holland festival
calliope tsoupaki, edzard mik
oidípous
2
3
inhoud / content
Info
CREDITS
Info 4 Credits 5
data / dates za 28, zo 29* juni 2014 Sat 28, Sun 29* June 2014 locatie / venue Muziekgebouw aan ’t IJ aanvang / starting time 20.30 uur, *15.00 uur 8.30 pm, *3 pm duur / running time 1 uur 30 minuten, zonder pauze 1 hour 30 minutes, no interval taal / language Oudgrieks met Nederlandse boventiteling Ancient Greek with Dutch Surtitles inleiding / introduction door by Jacqueline Oskamp 19.45 uur, zo 29.6 14.15 uur 7.45 pm, Sun 29.6 2.15 pm websites www.calliopetsoupaki.com www.bachvereniging.nl
muziek / music Calliope Tsoupaki libretto Edzard Mik muzikale leiding / musical direction Jos van Veldhoven toneelbeeld & kostuums / set design & costume design Christof Hetzer mise-en-espace Pierre Audi licht / lighting Bernd Purkrabek video Martin Eidenberger zang / vocals Marcel Beekman, tenor Nora Fischer, sopraan soprano Harry van der Kamp, bas bass uitgevoerd door / performed by Nederlandse Bachvereniging Emi Ohi Resnick, viool violin Maggie Urquhart, violone Cassandra Luckhardt, discant gamba Ricardo Rodriguez Miranda, gamba Nick Milne, gamba Marten Root, traverso Bruce Dickey, cornetto Kate Rockett, trombone Bart Vroomen, trombone Joost Swinkels, trombone Pieter-Jan Belder, orgel organ Mike Fentross, theorbe Israel Golani, theorbe
nederlands De mensgeworden held Ger Groot 6 Biografieën 10 Libretto 14 english A Hero Who Has Become Human Ger Groot 22 Biographies 26
4
uitvoering decor / construction decor Vincent Lafeber uitvoering kostuums / production costumes Mariet Schoonheijm productie / production Holland Festival met steun van / with support by Fonds Podiumkunsten, Prins Bernhard Cultuur Fonds advies oudgriekse tekst / consult ancient greek text Mado Malamou wereldpremière / world premiere Amsterdam, 28.6.2014
5
De mensgeworden held Wanneer Oidípous aan het eind van zijn leven gekomen is, is de cirkel van zijn fortuin rond. Hij klom op from rags to riches en gaat nu opnieuw in lompen gehuld, zonder vaste woon- of verblijfplaats, zelfs zonder plek om behoorlijk te sterven. Als er ooit een loser bestaan heeft, dan is hij het wel – zijns ondanks, zo lijkt het. Onwetend doodde hij zijn vader en even onwetend huwde hij zijn moeder, alsof hij leefde in een droom. Toch kwam het hem te staan op een goddelijke woede die hem alles ontnam. Van koning werd hij zwerver, van raadseloplosser probleem, van ziende blind. Zijn ogen waren toch al van weinig nut gebleken. Hoe scherpzinnig hij ook was geweest, zijn eigen situatie kon hij niet doorzien. Zijn analy tische vermogens stuitten op hun grens, juist waar hij het dichtst bij zichzelf kwam. Het is verleidelijk Oidípous’ naam, sinds ruim een eeuw vastgeklonken aan psychoanalytisch complex, ook te verbinden aan de lotgevallen van het doorzicht, de ontraadselingskracht die wij analytisch denken noemen. Ontbind het probleem waarvoor je je gesteld ziet in enkelvoudige factoren; stel hun onderlinge relatie vast; begrijp hun oorzakelijkheid – en leid daaruit de oplossing van het vraagstuk af. Dat is de marsroute die het denken sinds zijn volwassenwording gevolgd heeft. Oidípous was er een begenadigd beoefenaar van. Totdat de scherpzinnigheid deze raadseloplosser op één punt in de steek liet en hij alsnog van kampioen verliezer werd. Het is om gek van te worden – en in veel opzichten gedraagt Oidípous zich na die ontluistering ook als een gek. Wie heeft hem de poets gebakken die hem zo duur te staan komt? De goden misschien – maar wat is daarmee gezegd? Ook hún raadselspreuken wist hij te duiden en te doorzien. En hij
handelde vervolgens naar bevind van zaken, maakte carrière met een schwung waarin hij alles naar zijn hand leek te kunnen zetten. Hij was een eenmans center of excellence. Een kwaadaardig genie moet in die glanzende denkmachine een klein moertje hebben laten lostrillen, waarna tenslotte het hele productieproces vastliep. Op de logica en ingenieurskunst daarvan viel immers niets aan te merken. Eén plus één was altijd nog twee; eerst vier, dan twee, dan drie was altijd nog een mens: aan Oidípous’ analytisch ver mogen had het niet gelegen. Alleen een goddelijke sabotage kon zijn val bewerkstelligen. Want in dit ondermaanse lijkt het uitnemende uiteindelijk altijd kapot te moeten. De meest briljante heerser uit de Griekse mythologie, bijna de belichaming van Plato’s filosoof-koning, moest ontluisterd worden, want de aarde verdraagt geen volmaaktheid. Zo vergaat het tenslotte alle helden. Hun verhaal is tegelijk hun Untergang, zoals Nietzsche veel later het lot van zíjn held Zarathustra zou omschrijven. En altijd is de held de laatste die zijn lot doorziet, die zichzelf pas als ‘held’ onderkent wanneer het te laat is en de machine stokt. Sabotage dus, wraak van een jaloerse god die de mens zijn eigen volmaaktheid niet gunt. En die de mens die hij benijdt infecteert met de imperfectie die plots ook in het goddelijke lijkt te schuilen – want een volmaakte god heeft geen afgunst nodig. Ironischer en vileiner kan een metafysische wraakneming niet zijn – en de held staat er machteloos tegenover. Hij gaat ten onder als schitterend en schuldeloos slachtoffer van een wreed hemelbestel dat hem niet alleen opzadelt met zijn eigen falen maar ook nog eens met een onverdiende schuld, waarvan hij pas nu weet heeft en die hem dus redelijkerwijs niet kan worden nagedragen. Het is, opnieuw, om gek van te worden. 6
Of ligt het zo simpel niet – en zondigt deze Oidípous-analyse op haar beurt door hoogmoed, aangevuld met een fikse dosis anachronisme? Hoogmoed omdat ze iets te gemakkelijk uitgaat van de excellentie van denken en doorzicht, de belangrijkste fetisj van de moderne tijd? En anachronisme omdat pas nu het goddelijke zozeer is ontmanteld dat het bijna vanzelf verschijnt als een benepen en kwaadaardige kneveling van datzelfde denken? Sinds nog maar enkele eeuwen staan het goddelijke en het menselijke weten als vijanden tegenover elkaar. Beginnen we dus van voren af aan – met een Oidípous die zich bitter beklaagt. Waarom eigenlijk? Was hij werkelijk zo onschuldig; werd hij door een jaloerse god echt zo gemeen in de luren gelegd? Wellicht waren zijn misstappen groter dan hij dacht. Niet omdat hij onwetend zijn moeder huwde en zijn vader doodsloeg. Maar wel omdat hij in vol bewustzijn een meervoudige moord beging. In drift doodde hij op de beruchte driesprong een onbekende grijsaard en diens begeleiders. Kennelijk was dat voor hem slechts een detail, dat hij achteraf gemakkelijk uit zijn geheugen kon wissen. Waren de tijden zo gewelddadig dat een oude dode man er niet op aan kwam? Schuldig is Oidípous dus hoe dan ook, maar hij weet het niet – of niet meer. Het is misschien té modern-Freudiaans zijn geheugenverlies te wijten aan een onbewuste verdringing: een psychisch complex waarvoor hij niet verantwoordelijk kan worden gehouden. Dan zou zijn ene tekortkoming (het vergeten) de andere (de doodslag) maskeren en hij zichzelf van de weeromstuit van de prins geen kwaad kunnen weten. Maar de tragische mythe steekt daar een stokje voor. Oidípous’ onbewuste vergetelheid pleit hem niet vrij. Niet volgens onze morele logica, die plots binnenstebuiten
wordt gekeerd. Want hoezeer hij ook moet boeten voor een restschuld die wij hem, als meervoudig moordenaar, niet kunnen vergeven, zowel zijn begrijpelijke als zijn onbegrijpelijke schuld wortelt volgens de mythe in een doem die hij meedraagt als een erfzonde, louter op grond van afstamming. Al van voordat hij geboren werd stond zijn noodlot vast. In het DNA van het Thebaanse vorstenhuis waarvan hij een telg is woekert het voort als een aanleg tot steeds weer nieuwe gezwellen. Het weeft zijn draden onafhankelijk van menselijke wil of opzet. Daarnaast is een goed of kwaad geweten een quantité négligeable. ‘Geweten’ is iets dat pas veel later in de beschavingsgeschiedenis zijn tol komt eisen. En dus staan wij tegenover Oidípous’ noodlot als met stomheid geslagen. Alleen in medische termen kunnen we met dat begrip nog uit de voeten. Aangelegd zijn op een dodelijke ziekte, geboren worden met een vroege dood ingebakken in het gestel: aan dat soort streken van ons lichaam zijn we gaandeweg gewend geraakt – al doen we ook dán alles om de consequenties daarvan af te wenden. Maar een moreel noodlot, dat iemand doet ondergaan in onverdiende schuld, is ondenkbaar en onaanvaardbaar geworden. Het vaderlands-calvinistische predestinatiebesef vormt er hoogstens een kwijnende uitloper van. Daarmee lijkt de Oidípousmythe hopeloos obsoleet. De moraal ervan is niet langer toegesneden op ons zelfbesef, dat alleen gelooft in persoonlijke aansprakelijkheid op grond van een bewust voltrokken misdaad. Wat is dan het angelhaakje waarmee de Oidípousmythe ons niettemin aan het lijntje houdt en waarvan wij, hoezeer we ook spartelen, niet loskomen? In het hart ervan schuilt kennelijk een mysterie dat even schrikwekkend als fascinerend is – volgens 7
de godsdiensthistoricus Rudolf Otto de tegenstrijdige attributen van het sacrale. In het hart van het leven rust een onaanraakbaar geheim waar de mythe letterlijk omheen draait. Het kan niet worden gekend, laat staan doorvorst of beheerst, maar moet wel worden geëerbiedigd, wil het bestaan er niet reddeloos schipbreuk op lopen. Ook Oidípous spartelt; hij rukt en trekt. Onverdiend is zijn schuld; verbitterd is hij over de verblinding die hem in het hart van zijn scherpzinnigheid zo fataal parten speelde en die hij vervolgens, alsof de druiven hem plots te zuur waren geworden, zijn eigen ogen aandeed. Zelfs in zijn val en boetedoening is hij nog een man van alles of niets: een radicaal die graag wil tonen hoe uitzonderlijk hij is, het centrum van alle excellence. Maar ergens moet er iets aan de zekerheid van dat uitnemende brein zijn ontglipt. Naadloos leek de wereld voor hem bevattelijk te zijn, maar juist deze triomf van het denken moest het afleggen tegen een detail – klein genoeg om het hele bouwwerk te ontzetten. In elk weten huist nu eenmaal íets wat aan de aandacht ervan ontsnapt. En die blinde vlek wordt catastrofaler naarmate we zelfverzekerder menen haar te hebben ingecalculeerd. Wie zichzelf en zijn wereld onder controle denkt te hebben, raakt bij het onverwachte des te sneller in het ongerede. Zo opende zich voor Oidípous de valkuil van het naadloze denken. Pas in Colonus lijkt hij dat te onderkennen, aan het eind van zijn smartelijke zwerftocht waarin hij moet afleren alles te willen doorzien. Dat wil zeggen: van alles de reden of de oorzaak te willen weten. Want misschien is er wel geen reden of oorzaak, hoe groot de gevolgen ook mogen zijn. Zoals de schuld die hij op de driesprong op zich laadde in geen verhouding stond tot de futiele aanleiding daartoe.
Hoe toevallig was die botsing tenslotte niet geweest – en toeval is even onschuldig als onverklaarbaar. Het is een detail dat aan ieder denken onsnapt, maar in zijn consequenties diepe voren trekt. Zo diep dat alleen de gedachte van een voorbestemd noodlot daaraan nog recht kan doen. Als een onmachtige poging te begrijpen wat tegelijk onbegrijpelijk is. Wie daarover verbitterd blijft, gelooft nog altijd in de doorvorsbaarheid van de wereld en de macht van zijn eigen denken. Of beter: in de grenzeloosheid daarvan – want precies in dat gebrek aan maat schuilt het angeltje van het noodlot. Dat absurde zelfvertrouwen was Oidípous’ ondergang geweest: de klassieke ondeugd van de hoogmoed die meent de wereld in haar macht te hebben. Pas op het allerlaatste moment zweert Oidípous die hoogmoed af – en daarmee bevrijdt hij zich van zijn woede. Hij is niet langer een droomkoning, leeft niet langer in de roes van zijn intelligentie, die tegelijk de dommel van zijn doorzicht was geweest. Pas nu, als in zijn zwanenzang, doorziet hij dat het niet-zien niet alleen de grens maar ook de mogelijkheidsvoorwaarde is van ieder begrip – zonder besef van eigen blindheid verblindt het denken zichzelf met de schitter waarin het hartstochtelijk gelooft. Zo vindt Oidípous zijn rustplaats, in het stuk dat ook van Sofocles de zwanenzang geweest is. Preludeerde die laatste daarmee op zijn eigen dood, die hem overviel nog voordat Oidípous in Colonus gespeeld kon worden? Bijna klinkt zijn toneeltekst daarmee als een mémoire d’outre-tombe, een getuigenis aan gene zijde van het graf, waarin het tragisch besef dat zijn andere stukken kenmerkte, zijn inlossing vindt. Niet langer vormen doem en ondergang het slotakkoord. Oidípous lijkt er zowaar iets van verlossing in te vinden, op hetzelfde moment waarop 8
het toneelgenre van de tragedie uitmondt in iets anders. Oidípous gaat de onderwereld tegemoet, verzoend met zijn lot. En daarmee lijkt zelfs zijn blindheid te zijn verdwenen. Hij gaat opnieuw zijn eigen weg en vindt zonder hulp van anderen maar met zekere tred de plek waar hij eindelijk zijn hoofd kan laten rusten. Want hoe meer hij zag, des te groter werd de verblinding voor het mysterie – dat hem, nu bij hem eindelijk het inzicht daagt in het raadsel dat zich niet laat oplossen, opnieuw tot een ziener maakt. Niet triomfantelijk; dit inzicht kraait bij uitstek géén victorie. Het weet zich door zijn nederlaag alleen niet langer verpletterd. Oidípous sterft sereen – verlost, maar zonder de hemelse apotheose van het christendom. Zelfs het hiernamaals roept hem sotto voce en zonder beloften. Hij is de eindelijk mensgeworden held. Ger Groot
9
biografiEën Calliope Tsoupaki (1963) is een Nederlands-Griekse componiste. Ze werd geboren in Piraeus, Griekenland, en woont en werkt al meer dan twee decennia hoofdzakelijk in Amsterdam. Tsoupaki studeerde piano en muziektheorie aan het Hellinikon Conservatorium in Athene en compositie bij Yannis Ioanithis. Ze heeft zomercursussen gevolgd bij Iannis Xenakis, Olivier Messiaen en Pierre Boulez en deelgenomen aan de Internationale Ferienkurse in Darmstadt. Van 1988 tot 1992 studeerde ze compositie bij Louis Andriessen en elektronische muziek bij Gilius van Bergeijk aan het Koninklijk Conservatorium in Den Haag. Tsoupaki heeft voor diverse musici en ensembles gecomponeerd, zoals het Nederlands Saxofoonkwartet, Orkest De Volharding, het Xenakis Ensemble, het Nieuw Ensemble, het Greek Metropolitan Choir en Asko|Schönberg. Haar werken zijn in opdracht geschreven van onder meer de Griekse omroep, de NTR ZaterdagMatinee, het Holland Festival en het Fonds voor de Scheppende Toonkunst. Tijdens de Internationale Gaudeamus Muziekweek in 1991 en 1993 werden composities van haar uitgevoerd, evenals op het Festival Nieuwe Muziek in Middelburg, het Malta International Arts Festival, het Focus Festival in New York, het Blockflöten Symposium Calw in Duitsland en tijdens verscheidene edities van het Holland Festival. In 1996 werd haar compositie Sappho’s tears (1990)
geselecteerd tijdens het 43e International Rostrum of Composers. Haar kameropera Vita Nova ging in 2004 in première in het Korzo Theater in Den Haag en haar Lucas Passie tijdens het Holland Festival van 2008. In 2010 bracht het Holland Festival opnieuw een première van Calliope Tsoupaki: Greek Love Songs. In 2012 componeerde ze op verzoek van het Nederlands Blazers Ensemble Maria, waarin klassieke en volksmuziektradities van de Mariaverering samenkomen. Calliope Tsoupaki doceert compositie aan het Koninklijk Conservatorium in Den Haag. De schrijver Edzard Mik werd in 1960 geboren in Groningen. Hij woont met zijn vrouw, de componiste Calliope Tsoupaki, in Amsterdam. Mik studeerde rechten en bestuurswetenschappen aan de Rijksuniversiteit Groningen. Sinds 1986 manifesteert hij zich als schrijver en journalist. Hij publiceert in Vrij Nederland en NRC Handelsblad beschouwingen over kunst, architectuur, theater en literatuur, en sinds 1990 maakt hij voor het architectuurtijdschrift Archidea interviews met internationaal bekende architecten. Edzard Mik was redacteur van het literaire tijdschrift De Gids en adviseur voor het Mediafonds en het Mondriaanfonds. Komende september komt zijn nieuwe roman Waar de zee begint uit bij De Bezige Bij – een liefdesgeschiedenis tussen een Nederlandse bankier en de dochter van een Griekse kunsthandelaar, in Athene. Zijn laatste twee romans, Goede tijden (2011) 10
en Mont Blanc (2013), stonden op de longlist van de Librisprijs. Eveneens van zijn hand zijn de romans De bouwmeester (1995), Yak (1996), Schaduwdagen (1998), Laatste adem (2001), De wachters (2004) en Bleke Hemel (2007). Libretto’s schreef Edzard Mik voor de muziektheatervoorstellingen Dark (2002, ZT Hollandia) en ABRIXAS (2004, Stichting Loos). Jos van Veldhoven studeerde muziekwetenschap aan de Rijksuniversiteit te Utrecht en koor- en orkestdirectie aan het Koninklijk Conservatorium te Den Haag. Sinds 1983 is hij als dirigent en artistiek leider verbonden aan De Nederlandse Bachvereniging. Letterlijk honderden programma’s van zijn hand maakten in de afgelopen jaren grote indruk in Nederland en ver daarbuiten. Steeds weet hij traditie en avontuur met elkaar te verbinden. Onder zijn leiding kwam een indrukwekkende cd-serie met de grote werken van Bach tot stand en maakte de Nederlandse Bachvereniging concertreizen in Europa, de Verenigde Staten en Japan. Veelvuldig trekt Jos van Veldhoven de aandacht met uitvoeringen van ‘nieuw’ repertoire binnen de oude muziek. Opzienbarend waren onder meer uitvoeringen van oratoria van Telemann en Graun, vespers van Gastoldi, reconstructies van Bachs Markus Passion, de Köthener Trauer-Music en vele onbekende 17e-eeuwse dialogen. Daarnaast leidde hij een groot aantal eigentijdse premières van barokopera’s van onder andere Mattheson, Keiser,
Bononcini, Legrenzi, Conti en Scarlatti. Als gastdirigent leidde Jos van Veldhoven onder meer het Nederlands Kamerkoor, het Groot Omroepkoor, het Vlaams Radiokoor, het Beethoven Orchester Bonn, de Robert Schumann Philharmonie, de Essener Philharmoniker en het Brabants Orkest. Met regisseur Dietrich Hilsdorf maakte Jos van Veldhoven een cyclus geënsceneerde Handeloratoria in de operahuizen van Bonn en Essen. Als docent koordirectie is hij verbonden aan het Conservatorium van Amsterdam en het Koninklijk Conservatorium te Den Haag. In 2007 werd Jos van Veldhoven benoemd tot ridder in de orde van de Nederlandse Leeuw om zijn baanbrekende werk voor de oude muziek. Pierre Audi (1957) is geboren in Beiroet en groeide op in Beiroet en Parijs. Hij studeerde geschiedenis in Oxford en stichtte in 1979 het Almeida Theatre in Londen. Sinds 1988 is hij artistiek directeur van De Nationale Opera. In maart 2004 volgde hij Ivo van Hove op als artistiek directeur van het Holland Festival, waarin hij ook regelmatig zelf voorstellingen regisseert. Als regisseur werkte hij samen met beeldend kunstenaars als Karel Appel, Georg Baselitz, Anish Kapoor, Herzog & de Meuron, Jannis Kounellis en Jonathan Meese. Hij was te gast bij grote operahuizen en festivals zoals de Salzburger Festspiele, Theater an der Wien, Bayerische Staatsoper München, Brusselse Muntschouwburg, Metropolitan Opera New York, Opéra
national de Paris en de Los Angeles Opera. Daarnaast regisseerde hij toneelstukken van Shakespeare, Racine, Strindberg en Sophocles (Toneelgroep Amsterdam en het Zuidelijk Toneel). In 2001 debuteerde Audi als filmregisseur met twee Canticles van Benjamin Britten. Audi ontving de Leslie Boosey Award, de bmw Muziektheaterprijs, de Prijs van de Kritiek en de Prins Bernhard Cultuurfonds Theater Prijs. Van de Vrienden van De Nationale Opera ontving hij de Prix d’Amis en in Drottningholm de eremedaille voor zijn Handelproducties aldaar. Audi werd onderscheiden als Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw en als Chevalier de la Légion d’Honneur. In 2009 ontving hij de eerste Johannes Vermeer Prijs voor zijn prestaties als regisseur en als vernieuwer van het muziektheater. Recente producties zijn Verdi’s Attila (Metropolitan Opera), La tragedia d’Orfeo (i.s.m. Opera Studio Nederland), Orlando furioso (Théâtre des Champs Élysées Parijs, in Nice en Nancy), de wereldpremières van Henzes Gisela! (Ruhrtriennale), Rihms Dionysos (Salzburger Festspiele, Staatsoper Berlin), Orlando (Brusselse Munt) en Médée (Théâtre des Champs Élysées Parijs, Lille), Die Eroberung von Mexico (Teatro Real Madrid), Der Ring des Nibelungen (DNO) en Thebans (English National Opera). Toekomstige producties van Audi zijn Arnold Schönbergs Gurrelieder (DNO) en de reprise van Lohengrin (DNO). 11
Christof Hetzer werd geboren in Salzburg en studeerde bij Erich Wonder aan de Academie voor Schone Kunsten in Wenen. Sinds 2001 werkt hij als freelance decor- en kostuumontwerper bij onder meer Schaubühne Berlin, Theater Basel, Bayerische Staatsoper München, Oper Frankfurt, het Nationaltheater Mannheim en de Vlaamse Opera. Hij werkte samen met regisseurs als Hans Neuenfels, Christian Stückl, Constanze Macras en David Hermann, onder meer aan Sing für mich, Tod (Ruhrtriennale), L’heure espagnole/La vida breve, Médée van Charpentier (Oper Frankfurt) en Les Troyens (Staatstheater Karlsruhe). Samen met Pierre Audi realiseerde hij Orlando (Brusselse Munt) en Gisela! (Ruhrtriennale). Met Anish Kapoor werkte hij samen voor Parsifal (De Nationale Opera). In 2012 ontwierp hij de set voor De Vliegende Hollander (Bayreuther Festspiele, regie Jan Philipp Gloger). Hij ontving in 2011 de Hein Heckrothonderscheiding voor decorontwerp. Na zijn studie audiovisuele media en fotografie in Graz volgde Bernd Purkrabek de opleiding lichtontwerp aan de Hochschule für Musik und Theater in München. In die periode was hij ook al werkzaam als assistent en partner van verschillende lichtontwerpers. Aansluitend ging hij aan de slag op de lichtafdeling van verschillende Europese films, totdat hij zich in 2004 als professioneel lichtontwerper ging richten op opera en toneel. In die hoedanigheid werkte hij
voor talloze theaters en festivals, zoals de Nationale Opera van Stockholm, Theater an der Wien, de Deutsche Oper Berlin, Opernhaus Zürich, Glyndebourne Festival, Staatsoper Hamburg, De Nationale Opera, de Vlaamse Opera, Oper Frankfurt, het Grand Theâtre de Genève en Teatro Real Madrid. Veel erkenning kreeg hij voor zijn bijdrage aan Prinz of Homburg (Wenen), La fanciulla del West (Stockholm) en Jenufa (Berlijn), Macbeth (Geneve), Lazarus (Wenen). Het komende seizoen werkt Bernd mee aan producties in Toulouse, Oslo, Londen, Amsterdam, Wenen en Antwerpen. Martin Eidenberger, geboren in Linz (Oostenrijk), studeer de multimediakunst aan de Universiteit voor Toegepaste Wetenschappen in Salzburg. Na zijn afstuderen in 2006 werkte hij eerst als assistent decorontwerper, onder andere bij de Schaubühne am Lehniner Platz in Berlijn. Tegelijkertijd maakte hij zijn eerste videowerken voor het toneel. Sinds 2008 is hij freelance videokunstenaar voor theater-en operaproducties. Hij werkte mee aan Dionysos (Salzburger Festspiele), Gisela (Ruhrtriennale), beide geregisseerd door Pierre Audi, Das Mädchen mit den Schwefelhölzern (Deutsche Oper Berlin), Il Turco in Italia (De Nationale Opera), beide geregisseerd door David Hermann en Die Zauberflöte (Opera Bastille Parijs) geregisseerd door Robert Carsen. Hij werkt vaak samen met scenograaf Christof Hetzer, en de re-
gisseurs David Hermann, Pierre Audi en Aureliusz Smigiel.
Salzburger Osterfestspiele en het Saito Kinen Festival Japan.
Marcel Beekman zingt zowel het barokke en klassieke, als het hedendaagse concert- en operarepertoire. Hij trad op met de Berliner Philharmoniker, het Koninklijk Concertgebouw orkest, het Orkest van de Achttiende Eeuw, Les Arts Florissants, de orkesten van de omroep en het Asko|Schönberg, onder dirigenten als Sir Simon Rattle, William Christie, Reinbert de Leeuw, Iván Fischer, John Adams en Frans Brüggen. Hoewel bekend om zijn affiniteit met de barok, bracht Marcel veel nieuw werk in première van componisten zoals Calliope Tsoupaki (Lucas Passie, Holland Festival 2008 / Greek Love Songs, Holland Festival 2010], Elmer Schönberger, Roderik de Man, Maarten Altena en Martijn Padding en was te gast op internationale concertpodia en festivals en produceert tevens eigen hedendaagse kamer muziekprogramma’s. Een aanzienlijke reeks cd-opnamen getuigt van zijn veelzijdigheid. Onder zijn operarepertoire vallen rollen als Berenice in L’Ipermestra, Valère/Damon in Les Indes galantes, Arthur Rimbaud in Een seizoen in de hel, Laki Topalovicˇ in Maratonci (Žebeljan) , de titelrol in Willem Breukers Jona, Arnalta L’Incoronazione di Poppea, Voedster in Granida van P.C. Hooft, Casella in La Commedia van Louis Andriessen en Zamar in Legende van Peter-Jan Wagemans. Beekman zong bij De Nationale Opera, Theater an der Wien, Bregenzer Festspiele,
De veelzijdige zangeres Nora Fischer heeft zich in de afgelopen jaren ontwikkeld tot een avontuurlijke en vernieuwende performer. Nora werd aanvankelijk klassiek opgeleid, maar heeft haar stem in uiteenlopende muzikale stijlen ontwikkeld. Ze heeft een speciale liefde voor een zeer eigen interpretatie van klassieke muziek en de theatrale mogelijkheden van concerten, en ze voert muziek uit van de zestiende eeuw tot de talloze composities die speciaal voor haar werden geschreven. Nora studeerde aanvankelijk aan het Conservatorium van Amsterdam, maar door haar behoefte om zich meer muzikale stijlen eigen te maken, zette ze haar studie voort aan de Complete Vocal Institute in Kopenhagen. Hier leerde ze elk aspect van de menselijke stem te gebruiken, en die op creatieve wijze in vele muzikale genres te kunnen inzetten. In 2009 voltooide Nora ook haar studies Filosofie en Muziekwetenschappen aan de Universiteit van Amsterdam. In 2013 studeerde ze af aan de Music Master for New Audiences and Innovative Practices aan het Koninklijk Conservatorium te Den Haag; een masteropleiding voor ontwikkeling van avontuurlijke, interdisciplinaire en vernieuwende concertvormen. Als soliste maakte Nora haar debuut in het Muziekgebouw aan ’t IJ met muzikanten uit het Koninklijk Concertgebouw orkest. Ze heeft een wereldwijde concertpraktijk, reikend van Europa tot India, Indonesië en de Verenigde Staten. Nora maakte
12
deel uit van vele vernieuwende en cross-over projecten, waarbij ze samenwerkte met componisten als JacobTV, Michel van der Aa (die speciaal voor haar schreven) en Steve Reich. Harry van der Kamp studeerde bij Alfred Deller, Pierre Bernac, Max van Egmond en Herman Woltman, o.a. aan het Sweelinck Conservatorium te Amsterdam. Hij behoorde tot de founding singers (in 1970) van Cappella Amsterdam en was vervolgens twintig jaar in dienst van het Nederlands Kamerkoor (19741994), waarvan zeven jaar als artistiek adviseur. Hij is professor emeritus van de Hochschule für Künste te Bremen (Duitsland). Harry van der Kamp geniet wereldwijde bekendheid als basbariton in de barokwereld. Van New York tot Beijing trad hij in zijn veertigjarige carrière op met leidende barokspecialisten als Gustav Leonhardt en Nikolaus Harnoncourt en vele van hun navolgers. Als operazanger zong hij dertig rollen in opera’s van Monteverdi, Cavalli, Landi, Cesti, Rameau, Sacrati, Keiser, Händel, Mozart, overal in Europa en Amerika, o.a. bij De Nationale Opera waar hij meewerkte aan producties van Monteverdi’s Orfeo en L’ incoronazione di Poppea als ook aan moderne producties als Rêves d’un Marco Polo van Claude Vivier, Alice in Wonderland van Alexander Knaifel (beide geregisseerd door Pierre Audi) en Rage d’amours van Rob Zuidam. Als solist en ensemblezanger heeft hij heeft meer dan 120 cdopnamen op zijn naam staan. Er verschenen talrijke grote
monologen en bassolo cantates bij vele cd-labels. In 2008 was hij Grammy-genomineerde voor zijn optreden in de opera Thesée van Lully. Met zijn eigen Gesualdo Consort Amsterdam trad hij op in Europa en Canada met revolutionaire werken van de 16e tot de 20e eeuw. Diverse cd-opnamen van uniek repertoire zijn met belangwekkende prijzen bekroond. Twee Edisons Klassiek werden in de wacht gesleept voor Het Sweelinck Monument: een Nederlandstalige boek-cd uitgave van de complete vocale werken van Jan Pieterszoon Sweelinck (17 cd’s verdeeld over 6 boeken) dat in 2010 werd aangeboden aan Koningin Beatrix. Harry van der Kamp werd bij deze gelegenheid benoemd tot Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw. Al meer dan 90 jaar brengt de Nederlandse Bachvereniging u dichter bij Bach. Het begon allemaal in 1921 met het plan om Bachs Matthäus-Passion uit te voeren in de Grote Kerk in Naarden. Bewust in een kerk, als tegenhanger van Willem Mengelbergs uitvoeringen in het Amsterdamse Concertgebouw. Tegenwoordig zijn er per seizoen ruim vijftig concerten door heel Nederland. De afgelopen jaren was het ensemble te gast in verschillende Europese steden en waren er concertreizen naar de Verenigde Staten en Japan. In seizoen 2013-2014 begon de Bachvereniging met All of Bach – het uitvoeren en opnemen van alle werken van Bach. De opnames zijn met een schat aan extra informatie online te bekijken via allofbach.com.
13
libretto parodos
parodos
Χορός ἐννυχίων ἄναξ, Αἰδωνεῦ Αἰδωνεῦ, δός μοι μήτ᾽ἐπίπονα μήτ᾽ ἐπὶ βαρυαχεῖ ξένον ἐξανύσαι μόρῳ τὰν παγκευθῆ κάτω νεκύων πλάκα καὶ Στύγιον δόμον. ὦ χθόνιαι θεαὶ, τόν, ὦ Γᾶς παῖ καὶ Ταρτάρου, κατεύχομαι ἐν καθαρῷ βῆναι ὁρμωμένῳ νερτέρας τῷ ξένῳ νεκρῶν πλάκας.
Koor Heerser over het Duisterrijk, Aidoneus, Aidoneus, vergun mij dat de vreemdeling zonder doodsstrijd en zonder hevige stervenspijn zijn weg voltooit naar de alomhullende dodenvlakte beneden en het huis van de Styx. O, aardse godinnen, o, zoon van Aarde en Onderwereld, u bid ik vrije doortocht te verlenen aan de vreemdeling, op zijn weg naar de vlakten der doden beneden.
epeisodion 1
eerste episode
Χορός ἂ ἄ, ξένε, τᾶσδε χώρας ἵκου τὰ κράτιστα γᾶς ἔπαυλα, τὸν ἀργῆτα Κολωνόν, ἀνήνεμόν τε πάντων χειμώνων.
Koor Aa, aa, vreemdeling, hier in dit land bereikt u de glansrijkste hofstee op aarde, het schitterende Kolonos, waar nooit de wind opsteekt van woeste winterstormen.
Οἰδίπους τέκνον τυφλοῦ γέροντος Ἀντιγόνη, τίνας χώρους ἀφίγμεθ᾽ ἢ τίνων ἀνδρῶν πόλιν;
Oidípous Kind van een blinde grijsaard, Antigone, op wat voor plaats zijn wij beland? Een stad? Van wat voor mensen?
Ἀντιγόνη πάτερ ταλαίπωρ᾽ Οἰδίπους, πύργοι μέν, οἳ πόλιν στέγουσιν, ὡς ἀπ᾽ ὀμμάτων, πρόσω· χῶρος δ᾽ ὅδ᾽ ἱερός, οὗ κῶλα κάμψον τοῦδ᾽ ἐπ᾽ ἀξέστου πέτρου.
Antigone Vader, zwaarbeproefde Oidípous, muren die een stad omsluiten, zijn op het oog ver weg. Maar deze plaats is heilig – kom, buig uw knieën, hier, op deze ongepolijste rots.
Οἰδίπους κάθιζέ νύν με καὶ φύλασσε τὸν τυφλόν.
Oidípous Laat mij dan neerzitten en waak over de blinde.
14
Χορός ἰὼ ἰώ, δεινὸς μὲν ὁρᾶν, δεινὸς δὲ κλύειν. Ζεῦ ἀλεξῆτορ, τίς ποθ᾽ ὁ πρέσβυς;
Koor Ioo, ioo, verschrikkelijk om te zien, verschrikkelijk om te horen. Zeus, beschermer, wie is die oude man?
Οἰδίπους Λαΐου ἴστε τιν᾽;
Oidípous Met Laios’ zoon bent u bekend … ?
Χορός ἰώ.
Koor Ioo.
Οἰδίπους ἄθλιον Οἰδιπόδαν;
Oidípous … de ongelukkige Oidípous?
Ἀντιγόνη ἐή.
Antigone E-ie.
Χορός σὺ γὰρ ὅδ᾽ εἶ;
Koor U bent deze … ?
Ἀντιγόνη ἰώ.
Antigone Ioo.
Οἰδίπους δύσμορος.
Oidípous … rampzalige.
Χορός ἔξω πόρσω βαίνετε χώρας, μή τι πέρα χρέος ἐμᾷ πόλει προσάψῃς.
Koor Ga weg hier, ver weg van dit land, opdat u geen verdere smet aan mijn stad verbindt.
Ἀντιγόνη ἐν ὔμῖν ὡς θεῷ κείμεθα τλάμονες. ἀλλ᾽ ἴτε, νεύσατε τὰν ἀδόκητον χάριν· πρός σ᾽ ὅ τι σοι φίλον οἴκοθεν ἄντομαι – ἐν ὔμῖν ὡς θεῷ κείμεθα τλάμονες. ἀλλ᾽ ἴτε, νεύσατε τὰν ἀδόκητον χάριν· πρός σ᾽ ὅ τι σοι φίλον οἴκοθεν ἄντομαι. οὐ γὰρ ἴδοις ἂν ἀθρῶν βροτὸν ὅστις ἄν, εἰ θεὸς ἄγοι, ἐκφυγεῖν δύναιτο.
Antigone Op u, als op een god, zijn wij ellendigen aangewezen. Vooruit, verleent u ons de gunst waarop wij niet meer hopen: bij alles wat u dierbaar is in huis, ik smeek u – op u, als op een god, zijn wij ellendigen aangewezen. Vooruit, verleent u ons de gunst waarop wij niet meer hopen: bij alles wat u dierbaar is in huis, ik smeek u. U zult immers, waar u ook kijkt, geen mens zien die, als een god hem meevoert, ontsnappen kan. 15
epeisodion 2
tweede episode
φθίνει μὲν ἰσχὺς γῆς, φθίνει δὲ σώματος, θνῄσκει δὲ πίστις, βλαστάνει δ᾽ ἀπιστία. καὶ ταῖσι Θήβαις εἰ τανῦν εὐημερεῖ καλῶς τὰ πρὸς σέ, μυρίας ὁ μυρίος χρόνος τεκνοῦται νύκτας ἡμέρας τ᾽ ἰών, ἐν αἷς τὰ νῦν ξύμφωνα δεξιώματα δόρει διασκεδῶσιν ἐκ σμικροῦ λόγου·
De kracht van het land vergaat, die van het lichaam vergaat, vertrouwen sterft, wantrouwen bloeit op. Zo ook met de Thebanen: ook al straalt de huidige dag u toe in alle schoonheid, de onnoemelijke tijd baart in zijn loop onnoemelijk veel nachten en dagen, waarin zij de huidige harmonische vriendschapsband met wapens zullen vergruizen vanwege een nietige aanleiding.
Θησεύς ἔγνωκά σ᾽, ὦ παῖ Λαΐου, σκευή τε γάρ σε καὶ τὸ δύστηνον κάρα δηλοῦτον ἡμῖν ὄνθ᾽ ὃς εἶ – σκευή τε γάρ σε καὶ τὸ δύστηνον κάρα δηλοῦτον ἡμῖν ὄνθ᾽ ὃς εἶ.
Theseus Ik heb u herkend, zoon van Laios, uw kleding en uw armzalige gezicht tonen mij dat u bent wie u bent – uw kleding en uw armzalige gezicht tonen mij dat u bent wie u bent.
Οἰδίπους δώσων ἱκάνω τοὐμὸν ἄθλιον δέμας σοὶ δῶρον, οὐ σπουδαῖον εἰς ὄψιν· τὰ δὲ κέρδη παρ᾽ αὐτοῦ κρείσσον᾽ ἢ μορφὴ καλή.
Oidípous Ik ben gekomen om u mijn ongelukkige lijf te schenken – de moeite van het bekijken niet waard, maar de baten ervan gaan uiterlijk schoon te boven.
Θησεύς τοὐμὸν οὐκ ὀκνεῖ κέαρ. οἶδ᾽ ἐγώ σε μή τινα ἐνθένδ᾽ ἀπάξοντ᾽ ἄνδρα πρὸς βίαν ἐμοῦ.
Theseus Mijn hart is niet bevreesd. Ik weet dat geen enkele man u hiervandaan zal wegvoeren tegen mijn wil.
Θησεύς ποῖον δὲ κέρδος ἀξιοῖς ἥκειν φέρων;
Theseus Wat voor baat beweert u dan te komen brengen?
stasimon
stasimon
Οἰδίπους χρόνῳ μάθοις ἄν, οὐχὶ τῷ παρόντι που.
Oidípous U zult dat mettertijd ervaren, niet vandaag.
Θησεύς ποίῳ γὰρ ἡ σὴ προσφορὰ δηλώσεται;
Theseus Wanneer zal uw aanbod zich openbaren?
Οἰδίπους ὅταν θάνω ᾽γὼ καὶ σύ μου ταφεὺς γένῃ. γῆς ἐμῆς ἀπηλάθην πρὸς τῶν ἐμαυτοῦ σπερμάτων· ἔστιν δέ μοι πάλιν κατελθεῖν μήποθ᾽, ὡς πατροκτόνῳ.
Oidípous Wanneer ik ben gestorven en u mij hebt begraven. Van mijn eigen land ben ik verdreven door mijn eigen nageslacht. Het is voor mij onmogelijk daar ooit terug te keren, als vadermoordenaar.
Χορός δεινὸν, δεινὸν μὲν τὸ πάλαι κείμενον – δεινὸν, δεινὸν μὲν τὸ πάλαι κείμενον ἤδη κακόν ἐπεγείρειν – δεινὸν μὲν τὸ πάλαι κείμενον ἤδη κακόν ἐπεγείρειν.
Koor Verschrikkelijk, verschrikkelijk, om – wat al zo lang rust – verschrikkelijk, verschrikkelijk, om – wat al zo lang rust – oude rampspoed, te doen ontwaken. Verschrikkelijk, om – wat al zo lang rust – oude rampspoed, te doen ontwaken.
epeisodion 3
derde episode
Ἀντιγόνη ὢ ὤ.
Antigone O, o.
Antigone O land, gezegend met de hoogste lofprijzingen, nu is het aan u die schitterende woorden waar te maken: Kreon is hier in aantocht op weg naar ons – niet zonder escorte, vader.
Οἰδίπους ὦ φίλτατ᾽ Αἰγέως παῖ, μόνοις οὐ γίγνεται θεοῖσι γῆρας οὐδὲ κατθανεῖν ποτε. τὰ δ᾽ ἄλλα συγχεῖ πάνθ᾽ ὁ παγκρατὴς χρόνος.
Oidípous Dierbaarste zoon van Aigeus, alleen de goden hebben het voorrecht nooit te sterven. Al het andere doet de tijd, die alles in zijn macht heeft, teniet.
Ἀντιγόνη ὦ πλεῖστ᾽ ἐπαίνοις εὐλογούμενον πέδον, νῦν σὸν τὰ λαμπρὰ ταῦτα δὴ φαίνειν ἔπη· ἆσσον ἔρχεται Κρέων ὅδ᾽ ἡμῖν οὐκ ἄνευ πομπῶν, πάτερ. Κρέων ὦ ταλαίπωρ᾽ Οἰδίπους, ἱκοῦ πρὸς οἴκους, Οἰδίπους, κλύων ἐμοῦ, κλύων ἐμοῦ.
Kreon O zwaarbeproefde Oidípous, keer terug naar huis, Oidípous, luister naar mij, luister naar mij.
Οἰδίπους – Ἀντιγόνη φθίνει μὲν ἰσχὺς γῆς, φθίνει δὲ σώματος, θνῄσκει δὲ πίστις, βλαστάνει δ᾽ ἀπιστία. φθίνει μὲν ἰσχὺς γῆς, φθίνει δὲ σώματος, θνῄσκει δὲ πίστις, βλαστάνει δ᾽ ἀπιστία.
Oidípous – Antigone De kracht van het land vergaat, die van het lichaam vergaat, vertrouwen sterft, wantrouwen bloeit op. De kracht van het land vergaat, die van het lichaam vergaat, vertrouwen sterft, wantrouwen bloeit op.
Οἰδίπους τοιαῦτα μέντοι καὶ σὺ προσφέρεις ἐμοί …
Oidípous Dat is dus het soort dingen dat jij mij voorstelt …
16
17
Ἀντιγόνη ὦ πλεῖστ᾽ ἐπαίνοις εὐλογούμενον πέδον, νῦν σὸν τὰ λαμπρὰ ταῦτα δὴ φαίνειν ἔπη.
Antigone O land, gezegend met de hoogste lofprijzingen, nu is het aan u die schitterende woorden waar te maken.
Οἰδίπους … λόγῳ μὲν ἐσθλά, τοῖσι δ᾽ ἔργοισιν κακά.
Oidípous … in woorden prachtig, maar in daden schofterig.
Κρέων ὦ δύσμορ᾽, οὐδὲ τῷ χρόνῳ φύσας φανεῖ φρένας.
Kreon Rampzalige, de tijd heeft blijkbaar uw verstand niet doen toenemen.
Οἰδίπους γλώσσῃ σὺ δεινός. ἥκεις ἔμ᾽ ἄξων, οὐχ᾽ ἵν᾽ ἐς δόμους ἄγῃς, ἀλλ᾽ ὡς πάραυλον οἰκίσῃς, πόλις δέ σοι κακῶν ἄνατος τῆσδ᾽ ἀπαλλαχθῇ χθονός.
Oidípous Sluw van tong bent u. U komt mij halen, niet om mij naar huis te voeren, maar om mij in uw buurt te doen verblijven, zodat uw stad van kwaad gevrijwaard blijft, afkomstig van dit land.
Κρέων μαρτύρομαι τούσδ᾽, οὐ σέ· πρὸς δὲ τοὺς φίλους οἷ᾽ ἀνταμείβει ῥήματ᾽, ἤν σ᾽ ἕλω ποτέ … παίδοιν δυοῖν σοι τὴν μὲν ἀρτίως ἐγὼ ξυναρπάσας ἔπεμψα.
Kreon Ik roep hen hier als getuigen aan, niet u: u die verwanten met zulke woorden antwoord geeft – krijg ik u ooit te pakken … Van uw twee dochters heb ik er zojuist een gegrepen en laten wegbrengen.
Ἀντιγόνη – Οἰδίπους οἴμοι.
Antigone – Oidípous Oi mij.
Κρέων τὴν δ᾽ ἄξω τάχα.
Kreon Háár voer ik aanstonds weg.
Ἀντιγόνη οἴμοι τάλαινα, ποῖ φύγω; ποίαν λάβω θεῶν ἄρηξιν ἢ βροτῶν;
Antigone Oi ik, ellendige, waar vlucht ik heen? Wat voor bescherming vind ik bij goden of bij mensen?
Οἰδίπους οἴμοι.
Oidípous Oi mij.
Χορός τί δρᾷς, ξένε; οὐκ ἀφήσεις; μέθες χεροῖν τὴν παῖδα θᾶσσον.
Koor Wat doet u, vreemdeling? Laat haar los! Laat los dat meisje uit uw handen, nu meteen!
18
Ἀντιγόνη ὦ ξένοι ξένοι.
Antigone O, vrienden, vrienden.
Οἰδίπους ὦ, ὄρεξον, παῖ, χεῖρας.
Oidípous O, reik mij, kind, jouw handen.
Ἀντιγόνη ὦ ξένοι ξένοι ξένοι ξένοι, ἀφέλκομαι δύστηνος.
Antigone O, vrienden, vrienden, vrienden, vrienden, ik word ontvoerd, ongelukkige.
Οἰδίπους ποῦ, τέκνον, εἴ μοι;
Oidípous Waar, kind, waar ben je?
Ἀντιγόνη πρὸς βίαν πορεύομαι.
Antigone Ik word weggevoerd, met geweld.
Οἰδίπους ὄρεξον, ὦ παῖ, χεῖρας.
Oidípous Reik mij, o kind, jouw handen.
Ἀντιγόνη ἀλλ᾽ οὐδὲν σθένω.
Antigone Ik heb de kracht niet.
Χορός ὁρᾷς ἵν’ ἥκεις, ὦ ξέν’;
Koor Ziet u waartoe uw stappen leiden, vreemdeling?
Κρέων ᾔδη δ᾽ ὁθούνεκ᾽ ἄνδρα καὶ πατροκτόνον κἄναγνον οὐ δεξοίατ᾽, οὐδ᾽ ὅτῳ γάμου ξυνόντ᾽ ἐφηυρέθησαν ἀνοσίου τέκνα.
Kreon Ik wist dat dit volk een man, een vadermoordenaar, onrein, niet zou opnemen, iemand in wiens gezelschap kinderen blijken te verkeren uit een godslasterlijk huwelijk.
Οἰδίπους εἰ δ᾽ αὖ φανεὶς δύστηνος, ὡς ἐγὼ ᾽φάνην, ἐς χεῖρας ἦλθον πατρὶ καὶ κατέκτανον, μηδὲν ξυνιεὶς ὧν ἔδρων εἰς οὕς τ᾽ ἔδρων – μητρὸς δέ, τλῆμον, οὐκ ἐπαισχύνει γάμους οὔσης ὁμαίμου σῆς μ᾽ ἀναγκάζων λέγειν – ἔτικτε γάρ μ’ ἔτικτεν, ὤμοι μοι κακῶν, οὐκ εἰδότ’ οὐκ εἰδυῖα, καὶ τεκοῦσά με, αὑτῆς ὄνειδος παῖδας ἐξέφυσέ μοι.
Oidípous Als ik – geboren voor ongeluk, zoals ik ben geboren – slaags raakte met mijn vader en hem heb gedood, zonder enig besef van wat ik deed en tegen wie – en mijn moeder, schoft, schaam jij je niet om mij te dwingen over haar huwelijk te spreken, jouw bloedeigen zuster – mijn moeder was zij, ja, mijn moeder, o ik, ik in mijn ellende, zonder dat ik het wist en zij het wist; en zij, mijn moeder, bracht tot haar eigen schande kinderen voort met mij. 19
κἀξ ὁδοῦ μ᾽ ὅ θ᾽ ἡγεμὼν αὐτός θ᾽ ὁ πρέσβυς πρὸς βίαν ἠλαυνέτην. κἀγὼ τὸν ἐκτρέποντα, τὸν τροχηλάτην, παίω δι᾽ ὀργῆς· καί μ᾽ ὁ πρέσβυς ὡς ὁρᾷ, ὄχου παραστείχοντα τηρήσας, μέσον κάρα διπλοῖς κέντροισί μου καθίκετο. οὐ μὴν ἴσην γ᾽ ἔτισεν, ἀλλὰ συντόμως σκήπτρῳ τυπεὶς ἐκ τῆσδε χειρὸς ὕπτιος μέσης ἀπήνης εὐθὺς ἐκκυλίνδεται· κτείνω δὲ τοὺς ξύμπαντας. τίς τοῦδέ γ᾽ ἀνδρός ἐστιν ἀθλιώτερος;
Oidípous (uit Sophokles’ Oidípous Tyrannos) En samen dreven zij – de stuurman en de grijsaard zelf – mij van de weg af, met geweld. En ik – degene die mij doet uitwijken, de wagenmenner, sla ik in blinde woede; de oude man, zodra hij dat ziet, wacht tot ik langs de wagen loop, en midden op mijn hoofd, met zijn dubbele prikkels, sloeg hij mij. Zijn straf woog daar niet tegen op, maar meteen werd hij getroffen door mijn staf, met deze hand, en achterover, midden uit de wagen tuimelt hij recht naar beneden – ik dood hen allemaal. Wie is er ongelukkiger dan deze mens?
exodos
exodos
Χορός μὴ φῦναι τὸν ἅπαντα νικᾷ λόγον· τὸ δ᾽, ἐπεὶ φανῇ, βῆναι κεῖσ᾽ ὁπόθεν περ ἥκει, πολὺ δεύτερον, ὡς τάχιστα. ὡς εὖτ᾽ ἂν τὸ νέον παρῇ κούφας ἀφροσύνας φέρον, τίς πλαγὰ πολύμοχθος ἔξω; τίς οὐ καμάτων ἔνι; φθόνος, στάσεις, ἔρις, μάχαι καὶ φόνοι.
Koor Niet geboren zijn is alles bij elkaar genomen het beste. Is men eenmaal geboren, dan is daarheen terugkeren vanwaar men gekomen is, daarna het allerbeste – zo snel als het kan. Zodra iemand zijn jeugd achter zich laat die lichtzinnige onbezonnenheid in zich draagt, welke slag vol pijnlijk lijden treft hem dan niet? Welke moeilijkheden blijven hem bespaard? Afgunst, burgerstrijd, twist, oorlogen, moordpartijen.
Πολυνείκης τί σιγᾷς; τί σιγᾷς; φώνησον, ὦ πάτερ, τι· μή μ᾽ ἀποστραφῇς. οἵ σ᾽ ἀντὶ παίδων τῶνδε καὶ ψυχῆς, πάτερ, ἱκετεύομεν ξύμπαντες ἐξαιτούμενοι μῆνιν βαρεῖαν εἰκαθεῖν ὁρμωμένῳ τῷδ᾽ ἀνδρὶ τοὐμοῦ πρὸς κασιγνήτου τίσιν, ὅς μ᾽ ἐξέωσε κἀπεσύλησεν πάτρας.
Polyneikes Waarom zwijgt u? Waarom zwijgt u? Zeg iets, vader. Keert u zich niet van mij af. Bij uw kinderen hier, en bij uw leven, vader, smeken wij u gezamenlijk, wij vragen u uw zware wrok te laten varen tegen mij hier, ik die optrek tegen mijn eigen broer, uit wraak, omdat hij mij verdreven heeft, beroofd van mijn vaderland.
Οἰδίπους ὅς γ᾽, ὦ κάκιστε, σκῆπτρα καὶ θρόνους ἔχων, ἃ νῦν ὁ σὸς ξύναιμος ἐν Θήβαις ἔχει, τὸν αὐτὸς αὑτοῦ πατέρα τόνδ᾽ ἀπήλασας κἄθηκας ἄπολιν καὶ στολὰς ταύτας φορεῖν,
Oidípous Jij, schoft, toen jij de scepter en de troon bezat – die nu jouw eigen broer in Thebe bezet houdt – was jij het zelf die mij, jouw eigen vader, verdreef en tot een balling maakte die dit soort kleren draagt,
Οἰδίπους (από Οιδίπους Τύραννος)
20
ἃς νῦν δακρύεις εἰσορῶν, ὅτ᾽ ἐν πόνῳ ταὐτῷ βεβηκὼς τυγχάνεις κακῶν ἐμοί. μήτε γῆς ἐμφυλίου δόρει κρατῆσαι μήτε νοστῆσαί ποτε τὸ κοῖλον Ἄργος, ἀλλὰ συγγενεῖ χερὶ θανεῖν κτανεῖν θ᾽ ὑφ᾽ οὗπερ ἐξελήλασαι.
bij de aanblik waarvan jij nu moet huilen, nu jij beland bent in dezelfde zware rampspoed als ik. Nooit zul jij het land van jouw voorouders met wapens veroveren, noch zul jij ooit terugkeren naar de laagte van Argos, maar door broederlijke hand zul jij sterven en doden door wie jij bent verdreven.
Ἄγγελος ἄνδρες πολῖται, ξυντομωτάτως, μὲν ἂν τύχοιμι λέξας Οἰδίπουν ὀλωλότα. ὡς λελοιπότα κεῖνον τὸν ἀεὶ βίοτον ἐξεπίστασο, ὑφηγητῆρος οὐδενὸς φίλων, ἀλλ᾽ αὐτὸς ἡμῖν πᾶσιν ἐξηγούμενος. ἁνὴρ γὰρ οὐ στενακτὸς οὐδὲ σὺν νόσοις ἀλγεινὸς ἐξεπέμπετ᾽, ἀλλ᾽ εἴ τις βροτῶν θαυμαστός. ἄνδρες πολῖται, ξυντομωτάτως, μὲν ἂν τύχοιμι λέξας Οἰδίπουν ὀλωλότα.
Bode Mannenburgers, bondiger kan ik het u niet vertellen: Oidípous is niet meer. Hij heeft voorgoed afstand genomen van het leven – wees daarvan verzekerd – door geen van zijn dierbaren begeleid. Hij zelf was het die ons allen voorging. De man is zonder jammeren en zonder ziektepijn verscheiden – zoals geen ander mens – op wonderbaarlijke wijze. Mannenburgers, bondiger kan ik het u niet vertellen: Oidípous is niet meer. © vertaling Herman Altena – Antiek Theater Herman Altena
21
English
A Hero Who Has Become Human As the end of his life draws near, Oedipus’s fortunes have come full circle. He rose from rags to riches and now is again in rags, without a fixed place to live or stay, without even a place to die decently. If ever there were a loser, it is he – in spite of himself, it seems. He unknowingly killed his father and equally unknowingly married his mother, as if living in a dream. Yet he chanced upon a divine rage that deprived him of everything. He went from being a king to being a vagabond, from a solver of puzzles to being a problem, from seeing to being blind. No matter how clear-sighted he was, he could not see through his own situation. His analytical powers ran up against a blank wall right where they came closest to himself. It is tempting to also connect Oedipus’s name, which for over a century has been riveted to a psychoanalytical complex, with the vicissitudes of insight, the riddle-solving power we call analytical thinking. Resolve the problem that you have been posed into simple factors; determine the relations between them; understand their causality – and deduce the solution to the question from this. That is the line of march which thinking has followed since reaching maturity. Oedipus was a gifted practitioner of it. Until the acuity of this riddle solver failed him on one point and he went from being a champion to being a loser, after all. It is enough to drive one mad – and in many respects, Oedipus does indeed behave like a madman after this humiliation. Who played such a nasty trick on him, which will cost him so much? The gods, perhaps – but what does that mean? He was able to interpret and see through their riddled maxims also. And he acted as circumstances dictated, succeed-
ed in life with a schwung in which he seemed able to bend everything to his will. He was a one-man centre of excellence. A malicious genie must have caused a little screw to trill loose in that shiny thinking machine, after which the whole production process snarled up. At any rate, none of that was noticeable from the logic and mechanical artistry of it. One plus one was still always two; ‘first four, then two, then three’ was still always a person: it was not due to Oedipus’s analytical powers. His downfall could only have been brought about by an Olympian sabotage. For in this terrestrial world, it seems that excellence always must be destroyed in the end. The most brilliant ruler in Greek mythology, almost the personification of Plato’s philosopher king, had to be humiliated, for the earth does not tolerate perfection. Such is the ultimate destiny of all heroes. Their story is simultaneously their Untergang, a word with which Nietzsche, much later, would describe the fate of his hero Zarathustra. And the hero is always the last to wise up to his fate, only recognizing himself to be a ‘hero’ when it is too late and the machinery breaks down. Sabotage, thus; the vengeance of a jealous god who begrudges man his own perfection. And who infects the person who makes him jealous with the imperfection that also seems to be part of the divine – for a perfect god has no need of jealousy. A metaphysical revenge cannot get any more ironic and villainous than this – and the hero is powerless against it. He comes to grief as a brilliant and blameless victim of a cruel divine order that not only saddles him with his own shortcomings but also with an undeserved guilt, which he only now finds out about, and which he thus cannot reasonably be expected to bear. It is, again, enough to drive one mad. 22
Or is it perhaps not so simple – and is this Oedipus analysis guilty in turn of the sin of pride, supplemented by a hefty dose of anachronism? Pride, because it bases itself a little too easily on the excellence of thinking and insight, the most important fetish of modern times? And anachronism, because only recently has the divine been so dismantled that it almost automatically appears as a petty and malicious gagging of that same way of thinking? It has only been a few centuries since divine and human knowledge have faced each other as enemies. Which brings us back to the beginning – with an Oedipus who complains bitterly. Why, actually? Was he really so innocent; did a jealous god really take him for a ride so nastily? Perhaps his slip-ups were greater than he had thought. Not because he unknowingly married his mother and killed his father, but because he committed multiple murders in full awareness. In a rage, he killed an unknown greybeard and his companions at the infamous three-forked crossroad. Were the times so violent that one dead old man did not matter? Thus Oedipus is guilty no matter what, but he does not know it – or no longer does. Perhaps it is too modern-Freudian to blame his loss of memory on an unconscious repression: a psychological complex for which he cannot be held responsible. Then one of his shortcomings (forgetting) would obscure the other (manslaughter) and he could not help being unaware of it. But the tragic myth puts a stop to that. Oedipus’s unconscious forgetfulness does not exculpate him. Not according to our moral logic, which is suddenly turned inside out. For no matter how much he must suffer for a remaining culpability for which we cannot forgive him, as a multiple murderer, both his comprehensible and his incomprehensi23
ble guilt are rooted, according to the myth, in a doom he carries within him as an original sin, purely on the grounds of ancestry. Before he was born, his fate was already preordained. It spreads through the DNA of the Theban dynasty of which he is a descendent as a tendency to continually attract new scourges. It weaves its deeds independently of human will or intent. Furthermore, a good or bad conscience is a quantité négligeable. ‘Conscience’ is something that only comes to take its toll much later in the history of civilization. And so, when we are confronted with Oedipus’s fate, we are struck dumb. Only in medical terms can we still deal with such a concept. A ‘tendency’ to contract a certain fatal illness, an inborn constitutional ‘tendency’ to die an early death: we gradually have become used to those kinds of bodily pranks – even though we also then do everything to avoid the consequences. But a moral destiny that drowns a person in undeserved guilt has become inconceivable and unacceptable. The Calvinistic-nationalistic sense of predestination is at most a lingering offshoot of this. That makes the Oedipus myth seem hopelessly obsolete. Its morality is no longer geared to our sense of self, which only believes in personal responsibility in the case of a consciously executed crime. So then, what is that fishhook with which the Oedipus myth nevertheless keeps us dangling on the line, and from which we, no matter how much we struggle, cannot get loose? At the heart of it, there seems to be a mystery that is as terrifying as it is fascinating: the contradictory attributes of the sacral, according to the religious historian Rudolf Otto. At the heart of life lies an untouchable secret, around which the myth literally revolves. It cannot be known, let alone scrutinized
English
or ruled, but it must be respected if our existence is not to become hopelessly shipwrecked. Oedipus, too, struggles; he tugs and pulls. His guilt is undeserved; he is bitter about the blindness that so fatally played tricks on him at the core of his sagacity and, as if the grapes had suddenly become too sour for him, the subsequent blinding of his own eyes. Even in his fall and penance, he is still a man of all or nothing: a radical who likes to show how exceptional he is, the centre of all excellence. But something must have escaped the certainty of that excellent mind. The world seemed perfectly comprehensible to him, but this particular triumph of thinking had to lose out to a small detail – small enough to disrupt the entire structure of his thought. It so happens that there is something in every knowledge that escapes our attention. And that blind spot becomes all the more catastrophic the more we confidently think that we have calculated it in. Those who think they have got themselves and their world under control derail all the more quickly when the unexpected occurs. Thus the pitfall of seamless logic opened up for Oedipus. Only in Colonus did he seem to recognize this, at the end of his painful wanderings in which he had to unlearn wanting to see through everything. That is to say, wanting to know the reason for or cause of everything. For perchance there is no reason or cause, no matter how great the consequences. Just as the guilt with which he burdened himself at the three-forked road stood in no proportion to the trifling incident that led to it, no matter how coincidental that collision may have been – and coincidence is as innocent as it is inexplicable. It is a detail that escapes every way of thinking, but its consequences carve deep
tracks. So deep that only the notion of a predetermined destiny can do it justice. As a helpless attempt to comprehend what is at once incomprehensible. Those who remain bitter about this still believe in the possibility of subjecting the world to scrutiny and the power of their own thinking. Or rather, in its infiniteness – for this lack of scale is precisely where fate’s hook lurks. That absurd self-confidence was Oedipus’s downfall: the classic fault of pride that believes it holds the world in its sway. Only at the very last moment does Oedipus forswear that pride – and thus rids himself of his anger. He is no longer a dream king, no longer lives in the intoxication of his intelligence, which simultaneously stupefied his insight. Only now, in a kind of swansong, does he realize that not seeing is not only the verge of but also the precondition for every understanding – thought blinds itself with the glitter in which it passionately believes, without being aware of its own blindness. And so Oedipus finds his resting place in the work that was Sophocles’ swansong too. Did the latter write it as a foreshadowing of his own death, which overtook him even before Oedipus in Colonus could be performed? As a consequence, his play almost sounds like a mémoire d’outre-tombe, a testimony from the other side of the grave, in which the tragic sense that characterized his other plays finds its redemption. No longer do doom and destruction comprise the final chord. Oedipus actually seems to find something of a deliverance in this play, at the same moment that the dramatic genre of tragedy turns into something else. Oedipus heads toward the underworld, resigned to his fate. And in doing so, even his blindness seems to have vanished. He again goes his own way; without the help of others but with a firm step he finds the place 24
where he finally can lay his head to rest. For the more he saw, the greater his blindness to the mystery – which, now that it has finally dawned on him that the riddle cannot be solved, once again makes him a seer. Not triumphantly; this insight certainly does not crow victory. It only knows that is no longer crushed by its defeat. Oedipus dies serenely – released, but without the heavenly apotheosis of Christianity. Even the hereafter calls him sotto voce and without promises. He is the hero who finally has become human. Ger Groot Translation Jane Bemont
25
English BIOGRAPHIES Born in Piraeus in Greece, Calliope Tsoupaki (1963) has lived and worked predominantly in Amsterdam for more than 20 years. Tsoupaki studied piano and music theory at the Hellinikon Conservatory in Athens and composition with Yannis Ioanithis. She followed summer courses with Iannis Xenakis, Olivier Messiaen and Pierre Boulez and she took part in the Internationale Ferienkurse in Darmstadt. From 1988 until 1992 she studied composition under Louis Andriessen and electronic music under Gilius van Bergeijk at the Royal Conservatory in The Hague. Tsoupaki has composed music for a variety of musicians and ensembles, including the Nederlands Saxofoonkwartet, Orkest De Volharding, the Xenakis Ensemble, the Nieuw Ensemble, the Greek Metropolitan Choir and Asko|Schönberg. She has been commissioned by, amongst others, the Greek national broadcasting organisation, Dutch broadcaster NTR’s Zaterdagmatinee, the Holland Festival and the Dutch fund for composition Fonds voor de Scheppende Toonkunst. Compositions of Tsoupaki were performed at the International Gaudeamus Music Week in 1991 and 1993, as well as at the renowned Festival Nieuwe Muziek in Middelburg in the Netherlands, the Malta International Arts Festival, the Focus Festival in New York, the Blockflöten Symposium Calw in Germany and at various editions of the Holland Festival. In
1996, her composition Sappho’s tears (1990) was selected at the 43rd International Rostrum of Composers. Her chamber opera Vita Nova premiered in 2004 at the Korzo Theater in The Hague and her St. Luke Passion at the Holland Festival in 2008. In 2010, the Holland Festival premiered another of her works, Greek Love Songs. In 2012, at the invitation of the Nederlands Blazers Ensemble (Netherlands Wind Ensemble) she composed Maria, combining classical and folk music traditions related to the veneration of the Virgin Mary. Calliope Tsoupaki teaches composition at the Royal Conservatory in The Hague. Born in Groningen in 1960, the writer Edzard Mik lives in Amsterdam with his wife, the composer Calliope Tsoupaki. Mik studied law and public administration at Groningen University. From 1986, he has been working as a writer and a journalist, writing about art, architecture, theatre and literature in Vrij Nederland and NRC Handelsblad. Since 1990 he has published interviews with internationally renowned architects for the architecture magazine Archidea. Edzard Mik was an editor at the literary magazine De Gids and advisor to the Dutch Mediafonds and Mondriaanfonds. In September this year, his new novel Waar de zee begint (Where the sea begins) will be published – about a love affair between a Dutch banker and the daughter of a Greek art dealer in Athens. His previous two novels, Goede tijden (2011) and Mont Blanc (2013) were long26
listed for the Libris Prize for Literature. His other novels are De bouwmeester (1995), Yak (1996), Schaduwdagen (1998), Laatste adem (2001), De wachters (2004) and Bleke Hemel (2007). Edzard Mik wrote the librettos for the music theatre productions Dark (2002, ZT Hollandia) and ABRIXAS (2004, Stichting Loos). Jos van Veldhoven studied musicology at the Rijksuniversiteit in Utrecht (now Utrecht University) and choral and orchestral conducting at the in Royal Conservatoire in The Hague. He has been conductor and artistic director of the Netherlands Bach Society since 1983. Over the years, literally hundreds of his programmes, which always combine tradition and adventure, have made a great impression in the Netherlands and far beyond. Under his direction, the Netherlands Bach Society has recorded an impressive series of CDs of Bach’s major works and made concert tours in Europe, the United States and Japan. Jos van Veldhoven frequently attracts attention with performances of ‘new’ repertoire in early music. Sensational performances include oratorios by Telemann and Graun, vespers by Gastoldi, reconstructions of Bach’s St. Mark Passion, the Köthener Trauermusik and many unknown 17th-century dialogues. In addition, he has conducted a great number of contemporary premieres of baroque operas by Mattheson, Keiser, Bononcini, Legrenzi, Conti, Scarlatti and others.
As a guest conductor, Jos van Veldhoven has directed the Netherlands Chamber Choir, the Netherlands Radio Choir, the Flemish Radio Choir, the Beethoven Orchester Bonn, the Robert Schumann Philharmonie, the Essener Philharmoniker and the Brabants Orkest. With director Dietrich Hilsdorf, Jos van Veldhoven made a cycle of staged Handel oratorios in the opera houses of Bonn and Essen. He teaches choral conducting at the Conservatorium van Amsterdam and the Royal Conservatoire in The Hague. In 2007, Jos van Veldhoven was named Knight of the Order of the Netherlands Lion for his trailblazing work in the field of early music. Pierre Audi was born in 1957 in Beirut and grew up in Beirut and Paris. He studied history in Oxford and founded the Almeida Theatre in London in 1979. Since 1988, he is the artistic director of Dutch National Opera. In March 2004, he succeeded Ivo van Hove as artistic director of the Holland Festival, in which he also regularly directs productions himself. As a director, he has worked with visual artists such as Karel Appel, Georg Baselitz, Anish Kapoor, Herzog & de Meuron, Jannis Kounellis and Jonathan Meese. He directed opera at Salzburger Festspiele, Theater an der Wien, Bavarian State Opera in Munich, La Monnaie in Brussels, Metropolitan Opera, New York, Opéra national de Paris and Los Angeles Opera. In addition he directed plays by Shakespeare, Racine, Strindberg and Sophocles
(Toneelgroep Amsterdam and Zuidelijk Toneel). In 2001, Audi made his debut as a film director with two Canticles by Benjamin Britten. Audi received the Leslie Boosey Award, the bmw Music Theatre Prize, the Dutch Critics’ Award and the Prince Bernhard Culture Fund Theatre. From the Friends of Dutch National Opera, he received the Prix d’Amis and in Drottningholm he was awarded a medal of honour for his Handel productions. Audi has been decorated Knight of the Order of the Dutch Lion and Chevalier de la Légion d’Honneur. In 2009, he received the first Johannes Vermeer Price for his achievements as a director and music theatre innovator. Recent productions: Verdi’s Attila (Metropolitan Opera), La tragedia d’Orfeo (i.c.w. Opera Studio Nederland), Orlando furioso (Théâtre des Champs Élysées Parijs, in Nice and Nancy), the world premieres of Henzes Gisela! (Ruhrtriennale), Rihms Dionysos (Salzburger Festspiele, Staatsoper Berlin), Orlando (La Monnaie, Brussels), Médée (Théâtre des Champs Élysées Parijs, Lille), Die Eroberung von Mexico (Teatro Real Madrid), Der Ring des Nibelungen (DNO) and Thebans (English National Opera). Future productions are Arnold Schönbergs Gurrelieder (DNO) and the reprise of Lohengrin (DNO). Christof Hetzer was born in Salzburg and studied with Erich Wonder at the Academy of Fine Arts Vienna. Since 2001, he has worked as a freelance set and 27
costume designer for such companies as the Schaubühne Berlin, Theater Basel, the Bavarian State Opera Munich, Oper Frankfurt, the National Theatre Mannheim and the Flanders Opera. Some of the directors he has worked with are Hans Neuenfels, Christian Stückl, Constanze Macras and David Hermann, for example on Sing fur mich, Tod (Ruhrtriennale), L’heure espagnole/La vida breve, Médée by Charpentier (Oper Frankfurt) and Les Troyens (Staatstheater Karlsruhe). With Pierre Audi he created Orlando (La Monnaie, Brussels) and Gisela! (Ruhrtriennale). He worked with Anish Kapoor for Parsifal (De Nederlandse Opera) and in 2012 he designed the set for The Flying Dutchman (Bayreuth Festival, directed by Jan Philipp Gloger). In 2011 he received the Hein Heckroth Prize for set design. After graduating his studies in fine arts / photography in Graz Bernd Purkrabek studied Lighting Design at the Hochschule für Musik und Theater in Munich. During his studies he worked as assistant and associate of numerous lighting designers. Before he went on to stage Bernd worked on the lighting departement of several movies in Europe. Since 2004 he works as a professional light designer for opera and drama. His lighting career so far includes works for numerous theatres and festivals such as National Opera Stockholm, Theater an der Wien, Deutsche Oper Berlin, Opernhaus Zürich, Glyndebourne Festival, Staatsoper Hamburg, Dutch National Opera, Vlaamse
English Opera, Oper Frankfurt, Grand Theatre de Geneve and Teatro Real Madrid. A big success was his work of Prinz of Homburg (Vienna), La fanciulla del West (Stockholm), Jenufa (Berlin), Macbeth (Geneve), Lazarus (Vienna). In the following season Bernd is working on productions in Toulouse, Oslo, London, Amsterdam, Vienna and Antwerp. Martin Eidenberger, born in Linz/Austria, studied Multi Media Art at the University of Applied Sciences in Salzburg. After his graduation in 2006, he first worked as an assistant stage designer, at Schaubühne am Lehniner Platz in Berlin among others. Simultaneously, he created his first video works for the stage. Since 2008 he has been a freelance video artist for theatre and opera productions. His works include, among others, Dionysos (Salzburger Festspiele), Gisela (Ruhrtriennale), both directed by Pierre Audi, Das Mädchen mit den Schwefelhölzern (Deutsche Oper Berlin), Il Turco in Italia (Dutch National Opera), both directed by David Hermann and Die Zauberflöte (Opera Bastille Paris) directed by Robert Carsen. He has collaborated frequently with stage designer Christof Hetzer, as well as directors David Hermann, Pierre Audi and Aureliusz Smigiel. Dutch tenor Marcel Beekman is much in demand as a soloist for baroque and classical repertoire as for contemporary concert and operatic works. He has appeared with the Berliner Philharmoniker,
the Royal Concertgebouw Orchestra, the Orchestra of the 18th Century, Les Arts Florissants, Musica Antiqua Köln and the Asko|Schönberg under such conductors as Sir Simon Rattle, William Christie, Iván Fischer, Frans Brüggen, John Adams and Reinbert de Leeuw. Marcel Beekman has created new works by composers Elmer Schönberger, Roderik de Man and Martijn Padding. His performance in the world premiere of Calliope Tsoupaki’s St. Luke Passion was accounted one of the highlights of the 2008 Holland Festival. Marcel Beekman performs in the great international concert venues and in festivals such as the Salzburg Easter Festival, Utrecht Ancient Music Festival, Nederlandse Muziekdagen, Bregenzer Festspiele, Festival de La Chaise-Dieu and Saito Kinen Festival Japan. A considerable list of CD recordings bears witness to his versatility. Marcel Beekman’s operatic repertoire includes the roles of Berenice in L’Ipermestra (Cavalli), Valère/Damon in Les Indes Galantes (Rameau), Arthur Rimbaud in Nuit de l’enfer (Roderik de Man), the title role of Willem Breuker’s Jona, 2. and 4. Jude in Salome (Strauss), Primo Sacerdote in Il Prigioniero (Dallapiccola), Laki Topalovicˇ in Maratonci [Žebeljan] and Voedster in Granida (Hooft). He was much acclaimed for his performance of Arnalta in Monteverdi’s L’incoronazione di Poppea at Theater an der Wien (Vienna), directed by Robert Carsen and recently impressed the audience 28
at Dutch National Opera as Zamar in Peter-Jan Wagemans’ Legende. The versatile singer Nora Fischer has taken flight rapidly as an adventurous and exporational performer. Coming from a classical education, Nora has developed her voice in many different musical styles. She has a special love for a very own interpretation of classical compositions and the theatrical possibilities of a live performance, and sings music from the 16th century up to the countless compositions that have been written especially for her. Nora initially studied at the Conservatory of Amsterdam, but in her desire to explore various musical styles, she continued her studies at the Complete Vocal Institute in Copenhagen. Here, she followed an all-round and varied course that covered every aspect of the human voice, and creative ways of using it in all sorts of musical styles. In 2009, Nora also finished her studies musicology and philosophy at the University of Amsterdam. In 2013 she graduated from the Music Master for New Audiences and Innovative Practice at the Royal Conservatory of The Hague. This master course focuses on creating innovative and interdisciplinary performances, in order to approach new audiences and concert forms. Nora made her debut in the Muziekgebouw aan ’t IJ with musicians of the Royal Concertgebouw Orchestra. She has a world-wide concert practice, taking her from all over Europe to India, Indonesia and the United States. She has been involved in
many contemporary and crossover projects, working together with composers such as JacobTV, Michel van der Aa, (who have written especially for her) and Steve Reich. Harry van der Kamp studied under Alfred Deller, Pierre Bernac, Max van Egmond and Herman Woltman, among other places at the Sweelinck Academy in Amsterdam. He was one of the founding singers (in 1970) of Cappella Amsterdam, and subsequently was a member of the Netherlands Chamber Choir for 20 years (1974–1994), as well as being its artistic advisor for seven of them. He is professor emeritus at the Hochschule für Künste in Bremen, Germany. In the world of Baroque music, Harry van der Kamp enjoys a great reputation as a bass baritone. His almost 40-year-long career has taken him all over the world, from New York to Beijing. He has performed with leading Baroque specialists such as Gustav Leonhardt and Nikolaus Harnoncourt as well as many who came after them. Throughout Europe and America, he has sung about 30 roles in operas by Monteverdi, Cavalli, Landi, Cesti, Rameau, Sacrati, Keiser, Handel, Mozart and others, including at the Dutch National Opera, where he participated in productions of Monteverdi’s Orfeo and L’incoronazione di Poppea as well as in modern productions like Rêves d’un Marco Polo by Claude Vivier, Alice in Wonderland by Alexander Knaifel (both directed by Pierre Audi) and Rage d’amours by Rob Zuidam.
As a soloist and ensemble singer, he has over 120 CDs to his name. He has recorded numerous long monologues and solo bass cantatas on many CD labels. In 2008, he was a Grammy nominee for his performance in Lully’s opera Thesée. With his own ensemble, the Gesualdo Consort Amsterdam, he has given concerts of revolutionary works from the 16th to the 20th century throughout Europe and Canada. Various CD recordings of unique repertoire have received prominent awards. Two Edison Classical Music Awards were granted to Het Sweelinck Monument, a Dutchlanguage book/CD publication of the complete vocal works of Jan Pieterszoon Sweelinck (17 CDs spread over six books), which was presented to Queen Beatrix in 2010. Harry van der Kamp was appointed Knight in the Order of the Netherlands Lion on that occasion. For over 90 years, the Netherlands Bach Society (Nederlandse Bachvereniging) has been bringing you closer to Bach. It all began in 1921 with the plan to perform Bach’s St. Matthew Passion in the Big Church (Grote Kerk) in Naarden. A church was purposely chosen as a counterpart to Willem Mengelberg’s performances in the Concertgebouw in Amsterdam. Nowadays, the Netherlands Bach Society gives some 50 concerts each season throughout the entire country. In recent years, the ensemble has been a guest in various European cities and has made concert trips to the 29
United States and Japan. In the 2013-2014 season, the Bach Society embarked on the project All of Bach– performing and recording all of Bach’s works. The recordings and a wealth of extra information can be found on allofbach.com.
HOLLAND FESTIVAL 2014 directie Pierre Audi, artistiek directeur Annet Lekkerkerker, zakelijk directeur bestuur Martijn Sanders, voorzitter Ben Noteboom, waarnemend penningmeester Mavis Carrilho Joachim Fleury Renze Hasper Marjet van Zuijlen Het programma van het Holland Festival kan alleen tot stand komen door subsidies, bijdragen van sponsors en fondsen en door de gewaardeerde steun van u, ons publiek. subsidiënten Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap Gemeente Amsterdam Het Holland Festival is lid van Réseau Varèse, Europees netwerk voor de creatie en promotie van nieuwe muziek, gesubsidieerd door het Culturele Programma van de Europese Commissie. hoofdbegunstiger SNS REAAL Fonds sponsors, fondsen, instellingen VandenEnde Foundation, Stichting Ammodo, Rabobank Amsterdam, Clifford Chance LLP, DoubleTree by Hilton, Westergasfabriek / MeyerBergman, Kempen & Co, Automobielbedrijf Van Vloten, Stichting Dioraphte, Turing Foundation, Prins Bernhard Cultuurfonds, The Brook Foundation, Fonds Podium kunsten, Ernst von Siemens Music
Foundation, Ambassade van Pakistan, Dr. Hofstee Stichting, Gemeente Amsterdam/Stadsdeel Oost, Regionale Regering van Koerdistan, Goethe-Institut, Ambassade van de Verenigde Staten van Amerika, Gravin van Bylandt Stichting, Institut Français des Pays-Bas, Ambassade van de Bondsrepubliek Duitsland/ Den Haag, Pro Helvetia hf business Beam Systems, De Nederlandsche Bank, Double Effect, G&S Vastgoed, ING Groep, Ten Have Change Management, TNT express, WPG Uitgevers mediapartners NTR, VPRO board of governors De genereuze, meerjarige verbintenis van de Governors is van groot belang voor de internationale programmering van het Holland Festival. G.J. van den Bergh en C. van den Bergh-Raat, R.F. van den Bergh, W.L.J. Bröcker, J. van den Broek, Jeroen Fleming, J. Fleury, V. Halberstadt, H.J. ten Have en G.C. de Rooij, J. Kat en B. Johnson, Irina en Marcel van Poecke, Ton en Maya MeijerBergmans, Sijbolt Noorda en Mieke van der Weij, Robert Jan en Mélanie van Ogtrop-Quintus, Françoise van RappardWanninkhof, A. Ruys en M. Ruysvan Haaften, M. Sanders, A.N. Stoop en S. Hazelhoff, Tom de Swaan, S. Tóth, Elise Wessels-van Houdt, H. Wolfert en M. Brinkman hartsvrienden Kommer en Josien Damen, S. van Delft-Vroom, H. Doek, Tex Gunning, Wendy van Ierschot,
30
Frans Koffrie, K. Kohlstrand, J. en M. Kuiper-Gerlach, Monique Laenen en Titus Darley, M. Plotnitsky, P. Voorsmit, P. van Welzen en C. Lafeber beschermers Lodewijk Baljon en Ineke Hellingman, A. van de Beek en S. van Basten Batenburg, S. Brada, Frans en Dorry Cladder-van Haersolte, J. Docter en E. van Luijk, L. Dommering-van Rongen, E. Flores d’Arcais, E. Granpré Moliere, M. Grotenhuis, E.H. Horlings, J. Houwert, Luuk H. Karsten, R.Katwijk, R. Kupers en H. van Eeghen, J. Lauret, A. van der Linden-Taverne, H. en I. Lindenbergh-Sluis, F. Mulder, G. van Oenen, H. Pinkster, H.Sauerwein, R. van Schaik en W. Rutten, C.W.M. Schunck, K.Tschenett, Wolbert en Barbara Vroom, P. Wakkie, R.R. Walstra, A. van Wassenaer, O.L.O. en Tineke de Witt Wijnen-Jansen Schoonhoven begunstigers M. Beekman, E. Blankenburg, Co Bleeker, A. Boelee, K. de Bok, Jan Bouws, E. Bracht, G. Bromberger, Rachel van der Brug, D. de Bruijn, M. Daamen, J. Dekker, M. Doorman, Chr. van Eeghen, J. van der Ende, Ch. Engeler, E. Eshuis, E. Goossens-Post, E. de Graaff-Van Meeteren, F. Grimmelikhuizen, D. Grobbe, J. Haalebos, J. Hennephof, G. van Heteren, L.D.M.E. van Heteren, B. van Heugten, S. Hodes, Herma Hofmeijer, J. Hopman, A. Huijser, E. Hummelen, G. van der Hulst, Yolanda Jansen, P. Jochems, Jan de Kater, J. Keukens, A. Ladan, M. Le Poole, M. Leenaers, K. Leering, T. Liefaard, A. Ligeon, T. Lodder, A. Man, D. van der Meer, E. van der Meer-Blok, A. Mees-
Lubberman, A. de Meijere, J. Melkert, E. Merkx, Jaap Mulders, H. Nagtegaal, La Nube, Kay Bing Oen, E. Overkamp en A. Verhoog, C. van de Poppe, P. Price, F. Racké, H. Ramaker, S. van de Ree, Wessel Reinink, L.M. Remarque-Van Toorn, Thecla Renders, B. Robbers, G. Scheepvaart, A. Schneider, H. Schnitzler, G. Scholten, C. Schoorl, E. Schreve-Brinkman, Steven Schuit, P. Smit, G. Smits, I. Snelleman, A. Sonnen, K. Spanjer, C. Teulings, H. Tjeenk Willink, A. Tjoa, Y. Tomberg, J. van Tongeren, H.B. van der Veen, R. Verhoeff, R. Vogelenzang, F. Vollemans, F. Voorsluis-Spanhoff, P. Vos, A. Vreugdenhil, A. Wertheim, M. Willekens, M. van Wulfften Palthe, M. Yazdanbakhsh, P. van der Zant, P. van Zwieten en N. Aarnink jonge begunstigers Kai Ament, Ilonka van den Bercken, Maarten Biermans, Maarten van Boven, Rolf Coppens, Tessa Cramer, Susan Gloudemans, Jolanda de Groot, Marte Guldemond, Nynke de Haan, Hagar Heijmans, Anna van Houwelingen, Daan de Jong, Judith Lekkerkerker, Marije Mulder, Boris van Overbeeke, Teartse Schaper, Gijs Schunselaar, Farid Tabarki, David van Traa, Frank Uffen, Helena Verhagen, Merijn van der Vlies, Danny de Vries, Marian van Zijll Langhout anonieme schenkers Ook dankt het Holland Festival anonieme schenkers. liefhebbers Het Holland Festival dankt 708 Liefhebbers voor hun steun en bijdrage.
Het Holland Festival heeft ook uw steun nodig: word Vriend
komen we u graag op speciale gelegenheden en geven u een blik achter de schermen.
Als Vriend draagt u actief bij aan de bloei van het Holland Festival.
geefwet Sinds 1 januari 2012 is het nog aantrekkelijker om het Holland Festival te steunen vanwege de Geefwet die tot 1 januari 2018 van kracht is. De Geefwet houdt in dat giften aan culturele ANBI’s met 25% verhoogd mogen worden tot een maximum aan schenkingen van € 5.000 per jaar. Schenkt u meer dan € 5.000, dan kunt u het resterende bedrag voor het reguliere percentage (100%) aftrekken van de inkomstenbelasting. De voordelen van de Geefwet gelden voor alle belastingplichtigen (particulieren en bedrijven) en zijn van toepassing op zowel eenmalige als periodieke schenkingen.
liefhebber Vanaf € 45 per jaar bent u al Liefhebber. U ontvangt dit programmaboek gratis, u heeft voorrang bij de kaartverkoop en u krijgt korting op tickets. begunstiger Vanaf € 250 per jaar (of € 21 per maand) bent u Begunstiger. Uw bijdrage komt rechtstreeks ten goede aan de internationale programmering van het Holland Festival. Als Begunstiger heeft u recht op vrijkaarten en andere aantrekkelijke privileges. jonge begunstiger Vanaf € 250 per jaar (of € 21 per maand) ben je Jonge Begunstiger. Laat jij je inspireren door internationale podiumkunsten? Wil je meer weten over de kunstenaars die je in het Holland Festival mee op avontuur nemen en in vervoering brengen? Sluit je dan nu aan! beschermer Vanaf € 1.500 per jaar (of € 125 per maand) bent u Beschermer. Als dank voor uw aanzienlijke bijdrage aan de internationale programmering van het Holland Festival ontvangt u een uitnodig ing voor de openingsvoorstelling en voor exclusieve bijeenkomsten, naast vrijkaarten en andere privileges. hartsvriend Vanaf € 5.000 per jaar bent u Hartsvriend. Als Hartsvriend van het Holland Festival nodigen we u uit om dichter bij de makers te komen. Met gelijkgestemden en gasten van het festival verwel-
31
voordeel van een periodieke schenking Een eenmalige gift is beperkt aftrekbaar voor de belasting. Het totaal van de giften op jaarbasis dient hoger te zijn dan 1% (drempel) en kan tot maximaal 10% (plafond) van het inkomen worden afgetrokken. Een periodieke gift is een gift waarbij voor een periode van ten minste vijf opeenvolgende jaren een gelijke uitkering wordt gedaan, vastgelegd in een periodieke akte. De gift is volledig aftrekbaar zonder aftrekdrempel of aftrekplafond. Wilt u ook Vriend van het Holland Festival worden? Ga voor meer informatie en een aanmeldformulier naar www.hollandfestival.nl / steun HF of neem vrijblijvend contact op met Leonie Kruizenga, hoofd development op 020 – 788 21 18.
colofon / colophon Holland Festival Piet Heinkade 5 1019 br Amsterdam tel. +31 (0)20 – 7882100
[email protected] www.hollandfestival.nl fotografie / photography Calliope Tsoupaki © Ruud Jonkers
eindredactie en opmaak / editorial and lay-out Holland Festival ontwerp omslag / design cover Maureen Mooren druk / printing Tuijtel, Hardinxveld-Giessendam © Holland Festival, 2014 Niets uit deze uitgave mag op welke wijze dan ook worden vermenigvuldigd en/of openbaar gemaakt zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van het Holland Festival. No part of this publication may be reproduced and/or published by any means whatsoever without the prior written permission of the Holland Festival.
Hoofdbegunstiger
oidípous wordt mede mogelijk gemaakt door
32
33