W A T E R S C H A P S B E D R I J F L I M B U R G
Voorstel aan het AB Van
Dagelijks Bestuur
Onderwerp
Ontwerp Meerjarenraming 2014-201 £I + Ontwerp Begroting 2014
Agendapuntnr.
7
Corsanr.
porten/2013.07124
AB-vergadering
27-5-2013
Besluit Overeenkomstig het voorstel van het Dagelijks Bestuur: •
In te stemmen met de bijgevoegde ontwerp-Meerjarenraming 2014-2018 + ontwerp-Begroting 2014;
•
In te stemmen met het voorstel om de bijdrage van de waterschappen voor het jaar 2014 vast te stellen op € 6 8 , 6 2 min;
•
Zowel de ontwerp-MJR 2014-2018 als de ontwerp-Begroting 2014 door het Dagelijks Bestuur ter advisering aan te bieden aan de Algemeen Besturen van de WPM en WRO.
Financiële gevolgen Ontwikkeling in Meerjarenperspectief Onderstaand is het verloop van de netto kosten { - waterschapsbijdrage) volgens de nieuwe MJR 20142018-2023 vergeleken met de ontwikkeling van de netto kosten volgens de MJR 2013-2017-2022. Deze vergelijking is zowel cijfermatig als grafisch weergegeven. Totaal netto kosten bedragen x € 1.000
2011
MJR 2013-2017 MJR 2014-2018 mutatie netto kosten
2012| bijgesteld
72510 72.510
69 199 69.199 0
2013
2014
2015
2016
2017
2018
2019
2020
2021
2022
2023
66.440 66.440 0
67 237 68.615 1.378
72 707 71.829 -878
74.899 72.278 -2.621
76.220 72.924 -3 296
76 432 72.909 -3 523
75 856 72.982 -2 874
76 574 74.534 -2.040
76 728 75.212 -1.516
77 426 75.119 -2 307
75.823
• MJR 2014-2018
-MJR 2013-2017 90.000
75.000 70.000 65.000 50.000 55.000 50.000
,
2011 2012
,
,
2013 2014
,
,
2015 2016
^
2017
2018 2019
I
2020
1
I
2021 2022
1
1
2023
Met het jaar 2011 als referentiejaar ( € 72,5 min) heeft het WBL als doelstelling om gerekend in meerjarenperspectief uit te komen op een gemiddelde stijging van 0% per jaar inclusief inflatiecorrectie ten opzichte van 2011 (exclusief het effect van KRW-maatregelen). Schommelingen over de jaren heen kunnen worden opgevangen door de bij de waterschappen aangehouden egalisatiereserve. Uit vorenstaande tabel en grafiek blijkt dat de netto kostenontwikkeling volgens de nieuwe MJR 2014-2018 zich over bijna de gehele periode op een lager niveau beweegt dan de vorige MJR. Alteen de begroting in het jaar 2014 heeft een hoger netto kostenniveau dan in de vorige MJR maar alle opvolgende jaren vertonen een lager netto kostenniveau dan de vorige MJR. Geconcludeerd kan worden dat: dat volgens de MJR 2013-2017 het gemiddelde van de kosten over de periode 2011-2022 overeenkomt met € 73,5 min zijnde € 1 min hoger is dan het niveau van het referentiejaar 2011; -
dat volgens de MJR 2014-2018 het gemiddelde van de kosten over dezelfde periode 2011-2022 overeenkomt met € 72,3 min zijnde € 0,2 min lager is dan het niveau van het referentiejaar 2011; met de nieuwe MJR de netto kosten over de jaren 2014-2022 in totaliteit dalen m e t € 17,7 min.
Uitgangspunt hierbij is dat de jaarlijkse schommelingen in het niveau van de netto kosten van het WBL kunnen worden opgevangen door de inzet van de egalisatiereserves die bij de beide waterschappen worden aangehouden en beheerd. Middels een verantwoorde opbouw en inzet van de egalisatiereserves wordt het streven van de waterschappen ondersteund, om het effect van de netto kosten van het WBL op het tarief voor de zuiveringsheffing op een stabiel niveau te houden (niveau netto kosten 2011 is € 72,5 min). Bij de beoordeling van deze ontwikkeling van de netto kosten WBL = de waterschapsbijdrage, is relevant dat: conform afspraak met het Algemeen Bestuur het jaar 2011 als referentiepunt wordt gehanteerd; een zo vlak mogelijke ontwikkeling van de netto kosten wordt nagestreefd; in de berekening van de netto kosten alle bekende effecten en maatregelen zijn meegenomen, zoals: o
de kostenverhogende effecten van aanpassing van het BTW-percentage van 19% naar 2 1 % en de effecten van het CAO-akkoord 2013;
o
de te realiseren MDR's in Roermond, Simpelveld, Weert en dat de MDR Maastricht gerealiseerd kan worden binnen de investeringsruimte die in de planperiode wordt aangehouden;
o
dat wordt afgezien van de clustering van de rwzi's Simpelveld en Wijlre;
o
het gemiddelde jaarlijkse investeringsniveau is verlaagd van € 25 min naar € 22,5 min;
o
de te nemen KRW-maatregelen afgestemd op de door de beide moeders gestelde eisen;
o
investeren in nutriëntenterugwinning;
o
beëindigen van de contracten met gemeenten voor onderhoud IBA's.
Begroting 2014 ten opzichte van Begroting 2013 Volgens de bovenstaande cijfers van de Meerjarenraming stijgt de bijdrage van de waterschappen van € 6 6 , 4 4 min in 2013 naar € 68, 62 min in 2014 hetgeen overeenkomt met een verhoging met € 2 , 1 8 min. Deze toename ten opzichte van 2013 bestaat uit: een stijging van de kapitaallasten met € 0,71 min als een saldo van lagere rentelasten ad € 0,2 min en hogere afschrijvingen ad € 0,9 min. De lagere rentelasten zijn daarbij een gevolg van de lagere realisatie aan investeringsuitgaven in 2012 dan gepland en de verlaagde planning van de investeringsuitgaven in 2013 en 2014 (totaal verlaagd over deze 2 jaren: € 14 min). Dit door het afzien van de voorgenomen clustering van de rwzi's Wijlre en Simpelveld. Het investeringsniveau wordt verlaagd van gemiddeld jaar € 25 min naar gemiddeld € 22,5 min. 2
Dat de afschrijvingskosten toenemen bij een ten opzichte van de vorige MJR verlaagde raming van het investeringsniveau, is te verklaren uit het feit dat het moment van realisatie van grote investeringen nu eerder ligt dan in vorige MJR. Daarom treden in 2014 al kapitaallasten op die de vorige MJR pas in 2015 optraden. Oorzaak hiervan is de realisatie als MDR-concept van middentrein Simpelveld en voortrein Roermond gepland voor eind 2013/begin 2014, terwijl de in de vorige MJR geplande clustering van Simpelveld en Wijlre pas voor eind 2014 was voorzien. Nu is deze clustering komen te vervallen; -
een stijging van de netto bedrijfsvoeringkosten met € 1,47 min bestaande uit hogere personeelslasten ad € 0,78 min gerelateerd aan inflatie en de CAO-effecten 2013 (o.a. introductie Individueel Keuze Budget) en hogere kosten goederen en diensten van derden ad € 0,69 min bestaande uit diverse plussen en minnen met inbegrip van inflatiecorrectie en verhoging van het BTW-percentage.
Strategische relevantie/Beleidsgevoeligheid In
de
DB-vergadering
van
20-3-2013
is
ingestemd
met
de
bestuurlijke
notitie
"Uitgangspunten
Meerjarenraming 2014-2018 + Begroting 2014". In de onderhavige MJR + Begroting is invulling gegeven aan de in die notitie verwoorde uitgangspunten, met als belangrijk punt dat ten gevolge van het afzien van de clustering van de rwzi's Wijlre en Simpelveld het investeringsniveau jaarlijks gemiddeld € 25 min bedraagt. In de vorige MJR werd dit niveau verhoogd met het bedrag van deze clustering waardoor het uitgavenniveau over de jaren 2013-2017 gemiddeld € 29 min per jaar bedroeg. Na afzien van deze clustering resteert een gemiddeld investeringsniveau van € 25 min per jaar, welk niveau in de nieuwe planperiode 2014-2018 verder is verlaagd naar € 22,5 min per jaar. Naar aanleiding van bespreking in het Dagelijks Bestuur van 7-5-2012 is besloten om voor de gehele planperiode uit te gaan van op jaarbasis sluitende begrotingen voor het WBL, waarbij het beheer van een egaliserende
reserve
volledig
ligt
bij
de
beide
moederorganisaties.
Het
reservebeheer
door
de
moederorganisaties zal er op gericht zijn om het fluctueren van de bijdrage aan het WBL tijdens de planperiode op te kunnen vangen. In het licht van dit perspectief wordt bij de vaststelling van de jaarrekening 2012 uitgegaan van afdracht van het positieve rekeningresultaat 2012 ad € 4,9 min naar de beide waterschappen. Naar aanleiding van bespreking van de Jaarrekening 2012 met onze accountant is het WBL voornemens om in 2013 een onderzoek uit te voeren naar het instellen van een bestemmingsreserve gericht op het egaliseren van de ontwikkeling van de kapitaallasten. Dit gelet op de verwachte schommelingen op de langere termijn in het daadwerkelijke verloop van het investeringsvolume. Een dergelijke bestemmingsreserve moet ruimte bieden om in jaren dat het investeringsvolume relatief laag ligt te kunnen reserveren voor bekende stijgingen van het investeringsvolume in toekomstige jaren.
Toelichting Zie voor een verdere toelichting de tekst van de bijgevoegde Ontwerp-Meerjarenraming 2014-2018 + Ontwerp-Begroting 2014. De directeur,
De voorzitter,
ing. E.M. Pelzer MMO
mr. A.M.G. Gresel
3
Algemeen Bestuur WBL van 24 juli 2013
© Waterschapsbedrijf Limburg Meerjarenraming 2014-2018; Begroting 2014
INHOUD 1
Inleiding
5
2
Uitvoerend beleid in de planperiode 2014-2018 2.1 Het Waterschapsbedrijf in 2014-2018 2.1.1 Missie, visie, strategische doelen 2.1.2 Externe ontwikkelingen relevant voor het WBL 2.1.3 Interne ontwikkelingen relevant voor het WBL 2.1.4 Bestaand uitvoerend beleid 2.2 Financiële gevolgen 2014-2018 van uitvoeringsbeleid Waterschapsbedrijf 2.2.1 Gehanteerde kwantitatieve uitgangspunten (rekenuitgangspunten) 2.2.2 Kosten, Baten en Netto kosten volgens de MJR 2014-2018 2.3 Beschouwing bij de Begroting 2014 2.3.1 De ontwikkelingen sinds het begrotingsjaar 2013 2.3.2 Uitgangspunten en normen 2.3.3 Incidentele baten en lasten 2.3.4 Kostentoerekening 2.3.5 Onttrekkingen aan ‘overige bestemmingsreserves’ en voorzieningen 2.3.6 Waterschapsbelastingen 2.3.7 Reservepositie: het weerstandvermogen en de ontwikkeling van de Netto kosten 2.3.8 Financiering
7 7 7 8 11 14 16 16 16 22 22 24 24 24 25 25 25 26
3
Uitvoerend beleid Zuiveren en verwerken van afvalwater 3.1 Bouwen en Renoveren 3.1.1 Wat willen we bereiken 3.1.2 Wat gaan we doen 3.1.3 In hoofdzaak werkt de unit Bouwen en Renoveren aan: 3.1.4 Wat gaat het kosten 3.2 Informatie-Technologie, Product- en Procesontwikkeling 3.2.1 Wat willen bereiken 3.2.2 Wat gaan we doen 3.2.3 Wat gaat het kosten 3.2.4 Risico’s 3.3 Operations 3.3.1 Wat willen we bereiken 3.3.2 Wat gaan we doen 3.3.3 Wat gaat het kosten 3.3.4 Risico’s 3.4 Onderhoud 3.4.1 Wat willen we bereiken 3.4.2 Wat gaan we doen 3.4.3 Wat gaat het kosten 3.4.4 Risico’s 3.5 Human Resource Management, Facilitair, Bestuurs- en Juridische ondersteuning 3.5.1 Wat willen we bereiken 3.5.2 Wat gaan we doen 3.5.3 Wat gaat het kosten 3.5.4 Risico’s
32 32 33 33 33 34 36 37 38 39 40 41 42 42 43 48 49 50 52 53 55 56 57 57 58 59
-3-
© Waterschapsbedrijf Limburg Meerjarenraming 2014-2018; Begroting 2014
3.6 3.6.1 3.6.2 3.6.3 3.7 3.8 3.8.1 3.8.2 3.8.3
Financiën, Planning, Concerncontrol Wat willen we bereiken Wat gaan we doen Wat gaat het kosten Kapitaallasten Bestuur, Directie en Bovenformatief Positionering Wat gaat het kosten Bovenformatief
60 61 62 62 63 68 68 68 70
4
Uitgaven Meerjarenraming naar BBP-opzet 4.1 MJR: Netto-kosten Exploitatie-uitgaven naar BBP-opzet 4.2 MJR: Netto-uitgaven Investeringen naar BBP-opzet
72 72 73
5
De Begroting 2014 (naar kostendragers + naar kostensoorten) 5.1 De Begroting 2014 naar kostendragers 5.2 De Begroting 2014 naar kosten- en opbrengstsoorten 5.2.1 De Begroting 2014 naar kostensoorten 5.2.2 De Begroting 2014 naar opbrengstsoorten 5.3 Verdeling van de Begroting 2014 naar de bijdrage van de waterschappen
74 74 76 76 77 78
BIJLAGEN : 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8.
Rekenuitgangspunten MJR 2014-2018 en Begroting 2014 Staat van immateriële, materiële, financiële vaste activa en onderhanden werken Staat van vaste schulden Staat van reserves en voorzieningen Berekening van het rente-omslagpercentage Staat van personeelslasten Kostenverdeelstaat met toelichting Meerjarenraming 2013-2017
-4-
© Waterschapsbedrijf Limburg Meerjarenraming 2014-2018; Begroting 2014
1
Inleiding Waterschapswet Met betrekking tot de Meerjarenraming (MJR) is in de nota van toelichting op de waterschapswet het volgende opgenomen: “In de besprekingen ter voorbereiding van en over de meerjarenraming geeft het algemeen bestuur het dagelijks bestuur de beleidsmatige en financiële kaders mee die gelden voor de uitwerking van het meerjarenbeleid voor het komende jaar”. Bij de toelichting op artikel 4.6 wordt dit nog eens benadrukt: “Voor de kaderstellende en beleidsbepalende functies van het algemeen bestuur is het jaarlijks ontwikkelen en bespreken van het meerjarig beleidskader essentieel”. Verder wordt hierbij het volgende aangegeven: “De MJR moet in beginsel structureel sluitend zijn, dat wil zeggen dat lasten en baten aan het einde van de meerjarenperiode in evenwicht moeten zijn”. De MJR wordt behandeld voorafgaand aan de Begroting. Bij de begroting stelt het algemeen bestuur de kaders voor zowel het beleid als de financiën voor het komende jaar vast. Bij de behandeling van de begroting dient te worden aangegeven – in de situatie dat de MJR op een eerdere datum (bijv. in het voorjaar) behandeld wordt dan de begroting – welke van de gehanteerde normen en uitgangspunten in belangrijke mate afwijken van het voorafgaande begrotingsjaar én van de MJR. Bij het Waterschapsbedrijf Limburg (WBL) worden MJR + Begroting gelijktijdig in het voorjaar behandeld; voor de beleids- en verantwoordingscyclus betekent dit dat een fysiek gescheiden document MJR en Begroting niet noodzakelijk is. In deze opzet worden de beleidsmatige en financiële kaders van en over de MJR door het Dagelijks Bestuur behandeld in het eerste kwartaal van het jaar van het opstellen van de MJR en de Begroting. De indeling van zowel de Meerjarenraming als de Begroting dient te voldoen aan de in de wetgeving opgenomen kaders, concreet: er dient een programmabegroting te worden opgesteld. Met de beide waterschappen is afgestemd dat de programma’s voor het WBL overeenkomen met de taakstelling van de onderscheiden units: zuiveren en verwerken van afvalwater o bouwen en renoveren o informatie-technologie, product- en procesontwikkeling o operations (incl. bemonsteren en analyseren) o onderhoud o ondersteuning: human resource management, facilitair, bestuurs- juridische ondersteuning financiën, planning, concerncontrol directie en bestuur Functie van Meerjarenraming en Begroting De meerjarenraming bevat het beleid dat door de waterschappen zal worden gevoerd en de financiële gevolgen daarvan voor het waterschapsbedrijf, waaronder de lasten en baten van het bestaande en het nieuwe beleid.
-5-
© Waterschapsbedrijf Limburg Meerjarenraming 2014-2018; Begroting 2014
De Begroting 2014 vormt de eerste jaarschijf van de meerjarenraming 2014-2018. In de begroting wordt de uitvoering van het beleid, de doelstellingen en de daaraan verbonden kosten voor het desbetreffende jaar toegelicht. De functie van de Begroting is meerledig: Allocatiefunctie; toewijzen van middelen naar programma’s en kostensoorten; Autorisatiefunctie; door het vaststellen van de begroting wordt het Bestuur van het WBL gemachtigd om de opgenomen middelen conform de begroting in te zetten; Taakstellende functie; uitoefening van de aan het WBL opgedragen activiteiten moet binnen de vastgestelde begroting blijven; Beheersfunctie; tijdens het jaar, en aan het einde van het jaar via de jaarrekening, worden de werkelijke resultaten getoetst aan de in de begroting opgenomen middelen. De Begroting 2014 van het WBL vormt input voor de bepaling van de heffingstarieven voor het jaar 2014 door de beide all-in waterschappen. Inhoudelijk Na een korte terugblik komt in hoofdstuk 2 de strategie en de hoofdlijnen van de uitvoering van het beleid van het Waterschapsbedrijf voor de periode 2014-2018 aan de orde alsmede de beschouwing bij de Begroting 2014. Hoofdstuk 3 bevat de Meerjarenbegroting en de Begroting 2014 naar de onderscheiden programma’s. Voor de overzichtelijkheid is bij de toelichtingen steeds hetzelfde stramien toegepast: wat willen we bereiken ( = de doelstellingen, in het bijzonder de beoogde effecten) wat gaan we doen ( = de wijze waarop er naar gestreefd zal worden die effecten te bereiken) wat gaat het kosten ( = de netto kosten). In hoofdstuk 4 is een opstelling van de Begroting 2014 naar de kosten- en opbrengstsoorten alsmede een presentatie van de cijfers conform het voor de waterschappen gebruikelijke BBPformat opgenomen.
-6-
© Waterschapsbedrijf Limburg Meerjarenraming 2014-2018; Begroting 2014
2
Uitvoerend beleid in de planperiode 2014-2018
2.1
Het Waterschapsbedrijf in 2014-2018 Overeenkomstig het gestelde in de wetgeving voor waterschappen volgt onderstaand een toelichting op het bestaande respectievelijk het nieuwe uitvoerend beleid, alsmede de consequenties hiervan voor de baten en de lasten.
2.1.1
Missie, visie, strategische doelen Het WBL is een bedrijfsmatige organisatie met de kerntaken transporteren afvalwater, zuiveren afvalwater en verwerken van slib. Ter ondersteuning van een doelgerichte aansturing wordt gewerkt met een unitstructuur, strakke financiële aansturing, de cultuurcompetenties, servant leadership, creatief en innovatief gebruik van de technische mogelijkheden. De missie van het WBL, gerelateerd aan financiële consequenties, kan als volgt beknopt worden weergegeven: a. transporteren en zuiveren afvalwater, verwerken van slib b. een hoogwaardige bestemming voor gezuiverd water / ontwaterd slib c. het zuiveringsproces vergt een zo laag mogelijke energiebehoefte d. investeren in kwaliteitsorganisatie e. voldoen aan wet- en regelgeving f. bedrijfsvoering tegen zo laag mogelijke kosten De visie van het WBL kan als volgt beknopt worden weergegeven: - optimaliseren afvalwaterinfrastructuur - bedrijfsvoering waarin centraal staat vernieuwing, innovatie en continu verbeteren - samenwerken met sterke partners waardoor waarde gecreëerd wordt voor WBL - samenwerken gericht op schaalvoordelen leidend tot lagere kosten en beter en duurzamer product - organisatie inrichten naar model van high performance organisatie (betere financiële en niet-financiële resultaten dan vergelijkbare bedrijven voor periode van minimaal 5 jaar) De volgende strategische doelen worden onderkend: a. optimale werking en capaciteit installaties; zuiveren b. transporteren afvalwater binnen gestelde normen c. verbruik grondstoffen verminderen en milieubelasting als gevolg van reststoffen beperken d. kostenreductie op alle processen met behoud van kwaliteit e. tevredenheid partners verbeteren f. kwaliteit organisatie aan top in branche met gemotiveerde medewerkers/management in veilige werkomgeving g. maatschappelijk verantwoord ondernemen De transparantie van de kosten, baten in relatie tot de prestaties wordt vergroot, waarbij de performance door het WBL wordt gevolgd aan de hand van KPI’s (Kritieke Prestatie Indicatoren). Voorbeelden van Kritieke Prestatie Indicatoren zijn: a. totaal gestandaardiseerde kosten transport, zuiveren, slib b. voldoen aan lozingseisen c. specifiek energieverbruik transport en zuiveren (en deels combinatie) d. specifiek chemicaliënverbruik e. KAM certificering f. medewerkers- en klanttevredenheid g. extra maatregelen die in het kader van de KRW (Kader Richtlijn Water) getroffen moeten worden, vallen buiten het scenario voor ombuigen.
-7-
© Waterschapsbedrijf Limburg Meerjarenraming 2014-2018; Begroting 2014
2.1.2
Externe ontwikkelingen relevant voor het WBL Doelmatigheidswinst Bestuursakkoord Water De economische situatie en de daaruit voortvloeiende rijksbezuinigingen hebben nu al en zullen ook de komende jaren een aanzienlijk effect hebben op de samenleving. Ook de waterschappen blijven hier niet van verschoond en worden geconfronteerd met een financiële situatie die zich kenmerkt door zuinigheid met vlijt en verantwoord kostenbewustzijn. Op waterschapsniveau hebben de rijksbezuinigingen hun vertaalslag gevonden in het Bestuursakkoord Water, waarbij een doelmatig en rationeel waterbeheer als kerntaak voorop staat. In het Bestuursakkoord Water is vastgelegd dat partijen gezamenlijk streven naar een doelmatigheidswinst die oploopt tot jaarlijks € 750 miljoen in 2020. Deze € 750 mln is daarbij als volgt opgebouwd (bron: Bestuursakkoord Water, april 2011): Te bereiken doelmatigheidswinst volgens Bestuursakkoord Water van April 2011 ( in mln € )
Waterketen - waterschappen en gemeenten - drinkwaterbedrijven - rijk, provincies, waterschappen, gemeenten
380 70 300 750
Doelmatigheidswinst van € 750 mln ( in mln € ) - gemeenten (riolering) 140 - waterschappen (zuivering) 100 - waterschappen en gemeenten 140 - drinkwaterbedrijven 70 - overdracht bestrijding muskus- beverratten van provincie naar waterschappen 19 - aanleg/verbetering primaire waterkeringen van rijk naar ws-en (gedeeltelijk) * 181 - waterschappen, gemeenten en drinkwaterbedrijven 100 750 (*) periode 2011-2013: € 81 mln; in jaar 2014: € 131 mln; vanaf jaar 2015: € 181 mln
Deze doelmatigheidswinst zal door de waterschappen gerealiseerd dienen te worden door gezamenlijk invulling te geven aan het begrip ‘gematigde lastenontwikkeling’. In de brief d.d. 27-4-2012 van de Unie van Waterschappen wordt hieromtrent vermeld dat als ieder individueel waterschap erin slaagt om de ontwikkeling van de waterschapsbelastingen zoals deze eind 2009 voor de referentieperiode 2010-2013 werd geraamd (landelijk 3,5%), door doelmatigheidswinst met 0,8% per jaar naar beneden bij te stellen, als sector waterschappen het vereiste aandeel in de gemaakte afspraken wordt geleverd. Hierbij moeten dan wel de extra kosten van de muskusrattenbestrijding en HWBP-bijdragen eveneens zijn ‘terugverdiend’. Om adequaat op bovengenoemde Rijksbezuinigingen te kunnen inspelen hebben de waterschappen enerzijds gezocht naar ombuigingsmogelijkheden binnen de eigen begrotingen, maar hebben anderzijds reeds bij het opstellen van de MJR 2012-2016 het WBL verzocht om ook de ombuigingsmogelijkheden binnen de WBL-begroting te onderzoeken. Bepaald is dat daarbij het begrotingsjaar 2011 als referentiejaar geldt. Uit bovenstaande tabel blijkt een voor waterschappen en gemeenten beoogde landelijke bezuinigingsoperatie van € 380 mln, verdeeld over: € 140 mln riolering gemeenten € 140 mln integratie riolering en zuiveringen € 100 mln zuiveringen
-8-
© Waterschapsbedrijf Limburg Meerjarenraming 2014-2018; Begroting 2014
De ombuigingsoperatie heeft voor het WBL vooralsnog enkel betrekking op de € 100 mln Zuiveringen. De overige besparingen vallen op dit moment buiten de ‘invloedscirkel‘ van WBL. De onderliggende veronderstelling is dat deze besparingen op termijn, mede te realiseren zijn door optimalisatie in de afvalwaterketen (beheer gemeentelijke rioleringen door de waterschappen). Qua verantwoordelijkheden en het initiëren van samenwerking in de afvalwaterketen met gemeenten zijn in de Limburgse situatie de volgende punten relevant: de verantwoordelijkheid voor het identificeren, het vormgeven en het organiseren van de samenwerking met gemeenten ligt bij de twee waterschappen WRO en WPM; van de vier essentiële elementen van een geslaagde marktstrategie (prijs, product, plaats en promotie) kan eigenlijk alleen bij prijs enige eigen invloed worden uitgeoefend door het WBL. Voor het overige ligt de verantwoordelijkheid voor het grijpen van kansen voor besparingen in de afvalwaterketen bij WRO en WPM. In het bijzonder wordt vermeld dat er landelijk geen verdeelsleutel is afgesproken waarbij rekening is gehouden met de inspanningen van de waterschappen in het afgelopen decennium. De Limburgse waterschappen hebben zich in deze periode sterk gefocust op het realiseren van zo laag mogelijke maatschappelijke kosten. De benchmarks, waaronder die van zuiveringsbeheer laten de effecten daarvan zien. Limburg is voor wat betreft de gestandaardiseerde kosten (kapitaalslasten en exploitatie) voor transporteren en zuiveren gemiddeld 25% goedkoper dan het landelijk gemiddelde (*benchmark 2009).
Ontwikkeling van de zuiveringstarieven Daarnaast is gekeken naar de vergelijking van de zuiveringstarieven zoals gepresenteerd met Waterschapspeil 2013, ter bepaling van de relatieve positie van de zuiveringsheffing van de Limburgse waterschappen en het aandeel van het WBL in deze heffing. Hieruit resulteert het volgende beeld: Ontwikkeling landelijk gemiddelde zuiveringstarief: o periode 2011-2013 4,2% o periode 2009-2013 9,3% tarieven Limburg 2009-2013 2,4% Onderstaand is een vergelijking weergegeven van de zuiveringsheffing van de top 7 van grootste zuiverende waterschappen, hieruit blijkt dat Limburg tot de top 3 van laagste zuiveringstarieven behoort (zie de tabel).
Jaar 2013
tarief in aantal v.e. euro per v.e.
Amstel, Gooi en Vecht WRO resp. WPM Rijnland Vallei en Veluwe Hollands Noorderkwartier Delfland Hollandse Delta
1.602.000 54,00 1.580.000 49,73 en 49,35 1.525.000 52,38 1.471.000 48,54 1.433.000 52,64 1.402.000 89,40 1.345.000 49,68
Waterschapsbedrijf - netto kosten per v.e. - netto kosten per verwijderde i.e.
1.580.000 1.732.000
42,05 38,36
-9-
© Waterschapsbedrijf Limburg Meerjarenraming 2014-2018; Begroting 2014
In voorafgaande tabel zijn ter vergelijking tevens netto kosten van het WBL opgenomen, uitgedrukt in netto kosten per v.e. resp. in netto kosten per verwijderde i.e. Bij vergelijking van de netto kosten WBL per v.e. met het gemiddelde tarief per v.e. van WRO en WPM, dan blijkt dat het aandeel van deze netto kosten circa 85% uitmaken van het tarief per v.e. Het aantal v.e. kan door het WBL echter niet worden beïnvloed. Door het WBL wordt gestuurd op de hoeveelheid te verwijderen i.e. Geconstateerd wordt dat het aantal verwijderde i.e. significant hoger ligt dan het aantal geheven v.e. Naarmate de geheven v.e.’s meer in de buurt zouden komen van de verwijderde i.e.’s dan dalen ook de netto kosten per v.e. Zoals uit de tabel blijkt zijn de netto kosten per verwijderde i.e. gelijk aan € 38,36 Scenario’s ontwikkeling netto kosten WBL Onderstaand wordt aangegeven hoe de ontwikkeling van de netto kosten bij het WBL volgens de Meerjarenraming 2013-2017-2022 zich verhoudt tot de te bereiken doelmatigheidswinst. Hierbij worden de volgende scenario’s getoond: 1. kosten WBL incl. inflatie - volgens MJR in de periode 2010-2022 2. kosten WBL incl. inflatie op basis van de bijdrage 2010 + de in het feitenrapport verwachte kostenstijging van 18% tot 2020 (overeenkomend met 1,8% per jaar) 3. kosten volgens variant 2 aangevuld met het halen van de doelmatigheidsreductie van 0,8% per jaar (volgens het Feitenrapport betekent dit voor WBL: kosten incl. inflatie + stijging kosten met 1% per jaar) 4. kosten volgens variant 3 aangevuld met de volgens het Feitenrapport te behalen extra doelmatigheidsreductie van 0,5% per jaar bij realisatie van integraal afvalwaterbeheer. 1. netto kosten incl. inf latie - vlgs MJR 2013-2017-2022 2. netto kosten + verwachte stijging waterschapswereld (18%) 3. netto kosten + besparing af valwaterketen (stijging daalt tot 10%) 4. netto kosten + besparing waterketen (stijging daalt tot 5%) 110.000 105.000 100.000 95.000 90.000 85.000 80.000 75.000 70.000 65.000 60.000 55.000 50.000 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019 2020 2021 2022
Jaar 2010
bedragen x 1.000 euro 1. netto kosten incl. inflatie - vlgs MJR 2013-2017-2022 van het WBL 2. netto kosten incl. inflatie + verwachte stijging waterschapswereld (18%) 3. netto kosten incl. inflatie + besparing afvalwaterketen (stijging daalt tot 10%) 4. netto kosten incl. inflatie + besparing waterketen (stijging daalt tot 5%)
- 10 -
72.510 72.510 72.510 72.510
Jaar stijgings 2020 percent. 76.574 105.652 97.637 92.910
6% 46% 35% 28%
blauwe lijn rode lijn groene lijn paarse lijn
© Waterschapsbedrijf Limburg Meerjarenraming 2014-2018; Begroting 2014
Uit deze vergelijking blijkt dat de kostenontwikkeling WBL volgens de vastgestelde MJR 2013-2017 (de blauwe lijn) zich al duidelijk beweegt onder het kostenniveau overeenkomend met de landelijk afgestemde doelmatigheidsreductie van 0,8% per jaar (de groene lijn). Ook ligt die blauwe lijn (WBL) nog duidelijk lager dan het kostenniveau overeenkomend met de landelijk te behalen aanvullende doelmatigheidsreductie van 0,5% per jaar, bij realisatie van de voordelen verbonden aan integraal waterbeheer (zie de paarse lijn).
2.1.3
Interne ontwikkelingen relevant voor het WBL Uitgangspunten Meerjarenraming 2014-2018 + Begroting 2014 Overeenkomstig het besluit van het Dagelijks Bestuur van 20-3-2013 worden de volgende uitgangspunten gehanteerd: 1. Referentiekader voor de nieuwe MJR resp. Begroting 2014 vormen: a. Begroting 2011 (reeds vorig jaar besloten bij de behandeling van de Begroting 2012) b. MJR 2013 – 2017 + MIP 2013 - 2017 2. Ter beoordeling van de ontwikkeling van de netto kosten op langere termijn, wordt de scope van een beoordelingsperiode van 10 jaar aangehouden. 3. Uitgangspunt is dat de volgende rwzi’s van het WBL moeten voldoen aan de KRW-normen en ingangsdata, zoals die door de beide Waterschappen op 20-11-2012 schriftelijk aan het WBL zijn kenbaar gemaakt. Hierbij is de keuze gemaakt voor chemisch defosfateren op rwzi’s waar alleen maatregelen nodig zijn voor fosfaatverwijdering (Gennep, Meijel, Hoensbroek) en keuze voor biologisch defosfateren op rwzi’s waar ook maatregelen nodig zijn voor stikstofverwijdering (Roermond, Simpelveld). 4. Specifiek voor rwzi Wijlre wordt vooralsnog uitgegaan van het voldoen aan de KRW-eisen per 2020 overeenkomend met de oude KRW-planning van het moment voordat sprake was van clustering van Simpelveld en Wijlre. Nu de clustering van tafel is, wordt geopteerd voor het aanhouden van de oude ingangsdatum. In de brief van 20-11-2012 is als ingangsdatum vermeld 31-12-2014. De rwzi Wijlre zal volgens het MDR-concept worden aangepast. 5. Als vertrekpunt voor de bouw van een MDR (Modulaire Duurzame Rwzi) gelden de door het Algemeen Bestuur vastgestelde bestuurlijke randvoorwaarden: a. stel voor elke rwzi een jaartal vast, waarin de conventionele rwzi wordt gesloten en de bouw van een MDR gereed is, en waarbij sprake is van lagere netto bedrijfskosten. Het uitwerken van een “stip op de horizon” scenario geschiedt in nauwe samenwerking met WRO en WPM met aandacht voor locatiekeuze en grootte van de MDR, waarbij het watersysteem een prominente plaats krijgt in het afwegingskader; b. kies in overbruggingsperiode tot moment sluiten van conventionele rwzi voor bouwkundige/ elektromechanische renovaties met een technische levensduur voor deze overbruggingsperiode, die leiden tot lagere netto bedrijfskosten; c. pas innovaties toe als sprake is van een aanvaardbaar risico. Eventuele risico’s worden gespreid door samenwerking te zoeken met sterke partners (ondernemingen, overheden, onderwijs); d. stel een (Europese) businesscase op, die de basis vormt voor verkrijgen van (Europese) subsidies; e. voer onderzoek uit naar noodzaak/ haalbaarheid transformatiefonds voor realisatie paradigmashift MDR; f. voer onderzoek uit naar de keuze van de juridische structuur/rechtspersoon van het WBL met aandacht voor mogelijkheden tot valorisatie van het MDR-concept. 6. In de nieuwe MJR 2014-2018-2022 wordt uitgegaan van de volgende MDR-projecten: a. Het niet clusteren van Simpelveld en Wijlre
- 11 -
© Waterschapsbedrijf Limburg Meerjarenraming 2014-2018; Begroting 2014
7. 8.
9.
10.
11.
12. 13.
b. MDR-realisatie voortrein Roermond (uiterlijk 2014) c. MDR-realisatie middentrein KRW-proof rwzi Simpelveld (uiterlijk 2015) d. MDR-realisatie rwzi Weert (uiterlijk 2018) Voor de realisatie van een MDR te Maastricht in samenwerking met het bedrijfsleven, wordt in 2013 een businesscase uitgewerkt. Vooralsnog wordt voor de MDR-uitwerking uitgegaan van een afschrijvingstermijn voor het bouwkundig gedeelte van 30 jaar en van het elektromechanisch gedeelte van 15 jaar; gelet op de wens om flexibel in te kunnen spelen op innovatieve ontwikkelingen in combinatie met het realiseren van verplaatsbare en elders in te zetten installatiecomponenten. Uitvoeren van een verkenning naar potentiële waardecreërende marktpartijen/fabrikanten in de keten van ontwikkelen en bouw van onderdelen van de MDR. Na de innovatiesalon van oktober 2012 hebben zich een aantal marktpartijen gemeld, waarmee verkennende gesprekken worden gevoerd. Centraal in deze gesprekken staat steeds “wat kan de wederpartij toevoegen”. Uitvoeren van een verkenning naar waardecreërende samenwerkingspartners voor het (internationaal) vermarkten van de MDR. Na de innovatiesalon van oktober 2012 hebben zich hiervoor grote marktpartijen gemeld en zijn er in het kader van internationaal vermarkten gesprekken gevoerd met vertegenwoordigers van het EIP (Entrepreneurship and Innovation Programma) in Brussel en Den Haag. De Europese Commissie is akkoord met de MDR als Action Group. Middels deze contacten is het mogelijk gebruik te kunnen maken van het netwerk van de Europese Commissie. Het WBL stopt met het drogen van slib per 1-7-2018 zijnde de datum van afloop contract met de Enci. Met betrekking tot slibverwerking heeft het Algemeen Bestuur in maart 2012 de volgende bestuurlijke randvoorwaarden geformuleerd: - Behoudt maximale flexibiliteit zodat snel kan worden ingespeeld op de veranderingen in de afzetmarkten voor zuiveringslib; - Investeer op dit moment niet zwaar in eigen grootschalige verwerkingscapaciteit; - Zorg dat verwerkingscapaciteit snel kan worden op- en afgeschaald; - Duurzaamheid biedt kansen voor lagere kosten; - Door modulaire opbouw van slibverwerking ontstaan kansen voor diverse vormen van samenwerking en organisatie; - Spreidt de risico’s waar mogelijk; - Zoek naar mogelijkheden voor strategische samenwerking met sterke partners zoals bijvoorbeeld: Duitse waterschappen en industrie; - Geef nieuwe innovatieve verwerkingstechnologieën een betere kans door zo kort mogelijke terugverdientijden; - Pas innovatieve oplossingen uitsluitend toe indien de risico’s calculeerbaar zijn; - Maak maximaal gebruik van (Europese) subsidies door (Europese) business cases op te stellen. Ondanks alle in het investeringsprogramma opgenomen maatregelen wordt het jaarlijkse investeringsniveau bij de MJR 2014-2018 gehandhaafd op jaarlijks € 25 mln. Tevens is relevant dat in dit investeringsprogramma geen rekening is gehouden met extra investeringen (buiten het reguliere investeringsprogramma) voor innovatieve zaken welke zich binnen 7 of 8 jaar terugverdienen. De accordering van dit soort investeringen zal steeds leiden tot een verhoging van het investeringsvolume (omdat deze investeringen zichzelf op korte termijn terug verdienen).
- 12 -
© Waterschapsbedrijf Limburg Meerjarenraming 2014-2018; Begroting 2014
Ten opzichte van de vorige MJR zijn in de onderhavige MJR 2014-2018 de volgende wijzigingen doorgevoerd:
Verhoging BTW-percentage van 19% naar 21%: € 0,45 mln in 2014. Verwerking effecten nieuwe CAO (introductie Individueel Keuze Budget): € 0,20 mln in 2014. Treffen van KRW-maatregelen op de door WRO en WPM aangewezen rwzi’s Besluit tot het niet-clusteren van de rwzi’s Simpelveld en Wijlre Realiseren van middentrein rwzi Simpelveld volgens MDR-concept Realiseren van voortrein rwzi Roermond volgens MDR-concept Effect aanbesteding laboratoriumwerkzaamheden
De volgende punten zullen in de loop van dit jaar of begin volgend jaar voor bestuurlijke behandeling geagendeerd zullen worden: de businesscase met betrekking tot realisatie MDR in Maastricht; de toepassing van thermische drukhydrolyse in Hoensbroek; de resultaten en toepassingsmogelijkheden van verbeteronderzoeken met betrekking tot slibontwatering en de daaraan gekoppelde bedrijfsvoering; terugwinning van fosfaat (struviet).
De ontwikkeling van de netto kosten ten opzichte van de vorige MJR De ontwikkeling van de netto kosten ten opzichte van de vorige MJR, is onderstaand zowel in een tabel als in een grafiek inzichtelijk gemaakt (ten opzichte van referentiejaar 2011). Uit onderstaande grafiek blijkt dat in het jaar 2014 de netto kosten van het WBL hoger zijn dan in het vergelijkbare jaar volgens de vorige MJR. Vanaf 2015 ligt het niveau van de netto kosten echter lager dan in het vergelijkbare jaar van de vorige MJR. Vanaf 2015 blijft het niveau van de netto kosten ook lager dan het niveau volgens de vorige MJR. Totaal netto kosten bedragen x € 1.000 MJR 2013-2017 MJR 2014-2018 mutatie netto kosten
2011
2012 2013 bijgesteld 72.510 69.199 66.440 72.510 69.199 66.440 0 0
MJR 2013-2017
2014
2015
2016
2017
2018
2019
2020
2021
2022
2023
67.237 68.615 1.378
72.707 71.829 -878
74.899 72.278 -2.621
76.220 72.924 -3.296
76.432 72.909 -3.523
75.856 72.982 -2.874
76.574 74.534 -2.040
76.728 75.212 -1.516
77.426 75.119 -2.307
75.823
MJR 2014-2018
90.000
85.000 80.000 75.000 70.000 65.000 60.000 55.000 50.000 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019 2020 2021 2022 2023
- 13 -
© Waterschapsbedrijf Limburg Meerjarenraming 2014-2018; Begroting 2014
High Performance Organisatie Het WBL bevindt zich in een transitieproces naar een High Performance Organisatie, die zich op financiële en niet-financiële prestaties positief wil onderscheiden van vergelijkbare bedrijven. Het transitieproces kenmerkt zich verder door het proces van denken naar handelen als een bedrijf. Waar het WBL staat als organisatie, wordt gemonitord door benchmarks (benchmark Zuiveringsbeheer; benchmark overhead; e.d.). De bestuurlijke uitgangspunten vormen de grondslag voor de Begroting en Meerjarenraming. Centraal staat het realiseren van een kostenbesparing ten opzichte van het begrotingsjaar 2011 met als referentiekader een totaal van de netto kosten van € 72, 5 mln.
2.1.4
Bestaand uitvoerend beleid Met betrekking tot het zuiveringsstelsel betreft het met name de sluiting van de zuivering in Heerlen. De uitgevoerde studies (veelal samen met het Waterschap Aa en Maas) over de toekomst van de zuivering in Meijel heeft uitgewezen, dat zelfs met medeneming van de investeringen om deze zuivering kaderrichtlijn-proof te maken, het openhouden van deze zuivering voorshands goedkoper is dan welk alternatief dan ook. Zo is dan ook door het bestuur besloten. De studies over het toekomstige zuiveringsstelsel rond Maastricht zijn nog niet afgerond. Een daarop afgestemde businesscase op basis van het MDR-concept is gepland voor 2013. De positieve consequenties voor de geplande energielasten door sluiting van de droger Hoensbroek, de realisatie van thermische drukhydrolyse te Venlo en bouw van een WKK-installatie (warmtekrachtkoppeling) op de rwzi Wijlre zijn reeds geëffectueerd bij de vorige MJR. In de vorige MJR 2013-2017 is rekening gehouden met de effluenteisen die middels een brief van 20-9-2011 in het kader van de KRW zijn geformuleerd door de beide waterschappen (conform de mededeling aan het DB op 11-11-2011). Het betreft in dezen de installaties Wijlre, Kaffeberg en Rimburg (vanaf 2015) en Venray (vanaf 2016). In de onderhavige MJR 2014-2018 zijn op basis van een brief van 20-11-2012 van de beide waterschappen de normen en ingangsdata waarop de rwzi’s van het WBL moeten gaan voldoen aan de effluenteisen in het kader van de KRW aangepast. De consequenties voor de rwzi’s in de periode 2014-2018-2023 zijn in de onderhavige MJR opgenomen conform het voorstel aan het DB op 20-3-2013. Dit betreft de rwzi’s Gennep, Meijel, Roermond, Hoensbroek. Ten aanzien van rwzi Wijlre wordt in afwijking van de brief maar overeenkomstig het DB-voorstel uitgegaan van voldoen aan de KRW-eisen per 2020. Er zijn de afgelopen jaren belangrijke beslissingen genomen over het beleid met betrekking tot de verwerking van ons zuiveringsslib. Dit beleid heeft een aantal elementen: Sluiting drogers Venlo en Hoensbroek (beide al gerealiseerd) Verdergaande ontwatering en vergisten van slib. Voortzetten van het drogen van slib tot medio 2018. Afzetten van het niet gedroogde maar wel ontwaterde slib naar derden; middels een openbare aanbesteding (reeds gerealiseerd).
- 14 -
© Waterschapsbedrijf Limburg Meerjarenraming 2014-2018; Begroting 2014
Samenwerking in de afvalwaterketen Landelijk (Bestuursakkoord Water) is er toenemende aandacht voor de mogelijkheden tot efficiencyverbeteringen in de afvalwaterketen. Inmiddels hebben we veel ervaring opgedaan in 7 samenwerkingsprojecten met gemeenten voor beheer en onderhoud van gemalen (middels Lichte Gemeenschappelijke Regelingen). Daarnaast werken we al veel samen met gemeenten op projectplanning, projectmanagement en informatiebeheer. Echter de schaal en het niet gestructureerde karakter leiden bij het WBL niet tot substantiële inkomsten c.q. kostenverlagingen. Zowel de schaal (middels een hoger ambitieniveau, met name op beheer en onderhoud van rioleringen) als een gestructureerde aanpak zullen leiden tot substantiële kostenverlagingen in de orde zoals aangegeven bij het Bestuursakkoord Water. Alleen bij een gestructureerde aanpak (kwaliteitsgaranties) is het realistisch om van gemeenten te verwachten dat ze een deel van de besparingen doorgeven aan het WBL (en dus aan de waterschappen). In de samenwerking staat centraal de juiste afweging van zowel investerings- als uitvoeringsbeslissingen, waarbij zowel verhoging van de duurzaamheid als verhoging van de kosteneffectiviteit de uitdaging is. Middels het optimaliseren van kosten, prestaties en middelen streeft het WBL ernaar het transportstelsel naar een niveau te brengen dat voldoet aan deze doelstellingen. Door het tonen van deze expertise laat WBL zien een interessante samenwerkingspartner te zijn in de afvalwaterketen voor gemeenten. Eind 2012 is in opdracht van de waterschappen een business case uitgevoerd. De resultaten van de business case bevestigen dat WBL financieel en kwalitatief een interessante samenwerkingspartner is.
- 15 -
© Waterschapsbedrijf Limburg Meerjarenraming 2014-2018; Begroting 2014
2.2
Financiële gevolgen 2014-2018 van uitvoeringsbeleid Waterschapsbedrijf
2.2.1
Gehanteerde kwantitatieve uitgangspunten (rekenuitgangspunten) Voor de jaren van de meerjarenraming worden de volgende kwantitatieve uitgangspunten gehanteerd, voor het doorrekenen van de kostenontwikkeling en de raming van de eigen baten :
Inflatie (excl. energie) Salaris + sociale lasten Rente lang Rente kort
2014 2% 2% 4% 0,75%
2015 2% 2% 4% 1,0%
2016 2% 2% 4,5% 1,5%
2017 2% 2% 4,5% 2%
2018 2% 2% 5% 2,5%
Hierbij dient te worden aangetekend dat over de posten: kapitaallasten, energie en laboratorium, geen inflatie wordt berekend. De inflatiecorrectie heeft daardoor betrekking op 44% (= € 30,7 mln) van het begrotingstotaal, waarvan het aandeel personeelslasten € 11,4 mln bedraagt. De inflatiecorrectie bij personeelslasten wordt daarbij voor een groot deel opgesoupeerd door de relatief sterker stijgende sociale lasten. Voor een uitgebreidere toelichting op de rekenuitgangspunten zie bijlage 1.
2.2.2
Kosten, Baten en Netto kosten volgens de MJR 2014-2018
2.2.2.1
Wat gaan we investeren Het meerjareninvesteringsprogramma (MIP 2014-2018) is verkort weergegeven (naar de BBP beleidsproducten) in paragraaf 4.2. Elk jaar bij het opstellen van de meerjarenraming wordt het investeringsvolume opnieuw beoordeeld. Bij de vorige MJR (2013-2017-2022) is dit gebeurd op grond van een tweetal van belang zijnde ontwikkelingen. Enerzijds het streven om te komen tot verlaging van de kosten door de bestaande installaties langer resp. zo lang mogelijk in bedrijf te houden en anderzijds een beweging naar een ander concept voor ontwerp en bouw van een zuiveringsinstallatie – de MDR (modulair van opzet) – waarmee naar de toekomst toe een grotere flexibiliteit wordt gecreëerd om in te kunnen spelen op nieuwe technologische ontwikkelingen. In het meerjaren investeringsprogramma voor het WBL (MIP) wordt ten behoeve van de investeringsplanning en de berekening van de kapitaallasten geanticipeerd op de bovenstaand vermelde ontwikkelingen. Omdat de omvorming van traditionele naar Modulaire Duurzame Rwzi’s (MDR) grotendeels niet binnen de planperiode van het MIP plaatsvindt, kenmerkt het MIP zich vooral door het uitstellen van investeringen en het doen van onderhoudsinvesteringen om de installaties aan wet- en regelgeving te laten voldoen. Daarnaast bevat het nieuwe MIP (2014-20182023) concrete ramingen om de rwzi’s te laten voldoen aan de gestelde KRW-eisen alsmede concrete ramingen voor MDR-projecten ter realisatie van de middentrein Simpelveld, van de voortrein rwzi Roermond en de MDR voor rwzi Weert. In relatie tot Simpelveld is daarbij van belang dat is afgezien van de voorgenomen clustering van rwzi’s Simpelveld en Wijlre. Tevens zijn in het nieuwe MIP opgenomen de maatregelen die op de diverse rwzi’s getroffen moeten worden in het kader van de voorschriften volgens Kader Richtlijn Water, zoals die door de beide waterschappen kenbaar zijn gemaakt. Rekening houdend met deze MDR-projecten, de KRW-maatregelen en de concrete verwachtingen voor de planperiode is het mogelijk gebleken het investeringsniveau voor de nieuwe planperiode te stellen op gemiddeld € 22,5 mln per jaar. Dit niveau is € 2,5 mln per jaar lager dat het in de vorige MJR aangehouden gemiddelde niveau aan investeringsuitgaven (was € 25 mln excl. clustering rwzi’s Simpelveld en Wijlre).
- 16 -
© Waterschapsbedrijf Limburg Meerjarenraming 2014-2018; Begroting 2014
2.2.2.2
Wat gaat het kosten Specifieke ontwikkelingen in de periode 2010 - 2012 van invloed op de MJR Op landelijk niveau zijn in 2010 afspraken gemaakt over bezuinigingen binnen de waterschapswereld. Het Bestuursakkoord Water poogt bezuinigingen en doelmatig/rationeel waterbeheer samen te brengen. De onderhavige MJR borduurt voort op de uitgangspunten die daartoe zijn behandeld in het bestuur van het WBL. De overige middels bestuursbesluiten vastgestelde maatregelen zijn in deze begroting / meerjarenbegroting verwerkt. Ontwikkeling totale kosten volgens de MJR (t.o.v. referentiejaar 2011) De kosten-/batenontwikkeling ziet er in de periode 2014-2018 ten opzichte van 2011 als volgt uit.
Bedragen x 1.000 euro
kapitaallasten personeelslasten goederen en diensten van derden bijdragen aan derden toevoeging aan voorzieningen onvoorzien totaal lasten
Referentie Bestuurs Begroting Begroting Begroot 2011 2014 2018
gemiddeld stijging vergelijk met begroot gemiddelde stijging 2014-2018 tov 2011 conform inflatie
34.210 11.910 29.314 141 176 130 75.881
31.316 12.233 27.942 152 80 282 72.004
31.497 13.300 31.038 165 86 292 76.378
32.395 12.718 29.465 159 83 288 75.107
-5,3% 6,8% 0,5% 12,5% -52,9% 121,8% -1,0%
-20,2% -8,1% -14,4% -2,3% -67,8% 106,9% -15,9%
3.371
3.390
3.469
3.397
0,8%
-14,1%
netto kosten - netto kapitaallasten - netto bedrijfsvoeringskosten
72.510 33.844 38.666
68.615 30.886 37.729
72.909 31.067 41.842
71.711 31.965 39.746
-1,1% -5,6% 2,8%
-16,0% -20,4% -12,1%
bijdrage waterschappen exploitatie-saldo
72.510 0
68.615 0
72.909 0
71.711 0
-1,1%
-16,0%
150,6
150,0
146,9
148,1
eigen baten incl. kapitaalbaten
Personeelsformatie
Voor de ontwikkeling van de netto kosten in relatie tot de bijdragen van de beide waterschappen is door het Algemeen Bestuur besloten om voor de gehele planperiode uit te gaan van op jaarbasis sluitende begrotingen voor het WBL, waarbij het beheer van een egaliserende reserve volledig ligt bij de beide moederorganisaties. Het reservebeheer door de moederorganisaties zal er op gericht zijn om het fluctueren van de bijdrage aan het WBL tijdens de planperiode op te kunnen vangen. Volgens deze insteek vertoont de bijdrage van de waterschappen het volgende verloop: - bijdrage in 2011 en 2012 bedroeg € 72,5 mln; - bijdrage in 2013 bedraagt € 66,4 mln en is daarmee € 6,1 mln lager dan in 2011; - bijdrage gevraagd voor 2014 bedraagt € 68,6 mln en is daarmee € 3,9 mln lager dan in 2011. In de opvolgende jaren stijgt de waterschapsbijdrage tot € 72,9 mln in 2018. Gemiddeld over de vijfjarige planperiode bedraagt de bijdrage € 71,7 mln overeenkomend met een daling van 1,1% ten opzichte van de bijdrage voor 2011. De stijging van de netto kosten komt overeen met het verloop van de waterschapsbijdrage, omdat uitgangspunt is dat sprake moet zijn van een sluitende begroting. De daling van de netto kosten met € 3,9 mln in 2014 ten opzichte van 2011 bestaat uit: - daling van de kapitaallasten met € 2,9 mln (van € 33,8 mln in 2011 naar € 30,9 mln); - daling van de bedrijfsvoeringkosten met € 0,9 mln (van € 38,6 mln in 2011 naar € 37,7 mln).
- 17 -
© Waterschapsbedrijf Limburg Meerjarenraming 2014-2018; Begroting 2014
Het bovenstaande blijkt ook uit de navolgende tabel resp. grafiek:
bedragen x € 1.000 netto kapitaallasten netto bedrijfsvoeringkosten bijdrage ws-en procentuele stijging van de bijdrage tov 2011
netto kapitaallasten
Begroot Bijgesteld 2011 2012 33.844 30.720 38.666 38.479 72.510 72.510 0,0%
Begroot 2013 30.176 36.264 66.440 -8,4%
Begroot 2014 30.886 37.729 68.615 -5,4%
Begroot 2015 33.718 38.110 71.829 -0,9%
Begroot 2016 32.238 40.040 72.278 -0,3%
Begroot 2017 31.913 41.011 72.924 0,6%
Begroot 2018 31.067 41.842 72.909 0,6%
netto bedrijf svoeringkosten
bijdrage ws-en 80.000 70.000 60.000 50.000 40.000 30.000 20.000 10.000 0 2011
2012
2013
2014
2015
2016
2017
2018
De netto kapitaallasten ten opzichte van referentiejaar 2011 In de planperiode 2014-2018 ten opzichte van 2011: De kapitaallasten worden bepaald door twee zaken: de investeringen in het verleden en de daaraan verbonden vrijval van kapitaallasten én de investeringen zoals geraamd voor de komende jaren. De kapitaallasten volgend uit de investeringen uit het verleden zijn nauwelijks te beïnvloeden (zie ook paragraaf 3.7). Als een gevolg van de ontwikkeling van een nieuw zuiveringsconcept en het zo lang mogelijk in bedrijf houden van bestaande installaties, is een verhoging van de afschrijfperiode vooralsnog niet aan de orde. Ten opzichte van 2011 dalen de kapitaallasten in de planperiode eerst van € 33,8 mln naar € 30,2 mln in 2013 om in de opvolgende jaren weer te stijgen en zich te stabiliseren rond een niveau van € 32 mln vanaf het jaar 2016. Deze ontwikkeling is het gevolg van: o het beëindigen van de droogactiviteiten te Hoensbroek ultimo 2011 en het wegvallen van 2011 op 2012 van de afschrijving ineens als gevolg van het amoveren van de droger Venlo en van de versnelde afschrijving van onderhoudsinvesteringen op droger Hoensbroek, hetgeen in 2012 leidt tot ca. € 1,8 mln lagere kapitaallasten; o het wijzigen van de investeringsraming waarbij wordt afgezien van clustering van de rwzi’s Simpelveld en Wijlre. Het totale investeringsniveau bedraagt daardoor € 25 mln per jaar; o aanvullend is op grond van actualisatie van de investeringsplanning besloten tot verdere verlaging van het gemiddelde investeringsniveau tot € 22,5 mln per jaar. In de periode 2011-2018 bedraagt de gemiddelde daling van de kapitaallasten 5,3% (dit effect is 20,2% lager dan een stijging overeenkomend met de inflatie).
Ten opzichte van de vorige Meerjarenraming (zie bijlage 8) blijken de kapitaallasten over de periode 2014-2018 lager te zijn; de aanpassingen in de investeringsplannen, waarbij wordt afgezien van de voorgenomen clustering van rwzi’s Simpelveld en Wijlre en het
- 18 -
© Waterschapsbedrijf Limburg Meerjarenraming 2014-2018; Begroting 2014
investeringsniveau verder wordt verlaagd van € 25 mln jaarlijks naar € 22,5 mln jaarlijks, leiden in totaal tot € 12,3 mln lagere netto kapitaallasten ten opzichte van de vorige MJR. De verlaging bestaat met name uit lagere rentelasten (gemiddeld € 1,5 mln per jaar). Verklaring is de verlaging van het investeringsvolume ten opzichte van vorige MJR (afzien van clustering van de rwzi’s Simpelveld en Wijlre + aanvullend de verlaging met gemiddeld € 2,5 mln per jaar van het investeringsniveau). De afschrijvingskosten zijn door deze ontwikkeling ten opzichte van de vorige meerjarenraming gedaald met gemiddeld € 0,9 mln per jaar. Netto bedrijfsvoeringkosten (dus excl. kapitaallasten) ten opzichte van referentiejaar 2011 In de periode 2014-2018 ten opzichte van 2011 De netto bedrijfsvoeringkosten bestaan uit de netto kosten van het WBL exclusief de kapitaallasten. In het jaar 2018 zijn de gemiddelde netto bedrijfsvoeringkosten € 1,1 mln hoger dan in 2011 overeenkomend met een stijging van 2,8% (dit is 12,1% lager dan de stijging overeenkomend met inflatiecorrectie). De formatie in de planperiode neemt af met 3,4 fte van 150,3 fte naar 146,9 fte. Dit door de volgende effecten: - afbouw contracten onderhoud IBA’s: -/- 1,0 fte - overeenkomst beheer en onderhoud gemalen met gemeente Valkenburg: + 0,7 fte - stoppen met drogen per juli 2018: -/- 0,25 fte - verlaging capaciteit bouwen en renoveren: -/- 2,0 fte - verlaging capaciteit HRM: -/- 0,85 fte.
Ten opzichte van de vorige Meerjarenraming (zie bijlage 8) In de nu voorliggende meerjarenraming nemen de netto bedrijfsvoeringkosten in de periode 2014-2018 toe met totaal € 3,3 mln (gemiddeld € 0,67 mln per jaar). Redenen hiervoor zijn: o verlaging kosten met € 0,4 mln door businesscase Abdisschenbosch; o hogere kosten ad € 0,7 mln voor chemicaliën door prijsaanpassingen en extra verbruik door wijziging ontwateringlocaties (Venlo, Gennep); o verlaging kosten met € 2,0 mln door lagere energietarieven alsmede door lager verbruik; o hogere kosten ad € 2,4 mln door verhoging BTW-percentage van 19% naar 21%; o hogere kosten ad € 1,5 mln voor personeelslasten als gevolg van CAO-afspraken 2013 inclusief effect individueel keuzebudget; o verlaging kosten met € 0,2 mln ten gevolge van sluiting droger Susteren in 2018; o verlaging kosten met € 0,8 mln als gevolg van effect aanbesteding laboratoriumdiensten; o hogere bedrijfsvoeringkosten ad € 2,1 mln als gevolg van KRW-maatregelen Gennep, Meijel, Roermond, Hoensbroek; o hogere bedrijfsvoeringkosten ad € 1,2 mln als gevolg van de clustering rwzi’s Heerlen en Hoensbroek; hier staat een grotere daling van de kapitaallasten tegenover; o verlaging kosten met € 0,3 mln als gevolg van realisatie middentrein Simpelveld en voortrein Roermond volgens MDR-concept; o verlaging kosten met € 0,5 mln door opheffen BioMill BV; o lagere netto kosten ad € 0,9 mln als gevolg van het beëindigen van contracten met gemeenten voor onderhoud IBA’s; o door verlaging van de personele capaciteit (bij Bouwen & Renoveren en HRM) dalen de kosten met € 0,6 mln; o verlaging kosten met € 0,1 mln als saldo van uitbreiding verhuur kantoorgebouw voor verhuur aan BsGW en aanschaf parkeerabonnementen ten behoeve van BsGW; o door aanpassing diverse ramingen alsook door overheveling onderzoeksbudget van de investeringssfeer naar de exploitatiesfeer stijgen de netto kosten met € 1,2 mln.
- 19 -
© Waterschapsbedrijf Limburg Meerjarenraming 2014-2018; Begroting 2014
Stoppen met drogen per 1-7-2018 Het WBL heeft in een eerder stadium besloten om te stoppen met drogen, gelet op de marktontwikkelingen met betrekking tot de afzet van ontwaterd slib. In onderhavige Meerjarenraming zijn de gevolgen van dit besluit verwerkt, hetgeen resulteert in de onderstaand financiële verschillen opstelling ten opzichte van de voorgaande Meerjarenraming. Totaal kostenvermindering bedragen x € 1.000 personeelskosten operationele kosten onderhoud kapitaallasten
2014
2015
2016
2017
2018
2019 en verder
0 0 -90 0 -90
0 0 -91 0 -91
0 0 -93 0 -93
0 0 -95 0 -95
-14 98 -370 -1.019 -1.305
-90 184 -767 -1.019 -1.691
De effecten van het stoppen met drogen zijn eveneens bij de onderscheiden units toegelicht.
- 20 -
© Waterschapsbedrijf Limburg Meerjarenraming 2014-2018; Begroting 2014
Kosten, Baten en Netto kosten volgens de MJR 2014-2018 + Begroting 2014 Totaal WBL Omschrijving
Rekening Begroot 2012 2013 mutatie
Meerjarenraming 2014 2015 2016
2017
2018
(bedragen x € 1.000) LASTEN Rentelasten Afschrijving Totaal kapitaallasten Salarissen Sociale lasten Overige personeelslasten Personeel van derden Voormalig personeel en bestuur Totaal personeelslasten Duurzame gebruiksgoederen Overige gebruiks- en verbruiksgoederen Energie Huren en rechten Verzekeringen Belastingen Onderhoud door derden Overige diensten door derden Totaal goederen en diensten van derden Bijdrage aan bedrijven Bijdragen aan overheden en overige Totaal bijdragen aan derden Toevoegingen aan voorzieningen Onvoorzien Totaal toevoegingen aan voorzieningen TOTAAL LASTEN
9.053 22.475 31.528 7.636 1.863 635 360 125 10.619 318 2.648 7.898 150 106 510 8.275 9.105 29.010
8.835 21.769 30.604 8.241 2.007 635 396 174 11.453 311 2.893 8.073 110 131 735 8.708 6.515 27.476
-185 897 712 567 212 22 -26 3 780 8 352 -212 17 -5 17 237 53 466
8.650 22.666 31.316 8.808 2.219 657 370 177 12.233 319 3.245 7.861 127 126 752 8.945 6.568 27.942
9.193 24.955 34.148 8.965 2.261 671 378 181 12.457 326 3.537 7.832 129 128 767 8.687 6.621 28.026
9.220 23.448 32.668 9.143 2.309 684 330 186 12.652 332 4.604 7.803 131 131 782 9.191 6.825 29.799
9.072 23.271 32.343 9.365 2.356 698 338 190 12.947 339 4.701 8.025 133 133 798 9.467 6.926 30.522
9.393 22.105 31.497 9.625 2.424 712 345 194 13.300 346 4.802 7.400 134 136 814 9.312 8.095 31.038
129 129 77
5 5 2
77 71.363
147 147 78 282 360 70.040
2 1.964
152 152 80 282 362 72.004
156 156 81 287 368 75.155
159 159 83 289 372 75.650
162 162 84 292 376 76.350
165 165 86 292 378 76.378
435 8 1.618
78 52 1.641
2 1 -243
80 53 1.398
80 54 1.380
80 55 1.395
80 56 1.419
80 57 1.430
1.258 396
1.479 350
30
1.509 350
1.462 350
1.491 350
1.521 350
1.551 350
3.715
3.600
-210
3.390
3.326
3.372
3.427
3.469
NETTO KOSTEN - netto kapitaallasten - netto bedrijfsvoeringskosten
67.648 31.004 36.644
66.440 30.176 36.264
2.175 710 1.465
68.615 30.886 37.729
71.829 33.718 38.110
72.278 32.238 40.040
72.924 31.913 41.011
72.909 31.067 41.842
BIJDRAGE WATERSCHAPPEN
72.510
66.440
2.175
68.615
71.829
72.278
72.924
72.909
150,0
148,3
148,2
147,2
146,9
BATEN Financiële baten Personeelsbaten Goederen en diensten aan derden Bijdrage van derden Geactiveerde personele lasten Geactiveerde lasten: bouwrente Onttrekking aan voorziening TOTAAL BATEN
EXPLOITATIE-SALDO
4.862
PERSONEEL Aantal formatieplaatsen (fte's) waarvan structureel bezet per ultimo
150,3 136,9
Ontwikkeling tijdens planperiode t.o.v. voorafgaand jaar
Netto kapitaallasten Netto bedrijfsvoeringkosten Bijdrage waterschappen
0
150,3
Rekening Begroot 2012 2013
-2,7% -1,0% -8,4%
- 21 -
-0,3
mutatie
Begroot 2014
2,4% 4,0% 3,3%
Meerjarenraming 2015 2016 2017
9,2% 1,0% 4,7%
-4,4% 5,1% 0,6%
-1,0% 2,4% 0,9%
2018
-2,6% 2,0% 0,0%
© Waterschapsbedrijf Limburg Meerjarenraming 2014-2018; Begroting 2014
2.3
Beschouwing bij de Begroting 2014
2.3.1
De ontwikkelingen sinds het begrotingsjaar 2013 In deze paragraaf dient aandacht te worden besteed aan: de externe en interne ontwikkelingen die zich sinds het vaststellen van de vorige begroting hebben voorgedaan afwijkingen van uitgangspunten en grondslagen zoals deze voor de vorige begroting zijn gehanteerd belangrijke afwijkingen ten opzichte van de cijfers in de meerjarenraming Het maken van een vergelijking met de meerjarenraming is vanwege het behandelen van beide stukken in een vergadering niet opportuun. Resteert een vergelijking met het voorgaande begrotingsjaar. Relevante ontwikkelingen sinds de vorige begroting: Verhoging BTW-percentage van 19% naar 21% Verwerking effecten nieuwe CAO (introductie van Individueel Keuze Budget) Treffen van KRW-maatregelen op de door WRO en WPM bij brief van 20-11-2012 aangewezen rwzi’s Besluit tot het niet-clusteren van de rwzi’s Simpelveld en Wijlre Realiseren van middentrein rwzi Simpelveld volgens MDR-concept Realiseren van voortrein rwzi Roermond volgens MDR-concept Effect aanbesteding laboratoriumwerkzaamheden, na het aflopen van het contract in maart 2013 Beëindigen van contracten met gemeenten voor onderhoud IBA’s.. In de toelichtingen van de diverse units wordt hier zo nodig verder op ingegaan. Uitgegaan is van de met de waterschappen afgestemde technische uitgangspunten waarbij voor 2014 een inflatiepercentage van 2% is gehanteerd. Uitzondering hierop vormt de inflatiecorrectie op de energiekosten; omdat voor het grootste deel van de energiebehoefte de prijzen 2014 al middels inkoopafspraken zijn vastgezet. Ontwikkeling kapitaallasten De kapitaallasten voor 2014 worden bepaald door twee zaken: - de afschrijving op investeringen in het verleden en de daaraan verbonden vrijval van kapitaallasten + de afschrijving op investeringen voor zover deze in gebruik worden genomen in 2013 resp. voor 1 juli 2014; - de rentelasten verbonden aan de financiering van investeringen. Ten opzichte van 2013 stijgen de kapitaallasten met € 0,7 mln als een saldo van lagere rentelasten ad € 0,2 mln en hogere afschrijvingen ad € 0,9 mln. De lagere rentelasten zijn daarbij een gevolg van de lagere realisatie aan investeringsuitgaven in 2012 dan gepland en de verlaagde planning van de investeringsuitgaven in 2013 en 2014 (totaal verlaagd over deze 2 jaren: € 14 mln). Dit door het afzien van de voorgenomen clustering van de rwzi’s Wijlre en Simpelveld. Het investeringsniveau wordt verlaagd van gemiddeld jaar € 25 mln naar gemiddeld € 22,5 mln. Dat de afschrijvingskosten toenemen bij een ten opzichte van de vorige MJR verlaagde raming van het investeringsniveau, is te verklaren uit het feit dat het moment van realisatie van grote investeringen nu eerder ligt dan in vorige MJR. Daarom treden in 2014 al kapitaallasten op die de vorige MJR pas in 2015 optraden. Oorzaak hiervan is de realisatie als MDR-concept van middentrein Simpelveld en voortrein Roermond welke is gepland eind 2013/begin 2014, terwijl de in de vorige MJR geplande clustering van Simpelveld en Wijlre pas voor eind 2014 was voorzien. In de huidige MJR is deze clustering komen te vervallen.
- 22 -
© Waterschapsbedrijf Limburg Meerjarenraming 2014-2018; Begroting 2014
Personeelslasten De personeelslasten stijgen van 2013 naar 2014 met € 0,8 mln. Deze toename bestaat uit: - € 0,6 mln door het effect van de inflatiecorrectie inclusief het effect van de CAO-afspraken 2013 met inbegrip van de introductie van het Individueel Keuzebudget en inclusief aangepaste raming voor de sociale lasten; - € 0,2 mln correctie van overheveling budget naar overige diensten door derden, omdat in 2013 een deel van de ruimte in de formatie middels externe inhuur is ingevuld. De personeelsformatie op WBL-niveau is in 2014 ten opzichte van 2013 verlaagd met 0,3 fte, bestaande uit: - afbouw contracten onderhoud IBA’s: -/- 0,2 fte - overeenkomst beheer en onderhoud gemalen met gemeente Valkenburg: + 0,7 fte - verlaging capaciteit HRM: -/- 0,8 fte. Op unitniveau zijn de volgende verschuivingen doorgevoerd: - een budgettair en formatief neutrale overheveling van 2 fte van unit Operations naar de unit Financiën, Planning, Concerncontrol. Dit voor een periode van 3 jaar. Per 2016 worden deze fte’s weer terug verplaatst naar de unit Operations; - een budgettair en formatief neutrale overheveling van 1 fte van unit Operations naar de unit IT en Product-, Procesontwikkeling. Dit voor een periode van 3 jaar. Per 2016 wordt deze fte weer terug verplaatst naar de unit Operations; Kosten van goederen en diensten van derden Het totaal van goederen en diensten van derden stijgt van 2013 naar 2014 met € 0,5 mln. Deze toename is het saldo van: - een toename met € 0,4 mln ten gevolge van inflatiecorrectie; - een toename met € 0,4 mln door effect van verhoging BTW-percentage van 19% naar 21%; - een verlaging met € 0,1 mln door realisatie businesscase Abdisschenbosch; - een verlaging met € 0,2 mln door lagere tarieven voor en lager verbruik van energie; - een toename met € 0,1 mln voor chemicaliën door prijsindexering en extra inkoop door wijziging ontwateringlocaties (Venlo, Gennep); - een toename met € 0,1 mln voor advies en onderzoek naar nieuwe technologieën; deze kosten worden voortaan gefinancierd uit de exploitatie in plaats vanuit investeringen; - een verlaging met € 0,2 mln als gevolg van resultaat aanbesteding laboratoriumdiensten. Kosten van bijdragen aan derden Het totaal van bijdragen aan derden stijgt van 2013 naar 2014 met € 5.000,-. Naast de inflatiecorrectie bestaat deze toename uit een aanpassing van de raming voor bijdrage aan participaties transportleidingen. Kosten van toevoegingen aan voorzieningen + onvoorzien Het totaal van toevoegingen aan voorzieningen is enkel gecorrigeerd voor inflatie. Het totaal van de post onvoorzien is niet gewijzigd. Ontwikkeling van de eigen baten De eigen baten van het WBL zijn de baten die worden gerealiseerd los van de begrotingsbijdrage die wordt ontvangen van de waterschappen. De eigen baten zijn incl. de van de gemeenten ontvangen vergoeding van samenwerking in de afvalwaterketen (onderhoud/beheer van gemalen voor gemeenten). Vanaf 2014 worden deze werkzaamheden tevens uitgevoerd voor gemeente Valkenburg.
- 23 -
© Waterschapsbedrijf Limburg Meerjarenraming 2014-2018; Begroting 2014
Het totaal aan baten daalt van 2013 naar 2014 met € 210.000,- welke het saldo is van: - een toename met € 103.000,- door de inflatiecorrectie en door de uitbreiding van het aantal gemeenten met de gemeente Valkenburg; - een verlaging met € 290.000,- door verlaten van het uitgangspunt dat voor het onderhoud IBA’s van gemeenten een kostendekkende vergoeding wordt verkregen; - een verlaging van de opbrengsten met € 23.000,- door het opzeggen van de contracten met gemeenten voor onderhoud van IBA’s per vervaldatum van de contracten. 2.3.2
Uitgangspunten en normen Voor het begrotingsjaar 2014 wordt gerekend met een inflatiepercentage van 2% over de directe kosten en een stijging van de loonkosten met eveneens 2%. Daarnaast wordt voor de loonkosten nog beperkt rekening gehouden met het effect van periodieke verhogingen. Het rentepercentage voor het jaar 2014 wordt gesteld op 4% (tegen eveneens 4% voor 2012). Voor een uitgebreidere toelichting op de rekenuitgangspunten zie bijlage 1.
2.3.3
Incidentele baten en lasten Bij een vergelijking van de begrotingsjaren 2013 en 2014 dient rekening te worden gehouden met de onderstaande incidentele componenten: In de begrotingsjaren zijn de volgende eenmalig optredende lasten en baten opgenomen: Vergelijking Lasten 2014 met lasten 2013: o Er zijn geen incidentele componenten opgenomen. Vergelijking Baten 2014 met baten 2013: o Er zijn geen incidentele componenten opgenomen.
2.3.4
Kostentoerekening Alle netto kosten binnen het Waterschapsbedrijf – incl. de kosten van ondersteuning - worden toegerekend aan de taak zuiveringsbeheer. Uitgangspunt voor de kostentoerekening is dat de kosten worden toegerekend naar rato van het aandeel van de kosten dat betrekking heeft op de betreffende kostendrager. Hieruit resulteert de volgende verdeling : Zuivering beheer
Planvorming Eigen plannen
100%
Bouw en exploitatie zuiveringstechnische werken Getransporteerd afvalwater Gezuiverd afvalwater Verwerkt slib
100% 100% 100%
Beheersing van lozingen Vergunningen en meldingen Handhaving Rioleringsplannen en subsidies lozingen
100% nvt 100%
Bestuur en externe communicatie Bestuur Externe communicatie
100% nvt
Dekkingsmiddelen Onvoorzien
100%
- 24 -
© Waterschapsbedrijf Limburg Meerjarenraming 2014-2018; Begroting 2014
2.3.5
Onttrekkingen aan ‘overige bestemmingsreserves’ en voorzieningen Er vindt ten behoeve van de Begroting 2014 geen onttrekking plaats aan ‘overige bestemmingsreserves’ en voorzieningen.
2.3.6
Waterschapsbelastingen Het Waterschapsbedrijf is een uitvoeringsorganisatie en is als zodanig ondersteunend aan de activiteiten van de Waterschappen Roer en Overmaas resp. Peel en Maasvallei. Deze beide all-in waterschappen stellen de tarieven voor de waterschapsbelastingen vast. De opbrengsten van het Waterschapsbedrijf bestaan naast de eigen baten uit de verplichte bijdragen van de beide waterschappen. Overeenkomstig het voorstel aan het Dagelijks Bestuur van het WBL stijgt in onderhavige Begroting 2014 de bijdrage door de beide waterschappen met € 2,18 mln naar € 68,62 mln.
2.3.7
Reservepositie: het weerstandvermogen en de ontwikkeling van de Netto kosten Het weerstandsvermogen bestaat uit de relatie tussen de middelen en mogelijkheden waarover de organisatie beschikt of kan beschikken om niet begrote kosten en risico’s van materiële betekenis te dekken. Ultimo 2012 beschikt het WBL over een algemene reserve ad € 2,7 mln ter dekking van de in 2012 geïnventariseerde risico’s (overeenkomstig AB-besluit). De bedrijfsreserve WBL is per 1-1-2012 opgeheven (besluit AB 30-5-2012) waarbij het saldo werd afgedragen aan de beide waterschappen. Door het Algemeen Bestuur is in 2012 besloten om voor de gehele planperiode uit te gaan van op jaarbasis sluitende begrotingen voor het WBL, waarbij het beheer van reserves – met uitsluiting van de algemene reserve - ligt bij de beide moederorganisaties. Het reservebeheer door de moederorganisaties zal er op gericht zijn om het fluctueren van de bijdrage aan het WBL tijdens de planperiode op te kunnen vangen. De noodzaak tot het aanhouden van weerstandsvermogen door het WBL, wordt door dit uitgangspunt gereduceerd tot het aanhouden van een algemene reserve ter dekking van niet begrote kosten en risico’s van materiële omvang.
- 25 -
© Waterschapsbedrijf Limburg Meerjarenraming 2014-2018; Begroting 2014
Om inzicht te bieden in de mate van fluctuatie van de netto kosten van het WBL resp. de bijdrage van de waterschappen over een langere periode dan de onderhavige meerjarenraming, is de ontwikkeling van de netto kosten en dus ook die van de waterschapsbijdrage berekend over een periode van 10 jaar. De geschetste ontwikkeling is zowel in onderstaande tabel als ook grafisch weergegeven. bedragen x € 1.000 netto kapitaallasten netto bedrijfsvoeringkosten bijdrage ws-en
Begroot Bijgesteld 2011 2012 33.844 30.720 38.666 38.479 72.510 72.510
netto kapitaallasten
Begroot 2013 30.176 36.264 66.440
Begroot 2014 30.886 37.729 68.615
Begroot 2015 33.718 38.110 71.829
Begroot 2016 32.238 40.040 72.278
netto bedrijfsvoeringkosten
Begroot 2017 31.913 41.011 72.924
Begroot 2018 31.067 41.842 72.909
Begroot 2019 31.054 41.929 72.982
Begroot 2020 32.090 42.444 74.534
Begroot 2021 32.160 43.053 75.212
Begroot 2022 31.653 43.466 75.119
Begroot 2023 31.881 43.943 75.823
bijdrage ws-en
90.000 80.000 70.000 60.000 50.000 40.000 30.000
20.000 10.000 0 2011
2012
2013
2014
2015
2016
2017
2018
2019
2020
2021
2022
2023
2.3.8
Financiering
2.3.8.1
Treasury-paragraaf (financieringsparagraaf) Het actuele Financieringsstatuut van het WBL is vastgesteld in de AB-vergadering van 8-12-2010. Het statuut is gebaseerd op het landelijke conceptmodel. Voor de financiële bedrijfsvoering van het Waterschapsbedrijf zijn de bepalingen van het BBVW (Bepalingen Beleidsvoorbereiding en Verantwoording Waterschappen) van toepassing, waarbij een accent wordt gelegd op het naleven en toetsen van rechtmatigheid. Daartoe is het statuut afgestemd op het vigerende delegatiebesluit van het Algemeen Bestuur en op de daarvan afgeleide mandaatbesluiten. Tevens geeft het statuut een nadere invulling aan de uitoefening van de financieringsfunctie (opgedragen aan het Dagelijks Bestuur bij “Verordening beleids- en verantwoordingsfunctie Waterschapsbedrijf Limburg”). Verplicht dient in de begroting en de jaarrekening - in de treasuryparagraaf - verslag te worden gedaan van de uitvoering van het treasurybeleid, bedoeld voor het sturen en beheersen van, verantwoorden over en toezicht houden op de treasury. De treasury-onderwerpen in deze begroting zijn de volgende: A. Ontwikkelingen met invloed op de treasuryfunctie en het treasurybeleid A.1 Ontwikkelingen binnen en buiten het waterschap A.2 Relatie met de meerjarenraming A.3 Rentevisie / rentegevoeligheid B. Treasurybeheer B.1 Het risicobeheer
- 26 -
© Waterschapsbedrijf Limburg Meerjarenraming 2014-2018; Begroting 2014
B.2 B.3
Bepaling van de financieringsbehoefte 2014 Kas- en liquiditeitenbeheer
A.
Ontwikkelingen met invloed op de treasuryfunctie en het treasurybeleid
A.1
Ontwikkelingen binnen en buiten het waterschap Het Waterschapsbedrijf haalt haar financiering niet uit de opgelegde belastingaanslagen, maar verkrijgt deze door ontvangst van maandelijkse bijdragen afkomstig van de beide all-in waterschappen op basis van de voor het WBL vastgestelde begroting. Het WBL blijft echter een zelfstandige organisatie die het eenmaal toegewezen budget zelfstandig besteedt en wanneer nodig zelfstandig geldleningen afsluit. Op 13-3-2013 werd het Centraal Economisch Plan 2013 gepresenteerd met de volgende kernpunten. Dit en volgend jaar is er voorzichtig herstel van de mondiale economische groei. De economie van het eurogebied krimpt dit jaar naar verwachting met 0,5% en groeit in 2014 met 1%. Deze groeicijfers worden ook verwacht voor de Nederlandse economie. De groei van de Nederlandse economie komt voor rekening van de aantrekkende uitvoer. De consumptie staat onder druk door matige koopkrachtontwikkelingen en dalende huizenprijzen. In 2013 daalt de mediane koopkracht voor het vierde achtereenvolgende jaar, maar in 2014 zal naar verwachting weer sprake zijn van een koopkrachtstijging. De werkloosheid loopt in 2013 met 90.000 personen op en stijgt in 2014 nog iets verder door naar 6,5% van de beroepsbevolking. Het overheidstekort neemt naar verwachting af tot 3,3% bruto binnenlands product (bbp) in 2013, om vervolgens licht op te lopen tot 3,4% bbp in 2014. De vermindering van het overheidstekort tussen 2012 en 2014 komt tot stand door omvangrijke bezuinigingen en lastenverhogingen. De overheidsschuld loopt verder op tot 75% bbp in 2014, mede als gevolg van de nationalisatie van SNS REAAL.
A.2
Relatie met de meerjarenraming Het uitgewerkte begrotingsjaar 2014 vormt de eerste jaarschijf van de meerjarenbegroting. In de hoofdstukken 2 en 3 is uitgebreid aandacht besteed aan de door het WBL te volgen strategie. De financiële consequenties daarvan zijn zo veel als mogelijk in Begroting 2014 en MJR 2014-2018 opgenomen. Voor 2014 en volgende jaren zijn in overleg met WRO en WPM uitgangspunten opgenomen omtrent de ontwikkeling van inflatie, loonkostenstijging en rentestanden. Bij de investeringsramingen voor de komende jaren wordt gestreefd naar een stabiel uitgavenniveau, hetgeen een nivellerend effect zal hebben op de ontwikkeling van de kapitaallasten. Verwezen wordt o.a. naar paragraaf 2.2.2.1. Indien nodig zullen nieuwe geldleningen worden aangetrokken. De laatst aangetrokken geldlening, december 2012, bedroeg € 23 mln, aflossing 20 jaar lineair, rente 2,77% (rentevast over 20 jaar). De reserves Het WBL beschikt per 2012 alleen over een algemene reserve ter hoogte van € 2.700.000,-. Deze algemene reserve komt overeen met het bedrag van de geïnventariseerde risico's bij een veronderstelde kans van optreden van 10% voor de categorie middelgrote risico's. De
- 27 -
© Waterschapsbedrijf Limburg Meerjarenraming 2014-2018; Begroting 2014
geïnventariseerde risico’s worden jaarlijks geëvalueerd en dientengevolge ook de benodigde hoogte van de algemene reserve. Op basis van de in 2012 uitgevoerde risico-inventarisatie is de algemene reserve voor 2012 bepaald op € 2.700.000,-. In paragraaf 2.3.7 is aangegeven dat per 2012 het vormen van een egalisatiereserve – met als doel om fluctuaties in de exploitatiesaldi over de jaren heen op te kunnen vangen - niet meer bij het WBL plaats vindt maar bij de beide moederorganisatie (WRO en WPM). Voor alle jaren van de planperiode wordt nu uitgegaan van een sluitende begroting met reservevorming bij de beide waterschappen. Overeenkomstig besluitvorming door het AB van 30-5-2012 is de bedrijfsreserve opgeheven en werd het saldo afgedragen aan de beide waterschappen. Optredende exploitatietekorten zullen worden aangevuld door de beide integrale waterschappen. A.3
Rentevisie / rentegevoeligheid De in 2014 gehanteerde rentevoet voor af te sluiten geldleningen (normaliter met een looptijd van 20 jaar) bedraagt 4,0%. Voor kortlopende financieringsbehoefte (rekeningcouranttegoeden) wordt in 2014 een rentevoet van 0,75% gehanteerd. Verderop in de planperiode worden deze percentages licht verhoogd. Gevolg van de afspraken over de liquiditeitsstromen tussen het WBL en de beide waterschappen is dat het renterisico van te late of te vroege heffingsontvangsten bij de waterschappen ligt. Het WBL draagt het renterisico van een verschil tussen een gelijkmatige betaling van de bijdrage door de waterschappen en een ongelijkmatig uitgavenpatroon gedurende het jaar. Vooralsnog wordt verondersteld dat dit rente-effect budgetneutraal zal blijven.
-/-
Voor een volledig overzicht van de voor 2014 en volgende jaren gehanteerde (rekenkundige) uitgangspunten verwijzen wij u hier naar bijlage 1.
- 28 -
© Waterschapsbedrijf Limburg Meerjarenraming 2014-2018; Begroting 2014
B.
Treasurybeheer
B.1
Het risicobeheer Het risicoprofiel van het Waterschapsbedrijf Limburg kan als laag worden gekwalificeerd. Onderkende risico’s in dit verband zijn: renterisico’s, kredietrisico’s, liquiditeitsrisico’s, koersrisico’s en voor zover ter zake doende, valutarisico’s. het renterisico van een (te) hoge vlottende schuld wordt ingeperkt door het hanteren van de kasgeldlimiet (= de maximaal toegestane netto korte schuld). De hoogte van de kasgeldlimiet is wettelijk bepaald op 23% van het begrotingstotaal bij aanvang van het jaar; naast de kasgeldlimiet geeft de renterisiconorm inzicht in de feitelijke risico’s op de vaste schuld. In de wet FIDO wordt de renterisiconorm geformuleerd als een percentage van de omzet: het totaal van verplichte aflossingen en renteherzieningen van de eerste 4 jaren mag niet meer bedragen dan 30% van het begrotingstotaal bij aanvang van het eerste jaar. Het WBL beperkt het renterisico door regelmatig (= tenminste 1x / jaar) vaste geldleningen op te nemen met een lineair aflossingsregime. b edragen x € 1 mln
Begrotingtotaal MJR Kasgeldlimiet = 23% Renterisiconorm = 30%
2014
2015
2016
2017
2018
72,0 16,6 21,6
75,2 17,3 22,5
75,6 17,4 22,7
76,4 17,6 22,9
76,4 17,6 22,9
B.2
Bepaling van de financieringsbehoefte 2014 Op basis van onderstaande aspecten kan de financieringsbehoefte voor 2014 worden berekend op een bedrag van € 18,7 mln ( € 22,5 + 18,9 – 22,7 mln), te financieren met langlopende geldleningen. Voor de berekening van de rentegevolgen 2013 is uitgegaan van een renteniveau van 4,0% voor nieuwe leningen. het investeringsvolume 2014: € 22,5 mln (voor berekening zie paragraaf 2.2.2.1); de te betalen aflossingen op geldleningen in 2014: € 18,9 mln; de begrote afschrijvingen in 2014: € 22,7 mln; de ontwikkeling van de voorzieningen zal in 2014 naar verwachting saldoneutraal zijn.
B.3
Kas- en liquiditeitenbeheer Volgens de gehanteerde uitgangspunten zal de financiering van kortlopende schulden de komende jaren ca. 2,8% goedkoper zijn dan die van langlopende schulden. In het verleden werd zo veel mogelijk gestreefd naar een gemiddelde nulstand van het rekeningcourantsaldo, waarbij fluctuaties rond dit nulpunt onvermijdelijk waren wegens het nietsynchroon lopen van de uitgaven en ontvangsten. Teneinde te kunnen profiteren van de goedkopere korte rentetarieven, is deze lijn bewust losgelaten. Voorwaarde daartoe blijft uiteraard dat wij binnen de marges van de kasgeldlimiet blijven. Met andere woorden: per jaar is een negatief rekening-courantsaldo acceptabel, zelfs opportuun, mits dit de limiet van € 16,6 mln (voor het jaar 2014) niet te boven gaat. Wanneer het saldo in rekening-courant (te) groot wordt, vindt telkens een afweging plaats wanneer en tot welk bedrag een vaste geldlening moet worden opgenomen. Van kasgeldleningen is de laatste jaren geen gebruik meer gemaakt. Ook het uitzetten van overtollige kasgelden in deposito zal de komende jaren niet aan de orde zijn, gezien de verwachte jaarlijkse financieringstekorten.
- 29 -
© Waterschapsbedrijf Limburg Meerjarenraming 2014-2018; Begroting 2014
Het vigerende financieringsstatuut bevat adequate procedurebeschrijvingen voor het aantrekken van geldleningen en/of kasgeldleningen dan wel uitzetten van kasgelden in deposito. 2.3.8.2
Risicoparagraaf Het Waterschapsbedrijf Limburg loopt bij de taakuitoefening bepaalde risico’s waarvan onderstaand een aantal structurele risico’s worden benoemd: financiële risico’s t.a.v. de energieprijzen; afzetbeperkingen van zuiveringsslib; de gebleken bedrijfsonzekerheid van de slibdroger; het niet verzekeren van het brandschaderisico van de installaties; milieuaansprakelijkheid. De onderkende risico’s met hun financieel belang zijn terug te vinden bij de toelichtingen per unit in het opvolgende hoofdstuk. In het kader van risicomanagement is in 2012 een risicoanalyse bij het WBL uitgevoerd. Op basis daarvan is besloten om een algemene reserve te vormen ad € 2,7 mln. Dit bedrag komt overeen met de geïnventariseerde risico’s bij een veronderstelde kans van optreden van 10% voor de categorie middelgrote risico’s.
2.3.8.3
Bedrijfsvoering Onder bedrijfsvoering wordt hier verstaan het geheel van interne organisatie-onderdelen en processen die ondersteunend zijn ten behoeve van de primaire processen van de waterschappen. Deze paragraaf omvat de ondersteunde beheerproducten welke hoofdzakelijk zijn ondergebracht bij de unit Human Resource Management en bij de unit Financiën, Planning, Concerncontrol. De ondersteunende activiteit bemonsteren en analyseren is ondergebracht bij de unit Operations.
- 30 -
© Waterschapsbedrijf Limburg Meerjarenraming 2014-2018; Begroting 2014
2.3.8.4
EMU-saldo (bedragen x € 1.000)
Opbouw en berekening van het EMU-saldo 1.
EMU-exploitatiesaldo (voor gebruik van reserves)
0
a b c d
Invloed investeringen (zie staat van vaste activa) bruto investeringen investeringssubsidies verkoop materiële en immateriële activa afschrijvingen
-2.463 25.279 150 0 22.666
-/+ + +
a b c d
Invloed voorzieningen (zie staat van reserves en voorzieningen) toevoegingen aan voorzieningen t.l.v. exploitatie onttrekkingen aan voorzieningen t.b.v. exploitatie betalingen rechtsreeks uit voorzieningen externe vermeerderingen van voorzieningen
0 80 0 80 0
+ -/-/+
Invloed reserves (zie staat van reserves en voorzieningen) a betalingen rechtstreeks uit reserves b externe vermeerderingen van reserves
0 0 0
-/+
Deelnemingen en aandelen a boekwinst b boekverlies
0 0 0
-/+
2.
3.
4.
5.
EMU-saldo volgens Begroting 2014
Toelichting: 2.a 3.a 3.c
-2.464
bruto investeringen is zonder aftrek van ontvangen bijdragen ( € 150) is toevoeging aan voorziening mobiliteit (€ 80) zijn uitgaven voor mobiliteit (€ 80), omdat de inleg in 2014 overeenkomt met de verwachte uitgave in 2014.
- 31 -
© Waterschapsbedrijf Limburg Meerjarenraming 2014-2018; Begroting 2014
3
Uitvoerend beleid Zuiveren en verwerken van afvalwater
3.1
Bouwen en Renoveren Kosten, Baten en Netto kosten volgens de MJR 2014-2018 + Begroting 2014 Bouwen en Renoveren Omschrijving
Rekening Begroot 2012 2013 mutatie
Meerjarenraming 2015 2016 2017
2014
2018
(bedragen x € 1.000) LASTEN Salarissen Sociale lasten Overige personeelslasten Personeel van derden Voormalig personeel en bestuur Totaal personeelslasten Duurzame gebruiksgoederen Overige gebruiks- en verbruiksgoederen Energie Huren en rechten Verzekeringen Belastingen Onderhoud door derden Overige diensten door derden Totaal goederen en diensten van derden Bijdrage aan bedrijven Bijdragen aan overheden en overige Totaal bijdragen aan derden TOTAAL LASTEN BATEN Financiële baten Personeelsbaten Goederen en diensten aan derden Bijdrage van derden Geactiveerde personele lasten TOTAAL BATEN NETTO KOSTEN PERSONEEL Aantal formatieplaatsen (fte's) waarvan structureel bezet per ultimo
1.268 322 3 42
1.464 375 2 52
72 29 0 2
1.536 404 2 54
1.520 399 2 55
1.565 411 2
1.549 406 2
1.595 418 2
1.635 1 13
1.893 9 24
103 -7 -6
1.996 2 18
1.977 2 18
1.979 2 18
1.958 2 19
2.016 2 19
1
1
0
1
1
1
1
1
203 218
154 188
0 46 33
0 200 221
0 126 147
0 102 124
0 77 99
0 79 101
1.852
2.081
136
2.217
2.124
2.102
2.057
2.117
52
1
53
54
55
56
57
1.252 1.252
1.479 1.531
30 31
1.509 1.562
1.462 1.516
1.491 1.546
1.521 1.577
1.551 1.609
600
550
106
656
608
556
479
508
24,0 21,0
24,0
24,0
23,0
23,0
22,0
22,0
- 32 -
© Waterschapsbedrijf Limburg Meerjarenraming 2014-2018; Begroting 2014
3.1.1
Wat willen we bereiken Waar staan we nu Naast de levering van de ingenieursdiensten voor de uitvoering van de werkzaamheden voor de instandhouding van de WBL infrastructuur levert Bouwen en Renoveren een grote bijdrage aan het ontwikkelen en toekomstproof maken van deze infrastructuur. De huidige zeer robuuste infrastructuur frustreert de noodzakelijke brede innovatie. Deze innovatie is noodzakelijk om de toekomstige kosten te kunnen beheersen. Waar willen we naar toe Een infrastructuur die toekomstproof is. Belangrijke indicatoren zijn lagere maatschappelijke kosten, duurzaamheid en inspelen op toekomstige ontwikkelingen. Lagere maatschappelijke kosten betekent naast een samenwerking in de (afval)waterketen ook samenwerking met andere stakeholders zoals de bedrijven (zeker ook het MKB), de energieproducenten en de agro-wereld. De MDR (Modulair Duurzame Rwzi) voldoet aan dit toekomstbeeld. Deze beweging naar een nieuwe infrastructuur houdt in dat op een verantwoorde wijze afscheid genomen zal moeten worden van de huidige rwzi’s (en mogelijk deels van het transportsysteem).
3.1.2
Wat gaan we doen
3.1.3
In hoofdzaak werkt de unit Bouwen en Renoveren aan: Het (mede) ontwikkelen van de MDR; Het nieuwe toekomstbeeld in het MIP te verwerken; Het ontwerp en uitvoering van het bouwprogramma (MIP jaarschijf); Het bevorderen en ontwikkelen van mogelijkheden in de samenwerking in de afvalwaterketen; Het planologisch beheer van de infrastructuur. Bij de voorbereiding van het nieuwe MIP zijn een tweetal ontwikkelingen van belang. Enerzijds het streven om te komen tot verlaging van de kosten door de bestaande installaties langer resp. zo lang mogelijk in bedrijf te houden en anderzijds een beweging naar een ander zuiveringsconcept – modulair van opzet – waarmee naar de toekomst toe een grotere flexibiliteit wordt gecreëerd om in te kunnen spelen op nieuwe technologische ontwikkelingen. Bij het lopende onderzoek naar de realisatie van zo’n modulair opgezette rwzi (MDR), zijn als randvoorwaarden gesteld: gebruik duurzame materialen, flexibel van opzet, korte bouwtijd, lagere kosten (zowel voor de investering als voor de bedrijfsvoering). Het voorstel om wel / niet te kiezen voor het nieuwe ontwerp en bouw concept (de MDR) zal separaat ter besluitvorming in het bestuur aan de orde worden gesteld. De implementatie van de MDR-gedachte in het MIP betekent dat per rwzi een moment in de toekomst gekozen zal moeten worden van het bouwen van een MDR. Dit moment is afhankelijk van de technische staat van de installatie, eisen om te voldoen aan KRW, de economische afschrijving en het te verwachten kostenvoordeel van de nieuwe MDR. Een eerste inschatting van de momenten van ombouw zal als een separaat bestuursvoorstel aan de orde worden gesteld. Een definitief moment van ombouw zal bepaald worden op basis van een businesscase per rwzi (of stroomgebied). Het is van belang dat tot het moment van ombouw geen grote investeringen (renovaties) worden gedaan, maar ook dat geen concessies worden gedaan aan de betrouwbaarheid van werking van de installaties, m.a.w. wij moeten blijven voldoen aan de lozingseisen. Om dit te kunnen borgen
- 33 -
© Waterschapsbedrijf Limburg Meerjarenraming 2014-2018; Begroting 2014
zullen tussentijds aanpassingen/verbeteringen/kleine renovaties moeten worden doorgevoerd. De hiervoor noodzakelijke investeringen zijn in het MIP opgenomen. Ten opzichte van vorig jaar is het investeringsprogramma aangepast voor: - realisatie middentrein Simpelveld volgens MDR-concept; - realisatie voortrein Roermond volgens MDR-concept; - maatregelen om te voldoen aan de KRW-eisen verwoordt in de brief dd. 20-11-2012 van beide waterschappen omtrent de effluenteisen. In het kader van het ontwerp en uitvoering van het bouwprogramma wordt op korte termijn gewerkt aan het professionaliseren van de werkprocessen. Drie grote verbetertrajecten worden uitgevoerd: Gezamenlijk vaststellen van de identiteit van de unit Bouwen & Renoveren; Het optimaliseren van de werkprocessen in onze voortbrengingsketen; Het professionaliseren en het verbeteren van de kwaliteit en betrouwbaarheid van onze capaciteits- en competentie planning. Uit deze verbetervoorstellen zullen ten aanzien van de interne ingenieursdiensten kostenvoordelen, verbeteringen in de arbeidsbeleving en kwaliteit van de geleverde diensten gegenereerd worden. Deze voordelen zien we terug in de exploitatiebegroting via de lagere ramingen van de investeringsprojecten in het nieuwe MIP en de afname van het personeelsbestand; eerst wat betreft inleenkrachten en waar mogelijk in de structurele verlaging van de formatie. In het kader van de samenwerking in de afvalwaterketen is op regionaal niveau een aantal initiatieven ontwikkeld. Vanuit deze initiatieven wordt het WBL regelmatig benaderd met vragen wat WBL in dit kader kan betekenen. Passend binnen de beleidslijnen aangegeven door de besturen van WRO en WPM zullen businesscases geschreven worden, waaruit de evidente voordelen van samenwerking met het WBL blijken. Basis voor deze businesscases is het rapport van een interne werkgroep die als opdracht heeft het op een hoger level brengen van het beheer en onderhoud van het transportsysteem.
3.1.4
Wat gaat het kosten Om de kosten op langere termijn te kunnen inschatten wordt een planperiode van 10 jaar in acht genomen. Voor de instandhouding en verbetering van de infrastructuur van het WBL (excl. KRW maatregelen) werd in de vorige Meerjarenraming een investeringsniveau van gemiddeld € 25 mln per jaar aangehouden. Door de genomen maatregelen en investering in verhoging van de kwaliteit, verhoging van de Arbeidsbeleving en het verlagen van de Netto Kosten, is het verwachte investeringsniveau verder verlaagd. Als gevolg van: Het professionaliseren van onze werkprocessen, door: Het uitvoeren van de genoemde 3 grote verbetertrajecten; En het werken aan een HPO-organisatie o.a. met behulp van Lean; Wordt het investeringsniveau teruggebracht tot gemiddeld € 22,5 mln per jaar, en neemt het aantal formatieplaatsen en inleenkrachten af.
- 34 -
© Waterschapsbedrijf Limburg Meerjarenraming 2014-2018; Begroting 2014
Uit het innovatieprogramma kunnen de komende jaren nog investeringen naar voren komen met een korte terugverdientijd. Bijvoorbeeld ter besparing van energiekosten. Deze investeringen zullen het investeringsvolume verhogen, maar de jaarlijkse kosten zullen dan uiteindelijk lager uitvallen. Netto kosten De ontwikkeling van de netto kosten wordt enerzijds vergeleken met de begroting van het voorafgaande jaar en anderzijds wordt gekeken naar de ontwikkeling in de planperiode: Ten opzichte van de begroting 2013 stijgen de netto kosten in 2014 met € 0,1 mln als gevolg van inflatiecorrectie en het effect van de CAO-afspraken. In de planperiode blijven de netto kosten van de unit Bouwen en Renoveren nagenoeg gelijk. Baten De baten bij de unit Bouwen en Renoveren betreffen nagenoeg volledig de werkzaamheden die ten behoeve van investeringsprojecten worden verricht. De aan deze werkzaamheden verbonden personele kosten mogen ten laste van de betreffende projecten worden geboekt. Personeel / Formatie Voor Bouwen en Renoveren betekent de verlaging van de investeringskosten ook een verlaging van jaarlijkse omzet. Het aantal fte’s binnen de unit zal gaandeweg worden verlaagd van 24 naar 22 fte, nadat het werk dat nu gedaan wordt door inleenkrachten zo veel mogelijk eerst naar de vaste krachten is overgeheveld.
- 35 -
© Waterschapsbedrijf Limburg Meerjarenraming 2014-2018; Begroting 2014
3.2
Informatie-Technologie, Product- en Procesontwikkeling Kosten, Baten en Netto kosten volgens de MJR 2014-2018 + Begroting 2014 IT en Product-, Procesontwikkeling Omschrijving
Rekening Begroot 2012 2013 mutatie
Meerjarenraming 2014 2015 2016
2017
2018
(bedragen x € 1.000) LASTEN Salarissen Sociale lasten Overige personeelslasten Personeel van derden Voormalig personeel en bestuur Totaal personeelslasten Duurzame gebruiksgoederen Overige gebruiks- en verbruiksgoederen Energie Huren en rechten Verzekeringen Belastingen Onderhoud door derden Overige diensten door derden Totaal goederen en diensten van derden Bijdrage aan bedrijven Bijdragen aan overheden en overige Totaal bijdragen aan derden TOTAAL LASTEN BATEN Financiële baten Personeelsbaten Goederen en diensten aan derden Bijdrage van derden Geactiveerde personele lasten TOTAAL BATEN NETTO KOSTEN PERSONEEL Aantal formatieplaatsen (fte's) waarvan structureel bezet per ultimo
1.052 268 4
1.091 280 2
60 19 0
1.151 299 2
1.185 308 2
1.173 304 2
1.208 314 2
1.243 323 2
1.324 195 9
1.373 121 14
79 4 -4
1.452 125 10
1.494 128 10
1.480 130 10
1.524 133 11
1.569 135 11
110 1 -10 536 920 1.761
51 1
2 0
53 1
54 1
55 1
56 1
57 1
478 861 1.526
18 137 157
496 998 1.683
506 1.018 1.716
842 1.039 2.076
859 1.059 2.118
876 1.081 2.160
3.085
2.899
235
3.134
3.211
3.556
3.642
3.729
2.879
2.899
235
3.134
3.211
3.556
3.642
3.729
17,0 17,0
18,0
18,0
18,0
17,0
17,0
17,0
206
206
- 36 -
© Waterschapsbedrijf Limburg Meerjarenraming 2014-2018; Begroting 2014
3.2.1
Wat willen bereiken IT en Product- en Procesontwikkeling is verantwoordelijk voor de ontwikkeling een toekomstvaste robuuste IT infrastructuur en van toekomstige producten en processen die de marktpositie van het WBL versterken. De doelen te bereiken in de periode tot en met 2018 zijn: Ontwikkelen van technologieën, technieken en zuiverings- en slibverwerkingsprocessen waarmee wordt bereikt dat: o kan worden voldaan aan Wet- en regelgeving inclusief Kader Richtlijn Water; o nieuwe processen en apparatuur past in de gedacht van de Modulaire Duurzame Rwzi (MDR); o nieuwe toepassingen voor afvalwater (de rwzi als waterfabriek) worden gevonden; o energie uit afvalwater (de rwzi of slibverwerkinginstallatie als energiefabriek) kan worden teruggewonnen; o nuttige grondstoffen uit afvalwater (de rwzi of slibverwerkinginstallatie als grondstoffenfabriek) worden teruggewonnen; o slibontwatering met minder of geen chemicaliën kan worden uitgevoerd; o de bediening van zuiveringstechnische installaties mensonafhankelijk en op afstand kan worden uitgevoerd. Ontwikkelen en toepassen van technologieën en technieken op het gebied van energie efficiency (o.a. door efficiëntere beluchtinginstallaties) en toepassing van duurzaam opgewekt vormen van energie (o.a. zonne- en windenergie en verbeterde vormen van Warmte-Kracht Koppelingen (WKK); Intensievere samenwerking met onderwijsinstellingen, Universiteiten, onderzoekslaboratoria, sterke (industriële) partners in de afvalwaterketen in binnen- en buitenland (voorbeeld samenwerking met Zuyd Hogeschool in het kader van de Wijk van Morgen); Implementatie van een toekomstvaste IT infrastructuur voor de geautomatiseerde regeling van zuiveringstechnische installaties; Transitie naar een vernieuwde duurzame IT-infrastructuur en applicatielandschap op basis van het uit de visie en strategische doelen van WBL afgeleide Informatiebeleidsplan waarmee de verdere integratie van proces- en bedrijfsautomatisering wordt gerealiseerd. Hierdoor wordt de verdere uitbouw van de online horizontale en verticale integratie van informatie uit de operationele en ondersteunende (werk)processen van zowel WBL als partners waarmee WBL samenwerkt mogelijk t.b.v. bestuurs- en management informatie en dashboards; Toepassing van nieuwe IT toepassingen die de effectiviteit en efficiency bij de uitvoering van werkprocessen ondersteunen; Verder doorgroeien naar een High Performance Organisatie met hoge medewerkertevredenheid en werkprocessen die erop zijn gericht verspilling te voorkomen. Waar staan we nu Met betrekking tot bovengenoemde doelstellingen zijn inmiddels enkele resultaten bereikt, zoals: De Modulaire Duurzame Rwzi (MDR) en de Modulaire Duurzame Slibverwerking (MDS) gericht op vergroting van flexibiliteit om sneller, duurzamer en tegen lagere kosten te kunnen inspelen op veranderende omstandigheden (zuiveren op maat) dan wel nieuwe kansen om behoefte aan verschillende soorten water te kunnen invullen; Verdere uitbreiding van slibvergisting en verbeteringen van de regelingen van rwzi’s door simulatie van rwzi’s in samenwerking met AquaPlus. De revenuen hiervan zullen in 2013 en 2014 worden geëffectueerd; Een pilot met een fundamenteel andere vorm van beluchting waarmee grote energie efficiency moet worden bereikt tegen lagere investeringskosten wordt in 2013 uitgevoerd; Uitwerken business cases betreffende nieuwe technologieën rond slibontwatering;;
- 37 -
© Waterschapsbedrijf Limburg Meerjarenraming 2014-2018; Begroting 2014
3.2.2
Voorbereiding voor twee installaties voor nutriëntenterugwinning is inmiddels gestart; Samenwerking met AquaPlus (simulatie van rwzi’s), Duitse waterschappen (toekomstige slibverwerking), WML (procesautomatisering) en Zuyd Hogeschool (de Wijk van Morgen); Eerste pilot met een nieuw procesregelingsconcept (CARCON) is gestart op de rwzi Susteren; De nieuwe vorm van procesautomatisering (project Wauter) waarin de eerste rwzi’s en gemalen zijn omgebouwd in 2011 en 2012; Onderzoek naar kleinschalige toepassing van nieuwe technologie op het gebied van zonneenergie; Second opinion IT uitgevoerd door Price waterhouse Cooper (PwC) en de start van het daaruit voortvloeiende transitie- en informatiebeleidsplan.
Wat gaan we doen Het jaar 2014 staat in het teken van de verdere uitbouw van reeds ingezette projecten. Enkele relevante projecten zijn: De verdere uitwerking van de MDR en MDS in samenwerking met kenniscentra, Universiteiten en industriële partners; Intensiveren van de samenwerking met onderwijsinstellingen betreffende de lange termijn ontwikkelingen van het water- en afvalwater, o.a. met Hogeschool Zuyd in het kader van de Wijk van Morgen; Intensiveren van samenwerking met Business Schools met als doel verhogen van de kennis betreffende nieuwe businessconcepten en vergroten van ondernemerschap; De uitwerking van de samenwerking op het gebied van slibverwerking op lange termijn samen met industrie en Duitse waterschappen, passend binnen het concept van de MDR; Uitwerking en invoeren van verdere toepassingen van thermische druk hydrolyse en vergisting en onderzoek naar andere vormen van slibdestructie en desintegratie; Verder uitwerken en invoeren van de gestandaardiseerde nieuwe regeling (CARCON) van het zuiveringsproces gericht op vermijden van onnodige investeringen voor KRW, verlagen van het energieverbruik en groeien naar mensonafhankelijke zuiveringstechnische installaties; Uitwerken en invoeren van nutriëntenverwijdering en terugwinning van grondstoffen; Uitwerken en invoeren van nieuwe technologie op het gebied van slibontwatering; Uitwerken en invoeren van kleinschalige toepassing van nieuwe technologie op het gebied van windenergie en zonne-energie; De verdere uitrol van Wauter; Implementatie van nieuwe IT infrastructuur en business applicaties op basis van onderzoek, nieuwe informatiebeleidsplan en business cases opgesteld in 2012 en 2013; De verdere inrichting van de IT organisatie gebaseerd op de second opinion van Price waterhouse Cooper (PwC).
- 38 -
© Waterschapsbedrijf Limburg Meerjarenraming 2014-2018; Begroting 2014
3.2.3
Wat gaat het kosten Netto kosten De ontwikkeling van de netto kosten wordt enerzijds vergeleken met de begroting van het voorafgaande jaar en anderzijds wordt gekeken naar de ontwikkeling in de planperiode: Ten opzichte van de begroting 2013 stijgen de netto kosten in 2014 met € 0,2 mln met name door hogere kosten voor het uitvoeren van onderzoek en pilots voor nieuwe ontwikkelingen. In de planperiode stijgen de netto kosten van de unit IT, product- en procesontwikkeling van € 2,9 mln in 2013 naar € 3,7 mln in 2018. De stijging van de netto kosten in de planperiode is 28,6% en bedraagt daarmee 18,2% meer dan de stijging overeenkomstig de jaarlijkse inflatiecorrectie met 2%. De stijging wordt voornamelijk veroorzaakt door toename van de beheerskosten vanaf 2016 door het project Wauter (procesautomatisering). Vanaf 2008 (besluit tot invoering Wauter) is successievelijk gestopt met vervangingen en diverse ondersteuningscontracten voor de traditionele procesautomatisering. Daardoor zijn in 2009 t/m 2012 de uitgaven aanzienlijk teruggelopen. Deze afname is minimaal gelijk aan de stijging die nu voor beheerkosten Wauter wordt opgevoerd. Deze over de periode 2008 tot nu doorgevoerde wijzigingen komen overeen met de destijds opgestelde businesscase: gelijkblijvende integrale kosten met als resultaat een beter beheerste procesautomatisering met minder verstoringen en minder toekomstige beheerslasten dan wanneer op traditionele wijze was doorgegaan. Daarnaast stijgen de kosten vanaf 2014 met jaarlijks € 153.000 ten opzichte van 2013 door het uitvoeren van onderzoek en pilots voor nieuwe ontwikkelingen. Tot eind 2012 zijn deze uitgaven gefinancierd uit specifieke investeringskredieten. Echter bij innovatie hoort ook het risico op het niet haalbaar blijken van business cases. Derhalve wordt met ingang van 2014 gewerkt met een innovatiebudget in de exploitatiesfeer van jaarlijks € 255.000 (goederen en diensten door derden). Onderzoeken die tot haalbare business cases leiden (passend binnen de gestelde randvoorwaarden), worden separaat als kredietvoorstel aangedragen bij het Algemeen Bestuur. Niet meegenomen in deze MJR: Prognose besparingen op basis van Ontwikkelplan Jaarlijks wordt een Ontwikkelplan opgesteld (recentelijk eind 2012: voor 2013 en verder). In dit Ontwikkelplan worden uitgaande van de strategische doelen van WBL onderzoeken geïdentificeerd die, op basis van het KAN-principe (Kwaliteit, Arbeidsbeleving, Netto kosten), een positieve bijdrage leveren aan de ontwikkeling van de Meerjarenraming. In onderstaande prognose is gekeken naar die ontwikkelingen die als meest realiseerbaar met een positieve business case worden ingeschat. Alle andere innovaties worden in 2013 op basis van deskstudie opgepakt en zullen qua besparingspotentieel in het Ontwikkelprogramma 2014 worden opgenomen indien er voldoende uitzicht is op positieve business cases. De geprognosticeerde besparingen voortkomend uit dit Ontwikkelprogramma starten beperkt in 2014 (quick wins) en vanaf 2015 worden de jaarlijkse effecten groter. De netto besparingen (ten opzichte van WBL-begroting 2013) bedragen naar verwachting: 2014: 0,25% € 175.000 2015: 0,80% € 575.000 2016: 1,25% € 865.000 2017: 1,60% € 1.115.000 2018: 1,80% € 1.215.000 Totaal: 5,70% ten opzichte van 2013 ofwel circa € 4 mln.
- 39 -
© Waterschapsbedrijf Limburg Meerjarenraming 2014-2018; Begroting 2014
Een belangrijk besparingspotentieel in deze prognose is de Airimplosion (ongeveer € 1 mln), een innovatie op het gebied van beluchten in de zuiveringsinstallatie. In 2013 wordt een pilot hiermee uitgevoerd op de rwzi Gennep, indien deze slaagt dan ligt hierin een enorme verbeterpotentieel waarvan een beperkt deel is meegenomen in deze prognose, omdat beluchtingen vervangen niet direct voor de hand ligt op bestaande installaties tenzij de besparingen een vervroegd afschrijven van bestaande installaties verantwoord mogelijk maakt. Het belangrijkste deel zal worden gerealiseerd in te bouwen MDR’s. Personeel / Formatie Op dit moment zijn twee fte’s niet vast ingevuld. Het onderzoek naar insourcing dan wel outsourcing inzake IT, inclusief de verdere professionalisering op het gebied van informatie management en informatie analyse kan personele consequenties hebben. Derhalve worden in 2014 en 2015 deze vacatures flexibel ingevuld zodat vlot kan worden ingespeeld op deze ontwikkelingen. Verder is relevant dat budgettair en formatief neutraal 1 fte is overgeheveld van unit Operations naar de unit IT en Product-, Procesontwikkeling. Dit voor een periode van 3 jaar. Per 2016 wordt deze fte weer terug verplaatst naar de unit Operations.
3.2.4
Risico’s In 2014 zijn de volledige IT infrastructuur en alle business applicaties afgeschreven. Dat leidt tot een verlaging van de exploitatiekosten (kapitaallasten) met € 1 mln. In het MIP is een bedrag van € 4 mln opgenomen voor noodzakelijke vervanging van deze gehele IT-infrastructuur en applicaties in 2013, 2014 en 2015. In 2012 is een second opinion uitgevoerd door Price waterhouse Coopers (PwC) op de hele IT omgeving, waarna verder wordt onderzocht in hoeverre de infrastructuur en de business applicaties zoals deze nu is opgezet voldoende toekomstvast is. Dit wordt getoetst aan de hand van het van visie en strategische doelen afgeleide informatiebeleidsplan. Daarin wordt meegenomen de vraag zelf doen of uitbesteden. Eveneens te onderzoeken is in hoeverre de huidige “best of breed” aanpak (het beste softwarepakket per werkproces) op termijn financieel en technisch houdbaar en duurzaam is, of dat de keuze voor een meer geïntegreerd ERP-systeem (Enterprise Requirement Planning) een betere toekomstvaste oplossing biedt. Een investering van € 4 mln in 2013 t/m 2015 zal leiden tot kapitaalslasten van circa € 0,9 mln per jaar vanaf 2015. Dit investeringsbedrag komt overeen met de historische investeringen in datacentrum en softwarelicenties voor bedrijfskritische applicaties. Onderzoek in 2013 en 2014 moet uitwijzen in hoeverre deze investering kan worden bijgesteld resp. een andere oplossing kan worden gekozen.
- 40 -
© Waterschapsbedrijf Limburg Meerjarenraming 2014-2018; Begroting 2014
3.3
Operations Kosten, Baten en Netto kosten volgens de MJR 2014-2018 + Begroting 2014 Operations Omschrijving
Rekening Begroot 2012 2013 mutatie
Meerjarenraming 2014 2015 2016
2017
2018
(bedragen x € 1.000) LASTEN Salarissen Sociale lasten Overige personeelslasten Personeel van derden Totaal personeelslasten Duurzame gebruiksgoederen Overige gebruiks- en verbruiksgoederen Energie Huren en rechten Verzekeringen Belastingen Onderhoud door derden Overige diensten door derden Totaal goederen en diensten van derden Bijdrage aan bedrijven Bijdragen aan overheden en overige Totaal bijdragen aan derden TOTAAL LASTEN BATEN Financiële baten Personeelsbaten Goederen en diensten aan derden Bijdrage van derden TOTAAL BATEN
1.648 389 6 112 2.154 33 2.463 7.696 17 32 515 363 6.574 17.694
1.677 386 10 113 2.186 41 2.616 7.864 30 47 702 387 4.682 16.369
-11 15 1 14 19 -19 340 -221 1 -6 16 15 -89 37
1.666 401 11 127 2.205 22 2.956 7.643 31 41 718 402 4.593 16.406
1.713 413 11 130 2.268 23 3.242 7.616 31 42 732 410 4.684 16.781
1.898 464 11 134 2.507 23 4.306 7.590 32 43 747 418 4.925 18.084
1.953 478 11 137 2.579 24 4.398 7.809 33 43 762 427 5.025 18.520
2.009 493 12 141 2.653 24 4.493 7.180 33 44 777 435 6.156 19.142
40 40 19.888
147 147 18.702
5 5 61
152 152 18.763
156 156 19.204
159 159 20.750
162 162 21.261
165 165 21.961
212
223
-20
203
203
203
203
190
519
223
-20
203
203
203
203
190
19.369
18.479
81
18.560
19.001
20.547
21.058
21.771
33,1 29,6
33,1
-2,0
31,1
31,1
34,1
34,1
34,1
307
NETTO KOSTEN PERSONEEL Aantal formatieplaatsen (fte's) waarvan structureel bezet per ultimo
MJR 2013-2017
MJR 2014-2018
23.000 22.000 21.000 20.000 19.000 18.000
17.000 2011
2012
2013
2014
2015
2016
- 41 -
2017
2018
© Waterschapsbedrijf Limburg Meerjarenraming 2014-2018; Begroting 2014
3.3.1
Wat willen we bereiken Het WBL wil herkenbaar zijn als een High Performance Organisatie (HPO). Een HPO is een organisatie die betere financiële en niet-financiële resultaten behaalt dan vergelijkbare organisaties over een periode van minstens vijf tot tien jaar. Operations zal daar een bijdrage aan leveren door de kwaliteit van de bedrijfsvoering en de resultaten daarvan te vergroten onder gelijktijdige verlaging van de netto kosten. Tevens dient daarbij de arbeidsbeleving van de medewerkers toe te nemen. Waar staan we nu Momenteel zijn er 18 zuiveringsinstallaties, 6 slibontwateringen en 1 slibdroger in bedrijf. Het WBL beschikt over circa 535 kilometer transportriolen. In Venlo is eind 2012 de thermische druk hydrolyse (TDH) in bedrijf genomen. Indien deze installatie begin 2013 optimaal kan worden bedreven zal het ontwaterd slibvolume van Venlo met 40% gereduceerd worden, hetgeen tot gevolg heeft dat onder andere de transportkosten en externe verwerkingskosten voor ontwaterd slib afnemen. Belangrijke geplande wijzigingen van de zuiveringstechnische infrastructuur tijdens de planperiode zijn: Uit bedrijf nemen van de zuiveringsinstallatie Heerlen in 2014/2015; De aanleg van een transportriool om het afvalwater van Heerlen naar de zuiveringsinstallatie van Hoensbroek te vervoeren, lengte ca. 2 km en gereed in 2015; Uit bedrijf nemen van de slibdroger Susteren in 2018. De operationele kostengevolgen hiervan zijn verwerkt in de nu voorliggende Meerjarenbegroting. Waar willen we naar toe? De medewerkers van de unit Operations dienen zich, meer dan nu, bezig te houden met hun kerntaken: het proces van het transporteren en zuiveren van afvalwater en het verwerken van slib. Installaties dienen steeds meer mens- en persoonsonafhankelijk te functioneren. Werkzaamheden zoals schoonmaak installaties, controle effluentkwaliteit en overig 1e lijns onderhoud dienen uitgevoerd te worden. Daarnaast vraagt de invulling van wachtdiensten een minimale formatieve omvang. De processen zullen meer op afstand bestuurd worden. Verdergaande automatisering van de processen zal dit mogelijk moeten maken. De automatisering stuurt de processen in het overgrote deel van de tijd. Hierdoor ontstaat een stabielere procesvoering. Verlaging van de kosten zal mede worden vormgegeven door continue aandacht in de bedrijfsvoering voor het energie- en chemicaliënverbruik. Met ondersteuning van de unit IT en Product- en Procesontwikkeling zal middels de introductie van nieuwe technologieën (bijvoorbeeld de CARCON regeling) een reductie van het energieverbruik worden bewerkstelligd. De maatregelen zien we in beperkte mate terug in het verbruik per verwijderde i.e. (zie onderstaande tabel). De reden hiervoor is dat er een deel van de benodigde beluchtingenergie nu opgewekt wordt in Warmte Kracht Koppelingen (WKK) welke gevoed worden door biogas. Middels diverse maatregelen, zoals optimalisering bedrijfsvoering en aanpassing van beter renderende beluchtinginstallaties, wordt het energieverbruik per i.e. positief beïnvloed.
3.3.2
Wat gaan we doen Zoals hiervoor reeds benoemd zullen de processen meer op afstand bestuurd gaan worden. Dat zal andere kwaliteiten en competenties van medewerkers vragen. Een toekomstvisie van de inrichting van Operations is in voorbereiding en zal te zijner tijd aan het bestuur worden
- 42 -
© Waterschapsbedrijf Limburg Meerjarenraming 2014-2018; Begroting 2014
voorgelegd. Ten behoeve van het opstellen van de toekomstvisie is het van belang om de taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden van zowel de medewerkers van als de gehele unit Operations in kaart te brengen. Het jaar 2013 zal in het teken staan van het vaststellen van deze aspecten. Dit zal een hoger verantwoordelijkheidsgevoel tot gevolg hebben en meer duidelijkheid geven wat er van iedere medewerker wordt verwacht. Dit zal leiden tot een betere arbeidsbeleving daar men meer invloed kan uitoefenen op het behalen van de meetbare en identificeerbare individuele en unit brede doelen. Prestaties Uitgangspunt is en blijft dat de prestaties van het transportsysteem, de zuiveringsinstallaties en de droger minimaal voldoen aan de wettelijke vereisten alsook aan de met derden gemaakte afspraken. Onderstaand zijn de relevante prestaties weergegeven, bestaande uit de realisatie in 2012 en de planning voor de jaren 2013 (bijgesteld) en 2014. Relevante prestaties
Rekening 2012
Begroting 2013
Begroting 2014
153.043 100,0%
155.000 100,0%
155.000 100,0%
Zuiveren van afvalwater totaal verwijderde i.e.'s ( x 1.000 ) energieverbruik per verwijderde i.e. (in wattuur) CZV-zuiveringspercentage (doelstelling is 90%) fosfaatverwijdering (norm = 75%) stikstofverwijdering (norm = 75%)
1.767 52,0 92,8% 78,6% 79,6%
1.732 54,5 92,2% 76,0% 78,8%
1.732 54,5 92,2% 76,0% 78,8%
Verwerken en afzetten van slib aantal tds ontwaterd en vervolgens gedroogd afzet gedroogd slib: tds naar Biomill (Enci) afzet ontwaterd slib: tds naar verbrandingsinstallatie/ stortplaats
26.806 14.941 11.866
25.500 14.000 11.500
25.500 14.000 11.500
Transport afvalwater m3 getransporteerd afvalwater ( x 1.000 ) percentage voldoen aan afnameverplichting
In de bovenstaande tabel zijn de relevante prestaties gedefinieerd. Uitgangspunt is het leveren van prestaties niet hoger dan de wettelijke norm vereist. Dit betekent zo laag mogelijke kosten, minder verbruik energie en van chemicaliën. Dit uitgangspunt is doorgerekend in de begroting. Momenteel worden (kritieke) prestatie-indicatoren ontwikkeld die passen in de missie, visie en strategie van de unit Operations en die maatgevend zijn voor de realisatie hiervan. Bij de kritieke prestatie-indicatoren valt bijvoorbeeld te denken aan voldoen aan lozingseisen, specifiek energieverbruik transport en zuiveren en specifiek chemicaliënverbruik. 3.3.3
Wat gaat het kosten Voor het opstellen van de meerjarenraming 2014-2018 is uitgegaan van de resultaten van 2012, de aanbestedingen van een aantal diensten en leveringen zoals transport en levering chemicaliën, lopende contracten en doorgevoerde verbeteringen of geaccordeerde plannen voor verbetering. Per hoofditem is een opsomming gemaakt met een indicatie van te verwachten kosten dan wel afwijkingen ten opzichte van de voorgaande ramingen. Tevens is bij het opstellen van deze meerjarenraming rekening gehouden met de effecten van diverse (kleinere) projecten zoals bijvoorbeeld de nutriëntenterugwinning, optimalisatieonderzoeken van Aquaplus.
- 43 -
© Waterschapsbedrijf Limburg Meerjarenraming 2014-2018; Begroting 2014
Netto kosten De ontwikkeling van de netto kosten wordt enerzijds vergeleken met de begroting van het voorafgaande jaar en anderzijds wordt gekeken naar de ontwikkeling in de planperiode: Ten opzichte van de begroting 2013 stijgen de netto kosten in 2014 met € 0,1 mln door: o een toename met € 0,2 mln ten gevolge van inflatiecorrectie; o een toename met € 0,3 mln door effect van verhoging BTW-percentage van 19% naar 21%; o een verlaging met € 0,1 mln door realisatie businesscase Abdisschenbosch; o een verlaging met € 0,2 mln door lagere tarieven voor en lager verbruik van energie; o een toename met € 0,1 mln voor chemicaliën door prijsindexering en extra inkoop door wijziging ontwateringlocaties (Venlo, Gennep); o een verlaging met € 0,2 mln als gevolg van resultaat aanbesteding laboratoriumdiensten. In de planperiode stijgen de netto kosten van de unit Operations van € 18,4 mln in 2013 naar € 21,4 mln in 2018 (een stijging van 16,4%). Bij de onderstaande hoofditems worden de netto kosten nader toegelicht.
Personeel / Formatie De overheveling van een functie naar de unit IT en Product- en Procesontwikkeling en twee naar FPC betekent een verlaging van het aantal fte’s voor de unit Operations. Vanaf 2016 worden deze formatieplaatsen weer teruggeplaatst bij de unit Operations. Als gevolg van sluiting droger Susteren per 1-7-2018 zal de formatie per 2019 met 1 fte worden verlaagd. De begrote personele lasten vertonen een overeenkomstige ontwikkeling. Laboratorium In 2013 is ten behoeve van de laboratorium analyses op basis van een openbare aanbesteding een overeenkomst met Omegam afgesloten. Het contract omvat een vaste prijs voor de reguliere analyse werkzaamheden en een variabel deel afhankelijk van de omvang van extra analyses (als gevolg van lozingen en/of calamiteiten) en onderhoud van de analyse apparatuur. De totale jaarlijkse kosten voor laboratoriumdiensten worden geraamd op € 650.000. Hierbij moet nadrukkelijk worden opgemerkt dat de kosten van extra analyses in het kader van onderzoeken niet zijn begroot. De kosten voor deze analyses moeten worden gefinancierd vanuit de betreffende onderzoeken en/of projecten. Kader Richtlijn Water (KRW) Het WBL heeft een brief d.d. 20-11-2012 van WRO en WPM ontvangen, waarin door de beide waterschappen voor de WBL-rwzi’s effluenteisen in relatie tot de KRW bekend zijn gemaakt. De maatregelen om aan de richtlijn te kunnen voldoen zijn doorgerekend en in het nieuwe MeerjarenInvesteringsProgramma 2014-2018/2023 opgenomen. De daaruit volgende kapitaallasten alsook de hieraan verbonden exploitatielasten zijn opgenomen in deze Meerjarenbegroting. Thermische Drukhydrolyse (TDH) Ten tijde van het opstellen van dit document functioneert de TDH te Venlo nog niet optimaal. Dit heeft mogelijk gevolgen voor de begroting van 2013. De exacte cijfers worden nog inzichtelijk gemaakt. Uitgangspunt voor 2014 en de daarop volgende jaren is dat de TDH functioneert conform contractuele afspraken met GMB.
- 44 -
© Waterschapsbedrijf Limburg Meerjarenraming 2014-2018; Begroting 2014
De thermische drukhydrolyse (TDH) van Hoensbroek is in de voorbereidingsfase. In deze meerjarenbegroting zijn de daaraan verbonden kosten en besparingen niet verwerkt.
Chemicaliën sliblijn De chemicaliën voor de sliblijn worden gebruikt voor het ontwateren van het slib. Er zijn een aantal maatregelen genomen, leidend tot het verbeteren van het totale bedrijfsresultaat. De maatregelen zijn bijvoorbeeld het centraliseren van slibontwateringlocaties (door sluiting van enkele), aankoop van nieuwe slibontwateringapparatuur en optimalisering van de bestaande slibontwateringapparatuur. De verwerking van het slib op een centrifuge heeft tot gevolg dat de kosten voor verbruik van PE (chemicaliën) toenemen, maar doordat deze machines minder inzet van personeel vragen en een beter rendement hebben, nemen de kosten op andere posten juist af. Verhoging van het percentage droge stof in het ontwaterd slib betekent een afname van transportvolume (tonnen slib) en dus verlaging van de transportkosten ontwaterd slib. Daarnaast hoeft bij de slibdroging minder water verdampt te worden met als gevolg verlaging van het gasverbruik voor de droger te Susteren en er hoeft minder ontwaterd slib in Duitsland en bij SNB te worden afgezet. De kosten van chemicaliën voor zowel de waterlijn als de sliblijn nemen sterk toe van € 2,5 mln in 2013 tot € 4,2 mln in 2018. Belangrijkste oorzaken zijn: - KRW-maatregelen op een aantal rwzi’s (Gennep, Meijel, Hoensbroek) - hogere verbruiken ten behoeve van verbetering van het ontwateringresultaat Elektriciteit Voor elektriciteit geldt dat 2014 al volledig is ingekocht en dat voor het jaar 2015 inmiddels (op moment van samenstellen van deze begroting) grotendeels is ingekocht. Voor de jaren 2016 en 2017 zijn forward-prijzen (verwachte toekomstige prijzen volgens energiebeurs ENDEX) als uitgangspunt gekozen. Door bij de kostenramingen voor energie dit uitgangspunt te hanteren, wordt over het nog niet ingekochte deel van de energiebehoefte risico gelopen ten aanzien van toekomstige prijsontwikkelingen (zie de risicoparagraaf). De MeerJarenAfspraak (MJA) energie (elektriciteit), waaraan ook door WBL wordt deelgenomen, bepaalt dat vanaf 2005 voor een periode van 15 jaar gemiddeld jaarlijks 2% bespaard moet worden op het energieverbruik. Na uitvoering van de relevante MIPprojecten, de bouw en in bedrijf name van de thermische drukhydrolyse in Venlo en een investering in en de implementatie van de maatregelen voorgesteld op de installaties Limmel en Hoensbroek is de energiereductie in 2017 31,5% ten opzichte van 2005. Hiermee wordt het
- 45 -
© Waterschapsbedrijf Limburg Meerjarenraming 2014-2018; Begroting 2014
afgesproken te behalen resultaat uit de MJA ruimschoots gehaald. De daling van elektriciteitsverbruik is niet alleen te wijten aan relevante investeringen. Ook het optimaliseren van de bedrijfsvoering, beter en bewuster omgaan met de installaties en voldoende aandacht voor het eerste en tweede lijnsonderhoud dringen het energieverbruik terug. Het verwachte verbruik van elektriciteit daalt van 2013 naar 2014 met ruim 0,7 miljoen kWh (van ca. 50,6 miljoen kWh naar ca. 49,9 miljoen kWh) en vanaf 2015 naar een structureel niveau van 49,7 miljoen kWh; zie de volgende tabel (let wel: het effect van de KRW-maatregelen op het energieverbruik, alsmede de effecten van de MDR’s en clustering Heerlen-Hoensbroek moeten nog inzichtelijk worden gemaakt zijn derhalve niet meegenomen). Ten gevolge van hogere inkoopprijzen zullen de kosten na 2014 stijgen. Elektriciteitsverbruik (aantallen x 1 MWh)
Begroot 2013
Begroot 2014
Raming 2015
Raming 2016
Raming 2017
Raming 2018
Transporteren afvalwater Zuiveren afvalwater Slibontwatering
6.526 43.023 100
6.526 42.188 200
6.526 41.968 200
6.526 41.968 200
6.526 41.968 200
6.526 41.968 200
Centrale huisvesting Totaal verbruik
1.000 50.649
1.000 49.914
1.000 49.694
1.000 49.694
1.000 49.694
1.000 49.694
6.065
5.925
5.864
5.685
5.867
5.896
Totale kosten ( x € 1.000)
Aardgas Op een aantal zuiveringen zijn maatregelen getroffen die het aardgasverbruik moeten terugdringen. De maatregelen variëren van een kleine impact, zoals de plaatsing van een klokthermostaat op de verwarming van (bedrijfs)gebouwen, tot grotere impact zoals het beperken van het aardgasverbruik voor de warmtekrachtkoppeling (WKK) op de locaties Limmel, Susteren en Roermond. Dit laatste houdt in dat bij onvoldoende aanvoer van biogas de WKK (tijdelijk)buiten bedrijf gesteld wordt omdat inkoop van elektriciteit goedkoper is als de productie van elektriciteit met behulp van aardgas. De grootste verbruiker van aardgas is de droger Susteren. Optimalisatie van de ontwateringen heeft geleid tot een verlaging van het aardgasverbruik zonder dat dit effect heeft op de productiecapaciteit van de droger. Volgens planning zal de droger medio 2018 buiten bedrijf worden gesteld. Gasverbruik (aantallen x 1.000 m³)
Begroot 2013
Begroot 2014
Raming 2015
Raming 2016
Raming 2017
Raming 2018
Zuiveren afvalwater Drogen van slib
370 4.250
308 4.250
302 4.250
302 4.250
302 4.250
302 2.125
Centrale huisvesting Totaal verbruik
160 4.780
160 4.718
160 4.712
160 4.712
160 4.712
160 2.587
Totale kosten ( x € 1.000)
1.916
1.859
1.889
1.925
1.961
1.193
- 46 -
© Waterschapsbedrijf Limburg Meerjarenraming 2014-2018; Begroting 2014
Transport derden nat slib Ten opzichte van de ramingen in de vorige Meerjarenbegroting liggen de jaarlijkse kosten voor transport van nat slib nu ca. € 70.000 lager. Belangrijkste reden voor deze lagere transportkosten vormt de renovatie van de slibindikker te Abdissenbosch, waardoor het slib van de rwzi’s Rimburg en Kaffeberg niet meer in natte vorm naar de rwzi Hoensbroek hoeft te worden vervoerd. Transport derden ontwaterd slib Voor deze post geldt dat verhoging van het percentage droge stof van het ontwaterd slib een verlaging van het volume betekent met als gevolg dat minder ontwaterd slib getransporteerd hoeft te worden. Ten opzichte van de ramingen in de vorige Meerjarenbegroting liggen de jaarlijkse kosten voor transport van ontwaterd slib nu ca. € 80.000 lager. Dit met name als gevolg van wijzigingen in de transportroutes. Transport gedroogd slib Het transport van gedroogd slib wordt in 2013 opnieuw aanbesteed; de financiële gevolgen van deze aanbesteding zijn momenteel nog niet bekend. Door het opzeggen van de huurovereenkomst met WPS zullen de kosten op deze post met ingang van 2014 per jaar € 40.000 lager zijn. Het zal duidelijk zijn dat deze kostenpost nihil zal worden na buiten bedrijfstelling van de droger in 2018. Afzet ontwaterd slib naar derden De prognose voor de afzetkosten van ontwaterd slib is hoger dan in de vorige Meerjarenbegroting De kosten zijn t/m 2017 jaarlijks gemiddeld € 100.000 hoger. Oorzaken zijn o.a. de BTWverhoging, de afzet van ontwaterd slib na gereedkomen van de gerenoveerde slibontwatering te Abdissenbosch en de noodzakelijke wijzigingen in de transportroutes. Na buiten bedrijfstelling van de droger Susteren zal deze kostenpost naar verwachting op jaarbasis met € 2,5 mln toenemen. Baten De unit Operations kent een beperkt aantal opbrengstposten. Het betreft met name pachtopbrengsten en bijdragen in de exploitatielasten voor dienstverleningen op zuiveringstechnisch gebied, buiten de reguliere zuiveringstaken van het WBL. Deze baten bedragen in totaal ca. € 175.000 per jaar. Het gewijzigde contract voor deelname van het WBL in Biomill leidt er toe dat hiervoor in deze Meerjarenbegroting geen verrekeningen, baten dan wel kosten, meer worden opgevoerd. Voor de aanlevering van gedroogd slib wordt tot buiten bedrijfstelling van de droger een jaarlijkse opbrengst van € 27.000 geraamd. Prognose Opdracht is het realiseren van een High Performance Organisatie die doelgericht en slagvaardig werkt. Doel is het bereiken van hogere kwaliteit van dienstverlening, verbeterde arbeidsbeleving en lagere netto kosten (KAN principe). In het kader van het versnellen van de ontwikkeling van de unit is een verbeterplan opgesteld. In dit plan ligt de focus op resultaatgericht werken, optimalisatie van de werkprocessen, een verbeterde inrichting van de organisatie van de unit Operations en een betere samenwerking met de andere units van het WBL. De potentiële effecten van de nieuwe manier van werken worden op dit moment in kaart gebracht. Belangrijke pijlers zijn het borgen van de kwaliteit, het inrichten van de werkprocessen en op basis van deze werkprocessen inrichten van de organisatie en het verlagen van de kosten. De verwachting is dat door betere aansturing van de werkprocessen in de komende jaren op jaarbasis
- 47 -
© Waterschapsbedrijf Limburg Meerjarenraming 2014-2018; Begroting 2014
kan worden bespaard op personeelslasten, diensten derden (transport) en gebruiks- en verbruiksgoederen (chemicaliën). Daarnaast is in samenwerking met de unit IPP mogelijk om te investeren in de zuiveringsprocessen (zie ook de toelichting bij unit IPP). Deze kansen tot verlaging van de netto kosten worden opgepakt en uitgewerkt in verbetervoorstellen en projecten. Om te komen tot de verbeterde aansturing van de unit en het realiseren van de potentiële verbeteringen wordt de organisatie tijdelijk in capaciteit uitgebreid met flexibele arbeidskrachten. De verwachting is dat de tijdelijke extra kosten worden gecompenseerd door lagere toekomstige netto kosten.
3.3.4
Risico’s Bij het opstellen van de begroting is alleen rekening gehouden met de reguliere stabiele bedrijfsvoering. Dit betekent dat calamiteiten en andere uitzonderlijke omstandigheden, die in de praktijk voorkomen maar niet voorspelbaar zijn, niet financieel zijn opgenomen in de exploitatiebegroting 2013 en de meerjarenraming 2014-2018. Als er calamiteiten en/of andere uitzonderlijke omstandigheden plaatsvinden (bijvoorbeeld langere stilstand van de droger Susteren) dan kan dat leiden tot een overschrijding van de exploitatiebegroting van het jaar waarin zich deze situatie plaatsvindt. Ook het tijdelijk wegvallen van de afzetmogelijkheid naar de Enci of het verschuiven van de geplande onderhoudsstop bij de Enci betekent een verhoging van afzetkosten voor het gedroogd en ontwaterd slib. In het vigerende MIP is een aantal investeringen gepland dat een direct effect op hoeveelheden (bijvoorbeeld energie en tonnen slib te transporten en te verwerken) en chemicaliënverbruik heeft en daarmee op de kosten. Op het moment dat de geplande projecten in de tijd verschuiven heeft dit direct invloed op de verschillende kostenposten. Een aantal goederen en diensten die ingekocht worden zoals energie, transport en chemicaliën zijn gekoppeld aan de actuele olieprijzen. Wereldwijde ontwikkelingen hebben direct invloed op de hoogte van de inkoop. Bij het vaststellen van de begroting is derhalve uitgegaan van de in te kopen hoeveelheden op basis van het huidige prijspeil of contractueel vastgelegde bedragen voor de looptijd van het contract. Brandschaderisico van de installaties In het kader van het verzekeringsbeleid is bepaald dat de zuiveringsinstallaties niet zijn verzekerd tegen brandschade c.a. Het daaruit voortvloeiende financiële risico wordt relatief beperkt van omvang geacht, temeer daar het merendeel van de investeringen in de installaties ondergronds is gesitueerd, c.q. betonwerken zijn. Evenwel is er een beperkt risico aanwezig. In dit verband zij opgemerkt dat het kantoor en de slibdroger van Susteren is wél tegen brandschade zijn verzekerd.
- 48 -
© Waterschapsbedrijf Limburg Meerjarenraming 2014-2018; Begroting 2014
3.4
Onderhoud Kosten, Baten en Netto kosten volgens de MJR 2014-2018 + Begroting 2014 Onderhoud Omschrijving
Rekening Begroot 2012 2013 mutatie
Meerjarenraming 2014 2015 2016
2017
2018
(bedragen x € 1.000) LASTEN Salarissen Sociale lasten Overige personeelslasten Personeel van derden Voormalig personeel en bestuur Totaal personeelslasten Duurzame gebruiksgoederen Overige gebruiks- en verbruiksgoederen Energie Huren en rechten Verzekeringen Belastingen Onderhoud door derden Overige diensten door derden Totaal goederen en diensten van derden Bijdrage aan bedrijven Bijdragen aan overheden en overige Totaal bijdragen aan derden TOTAAL LASTEN BATEN Financiële baten Personeelsbaten Goederen en diensten aan derden Bijdrage van derden Geactiveerde personele lasten TOTAAL BATEN NETTO KOSTEN PERSONEEL Aantal formatieplaatsen (fte's) waarvan structureel bezet per ultimo
MJR 2013-2017
1.992 497 8 189
2.196 535 13 153
124 53 0 6
2.320 588 13 159
2.358 597 14 162
2.422 614 14 165
2.493 633 14 168
2.554 648 15 172
2.686 44 5
2.897 63 2
183 3 0
3.080 66 2
3.131 67 2
3.216 69 2
3.308 70 2
3.388 71 2
1
7 2
0 0
7 2
7 2
8 2
8 2
8 2
6.908 223 7.182
7.261 72 7.407
182 53 239
7.443 125 7.646
7.156 128 7.362
7.303 131 7.514
7.542 133 7.757
7.348 136 7.567
9.867
10.304
422
10.726
10.493
10.730
11.065
10.955
658
944
-244
700
672
677
691
705
658
944
-244
700
672
677
691
705
9.209
9.360
666
10.026
9.821
10.052
10.374
10.251
44,0 41,0
44,0
0,5
44,5
43,8
43,7
43,7
43,5
MJR 2014-2018
10.500
10.000
9.500
9.000
8.500 2011
2012
2013
2014
2015
2016
- 49 -
2017
2018
© Waterschapsbedrijf Limburg Meerjarenraming 2014-2018; Begroting 2014
3.4.1
Wat willen we bereiken Unit Onderhoud streeft ernaar een professionele onderhoudsorganisatie te zijn waar de relatie tussen de technische wereld van het onderhoud, die van de productie (operations en projecten) en het hogere management geregeld en geborgd is. Centraal staat hierbij de vraag hoe de onderhoudsdoelen zich verhouden tot de bedrijfsdoelen (missie, visie en strategie). In het bijzonder het hebben van doelen als vertrekpunt voor bedrijfsactiviteiten is van groot belang. De bedrijfsdoelstellingen en de onderhoudsstrategie voor de komende jaren zijn: Een optimale werking en capaciteit van de installaties en voldoen aan de wettelijke normen die zijn gesteld aan zuiveren en transporteren van afvalwater; Investeren in een kwaliteitsorganisatie; Kostenreductie op alle processen met behoud van kwaliteit. Het onderhoudsbeleid is afgeleid van voorgenoemde bedrijfsdoelstellingen en geeft antwoord op de vraag: “Waarom voeren wij onderhoud uit”. Onderhoud is met name gericht op het waarborgen dat de primaire functionaliteit zo lang mogelijk wordt benut binnen de gewenste randvoorwaarden van veiligheid, gezondheid, milieu, kwaliteit en financiën (VGMKF) en tegen zo laag mogelijke kosten. De betrouwbaarheid, het product van de beschikbaarheid en de performance, van de bedrijfsmiddelen (ofwel assets) van de operationele processen moet te allen tijde de vereiste kwaliteit van het effluent alsook de afgesproken afnameverplichting kunnen waarborgen. De onderhoudsorganisatie beschikt over een onderhoudsfilosofie die beantwoordt aan de geformuleerde doelstellingen van een excellerende organisatie. Om de onderhoudsorganisatie het transitieproces te laten doorlopen in “Groeien naar Pure Klasse” is het noodzakelijk dat de waarden van de technische bedrijfsmiddelen over de gehele levenscyclus worden gemaximaliseerd. Asset Management zal worden ingezet voor het bereiken van dit doel. Vragen die hierbij beantwoord worden zijn: Hoe wordt de bedrijfsvoering vanuit organisatorisch oogpunt verbeterd (operational excellence); Hoe wordt de technische betrouwbaarheid verhoogd, en dus het technisch rendement, van de installaties door een onderbouwde en geborgde onderhoudsaanpak (onderhoud & betrouwbaarheid); Aan welke regels moet de organisatie voldoen om veilig te kunnen opereren (technische veiligheid); Hoe wordt geborgd dat de organisatie steeds aan specifieke kwaliteitseisen voldoet (kwaliteitsborging). Waar staan we nu WBL Transportlijn, waterlijn, sliblijn Vanaf 2009 is ingezet op meer planmatig werken. Vanaf 2011 is het Periodiek Onderhoud aan rwzi’s gebundeld uitgevoerd in een “stopachtige vorm”. Dit heeft er toe geleid dat de realisatie van het planbaar onderhoud substantieel verhoogd is. Tegelijkertijd is waarneembaar dat het aantal storingen afneemt. Vanaf het laatste kwartaal 2012 wordt het niet urgente Correctief Onderhoud aan rwzi’s gebundeld uitgevoerd volgens een jaarplan. Gemeenten / klanten, afvalwaterketen De unit Onderhoud heeft op dit moment met 7 gemeenten een licht gemeenschappelijke regeling inclusief uitvoeringsovereenkomsten ten behoeve van beheer en onderhoud van gemeentelijke gemalen, berg bezink bassins, overstorttellers en/of regenmeters.
- 50 -
© Waterschapsbedrijf Limburg Meerjarenraming 2014-2018; Begroting 2014
Voor één waterschap verzorgen we het beheer en onderhoud van de gemalen en kunstwerken. Gemeenten / IBA’s Tot en met 2009 had WBL het onderhoud aan IBA-systemen uitbesteed aan een marktpartij. Vanaf 2010 verzorgt de unit Onderhoud van WBL het beheer en onderhoud aan IBA’s in eigen beheer. Dit heeft geleid tot een verlaging van de kosten, een verbetering van de effluentkwaliteit en een vermindering van het aantal storingen. In 2011 heeft het DB besloten om vanaf 2012 alle gemaakte kosten door te berekenen aan de gemeenten. Naar aanleiding van dit besluit heeft een deel van de gemeenten te kennen gegeven niet akkoord te gaan met het doorbelasten van alle kosten aan de gemeenten. Waar willen we naar toe WBL Transportlijn, waterlijn, sliblijn Het doel is het zodanig inrichten van de onderhoudsprocessen dat de afgesproken kwaliteitscriteria optimaal worden bereikt. Betrouwbaarheid, beschikbaarheid en validiteit van gegevens spelen hierin een grote rol. Het onderhoud evolueert naar het strategische niveau van “Pure Klasse”. Hiervoor wordt binnen de onderhoudsorganisatie op een integrale en structurele wijze samengewerkt. Zodoende wordt geborgd dat onderhoud op een correcte wijze wordt uitgevoerd (“de dingen tijdig en goed doen”) en voor alles dat is geborgd dat de geplande taken de noodzakelijk uit te voeren taken zijn (“de juiste dingen goed doen”). Het gaat hierbij om het maken van de juiste keuzes waardoor het mogelijk wordt de prestaties van de installaties te verbeteren onder gelijkblijvende of dalende onderhoudskosten. De betrouwbaarheid van de primaire functionaliteit is geborgd, zolang mogelijk tegen de laagste kosten binnen de randvoorwaarden van VGMKF. De rol van onderhoud is niet het in record tempo herstellen van een storing; maar, is de rol van het onderhoud het voorkomen van achteruitgang van de conditie en dien ten gevolge verliezen die worden veroorzaakt door apparatuur of systeem gerelateerde problemen (risico management). De visie van de onderhoudsorganisatie in een high performance organisatie is het bereiken en voortzetten / borgen van: Betrouwbaarheid van de functionaliteit;
Effectiviteit (“de juiste dingen doen” en “de dingen goed doen”) en efficiëntie (effectief tegen de laagste kosten); o o
Optimale beschikbaarheid; Optimale conditie van de bedrijfstoestand;
o
Effectief gebruik van de onderhoudsmiddelen;
o o
Optimale bedrijfseconomische en technische apparatuur levensduur; Minimale voorraad reservedelen;
o o
Competentie om snel te kunnen reageren; Transparantie;
o
Continu verbeteren.
Om de bovenstaande waarden te meten en te monitoren worden conform de SMART methodiek (S)pecifieke, (M)eetbare, (A)cceptabele, (R)ealistische en (T)ijdgebonden Kritische Prestatie Indicatoren (KPI’s) ontwikkeld. Het ultieme doel is portfolio management waarbij het totaal van alle assets, uitgezet in de tijd, bewaakt en beheerd worden. Vervanging en revisie kunnen dan worden gemanaged. Hiermee wordt validatie van het beheerssysteem bereikt.
- 51 -
© Waterschapsbedrijf Limburg Meerjarenraming 2014-2018; Begroting 2014
Groei binnen de afvalwaterketen In het beheer van de afvalwaterketen is het zuiveringsbeheer een belangrijk onderdeel. Het Bestuursakkoord Water vermeldt de doelstellingen om de efficiëntie en de kwaliteit van het gemeenschappelijke beheer van de (afval)waterketen te verbeteren en de kwetsbaarheid te verminderen. Basis voor het bereiken van deze doelstellingen is een krachtige samenwerking tussen gemeenten, drinkwaterbedrijven en waterschappen. In de samenwerking staat centraal de juiste afweging van zowel investerings- als uitvoeringsbeslissingen, waarbij zowel verhoging van de duurzaamheid als verhoging van de kosteneffectiviteit de uitdaging is. Middels het optimaliseren van kosten, prestaties en middelen streeft het WBL ernaar het transportstelsel naar een niveau te brengen dat voldoet aan deze doelstellingen. Door het tonen van deze expertise laat WBL zien een interessante samenwerkingspartner te zijn in de afvalwaterketen voor gemeenten. Eind 2012 is in opdracht van de waterschappen een business case uitgevoerd. De resultaten van de business case bevestigen dat WBL financieel en kwalitatief een interessante samenwerkingspartner is. Binnen de planperiode zou een verdere omzetgroei mogelijk zijn door uitbreiding van samenwerkingsovereenkomsten met gemeenten. De acquisitie ter realisatie van een verdere toename van het aantal gemeenten waarvoor beheer en onderhoud van gemeentelijke gemalen wordt verzorgd, behoort volgens afspraak tot de verantwoordelijkheid van de accountmanagers van de waterschappen. Gemeenten / IBA’s De unit Onderhoud zich blijven inzetten om de IBA’s nog optimaler te laten functioneren. Vanaf 2014 zullen conform DB-besluit van 20-03-2013 alle overeenkomsten opgezegd worden met de mogelijkheid voor elke gemeente een LGR inclusief uitvoeringsovereenkomst aan te gaan met WBL voor het beheer en onderhoud aan IBA-systemen. In de meerjarenraming is geen rekening gehouden met het overeenkomen van een LGR’s en uitvoeringsovereenkomsten.
3.4.2
Wat gaan we doen Ontwikkelen en implementeren onderhoudsbeleid Middels het vaststellen en ten uitvoer brengen van het onderhoudsbeleid wordt de integriteit en betrouwbaarheid van de installaties gewaarborgd. Beleid en meer specifiek het onderhoudsbeleid zal gericht zijn op het voortdurend maken van afwegingen tussen optimaal gebruik van de technische bedrijfsmiddelen en het noodzakelijk uit te voeren onderhoud aan deze bedrijfsmiddelen. Hierdoor verkeert de organisatie in een constante status van effectiviteit (de juiste dingen doen en de dingen tijdig en goed doen) en efficiëntie (effectief tegen de laagste kosten). Voor het goed, efficiënt en verantwoord uitvoeren wordt vastgesteld welke analysemethoden en strategie worden toegepast. Het bewaken en controleren van de meetwaarden gebeurt aan de hand van een set KPI’s waarvan de waarden en toleranties op managementniveau formeel zijn vastgesteld. De gerealiseerde waarden worden met vooraf vastgestelde intervallen getoetst en geëvalueerd. Het ontwikkelen en inzetten van periodiek onderhoud met vaste frequentie naar onderhoud op basis van faalmechanismen en conditie van de installatieonderdelen wordt geïmplementeerd. Het inspectie- en onderhoudprogramma (MAXIMO) wordt afgestemd op de resultaten van de verplicht of gepland uitgevoerde analyses. Dit leidt tot termijnverlenging of flexibilisering van inspectie- en onderhoudsprogramma's.
- 52 -
© Waterschapsbedrijf Limburg Meerjarenraming 2014-2018; Begroting 2014
Het inspectie- en onderhoudsprogramma MAXIMO wordt zodanig ingericht dat de installatie en installatieonderdelen te allen tijde in een optimale conditie verkeren. Indien de installatie en installatieonderdelen niet meer voldoen aan de gestelde specificaties worden deze vervangen c.q. vernieuwd. Hiermee wordt de technische restlevensduur geborgd. Onderzoek naar de restlevensduur vindt plaats vanuit een technische en een economische invalshoek (LCC en TCO). Vaststellen van het verbeterpotentieel De effectiviteit, efficiency en kostenvoorspelbaarheid van de assets van het WBL bevat verbeterpotentieel. Het is noodzakelijk dat de verbetermogelijkheden worden gedefinieerd in een verbeterplan. Een analyse van de huidige Asset Management status, haar doelstellingen, het gevoerde beleid, de gebruikte processen en concepten zal worden uitgevoerd. In deze analyse zullen tevens de minder concreet benoembare componenten van de organisatie, zoals taak- en vakvolwassenheid, eigenaarschap en verantwoordelijkheid van de medewerkers, uitdrukkelijk meegenomen worden. Deze componenten zijn een belangrijke kritische succesfactor om te komen tot de gewenste verbeteringen. De WBL organisatie zal door middel van een Asset Management scan worden geanalyseerd en beoordeeld. Deze Asset Management scan zal de “nul” situatie (IST) objectief vastleggen. De uitkomst van de scan geeft een goed overzicht en inzicht in het verbeterpotentieel. Het verbeterpotentieel zal inzichtelijk worden gemaakt in een verbeterplan, waarin prioriteiten volgens een duidelijke tijdslijn worden weergegeven. Binnen de unit lopen onderzoeken naar de inzet van bedrijfsauto’s en het al of niet uitbesteden van bepaalde onderhoudswerkzaamheden. De verwachting is dat de resultaten leiden tot een kostenverlaging en een kostenverhoging. Het is nog te vroeg om een range aan te geven voor de verwachte besparingen en formatie aanpassingen. Slibdroger Per 1 juli 2018 wordt geen slib meer gedroogd in Susteren. Het Onderhoudsprogramma voor de droger wordt afgestemd op sluiting per bovengenoemde datum. Gemeenten / IBA’s Aansluitend op een eind 2012, samen met de drie gemeenten met het grootste aantal IBA’s, uitgevoerde business case zullen er desgewenst voorstellen gedaan worden ten behoeve van het beheer en onderhoud aan IBA’s voor de komende jaren middels het overeenkomen van een LGR inclusief uitvoeringsovereenkomst. Hierbij is het uitgangspunt dat dit voor WBL kostenneutraal kan worden uitgevoerd.
3.4.3
Wat gaat het kosten Netto Kosten De ontwikkeling van de netto kosten wordt enerzijds vergeleken met de begroting van het voorafgaande jaar en anderzijds wordt gekeken naar de ontwikkeling in de planperiode: - Ten opzichte van de begroting 2013 stijgen de netto kosten in 2014 met € 0,7 mln als een saldo van enerzijds hogere kosten ad € 0,4 mln met name door de BTW-verhoging van 19% naar 21% en de reguliere inflatie, anderzijds lagere baten ad € 0,3 mln door het niet kostendekkend kunnen doorberekenen van de onderhoudskosten IBA’s. - In de planperiode stijgen de netto kosten van de unit Onderhoud van € 9,4 mln in 2013 naar € 10,3 mln in 2018 (een stijging van 9,5%). Deze stijging is 1% lager dan de stijging overeenkomend met inflatiecorrectie.
- 53 -
© Waterschapsbedrijf Limburg Meerjarenraming 2014-2018; Begroting 2014
-
De LGR met de gemeente Valkenburg is in deze ontwikkeling netto kosten neutraal verwerkt.
Het niveau van de netto kosten is ten opzichte van de vorige MJR verlaagd, met name ten gevolge van de verlaagde ramingen voor onderhoudswerkzaamheden. De ontwikkeling van de netto kosten gedurende de planperiode vertoond een vergelijkbaar verloop als bij de vorige MJR. Onderstaand worden per relevante activiteit de verschillen met de vorige meerjarenraming toegelicht. Reinigen zuiveringstechnische werken De post reinigen zuiveringstechnische werken “onderhoud rwzi” neemt ten opzichte van de vorige meerjarenraming met gemiddeld € 25.000,- per jaar af. Planmatige uitvoering van het Periodiek Onderhoud en een juiste afstemming van het naar Operations overgehevelde takenpakket reinigen, maken dit mogelijk. CB onderhoud gebouwen/terreinen Naar aanleiding van een geactualiseerd meerjaren onderhoudsprogramma vertoont de begroting onderhoud gebouwen/terreinen ten opzichte van de vorige MJR meer fluctuaties over de jaren binnen de planperiode. In totaliteit gerekend over de vijfjarige planperiode is het bedrag verlaagd met totaal € 100.000,-. Onderhoud terreinen/groenvoorziening De ramingen voor dit onderhoud komen overeen met die in de vorige meerjarenraming. De jaarlijkse stijging met ca. € 10.000 gemiddeld is het gevolg van het hogere BTW-percentage. Onderhoud leidingen Naar aanleiding van een geactualiseerd meerjaren onderhoudsprogramma “onderhoud transportstelsel” is het begrote bedrag gerekend over de vijfjarige planperiode ten opzichte van de vorige MJR verlaagd met totaal € 150.000,-. E/M Onderhoud: Met het oog op de geplande sluiting van de droger te Susteren medio 2018 wordt in de onderhavige meerjarenbegroting over de vijfjarige planperiode € 700.000 minder geraamd voor elektromechanisch onderhoud aan de droger. Doordat daarnaast sprake is van kostenstijging door inflatie daalt de totale begroting voor elektromechanisch onderhoud in de vijfjarige planperiode met € 350.000. Externe adviezen en onderzoek Ten behoeve van kosten verbonden aan advies en onderzoek wordt in deze MJR een jaarlijks bedrag begroot van € 50.000. In de vijfjarige planperiode derhalve een verhoging met € 250.000,-. Baten De door unit Onderhoud te genereren baten betreffen de vergoedingen voor het beheer en onderhoud van: - gemeentelijke gemalen, bergbezinkbassins, overstorttellers en/of regenmeters; - gemalen en kunstwerken van Waterschap Peel en Maasvallei en - IBA’s. De verwachte baten in verband met het doorbelasten van alle kosten met betrekking tot beheer en onderhoud aan IBA-systemen zijn uit de meerjarenraming gehaald, omdat gemeenten aangegeven hebben niet bereid te zijn deze kosten te betalen. De verwachte jaarlijkse opbrengst na correctie bedraagt ca. € 700.000,-
- 54 -
© Waterschapsbedrijf Limburg Meerjarenraming 2014-2018; Begroting 2014
Personeel / Formatie Bij een gelijkblijvende formatie nemen de personeelslasten toe met het effect van de CAOafspraken 2013 (gemiddeld € 75.000 per jaar). Het opzeggen van de overeenkomsten met gemeenten in verband met beheer en onderhoud aan IBA-systemen leidt tot een vermindering van 0,2 fte in 2014 ten opzichte van 2013 oplopend tot 1 fte per 2016. Als gevolg van het aangaan van een LGR met gemeente Valkenburg voor beheer en onderhoud van gemalen is er een toename met 0,7 fte in 2014 ten opzichte van 2013. Het sluiten van de slibdroger Susteren leidt tot een structurele verlaging van de formatie met 0,5 fte per 2019. Er is in deze MJR geen rekening gehouden met een stijging van fte in verband met het aangaan van nieuwe LGR’s en uitvoeringsovereenkomsten met gemeenten voor het beheer en onderhoud aan IBA-systemen. Flexibiliteit met betrekking tot formatiebewegingen wordt in stand gehouden door het niet structureel invullen van een deel van de formatieruimte binnen de bestaande toegestane formatie.
3.4.4
Risico’s Er wordt gewerkt met een budgetgestuurde exploitatiebegroting. Binnen de waterschapswereld zijn we gebonden aan de hiervoor geldende inkoop- en aanbestedingswetgeving en het hiernaar vertaalde inkoop en aanbestedingsbeleid. Teneinde rechtmatig te kunnen inkopen, zijn veel opdrachten aanbestedingsplichtig. Komende periode lopen een aantal contracten af, die opnieuw aanbesteed moeten worden. Onzekerheid over de kosten ten gevolge van deze nieuwe aanbestedingen zijn niet opgenomen in de MJR 2014-2018. Vanwege het voldoen aan rechtmatigheid zal een steeds groter deel van het exploitatiebudget weggeschreven worden naar deze contracten. Het “variabel te besteden deel” van de exploitatie, zal naar verhouding steeds kleiner worden. De begroting zal in de komende jaren steeds nauwkeuriger ingevuld kunnen worden, waardoor het inzicht in onderhoud naar behoefte groter wordt en de afweging tussen budgetgestuurde en behoeftegestuurde begroting aan de orde zal komen.
- 55 -
© Waterschapsbedrijf Limburg Meerjarenraming 2014-2018; Begroting 2014
3.5
Human Resource Management, Facilitair, Bestuurs- en Juridische ondersteuning Kosten, Baten en Netto kosten volgens de MJR 2014-2018 + Begroting 2014 HRM Omschrijving
Rekening Begroot 2012 2013 mutatie
Meerjarenraming 2014 2015 2016
2017
2018
(bedragen x € 1.000) LASTEN Salarissen Sociale lasten Overige personeelslasten Personeel van derden Voormalig personeel en bestuur Totaal personeelslasten Duurzame gebruiksgoederen Overige gebruiks- en verbruiksgoederen Energie Huren en rechten Verzekeringen Belastingen Onderhoud door derden Overige diensten door derden Totaal goederen en diensten van derden Bijdrage aan bedrijven Bijdragen aan overheden en overige Totaal bijdragen aan derden Toevoegingen aan voorzieningen Totaal toevoegingen aan voorzieningen TOTAAL LASTEN BATEN Financiële baten Personeelsbaten Goederen en diensten aan derden Bijdrage van derden Geactiveerde personele lasten TOTAAL BATEN NETTO KOSTEN PERSONEEL Aantal formatieplaatsen (fte's) waarvan structureel bezet per ultimo
605 142 565 99 1.411 38 119 202 23 70 5 468 763 1.688
714 160 553 50 143 1.620 37 187 209 22 79 33 582 332 1.481
97 31 14 -45 -23 75 31 17 9 14 2 1 21 -153 -59
811 191 567 5 120 1.695 68 204 218 36 81 34 603 179 1.422
825 197 578 5 122 1.728 69 208 217 36 82 34 615 182 1.445
860 203 590 5 125 1.783 71 212 213 36 84 35 628 186 1.465
922 209 601 5 127 1.865 72 217 217 36 86 36 640 190 1.493
946 215 613 6 130 1.911 74 221 220 36 87 36 653 194 1.521
77 77 3.175
78 78 3.179
2 2 18
80 80 3.197
81 81 3.253
83 83 3.331
84 84 3.442
86 86 3.518
1 521
455
40
495
505
515
525
535
523
455
40
495
505
515
525
535
2.652
2.724
-22
2.702
2.749
2.816
2.917
2.982
14,9 11,5
14,9
-0,9
14,0
14,0
14,0
14,0
14,0
- 56 -
© Waterschapsbedrijf Limburg Meerjarenraming 2014-2018; Begroting 2014
3.5.1
Wat willen we bereiken Doelstelling Evenals voorgaande jaren blijft de oriëntatie van de unit HRM in zijn geheel gericht op ondersteuning van mensen en bedrijfsprocessen met de focus op strategische en operationele aspecten waardoor waarde wordt toegevoegd. Zorgen voor perspectief, motivatie, gedrevenheid en ‘zin hebben in morgen’ blijven belangrijke uitdagingen in deze dynamische perioden. Waar staan we nu In 2011 is – met inachtneming van het rapport van Berenschot – de focus gelegd op een verdere fine tuning van interne processen waardoor vraag en aanbod van de dienstverlening naar de operationele units nog beter op elkaar aansluiten. Een verdere optimalisatieslag van de back office van unit HRM heeft plaatsgevonden door middel van implementatie van YOUPP (digitalisering verlofadministratie en declaratieproces). De vergrijzing van de organisatie en de technologische ontwikkeling is vanuit een optiek van (strategische) personeelsontwikkeling een toenemend aandachtspunt om de kwaliteit van dienstverlening ook de komende jaren te kunnen waarborgen op het niveau van een High Performance organisatie (HPO-organisatie). Waar willen we naar toe De ontwikkeling van de organisatie tot een HPO-organisatie staat de komende jaren centraal. De ondersteuning en facilitering van HRM is hierop gericht, waaronder begrepen de ontwikkeling van een HRM managementdashboard (HR Metrics) waarin de HR performance van de organisatie (-onderdelen) is weergegeven. In maart 2013 is een rapport strategische personeelsplanning genaamd ’Het waterschapsbedrijf Limburg: stabiel en dynamisch, tussen planbaarheid en wendbaarheid’ in samenwerking met Berenschot en het Managementteam opgesteld. Als belangrijk onderdeel van het traject rondom planbaar en wendbaar organiseren is de HR functie meetbaar gemaakt met als doel inzicht en sturingsinstrumenten te geven aan het management van het WBL. Het streven van de unit HRM is gericht op verdergaande verlaging van de kosten, dat is gebaseerd op het gedachtegoed van Lean Six Sigma. Werken vanuit een kernformatie met behoud van kwaliteit van dienstverlening staat daarbij centraal.
3.5.2
Wat gaan we doen De aard van de verrichte activiteiten is zodanig dat er geen significant verschil bestaat tussen de activiteiten in de periode van de meerjarenraming versus de activiteiten volgens de Begroting 2014 respectievelijk het jaar 2013. Personeelszaken (HRM) Verdere digitalisering van de HRM back-office waardoor relevante informatie voor management en medewerk(st)ers eenvoudig toegankelijk is en HRM-processen verder worden gestroomlijnd. Aandacht voor perspectief, motivatie, gedrevenheid en ‘zin hebben in morgen’ zal in toenemende mate op individueel niveau (Persoonlijk OntwikkelingsPerspectief; POP) het onderwerp van gesprek zijn tussen manager en medewerker en speerpunt voor het management en HRM. Vanuit het groeien naar Pure Klasse zullen twee speerpunten in het POP gesprek centraal staan, nl performance en ontwikkeling.
- 57 -
© Waterschapsbedrijf Limburg Meerjarenraming 2014-2018; Begroting 2014
Talentmanagement is het antwoord op de mogelijke dreiging van leegloop van sleutelfuncties zodra de economie verder aantrekt waardoor continuïteit in bedrijfsvoering wordt gewaarborgd. Ook in 2014 zullen wij onze expertise en kwantiteit met name vrijmaken voor ondersteuning op deze items. In samenspraak met de afzonderlijke units zal op basis van het opgestelde strategische personeelsbeleid en de daarmee samenhangende speerpunten de agenda´s worden bepaald. Facilitaire Zaken Good hostmanship leidt tot tevreden klanten die graag inspelen op duurzame samenwerking. Gebouw en bedrijfsvoering zijn hierin bepalend. De groeiscenario’s van de in- en externe “klanten” die wij huisvesten vragen permanente afstemming en een goed relatiebeheer. Daarnaast vindt er een onderzoek plaats om steeds meer werkzaamheden (met een facilitair karakter) van de operationele units over te dragen aan de unit HRM, waardoor deze operationele units nog meer de focus kunnen leggen op de core business. Externe communicatie Op 11 juni 2012 is door het Dagelijks Bestuur ingestemd met het opstellen van een extern communicatieplan door het WBL dat passend is binnen de externe communicatie van WRO, WPM en WBL. Op 27 juni 2012 is het Algemeen Bestuur hierover geïnformeerd en is de betreffende mededeling voor kennisgeving aangenomen. Inmiddels is de innovatiesalon georganiseerd en is het wenselijk om een communicatieplan MDR uit te werken. Ter verdere uitwerking van het externe communicatiebeleid is het noodzakelijk dat binnen de beschikbare vacatureruimte van de unit HRM in totaal 0,5 fte wordt aangewend voor het aantrekken van een communicatie adviseur.
3.5.3
Wat gaat het kosten Netto kosten De ontwikkeling van de netto kosten wordt enerzijds vergeleken met de begroting van het voorafgaande jaar en anderzijds wordt gekeken naar de ontwikkeling in de planperiode: Ten opzichte van de begroting 2013 dalen de netto kosten in 2014 met € 22.000 als een saldo -
van verlaging van de formatie met 0,85 fte en een centralisatie van budgetten bij HRM. In de planperiode stijgen de netto kosten van HRM van € 2,7 mln in 2013 naar € 3,0 mln in 2018 (een stijging van 11,7%).
Voor de begroting 2014 is rekening gehouden met de opbrengst van verhuur van kantoorruimte aan externe partijen. De huuropbrengst bedraagt in 2014 naar verwachting in totaal € 0,5 mln. In verband met reorganisatie bij de Provincie Limburg dient rekening te worden gehouden met beëindiging van het huurcontract per 1-1-2014. Daarnaast huurt het bedrijf Midex vanaf 1-7-2012 minder kantoorruimte. Daarentegen huurt BsGW vanaf 1 april 2012 meer kantoorruimte binnen het WBL kantoor. Ingeval van verdere uitbreiding van de formatie van BsGW per 1-1-2014 zal BsGW nog meer kantoorruimte willen gaan huren. Naar verwachting zal dit ertoe leiden dat per saldo de post baten HRM in 2014 ten opzichte van 2013 gelijk blijft. Personeel / Formatie Binnen de unit HRM is momenteel sprake van een vacatureruimte van 3,35 fte. De bestaande vacature van HR adviseur (1 fte) wordt nu op detacheringsbasis ingevuld en zal per 1 januari 2014 structureel worden ingevuld. Vanwege toename van werkzaamheden op het gebied van
- 58 -
© Waterschapsbedrijf Limburg Meerjarenraming 2014-2018; Begroting 2014
communicatie en facilitaire dienstverlening (centralisering van aktiviteiten) zal binnen de beschikbare vacatureruimte de formatie voor het taakveld communicatie met 0,5 fte worden uitgebreid en het taakveld facilitair met 1 fte. De resterende beschikbare vacatureruimte ter grootte van 0,85 fte vervalt per 1 januari 2014. De totale formatiecapaciteit van de unit HRM wordt daardoor met ingang van 1 januari 2014 structureel verlaagd van 14,85 fte naar 14 fte.
3.5.4
Risico’s De begroting 2014 omvat enkele kleine potentiële risico’s, waardoor de kosten enigszins kunnen toenemen. Een mogelijke kostentoename zal binnen het budget van de unit HRM worden opgevangen.
- 59 -
© Waterschapsbedrijf Limburg Meerjarenraming 2014-2018; Begroting 2014
3.6
Financiën, Planning, Concerncontrol Kosten, Baten en Netto kosten volgens de MJR 2014-2018 + Begroting 2014 Omschrijving
Rekening Begroot 2012 2013 mutatie
Meerjarenraming 2014 2015 2016
2017
2018
(bedragen x € 1.000) LASTEN Salarissen Sociale lasten Overige personeelslasten Personeel van derden Voormalig personeel en bestuur Totaal personeelslasten Duurzame gebruiksgoederen Overige gebruiks- en verbruiksgoederen Energie Huren en rechten Verzekeringen Belastingen Onderhoud door derden Overige diensten door derden Totaal goederen en diensten van derden Bijdrage aan bedrijven Bijdragen aan overheden en overige Totaal bijdragen aan derden TOTAAL LASTEN BATEN Financiële baten Personeelsbaten Goederen en diensten aan derden Bijdrage van derden Geactiveerde personele lasten TOTAAL BATEN NETTO KOSTEN PERSONEEL Aantal formatieplaatsen (fte's) waarvan structureel bezet per ultimo
854 200 3 17
833 208 2 28
236 63 2 -3
1.069 271 4 26
1.101 279 4 26
952 242 4 27
962 245 4 27
990 252 4 28
1.075 7
1.071 20 11
298 -5 2
1.369 15 13
1.409 16 13
1.225 16 11
1.238 16 10
1.275 17 11
1
1
0
1
1
1
1
1
156 164
180 212
60 57
240 269
245 274
201 228
195 222
199 227
1.239
1.283
355
1.638
1.683
1.453
1.461
1.501
21
19
-19
6 27
19
-19
1.212
1.264
374
1.638
1.683
1.453
1.461
1.501
13,4 13,8
12,4
2,0
14,4
14,4
12,4
12,4
12,4
- 60 -
© Waterschapsbedrijf Limburg Meerjarenraming 2014-2018; Begroting 2014
3.6.1
Wat willen we bereiken De unit Financiën, Planning, Concerncontrol (FPC) wil als kwalitatief hoogwaardige unit de opgedragen taken zo efficiënt en effectief mogelijk uitvoeren en het bestuur, management en de organisatie optimaal ondersteunen bij de beheersing van bedrijfsvoeringprocessen. Het takenpakket van de unit bestaat uit: Het ontwikkelen van financieel beleid en het opstellen van meerjarenraming en begroting. Het inrichten en voeren van de financiële administratie en het opstellen van de jaarrekening. Het ontwikkelen van inkoop- en aanbestedingsbeleid en het procedureel faciliteren van de praktische uitvoerbaarheid middels een handboek inkoop- en aanbesteding. Het opstellen van management- en bestuursrapportages; opstellen van bedrijfsvergelijkingen. Het doorvoeren van concerncontrol / audits op concernniveau, waarmee getoetst wordt of de uitvoering in de praktijk overeenstemt met het daarvoor geformuleerde beleid en procedures, incl. het aanreiken van eventuele verbetermogelijkheden. Het ontwikkelen van beleid voor KAM (kwaliteit arbeid milieu), het opzetten van KAMprocedures en het ondersteunen van trajecten tot certificering van bedrijfsactiviteiten. Het ontwikkelen en implementeren van instrumenten om te komen tot een High Performance Organisatie (best presterend in de branche). De vijf pijlers hiervoor zijn: Kwaliteit management, Kwaliteit medewerkers, Open en actiegericht, Lange termijn denken, Continue verbeteren. Optimalisatie, professionalisering, betrouwbaarheid en innovatief denken zijn daarbij sleutelbegrippen. Waar staan we nu Als gevolg van de per 2011 doorgevoerde organisatie wijziging gerelateerd aan de afsplitsing van de BsGW, is het takenpakket van de unit uitgebreid. Begin 2013 is de balans opgemaakt van de ontwikkelingen en de ervaringen tot dusver, met de volgende bevindingen: - de omvorming per 2011 van het WBL tot een organisatie die louter is gericht op de wettelijke taak Zuiveringsbeheer, heeft aan FPC een sterke impuls gegeven tot verdere professionalisering; - het toevoegen van andere disciplines (Inkoop, KAM, kwaliteit en organisatie, HPO) heeft geleidt tot een positieve wisselwerking met de traditionele P&C-taken; - werkzaamheden in het kader van projectbeheer die in 2009 deels verschoven zijn naar financieel beleid, zijn in 2012 weer teruggeschoven naar financieel beheer; - met betrekking tot de nieuwe disciplines is en wordt meer aandacht besteed aan het opzetten van procedures en het naleven daarvan; eerst bij inkoop en aanbesteding en nu ook bij KAM; - middels opleidingen, cursussen en middels discussie binnen de unit en aansturing vanuit het MT wordt gewerkt aan verdere professionalisering. Waar willen we naar toe De organisatie is voortdurend in beweging en oriënteert zich steeds opnieuw met betrekking tot haar eigen positie in relatie tot de veranderende omgeving. Dit vereist een hoge mate van professionaliteit en flexibiliteit van de unit FPC. De unit FPC wil hieraan invulling geven door: aandacht voor en versterken van de professionaliteit van de unit; versterken van de rol als onafhankelijke sparringpartner voor de units; verbetering van de toegankelijkheid (verzamelen+structureren+aanbieden) en daardoor van het gebruik van informatie zoals regelgeving, procedures, rapportages, verantwoordingen; de uitbouw van de functie concerncontrol waarbij middels audits een vinger aan de pols wordt gehouden en samen met de geauditeerden verbeterideeën worden geïnitieerd;
- 61 -
© Waterschapsbedrijf Limburg Meerjarenraming 2014-2018; Begroting 2014
3.6.2
voortdurend streven naar optimalisatie van de verhouding tussen rechtmatigheid en doelmatigheid ten aanzien van de ontwikkelde procedures
Wat gaan we doen Het streven naar verbetering van de kwaliteit van de medewerkers wordt ondersteund door een daarop gericht opleidingsprogramma. De op organisatieniveau vastgestelde administratief organisatorische procedures worden periodiek geëvalueerd, ondersteund door daartoe uitgevoerde audits. In 2012 is door een extern bureau op basis van een vergelijkende meting de inkoopfunctie bij WBL gepositioneerd ten opzichte van andere organisaties. Deze meting wordt aangevuld met een diepgaander onderzoek naar de wijze waarop de functie inkoop en aanbesteding bij het WBL in vergelijking met anderen is georganiseerd. Dit onderzoek vormt de basis voor een volgende stap op weg naar verbetering van professioneel inkopen.
3.6.3
Wat gaat het kosten Netto kosten De ontwikkeling van de netto kosten wordt enerzijds vergeleken met de begroting van het voorafgaande jaar en anderzijds wordt gekeken naar de ontwikkeling in de planperiode: ten opzichte van de begroting 2013 stijgen de netto kosten met € 0,4 mln. Deze toename is enerzijds het effect van inflatie en CAO-akkoord 2013 en anderzijds gerelateerd aan een toename van de formatie met 2 fte (tijdelijk overgeheveld vanuit de unit Operations tot 2016); in de planperiode stijgen de netto kosten van FPC van € 1,3 mln in 2013 naar € 1,5 mln in 2018 (een stijging met 18,8%). De stijging van de netto kosten komt daarmee overeen met de jaarlijkse inflatiecorrectie. Personeel / Formatie Als gevolg van interne formatief neutrale verschuivingen is de unit voor een periode van drie uitgebreid met 2 fte, bestaande uit de functies programmamanager duurzaam verbeteren en de functie programmamanager MDR/afvalwaterketen. Per 2016 gaan 2 fte weer terug naar de unit Operations. De formatie van de unit komt daarmee op 14,4 fte en is daarmee – tot het jaar 2016 - 2 fte hoger dan in de vorige MJR.
- 62 -
© Waterschapsbedrijf Limburg Meerjarenraming 2014-2018; Begroting 2014
3.7
Kapitaallasten Kosten, Baten en Netto kosten volgens de MJR 2014-2018 + Begroting 2014 Kapitaallasten Omschrijving
Rekening Begroot 2012 2013 mutatie
Meerjarenraming 2014 2015 2016
2017
2018
(bedragen x € 1.000) LASTEN Getransporteerd afvalwater Rentelasten Afschrijving Gezuiverd afvalwater Rentelasten Afschrijving Verwerkt slib Rentelasten Afschrijving Financ.beleid, financ.administratie Rentelasten Afschrijving Human Resource Management Rentelasten Afschrijving Huisvesting + Interne faciliteiten Rentelasten Afschrijving Automatisering Rentelasten Afschrijving Kwaliteit-Arbo-Milieuzorg Rentelasten Afschrijving Overig ondersteunend Rentelasten Bouwrente Afschrijving totaal rentelasten totaal afschrijvingen TOTAAL LASTEN BATEN Financiële baten Personeelsbaten Goederen en diensten aan derden Bijdrage van derden Geactiveerde lasten: bouwrente TOTAAL BATEN NETTO KOSTEN
2.048 5.452
1.982 5.366
36 238
2.018 5.604
2.092 6.318
2.263 5.262
2.405 5.391
2.709 5.376
5.322 12.693
5.198 11.857
-64 528
5.134 12.385
5.582 13.510
5.572 13.148
5.441 12.926
5.548 13.574
921 2.814
910 3.147
-91 336
819 3.483
782 2.949
717 3.065
638 3.097
599 2.169
1 18
2 18
2 18
1 18
0 18
2
3 22
3 22
2 22
1 22
0 22
301 853
276 830
-21 -35
255 795
237 782
206 780
177 769
157 586
44 399
111 496
-42 -157
69 339
148 1.356
110 1.153
60 1.067
30 400
14 396 37 9.054 22.474 31.528
8 350 73 8.835 21.769 30.604
-8
350
350
350
350
-54 -185 897 712
0 350 19 8.650 22.666 31.316
9.193 24.955 34.148
9.220 23.448 32.668
9.072 23.271 32.343
9.393 22.105 31.497
128
78
2
80
80
80
80
80
396 524
350 428
2
350 430
350 430
350 430
350 430
350 430
31.004
30.176
710
30.886
33.718
32.238
31.913
31.067
4 209
PERSONEEL Aantal formatieplaatsen (fte's)
- 63 -
© Waterschapsbedrijf Limburg Meerjarenraming 2014-2018; Begroting 2014
Vergelijking ontwikkeling kapitaallasten met ontwikkeling volgens vorige MJR Ten opzichte van de vorige Meerjarenraming (zie onderstaande grafiek) zijn de kapitaallasten lager; de aanpassingen in de investeringsplannen, waarbij wordt afgezien van de voorgenomen clustering van rwzi’s Simpelveld en Wijlre, leiden in totaal tot € 10 mln (5,8%) lagere netto kapitaallasten ten opzichte van de vorige MJR; dit geldt met name voor de rentelasten. Het investeringsniveau bedraagt in de MJR 2014-2018 gemiddeld per jaar € 25 mln. Verklaring voor de lagere rentelasten is dat door de verlaging van het investeringsvolume ten opzichte van vorige MJR de rentelasten afnemen met gemiddeld € 1 mln per jaar. De afschrijvingskosten zijn ten opzichte van de vorige meerjarenraming slechts marginaal gewijzigd. Dit wordt veroorzaakt doordat aan de investeringen voor het langer in bedrijf houden van de installaties een kortere afschrijvingsduur is gekoppeld dan bij vervanging en nieuwbouw. Ten opzichte van begrotingsjaar 2013 stijgen de kapitaallasten in het jaar 2014 met € 2,7 mln als een saldo van: - lagere rentelasten ad € 0,2 mln De lagere rentelasten zijn daarbij een gevolg van de lagere realisatie aan investeringsuitgaven in 2012 dan gepland en de verlaagde planning van de investeringsuitgaven in 2013 en 2014 (totaal verlaagd over deze 2 jaren: € 14 mln). Dit door het afzien van de voorgenomen clustering van de rwzi’s Wijlre en Simpelveld. - hogere afschrijvingen ad € 2,9 mln. Dat de afschrijvingskosten toenemen bij een ten opzichte van de vorige MJR verlaagde raming van het investeringsniveau, is te verklaren uit het feit dat het moment van realisatie van grote investeringen nu eerder ligt dan in vorige MJR. Daarom treden in 2014 al kapitaallasten op die de vorige MJR pas in 2015 optraden. Oorzaak hiervan is de realisatie als MDR-concept van middentrein Simpelveld en voortrein Roermond welke is gepland eind 2013/begin 2014, terwijl de in de vorige MJR geplande clustering van Simpelveld en Wijlre pas voor eind 2014 was voorzien. In de huidige MJR is deze clustering komen te vervallen. In onderstaande grafiek wordt de ontwikkeling volgens de huidige MJR vergeleken met de ontwikkeling volgens de vorige MJR. Daaruit blijkt dat de ontwikkeling van de kapitaallasten is gedaald ten opzichte van de vorige MJR.
MJR 2013-2017-2022
MJR 2014-2018-2023
40.000
35.000 30.000 25.000 20.000 15.000
10.000 5.000
0 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019 2020 2021 2022 2023
- 64 -
© Waterschapsbedrijf Limburg Meerjarenraming 2014-2018; Begroting 2014
Ontwikkeling kapitaallasten binnen de planperiode 2014-2018-2023 De kapitaallasten worden bepaald door twee zaken: de investeringen in het verleden en de daaraan verbonden vrijval van kapitaallasten; de nieuwe investeringen zoals geraamd voor de jaren van de planperiode. De kapitaallasten volgend uit de investeringen uit het verleden zijn nauwelijks te beïnvloeden. De ontwikkeling van de kapitaallasten naar deze twee invalshoeken is onderstaand weergegeven: Meerjarige ontwikkeling kapitaallasten
Jrek 2011
Jrek 2012
Begroot 2013
Begroot 2014
Begroot 2015
Begroot 2016
Begroot 2017
Begroot 2018
kapitaallasten investeringen t/m 2011 vrijval kapitaallasten 2012-2018 (cumulatief) subtotaal
33.138
33.138 -1.610 31.528
33.138 -2.534 30.604
33.138 -5.522 27.616
33.138 -6.447 26.691
33.138 -9.170 23.968
33.138 -11.337 21.801
33.138 -13.684 19.454
3.700
7.457
8.700
10.542
12.043
31.316 -1.822
34.148 1.010
32.668 -470
32.343 -795
31.497 -1.641
33.138
kapitaallasten nieuwe investeringen 2014-2018 Totaal kapitaallasten 2011-2018 mutatie t.o.v. 2011
33.138
31.528 -1.610
30.604 -2.534
De ontwikkeling van de kapitaallasten is daarnaast in het perspectief geplaatst van een planperiode van 10 jaar, hetgeen onderstaand grafisch is weergegeven.
netto rentelasten
afschrijvingen
netto kapitaallasten
40.000 35.000 30.000 25.000 20.000 15.000 10.000 5.000
0 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019 2020 2021 2022 2023
Uit bovenstaande grafiek blijkt dat de ontwikkeling van de kapitaallasten zich stabiliseert.
Onderstaand volgt een toelichting op de ontwikkeling van de kapitaallasten per activiteit. Getransporteerd afvalwater Investeringen: o in het MIP 2014-2018 zijn € 39 mln aan investeringen gepland voor deze activiteit (o.a. aanpassen afstroomgebied Maasbracht en Stein, transportleiding Heerlen-Hoensbroek, transportsysteem westelijke mijnstreek). Kapitaallasten: o de kapitaallasten stijgen van 2013 naar 2014 met € 0,3 mln tot € 7,6 mln en van 2014 naar 2015 stijgen deze met € 0,8 mln (saldo van € 0,2 mln grotere vrijval dan kapitaallasten van nieuwe investeringen, met € 1 mln afschrijving ineens door sloop rwzi Heerlen). In de
- 65 -
© Waterschapsbedrijf Limburg Meerjarenraming 2014-2018; Begroting 2014
planperiode stijgen de kapitaallasten van € 7,3 mln in 2013 naar € 8,1 mln in 2018 als gevolg van de kapitaallasten van de nieuwe investeringen. Gezuiverd afvalwater Investeringen: o in het MIP 2014-2018 zijn € 65,3 mln aan investeringen gepland voor deze activiteit (o.a. MDR Simpelveld; clustering rwzi’s Heerlen-Hoensbroek incl. KRW; renovatie en KRW rwzi’s Weert, Susteren, Roermond, Rimburg; procesautomatisering WAUTER, nutriëntenterugwinning Venlo en Susteren, KRW-maatregelen Venray). Kapitaallasten: o de kapitaallasten stijgen van 2013 naar 2014 met € 0,5 mln . In de planperiode stijgen de kapitaallasten van € 17,1 mln in 2013 naar € 19,1 mln in 2018 doordat de kapitaallasten van nieuwe investeringen groter zijn dan de vrijval van oude investeringen. Verwerkt slib Investeringen: o in het MIP 2014-2018 zijn € 6,3 mln aan investeringen gepland voor deze activiteit (o.a. MDR slibindikking Rimburg/kaffeberg, revisie slibverwerking Bosscherveld, vernieuwen slibontwatering Hoensbroek). Kapitaallasten: o de kapitaallasten stijgen van 2013 naar 2014 met € 0,2 mln. In de planperiode dalen de kapitaallasten van € 4,1 mln in 2013 naar € 2,8 mln in 2018. Financieel beleid, financiële administratie Investeringen: o in het MIP 2014-2018 zijn geen investeringen gepland voor deze activiteit. Kapitaallasten: o de kapitaallasten dalen tot € 0,- in 2013 doordat het financiële pakket in 2011 volledig is afgeschreven. Een vervanging van het financiële pakket in de planperiode is niet voorzien. In 2012 is een upgrade voorzien op het bestaande pakket. Huisvesting + interne faciliteiten: Investeringen: o in het MIP 2014-2018 zijn voor de jaren 2014 en 2018 investeringen voor groot onderhoud gepland van totaal € 0,9 mln. Kapitaallasten: o de kapitaallasten dalen van € 1,1 mln in 2013 naar € 1,0 mln in 2014 . De daling van de kapitaallasten is het gevolg van de reguliere afschrijvingen. o in de planperiode dalen de kapitaallasten van € 1,1 mln. in 2013 naar € 0,7 mln in 2018. De daling van de kapitaallasten is terug te voeren op de vermindering van de boekwaarde van investeringen in het kantoorgebouw (omvorming van het laboratorium tot kantoorruimte, aanleg koelplafonds, luchtbrug 2e etage). Automatisering: Investeringen: o in het MIP 2014-2018 is in het jaar 2014 € 2,0 mln. en in het jaar 2015 € 1,6 mln opgenomen voor noodzakelijke vervanging van de volledige IT-infrastructuur. In 2013 wordt onderzocht in hoeverre de infrastructuur zoals deze nu is opgezet voldoende toekomstvast is. Daarin wordt meegenomen de vraag zelf doen of uitbesteden;
- 66 -
© Waterschapsbedrijf Limburg Meerjarenraming 2014-2018; Begroting 2014
Kapitaallasten: o de kapitaallasten dalen van € 0,6 mln in 2013 naar € 0,4 mln in 2014. o In de planperiode stijgen de kapitaallasten van € 0,6 mln in 2013 naar € 1,5 mln. in 2015 om vervolgens te dalen tot € 0,4 mln in 2018. o In 2014 is de volledige IT infrastructuur afgeschreven. Dat leidt tot een verlaging van de kapitaallasten. De investeringen van € 2,0 mln in 2014 en € 1,6 mln in 2015 leiden tot hogere kapitaalslasten in de jaren 2015 t/m 2018.
Kwaliteit, Arbeid en Milieuzorg Investeringen: o in het bijgevoegde MIP 2014-2018 zijn geen investeringen gepland voor deze activiteit. Kapitaallasten: o de kapitaallasten zijn vanaf 2013 € 0,-. doordat de eerder verrichte investeringen dan volledig zijn afgeschreven.
- 67 -
© Waterschapsbedrijf Limburg Meerjarenraming 2014-2018; Begroting 2014
3.8
Bestuur, Directie en Bovenformatief
3.8.1
Positionering Het Dagelijks Bestuur van het WBL bestaat uit 6 onbezoldigde bestuursleden waarvan er 3 worden afgevaardigd door het waterschap Roer en Overmaas en eveneens 3 worden afgevaardigd door het waterschap Peel en Maasvallei. Het Algemeen Bestuur bestaat uit de leden van het Dagelijks Bestuur aangevuld met 8 leden uit de algemeen besturen van de waterschappen WRO en WPM (per waterschap 4 leden). De Directeur van het Waterschapsbedrijf is belast met de dagelijkse aansturing.
3.8.2
Wat gaat het kosten De uitgaven in het meerjarenperspectief en voor de Begroting 2014 voor Directie en Bestuur zijn alleen gecorrigeerd voor de inflatie. Verder zijn er geen wijzigingen. Directie De post overige diensten door derden wordt hoofdzakelijk gebruikt voor de personeelsvereniging, de ondernemingsraad en de vereniging van oud-personeelsleden. Daarnaast is er extra ruimte in deze post opgenomen om in crisissituaties slagvaardig zonder veel procedurele voorbereiding te kunnen optreden. Onvoorzien: In de onderhavige MJR 2014-2018 en Begroting 2014 is het budget onvoorzien centraal geraamd bij de directie en wordt bij de andere units geen budget onvoorzien geraamd. De hoogte van de post onvoorzien is in de planperiode gesteld op het beleidsmatig uitgangspunt van 0,4% van het begrotingstotaal, voor het jaar 2014 overeenkomend met € 282.000,-. Bestuur De uitgaven door het Bestuur behelzen drie posten: De uitgaven voor uitkeringen voor voormalige bestuursleden van het voormalige Zuiveringschap Limburg die zijn begroot conform afspraken uit het verleden, huidige bestuursleden krijgen geen vergoeding. Uitgaven voor overige gebruiksgoederen, dit is een soort verzamelpost voor vele kleine kosten m.n. vergaderkosten, voorbereiding activiteiten, etc. Diensten door derden ten behoeve van, indien nodig, externe adviseurs.
- 68 -
© Waterschapsbedrijf Limburg Meerjarenraming 2014-2018; Begroting 2014
Kosten, Baten en Netto kosten volgens de MJR 2014-2018 + Begroting 2014 Directie Omschrijving
Rekening Begroot 2012 2013 mutatie
Meerjarenraming 2014 2015 2016
2017
2018
(bedragen x € 1.000) LASTEN Salarissen Sociale lasten Overige personeelslasten Totaal personeelslasten Duurzame gebruiksgoederen Overige gebruiks- en verbruiksgoederen Overige diensten door derden Totaal goederen en diensten van derden Toevoegingen aan voorzieningen Onvoorzien Totaal toevoegingen aan voorzieningen TOTAAL LASTEN
113 25 46 183 7 28 265 301
127 28 53 208 20 36 200 256
-1 1 5 5 1 2 15 18
126 29 58 213 21 38 215 274
130 29 59 218 21 39 220 280
133 30 61 224 22 39 224 285
137 31 62 230 22 40 229 291
141 32 63 237 23 41 233 297
484
282 282 746
23
282 282 769
287 287 785
289 289 798
292 292 813
292 292 825
NETTO KOSTEN
484
746
23
769
785
798
813
825
PERSONEEL Aantal formatieplaatsen (fte's) waarvan structureel bezet per ultimo
1,0 1,0
1,0
1,0
1,0
1,0
1,0
1,0
TOTAAL BATEN
Bestuur Omschrijving
Rekening Begroot 2012 2013 mutatie
Meerjarenraming 2014 2015 2016
2017
2018
(bedragen x € 1.000) LASTEN Voormalig personeel en bestuur Totaal personeelslasten Duurzame gebruiksgoederen Overige gebruiks- en verbruiksgoederen Overige diensten door derden Totaal goederen en diensten van derden Bijdrage aan bedrijven Bijdragen aan overheden en overige Totaal bijdragen aan derden TOTAAL LASTEN
26 26
31 31
26 26
57 57
59 59
61 61
62 62
64 64
4 4
3 31 34
1 -16 -15
4 15 19
4 16 20
4 16 20
4 16 21
4 17 21
89 89 119
65
12
77
79
81
83
85
119
65
12
77
79
81
83
85
TOTAAL BATEN NETTO KOSTEN PERSONEEL Aantal formatieplaatsen (fte's)
- 69 -
© Waterschapsbedrijf Limburg Meerjarenraming 2014-2018; Begroting 2014
3.8.3
Bovenformatief
3.8.3.1
Wat willen we bereiken De organisatorische ontwikkelingen sedert de oprichting van het Waterschapsbedrijf hebben het nut en de benodigde flexibiliteit aangetoond van een afzonderlijk budget voor bovenformatief. Ook nu staat het WBL voor tal van uitdagingen met nog onbekende gevolgen voor de organisatorische ontwikkelingen. In dat licht bezien is het wenselijk en realistisch om het budget voor medewerkers met een, veelal tijdelijke, bovenformatieve status te handhaven.
3.8.3.2
Wat gaat het kosten Overeenkomstig de vorige MJR wordt voor de planperiode een omvang van 3 fte geraamd. Gelet op de nog te verwachten ontwikkelingen en het scherper gevoerde personeelsbeleid met betrekking tot functioneringsdiscrepanties is het realistisch het budget voor medewerkers met een, veelal tijdelijke, bovenformatieve status te handhaven.
Kosten, Baten en Netto kosten volgens de MJR 2014-2018 + Begroting 2014 Bovenformatief Omschrijving
Rekening Begroot 2012 2013 mutatie
Meerjarenraming 2014 2015 2016
2017
2018
(bedragen x € 1.000) LASTEN Salarissen Sociale lasten Totaal personeelslasten Duurzame gebruiksgoederen Overige diensten door derden Totaal goederen en diensten van derden TOTAAL LASTEN BATEN Personeelsbaten TOTAAL BATEN
104 22 126
139 35 174
-9 2 -7
130 37 167
134 38 172
138 39 177
142 40 182
146 41 188
1 1 127
3 3 177
-1 -1 -8
2 2 169
2 2 174
2 2 179
2 2 184
2 2 190
-8
169
174
179
184
190
3,0
3,0
3,0
3,0
3,0
7 7
NETTO KOSTEN
120
177
PERSONEEL Aantal formatieplaatsen (fte's) waarvan structureel bezet per ultimo
3,0 2,0
3,0
- 70 -
© Waterschapsbedrijf Limburg Meerjarenraming 2014-2018; Begroting 2014
- 71 -
© Waterschapsbedrijf Limburg Meerjarenraming 2014-2018; Begroting 2014
4
Uitgaven Meerjarenraming naar BBP-opzet
4.1
MJR: Netto-kosten Exploitatie-uitgaven naar BBP-opzet NETTO - KOSTEN Exploitatie-uitgaven
Begroting MJR / 2013 Begroting
MJR 2015
MJR 2016
MJR 2017
MJR 2018
2014
(Bedragen * 1000 euro ) 1
Planvorming
270
258
231
151
152
147
11
Eigen plannen
270
258
231
151
152
147
2
Zuiveringstechnische werken
65.235
67.497
70.721
71.240
71.877
71.867
21
Getransporteerd afvalw ater
12.640
12.356
13.256
12.584
12.958
13.338
22
Gezuiverd afvalw ater
35.741
37.523
39.939
40.772
40.806
41.562
23
Verw erkt slib
16.854
17.618
17.526
17.884
18.113
16.967
4
Beheersing van lozingen
75
83
82
84
84
82
41
WVO-vergunningen en meldingen
31
35
34
35
35
34
42
Handhaving WVO
0
0
0
43
Rioleringsplannen en subsidies lozingen
44
48
48
49
49
48
6
Bestuur en externe communicatie
578
495
507
513
518
522
61
Bestuur
578
495
507
513
518
522
62
Externe communicatie
0
0
0
0
0
0
81
Dekkingsmiddelen
282
282
287
289
292
292
8101
Onvoorzien
282
282
287
289
292
292
66.440
68.615
71.828
72.277
72.923
72.910
66.440
68.615
71.828
72.277
72.923
72.910
0
0
0
0
0
0
TOTAAL Netto - kosten Bijdrage van de Waterschappen Exploitatie-resultaat
- 72 -
© Waterschapsbedrijf Limburg Meerjarenraming 2014-2018; Begroting 2014
4.2
MJR: Netto-uitgaven Investeringen naar BBP-opzet
NETTO - UITGAVEN Investeringen
MIP
MIP
MIP
MIP
MIP
MIP
TOTAAL
2013
2014
2015
2016
2017
2018
2014 t/m 2018
(bedragen x 1.000 euro ) 2
Zuiveringstechnische werken
21 Getransporteerd afvalwater 22 Gezuiverd afvalwater - waarvan Procesautomatisering (Wauter)
2.411
6.880
7.780
9.819
7.034
6.551
38.065
17.916 15.095 11.205 11.745 14.075 14.916
67.036
2.675
975
350
0
0
0
1.325
1.908
820
1.820
780
1.391
707
5.518
Ondersteunend
535
2.334
1.643
156
0
326
4.459
Automatisering
435
2.000
1.600
0
0
0
3.600
Huisvesting + interne faciliteiten
100
334
43
156
0
326
859
23 Verwerkt slib
9
22.235 22.795 20.805 22.344 22.500 22.175 110.618
TOTAAL Netto - uitgaven
22.770 25.129 22.448 22.500 22.500 22.500 115.077
Bovenstaand overzicht is ontleend aan het parallel aan deze MJR opgestelde MIP 2014-2018. Het investeringsprogramma is gebaseerd op een uitgewerkte opstelling naar projecten. Deze opstelling is indicatief in die zin dat wordt aangegeven welke projecten in welk jaar tot investeringsuitgaven zullen leiden en tot welke geraamde bedragen. Deze opstelling laat onverlet dat het jaarlijkse uitgavenniveau is gemaximeerd tot het bestuurlijk aangegeven maximum (zie ook paragraaf 2.2.2.1). Het voor het jaar 2014 geraamde uitgavenniveau op investeringsprojecten bedraagt € 25 mln.
- 73 -
© Waterschapsbedrijf Limburg Meerjarenraming 2014-2018; Begroting 2014
5
De Begroting 2014 (naar kostendragers + naar kostensoorten)
5.1
De Begroting 2014 naar kostendragers Onderstaand wordt een overzicht getoond van de bruto kosten en van de netto kosten naar beleidsvelden en beleidsproducten. Hierbij is per regel aangegeven welk deel van de netto kosten wordt toegerekend aan de kostendrager zuiveringsbeheer resp. watersysteem. Bruto kosten
Begroting 2014
Baten WBL
Netto kosten
(Bedragen * 1000 euro ) 1
Planvorming
258
11
Eigen plannen
258
2
Zuiveringstechnische werken
68.400
21
Getransporteerd afvalw ater
12.986
22
Gezuiverd afvalw ater
23
Verw erkt slib
4 41 42
Handhaving WVO
43
Aandeel Water-
beheer
systeem
258
258
258
258
903
67.497
67.497
630
12.356
12.356
37.699
176
37.523
37.523
17.715
97
17.618
17.618
Beheersing van lozingen
83
0
83
83
WVO-vergunningen en meldingen
35
35
35
0
0
Rioleringsplannen en subsidies lozingen
48
48
48
6
Bestuur en externe communicatie
575
80
495
495
61
Bestuur
575
80
495
495
62
Externe communicatie
0
0
81
Dekkingsmiddelen
282
282
282
8101
Onvoorzien
282
282
282
0
Geactiveerde lasten
1.858
1.858
0
0
01
Geactiv. lasten bouw projecten
1.858
1.858
0
0
548
548
0
72.004
3.389
68.615
Door baten gecom penseerde kosten van ondersteunende beheerproducten (reeds
Totaal
0
Aandeel Zuiverings-
0
Bijdrage Waterschappen
68.615
Exploitatie-saldo 2014
0
- 74 -
68.615
0
0
0
0
0
0
0
© Waterschapsbedrijf Limburg Meerjarenraming 2014-2018; Begroting 2014
Naast de uitsplitsing van de begroting naar het aandeel dat betrekking heeft op de Zuiveringsheffing resp. op de Watersysteemheffing (zie vorige pagina), is een vergelijking van de netto-kosten relevant. Deze vergelijkende opstelling wordt onderstaand gepresenteerd. Rekening Begroting Begroting 2012 2013 2014
Vergelijking van de NETTO - KOSTEN (Bedragen * 1000 euro ) 1
Planvorming
287
270
258
11
Eigen plannen
287
270
258
2
Bouw / exploitatie zuiveringstechnische werken
65.728
65.235
67.497
21
Getransporteerd afvalw ater
13.402
12.640
12.356
22
Gezuiverd afvalw ater
35.463
35.741
37.523
23
Verw erkt slib
16.863
16.854
17.618
4
Beheersing van lozingen
117
75
83
41
WVO-vergunningen en meldingen
49
31
35
42
Handhaving WVO
0
0
0
43
Rioleringsplannen en subsidies lozingen
68
44
48
6
Bestuur en externe communicatie
716
578
495
61
Bestuur
373
578
495
62
Externe communicatie
343
0
0
81
Dekkingsmiddelen
0
282
282
8101
Onvoorzien
0
282
282
91
Laboratoriumwerk voor WRO / WPM
800
0
0
9115
Kostenaandeel voor LAB-w erkzaamheden
800
0
0
Totaal Netto - kosten
67.648
66.440
68.615
Bijdrage van de Waterschappen
72.510
66.440
68.615
4.862
0
0
Exploitatie-resultaat
- 75 -
© Waterschapsbedrijf Limburg Meerjarenraming 2014-2018; Begroting 2014
5.2
De Begroting 2014 naar kosten- en opbrengstsoorten
5.2.1
De Begroting 2014 naar kostensoorten Het presenteren van de Begroting naar Kosten- en Opbrengstsoorten, gebaseerd op de BBVWrichtlijnen, is een comptabele verplichting. Onderstaand wordt de begroting naar kostensoorten weergegeven (x € 1.000). Voor de begroting naar opbrengstsoorten, zie de opvolgende paragraaf Totaal WBL Rekening Begroot Begroot 2012 2013 mutatie 2014
Omschrijving
Meerjarenraming 2015 2016 2017
2018
(bedragen x € 1.000) 41 Rente en afschrijvingen 4101 Externe rentelasten 4102 Interne rentelasten 4103 Afschrijvingen van activa 4104 Afschrijvingen van boekverliezen
42 Personeelslasten 4201 Salarissen huidig personeel en bestuurders 4202 Sociale premies 4203 Rechtstreekse uitkeringen huidig personeel en bestuur 4204 Overige personeelslasten 4205 Personeel van derden 4206 Uitkeringen voormalig personeel en bestuurders
43 Goederen en diensten van derden 4301 Duurzame gebruiksgoederen 4302 Overige gebruiksgoederen en verbruiksgoederen 4303 Energie 4304 Huren en rechten 4306 Pachten en erfpachten 4307 Verzekeringen 4308 Belastingen 4309 Onderhoud door derden 4310 Overige diensten door derden
44 Bijdragen aan derden 4401 Bijdragen aan bedrijven 4402 Bijdragen aan overheden 4403 Bijdragen aan overigen
45 Toevoegingen aan voorzieningen 4501 Toevoegingen aan voorzieningen 4502 Onvoorzien
Totaal Bruto Kosten Totaal middelen Exploitatie-saldo
31.528 8.894 160 22.474
30.604 8.835
712 -185
31.316 8.650
34.148 9.193
32.668 9.220
32.343 9.072
31.497 9.393
21.769
897
22.666
24.955
23.448
23.271
22.104
10.619 7.636 1.379 484 635 360 125 29.011 319 2.649 7.898 149
11.453 8.242 1.506 500 635 396 174 27.476 311 2.893 8.073 110
779 566 166 48 22 -26 3 466 8 352 -213 17
12.232 8.808 1.672 548 657 370 177 27.942 319 3.245 7.860 127
12.456 8.965 1.703 558 671 378 181 28.027 326 3.537 7.832 129
12.652 9.143 1.736 573 684 330 186 29.799 332 4.604 7.803 131
12.947 9.365 1.771 585 698 338 190 30.522 339 4.701 8.025 133
13.300 9.625 1.822 602 712 345 194 31.038 345 4.802 7.400 134
106 510 8.275 9.105 129
131 735 8.708 6.515 147
-5 17 237 53 5
126 752 8.945 6.568 152
128 767 8.687 6.621 156
131 782 9.191 6.825 159
133 798 9.467 6.926 162
136 814 9.312 8.095 165
39 90 76 76
147
5
152
156
159
162
165
360 78 282
2 2
362 80 282
368 81 287
372 83 289
376 84 292
378 86 292
71.363 76.225 4.862
70.040 70.040
1.964 1.964
72.004 72.004
75.155 75.155
75.650 75.650
76.350 76.350
76.378 76.378
- 76 -
© Waterschapsbedrijf Limburg Meerjarenraming 2014-2018; Begroting 2014
5.2.2
De Begroting 2014 naar opbrengstsoorten Overeenkomstig de comptabele verplichting, worden onderstaand de baten volgens begroting naar opbrengstsoorten weergegeven (x € 1.000). Totaal WBL Rekening Begroot Begroot 2012 2013 mutatie 2014
Omschrijving
Meerjarenraming 2015 2016 2017
2018
(bedragen x € 1.000) 81 Financiële baten 8101 Externe rentebaten 8102 Interne rentebaten 8103 Dividenden en bonusuitkeringen
82 Personeelsbaten 8201 Baten ivm salarissen en sociale lasten 8202 Uitlening van personeel
83 Goederen en diensten aan derden 8301 Verkoop van grond 8302 Verkoop van duurzame goederen 8303 Verkoop van overige goederen 8304 Opbrengst uit grond en water 8305 Huuropbrengst uit overige eigendommen 8306 Diensten voor derden
436 23 96 317 8 1 7 1.617
78
2
80
80
80
80
80
3 75 52
77 -75 1
80
80
80
80
80
53
54
55
56
57
52 1.641
1 -243
53 1.398
54 1.380
55 1.395
56 1.419
57 1.430
25 54 495 1.043
37 455 1.149
30 40 -313
30 37 495 836
30 37 505 808
30 37 515 813
30 37 525 827
17 37 535 841
1.654
1.829
29
1.858
1.812
1.842
1.871
1.902
1.654
1.829
29
1.858
1.812
1.842
1.871
1.902
3.715 72.510 76.225
3.600 66.440 70.040
-211 2.175 1.964
3.389 68.615 72.004
3.326 71.829 75.155
3.372 72.278 75.650
3.426 72.924 76.350
3.469 72.909 76.378
84 Bijdragen van derden 8401 Bijdragen van overheden 8402 Bijdragen van overigen
86 Interne verrekeningen 8601 Onttrekkingen aan voorzieningen 8603 Geactiveerde lasten
Totaal opbrengsten WBL Bijdrage Waterschappen Totaal Middelen
- 77 -
© Waterschapsbedrijf Limburg Meerjarenraming 2014-2018; Begroting 2014
5.3
Verdeling van de Begroting 2014 naar de bijdrage van de waterschappen De aan het Waterschapsbedrijf Limburg opgedragen taken worden gefinancierd door de deelnemers aan de gemeenschappelijke regeling (Waterschap Roer en Overmaas, Waterschap Peel en Maasvallei). Vertrekpunt hiervoor vormt de vastgestelde begroting voor het WBL (kostendrager zuiveringsbeheer); zie hiervoor paragraaf 5.1. De door elk afzonderlijk waterschap te betalen bijdrage wordt vervolgens bepaald overeenkomstig de tussen de waterschappen afgesproken verdeelsleutels: het aandeel voor de kostendrager zuiveringsbeheer op basis van het aantal vervuilingeenheden per waterschapsgebied voor ongezuiverde lozingen; Van de aldus bepaalde bijdrage per waterschap wordt door het betreffende all-in waterschap per maand een betaling verricht aan het WBL, ter grootte van de jaarbijdrage gedeeld door 12. e
Omdat de prognose van het aantal vervuilingeenheden pas in de 2 helft van het jaar wordt vastgesteld door de waterschappen, kan op dit moment nog geen (definitieve) berekening worden gemaakt van het aandeel per waterschap. Er wordt derhalve op dit moment volstaan met het aangeven van de ontwikkeling van de kosten van het WBL én de bijdrage van de waterschappen op totaalniveau.
- 78 -
Bijlagen MJR 2014-2018 en Begroting 2014: 1.
Rekenuitgangspunten MJR 2014-2018 en Begroting 2014
2.
Staat van immateriële, materiële, financiële vaste activa en onderhanden werk
3.
Staat van vaste schulden
4.
Staat van reserves en voorzieningen
5.
Berekening van het rente-omslagpercentage
6.
Staat van personeelslasten
7.
Kostenverdeelstaat met toelichting
8.
Meerjarenraming 2013 – 2017
Bijlagen Begroting 2014 :
1. Rekenuitgangspunten MJR 2014-2018 en Begroting 2014
Rekenuitgangspunten 2014
Uitgangspunten t.a.v. de Begroting 2014 / de MJR 2014-2018 De algemene ontwikkelingen en uitgangspunten zijn door de drie betrokken organisaties in onderling overleg bepaald en kunnen worden gesplitst in intern en extern bepaalde factoren. 1. De bedrijfsreserve: zie onderstaand overzicht Bedrijfsreserve per 1-1-2012 Nog te bestemmen rekeningresultaat 2012 Afdracht aan waterschappen Totaal
+ 1.000.000 + 4.861.000 -/- 4.861.000 + 1.000.000
Voor het jaar 2013 is uitgegaan van een geprognosticeerd resultaat van € 0. Voor de jaren 2014 t/m 2018 zie de paragraaf 2.3.7.
2. De afschrijvingsmethodiek: voor nieuwe investeringen worden de navolgende afschrijvingstermijnen gehanteerd. Omschrijving
Afschrijvingstermijn
Civielbouwkundige werken
25 jaar
Electro-mechanische werken
15 jaar
Waterstaatkundige werken
30 jaar
Gebouwen (bedrijfsgebouwen en woonruimten)
30 jaar
Automatisering
5 jaar
Inventaris
10 jaar
Immateriele activa
< 5 jaar
Tractiemiddelen
< 10 jaar
Op grond waarop installaties of gebouwen zijn gesitueerd wordt niet afgeschreven.
3. Inflatie Voor het jaar 2013 wordt een stijging van 2,75% verwacht (Centraal Economisch Plan, dec 2012). Gelet op het economisch herstel (verhogend effect op inflatiecijfer) dat in 2014 naar verwachting zal doorzetten in relatie tot stabiele meerjarenraming, gaan we voor 2014 en verder toch uit van een inflatiepercentage van 2%. Het is niet zo dat de budgetten automatisch worden verhoogd. Sinds 2010 hanteren wij de lijn dat we de jaarlijkse toegekende budgetten bevriezen en dat we de gecalculeerde prijscompensatie ‘parkeren’ op een aparte post. Hiermee krijgen de budgethouders een jaarlijkse taakstelling ter grootte van de werkelijke inflatie van hun budget als te realiseren ombuiging (2013 dus 2,75%). Alleen op basis van aangetoonde nut en noodzaak doen we een beroep op deze post en geven we de ruimte vrij. Daarnaast beoordelen we van jaar tot jaar óf en in hoeverre de geparkeerde ruimte van voorgaande jaren, nog vastgehouden moet worden. Op deze manier houden wij strak de hand aan de groei van de budgetten. 4. Salariskosten Per 1 januari 2012 is een nieuw CAO ingegaan. De CAO loopt 31 december 2013 af. Ten tijde van het voorbereiden van deze voorjaarsnota, is nog niet bekend hoe de ontwerp CAO er uit ziet en tot welke kostenstijging die mogelijk leidt voor ons waterschap in 2014. We houden daarom
Begroting 2014, Bijlage 1, blad 1
Rekenuitgangspunten 2014
voorlopig vast aan de gedragslijn die we hebben gevolgd bij het opstellen van de (meerjaren)begroting 2013-2017. Naast de reguliere verhogingen (o.a. vanwege doorgroei in functieschalen), houden we in 2014 rekening met een indexering van de bruto loonkosten van 2%. Ook voor de jaren 2015-2018 gaan we uit van een jaarlijkse stijging van 2%. Dit ‘opslagpercentage’ is niet alleen bedoeld voor de bekostiging van bruto loonstijgingen, maar ook voor secundaire arbeidsvoorwaarden (bijvoorbeeld groei Individueel Keuze Budget) die op basis van de CAO worden afgesproken. Hiermee wordt de bestaande lijn gecontinueerd. Net zoals de inflatie, ‘parkeren’ wij de berekende ‘loonstijging’ op een aparte post. Op het moment dat er een definitief CAO akkoord is gesloten zullen we voor de periode waarop de CAO betrekking heeft, het CAO akkoord als uitgangspunt nemen voor de te door te berekenen van de personeellasten in de begroting.
5.
Rekenrente Rente langlopende leningen Medio maart bedroeg het tarief voor een lening met een looptijd 25 jaar rentevast met stortingsdatum 1 juni 2014 zo’n 4,0%. Voor 2014 en 2015 nemen we dat percentage als uitgangspunt. Om het meerjarig renterisico te beperken, gaan we voor 2016 en 2017 uit van een percentage van 4,5% en de jaren vanaf 2018 van een percentage van 5%. Het meerjarige ontwikkelingspatroon komt hiermee overeen met het renteontwikkelingspatroon gehanteerd in de meerjarenraming 2013-2017. Rente kortlopende leningen Voor 2014 gaan wij uit van een rentepercentage voor kortlopende geldleningen (< 1 jaar) van 1,5%. Op de langere termijn verwachten we dat dit percentage zal stijgen tot 2,5%.
6.
Onvoorzien In de uitgangspunten met betrekking tot de begroting is opgenomen dat de hoogte van het budget voor onvoorzien – overeenkomstig het voorstel bij de begroting 2013 – bedraagt 0,4% van het begrotingstotaal.
7.
Het Meerjaren-Investerings-Plan Het Masterplan voor de zuiveringstechnische werken van het Waterschapsbedrijf Limburg wordt jaarlijks geëvalueerd en daarna vertaald in een jaarlijks geactualiseerd meerjareninvesteringsprogramma (MIP). Bij deze MJR is het investeringsvolume opnieuw beoordeeld voor de jaren 2014-2018. Daarbij is het maximale uitgavenniveau per jaar vastgesteld, welk bij deze begroting/meerjarenraming als input geldt voor de berekening (incl. inflatiecorrectie) van de kapitaallasten. Voor de periode 2014-2018 is in totaal een bedrag van € 115,8 mln. (prijspeil 2013, incl. inflatie) aan effectieve investeringen meegenomen.
Begroting 2014, Bijlage 1, blad 2
Rekenuitgangspunten 2014
inflatie salaris rente lang rente kort bedragen x € 1 mln. en excl. inflatie: investeringsuitgaven normatieve verlaging extra uitgaven slibvergisting Venlo totaal investeringsuitgaven
2014
2015
2016
2017
2018
2% 2%
2% 2%
2% 2%
2% 2%
2% 2%
4,00% 1,50%
4,00% 1,50%
4,50% 2%
4,50% 2%
5,00% 2,5%
25,1
22,4
22,5
22,5
22,5
25,1
22,4
22,5
22,5
22,5
Begroting 2014, Bijlage 1, blad 3
Totaal
115,0
Bijlagen Begroting 2014 :
2. Staat van immateriële, materiële, financiële vaste activa en onderhanden werk
Staat van materiële, immateriële, financiële vaste activa en onderhanden werken 2014
SVA nr.
omschrijving
Financiële vaste activa 0301 Aandelen en deelnemingen 0303 Vaste leningen aan ambtenaren 0304 Vaste leningen aan overheden
Cumulatieven per 31-12-2013 AanschafSubsidies Afschrijving waarde / aflossing
Nieuwbouw derden / Uitgaven
Nieuwbouw derden Subsidies
Geactiveerde lasten
uitgaven OHW naar SVA 2014
subsid. OHW naar SVA 2014
Inhaalafschrijving 2014
Afschrijving / aflossing 2014
Cumulatieven per 31-12-2014 AanschafSubsidies waarde
Afschrijving / aflossing
193.483,18
193.483,18
193.483,18
193.483,18
35.362,56 158.120,62
35.362,56 158.120,62
35.362,56 158.120,62
35.362,56 158.120,62
Immateriële vaste activa 0101 Uitgaven afsluiten geldleningen 0102 Uitgaven onderzoek/ontwikkeling 0103 Subsidies/ bijdragen aan derden 0104 Afkoopsommen aan overheden 0106 Overige immateriële activa
19.237.750,23 5.804.457,01 8.503.958,36
Materiële vaste activa 0201 Gronden 0202 Vervoermiddelen en werktuigen 0203 Overige bedrijfsmiddelen 0204 Kantoren, centrale werkplaatsen 02071 ZTW: Transportsysteem 02072 ZTW: Zuiveringsinstallaties 02073 ZTW: Slibontwateringsinstallaties 02074 ZTW: Drogers 0210 Overige materiële vaste activa
749.403.046,09 8.928.982,08 1.241.071,40 21.956.237,23 21.076.420,50 244.160.781,00 369.104.465,63 42.282.400,62 40.652.687,63
Immateriële vaste activa ( OHW ) A Onderzoek/ontwikkeling B Subsidies / bijdragen aan derden
198.223,93
Materiële vaste activa ( OHW ) C Gronden D Vervoermiddelen en werktuigen E Overige bedrijfsmiddelen F Kantoren, centrale werkplaatsen G Zuiveringstechnische werken
Boekwaarde 31-12-2013
2.348.782,00 2.580.552,86
461.827,53
17.602.111,15 5.804.457,01 7.162.603,61
1.173.811,55
480.797,56
449.227,53
892.127,22
339.955,39
2.067.097,67 2.567.952,86
281.684,33
140.842,17
12.600,00
495.200.379,64 -4.235,67 1.106.769,40 13.427.289,90 14.172.472,45 170.059.578,05 237.749.521,71 23.882.815,05 34.806.168,75
201.161.834,80 8.116.841,96 134.302,00 8.528.947,33 6.460.184,58 45.558.503,35 110.890.629,65 17.250.545,67 4.221.880,26
53.040.831,65 816.375,79
443.763,47 28.542.699,60 20.464.314,27 1.149.039,90 1.624.638,62
22.184.910,14
435.000,00 100.000,00 2.584.133,00 18.947.737,00 702.643,00
72.716,87 1.445.688,29 792.355,32 4.785.979,00 11.603.435,82 1.850.756,30 1.633.978,54
198.223,93
198.223,93 25.149.028,80
22.769.513,00
19.237.750,23 5.804.457,01 8.503.958,36 2.348.782,00 2.580.552,86 772.172.559,09 8.928.982,08 1.241.071,40 22.391.237,23 21.176.420,50 246.744.914,00 388.052.202,63 42.985.043,62 40.652.687,63
461.827,53
18.082.908,71 5.804.457,01 7.502.559,00
693.013,99
449.227,53
2.207.939,84 2.567.952,86
140.842,16
12.600,00
517.385.289,78 -4.235,67 1.179.486,27 14.872.978,19 14.964.827,77 174.845.557,05 249.352.957,53 25.733.571,35 36.440.147,29
201.746.437,66 8.116.841,96 61.585,13 7.518.259,04 5.767.829,26 43.356.657,35 118.234.930,83 16.102.432,37 2.587.901,72
53.040.831,65 816.375,79
443.763,47 28.542.699,60 20.464.314,27 1.149.039,90 1.624.638,62
198.223,93
198.223,93 24.400.288,06
25.129.000,00
1.858.580,00
-22.769.513,00
29.367.095,80
126.675,86 444.554,50 90.034,82 24.487.763,62
748.740,74
126.675,86 444.554,50 90.034,82 23.739.022,88
435.000,00 100.000,00 24.594.000,00
1.858.580,00
-435.000,00 -100.000,00 -22.234.513,00
Totaal activa
794.181.532,23
54.251.399,92
512.995.973,97
226.934.158,34
25.129.000,00
1.858.580,00
Totaal SVA Totaal OHW
768.834.279,50 25.347.252,73
53.502.659,18 748.740,74
512.995.973,97
202.335.646,35 24.598.511,99
25.129.000,00
1.858.580,00
22.769.513,00 -22.769.513,00
552.171,83
198.223,93
198.223,93
748.740,74
Boekwaarde 31-12-2014
198.223,93 748.740,74
28.618.355,06
126.675,86 444.554,50 90.034,82 28.705.830,62
748.740,74
126.675,86 444.554,50 90.034,82 27.957.089,88
22.665.707,70
821.169.112,23
54.251.399,92
535.661.681,67
231.256.030,64
22.665.707,70
791.603.792,50 29.565.319,73
53.502.659,18 748.740,74
535.661.681,67
202.439.451,65 28.816.578,99
Begroting 2014, Bijlage 2
Bijlagen Begroting 2014 :
3.
Staat van vaste schulden
Staat van vaste schulden per 31-12-2014 nr.
Oorspronkelijk bedrag van de lening
4. S
Loop- A= Vervaltijd annui- dag in taire rente jaren afl. betaling L= lineaire afl. 5. 6. 7. 8. 3,970 10 L 1-apr
S
5,830
20 L
5-jun
3.970.576,67
132.460,64
231.484,62
212.561,67
113.537,69
05/06
567.225,27
3.403.351,40
S
5,315
20 L
24-sep
7.623.507,60
109.176,04
405.189,43
391.542,42
95.529,04
01/10
952.938,45
6.670.569,15
S
4,410
15 L
13-dec
1.066.666,56
2.352,00
47.040,00
46.452,00
1.764,00
13/12
266.666,67
799.999,89
20.000.000,00
4,500
20 L
22-dec
10.000.000,00
11.250,00
450.000,00
448.875,00
10.125,00
22/12
1.000.000,00
9.000.000,00
04/01
20.000.000,00
3,980
20 L
1-dec
11.000.000,00
36.483,33
437.800,00
434.483,33
33.166,67
1/12
1.000.000,00
10.000.000,00
05/01
15.000.000,00
3,510
20 L
20-jul
9.000.000,00
141.277,50
315.900,00
304.126,88
129.504,38
20/7
750.000,00
8.250.000,00
06/01
15.000.000,00
4,070
20 L
1-nov
9.750.000,00
66.137,50
396.825,00
391.737,50
61.050,00
1-nov
750.000,00
9.000.000,00
06/02
2.268.901,08
6,800
25 L
1.058.941,48
3.200,36
72.008,02
71.550,92
2.743,26 15-dec
151.244,94
907.696,54
06/03
2.268.901,08
6,970
25 L
1-jan
1.210.186,42
84.349,99
84.349,99
73.808,22
73.808,22
1-jan
151.244,94
1.058.941,48
06/04
1.588.230,00
4,940
25 L
1-jan
847.161,91
41.849,80
41.849,80
36.619,97
36.619,97
1-jan
105.866,87
741.295,04
07/01
15.000.000,00
4,760
20 L
18-dec
10.500.000,00
18.048,33
499.800,00
498.510,83
750.000,00
9.750.000,00
08/01
1.361.340,65
6,080
25 L
20-okt
816.803,94
9.794,39
49.661,68
48.573,41
8.706,12
20-okt
90.756,01
726.047,93
08/02
9.075.604,32
6,750
25 L
1-dec
4.840.428,02
27.227,41
326.728,89
323.325,62
23.824,14
1-dec
605.025,14
4.235.402,88
08/03
2.268.901,08
6,090
25 L
1-dec
1.210.186,42
6.141,70
73.700,36
72.932,78
5.374,13
1-dec
151.244,94
1.058.941,48
08/04
1.500.000,00
5,190
25 L
1-dec
800.000,00
3.460,00
41.520,00
41.087,50
3.027,50
1-dec
100.000,00
700.000,00
08/05
2.500.000,00
4,260
20 L
1-dec
1.499.999,92
5.325,00
63.900,00
63.308,33
4.733,33
1-dec
166.666,68
1.333.333,24
08/06
2.268.901,08
6,980
25 L
15-nov
907.560,40
8.094,43
63.347,72
61.324,11
6.070,82 15-nov
226.890,10
680.670,30
08/07
2.268.901,08
7,250
25 L
15-nov
907.560,40
8.407,54
65.798,13
63.696,24
6.305,65 15-nov
226.890,10
680.670,30
08/08
2.268.901,08
6,950
25 L
15-nov
1.361.431,36
12.090,27
94.619,48
93.276,34
10.747,13 15-nov
151.244,94
1.210.186,42
08/09
2.268.901,08
6,760
20 L
15-nov
1.361.431,36
11.759,74
92.032,76
90.726,34
10.453,32 15-nov
151.244,94
1.210.186,42
08/10
2.268.901,08
6,090
25 L
15-nov
1.361.431,36
10.594,21
82.911,17
81.734,23
9.417,27 15-nov
151.244,94
1.210.186,42
08/11
2.268.901,08
6,140
25 L
15-nov
1.361.431,36
10.681,19
83.591,89
82.405,28
9.494,58 15-nov
151.244,94
1.210.186,42
08/12
2.268.901,08
5,860
25 L
15-nov
1.361.431,36
10.194,10
79.779,88
78.647,39
9.061,61 15-nov
151.244,94
1.210.186,42
1. 99/01
2. 22.689.010,80
00/01
11.344.505,40
01/01
19.058.769,08
02/01
4.000.000,00
03/12
Datum en nummer van: a.het bestuursbesluit b.het goedkeuringsbesluit 3. a. 11-03-1999 nr.1999LE172 a. 25-5-2000 nr.10020351 a. 13-09-2001 nr. 10021553 a. nr.10022359
O S R P of G
Rentepercentage
15-dec
Restant bedrag van de lening per
31-12-2013 18.
Bedrag van de in de loop van het dienstjaar opgenomen geldleningen
11.
Nog niet verschenen rente per
31-12-2013 15.
Betaalde rente of rentebestanddeel annuiteit
Ten laste van het boekjaar komende rente
13.
14.
Nog niet verschenen rente per
31-12-2014 15.
Aflossing Valuta
Regulier
16. 01/04
16.759,17 18-dec
Vervroegde
17.
Restant bedrag van de lening per
31-12-2014 18.
Begroting 2014, Bijlage 3 Blad 1
Staat van vaste schulden per 31-12-2014 nr.
Oorspronkelijk bedrag van de lening
Datum en nummer van: a.het bestuursbesluit b.het goedkeuringsbesluit 3.
O S R P of G
Loop- A= Vervaltijd annui- dag in taire rente jaren afl. betaling L= lineaire afl. 5. 6. 7. 8. 4,890 25 L 15-nov
Nog niet verschenen rente per
Betaalde rente of rentebestanddeel annuiteit
Ten laste van het boekjaar komende rente
14. 25.777,20
12.000.000,00
72.390,00
457.200,00
452.675,63
1-dec 1-dec 21-dec 2-jan 2-jan 2-jan 2-jan 2-jan 2-jan 2-jan 2-jan 2-jan 2-jan 2-jan
1.588.230,70 1.588.230,70 5.000.000,00 1.200.000,00 2.000.000,00 1.800.000,00 4.500.000,00 2.700.000,00 2.500.000,00 4.500.000,00 2.000.000,00 3.000.000,00 2.500.000,00 2.500.000,00
7.888,21 7.901,45 4.958,33 56.817,73 101.916,11 77.544,00 215.848,75 138.663,75 121.661,11 218.990,00 87.356,67 131.035,00 120.763,61 120.763,61
94.658,55 94.817,38 178.500,00 56.976,00 102.200,00 77.760,00 216.450,00 139.050,00 122.000,00 219.600,00 87.600,00 131.400,00 121.100,00 121.100,00
93.531,66 93.688,59 178.500,00 49.873,78 89.460,49 69.144,00 192.466,81 123.642,92 109.833,89 197.701,00 78.864,33 118.296,50 109.023,64 109.023,64
6-dec 1-dec 3-dec 1-dec
18.200.000,00 16.200.000,00 21.850.000,00 20.000.000,00
38.422,22 41.580,00 47.074,61 66.666,67
553.280,00 498.960,00 605.245,00 800.000,00
547.791,11 496.650,00 602.767,39 796.666,67
08/14
15.000.000,00
3,900
5 L
24-dec
09/1 09/1
15.000.000,00 15.000.000,00
3,890 3,810
20 L 20 L
4-nov 4-nov
10/1 10/2 10/3 10/4 10/5 10/6 10/7 10/8 10/9 10/10 10/11 10/12 10/13 10/14
overrname wls 2.268.901,00 2.268.901,00 5.000.000,00 1.500.000,00 2.500.000,00 2.000.000,00 5.000.000,00 3.000.000,00 2.500.000,00 4.500.000,00 2.000.000,00 3.000.000,00 2.500.000,00 2.500.000,00
5,960 5,970 3,570 4,748 5,110 4,320 4,810 5,150 4,880 4,880 4,380 4,380 4,844 4,844
20 20 20 20 20 20 20 20 20 20 20 20 20 20
L L L L L L L L L L L L L L
10/15 11/1 12/1 13/1
26.000.000,00 18.000.000,00 23.000.000,00 20.000.000,00
3,040 3,080 2,770 4,000
10 20 20 20
L L L L
31-12-2013 18. 544.536,00
Bedrag van de in de loop van het dienstjaar opgenomen geldleningen
13. 26.627,81
2. 1.361.340,65
354.705.613,70
Restant bedrag van de lening per
31-12-2013 15. 3.402,44
1. 08/13
TOTAAL
4.
Rentepercentage
209.987.733,94
11.
Nog niet verschenen rente per
Aflossing Valuta
31-12-2014 15. 16. 2.551,83 15-nov
Regulier
Vervroegde
Restant bedrag van de lening per
136.134,00
31-12-2014 18. 408.402,00
4-nov
750.000,00
11.250.000,00
6.761,32 1-dec 6.772,67 1-dec 4.958,33 21-dec 49.715,52 2-jan 89.176,60 2-jan 68.928,00 2-jan 191.865,56 2-jan 123.256,67 2-jan 109.495,00 2-jan 197.091,00 2-jan 78.621,00 2-jan 117.931,50 2-jan 108.687,25 2-jan 108.687,25 2-jan
226.890,10 226.890,10 150.000,00 250.000,00 200.000,00 500.000,00 300.000,00 250.000,00 450.000,00 200.000,00 300.000,00 250.000,00 250.000,00
1.361.340,60 1.361.340,60 5.000.000,00 1.050.000,00 1.750.000,00 1.600.000,00 4.000.000,00 2.400.000,00 2.250.000,00 4.050.000,00 1.800.000,00 2.700.000,00 2.250.000,00 2.250.000,00
2.600.000,00 900.000,00 1.150.000,00 1.000.000,00
15.600.000,00 15.300.000,00 20.700.000,00 19.000.000,00
18.858.799,01
191.128.934,93
67.865,63
32.933,33 39.270,00 44.597,00 63.333,33
2.451.999,74 8.804.363,56 8.546.685,56 2.194.321,79
6-dec 1-dec 3-dec 1-dec
17.
Begroting 2014, Bijlage 3 Blad 2
Bijlagen Begroting 2014 :
4.
Staat van reserves en voorzieningen
Staat van reserves en voorzieningen
Omschrijving
Stand begin
(+)
(+)
(+)
( -/- )
( -/- )
Stand einde
Berekende rente die niet
Stand begin
(+)
(+)
(+)
( -/- )
van het jaar
Interne
Overige
Externe
Interne
Externe
van het jaar
aan de reserve wordt
van het jaar
Interne
Overige
Externe
Interne
2013
rente
toegevoegd
2014
rente
2013
Bedrag
A.
050101
Stand einde
2014
Rek.nr.
Berekende rente die niet aan de reserve wordt toegevoegd
Bedrag
Rek.nr.
Bedrijfsreserve Algemene reserve
B.
( -/- )
Externe van het jaar
2.700.000
2.700.000
80.000 810202
2.700.000
2.700.000
80.000
80.000
2.700.000
2.700.000
80.000
810202
Bestemmingsreserves: nog te bestemmen exploitatiesaldo
Totaal eigen vermogen
4.861.510
4.861.510
7.561.510
4.861.510
2.700.000
78.030
518.802
D. Voorzieningen: 050410
voorziening reorganisatie
050414
voorziening mobiliteit
518.802
050415
frictie-voorziening LAB
389.555
Totaal voorzieningen
Totaal eigen vermogen / voorzieningen
78.030
810202
518.802
79.591
79.591
518.802
389.555
389.555
908.357
79.591
79.591
908.357
3.608.357
79.591
79.591
3.608.357
936.396
78.030
78.030
908.357
7.460.180
78.030
4.939.540
3.608.357
80.000
810202
389.555
80.000
Begroting 2014, Bijlage 4
Bijlagen Begroting 2014 :
5.
Berekening van het rente-omslagpercentage
Berekening rente-omslagpercentage
Berekening van het rente-omslagpercentage Boekwaarde 1-1-2014 van de investeringen -Staat van activa -Staat van onderhanden werken Boekwaarde 31-12-2014 van de investeringen -Staat van activa -Staat van onderhanden werken Totaal Gemiddelde boekwaarde :
Totaal rentelasten -Externe rentelasten -Interne rentelasten -Afschrijving op boeterente -Diensten van het bankwezen -Geactiveerde bouwrente
2014 202.336 24.599
202.439 28.817 458.191 229.096
8.650
-350
Toe te rekenen rentelasten
8.300
Rente-omslagpercentage :
3,62%
Begroting 2014, Bijlage 5
Bijlagen Begroting 2014 :
6.
Staat van personeelslasten
Staat van personeelslasten
Begroting 2014 Bouwen & renoveren
IT
Operations Onderhoud
HRM
FP&C
Directie
Bestuur
Bovenformatief
Totaal WBL
aantal formatieplaatsen 42 4201 420101 420103 420105 420106 420107 420108 420109 420110 420111 4202 420201 420202 4203 420301 420302 4204 420401 420402 420403 420404 420405 420410 420411 420412 420413 420420 420421 420422 420423 420499 4205 420501 420502 420503 420510 4206 420601 420602
Personeelslasten Salaris huidig person./bestuur salarissen huidig personeel overwerkvergoeding regeling pc/fiets diverse toelagen (maandbasis) toelage jubilea/bijz.omst.heid gratificaties personeel levensloopregeling vergoeding woon- werkverkeer verplaatsingskosten Sociale premies sociale premies huidig person. sociale premies huidig bestuur Rechtstreekse uitkeringen huidig personeel en bestuur werkgeversaandeel ziektekosten uitkering bij overlijden Overige personeelslasten kosten voorziening vacatures vorming, training en opleiding attenties bij ziekte, jubilea seminars symposia themamiddag kosten ondernemingsraad bijdrage aan personeelsverenig kosten uitvoering kinderopvang bijdrage aan PAUW vergoeding telefoonkosten vergoeding kosten EHBO/BZB exploitatiekosten kantine kosten geneeskundige dienst overige personeelslasten Personeel van derden uitzendkrachten uitz.kracht vervang.langd.ziek Personeel andere Overheid onverdeeld indirect Uitkeringen voormalig personeel en bestuurders uitkering, pensioen, wachtgeld div.toelagen voormalig person.
1.996.498 1.535.989 1.468.647 3.378
1.451.647 1.150.894 1.081.134 10.200
2.204.923 1.665.784 1.418.086 69.085
3.079.625 2.319.732 2.078.012 74.844
15.852
23.993
131.896
103.616
7.485
5.345
10.965
12.304
40.627
30.222
35.752
50.956
309.254 309.254
227.466 227.466
294.569 294.569
95.140 95.140
71.124 71.124
2.163
2.163
1.694.663 1.368.862 811.338 1.068.888 690.940 1.028.903 7.792 3.412
212.514 125.776 121.958
57.165
12.232.796 8.808.479 8.017.582 168.711
26.008 52.873 5.103
12.068 4.648
1.329
19.857
2.489
176
432.266 432.266
10.097 18.525 143.277 143.277
213.791 213.791
24.460 24.460
26.754 26.754
190.176 18.525 1.671.837 1.671.837
106.829 106.829
155.495 155.495
48.134 48.134
56.748 56.748
4.059 4.059
10.067 10.067
547.596 547.596
2.163
10.703
13.450
3.935
58.219
2.163
2.163
5.290
566.752 21.581 283.671 70.724 2.163
3.935
313.433 52.873 47.179
657.385 21.581 283.671 71.785 21.060 16.565 15.099 13.697
1.061 3.183 16.565 15.099 13.697 8.280
53.952 53.952
166.899 130.078 129.902
507 8.033
8.160
127.038 127.038
158.682 158.682
6.812 142.654 28.833 10.314 5.100 5.100
120.062 120.062
8.280 507 23.005 142.654 28.833 10.648 370.272 370.272
334 25.500 25.500
57.165 57.165
177.227 177.227
Begroting 2014, Bijlage 6
Bijlagen Begroting 2014 :
7.
Kostenverdeelstaat met toelichting
19-4-2013 12:34
Kostenverdeelstaat 2014
Bestuursbegroting 2014
Begroting 2014
Begroting 2014
Begroting 2014
Verdeling kapitaal-
TOTAAL Begroting
Verdeling indirecte
Begroting 2014
Kosten
Baten
excl. kap.lst
lasten
2014
kosten
DIRECT
Toerekening overhead
Toerekening kosten
Begroting NETTO
Begroting BRUTO
desintegratie
TOTAAL 2014
TOTAAL 2014
1
Planvorming
105.190
105.190
105.190
81.976
187.166
73.757
-3.285
257.638
257.638
11
Eigen plannen
105.190
105.190
105.190
81.976
187.166
73.757
-3.285
257.638
257.638
2
Bouw en exploitatie zuiv.techn.werken
21 22 23
Getransporteerd afvalwater Gezuiverd afvalwater Verwerkt slib
4
Beheersing van lozingen
41 42 43
WVO-vergunningen en meldingen Handhaving WVO Rioleringsplannen en subsidies lozingen
53.819.403
903.280
52.916.123
52.916.123
7.151.473
60.067.596
7.380.631
48.721
67.496.948
68.400.228
11.351.277 29.408.135 13.059.991
630.520 175.760 97.000
10.720.757 29.232.375 12.962.991
10.720.757 29.190.631 13.004.735
-93.214 4.446.036 2.798.651
10.627.543 33.636.667 15.803.386
1.685.842 3.886.692 1.808.097
41.799 267 6.655
12.355.184 37.523.626 17.618.138
12.985.704 37.699.386 17.715.138
43.427
43.427
45.262
-5.256
83.433
83.433
18.094
18.094
18.860
-2.190
34.764
34.764
25.333
25.333
26.402
-3.066
48.669
48.669
-41.744 41.744
6
Bestuur en externe communicatie
196.653
80.000
116.653
116.653
245.185
361.838
130.075
2.866
494.779
574.779
61 62
Bestuur Externe communicatie
196.653
80.000
116.653
116.653
245.185
361.838
130.075
2.866
494.779
574.779
Dekkingsmiddelen
282.000
68.614.776
-68.332.776
-68.332.776
-68.332.776
-68.332.776
282.000
282.000 -68.614.776
282.000 -68.614.776
282.000 -68.614.776
282.000
68.614.776
282.000 -68.614.776
350.000
1.858.580
-1.508.580
-1.508.580
1.508.580
1.858.580
350.000
1.858.580
-1.508.580
-1.508.580
1.508.580
1.858.580
547.760
547.760
72.004.396
72.004.396
81
8101 8103 8104
0
onvoorzien bijdrage waterschappen kosten LAB - waterschappen
Geactiveerde lasten 7101
Geactiveerde lasten bouwprojecten
Door baten gecompenseerde kosten van ondersteunende beheerproducten
Totaal Waterschapsbedrijf
282.000
547.760
2
2
24
-4
22
72.004.418
Begroting 2014, Bijlage 7
19-4-2013 12:34
Kostenverdeelstaat 2014
Bestuursbegroting 2014
Bruto Kosten
Overige Baten
Netto Kosten
Zuiveringsbeheer
2014
2014
2014
1.574.500 ve
1
Planvorming
257.638
257.638
257.638
11
Eigen plannen
257.638
257.638
257.638
2
Bouw en exploitatie zuiv.techn.werken
21 22 23
Getransporteerd afvalwater Gezuiverd afvalwater Verwerkt slib
68.400.228
903.280
67.496.948
67.496.948
12.985.704 37.699.386 17.715.138
630.520 175.760 97.000
12.355.184 37.523.626 17.618.138
12.355.184 37.523.626 17.618.138
4
Beheersing van lozingen
83.433
83.433
83.433
41 42 43
WVO-vergunningen en meldingen Handhaving WVO Rioleringsplannen en subsidies lozingen
34.764
34.764
34.764
48.669
48.669
48.669
6
Bestuur en externe communicatie
574.779
80.000
494.779
494.779
61 62
Bestuur Externe communicatie
574.779
80.000
494.779
494.779
Dekkingsmiddelen
282.000
282.000
282.000
282.000
282.000
282.000
68.614.798
68.614.798
81
8101 8103 8104
0
onvoorzien bijdrage waterschappen kosten LAB - waterschappen
Geactiveerde lasten 7101
Geactiveerde lasten bouwprojecten
Door baten gecompenseerde kosten van ondersteunende beheerproducten
Totaal Waterschapsbedrijf
1.858.580
1.858.580
1.858.580
1.858.580
547.760
547.760
72.004.418
3.389.620
Watersysteembeheer
Begroting 2014, Bijlage 7
TOELICHTING op de KOSTENVERDEELSTAAT van de BEGROTING 2014
1.
Algemeen
De kostentoerekening gaat overeenkomstig de verslagleggingvoorschriften in op de principes die worden gehanteerd bij de toerekening van de (netto) kosten aan de kostendragers. Zie hiertoe paragraaf 2.3.4. Een kostendrager is in dit verband de reglementaire taak volgens de Waterschapswet. Bij het Waterschapsbedrijf (WBL) worden in het kader van de aan haar opgedragen uitvoeringsactiviteiten, de volgende taken geraakt: zuiveringsbeheer en watersysteembeheer. De kostenverdeelstaat geeft weer op welke wijze uitvoering is gegeven aan de gehanteerde principes. Om de onderlinge vergelijkbaarheid van de kosten/ opbrengsten van de diverse waterschappen mogelijk te maken, onderscheiden de voorschriften landelijk uniforme beleidsvelden en beleidsproducten binnen elke reglementaire taak. Het WBL richt zich naar deze landelijke opzet. De begroting en de jaarrekening worden conform het landelijk uniforme BBP-model opgesteld, waarbij naast beleidsvelden/ beleidsproducten ook uniforme beheerproducten worden onderscheiden. Op organisatieniveau kan ten behoeve van de bewaking van begrotingsbudgetten een extra dimensie worden toegevoegd (werkplanproducten), om kosten/ baten te kunnen indelen naar de (kern)taken van een organisatieonderdeel. Werkplanproducten zijn in feite een onderverdeling van de beheerproducten, waarbij 1 werkplanproduct slechts 1 keer voorkomt op WBL-niveau en elk werkplanproduct een relatie heeft naar slechts één beleids- / beheerproduct (en dus ook slechts naar 1 beleidsveld).
2.
Kostenverdeelstaat voor de kosten en de baten
De kostenverdeelstaat is ingedeeld naar de relevante beleidsvelden en beleidsproducten. Deze staat start met twee kolommen van kostentotalen resp. batentotalen ontleend aan de eerste vastlegging (naar kostenplaatsen/ werkplanproducten/ kostensoorten) van kosten resp. baten waarbij de kapitaallasten als volgt zijn toegerekend:
de afschrijvingskosten zijn toegerekend op basis van de uitsplitsing van de staat van activa naar investeringsobjecten;
de rentekosten worden onderscheiden in bouwrente, rente onderhanden werken en overige rentekosten. De bouwrente wordt toegerekend aan het beleidsveld geactiveerde lasten. De rente op onderhanden werken wordt specifiek toegerekend aan deze investeringsprojecten. De overige rentekosten worden toegerekend op basis van de gemiddelde boekwaarde van de investeringsobjecten zoals deze zijn opgenomen in de staat van activa
In de derde kolom is het saldo van kosten en baten gepresenteerd. In de opvolgende kolommen vinden achtereenvolgens de onderstaande toerekeningen plaats:
Verdeling van de indirecte kosten: De “indirecte kosten” houden verband met de kosten gemaakt voor de inzet van personele capaciteit. Deze kosten kunnen niet rechtstreeks aan één bepaald product worden toegerekend omdat de kostentoedeling afhankelijk is van de tijdsbesteding door het personeel.
Begroting 2014, Bijlage 7 blad 1
van de Directie worden deze kosten toegerekend aan het Wpp ‘Algemeen Management’.
van de unithoofden worden deze kosten òf toegerekend aan de directe producten van het betreffende unithoofd naar rato van de voor deze producten geplande uren òf doorbelast aan de andere tot de unit behorende kostenplaatsen;
van de overige kostenplaatsen worden deze kosten toegerekend aan de directe producten van de betreffende kostenplaats naar rato van de voor deze producten geplande uren.
Verdeling van de overhead-kosten (= het totaal van de ondersteunende beheerproducten) De toe te rekenen overhead-kosten bestaan uit het saldo van de kosten en baten zoals die op dit moment van de kostenverdeelstaat zijn verzameld op de ondersteunende beheerproducten. De ondersteunende beheerproducten en de gehanteerde verdeelsleutel, zijn onderstaand weergegeven. Ondersteunend beheerproduct
Verdeelsleutel
Centrale huisvestingskosten
aantal toegewezen netto m²
Automatiseringskosten / informatiebeleid
de kosten worden verdeeld over de betreffende units naar rato van het aantal werkplekken
Centraal management (= leidinggeven door Evenredig aan de betreffende units directie, plv.directeur (P&C)) Geografische informatie (ZVB)
beheer van het tekeningenbestand en uitvoeren van tekenwerk: de kosten worden toegerekend aan de specifieke producten van de afnemende kostenplaatsen (bouwzaken, optimalisatie afvalwatersysteem) op basis van het gebruik van het archief.
Bemonstering en analysering laboratorium
de kosten worden toegerekend aan de afnemende interne units op basis van het contractueel aantal af te nemen laboratoriumpunten.
Bedrijfs Interne MilieuZorg (BIMZ)
wordt binnen de betreffende unit toegerekend aan de producten van die unit.
Catering en interne faciliteiten
Naar rato van de op primaire beheerproducten geplande uren van het kantoorpersoneel (excl. uren ondersteunende beheerproducten)
Organisatiebeleid / -beheer, personeelsbeleid / -beheer, interne voorlichting, alge-
Naar rato van de op primaire beheerproducten geplande uren van al het personeel (excl. uren ondersteunende
meen bestuurlijke en juridische ondersteu-
beheerproducten)
ning Meerjarenraming/ begroting/ comptabiliteit,
Naar rato van het aandeel van de primaire beheerpro-
financiële ondersteuning en managements- ducten in de directe kosten (dus vóór toerekening van rapportages. de indirecte kosten maar incl. de kapitaallasten).
Begroting 2014, Bijlage 7 blad 2
Ondersteunend beheerproduct
Verdeelsleutel
Als gevolg van het vertrek van de unit Vergunningen en Handhaving en het Laboratorium zijn desintegratiekosten ontstaan. Deze desintegratiekosten zijn de kosten van de ondersteunende beheerproducten die voorheen aan de vertrokken units werden toegerekend en nog niet zijn gecompenseerd resp. niet aan andere producten kunnen worden toegerekend. Deze kosten worden aan het eind van de kostenverdeelstaat omgeslagen over de primaire units. Desintegratiekosten huisvesting kantoor
aantal toegewezen netto m²
Begroting 2014, Bijlage 7 blad 3
Bijlagen Begroting 2014 :
8.
Meerjarenraming 2013 - 2017
Kosten, Baten en Netto kosten volgens de MJR 2013-2017 + begroting 2013 Totaal WBL Omschrijving
Rekening Begroot 2011 2012 (*)
mutatie
Begroot 2013
Meerjarenraming 2014 2015 2016
2017
(bedragen x € 1.000) LASTEN Rentelasten Afschrijving Totaal kapitaallasten Salarissen Sociale lasten Overige personeelslasten Personeel van derden Voormalig personeel en bestuur Totaal personeelslasten Duurzame gebruiksgoederen Overige gebruiks- en verbruiksgoederen Energie Huren en rechten Verzekeringen Belastingen Onderhoud door derden Overige diensten door derden Totaal goederen en diensten van derden Bijdrage aan bedrijven Bijdragen aan overheden en overige Totaal bijdragen aan derden Toevoegingen aan voorzieningen Onvoorzien Totaal toevoegingen aan voorzieningen TOTAAL LASTEN
9.177 23.961 33.138 7.375 1.703 563 536 95 10.272 349 2.829 9.140 140 130 687 8.764 7.283 29.322 0 88 88 176 0 176 72.996
9.468 21.602 31.070 8.302 1.835 600 421 176 11.334 352 2.581 8.922 217 123 670 8.399 8.355 29.619 0 144 144 77 293 370 72.537
-633 167 -466 -61 172 35 -25 -2 119 -41 312 -849 -107 8 65 309 -1.840 -2.143 0 3 3 1 -11 -10 -2.497
8.835 21.769 30.604 8.241 2.007 635 396 174 11.453 311 2.893 8.073 110 131 735 8.708 6.515 27.476 0 147 147 78 282 360 70.040
9.318 21.475 30.793 8.639 2.102 648 404 178 11.971 317 2.951 7.913 111 135 752 8.847 6.470 27.496 0 152 152 80 284 364 70.776
10.585 24.246 34.831 8.884 2.164 661 412 182 12.303 323 3.402 8.020 113 139 766 9.272 6.521 28.556 0 156 156 81 307 388 76.234
10.871 25.030 35.901 9.144 2.229 673 420 186 12.652 331 3.753 8.151 115 141 782 9.463 6.637 29.373 0 159 159 83 316 399 78.484
11.050 25.183 36.233 9.454 2.296 688 429 190 13.057 337 3.827 8.382 117 143 798 9.648 6.754 30.006 0 162 162 84 321 405 79.863
BATEN Financiële baten Personeelsbaten Goederen en diensten aan derden Bijdrage van derden Opbrengst vervolgingskosten Geactiveerde personele lasten Geactiveerde lasten: bouwrente Onttrekking aan voorziening
464 47 1.519 11 0 1.467 542 0
67 25 1.446 0 0 1.450 350 0
11 27 195 0 0 29 0 0
78 52 1.641 0 0 1.479 350 0
-62 53 1.689 0 0 1.509 350 0
-134 54 1.718 0 0 1.539 350 0
-138 55 1.748 0 0 1.570 350 0
-142 56 1.778 0 0 1.601 350 0
TOTAAL BATEN
4.050
3.338
262
3.600
3.539
3.527
3.585
3.643
NETTO KOSTEN
- netto kapitaallasten - netto bedrijfsvoeringskosten
68.946 32.393 36.553
69.199 30.720 38.479
-2.759 -466 -2.293
66.440 30.254 36.186
67.237 30.443 36.794
72.707 34.481 38.226
74.899 35.551 39.348
76.220 35.883 40.337
BIJDRAGE WATERSCHAPPEN
72.510
72.510
-6.070
66.440
67.237
72.707
74.899
76.220
3.564
3.311
-3.311
0
0
0
0
0
150,60
150,31
0,00
150,31
150,31
150,31
150,31
150,31
RESULTAAT PERSONEEL Aantal formatieplaatsen (fte's) (*) Dit betreft de gewijzigde (actuele) begroting 2012
Begroting 2014, Bijlage 8