April 2012
Nota dierenwelzijn 2012 - 2015
Samenvatting Dierenwelzijn is een landelijk item dat volop in de belangstelling staat. Vanuit de overheid zijn er wetten en maatregelen die de gezondheid en het welzijn van dieren beschermen. In deze wetgeving liggen ook een aantal taken voor gemeenten vast. Naast het voldoen aan deze wettelijke taken, heeft de gemeente Beek een bestuurlijke wens om het welzijn van dieren in de gemeente Beek te bevorderen en te waarborgen. Dierenwelzijn gaat over het leven dat dieren hebben en hoe ze verzorgd worden. Bij dierenwelzijn gaat het om het lichamelijke én geestelijke welzijn van dieren. Het uitgangspunt hierbij is dat dieren gevoel hebben. De gemeente Beek hecht veel waarde aan dierenwelzijn. Het college heeft dan ook verzocht om een nota dierenwelzijn op te laten stellen. Middels deze nota krijgt de gemeente Beek meer inzicht in factoren die invloed kunnen hebben op het welzijn van dieren en om uiteindelijk het dierenwelzijn in de gemeente Beek te bevorderen en te waarborgen. In deze nota wordt dierenwelzijn in brede zin beschreven. Zo wordt bijvoorbeeld ook ingegaan op overlast van dieren. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen: Gezelschapsdieren; Hieronder worden dieren verstaan zoals honden, katten en cavia’s. De gemeente Beek draagt zorg voor de opvang van gezelschapsdieren, voor het weghalen en bewaren van kadavers en voor een duidelijk hondenbeleid. Onder gezelschapsdieren worden ook hobbydieren verstaan zoals paarden en landbouwhuisdieren, die in beperkte aantallen worden gehouden zonder commercieel oogmerk. Dieren in nood; Dit betreft alle dieren die in nood zijn, door een ongeluk, mishandeling of verwaarlozing. Het gebruik van dieren voor vermaak; Hierbij gaat het om circussen en andere evenementen met dieren. In het wild levende dieren; Dit zijn dieren zoals vossen, dassen, vogels en ratten. De gemeente Beek draagt zorg voor het in stand houden van dieren, door onder andere het creëren van oversteekplaatsen. Daarnaast verhuurt de gemeente gronden ten aanzien van jacht, beheer en schadebestrijding en ziet de gemeente erop toe dat overlastgevende dieren worden voorkomen en, wanneer noodzakelijk, worden bestreden. Landbouwhuisdieren; Dit zijn dieren zoals koeien en varkens, die gehouden worden voor productiedoeleinden. Er kan worden geconcludeerd dat de gemeente Beek alle wettelijke taken uitvoert, maar dat het een en ander op papier aangepast en geactualiseerd dient te worden. Daarnaast kan worden geconcludeerd dat de gemeente Beek vrij veel doet in de uitvoering op het gebied van dierenwelzijn. In de voorlichting en communicatie naar de inwoner wordt geadviseerd aanpassingen te doen. Voorlichting en communicatie vormen de basis voor het bevorderen van het welzijn van dieren. Wanneer men onwetend is kan er ook niet verantwoordelijk worden gehandeld. Om het welzijn van dieren te bevorderen en te waarborgen zal in de periode 2012-2015 de gemeente Beek de volgende aanbevelingen ten uitvoer brengen: 1. Informatie verstrekken over gevonden en vermiste dieren op de gemeentelijke website en in de gemeentegids; 2. In samenwerking met de Dierenbescherming Limburg voorlichting geven over het aanschaffen van huisdieren middels de gemeentelijke website; 3. ‘Hondenbezittersbrief’ aan geregistreerde hondenbezitters sturen over het hondenbeleid; 4. Informatie verstrekken over ‘144, red een dier’ op de gemeentelijke website en in de gemeentegids; 5. Informatie verstrekken over gewonde dieren op de gemeentelijke website en in de gemeentegids;
2
6. Voorlichting geven over het voorkomen van plaagdieren middels artikelen in huis-aanhuisbladen; 7. Overeenkomst sluiten met het nieuwe dierencentrum, alvorens het dierenasiel waarmee wordt samengewerkt voor de opvang van honden en katten wordt gesloten; 8. Actualiseren destructieverordening: er dient verwezen te worden naar een andere wetgeving; 9. Aanpassen en actualiseren circusbeleid: er dient omschreven te worden dat circussen alleen kunnen worden gehouden wanneer grond kan worden gehuurd van particulieren en dat de gemeente Beek de voorkeur geeft aan circussen zonder wilde dieren; 10. Aanvullen evenementenbeleid: toevoegen van artikel 36, lid 1 van de Gezondheids- en Welzijnswet voor Dieren; 11. Organiseren chipactie voor oudere honden (geboren voor 2012) en katten; 12. Advies vragen aan Dierenbescherming Limburg bij overlastgevende dieren.
3
Inhoudsopgave Samenvatting ........................................................................................................................................... 2 Inleiding ................................................................................................................................................... 6 1. Wettelijk kader ..................................................................................................................................... 7 1.1 Europese wet- en regelgeving ...................................................................................................... 7 1.2 Landelijke wet- en regelgeving ...................................................................................................... 7 1.2.1 Gezondheids- en Welzijnswet voor Dieren ............................................................................ 7 1.2.2 Wet op de Dierenbescherming ............................................................................................... 8 1.2.3 Wetswijziging .......................................................................................................................... 8 1.2.4 Flora- en Faunawet ................................................................................................................ 8 1.2.5 Burgerlijk wetboek .................................................................................................................. 8 1.2.6 Woningwet .............................................................................................................................. 9 1.3 Gemeentelijke regelgeving ............................................................................................................ 9 1.3.1 Verordeningen ........................................................................................................................ 9 1.3.2 Beleidsregels .......................................................................................................................... 9 2. Gezelschapsdieren ............................................................................................................................ 10 2.1 Opvang gezelschapsdieren ......................................................................................................... 10 2.1.1 Opvang honden en katten .................................................................................................... 11 2.1.2 Opvang overige gedomesticeerde dieren ............................................................................ 13 2.2 Kadavers van gezelschapsdieren ............................................................................................... 14 2.3 Hondenbeleid .............................................................................................................................. 15 2.3.1 Werkgroep ............................................................................................................................ 15 2.3.2 Aanlijnplicht........................................................................................................................... 15 2.3.3 Opruimplicht.......................................................................................................................... 16 2.3.4 Hondenbelasting en hondenpenning .................................................................................... 16 2.3.5 Agressieve honden ............................................................................................................... 16 2.4 Hobbydieren ................................................................................................................................ 17 2.4.1 Schuilgelegenheden ............................................................................................................. 17 2.4.2 Verontreiniging door paarden en pony’s .............................................................................. 17 3. Dieren in nood ................................................................................................................................... 18 3.1 Gewonde gezelschapsdieren ...................................................................................................... 18 3.2 Dierenmishandeling en verwaarlozing ........................................................................................ 19 4. Gebruik van dieren voor vermaak ..................................................................................................... 20 4.1 Circussen ..................................................................................................................................... 20 4.2 Overige evenementen met dieren ............................................................................................... 22 5. In het wild levende dieren .................................................................................................................. 23 5.1 Instandhouding van in het wild levende dieren ........................................................................... 23 5.1.1 Dassentunnels ...................................................................................................................... 23
4
5.1.2 Stepping stones .................................................................................................................... 24 5.1.3 Padden ................................................................................................................................. 24 5.2 Jacht, beheer en schadebestrijding ............................................................................................. 25 5.3 Hengelen ..................................................................................................................................... 25 5.4 Overlastgevende dieren .............................................................................................................. 26 5.4.1 Vogels ................................................................................................................................... 26 5.4.2 Plaagdieren........................................................................................................................... 26 5.4.3 Verwilderde zwerfkatten ....................................................................................................... 27 6. Landbouwhuisdieren ......................................................................................................................... 28 6.1 Dierziekten ................................................................................................................................... 28 7. Organisaties met dieren in de gemeente Beek ................................................................................. 29 7.1 Bedrijven met dieren .................................................................................................................... 29 7.2 Verenigingen met dieren ............................................................................................................. 29 7.3 Overige organisaties met dieren ................................................................................................. 29 8. Conclusie/aanbevelingen .................................................................................................................. 30 8.1 Aanbevelingen t.a.v. voorlichting en communicatie .................................................................... 30 8.2 Aanbevelingen t.a.v. het aanpassen/actualiseren bestaande documenten ................................ 31 8.3 Overige aanbevelingen ................................................................................................................ 31 9. Actieplan ............................................................................................................................................ 33 10. Financiën ......................................................................................................................................... 35 10.1 Huidige situatie .......................................................................................................................... 35 10.2 Financiële gevolgen ................................................................................................................... 35 11. Afdelingen binnen de organisatie gemeente Beek ......................................................................... 36 12. Bronnen ........................................................................................................................................... 37 Bijlagen .................................................................................................................................................. 39
5
Inleiding In de gemeente Beek bevinden zich tal van dieren. De inwoners houden gezelschapsdieren, zoals honden, katten en cavia’s. In het buitengebied bevinden zich landbouwhuisdieren, zoals schapen en koeien. De grootste groep dieren wordt echter gevormd door in het wild levende dieren. Tegenover al deze dieren hebben wij als mens verplichtingen. Dieren horen bij de samenleving. Dieren verrijken het leven van veel mensen, geven afleiding, maken het makkelijker om contact te leggen met andere mensen, zijn essentieel onderdeel van het ecosysteem en zorgen voor voedsel. Wat is dierenwelzijn? Dierenwelzijn gaat over het leven dat dieren hebben en hoe ze verzorgd worden. Bij dierenwelzijn gaat het om het lichamelijke én geestelijke welzijn van dieren. Het uitgangspunt hierbij is dat dieren gevoel hebben. Dierenwelzijn betreft de kwaliteit van het leven van het dier, waarbij de houder de ‘vijf vrijheden’ respecteert en daarmee de grenzen van het adaptatievermogen van het dier niet overschrijdt. De 5 vrijheden van de Britse Farm Animal Welfare Council (FAWC) zijn het uitgangspunt voor het Nederlandse en Europese beleid. Het dier: heeft geen dorst en honger is vrij van ongemak heeft geen pijn, verwondingen en is niet ziek vertoont normaal gedrag heeft geen angst en stress Aanleiding en doelstelling Dierenwelzijn is een landelijk item dat volop in de belangstelling staat. Vanuit de overheid zijn er wetten en maatregelen die de gezondheid en het welzijn van dieren beschermen. In deze wetgeving liggen ook een aantal taken voor gemeenten vast. Naast het voldoen aan deze wettelijke taken, heeft de gemeente Beek een bestuurlijke wens om het welzijn van dieren in de gemeente Beek te bevorderen en te waarborgen. De gemeente Beek hecht veel waarde aan dierenwelzijn. Het college heeft dan ook verzocht om een nota dierenwelzijn op te laten stellen. Middels deze nota krijgt de gemeente Beek meer inzicht in factoren die invloed kunnen hebben op het welzijn van dieren en om uiteindelijk het dierenwelzijn in de gemeente Beek te bevorderen en te waarborgen. In deze nota wordt dierenwelzijn in brede zin beschreven. Zo wordt bijvoorbeeld ook ingegaan op overlast van dieren. Leeswijzer In de nota wordt in het eerste hoofdstuk het wettelijk kader weergegeven. In hoofdstuk 2 tot en met 6 wordt per onderwerp eerst een algemene beschrijving gegeven, vervolgens de huidige situatie van de gemeente Beek en hieruit volgen eventueel aanbevelingen met bijbehorende actiepunten voor een beter dierenwelzijn. In hoofdstuk 7 wordt het aantal organisaties met dieren beschreven die gevestigd zijn in de gemeente Beek. Hoofdstuk 8 bevat de conclusie en aanbevelingen. In hoofdstuk 9 wordt het actieplan weergegeven. In hoofdstuk 10 worden de financiële aspecten beschreven en ten slotte wordt in hoofdstuk 11 uitgelegd welke afdeling binnen de organisatie verantwoordelijk is voor een bepaald onderwerp. Er wordt in deze nota een onderscheid gemaakt tussen gezelschapsdieren (hoofdstuk 2), dieren in nood (hoofdstuk 3), het gebruik van dieren voor vermaak (hoofdstuk 4), in het wild levende dieren (hoofdstuk 5) en landbouwhuisdieren (hoofdstuk 6).
6
1. Wettelijk kader In dit hoofdstuk wordt het wettelijk kader weergegeven op drie niveaus: Europees, landelijk en gemeentelijk. Europese wet- en regelgeving geeft echter geen specifieke wettelijke taken waaraan gemeenten moeten voldoen en wordt daarom globaal beschreven. Op landelijk en gemeentelijk niveau wordt alleen de wet- en regelgeving beschreven waarbij de gemeente wettelijke taken heeft.
1.1 Europese wet- en regelgeving In artikel 13 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie wordt erkend dat dieren wezens met gevoel zijn en wordt bepaald dat, bij het formuleren en uitvoeren van het beleid van de EU, op bepaalde gebieden ten volle rekening moet worden gehouden met hetgeen vereist is voor het welzijn van dieren. De EU-wetgeving omvat verschillende aspecten van het welzijn van landbouwhuisdieren, dieren die voor wetenschappelijke doeleinden worden gebruikt en dieren in dierentuinen. Er is geen EU-wetgeving voor het welzijn van gezelschapsdieren.
1.2 Landelijke wet- en regelgeving De belangrijkste wet- en regelgeving van de nationale overheid op het gebied van dierenbescherming en dierenwelzijn bestaan uit: de Gezondheids- en Welzijnswet voor Dieren (GWWD), de Wet op de Dierenbescherming, de Flora- en Faunawet (FFW) en het Burgerlijk Wetboek. Daarnaast wordt een specifiek artikel benoemd uit de Woningwet (Ww) waarin een taak voor gemeenten staat beschreven. Toezicht en handhaving van de landelijke wet- en regelgeving vindt plaats door de Landelijke Inspectiedienst Dierenbescherming (LID) voor gezelschapsdieren, door de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) van het ministerie van Economische Zaken, Landbouw & Innovatie (EL&I) voor landbouwhuisdieren en exotische dieren en sinds mei 2011 de Dierenpolitie voor alle dieren.
1.2.1 Gezondheids- en Welzijnswet voor Dieren De Gezondheids- en welzijnswet voor dieren (GWWD) beschermt de gezondheid en het welzijn van gehouden dieren. Deze kaderwet, waaronder ook het Honden- en kattenbesluit 1999 valt, is gericht op het individuele welzijn van gehouden dieren, namelijk gezelschapsdieren en landbouwhuisdieren. In de wet staat hoe de kwaliteit van leven van deze dieren gewaarborgd moet blijven. Het uitgangspunt van GWWD is dat men geen handelingen met gehouden dieren mag verrichten, tenzij in de wet staat dat het wel mag (het 'nee, tenzij'- principe). Zo is het volgens de GWWD verboden om: een dier onnodig pijn of letsel te veroorzaken, of zijn gezondheid of welzijn aan te tasten een dier verzorging te onthouden ingrepen te plegen bij dieren (tenzij anders in de wet staat) dieren als prijs, beloning of gift uit te reiken Op grond van de GWWD heeft de gemeente een aantal taken bij de preventie en bestrijding van besmettelijke dierziekten (art. 23, lid 2) en met betrekking tot agressieve dieren (art. 74). Als de Minister besluit tot bestrijding van een besmettelijke dierziekte wordt dit aan de burgemeester van de betrokken gemeente medegedeeld. De gemeente helpt het ministerie bij het plaatsen en verwijderen van waarschuwingsborden en kentekenen. Daarnaast kan de Minister inwoners verbieden een agressieve diersoort, die een gevaar opleveren voor de veiligheid van mens of dier, voorhanden te hebben, te fokken, in Nederland te brengen, te koop aan te bieden of te verkopen. De burgemeester van de gemeente die een verboden dier aantreft kan besluiten dat het naar een aangewezen plaats wordt vervoerd en aldaar gedood. Verder is in de GWWD (art. 36, lid 3) een algemene zorgplicht voor dieren in nood opgenomen. Deze zorgplicht houdt in dat iedereen verplicht is om aan gewonde dieren of dieren in nood hulp te bieden als dat redelijker wijs mogelijk en zinvol is. Artikel 81 h van de GWWD verplicht tot een gemeentelijke verordening waarin regels gesteld zijn ten aanzien van het afgeven, bewaren, ophalen en het overdragen van dode gezelschapsdieren aan de ondernemer (eigenaar of exploitant van een door de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit erkend categorie 1-verwerkingsbedrijf of een categorie 2-verwerkingsbedrijf) binnen wiens werkgebied het materiaal zich bevindt.
7
1.2.2 Wet op de Dierenbescherming De Wet op de Dierenbescherming is een Nederlandse wet die vastgesteld is in 1961. Het doel is voorzieningen te treffen op het gebied van dierenbescherming voor onder andere honden, katten en mestkalveren. Voor het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten zoals het kopen, ten verkoop voorradig hebben, verkopen, in bewaring nemen, africhten of doden van honden of katten, heeft men een vergunning nodig van de gemeente. Aan de vergunning kunnen voorschriften worden verbonden (art. 2, lid 1).
1.2.3 Wetswijziging De ministerraad is in oktober 2007 akkoord gegaan met een nieuw wetsvoorstel Wet Dieren, opgesteld door het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Hierin worden diverse bestaande wetten voor dieren samengebracht. De nieuwe wet is een bundeling van de volgende wetten om de bestaande wet- en regelgeving te vereenvoudigen, vernieuwen en te verbeteren: de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren de Diergeneesmiddelenwet de Wet op de dierenbescherming de Wet op de uitoefening van de diergeneeskunde 1990 de Kaderwet diervoeders Inmiddels hebben de Eerste en de Tweede Kamer de Wet Dieren goedgekeurd. De wet treedt vermoedelijk per 1 januari 2013 in werking. De GWWD en de regelingen die daarbij horen blijven overigens bestaan zolang deze niet via de Wet Dieren zijn overgenomen. Naar verwachting zal de nieuwe wet niet leiden tot wijzigingen in de taken en bevoegdheden van de gemeente.
1.2.4 Flora- en Faunawet De Flora- en faunawet (FFW) beschermt in het wild voorkomende diersoorten en plantensoorten. De Habitatrichtlijn, de Vogelrichtlijn en het CITES-verdrag maken onderdeel uit van de Flora- en faunawet. Het uitgangspunt van de Flora- en faunawet is 'Nee, tenzij'. Dit betekent dat alles wat schadelijk is voor bedreigde soorten verboden is. Van het verbod ('nee') kan alleen onder bepaalde voorwaarden ('tenzij') worden afgeweken. De Flora- en faunawet bevat regels over: jacht; beheer; schadebestrijding; handel in dieren en planten; het bezit van bedreigde dieren en planten. In de Flora- en faunawet is een zorgplicht opgenomen die voor alle dieren geldt. De zorgplicht houdt in dat menselijk handelen geen nadelige gevolgen mag hebben voor dieren. Naast de zorgplicht bevat de wet ook een aantal verbodsbepalingen die zorgen dat in het wild levende soorten zoveel mogelijk met rust worden gelaten. Het is niet toegestaan planten te plukken en dieren te doden, te vangen of te verstoren die onder de Flora- en faunawet vallen. In de provincie Limburg wordt hierop onder andere gecontroleerd door de Groene Brigade. Ten aanzien van de Flora- en Faunawet heeft de gemeente geen wettelijke taken. Wel krijgt de gemeente te maken met deze wetgeving als zij aan het werk gaat in de openbare ruimte.
1.2.5 Burgerlijk wetboek Gevonden dieren vallen volgens het Burgerlijk Wetboek (boek 5 art. 8 lid 3) onder de verantwoordelijkheid van de gemeente. Op grond hiervan is de gemeente verplicht een gevonden dier minimaal twee weken op te vangen en te verzorgen. Deze twee weken geven de eigenaar de kans het dier te komen halen. Als de eigenaar zich niet binnen twee weken meldt, is de gemeente bevoegd om het dier aan een ander te verkopen of te geven. In de praktijk wordt samengewerkt met dierenasiels en opvangcentra. De gemeente is verplicht, volgens het Burgerlijk Wetboek, een redelijke vergoeding te betalen voor adequate huisvesting en verzorging van de dieren.
8
1.2.6 Woningwet In artikel 8 (lid 1) van de Woningwet staat dat de gemeenteraad een bouwverordening vast stelt. De bouwverordening bevat onder meer voorschriften omtrent het gebruik van woningen, andere gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder in elk geval zijn begrepen voorschriften met betrekking tot de reinheid en het bestrijden van schadelijk of hinderlijk gedierte (art. 8, lid 2).
1.3 Gemeentelijke regelgeving De gemeente heeft verantwoordelijkheden op het gebied van dierenwelzijn. De rol van de gemeente ligt vooral in de voorwaardenscheppende sfeer. Gemeenten zijn uitsluitend bevoegd aanvullende regelgeving vast te stellen om hinder en overlast voor de burger te voorkomen en te bestrijden, de volksgezondheid te bewaken en de openbare orde te handhaven.
1.3.1 Verordeningen De belangrijkste en meest omvattende gemeentelijke verordening is de Algemene Plaatselijke Verordening (APV). Hierin staan o.a. bepalingen m.b.t. dieren (zie bijlage) over: Artikel 2:57 – Loslopende honden Artikel 2:58 – Verontreiniging door honden, paarden en pony’s Artikel 2:59 – Gevaarlijke honden Artikel 2:60 – Houden van hinderlijke of schadelijke dieren Artikel 2:62 – Loslopend vee Andere gemeentelijke verordeningen waarin dieren zijn opgenomen: Destructieverordening (zie bijlage) Bouwverordening (zie par. 5.4.2 Plaagdieren) Subsidieverordening (verkrijgen van stimuleringssubsidie voor het bevorderen van dierenwelzijn) Op overtredingen van de bepalingen uit verordeningen staan sancties. De politie en Buitengewoon Opsporingsambtenaren (BOA) die door de gemeente zijn aangesteld zien toe op de naleving van de APV. Bij overtredingen is een BOA bevoegd een proces-verbaal op te maken.
1.3.2 Beleidsregels De gemeente heeft de volgende beleidsdocumenten waarin dieren zijn opgenomen: Hondenbeleid (zie par. 2.3 Hondenbeleid) Circusbeleid (zie bijlage) Schuilgelegenheden in het buitengebied (zie bijlage)
9
2. Gezelschapsdieren In Nederland worden miljoenen gezelschapsdieren uit liefhebberij gehouden. Ruim de helft van de Nederlandse huishoudens (56%) heeft een of meer huisdieren. Dit blijkt uit het onderzoek ‘Huisdieren in het Nederlandse gezin 2007’ van onderzoeksbureau TNS NIPO. Tot gezelschapsdieren worden niet alleen honden, katten en cavia’s gerekend, maar ook hobbydieren zoals paarden en schapen.
2.1 Opvang gezelschapsdieren De wettelijke taak van de gemeente bestaat uit het twee weken bewaren en verzorgen van gevonden dieren die zijn aangegeven en in bewaring zijn gegeven bij de gemeente (Burgerlijk Wetboek: boek 5 art. 8 lid 3). De gemeente is dan ook verplicht een redelijke vergoeding te betalen voor adequate huisvesting en verzorging van de dieren. Gevonden honden en katten worden momenteel opgevangen en verzorgd door Stichting Streekdierentehuis De Reddingsboei. Voor overige gedomesticeerde dieren is de Dierenambulance Limburg Zuid bevoegd om deze dieren op te vangen en te verzorgen. Informatieverschaffing aan de inwoners van de gemeente gaat merendeel door middel van de gemeentelijke website en de gemeentegids. Op het moment staat er geen informatie over wat men dient te doen wanneer een dier gevonden wordt of vermist is. Vanwege het ontbreken van deze informatie, weet de vinder van een dier niet met wie er contact moet worden opgenomen. Dit probleem heeft de Dierenbescherming Limburg in meerdere gemeenten geconstateerd. In menigmaal gevallen wordt de Dierenbescherming in eerste instantie gebeld door de vinder van een dier. De gemeente Beek heeft echter geen overeenkomst met de Dierenbescherming Limburg voor het opvangen van zwerfdieren, waardoor de Dierenbescherming eerst zal moeten opzoeken met wie de gemeente Beek overeenkomsten heeft en de beller vervolgens zal moeten doorverwijzen. Om dit proces te vereenvoudigen en te verduidelijken, zal deze informatie beschikbaar dienen te zijn voor de inwoners. Aanbeveling Om het voor alle inwoners duidelijk te maken wat men dient te doen wanneer men een dier vindt of een dier vermist is, zullen inwoners hierover voorgelicht dienen te worden. Deze informatie dient beschikbaar en laagdrempelig te zijn voor de inwoners. Deze informatie kan het beste worden beschreven in de gemeentegids en op de gemeentelijke website. Actiepunt Het plaatsen van informatie over gevonden en vermiste dieren op de gemeentelijke website en in de gemeentegids. Er zal hiervoor een indeling moeten worden gemaakt in: het vinden of vermissen van honden en katten -> er dient contact te worden opgenomen met Streekdierentehuis De Reddingsboei (link naar Amivedi). het vinden of vermissen van overige dieren -> er dient contact te worden opgenomen met Dierenambulance Limburg Zuid. Huisdieren kunnen uit zichzelf van huis lopen, met het gevolg de weg naar huis niet meer terug te vinden, of de eigenaren van dieren kunnen bewust de keuze maken om hun dier buiten vrij te laten of af te staan. In dit laatste geval komt dit geregeld voor als eigenaren niet meer voor hun dier kunnen zorgen, vanwege tijd of geld. Deze dieren komen menigmaal uiteindelijk terecht in een dierenasiel. Aanbeveling In samenwerking met Dierenbescherming Limburg kan de gemeente voorlichting geven aan inwoners over het aanschaffen van huisdieren. De inwoners zullen geïnformeerd worden over wat er allemaal komt kijken bij het houden en verzorgen van een dier. Deze informatie kan op de gemeentelijke website worden geplaatst. Om dieren uit dierenasielen een tweede kans te geven kan er tevens worden verwezen naar Streekdierentehuis De Reddingsboei en Dierenambulance Limburg Zuid. Actiepunt In samenwerking met Dierenbescherming Limburg voorlichting geven aan inwoners over het aanschaffen van een huisdier middels de gemeentelijke website, met een verwijzing naar Streekdierentehuis De Reddingsboei en Dierenambulance Limburg Zuid.
10
2.1.1 Opvang honden en katten Uit het onderzoek ‘Huisdieren in het Nederlandse gezin 2007’ van onderzoeksbureau TNS NIPO blijkt dat honden en katten nog altijd de meest populaire gezelschapsdieren zijn. Katten zijn het populairst. Bijna de helft van de mensen met een huisdier heeft er één of meer (49%). 36% van de huisdierenbezitters heeft één of meer honden. In totaal worden er, volgens de Dierenbescherming, in Nederland ongeveer 3,6 miljoen katten en bijna 1,8 miljoen honden gehouden. De honderden asielen vangen, volgens hen, jaarlijks ruim 25.000 honden en 50.000 katten op. De gemeente Beek heeft een overeenkomst gesloten met Stichting Streekdierentehuis De Reddingsboei in Geleen, waarbij de taak voor het vervoeren, het bewaren, het verzorgen en het zoeken naar de eigenaar, door de gemeente Beek is overgedragen aan De Reddingsboei. De gemeente betaalt een vast bedrag per hond of kat voor een verblijf van 14 dagen. In dit bedrag is tevens een inenting die het dier krijgt inbegrepen. Deze instelling ontvangt naast de vergoeding voor de opvang van honden en katten, een jaarlijkse bijdrage om het asiel in stand te houden. Deze bijdrage is tot stand gekomen in samenwerking met alle gemeenten in de Westelijke Mijnstreek. De bijdrage is gebaseerd op het aantal inwoners van de gemeente Beek. In 2011 bedroeg deze bijdrage €11.419,50 (€0,69 * 16550 inwoners). De Reddingsboei heeft onlangs een overeenkomst getekend met de Dierenbescherming Limburg. Hierin staat dat De Redddingsboei, net als het asiel in Maastricht en Heerlen, de intentie heeft om te verhuizen naar het nieuwe dierencentrum, dat naar verwachting medio 2013 klaar zal zijn. Het nieuwe dierencentrum zal een plek krijgen langs de N297 in Born, tegenover NedCar. Wanneer De Reddingsboei in Geleen zal sluiten en verhuizen naar het nieuwe dierencentrum in Born, zal dit invloed hebben op de overeenkomst die de gemeente Beek heeft met De Reddingsboei. De huidige overeenkomst van januari 1996 met De Reddingsboei zal moeten worden vervangen door een overeenkomst met het nieuwe dierencentrum. Aanbeveling De gemeente Beek dient te informeren naar het nieuwe dierencentrum en het is wenselijk om, alvorens De Reddingsboei wordt gesloten, een overeenkomst te sluiten met het nieuwe dierencentrum om aan de wettelijke taak van de gemeente te blijven voldoen. Actiepunt Informeren naar het dierencentrum en alvorens De Reddingsboei wordt gesloten, een overeenkomst sluiten met het dierencentrum. In 2011 zijn er in totaal 36 katten en 13 honden uit de gemeente Beek door het asiel opgevangen. Hiervan zijn 3 katten en 11 honden weer terug gekeerd naar de huidige eigenaar. Van de dieren, gefactureerd aan de gemeente Beek, zijn de honden en katten die door hun eigenaar zijn teruggehaald al in mindering gebracht. Deze eigenaren dienen de hiermee gepaard gaande kosten aan het asiel te voldoen. De gemeente Beek heeft in 2011 voor de opvang van de honden en katten een vergoeding van €4586,15 aan De Reddingsboei betaald. Volgens de Dierenbescherming bedraagt het gemiddelde percentage honden dat vanuit het asiel uiteindelijk weer terug komt bij de huidige eigenaar, ongeveer 70%. Het gemiddelde percentage katten dat vanuit het asiel terug komt bij de huidige eigenaar bedraagt slechts 13%. Dit grote verschil tussen honden en katten is vermoedelijk te wijten aan het feit dat honden veel vaker dan katten voorzien zijn van een chip, zodat de eigenaar getraceerd kan worden. De honden en katten die niet naar de huidige eigenaar terugkeren, worden door de asielen bij een nieuwe eigenaar ondergebracht. Van de honden en katten die niet teruggaan naar hun eigenaar vindt ongeveer 90% uiteindelijk een nieuwe eigenaar door bemiddeling van het asiel. Het chippen van honden is voorheen nooit verplicht geweest. De ministerraad heeft op voorstel van de staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (EL&I) ingestemd met de plicht om honden die vanaf 2012 worden geboren, te chippen en te registreren. Dit betekent dat oudere honden (geboren voor 2012) niet verplicht zijn een chip te dragen. Voor eigenaren van katten zal het nog niet verplicht worden om hun kat te laten chippen.
11
De prijs voor het chippen van een dier verschilt per dierenarts. Deze wordt namelijk vastgesteld door de dierenarts zelf. Gemiddeld liggen de kosten tussen de €30 en de €50. Er wordt jaarlijks landelijk extra aandacht besteedt aan de voordelen van het chippen van een dier. In de maand juni, de zogeheten Chipmaand, vinden er verschillende chipacties plaats in heel Nederland. Hierbij bieden diverse dierenasielen en dierenartsen een gereduceerd tarief aan om zo meer mensen over te halen om hun dier te laten chippen. Wanneer alle honden en katten een chip zouden hebben, zou het opsporen van de eigenaar sneller en makkelijker gaan. De gemeente is verplicht een vergoeding te betalen voor maximaal 14 dagen voor de opvang van een zwerfdier. Indien alle dieren gechipt zijn, kan door middel van een chipreader de gegevens van de eigenaar worden achterhaald, waardoor het dier direct door de eigenaar uit het asiel kan worden gehaald. Deze eigenaren dienen de hiermee gepaard gaande kosten aan het asiel te voldoen. Hierdoor hoeft de gemeente over dit dier geen vergoeding te betalen, waardoor de gemeentelijke kosten voor opvang beperkt blijven.
Aanbeveling Om ervoor te zorgen dat de eigenaren van oudere honden hun hond (die geboren is voor 2012) laten chippen kan er een actie worden opgezet. Bij deze actie krijgen katteneigenaren ook de mogelijkheid om hun kat te laten chippen, aangezien er twee keer zoveel katten in dierenasielen terecht komen. In samenwerking met de lokale dierenarts of met het dierenasiel kunnen inwoners van de gemeente Beek tijdens de landelijke Chipmaand hun hond of kat tegen een gereduceerd tarief laten chippen. Om deze actie te ondersteunen zal de gemeente een bijdrage leveren van €15 per dier, zodat de dierenarts of het asiel een gereduceerd tarief kan aanbieden aan de eigenaren van honden en katten. Er wordt een aanname gedaan dat van de, op het moment 1600 geregistreerde honden uit de gemeente Beek, 600 honden reeds een chip hebben. Daarnaast wordt er een aanname gedaan dat ieder jaar tijdens de chipactie 100 honden zullen meedoen. Honden worden gemiddeld 10 tot 12 jaar. Dit betekent dat na circa 8 jaar alle honden zijn gechipt (aangezien de honden die vanaf 2012 worden geboren al gechipt zijn). Voor katten wordt er een aanname gedaan dat er jaarlijks 100 katten mee doen. Dit betekent dat er jaarlijks 200 dieren meedoen en dit de gemeente, bij een bijdrage van €15 per dier, een bedrag van €3000 kost. Dit zorgt er wel voor dat als deze gechipte dieren in het asiel terecht komen, de eigenaren direct kunnen worden opgespoord en de kosten voor opvang voor de eigenaar zijn en de gemeente voor deze dieren geen vergoeding betaald. In 2011 bedroeg de vergoeding voor de opvang van dieren €4586,15. Dit bedrag is hoger dan de bijdrage die de gemeente zal betalen voor het chippen van de dieren. Honden en katten die geen chip hebben zullen ieder jaar afnemen, waardoor ook de vergoeding voor de opvang van dieren in de loop der jaren zal afnemen. De gemeente zal in mei een brief kunnen sturen naar geregistreerde hondenbezitters waarin informatie staat over waar men zijn dier kan laten chippen en ook zullen in de maanden mei en juni informatie op de gemeentelijke website staan over de chipactie. De gemeente zal in 2013 voor het eerst kunnen meewerken aan de chipactie. Hierna dient geëvalueerd te worden of de chipactie een succes is en het doorgevoerd dient te worden, dat er aanpassingen dienen te worden gedaan (bijvoorbeeld qua financiën) of afgeschaft dient te worden. Actiepunt In samenwerking met de lokale dierenarts of met het dierenasiel een chipactie organiseren en evalueren voor honden en katten. De gemeente Beek draagt zorg voor de communicatie naar de inwoners en de uitvoering wordt gedaan door de partij waarmee wordt samengewerkt.
12
2.1.2 Opvang overige gedomesticeerde dieren In Nederland worden, volgens de Dierenbescherming, ongeveer 600.000 konijnen en 600.000 andere kleine klaagdieren, zoals hamsters en cavia’s, als huisdier gehouden. Daarnaast telt, volgens hen, Nederland ook steeds meer exotische huisdieren, zoals schildpadden, papegaaien en tropische vissen. Voor deze overige gedomesticeerde dieren, waarvoor ook een 14 daagse wettelijke bewaarplicht geldt, heeft de gemeente Beek een overeenkomst met de Dierenambulance Limburg Zuid in Maastricht. De Dierenambulance haalt de dieren, zoals konijnen e.d., op en bewaart ze 14 dagen voor de gemeente in hun eigen opvang. De dierenambulance is in 2011 in totaal 5 keer te hulp geschoten, waarbij het o.a. ging om het vervoeren en opvangen van een tam konijn en een dwergpapegaai afkomstig uit de gemeente Beek. Voor de opvang van de overige gedomesticeerde dieren heeft de gemeente Beek in 2011 een vergoeding van €239,30 betaald aan de Dierenambulance Limburg Zuid.
13
2.2 Kadavers van gezelschapsdieren Per 1 januari 2008 is de Destructiewet komen te vervallen en is een regeling hierover opgenomen in de Gezondheids- en Welzijnswet voor Dieren (GWWD). In de GWWD is geregeld dat ten aanzien van kadavers van gezelschapsdieren bij een gemeentelijke verordening, de zogeheten destructieverordening, regels moeten worden vastgesteld. In deze verordening moeten één of meer verzamelplaatsen worden aangewezen waar kadavers van gezelschapsdieren in ontvangst worden genomen. Dit kan een gemeentelijke werf zijn waar zich een koeling bevindt voor het verzamelen van dode honden en dode katten. Het is belangrijk dat de dieren op deze gemeentelijke opslagplaats worden gecontroleerd op een chip en dat ze twee weken worden bewaard. Eigenaren die hun dier kwijt zijn hebben dan immers twee weken de tijd om hun dier terug te vinden. De gemeente Beek heeft een destructieverordening die in werking is getreden op 1 april 1995 (zie bijlage). Er wordt echter in artikel 1 verwezen naar de Destructiewet. Aangezien de Destructiewet in 2008 is komen te vervallen, zal de destructieverordening van de Gemeente Beek geactualiseerd moeten worden. Deze destructieverordening is daarnaast niet zichtbaar voor iedereen, aangezien deze niet openbaar staat op bijvoorbeeld de gemeentelijke website. Wel staat er op de gemeentelijke website en in de gemeentegids aangegeven dat men bij het vinden van kadavers contact moet opnemen met de gemeente. Aanbeveling Aangezien er in artikel 1 van de destructieverordening verwezen wordt naar de Destructiewet, die in 2008 is komen te vervallen, zal deze verordening door de gemeente geactualiseerd moeten worden. Op dit moment dient er verwezen te worden naar de Gezondheids- en Welzijnswet voor Dieren (artikel 81 h). Wanneer de Wet Dieren in werking treedt, vermoedelijk in 2013, dient verwezen te worden naar de Wet Dieren (artikel 3.5). Actiepunt Actualiseren van de destructieverordening (artikel 1) en deze openbaar maken. Jaarlijks worden gemiddeld ongeveer 20 dode katten en 20 dode wilde dieren gevonden in de gemeente Beek. De gemeente Beek heeft een gekoelde verzamelplaats voor deze kadavers, namelijk op de gemeentewerken (Aan de Haamen 3 te Beek). Deze kadavers worden opgehaald met een pickup. Met behulp van een chipreader (DID Mini-max2) wordt er onderzocht of het dier een chip heeft. Indien het dier een chip heeft, wordt de eigenaar van het overleden dier in kennis gesteld. Ingeval het dier geen chip heeft of de eigenaar om bepaalde redenen niet kan worden ingelicht, worden foto’s gemaakt van het dier en daarbij wordt tevens de datum en de vindplaats van het kadaver erbij vermeld. Wanneer iemand meldt dat zijn dier zoek is, kan tussen de foto’s worden gekeken of de kenmerken van hun dier overeenkomen met de kenmerken van de overleden dieren op de foto’s. De dode dieren worden ongeveer twee weken bewaard voordat de destructor komt. Deze activiteiten worden verricht door de eigen buitendienst van de gemeente of door de aannemer RWM. De kadavers van dieren worden vervolgens opgehaald door Rendac. De activiteiten van Rendac bestaan uit het ophalen, verwerken en (laten) vernietigen van dierlijk restmateriaal en kadavers.
14
2.3 Hondenbeleid Bij menigmaal huishoudens in de gemeente Beek nemen honden een belangrijke plaats in. In januari 2012 telt de gemeente Beek ongeveer 1600 geregistreerde honden. Het plezier van de één mag niet een overlast voor de ander vormen. Uit burgeronderzoeken en wijkbezoeken blijkt dat de overlast van hondenpoep tot één van de grootste ergernissen van de inwoners behoren. In 2011 zijn er ongeveer 25 geregistreerde klachten over hondenpoep en ongeveer 5 geregistreerde meldingen over loslopende honden. In 2012 zijn er tot en met april al ongeveer 25 geregistreerde klachten over hondenpoep en ongeveer 3 geregistreerde meldingen over loslopende honden. De gemeente Beek heeft regels opgesteld waar hondeneigenaren zich aan moeten houden. Deze regels zijn opgenomen in het APV (Algemeen Plaatselijke Verordening) en sinds 2008 in het hondenbeleid.
2.3.1 Werkgroep De gemeente Beek heeft een werkgroep opgesteld om het hondenbeleid, dat inging in 2008, te evalueren en waar nodig te verbeteren. Drie jaar nadat het hondenbeleid van start is gegaan, in 2011, heeft de werkgroep het hondenbeleid geëvalueerd. De gemeente Beek is van mening dat overlast vooral kan worden terug gedrongen door een mentaliteitsverandering van de hondenbezitter. De adviespunten die voort kwamen uit de evaluatie zijn in 2011 al van start gegaan. Zo wordt de handhaving ook buiten kantooruren gedaan, is het aantal afvalbakken uitgebreid (vanaf 2008 zijn er 40 hondenafvalbakken bijgekomen), is er verstrekking van gratis ruimmiddelen en is het aantal hondenterreinen uitgebreid naar 5 plekken. Ook werd er tijdens de evaluatie voorgesteld om voorlichting te intensiveren: overlast van honden via wisselende onderwerpen onder de aandacht brengen en inwoners informeren waar ze met hun meldingen over overlast terecht kunnen (via publicaties in de Nuutsbaeker). Aanbeveling Publicaties via de Nuutsbaeker zal mogelijk niet voldoende zijn om inwoners voor te lichten. Ten eerste zullen niet alle inwoners van de gemeente Beek dit krantje lezen of krijgen (mensen met een nee/nee- sticker op de brievenbus) en ten tweede spreek je hier niet specifiek hondenbezitters aan. Om deze mentaliteitsverandering te bewerkstelligen zullen de hondenbezitters op hun verantwoording moeten worden gewezen. Dit kan de gemeente Beek realiseren door een ‘hondenbezittersbrief’ samen stellen. In deze brief kan worden beschreven waar men gratis hondenpoepzakjes kan krijgen, wat de regels zijn m.b.t. hondenpoep en het loslopen van de hond, waar de losloopgebieden zich bevinden en wat de boetes voor overtreding bedragen. Deze brief kan jaarlijks worden gestuurd aan de geregistreerde hondenbezitters in combinatie met de brief over de chipactie. Actiepunt ‘Hondenbezittersbrief’ opstellen in combinatie met de brief over de chipactie en sturen naar geregistreerde hondenbezitters.
2.3.2 Aanlijnplicht Binnen de bebouwde kom geldt een aanlijnplicht voor honden, met uitzondering van de hondenspeelplekken. Buiten de bebouwde kom mag de hond alleen op wegen en paden loslopen. Hondenspeelplekken Een hond moet natuurlijk kunnen rennen en spelen. Daarom heeft de gemeente Beek plekken aangewezen waar honden los mogen lopen. Dit zijn de volgende terreinen: 1. Burg. Van Meeuwenstraat, Beek 2. Blooteweg, Beek 3. Spaanse Singel, Neerbeek 4. Potterstraat, Spaubeek
15
Deze zijn herkenbaar aan speciale borden en er staan afvalbakken met speciale houder met wegwerpzakjes. Verboden voor honden Op een aantal plekken in de gemeente Beek is het verboden voor honden. Deze zijn herkenbaar aan de verbodsborden. Het gaat hier ondermeer om begraafplaatsen, speelterreinen e.d.
2.3.3 Opruimplicht De eigenaar of houder van een hond is verplicht de uitwerpselen van de hond onmiddellijk op te ruimen. Het is dan ook verplicht om een opruimmiddel bij te hebben en te gebruiken. De uitwerpselen mogen in alle afvalbakken binnen de gemeente gedeponeerd worden. Hondenpoepzakjes Om het opruimen van hondenpoep makkelijker te maken, hebben afvalbakken nabij plekken waar veel honden uitgelaten worden een speciale houder met wegwerpzakjes. De gemeente zorgt dat de hondenpoepzakjes regelmatig worden aangevuld. De speciale afvalzakjes voor honden zijn ook gratis verkrijgbaar bij de volgende winkels binnen de gemeente Beek: Beek Peters Leefmiddelen, Bourgognestraat 14 Plus Martin en Jacqueline Schat, Markt 62 Spaubeek Plus Franssen-Steijns, Bongerd 8 Neerbeek Beaumont groente- en fruithandel, Laurentiusstraat 15 Delbressine dierenspeciaalzaak, Spaubeekerstraat 43 De werkgroep heeft in 2011 besloten om gedragsverandering bij hondenbezitters te realiseren door onder andere het plaatsen van stickers. Er zullen in 2012 stickers worden gedrukt met de tekst ‘hondenkak in de afvalbak’ en deze stickers zullen op alle afvalbakken worden geplaatst binnen de gemeente Beek.
2.3.4 Hondenbelasting en hondenpenning Iedere gemeente heeft het wettelijke recht hondenbelasting te heffen. Alle hondenbezitters in de gemeente Beek, met uitzondering van politiehonden en blindengeleide honden, moeten hondenbelasting betalen. Met het betalen van hondenbelasting draagt men bij aan de kosten die de gemeente maakt voor het ter beschikking stellen van faciliteiten om hondenpoep te verwijderen, het legen van afvalbakken en de handhaving. Op het moment dat een inwoner van de gemeente Beek in het bezit van een hond is, moet deze de hond aanmelden bij de gemeente. Wanneer de hondenbezitter zijn hond meldt, ontvangt deze een hondenpenning. Een hondenpenning dient als bewijs dat de bezitter van een hond, hondenbelasting heeft betaald. Elke hond is verplicht een hondenpenning te dragen. Regelmatig wordt gecontroleerd of er hondenbezitters zijn, die hun dier niet hebben aangemeld bij de gemeente.
2.3.5 Agressieve honden In het geval van meldingen van een agressieve hond bij de gemeente zal de gemeente om expertise vragen van een hondengeleider van de politie. Deze hondengeleider zal advies geven over of de gemeente over moet gaan tot het opleggen van een aanlijn of muilkorfgebod op grond van artikel 2:59 van de APV. In de gemeente Beek zijn er geen klachten over agressieve honden bekend.
16
2.4 Hobbydieren Onder hobbydieren vallen paarden, pony’s en landbouwhuisdieren, zoals geiten en schapen die in beperkte aantallen worden gehouden zonder commercieel oogmerk. Nederland telt veel particulieren die voor hun plezier hobbydieren houden. Het houden van deze hobbydieren is aan meer regels verbonden dan het houden van een kat of hond. Ze vallen namelijk onder de regels waar ook de commercieel gehouden landbouwhuisdieren onder vallen. Ook zij kunnen dezelfde besmettelijke dierziekten oplopen.
2.4.1 Schuilgelegenheden Hobbydieren in het buitengebied worden vaak gehouden op gronden met als bestemming agrarisch gebied (zonder bouwblok). Een bouwblok is een stuk grond dat in het bestemmingsplan is aangewezen als zijnde grond waar op gebouwd mag worden. Afgezien van erfafscheidingen is oprichten van gebouwen, zoals een schuilgelegenheid in het buitengebied, meestal in strijd met het bestemmingsplan. Veel gemeenten hebben een dilemma ten aanzien van het toestaan van schuilgelegenheden. Gemeenten willen aan de ene kant verrommeling van het buitengebied voorkomen, maar erkennen aan de andere kant dat schuilgelegenheid belangrijk is voor het dierenwelzijn. Ook in de gemeente Beek vindt er in het buitengebied van de gemeente Beek een ontwikkeling plaats waarbij, als gevolg van agrarische schaalvergroting en nevenactiviteiten, meer weilanden leeg komen te staan, hetgeen het buitengebied er niet altijd aantrekkelijker op maakt. Tegelijkertijd is er een ontwikkeling waarbij vaker dieren in een hobbymatige sfeer worden gehouden door burgers. Gekoppeld aan het hobbymatig houden van dieren bestaat ook de wens en vanuit dierenwelzijn zelfs de eis om deze dieren bescherming te bieden tegen regen en kou in de vorm van een schuilgelegenheid. Het vigerende planologische bestemmingsplan te weten het bestemmingsplan Buitengebied Beek 2011, voorziet niet in de mogelijkheid om rechtstreeks schuilgelegenheden op te richten op solitaire percelen. Per verzoek dient dat beoordeelt te worden. Met het oog op het creëren van rechtsgelijkheid was er een behoefte aan een beleidsregel voor schuilgelegenheden op basis waarvan besluiten om medewerking te verlenen genomen kunnen worden. Hiervoor is in december 2011 de beleidsregel ‘Schuilgelegenheden in het buitengebied’ in werking getreden (zie bijlage). Deze schuilgelegenheden mogen enkel worden opgericht voor het bieden van schuilgelegenheid voor hobbymatig gehouden dieren. Dit houdt dus in dat dieren die gebruik gaan maken van de schuilgelegenheid niet gebruikt worden voor bedrijfsmatige activiteiten in een bedrijfsmatige context. Indien er dan een verzoek voldoet aan de kaders uit de beleidsregel verleent de gemeente medewerking aan een planologische procedure.
2.4.2 Verontreiniging door paarden en pony’s Volgens artikel 2:58 van het APV zijn eigenaren of houders van paarden en pony’s verplicht om ervoor te zorgen dat het paard of de pony zich niet van uitwerpselen ontdoet op een door het college aangewezen plaats. Het college kan ook plaatsen aanwijzen waar het verbod niet geldt. Indien het paard of de pony zich ontdoet van uitwerpselen is de eigenaar of houder van het paard of de pony verplicht de uitwerpselen onmiddellijk op te ruimen.
17
3. Dieren in nood Voor dieren in nood geldt de algemene zorgplicht (GWWD art. 36, lid 3). Deze houdt in dat iedereen verplicht is om aan gewonde dieren en dieren in nood hulp te bieden als dat redelijkerwijs mogelijk en zinvol is. In de praktijk beperkt zich dat voor burgers meestal tot het bellen van de Dierenambulance. Vanaf 15 november 2011 kunnen mensen bellen naar een nieuw landelijk meldnummer als men een dier in nood ziet. Indien iemand getuige is van een dier in nood door een ongeluk, mishandeling of verwaarlozing, dan is er één centraal nummer dat men kan bellen om het te melden, namelijk 144.
Aanbeveling Uit het oogpunt van dierenwelzijn kan de gemeente Beek voorlichting geven aan inwoners over de campagne ‘144, red een dier’, zodat een getuige van een dier in nood door een ongeluk, mishandeling of verwaarlozing, weet bij wie deze terecht kan wanneer dit wordt geconstateerd. De gemeente kan deze informatie met bijbehorend logo of een advertentie van de campagne, op de gemeentelijke website en in de gemeentegids plaatsen. Actiepunt Plaatsen van informatie over ‘144, red een dier op de gemeentelijke website en in de gemeentegids met bijbehorend logo of een advertentie van de campagne.
3.1 Gewonde gezelschapsdieren Dieren die rondzwerven kunnen gewond raken, omdat het dier plotseling de weg op rent, ergens aan blijft haken, in water valt etc. De wettelijke taak van de gemeente bestaat uit het twee weken bewaren en verzorgen van gevonden dieren die zijn aangegeven en in bewaring zijn gegeven bij de gemeente (Burgerlijk Wetboek: boek 5 art. 8 lid 3). In het verlengde hiervan is het logisch dat als een dier rondzwerft en gewond is, de gemeente ook de zorg voor het vervoer en opvang op zich neemt. Honden en katten die gevonden worden in de gemeente Beek worden door Stichting Streekdierentehuis De Reddingsboei opgehaald en overige gedomesticeerde dieren worden opgehaald door Dierenambulance Limburg Zuid. Het maakt voor beide organisaties niet uit of het dier wel of niet gewond is, ze halen deze dieren in iedere situatie op. Indien het dier gewond is, zal de betreffende organisatie met hun eigen dierenambulance het dier ophalen en vervoeren naar een dierenarts waarmee zij samenwerken. De kosten voor het beter maken van het dier worden betaald met eigen middelen van de organisatie. De 14 dagen verblijf in de opvang wordt echter vergoed door de gemeente. Wanneer een dier gewond is, is snelle hulp vereist. Daarom zal de vinder van het gewonde dier direct met de juiste organisatie contact moeten opnemen, zodat het dier niet langer onnodig hoeft te lijden. Aangezien deze informatie niet beschikbaar is voor inwoners, zal de vinder in zo’n geval contact kunnen opnemen met de verkeerde personen en worden doorverwezen en het dier kan ondertussen zijn overleden aan de verwondingen. Aanbeveling Om te zorgen dat de vinder van een gewond dier snel kan handelen, zal informatie beschikbaar moeten zijn over wat men dient te doen bij het vinden van een gewond dier. Deze informatie kan het beste worden beschreven in zowel de gemeentegids als op de website van de gemeente.
18
Actiepunt Het plaatsen van informatie over gewonde dieren op de website van de gemeente en in de gemeentegids. Er zal hiervoor een indeling moeten worden gemaakt in: het vinden van gewonde honden en katten -> er moet contact worden opgenomen met Streekdierentehuis De Reddingsboei. het vinden van overige gewonde dieren -> er moet contact worden opgenomen met Dierenambulance Limburg Zuid.
3.2 Dierenmishandeling en verwaarlozing Bij verwaarlozing van dieren valt te denken aan honden die altijd buiten zijn zonder een goede schuilplaats en geen water en voedsel krijgen of aan zeer magere paarden. In dit soort gevallen treedt, volgens ‘144, red een dier’, de dierenpolitie op. Bij verwaarlozing van landbouwdieren zoals paarden, koeien en schapen komt ook de nieuwe Voedsel- en Warenautoriteit in actie. Voorbeelden van mishandeling zijn dieren die verminkt zijn of honden die regelmatig geschopt worden. In zulke gevallen treedt ook hier, volgens ‘144, red een dier’, de dierenpolitie op. Voor gewonde dieren die nog gered kunnen worden, wordt de dierenambulance ingeschakeld. Daarnaast zal de dierenpolitie onderzoek doen naar de mishandeling en de daders proberen te achterhalen. Bij de Dierenbescherming Limburg zijn in 2011 25 meldingen binnen gekomen over dierenmishandeling of verwaarlozing uit de gemeente Beek. 60% van de meldingen betreffen verwaarloosde paarden. Bij 10 gevallen van de 25 meldingen ging het daadwerkelijk om dierenmishandeling of verwaarlozing. De daders van deze 10 gevallen zijn opgepakt. Bij de overige meldingen was er volgens de Dierenbescherming, na een bezoek aan de dieren, geen sprake van verwaarlozing of dierenmishandeling. Volgens de Dierenbescherming is dit aantal gevallen van dierenmishandeling en verwaarlozing uit de gemeente Beek zeer laag.
19
4. Gebruik van dieren voor vermaak In Nederland zijn er evenementen met dieren voor vermaak. Denk hierbij aan circussen, races met dieren en tentoonstellingen. Evenementen met dieren kunnen niet zomaar gehouden worden. In de eerste plaats geldt landelijke wetgeving, namelijk de Gezondheids- en Welzijnswet voor Dieren (GWWD). Deze wet bepaalt dat de mogelijkheden om dieren bij evenementen te gebruiken beperkt zijn. Daarnaast is er voor het houden van dergelijke evenementen vrijwel altijd op grond van de APV een vergunning van de gemeente nodig. In de gemeente Beek worden onder meer circussen en overige evenementen met dieren georganiseerd.
4.1 Circussen De meningen over het optreden van dieren in circussen lopen sterk uiteen van het toestaan, al dan niet onder voorwaarden, tot het verbieden. Uit een in 2009 gepubliceerd onderzoek van de Universiteit Wageningen ‘Welzijn van dieren in reizende circussen in Nederland’ blijkt, dat exotische dieren die in een circus verblijven, lijden. Oorzaken hiervoor zijn gelegen in de onmogelijkheid om natuurlijk gedrag te vertonen en door verveling, gebrek aan beweging, ruimtegebrek en door de frequente, langdurige transportsituaties. In veel landen over de hele wereld zijn verboden ingesteld op het gebruik van wilde dieren in circussen. Zo’n verbod kan gelden op nationaal niveau, regionaal of lokaal niveau. Het kan ook specifieke diersoorten betreffen. In Nederland bestaat er momenteel geen wetgeving voor het houden van dieren in het circus.
20
De laatste jaren is er meer weerstand ontstaan tegen circusacts met dieren. Vooral het gebruik van wilde (niet gedomesticeerde) dieren in circussen ondervindt steeds meer kritiek van dierenbeschermingsorganisaties. Dierenrechtenactivisten en actiegroepen protesteren tegen het presenteren van deze dieren in circusvoorstellingen. Enkele gemeenten in Nederland probeerden circussen met wilde dieren de toegang te ontzeggen, omdat zij van mening zijn dat het welzijn van de dieren niet kan worden gewaarborgd. Zo wees de burgemeester van Winschoten de evenementenaanvraag van Circus Renz af in het belang van het welzijn van dieren, waarbij een rechtszaak ontstond. Deze rechtszaak die door de circuswereld werd aangespannen en ook het hoger beroep bij de Raad van State toonde aan dat gemeenten niet gerechtigd zijn om een eigen beleid te voeren op het gebied van het welzijn van circusdieren. Zowel de rechtbank als de Raad van State bepaalde dat dit een verantwoordelijkheid van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit is. Andere gemeenten, zoals Amsterdam, Groningen en Heemskerk, voeren een actief voorkeursbeleid uit. Hierbij krijgen vergunningsaanvragers van circussen zonder wilde dieren voorrang op aanvragers van circussen met wilde dieren. De gemeente Beek heeft in april 2008 een circusbeleid vastgesteld (zie bijlage). Dit houdt in dat de gemeente maximaal 2 vergunningen per jaar zal afgeven aan circussen. Er zal één vergunning voor de periode april t/m juni wordt afgegeven en één vergunning voor de periode september t/m november, waarbij het principe geldt ‘die het eerst komt die het eerst maalt’. Het circus moet voldoen aan de gedragscode (richtlijnen) van de Vereniging Nederlandse Circus ondernemingen (VNCO) waarin regels zijn opgenomen met betrekking tot dierenwelzijn. Verder staat er dat voor het houden van de voorstellingen er een onverhard terrein beschikbaar is van 160 mtr. (L.) * 48 mtr. (B.) gelegen aan de Blooteweg te Beek. Het betreffende terrein beschikt niet over nutsvoorzieningen (water/elektriciteit). Jaarlijks komen ongeveer tien aanvragen bij de gemeente Beek binnen voor het houden van een circus. Sinds halverwege 2011 worden alle verzoeken voor het houden van een circus in de gemeente Beek afgewezen. Dit omdat de gemeente niet meer beschikt over een terrein dat geschikt is voor het houden van circusvoorstellingen. Het terrein gelegen aan de Blooteweg, zoals genoemd wordt in het circusbeleid, is op het moment erg drassig en te onstabiel voor het houden van een circus. Daarnaast kost het de gemeente veel tijd en geld om een circus op dit terrein te realiseren, vanwege het ontbreken van nutsvoorzieningen. De enige manier om op het moment een circus in de gemeente Beek te kunnen organiseren, is wanneer de aanvrager van een circus grond kan huren bij particulieren. Aanbeveling Aangezien er in het huidige circusbeleid wordt benoemd dat het terrein aan de Blooteweg beschikbaar is voor het houden van circussen en dit op het moment niet meer het geval is, zal het circusbeleid moeten worden geactualiseerd. Hiervoor in de plaats zal worden beschreven dat men alleen circussen kan organiseren wanneer men grond kunnen huren bij particulieren. De Nederlandse wet geeft gemeenten nog geen mogelijkheden om circussen te weigeren op grond van dierenwelzijn. Wel kan een gemeente een voorkeur uitspreken voor circussen zonder wilde dieren. De gemeente Beek geeft de voorkeur aan circussen zonder wilde dieren. In het circusbeleid komt het huidige principe ‘die het eerst komt die het eerst maalt’ te vervallen en wordt er beschreven dat circussen zonder wilde dieren voorrang krijgen op circussen met wilde dieren. Actiepunt Het circusbeleid aanpassen: voorkeur geven aan circussen zonder wilde dieren (huidige principe ‘die het eerst komt die het eerst maalt’ komt te vervallen) actualiseren van het circusbeleid (de regel over het beschikbaar zijn van het terrein aan de Blooteweg wordt vervangen door het huren van grond bij particulieren)
21
4.2 Overige evenementen met dieren Naast circussen worden er in Nederland nog andere evenementen gehouden waarbij dieren worden gebruikt als activiteit. In de gemeente Beek worden diverse grootschalige en kleinschalige evenementen met dieren gehouden. Voor het organiseren van een grootschalig evenement is een evenementenvergunning nodig. Grootschalige evenementen met dieren die jaarlijks worden georganiseerd zijn o.a. de Paasvee-Jaarmarkt en de St. Lecie-Jaarmarkt. Hier worden ondermeer paarden en andere dieren tentoongesteld. De kleinschalige evenementen met dieren in de gemeente Beek betreffen vogelshows, waar ondermeer een jaarlijks terugkerende kanarietentoonstelling onder valt. Voor het organiseren van een kleinschalig evenement is slechts een schriftelijke melding nodig. De GWWD stelt strikte beperkingen aan de mogelijkheden om dieren te gebruiken bij evenementen en wedstrijden. Het gaat om twee soorten bepalingen: 1. Algemene regels met het oog op de bescherming van de gezondheid en het welzijn van dieren, zoals het verbod een dier onnodig pijn of letsel te veroorzaken of zijn gezondheid of welzijn te beschadigen (artikel 36, eerste lid) en het verbod dieren de nodige verzorging te onthouden (artikel 37). 2. Voorschriften die specifiek betrekking hebben op evenementen met dieren, te weten: Het verbod dieren als prijs, beloning of gift uit te reiken bij wedstrijden, verlotingen, weddenschappen of andere dergelijke evenementen (artikel 57) Het verbod om dierengevechten te organiseren of dieren aan dierengevechten te doen deelnemen (artikel 61, eerste lid) Het verbod om wedstrijden waarbij de snelheid of de kracht van dieren wordt beproefd te organiseren of dieren daaraan te doen deelnemen, tenzij deze bij algemene maatregel van bestuur zijn toegestaan (artikel 61, tweede lid). Deze AMvB is er overigens nog niet. Artikel 65 van de wet bevat de mogelijkheid om bij AMvB regels te kunnen stellen ten aanzien van het tonen van dieren wegens ‘recreatieve, sportieve of opvoedkundige doeleinden‘. Circussen met dieren vallen hier bijvoorbeeld onder. Deze AMvB is tot op heden nog niet tot stand gekomen. Een vergunning kan volgens artikel 1.8 van het APV in de volgende gevallen worden geweigerd: a) de openbare orde b) de openbare veiligheid c) de volksgezondheid d) de bescherming van het milieu De gemeente kan een evenementen niet weigeren op grond van dierenwelzijn en kan zelf geen voorschriften geven over het welzijn van deze dieren tijdens het evenement. Wel kan de gemeente beoordelen of er sprake is van dierenmishandeling bij een evenement. Dit kan worden getoetst aan de hand van voorschriften van de GWWD artikel 36, lid 1: “Het is verboden om zonder redelijk doel of met overschrijding van hetgeen ter bereiking van zodanig doel toelaatbaar is, bij een dier pijn of letsel te veroorzaken dan wel de gezondheid of het welzijn van een dier te benadelen.” Aanbeveling De gemeente Beek beoordeelt of er sprake is van dierenmishandeling bij een evenement. Dit kan worden getoetst aan de hand van voorschriften van de GWWD artikel 36, lid 1. Wanneer de gemeente van mening is dat het evenement handelingen en gedragingen met zich mee zal brengen die verboden zijn op grond van de GWWD, kan de gemeente de vergunning voor dit evenement weigeren. De weigeringgrond is in dat geval het belang van de openbare orde. Het handhaven van de openbare orde betreft in dat geval dat voorkomen wordt dat artikel 36 van de GWWD wordt overtreden. Dit zal een aanvulling op het evenementenbeleid zijn. Actiepunt Het aanvullen van artikel 36, lid 1 van de GWWD aan het evenementenbeleid.
22
5. In het wild levende dieren De grootste groep dieren wordt gevormd door in het wild levende dieren. Onder deze dieren vallen onder meer vossen, dassen, konijnen, vogels, eenden, ratten etc. De bescherming van in het wild levende dieren is geregeld in de Flora- en faunawet.
5.1 Instandhouding van in het wild levende dieren In iedere gemeente bevinden zich een groot aantal dieren in het wild. Zij dragen bij tot een levendige en veelzijdige gemeente. Reden om hun aanwezigheid te bevorderen. Wanneer de gemeente Beek aan het werk gaat in de openbare ruimte, moet er vanuit de wetgeving rekening gehouden worden met beschermde dieren en planten. Middels de website ‘groeneregels.nl’ toetst de gemeente Beek of zij aan de ‘groene regels’ voldoet. Vervolgens worden experts ingezet om veldonderzoek te doen. Op onderstaande afbeelding worden de stappen weergegeven die doorlopen moet worden om te kunnen voldoen aan de ‘groene regels’.
Verder is de gemeente Beek volop bezig met projecten waarbij flora en fauna belangrijke uitgangspunten zijn. Zo is de gemeente Beek momenteel bezig met het realiseren van meer dassentunnels en worden er stepping stones gecreëerd om het voor de dieren veiliger te maken om te trekken tussen natuurgebieden.
5.1.1 Dassentunnels Er zijn meerdere bewoonde dassenburchten in het buitengebied van Beek. Om de das een aantrekkelijke leefomgeving te gunnen en ook duurzaam in het gebied te behouden zijn oversteekplaatsen voor dassen noodzakelijk op gevaarlijke plekken. Naast dassen kunnen ook andere dieren meeliften via deze tunnels. In 2011 is een opwaardering gerealiseerd van het intrekgebied van de bestaande dassentunnels onder de Rijksweg A2 en de Maastrichterlaan. Om het in- en uittrekgebied van de dassentunnels te verbeteren, zijn hier dassenrasters geplaatst, fruitbomen en hagen aangeplant bij de ingangen van de dassentunnels ter geleiding naar de tunnel en is er een bosplantsoen geplant. Daarnaast is er binnen de gebiedsontwikkeling Beek een project gestart om meer dassentunnels te realiseren. In het buitengebied van Beek zijn een drietal locaties waar oversteekvoorzieningen voor dassen gewenst zijn. Ter hoogte van de Geverikerstraat zodat dassen naar Catsop en Kelmonderbos kunnen trekken. Verder ter hoogte van de Schimmerterweg en langs de zijbeek van de Keutelbeek en ter hoogte van de Putbroekerweg. De besteksontwikkeling voor de faunavoorzieningen is begin september 2011 gestart.
23
5.1.2 Stepping stones De gemeente Beek wilt een ecologische verbinding van het Maasdal naar De Graven realiseren. Tussen beide gebieden worden landschapselementen aangelegd in de vorm van kleine bosjes en beplantingen om groene stapstenen (stepping stones) te creëren. Tussen de Putbroekerweg en de Cynsberg wordt, gebruik makend van gronden van de gemeente, gestreefd naar een aantal bossages met overgangen naar ruigte en grasland voor de das. Op die manier kan de das en andere diersoorten op een veilige manier trekken tussen landgoed Broenen en de groeven en in groter verband door alle maatregelen tussen Catsop en de Geleenbeek. De besteksontwikkeling op hoofdlijnen voor de uitvoering van de stepping stones is begin september 2011 gestart. De uitvoering hiervan wordt verwacht in 2012.
5.1.3 Padden De stichting Instandhouding Kleine Landschapselementen in Limburg (IKL), werkt provinciebreed aan de zorg voor een zichtbaar, ecologisch en cultuurhistorisch waardevol landschap in de Limburgse buitengebieden. IKL krijgt jaarlijks een gemeentelijke bijdrage van €18.000 voor het uitvoeren van hun jaarprogramma. Met betrekking tot het welzijn van dieren legt IKL poelen aan en biedt ondersteuning aan de vrijwilligersgroepen die de paddenoverzetactie in Kelmond uitvoeren. Ook IVN Spaubeek doet jaarlijks een paddenoverzetactie en onderhoud paddenpoelen. Ieder jaar trekken padden en andere amfibieën in een bepaalde periode weer naar hun voortplantingswateren. In de hele provincie Limburg worden er bij drukke verkeerswegen overzet-acties opgezet, waardoor de dieren veilig hun weg kunnen voortzetten. Uit het jaarverslag paddenoverzetactie in de provincie Limburg (IKL over 201) blijkt dat deze overzetacties wel degelijk zinvol zijn. In 2011 zetten vrijwilligers maar liefst 47.538 amfibieën veilig over.
24
5.2 Jacht, beheer en schadebestrijding Er zijn verschillende vormen van jacht die in de Flora- en Faunawet worden onderscheiden: (plezier)jacht, beheer en schadebestrijding. In Nederland mag sinds de inwerkingtreding van de Flora en faunawet op 1 april 2002 op zes wildsoorten (wilde eend, fazant, houtduif, haas, konijn en patrijs) worden gejaagd, gedurende een beperkt jachtseizoen. De jacht op patrijzen is vanwege de omvang van de populatie nooit geopend. Op gemeentelijk niveau kan de gemeente als eigenaar van gronden het jachtrecht zelf uitoefenen of het verhuren aan anderen. Jachtgrond kan men, naast het huren bij een gemeente, huren bij landbouwers. Landbouwers maken dankbaar gebruik van de diensten van jagers i.v.m. schadebestrijding. Schade aan gewassen wordt bijvoorbeeld aangericht door vogels en konijnen. Met deze landbouwers of met de gemeente wordt dan een jachtcontract afgesloten. De huurprijs bij landbouwers kost ongeveer €5 en bij een gemeente ongeveer €12,50 per hectare incl. tekening. Bij het niet verlengen van de jachthuurovereenkomst is de gemeente verantwoordelijk voor het wildbeheer en de eventuele schade die kan worden veroorzaakt door wild op die terreinen. De gemeente heeft naast het verhuren van jachtgronden geen bevoegdheden t.a.v. de jacht. Het uiteindelijk doel is goed faunabeheer met zoveel mogelijk variatie in diersoorten en een evenwichtige biodiversiteit. Ten aanzien van de jacht zijn regels gesteld om lijden van dieren te voorkomen. Om te kunnen jagen is een jachtakte nodig. Daaraan zijn diverse voorwaarden verbonden, zoals in het bezit te zijn van een jachtakte, een jachtverzekering etc. In artikel 4 van de Flora- en Faunawet wordt er over beschermde diersoorten gesproken. Als beschermde inheemse diersoort worden in de FF-wet aangemerkt: a) alle van nature in Nederland voorkomende soorten zoogdieren, met uitzondering van gedomesticeerde dieren behorende tot bij algemene maatregel van bestuur aangewezen soorten en met uitzondering van de zwarte rat, de bruine rat en de huismuis; b) alle van nature op het Europese grondgebied van de Lid-Staten van de Europese Unie voorkomende soorten vogels met uitzondering van gedomesticeerde vogels behorende tot bij algemene maatregel van bestuur aangewezen soorten; c) alle van nature in Nederland voorkomende soorten amfibieën en reptielen en d) alle van nature in Nederland voorkomende soorten vissen, met uitzondering van de soorten waarop de Visserijwet 1963 van toepassing is. De overige diersoorten zijn alleen beschermd als zij bij AMvB of bij ministeriële regeling als beschermde soort zijn aangewezen. Bovendien stelt de minister lijsten vast, op grond waarvan dieren een extra beschermde status kunnen krijgen. In deze ‘rode lijsten’ zijn diersoorten opgenomen die van nature in ons land voorkomen en met uitsterven worden bedreigd of speciaal gevaar lopen. Rode lijsten hebben geen juridische status. Als een soort op de lijst komt, is deze niet automatisch beschermd. Daarvoor moet de soort worden aangewezen onder de Flora- en faunawet. De actuele rode lijsten kunnen worden gevonden middels de website van de rijksoverheid.
5.3 Hengelen Om in het Nederlandse binnenwater te mogen vissen is meestal een VISpas nodig. Met de VISpas mag men vissen in alle wateren die in de bijbehorende Lijsten van Viswateren zijn opgenomen. Deze viswateren omvatten ongeveer 90% van al het Nederlandse binnenwater. Een VISpas is niet nodig voor vissers die willen vissen in de binnenwateren die niet onder de VISpas vallen. Zij hebben wel de toestemming nodig van degene die het visrecht op dat water heeft (de zogenaamde visrechthebbende). Op de Lijsten van Viswateren op website van Sportvisserij Limburg zijn geen wateren opgenomen binnen de gemeente Beek en op binnenwateren die niet onder de VISpas vallen verleent de gemeente Beek geen toestemming om te mogen vissen, omdat er geen geschikte binnenwateren zijn.
25
5.4 Overlastgevende dieren In de gemeente Beek komen overlastgevende dieren voor. Vaak kunnen ze zich goed handhaven op een plaats, omdat er voldoende voedsel en schuilgelegenheden zijn en ze vaak bijgevoederd worden door omwonenden. Deze planten zich voort en op een gegeven moment worden deze dieren, door bijvoorbeeld de uitwerpselen en geluidsoverlast, als overlastgevend ervaren. Aanbeveling Indien er sprake is van overlastgevende dieren zal de gemeente Beek eerst om advies vragen bij de Dierenbescherming Limburg alvorens de gemeente aan de slag gaat met het oplossen van het probleem. Zo kan er een oplossing worden gevonden waarbij rekening wordt gehouden met het welzijn van dieren. Actiepunt Advies vragen aan Dierenbescherming Limburg bij overlast van dieren
5.4.1 Vogels Inwoners van de gemeente Beek kunnen overlast ervaren van vogels, zoals kauwen, kraaien en duiven. Ook bedrijven kunnen last hebben van vogels. Vliegtuigen van Maastricht Aachen Airport kunnen te maken krijgen met een vogelaanvaring, waarbij de vogel in de motor van het vliegtuig terecht komt. Vanwege het gevaar van de vogels worden de dieren op veel vliegvelden door experts verjaagd. In 2011 en 2012 is er één melding geregistreerd over overlast van kauwen uit de gemeente Beek. Zowel in 2011 als 2012 betreft het de Carmelflats. Voor het oplossen van dit probleem is informatie ingewonnen bij Vogelbescherming Nederland en Natuurhulpcentrum in Opglabbeek. Beide geven dezelfde oplossing, namelijk het aanbod voedsel (zoals zwerfafval en bijvoeren van vogels) beperken en na het broedseizoen (vanaf augustus) het aantal nestgelegenheden verkleinen door het afdichten van gaten, kieren en dakgoten (gaas) en het plaatsen van kapjes boven schoorstenen (zie bijlagen). Deze oplossingen kunnen worden medegedeeld aan de wooncoöperatie van de Carmelflats, indien er meerdere klachten binnen komen bij de gemeente.
5.4.2 Plaagdieren In Nederland worden kleine dieren grootschalig bestreden indien ze schadelijk of hinderlijk zijn. Plaagdieren, beter bekend als ongedierte, zijn ondermeer zoogdieren als ratten, muizen, mollen en steenmarters, maar ook insecten zoals wespen, mieren en rupsen. In en rond de woning is in eerste instantie de huiseigenaar verantwoordelijk. In de openbare ruimte is de bestrijding van de plaagdieren een gemeentelijke taak, vanwege de volksgezondheid. Van oudsher hebben gemeenten taken en verantwoordelijkheden met betrekking tot de preventie en bestrijding van plaagdieren. De Woningwet (Ww) en de Model-Bouwverordening (MBV) bevatten voorschriften over ongedierte, reinheid en preventie (artikel 8, tweede lid, onder 2 en 3 Ww en artikel 5.4.1 en 7.4.1 MBV). De gemeente heeft alleen een verplichting om een onderzoek in te stellen naar plaagdieren (onderzoeksplicht) en eventueel bestuurlijk maatregelen te treffen (aanschrijfplicht). Daarnaast heeft de gemeente een toezichtplicht op naleving van voorschriften. Dit laatste staat beschreven in de bouwverordening van de gemeente Beek. Het uitvoeren van de taken en het bestrijden van ratten worden de inwoners van de gemeente Beek kosteloos aangeboden. Voor de bestrijding van overige plaagdieren verwijst de gemeente de inwoners naar een ongediertebestrijdingsbedrijf. De gemeente Beek krijgt jaarlijks meldingen over plaagdieren, met name over ratten. Het aantal meldingen over overlast door ratten bedraagt jaarlijks ongeveer 80. In 2011 zijn er daarnaast ook nog een vijftal meldingen gekomen over marters en muizen. Er is in 2011 €8628,87 uitgegeven aan ongediertebestrijding. Wanneer er meldingen binnen komen bij de gemeente Beek over overlast van ratten, wordt er naast de bestrijding, gezocht naar de oorzaak hiervan. Indien het om een open riolering gaat, zal de gemeente zorgen dat dit wordt opgelost. Ingeval de oorzaak bij de inwoners ligt, omdat deze
26
bijvoorbeeld voedsel buiten gooien voor de vogels, wordt aan een enkele inwoner uitgelegd dat deze geen voedsel meer moeten laten rondslingeren, aangezien dit ratten aantrekt. Het incidenteel voorlichten, wanneer een inwoner voor rattenoverlast verantwoordelijk is, is niet effectief genoeg. Alle inwoners van de gemeente Beek zullen voorgelicht moeten worden. Aanbeveling Om de rattenoverlast, waarvoor inwoners verantwoordelijk zijn, te beperken, zullen inwoners voorlichting dienen te krijgen over plaagdieren. De gemeente Beek kan een artikel schrijven over waardoor plaagdieren worden aangetrokken en hoe men plaagdieren voorkomt. Te denken valt aan het sluiten van afvalcontainers, het niet laten rondslingeren van voedselresten en het niet op de weg deponeren van vuilnis. Dit artikel kan de gemeente publiceren in diverse huis-aan-huis-bladen van de gemeente Beek. Actiepunt Het schrijven en publiceren van een artikel over het voorkomen van plaagdieren.
5.4.3 Verwilderde zwerfkatten Hoeveel zwerfkatten er in Nederland zijn, of specifiek in de gemeente Beek, is moeilijk te zeggen. Volgens de Dierenbescherming zijn het meestal verwilderde huiskatten, die leven op straat of op het platteland. Ze leven op plekken waar voedsel te vinden is. Ze kunnen overlast veroorzaken door te krijsen, te janken of te sproeien. Deze katten zijn in de meeste gevallen niet geneutraliseerd (gecastreerd of gesteriliseerd) en planten zich explosief voort, waardoor het aantal (verwilderde) zwerfkatten blijft toenemen. In de gemeente Beek worden zwerfkatten die gemeld worden, door Stichting Streekdierentehuis De Reddingsboei opgehaald en vervolgens gecastreerd of gesteriliseerd. Door het verwijderen van de voortplantingsorganen worden katten, volgens experts, rustiger. Vervolgens worden deze katten terug uitgezet in hun leefomgeving. Wegvangen en niet terug plaatsen heeft in de regel weinig tot geen effect, vanwege het feit dat de leeggevallen habitat dan op korte termijn weer door andere niet geneutraliseerde katten wordt ingenomen.
27
6. Landbouwhuisdieren Landbouwhuisdieren, ook wel landbouwdieren, zijn dieren die gehouden worden voor productiedoeleinden. Het gaat hier om vlees, melk, eieren, huiden of wol. Volgens de Dierenbescherming leeft ruim 95% van de landbouwhuisdieren in de bio-industrie (intensieve veehouderij). In deze bedrijfstak produceren zo veel mogelijk dieren, zoveel mogelijk vlees, eieren, melk, huiden of wol, op een zo klein mogelijke oppervlakte, zo snel mogelijk en tegen zo laag mogelijke prijzen. De gemeente maakt bestemmingsplannen en geeft vergunningen af. Het bestemmingsplan dat voor een bepaald gebied geldt, is bepalend voor het wel of niet mogen oprichten en uitbreiden van veehouderijen. Dit is in de gemeente Beek vastgelegd in het ‘Bestemmingsplan Buitengebied Beek 2011’. Daarnaast hebben intensieve veehouderijen een vergunning nodig van de gemeente voor het oprichten en uitbreiden van het bedrijf. Hiervoor is een omgevingsvergunning nodig, waarin regels zijn opgenomen m.b.t. het milieu. Er wordt in de toelichting van het ‘Bestemmingsplan Buitengebied Beek 2011’, onderscheid gemaakt in de volgende sectoren binnen de land- en tuinbouw: intensieve veehouderijbedrijven grondgebonden agrarische bedrijven niet-grondgebonden agrarische bedrijven Volgens deze toelichting komen in het buitengebied van Beek alleen grondgebonden bedrijven (akkerbouw, veeteelt en fruitteelt) en één intensieve viskwekerij voor. Productiegerichte paardenhouderijen zijn er niet. Maneges (gebruiksgerichte paardenhouderijen) vallen onder de bestemming Recreatie. Deze toelichting benoemt ook het nieuw vestigen van niet-grondgebonden agrarische bedrijven. Onder niet-grondgebonden bedrijven vallen glastuinbouwbedrijven en intensieve kwekerijen (zoals een viskwekerij). Om verrommeling in het buitengebied door glas te voorkomen zijn er in de provincie Limburg concentratiegebieden voor glas aangewezen. In de gemeente Beek is geen concentratiegebied glastuinbouw aan de orde. Verder wordt in deze toelichting beschreven dat er geen landbouwontwikkelingsgebied is waar een intensieve veehouderij gevestigd zou kunnen worden. Nieuwvestiging van niet-grondgebonden bedrijven (intensieve veehouderijen en andere niet grondgebonden bedrijven) is in het bestemmingsplan dan ook uitgesloten.
6.1 Dierziekten Nederland is de afgelopen jaren meerdere keren getroffen door dierziekten, waarbij onder meer landbouwhuisdieren besmet werden. In 2001 brak Mond- en Klauwzeer (MKZ) uit, in 2003 werd het land getroffen door Vogelgriep, in 2006 werd Nederland geconfronteerd met Blauwtong en in 2007 werd Nederland geconfronteerd met Q- koorts. Op grond van de GWWD heeft de gemeente een aantal taken bij de preventie en bestrijding van besmettelijke dierziekten (art 23, lid 2). Als de Minister besluit tot bestrijding van een besmettelijke dierziekte wordt dit de burgemeester van de betrokken gemeente meegedeeld. De gemeente helpt het ministerie bij het plaatsen en verwijderen van waarschuwingsborden en kentekenen.
28
7. Organisaties met dieren in de gemeente Beek In de gemeente Beek bevinden zich verschillende soorten organisaties met dieren. Deze kunnen onderverdeeld worden in bedrijven met dieren, verenigingen met dieren en overige organisaties met dieren.
7.1 Bedrijven met dieren In de gemeente Beek bevinden zich bedrijven waar dieren voor commerciële doeleinden worden gehouden. De gemeente Beek maakt bij bedrijven met dieren onderscheid in 4 categorieën: Fokken/houden rundvee Fokken/houden dieren Fokken/houden overige graasdieren Detailhandel in dieren In de gemeente Beek zijn er in totaal 15 bedrijven geregistreerd onder de categorie fokken/houden rundvee. Hier vallen o.a. boerderijen onder. Onder de categorie fokken/houden dieren zijn 9 bedrijven geregistreerd in de gemeente Beek. Hiervan is één bedrijf een intensieve viskwekerij, één bedrijf doet paardentransport, één bedrijf betreft een dierenhotel en vijf bedrijven maken gebruik van een combinatie met akker- of tuinbouw. Verder zijn er 5 bedrijven geregistreerd waarbij het gaat om fokken/houden van overige graasdieren. Hier vallen ondermeer manages en paardenhouderijen onder. Ten slotte bevinden zich in de gemeente Beek 2 bedrijven onder de categorie detailhandel in dieren. Dit zijn dierenwinkels.
7.2 Verenigingen met dieren In de gemeente Beek zijn ook organisaties waarbij mensen interesse hebben in een bepaald dier en deze interesse in de vorm van een hobby uiten door zich aan te melden bij een vereniging. In de gemeente Beek zijn het aantal postduivenhoudervereniging het grootst, namelijk 4 verengingen. Andere verenigingen met dieren zijn een vogelvereniging, een imkers-vereniging en 2 verenigingen die zich richten op natuur en dieren.
7.3 Overige organisaties met dieren Er zijn nog een aantal organisaties in de gemeente Beek die iets met dieren doen. In de gemeente Beek bevindt zich verder een dierenarts, een dierenziekenhuis, een dierenpension, een dierencrematorium, een hondenschool en hondenuitlaatservices.
29
8. Conclusie/aanbevelingen Er kan worden geconcludeerd dat de gemeente Beek alle wettelijke taken uitvoert, maar dat het een en ander op papier aangepast en geactualiseerd dient te worden. Daarnaast kan worden geconcludeerd dat de gemeente Beek vrij veel doet in de uitvoering op het gebied van dierenwelzijn. In de voorlichting en communicatie naar de inwoner wordt geadviseerd aanpassingen te doen. Voorlichting en communicatie vormen de basis voor het bevorderen van het welzijn van dieren. Wanneer men onwetend is kan er ook niet verantwoordelijk worden gehandeld.
8.1 Aanbevelingen t.a.v. voorlichting en communicatie 1. Informatie verstrekken over gevonden en vermiste dieren op de gemeentelijke website en in de gemeentegids Om het voor alle inwoners duidelijk te maken wat men dient te doen wanneer men een dier vindt of een dier vermist is, zullen inwoners hierover voorgelicht dienen te worden. Deze informatie dient beschikbaar en laagdrempelig te zijn voor de inwoners. Deze informatie kan het beste worden beschreven in de gemeentegids en op de gemeentelijke website. 2. In samenwerking met de Dierenbescherming Limburg voorlichting geven over het aanschaffen van huisdieren middels de gemeentelijke website In samenwerking met Dierenbescherming Limburg kan de gemeente voorlichting geven aan inwoners over het aanschaffen van huisdieren. De inwoners zullen geïnformeerd worden over wat er allemaal komt kijken bij het houden en verzorgen van een dier. Deze informatie kan op de gemeentelijke website worden geplaatst. Om dieren uit dierenasielen een tweede kans te geven kan er tevens worden verwezen naar Streekdierentehuis De Reddingsboei en Dierenambulance Limburg Zuid. 3. ‘Hondenbezittersbrief’ aan geregistreerde hondenbezitters sturen over het hondenbeleid Publicaties via de Nuutsbaeker zal mogelijk niet voldoende zijn om inwoners voor te lichten. Ten eerste zullen niet alle inwoners van de gemeente Beek dit krantje lezen of krijgen (mensen met een nee/nee- sticker op de brievenbus) en ten tweede spreek je hier niet specifiek hondenbezitters aan. Om deze mentaliteitsverandering te bewerkstelligen zullen de hondenbezitters op hun verantwoording moeten worden gewezen. Dit kan de gemeente Beek realiseren door een ‘hondenbezittersbrief’ samen stellen. In deze brief kan worden beschreven waar men gratis hondenpoepzakjes kan krijgen, wat de regels zijn m.b.t. hondenpoep en het loslopen van de hond, waar de losloopgebieden zich bevinden en wat de boetes voor overtreding bedragen. Deze brief kan jaarlijks worden gestuurd aan de geregistreerde hondenbezitters in combinatie met de brief over de chipactie. 4. Informatie verstrekken over ‘144, red een dier’ op de gemeentelijke website en in de gemeentegids Uit het oogpunt van dierenwelzijn kan de gemeente Beek voorlichting geven aan inwoners over de campagne ‘144, red een dier’, zodat een getuige van een dier in nood door een ongeluk, mishandeling of verwaarlozing, weet bij wie deze terecht kan wanneer dit wordt geconstateerd. De gemeente kan deze informatie met bijbehorend logo of een advertentie van de campagne, op de gemeentelijke website en in de gemeentegids plaatsen. 5. Informatie verstrekken over gewonde dieren op de gemeentelijke website en in de gemeentegids Om te zorgen dat de vinder van een gewond dier snel kan handelen, zal informatie beschikbaar moeten zijn over wat men dient te doen bij het vinden van een gewond dier. Deze informatie kan het beste worden beschreven in zowel de gemeentegids als op de website van de gemeente. 6. Voorlichting geven over het voorkomen van plaagdieren middels artikelen in huis-aanhuisbladen Om de rattenoverlast, waarvoor inwoners verantwoordelijk zijn, te beperken, zullen inwoners voorlichting dienen te krijgen over plaagdieren. De gemeente Beek kan een artikel schrijven over waardoor plaagdieren worden aangetrokken en hoe men plaagdieren voorkomt. Te denken valt aan het sluiten van afvalcontainers, het niet laten rondslingeren van voedselresten en het niet op de weg deponeren van vuilnis. Dit artikel kan de gemeente publiceren in diverse huis-aan-huisbladen van de gemeente Beek.
30
8.2 Aanbevelingen t.a.v. het aanpassen/actualiseren bestaande documenten 7. Overeenkomst sluiten met het nieuwe dierencentrum, alvorens het dierenasiel waarmee wordt samengewerkt voor de opvang van honden en katten wordt gesloten De gemeente Beek dient te informeren naar het nieuwe dierencentrum en het is wenselijk om, alvorens De Reddingsboei wordt gesloten, een overeenkomst te sluiten met het nieuwe dierencentrum om aan de wettelijke taak van de gemeente te blijven voldoen. 8. Actualiseren destructieverordening: er dient verwezen te worden naar een andere wetgeving Aangezien er in artikel 1 van de destructieverordening verwezen wordt naar de Destructiewet, die in 2008 is komen te vervallen, zal deze verordening door de gemeente geactualiseerd moeten worden. Op dit moment dient er verwezen te worden naar de Gezondheids- en Welzijnswet voor Dieren (artikel 81 h). Wanneer de Wet Dieren in werking treedt, vermoedelijk in 2013, dient verwezen te worden naar de Wet Dieren (artikel 3.5). 9. Aanpassen en actualiseren circusbeleid: er dient omschreven te worden dat circussen alleen kunnen worden gehouden wanneer grond kan worden gehuurd van particulieren en dat de gemeente Beek de voorkeur geeft aan circussen zonder wilde dieren Aangezien er in het huidige circusbeleid wordt benoemd dat het terrein aan de Blooteweg beschikbaar is voor het houden van circussen en dit op het moment niet meer het geval is, zal het circusbeleid moeten worden geactualiseerd. Hiervoor in de plaats zal worden beschreven dat men alleen circussen kan organiseren wanneer men grond kunnen huren bij particulieren. De Nederlandse wet geeft gemeenten nog geen mogelijkheden om circussen te weigeren op grond van dierenwelzijn. Wel kan een gemeente een voorkeur uitspreken voor circussen zonder wilde dieren. De gemeente Beek geeft de voorkeur aan circussen zonder wilde dieren. In het circusbeleid komt het huidige principe ‘die het eerst komt die het eerst maalt’ te vervallen en wordt er beschreven dat circussen zonder wilde dieren voorrang krijgen op circussen met wilde dieren. 10. Aanvullen evenementenbeleid: toevoegen van artikel 36, lid 1 van de Gezondheids- en Welzijnswet voor Dieren De gemeente Beek beoordeelt of er sprake is van dierenmishandeling bij een evenement. Dit kan worden getoetst aan de hand van voorschriften van de GWWD artikel 36, lid 1. Wanneer de gemeente van mening is dat het evenement handelingen en gedragingen met zich mee zal brengen die verboden zijn op grond van de GWWD, kan de gemeente de vergunning voor dit evenement weigeren. De weigeringgrond is in dat geval het belang van de openbare orde. Het handhaven van de openbare orde betreft in dat geval dat voorkomen wordt dat artikel 36 van de GWWD wordt overtreden. Dit zal een aanvulling op het evenementenbeleid zijn.
8.3 Overige aanbevelingen 11. Organiseren chipactie voor oudere honden (geboren voor 2012) en katten Om ervoor te zorgen dat de eigenaren van oudere honden hun hond (die geboren is voor 2012) laten chippen kan er een actie worden opgezet. Bij deze actie krijgen katteneigenaren ook de mogelijkheid om hun kat te laten chippen, aangezien er twee keer zoveel katten in dierenasielen terecht komen. In samenwerking met de lokale dierenarts of met het dierenasiel kunnen inwoners van de gemeente Beek tijdens de landelijke Chipmaand hun hond of kat tegen een gereduceerd tarief laten chippen. Om deze actie te ondersteunen zal de gemeente een bijdrage leveren van €15 per dier, zodat de dierenarts of het asiel een gereduceerd tarief kan aanbieden aan de eigenaren van honden en katten. Er wordt een aanname gedaan dat van de, op het moment 1600 geregistreerde honden uit de gemeente Beek, 600 honden reeds een chip hebben. Daarnaast wordt er een aanname gedaan dat ieder jaar tijdens de chipactie 100 honden zullen meedoen. Honden worden gemiddeld 10 tot 12 jaar. Dit betekent dat na circa 8 jaar alle honden zijn gechipt (aangezien de honden die vanaf 2012 worden geboren al gechipt zijn). Voor katten wordt er een aanname gedaan dat er jaarlijks 100 katten mee doen. Dit betekent dat er jaarlijks 200 dieren meedoen en dit de gemeente, bij een bijdrage van €15 per dier, een bedrag van €3000 kost. Dit zorgt er wel voor dat als deze gechipte dieren in het asiel terecht komen, de eigenaren direct kunnen worden opgespoord en de kosten
31
voor opvang voor de eigenaar zijn en de gemeente voor deze dieren geen vergoeding betaald. In 2011 bedroeg de vergoeding voor de opvang van dieren €4586,15. Dit bedrag is hoger dan de bijdrage die de gemeente zal betalen voor het chippen van de dieren. Honden en katten die geen chip hebben zullen ieder jaar afnemen, waardoor ook de vergoeding voor de opvang van dieren in de loop der jaren zal afnemen. De gemeente zal in mei een brief kunnen sturen naar geregistreerde hondenbezitters waarin informatie staat over waar men zijn dier kan laten chippen en ook zullen in de maanden mei en juni informatie op de gemeentelijke website staan over de chipactie. De gemeente zal in 2013 voor het eerst kunnen meewerken aan de chipactie. Hierna dient geëvalueerd te worden of de chipactie een succes is en het doorgevoerd dient te worden, dat er aanpassingen dienen te worden gedaan (bijvoorbeeld qua financiën) of afgeschaft dient te worden. 12. Advies vragen aan Dierenbescherming Limburg bij overlastgevende dieren Indien er sprake is van overlastgevende dieren zal de gemeente Beek eerst om advies vragen bij de Dierenbescherming Limburg alvorens de gemeente aan de slag gaat met het oplossen van het probleem. Zo kan er een oplossing worden gevonden waarbij rekening wordt gehouden met het welzijn van dieren.
32
9. Actieplan Actiepunt 1. Het plaatsen van informatie over gevonden en vermiste dieren op de gemeentelijke website en in de gemeentegids. Er zal hiervoor een indeling moeten worden gemaakt in: het vinden of vermissen van honden en katten -> er dient contact te worden opgenomen met Streekdierentehuis De Reddingsboei (link naar Amivedi). het vinden of vermissen van overige dieren -> er dient contact te worden opgenomen met Dierenambulance Limburg Zuid. 2. In samenwerking met Dierenbescherming Limburg voorlichting geven aan inwoners over het aanschaffen van een huisdier middels de gemeentelijke website, met een verwijzing naar Streekdierentehuis De Reddingsboei en Dierenambulance Limburg Zuid. 3. ‘Hondenbezittersbrief’ opstellen in combinatie met de brief over de chipactie en sturen naar geregistreerde hondenbezitters. 4. Plaatsen van informatie over ‘144, red een dier’ op de gemeentelijke website en in de gemeentegids met bijbehorend logo of een advertentie van de campagne. 5. Het plaatsen van informatie over gewonde dieren op de website van de gemeente en in de gemeentegids. Er zal hiervoor een indeling moeten worden gemaakt in: het vinden van gewonde honden en katten -> er moet contact worden opgenomen met Streekdierentehuis De Reddingsboei. het vinden van overige gewonde dieren -> er moet contact worden opgenomen met Dierenambulance Limburg Zuid. 6. Het schrijven en publiceren van een artikel over het voorkomen van plaagdieren. 7. Informeren naar het dierencentrum en alvorens De Reddingsboei wordt gesloten, een overeenkomst sluiten met het dierencentrum. 8. Actualiseren van de destructieverordening (artikel 1) en deze openbaar maken. 9. Het circusbeleid aanpassen: voorkeur geven aan circussen zonder wilde dieren (huidige principe ‘die het eerst komt die het eerst maalt’ komt te vervallen) actualiseren van het circusbeleid (de regel over het beschikbaar zijn van het terrein aan de Blooteweg wordt vervangen door het huren van grond bij particulieren) 10. Het aanvullen van artikel 36, lid 1 aan het evenementenbeleid. 11. In samenwerking met de lokale dierenarts
2012
2013
2014
2015
Verantwoordelijk PIOF
WZO
BOR
WZO
PIOF
BOR PIOF
BOR BeZa
BeZa €3000
€3000
€3000
WZO
33
of met het dierenasiel een chipactie organiseren en evalueren voor honden en katten. De gemeente Beek draagt zorg voor de communicatie naar de inwoners en de uitvoering wordt gedaan door de partij waarmee wordt samengewerkt. 12. Advies vragen aan Dierenbescherming Limburg bij overlast van dieren (indien nodig) Totaal
BOR €0
€3000
€3000
€3000
Legenda: = Actiepunt wordt dit jaar uitgevoerd
34
10. Financiën 10.1 Huidige situatie Aangezien de gemeente voor een aantal zaken m.b.t. dieren verantwoordelijk is, heeft de gemeente jaarlijks een bepaald budget beschikbaar om de uitvoering van deze wettelijke taken te bekostigen. In de meerjarenbegroting van 2011 t/m 2014 is het budget voor Dierenbescherming vastgesteld op €18.056,53. Dit is in zijn geheel bestemd voor de uitvoering van de wettelijke taken en voor de bijdrage om De Reddingsboei in stand te houden. Daarnaast is het budget voor Ongediertebestrijding vastgesteld op €7.062,15, waaronder ook het verzamelen en afvoeren van destructiematerialen valt. In 2011 waren de bedragen met betrekking tot dieren als volgt: Kostenpost
Omschrijving
Aan
Dierenbescherming (61140) Dierenbescherming (61140) Dierenbescherming (61140)
Jaarlijkse bijdrage
De Reddingsboei
Opvang honden en katten Opvang overige gedomesticeerde dieren Ongediertebestrijding Destructie dode dieren
De Reddingsboei
Ongediertebestrijding (67160) Ongediertebestrijding (67160)
Begroot
Werkelijk
Totaal werkelijk
€11.419,50 €18.056,53
€4586,15
€16.244,95
€239,30
Dierenambulance Janssen de Jong
€6257,57
€8628,87
Janssen de Jong
€804,58
€143,36
€8.772,23
10.2 Financiële gevolgen Om de genoemde aanbevelingen ten uitvoer te brengen is er geld nodig. Vanaf 2013 dient de gemeente een bedrag van €3000 op te voeren op de gemeentebegroting voor de uitvoering van de aanbevelingen ten aanzien van dierenwelzijn. Voorstel aanpassingen begroting vanaf 2013: Voorlichting en communicatie Aanpassen/actualiseren bestaande documenten Chipactie
€0 €0 €3000
Voorlichting & Communicatie Dit valt onder reguliere ambtelijke organisatie. Aanpassen/actualiseren bestaande documenten Dit valt onder reguliere ambtelijke organisatie. Chipactie Er wordt een aanname gedaan dat ieder jaar tijdens de chipactie 100 honden zullen meedoen. Honden worden gemiddeld 10 tot 12 jaar. Dit betekent dat na circa 8 jaar alle honden zijn gechipt (aangezien de honden die vanaf 2012 worden geboren al gechipt zijn). Voor katten wordt er een aanname gedaan dat er jaarlijks 100 katten mee doen. Dit betekent dat er jaarlijks 200 dieren meedoen en dit de gemeente, bij een bijdrage van €15 per dier, een bedrag van €3000 kost. Dit zorgt er wel voor dat als deze gechipte dieren in het asiel terecht komen, de eigenaren direct kunnen worden opgespoord en de kosten voor opvang voor de eigenaar zijn en de gemeente voor deze dieren geen vergoeding betaald. In 2011 bedroeg de vergoeding voor de opvang van dieren €4586,15. Dit bedrag is hoger dan de bijdrage die de gemeente zal betalen voor het chippen van de dieren. Honden en katten die geen chip hebben zullen ieder jaar afnemen, waardoor ook de vergoeding voor de opvang van dieren in de loop der jaren zullen afnemen.
35
11. Afdelingen binnen de organisatie gemeente Beek Binnen de organisatie gemeente Beek zijn verschillende afdelingen betrokken bij het ten uitvoer brengen van de aanbevelingen. Deze worden hieronder toegelicht. Afdeling Welzijn, Zorg & Onderwijs (WZO) Afdeling WZO is hoofdverantwoordelijk voor dierenwelzijn. Bij deze afdeling ligt ook de regie dat de nota dierenwelzijn wordt uitgevoerd, geëvalueerd en dat de nota na 4 jaar wordt herzien. De afdeling werkt samen met andere afdelingen om het welzijn van dieren te bevorderen en te waarborgen. Afdeling Personeel Informatisering Organisatie & Facilitaire zaken (PIOF) Afdeling PIOF is verantwoordelijk voor de zaken betreffende de opvang van dieren. Deze afdeling zorgt ervoor dat er overeenkomsten zijn met organisaties om aan de wettelijke taken met betrekking tot opvang te voldoen. Afdeling Beheer Openbare Ruimte (BOR) Afdeling BOR beheert de openbare ruimte. Zij dragen zorg voor alles met betrekking tot het hondenbeleid, overlast van dieren en zorgen dat kadavers van dieren worden opgehaald. Afdeling Bestuurszaken (BeZa) De afdeling BeZa is verantwoordelijk voor het verstrekken van vergunningen voor het houden van evenementen (met dieren) en het maken van beleid voor evenementen (met dieren).
36
12. Bronnen Websites: www.gemeentebeek.nl www.dierenbescherminglimburg.nl www.dazwl.nl www.amivedi.nl www.144redeendier.nl www.dgkcentrum-beek.nl www.chipjedier.nl www.wetten.overheid.nl www.rijksoverheid.nl www.fawc.org.uk/freedoms.htm inspectiedienst.dierenbescherming.nl www.ongedierte-limburg.nl/move-it.html www.rendac.nl http://ec.europa.eu/food/animal/welfare/actionplan/docs/aw_strategy_19012012_nl.pdf Deskundigen: Amivedi Stichting Streekdierentehuis De Reddingsboei Dierenbescherming Limburg Dierenpolitie Limburg Zuid Dierenambulance Limburg Zuid Diergeneeskundig Centrum Beek Vogelbescherming Nederland Natuurhulpcentrum Opglabbeek Artikelen: Artikel over Streekdierentehuis De Reddingsboei Artikel over verplichten chip bij honden Artikel over circus zonder dieren Artikel over opwaardering Ecopassage A2 te Beek Documenten: Gemeentebegroting 2011 Gemeentegids 2012 Inzage facturen 2011 van kostenpost: Dierenbescherming, Ongediertebestrijding & Destructie dode dieren Algemeen Plaatselijke Verordening van de gemeente Beek Circusbeleid gemeente Beek Beleidsregel Schuilgelegenheid in het buitengebied gemeente Beek Destructieverordening gemeente Beek Nota aanbevelingen dierenwelzijnsbeleid van de Dierenbescherming Overeenkomst met Dierenambulance Limburg Zuid Overeenkomst Streekdierentehuis De Reddingsboei Bestemmingsplan Buitengebied Beek 2011 - Toelichting Overige: Corsa: meldingen van inwoners m.b.t. dieren Corsa: brieven die de gemeente heeft gekregen m.b.t. dieren
37
38
Bijlagen
39
Inhoudsopgave Bijlagen .................................................................................................................................................. 39 Overzicht belangrijke organisaties..................................................................................................... 41 Advies overlastgevende vogels (Carmelflats) ................................................................................... 42 APV (gedeeltelijk) .............................................................................................................................. 43 Circusbeleid ....................................................................................................................................... 45 Beleidsregel schuilgelegenheden in het buitengebied ...................................................................... 46 Destructieverordening ....................................................................................................................... 48 Krantenartikel over Stichting Streekdierentehuis De Reddingsboei .................................................. 51 Artikel over verplichten chip bij honden ............................................................................................. 52 Krantenartikel over circus zonder wilde dieren .................................................................................. 53 Artikel over opwaardering Ecopassage A2 te Beek .......................................................................... 54 Overeenkomst met Stichting Streekdierentehuis De Reddingsboei ................................................. 55 Overeenkomst met Dierenambulance Limburg Zuid ......................................................................... 58 Overeenkomst met aannemer RWM (gedeeltelijk) ........................................................................... 60 Overeenkomst met jachtvereniging ................................................................................................... 66 Financieel overzicht m.b.t. dieren 2011 ............................................................................................. 69
40
Overzicht belangrijke organisaties Stichting Streekdierentehuis De Reddingsboei Omvang honden en katten (Overeenkomst met gemeente Beek) St. Jorisstraat 25 6166 CE Geleen Tel: 046-4743537 Dierenambulance Limburg Zuid Opvang overige gedomesticeerde dieren (Overeenkomst met gemeente Beek) Francois de Veijestraat 9 6221 AB Maastricht Tel: 0900-4433224 www.dazwl.nl Dierenbescherming Limburg Informatie/voorlichting Wilhelminastraat 22 6131 Sittard Tel: 0900-7009000 www.dierenbescherminglimburg.nl Amivedi Meldpunt voor vermiste en gevonden huisdieren Tel: 088-0064639 www.amivedi.nl 144 Red een dier Centraal meldpunt voor dieren in nood Tel: 144 www.144redeendier.nl Diergeneeskundig Centrum Beek Lokale dierenarts Julianalaan 7a 6191AL Beek Tel: 046-4371885 www.dgkcentrum-beek.nl
41
Advies overlastgevende vogels (Carmelflats) Reactie Vogelbescherming Nederland: “Kraaiachtigen, zoals kauwen, kraaien, eksters enzovoort kunnen (geluids)overlast veroorzaken. Deze overlast is echter niet altijd makkelijk te verhelpen. De aanwezigheid van vogels en dus ook van kraaiachtigen wordt vooral bepaald door voedsel en nestgelegenheid. Kraaiachtigen hebben verder een voorkeur voor hoge bomen in de directe omgeving. Zolang deze drie elementen voldoende aanwezig blijven, zullen ze zich blijven vestigen. Kraaiachtigen zijn beschermde vogels. Ze worden net als alle andere wilde, inheemse vogels beschermd door de Flora- en Faunawet. Beschermde vogels mogen niet worden afgeschoten of verjaagd en de nesten mogen niet worden verplaatst of vernield. Oplossingen om overlast te verminderen zijn: aanbod voedsel (zoals zwerfafval en bijvoeren van vogels) beperken en na het broedseizoen (vanaf augustus) het aantal nestgelegenheden verkleinen, door het afdichten van gaten, kieren en dakgoten (gaas) en het plaatsen van kapjes boven schoorstenen.”
Reactie Natuurhulpcentrum in Opglabbeek: “Het probleem is bekend. Kauwen bouwen vaak nesten in schoorstenen. Vandaar dat ze zo graag op daken zitten. Omdat ze uitgebreid communiceren met hun soortgenoten en elkaar waarschuwen voor naderend gevaar etc is er eigenlijk doorlopen geroep. De enige manier om ze weg te krijgen is er voor zorgen dat er geen nestgelegenheid meer is. Dat kan door op al de schoorstenen en verluchtingsbuizen een roostertje te leggen. Ik weet dat het waarschijnlijk een moeilijke klus is, maar zo een roostertje kan makkelijk geplaatst worden (als de schoorsteen bereikbaar is tenminste). Het roostertje kan geknipt worden van stevig metaalgaas en gewoon op de schoorsteen gelegd. Om te voorkomen dat er wegwaait of dat de vogels het verwijderen gebruik je vier metalen staven van ongeveer 60 cm lang. Eén eind plooi je in een U vorm zodat je een lang been van ongeveer 50 cm hebt en een been van 10 cm. Je steekt het lange been door het rooster, één ijzer staaf in elke hoek zodat de staven in de schoorsteen hangen. De rooster kan nu niet verschoven worden en ook niet wegwaaien. Als er geen of minder broedgelegenheid is zullen de vogels vertrekken of minstens in aantal afnemen.”
42
APV (gedeeltelijk)
43
44
Circusbeleid
45
Beleidsregel schuilgelegenheden in het buitengebied Artikel 1 Begripsbepalingen Schuilgelegenheid: een overdekte ruimte die maximaal aan drie zijden is omsloten door wanden, waarvan het/de betreffende dier(en) in geval van weidegang uit oogpunt van dierwelzijn gebruik moet(en) kunnen maken door vrij in en uit te lopen, met als doel bescherming tegen extreme weersomstandigheden in zowel zomer als winter en waarbij in en nabij de schuilgelegenheid geen opslag is toegestaan. De schuilgelegenheid is een open constructie zonder deuren. Perceel: een stuk grond dat eenzelfde gebruik heeft en is omgeven door een duidelijk herkenbare grens in de vorm van bijvoorbeeld heggen, afrasteringen, sloten of greppels. Huisperceel: een perceel grenzend aan de woning. Solitair perceel: een perceel niet aangrenzend of in nabijheid van het huisperceel. Aanvrager: verzoeker / indiener omgevingsvergunning. Commissie Ruimtelijke Kwaliteit: zelfstandige objectieve en deskundige commissie met als taak het uitbrengen van welstandsadviezen aan burgemeester en wethouders over de aan haar voorgelegde bouwplannen. Artikel 2 Doel van de beleidsregel Op dit moment vindt er in het buitengebied een ontwikkeling plaats waarbij, als gevolg van agrarische schaalvergroting en nevenactiviteiten, meer weilanden leeg komen te staan, hetgeen het buitengebied er niet altijd aantrekkelijker op maakt. Tegelijkertijd zien we een ontwikkeling waarbij vaker dieren in een hobbymatige sfeer worden gehouden door burgers. Gekoppeld aan het hobbymatig houden van dieren bestaat ook de wens en vanuit dierenwelzijn zelfs de eis om deze dieren bescherming te bieden tegen regen en kou in de vorm van een schuilgelegenheid. Het vigerende planologische beleid, te weten het bestemmingsplan Buitengebied Beek 2011, voorziet niet in de mogelijkheid om schuilgelegenheden op te richten op solitaire percelen. Met het oog op het creëren van rechtsgelijkheid is er een behoefte aan een beleidsregel voor schuilgelegenheden op basis waarvan besluiten om medewerking te verlenen genomen kunnen worden. Artikel 3 Reikwijdte beleidsregel 1. Deze beleidsregel is van toepassing op de percelen welke gelegen zijn in het bestemmingsplan ‘Buitengebied Beek 2011’ met de bestemmingen: a. Artikel 4: agrarisch met waarden – landschap b. Artikel 5: agrarisch met waarden – landschap tevens kernrandzone c. Artikel 6: agrarisch met waarden – natuur en landschap d. Artikel 11: natuur 2. De schuilgelegenheden worden enkel opgericht voor het bieden van schuilgelegenheid van hobbymatig gehouden dieren. Dit houdt dus in dat dieren die gebruik gaan maken van de schuilgelegenheid niet gebruikt worden voor bedrijfsmatige activiteiten in een bedrijfsmatige context. 3. Deze beleidsregel voorziet enkel in een uniforme regeling voor wat betreft het afwegingskader ten aanzien schuilgelegenheden. Het is niet toegestaan een stal te realiseren voor de (semi-)permanente stalling van dieren. 4. Het is niet toegestaan om stro, voer of andere materialen op te slaan in of nabij de schuilgelegenheid op het perceel. 5. Deze beleidsregel geldt alleen voor die percelen die geheel gelegen zijn in de gemeente Beek. Artikel 4 Afwegingskader toestaan schuilgelegenheden op percelen aansluitend op huisperceel De schuilgelegenheid dient op het bouwvlak behorend bij het huisperceel (wonen) en binnen de vigerende bebouwingsregels te worden gerealiseerd. Artikel 5 Afwegingskader toestaan schuilgelegenheden op solitaire percelen 1. op de percelen met de bestemming natuur zijn geen schuilgelegenheden toegestaan. 2. op de percelen met de bestemming agrarisch met waarden - landschap, agrarisch met waarden landschap tevens kernrandzone en agrarisch met waarden - natuur en landschap zijn schuilgelegenheden toegestaan onder de voorwaarden dat:
46
a. de karakteristieke openheid van het landschap niet in het geding komt; b. de schuilgelegenheid geen onevenredige afbreuk doet aan bestaande landschappelijke en natuurlijke of cultuurhistorische waarden. Artikel 6 Planologische procedure Het college verleent enkel medewerking aan het toestaan van schuilgelegenheden conform het bepaalde in artikel 5 middels een partiële bestemmingsplanherziening. Alle kosten die gepaard gaan met de bestemmingsplanherziening komen voor rekening van aanvrager. Artikel 7 Afmetingen, aantal en plaatsing schuilgelegenheid 1. Op percelen vanaf 2.000 m² is per perceel maximaal één schuilgelegenheid toegestaan. Op percelen kleiner dan 2.000 m2 worden in principe geen schuilgelegenheden toegestaan. 2. Afhankelijk van de perceelsgrootte wordt een bepaalde grootte van de schuilgelegenheid toegestaan. Hierbij wordt de volgende verdeling aangehouden: a. op een perceel van 2.000 tot 5.000 m² een schuilgelegenheid van maximaal 20 m², b. op een perceel van 5.000 tot 10.000 m² een schuilgelegenheid van maximaal 25 m², c. op een perceel van 10.000 tot 20.000 m² een schuilgelegenheid van maximaal 30 m². 3. Een schuilgelegenheid mag maximaal de volgende maatvoeringen hebben: a. een goothoogte van maximaal 2 meter; b. een nokhoogte van maximaal 3 meter. 4. Een schuilgelegenheid dient te worden gesitueerd aan de randen van het perceel, nabij bestaande bosschages, houtwallen, begroeiingen of erfafscheidingen of in de hoek van een perceel bij voorkeur aansluitend bij bestaande opstanden. Tevens dient de schuilgelegenheid landschappelijk ingepast te worden. Artikel 8 Uiterlijke verschijning 1. De schuilgelegenheid dient te worden gebouwd met hout of ander natuurlijk materiaal te. De schuilgelegenheid mag niet bestaan uit stalen (damwand) profielen, gemetselde of anderszins stenen muren, kunststof of golfplaten. De Commissie Ruimtelijke Kwaliteit zal altijd een oordeel moeten geven over de uitstraling van een schuilgelegenheid. Kosten van benodigde adviezen komen voor rekening van de aanvrager. 2. De schuilgelegenheid mag enkel de volgende kleuren hebben: naturel/houtkleur, bruin of donkergroen. Artikel 9 Landschappelijke inpassing Indien het college medewerking verleent aan het oprichten van een schuilgelegenheid conform artikel 5 van deze beleidsregel dan dient de schuilgelegenheid landschappelijk te worden ingepast. Hiertoe dient een inpassingsplan aan het college ter goedkeuring worden aangeboden. Artikel 10 Noodzaak Het college verleent enkel medewerking aan een planologische procedure voor het oprichten van schuilgelegenheden conform het bepaalde in artikel 5 indien nut en noodzaak voor een schuilgelegenheid daartoe genoegzaam is aangetoond. Dit staat ter beoordeling van het college. Een bestemmingsplanherziening zal pas worden opgestart indien de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit het bouwplan heeft goedgekeurd vanuit het oogpunt van redelijke eisen van welstand, het inpassingsplan is goedgekeurd door het college en er overeenstemming is bereikt over de situering en afmeting van de schuilgelegenheid. Artikel 11 Citeertitel Deze beleidsregel wordt aangehaald als ‘Beleidsregel schuilgelegenheden in het buitengebied’ Artikel 12 Inwerkingtreding Deze beleidsregel treedt in werking op 22 december 2011.
47
Destructieverordening
48
49
50
Krantenartikel over Stichting Streekdierentehuis De Reddingsboei
51
Artikel over verplichten chip bij honden
Wat is de overheid van plan met het verplicht chippen van honden? Het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (EL&I) is van plan om het chippen en registreren van honden verplicht te stellen. Het plan is onderdeel van de Nota Dierenwelzijn. Tijdstraject Het gaat om voorgenomen beleid. De Nota Dierenwelzijn (NDW) en de Nationale Agenda Diergezondheid (NAD) zijn samen met het voorstel Wet Dieren onderdeel van het 'drieluik' dieren. De verplichte Identificatie en Registratie (I&R) van honden zal beginnen bij pups die geboren zijn vanaf de ingangsdatum van de Algemene Maatregel van Bestuur I&R honden. De verwachte ingangsdatum van de Algemene Maatregel van Bestuur I&R honden is in het voorjaar van 2012. Inwerkingtreding van de nieuwe regels is afhankelijk van goedkeuring door de Eerste Kamer en publicatie in het Staatsblad. De ministerraad en de Tweede Kamer hebben ingestemd met de Nota Dierenwelzijn. Identificeren en registreren van pups Aanpak van de illegale hondenfokkerij en illegale handel is een belangrijk onderdeel van het voorstel Wet Dieren. De meeste misstanden doen zich daar voor bij de pups. Daarom begint het identificeren en registreren bij de pups. Honden worden gemiddeld 10 tot 12 jaar. Zodoende zullen over 10 tot 12 jaar bijna alle honden geïdentificeerd en geregistreerd zijn. Kosten van het chippen Het laten identificeren en registreren zal voor een bedrijfsmatige fokker ongeveer € 10,- per pup kosten en voor een particuliere fokker € 30,-. Eigenaren van oudere honden worden niet verplicht om hun honden te chippen. Daarmee blijven de totale administratieve lasten beperkt. Een groot deel van de honden wordt momenteel al vrijwillig gechipt en geregistreerd. Registratie bij databanken De huidige wetgeving bepaalt al wie bevoegd is om de honden te chippen. De fokker moet de pups na het chippen zelf laten registreren bij een databank. Alleen de databanken die zijn aangewezen door de minister, mogen de gegevens van gechipte honden registreren. Die databanken voldoen aan de Wet bescherming persoonsgegevens. De databank stuurt na de registratie de gegevens naar de minister van EL&I. Opsporingsinstanties zoals de Landelijke Inspectiedienst Dierenbescherming en de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit maken gebruik van deze gegevens. De gegevens worden niet gebruikt voor de gemeentelijke hondenbelasting. Opsporen van honden is bijkomend voordeel Een bijkomend voordeel van het verplicht identificeren en registreren is dat honden nog beter opgespoord en teruggebracht kunnen worden. Chippen van katten niet verplicht Het chippen van katten wordt niet verplicht. De redenen hiervoor zijn: Het ontwikkelen van een sluitend systeem van identificatie en registratie is complex. De naleving van de verplichting bij katten is nog moeilijker te controleren dan bij honden. De meeste van de 3,3 miljoen katten in Nederland zijn gewone huiskatten. Fokkerij en handel spelen daarbij een veel kleinere rol. Ook in andere landen met een identificatie- en registratieplicht, zoals Denemarken, Zweden, Frankrijk, België, Italië en Zwitserland geldt die alleen voor honden. Verplicht identificeren en registreren leidt tot lastenverzwaring voor burgers en kosten voor de overheid.
52
Krantenartikel over circus zonder wilde dieren
53
Artikel over opwaardering Ecopassage A2 te Beek
54
Overeenkomst met Stichting Streekdierentehuis De Reddingsboei
55
56
57
Overeenkomst met Dierenambulance Limburg Zuid
58
59
Overeenkomst met aannemer RWM (gedeeltelijk)
60
61
62
63
64
65
Overeenkomst met jachtvereniging
66
67
68
Financieel overzicht m.b.t. dieren 2011 Kostenpost Dierenbescherming 2011 t/m 2014 is er jaarlijks €18.056,53 begroot. In 2011 is er werkelijk €16.244,95 uitgegeven. Omschrijving Voor Kosten Opmerking Bijdrage Reddingsboei Reddingsboei €5709,75 In het kader van de overeenkomst tussen de gemeente Beek en dierenasiel de Reddingsboei met betrekking tot de gemeenschappelijke bijdrage op basis van het inwonersaantal, is het voor de eerste 6 maanden: 16550 x €0,69 : 2 = €5709,75 Bijdrage Reddingsboei Reddingsboei €5709,75 In het kader van de overeenkomst tussen de gemeente Beek en dierenasiel de Reddingsboei met betrekking tot de gemeenschappelijke bijdrage op basis van het inwonersaantal, is het voor de tweede 6 maanden: 16550 x €0,69 : 2 = €5709,75 Totaal bijdrage Reddingsboei €11.419,50 Zwerfdieren opvang voor 1 hond Zwerfdieren opvang voor 2 katten Zwerfdieren opvang voor 1 kat Zwerfdieren opvang voor 1 kat Zwerfdieren opvang voor 3 katten Zwerfdieren opvang voor 1 kat Zwerfdieren opvang voor 1 kat Zwerfdieren opvang voor 4 katten Zwerfdieren opvang voor 4 katten Zwerfdieren opvang voor 8 katten Zwerfdieren opvang voor 5 katten Totaal opvang zwerfdieren
Reddingsboei Reddingsboei Reddingsboei Reddingsboei Reddingsboei Reddingsboei Reddingsboei Reddingsboei Reddingsboei Reddingsboei Reddingsboei
€91,55 €299,64 €149,82 €149,82 €449,46 €149,82 €149,82 €599,28 €599,28 €1198,56 €749,10 €4586,15
€91,55 per hond €149,82 per kat €149,82 per kat €149,82 per kat €149,82 per kat €149,82 per kat €149,82 per kat €149,82 per kat €149,82 per kat €149,82 per kat €149,82 per kat
Dierenambulance vervoer voor 1 duif Dierenambulance vervoer voor 1 duif Dierenambulance vervoer voor 1 tam konijn Dierenambulance vervoer voor 1 dwergpapegaai Dierenambulance vervoer voor 1 fazant
Dierenambulance Dierenambulance Dierenambulance Dierenambulance Dierenambulance
€47,86 €47,86 €47,86 €47,86 €47,86
Inclusief administratiekosten (€3) Inclusief administratiekosten (€3) Inclusief administratiekosten (€3) Inclusief administratiekosten (€3) Inclusief administratiekosten (€3)
69
Totaal vervoer door Dierenambulance
€239,30
Totaal
€16.244,95
Kostenpost Ongediertebestrijding 2011 t/m 2014 is er jaarlijks €6257,57 begroot. In 2011 is er werkelijk €7315,56 uitgegeven. Omschrijving Aantal uur Bestrijding rattenoverlast 8 Bestrijding rattenoverlast 14,5 Bestrijding rattenoverlast 13 Bestrijding rattenoverlast 13 Bestrijding rattenoverlast 19,5 Bestrijding rattenoverlast 17 Bestrijding rattenoverlast 35,3 Bestrijding rattenoverlast 12,5 Bestrijding rattenoverlast 13 Totaal
Kosten €394,50 €697,28 €637,10 €674,95 €933,82 €888,95 €1793,11 €645,24 €650,61 €7315,56
Kostenpost Verzamelen/afvoer destructiematerialen 2011 t/m 2014 is er jaarlijks €804,58 begroot. In 2011 is er werkelijk €143,36 uitgegeven. Omschrijving Kosten Dood/afkeur €35,84 Dood/afkeur €35,84 Dood/afkeur €35,84 Dood/afkeur €35,84 Totaal €143,36
70