2012-2016
Nota’s Schoolplan
ONDERLIGGENDE NOTA'S EN MEERJARENPLANNEN VERSIE 30 APRIL 2012
WWW.CALANDLYCEUM.NL |
[email protected]
0. Vooraf
Strategisch beleidsplan Calandlyceum Uitgebreide, onderliggende nota's / meerjarenplannen. versie 30 april 2012 status: in ontwikkeling
De op de volgende bladzijden geschreven teksten zijn een verdere uitwerking van de beleidsvoornemens zoals die in het schoolplan zijn weergegeven. De teksten in dit stuk zullen nog een keer kritisch moeten worden doorgelopen op stijl en taal- en spelfouten.
2
Inhoudsopgave
0. Vooraf ................................................................................................................................................. 2 Inhoudsopgave ...................................................................................................................................... 3 1. Voorwoord .......................................................................................................................................... 4 1.1. Voorwaarden voor het realiseren van onze ambities ................................................................... 5 1.2. Projectmatig werken ..................................................................................................................... 7 3. Beleidsvoornemens .......................................................................................................................... 9 3.1. Schoolexamens, kwaliteit en borging ........................................................................................... 9 3.2. Doorlopende leerlijnen................................................................................................................ 11 3.3. Algemene vaardigheden............................................................................................................. 13 3.4. PAL-weken ................................................................................................................................. 15 3.5. Passend onderwijs. .................................................................................................................... 17 3.6. ICT .............................................................................................................................................. 18 3.7. LoopbaanOriëntatie en -Begeleiding: LOB................................................................................. 22 3.8. Maatschappelijke Stage ............................................................................................................. 28 3.9. Taal en Rekenen ........................................................................................................................ 32 3.10. Sport, het Calandlyceum als LOOT- en CTO-school ............................................................... 33 3.11. Kunst en Cultuur, het Calandlyceum als CultuurProfielSchool ................................................ 35 3.12. Profilering afdelingen ................................................................................................................ 42 7. Kwaliteitsbeleid ............................................................................................................................... 47 Inleiding ............................................................................................................................................. 47 Opbrengstgericht werken .................................................................................................................. 47 5. Personeelsbeleid ............................................................................................................................. 52 Het Calandlyceum als goede werkgever ........................................................................................... 53 6. Organisatie ....................................................................................................................................... 56 7. Financieel beleid en huisvesting ................................................................................................... 58 Financiën ........................................................................................................................................... 58 Huisvesting ........................................................................................................................................ 58 Formatie............................................................................................................................................. 58 8. Communicatie .................................................................................................................................. 59 Profilering en Marktpositie, ................................................................................................................ 59
3
1. Voorwoord Op de hiernavolgende bladzijden vindt u de stukken die de in het schoolplan genoemde doelstellingen onderbouwen. In deze uitgebreide, onderliggende nota's of meerjarenplannen wordt dieper op het beleidsvoornemen ingegaan. Er wordt beschreven waarom de school voornemens is het genoemde beleid uit te voeren en op welke wijze, door wie en wanneer (met tijdpad, meerjarenplan) dit gaat gebeuren. Op basis van de nota's of meerjarenplannen wordt elk jaar een jaarplan opgesteld. In de activiteitenplannen wordt tot in detail vastgelegd wat er in het daaropvolgend cursusjaar wordt ondernomen op het betreffende gebied. De verantwoordelijken en/of projectgroepen worden benoemd en het beschikbare budget wordt vastgesteld. De wijze en de momenten van evalueren worden eveneens in de activiteitenplannen vastgelegd.
4
1.1. Voorwaarden voor het realiseren van onze ambities Goed werkgeverschap betekent voor ons goed leiderschap; goed leiderschap geeft het goede voorbeeld, geeft richting en is expliciet in de verwachtingen. Goed werkgeverschap betekent ook dat personeelsleden zich verantwoordelijk tonen voor hun professionaliteit en deze aan de school zichtbaar in inzet vertalen Voor het daadwerkelijk realiseren van excellent onderwijs, goed werkgeverschap en een sterke marktpositie is veel nodig. Wij benoemen hier een aantal voorwaarden in de thematische zin: - ruimte voor de verschillende opleidingsstromen, - kwaliteitszorg, - verbindingen met de omgeving, - optimaal afstemmen van de huidige huisvesting in relatie tot onderwijs, - optimaliseren financiële ruimte. Ruimte bieden Wij zijn ervan overtuigd dat excellent onderwijs, goed werkgeverschap en een stabiel marktaandeel alleen tot stand kunnen komen als alle afdelingen en opleidingstromen de ruimte krijgen om de keuzes te maken die passen bij hun ontwikkeling en bij de mogelijkheden van hun personeelsleden. Het gemeenschappelijke Calandkader is daarbij leidinggevend. De adjunct-directeuren en afdelingsleiders hebben ruimte nodig om de ambitie van het Calandlyceum uit te werken op een manier die recht doet aan de collega’s, de leerlingen, de wensen van ouders en die de mogelijkheden van de omgeving benut. Vervolgens moeten ook de docenten ruimte krijgen om met hun leerlingen in de dagelijkse lespraktijk het excellente onderwijs te verwezenlijken dat ons voor ogen staat. Gezamenlijk zoeken we steeds naar de optimale balans tussen de ruimte voor docenten en het belang van het Calandlyceum. Deze balans komt onder andere tot uitdrukking in de verhouding tussen schoolplan, afdelingsplan en jaarplannen en in de dialoog over deze plannen op de verschillende niveaus. (Op deze plancyclus gaan we hieronder bij Kwaliteitszorg nog nader in.) Wie ruimte krijgt, krijgt ook de verantwoordelijkheid om die ruimte op een goede manier in te vullen. Ruimte is niet hetzelfde als vrijblijvendheid. De (midden)managers hebben in deze situatie een veelzijdige taak. Van hen wordt verwacht dat zij personeelsleden voldoende ruimte geven en nieuwe ideeën en initiatieven stimuleren, maar ook de grenzen aangeven én verantwoording afleggen over de bereikte resultaten. Aan de professionele leiderschapsstijl die daarvoor nodig is, willen we de komende jaren met versterkte inzet werken. We onderscheiden hierbij de volgende doelstellingen voor de komende jaren: - we leggen de verdeling van taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden tussen Centrale Schoolleiding/ Bestuur, adjunct-directeuren en afdelingsleiders vast in het managementstatuut; 1 - we beschikken eind 2012 over een jaarplan voor de periode 2012-2013 waarin de concrete resultaten benoemd worden die dat schooljaar behaald zullen worden, - wij organiseren een structurele dialoog met de personeelsleden over deze plannen en over de kwaliteit van de uitvoering en de resultaten, - op alle niveaus wordt een leiderschapsstijl vormgegeven waarmee de inbreng van personeelsleden ten dienste van de Caland-ambities optimaal ruimte krijgt. Verbindingen met de omgeving Het Calandlyceum streeft nadrukkelijk naar vergroting van de betrokkenheid en verbinding met de omgeving door: - systematische leerling-participatie, - systematische ouderparticipatie / educatief partnerschap, - steeds meer afspraken met primair onderwijs, - steeds meer samenwerkingsverbanden met vervolgopleidingen (universiteiten, hogescholen, ROC's), - steeds meer samenwerkingsverbanden met VO – scholen met het oog op een zo breed mogelijk onderwijsaanbod in Amsterdam, - steeds meer duurzame allianties op gebied van zorg, cultuur, sport, 1 1
Kort na het vaststellen van dit schoolpan zullen we beschikken over jaarplan op-sheetniveau.
5
- jaarlijks inzichtelijke presentatie van opbrengsten aan leerlingen, ouders en maatschappelijke partners m.b.t. excellent onderwijs, goed werkgeverschap en stabiel marktaandeel. Samen met maatschappelijke partners zullen we het onderwijs verbeteren en de positie van jongeren in de samenleving sterker maken. Concreet wordt dit waar we met organisaties en bedrijven in de regio inspirerende projecten opzetten en stageplaatsen voor onze leerlingen garanderen. Als openbaar onderwijs willen we, mét onze leerlingen, middenin de samenleving staan en er een actieve bijdrage aan leveren. Optimaliseert huisvesting Goed onderwijs vraagt om een goede leeromgeving. Het Calandlyceum beschikt over een uitstekend schoolgebouw. Onze huidige huisvesting kent mogelijkheden die op dit moment niet in de volle omvang worden benut. De komende jaren zullen wij de mogelijkheden van onze huisvesting steeds meer afstemmen op ons onderwijsconcept. Optimaliseren van financiële ruimte Het realiseren van excellent onderwijs, goed werkgeverschap en een sterke marktpositie vraagt om investeringen. De verwachting dat het Calandlyceum in de komende jaren substantieel meer geld voor het onderwijs krijgt dan nu, is gezien de economische en politieke constellatie niet reëel. Eerder houden we rekening met bezuinigingen. Dit beeld, afgezet tegen de ruimte die we ook op financieel gebied hebben maakt de noodzaak urgent om de organisatie financieel gezond te houden. Onze doelstelling hierbij is: - er komt een begrotingssystematiek en een planning & controlecyclus die enerzijds maximaal ruimte biedt voor onze keuzes in het licht van onze ambities, - op alle niveaus wordt de efficiëntie van de bedrijfsvoering verhoogd om daarmee maximaal ruimte te bieden aan het primair proces, - de risico’s op financieel gebied en de oplossingsrichtingen om deze risico’s te vermijden worden in beeld gebracht.
6
1.2. Projectmatig werken De activiteiten die in het schoolplan zijn beschreven, zullen wij in de komende jaren gaan uitvoeren. Sommige beleidsvoornemens vereisen een lange adem; er wordt een proces in gang gezet dat pas na een aantal jaren een duidelijk resultaat oplevert. Het opbrengstgericht werken, de collegiale consultatie en de versterking van doorlopende leerlijnen zijn voorbeelden van dergelijke processen. Andere activiteiten lenen zich meer voor een begrenzing in de tijd. Bij een afgebakend project in het kader van LOB of Maatschappelijke Stage of in een PAL-week Bij dergelijke projecten wordt een projectgroep geformeerd. Doelen, taken en verantwoordelijkheden zijn vastgelegd, evenals de beschikbare middelen. Een project heeft een duidelijk begin en eind, een concreet doel en is goed te plannen. Voor elk project wordt een draaiboek opgesteld, waardoor de voortgang goed te bewaken is. Na afloop van elk project vindt een evaluatie plaats. Aan de hand daarvan wordt het draaiboek bijgesteld, zodat dit gebruikt kan worden voor de volgende uitvoering. Taken en verantwoordelijkheden Elk project kent een - projectgroep met een projectleider (organiseert, voert uit, evalueert) - projectmanager (geeft leiding aan project, inhoudelijk deskundig, contactpersoon voor externen) - afdelingsleider (lijnleidinggevende van docenten, faciliteert) - programmamanager (verantwoordelijke voor globale programma) Projectgroep en projectleider Elk stageproject wordt georganiseerd en uitgevoerd door de projectgroep. Deze groep is samengesteld uit docenten die uit verschillende secties kunnen komen. Na uitvoering van het project levert de projectgroep een compleet overzicht van afgetekende stage-uren met onderliggende documenten. Elk project wordt meteen na afloop geëvalueerd. De projectgroep levert suggesties voor verbetering op basis deze evaluatie. Eén van hen is het aanspreekpunt: de projectleider. De projectleider zorgt ervoor dat de werkzaamheden binnen de projectgroep worden verdeeld en zorgt voor regelmatig overleg en verslaglegging van de voortgang. De projectleider onderhoudt de contacten met de Projectmanager De projectmanager is inhoudelijk deskundig en bewaakt op basis van deze deskundigheid de inhoudelijke kwaliteit. Hij legt en onderhoudt de externe contacten, levert de benodigde standaardformulieren, ontvangt na uitvoering de resultaten en zorgt voor een adequate administratieve verwerking daarvan. Hij inventariseert de benodigde middelen, zoals voldoende tijd, menskracht, externe begeleiding of ondersteuning, lokalen en materialen. Hij overlegt daarover met de Afdelingsleider De afdelingsleider is verantwoordelijk voor de goede gang van zaken in de afdeling waarin het project zich afspeelt. De afdelingsleider inventariseert samen met de projectleider welke middelen er beschikbaar moeten zijn om het project succesvol te kunnen afronden en is verantwoordelijk voor de levering daarvan. Hij onderneemt daartoe de noodzakelijke initiatieven, zoals overleg met roostercommissie, directie, administratie, enzovoort. Als lijnleidinggevende stelt de afdelingsleider de projectgroep samen en wijst een projectleider aan. Programmamanager Elk project maakt deel uit van een groter programma. De programmamanager is er verantwoordelijk voor dat elk project bijdraagt aan het totale programma. Hij zorgt ervoor dat het programma binnen elke afdeling voldoende activiteiten bevat en initieert indien nodig samen met de projectmanager en afdelingsleider nieuwe projecten. Hij zorgt voor een goede spreiding in tijd en inhoud van de diverse projecten. De programmamanager legt verantwoording af aan de directie. In de volgende afbeelding is deze structuur weergegeven:
7
Organisatiestructuur voor projecten Maatschappelijke Stage. De gebogen pijlen geven weer dat er overleg plaatsvindt. Langs rechte pijlen vindt niet alleen overleg, maar ook verdeling van taken, verantwoordelijkheden en terugkoppeling plaats.
8
3. Beleidsvoornemens
3.1. Schoolexamens, kwaliteit en borging Schoolexamen Het schoolexamen zoals hier wordt bedoeld, bestaat uit drie delen: 1. het examenreglement, waarin de regelingen rond de afname van de toetsen en rond het centraal examen zijn beschreven, 2. het vakspecifieke deel, waarin elke vaksectie beschrijft welke toetsen er binnen het schoolexamen worden afgenomen. Dit is het PTA (programma van toetsing en afsluiting), 3. de toetsen zelf, die door de betreffende sectie worden samengesteld, afgenomen, nagekeken, geëvalueerd en bijgesteld. Zoals in de wet is voorgeschreven, wordt op het Calandlyceum elk jaar voor 1 oktober het PTA en het examenreglement vastgesteld, aan de leerlingen uitgereikt of naar huis gestuurd, en naar de inspectie verzonden. Het PTA en het examenreglement zijn daarnaast op de website(s) van de school te vinden. Voor het samenstellen en de afname van de SE-toetsen zijn de secties/docenten verantwoordelijk. Toegenomen autonomie Scholen hebben meer ruimte gekregen voor het maken van eigen keuzes. Examenprogramma's van het Havo en VWO zijn gewijzigd en het VMBO werkt met geglobaliseerde examenprogramma's die meer ruimte bieden voor een eigen invulling van het schoolexamen. Tegenover de grotere vrijheid en toegenomen autonomie staat de plicht verantwoording over de gemaakte keuzes en resultaten af te leggen. Dit blijkt al uit de aandacht die uitgaat naar het verschil tussen de resultaten van het schoolexamen en het centraal examen. Voor wat het schoolexamen betreft, moet de school dus kunnen aantonen welke keuzes er zijn gemaakt bij het tot stand komen van het schoolexamenprogramma en waarom die keuzes gemaakt zijn. Ook dient de school de kwaliteit van de toetsen en de bijbehorende normering te kunnen verantwoorden. Vanaf 2012 Vanaf 2012 zal er een systeem van verantwoording en kwaliteitsborging worden opgezet. Elke sectie moet de keuzes die zijn gemaakt bij de opstelling van het schoolexamenprogramma kunnen verantwoorden. De in het PTA beschreven toetsonderwerpen moeten eenduidig verwijzen naar de in het examenprogramma genoemde domeinen of exameneenheden. Daarnaast moet de sectie de schoolexamentoetsen op vorm, inhoud en niveau kunnen verantwoorden. Hiertoe wordt binnen elke (deel)sectie een verantwoordelijke aangewezen die verantwoording zal afleggen aan de adjunct van de betreffende afdeling. Dit betekent dat in de komende jaren: - per deelsectie controle van de in het vak-PTA beschreven toetsen en de aansluiting met het examenprogramma plaats vindt, - per sectie het vak-PTA in de benodigde mate herschreven zal worden, - elke sectie verantwoording aflegt over de gemaakte keuzes, - elke sectie een toetsbatterij vormt, inclusief normering, die voldoet aan de exameneisen voor wat betreft inhoud, niveau en vorm van toetsing, - secties tegenover in- en/of externe collega's hun keuzes kunnen verantwoorden. Ontwikkeltraject 2011 - 2016 2011 - 2012 (april - juni)
- aanwijzen verantwoordelijke deelsectie schoolexamen. - vergelijken van het vigerend PTA met het examenprogramma, - vastleggen van de relatie tussen de toets en het getoetste domein of de getoetste eenheid, alsmede het procentuele gewicht in het SE-cijfer. - indien nodig vinden aanpassingen plaats, 9
Elke (deel)sectie, opdracht, formats, tijdpad etc dienen vooraf duidelijk
2012 - 2013
2013 - 2014
2014 - 2015
2015 - 2016
- samenstellen PTA cohort 2012, inclusief verantwoording over de relatie toetsonderwerpen en domein/eenheid. - systematische beoordelen van de bestaande SE-toetsen van dit cursusjaar en samenstellen nieuwe toetsen, - het Calandlyceum zoekt samenwerking met een scholennetwerk (bv. 'Werkkring') t.b.v. collegiaal overleg en audits, - samenstellen PTA cohort 2013, inclusief verantwoording over de relatie toetsonderwerpen en domein/eenheid. - systematische beoordelen van de bestaande SE-toetsen van dit cursusjaar en samenstellen nieuwe toetsen, - samenstellen PTA cohort 2014, inclusief verantwoording over de relatie toetsonderwerpen en domein/eenheid, - eerste auditronde binnen SE-netwerk. - systematische beoordelen van de bestaande SE-toetsen van dit cursusjaar en samenstellen nieuwe toetsen, - samenstellen PTA cohort 2015, inclusief verantwoording over de relatie toetsonderwerpen en domein/eenheid, - tweede auditronde binnen SE-netwerk. - systematische beoordelen van de bestaande SE-toetsen van dit cursusjaar en samenstellen nieuwe toetsen, - samenstellen PTA cohort 2016, inclusief verantwoording over de relatie toetsonderwerpen en domein/eenheid, - derde auditronde binnen SE-netwerk.
te zijn.
Gehele cyclus is nu doorlopen.
Onderbouw Parallel aan bovenstaande werkwijze zal binnen elke (deel)sectie een verantwoordelijke worden aangesteld die het programma en het niveau in de onderbouw volgens een nog te ontwerpen format zal vastleggen. Het format dekt per leerjaar: - de te behandelen lesstof, - het niveau, de diepgang van de te behandelen stof, - jaarplanning, - niveau, normering en wijze van toetsen, - verantwoording van toetsen, - aansluiting met voorgaande en opvolgend leerjaar. De (deel)sectie ontwerpt voor elk leerjaar toetsen die aansluiten bij de vooraf beschreven stofomschrijving. Het niveau en de normering van de toetsen is passend bij het niveau van de afdeling en sluit aan bij het daaropvolgend leerjaar.
Noot: Zie: http://www.vo-raad.nl/themas/examens/maatwerk-se http://www.schoolexamensvo.nl
10
3.2. Doorlopende leerlijnen Onder doorlopende leerlijnen verstaan wij niet alleen dat de lesstof vanaf het eerste leerjaar tot en met het examenjaar in een soepel oplopende volgorde wordt aangeboden, maar ook dat basisschool en voortgezet onderwijs goed op elkaar aansluiten en het voortgezet onderwijs een goede voorbereiding op de vervolgopleiding biedt. Daarnaast zijn vaardigheden die bij meerdere vakken aangeboden zijn op elkaar afgestemd. Op pedagogisch en didactisch gebied is ons handelen gebaseerd op onze visie op onderwijs en leerlingen (adaptief onderwijs), zoals dat beschreven is in de hoofdstukken over missie en visie. a. Vakinhoudelijk Een vakinhoudelijke doorlopende leerlijn is te herkennen aan: - niveau van de lesinhoud is passend bij het leerjaar en de afdeling, - lessen in leerjaar x zijn een logisch vervolg (inhoud, niveau, toetseisen, wijze van aanbod, ...) op de lessen in leerjaar x -1 en een goede voorbereiding op leerjaar x + 1, - elke sectie kent een sectiedocument, waarin de stofonderwerpen en leerdoelen per leerjaar zijn vastgelegd, - elke sectie beschikt over een toetsbank met vragen en beoordelingsvoorschriften, die voor elk onderwerp op een passende wijze en op het juiste niveau de voortgang van de leerlingen meten. - verwante vakken bieden overlappende stof en vaardigheden op gelijke wijze aan. In de afgelopen jaren stonden bij 'Secties op Scherp' de volgende vragen centraal: a. Determinatie: We zorgen ervoor dat leerlingen in de juiste opleiding terecht komen. b. Doorlopende leerlijn: Elke docent is binnen zijn sectie verantwoordelijk voor de doorlopende leerlijn. c. Toetsen: Elke sectie beschikt over determinerende toetsen die op inhoud en beoordeling op het juiste niveau zijn afgestemd. De bij Secties op Scherp behaalde resultaten dienen geborgd en voortdurend onderhouden te worden. Doorlopende leerlijnen en onderwijskwaliteit staan structureel op de agenda. Telkens weer zullen wij ons moeten afvragen of de lesinhouden en het aangeboden en getoetste niveau nog wel aan de kwaliteitseisen en veranderende omstandigheden voldoet. De eerste stap in dit proces staat in het hoofdstuk 'Schoolexamens, kwaliteit en borging', waarin beschreven is dat (deel)secties niveau en inhoud van het lesaanbod vastleggen en genormeerde toetsen (verder) ontwikkelen. Borging en controle vinden plaats door samenwerking met andere scholen aan te gaan en door middel van audits verantwoording af te leggen. Op deze wijze wordt een degelijke kwaliteitsbasis gelegd en onderhouden. Zoals gezegd: dit dient structureel op de agenda te staan. Elk jaar vindt een analyse van de behaalde resultaten plaats, waarbij gekeken wordt of de door de deelsecties vastgelegde leerlijn inderdaad doorlopend is. De benodigde gegevens (zoals gemiddelde cijfers in de leerjaren en aantal doorgestroomde leerlingen) worden verkregen uit MagnaView en vertaald in sectiespecifieke vragen. Jaarlijks worden gegevens geanalyseerd en door de adjunct-directeur met de betrokkenen besproken. Er worden verbeterplannen opgesteld om de beoogde doelen te behalen. In 2016: - heeft elke sectie een lesplan waarin per leerjaar de stofonderwerpen en de niveaus zijn beschreven en vastgelegd door middel van uitgebreide sets genormeerde toetsvragen, - vindt er jaarlijks een evaluatie en bijsturing plaatst, zodanig dat de doorlopende leerlijn binnen een sectie versterkt en het niveau op het juiste peil blijft, - zijn er tussen secties afspraken gemaakt over de wijze waarop gemeenschappelijke kennis en vaardigheden worden aangeboden en getoetst of beoordeeld. b. Didactisch / pedagogisch Ons didactisch en pedagogisch handelen is gebaseerd op de beginselen van het adaptief onderwijs. Dit is de basis waarop wij in de komende jaren onze normen herdefiniëren. Gedurende het schooljaar zal er meerdere malen bij het afdelingsoverleg en/of studiemiddagen aandacht zijn voor ons pedagogisch en didactisch handelen en de invloed daarvan op de schoolcultuur.
11
Tijdens de POP-gesprekken die de afdelingsleider met de docenten voert, is dit een belangrijk onderwerp. Docenten die behoefte hebben aan verbeteringen worden in de gelegenheid gesteld zich op die punten te versterken. Dit kan variëren van feedback op lessen of op gedrag door een collega, tot het volgen van een cursus of opleiding. In dit verband verdient ook LIO (Lessen in orde) een plaats. In de afgelopen jaren zijn hier in de onderbouw positieve ervaringen mee opgedaan. De LIO-werkwijze wordt in de onderbouw versterkt, en doorgezet naar de hogere leerjaren. In 2016: - werkt elke docent volgens de beginselen van adaptief onderwijs en is ons didactisch en pedagogisch handelen een telkens terugkerend onderwerp bij POP-gesprekken, - is elke docent bekend met de LIO-werkwijze en gebruikt dit op een wijze die bij de leerling-groep past.
12
3.3. Algemene vaardigheden Om in het vervolgonderwijs en in de maatschappij als volwaardig burger te kunnen functioneren, is het noodzakelijk om de kennis die bij de vakken is opgedaan ook op een juiste manier te kunnen inzetten. We spreken dan over algemene vaardigheden zoals 2 - plannen en organiseren , - informatie verwerven en verwerken 3 - communiceren , - samenwerken, - presenteren, - ICT-vaardigheden. Het aanleren van deze en andere algemene vaardigheden staat niet op zichzelf, maar is altijd gekoppeld aan vakinhoud of een opdracht buiten de vakken om. Deze algemene vaardigheden worden dus bij diverse vakken gebruikt en door meerdere docenten bij de leerlingen geïntroduceerd. Het is verwarrend als dezelfde vaardigheid door verschillende docenten anders wordt aangeleerd, genoemd en beoordeeld. Daarom zal voor elk van de bovenstaande vaardigheden een duidelijke omschrijving worden gemaakt, waarin ook de eisen vastgesteld worden waar een leerling op diverse uitvoeringsniveaus dient te voldoen. De omschrijvingen worden gepubliceerd via it's learning en zal gemakkelijk voor elke leerling en docent beschikbaar zijn. Er zal voor elke vaardigheden een standaard worden ontwikkeld, waaraan alle docenten kunnen refereren. In deze standaard worden op drie of vier niveaus de kenmerken beschreven die een leerling op dat niveau beheerst. Deze analytische beoordelingsschaal zal de uniforme beoordelingswijze zijn voor alle leerlingen die op een toegepaste vaardigheid moeten worden beoordeeld. Naast het toepassen van vaardigheden in de vaklessen, zal tijdens de PAL-weken im- en expliciet aandacht aan de ontwikkeling en toetsing van vaardigheden worden geschonken. Het komt de kwaliteit van de PAL-weekopdrachten ten goede als elke leerling langs eenzelfde beoordelingsschaal kan worden gelegd en door verschillende docenten op gelijkwaardige wijze wordt beoordeeld. 4 De scores worden door de leerlingen verwerkt in hun portfolio . Voor de ontwikkeling van een vaardighedenstandaard op het Calandlyceum wordt gebruik gemaakt 5 van de informatie die via o.a. het CPS en SLO beschikbaar is. Burgerschapsvorming 6 Als we spreken over algemene vaardigheden kunnen we burgerschapsvorming niet ongenoemd laten. Bij burgerschapsvorming gaat het om actief burgerschap en sociale integratie. Dit wordt (uiteraard) niet als apart vak onderwezen. We wijzen onze leerlingen voortdurend op hun rol in de eigen sociale omgeving (thuis, de klas, de school, de maatschappij), want dat is een logisch gevolg van onze visie op het onderwijs. In feite wordt, door het veelkleurige karakter van het Calandlyceum, het omgaan met verschillen elk uur geoefend. Meer concreet krijgt burgerschapsvorming een plaats als onderdeel van de projecten die, niet alleen in de PAL-weken maar ook daarbuiten, worden uitgevoerd. Dit kan een expliciete vorm aannemen, bij voorbeeld bij projecten rond verkiezingen, bij Maatschappelijk Stage, debatwedstrijden of sollicitatietrainingen, maar ook impliciet. Bij het samenwerken in groepen zal elke leerling zijn eigen
2
Bij voorbeeld Plandit, een online intelligent plansysteem voor huiswerk voor planning op maat: http://www.plandit.nl/
3
Waaronder sociale vaardigheden
4
Het portfolio kent nu (2011-2012) nog geen definitieve vorm op het Calandlyceum. Gesproken wordt over:
- de portfoliomogelijkheden binnen It's learning - gebruik van google-sites via het google-account dat in It's learning voor elke leerling beschikbaar is, - extern aan te schaffen systeem zoals peppels.net Zie ook http://www.aps.nl/APSsite/Onderwijssectoren/Projecten/Vaardigheden/
5
http://www.slo.nl/voortgezet/vmbo/themas/Rubrics/ 6
http://www.democratischburgerschap.nl/
13
bijdrage moeten leveren en bij onenigheden, ondanks de verschillende opvattingen en belangen van de mede-groepsleden, op vreedzame wijze tot een oplossing moeten komen. In 2016: - is voor een aantal meest voorkomende vaardigheden een voor elke docent en leerling duidelijke leerlijn beschreven, waarin ook een beschrijving van de kenmerken van enkele uitvoeringsniveaus zijn vastgelegd, - worden vaardigheden volgens het vastgestelde stramien bewust in de vakken geoefend en beoordeeld, - wordt in de PAL-weken het beheersingsniveau van diverse vaardigheden vastgesteld en in het portfolio opgenomen.
14
3.4. PAL-weken We kennen drie PAL-weken per cursusjaar. In deze lessen vervalt het normale lesrooster en is er ruimte voor projecten, activiteiten en lessen. Het doel van deze PAL-weken is tweeledig: 1. Ruimte scheppen voor de uitvoering van projecten en activiteiten waarvoor buiten de PAL-weken in het geheel geen gelegenheid bestaat, zoals meerdaagse projecten voor een geheel leerjaar en werkweken. 2. Ruimte scheppen om projecten en activiteiten uit te voeren die tijdens de normale lesweken roosterverstoringen zouden opleveren, zoals vakoverstijgende projecten of practica die niet in enkele lesuren afgerond kunnen worden. In de komende jaren zal op twee gebieden een kwaliteitsverbetering tot stand gebracht worden. 1. Inhoudelijk. Projecten moeten aan een aantal kwaliteitseisen en randvoorwaarden voldoen om in een PAL-week ondergebracht te kunnen worden. Inhoudelijk moet het project passen in een doorlopende leerlijn (bijvoorbeeld de CKV-, Kunst en Cultuur- of LOB-leerlijn) en een duidelijk projectplan en doel hebben. Daarnaast wordt een doorlopende leerlijn voor algemene vaardigheden ontwikkeld. Voor diverse vaardigheden (plannen, presenteren, verslaglegging enzovoort) worden per leerjaar minimumeisen vastgelegd die binnen diverse vakken (CKV, Technologica, Studio Caland, exacte vakken) worden aangeleerd en geoefend. In de PAL-weken worden die vaardigheden daar waar van toepassing beoordeeld. Zie hiervoor ook de tekst over het beleidsvoornemen 'Algemene vaardigheden'. 2. Organisatorisch. De PAL-weken worden projectmatige wijze georganiseerd. Zie voor de organisatiestructuur het hoofdstuk 'Maatschappelijke Stage'. Belanghebbenden dienen volgens een vastgesteld formulier een projectvoorstel in. Het voorstel wordt getoetst op: Inhoudelijke kwaliteitseisen: - het project heeft een duidelijk doel, - het project bevordert algemene vaardigheden van leerlingen, zoals plannen en organiseren, onderzoeken, informatie verwerven en verwerken persoonlijkheidsontwikkeling (wat wil ik, wat kan ik, hoe bereik ik dat), samenwerken, presenteren, netwerken, burgerschapsvorming. - het project is vakoverstijgend, - het project kent een duidelijke afronding en wordt beoordeeld volgens vastgestelde normen. Organisatorische kwaliteitseisen: - het project is financieel haalbaar, - het aantal betrokken docenten staat in verhouding tot het aantal deelnemende leerlingen, - het ruimtebeslag (lokalen) is niet onevenredig groot, - er is een projectleider. Indien de voorgelegde projecten in voldoende mate aan bovenstaande eisen voldoen, krijgt het project een 'GO'. Bij de overkoepelende organisatie gaan we uit van de volgende randvoorwaarden: - elke afdeling krijgt een budget, de adjunct is uiteindelijk budgetverantwoordelijke, - docenten worden alleen binnen hun eigen kolom ingezet, - de voorkeur gaat uit naar grotere projecten, maar ook vakoverstijgende ééndaagse projecten zijn mogelijk, - projecten worden georganiseerd en uitgevoerd door een vaste groep docenten die ook de verantwoordelijkheid voor de uitvoering dragen, 15
- het projectaanbod voldoet voor elk leerjaar minimaal aan de verplichte onderwijstijd, - de roostercommissie wijst per afdeling een aantal lokalen toe die de gehele week voor die afdeling beschikbaar zijn. De computerlokalen worden wel per dagdeel voor een afdeling gereserveerd. - tijdens de PAL-week wordt niet volgens de gebruikelijke lestijden gewerkt. Draaiboek. Draaiboek voor de overkoepelende organisatie van PAL-week x door de PAL-weekcommissie, die bestaat uit een vertegenwoordiging van de schoolleiding uit elke afdeling en programma- en/of projectmanagers. wanneer x-8 (= 8 schoolweken voorafgaand aan PAL-week x). x-7
x-6
x-5
x - 5 tot x - 2
x-1 x x+1 x+2
wat Deadline indienen projectvoorstellen door de projectleiders bij de PAL-weekcommissie.
opmerking Eerste controle op invulling van PAL-week x op inhoud, kwaliteit en hoeveelheid.
PAL-weekcommissie beoordeelt de voorstellen op kwaliteit en organisatorische haalbaarheid. Projectleiders krijgen 'GO' of 'NOGO'. 'NOGO'-projecten dienen aangepast voorstel in. Eventueel alsnog 'GO'. Controle op voldoende vulling van PAL-week voor alle leerjaren/afdelingen (onderwijstijd). Controle op taakverdeling docenten. Roostercommissie maakt verdeling van lokalen over afdelingen en wijst per dagdeel Projectgroepen maken gedetailleerd draaiboek en starten voorbereidingen. Gedetailleerd draaiboek klaar. Communiceren met leerlingen, docenten/begeleiders, externen, enzovoort. Maken informatie- en lesmaterialen, formulieren, brieven, teksten website, ... Leerlingen, begeleidende docenten en leiding op de hoogte. Uitvoering PAL-week. Evaluatie. Aanpassing draaiboeken. Evaluatieverslag bij afdelingsleider en projectmanager inleveren.
In leerjaren met onvoldoende vulling worden 'GO'-projecten uitgebreid of nieuwe projecten opgestart. Docenten zonder taak worden toegewezen aan 'GO'-project.
Draaiboeken inleveren bij afdelingsleider of projectmanager. Projectleider rapporteert regelmatig aan afdelingsleider en/of projectmanager.
Werkweken. Ook de werkweken vinden tijdens de PAL-weken plaats. Het is vanzelfsprekend dat de organisatie van werkweken veel eerder start dan in week x - 8. Docenten die de werkweken begeleiden zijn bij voorkeur afkomstig uit de betreffende kolom. Alleen na goedkeuring door de afdelingsleiding van de eigen afdeling kan een docent in een andere kolom een werkweek begeleiden. Vervanging van 'kolomvreemde' werkweekbegeleiders door 'kolomeigen' begeleiders vindt plaats via het proces van natuurlijk verloop om bestaande deskundigheid niet verloren te laten gaan. In 2016: - voldoen alle projecten aan de vastgestelde criteria voor inhoud en organisatie, - beoordeelt een PAL-weekcommissie de projectvoorstellen en geeft wel of geen toestemming voor uitvoering, - wordt in de PAL-weken het beheersingsniveau van diverse vaardigheden vastgesteld en in het portfolio opgenomen, - passen de projecten in een doorlopende leerlijn, - is een systeem van evaluatie en bijstelling functioneel, - zijn de begeleiders voor de werkweken voor 80% afkomstig uit de eigen kolom.
16
3.5. Passend onderwijs. Het kabinet heeft besloten dat schoolbesturen vanaf 1 augustus 2013 de verantwoordelijkheid krijgen om voor alle leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben een zo goed mogelijke plek op een school te organiseren. Ouders melden hun kind aan bij de school, de school doet binnen 6 tot 10 weken een passend aanbod op de eigen school of op een andere bij het Samenwerkingsverband aangesloten school. De landelijke indicatiestelling en de rugzak verdwijnen. De school regels zelf de extra ondersteuning die een leerling nodig heeft. Het accent verschuift van labelen van leerlingen naar wat leerlingen nidig hebben om onderwijs te kunnen volgend. Docenten worden beter voorbereid op het omgaan met verschillen in de klas, zodat de extra ondersteuning zoveel mogelijk in de school en in de klas kan worden georganiseerd. De school stelt een ondersteuningsprofiel op. Hierin ligt vast welke extra ondersteuning wij aan leerlingen kunnen bieden. Dit ondersteuningsprofiel wordt opgesteld door de directie in overleg met de studieleiding. Hierbij wordt ook in kaart gebracht op welke punten docenten zich willen bijscholen. Ouders en docenten krijgen via de medezeggenschap adviesrecht op het ondersteuningsprofiel. Het Calandlyceum participeert in het Samenwerkingsverband. Hierin worden afspraken gemaakt over het ondersteuningsprofiel dat elke school zal opstellen. Docenten moeten kunnen omgaan met kinderen die een ondersteuningsindicatie hebben. Voor deze kinderen is een handelingsplan opgesteld, dat bij de docenten bekend is en door hen wordt uitgevoerd. Elk schooljaar zal de opleidingsvraag van docenten worden geïnventariseerd en passende bijscholing worden georganiseerd. Onderzocht wordt of het werken in docententeams hiervoor een passende infrastructuur biedt. 2012
2012 - 2013
2014 - 2014 2015 e.v.
- Eerste concept ondersteuningsprofiel van het Calandlyceum door adjunct-directeur in overleg met de studieleiding (voor augustus). - Vanaf augustus: vaststellen zorgprofiel door directie en bekendmaking binnen school (ook t.b.v. voorlichtingscampagne voor instroom augustus 2013) - Definitieve versie ondersteuningsprofiel ligt bij het Samenwerkingsverband. - Beoordeling leerlingen met begeleidingsvraag en terugkoppeling naar Samenwerkingsverband, - Inventariseren scholingsvraag bij docenten. Organiseren en uitvoeren scholing. - Evaluatie en aanpassing van ondersteuningsprofiel, uitvoering handelingsplannen, opleidingsvraag en rendement bijscholingen. Voortdurende cyclus van evaluatie, bijstelling, scholing.
In 2016: - heeft de school een uitgekristalliseerd zorgprofiel (vanaf 2012), - zijn docenten geschoold en bekwaam in de uitvoering van de handelingsplannen en het omgaan met verschillen in de klas, - bestaat er intern een infrastructuur, waarin het mogelijk is efficiënt overleg te voeren over de uitvoering van de handelingsplannen en communicatie met derden (intern en extern) wordt geregeld, (vanaf 2013) - functioneert een systeem van evaluatie en bijstelling (vanaf 2013).
17
3.6. ICT Visie Gebruik van ICT in het onderwijs is noodzakelijk, want: - wij willen leerlingen als burger voorbereiden in de mediarijke samenleving, - ICT-toepassingen zijn nodig voor de beroepsuitoefening, - de kwaliteit en productiviteit van ons onderwijs wordt verbeterd door zinvol ICT-gebruik in de les, - ICT wordt ingezet bij de bedrijfsvoering van de school en de in- en externe communicatie. Excellent onderwijs vergt het optimaal benutten van de mogelijkheden die moderne media bieden. We moeten echter wel bedenken dat de media die vandaag modern zijn, over enkele jaren verouderd zullen zijn. Er zullen nieuwere ICT-media en -mogelijkheden zijn, waarvan we het bestaan nu nog niet kunnen bevroeden. De nieuwe mogelijkheden en toepassingen hebben gevolgen voor de maatschappij. De gevolgen zijn niet alleen zichtbaar in de wetenschap en het beroepenveld, waar de inhoud van werkzaamheden voortdurend verandert en er nieuwe beroepen ontstaan of oude verdwijnen, maar ook in het dagelijks leven en zelfs in de sociale interactie tussen mensen. De snelle ontwikkelingen op dat gebied maken ook dat het onmogelijk is een ICT-plan voor langere tijd tot in detail uit te werken. Wel kunnen wij onze huidige mogelijkheden inventariseren en sturing geven aan het ontwikkelingsproces. Voor wat betreft de inzet van ICT-middelen om het leerrendement van leerlingen te verhogen, maken wij nu gebruik van smartboards met internettoegang in alle lokalen. De school is ruim voorzien van computers en de nodige randapparatuur, gekoppeld in een goed werkend bedraad netwerk. De technische mogelijkheid is er dus, het gebruik en de optimale inzet ervan is afhankelijk van de kennis van de docent. Hetzelfde geldt voor de inzet van onze digitale leeromgeving: it's learning. Het gebruik daarvan is wisselend, afhankelijk van de kennis, kunde en creativiteit van de docent. Ook de kennis en kunde van leerlingen wisselt sterk. Grofweg zijn er twee opvattingen die wij hier voor het gemak maar even uitsplitsen naar een progressieve en revisionistische visie. De progressieven gaan er vanuit dat de huidige generatie, opgegroeid met ICT, nieuwe vaardigheden heeft ontwikkeld (ook wel Generatie Einstein, digital natives, of homo zappiens genoemd). Het onderwijs moet hierop inspelen. De revisionisten gaan er vanuit dan de huidige generatie weliswaar met computers is opgegroeid maar deze middelen eenzijdig inzetten. Andere, vaak ingewikkelder ICT-taken blijven hierdoor onderbelicht. Het onderwijs moet deze lacune opvullen. Kortom in beide opvattingen heeft het onderwijs een belangrijke taak. Wij willen onze leerlingen gewoon goed les geven. Daartoe zetten wij de ons ter beschikking staande middelen efficiënt in. Dit geldt zeker voor de ICT-middelen. We zullen onze aandacht geven aan: - de middelen (hardware, software, infrastructuur), - de deskundigheid van de docent, - de deskundigheid van de leerling, - het gebruik van ICT-middelen en moderne media door de leerlingen - het gebruik van ICT-middelen en moderne media door de school. Op basis van deze visie komen wij op de volgende doelstellingen: Docenten zijn in staat de sterke kanten van klassikaal onderwijs en e-learning te bundelen. Docenten zullen in staat moeten zijn de mogelijkheden die moderne media bieden te onderkennen en in de werksituatie (binnen en buiten de lessen) te gebruiken. Zij moeten zich blijvend scholen op het gebied van digitale didactiek. In 2012 wordt daarvoor een scholingstraject gestart, waardoor docenten in staat zullen zijn de sterkte kanten van het klassikaal onderwijs en ICT-mogelijkheden (waaronder elearning) te bundelen.
18
Met behulp van de onderstaande matrix met complexiteitsindicatoren van digitaal leermateriaal kan het niveau dat een docent moet bereiken bepaald worden. In 2012 moeten alle docenten op niveau a zijn, in 2013 moeten alle docenten op niveau b zijn, in 2014 op niveau c en in 2015 op niveau d.
Leerlingen zijn in staat m.b.v. ICT in grote mate zelf sturing te geven aan het leerproces. Bij e-learning staat de lerende centraal en bepaalt zijn eigen leerpad, leertempo en leermethode. De leerling gebruikt de computer als communicatiemiddel en als opdrachten- en kennisdatabank. De docent is in staat om klassikaal onderwijs en e-learning te bundelen. Een ICT-competente leraar zal ook gebruik maken van digitale middelen als (visuele) ondersteuning bij zijn eigen uitleg. Een voordeel van e-learning is dat het altijd en overal beschikbaar is en flexibel en gedifferentieerd onderwijs mogelijk maakt. Dit wordt door leerlingen als aantrekkelijk ervaren. 19
Een nadeel is dat het grotere discipline van leerlingen en grote ICT-vaardigheid vraagt, en dat het kennisniveau en de beschikbare tijd van docenten toereikend moet zijn. Hoe kan de inzet van ICT de prestaties van onze leerlingen verbeteren? Om zinvol gebruik van de ICT-middelen te kunnen maken, zal de leerling een aantal basiscompetenties moeten beheersen: a. Basisvaardigheden Van leerlingen verwachten wij, dat zij een aantal basisvaardigheden in het omgaan met de bekende Office-pakketten, email en internet (leren) beheersen. Dit wordt gecontroleerd met een of meerdere diagnostische toetsen en waarna gerichte lessen worden gegeven totdat elke leerling de basisvaardigheden beheerst. b. Mediawijsheid Daarnaast wordt, als onderdeel van bestaande vakken en d.m.v. projecten, een leerlijn mediawijsheid opgezet. Daarin zal aandacht gegeven worden aan het omgaan met privacy-gegevens op internet, verstandig omgaan met sociale media, betrouwbaarheid van internetbronnen, zoekstrategieën, enzovoort. Mogelijke Leerlijn Mediawijsheid: 1. In het eerste en tweede leerjaar moet aandacht besteed worden aan het verplichte Verplicht deel mediawijsheid. Het verplichte deel omvat de volgende basisvaardigheden: - Wachtwoord en accountgebruik deel - Veilig Internetgebruik (nadruk op virussen, firewall, openen van onbekende bestanden) - Online Privacy (nadruk op profielsites, achterlaten van NAW-gegevens op internet) - Visuele- en ICT-geletterdheid (nadruk op vijf vragen van wie, voor wie, met welke techniek, wat is doel, wat is boodschap) - Zoeken en vinden (nadruk op zoekmachines en betrouwbaarheid van de informatie) - online) Auteursrecht (nadruk op illegaal downloaden, ongevraagd plaatsen foto’s en film, gebruik van muziek) 2. In het vrije deel verdiepen leerlingen hun basisvaardigheden. Leerlingen maken een Vrij keuze uit vier hoofdthema’s. De vier hoofdthema’s zijn: - informatievaardigheden, deel - technische vaardigheden, - produceren van informatie en - sociale en maatschappelijke aspecten van informatie/media. 3. De school initieert regelmatig projecten. Deze projecten zullen al dan niet met Projectmatig subsidie en met partners worden ontwikkeld. Een goed voorbeeld is het project KoppieCopie (the remix). deel Leerlingen slaan hun werk op in een portfolio. Leerlingen benoemen de mediawijze aspecten in hun eindproducten. Leerlingen kunnen aansluiten bij bestaande opdrachten (van vakken of sectorwerkstuk of profielwerkstuk) of kunnen kiezen voor nieuwe opdrachten (bijvoorbeeld instructiefilmpje maken, educatieve games ontwerpen). c. Gebruik van elektronische leermiddelen Het gebruik van een elektronische leeromgeving, waarbij wij denken aan it's learning, aan methodeondersteunende sites van uitgevers en andere educatieve websites, biedt mogelijkheden de lesstof op gevarieerde manier aan te bieden en te laten verwerken. De inzet van deze middelen zal worden gestimuleerd. Als leerlingen zich voldoende bewust zijn van de mogelijkheden en gevaren die ICT biedt, opent dat de weg tot nieuwe, creatieve manieren om met de lesstof om te gaan. Docenten en leerlingen zullen op andere wijze met elkaar kunnen communiceren, waardoor de overdracht van de lesstof niet beperkt blijft tot de roostertijden. Het wordt voor leerlingen mogelijk extra uitleg en oefeningen tot zich te nemen op de tijden dat het hem uitkomt. Hij kan flexibeler werken. De docent kan de beschikbare lestijd efficiënter besteden. Het bijhouden van een portfolio, waarin resultaten van projecten (Kunst en Cultuur, LOB, Maatschappelijke Stage, Mediawijsheid en andere activiteiten die buiten lesverband zijn ondernomen) 20
worden verzameld, is bij uitstek een voorbeeld waarbij leerlingen vorm geven aan hun eigen leerproces. Het biedt een evaluatiemogelijkheid en maakt het mogelijk dat de leerling zijn eigen leerlijn (bijna letterlijk) vorm geeft en stuurt. ICT-middelen worden optimaal ingezet om het leerrendement van leerlingen te verhogen. Voorwaarde voor een grotere mate van zelfsturing van het leerproces door de leerling is wel, dat de ICT-mogelijkheden op de juiste wijze worden ingezet. Uiteraard zullen verouderde computers op tijd worden vervangen en de beschikbare apparatuur wordt goed onderhouden. Soft- en hardwarematige storingen worden snel door de helpdesk opgepakt en verholpen. Daartoe is een onderhoudsplan opgesteld, waarin de benodigde financiële middelen en personele inzet zijn gereserveerd. Wij zullen het gebruik van laptops of tablets in de klas onderzoeken. Er zullen veel vragen beantwoordt moeten worden: - Zijn de devices eigendom van de leerling of van school? - Hoe zit het met de technische ondersteuning voor leerlingen en docenten? - Hoe hoog is de financiële inzet? Wie betaalt? Ouders of school? - Welke eisen stelt het gebruik aan het netwerk? Hoe worden storingen verholpen? - Wat is de didactische meerwaarde biedt deze manier van werken? - Welke juridische aspecten spelen mee? - Hoe zit het met licenties, verzekeringen? - Kunnen we gebruik maken van mobiele apparaten die de leerling al bezit, zoals smartphones? Het netwerk en aantal computers volgt de ontwikkelingen in het onderwijs en vormt geen belemmeringen in de uitvoering van de doelstellingen. Voortdurend worden de technische ontwikkelingen op het gebied van software en hardware gevolgd en beoordeeld op (gewenst of ongewenst) gebruik in ons onderwijs. De ICT-infrastructuur zal voortdurend optimaal moeten zijn en aan de onderwijsvraag kunnen voldoen. In de komende jaren zal een update van het bestaande netwerk worden doorgevoerd, waarna het op meerdere plaatsen in het schoolgebouw mogelijk zal zijn van een snelle draadloze internetverbinding gebruik te maken. Dit zal ook de invoering van het gebruik van mobiele apparaten (laptops, tablets) in de klas mogelijk maken. De vervanging of aanschaf en gebruik van nieuwe hardware wordt afgezet tegen de onderwijsvraag zodat techniek en onderwijs elkaar versterken. We richten onze bedrijfsprocessen m.b.v. ICT efficiënt in. Ook voor een efficiënte bedrijfsvoering is ICT onmisbaar. Het is vanzelfsprekend dat de administratie niet zonder ICT-middelen kan functioneren en dat medewerkers via email en dergelijke communiceren. Daarnaast, en daar zullen de komende jaren stappen in gezet worden, denken wij aan de inzet van ICT op het gebied van communicatie. We denken dan aan: - profilering van de school via de website. De actualiteit daarvan behoeft voortdurend aandacht. - communicatie met ouders. Nu al kunnen ouders met een SMS-je geinformeerd worden over de absentie van hun kind. Via het webportal 'Mijn Caland' kunnen ouders de cijfers en de absentie van hun kind bekijken. Deze mogelijkheden zullen in de loop van de komende jaren steeds belangrijker en omvangrijker worden. - communicatie met leerlingen. Via het webportal 'Mijn Caland' kunnen ook leerlingen hun resultaten en absentie bekijken. Uitwisseling van lesstof en verslagen via its learning wordt gestimuleerd.
21
3.7. LoopbaanOriëntatie en -Begeleiding: LOB Inleiding. In de afgelopen decennia zijn de keuzemogelijkheden in opleidingen en beroepen enorm toegenomen. Technologische ontwikkelingen zorgen ervoor dat er nog steeds nieuwe opleidingen, beroepen en functies bij komen, en dat de inhoud van de functies voortdurend aan veranderingen onderhevig is. Steeds meer werknemers krijgen te maken met een loopbaan waarin zij tijdens hun werkzame leven enkele keren van bedrijf, branche, functie of beroep wisselen. Leerlingen kiezen dus niet meer voor een beroep waarin zij levenslang kunnen functioneren, maar zullen zich moeten voorbereiden op een steeds veranderende arbeidsmarkt. Zij zullen daarbij de juiste keuze moeten kunnen maken. 7
Volgens Marinka Kuijpers moeten leerlingen over de volgende loopbaancompetenties beschikken om zichzelf te kunnen sturen in hun loopbaan: Loopbaancompetenties Capaciteitenreflectie:
Motievenreflectie:
Werkexploratie:
Loopbaansturing:
Netwerken:
Reflectie op de vragen: zicht krijgen op eigen mogelijkheden en interesses - Wie ben ik? - Wat kan ik? zicht krijgen op eigen drijfveren - Wat wil ik? - Wat drijft mij? - Wat past bij mij? zicht krijgen op werk en beroepen - Wat heeft de arbeidsmarkt mij te bieden? - Hoe kan mijn toekomstige werk eruit zien? - Past het werk bij mij? zicht krijgen op wat geleerd is en nog geleerd moet worden, ook in relatie tot vervolgopleidingen - Hoe maak ik keuzes? - Hoe plan ik mijn toekomst? - Wat heb ik nodig? - Welke opleiding past bij mij? zicht krijgen op het belang van contacten met personen en instellingen - Hoe leg en onderhoud ik contacten - Welke contacten kunnen belangrijk zijn?
Het Calandlyceum wil onder andere in het LOB-programma een bijdrage leveren aan de ontwikkeling van deze competenties. Geheel in lijn met onze onderwijskundige visie begeleiden wij onze leerlingen naar het ontdekken en ontwikkelen van hun eigen competenties, gaan een persoonlijke relatie aan om samen met de leerling achter zijn drijfveren te komen en motiveren de leerling om een eigen beslissing over zijn toekomst te nemen. Huidige situatie. Het LOB-programma wordt onder verantwoordelijkheid van de studieleiding uitgevoerd en is uiteraard afgestemd op de afdeling en de fase waarin de leerling zich in het keuzeproces bevindt. In elke afdeling vormt het LOB-activiteiten een doorlopende lijn van aanbodgericht (informerend in de klas en bij ouderavonden) naar vraaggericht, bijvoorbeeld meeloopdagen en proefstuderen naar de behoefte van de leerling. In de VMBO-afdeling heeft LOB een dwingender karakter dan in het Vwo of Havo. De VMBO-leerling moet al op relatief vroege leeftijd een keuze voor een vervolgopleiding maken. Bovendien geeft het VMBO-diploma geen startkwalificatie. Een overzicht van de aangeboden LOB-activiteiten en -projecten is hieronder weergegeven: VWO
7
Kuijpers, M., Meijers. F. & Bakker, J. (september 2006). Krachtige loopbaangerichte leeromgevingen in het (v)mbo: hoe werkt het? Driebergen: HPBO. 22
Leerjaar 1 2 3
Profielkeuze: Oriëntatie op profielen met behulp van Qompas. De leerling komt tot een voorlopige profielkeuze. Beroepsbeoefenaren komen op school om over hun beroep te vertellen. De leerling maakt een keuze voor het vakkenpakket en bespreekt dit aan de hand van 'loopbriefjes' met de vakdocenten. Het ingevulde profielkeuzeformulier wordt in de Paasrapportvergadering besproken. Uitkomst:
profiel- en pakketkeuze ok gekozen profiel wordt afgekeurd in verband met tegenvallende cijfers voor profielvakken of onvoldoende interesse docenten twijfelen aan profiel- of vakkenkeuze 4
de leerling is klaar. de leerling kiest een ander profiel of hetzelfde profiel op Havo in plaats van Vwo. de leerling zoekt alternatief en/of overtuigt docenten dat de eerste keuze toch de beste is.
Oriëntatie, afgestemd op leerjaar en afdeling: - open dagen en algemene voorlichtingsavond. Eerste oriëntatie op studiemogelijkheden in WO of HBO. - klassikaal: voorlichting over profielen, vakken, toekomstmogelijkheden en studeren door de studieleiding in de klas. - ouderavonden: ouders krijgen informatie over LOB-proces en vervolgopleidingen en studeren. Profielkeuze gemaakt. Leerlingen bezoeken op eigen initiatief masterclasses en open dagen. Indien gewenst loopbaangesprek met mentor of studieleider.
5
Oriëntatie, afgestemd op leerjaar en afdeling: - open dagen en algemene voorlichtingsavond. Eerste oriëntatie op studiemogelijkheden in WO of HBO. - klassikaal: voorlichting over profielen, vakken, toekomstmogelijkheden en studeren door de studieleiding in de klas. - ouderavonden: ouders krijgen informatie over LOB-proces en vervolgopleidingen en studeren. Studentmentoren: Studenten begeleiden leerlingen door te coachen en te helpen bij planning, studiehouding en motivatie. Masterclasses: De UvA biedt masterclasses aan. Leerlingen kunnen voor een vak op de universiteit een of meerdere dagen onderzoek doen om te ervaren wat het is om te studeren. Soms kunnen ook lessen worden gevolgd. Het volgen van masterclasses is vrijwillig, tenzij dit in het kader van het lesprogramma door de docent wordt georganiseerd. Webclasses: Een UvA Webklas is een introductiecursus op internet, die thuis of op school gedaan kan worden. Via internet en e-mail is er contact met docenten en medestudenten. Het doel is om erachter te komen of de leerling de studie echt interessant vindt. Proefstuderen: in 5V en 6V en in 4H en in 5H. Door twee maal per jaar een dag op de universiteit of hogeschool mee te lopen, kan de leerling zich verdiepen in de inhoud van de studie en de vereiste studiementaliteit. Proefstuderen wordt in een vooraf door de WO- en Hbo-instellingen vastgestelde week aangeboden. Die dagen zijn per opleidingslocatie (ook andere steden als Nijmegen en Delft) anders, waardoor leerlingen verspreid door het jaar afwezig zijn.
6
Oriëntatie, afgestemd op leerjaar en afdeling: - open dagen en algemene voorlichtingsavond. Eerste oriëntatie op studiemogelijkheden in 23
WO of Hbo. - klassikaal: voorlichting over profielen, vakken, toekomstmogelijkheden en studeren door de studieleiding in de klas. - ouderavonden: ouders krijgen informatie over LOB-proces en vervolgopleidingen en studeren. Proefstuderen: in 5V en 6V en in 4H en in 5H. Door twee maal per jaar een dag op de universiteit of hogeschool mee te lopen, kan de leerling zich verdiepen in de inhoud van de studie en de vereiste studiementaliteit. Proefstuderen wordt in een vooraf door de WO- en Hbo-instellingen vastgestelde week aangeboden. Die dagen zijn per opleidingslocatie (ook andere steden als Nijmegen en Delft) anders, waardoor leerlingen verspreid door het jaar afwezig zijn. Aanmelden: leerlingen melden zich aan bij een WO- of Hbo-opleiding. Inventarisatie: twee maal een enquête onder alle examenleerlingen om de stand van zaken te peilen. Naar aanleiding daarvan worden leerlingen uitgenodigd voor keuzegesprek met de studieleider.
Havo Leerjaar 1 2 3
Profielkeuze: Oriëntatie op profielen met behulp van Qompas. De leerling komt tot een voorlopige profielkeuze. Beroepsbeoefenaren komen op school om over hun beroep te vertellen. De leerling maakt een keuze voor het vakkenpakket en bespreekt dit aan de hand van 'loopbriefjes' met de vakdocenten. Het ingevulde profielkeuzeformulier wordt in de Paasrapportvergadering besproken. Uitkomst: profiel- en pakketkeuze ok gekozen profiel wordt afgekeurd in verband met tegenvallende cijfers voor profielvakken of onvoldoende interesse docenten twijfelen aan profiel- of vakkenkeuze
4
de leerling is klaar. de leerling kiest een ander profiel of overtuigt docenten alsnog. de leerling zoekt alternatief en/of overtuigt docenten dat de eerste keuze toch de beste is.
Oriëntatie, afgestemd op leerjaar en afdeling: - open dagen en algemene voorlichtingsavond. Eerste oriëntatie op studiemogelijkheden in WO of HBO. - klassikaal: voorlichting over profielen, vakken, toekomstmogelijkheden en studeren door de studieleiding in de klas. - ouderavonden: ouders krijgen informatie over LOB-proces en vervolgopleidingen en studeren. Profielkeuze is gemaakt. Leerlingen bezoeken op eigen initiatief masterclasses en open dagen. Indien gewenst loopbaangesprek met mentor of studieleider. Proefstuderen: in 5V en 6V en in 4H en in 5H. Door twee maal per jaar een dag op de universiteit of hogeschool mee te lopen, kan de leerling zich verdiepen in de inhoud van de studie en de vereiste studiementaliteit. Proefstuderen wordt in een vooraf door de WO- en Hbo-instellingen vastgestelde week aangeboden. Die dagen zijn per opleidingslocatie (ook andere steden als Nijmegen en Delft) anders, waardoor leerlingen verspreid door het jaar afwezig zijn. 24
Aansluitproject met HvA. Studenten en docenten komen op school om uit te leggen wat studeren is. 5
Oriëntatie, afgestemd op leerjaar en afdeling: - open dagen en algemene voorlichtingsavond. Eerste oriëntatie op studiemogelijkheden in WO of Hbo. - klassikaal: voorlichting over profielen, vakken, toekomstmogelijkheden en studeren door de studieleiding in de klas. - ouderavonden: ouders krijgen informatie over LOB-proces en vervolgopleidingen en studeren. Proefstuderen: in 5V en 6V en in 4H en in 5H. Door twee maal per jaar een dag op de universiteit of hogeschool mee te lopen, kan de leerling zich verdiepen in de inhoud van de studie en de vereiste studiementaliteit. Proefstuderen wordt in een vooraf door de WO- en Hbo-instellingen vastgestelde week aangeboden. Die dagen zijn per opleidingslocatie (ook andere steden als Nijmegen en Delft) anders, waardoor leerlingen verspreid door het jaar afwezig zijn. Aansluitproject met HvA. Studenten en docenten komen op school om uit te leggen wat studeren is. Aanmelden: leerlingen melden zich aan bij een WO- of Hbo-opleiding. Inventarisatie: twee maal een enquête onder alle examenleerlingen om de stand van zaken te peilen. Naar aanleiding daarvan worden leerlingen uitgenodigd voor keuzegesprek met de studieleider.
VMBO Leerjaar 1 2
Voorlichtingsavond voor ouders: Informatie door afdelingsleider, studieleider en mentoren over inrichting VMBO, bevordering naar het derde leerjaar, vervolgopleidingen, pakketkeuze. Pakketkeuze voor 3VMBO-TL: Leerlingen krijgen pakketkeuzeboekje met informatie over vakken in het 3e en 4e leerjaar. Vervolgens vullen zij het pakketformulier in. Dit wordt door de mentor begeleidt. Bliksemstage: In samenwerking met Jinc bezoeken groepjes leerlingen onder begeleiding van mentoren en docenten een bedrijf. Een Bliksemstage is een bedrijfsbezoek van één dagdeel voor vmbo-leerlingen. In kleine groepjes bezoeken de jongeren een bedrijf waar ze ook echt een handje mee mogen helpen. Zij krijgen op deze manier inzicht in welke beroepen en bedrijven er zijn, wat er binnen die bedrijven gebeurt en welke vaardigheden er nodig zijn voor diverse beroepen. Interessetest: Leerlingen maken een interessetest en een geschiktheidtest. De resultaten daarvan worden door de studieleider met de leerling besproken. De test is met name bedoeld voor - leerlingen die niet zeker zijn van een succesvol vervolg van hun opleiding in de Theoretische Leerweg, - leerlingen met vragen over de passende sector of vakken, - geïnteresseerde leerlingen.
3
Loopbaangesprekken: Gedurende het gehele jaar voeren studieleider en mentoren, na oproep of op initiatief van de leerling of ouders, loopbaangesprekken. Ouderavond: Tijdens de algemene ouderavond wordt informatie gegeven over de 25
procedure tot aanmelding bij de vervolgopleiding en doorstroming naar 4Havo. Interessetest: Alle leerlingen maken een interessetest en een geschiktheidtest. De resultaten daarvan worden door de mentor met de leerling besproken. Bezoek Mbo-voorlichtingsavond: Alle leerlingen bezoeken de Mbo-voorlichtingsavond of maken een vervangende opdracht. Het doel is een eerste kennismaking met de mogelijkheden in het Mbo-vervolgonderwijs. Beroepenoriëntatie: In de PAL-week van februari onderzoeken alle leerlingen een (soort) beroep waarvan zij verwachten dat dat bij hun eigen toekomst past. Zij interviewen een beroepsbeoefenaar en stellen zichzelf de vraag of zij aan de vereisten voor dat beroep kunnen voldoen. Leerlingen gebruiken hun eigen netwerk voor het maken van een bezoeken interviewafspraak. Pakketkeuze: De leerling maakt op basis van de ervaringen van voorgaande activiteiten een keuze voor het vakkenpakket en bespreekt dit met de mentor en, bij twijfel over geschiktheid voor het vak, met de vakdocenten. Het ingevulde pakketkeuzeformulier wordt in de Paasrapportvergadering besproken. Uitkomst: sector- en pakketkeuze ok gekozen vakkenpakket wordt afgekeurd in verband met tegenvallende cijfers voor de vakken of onvoldoende interesse. docenten twijfelen aan vakkenkeuze
de leerling is klaar. de leerling kiest een ander vakkenpakket.
de leerling zoekt alternatief en/of overtuigt docenten dat de eerste keuze toch de beste is.
Sectororiëntatie: In de derde PAL-week vindt een verdieping van de sectoren plaats. Leerlingen maken een keuze iut het door de school bepaalde projectaaanbod. Er vindt een bezoek plaats aan een vervolgopleiding en aan een bedrijf binnen de gekozen sector. De mogelijkheden in de sector techniek krijgen extra aandacht. Een alternatief thema betreft 'duurzaamheid'. Beide thema's (techniek en duurzaamheid) zijn ingegeven door de maatschappelijke relevantie. 4
Loopbaangesprekken: Gedurende het gehele jaar voeren studieleider en mentoren, na oproep of op initiatief van de leerling of ouders, loopbaangesprekken. Ouderavond: Tijdens de algemene ouderavond wordt informatie gegeven over de procedure tot aanmelding bij de vervolgopleiding en doorstroming naar 4Havo. Bezoek Mbo-voorlichtingsavond: Alle leerlingen bezoeken de Mbo-voorlichtingsavond of maken een vervangende opdracht. Het doel is een verdere kennismaking met de mogelijkheden in het Mbo-vervolgonderwijs en het verzamelen van meer concrete informatie over de beoogde Mbo-vervolgopleiding. Open dagen: De leerlingen bezoeken op eigen initiatief of na een opdracht van de mentor of studieleider één of meerdere open dagen van een vervolgopleiding. Klassikale voorlichting: De studieleider en/of mentor maakt de leerlingen bekend met de procedure en het tijdpad voor de aanmelding bij een vervolgopleiding. Een eerste inventarisatie door middel van een enquête vindt plaats, gevolgd door een gesprek met de mentor of studieleider indien gewenst. Tweede PAL-week: Leerlingen onderzoeken, onder andere door middel van een meeloopdag of ander bezoek, de Mbo-opleiding van de eigen keuze. Zij onderzoeken tevens welke beroepen (-soorten) tot de mogelijkheden behoren. Het doel is, dat de leerling door de intensieve en diepgaande onderzoeken tot een goede keuze voor een vervolgopleiding komt. 26
Inventarisatie: Elke leerling dient zich vóór 1 april bij een vervolgopleiding te hebben aangemeld. Door middel van een tweede enquête wordt dit geïnventariseerd. Indien nodig volgt een loopbaangesprek met de mentor of studieleider. Tevens wordt de procedure voor doorstroming naar 4Havo in gang gezet. Deze procedure is in de eerste helft van april afgerond. Voorjaar: Elke leerling heeft zich bij een passende vervolgopleiding aangemeld. Het hierboven geschetste programma vormt een leerlijn. De ervaring is echter, dat te veel leerlingen deze activiteiten als losstaand ervaren en de samenhang ertussen niet zien. Zo gaat een groot deel van het rendement verloren. Doelstelling: Leerlingen leggen hun LOB-ervaringen vast in een digitaal portfolio. Het zichtbaar van de doorlopende LOB-leerlijn en de voortgang die de leerling in de loop van de jaren daarin heeft gemaakt, kan zichtbaar gemaakt worden in een portfolio. De leerling verzamelt daarin van elke activiteit een product (een verslag, een testuitslag, foto-/filmreportage of andere vorm) waarin ook een evaluatief element zit. Op basis van die evaluatie formuleert de leerling nieuwe leervragen, die tijdens de daarop volgende activiteit(en) van een antwoord moeten worden voorzien. Uiteindelijk moet de leerling aan het eind van de opleiding terugkijkend een ontwikkeling van zichzelf kunnen zien. Een portfolio op digitale basis bestaat nog niet op het Calandlyceum. Daarom wordt eerst gewerkt met een papieren portfolio. De ervaringen die daarbij worden opgedaan, geven informatie over de eisen die aan een digitaal systeem gesteld kunnen worden. Tegelijkertijd wordt oriënterend onderzoek gedaan naar bestaande portfoliosystemen. Een dergelijk systeem zal niet alleen geschikt zijn voor de LOB-leerlijn, maar ook voor andere activiteiten en projecten die de leerling in de loop van de schoolcarrière uitvoert en niet direct vakgericht zijn, zoals Maatschappelijke Stage, CKV- en andere cultuuractiviteiten. Het portfolio moet door de leerling gebruikt kunnen worden bij de aanmelding bij de vervolgopleiding. Doelstelling: Leerlingen voeren per schooljaar meerdere loopbaangesprekken. Het ontwikkelen van een doorgaande lijn staat of valt met het voeren van goede loopbaangesprekken. Het portfolio is een instrument aan de hand waarvan dergelijke gesprekken plaats vinden. Samen met de leerling wordt teruggekeken naar de uitgevoerde activiteit. Er wordt niet alleen gesproken over het geleverde product. Dat product dient alleen maar als aanleiding om met de leerling te spreken over zijn ervaringen, over de nieuwe inzichten van de leerling, over de plaats van de leerling in het proces. Voor welke vragen en uitdagingen staat de leerling en welke volgende stappen worden er gezet. Welke drijfveren kent de leerling, welke personen kan de leerling verder helpen in het ontwarren van de denkpuzzels. Dit zijn dus filosoferende gesprekken die de leerling moeten helpen uiteindelijk zelf eigen keuzes te kunnen maken. Op dit moment worden deze gesprekken vooral gevoerd door de studieleiders, maar hier ligt een duidelijke taak voor de mentoren. Onderzocht wordt welke training mentoren hiervoor nodig hebben. Doelstelling: Docenten-/mentorenteams zien de voortgang van de leerlingen als hun verantwoordelijkheid. Noodzakelijke voorwaarde voor het behalen van bovenstaande doelstellingen, is dat er gewerkt wordt met teams, bestaande uit mentoren en docenten die in de betreffende klassen les geven. In die teams wordt vooral gesproken over de ontwikkelingen van de leerlingen. De studieleider heeft op LOBgebied een sturende rol. Door ervaringen met elkaar uit te wisselen wordt duidelijke wat wel of juist niet werkt. In 2016: - is er een enthousiaste groep mentoren die regelmatig bij elkaar komen en een team vormen, - is er een digitaal portfolio waarin leerlingen van het eerste tot en met het zesde leerjaar hun bevindingen kunnen vastleggen, - zijn mentoren niet alleen in staat te controleren en bekijken wat een leerling gedaan heeft, maar ook om daar ook feedback op te geven en op filosofische wijze het gesprek met de leerling aan te gaan.
27
3.8. Maatschappelijke Stage Inleiding Vanaf het schooljaar 2011-2012 moeten alle leerlingen in het Voortgezet Onderwijs ten minste 30 klokuren Maatschappelijke Stage lopen. Dit is opgenomen in de Wet op het Voortgezet Onderwijs:
Uit artikel 1: ' maatschappelijke stage: stage gericht op het verwerven van vaardigheden ten behoeve van het functioneren in de maatschappij, bestaande uit onbezoldigde vrijwilligersactiviteiten, niet (1) zijnde de stage bedoeld in artikel 22, derde lid, onderdeel d;' (1)
: 'd. de stage in de leerwegen genoemd in de artikelen 10b en 10d.' (Deze artikelen handelen o.a. over de beroepsgerichte stage.)
Artikel 6f. 'Maatschappelijke stage Een onderwijsprogramma in het voortgezet onderwijs omvat mede een maatschappelijke stage.' 'Artikel 24a. Schoolgids 1. De schoolgids bevat voor ouders, voogden, verzorgers en leerlingen informatie over de werkwijze van de school en bevat in elk geval informatie over: c. de wijze waarop de verplichte onderwijstijd wordt benut, de inrichting van het onderwijsprogramma voor de eerste twee leerjaren waarbij wordt aangegeven of sprake is van vakoverstijgende programmaonderdelen en de inzet van het personeel daarbij alsmede de invulling van de maatschappelijke stage, bedoeld in artikel 6f, Artikel 85. Omvang bekostiging 4. Naast de bekostiging, bedoeld in het eerste lid, ontvangt het bevoegd gezag een bij algemene maatregel van bestuur vast te stellen bedrag per leerling in verband met de maatschappelijke stage, bedoeld in artikel 6f. Het in de eerste volzin bedoelde bedrag kan bij ministeriële regeling worden gewijzigd.'
Doel Over het doel van Maatschappelijke Stage kunnen we kort zijn. Artikel 1 van de WVO is daar duidelijk over. Door de Maatschappelijke Stage wordt de maatschappelijke betrokkenheid van de leerling vergroot. De leerling leert omgaan met andere bevolkingsgroepen, wordt zich bewust van de eigen plaats en rol in de maatschappij en verbetert zijn sociale vaardigheden. De elementen van burgerschapsvorming krijgen bij uitstek in de Maatschappelijke Stage een plaats.
Tot 2011 In de afgelopen jaren zijn daar op het Caland in 3VMBO (met uitloop naar 4VMBO) al ervaringen mee opgedaan. Er is een Stagecoördinator binnen de school, leerlingen hebben op diverse manieren deelgenomen aan een Maatschappelijke Stage, en ook in andere afdelingen en schooljaren zijn projecten geweest die voldeden aan de criteria van de Maatschappelijke Stage. Het is gebleken dat een klein deel van de leerlingen in staat is op eigen kracht een stageplaats te vinden en met succes deze stage te volbrengen. Voor de meeste leerlingen zal de school initiatieven moeten ontplooien. Daarom gaan we ervan uit dat de door de school georganiseerde stageactiviteiten geschikt en bereikbaar moeten zijn voor alle leerlingen. Omdat vanaf 2011 alle leerlingen aan de verplichting van 30 stage-uren moeten voldoen, zal de huidige organisatie- en uitvoeringsstructuur moeten worden aangepast. We hebben immers vanaf dit schooljaar te maken met meer stageactiviteiten die verdeeld zijn over alle afdelingen en meerdere leerjaren. Het aantal betrokken leerlingen is veel groter en er zijn meer leidinggevenden (afdelingsleiders, projectleiders) bij betrokken. 28
De door de school aangeboden mogelijkheden voor het invullen van de Maatschappelijke Stage worden projectmatig georganiseerd. Een project heeft een duidelijk begin en eind, een concreet doel en is goed te plannen. Voor elk project wordt een draaiboek opgesteld, waardoor de voortgang goed te bewaken is. Na afloop van elk project vindt een evaluatie plaats. Aan de hand daarvan wordt het draaiboek bijgesteld, zodat dit gebruikt kan worden voor de volgende uitvoering. Er zal, gebruikmakend van de ervaringen, een definitief stageprogramma voor alle afdelingen worden ontwikkeld. In 2016 is dit ontwikkeltraject afgerond.
In 2016 - heeft maatschappelijke stage zijn plaats in het curriculum gekregen, - is een organisatiestructuur uitgekristalliseerd waarin taken en verantwoordelijkheden vastgelegd zijn van - coördinator maatschappelijke stage - directie en afdelingsleiding - projectleiders en stagebegeleiders - mentoren. - is er gestructureerd overleg met vrijwilligersorganisaties, direct of via stagemakelaar, - zijn alle door de school geplande projecten voor Maatschappelijke Stage ten minste één keer uitgevoerd, geëvalueerd en bijgesteld, - is er een digitaal systeem operationeel, dat toegang biedt tot * informatie voor intern gebruik: - in- en externe contactadressen en - personen, - door projectleiders geschreven korte evaluaties van uitgevoerde projecten, - draaiboeken voor alle door de school geplande projecten, - standaardcontracten, evaluatieformulieren en andere documenten, * informatie door en voor leerlingen en ouders: - door leerlingen geschreven evaluaties, - het totaal aan afgetekende uren per leerling, - contactpersonen op school en bereikbaarheid, - faq met o.a.: - waarom maatschappelijke stage, - wat is maatschappelijke stage, - wat is maatschappelijke stage niet, - eisen van maatschappelijke stage, - informatie over verzekeringen, reiskosten, - wie is contactpersoon, etc * informatie voor externen: - contactpersonen binnen school, - doel van maatschappelijke stage, - faq met o.a. - wat te doen bij ..., - zie bij 'informatie door en voor leerlingen en ouders'. - hebben alle leerlingen van VMBO-TL, Havo en VWO die in 2016 examen doen aan alle eisen van de maatschappelijke stage voldaan,
Ontwikkeltraject 2011 - 2016 2011 - 2012
- inventarisatie bij alle afdelingen van uitgevoerde en geplande stage-activiteiten, - opstellen meerjaren-uitvoeringsplan, - vastleggen organisatiestructuur, taken en verantwoordelijkheden, - vaststellen budget, - keuze voor digitaal systeem, - ontwikkelen definitieve communicatieset: - (standaard)brieven voor leerlingen en ouders, - (standaard)brieven voor externen, 29
2012 - 2013
2013 - 2014
2014 - 2015
2015 - 2016
- opstellen teksten voor website en/of ELO, - start-, voortgangs- en evaluatieformulieren, - overige, zoals presentaties, posters, ad-hoc-info. - onderhouden van bestaande en leggen van nieuwe contacten, - uitvoering geplande stage-activiteiten, - digitaal systeem operationeel op niveau van informatievoorziening naar leerlingen, ouders en externen, - vaststellen budget, - onderhouden van bestaande en leggen van nieuwe contacten, - na evaluatie en bijstelling 2011 - 2012 tweede uitvoering van activiteiten, - eerste uitvoering activiteiten tweede tranche. - digitaal systeem operationeel op alle niveaus, - vaststellen budget, - onderhouden van bestaande en leggen van nieuwe contacten, - na evaluatie en bijstelling 2012 - 2013 derde uitvoering van activiteiten, - eerste uitvoering activiteiten derde tranche. - vaststellen budget, - na evaluatie en bijstelling 2013 - 2014 vierde uitvoering van activiteiten, - onderhouden van bestaande en leggen van nieuwe contacten, - eerste uitvoering activiteiten vierde tranche. - vaststellen budget, - na evaluatie en bijstelling uitvoering projecten 2015 - 2016, - onderhouden van bestaande en leggen van nieuwe contacten, - alle door de school geplande projecten voor Maatschappelijke Stage zijn ten minste één keer uitgevoerd, geëvalueerd en bijgesteld.
Vanaf 2011 Tijdens het schooljaar 2011 - 2012 worden al lopende projecten opnieuw uitgevoerd, andere worden voor de eerste keer uitgevoerd en er worden projecten in ontwikkeling genomen. In het onderstaand schema is dat weergegeven. Aan het eind van elk schooljaar worden de projectgroepen en projectleiders voor het daaropvolgend jaar opnieuw vastgesteld. De aard van Maatschappelijke Stage brengt met zich mee dat er een grote afhankelijkheid van externe instanties is. Afdelingsleiders overleggen daarom ruim van tevoren met de projectmanager, die de haalbaarheid van de voorgestelde projecten beoordeelt. Zoals eerder gemeld, zal onderstaand overzicht nooit een definitieve vorm kunnen hebben. Naast de basis van jaarlijks terugkerende activiteiten, zullen er ook eenmalige projecten plaatsvinden. Bij het invullen van de basisjaarplanning wordt rekening gehouden met de spreiding van de projecten over het cursusjaar. De weergegeven activiteiten leveren niet voldoende op om aan de eisen van 30 klokuren per leerling te voldoen. In de komende jaren worden bestaande projecten uitgebouwd en nieuwe activiteiten toegevoegd.
30
Geplande projecten Maatschappelijke Stage VWO
Havo
VMBO
Uitwisseling met andere school. - aantal leerlingen: 120 - aantal uren: 12. - periode: PAL-week 1 - projectgroep: docenten/mentoren 3H - projectleider: Boo - uitvoerenden: 10 docenten gehele dag.
Gekoppeld aan LO2, AVtechniek, WiNaSk: - aantal leerlingen: alle 3T - aantal uren: 10 - periode: rond festiviteiten gedurende gehele schooljaar - projectgroep: Banddocenten.
1
2
3
NB: afhankelijk van andere school.
4
5
12 - 20 activiteiten in of buiten Osdorp. - aantal leerlingen: alle 4H - aantal uren: 18 (of 30 indien in 3H geen Mast is uitgevoerd). - periode: PAL-week 1 - projectgroep: ? - projectleider: Jeu - uitvoerenden: 20 - 30 docenten 4/5 Havo. Caland Bedankt. - aantal leerlingen: alle 5V (ca 90) - aantal uren: 40 - periode: PAL-week 1 - projectgroep: docenten CKV / K&C - projectleider: Gee - uitvoerenden: 11 docenten
6
31
Eigen netwerk leerlingen: - aantal uren: wisselend, tot minimum van 30 is bereikt. - periode: gehele schooljaar - projectgroep: geen, via mentoren Afronding Mast 3T tot minimum van 30 uren voor elke leerling is behaald.
3.9. Taal en Rekenen In 2010 is de Wet referentieniveaus aangenomen. Voor taal en rekenen zijn niveaus vastgesteld waar leerlingen aan moeten voldoen. In het schooljaar 2013 - 2014 maken leerlingen van alle afdelingen de verplichte rekentoets en is het examen Nederlands op de referentieniveaus aangepast. In de onderbouw worden leerlingen door middel van 'diataal' getoetst op woordenschat en tekstbegrip. Hiermee wordt inzicht verkregen in het taalniveau van de leerlingen. Aan de hand van de resultaten wordt er gedifferentieerd in de taallessen. Aan het eind van de eerste klas en aan het eind van de tweede klas worden nametingen gedaan, zodat leerlingen in het daaropvolgend cursusjaar een toegesneden bijwerkprogramma gaan volgen. De taalwerkgroep zorgt ervoor dat er in alle leerjaren aandacht voor taal blijft bestaan. Omdat het taalniveau in het examen van Nederlands wordt getoetst, gaat de sectie Nederlands het PTA en de daarbij behorende leerlijn herijken, zodat de leerlingen optimaal op het examen worden voorbereid. Rekenvaardigheden worden in de eerste plaats in de lessen wiskunde ingebed en aangeleerd. Rekenen wordt een vast item bij elke wiskundetoets. Uiteraard wordt niet alleen bij wiskunde gerekend. Andere vakken waarbij wordt gerekend, zoals natuur- en scheikunde, aardrijkskunde, economie, zullen dezelfde oplossingsstrategieën toepassen in hun lessen zodat leerlingen voortdurend hun rekenvaardigheden oefenen. Daarover worden afspraken met de betreffende secties gemaakt, zodat in het cursusjaar 2012-2013 de integratie van rekenonderwijs in andere vakken wordt geëffectueerd. Drie maal per jaar maakt elke leerling een niveautoets; aan het begin, halverwege en aan het eind van het cursusjaar. Leerlingen bereiden zich zelfstandig op deze toetsen voor door gebruik te maken van digitaal oefenmateriaal. In het examenjaar worden rekenlessen aangeboden. Onderzocht wordt of dit in de vorm van bijlessen of in het rooster en urentabel opgenomen rekenlessen voor iedereen zal gebeuren. Omdat taal niet alleen met het vak Nederlands te maken heeft, en rekenen niet alleen bij wiskunde van belang is, wordt er in de komende jaren gewerkt aan een brede bekendmaking van de referentieniveaus bij alle docenten. Zowel voor taal als voor rekenen wordt in 2012 een werkplan opgesteld, gebaseerd op de ervaringen die in de afgelopen jaren zijn opgedaan door de taalgroep in de onderbouw en de ervaringen die bij de rekenlessen zijn opgedaan. In het plan worden doelen, middelen en een tijdpad vastgelegd die tot een breed gedragen reken- en taalbeleid moeten leiden. Minimaal wordt vastgelegd: - te behalen doelen en subdoelen, tijdpad, - bestudering referentieniveaus en de gevolgen voor examinering, - aanschaf of ontwikkeling van niveautoetsen en de afname daarvan, - vorming van doorlopende leerlijnen van de eerste tot het laatste leerjaar en de verdeling over de secties van de lesstof, - beschikbare middelen in tijd en geld - verantwoordelijkheden en taken, evaluatie en rapportage. In 2016: - is er een cyclus van toetsen en bij(werk)lessen voor rekenen en taal functioneel, - is er binnen alle vakken aandacht voor de referentieniveaus rekenen en taal en handelen de docenten daarnaar, - behalen alle leerlingen voor de rekentoets ten minste een 6, en is het eindcijfer Nederlands ten minste een 5,0, (bij het examen in 2014 behalen alle leerlingen de rekentoets en voor Nederlands ten minste een 5,0),
32
3.10. Sport, het Calandlyceum als LOOT- en CTO-school Het Calandlyceum heeft al enkele tientallen jaren de LOOT-status. De stichting LOOT (Landelijke Organisatie Onderwijs en Topsport) is een samenwerkingsverband tussen scholen in het voortgezet onderwijs die toptalenten in sport ondersteunen om hun schoolcarrière met hun topsport te kunnen combineren. Leerlingen die voldoen aan specifieke eisen krijgen een aangepast rooster, eventueel met vrijstellingen, en extra studiebegeleiding. De sportbegeleiders van het Calandlyceum spreken regelmatig met de LOOT-leerlingen. Zij helpen de leerlingen bij het maken van hun werkplanning, onderhouden de contacten met de sportverenigingen en ouders, ondersteunen bij het huiswerk en zorgen voor faciliteiten (ruimte, hulpmiddelen). Ook vrijstellingen voor vakken en gespreide examens worden door hen geregeld. CTO Het Calandlyceum maakt deel uit van CTO Amsterdam. Het CTO (Centrum voor Topsport en Onderwijs) wil talent bundelen en sportbonden de keuze bieden uit een hoogstaand aanbod van collectieve voorzieningen op gebied van onderwijs, wonen en faciliteiten. Voor informatie over CTO verwijzen wij naar http://www.topsportamsterdam.nl. De taak van het Calandlyceum is om de CTO-leerlingen in staat te stellen aan hun sportverplichtingen te voldoen en tevens een diploma te halen. Die taak voeren wij uit door: - de leerlingen een minimum aan klassikale lessen aan te bieden. De leerlingen krijgen een aangepast, persoonlijk rooster. Zij volgen die lessen in hun eigen klas, zodat de sociale contacten bevorderd worden en de leerlingen zich sneller thuis voelen op onze school. - het curriculum te beperken tot het kerncurriculum. In samenwerking met de andere CTO-scholen en het SLO worden de lesprogramma's tegen het licht gehouden en zo veel mogelijk afgestemd op de examenprogramma's. Het doel is om een kerncurriculum samen te stellen. De PTA's worden herschreven, zodat wij leerlingen zo efficiënt mogelijk op het examen kunnen voorbereiden. Voor de exacte vakken en de talen is dit proces al in gang gezet. - de lesstof flexibel aan te bieden. Vaksecties bieden de lesstof zo veel mogelijk digitaal volgens onze elektronische leeromgeving itslearning aan. De secties maken daarvoor gebruik van bestaand digitaal materiaal en schrijven zelf lessen. Het streven is om in het cursusjaar 2012-2013 ten minste één leerjaar (4H of 4V) geheel van digitale lessen te voorzien. - contactmomenten op de behoefte van de leerling aan te bieden. Ondersteuning van de vakdocenten vindt, als aanvulling op of vervanging van de klassikale lessen, zo veel mogelijk plaats op de momenten dat de leerling daar behoefte aan heeft. Docenten bieden hulp als de leerling in de studieruimte werkt, maar ook via sociale media als facebook en skype of via email. - voorzien in een geschikte infrastructuur. De gewenste flexibiliteit is alleen mogelijk als de infrastructuur aan bepaalde eisen voldoet. Wij leggen daarom een snel draadloos netwerk aan, zodat de leerlingen op voldoende plaatsen in het gebouw met hun laptop, tablet of ander apparaat verbinding met internet kan maken. De realisatie van deze activiteiten wordt financieel mogelijk gemaakt door de subsidiegelden van CTO. De ervaringen, ontwikkelde digitale lessen en gerealiseerde infrastructuur komen uiteraard ook ten goede aan de overige sportleerlingen en zullen ook als proeftuin voor de gehele school dienen. Ontwikkeltraject 2012 - 2016 2012
Er wordt een structuur binnen de ELO itslearning ontwikkeld dat geschikt is voor het overzichtelijk onderbrengen van het digitale lesmateriaal. Een groep docenten maakt content voor de digitale leeromgeving. Het lesprogramma en PTA wordt toegesneden op de behoeften van de CTO-leerlingen. De technische structuur wordt ontworpen. 33
Ongeveer 10 docenten werken aan de digitalisering van de lesstof. Hiervoor worden CTOsubsidiegelden ingezet.
2012 - 2013
2013 - 2014
2014 - 2015 2015 - 2016
Binnen het schoolgebouw beschikken wij over een snel draadloos netwerk. Voor ten minste één leerjaar is het complete curriculum digitaal beschikbaar, voor andere leerjaren is dit in ontwikkeling. Leerlingen beschikken over een laptop of tablet. Naar aanleiding van de ervaringen met het digitale lesmateriaal worden aanpassingen gedaan en voor overige leerjaren wordt digitaal lesmateriaal ontwikkeld. Geschikt materiaal wordt ook door andere docenten en leerlingen gebruikt. Verdere aanpassingen en ontwikkelingen op basis van evaluaties. Docenten zetten ter zake doende digitale hulpmiddelen in. Alle lesstof wordt (ook) digitaal aangeboden.
Voor de ontwikkeling van digitaal lesmateriaal wordt gestart met de leerjaren 4H of 4V.
LOOT-leerlingen volgen de CTO-ontwikkelingen.
In 2016: - is er een uitgekiend curriculum samengesteld, dat leerlingen zo efficiënt mogelijk naar het examen leidt, - is alle lesstof van de bovenbouwleerjaren via de ELO beschikbaar, - beschikt de school over een up-to-date draadloos netwerk, - beschikken sportleerlingen over de meest geschikte laptops, tablets of andere hardware, - zijn contacten tussen leerlingen en docenten flexibel door optimale inzet van sociale media of Andre communicatiekanalen.
34
3.11. Kunst en Cultuur, het Calandlyceum als CultuurProfielSchool 1. Visie Het Calandlyceum is een school met een grote diversiteit aan leerlingen. Daarom kiezen wij ervoor de leerlingen zo breed mogelijk kennis te laten maken met allerlei vormen van kunst en cultuur, zowel passief als actief. Vanuit die kennismaking kunnen leerlingen verdere keuzes maken en hun creatieve en intellectuele talenten ontplooien. Op deze manier draagt cultuuronderwijs bij aan hun persoonlijkheidsontwikkeling. 8 Sinds mei 2011 zijn wij officieel een Cultuurprofielschool . Dit biedt ons nog meer de mogelijkheid om door een breed en gevarieerd aanbod aan culturele lessen, projecten en activiteiten onze leerlingen te laten ontdekken wat zij kunnen bereiken in het leven in het algemeen en op kunst- en cultuurgebied in het bijzonder. De Kunst en Cultuur-sfeer is door het gehele schoolgebouw waarneembaar en is geworteld in de schoolorganisatie. Wij sluiten met het onderwijsprogramma op gebied van kunst en cultuur aan op de onderwijsvisie van de hele school: adaptief onderwijs met de componenten relatie, competentie en autonomie. Vanuit deze onderwijsvisie hebben wij als cultuurprofielschool voor het cultuuronderwijs de volgende drie uitgangspunten. 1.1. Het cultuuronderwijs zorgt voor verbinding binnen de school (relatie). Met alle culturele projecten en activiteiten die georganiseerd worden beogen we verbindingen te leggen tussen: - de verschillende peilers en speerpunten van de school: leerlingen onderling, leerlingen en personeelsleden, personeelsleden onderling, de school en de ouders, de school en de omgeving. De school wil leerlingen onderling verbinden en de band tussen leerlingen en personeelsleden verstevigen door gezamenlijke ervaring en uitwisseling van creatieve ideeën te bevorderen. Door leerlingen in gezamenlijkheid kennis te laten nemen van ideeën die gegenereerd worden door kunst en cultuur, wil de school verschillen in bijvoorbeeld maatschappelijke positie, etniciteit inzichtelijk maken en op deze manier leerlingen de weg te laten vinden naar het perspectief van de ander. 'Kunst en Cultuur' is bij uitstek het middel om contact met elkaar te maken. Door het zichtbaar maken van gevoelens en gedachten, zoals dat gebeurt bij een podiumvoorstelling, een grafische voorstelling of een driedimensionaal werkstuk, maar ook tijdens de voorbereidingen van een evenement, begrijpen leerlingen beter wat de ander bezig houdt en verbeteren zij hun sociale vaardigheden. Enerzijds is je expressief kunnen uiten alleen mogelijk als er een veilige omgeving is. Anderzijds ontstaat door de noodzakelijkerwijs kwetsbare opstelling van de leerlingen een veilige omgeving. Door de verbinding (en saamhorigheid) die tussen mensen kan ontstaan door culturele, creatieve activiteiten kunnen leerlingen ervaren dat ze onderdeel zijn van een geheel. Kunst en Cultuur draagt zo bij aan een sociaal veilige schoolomgeving. Door samen te werken met culturele instanties in de buurt, door ouders en buurtgenoten deelgenoot te laten zijn van culturele evenementen, willen we zorgen voor verbinding tussen hen en de school, de leerlingen. 1.2. Het cultuuronderwijs draagt bij aan de identiteitsontwikkeling van de leerlingen (competentie en autonomie). Door de breedst mogelijke algemene ontwikkeling of Bildung te stimuleren , wil de school leerlingen in staat stellen zich te ontwikkelen tot expressieve, kritische, zelfstandige denkers. Inzicht krijgen in het perspectief van de ander is hierbij belangrijk. In de huidige maatschappij is het noodzakelijk dat leerlingen zich ontwikkelen op het gebied van communicatie, creativiteit, samenwerking, reflectie en kritisch denken. Deze vaardigheden staan centraal bij het cultuuronderwijs dat wij bieden. 1.3. Het cultuuronderwijs bevordert het zelfvertrouwen en het plezier in het schoolgaan van de individuele leerling (competentie en autonomie) Het Calandlyceum wil leerlingen de mogelijkheid geven hun eventuele bijzondere expressieve en creatieve talenten te ontplooien.
8
zie http://www.cultuurprofielscholen.nl/ 35
2. Implementatie in de programmering De activiteiten voor de komende jaren zijn erop gericht de bestaande cultuurprojecten te verstevigen en verbeteren, en daarnaast verbindingen te leggen, zodat het cultuurprofiel door alle leerjaren en gedurende het gehele schooljaar zichtbaar is, door veel vakken en docenten wordt gedragen en bekendheid geniet bij externe relaties. Het cultuurprofiel valt onder de verantwoordelijkheid van de afdelingsleider/adjunct met cultuur in de portefeuille en de cultuurcoördinatoren. Kunst en Cultuur-educatie is vooral op vier vlakken zichtbaar: 1. De kunst-en cultuurklassen. In leerjaar 1,2 en 3 (havo) zijn kunst- en cultuurklassen geformeerd met een cultuurgericht programma. Deze klassen hebben extra cult-uren op de urentabel. Deze uren worden ingevuld met de vakken beeldend, drama, dans, muziek, filosofie en ckv. 2. CKV en de expressievakken. In de onderbouw hebben alle leerlingen tekenen, handvaardigheid, muziek en drama op de urentabel. Het CKV-programma in de bovenbouw voor alle afdelingen heeft een stevige, uitdagende en ambitieuze invulling en sluit aan op de culturele activiteiten en projecten van de onderbouw. De expressievakken, eindexamenexposities en culturele evenementen zorgen ervoor dat er door de gehele school een Kunst en Cultuursfeer waarneembaar is. 3. Culturele projecten/activiteiten. In alle leerjaren worden culturele activiteiten georganiseerd waarin een opbouw in vaardigheden als rode draad door het programma loopt. Ontwikkeling van vaardigheden naast de gewone schoolvakken ten gunste van de persoonlijkheidsontwikkeling van leerlingen. Verspreid over de verschillende leerjaren komen alle kunstdisciplines aan bod. 4. Schoolbrede podiumevenementen, talenturen en studiedagen. Verspreid over het schooljaar zijn er terugkerende schoolbrede podiumevenementen waar leerlingen en docenten aan mee kunnen doen of die ze kunnen bezoeken. Ook kunnen leerlingen zich inschrijven voor workshops en atelieruren voor beeldend, muziek, dans en voor brugklas- en schoolbreedtoneel. Daarnaast is er elk jaar een studiedag cultuur voor het gehele personeel. In de komende jaren werken wij aan de volgende doelstellingen: 2.1. Het programma van de onderbouw is versterkt met het vak drama op de urentabel. Drama wordt nu gegeven aan de gewone 1e klassen en de Q-klassen. De tweede klassen krijgen een module drama. In de toekomst staat het voor alle 1e- en 2e-klasleerlingen (behalve sportklassen) op de urentabel. Leerlingen maken kennis met de kunstdiscipline theater, waarbij ze begrip krijgen voor deze kunstvorm en de basisvaardigheden leren. Met het vak drama wordt bovendien de taalvaardigheid versterkt, leerlingen ontwikkelen hun presentatievaardigheden en ook worden de sociale vaardigheden zoals samenwerken er door versterkt. Leerlingen leren openstaan voor het nieuwe. Het vak kan bijdragen aan de veiligheid in de klas. in 2016: - is het onderzoek afgerond naar de mogelijkheden het vak drama op de urentabel te zetten voor leerjaar 1 en 2 (voor alle niveaus), - is de mogelijkheid voor drama als examenvak onderzocht en indien mogelijk de eerste stap tot invoering gezet. 2.2. Het programma van de kunst- en cultuurklassen is versterkt door een duidelijke leerlijn in de cult-uren en er zijn structureel derden betrokken bij de uitvoeringen. In de onderbouwklassen zijn leerlingen die te kennen hebben gegeven bovengemiddeld geïnteresseerd te zijn in Kunst en Cultuur bij elkaar in een klas geplaatst. De lessentabel van deze zogenaamde Q-klassen is aangepast en aangevuld met 'Cult-uren' (zie 2.1).. In deze klassen wordt per leerjaar met een thema gewerkt. Bij de reguliere vakken worden rondom dit thema culturele projecten vanuit het vak gedaan. Per jaar hebben de leerlingen een aantal buitenschoolse culturele uitjes/workshops. Leerlingen van de kunst en cultuurklassen verzorgen minimaal 1 keer per leerjaar een presentatie. Op deze wijze komen zij in aanraking met diverse Kunst en Cultuur-uitingen en hebben zij voldoende gelegenheid om hun talenten te ontdekken en te ontwikkelen.
36
Voor de bovenbouw bestaat de mogelijkheid om Q-klassen te formeren nog niet. We zullen onderzoeken of het mogelijk is in de bovenbouwklassen K(unst) en C(ultuur) keuzemodules aan te bieden die een verdieping bieden op muziek, tekenen, handvaardigheid, dans en drama. In 2016: - is er een aannameselectie voor de kunst- en cultuurklassen op basis van een portfolio en een gesprek - is het percentage jongens in de kunstklas gestegen, - is er samenwerking met het Technasium tot stand gekomen, - is samenwerking met bedrijven en instellingen versterkt en maakt structureel deel uit van het programma, - verzorgen leerlingen van de Q-klassen ten minste één keer per schooljaar een voorstelling waarbij ook ouders en buurtbewoners worden uitgenodigd, - zijn er aanwijsbaar samenwerkingsverbanden met anderen, zoals technische ondersteuning bij licht, geluid, decor of op gebied van marketing en communicatie, - is duidelijk of, en zo ja welke, KenCmodules in de bovenbouw aangeboden kunnen worden. 2.3. Bij de organisatie en uitvoering van (schoolbrede) evenementen door een projectgroep is een samenwerkingsverband met derden ontstaan en worden ouders en buurtbewoners uitgenodigd. Gedurende het schooljaar worden diverse grootschalige festiviteiten georganiseerd, waarbij alle leerlingen een rol kunnen spelen. Een voorbeeld hiervan is 'So You Think You Can Dance' of 'Music4You'. Elke leerling of leerlinggroep kan zich hiervoor aanmelden. Bij de voorbereiding en uitvoering wordt de techniek (licht, geluid, decor, audiovisuele vastlegging) door leerlingen verzorgd. Toegangskaartjes worden op school verkocht. Dergelijke festiviteiten kunnen alleen slagen als er interdisciplinair wordt gewerkt. Leerlingen en andere medewerkers maken gebruik van elkaars deskundigheid en werken efficiënt samen. Voor de organisatie van deze activiteiten is een projectgroep samengesteld, welke verantwoording aflegt aan de cultuurcoordinator, die weer verantwoording aflegt aan de afdelingsleider/adjunctdirecteur met cultuur in de portefeuille. In 2016: - is er bij de podiumuitvoeringen een samenwerking van de projectgroep met - leerlingen die de technische ondersteuning verzorgen, - leerlingen van het Technasium, - de PR medewerker en leerlingen die marketing en communicatie verzorgen (IBS), - leerlingen voor logistiek, inrichting, catering enzovoort (exposure projecten), - zijn alle technische faciliteiten in de schoolzaal op orde (licht, geluid, beeld, servicedeskondersteuning, hoofdschakelaar in de zaal enzovoort.) - zijn ouders en buurtbewoners op de hoogte van de uitvoering en bezoeken deze ook. 2.4. Kunst en Cultuurprojecten worden geïntegreerd in de daarvoor in aanmerking komende bestaande projecten. Het Calandlyceum heeft vele jaren ervaring met de vakken tekenen en handvaardigheid als examenvak. De opgebouwde deskundigheid wordt ingezet bij het breder organiseren van cultuuractiviteiten in en rondom de school. De permanente expositie van leerlingwerk in de gangen van de school getuigt daarvan. Buiten de expressievakken vinden, tijdens de PAL-weken maar ook daarbuiten, al kleinere Kunst en Cultuurgerichte workshops plaats. Het streven is om cultuuractiviteiten meer zichtbaar in de school te maken, een duidelijker profiel te geven, onder andere door thematische PAL-weken, waarbij het grootste deel van de PAL-week gevuld wordt door een cultureel project. Hierbij wordt samenwerking gezocht met externe partners, met reeds bestaande lessen en activiteiten en worden verbindingen gelegd met bijvoorbeeld: - Maatschappelijke Stages, - CKV-lessen, - expressievakken muziek, tekenen, handvaardigheid, drama, - discussie- en debattrainingen, - LOB. In 2016:
37
- zijn er in elke afdeling ten minste twee PAL-weken met voor ten minste 70% een aanwijsbaar Kunst en Cultuur-thema, - zijn examenexposities van tekenen en handvaardigheid open voor ouders en buurtbewoners, - zijn er met duidelijk omschreven projecten verbindingen gelegd tussen het Calandlyceum en Kunst en Cultuurorganisaties, (onder andere bij CKV-projecten), - is er een leerlijn geformuleerd en in uitvoering voor trainingen op gebied van debat, discussie en sociale vaardigheden. 2.5. Cultuurprojecten worden in samenwerking met andere vakken uitgevoerd. Door middel van cultuuronderwijs willen we meer vakoverstijgende projecten opzetten, verbindingen leggen met vakken. Verspreid over het schooljaar en over de leerjaren vinden cultuuractiviteiten plaats. In deze cultuuractiviteiten zit een opbouw in vaardigheden. Het streven is zo veel mogelijk leerlingen en anderen bij de projecten en de school te betrekken. De Kunst en Cultuursfeer moet op meerdere plaatsen, en zeker ook bij meerdere vakken, naar voren komen. Leerlingen zullen de vaardigheden die zij bij de cultuuractiviteiten opdoen ook bij andere vakken gaan gebruiken. Te denken valt aan bijvoorbeeld debatvaardigheden die ook bij andere vakken dan Nederlands ingezet worden. Presentatievaardigheden die bij drama eigengemaakt worden, gebruiken voor andere vakken. Een bredere inbedding van Kunst en Cultuur in de school kan alleen slagen als dit gedragen wordt door meerdere docenten en secties. In de komende jaren zullen dus vakoverstijgende projecten worden georganiseerd. In eerste instantie zullen de PAL-weken hiervoor worden gebruikt, in een volgend stadium zullen dergelijke projecten ook buiten de PAL-weken plaats gaan vinden. In 2016: - is in een PAL-week in elke kolom ten minste één project uitgevoerd waar ten minste drie vakken een actieve bijdrage aan hebben geleverd en een uitvoerende of begeleidende rol hebben gespeeld. - is in het portfolio van leerlingen duidelijk dat vaardigheden die bij cultuurprojecten zijn aangeleerd ook bij andere vakken worden ingezet (en andersom). 2.6. Aansluiting zoeken met de omgeving: ouders, buurtbewoners en externe organisaties worden actief betrokken bij Kunst en Cultuurprojecten. Bij culturele uitvoeringen zal steeds meer aansluiting met de omgeving gezocht worden. Bij exposities van examenleerlingen en diverse uitvoeringen krijgen ouders een persoonlijke uitnodiging of worden gevraagd deel te nemen in de voorbereidende organisatie. In een later stadium wordt ook de directe woonomgeving van de school actief bij de school betrokken. De school zal zich als een goede buurman gaan gedragen. Verder zal samenwerking gezocht worden, met instellingen en organisaties in de buurt van de school. In 2016: - is de PR medewerker ook ten dienste van de culturele activiteiten/evenementen, - is de cultuuragenda concreet zichtbaar op een plek in de school en op de site, - krijgen ouders een uitnodiging voor een evenement, - krijgen bewoners in de omgeving van de school een uitnodiging voor het bijwonen van een evenement, - is er ten minste één cultureel project in samenwerking met een externe instelling of organisatie uitgevoerd, - is er onder ouders en bewoners een evaluatieonderzoek uitgevoerd over ten minste één cultuurproject.
3. Ontwikkelplannen In de voorgaande tekst worden bestaande activiteiten beschreven die worden voortgezet en verdiept. Daarnaast zullen wij een aantal nieuwe activiteiten ontwikkelen. 3.1. Docentenparticipatie Er zal een cultuurcommissie van docenten worden opgericht. Deze commissie bestaat uit docenten uit alle afdelingen van de school en is zo breed mogelijk samengesteld. Er zullen docenten uit diverse secties in vertegenwoordigd zijn.
38
De taak van deze groep is in de eerste plaats het kritisch volgen van de culturele activiteiten op het Calandlyceum. Daarnaast, niet minder belangrijk, zal deze groep actief deelnemen in het bedenken en organiseren van culturele projecten. Met name bij de vakoverstijgende projecten zal deze groep een drijvende kracht zijn. In 2016: - is een cultuurcommissie van docenten onder de verantwoordelijkheid van de cultuurcoördinatoren actief en is op initiatief van en met medewerking van deze commissie ten minste één project uitgevoerd. 3.2. Leerlingparticipatie Er zal een cultuurcommissie van leerlingen worden ingesteld. Deze groep, gelieerd, maar niet gelijk aan de leerlingraad, krijgt in grote lijnen dezelfde taken en verantwoordelijkheden als de cultuurcommissie van docenten, maar zal ook acties ondernemen om meer leerlingen bij de invulling van het Kunst en Cultuurprogramma te betrekken. In 2016: - is een cultuurcommissie van leerlingen onder de verantwoordelijkheid van de cultuurcoördinatoren actief en is op initiatief van en met medewerking van deze commissie ten minste één project uitgevoerd. 3.3. Contact en samenwerking met kunstmagneetscholen (p.o.) en vervolgopleidingen op het gebied van kunst en cultuur. Het betreft hier beeldendekunstopleidingen en opleidingen die opleiden tot een podiumberoep, maar ook opleidingen die een beroep doen op de creatieve capaciteiten, zoals opleidingen in de reclame, binnenhuisarchitectuur, print- en e-media. Docenten van de examenvakken tekenen en handvaardigheid en de andere expressievakken houden contact met dergelijke opleidingen en stellen geïnteresseerde leerlingen in staat om binnen de lessen een toelatingsportfolio samen te stellen. Procesmatig werken en stappen die daarbij horen in het vervolgonderwijs zijn onderdeel van het PTAprogramma van expressie, zodat kans op succes in de vervolgopleiding vergroot wordt. Op termijn kan de samenwerking met vervolgopleidingen versterkt worden door meeloopdagen en uitwisselingsprojecten waarbij leerlingen en studenten en docenten elkaars opleiding bezoeken en zo mogelijk gastlessen verzorgen. In 2016: - is er contact met kunstmagneetscholen en diverse vervolgopleidingen in de creatieve sector, - heeft elke leerling die interesse heeft in een vervolgopleiding in de creatieve sector een ter zake doend portfolio samengesteld dat voldoet aan de wensen en eisen die de vervolgopleiding stelt, - zijn leerlingen op de hoogte van uitwisselingsprojecten met vervolgopleidingen. 3.4. Caland-portfolio Tijdens de schoolloopbaan nemen leerlingen binnen en buiten de reguliere lessen deel aan allerlei activiteiten en projecten waarbij verschillende vaardigheden worden geleerd. Het is belangrijk dat leerlingen inzicht krijgen in de samenhang van deze projecten en in de vaardigheden die ze ermee verkrijgen. Bovendien is het van belang om een overzicht te hebben van verslagen, presentaties, filmpjes, foto’s etc. die horen bij de projecten/activiteiten. Een portfolio is hiervoor het geschikte middel. Hierin kan de leerling ook zijn eigen voorgang vastleggen. Elke leerling op het Calandlyceum zal zijn activiteiten, waaronder ook kunst- en cultuuractiviteiten, vastleggen in een digitaal Calandportfolio. Een Caland-portfolio: is een doelgericht aangelegde verzameling werk, toont vooruitgang en ontwikkeling in het leerproces aan, betrekt leerlingen bij het leerproces, is een instrument waarmee leerlingen leren reflecteren. In een digitaal portfolio kan elke leerling zijn ervaringen, producten en evaluaties vastleggen en behouden. Het is tevens een instrument om de diverse projecten te verbinden tot een samenhangend programma, een doorgaande leerlijn. Een dergelijke portfolio zal ook zijn nut bewijzen bij de aanmelding bij een vervolgopleiding. Over de definitieve vorm, inhoud en mogelijkheden van het portfolio wordt binnen de school in een breder platform overleg gevoerd. 39
In 2016: - is in 2012 gestart met het invoeren van een digitaal Calandportfolio voor alle eerste klassen en dus: - hebben de leerlingen van leerjaar 1 tot en met 4 in 2016 een digitaal portfolio, met een inhoud die kwantitatief en kwalitatief voldoet aan de eisen die de strengste vervolgopleiding er aan stelt. 3.5. Evaluatiemodel Aan het einde van elk schooljaar wordt het activiteitenplan voor de Kunst en Cultuuractiviteiten in het daaropvolgend schooljaar vastgesteld. De daarin geplande activiteiten worden voorzien van meetbare indicatoren. Op basis van metingen, afhankelijk van het project, worden evaluatieve conclusies getrokken. Ten minste twee maal per jaar (januari-december en einde schooljaar) wordt het activiteitenplan geëvalueerd. De cultuurcoördinatoren leggen aan de hand van de metingen of objectieve waarnemingen verantwoording af over de voortgang van het activiteitenplan aan de afdelingsleider/adjunct-directeur met cultuur in de portefeuille. De halfjaarlijkse evaluatie heeft als doel het vieren van behaalde successen en het opsporen van eventuele achterstanden teneinde door middel van een dichtraming het beoogde doel alsnog te halen. De evaluatie aan het einde van het schooljaar vindt plaats voordat het definitieve activiteitenplan voor het volgende jaar wordt ingediend. Op deze wijze worden nieuwe ervaringen gebruikt voor een kwaliteitsverbetering in het komende jaar. In 2016: - zijn er werkbare meetinstrumenten voor cultuurprojecten ontwikkeld, - worden de Kunst en Cultuurprojecten en -ontwikkelingen op systematische wijze geëvalueerd en bijgesteld.
4. Communicatie en externe contacten De bestaande contacten met externe organisaties zullen uiteraard worden onderhouden en versterkt. Omdat wij ernaar streven om met onze cultuurevenementen verbindingen te leggen tussen de school en zijn omgeving, zullen nieuwe samenwerkingspartners worden gezocht. Goede communicatie, met vaste contactpersonen en een duidelijke boodschap, is onontbeerlijk. Binnen de school zullen duidelijke afspraken worden gemaakt over de rolverdeling tussen de communicatiemedewerker en de overige medewerkers die contacten met externen onderhouden. Naast de persoonlijke contacten zal voor het breder bekend maken van het cultuurprofiel van het Calandlyceum gebruik gemaakt worden van Cement, de website, Caland.txt en sociale media. Indien van toepassing worden brieven op naam verstuurd, worden flyers verspreid en posters opgehangen. Alle cultuuruitingen zijn voorzien van het Calandlogo en een vast element dat verwijst naar de status als cultuurprofielschool en dragen zo bij aan de positieve beeldvorming over het Calandlyceum. In 2016 - is in overleg met de communicatiemedewerker een communicatieplan geformuleerd, - is er een PR budget voor culturele evenementen, - is de cultuuragenda concreet zichtbaar op een plek in de school en op de website, - zijn contacten met externen duidelijk en professioneel vormgegeven met een herkenbaar 'Calandals-cultuurprofielschool'-beeldmerk.
Ontwikkeltraject 2012 - 2016 jaar
activiteit
opmerking
2012
- aanscherping jaarplan cultuuractiviteiten, - vergroting draagvlak, - definiëren samenwerking cuco’s en PR medewerker.
- ontwikkelen format jaarplan, - opening Caland cps
2012 - 2013
- cultuurcommissies docenten + leerlingen, - Caland-portolio, - ontwikkelen KC modules bovenbouw.
- Commissies formeren, - pilot portfolio voor Q-klassen
40
2013 - 2014
- ontwikkelen evaluatie instrument, - contact kunstmagneetscholen en vervolgonderwijs, - invoeren KC module.
2014 - 2015
- externe contacten: buurt, p.o. kunstmagneetscholen, vervolgopleidingen. - vakoverstijgende projecten zijn ontwikkeld.
2015 - 2016
41
3.12. Profilering afdelingen VWO Binnen het Calandlyceum is een gezonde VWO-afdeling essentieel voor de brede school die we willen zijn. Om de afdeling gezond te houden, te versterken en de inhoudelijke kwaliteit te waarborgen, zullen gedurende de looptijd van dit schoolplan op meerdere gebieden bestaande acties worden voortgezet en versterkt en nieuwe activiteiten worden ontwikkeld en uitgevoerd. De beschikbare middelen zijn beperkt en zullen dus moeten worden ingezet op de activiteiten die het grootste rendement opleveren. Bij de keuze van de uit te voeren activiteiten maken we gebruik van het strategisch kwadrant: VERDIEPEN
VERBREDEN
INTERN EXTERN Uit strategisch oogpunt kiezen wij ervoor om de meeste aandacht uit te laten gaan naar bestaande, interne factoren zoals kwaliteitsbewaking en -borging, doorgaande leerlijnen van het eerste tot en met het zesde leerjaar en doorstroom- en slagingspercentages. Daarnaast zullen bestaande ontwikkelingen ook een verdieping krijgen. Zo zal het Technasium het bestaande programma van de eerste drie leerjaren blijven ontwikkelen en versterken, en daarnaast verbreden door het vak O&O door te zetten naar het vierde tot en met het zesde leerjaar. Dat laatste zal echter alleen succesvol kunnen zijn als de basis (de eerste drie leerjaren) stevig is. Externe contacten zullen worden verdiept. Bestaande relaties met basisscholen en vervolgonderwijs (UvA, VU en AUC) worden onderzocht en geïntensiveerd. Pas in laatste instantie zullen nieuwe activiteiten met nieuwe partners worden ontwikkeld. Doelstelling: in 2016 zal het aandeel Vwo-leerlingen blijvend 30% zijn. In de afgelopen vijf jaren lag het aandeel Vwo-leerlingen op het Calandlyceum tussen de 25% en 28%. Om een gezonde en stevige afdeling te waarborgen zal dat aandeel in 2016 blijvend 30% zijn. Dit kan bereikt worden door: - instroom in het eerste leerjaar kwalitatief en kwantitatief te versterken, - doorstroompercentages van het eerste tot en met het zesde leerjaar te vergroten - influx in hogere leerjaren te vergroten Doelstelling: Intensivering en marktgericht contact met toeleverende scholen en organisaties. In 2012 wordt onderzocht welke toeleverende scholen de Vwo-leerlingen aan het Calandlyceum leveren. Het wordt duidelijk waar onze huidige leerlingen vandaan komen en waar groeimogelijkheden zitten. Daarna worden concrete activiteiten ontwikkeld en uitgevoerd om bestaande toeleverende scholen sterker aan het Calandlyceum te binden, en scholen die nu nog geen of weinig Vwo-leerlingen leveren te onderzoeken op potentie. Ook voor deze scholen zullen, gericht op de vraag van die scholen, activiteiten worden ontwikkeld. Om de contacten en samenwerking met de bestaande en nieuwe toeleverende scholen te onderhouden en te versterken, worden accountmanagers aangesteld. De nieuwe acties en accountmanagers zijn in de wervingscampagne voor de instroom per 2013 voor het eerst functioneel, en zullen in de jaren daarna voortdurend worden geëvalueerd door middel van in- en extern (markt)onderzoek en worden bijgesteld. Leerlingen in het PO worden onder andere door middel van gastlessen op de basisscholen en op het Calandlyceum met het Calandlyceum bekend gemaakt. We noemen dit het pre-Calandlyceum. Vooral het Technasiumonderwijs en de Klassieke Talen zullen hierin een rol spelen. Aldus wordt een sterk en positief beeld van het Calandlyceum overgebracht.
42
Naast de instroom in het eerste leerjaar, ontvangt het Calandlyceum ook een substantieel aantal leerlingen in de hogere leerjaren (influx). Dit zijn met name LOOT-leerlingen en leerlingen die via CTO (Centrum Topsport en Onderwijs) instromen. De bestaande LOOT- en CTO-contacten worden versterkt. Er worden tevredenheidonderzoeken uitgevoerd onder leerlingen, ouders en betrokken sportorganisaties om de bestaande kwaliteit te handhaven en te versterken. Doelstelling: Voor elk vak is een doordachte doorlopende leerlijn, inclusief systeem van kwaliteitsbewaking en borging, vastgelegd. Te veel leerlingen verlaten rond de overgang naar het volgend leerjaar de Vwo-afdeling. In de onderbouw kan blijken dat een leerling niet in de juiste, bij hem passende afdeling is geplaatst. Het is onvermijdelijk dat dit bij enkele leerlingen gebeurt, maar door de oorzaken van dergelijke uitval te onderzoeken en zo mogelijk weg te nemen, is het mogelijk een groter percentage leerlingen die in het eerste jaar beginnen een Vwo-diploma te laten halen. De determinatieperiode moet tot maximaal de eerste drie leerjaren beperkt blijven. Dit gaan we bereiken door elke sectie duidelijk aan te laten geven wat het eindniveau van een leerjaar is. De vereiste kennis en vaardigheden worden vastgelegd. Een goed ontwikkelde en door de sectie gedragen database, gevuld met toetsen en correctievoorschriften, waarborgt dit niveau. Uiteraard is het lesprogramma op inhoud en niveau zodanig vormgegeven, dat de leerjaren naadloos op elkaar aansluiten. Bovenstaande geldt voor elk leerjaar, maar voor de schoolexamens in versterkte mate. Voortdurend vindt er een evaluatie van de schoolexamens plaats. De stofverdeling over de leerjaren is zodanig dat het gehele examenprogramma is gedekt en er ruimte is voor een effectieve voorbereiding op het centraal examen. Kwaliteit, niveau en toetswijze past bij de te toetsen stof. Zie hiervoor de paragraaf "Schoolexamens, kwaliteit en borging". Tussentijds uitval van leerlingen wordt beperkt. Signalen die er op wijzen dat een leerling minder presteert, worden snel gesignaleerd. De Studieleiding zal docenten, mentoren en leerlingen ondersteunen en voorzien van instrumenten (informatie, vaardigheden) om een effectieve leerlingbegeleiding verder mogelijk te maken. Doelstelling: Het Gymnasium heeft een stevige plaats in de Vwo-afdeling. Het Calandlyceum zal het Gymnasiumonderwijs blijvend aanbieden. De levensvatbaarheid van de afdeling wordt gewaarborgd door instromende leerlingen op deze vorm van onderwijs opmerkzaam te maken door het aanbieden van onder meer pre-Calandlyceumlessen en masterclasses Klassieke Talen en Technasium. De school zal zich de komende twee jaren bezinnen op een herpositionering van de Gymnasiumafdeling. Het blijft mogelijk de school met een Gymnasiumdiploma te verlaten. Doelstelling: Het Technasium en het vak O&O zijn tot en met het examenjaar ontwikkeld en uitgevoerd, Voortzetting ontwikkeling en versterking Technasium Het Technasium beschikt over lesruimte die ruimschoots voldoet aan de eisen die aan deze vorm van onderwijs worden gesteld. Het lesprogramma omvat nu de leerjaren 1 tot en met 3, zal voortdurend worden geëvalueerd en zal in de komende jaren bijgesteld en uitgebreid worden naar de hogere leerjaren. Daartoe zal het vak Onderzoek en Ontwerpen (O&O) voor die leerjaren worden ingevoerd. In 2015 zal de eerste groep Technasiumleerlingen de meesterproef in 6V afronden. Doelstelling: Blijvend aanbieden van divers en uitdagend curriculum. De Vwo-afdeling geeft het motto 'Ontdek wat jij kunt bereiken' mede inhoud door het aanbieden van een divers lesaanbod. Het Gymnasium en het Technasium zijn hier voorbeelden van. In de komende twee jaren zal onderzocht worden welke plaats het vak Filosofie, dat nu alleen in de bovenbouw wordt aangeboden, op het Calandlyceum kan krijgen. Mogelijkheden tot meer structureel samenwerking met externe partners zoals universiteiten (UvA, VU en AUC) zal worden onderzocht. De samenwerking zal ertoe kunnen leiden dat leerlingen mogelijkheden krijgen om te ontdekken welke vervolgopleidingen en -studies zij kunnen bereiken en zo een bijdrage aan het LOB-programma leveren.
43
Doelstelling: Het slagingspercentage is blijvend 90%. Bovenstaande maatregelen zullen ertoe leiden dat het slagingspercentage blijvend 90% of meer zal zijn. Wij zijn ervan overtuigd dat we met bovenstaande acties ruimschoots voldoen aan het volgende punt uit het Actieplan Beter Presteren: "4. Op de scholen is sprake van een ambitieuze leercultuur waar excellentie wordt gestimuleerd en hoogbegaafdheid wordt ondersteund. De leerprestaties van de 20% best presterende vwo-leerlingen stijgen aantoonbaar." Havo Het resultaatgericht werken krijgt in de Havo-afdeling gestalte door het motto: 'Begeleiden en motiveren naar resultaten'. Resultaten. De beoogde resultaten kunnen worden uitgedrukt in percentages leerlingen die na afloop van een leerjaar naar het daaropvolgend leerjaar in dezelfde afdeling doorstromen: na leerjaar na het eerste leerjaar na het tweede leerjaar na het derde leerjaar na het vierde leerjaar
doorstroom 70% 80% 90% 70%
slagingspercentage
90%
anders 30% doubleert of wordt in beter passende opleiding geplaatst 20% doubleert of wordt in beter passende opleiding geplaatst 10% doubleert of wordt in beter passende opleiding geplaatst 30% doubleert of wordt in beter passende opleiding (w.o. MBO) geplaatst
Deze percentages zijn ambitieus, maar gezien de ervaringen van de laatste jaren realistisch en haalbaar. In de komende jaren wordt de slaag-/zakregeling verzwaard. De voorbereiding binnen en buiten de lessen wordt daar op aangepast, zodat uiterlijk in het examenjaar 2016 het slagingspercentage blijvend op minimaal 90% ligt. Begeleiden In lijn met de beginselen van het adaptief onderwijs, worden leerlingen aangesproken op een bij hun passende wijze. Leerlingen zullen het vastgestelde Havo-niveau moeten bereiken, maar de manier waarop dat niveau bereikt wordt, kan per leerling anders zijn. Niet elke leerling leert op dezelfde wijze. Doelstelling: In 2016 houdt elke Havo-docent rekening met de leerstijl die bij de leerling past. In de komende jaren zal daarom een leerstijlenonderzoek gedaan worden. We zoeken antwoord op vragen als - Welke leerstijlen kunnen we onderscheiden? - Hoe kunnen we die leerstijlen herkennen, welke kenmerken zijn waarneembaar? - Op welke wijze kan, rekening houdend met de leerstijlen, de lesstof het best worden aangeboden? - Hoe ziet een gedifferentieerde les er uit? - Hoe kan de docent bekwaam worden in het effectief lesgeven, rekening houdend met de waargenomen leerstijlen? - Kunnen we op andere wijze binnen homogene groepen rekening houden met niveauverschillen? Doelstelling: In 2016 wordt in docententeams gewerkt. De wijze van begeleiden zal breder ingezet worden. In de komende jaren zal gewerkt worden in docententeams. Hierbij is er een kerngroep van docenten die les geven aan een 3- of 4-tal klassen. Deze kerngroep krijgt de verantwoordelijkheid voor het functioneren van de klassen. Regelmatig zal de groep, in het bijzijn van de studieleider en/of de afdelingsleider, bijeen komen om de begeleiding van de leerlingen (vorderingen op gebied van resultaten, maar ook gedragingen, absentie, persoonlijke ontwikkeling, enzovoort) te bespreken en acties af te spreken. Indien nodig wordt externe deskundigen uitgenodigd. Op deze wijze worden mentor, studieleider en afdelingsleider ondersteund door de direct betrokken docenten. Dit komt de kwaliteit van de begeleiding ten goede.
44
Bij de formatie voor het cursusjaar 2012 - 2013 wordt reeds met de vorming van enkele kernteams rekening gehouden. In het cursusjaar 2013-2014 is de organisatorische structuur neergelegd en in 2016 is werken in kernteams functioneel. Doelstelling: Kunst en Cultuur tot en met 5Havo. Het Kunst en Cultuuraanbod loopt nu (cursus 2011-2012) tot in het derde leerjaar. In de komende jaren zal een ambitieus en uitdagend programma voor de 4e en 5e klassen worden ontwikkeld. Dit zal gebeuren in de vorm van modules of andere projectvormen, waarmee de kunstlijn tot in het vijfde leerjaar wordt doorgezet. In 2016 zal de activiteitenlijn voor Kunst en Cultuur de gewenste vorm hebben gekregen. De concrete uitwerking van het Kunst en Cultuurprogramma wordt in de betreffende paragraaf beschreven. Doelstelling: De IBS is in 2016 een exponent van excellent onderwijs. De International BusinessSchool (IBS) is bedoeld voor Havo-leerlingen die bovengemiddeld willen presteren en geïnteresseerd zijn in een economische vervolgopleiding. Er wordt veel en nadrukkelijk samengewerkt met vervolgopleidingen en bedrijfsleven. De IBS levert dus zowel een bijdrage aan de invulling van het motto 'Ontdek wat jij kunt bereiken' als aan de invulling van een betekenisvol LOB-programma. In de afgelopen jaren is het IBS-programma opgezet en zijn ervaringen opgedaan. Inmiddels is duidelijk welke elementen versterkt dienen te worden. Er zal voor het jaar 2012-2013 dan ook een actieplan worden opgesteld, waarin toegewerkt wordt naar een IBS met kenmerken: - lesprogramma is uitdagend en aantrekkelijk, - lesniveau ligt voor de algemene vakken op Havo-niveau, voor de IBS-specifieke vakken op Havoplus-niveau, - vervolgopleidingen en bedrijfsleven leveren een bijdrage door a. leveren van input in het Caland door gastlessen en praktijkopdrachten, b. ontvangen van de IBS-leerlingen tijdens bedrijfsbezoeken en praktijkopdrachten en begeleiding op de vervolgopleiding en bij de bedrijven en instellingen. - LOB-elementen, zoals loopbaangesprekken, zijn een vanzelfsprekend onderdeel, - leerlingen scoren voldoende op het IBS-Cambridge-examen, - leerlingen scoren bovengemiddeld goed in de aansluitende vervolgopleidingen. Stap voor stap worden deze kenmerken in de komende jaren verder ontwikkeld en versterkt, zodat in 2016 het IBS-programma op een 'Havo-plus'-niveau wordt uitgevoerd.
VMBO Onze gediplomeerde Vmbo-leerlingen stromen door naar een vervolgopleiding. Dat moet ook wel, want zij hebben, ook met het Vmbo-diploma, nog steeds een kwalificatieplicht. Het is voor deze leerlingen dus van groot belang dat zij goede begeleiding en voorbereiding krijgen op de overstap naar hun volgende opleiding. Een goede kennisondergrond is een voorwaarde voor succes op de vervolgopleiding. De examenresultaten geven een beeld in hoeverre aan deze voorwaarde is voldaan. Om onze doelstelling van een slagingspercentage van ten minste 90% blijvend te behalen, zullen de doorlopende leerlijnen van de eerste tot en met het vierde leerjaar worden versterkt. Extra aandacht en inzet gaat ook uit naar het LOB-proces. Steeds meer brengen wij onze leerlingen op diverse manieren (meeloopdagen, gastlessen, oriënterende projecten, vaardigheidsopdrachten) in contact met Mbo-opleidingen en rolmodellen. De leerlingen leggen hun ervaringen en ontwikkelingen vast in een digitaal portfolio, dat in de komende jaren een definitieve vorm gaat krijgen. Naast en samen met de LOB-activiteiten krijgt het aanleren en oefenen met algemene vaardigheden veel aandacht. We denken hierbij aan sociale en culturele vaardigheden, samenwerken, probleemoplossend vermogen, creativiteit, communiceren, kritisch denken en ict-vaardigheden, de 21st century skills. Voor een optimaal studieresultaat en het goed functioneren in de vervolgopleiding zijn deze vaardigheden van groot belang.
45
Ongeveer 20% van onze leerlingen stroomt door naar het Havo. Voorafgaand daaraan vindt een uitgebreide procedure plaats, die ertoe moet leiden dat de doorstromers ook werkelijk een goede kans maken op het behalen van het Havo-diploma. Het is echter gebleken dat het verschil in niveau tussen het vierde leerjaar Vmbo en het vierde leerjaar Havo bij diverse vakken te groot is om van een goede doorlopende leerlijn te spreken. Daar zullen wij in de komende jaren verbeteringen in aanbrengen door leerlingen die wensen door te stromen kennis te laten maken met en voor te bereiden op het Havo-niveau. Het percentage doorstromers dat zonder doubleren over gaat naar 5Havo dient ten minste even groot te zijn als dat van de ex-3Havo-leerlingen. In 2016: - is het slagingspercentage blijvend 90%, - is het LOB-proces een vloeiend en op de leerling gericht proces waarvan de resultaten in een digitaal portfolio zijn vastgelegd, - is er gestructureerde aandacht voor vaardigheidontwikkeling, - is de aansluiting met de Havo verbeterd.
46
7. Kwaliteitsbeleid
Inleiding De minister van OCW heeft in mei 2011 het Actieplan Beter Presteren aan de Tweede Kamer aangeboden. 9 UIt de Staatscourant 2012 nr. 215 van 5 januari 2012: " Het Actieplan Beter Presteren bevat een beperkt aantal gerichte maatregelen ter bevordering van een cultuur die te karakteriseren is aan de hand van drie, nauw samenhangende hoofdpunten: • een cultuur van opbrengstgericht werken, gericht op optimalisatie van de leerresultaten van alle leerlingen, en waarin een cruciale rol is weggelegd voor de docent, • een ambitieuze leercultuur, met speciale aandacht voor topprestaties van de beste leerlingen en het hoog leggen van de lat, • een cultuur van bewust kiezen, gericht op doelmatige en zo effectief mogelijke besteding van de schaarse middelen. " en "In de periode 2012–2015 zal operationeel en financiëel prioriteit gelegd worden bij vijf landelijke speerpunten: 1. Leerlingen behalen goede prestaties op de kernvakken én worden breed gevormd. Er zal gericht worden ingezet op de kernvakken Nederlands, Engels, Wiskunde/rekenen, waardoor de leerprestaties van alle leerlingen op die vakken aantoonbaar verbeteren. 2. Scholen werken systematisch aan het maximaliseren van prestaties van leerlingen, dat wil zeggen dat ze opbrengstgericht werken. Ten minste 50% van de scholen zal in 2015 voldoen aan alle criteria die de Inspectie hanteert voor ‘opbrengstgericht werken’. 3. Alle leraren zijn in staat opbrengstgericht te werken en het onderwijs af te stemmen op verschillen binnen de klas, niet alleen ten behoeve van de gemiddelde leerlingen, maar ook van de cognitief zwakkere en sterkere leerlingen. 4. Op de scholen is sprake van een ambitieuze leercultuur waar excellentie wordt gestimuleerd en hoogbegaafdheid wordt ondersteund. De leerprestaties van de 20% best presterende vwo-leerlingen stijgen aantoonbaar. 5. Op scholen is sprake van een lerende cultuur, waarin het niet alleen draait om het leren van leerlingen, maar ook om het leren van leraren en schoolleiders. Alle leraren en schoolleiders moeten gaan voldoen aan de geldende bekwaamheidseisen en systematisch werken aan hun bekwaamheidsonderhoud (professionalisering). Goed HRM-beleid is daarvoor een voorwaarde."
Opbrengstgericht werken Hoe geeft het Caland vorm aan opbrengstgericht werken? 10 Uit het Actieplan Beter Presteren : " Volgens de inspectie werken scholen opbrengstgericht als zij:
9
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2012-215.html http://www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/kamerstukken/2011/05/23/actieplan-vo-beterpresteren.html 10
47
(1) duidelijke doelen stellen, (2) zorgen dat leraren weten wat ze hun leerlingen moeten leren, (3) het onderwijs afstemmen op wat leerlingen nodig hebben om te presteren, (4) problemen van leerlingen analyseren die de doelen niet halen, (5) problemen verhelpen door een goede leerlingenzorg, (6) jaarlijks nagaan hoe groepen leerlingen en de school als geheel presteren, (7) snel verbeteren als prestaties tegenvallen. " We kiezen ervoor om opbrengstgericht werken op drie niveaus vorm te geven: 1. management 2. middenmanagement 3. docent ad 1: management Het management legt het beleid (onder meer) in het schoolplan vast. De beleidsvoornemens worden voorzien van streefdoelen. nr 1.1:
actie Het management definieert de doelen voor de komende jaren door die zo concreet mogelijk in het schoolplan te beschrijven en vast te leggen. Er is expliciete aandacht voor excellentie, passend bij 'Ontdek wat jij kunt bereiken'.
opmerking Speerpunt 2 en 4.
1.2:
Voor elk doel worden meetbare indicatoren vastgesteld.
Waaraan kun je zien dat je op weg naar je doel bent?
1.3:
De indicatoren worden gekwantificeerd.
1.4:
Er wordt een keuze gemaakt voor een systematiek / 11 systeem van : - vastleggen doelen en indicatoren, - gekwantificeerde (tussen)doelen, - meetmethodiek, - evaluatie en bijsturing - voortgangscontrole.
Realistisch. Met tussenstappen. Ook: vensters van verantwoording, MagnaView, andere gegevens uit SOM.
ad 2: middenmanagement De uitvoering van de activiteiten die tot het behalen van de in het schoolplan vastgelegde doelen moeten leiden, gebeurt onder verantwoordelijkheid van de afdelingsleiders of projectmanagers. nr 2.1:
actie Op basis van het schoolplan en de daarin geformuleerde doelen worden door de afdelingsleiders of projectmanagers, onder verantwoordelijkheid van de adjunct-directeur, elk jaar activiteitenplannen gemaakt, waarin de concrete activiteiten in (meer) detail beschreven worden.
opmerking Activiteitenplannen worden in vastgelegd format geschreven. Daarin de beoogde (tussen)doelen, indicatoren, voortgangscontrole, benodigde middelen, verantwoordelijke.
2.2:
Een activiteit kan alleen succesvol uitgevoerd worden als de doelen haalbaar zijn. Telkens zal dus onderzocht moeten worden of er voldoende middelen, mogelijkheden, tijd, mensen, kennis enzovoort aanwezig is om de activiteit realiseerbaar te maken. Indien de middelen ontoereikend zijn om alle activiteiten uit te
Activiteit past niet (meer) in schoolplan, doelen zijn inmiddels bijgesteld, prioriteiten anders gesteld, meer middelen vrijmaken voor deze activiteit, enzovoort.
11
Bij voorbeeld Balanced Score Card. 48
voeren, zal de directie keuzes maken. 2.3:
In de activiteitenplannen worden meetbare indicatoren alsmede gekwantificeerde tussentijdse doelen en einddoelen vastgelegd.
Op basis van schoolplan.
2.4:
Ten minste twee maal per jaar wordt de voortgang door de projectleider met de verantwoordelijke schoolleider (afdelingsleider, adjunct-directeur of programmamanager) besproken. Indien nodig vindt na deze evaluatie een bijstelling plaatst, die erop gericht is het vooraf gestelde doel te behalen.
Tussentijdse evaluatie met gemeten tussendoelen. Indien nodig bijsturen.
2.5:
De voortgang wordt gemeten en vastgelegd in het gekozen voortgangssysteem.
Balanced Score Card?
ad 3: docent Hierbij gaat het om de lessen, de lesstof, de vorderingen van de leerlingen en het vastleggen, evalueren en aanpassen van en het verantwoording afleggen over de resultaten. In de paragraaf "Schoolexamens, kwaliteit en borging" staat de wijze waarop wij tot vloeiender doorlopende leerlijnen willen komen. nr 3.1:
actie Na Secties op Scherp wordt de volgende stap gezet: deelsecties stemmen de jaarprogramma's af op het vereiste niveau in het betreffende leerjaar en vormen een doorlopende leerlijn van het eerste leerjaar tot het examen.
opmerking Zie de paragraaf 'Schoolexamens, kwaliteit en borging'.
3.2:
Deelsecties beschrijven in leerling-activiteiten de vereiste kennis en vaardigheden per exameneenheid of domein op het niveau van de betreffende afdeling en leerjaar.
Speerpunt 3
3.3:
Er wordt een database met genormeerde toetsvragen opgezet.
3.4:
Het niveau wordt voortdurend in- en extern getoetst.
3.5:
Afdelingsleiders en studieleiders volgen, in nauwe samenwerking met de mentoren, de voortgang van de leerlingen en nemen indien nodig gepaste actie.
3.6:
Voor deskundigheidsonderhoud en -bevordering van personeel (docenten, OOP en schoolleiders/management) worden tussentijdse- en eindstreefdoelen en meetbare indicatoren vastgesteld.
3.7:
Afdelingsleiders voeren POP-gesprekken met hun docenten. Daarin komt in elk geval ter sprake: - hoe de docent invulling geeft aan adaptief onderwijs zoals dat in het begin van dit schoolplan is beschreven, - in hoeverre de docent in staat is om te gaan en adequaat in te spelen op verschillen binnen de klas en zowel de zwakkere als de sterkere leerling uitdagend onderwijs kan bieden, - of en op welke wijze de docent de vorderingen (waaronder de cijfer- en absentenregistratie) vastlegt, - of de docent voldoet aan de bekwaamheidseisen en op 49
Speerpunt 1, 2 en 3. Rolverdeling afdelingsleider studieleider - mentor zal in dit schoolplan opnieuw gedefinieerd worden. Speerpunt 5.
Speerpunt 5. Zie ook hoofdstuk 'Personeel'.
welke wijze de docent zijn kennis en vaardigheden op peil houdt, - welke scholing gewenst of noodzakelijk is.
Ambitieuze leercultuur Zoals in de hier voorgaand beschreven beleidsvoornemens blijkt staat de ambitieuze leercultuur hoog in het vaandel van het Calandlyceum. Uit dit schoolplan ademt een ambitieuze sfeer. Wij leggen de lat voor onszelf hoog omdat wij aantrekkelijk onderwijs van hoge kwaliteit willen bieden. Dezelfde ambitie vragen wij van onze leerlingen. Het motto 'Ontdek wat jij kunt bereiken' is een uitnodiging aan de leerling om op ontdekkingstocht te gaan, en is tegelijkertijd ook een opdracht om actief aan het leerproces deel te nemen en talenten te ontwikkelen. Wij bieden de instrumenten daarvoor, ook voor de excellente leerlingen. Zo bieden we leerlingen mogelijkheden en ondersteuning om hun talenten op het gebied van sport (LOOT-school), Kunst en Cultuur (CultuurProfielSchool) en creatief/technisch ontwerpen (Technasium) te ontdekken en te ontwikkelen. Extra aandacht gaat uit naar de kernvakken Nederlands en wiskunde/rekenen. In een bepaalde regelmaat maken alle leerlingen diagnostische toetsen, indien nodig gevolgd door bijlessen tot het benodigde niveau behaald is. Zie hiervoor ook de betreffende beleidsvoornemens elders in dit schoolplan. Bewust kiezen Ook bij bewust kiezen denken wij aan de schoolorganisatie en aan de leerlingen. Om de schaarse middelen doelmatig en zo effectief mogelijk te besteden, zullen keuzes gemaakt moeten worden. In dit schoolplan zijn de keuzes die wij voor de komende jaren hebben gemaakt vastgelegd. Wij baseren onze keuzes op inzichten over onderwijs en de interactie tussen mensen die gebaseerd zijn op wetenschappelijk onderzoek. Een voorbeeld hiervan is het meta-onderzoek dat door John Hattie, Professor of Education aan de Auckland Universiteit in Nieuw Zeeland. Bewust kiezen is ook voor leerlingen van belang. We denken dan vooral aan een uitgekiende LOBleerlijn, zoals die in de paragraaf over het beleidsvoornemen LOB is beschreven. Ook op andere momenten brengen we leerlingen in een situatie waarin zij voor een keuze staan. Bij PAL-weken bijvoorbeeld geven wij leerlingen de gelegenheid binnen bepaalde randvoorwaarden eigen keuzes te maken. Docenten en mentoren begeleiden leerlingen op hun weg naar autonomie door samen met hen de gevolgen van de keuzes te bespreken. Evaluatie en verbeterplannen Uiteraard willen wij weten of onze inspanningen ook tot een beter resultaat leiden. De opgestelde jaarplannen worden dan ook, zoals hierboven weergegeven, ten minste twee maal per jaar aan een kritische evaluatie onderworpen en indien nodig bijgesteld. Tijdens de POP-gesprekken wordt samen gezocht naar mogelijkheden om te komen tot een kwaliteitsverbetering. Het rendement van de onderbouw, de bovenbouw, de gemiddelde cijfers van het schoolexamen en het centraal examen houden wij nauwgezet bij en daar waar nodig formuleren wij verbeterplannen. Wij voeren tevredenheidmetingen uit onder leerlingen, ouders en medewerkers. Zie daarvoor ook de paragraaf 'profilering en marktpositie'. 12 Wij leggen, onder meer via 'vensters voor verantwoording' , verantwoording af aan belanghebbenden. In 2016: - is een cultuur van opbrengstgericht werken, gericht op optimalisatie van de leerresultaten van alle leerlingen, en waarin een cruciale rol is weggelegd voor de docent, gerealiseerd, - is de ambitieuze leercultuur, met speciale aandacht voor topprestaties van de beste leerlingen en het hoog leggen van de lat, zichtbaar in de activiteitenplannen, - is de cultuur van bewust kiezen, gericht op doelmatige en zo effectief mogelijke besteding van de schaarse middelen, versterkt.
12
http://www.schoolvo.nl/default.aspx?p_schoolcode=41830-21GD-000 50
- worden gemaakte keuzes en uitgevoerde activiteiten op systematische wijze geëvalueerd en daar waar nodig verbeterd. - voldoen docenten en schoolleiders aan de geldende bekwaamheidseisen of werken er aan om daaraan binnen een vastgestelde periode te voldoen.
51
5. Personeelsbeleid Uit het Actieplan Beter Presteren: "5. Op scholen is sprake van een lerende cultuur, waarin het niet alleen draait om het leren van leerlingen, maar ook om het leren van leraren en schoolleiders. Alle leraren en schoolleiders moeten gaan voldoen aan de geldende bekwaamheidseisen en systematisch werken aan hun bekwaamheidsonderhoud (professionalisering). Goed HRM-beleid is daarvoor een voorwaarde." Elk personeelslid is een professional. De school, de schoolleiding, geeft ruimte en verantwoordelijkheid aan de professionals. Leren is voor elke professional een continu proces. Van elke medewerker wordt die opstelling verwacht en is de bereidheid om met en van elkaar te leren vanzelfsprekend. Deze persoonlijke ontwikkeling komt terug in de gesprekscyclus op individueel niveau. Daarnaast komt ook de rol en verantwoordelijkheid van het personeelslid op team- of sectieniveau aan de orde. Het gaat hierbij om ontwikkelings- en scholingswensen en om (smart)geformuleerde doelstellingen. In deze cultuur van leren zijn intervisie en feedback geven en ontvangen belangrijke elementen. Wij verwachten van medewerkers dat zij het gewoon vinden verantwoording af te leggen over hun werk en dat zij zelf niet schromen andere te vragen of zij gemaakte afspraken zijn nagekomen. Dit hoort in onze ogen bij professioneel gedrag. In 2012 wordt een start gemaakt met het actief aanmoedigen van collegiale gesprekken en collegiale consultatie. De schoolleiding geeft hierin het voorbeeld en vervult een voortrekkersrol. Bij collegiale consultatie spreken docenten op gelijkwaardige basis met elkaar over items die hun kwaliteit van lesgeven beïnvloeden. Juist die gelijkwaardigheid is van belang; het gaat bij deze gesprekken niet om een beoordeling of het afleggen van verantwoording, maar om een uitwisseling van gezichtspunten en ideeën. Door de collegiale consultatie, die het niveau van gesprekken in de docentenkamer zal ontstijgen, maakt de docent gebruik van ervaringen en steun van collega's. In 2016 is collegiale consultatie normaal geworden en vervult elke medewerker hierin zijn rol. Kwaliteit van de medewerkers is in hoge mate bepalend voor de kwaliteit van het onderwijs. Wij besteden veel aandacht aan kwaliteitsontwikkeling van de medewerkers en checken de resultaten; onder andere in de gesprekscyclus (start-, voortgangs-, eindgesprekken). Tijdens deze gesprekscyclus wordt o.a. gebruik gemaakt van de uitkomsten van leerling-enquêtes uit kwaliteitscholen.nl. De bekwaamheidseisen (de SBL-competenties)* zijn de basis voor deze enquêtes. Voor het functioneren en beoordelen van de medewerkers is een systeem ontwikkeld waarbij de koppeling van organisatie- en persoonlijke doelen gelegd is. Onderwijskundige uitgangspunten hebben een eigen inkleuring binnen de drie afdelingen (Vwo, Havo en Vmbo). Bij de beoordeling van medewerkers zijn naast het schoolmanagement ook collega’s en leerlingen betrokken. Kortom de professional staat voor zijn eigen ontwikkeling. Deze krijgt richting door de organisatiedoelen, vindt zijn weg door persoonlijke invulling en wordt gevolgd d.m.v. de gesprekscyclus. * Bekwaamheidseisen (de SBL - competenties): 1. interpersoonlijk competent. Je kunt leerlingen goed als groep laten functioneren. Je zorgt ervoor dat er in jouw klas of les een goede, open sfeer is. Leerlingen gaan vriendelijk met elkaar om. Ze kunnen samen werken en zelfstandig werken. In het contact met leerlingen zoek je naar een goede balans: tussen leiden en begeleiden, sturen en volgen, confronteren en verzoenen en corrigeren en stimuleren 2. pedagogisch competent. Je hebt pedagogische (‘opvoedkundige’) kwaliteiten. Je zorgt in je les voor een veilige leeromgeving, met houvast en structuur voor je leerlingen. Een omgeving waarin ze kunnen uitgroeien tot verantwoordelijke, zelfstandige mensen. 3. vakinhoudelijk en didactisch competent. Je weet veel van je vak en kunt het ook overbrengen. Je helpt leerlingen aan de culturele bagage die nodig is om volwaardig mee te draaien in de maatschappij. 4. organisatorisch competent. Je kunt goed organiseren, indelen, overzicht houden en organiseren. In jouw klas of les heerst een ordelijke, taakgerichte en overzichtelijke sfeer. 52
5. competent in het samenwerken met collega’s. Je zorgt ervoor dat jouw werk en dat van collega’s op elkaar is afgestemd. Je draagt bij aan het goed functioneren van de schoolorganisatie. 6 competent in het samenwerken met de omgeving. Je onderhoudt goed contact met mensen buiten de school, zoals ouders en instanties. Dat draagt bij aan een goede vorming en opleiding van je leerlingen. 7 competent in reflectie en ontwikkeling. Je denkt voortdurend na over de invulling van je beroep en over je eigen beroepskwaliteiten. Je ontwikkelt jezelf constant, en bent op de hoogte van vernieuwingen in je vak.
Het Calandlyceum als goede werkgever 1. Nieuw personeel: begeleiden en opleiden a. Instroom van personeel 1. Advertenties. Op Het Calandlyceum werken we in drie afdelingen (Vwo, Havo en Vmbo-T) Iedere docent heeft zijn hoofdverantwoordelijkheid in een van deze drie afdelingen; in principe worden alle lessen daar ook in gegeven. Daarnaast zijn er twee pijlers: sport en kunst/cultuur. Die hebben een schoolbrede uitstraling en vragen extra werkzaamheden van het personeel. Gerealiseerd vanaf schooljaar 2012-2013 2. Sollicitatie gesprekken: De volgende twee aspecten zijn leidend. a. Adaptief Onderwijs is een gespreksonderwerp, werken in Afdelingen, LOOT-aspecten en onze intensieve begeleiding. b. Benoem en reflecteer op de zeven bekwaamheidseisen. De gesprekken worden gevoerd door Kolomverantwoordelijke van de sectie, een adjunct of afdelingsleider, hoofd P&O en leerlingen. Gerealiseerd vanaf schooljaar 2012-2013 3. Begeleiding docenten. De begeleiding van docenten (nieuwe en zittende) wordt vorm gegeven rond de aspecten van adaptief onderwijs, daarnaast is er aandacht voor de professionele houding (open, lerend, constructief) en ten slotte voor de bekwaamheidseisen (SBL - competenties). Gerealiseerd vanaf schooljaar 2014-2015 4. Zelf opleiden personeel: (academische/opleidingsschool). We gaan onderzoeken in hoeverre het mogelijk is om zelf personeel op te leiden. Dit kan d.m.v. samenwerkingsverbanden met lerarenopleidingen, door de koppeling van stagiaires aan docenten en in een constructie met Inwijs die studenten plaats bij ons. Uitsluitsel uiterlijk schooljaar 2014-2015. 2. Zittend personeel: begeleiden en opleiden a. Vernieuwen taak/functiebeleid docenten 1. Waar geven we taakuren aan uit? Uitgangspunt is dat een docent les geeft. Taken worden in principe niet gedaan door OP, tenzij er een zwaarwegende reden is om daarvan af te wijken. Als er taken worden vergeven moet dat altijd passen in het schoolplan voor de komende jaren. Gereed schooljaar 2012-2013.
53
2. Terugkoppeling van taakuren? Een docent met taken heeft altijd met zijn leidinggevende aan het begin van het jaar een gesprek over de inhoud en de opbrengst. Aan het eind van elk schooljaar wordt gekeken in hoeverre de taak gecontinueerd wordt of gestopt. Gereed schooljaar 2012-2013. 3. Werken in afdelingen (Vmbo-Havo-Vwo). Kleinschaligheid en versterking van de afzonderlijke afdelingen heeft prioriteit de komende vijf jaar. Daarom kiest een docent (met de bekwaamheidseisen in het achterhoofd) voor een afdeling. Daar ligt zijn verantwoordelijkheid en zijn werkveld. Tevens is er een constructie waarbij er een schoolbreed platform per sectie is en is er uitwisseling tussen de kolommen. Definitieve vorm schooljaar 2014-2015. b. Professionalisering van het personeel (Scholing) 1. Scholing door de organisatie. De directie maakt een scholingsplan schoolbreed; te denken valt o.a. aan professionalisering van het personeel, opbrengstgericht werken, collegiale consultatie. De organisatiestructuur, zes operationele afdelingen aangestuurd door Al en SL zijn daarin leidend. Definitieve vorm schooljaar 2014-2015. 2. Schoolbrede studiedagen. Er is ruimte voor de directie om schoolbrede studiedagen te organiseren. Gereed schooljaar 2012-2013 3. Scholing per personeellid. Uit de gesprekscyclus kan een personeelswens komen tot scholing. Dit moet te allen tijde passend zijn t.a.v. het schoolplan 2011-2015. Onderstaand ‘het scholingsbeleid personeel’*. Gereed schooljaar 2012-2013. *het scholingsbeleid personeel Bij het OP kan een onderscheid gemaakt worden tussen: 1. 2. 3. 4.
het volgen van een lerarenopleiding teneinde een onderwijsbevoegdheid te behalen; het volgen van een opleiding om een eerstegraads bevoegdheid te behalen terwijl men reeds over een tweedegraads bevoegdheid beschikt; het behalen van een tweede bevoegdheid; het volgen van een een- of meerdaagse cursussen of korte opleiding (= korter dan één jaar).
Financiering Bij de te maken keuze inzake financiering moet worden afgewogen of: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8.
de school eist dat de docent zijn bevoegdheid haalt; de school binnen afzienbare tijd behoefte heeft aan een docent die eerstegraadsbevoegd is in betreffend vak; de school het wenselijk acht dat een docent een tweede bevoegdheid haalt; het volgen van een opleiding door de docent een meerwaarde heeft voor de school; de kans reëel is dat de beoogde opleiding binnen de gestelde tijd zal worden afgerond; de school voornemens is de docent voor de school te behouden. de docent bereid is om, na afronding van de studie, nog minimaal één jaar aan de school verbonden te blijven; de school het zinvol acht dat de cursus of korte opleiding gevolgd wordt.
Mogelijkheden financiering: a. b. c. d. e.
de docent ontvangt een Lerarenbeurs; de docent betaalt zelf de opleiding; de school betaalt de opleiding; de school betaalt 50% van het collegegeld; de school faciliteert middels het geven van 120 klokuren extra (geen Lerarenbeurs);
54
f. g. h.
de school faciliteert middels het geven van maximaal 120 klokuren als onderdeel van deskundigheidsbevordering binnen de baan dan wel 50% daarvan (geen Lerarenbeurs); de overheid betaalt de opleiding en de school faciliteert vervanging van 160 klokuren (Lerarenbeurs). de school financiert vanuit het scholingsbudget.
De directie zal moeten vaststellen om welke afweging het gaat (1 t/m 8) en welke financiering daar, in principe (a t/m h), bijhoren. De aanvragen worden ingediend bij de adjunct-directeur personeel. Hij is op de hoogte van de scholingsbehoeften van de school en waar tekorten zijn dan wel worden verwacht. Hij kan bij uitzonderingsgevallen afwijken van de uitgangspunten zoals die worden afgesproken. Wanneer het een scholing betreft, anders dan een cursus of korte opleiding, stelt de adjunct-directeur een studieovereenkomst op. OOP en directie Te volgen opleidingen of cursussen worden individueel besproken, in overleg met de leidinggevende. c. Levensfasebeleid 1. Op welke wijze zetten we de ervaren/oudere docenten in. Deze inzet is afhankelijk van de persoon. Te denken valt o.a. Coaching van jonge docenten, ondersteuning bij ICT werkzaamheden, aanpassing van schoolbrede activiteiten. Via individuele gespreken zal de leidinggevende komen tot afspraken over de invulling van het werk. Gereed schooljaar 2013-2014. d. Differentiatie in beloningen 1. Incidentele beloningen. We onderzoeken de mogelijkheden (o.a. actieplan Beter Presteren, Leraar 2020, De PrestatieBox) in hoeverre er mogelijkheden liggen op dit vlak. Dit geldt voor het gehele personeel. Uitkomst schooljaar 2014-2015. 2. Vrije tijd. We onderzoeken in hoeverre er niet alleen financieel beloond kan worden, maar ook in het geven van extra vrije tijd. Uitkomst schooljaar 2014-2015. 3. Functiemix. In 2014 voldoen we aan de functiemix zoals die gesteld is door de overheid. Gereed schooljaar 2014-2015. 4. Entreerecht. In 2014 kunnen alle eerste graads docenten aanspraak maken op een LD benoeming. Als ze bevoegd zijn en als ze structureel (50%) in de bovenbouw lesgeven. Alleen financiële aspecten kunnen dan een belemmering zijn. Gereed schooljaar 2014-2015. e. Ziekteverzuim (Blijvend onder de 5%) Overleg
55
6. Organisatie Als bestuursmodel is besloten over te gaan tot het model van een professioneel directeur/bestuurder in combinatie met een Raad van Toezicht. Voor dit model werd gekozen omdat daarmee recht werd gedaan aan de situatie van dat moment, waarin de rector van de school al als feitelijk bestuurder functioneerde. De Raad van Toezicht houdt toezicht maar functioneert ook als klankbord voor de directeur/bestuurder. De Centrale Directie bestaat uit twee personen; naast de directeur/bestuurder is er een algemeen directeur. De directie wordt verder gecompleteerd met drie adjunct-directeuren. De adjunct-directeuren werken met schoolbrede portefeuilles. De directie opereert met name op strategisch en tactisch management. Het Calandlyceum gaat in de komende periode werken met zes functionele/operationele eenheden. Er zijn drie onderwijskundige afdelingen (Vwo, Havo en Vmbo) die vervolgens zijn onderverdeeld in onderbouw en bovenbouw. Elk van deze eenheden wordt aangestuurd door een afdelingsleider die door een studieleider wordt ondersteund. Elke onderwijskundige afdeling zit als een portefeuille bij een adjunct-directeur. De docenten maken een keuze voor één van de drie afdelingen. Daar valt dus het zwaartepunt van de lessen (rond de 80%) en daar ligt hun verantwoordelijkheid voor onder andere het onderwijs, de resultaten, de zorg, enzovoort. De rest van het personeel. zoals administratie, TOA’s, facilitaire dienst ondersteunen alle drie afdelingen. Uitgangspunt is dat elke medewerker één leidinggevende heeft. De taken en bevoegdheden van de directeur/bestuurder, de directeur en de adjunct-directeuren zijn vastgelegd in het managementstatuut: Uit de Wet op het Voortgezet Onderwijs: Artikel 32c. Vaststelling managementstatuut 1. Het bevoegd gezag stelt na overleg met de rector, de directeur, de conrector en de adjunctdirecteur en indien toepassing is gegeven aan artikel 32a met de centrale directie, een managementstatuut vast. In het managementstatuut is ten minste een regeling opgenomen betreffende de bevoegdheden van de rector, de directeur, de conrector en de adjunct-directeur en indien toepassing is gegeven aan artikel 32a van de bevoegdheden van de centrale directie, met betrekking tot de toedeling, bestemming en aanwending van de bekostiging. 2. Het managementstatuut bevat tevens de aanduiding van de andere aan het bevoegd gezag bij wettelijk voorschrift toegekende taken en bevoegdheden waarvan het bevoegd gezag heeft bepaald dat de rector, de directeur, de conrector, de adjunct-directeur of de centrale directie van de school deze in naam van het bevoegd gezag kan uitoefenen. Het managementstatuut bevat voorts instructies ten aanzien van deze taken en bevoegdheden. 3. In het managementstatuut worden tevens vastgelegd: a. de taken en bevoegdheden die het bestuur overdraagt aan de centrale directie, de rector en de directeur van de school, indien toepassing is gegeven aan artikel 32b1, eerste lid; b. de taken en bevoegdheden die de centrale directie, de rector en de directeur van de school hebben overgedragen aan elkaar of aan de adjunct-directeur, indien toepassing is gegeven aan artikel 32b1, tweede lid; en c. de richtlijnen voor de uitoefening van de overgedragen taken en bevoegdheden. 4. Het bevoegd gezag draagt er zorg voor dat een exemplaar van het managementstatuut in het gebouw van de school ter inzage beschikbaar is op een voor een ieder toegankelijke plaats. Het bevoegd gezag zendt een exemplaar van het managementstatuut, alsmede elke wijziging daarvan, zo spoedig mogelijk na de vaststelling ter kennisneming aan de inspectie. Dit statuut zal in 2012, na de evaluatie van de managementstructuur die in 2011 van start is gegaan, zijn definitieve vorm krijgen.
56
Organisatie weergeven in organigram.
57
7. Financieel beleid en huisvesting
NB: In het voorjaar van 2012 is het Amsterdamse onderwijsveld in beroering. Steeds meer scholen moeten leerlingen, na de eerste aanmelding, uitloten, er is sprake van verschuiving in het onderwijsaanbod in Amsterdam West en de scholengroep Amarantis beleeft een financiële crisis. In overleg met schoolbesturen en politici in Amsterdam is het Calandlyceum de uitdaging aangegaan om uitgelote leerlingen in Amsterdam op de vangen in een nieuw te starten dependance Calandlyceum-2. Deze ontwikkeling heeft tot gevolg dat het hoofdstuk 'Financieel beleid en huisvesting' bij het schrijven van dit schoolplan reeds verouderd is. Op zeer korte termijn, uiterlijk voor het einde van het kalenderjaar 2012, zal dit hoofdstuk de meest recente en uitgewerkte plannen en beleidsvoornemens weergeven.
Financiën We streven ernaar om binnen de looptijd van dit schoolplan het exploitatiesaldo van de school naar nul te krijgen en het daar te houden. We zijn een financieel gezonde school en willen dit ook in de toekomst blijven. We willen de financiën helder aanwenden om te sturen op de onderwijskundige ontwikkelingen van de school waarbij de uitgangspunten van dit schoolplan leidend zijn.
Huisvesting We maken gebruik van een relatief nieuw, modern gebouw waar een belangrijke, onderwijsondersteunende, uitbreiding net is gerealiseerd. We verwachten voor de looptijd van dit schoolplan geen grote uitbreidingen meer aan het gebouw. Er zal voldoende geld vrij worden gemaakt om het gebouw goed te onderhouden. We zijn voornemens om een groene investering te doen in de uitbreiding van het aantal zonnepanelen op het dak van de school. Deze duurzame investering zien we als een investering van de school in een gezondere toekomst voor onze leerlingen. Een grote investering willen we doen op het gebied van de e-learning-omgeving. Er moet een belangrijke beslissing voor de inrichting van het gebouw worden genomen; creëren we een wireless internet omgeving waarbij we werknemers en leerlingen uitrusten met draagbare computers of kiezen we voor een inrichting met vaste computerlokalen. Bij deze discussie hoort ook het vraagstuk over het gebruik van de mediatheken. Vanzelfsprekend zal het denken over het onderwijs dat we willen geven leidend zijn bij eerder genoemde vragen.
Formatie Vanzelfsprekend gaan we ervan uit dat het Calandlyceum een prettige werkgever zal blijven. We gaan er daarom vanuit dat we ieder jaar voldoende docenten kunnen inzetten om ons onderwijs te geven. We zullen de komende jaren toewerken naar een realistischer taakbeleid. Vanzelfsprekend zullen stappen in die richting worden besproken met alle betrokken partijen, Gehele tekst nog kritisch doornemen, herschrijven en concretiseren.
58
8. Communicatie Profilering en Marktpositie, Het Calandlyceum is van oudsher een bijzondere school in het Amsterdamse onderwijsaanbod door haar lange geschiedenis, door een gezichtsbepalend schoolgebouw en door de gemeenschapszin op school. Voor de marktpositie van de school is het wezenlijk dat de waarden van het Calandlyceum geprofileerd worden, van generatie op generatie. Kwalitatief onderzoek en zowel interne als externe communicatie spelen daarbij een sleutelrol. Gemeenschapszin Het Calandlyceum onderscheidt zich door een sterk gevoel van gemeenschapszin, persoonlijke omgangsvormen en een zeker joie de vivre. Op het Calandlyceum bestaat oprechte aandacht voor elkaar, zowel tussen leerlingen onderling en personeelsleden onderling, als tussen leerlingen en personeel. Deze gemeenschapszin en omgangsvormen worden o.a. zichtbaar in en bevorderd door de leerlingparticipatie (leerlingmentoraat, leerlingbemiddeling), klankbordgroepen en ouderparticipatie (educatief partnerschap). Betrokkenheid Het gevoel van gemeenschapszin moet gedragen en gevoed blijven worden door huidige leerlingen, ouders en medewerkers. Naast goed onderwijs en een veilige leeromgeving is betrokkenheid van huidige doelgroepen van essentieel belang. Om de gemeenschapszin te versterken is het van belang dat leerlingen, ouders en medewerkers zich gezamenlijk betrokken voelen bij de school. Wanneer de doelgroepen zich betrokken en gehoord voelen ontstaat draagvlak voor de school. Terugkoppeling vanuit de school naar haar doelgroepen dient hierbij niet overgeslagen te worden. Wanneer deze doelgroepen tevreden zijn over de school vertellen ze dat ook aan anderen. Het sterke gevoel van gemeenschapszin kan hierdoor blijven bijdragen aan een positief imago van de school. Eenduidig communicatiebeleid Daarnaast is een eenduidige communicatieboodschap vanuit de school, waarin huidige doelgroepen zichzelf en de gemeenschapszin herkennen, van groot belang om dit positieve imago te versterken. Uiteraard dient dit communicatiebeleid wervend te zijn bij het aantrekken van nieuwe doelgroepen. Dit communicatiebeleid dient via geschikte kanalen te worden gevoerd. Doelstellingen De ambitie van het Calandlyceum is om ons marktaandeel van de VO-leerlingenpopulatie in de regio Amsterdam te handhaven. Dat kunnen we alleen realiseren als we onze marktpositie versterken. Voor het versterken van onze positie richten wij ons op betrokkenheid creëren en waarborgen van leerlingen, ouders en medewerkers en het voeren van een eenduidig communicatiebeleid. Om dit te realiseren zijn de volgende kern- en nevendoelstellingen opgesteld. Kerndoelstelling 1: Dialoog met huidige doelgroepen versterken Doelstelling 1A: Ontwikkelen systematiek voor het verrichten van metingen Doelstelling 1B: Huidige doelgroepen motiveren om deel te nemen aan deze systematiek Doelstelling 1C: Terugkoppeling van resultaten aan huidige doelgroepen Het Calandlyceum is in het Amsterdamse onderwijsveld een sterk ‘merk’, een bekende school met een positief imago. Deze positie willen we behouden en versterken. We zoeken daarom betrouwbare antwoorden op vragen als: - Wat beweegt onze leerlingenpopulatie in hun dagelijks leven? - Wat beweegt hen bij hun schoolkeuze? - Hoe oordelen zij over onze school? - Wat vinden hun ouders van dit alles? Om de antwoorden op deze vragen te vinden wordt een systematiek rondom kwaliteitsmetingen ontwikkeld. Door middel van deze systematiek kunnen we volgen hoe onze huidige doelgroepen zich voelen en bewegen. Door deze systematiek toe te passen en terug te koppelen wordt betrokkenheid en draagvlak gecreëerd. Om vervolgens op basis daarvan gerichte stappen te kunnen zetten in onze profilering en communicatie. Ontwikkeling taak kwaliteitsmedewerker
59
De kwaliteitsmedewerker voert onderzoek uit onder leerlingen, ouders, medewerkers en externe personen en organisaties die banden met het Calandlyceum hebben. Het doel van dergelijke onderzoeken is afhankelijk van de vraagstelling en kan betreffen: - het meten van de tevredenheid van onze relaties, - cijfers, slagings- en doorstroompercentages, - de kwantitatieve en kwalitatieve vorderingen die geboekt worden door gerichte onderwijskundige activiteiten, - rendement van marketinginspanningen, - incidentele onderzoeken. De kwaliteitsmedewerker zet een systeem van langetermijnonderzoeken op, waardoor het mogelijk wordt de kwaliteitsontwikkeling van het Calandlyceum gedurende een reeks jaren te volgen. Resultaten van de onderzoeken worden: - voorzien van aanbevelingen en besproken met de directie, - gepubliceerd via diverse interne communicatiekanalen, - gepubliceerd in 'Vensters voor verantwoording'. De kwaliteitsmedewerker voert nauw overleg met de communicatiemedewerker. Kerndoelstelling 2: Eenduidig communicatiebeleid voeren Doelstelling 2A: Uiten van herkenbare en eenduidige communicatieboodschap Doelstelling 2B: Wervend communicatiebeleid voeren Doelstelling 2C: Verspreiding van communicatieboodschap via geschikte kanalen Om een eenduidig communicatiebeleid te voeren is afgelopen schooljaar een start gemaakt met de een nieuwe website. De nieuwe website is in de huisstijl gemaakt en geeft actuele nieuwsberichten weer over leerlingen, ouders, medewerkers en activiteiten binnen en buiten school. Om de dialoog tussen de school en haar huidige doelgroepen te versterken is 'Mijn Caland' geïntroduceerd. 'Mijn Caland' is een webportal voor leerlingen, ouders en medewerkers. Via 'Mijn Caland' loggen ouders en leerlingen in om cijfers en absentie te bekijken. Belangrijke informatie en berichten voor leerlingen, ouders en medewerkers worden ook op 'Mijn Caland' geplaatst. 'Mijn Caland' wordt vanaf 2012 ingezet om kwaliteitsmetingen bij alle doelgroepen te verrichten. Ontwikkeling taak communicatiemedewerker Begin 2011 is een profiel opgesteld voor de functie Communicatiemedewerker Calandlyceum. De Communicatiemedewerker is verantwoordelijk voor de ontwikkeling, implementatie en evaluatie van de communicatie- en marketingstrategieën. De communicatiemedewerker richt zich hierbij allereerst op de huidige participanten zoals leerlingen en ouders en bevordert de dialoog tussen de school en haar huidige leerlingen en ouders. De communicatie met deze twee groepen worden gestroomlijnd. De content in de oudernieuwsbrief, de nieuwe website en de nieuwe webportalen van 'Mijn Caland' worden door deze medewerker verzorgd. Daarnaast zijn het werven van toekomstige leerlingen en ouders een hoofdtaak van de communicatiemedewerker. Het ontwikkelen van advertentie- en voorlichtingsmateriaal is hierbij een belangrijke taak. Verder coördineert de communicatiemedewerker de voorlichting op de basisscholen en organiseert de voorlichtingsavonden op het Calandlyceum. De communicatiemedewerker onderhoudt contacten met externe partijen, journalisten en de media. Bij evenementen en projecten ontvangt en begeleidt de communicatiemedewerker de pers. De taken en verantwoordelijkheden van de communicatiemedewerker worden de komende jaren verder uitgebreid met interne communicatie. Om de functie Communicatiemedewerker te ontwikkelen wordt vanaf 2012 een traject van begeleiding en (bij)scholing opgezet en uitgevoerd.
60