Voorstel aan het AB Van
Dagelijks Bestuur
Onderwerp
Uitgangspunten Meerjarenraming 2016-2025 en Begroting 2016
Agendapuntnr.
6
Corsanr.
AB-vergadering
porten/2014.10967
17-12-2014
FPC
Besluit Voor kennisgeving aan te nemen de door het Dagelijks Bestuur vastgestelde uitgangspunten, te hanteren bij het opstellen van de Meerjarenraming 2016-2020-2025 resp. de Begroting 2016. Financiële gevolgen Geen. Strategische relevantie/Beleidsgevoeligheid De aangegeven uitgangspunten zijn bepalend voor de ontwikkelingsrichting van het Waterschapsbedrijf Limburg (WBL) en zijn tevens bepalend voor de ontwikkeling van de kosten en opbrengsten van het WBL en dientengevolge ook voor de door de Waterschappen te betalen jaarlijkse bijdrage. Conform afspraak zijn de concreet benoemde uitgangspunten ter besluitvorming voorgelegd aan het Dagelijks Bestuur, zodat die vervolgens kunnen worden opgenomen in de nieuwe MJR / Begroting. Dit voorstel strekt ter kennisgeving aan uw bestuur. Toelichting Doelmatigheidswinst Bestuursakkoord Water De economische situatie en de daaruit voortvloeiende rijksbezuinigingen hebben nu al en zullen ook de komende jaren een aanzienlijk effect hebben op de samenleving. Ook de waterschappen blijven hier niet van verschoond en worden geconfronteerd met een financiële situatie die zich kenmerkt door zuinigheid met vlijt en verantwoord kostenbewustzijn. Op waterschapsniveau hebben de rijksbezuinigingen hun vertaalslag gevonden in het Bestuursakkoord Water, waarbij een doelmatig en rationeel waterbeheer als kerntaak voorop staat. In het Bestuursakkoord Water is vastgelegd dat partijen gezamenlijk streven naar een doelmatigheidswinst die oploopt tot jaarlijks € 750 miljoen in 2020.
1
Deze € 750 mln is daarbij als volgt opgebouwd (bron: Bestuursakkoord Water, april 2011): Te bereiken doelmatigheidswinst volgens Bestuursakkoord Water van April 2011 ( in mln € )
Waterketen - waterschappen en gemeenten - drinkwaterbedrijven - rijk, provincies, waterschappen, gemeenten
380 70 300 750
( in mln € ) Doelmatigheidswinst van € 750 mln - gemeenten (riolering) 140 - waterschappen (zuivering) 100 - waterschappen en gemeenten 140 - drinkwaterbedrijven 70 - overdracht bestrijding muskus- beverratten van provincie naar waterschappen 19 - aanleg/verbetering primaire waterkeringen van rijk naar ws-en (gedeeltelijk) * 181 - waterschappen, gemeenten en drinkwaterbedrijven 100 750 (*) periode 2011-2013: € 81 mln; in jaar 2014: € 131 mln; vanaf jaar 2015: € 181 mln
Deze doelmatigheidswinst zal door de waterschappen gerealiseerd dienen te worden door gezamenlijk invulling te geven aan het begrip ‘gematigde lastenontwikkeling’. In de brief d.d. 27-4-2012 van de Unie van Waterschappen wordt hieromtrent vermeld dat als ieder individueel waterschap erin slaagt om de ontwikkeling van de waterschapsbelastingen zoals deze eind 2009 voor de referentieperiode 2010-2013 werd geraamd (landelijk 3,5%), door doelmatigheidswinst met 0,8% per jaar naar beneden bij te stellen, als sector waterschappen het vereiste aandeel in de gemaakte afspraken wordt geleverd. Hierbij moeten dan wel de extra kosten van de muskusrattenbestrijding en HWBP-bijdragen eveneens zijn ‘terugverdiend’. Om adequaat op bovengenoemde Rijksbezuinigingen te kunnen inspelen hebben de waterschappen enerzijds gezocht naar ombuigingsmogelijkheden binnen de eigen begrotingen, maar hebben anderzijds reeds bij het opstellen van de MJR 2012-2016 het WBL verzocht om ook de ombuigingsmogelijkheden binnen de WBL-begroting te onderzoeken. Bepaald is dat daarbij het begrotingsjaar 2011 als referentiejaar geldt. Uit
bovenstaande
tabel
blijkt
een
voor
waterschappen
en
gemeenten
beoogde
landelijke
bezuinigingsoperatie van € 380 mln, verdeeld over: € 140 mln riolering gemeenten € 140 mln integratie riolering en zuiveringen € 100 mln zuiveringen De ombuigingsoperatie heeft voor het WBL vooralsnog enkel betrekking op de € 100 mln Zuiveringen. De overige besparingen vallen op dit moment buiten de ‘invloedscirkel‘ van WBL. De onderliggende veronderstelling is dat deze besparingen op termijn, mede te realiseren zijn door optimalisatie in de afvalwaterketen. Het initiëren van samenwerking in de afvalwaterketen met gemeenten in Limburgs is gericht op kwaliteit verhogen, kwetsbaarheid verlagen, kosten verlagen. In het bijzonder wordt vermeld dat er landelijk geen verdeelsleutel is afgesproken waarbij rekening is gehouden met de inspanningen van de waterschappen in het afgelopen decennium. De Limburgse waterschappen hebben zich in deze periode sterk gefocust op het realiseren van zo laag mogelijke maatschappelijke kosten. Het concept-resultaat van de meest recente benchmark, Waterschapsspiegel
2
2014, toont dat de totale netto kosten per vervuilingseenheid (v.e.) bij het WBL ca. 12% lager zijn dan het gemiddelde van alle Nederlandse waterschappen. Daarmee staat het WBL landelijk op de derde plaats voor wat betreft netto kosten per v.e. Scenario’s ontwikkeling netto kosten WBL Onderstaand wordt aangegeven hoe de ontwikkeling van de netto kosten bij het WBL volgens de Meerjarenraming 2015-2020-2024 zich verhoudt tot de te bereiken doelmatigheidswinst. Hierbij worden de volgende scenario’s getoond: 1. 2. 3.
4.
kosten WBL incl. inflatie in de periode 2010-2024 (vanaf 2015 volgens MJR 2015-2024) kosten WBL incl. inflatie op basis van de bijdrage 2010 + de in het feitenrapport verwachte kostenstijging van 18% tot 2020 (overeenkomend met 1,8% per jaar) kosten volgens variant 2 aangevuld met het halen van de doelmatigheidsreductie van 0,8% per jaar (volgens het Feitenrapport betekent dit voor WBL: kosten incl. inflatie + stijging kosten met 1% per jaar) kosten volgens variant 3 aangevuld met de volgens het Feitenrapport te behalen extra doelmatigheidsreductie van 0,5% per jaar bij realisatie van integraal afvalwaterbeheer.
1. netto kosten incl. inf latie - vlgs MJR 2015-2020-2024 2. netto kosten + verwachte stijging waterschapswereld (18%) 3. netto kosten + besparing af valwaterketen (stijging daalt tot 10%) 4. netto kosten + besparing waterketen (stijging daalt tot 5%) 110.000 105.000 100.000 95.000 90.000 85.000 80.000 75.000 70.000 65.000 60.000 55.000 50.000 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019 2020 2021 2022 2023 2024
1. 2. 3. 4.
netto kosten incl. inflatie - vlgs MJR 2015-2020-2024 netto kosten + verwachte stijging waterschapswereld (18%) netto kosten + besparing afvalwaterketen (stijging daalt tot 10%) netto kosten + besparing waterketen (stijging daalt tot 5%)
Jaar 2010 72.510 72.510 72.510 72.510
Jaar stijgings 2020 percent. 73.597 1% blauwe lijn 105.650 46% rode lijn 97.637 35% groene lijn 92.911 28% paarse lijn
Uit deze vergelijking blijkt dat de kostenontwikkeling WBL volgens de onderhavige MJR 2015-2024 (de blauwe lijn) zich al duidelijk beweegt onder het kostenniveau overeenkomend met de landelijk afgestemde doelmatigheidsreductie van 0,8% per jaar (de groene lijn). Ook ligt die blauwe lijn (WBL) nog duidelijk lager dan het kostenniveau overeenkomend met de landelijk te behalen aanvullende doelmatigheidsreductie van 0,5% per jaar, bij realisatie van de voordelen verbonden aan integraal waterbeheer (zie de paarse lijn).
3
Ingestelde visitatiecommissie Gemeenten en waterschappen werken in ruim zestig regio’s samen aan de uitwerking van de afspraken in het Bestuursakkoord water. De landelijke doelen zijn € 380 miljoen kostenbeperking, kwaliteitsverbetering en beperking van de personele kwetsbaarheid. Hiervan zijn regionale doelen afgeleid door de regio’s. Overal wordt gewerkt aan het bereiken van de doelen. Door de verschillen tussen de regio’s in grootte en organisatie varieert de aanpak en de voortgang. Een onafhankelijke visitatiecommissie waterketen gaat van start en brengt de voortgang van de samenwerking in de waterketen in kaart. De minister van Infrastructuur en Milieu heeft Karla Peijs in juni 2013 benoemd als voorzitter van de visitatiecommissie waterketen. De visitatiecommissie brengt de voortgang van de samenwerking in de waterketen (gemeenten, waterschappen en drinkwaterbedrijven) in kaart, beoordeelt dit en schetst eind 2014 een onafhankelijk landelijk beeld. Gemeenten kunnen de regie in eigen hand houden door intensieve regionale samenwerking, ook met het waterschap, te blijven stimuleren en te benutten. Alle regio’s zijn in 2013 geconsulteerd. Een eerste beoordeling heeft plaatsgevonden in oktober 2013. Vervolgens hebben de regio’s een herkansing gekregen, waarna in januari 2014 een nieuwe beoordeling heeft plaatsgevonden. De beoordeling heeft geleid tot een indeling in de categorieën koploper, peloton, achterblijver. Voor de beoordeling zijn daarbij de volgende criteria gehanteerd: -
het ambitieniveau voor kostenbesparing. Ligt dit ambitieniveau onder 10% dan is het voorlopige oordeel achterblijver; ligt het ambitieniveau boven 10%, dan gaat de regio door voor eindoordeel koploper of peloton;
-
voldoen aan randvoorwaarden: concreetheid van de plannen en handhaving van de kwaliteit; mate van implementatie: hoe ver is men met plannen en uitvoeren.
De gegevens voor de beoordelingen zijn door de regio’s verstrekt. In eerste instantie is WBL hier niet of nauwelijks bij betrokken geweest. Ten behoeve van de gegevensverstrekking voor de tweede beoordeling heeft het WBL aan de regio’s een brief gestuurd waarin het WBL haar autonome ontwikkeling schetst voor de komende jaren. Deze gegevens zijn gebaseerd op de vastgestelde WBL begroting 2014 (MJR 2014-2018). Uit deze gegevens kan geconcludeerd worden dat de bijdrage van WBL in de kostenbesparing in de 5 regio’s groot is/wordt. Mede door deze aanvullingen van het WBL zijn alle regio’s als koploper beoordeeld (zie navolgend overzicht). Voor de regio’s in Limburg heeft de inventarisatie en beoordeling het volgende resultaat gehad: e
Beheersgebied WPM Beheersgebied WRO
e
1 beoordeling oktober 2013
2 beoordeling januari 2014
Regio Venlo Venray
koploper
koploper
Limburgse Peelen
koploper
koploper
Maas en Mergelland
achterblijver
koploper
Parkstad
peloton
koploper
Westelijke Mijnstreek
achterblijver
koploper
4
Uitgangspunten Meerjarenraming 2016-2020-2025 + Begroting 2016 Voorgesteld wordt om de onderstaande aan de vigerende MJR 2015-2020-2024 ontleende uitgangspunten te hanteren: 1. De reguliere planningsperiode bedraagt vijf jaar en loopt tot 2020. Deze planningshorizon komt overeen met de horizon gesteld in het landelijke Bestuursakkoord Water en de per 2020 te behalen doelmatigheidswinst. 2. Ter beoordeling van de ontwikkeling van de netto kosten op langere termijn, wordt voor het WBL de scope van een beoordelingsperiode van 10 jaar aangehouden. 3. Referentiekader voor de nieuwe MJR resp. Begroting 2016 vormen: Begroting 2011 (reeds besloten bij de behandeling van de Begroting 2012) MJR 2015 – 2020 + MIP 2015 – 2020 4. Bij de beoordeling van de Meerjarenraming + Begroting is de ontwikkeling van de netto kosten leidend. De inzet van formatie is een middel om het geformuleerde doel te bereiken; in deze zin kan een toename van de formatie dienstbaar zijn aan een verlaging van de netto kosten; 5. Uitvoering geven aan het Klimaatakkoord tussen Rijk en Unie. In dit akkoord zijn de klimaatambities van de waterschappen in samenhang gebracht en verankerd. Het Klimaatakkoord kent een drietal pijlers: energie, adaptatie en duurzaamheid. Het Klimaatakkoord stimuleert innovatie en laat zien wat de waterschappen op klimaatgebied presteren. 6. De belangrijkste ambities van het klimaatakkoord tussen Unie van Waterschappen en Rijk omvatten:
30% energie-efficiënter en zuiniger werken tussen 2005 en 2020: hieraan geeft WBL invulling door voortdurend te zoeken naar innovatieve, energiezuinigere processen zoals Air Implosion beluchting, energiezuinige procesregelingen (CarCON, retourslib), seizoensafhankelijke bedrijfsvoering, etc. Bij vervangingsinvesteringen en renovatieprojecten wordt gekeken naar energiezuinigere apparatuur en machines en bij de technologische proceskeuzes wordt rekening gehouden met energiezuinige alternatieven zoals de Nereda-technologie;
40% zelfvoorzienend door eigen duurzame energieproductie in 2020: hieraan geeft WBL invulling door voortdurend te zoeken naar haalbare projecten met betrekking tot slibgistingen (incl. voorbehandeling zoals slibdesintegratie) en duurzame energieopwekking (zon, wind, water);
30% minder uitstoot van broeikasgas tussen 1990 en 2020: dit is een gevolg van de verlaging van het energieverbruik (hogere efficiency) en van de duurzame eigen energieopwekking. Directe procesemissies van broeikasgassen zijn een thema van onderzoek bij de STOWA;
100% duurzame inkoop in 2015: WBL koopt elektriciteit al jaren 100% duurzaam (groen) in. Aardgas wordt sinds 2014 duurzaam ingekocht waardoor alle energie 100% duurzaam wordt
ingekocht. 7. Het WBL heeft als ambitie te groeien naar een High Performance organisatie (HPO). Een dergelijke organisatie onderscheidt zich gedurende een aaneengesloten periode van minimaal 5 jaar in haar branche op financiële en niet-financiële prestaties. WBL wil onderscheidend zijn in haar branche in het maximaal terugwinnen van grondstoffen en energie, en een doelmatige inzet van gezuiverd water voor ecosysteem, bedrijven, land- en (glas)tuinbouw door creativiteit, inventiviteit en hoge performance. Samenwerken binnen de gouden driehoek oftewel de keten van overheden, bedrijven, onderzoek- en onderwijsinstellingen staat hierbij centraal. Samenwerken waar ongekende meerwaarde wordt geboden. Het MKB bieden wij een podium om nieuwe ontwikkelingen in de praktijk te onderzoeken en te testen. 8. Het WBL zet externe communicatie in daar waar deze ondersteunend is aan de samenwerkingsrelatie met Onderwijs, Overheid en Ondernemingen. Gericht wordt op een externe positionering van het WBL die aanzuigend werkt voor het binnenhalen van innovatieve ontwikkelingen en het bieden van een onderzoekspodium voor bedrijven, waarmee de performance van WBL kan worden verbeterd.
5
9. Onderzoek naar slimme logistieke oplossingen om fosfaathoudende slibben in Venlo in de TDH te behandelen om zo maximaal fosfaat en energie terug te kunnen winnen. 10. Realiseren van energieneutrale zuiveringsinstallaties door toepassing van vormen van duurzame energieopwekking. 11. Verdergaande efficiency als gevolg van de per 1 juli 2014 doorgevoerde reorganisatie binnen het WBL leidt vanaf 20016 tot een structurele besparing van € 700.000. 12. Uitgangspunt is dat de volgende rwzi’s van het WBL moeten voldoen aan de KRW-normen en ingangsdata, zoals die door de beide Waterschappen op 20-11-2012 schriftelijk aan het WBL zijn kenbaar gemaakt. Hierbij is de keuze gemaakt voor chemisch defosfateren op rwzi’s waar alleen maatregelen nodig zijn voor fosfaatverwijdering (Gennep, Meijel, Hoensbroek) en keuze voor biologisch defosfateren op rwzi’s waar ook maatregelen nodig zijn voor stikstofverwijdering (Roermond, Simpelveld). 13. In de brief van 20-11-2012 van de beide waterschappen is voor Wijlre voor het voldoen aan de KRWnormen als ingangsdatum vermeld 31-12-2014. Aangezien de clustering van tafel is, is het een optie om specifiek voor rwzi Wijlre uit te gaan van het voldoen aan de KRW-eisen per 2020 overeenkomend met de oude KRW-planning van het moment voordat sprake was van clustering van Simpelveld en Wijlre. Het stroomgebied van de Geul fungeert als een eerste pilot waarbij in 2014 samen met WRO op basis van het WaterSysteemkader Geul een zuiveringsplan wordt opgesteld waarin de consequenties betreffende de rwzi Wijlre worden uitgewerkt, aangaande eventuele aanpassing van de datum waarop voldaan moet worden aan de KRW-richtlijn alsook de mate waarin het Verdygo principe kan worden toegepast. Het zuiveringsplan van de Geul (met daarin de rwzi’s Wijlre en Simpelveld) zal begin 2015 in concept gereed zijn, waarna evaluatie plaatsvindt met betrekking tot de aanpak voor de overige stroomgebieden. 14. Het concept Waterbeheerplan 2016-2021 (WBP) zoals dat is vastgesteld door de Dagelijks Besturen van WRO en WPM is kaderstellend voor het WBL. Dit concept Waterbeheersplan ligt nu ter inzage. 15. Als vertrekpunt voor de bouw van een Rwzi volgens het Verdygo-concept (modulaire bouw), gelden de door het Algemeen Bestuur vastgestelde bestuurlijke randvoorwaarden:
stel voor elke rwzi een jaartal vast, waarin de conventionele rwzi wordt gesloten en de bouw van een Verdygo gereed is, en waarbij sprake is van lagere netto bedrijfskosten. Het uitwerken van een “stip op de horizon” scenario geschiedt in nauwe samenwerking met WRO en WPM met aandacht voor locatiekeuze en grootte van een Verdygo, waarbij het watersysteem een prominente plaats krijgt in het afwegingskader;
kies in overbruggingsperiode tot moment sluiten van conventionele rwzi voor bouwkundige/ elektromechanische renovaties met een technische levensduur voor deze overbruggingsperiode, die leiden tot lagere netto bedrijfskosten;
pas innovaties toe als sprake is van een gecalculeerd risico. Eventuele risico’s worden gespreid door samenwerking te zoeken met sterke partners (ondernemingen, overheden, onderwijs);
stel een (Europese) businesscase op, die de basis vormt voor verkrijgen van (Europese) subsidies;
voer onderzoek uit naar de keuze van de juridische structuur/rechtspersoon van het WBL met aandacht voor mogelijkheden tot valorisatie van het Verdygo-concept. 16. In de nieuwe MJR 2016-2020-2025 wordt overeenkomstig de vigerende MJR uitgegaan van de volgende Verdygo-projecten:
niet clusteren van Simpelveld en Wijlre
voortrein Roermond (uiterlijk 2015);
middentrein KRW-proof rwzi Simpelveld (uiterlijk 2015)
rwzi Weert (uiterlijk 2018)
rwzi Maastricht-Bosscherveld.
6
17. Voor de realisatie van een Verdygo te Maastricht in samenwerking met het bedrijfsleven, wordt eind 2014 de businesscase opgeleverd. 18. Vooralsnog wordt voor de Verdygo-uitwerking uitgegaan van een afschrijvingstermijn voor het bouwkundig gedeelte van 30 jaar en van het elektromechanisch gedeelte van 15 jaar; gelet op de wens om flexibel in te kunnen spelen op innovatieve ontwikkelingen in combinatie met het realiseren van verplaatsbare en elders in te zetten installatiecomponenten. 19. Uitvoeren van een verkenning naar potentiële waardecreërende marktpartijen/fabrikanten in de keten van ontwikkelen en bouw van onderdelen van de Verdygo. Centraal in deze gesprekken staat steeds “wat kan de wederpartij toevoegen”. 20. Uitvoeren van een verkenning naar waardecreërende samenwerkingspartners voor het (internationaal) vermarkten van de Verdygo. In het kader van internationaal vermarkten zijn gesprekken gevoerd met vertegenwoordigers van het EIP (Entrepreneurship and Innovation Programma) in Brussel en Den Haag. De Europese Commissie is akkoord met de Verdygo als Action Group. Middels deze contacten is het mogelijk gebruik te kunnen maken van het netwerk van de Europese Commissie. 21. Het WBL stopt met het drogen van slib per 1-7-2018 zijnde de datum van afloop contract met de Enci. Met betrekking tot slibverwerking heeft het Algemeen Bestuur in maart 2012 de volgende bestuurlijke randvoorwaarden geformuleerd:
Behoudt maximale flexibiliteit zodat snel kan worden ingespeeld op de veranderingen in de afzetmarkten voor zuiveringslib;
Investeer op dit moment niet zwaar in eigen grootschalige verwerkingscapaciteit;
Zorg dat verwerkingscapaciteit snel kan worden op- en afgeschaald;
Duurzaamheid biedt kansen voor lagere kosten;
Door modulaire opbouw van slibverwerking ontstaan kansen voor diverse vormen van samenwerking en organisatie;
Spreidt de risico’s waar mogelijk;
Zoek naar mogelijkheden voor strategische samenwerking met sterke partners zoals bijvoorbeeld: Duitse waterschappen en industrie;
Geef nieuwe innovatieve verwerkingstechnologieën een betere kans door zo kort mogelijke terugverdientijden;
Pas innovatieve oplossingen uitsluitend toe indien de risico’s calculeerbaar zijn;
Maak maximaal gebruik van (Europese) subsidies door (Europese) business cases op te stellen. 22. Relevant is dat in dit investeringsprogramma geen rekening is gehouden met extra investeringen (buiten het reguliere investeringsprogramma). De accordering van dit soort investeringen zal steeds leiden tot een verhoging van het investeringsvolume (omdat deze investeringen zichzelf op korte termijn terug verdienen):
voor innovatieve investeringen geldt een terugverdientijd van 7 tot 8 jaar;
voor duurzaamheidinvesteringen geldt een terugverdientijd van 12 jaar.
7
23. Voldoen aan de door WBL gestelde lange termijn doelen volgens de strategiekaart, zoals bestuurlijk vastgesteld bij de laatste MJR : Strategische doelen Waar richten we ons op om de visie waar temak en Optimale werking en capaciteit installaties, zuiveren transporteren van afvalwater binnen de gestelde normen.
Kritieke Prestatie Indicatoren (KPI's Eenheid Welk resultaten verwachten we op MVO de strategische doelen Planet Voldoen aan afname verplichting % (transporteren afvalwater) De mate waarin wordt voldaan aan de afname verplichting.
Berekening
Realisatie 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019 2020
Beschikbare afname capaciteit t.o.v. afnameverplichting
90,6 92,7 93,9
94 94,7 96,9 100 100 100 100
Zuiveringspercentage. Combinatie van CZV, stikstof en fosfaat verwijdering.
%
Berekend uit ( % CZV+% N totaal+%P totaal)/3
83,6 83,6 82,3 82,6 83,0 83,7 83,7 84,4 84,4 84,4
Nalevingpercentage lozingseisen
%
Percentage dat voldoet aan de eisen m.b.t. BZV, CZV, onopgeloste bestanddelen, N, P.
99,4 99,5 99,5 99,5 99,5 99,5 100 100 100 100
Netto kosten
milj. €
Totale kosten uit de meerjarenbegroting incl. Inflatie Op basis van enquête onder de medewerkers
72,5 69,2 66,4 68,6 69,0 72,4 71,0 72,0 74,0 73,6
Kostenreductie op alle processen met behoud van kwaliteit.
Profit
Kwaliteit organisatie aan de top in de branche met gemotiveerde medewerkers die werken in een
People Gemiddelde score op de vijf High Performance pijlers 7,7. Gemiddelde score medewerkers tevredenheid 8,2 Tevredenheid stakeholders
score score score
Op basis van enquête onder de medewerkers Op basis van enquête onder de stakeholders.
6,4
7,1
7,7
7,8
7,9
8,2
Hierbij is van belang dat wordt gestreefd naar een reductie van de netto kosten op alle processen met behoud van kwaliteit. In 2011 bedroeg de bijdrage van de waterschappen € 72,5 mln. De prognose van de gemiddelde netto-kosten over de periode 2011-2020 bedraagt € 70,9 mln inclusief inflatiecorrectie, overeenkomend met een daling met 2,2% ten opzichte van het jaar 2011. Bij de uitwerking van de MJR 2015-2020 met een doorkijk naar 2025 zullen de hierboven genoemde strategische doelen en kritische prestatie indicatoren, rekening houdend met de geformuleerde uitgangspunten, op actualiteit worden getoetst, worden bijgesteld en smart(er) worden omschreven. Hierbij zullen aspecten als duurzaamheid, doelmatige samenwerkingsrelaties met ketenpartners, innovatieve technologieën ontwikkelen, implementeren en delen, 100% in control zijn en WBL als beste en favoriete werkgever en stagebedrijf, worden meegenomen. 24. Ten aanzien van de rekenkundige uitgangspunten worden de volgende aannames gehanteerd (deze rekenkundige uitgangspunten zijn ambtelijk afgestemd met WRO en WPM). 2016
2017
2018
2019
2020
Inflatie (excl. energie)
2%
2%
2%
2%
2%
Salaris + sociale lasten
2%
2%
2%
2%
2%
Rente lang
3%
3,5%
4%
4,5%
4,5%
Rente kort
0,3%
0,5%
0,75%
1%
1%
25. Aan management en medewerkers, die het fundamentele verschil willen maken in de samenleving en ecosysteem door zoveel mogelijk uit water te halen en gezuiverd water en de het residu de beste en waar mogelijk een nieuwe bestemming te geven, wordt beste werkomgeving geboden.
de directeur,
de voorzitter,
ing. E.M. Pelzer MMO
dr. J.J. Schrijen
8