt het voor de raad zeer lastig te monitoren hoe de doelen en resultaten per prestatieveld zich verhouden tot de begrote en uitgegeven middelen hiervoor. Uit de vergelijking met referentiegemeenten blijkt verder dat de uitgaven voor vervoerskosten relatief hoger ligt en dit niet alleen verklaard kan worden uit de ruime zonering. Verder wijkt de gemeente af wat betreft de inkomensgrens eigen bijdragen. Om gemotiveerde keuzen te kunnen maken in het kader van de bezuinigingen is meer inzicht onontbeerlijk. Onmisbare informatie voor de raad, om zijn kaderstellende en controlerende rol in te vullen is: - inzicht wat de uitgaven per prestatieveld zijn, - hoe deze uitgaven zich verhouden tot de doelen en resultaten, - en tot de uitgaven in andere gemeenten. De beantwoording van de drie financiële vragen over prestatieveld 6 (ontwikkeling van de uitgaven gedurende de afgelopen jaren, verhouding tot vergelijkbare gemeenten en verklaren van verschillen en ontwikkelingen) leidt tot de volgende conclusies. Over de uitgaven wordt gerapporteerd in de programmabegroting en programmarekening. Deze rapportages geven een beeld van de begrote en daadwerkelijk gemaakte kosten door de jaren heen. Zo zien we onder meer dat de
Uitvoering van de Wmo in Hoogezand Sappemeer
38
uitgaven voor huishoudelijke verzorging en voor individuele voorzieningen elk jaar een stijging laten zien. De rapportages bieden onvoldoende aanknopingspunten om grip te krijgen op de achtergrond en ontwikkeling van de kosten van de individuele voorzieningen (zoals: het feit dat er geen groei zit in de eigen bijdragen, welke beleidsmatige keuze er ten grondslag ligt aan de hoge uitgaven voor vervoersvoorzieningen, etc). Ook de productbegroting en – rekening geven onvoldoende uitsluitsel. Om raadsleden hun controlerende taak te kunnen laten vervullen is het belangrijk om de verklaringen en achtergrondgegevens helderder te presenteren in de programmabegroting en –rekening, anders in het ondoenlijk invulling te geven aan hun controlerende taak. Verder, om een meer gedegen inzicht te kunnen krijgen in de verwachte uitgaven, en de raad daarover ook afdoende te kunnen informeren, is het van belang om meer met prognoses te gaan werken die mede gebaseerd zijn op het toenemend gebruik van de voorzieningen. Het blijkt dat de ambtelijke organisatie werkt aan een prognosemodel voor individuele voorzieningen. Het toepassen van dit model en rapportage over de ontwikkeling in cliëntaantallen is wenselijk. Op deze manier krijgt de raad een beter zicht op de uitvoering en de verwachte kosten voor dit prestatieveld. Om vervolgens een nog completer beeld te krijgen, is het van belang om als raad ook inzicht te krijgen in de uitvoering(skosten). In het kader van de komende bezuinigingen is het niet onverstandig om ook deze kosten mee te nemen in de (beleids)afwegingen en het benoemen van prioriteiten hierbinnen. Een andere vraag die in dit hoofdstuk aan de orde is gekomen, is: zijn de risico’s ten aanzien van de Wmo begroting 2011 volledig in beeld, mede in relatie tot de voorgenomen bezuinigingen van de gemeente? Het blijkt dat de risico’s van de Wmo begroting 2011 niet volledig in beeld zijn. Zo wordt bij begroting onvoldoende rekening gehouden met groeiend beroep op voorzieningen terwijl hier al jaren een trend is waar te nemen en er jaarlijks tussentijdse bijstellingen hebben moeten plaatsvinden. Ook in de bezuinigingsvoorstellen wordt onvoldoende rekening gehouden met een groeiend beroep op de voorzieningen. Voor het beleidsterrein Wmo geldt een financiële taakstelling van ruim € 185.000 voor 2011. Door de gemeente is een voorstel gedaan om die taakstelling in te vullen, waarbij de focus vooral ligt op het versoberen van de bestaande voorzieningen. In de gedane voorstellen ontbreekt een inschatting van de gevolgen voor de doelgroep. Het ligt voor de hand om bezuinigingsvoorstellen niet alleen financieel in te steken, maar ook inhoudelijk
Uitvoering van de Wmo in Hoogezand Sappemeer
39
6 Kaderstelling, controle door de raad 6.1
Inleiding
Kaders en controle De gemeenteraad heeft een belangrijke kaderstellende en controlerende rol. In dit onderzoek hebben we met verschillende gemeenteraadsleden gesproken over hoe die rol nu wordt ingevuld en wat hierin beter zou kunnen. Onderzoeksvraag In dit hoofdstuk geven we antwoord op de volgende deelvraag: Hoe heeft de gemeenteraad zijn kaderstellende en controlerende rol op de Wmo ingevuld?
6.2
Bevindingen
Informatie beschikbaar, maar ondoorzichtig Het kost raadsleden grote moeite om overzicht te krijgen op de Wmo. Vanaf het begin ervaren raadsleden de informatieverstrekking als een brij, waar nauwelijks wijs uit te worden is. De rapportages die de raad ontvangt vertonen geen samenhang waardoor onderlinge vergelijking door de jaren heen onmogelijk is. De raad is dan ook niet in staat zijn rollen naar behoren te spelen. Er is een vraag naar evaluaties waaruit blijkt of de gemeente de goede dingen doet. Op dit moment hebben raadsleden daar onvoldoende zicht op. De raad op afstand De raadsleden constateren dat ze feitelijk geen kaderstellende rol spelen. De beleidsstukken die voorgelegd worden zijn al uitgekristalliseerd. Eén van de raadsleden zei: ‘je stemt dan maar in omdat je het grotendeels eens bent’. In het afwegingsproces worden raadsleden nauwelijks betrokken. De raadsleden zouden graag een keuzemenu voorgelegd krijgen. Ze constateren: ‘wij worden niet kaderstellend gevoed’. De wens om ook in de politieke afweging een grotere rol te spelen is er wel. De raadsleden erkennen dat ze zelf inzoomen op details en gezamenlijk ook niet de kaderstellende rol oppakken. Bijvoorbeeld in de discussie over de bezuinigingen zijn geen inhoudelijke kaders aangegeven, is de politieke discussie niet gevoerd in de raad. Kritisch over burger- en cliëntenparticipatie De gemeente heeft burger- en cliëntenparticipatie primair vormgegeven in de WmoWWB adviesraad. De raadsleden constateren dat de Wmo-WWB adviesraad een moeilijke start heeft gehad. De situering van de Wmo-WWB adviesraad in het
Uitvoering van de Wmo in Hoogezand Sappemeer
40
beleidsproces heeft moeite gekost. De zichtbaarheid van de adviesraad ervaren de raadsleden als gering. Verder geven de raadsleden aan twijfels te hebben over de mate waarin de gemeente er in geslaagd is om burger- en cliëntenparticipatie uit de Wmo voldoende handen en voeten te geven. Burger- en cliëntenparticipatie en horizontale verantwoording maken nadrukkelijk onderdeel uit van de Wmo. De onderzoekers vinden het opmerkelijk dat er bij de raadsleden onduidelijkheid bestond over de rol van de WMO/WWB-adviesraad bij burger- en cliëntparticipatie.
6.3
Concluderend
De raad ontvangt van het college tijdig de informatie binnen de Planning en Controlcyclus. De samenhang tussen de informatie die geboden wordt ontbreekt echter, evenals de vaak benodigde achtergrondinformatie bij cijfers (zoals ook eerder in dit rapport behandeld). Het is voor de raadsleden moeilijk of zelfs ondoenlijk om scherp voor ogen te krijgen wat er wel en niet gerealiseerd is, of dit in lijn met de doelstellingen van het beleid is en of de relatie tussen middelen en opbrengsten in verhouding is. De kaderstellende rol is naar opvatting van de gesproken raadsleden uiterst beperkt en de controlerende rol van de raad wordt - mede door te gedetailleerde dan wel onsamenhangende informatie - vooral passief ingevuld. Om de raad te faciliteren een meer actieve rol in te kunnen nemen, is het van belang dat ze eerder worden betrokken (voordat het beleid al volledig uitgekristalliseerd is) en ze gevoed worden met de benodigde transparante en samenhangende informatie.
Uitvoering van de Wmo in Hoogezand Sappemeer
41
Bijlage 1 – lijst van documenten
1. Kadernotitie Wmo HS
Jaar 2005
Prestatieveld alle
2. Visie, uitgangspunten en aanpak project huishoudelijke verzorging Wmo
2006
6
3. Inventarisatie van de financiële gevolgen van de invoering van de Wmo
2006
alle
4. Notitie Wmo in HS
2007
alle
5. Beleidsplan Wmo 2008 -2012 – Meedoen in een sociale samenleving
2008
alle
6. Nota leefbaarheid en maatschappelijke participatie
2008
1, 4, 5
7. Notitie structuur nieuwe welzijnsorganisatie HS
2008
1, 2, 4, 5
8. Nota integraal jeugdbeleid 2008 – 2010
2008
2
9. Besluit maatschappelijke ondersteuning 2007
2007
6
10. Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning 2007
2007
6
11. Verordening maatschappelijke ondersteuning 2009
2008
6
12. Gewijzigd plan van aanpak Loket Wonen, Welzijn en Zorg
2008
3, 6
13. B&W advies – Integratie publiekszaken met Centraal Meldpunt Zorg/Loket Welzijn en Zorg
2009
3, 6
14. Formatieplan loket WWZ; na inbedding in publiekszaken
2009
3, 6
15. Startnotitie beleidsplan van verzorging naar participatie
2010
6
16. Tevredenheidsonderzoek Wmo over 2009 – cliënten individuele voorzieningen
2010
6
17. Vergelijking tevredenheid cliënten Wmo 2007 t/m 2009
2010
6
18. Vroeg erbij en erbij blijven – visie van de 25er Groninger gemeenten op de OGGz 2008 – 2012
2008
8
19. Pilot project ‘het OGGz zorgteam HS’
2008
8
20. Regiovisie OGGz HS en Slochteren
2008
8
21. Procesbeschrijving tijdelijke aanpak hulpvragen en begeleiding
2009
8
22. Inhoudelijk verslag uitvoering regiovisie OGGz HS/Slochteren 2008 – 2009
2010
8
Uitvoering van de Wmo in Hoogezand Sappemeer
42
23. Update OGGz visie Groningen
2010
8
24. Naar een nieuw perspectief voor de OGGz – een bouwplan voor een OGGz huis in de steigers
2010
8
25. Doel en omvang van OGGz interventies
2010
8
26. Projectbeschrijving Eigen Kracht (restorative practices/herstelgericht werken) 27. Memo nav vragen Christenunie (22.04.09)
2010
8
2009
alle
28. Programmabegroting 2007, 2008, 2009 en 2010
alle
29. Jaarrekening 2007, 2008, 2009
alle
30. Productbegroting huishoudelijke verzorging en individuele voorzieningen
2009
6
31. Financieel overzicht Wmo 2007 t/m 2011
2010
alle
32. Coalitieakkoord 2010 – 2014: solidair en uitdagend
2010
33. Eindrapportage voorstudie bezuinigingen gemeente HS 2010 - 2015
2010
34. Bezuinigingen 2011 – 2014
2010
35. Inhoudelijke evaluatie Integraal Jeugdbeleid 2008-2011
2011
2
36. De burgers in de benen
2011
alle
Uitvoering van de Wmo in Hoogezand Sappemeer
43
Bijlage 2 – lijst van geïnterviewde personen
Mw. O. Gopal
Dhr. J. Velema Mw. L. Goslinga Dhr. J. Kalk Dhr H. Kamminga Dhr. G. Oudekerk Mw. A. Thuss Dhr. G. van der Worp Mw G. Bosscher Mw. T. de Wit Mw. M. van der Briel Mw. B. van Mierlo Dhr. A. Gooijert Mw P. Homan Mw J. Wiersema Dhr. J. Brouwer Mw. M. van der Werf Mw. S. Seljee Dhr. B. Lenders Mw. C. Kramp Mw. A. Doelman-Pel Dhr. H. Schipper
o.a. coördinerend wethouder wmo; financiën en belastingen, ouderenbeleid, gehandicaptenbeleid, volksgezondheid o.a. coördinerend wethouder dienstverlening (w.o. WMO-loket); onderwijs, jeugdbeleid Afdelingsmanager Wonen en Samenleving, Wijkvisie, coördinator wijk en beleid, Wmo beleid coördinator, Gorecht west Vnl volksgezondheid , jeugdgez, subsidies, mts opvang, oggz, Soc cult werk: welzijn, mts werk,vrijwilligers O & W vervanger G. Ouderkerk: kwartier/noordermaat Unithoofd Wmo Wwz deskundigen Indicatieadviseur Wwz deskundige Unithoofd onderwijs, economie en werk Financieel medewerker Wmo Raadslid VVD Raadslid CU Raadslid PvdA Raadslid D66 Raadslid LC Raadslid RG Raadslid CDA Voorzitter Wmo/WWB adviesraad Secretaris Wmo/WWB adviesraad
Uitvoering van de Wmo in Hoogezand Sappemeer
44
Reactie College op eindversie rapportage
REACTIE COLLEGE
Publiekszaken Telefoon (0598) 373737 Fax (0598) 373699 www.hoogezand-sappemeer.nl
Gorecht-Oost 157 Postbus 75 9600 AB Hoogezand
De Ommelander Rekenkamer t.a.v. dhr. H. de Graaf Postbus 155 9470 AD Zuidlaren Datum 29 november 2011
Uw kenmerk
Uw brief van
Bijlagen
Ons kenmerk G20111117
Contactpersoon G van der Worp B van Mierlo
Telefoon (0598) 373538 (0598) 373807
Verzonden
Onderwerp Geachte heer de Graaf, Met deze brief maken wij graag gebruik van de mogelijkheid om te reageren op de conceptrapportage van het Rekenkameronderzoek naar de Wmo in onze gemeente. De Rekenkamer heeft de effecten van de prestatievelden 2, 3 en 6 in de Wmo gedurende de periode 2007 – 2010 nader onderzocht. De Rekenkamer stelt in algemene zin dat veel activiteiten worden uitgevoerd en veel resultaten worden bereikt op genoemde prestatievelden in onze gemeente. Als centraal verbeterpunt wordt daarbij geformuleerd de samenhang tussen de inzet van middelen en de te bereiken resultaten meer transparant te maken. Wij herkennen dit beeld. Wel plaatsen wij dit beeld in de historische context. In de jaren liggend voor 2011 is politiek bewust de keuze gemaakt een ruimhartig beleid te voeren ten aanzien van individuele Wmo-voorzieningen. Bij de aanbesteding van het collectief vervoer is bijvoorbeeld gekozen voor de mogelijkheid meer kilometers te reizen dan in de omliggende gemeenten. Ook bij de overgang van huishoudelijke hulp vanuit de AWBZ naar de Wmo in 2007 is politiek bewust gekozen om het ruimhartige beleid van de AWBZ te volgen. Pas bij de besluitvorming over de bezuinigingsvoorstellen voor 2011 e.v. is dit spoor door de politiek verlaten en zijn er andere keuzes gemaakt. Na 2010 hebben wij, samen met de raad, ook nog de volgende belangrijke stappen gezet: • Maatschappelijke effecten benoemd, • De planning en control cyclus geoptimaliseerd, • Heldere prestatieafspraken gemaakt met uitvoerende instellingen, • Een concept participatievisie ‘Burgers in de benen’ vastgesteld, • Een start gemaakt met de integrale benadering van de 3 grote decentralisaties, • In het kader van de bezuinigingen inhoudelijke keuzes gemaakt; deze worden uitgewerkt in een financieel meerjarenperspectief, waarvan ook benchmarking onderdeel zal uitmaken. Over de maatschappelijke effecten willen we aanvullend het volgende opmerken. De werkwijze maatschappelijke effecten heeft in 2010 geresulteerd in het formeren van een werkgroep met daarin twee raadsleden, de wethouder, de raadsgriffier en vier leden van de ambtelijke organisatie. Deze werkgroep heeft de raad in 2010 een manier van werken ter besluitvorming voorgelegd waarop gekomen kan worden tot maatschappelijke effecten. Hiermee heeft de raad in 2010 ingestemd. ONDERZOEK NAAR DE UITVOERING VAN DE WMO IN DE GEMEENTE HOOGEZAND-SAPPEMEER
REACTIE COLLEGE
Met het benoemen van maatschappelijke effecten moeten deze effecten in relatie gebracht worden met (beleids)doelstellingen. De doelstellingen moeten specifiek, meetbaar, resultaatgericht en tijdgebonden worden geformuleerd. De raad heeft er voor gekozen om elk jaar in de begroting een aantal onderwerpen uit te werken volgens de nieuwe werkwijze maatschappelijke effecten. De individuele Wmo-voorzieningen en het jeugdbeleid zijn gekozen als thema’s om uit te werken in de begroting 2012. Dit sluit overigens helemaal aan bij onze wens om prestaties te kunnen monitoren en beter te kunnen vergelijken met andere gemeenten. Het college wil verder zelf ook de bestuurlijke aansturing (2 wethouders dragen verantwoordelijkheid voor de Wmo) nog onder de loep nemen. Kortom, we zien het rapport van de rekenkamer als een stevige stimulans om de weg die we zijn ingeslagen met overtuiging te vervolgen. Hieronder volgt meer in detail eerst een reactie op het onderzoek naar prestatieveld 2 en daarna op de prestatievelden 3 en 6. Prestatieveld 2 De Rekenkamercommissie heeft in hoofdstuk 3 van de rapportage een verdieping uitgewerkt van de effecten van prestatieveld 2 van de WMO. Prestatieveld 2 betreft de preventieve ondersteuning van jeugdigen. Voldoende activiteiten uitgevoerd en voldoende resultaten behaald (3.2) In het concept-rapport wordt de conclusie getrokken dat “er voldoende activiteiten zijn uitgevoerd die tot resultaten hebben geleid” voor de verschillende onderdelen van het gemeentelijk jeugdbeleid. Wij delen deze conclusie. Jeugd was en is een prioriteit van ons gemeentelijk beleid. Zo is in de periode 2007-2010 onder meer de werkwijze Kinderen tellen mee ontwikkeld waarmee 170 gezinnen kortstondig dan wel langdurig zijn ondersteund, het jongerencentrum is gerealiseerd en is in provinciale samenwerking de Verwijsindex tot stand gekomen. De conclusie van de rekenkamer sluit aan bij het standpunt zoals dit is verwoord in het document Evaluatie Integraal jeugdbeleid 2008-2010 dat aan de toenmalige commissie welzijn is voorgelegd in februari 2010. Onduidelijkheid effectmeting 2007-2010 (3.2) Hoewel er voldoende resultaten zijn behaald in het gemeentelijk jeugdbeleid in de periode 2007-2010 wordt gesteld dat het onvoldoende duidelijk is hoe deze resultaten zich verhouden tot de gewenste effecten (p 18, en herhaald als conclusie op p 20). In de tabel op p 18 staan als bevindingen onder meer benoemd dat doelstellingen meer SMART geformuleerd kunnen worden en resultaten, effecten en indicatoren beter onderscheiden kunnen worden. Bovengenoemde constatering van de rekenkamer delen wij. Nieuwe systematiek effectmeting jeugdbeleid 2011-2014 is een duidelijke verbetering maar ontoereikend om effecten vast te stellen (3.2) Het onderzoek van de rekenkamer (voorjaar 2011) viel samen met de voorbereidingen van de nieuwe manier van effectmeting (werkwijze maatschappelijke effecten) voor het jeugdbeleid. In overleg met de onderzoekers is de nieuwe systematiek wel betrokken bij het onderzoek. Daarbij moet opgemerkt worden dat de onderzoekers hebben gewerkt met een conceptversie van de nieuwe systematiek.
ONDERZOEK NAAR DE UITVOERING VAN DE WMO IN DE GEMEENTE HOOGEZAND-SAPPEMEER
REACTIE COLLEGE
Later heeft nog een aantal kwalitatieve bijstellingen plaats gevonden die niet meer in het onderzoek meegenomen konden worden. De gemeenteraad heeft op 10 oktober jl. de definitieve systematiek vastgesteld zoals deze wordt opgenomen in de begroting 2012. Op verzoek van de raad is daarbij in het bijzonder de verbinding tussen de financiële inzet en de beoogde resultaten aangescherpt. Wij zijn verheugd dat de onderzoekers op basis van de conceptversie de conclusie trekken dat deze systematiek een duidelijke verbetering laat zien ten opzichte van de oude. Deze conclusie onderschrijven wij. Tegelijkertijd wordt in de rapportage gesteld dat de nieuwe systematiek ontoereikend is om de effecten van het preventief jeugdbeleid vast te stellen. Hiervoor is het nodig om de onderzoeken die als grondslag hebben gediend voor de systematiek te herhalen in een 1- meting. Dit laatste delen wij. Deze herhaling is in onze ogen overigens ook het uitgangspunt van de gehele nieuwe systematiek. Het is nadrukkelijk de bedoeling om de voortgang aan de hand van de beschreven indicatoren via de reguliere planning & controlcyclus aan de raad voor te leggen. Zo maken wij op dit moment afspraken met Kwartier Zorg en Welzijn als één van de belangrijke uitvoerders van het gemeentelijke jeugdbeleid om op de voor hen relevante onderdelen van het jeugdbeleid tijdig informatie aan te leveren. Overigens zullen wij in het licht van de aankomende decentralisatie jeugdzorg de effectmeting doorontwikkelen. Deze mede ook naar aanleiding van de in de beleidsbrief van het ministerie van VWS d.d 8 november jl. waarin gesteld wordt dat gemeenten worden verplicht om een beperkt aantal indicatoren over de resultaten van het jeugdbeleid landelijk te publiceren. Het ministerie heeft hiervoor opdracht gegeven aan het CBS om een landelijke jeugdmonitor te ontwikkelen die ook een lokale toepassing moet krijgen: de lokale jeugdspiegel. Deze toepassing zal de komende jaren verder worden uitgebouwd met gegevens ook over zorggebruik en de gezondheidssituatie van jongeren in de gemeenten. Prestatieveld 3 en 6 De Rekenkamercommissie heeft in hoofdstuk 2, 4 en 5 gerapporteerd over beleid en uitvoering van de prestatievelden 3 en 6. Prestatieveld 3 behelst de informatie en advies functie van de gemeente en prestatieveld 6 bevat het verlenen van individuele Wmo-voorzieningen, zoals huishoudelijke hulp, rolstoelen, woon- en vervoersvoorzieningen. Doelstellingen en prestaties (2.2.1) De constatering dat doelen en prestaties in de periode 2007 - 2010 onvoldoende helder waren geformuleerd delen wij. Inmiddels heeft de raad recent voor de begroting 2012 maatschappelijke effecten, doelstellingen en indicatoren vastgesteld. We denken dat hiermede een goede stap gezet is op de weg om effecten van het beleid beter te kunnen monitoren. Beleid (4.2.) De constatering dat aan het beleid ten aanzien van individuele voorzieningen in de afgelopen jaren onvoldoende invulling is gegeven en dat de verordening en beleidsregels achter lopen bij de uitvoeringspraktijk delen wij eveneens. Ten aanzien van het voorbeeld van de zonering collectief herhalen we dat de keuzes die destijds gemaakt zijn betreffende het aantal kilometers collectief vervoer weldegelijk steunden op politieke keuzes. Tot slot, de door de raad vastgestelde conceptvisie ‘Burgers in de benen’ biedt straks het kader waarbinnen een nieuwe verordening en nieuwe beleidsregels voor individuele voorzieningen kunnen worden vastgesteld. De verordening zal voor de zomer van 2012 aan de raad ter goedkeuring worden aangeboden. ONDERZOEK NAAR DE UITVOERING VAN DE WMO IN DE GEMEENTE HOOGEZAND-SAPPEMEER
REACTIE COLLEGE
Wmo/Wwb adviesraad (2.2.3.) Als College hechten we aan een onafhankelijke adviesraad. Hun taak is vanuit de aanwezige expertise binnen de adviesraad het college en de gemeenteraad gevraagd en ongevraagd te adviseren over beleid en uitvoering van (o.a.) de Wmo.
Prognoses (5.2.3.) Aan het werken met prognoses voor de toewijzing van middelen is het afgelopen jaar gewerkt. Er is intern een prognose model ontwikkeld waarmee voor de komende jaren het beroep op individuele voorzieningen geraamd kan worden. Deze prognoses maken het ook mogelijk de effecten van de Kanteling en de bezuinigingsmaatregelen te monitoren. Sturingsinformatie (5.2.3.) In 2012 zal de sturinginformatie worden uitgebreid worden met gegevens die het mogelijk maken belangrijke uitgavenposten als huishoudelijke hulp en collectief vervoer beter te monitoren. Te denken valt aan het monitoren van het aantal gebruikers van huishoudelijke hulp en het aantal uren hulp. Ook gegevens over het collectief vervoer (pashouders - gebruikers kilometers) zullen worden geregistreerd en geanalyseerd. Bij afwijkingen moet dit leiden tot een betere analyse, rapportage en adequate vervolgacties. Cliënten (5.2.3.) We zijn blij dat, ondanks de terechte kritiek op de uitvoering van de individuele Wmo voorzieningen, de klanttevredenheid de jaren door altijd hoog is geweest. Dit betekent dat de uitvoerders in een lastige situatie als regel goed werk hebben geleverd. Tot slot Met deze brief hebben wij onze reactie gegeven op de conceptrapportage van de Rekenkamer naar de uitvoering van de WMO. Wij verwachten dat onze reactie integraal wordt opgenomen in de definitieve rapportage die aan de gemeenteraad wordt aangeboden zodat de raad over alle informatie beschikt om tot een afgewogen oordeel te komen.
Met vriendelijke groet, burgemeester en wethouders van Hoogezand-Sappemeer,
F.J.G. Wiertz Secretaris
Y.P. van Mastrigt burgemeester
ONDERZOEK NAAR DE UITVOERING VAN DE WMO IN DE GEMEENTE HOOGEZAND-SAPPEMEER
NAWOORD VAN DE REKENKAMERCOMMISSIE
Nawoord van de Rekenkamercommissie De Rekenkamercommissie heeft kennisgenomen van de reactie van het college van B&W d.d. 29 november 2011 op het onderzoeksrapport naar “de uitvoering van de WMO”, waarvoor onze dank. Het stemt ons positief dat het college in haar reactie aangeeft dat zij zich in grote lijnen kan vinden in het door de onderzoekers opgestelde rapport. Het op basis van het rapport verder verbeteren van een aantal zaken door het college juichen wij uiteraard toe. Wij verwachten dan ook dat het rapport een positieve bijdrage zal leveren aan de verdere uitvoering van de WMO binnen de gemeente Hoogezand-Sappemeer. De (overige) opmerkingen van het college kunnen beschouwd worden als input voor de discussie in de Raad.
ONDERZOEK NAAR DE UITVOERING VAN DE WMO IN DE GEMEENTE HOOGEZAND-SAPPEMEER
Gemeente Hoogezand-Sappemeer Gorecht-Oost 157 Postbus 75 9600 AB Hoogezand T (0598) 37 37 37 F (0598) 37 36 99
[email protected] www.hoogezand-sappemeer.nl
Ommelander Rekenkamer Postbus 155 9470 AD Zuidlaren T (050) 589 33 32 F (050) 589 33 31
[email protected] www.ommelanderrekenkamer.nl
ONDERZOEK NAAR DE UITVOERING VAN DE WMO IN DE GEMEENTE HOOGEZAND-SAPPEMEER