18 februari 2015
Nota dierenwelzijn Rotterdam
Voorwoord Voor u ligt de eerste nota Dierenwelzijn in Rotterdam. Dierenwelzijn leeft enorm in onze maatschappij. Het is een onderwerp dat emotie oproept en waar mensen ook veel verschillende ideeën bij hebben. Dat komt door de grote rol die dieren hebben in ons dagelijks leven: huisdieren, dieren in het wild en dieren die we inzetten in ons werk. In Rotterdam is dat niet anders: we komen daar verschillende groepen dieren tegen: dieren met een eigenaar, dieren in het wild, overlastgevende dieren en zelfs kuddes runderen. Deze verschillende groepen dieren vragen soms ook specifiek beleid. Er bestaat op landelijk niveau wetgeving waarin dierenwelzijn geborgd wordt (wet Dieren, Flora- en Faunawet). Maar de gemeente Rotterdam heeft een aantal ambities dat verder gaat dan de wettelijke taken. In deze nota vindt u, naast de wettelijke taken, deze ambities. Deze nota is tot stand gekomen dankzij de actieve inbreng van een aantal partijen: Dierenbescherming Rijnmond, Dierenpolitie regio Rijnmond, Bureau Stadsnatuur, Adviescommissie voor Dierenwelzijn en Stadsnatuur en Diergaarde Blijdorp. Ik wil deze partijen dan ook hartelijk danken voor hun bijdragen, vragen en kritische noten. Er is getracht zoveel mogelijk recht te doen aan alle opmerkingen. Er zijn natuurlijk ook tegenstrijdige wensen en meningen. Bijvoorbeeld wanneer het gaat om de belangen van een populatie versus de belangen van een individueel dier. Ook het beoordelen van een overlastsituatie is niet altijd eenvoudig. Wie bepaalt wat overlast is en welke maatregel dan gerechtvaardigd is? Ik heb er vertrouwen in dat we door de acties in deze nota het dierenwelzijn verbeteren en bewustwording onder Rotterdammers vergroten.
Joost Eerdmans Wethouder Dierenwelzijn
Nota dierenwelzijn Rotterdam / 3
Nota dierenwelzijn Rotterdam / 4
Inhoudsopgave 1 Inleiding
1.1 1.2 1.3 1.4 1.5 1.6
2
Aanleiding Doel van dierenwelzijnsbeleid Uitgangspunten voor dierenbeleid Definities Afbakening Opbouw van de nota
7 7 7 8 8 9 9
2.1 2.2
Landelijk wettelijk kader Gemeentelijke aanvullende regelgeving
Wettelijk kader dierenwelzijn en dierenbeleid
11
3
Dieren en dierenwelzijn in Rotterdam
15
Ambities
27
3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 3.6 3.7 3.8 3.9 3.10 3.11
4
4.1 4.2 4.3 4.4 4.5 4.6 4.7 4.8 4.9
5
Inleiding Stadsnatuur en dieren in het wild Dieren waarvan de gemeente eigenaar is Gezelschapsdieren Landbouw (huis)dieren en productiedieren Schadelijke en overlastgevende dieren Dierenmishandeling Jacht, vissen en sportvisserij Destructie van dieren Gemeentelijke bedrijfsrestaurants Borging dierenwelzijn in rampenplannen
Inleiding Stadsnatuur en dieren in het wild Gezelschapsdieren Overlastgevende dieren Dierenmishandeling Dieren voor vermaak Gemeentelijke bedrijfsrestaurants Vuurwerk Rampenplan
11 11
15 15 18 19 20 20 22 23 24 24 24
27 27 28 30 31 31 32 33 33
5.1 5.2
Inleiding Inzet 2015-2016
Prioritering
35
6
Belangrijke partners voor uitvoering beleid en realisatie doelen
37
Communicatie inzet op thema dierenwelzijn
41
Financiën
43
7
7.1 7.2
8
8.1 8.2
35 35
Communicatie inzet op dierenwelzijn Communicatiedoelen
Huidige situatie Nieuw beleid
41 41
43 43
Bijlage 1 Wettelijk kaders Bijlage 2 Werkproces overlastgevende dieren Bijlage 3 Overzicht ambities en acties Bijlage 4 Achtergrondinformatie plaagdieren Bijlage 5 Vuurwerkvrije zones 2014 Bijlage 6 Advies van Adviescommissie Stadsnatuur en Dierenwelzijn
Nota dierenwelzijn Rotterdam / 5
45 48 50 52 56 57
Nota dierenwelzijn Rotterdam / 6
1 Inleiding
Rotterdam is een bruisende stad met een grote diversiteit aan mensen èn dieren. In de gemeente Rotterdam leven dieren onder andere vrij in de natuur, als huisdier, of in beheer van de gemeente zelf, zoals op kinderboerderijen en hertenkampen. De hoeveelheid dieren in Rotterdam is aanzienlijk. Door Rotterdammers worden naar schatting alleen al zo’n 700.000 huisdieren gehouden, van hond en kat tot halsbandparkiet. Dieren tonen hun nut als werkdier, productiedier of gezelschapsdier. Ze verrijken het leven van veel mensen, geven afleiding, nodigen uit tot zorg en maken het gemakkelijker om contacten met de medemens te leggen. Maar dieren kunnen ook een ware plaag vormen en schade of overlast veroorzaken. Ongeacht nut, noodzaak of overlast, een dier heeft ook een eigen waarde, een intrinsieke waarde en het is juist deze intrinsieke waarde die anno 2015 meer en meer erkenning verwerft.
1.1 Aanleiding Dierenwelzijn is een thema dat veel mensen na aan het hart ligt, ook binnen de gemeente Rotterdam. Het steeds meer toekennen van de intrinsieke waarde van dieren heeft ertoe geleid dat ook het Rotterdamse college van Burgemeester en Wethouders dierenwelzijn heeft aangewezen als een zaak van algemeen belang waarover beleid kan worden vastgesteld. Dit voornemen is anno 2014 in het coalitieakkoord opgenomen. Er gebeurt al veel op het beleidsterrein van dierenwelzijn binnen de gemeente. Toch blijkt dat dierenwelzijnsbeleid vaak versnipperd voorkomt en er onvoldoende samenhang is. De vraag hoe om te gaan dierenwelzijn is niet zomaar door één partij of instantie te beantwoorden. Dierenwelzijn heeft binnen de gemeente veel raakvlakken met verschillende beleidsvelden, zoals natuur- en milieueducatie (NME), groenbeheer, stadsecologie, ongediertebestrijding en meer. Dit is terug te vinden in bijvoorbeeld: • Rotterdams draaiboek besmettelijke dierziekten • Plan van aanpak Eikenprocessierups 2008 • Natuurkaart • Notitie fonteinen 2007 • Beleid bestrijding plaagdieren • Algemene Plaatselijke Verordening Rotterdam • De werkzaamheden van Stadsbeheer bij uitbraak van botulisme • Beleidsnota NME. In deze nota wordt aangegeven op welke gebieden het wenselijk is dat de gemeente Rotterdam nader beleid gaat ontwikkelen om het welzijn van de dieren in onze gemeente te waarborgen. Daarnaast worden ook de zaken vermeld die al vastgelegd zijn in bestaande wet- en regelgeving en beleidsvoering. Hierdoor wordt een zo compleet mogelijk beeld geschetst van het totale beleid aangaande dierenwelzijn in de gemeente Rotterdam.
1.2
Doel van dierenwelzijnsbeleid Veel besluiten en handelingen van de gemeente zijn van invloed op het welzijn van dieren. Dit geldt voor dieren met een eigenaar, maar ook voor dieren die in het wild voorkomen. Het doel van dit Rotterdamse dierenwelzijnsbeleid is tweeledig: • Het vasthouden en daar waar noodzakelijk verbeteren van het welzijn van huisdieren, hobby- en productiedieren, gemeentelijke beheerde dieren en vrij in het wild levende dieren binnen de gemeentegrenzen van Rotterdam; • Het vergroten van de aandacht voor dierenwelzijn binnen Rotterdam. Het gaat hierbij om de wijken in Rotterdam en de delen van de stad die niet in beheer/ in erfpacht zijn
Nota dierenwelzijn Rotterdam / 7
uitgegeven aan of in eigendom zijn bij andere partijen zoals Staatsbosbeheer, Zuid-Hollands Landschap, Stichting Koninklijke Rotterdamse Diergaarde, Familiepark Plaswijckpark of Havenbedrijf Rotterdam N.V.
1.3
Uitgangspunten voor dierenbeleid De landelijke wet- en regelgeving omtrent dierenwelzijn, zoals is vastgelegd door de rijksoverheid, is leidend en bindend bij het formuleren van gemeentelijk dierenwelzijnsbeleid. Binnen dit kader is wet- en regelgeving te onderscheiden die zich richt op dieren met een eigenaar (Wet Dieren) en dieren die in het wild voorkomen (Flora en- Faunawet). Gemeentelijk beleid zal zich in zijn uitgangspunten moeten conformeren naar dit wettelijk kader (zie hoofdstuk 2 ‘Wettelijk kader dieren(welzijns)beleid’). De kaders voor het gemeentelijk Rotterdams dierenwelzijnsbeleid concentreren zich op zes uitgangspunten: 1. Bewustwording van dierenwelzijn onder de bevolking bevorderen; 2. Dierenwelzijn mee laten wegen in beslissingen van de gemeente; 3. Voorwaarden scheppen voor een gezond leefklimaat voor dieren met een eigenaar; 4. Stimuleren van gezonde populaties van dieren in het wild; 5. Samenwerking tussen lokale instanties om dierenwelzijn te bevorderen; 6. Zo min mogelijk extra regelgeving.
1.4
Definities Wat wordt in deze nota verstaan onder dierenwelzijn?
Dierenwelzijn is een complex begrip dat zowel het fysieke welzijn (diergezondheid) als het geestelijk welzijn (hoe voelen dieren zich) omvat. Dierenwelzijn gaat over de kwaliteit van het leven zoals het door het dier wordt ervaren. Een goed welzijn betekent voor dieren dat er voldaan wordt aan de natuurlijke behoeftes van het dier. Gedrag en gezondheid geven belangrijke signalen af over hoe het met het welzijn gesteld is. Goede huisvesting en voeding zijn basisvoorwaarden om dierenwelzijn (in het geval van gezelschapsdieren en productiedieren) te optimaliseren. Kennis over de biologie van het dier is nodig om te weten wat het dier nodig heeft en hoe het functioneert. Alleen dan zijn signalen van ‘onwelzijn’ of juist van positief welzijn te herkennen. De verschijnselen die we aan dieren aflezen zijn globaal te verdelen in de volgende categorieën: gedrag, gevoel en emotie, lichamelijke gesteldheid en maatschappelijke perceptie. Hoewel we als gemeente één definitie van het begrip dierenwelzijn hanteren (en alle dieren intrinsieke waarde bezitten) is er wel verschil in de wijze waarop mensen aankijken tegen dierenwelzijn bij in het wild levende dieren en gehouden dieren. Bij in het wild levende dieren zullen we een verminderd welzijn eerder accepteren en zullen we minder doen om het welzijn te verbeteren, omdat het dier min of meer zelf verantwoordelijk is voor de situatie (afgezien van situaties die door direct toedoen van mensen zijn ontstaan). Bovendien kunnen we het dier, door het te willen helpen, in een situatie brengen die het dier als nog stressvoller ervaart. Bij gehouden dieren ligt dit anders, omdat wij het dier in de situatie brengen. We hebben dan ook de plicht de situatie te verbeteren waar nodig. Dierenwelzijn: dieren met een eigenaar Een eigenaar is verantwoordelijk voor het optimale welzijn van zijn dier(en). Een goed welzijn begint met een goede gezondheid. Maar met fysieke gezondheid alleen komt het dierenwelzijn onvoldoende tot zijn recht. Een goed dierenwelzijn omvat zowel het fysieke als niet-fysieke welzijn van dieren. Meten van dierenwelzijn In het EU-project Welfare Quality® is een Europees gedragen systematiek voor het meten van dierenwelzijn ontwikkeld, grotendeels op basis van kenmerken van en metingen aan dieren.
Nota dierenwelzijn Rotterdam / 8
Deze systematiek borduurt voort op de vanuit praktische overwegingen veel gehanteerde ‘vrijheden voor het dier’ (opgesteld in 1965 door de Britse farm Animal Welfare Council): • vrij van honger en dorst; • vrij van fysiek en thermaal ongerief; • vrij van pijn, verwonding en ziektes; • vrij om normaal gedrag te vertonen, en • vrij van angst en chronische stress. Voor meer informatie: zie www.groenkennisnet.nl/dossiers/Pages/Welfare-Quality _Meten-van-dierenwelzijn.aspx De vijf vrijheden zijn ook opgenomen in de Wet dieren en kunnen als basis gebruikt worden om het algemeen beleid op het terrein van dierenwelzijn vorm te geven. Of aan deze voorwaarden wordt voldaan, kan beoordeeld worden door de officiële instanties zoals de Nederlandse Voedsel en Warenautoriteit, de Landelijke Inspectiedienst Dierenbescherming (LID), de Algemene Inspectiedienst (AID) en de dierenpolitie. Dierenwelzijn: dieren in het wild Ook bij dieren in het wild mag de intrinsieke waarde niet genegeerd worden. Echter, het welzijn van dieren in het wild is direct afhankelijk van de gezondheid van de populatie waarin zij voorkomen. Een gezonde populatie is belangrijk voor het in stand houden van een gezond evenwicht in de natuur, en omgekeerd is een gezond evenwicht in de natuur een belangrijke voorwaarde voor het welzijn van een populatie. Het meetsysteem dat toegepast wordt bij dieren met een eigenaar is bij dieren in het wild niet van toepassing omdat er nooit kan worden uitgesloten dat een dier in de natuur vrij is van honger, dorst, stress en ziekte. Voor dieren in het wild is binnen de wetgeving ‘zorgplicht’ vastgelegd (Flora- en Faunawet). Deze zorgplicht formuleert dat ‘een ieder neemt voldoende zorg in acht neemt voor de in het wild levende dieren en planten, alsmede voor hun directe leefomgeving’. Met deze zorg wordt bedoeld dat een ieder die weet, of vermoedt, dat door zijn handelen nadelige gevolgen voor flora of fauna optreden, dit handelen achterwege laat. Is dit niet mogelijk, dan moet een poging ondernomen worden om de gevolgen zoveel mogelijk te beperken of ongedaan te maken. Zorgplicht betekent dus niet per definitie dat ieder individueel wild dier moet worden verzorgd wanneer het verzwakt is geraakt, maar dat ons handelen flora en fauna niet benadeelt.
1.5
Afbakening Omdat deze nota zich beperkt tot het gemeentelijke dierenwelzijnsbeleid, zijn er ook onderwerpen die buiten het bestek van de nota vallen: • Veel onderwerpen worden geregeld op rijksniveau. Zo zijn veel regels voor dierenwelzijn vastgelegd in de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren (GWWD); • Regels voor het toepassen voor dierproeven zijn vastgelegd in de Wet op de Dierproeven; • Burgers en bedrijven hebben eigen verantwoordelijkheden en maken eigen keuzes. De gemeente gaat bijvoorbeeld niet over de keuze van mensen om wel of geen vlees te eten; • Sommige onderwerpen die elders een heet hangijzer zijn, spelen niet in het verstedelijkte Rotterdam. Bijvoorbeeld de discussie over megastallen.
1.6
Opbouw van de nota In deze nota wordt een duidelijk onderscheid gemaakt tussen een beschrijvend deel (hoofdstukken 2 en 3) en ambities en acties (hoofdstuk 4). Dit leidt tot een prioritering in hoofdstuk 5. In hoofdstuk 6 staan de belangrijke partners voor uitvoering van het beleid genoemd. Hoofdstuk 7 beschrijft kort de rol van communicatie. Hoofdstuk 8, ten slotte, heeft betrekking op de financiën van dierenwelzijnsbeleid.
Nota dierenwelzijn Rotterdam / 9
Nota dierenwelzijn Rotterdam / 10
2 Wettelijk kader dierenwelzijn en dierenbeleid In dit hoofdstuk worden de Europese en rijksrichtlijnen van het dierenwelzijn beschreven en worden er de verschillende categorieën dieren onderscheiden. Deze dienen als kader waarbinnen het Rotterdamse gemeentelijk beleid rondom dierenwelzijn wordt vormgegeven
2.1
Landelijk wettelijk kader Het belangrijkste landelijk wettelijk kader van het dierenwelzijn is de Wet dieren. De Wet dieren is op 1 januari 2013 in werking getreden en is een raamwet waarin vele voorgaande wetten (zoals de wet op de dierenbescherming) omtrent dieren(welzijn) zijn opgegaan. Een raamwet is een wet die zelf slechts beperkt regels stelt, maar via onderliggende regelgeving is het mogelijk om voor delen van deze wet meer specifieke regels op te stellen. Een voorbeeld hiervan is het ‘besluit houders van dieren’ waarin is opgenomen dat het verboden is om zich te ontdoen van een dier. De wet gaat uit van de erkenning van de intrinsieke waarde van dieren. Dat houdt in dat dieren met respect behandeld moeten worden en dat dieren niet nodeloos in hun welzijn mogen worden benadeeld. Het is daarmee verboden om (aangewezen) dieren onnodig pijn te doen, letsel te veroorzaken, de gezondheid of het welzijn te beschadigen en dieren de nodige zorg te onthouden, te doden of een dier als prijs, gift of beloning uit te reiken. De overheid kan situaties, voorwaarden, plaatsen of soorten dieren aanwijzen waarbij deze verboden niet van toepassing zijn. Een tweede belangrijke wet met betrekking tot in het wild levende dieren is de Flora- en faunawet (FFW). De FFW is in 2002 in werking getreden. De FFW biedt samen met de Natuurbeschermingswet 1998 het belangrijkste wettelijke kader voor de bescherming van in het wild levende dieren. Naast deze twee kaderstellende voorschriften is er nog een aantal overkoepelende wetten en regelgevingen van kracht die (indirect) ook bescherming bieden aan dieren. Hieronder valt de Europese regelgeving; de Vogelrichtlijn (bescherming en beheer van alle op het grondgebied van de Europese Unie in het wild levende broed- en trekvogels en hun habitat) en de Habitatrichtlijn (ten behoeve van het in stand houden van voor de EU van belang zijn de dieren en plantensoorten en hun habitat). In juni 2014 is er een nieuwe Wet Natuurbescherming naar de Tweede Kamer gestuurd. Hierin zullen de huidige afzonderlijke wetten rondom natuurbescherming opgaan. Als de nieuwe wet is ingevoerd, zullen de provincies de plicht krijgen om een eigen natuurbeleid vast te leggen.
2.2
Gemeentelijke aanvullende regelgeving Het uitvoeren van bovengenoemde regelgeving en handhaving van deze regelgeving op het gebied van dierenwelzijn zijn primair een taak van het rijk. Gemeenten zijn bevoegd om aanvullende regelgeving vast te stellen om hinder en overlast te voorkomen en bestrijden, de volksgezondheid te bewaken en de openbare orde te handhaven. Gemeenten zijn (vooralsnog) niet bevoegd om aanvullende regels op het gebied van dierenwelzijn op te stellen. Aanvullende regelgeving van de gemeente Rotterdam staat omschreven in de Algemene Plaatselijke Verordening (APV). De artikelen 2:45, 2:57 tot en met 2:60, 531b, en 5:33 van de APV hebben betrekking op dieren. De bepalingen gaan in op aspecten als: • ruiterpaden; • loslopende honden; • verontreiniging door honden; • gevaarlijke en hinderlijke honden; • houden of voeren van hinderlijke en schadelijke dieren;
Nota dierenwelzijn Rotterdam / 11
• verzamelen van visvoer; • rij- en trekdieren op het strand. Taak voor gemeente vanuit het Burgerlijk wetboek • Elke gemeente heeft de wettelijke verplichting om ‘gevonden’ dieren (gedurende 14 dagen) op te (laten) vangen. Dit is verankerd in het Burgerlijk Wetboek (artikel 5:8 lid 3 BW). • Ook een burger mag een gevonden dier (zijnde een ‘gevonden voorwerp’ volgens het Burgerlijk Wetboek), na aangifte te hebben gedaan, zelf in bewaring nemen en verzorgen. De bewaartermijn voor de burger is langer: 12 maanden. Na een jaar wordt de vinder die aangifte heeft gedaan en het dier als houder heeft verzorgd, eigenaar. De bewaartermijn is in de wet verankerd in het Burgerlijk Wetboek onder artikel 5:5 BW en artikel 5:6 BW. Taak voor gemeente vanuit het Algemene Wet Bestuursrecht Bij huisuitzettingen, detenties of vanwege gezondheidsrisico’s kunnen politie en GGD huisdieren gedwongen op laten nemen. Deze gedwongen opvang valt conform de Algemene Wet Bestuursrecht (artikelen 5:29 en 5:30) ook onder de wettelijke taak van de gemeente. Hier geldt een maximale opvangtermijn van 13 weken.
Nota dierenwelzijn Rotterdam / 12
Nota dierenwelzijn Rotterdam / 13
Nota dierenwelzijn Rotterdam / 14
3 Dieren en dierenwelzijn in Rotterdam
3.1
Inleiding In dit hoofdstuk wordt een beknopte beschrijving gegeven van bestaande (wettelijke) taken, bestaande acties en beleidskaders binnen het thema dieren en dierenwelzijn. Uit de diversiteit aan onderwerpen in de volgende paragrafen blijkt wel hoe breed het beleidsterrein is. Het gaat over huisdieren, stadsnatuur, dieren op de kinderboerderij, hengelsport, dieren voor vermaak maar ook over overlastgevende dieren. Dat is overigens nog een lastige categorie. Want wanneer is een dier overlastgevend en wie bepaalt dat?
3.2
Stadsnatuur en dieren in het wild Stadsnatuur
Rotterdam is een sterk verstedelijkt gebied. Er zijn in Rotterdam veel parken, deels met ecologische inrichting. Een aantal gebieden in de stad kennen hoge natuurwaarden, die zorgvuldig beheerd worden. Denk hierbij aan het Kralingse Bos, Polder de Esch, Ruigplaatbos, Visserijplaatbos en Drechterweide. Daarnaast zijn veel natuurwaarden aan te treffen in particuliere terreinen en tuinen. Stedelijke (groen) gebieden hebben vaak een grotere biodiversiteit dan de omliggende agrarische landschappen. Het belang van stadsnatuur moet dan ook niet onderschat worden. Wilde planten en dieren vestigen zich in de stad omdat het stedelijk gebied voldoet aan de voorwaarden die deze soorten stellen aan hun leefgebied. Bovendien biedt het leven in de stad voor planten en dieren vaak voordelen in termen van warmte, schuilgelegenheden en voedselaanbod. De stadsnatuur is op twee manieren verbonden met het welzijn van bewoners. Een toenemende biodiversiteit is een kenmerk van een gezonde leefomgeving, en daardoor een belangrijke graadmeter voor de kwaliteit van het stadsmilieu. Daarnaast heeft natuur in de stad een positieve uitwerking op de belevingswaarde van bewoners. De belangrijke kerngebieden en ecologische verbindingszones zijn opgenomen in de Natuurkaart Rotterdam, die begin 2014 vastgesteld is. De Natuurkaart Rotterdam toont de wijze waarop de natuur zich ontwikkelt: van de kerngebieden in Rotterdam en de verbindingszones ertussen, tot de Rotterdamse doelstellingen en de parels van nu. De gemeente Rotterdam heeft onlangs een uitvoeringsstrategie opgesteld om verdere natuurontwikkeling te bevorderen. Daarbij zijn ook de partners betrokken die een bijdrage aan de Natuurkaart Rotterdam geleverd hebben. De natuurkaart is op hoofdlijnen, mede-richtinggevend bij de toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen en zal betrokken worden bij het opstellen van ruimtelijke plannen. De Natuurkaart heeft geen directe doorwerking in bestemmingsplannen. Er zijn binnen de Flora- en faunawet voorwaarden ten aanzien van beschermde planten en dieren geEr zijn binnen de Flora- en faunawet voorwaarden ten aanzien van beschermde planten en dieren gesteld aan ruimtelijke ingrepen, het beheren van de stad en het gebruiken van de buitenruimte om zorg te dragen voor de gunstige instandhouding van de populatie van dieren zoals bijvoorbeeld vleermuizen. Bij het beheer en inrichten van de stad moet rekening gehouden worden met de verboden uit de Flora- en faunawet. Zo moeten bijvoorbeeld vaste rust- en verblijfsplaatsen en locaties waar de dieren foerageren in stand worden gehouden. De Natuurkaart van de gemeente Rotterdam geeft daar samen met de nog vast te stellen gedragscode voor bestendig beheer op basis van de Flora- en Faunawet invulling aan. Deze gedragscode is gericht op het eigen handelen van de gemeente bij het beheer van de buitenruimte. Bewoners kunnen overigens zelf veel doen aan verbetering van de natuur in hun woonomgeving door nestkasten op te hangen, schuttingen te vervangen door hagen en bloemenborders aan te leggen waar nu nog betegelde voortuinen zijn. Zij worden o.a. door het Rotterdam Milieucentrum en andere organisaties hierover van informatie voorzien. Ontwikkelaars en bedrijven kunnen door natuur-inclusief
Nota dierenwelzijn Rotterdam / 15
bouwen ook de biodiversiteit in de stad vergroten (bijv. voor vogels en vleermuizen).
Beheer
Er is een belangrijke relatie tussen stadsnatuur en het groenbeheer van de gemeente Rotterdam. Gelijktijdig met de uitwerking van de Natuurkaart zijn Stadsontwikkeling en Stadsbeheer bezig met de uitwerking van Beheervisie Openbare Ruimte. In deze visie wordt beschreven hoe de samenhang is tussen beide kaders. De gemeentelijke beheervisie vormt in de toekomst een belangrijk kader voor het beheer van de openbare ruimte. Een voorbeeld van diervriendelijk groenbeheer is de aanleg van nieuwe bijenroutes d.m.v. het inzaaien van bloemrijke bermen. Bijen en andere insecten hebben een belangrijke functie voor bestuiving van planten zodat deze vruchten krijgen. Daarmee hebben ze ook een economisch belang. De gemeente bevordert de bijenstand door meer gevarieerde bloeiende beplantingen en bloemenbermen aan te brengen en deze met gericht (extensief) beheer in stand te houden. De gemeente geeft hiermee invulling/ uitvoering aan een advies over de verbetering van leefomstandigheden van bijen dat in 2012 gegeven is door de adviescommissie Dierenwelzijn en Stadsnatuur. Duurzaam onkruidbeheer is altijd de inzet. Ook bij beheer van watergangen wordt rekening gehouden met dierenwelzijn. Zo worden baggerwerkzaamheden en krozen afgestemd op de paaitijd van vissen en wordt er niet gewerkt bij warm weer i.v.m. zuurstoftekort in het water. Om stank en vissterfte na een riooloverstort te voorkomen wordt na een overstort het vervuilde singelwater zo snel mogelijk weer teruggenomen in de riolering en/of met vers oppervlaktewater ‘doorgespoeld’. Eventueel aanwezige dode vissen worden zo snel mogelijk verwijderd. Hiertoe is er een overstortprotocol opgesteld. Het gemeentelijk rioleringsbeleid is er op gericht om het aantal vervuilende overstorten terug te dringen of de waterdoorstroming zo te verbeteren dat bij regenval het vuile afvalwater niet lang in singels en sloten stilstaat, maar snel doorspoelt. Het aanleggen van meer waterbergingen, het apart afvoeren van schoon regenwater in een gescheiden riolering (afkoppelen) en het verkleinen van verharde oppervlakten, door onder meer de aanleg van groene daken, doorlatende verharding en meer groen, worden daarbij ingezet en gestimuleerd. Het anders beheren van braakliggende terreinen kan ook bijdragen aan een betere leefomgeving voor flora en fauna in de stad. Soms zal inzaaien met een bloemenmengsel een goede keuze zijn, soms is het beter de natuur haar gang te laten gaan. De gemeente verzamelt zelf zaad en stelt daarmee zaaimengsels samen. Bij de keuze over de tijdelijke inrichting van een braakliggend terrein spelen ook andere belangen een rol, zoals (sociale) veiligheid, duur (tijdelijkheid), kosten en bewonerswensen.
Dieren in het wild
Leven en dood zijn in de natuur nauw met elkaar verbonden. Het welzijn van wilde dieren dient daarom anders bezien te worden dan dat van gehouden dieren. In het stedelijk milieu is het de uitdaging de juiste voorwaarden voor het handhaven van biodiversiteit te verenigen met de belangen en activiteiten van bewoners. De stadsnatuur komt hierbij onherroepelijk in botsing met de mens. Dierenhulporganisaties en stadsecologen houden deze dynamiek in Rotterdam nauwlettend in de gaten, staan bewoners te woord en maken melding van problematische situaties. Deze meldingen kunnen leiden tot ad hoc oplossingen, bijvoorbeeld in samenwerking met Stadsbeheer, of zij kunnen gebruikt worden als input voor de Natuurkaart, de Beheervisie Openbare Ruimte of andere beleidsdocumenten. Daarnaast is het voorlichten van bewoners een belangrijk instrument. Voorbeelden van dergelijke dossiers zijn de aanleg van bijenroutes en de toenames van reeën en vossen.
Nota dierenwelzijn Rotterdam / 16
Foto 1: Opening Bijenlint Noord, Johannes Odé.
Reeën In Rotterdam neemt ten zuiden van de Maas het aantal reeën toe. In het havengebied komen ze al geruime tijd voor en er zijn reeën waargenomen in Hoogvliet, Pernis en Charlois. Een gevolg hiervan is dat het aantal aanrijdingen met motorvoertuigen waar reeën bij betrokken zijn, al of niet met dodelijke afloop, zich oostwaarts uitbreidt. Dit noodzaakt de gemeente mogelijk om na te denken over preventieve maatregelen in de probleemgebieden. Tot op heden zijn er door de gemeente Rotterdam nog geen preventieve maatregelen genomen omdat het aantal ongevallen klein is. Vossen Het aantal vossen dat gesignaleerd wordt neemt vooral op de Noord-Maasoever toe. Er zijn nu circa 50 vossen in dit gebied en naar schatting 10 burchten. Gevolg is dat het aantal meldingen, klachten en doodgereden dieren stijgt. Opvallend verschijnsel is dat de dieren steeds verder de stad in trekken. Ook van de Zuid-Maasoever komen meldingen binnen van kadavers van vossen langs de snelwegen A15 en A16. 90% van de gevonden dode vossen is toe te schijven aan een verkeersongeval. In 2011 en in 2014 zijn er rapporten over vossen verschenen van Bureau Stadsnatuur: Vossen in Rotterdam1 en Omgaan met Vossen2. Naar aanleiding van het laatste rapport is er eind november 2014 een advies van de adviescommissie Dierenwelzijn en Stadsnatuur aan het college aangeboden. Belangrijkste conclusie is dat er relatief weinig klachten en gevallen van overlast in Rotterdam voorkomen en dat de meldingen verspreid binnenkomen. Beheer van de vossenpopulatie is intensief, duur en weinig effectief en in Rotterdam bovendien onnodig. Wel adviseert de adviescommissie een gemeentelijke webpagina met informatie over vossen en een systematische en eenduidige registratie van klachten. Vleermuizen Rotterdam kent tien soorten vleermuizen, waarvan de Gewone dwergvleermuis de algemeenste is.Vleermuizen maken vaak gebruik van vaste routes om van hun rustplaatsen naar foerageergebieden te vliegen. Foerageergebieden zijn de plekken waar de vleermuizen hun voedsel zoeken. Dit zijn meestal de insectenrijke gebieden. Verblijfplaatsen zijn de plekken waar de vleermuizen overdag verblijven. Bij de algemene Gewone dwergvleermuis worden deze vaak in spouwmuren aangetroffen, de Watervleermuis gebruikt hier boomholten voor. In de winter worden de winterverblijven gebruikt. De vleermuis wordt vaak gezien als ambassadeur, wat betekent dat door de omstandigheden voor deze specifieke soort te verbeteren, andere soorten planten en dieren kunnen meeliften. Bij onderhoudswerkzaamheden worden waar mogelijk oude dode bomen gehandhaafd met het oog op het creëren van nieuwe gebieden voor vleermuizen. In- en om Rotterdam liggen allerlei grote en kleine landschapselementen van vitaal belang voor vleermuizen. Deze worden zoveel als mogelijk gespaard voor forse ingrepen, om zo bestaande jachtgebieden en verbindingsroutes te behouden.
1 literatuurstudie: ecologie, voorkomen en verspreiding in de stad, bSR-rapport 176, 2011 2 Muijen, T. 2014. Omgang met Vossen in Rotterdam. bSR-rapport, 1062. Bureau Stadsnatuur, Rotterdam.
Nota dierenwelzijn Rotterdam / 17
3.3 3.3.1
Dieren waarvan de gemeente eigenaar is Hertenkampen
In Rotterdam zijn verspreid over de stad drie hertenkampen aanwezig, in 2015 zal een vierde hertenkamp worden geopend in Park Zestienhoven. In al deze hertenkampen ontstaat, door de geboorte van herten jaarlijks een overschot aan herten. Voor een goed dierenwelzijn kunnen niet alle dieren in de hertenkampen blijven. De oppervlakte van ieder hertenkamp afzonderlijk bepaalt hoeveel dieren er gehouden kunnen worden. De kampen worden bevolkt door damherten, pauwen en vaak (met name in Charlois) ook door derden achtergelaten dieren. De boswachters in dienst van de gemeente Rotterdam zijn belast met de dagelijkse zorg en hebben alle kennis, ervaring en middelen in huis die nodig zijn voor een goed populatie- en terreinbeheer. Jaarlijks worden de jonge bokken, onder verdoving, uit het hertenkamp gehaald. Tijdens het transport zijn de dieren bij bewustzijn. Er wordt contact gehouden met andere gemeentes en particuliere hertenkampen om dieren te herplaatsen of te ruilen. Indien herplaatsen niet lukt, worden de herten verkocht aan een handelaar die zich overigens ook aan de wetgeving moet houden. Het uitzetten van damherten, evenals andere dieren, in het wild in Nederland is volgens artikel 14 van de Flora- en faunawet de wet verboden.
3.3.2
Begrazingsprojecten
In Rotterdam zijn vijf begrazingsprojecten met runderen, namelijk: Schiebroekse Park, Ruigeplaatbos, Oudelandse Park, Eiland van Brienenoord en de Landtong bij Rozenburg (door Zuid Hollands Landschap en Stichting Taurus). Het doel van begrazing is het gebied aantrekkelijk te houden en kostenbesparing ten opzichte van het maaien met machines. Het effect is een open bos, mozaïekstructuur en een relatie tussen mens en dier. Grote grazers worden in principe niet bijgevoerd tenzij essentiële voedingstoffen ontbreken of onbereikbaar zijn of dit vanwege onvoorziene omstandigheden noodzakelijk is. De sociale verhoudingen binnen de kudde worden door bijvoeren verstoord. Het bijvoeren gebeurt alleen met hooi dat vergelijkbaar is met materiaal dat al op de terreinen aanwezig is en het wordt verspreid over het terrein aangeboden. Om de dieren zelfstandig, zonder bijvoeren, door de winter te laten komen is het verstandig om voor die tijd het aantal dieren te verkleinen. De dieren worden dan levend verhandeld met gemeentelijke of particuliere instanties. Partners bij de begrazingsprojecten zijn het Recreatieschap Voorne-Putten-Rozenburg en de organisatie Free Nature. Naast de begrazingsprojecten met runderen is ook sprake van de inzet van schaapskudden. De gemeente huurt de inzet in van schaapsherders voor het beheer van enkele (wisselende) locaties, bijvoorbeeld geluidswallen langs de snelweg of grasvelden in wijken. De schaapsherder is verantwoordelijk voor het dierenwelzijn van de schapen.
3.3.3
Kinderboerderijen
De kinderboerderijen hebben een belangrijke rol in de communicatie over dieren(welzijn), natuur en milieu. In Rotterdam zijn er acht gemeentelijke kinderboerderijen en vier particuliere kinderboerderijen3. Het beheer van de gemeentelijke kinderboerderijen valt onder het cluster Maatschappelijke Ontwikkeling (MO). Het doel van de gemeentelijke kinderboerderijen is het overbruggen van de kloof tussen stad en platteland (met betrekking tot o.a. natuur-, milieu- en voedseleducatie) en het geven van voorlichting en educatie met betrekking tot het houden van dieren, omgaan met dieren en contact met dieren. Alle gemeentelijke kinderboerderijen zijn in het bezit van het keurmerk Kinderboerderijen van de vereniging Samenwerkende Kinderboerderijen Nederland. Met deze landelijke certificering voldoen de gemeentelijke kinderboerderijen aan de wettelijke regels die de kinderboerderijen een verantwoorde plek maken voor mens en dier. Op de gemeentelijke kinderboerderijen werken voornamelijk gediplomeerde dierverzorgers en paraveterinairen. De kinderboerderijen werken onderling zeer nauw samen. Ook is er een nauwe samenwerking met de centra voor natuur- en milieueducatie (CNME’s) en de educatieve tuinen (schooltuinen). Er zijn in Rotterdam zeven gemeentelijke CNME’s, bijna allemaal zijn deze gevestigd op het terrein van de kinderboerderijen. De CNME’s verzorgen lessen over flora en fauna. Ook bezit de gemeente meerdere 3 Hoek van Holland, Pernis, Heijplaat, Feijenoord
Nota dierenwelzijn Rotterdam / 18
educatieve tuinen, waarvan sommigen zelfs gevestigd zijn op of vlakbij de kinderboerderijen. De kinderboerderijen, CNME’s en educatieve tuinen zorgen er samen voor dat Rotterdammers plant en dier kunnen ontmoeten, beleven en waarderen met als uiteindelijk doel het vergroten van het zorgbesef. Deze voorzieningen spelen dus een belangrijke rol in de voorlichting en educatie over dierenwelzijn.
Foto 2 gemeente Rotterdam. Kinderboerderij de Kraal
3.3.4
3.4
Volières
Er staan volières op drie locaties in de stad (Park Westzeedijk, Kralingse Bos en Pernis). Het voeren van de vogels gebeurt door de boswachters. Op aangeven van de boswachters wordt de populatie in de volières op peil gehouden door het waar nodig vervangen van dieren die zijn gestorven als gevolg van ziekte of ouderdom.
Gezelschapsdieren Gezelschapsdieren zijn dieren die voor gezelschap en/of uit liefhebberij worden gehouden. In 55% van de Nederlandse huishoudens zijn één of meerdere huisdieren aanwezig. Aangezien het dier niet bij machte is om bewuste keuzes te maken, ligt de verantwoordelijkheid voor het welzijn van het dier primair bij de houder ervan.
3.4.1
Honden
Door Rotterdammers wordt hondenpoep vaak genoemd als één van de ergernissen in de buitenruimte. Een schone, uitwerpselvrije omgeving is van belang voor zowel kinderen en buurtbewoners maar ook voor honden zelf. In Rotterdam geldt daarom overal een opruimplicht. Sinds 2004 kent de gemeente Rotterdam een hondenbeleid. Daarin is opgenomen hoe omgegaan wordt met gebieden waar honden los mogen lopen en waar het opruimen van uitwerpselen niet verplicht is. Dergelijke uitlaatplekken worden door de gemeente gereinigd. De gebiedscommissie is bevoegd om uitlaatplekken, evenals losloopzones, aan te wijzen. In 2015 wordt het hondenbeleid geëvalueerd.
Aanlijngebod en muilkorfgebod
Aan eigenaars van zowel mens en/of dier overlastgevende dieren kan het college van burgemeester en wethouders op advies van de politie een aanlijngebod en/of muilkorfgebod opleggen. De politie werkt met een door het OM opgesteld protocol, wat dient als een leidraad bij de afweging “wanneer wel en wanneer geen inbeslagname”. Wanneer het OM (bij strafrechtelijke inbeslagname) of een burgemeester (bij bestuurlijke inbewaringname) een hond laat testen, gebeurt dit door een gedragsdeskundige, waarbij de MAG-test4 wordt gehanteerd.
3.4.2
Opvang zwerfdieren en dieren in het verkeer
Het is de wettelijke verplichting van de gemeente om gevonden zwerfdieren (huisdieren) met een vermeende eigenaar voor een termijn van 14 dagen op te vangen. Deze verplichting is in Rotterdam uitbesteed aan de Dierenopvang Rijnmond. In het huidige vierjarig contract, dat nog loopt tot en met 2016, wordt uitgegaan van een vast bedrag van € 0,9 mln per jaar ongeacht het aantal opgevangen 4 Maatschappelijk Aanvaardbaar Gedrag. De MAG-test onderzoekt honden op overmatige angst en overmatige agressie.
Nota dierenwelzijn Rotterdam / 19
dieren en de soort dieren (dus ook voor knaagdieren, reptielen, enz.). In 2012 zijn er circa 2.350 dieren opgevangen (voornamelijk honden en katten). De gemeente betaalt voor de opvang en veterinaire zorg in de eerste 14 dagen plus de dierenambulance en meldkamer gedurende 24 uur per dag. Verder zijn er kwaliteitseisen gesteld op onder andere het terrein van dierenwelzijn. De door de Dierenopvang ingeschakelde dierenambulance is de stichting Dierenambulances Zuid-Holland Zuid (DAZHZ). Vogelklas Karel Schot vangt gewonde vogels op. Hoewel dit geen wettelijke verplichting is, verstrekt de gemeente jaarlijks een subsidie aan de vogelklas t.b.v. de opvang van vogels en educatie.
Zwerfkatten
In Rotterdam is Stichting Zwerfkatten Rijnmond actief (gelieerd aan de Dierenbescherming Rijnmond). Zwerfkatten brengen soms overlast met zich mee. Veel zwerfkatten zijn te zeer verwilderd om nog herplaatst te worden. Er is echter een diervriendelijke methode om de overlast te beperken: de TNR methode (trap, neuter and return), waarbij de katten gevangen, gesteriliseerd en weer uitgezet worden. Jaarlijks worden zo’n 1400 zwerfkatten in de regio opgevangen en behandeld.
3.4.3
Registratie honden en katten
Het Honden- en kattenbesluit 1999 kent een algemene identificatie- en registratieplicht bij verkoop van katten en honden. Voorzien was dat deze identificaties aan een centrale databank moeten worden doorgegeven. Voor deze verplichting geldt sinds maart 2004 een vrijstelling. Zolang er geen nieuwe regeling is kunnen dierenopvangcentra en dierenwinkels zelf bepalen hoe zij de identificatie en registratie uitvoeren. De gemeente kan onder haar burgers identificatie en registratie stimuleren. Het aantal zwerfhonden en –katten waarvan de eigenaar via de registratie kan worden getraceerd vormt (nog) een minderheid. Inwoners van de gemeente zijn verplicht hun hond te registreren bij de gemeente (in verband met de hondenbelasting). Identificatie van honden middels een identificatiechip is inmiddels bij wet verplicht gesteld. Voor katten is dit niet het geval. In geval van verhuizing of afstand doen zorgt de eigenaar van het huisdier dat de daarvoor bestemde instantie op de hoogte wordt gebracht.
3.5
Landbouw (huis)dieren en productiedieren De maatschappelijke aandacht voor dierenwelzijn en de aandacht van niet-gouvernementele organisaties (ngo’s) met betrekking tot dierenwelzijn, is van oudsher het grootst voor landbouw- en productiedieren. Dit wordt deels gevoed door het beeld en idee dat bij dieren die in zulke grote aantallen worden gehouden, de zorg en welzijn voor het dier in het geding komt. Daarnaast speelt hier bij uitstek het spanningsveld tussen economie en dierenwelzijn. Er bevinden zich binnen de gemeentegrens een aantal (melk-)veehouderijen, paardenhouderijen en schaapskudden en een bedrijf met kippen. In totaal zijn er 40 bedrijven met graasdieren en 4 bedrijven met hokdieren (varkens en kippen). Daarnaast telt de gemeente nog een achttal maneges (twintig in de grootstedelijke agglomeratie Rotterdam). Het dierenwelzijn op deze bedrijven wordt gecontroleerd door instanties als NVWA, AID en LID. De gemeente Rotterdam heeft hier geen rol in. Het merendeel van de landbouwhuisdieren wordt gehouden vanuit economische motieven. Daarnaast houdt een groeiend aantal mensen hobbymatig landbouwhuisdieren. Hiervoor geldt ook dat de rol van de gemeente voor deze dieren zich niet verder uitstrekt dan het, samen met andere partijen, informeren over hoe de dieren gehouden kunnen worden. Voorbeelden hiervan worden gegeven in de gemeentelijke kinderboerderijen.
3.6
Schadelijke en overlastgevende dieren Sommige in het wild levende dieren veroorzaken overlast. De gemeente heeft een wettelijke plicht (zorgplicht) om plaagdieren die een bedreiging voor de volksgezondheid en -veiligheid vormen te weren en te bestrijden. Wanneer we als gemeente optreden tegen schade of overlast door in het wild levende dieren, doen we dat bij voorkeur via voorlichting. In tweede instantie kiezen we voor preventieve maatregelen. Pas in derde instantie, indien voorlichting én het treffen van preventieve maatregelen niet afdoende effectief zijn gebleken ter voorkoming of beperking van schade en overlast, kan bestrijding van de dieren die schade of overlast veroorzaken, worden ingezet als uiterste middel. Bestrijding zal alleen
Nota dierenwelzijn Rotterdam / 20
worden ingezet als hiervan effect mag worden verwacht. Als er voor ingrepen ontheffing nodig is van de Flora- en Faunawet, wordt deze aangevraagd. Achtergrondinformatie over plaagdieren is opgenomen in bijlage 4. Definitie: een plaagdier is een dier met eigenschappen die door mensen als beschadigend of ongewenst wordt ervaren. Plaagdieren zijn voor burgers hinderlijk, onhygiënisch en zij kunnen een gevaar voor de volksgezondheid vormen. Daarnaast veroorzaken plaagdieren schade, zoals economische schade en afbreuk van het woongenot. De kanttekening hierbij is dat een dier in de ene omgeving als overlast gevend dier gezien wordt, terwijl het in een andere omgeving als nuttig wordt beschouwd
Werkwijze
In Rotterdam is Stadsbeheer de uitvoerende organisatie. Stadsbeheer geeft voorlichting, inspecteert, onderzoekt en intervenieert. Hiervoor beschikt de dienst over moderne methoden, apparatuur en goede preventie- en bestrijdingsmiddelen. Wanneer particulieren en bedrijven zich melden bij de gemeente Rotterdam vanwege overlast door dieren dan neemt Stadsbeheer deze meldingen in behandeling. Stadsbeheer bepaalt of en hoe de overlast- of schadebestrijding kan worden toegepast. Plaagdieren die een risico voor de gezondheid kunnen vormen, zoals kakkerlakken, ratten en muizen worden bestreden, dat volgt immers uit de zorgplicht. Maar preventie wordt steeds belangrijker (van bestrijding naar beheersing, zie ook 4.4). Burgers kunnen zelf ook bijdragen aan het voorkomen van overlast door bijvoorbeeld het juist aanbieden van huisvuil en goed ventileren om vochtproblemen tegen te gaan. Daarom zal hierover meer voorlichting worden gegeven aan Rotterdammers. Bij overlast door dieren zoals duiven, ganzen, muskuseenden, kraaiachtigen of meeuwen worden andere maatregelen toegepast zoals voorlichting over (niet) voeren en wijze van afval aanbieden, behandelen van eieren, aanpassen van de inrichting van de buitenruimte of het wegvangen en opvangen van ganzen/eenden. Bewoners kunnen overigens ook particuliere bedrijven inschakelen voor het bestrijden van plaagdieren. Dieren die overlast en schade kunnen veroorzaken Ratten en muizen Mollen Muskuseenden Meeuwen Kakkerlakken Papiervisjes en zilvervisjes Wespen Bijen Kraaiachtigen Vossen
Konijnen Eksters Bedwantsen Loslopend pluimvee Eikenprocessierups
Ganzen Duiven Spinnen Halsbandparkieten
Voor een aantal diergroepen wordt de werkwijze hieronder nader beschreven. Ganzen, eenden, meeuwen De boswachters houden een bestand bij van overlastgevende en verwilderde dieren en hun verblijfplaatsen. Het betreft ruim veertig locaties van ganzen/eenden en kippen/hanen. Indien er sprake is van een besmettelijke dierziekte of de veiligheid van het wegverkeer of gezondheid in geding komt worden de dieren verwijderd. In het geval van ganzen,eenden en meeuwen speelt het aantal en de aard van klachten van bewoners ook een rol omdat met name ganzen en meeuwen zich soms agressief kunnen uiten en veel vervuiling veroorzaken. Om de populatie ganzen te beheersen worden jaarlijks eieren behandeld. In 2013 waren dit er zo’n 1600. Daarnaast worden bewoners voorgelicht over de onwenselijkheid van het voeren van ganzen. Met name Nijlganzen (exotische soort) en Grauwe ganzen (inheemse soort) zorgen voor overlast. Duiven Momenteel wordt er gewerkt aan een integrale diervriendelijke aanpak van duivenoverlast in het centrum van Rotterdam. Onderdeel hiervan vormt het plaatsen van drie duiventillen op een geschikte locatie in het centrum. De eerste twee tillen worden geplaatst in de eerste helft van 2015, naar de derde locatie wordt nog technisch onderzoek gedaan. Onderdeel van de pilot is het instellen en handhaven van een voederverbod in het Lijnbaangebied.
Nota dierenwelzijn Rotterdam / 21
Bijen In paragraaf 4.2 is beschreven welke belangrijke rol bijen hebben bij de bestuiving van planten. De gemeente zet dan ook al enkele jaren in op het behoud van de bij in Rotterdam. Incidenteel kan het voorkomen dat een bijenkolonie overlast veroorzaakt. In Rotterdam is een actieve imkerverenging (Ambrosiusgilde), die het houden van bijen stimuleert en een meldpunt bijenzwermen heeft. Er zijn in de Rotterdamse APV geen regels opgenomen omtrent het al dan niet houden van bijen. Het houden van bijen heeft ook nog niet eerder tot overlast geleid. In de standaard model APV van de Vereniging Nederlandse Gemeenten zijn hier wel bepalingen over opgenomen. De volgende algemeen gebruikte regel kan worden gebruikt in geval van problemen: Het is verboden bijen te houden binnen een afstand van 30 meter van woningen of andere gebouwen waar overdag mensen verblijven en binnen een afstand van 30 meter van de weg. Het verbod geldt niet indien voldoende beschermingsmaatregelen worden genomen (door middel van op een maximale afstand van 6 meter een afscheiding van minimaal 2 meter hoogte te plaatsen. Op deze manier wordt het laag uit- en invliegen voorkomen) en indien de omliggende gebouwen eigendom zijn van de bijenhouder.
3.7
Dierenmishandeling Hoewel de meeste dierenbezitters goed voor hun dier(en) zorgen, komt er nog steeds dierenleed als gevolg van verwaarlozing en dierenmishandeling voor. In 2013 was er binnen de regio Rotterdam Rijnmond 212 keer sprake van mishandeling (bron: Dierenbescherming). De oorzaken liggen ver uiteen: vergeetachtigheid, onwetendheid, onverschilligheid, overmacht en onmacht maar soms ook wreedheid. Uit onderzoek15 blijkt dat er een relatie is tussen dierenmishandeling en andere vormen van huiselijk geweld. Het herkennen van de relatie tussen huiselijk geweld en dierenmishandeling kan leiden tot het voorkomen en beëindigen van mensen- en dierenleed. De gemeente heeft zelf geen eigen meldpunt voor dierenmishandeling en –verwaarlozing. Om het melden van dierenmishandeling en –verwaarlozing makkelijker te maken, heeft de Landelijke overheid één meldnummer voor heel Nederland gerealiseerd, namelijk 144. Meldingen komen binnen in een centrale meldkamer en worden vervolgens uitgezet bij de dierenpolitie, LID of NVWA. De volgende partijen hebben een belangrijke rol bij het bewaken van dierenwelzijn en het handhaven bij misstanden:
NVWA
De Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) bewaakt de gezondheid van dieren en planten, het dierenwelzijn en de veiligheid van voedsel en consumentenproducten, en handhaaft de natuurwetgeving. Het toezicht op dierenwelzijn is daarom ook een rijksverantwoordelijkheid, niet van de gemeente. De werkzaamheden van de NVWA (voorheen AID) richten zich primair op bedrijfsmatig gehouden dieren, evenhoevigen (zoals rund, geit en schaap) en pluimvee. Indien er een melding van misstanden bij de NVWA binnenkomt wordt deze door de NVWA zelf nagelopen. De inspecteurs van de NVWA zijn Buitengewoon Opsporings Ambtenaar (BOA). De AID is sinds 2011 onderdeel van de NVWA. Via de Groendesk van de NVWA kan melding worden gedaan van misstanden op het vlak van onder andere dierenwelzijn, maar ook via het algemene meldnummer 144.
Stichting Landelijke Inspectiedienst Dierenbescherming
Naast de NVWA is er nog de Landelijke Inspectiedienst Dierenbescherming (LID) van de Dierenbescherming. De LID is een particuliere organisatie die het welzijn van dieren in de dagelijkse praktijk zo veel mogelijk probeert te verbeteren en te waarborgen. De LID heeft als hoofdtaak in opdracht van de overheid het bestuursrechtelijk handhaven van wet- en regelgeving op het gebied van dierenwelzijn bij gezelschapsdieren en hobbymatig gehouden landbouwhuisdieren. De werkwijze is gericht op herstel, dus om het dierenwelzijn ter plaatse te verbeteren. Op deze manier kan de situatie voor het dier verbeterd worden, de eigenaar kan dwingend gewezen worden op zijn/haar verantwoordelijkheid en de gemaakte kosten kunnen verhaald worden op de eigenaar. De LID heeft inspecteurs in dienst, die BOA zijn. Deze inspecteurs fungeren als specialist en ondersteunen (dieren)politieagenten. Het is de 5 Enders-Slegers, M.J. & Janssen, M.A., Cirkel van geweld. Verbanden tussen dierenmishandeling en huiselijk geweld. Stichting DierZijn, Amsterdam, januari 2009.
Nota dierenwelzijn Rotterdam / 22
enige organisatie in Nederland die op het vlak van het houden van gezelschapsdieren bestuursrechtelijk handhaaft. Het aantal bestuursrechtelijke handelingen is bijna verdriedubbeld afgelopen 2 jaar. De LID voert het grootste deel van haar taken uit naar aanleiding van verzoeken van de dierenpolitie (ondersteuning politie en tweedelijnszorg, zoals vastgelegd in het landelijke handhavingconvenant dierenwelzijn). Naast het inspectiewerk is de LID ook betrokken bij de totstandkoming van nieuwe wetgeving. Naast inspecteurs beschikt de LID ook over vrijwillige preventiemedewerkers. Deze voeren controles uit wanneer uit meldingen blijkt dat het welzijn van dieren verbeterd kan worden, maar er (nog) geen sprake is van wettelijke overtredingen.
Politie, taakaccent dierenwelzijn
De politie volgt meldingen in de 1e lijnsfunctie op, treedt op tegen mensen die dieren verwaarlozen en/ of mishandelen en verleent hulp. Hiervoor zijn 2 instrumenten beschikbaar: strafrecht en bestuursrecht. Het strafrecht is gericht op het straffen van de dader; bestuursrecht richt zich op het herstellen van de situatie voor de dieren. De politie werkt nauw samen met partners als NVWA, LID en de Dierenbescherming. Binnen de politie eenheid Rotterdam zijn 17 medewerkers werkzaam welke zich bezig houden met het taakaccent dierenwelzijn. De meldingen die door de politie in behandeling genomen worden zijn onder andere meldingen over gezelschapsdieren en meldingen over het hobbymatig houden van landbouwhuisdieren, waarbij er sprake is van een redelijk strafbaar feit. Meldingen worden zowel zelfstandig als in samenwerking met een van bovengenoemde partners afgehandeld. Veel van deze meldingen komen binnen via het landelijk meldpunt dierenwelzijn, meldnummer 144.
Toezichthouders en handhavers in dienst bij gemeente Rotterdam
Boswachters Boswachters kunnen controleren en beboeten op overtredingen op ‘groene wetgeving’ zoals stroperij en de Flora- en Faunawet. Rotterdam heeft 6 boswachters in dienst, in 2013 gaven zij 90 keer een waarschuwing, deden bijna 400 constateringen en schreven 30 proces verbalen. Boswachters en dierenpolitie volgen samen cursussen op het gebied van de Flora- en Faunawet. Ook boswachters hebben de BOA-status. Aan de boswachters in dienst bij Stadsbeheer Rotterdam is toestemming verleend voor de jacht op basis van artikel 36, lid 2, Flora- en Faunawet. Deze bevoegdheid kan worden ingezet bij schade- en wildbestrijding. Daarnaast kunnen boswachters optreden bij overlastgevende dieren zoals ganzen, muskuseenden en kippen. Toezichthouders De meerderheid van de gemeentelijke toezichthouders opereert in BOA domein 1 (openbare ruimte). Dierenwelzijn is géén bevoegdheid van de toezichthouders. Er zijn tien toezichthouders met een taakaccent in domein 2 (milieu). Zij kunnen (afhankelijk van de wetgeving die benoemd staat op de akte van beëdiging) evenals de boswachters controleren en beboeten op overtredingen op groene wetgeving maar controleren in de praktijk meer op de ‘grijze’ regelgeving, bijvoorbeeld asbest. De gemeente voert ook controles uit vanwege haar taak voor de juistheid van de gemeentelijke basisregistratie personen (BRP). Jaarlijks worden circa 12.000 huisbezoeken afgelegd, wat de mogelijkheid geeft om ook gevallen van dierenmishandeling, verwaarlozing of overlast te signaleren. De toezichthouders kunnen tijdens hun werk contact opnemen met de dierenpolitie wanneer zij vermoeden of constateren dat dierenwelzijn in het geding is. In de praktijk gebeurt dit nog niet vaak. De gemeentelijke toezichthouders (BOA’s) en boswachters weten elkaar over het algemeen goed te vinden. Met name in de parken worden in de zomermaanden geregeld samen acties ondernomen zoals gezamenlijk surveilleren. Momenteel wordt bekeken of en hoe deze samenwerking geïntensiveerd moet worden (i.h.k.v. de herijking bedrijfsplan Boswachterij).
3.8
Jacht, vissen en sportvisserij De jachtheer van de gemeente Rotterdam verpacht de jachtrechten voor gronden in eigendom bij de gemeente niet aan derden. Er is daarmee dan ook geen sprake van plezierjacht binnen de gemeentegrenzen van Rotterdam, voor zover het grond betreft die in eigendom is bij de gemeente. Aan de boswachters in dienst bij de gemeente Rotterdam is toestemming verleend voor het uitoefenen van de jacht (zie 3.7).
Nota dierenwelzijn Rotterdam / 23
Rotterdam kent één hengelsportvereniging, de Hengelsportvereniging Groot Rotterdam. De vereniging beschikt ook over enkele vrijwilligers die zich toeleggen op het begeleiden van jeugdigen, die het hengelen onder de knie willen krijgen. Hiertoe worden workshops op scholen gehouden en jeugddagen in de Rotterdamse wijken gegeven. Vissen met levend aas is wettelijk verboden. Rotterdam geeft al jaren een toestemmingsdocument uit om te mogen vissen in de wateren die behoren aan de gemeente Rotterdam. Dit document kan worden aangevraagd bij Hengelsportvereniging Groot Rotterdam. Tussen de verschillende verenigingen in de regio is een samenwerkingsverband. In het toestemmingsdocument is opgenomen onder welke voorwaarden in welke wateren welke soorten gevist mag worden.
3.9
Destructie van dieren Elk jaar overlijden er dieren in de gemeentelijke hertenkampen, begrazingsprojecten en op kinderboerderijen. Soms breekt er een besmettelijke dierziekte uit binnen de gemeente Rotterdam. In alle gevallen dienen de kadavers via een daartoe aangewezen partij op de correcte manier afgevoerd te worden voor destructie. Dat gebeurt hetzij rechtstreeks vanaf de plek waar de kadavers zich bevinden, hetzij via een verzamellocatie van de dierenambulance.
3.10 Gemeentelijke bedrijfsrestaurants Bij inkoop- en aanbesteding geldt het algemene kader Duurzaam Inkopen. Bij duurzaam inkopen wordt onderscheid gemaakt tussen milieu-, sociale- en ethische aspecten. In het bestek voor de catering van de gemeente Rotterdam is opgenomen dat de cateraar moet voldoen aan de beschikbaarheid van een gezond, biologisch, stadslandbouw en duurzaam assortiment. Eind 2014 was het assortiment voor 75% duurzaam en 40% biologisch. In 2015 moet het 100% duurzaam zijn. Onder duurzame producten worden voedingsmiddelen verstaan waarbij in de productie bovenwettelijke normen op het gebied van milieu, dierenwelzijn en sociale aspecten de maatstaaf vormen. Ook biologische producten kennen strenge regels op het gebied van dierenwelzijn. In de praktijk zijn vooral de voorverpakte vleeswaren en kaas en de zuivel in de gemeentelijke bedrijfsrestaurants biologisch.
3.11 Borging dierenwelzijn in rampenplannen Nederland is opgedeeld in 25 veiligheidsregio’s. Rotterdam valt onder Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond (VRR). De voorzitter van de Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond is de Burgemeester. De VRR heeft een regionaal crisisplan. Het regionaal crisisplan is een plan waarin de aanpak van crisisbeheersing in de regio wordt vastgelegd voor alle partners uit het veiligheidswerkveld. Het beschrijft de taken, bevoegdheden, werkwijze en verantwoordelijkheden en de regionale operationele organisatie. Waar de Veiligheidsregio verantwoording draagt voor regionale deelprocessen, zijn de gemeenten verantwoordelijk voor de invulling van lokale draaiboeken. Met betrekking tot dierenwelzijn tijdens crisissen en rampen zijn er in Rotterdam twee gemeentelijke draaiboeken: 1. Draaiboek Besmettelijke Dierziekten (coördinatie directie Publieke gezondheid&Zorg) 2. Draaiboek Noodopvang & Verzorging (coördinatie directie Publieke gezondheid&Zorg). In het draaiboek Besmettelijke Dierziekten staat omschreven wie welke rol heeft tijdens een uitbraak van een besmettelijke dierziekte. Dit draaiboek wordt jaarlijks herzien. In het draaiboek Opvang is ook een stuk opgenomen met betrekking tot opvang van dieren. Mensen en (hun huis)dieren worden gezamenlijk opgevangen in hetzelfde opvangcentrum. Dat gebeurt in principe in aparte ruimten en voor zo lang als mogelijk is. De verzorging van de dieren is een verantwoordelijkheid van de afdeling Sport en Cultuur (S&C). De piketmedewerker S&C roept de benodigde medewerkers op en zorgt voor een adequate opvang in het Opvangcentrum. Net als evacués zonder huisdieren worden ook de evacués met huisdieren aangesproken op hun zelfredzaamheid; zij dienen indien mogelijk zelf voor noodopvang te zorgen.
Nota dierenwelzijn Rotterdam / 24
In het draaiboek zijn de contactgegevens opgenomen van verschillende organisaties die in nood kunnen worden gebeld om opvang, voer, hokken e.d. te verzorgen. De Rotterdamse kinderboerderijen staan hier ook in vermeld.
Nota dierenwelzijn Rotterdam / 25
Nota dierenwelzijn Rotterdam / 26
4 Ambities
4.1
Inleiding In hoofdstuk 2 zijn twee hoofddoelen geformuleerd voor dierenwelzijnsbeleid in Rotterdam: 1. het verbeteren van het welzijn van huisdieren, hobby- en productiedieren, gemeentelijke beheerde dieren en vrij in het wild levende dieren binnen de gemeentegrenzen van Rotterdam; 2. de aandacht en begrip te vergroten van Rotterdammers voor dierenwelzijn binnen Rotterdam. Uit hoofdstuk 3 blijkt dat er reeds veel gedaan wordt aan dierenwelzijn en dierenbeleid in Rotterdam. Deze inzet wordt dan ook gecontinueerd. Om de doelstellingen te realiseren worden er in dit hoofdstuk extra ambities geformuleerd op acht verschillende thema’s. Aan de ambities worden acties gekoppeld. De eerste ambitie, die onafhankelijk van het thema genoemd kan worden, is het samenstellen van een website waar burgers alle informatie kunnen vinden over huisdieren, dieren in de natuur en overlastgevende dieren. Daarnaast moet het beleidsveld in de gemeentelijke organisatie goed verankerd zijn bij de verschillende clusters zodat het beleid handen en voeten krijgt en het bestuur hierbij goed ondersteund wordt. Hiertoe wordt een werkgroep samengesteld.
4.2
Stadsnatuur en dieren in het wild Ambitie
Actie
1. Vergroten van ecologische waarde in de stad.
1a. Het opstellen van een uitvoeringsstrategie voor de Natuurkaart Rotterdam (vastgesteld januari 2015). 1b. Uitvoering geven aan de Beheervisie waarin vastgelegd wordt hoe het openbaar groen in de stad beheerd wordt. 1c. Uitbreiden bloemrijke bermen (bijenlinten) bij herinrichting van wegen en wegbermen en het toepassen van het juiste maairegime. 1d. Stimuleren geveltuintjes en groene daken; 1e. stimuleren en toepassen natuurinclusief ontwerpen en bouwen. Verder uitwerking in Uitvoeringsstrategie Natuurkaart. 1f. TBO (Terrein Beherende Organisaties), stimuleren om braakliggende gronden langer dan twee jaren, in te zaaien met bijen/vlinder vriendelijke zaadmengsels.
2. De gemeente geeft zelf inhoud aan de zorgplicht in
2. Vaststellen en implementeren van een gedragscode
de geest van de Flora- en Faunawet bij het beheer van
voor bestendig beheer, gebaseerd op een door Ver-
de openbare ruimte.
eniging Stadswerk Nederland opgesteld format.
3. De gemeente heeft meer zicht op locaties waar de
3. Uitvoeren van een inventarisatie naar mogelijke
aanwezigheid van reeën voor problemen kan zorgen.
probleemlocaties, ongevallen, mogelijke preventieve maatregelen en haalbaarheid.
Toelichting: 1. Stadsnatuur kent vaak een grotere biodiversiteit dan het omliggende landelijk gebied. De gemeente Rotterdam vindt het instandhouden en vergroten van deze natuurwaarden zeer belangrijk en stelt daarom een uitvoeringsstrategie van de Natuurkaart en een beheervisie op. In het kader van dierenwelzijn noemen we in deze nota expliciet het uitbreiden van bloemrijke bermen t.b.v. bijen, het bekender
Nota dierenwelzijn Rotterdam / 27
maken van de principes van natuurinclusief ontwerpen en bouwen1 en het vergroenen van stenige wijken d.m.v. geveltuintjes en groene daken. 2. In het kader van de Flora- en Faunawet is er voor het uitvoeren van (onderhouds) werkzaamheden in het groen door Stadswerk de gedragscode “Bestendig beheer (gemeentelijke) groenvoorzieningen” ontwikkeld. Deze gedragscode is een werkinstructie voor het zorgvuldig handelen tijdens het verrichten van bestendig groenbeheer op plaatsen waar vaste rust- en verblijfplaatsen zijn van beschermde flora en fauna. Wanneer een gemeente deze gedragscode toepast, is het niet meer nodig voor diverse afzonderlijke werkzaamheden een ontheffing aan te vragen. Het format voor deze gedragscode zal worden gebruikt voor een Rotterdamse gedragscode bestendig beheer. Tegelijkertijd wordt er een plan opgesteld voor de implementatie en borging van de gedragscode in de werkprocessen.
Foto 3 Sytze-natuurfoto.nl
4.3
Gezelschapsdieren Ambitie
Actie
4. Bewustwording en vergroten kennis bij burgers
4. Stimuleren voorlichting door branche, uit te werken
over het houden van (on)geschikte (exotische) dieren
in de communicatieparagraaf van het uitvoeringsplan
zoals slangen, baardagamen, schildpadden en pape-
Dierenwelzijn.
gaaien. 5. Duidelijkheid over welke dieren te houden zijn als
5. Het voeren van een lobby zodat landelijke lijsten
huisdier.
versneld ingevoerd worden en het maken van de positieflijst voor vogels en reptielen wordt bespoedigd.
6. Het terugdringen van het aantal zwerfdieren en
6a. stimuleren van chippen katten (voorlichting en
dieren waarvan afstand wordt gedaan door meer
financiële prikkel, bijv. ‘chip en checkactie’ op dieren-
voorlichting, educatie, handhaving regelgeving en
dag).
preventie.
6b. stimuleren correcte registratie gechipte dieren na verhuizing (voorlichting, doorlinken op gemeentelijke webpagina). 6c. inwoners en cliënten schuldhulpverlening wijzen op de Stichting Bevorderen huisdierenwelzijn.
7. Minimax, een dierenarts voor mensen met een laag
7. Gemeentelijke BOA’s die huisbezoeken afleggen,
inkomen, onder de aandacht brengen (in overleg met
wijzen indien nodig de bewoners op het bestaan
de Dierenbescherming).
van Minimax. Informatie opnemen over Minimax op gemeentelijke website.
8. Verkleinen overlast door overlastgevende/agres-
8a. Alle deelgemeentelijke aanlijn- en muilkorfgebo-
sieve honden.
den van voor 19 maart 2014 worden voor 1 juli 2015
Nota dierenwelzijn Rotterdam / 28
omgezet in geboden voor de hele stad. In overleg met randgemeenten wordt onderzocht of aanlijn- en muilkorfgeboden opgelegd kunnen worden voor de gehele regio Rijnmond. 8b. eigenaren van agressieve honden worden gestimuleerd en zo mogelijk verplicht om een training te volgen. 9. Hondenbeleid
9. Evaluatie van het vigerende hondenbeleid
10. Meer vrijwilligerswerk op het terrein van
10. Koppelen van vrijwilligers aan activiteiten op het
dieren(verzorging).
terrein van dierenwelzijn. In overleg met vrijwilligerswinkel.
11. Meer ouderen in verzorgingstehuizen krijgen de
11. In gesprek met zorginstellingen.
mogelijkheid om hun huisdier mee te nemen.
Toelichting 4. en 5: Voorlichting kan er voor zorgen dat burgers goed voor de dieren zorgen en geen voor hen ongeschikte (exotische) huisdieren kopen. De gemeente Rotterdam wil hier samen met de Dierenbescherming en de gemeentelijke centra voor natuur- en milieueducatie een rol in spelen, hoewel dit niet onder de directe verantwoordelijkheid van de gemeente valt. Het is belangrijk dat de rijksoverheid duidelijk maakt welke dieren volgens haar niet geschikt zijn om te houden. De Wet dieren heeft daarin voorzien met een positieflijst voor zoogdieren die inmiddels van kracht is. Daarnaast wil de gemeente Rotterdam zich hardmaken voor de spoedige komst van een vergelijkbare lijst voor reptielen en vogels.
Foto 4 Wikimedia. Baardagaam
6c. Deze stichting werkt samen met voedselbanken en dierenvoedselbanken en wil een platform bieden aan mensen die onder het bestaansminimum leven. De stichting kan bemiddelen bij het betalen van dierenartsnota’s en het herplaatsen van huisdieren wanneer mensen langdurig niet in staat zijn zelf voor hun dier te zorgen. 8a: Bij bijtincidenten zijn vaak andere honden of andere dieren betrokken. Zowel in het belang van deze dieren als dat van mensen, kan het nodig zijn een aanlijn- en muilkorfgebod op te leggen. Daarbij is het niet logisch dat het gebod alleen geldt in een deel van de stad. Een hond met een muilkorfplicht in Prins Alexander zal voortaan overal in Rotterdam een muilkorf moeten dragen. 8b: Adequaat reageren op incidenten d.m.v. het direct opleggen van een muilkorfgebod en het volgen van een training door hond én eigenaar, kan voorkomen dat een hond ontvreemd moet worden. 11: Dieren in instellingen kunnen veel voor bewoners betekenen. Ze bieden steun door hun gezelschap, leiden af van ziekte en ongemak, geven plezier en maken mensen actiever. Maar er zitten ook nogal wat haken en ogen aan het houden van dieren. Dit vergt draagkracht en draagvlak binnen de instel-
Nota dierenwelzijn Rotterdam / 29
ling, zorgvuldige timing en planning en een realistische inschatting van de mogelijkheden. Draagvlak voor dieren in de zorg moet in een organisatie zorgvuldig worden opgebouwd. Onbekendheid met het fenomeen ‘dierondersteunde activiteiten en therapie’ maakt een traject van educatie en bijscholing voor management, verzorgenden, behandelaars en vrijwilligers noodzakelijk. Hiervoor bestaan in Nederland diverse opleidingsmogelijkheden (zie onder meer: www.zorgdier.nl)
4.4
Overlastgevende dieren Ambitie
Actie
12. Van plaagdierbestrijding naar plaagdierbeheer-
12. In 2015 wordt een gemeentelijk beleidskader en
sing: in 2017 wordt de populatie plaagdieren in de stad
uitvoeringsstrategie plaagdierbeheersing opgesteld.
beheerst in plaats van bestreden door de gemeente of
Meldingen worden adequaat opgepakt.
in opdracht van de gemeente. 13. Het voorkomen van onnodig dierenleed bij de
13a. uitbreiding preventieve maatregelen, waaronder
bestrijding van overlast door dieren in de
voorlichting over niet-voeren, nestbeheer, aanpas-
openbare ruimte.
singen in de buitenruimte. Hierbij past ook het in kaart brengen van zgn. hotspots (problematische voerplekken) en het opstellen van een doelgroepgericht interventieplan bijv. bij rattenoverlast. 13b. uitvoeren en evaluatie pilot duiventillen.
14. Eenduidigheid en duidelijkheid bij het tegengaan
14a. Opstellen en vaststellen van een werkproces. Zie
van overlastgevende dieren in de buitenruimte. Dit zijn
bijlage 2.
momenteel vooral ganzen, eenden en pluimvee. In de
14b. duidelijkere registratie van overlastgevende die-
toekomst mogelijk ook halsbandparkieten en vossen.
ren door aanpassing in meldingsysteem.
Toelichting In Rotterdam leeft, evenals elke andere stad in Nederland, een aantal plaagdieren zoals kakkerlakken, wespen, en ratten. In de afgelopen jaren heeft de stad zich ingezet op het beïnvloeden van de populatie door middel van bestrijding. Voor de komende jaren zet Rotterdam in op plaagdierbeheersing. Plaagdierbeheersing heeft, in tegenstelling tot plaagdierbestrijding, als uitgangspunt dieren zoveel mogelijk te laten leven, maar daarbij de negatieve gevolgen van hun aanwezigheid in te perken of te beheersen. Het tweede doel van Rotterdamse plaagdierbeheersing is om meldingen van Rotterdammers over plaagdieren adequaat op te pakken en met een aanvaardbare oplossing voor beperking of minimalisering van de overlast te komen. Het derde doel van plaagdierbeheersing is het beperken van het ontstaan van de overlast door preventieve inzet. Een voorbeeld hiervan is het onder 13 genoemde interventieplan om rattenoverlast te voorkomen, waarbij kennis over de doelgroep belangrijk is. Deze drie doelen zijn met enkel plaagdierbestrijding niet te behalen. Bestrijding is vooral achteraf, reactief en kost veel inzet van bestrijdingsmiddelen. De redenen om het beleid ten aanzien van plaagdieren te verschuiven van bestrijding naar beheersing zijn de volgende1: • zorgen voor minder dierenleed • veranderende (milieu) regels • vermindering van en verandering van regelgeving over het gebruik van bestrijdingsmiddelen (zoals insecticiden) • minder gezondheidsrisico`s door de inzet op preventie • vermindering schade die ontstaat door aanwezigheid van de plaagdieren Interventies voor behalen van de doelen van plaagdierbeheersing Stadsbeheer werkt volgens de IPM (Integrated Pest Management) methode. IPM heeft tot doel het duurzaam voorkomen van plaagdieren, dus niet alleen het bestrijden ervan. IPM is gericht op een grondige inspectie van gebouwen en hun omgeving, het uitvoeren van een maximaal maatregelenpakket om plaagdieren te weren en indien nodig het toepassen van alternatieve bestrijdingsmethoden. 1 Informatie afkomstig van KAD, Kenniscentrum dierplagen
Nota dierenwelzijn Rotterdam / 30
Stadsbeheer voert onderstaande taken uit om de doelen van plaagdierbeheersing te behalen: • Meer inzet op voorlichting aan bewoners over opbergen van voedsel, hygiëne en voeren van dieren; • Meer inzet op preventieve maatregelen, vergroten van onaantrekkelijkheid van de stad voor dieren als ratten en duiven; • Pro-actief optreden bij beheersen van populatie al voordat overlast ontstaat; • Reactietijd van 24 uur als het gaat om acute situaties en calamiteiten waardoor acuut gevaar voor volksgezondheid zoveel mogelijk wordt voorkomen; • Samenwerking met andere partijen zoals GGD, gebiedscommissies, woningcorporaties en burgerorganisaties zoals Buurt bestuurt.
4.5
Dierenmishandeling Ambitie
Actie
15. Voorkomen van dierenmishandeling en nalaten van
15. In samenwerking met Dierenbescherming en
juiste verzorging.
gemeentelijke centra voor natuur- en milieueducatie voorlichting geven over gevolgen van aanschaf van dieren als huisdier. Voorlichting over de juiste verzorging.
16. Hardere aanpak dierenmishandeling: inzet
16a. Overleg met Openbaar Ministerie.
houdverbod als zelfstandige straf i.p.v. als bijzondere
16b. Onderzoek naar mogelijkheid houdverbod en
voorwaarde en vaker opleggen van deze straf.
lobby t.b.v. dit verbod.
17. Dierinclusief huisbezoeken uitvoeren en situaties
17. Opzetten en uitvoeren van een pilot in 2015 om
die potentieel kunnen zorgen voor mishandeling tijdig
de samenwerking tussen dierenbescherming, politie
signaleren.
(taakaccent dieren) en gemeentelijke BOA’s te verbeteren.
Toelichting 17: Een van de uitgangspunten van deze nota is het bevorderen van samenwerking tussen instanties om zo zorg te dragen voor het verbeteren van dierenwelzijn in Rotterdam. Daarbij is de inzet van handhaving onontbeerlijk. In hoofdstuk 3 is beschreven welke partijen een belangrijke rol hebben bij het bewaken van dierenwelzijn en het handhaven bij misstanden. Ook is in hoofdstuk 3 gesteld dat er in de praktijk nog onvoldoende ‘dierinclusief’ gekeken wordt bij controles van de gemeentelijke basisregistratie personen (BRP). In het kader van deze nota is het voornemen om de komende vier jaren de gemeentelijke BOA’s die BRP-controles uitvoeren voor te lichten over het aspect dierenwelzijn. Er wordt begin 2015 een pilot (in samenwerking met de politie en Dierenbescherming regio Rijnmond) opgezet en uitgevoerd waarbij deze groep BOA’s geïnformeerd worden over de werkwijze van de dierenpolitie en de signalering van dierenmishandeling. Na zes maanden worden de resultaten geëvalueerd waarna besloten kan worden of en hoe deze ‘dierinclusieve’ werkwijze ook uitgezet kan worden bij andere gemeentelijke BOA’s.
4.6
Dieren voor vermaak Ambitie
Actie
18. Rotterdam weert circussen en evenementen met
18. Voorkomen dat dergelijke circussen plaats vinden
wilde dieren.
binnen de gemeentegrenzen door overleg te voeren met de circussen en bij landelijke politiek en partijen aan te blijven dringen op landelijk verbod.
Nota dierenwelzijn Rotterdam / 31
Toelichting De gemeente Rotterdam is van mening dat optredens met wilde (en exotische) dieren niet passen bij haar ambitie om het dierenwelzijn in de gemeente Rotterdam te vergoten en meer bewustwording te creëren over dierenwelzijn. Het zijn met name circussen die wilde dieren inzetten voor acts. Het huidige kabinet heeft in zijn regeerakkoord expliciet opgenomen circussen met wilde dieren te willen verbieden. Omdat besluitvorming uitbleef, hebben wethouders dierenwelzijn van 24 gemeenten (op initiatief van wethouder Eerdmans) in september 2014 een brandbrief aan de staatssecretaris gestuurd. Hierin riepen de portefeuillehouders Dierenwelzijn haar op om haast te maken met het wettelijk verbod op wilde dieren in circussen. Medio december 2014 is de ministerraad akkoord gegaan met een voorstel van staatssecretaris Dijksma van Economische Zaken. Het verbod moet op 15 september 2015 ingaan. Het college is verheugd met dit besluit. Om, voordat het landelijk verbod op 15 september 2015 in werking treedt, al circussen met wilde (en exotische) dieren in Rotterdam te kunnen weren, geven wij nadrukkelijk de voorkeur aan circussen zonder wilde dieren. Dit betekent dat wij met organisatoren van circussen met optredens met wilde dieren in gesprek gaan en aangeven dat dergelijke acts niet thuishoren in Rotterdam. Wij proberen hen ertoe te bewegen geen acts met wilde dieren te programmeren. Indien zij niet bereid zijn hieraan gehoor te geven en toch een vergunning aanvragen, kunnen wij deze helaas niet op grond van dierenwelzijn weigeren. Wel zullen wij in dat geval extra controles uitvoeren of de voorwaarden voor de vergunning worden nageleefd en de collega’s van de NVWA of dierenpolitie vragen om te controleren of de regelgeving omtrent dierenwelzijn wordt nageleefd. Circussen zonder wilde dieren zijn nadrukkelijk wel van harte welkom om in Rotterdam op te treden, wat wij ook zullen uitdragen. Naast circussen worden soms ook bij andere evenementen wilde (en exotische) dieren ingezet voor optredens/ acts. Ook voor dergelijke evenementen zijn wij als gemeente niet bevoegd een vergunning te weigeren of hier voorwaarden aan te verbinden op grond van dierenwelzijn. Wanneer wij ernstige twijfels hebben over het dierenwelzijn, zullen wij ook bij aanvragen voor evenementen met wilde dieren het gesprek aangaan met de organisator. Zelf geven wij in ieder geval het goede voorbeeld door bij onze eigen evenementen geen optredens van wilde dieren (zoals roofvogelshows) in te zetten. Onder wilde dieren verstaan wij “alle van nature in het wild levende diersoorten met uitzondering van diersoorten die voorkomen in de bijlage bij het Besluit aanwijzing voor productie te houden dieren en honden en katten.” Kerststallen Hoewel de gemeente geen levende kerststallen kan verbieden op grond van dierenwelzijn, faciliteert de gemeente zelf geen levende kerststallen.
4.7
Gemeentelijke bedrijfsrestaurants Ambitie
Actie
19. Bewustwording eigen personeel vergroten t.a.v.
19. Betere aanduiding van alle biologische producten
dierenwelzijn en duurzaamheid eten.
in bedrijfsrestaurants.
20. Vergoten aanbod en afname van biologische en
20a. Pilot in 2015 in twee bedrijfsrestaurants. Na eva-
vegetarische producten.
luatie van de pilot wordt besloten of en hoe dit initiatief verder uitgerold wordt. 20b. In overleg met de Rotterdamse horeca nagaan hoe restaurants beter zichtbaar kunnen maken of en hoe ze diervriendelijk voedsel serveren.
Nota dierenwelzijn Rotterdam / 32
4.8
Vuurwerk Ambitie
Actie
21. Invoeren vuurwerkvrije zones
21. In overleg met gebiedscommissies over uitbreiding vuurwerkvrije zones en eenduidigheid bij het aanwijzen daarvan.
Toelichting De Tweede Kamer is akkoord gegaan met de verkorting van de afsteektijd. Er mag nu van 18.00 uur op 31 december tot 02.00 uur op 1 januari vuurwerk afgestoken worden. Er komt geen algeheel vuurwerkverbod. Op basis van de Algemene Plaatselijke Verordening mag de gemeente wel gebieden aanwijzen waar geen vuurwerk mag worden afgestoken. De gebiedscommissies zijn hiertoe bevoegd. Voor de jaarwisseling van 2014-2015 zijn er vanuit zeven gebieden2 31 vuurwerkvrije zones aangewezen. Het betreft hier voornamelijk gebieden rondom kinderboerderijen, verzorgingstehuizen en locaties in/nabij parken en wateren (bijlage 5). Het college pleit ook voor de komende jaarwisselingen bij alle gebiedscommissies voor het aanwijzen van vuurwerkvrije zones in de buurt van kinderboerderijen, dierenopvangcentra en maneges.
4.9
Rampenplan Ambitie
Actie
22. Zorgvuldig omgaan met dieren in geval van be-
22a. Interne bekendheid en routing van de bestaande
smettelijke dierziekten en rampen.
draaiboeken verbeteren. 22b. Extra training aan hulpdiensten, met name brandweer, over omgaan met dieren tijdens een calamiteit. Oefening met gehele keten, op zodanige wijze dat dit geen onnodige stress bij de dieren veroorzaakt. Oefenen met spoedopvang huisdieren na evacuatie. 22c. Jaarlijks up-daten van het draaiboek besmettelijke dierziekten.
Toelichting 22b: Onderzocht zal worden wat de kennisbehoefte van de brandweer is op dit punt. Extra kennis over de omgang met landbouwhuisdieren kan de veiligheid van zowel mens als dier tijdens een evacuatie enorm vergroten. Een paard benader je anders dan bijvoorbeeld een koe. Een training zou bij uitstek plaats kunnen vinden op een kinderboerderij.
2 Overschie, IJsselmonde, Rozenburg, Overschie, charlois, Delfshaven, Centrum
Nota dierenwelzijn Rotterdam / 33
Nota dierenwelzijn Rotterdam / 34
5 Prioritering
5.1
Inleiding In hoofdstuk 1 zijn de volgende uitgangspunten geformuleerd: 1. Bewustwording van dierenwelzijn onder de bevolking bevorderen; 2. Dierenwelzijn mee laten wegen in beslissingen van de gemeente; 3. Voorwaarden scheppen voor een gezond leefklimaat voor dieren met een eigenaar; 4. Stimuleren van gezonde populaties van dieren in het wild; 5. Samenwerking tussen lokale instanties om dierenwelzijn te bevorderen; 6. Zo min mogelijk extra regelgeving. Alle acties dragen in meer of mindere mate bij aan de uitgangspunten. Bevorderen van bewustzijn, dierenwelzijn meewegen in beslissingen en voorwaarden scheppen voor een gezond leefklimaat komen het meeste voor, gevolgd door samenwerking. Niet alle acties kunnen tegelijkertijd opgepakt worden. Dit zou te veel middelen en inzet ineens vergen. We kiezen ervoor om de komende twee jaar in te zetten op onderstaande acties. In een uitvoeringsplan zullen deze acties concreter en meetbaar worden gemaakt. Voor de jaren 2017-2018 wordt daarna een uitvoeringsplan opgesteld. Belangrijk onderdeel van deze uitvoeringsplannen is een communicatiestrategie.
5.2
Inzet 2015-2016
Actie
wanneer
Eén gemeentelijke website over alle aspecten van dierenwelzijn
Eerste helft 2015
Hardere aanpak dierenbeulen door houdverbod en betere samenwerking handhaving
Start voorjaar 2015
Bevorderen samenwerking locale instanties t.b.v. verbeteren dierenwelzijn: opstarten locale kennistafel
Eerste kwartaal 2015
Weren van circussen met wilde dieren: overleg, lobby, onderzoek naar mogelijkheid voorkeursbeleid,
Reeds gestart
opstellen regelgeving indien mogelijk Uitvoeren diverse communicatie acties, zoals ‘niet-voeren’, chip je kat en voorlichting over exotische
2015 en 2016
huisdieren Invoeren gedragscode bestendig groenbeheer
Medio 2015
Uitbreiding bloemrijke bermen (bijenroutes)
2015 en verder
Opstellen beleidskader plaagdierbeheersing
Medio 2015
Lobby voor invoeren positieflijst exotische reptielen en vogels
2015
Evaluatie hondenbeleid
Tweede kwartaal 2015
Pilot duiventillen
Eerste helft 2015
Vuurwerkvrije zones
Gestart in december 2014, doorzetten.
Nota dierenwelzijn Rotterdam / 35
Nota dierenwelzijn Rotterdam / 36
6 Belangrijke partners voor uitvoering beleid en realisatie doelen Een van de uitgangspunten van deze nota is het bevorderen van de samenwerking tussen (lokale) instanties om zo zorg te dragen voor vergroten van dierenwelzijn in Rotterdam. De inzet van kennis en ervaring van instanties onontbeerlijk. Hieronder wordt weergegeven met welke partijen de komende periode ad hoc en/of regulier contactmomenten worden onderhouden. Het kan hierbij gaan om een adviesvraag over dieren en/of dierenwelzijn, hulp bij beantwoorden van allerhande vragen of het gezamenlijk optrekken om te pogen op landelijk niveau bepaalde doelen te bereiken.
Adviescommissie Dierenwelzijn en Stadsnatuur
Het college van de gemeente Rotterdam laat zich op het gebied van dierenwelzijn adviseren door de Adviescommissie Dierenwelzijn en Stadsnatuur1. Deze Adviescommissie is in januari 2008 door het college van B en W van de gemeente Rotterdam ingesteld. De Adviescommissie heeft tot taak het college gevraagd en ongevraagd te adviseren over het gemeentelijke beleid en de invoering van dat beleid op het gebied van dierenwelzijn en stadsnatuur. De leden van de adviescommissie worden benoemd voor een periode van maximaal vier jaar.
Bureau Stadsnatuur – onderdeel van Natuurhistorisch Museum Rotterdam
Dit particuliere bureau inventariseert sinds 2008 jaarlijks grote delen van Rotterdam op de aanwezigheid van beschermde flora en fauna en adviseert de gemeente en andere opdrachtgevers in den lande (waaronder ook het Havenbedrijf Rotterdam N.V.) hierover.
Vereniging Dierenbescherming Regio Rijnmond
De gemeente heeft haar wettelijke taak om zwervende dieren op te vangen uitbesteed aan Dierenbescherming Rijnmond middels een 4-jarig contract (tot 2016). In 2012 zijn er c.a 2.350 dieren opgevangen (voornamelijk honden en katten). De gemeente betaalt voor de opvang en veterinaire zorg van de eerste 14 dagen plus de dierenambulance en meldkamer gedurende 24 uur per dag. Verder zijn er kwaliteitseisen gesteld op o.a. het terrein van dierenwelzijn.
Stichting Dierenopvang Rijnmond
De stichting Dierenopvang Rijnmond, verbonden met de Dierenbescherming Rijnmond, beheert een aantal dierenasielen in de regio Rijnmond. De gemeente heeft haar wettelijke taak betreffende de opvang van zwervende huisdieren met een vermeende eigenaar uitbesteed aan deze stichting.
Stichting Dierenambulances Zuid-Holland
De stichting Dierenambulances Zuid-Holland Zuid (DAZHZ), die is gelieerd aan Dierenbescherming Rijnmond, is ontstaan uit zes dierenambulance-organisaties die samen een groot deel van Zuid-Holland als werkgebied hebben, waaronder Rotterdam. De DAZHZ voert de ambulancetaken uit voor de stichting Dierenopvang Rijnmond.
Stichting Vogelklas Karel Schot
De gemeente subsidieert stichting Vogelklas Karel Schot voor: • de opvang van in het wild levende vogels, vleermuizen en de vooropvang van egels; (deze opvang behoort dus niet tot de wettelijke taak dierenopvang van de gemeente); • een educatieve taak.
Stichting Zwerfkatten Rijnmond
Vrijwilligers vangen de zwerfkatten in de regio Rotterdam-Rijnmond. De katten worden door de dierenarts gesteriliseerd of gecastreerd, ontwormd/ontvlooid en nagekeken op hun gezondheid. Daarna wor1 De Adviescommissie bestaat momenteel uit de volgende leden, die op persoonlijke titel zitting hebben: dhr. Th. (Theun) Woudenberg, voormalig lid van de gemeenteraad Rotterdam, voorzitter dhr. E. (Emile) van Rinsum, directeur van het Rotterdams Milieucentrum (RMC), plaatsvervangend voorzitter dhr. R. (Rinus) Hitzert, directeur Dierenbescherming Rijnmond mw. N. (Nora) Kösters, accountmanager Groenservice Zuid-Holland (GZH) dhr. A. (André) de Baerdemaeker, Bureau Stadsnatuur
Nota dierenwelzijn Rotterdam / 37
den ze opgevangen in de zwerfkattenopvang en na enkele dagen weer teruggeplaatst in hun vertrouwde omgeving. Op deze wijze wil de stichting bijdragen aan het beheersen van de populatie zwerfkatten op een diervriendelijke manier.
Stichting bevordering huisdierenwelzijn
Deze stichting biedt steun aan mensen die door financiële nood of door ernstige persoonlijke omstandigheden niet de juiste zorg kunnen bieden aan hun huisdier, als voeding en medische zorg. De stichting gaat zonodig ook samenwerking met collega dierenwelzijn organisaties aan om kosten voor noodopvang en acute veterinaire zorg te kunnen financieren. Door samenwerking kan sneller worden gehandeld (en behandeld) en dit biedt perspectief voor voortzetting bij volgende acute situaties. Doelstelling van de stichting is niet het stimuleren van huisdierenbezit. Men probeert in goed overleg met de huisdiereigenaar te zoeken naar een duurzame oplossing. Hierbij hoort ook het advies om geen nieuwe dieren op te nemen en/of eigenaren te stimuleren het aantal aanwezige huisdieren terug te dringen. Samen met de stichting wordt gekeken naar een juiste oplossing, bijvoorbeeld hulp bij herplaatsing.
KNMVd: beroepsvereniging dierenartsen Provincie Zuid-Holland
De provincie maakt beleid en werkt landelijke regelgeving uit als het gaat om (beschermde) dieren, zoals faunabeheerplannen.
NVWA
De Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) bewaakt de gezondheid van dieren en planten, het dierenwelzijn en de veiligheid van voedsel en consumentenproducten, en handhaaft de natuurwetgeving. Het toezicht op dierenwelzijn is daarom ook een rijksverantwoordelijkheid, niet van de gemeente.
Stichting Landelijke Inspectiedienst Dierenbescherming
De LID is een particuliere organisatie die het welzijn van dieren in de dagelijkse praktijk zo veel mogelijk probeert te verbeteren en te waarborgen. De LID heeft als hoofdtaak in opdracht van de overheid het bestuursrechtelijk handhaven van wet- en regelgeving op het gebied van dierenwelzijn bij gezelschapsdieren en hobbymatig gehouden landbouwhuisdieren.
Politie, taakaccent dierenwelzijn
De politie volgt meldingen in de 1e lijnsfunctie op, treedt op tegen mensen die dieren verwaarlozen en/ of mishandelen en verleent hulp. Binnen de politie eenheid Rotterdam zijn 17 medewerkers werkzaam welke zich bezig houden met het taakaccent dierenwelzijn. De meldingen die door de politie in behandeling genomen worden zijn onder andere meldingen over gezelschapsdieren en meldingen over het hobbymatig houden van landbouwhuisdieren, waarbij er sprake is van een redelijk strafbaar feit.
Waterschappen
In Rotterdam zijn drie waterschappen actief: Hoogheemraadschap van Delfland, Hoogheemraadschap van Schieland en Krimpenerwaard en Waterschap Hollandse Delta. De waterschappen hebben taken op het gebied van waterkwanteitsbeheer en waterkwaliteit. Als het gaat om vermoeden botulisme of andere watergerelateerde ziekten hebben de waterschappen de taak om de vervuiling in het water teniet te doen.
Diverse dierenhandelaren
Indien er sprake is van te grote populaties van dieren waarvan de gemeente eigenaar is, wordt voor een deel van de gemeentelijke dieren via zorgvuldig geselecteerde dierenhandelaren een nieuwe plek gezocht. Als er sprake is van wegvangen van vogels of zoogdieren word in de regel via dierenhandelaren of andere organisaties bekeken of plaatsing elders in Nederland mogelijk is.
GZH
Groen Service Zuid-Holland, beheert en voert toezicht en handhaving uit in opdracht van (natuur-) en recreatieschappen in de recreatiegebieden waarin de gemeente Rotterdam participeert.
Koninklijke Rotterdamse Diergaarde (Diergaarde Blijdorp)
Diergaarde Blijdorp herbergt niet alleen zeer veel dieren en is daarmee niet alleen een mooie en grote dierentuin, maar zorgt daarnaast ook voor de natuur. Dat gebeurt op verschillende manieren:
Nota dierenwelzijn Rotterdam / 38
• Fokprogramma’s voor diersoorten; • Informatie geven aan bezoekers; • Steun aan natuurprojecten elders in de wereld; • Duurzame bedrijfsvoering; • Bron van kennis voor overheden en particuliere organisaties voor advies of determinatie van dieren; • Ondersteuning bij opvang van gevonden reptielen; • Leefruimte geven aan inheemse dieren en planten; • Podium bieden aan externe natuurbehoudsorganisaties. Dierenwelzijn is voor de dierentuin zeer belangrijk. De gemeente subsidieert Diergaarde Blijdorp ten behoeve van het uitvoeren van educatieve activiteiten.
Ambrosiusgilde
Het Ambrosiusgilde is de plaatselijke vereniging van imkers voor de regio Rotterdam. Doelstelling van de vereniging is de belangenbehartiging van pollen- en nectar etende insecten, in het bijzonder de honingbij. De vereniging tracht dit doel te bereiken door het geven van voorlichting, het aanbieden van diverse soorten cursussen aan geïnteresseerden, het ontplooien- en ondersteunen van activiteiten gericht op het behoud en de uitbreiding van het natuurlijke leefmilieu en het ondersteunen van haar leden in de uitoefening van het imkeren. Daarnaast ondersteunt het Ambrosiusgilde het doel en de missie van de Nederlandse Bijenhoudersvereniging (NBV).
Nota dierenwelzijn Rotterdam / 39
Nota dierenwelzijn Rotterdam / 40
7 Communicatie inzet op thema dierenwelzijn 7.1
Communicatie inzet op dierenwelzijn Communicatie is voor de uitvoering van het dierenwelzijnsbeleid een belangrijk instrument: communicatie over beleid (voorlichting) en communicatie als beleidsinstrument (gedragsbeïnvloeding). In de Nota Dierenwelzijn is er vooral sprake van voorlichting. Hiermee kan de gemeente een bijdrage leveren aan het verbeteren van het dierenwelzijn. Voorlichting bestaat uit algemene uitleg hoe de gemeente bijdraagt aan de verbetering van dierenwelzijn, maar ook uit concrete tips en adviezen hoe Rotterdammers zelf kunnen bijdragen aan verbetering van dierenwelzijn. De gemeente gaat het bijvoorbeeld makkelijker maken voor burgers om misstanden te melden en vragen te stellen. Er wordt een website gemaakt waar Rotterdammers en maatschappelijke partners alle informatie over dierenwelzijn kunnen vinden. De gemeente zet daarnaast andere communicatiekanalen in zoals social media, de Stadskrant, bewonersbrieven en voorlichting door het team publiekscommunicatie.
7.2
Communicatiedoelen Er zijn vele acties uit de Nota Dierenwelzijn waar communicatieacties aan verbonden zijn. Er worden twee hoofddoelgroepen onderscheiden: Rotterdammers en maatschappelijke partners. Communicatiedoelen 1. Vergroten van de kennis van Rotterdammers over de rechten en plichten tot het houden van dieren, het omgaan met dieren en de aanschaf van dieren, specifiek voor exotische dieren. 2. Rotterdammers weten waarom het niet goed is om dieren in de buitenruimte te voeren (m.n. eenden en duiven). 3. Rotterdammers en maatschappelijke partners weten hoe ze dierenverwaarlozing en - mishandeling en kunnen signaleren. 4. Rotterdammers en maatschappelijke partners worden geïnformeerd over de uitvoering en handhaving van wettelijke taken. 5. Maatschappelijke partners kennen de inhoud en de rolverdeling van de Nota Dierenwelzijn. Met maatschappelijke partners zal actief samenwerking gezocht worden, bijvoorbeeld door samen met de Dierenbescherming voorlichting te geven en in gesprek te gaan met de dierenwinkelbranche.
Nota dierenwelzijn Rotterdam / 41
Nota dierenwelzijn Rotterdam / 42
8 Financiën
8.1
Huidige situatie Zoals uit voorgaande hoofdstukken gebleken is, worden er op het beleidsterrein dierenwelzijn reeds meerdere maatregelen uitgevoerd. De kosten hiervan zijn verweven in de bestaande clusterbegrotingen. Het gaat hierbij om plaagdierbestrijding, opvang van dieren, het beheer van kinderboerderijen en hertenkampen en nestbeheer. Maatregel
Begroting 2015 (bedragen x1000)
Diergaarde Blijdorp t.b.v. educatieve activiteiten
800
Wettelijke taak dierenopvang (incl. meldkamer en dierenambulance)
900
Vogelklas Karel Schot t.b.v. opvang vogels en educatieve activiteiten.
135
Adviescommissie dierenwelzijn en stadsnatuur
8
Kinderboerderijen en NME (CNME’s; educatieve tuinen)
5.818
Hertenkampen, volieres en beheer runderen*
109
Plaagdierbestrijding (incl. preventieve maatregelen ratten)**
401
Totale kosten huidige situatie
8.171
* kosten van verzorging, voer, verdoven bij calamiteiten. Excl. reparaties aan hekwerken etc. ** geschatte kosten in 2015
8.2
Nieuw beleid Kosten en dekking in 2015 De nieuwe ambities vragen met name meer inzet op het vlak van communicatie en ambtelijke inzet in het algemeen. In 2015 is t.b.v. communicatie ca. 600 uur beschikbaar. Daarnaast heeft elk cluster binnen de gemeentelijke organisatie een medewerker die voldoende uren beschikbaar heeft om dit beleid handen en voeten te geven. De coördinatie ligt bij cluster Stadsbeheer. Er zal een clusteroverstijgende werkgroep dierenwelzijn ingesteld worden. Voor het uitvoeren van diverse activiteiten is naar schatting (op basis van de in deze nota op hoofdlijnen geformuleerde acties) in 2015 een bedrag van €336.000 nodig. Voor het jaar 2015 zal de dekking van extra activiteiten op het gebied van dierenwelzijn worden gevonden in de bestaande budgetten. Voor de jaren na 2015 wordt jaarlijks een uitvoeringsprogramma en uitvoeringsbudget vastgesteld. Het bedrag van €336.000 bestaat uit: • meerkosten voor het ombuigen plaagdierbestrijding naar plaagdierbeheersing; namelijk €200.000 per jaar. Een voorbeeld hierbij is het bestrijden van ratten zonder of met aanzienlijk minder gif; • een budget van ca. €25.000 ten behoeve van een diervriendelijke aanpak van overlastgevende dieren, met name vogels. Voor 19 maart 2014 was de deelgemeente opdrachtgever voor het uitvoeren van nestbehandelingen, het afvangen van ganzen/eenden en andere flankerende maatregelen; • een bedrag van ca. €111.000 voor de uitvoering van communicatie met de daarbij behorende acties.
Nota dierenwelzijn Rotterdam / 43
Nota dierenwelzijn Rotterdam / 44
Bijlage 1 Wettelijk kaders
Europese wetgeving
Europese richtlijnen die betrekking hebben op dierenwelzijn moeten door de nationale overheden vertaald worden in nationale wetgeving. Vogelrichtlijn Bescherming en beheer van alle op het grondgebied van de Europese Unie in het wild levende broedende trekvogels en hun habitats (leefgebieden). Habitatrichtlijn Richtlijn ten behoeve van de instandhouding van, voor de Europese Unie van belang zijnde, dieren plantensoorten en hun habitats.
Nationale wetgeving
De Flora- en faunawet (Ff-wet) voorziet in de bescherming van een groot aantal in Nederland aanwezige dier- en plantensoorten in hun natuurlijk leefgebied. De beschermde diersoorten (vogels, vissen, zoogdieren, amfibieën, reptielen, insecten, et cetera) en enkele plantensoorten zijn te vinden op lijsten, die deel uitmaken van de Flora- en faunawet. De Flora- en faunawet bevat een aantal verbodsbepalingen om er voor te zorgen dat in het wild levende soorten zoveel mogelijk met rust worden gelaten. De belangrijkste zijn: • Artikel 8: Het is verboden (beschermde) planten te plukken, te verzamelen, af te snijden, uit te steken, te vernielen, te beschadigen, te ontwortelen of op enigerlei andere wijze van hun groeiplaats te verwijderen • Artikel 9: Het is verboden (beschermde) dieren te doden, te verwonden, te vangen, te bemachtigen of met het oog daarop op te sporen • Artikel 10: Het is verboden (beschermde) dieren opzettelijk te verontrusten • Artikel 11: Het is verboden nesten, holen of andere voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van (beschermde) dieren te beschadigen, te vernielen, uit te halen, weg te nemen of te verstoren • Artikel 12: Het is verboden eieren van (beschermde) dieren te zoeken, te rapen, uit het nest te nemen, te beschadigen of te vernielen • Artikel 14.1 Het is verboden dieren of eieren van dieren in de vrije natuur uit te zetten. Flora en fauna wet, zorgbeginsel : Artikel 2 1 Een ieder neemt voldoende zorg in acht voor de in het wild levende dieren en planten, alsmede voor hun directe leefomgeving. 2 De zorg, bedoeld in het eerste lid, houdt in ieder geval in dat een ieder die weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat door zijn handelen of nalaten nadelige gevolgen voor flora of fauna kunnen worden veroorzaakt, verplicht is dergelijk handelen achterwege te laten voorzover zulks in redelijkheid kan worden gevergd, dan wel alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs van hem kunnen worden gevergd teneinde die gevolgen te voorkomen of, voorzover die gevolgen niet kunnen worden voorkomen, deze zoveel mogelijk te beperken of ongedaan te maken. Indien de zorgplicht niet in geding is, is er voor schade toegebracht door dieren zonder eigenaar, niemand aansprakelijk. Beschermde dieren mogen niet worden verplaatst, gedood, verwond, gevangen etc. De overtreder die niet conform de bepalingen van de Flora- en faunawetgeving handelt, loopt het risico strafrechtelijk veroordeeld te worden. Er geldt een vrijstelling voor het vervoeren en onder zich hebben van zieke en gewonde beschermde inheemse diersoorten voor opvang en verzorging. De dieren moeten wel binnen 12 uur in bezit zijn van daartoe gerechtigde personen (bijv. dierenarts) of instanties (erkende asielen).
Nota dierenwelzijn Rotterdam / 45
Natuurbeschermingswet • Gebiedsbescherming van in het wild levende planten- en diersoorten • Betreft de vertaling van de gebiedsbeschermingsregels uit de Europese Vogelrichtlijn en • Habitatrichtlijn • Uitvoeringsbevoegdheid ligt voor een belangrijk deel bij provincies. Wet Dieren • Bescherming van gehouden dieren, zijnde huisdieren (gezelschapsdieren), landbouwhuisdieren en exotische dieren • Uitgangspunt is dat geen handelingen met dieren mogen worden verricht, tenzij in deze wet staat dat dit wel mag • Kaderwet: bevat hoofdlijnen in regelgeving. Uitwerking vindt plaats in nadere regelgeving (AmvB en ministeriële regelingen). De wet draagt geen taken op aan provincies. Ze draagt een beperkt aantal taken op aan gemeenten (i.c. de burgemeester) (zie onder medebewindstaken gemeenten).
Provinciale regelgeving
Alle uit nationale regelgeving voortvloeiende bevoegdheden voor provincies komen hier aan de orde. Bevoegdheden o.b.v. Flora- en faunawet • Artikel 19 e.v.: de aanwijzing van een plaats als beschermde leefomgeving. • Artikel 29-30: erkenning van faunabeheereenheden en goedkeuring faunabeheerplannen. • Artikel 46, vijfde lid: sluiten van de jacht voor een bepaalde tijd. • Artikel 67: aanwijzing (categorieën) van personen die ingrijpen in populaties (beheer in opdracht). • Artikel 68: ontheffing verboden handelingen. Bevoegdheden o.b.v. Natuurbeschermingswet • Artikel 16: vergunning handelingen in beschermd natuurmonument. Nota dierenwelzijn 25 • Artikel 19 a, b, c: instandhoudingsbeheer van richtlijngebieden. • Artikel 19 d e.v.: toetsing van plannen, projecten en andere handelingen.
Gemeentelijke regelgeving
Gemeenten hebben twee verschillende bevoegdheden: • Bevoegdheden voortkomend uit medebewindstaken (opgedragen taken o.g.v. dierenwelzijn). • Autonome bevoegdheden. Beide worden achtereenvolgens beschreven. Medebewindstaken Medebewindstaken o.b.v. Gezondheids- en welzijnswet voor dieren Medebewindstaken o.b.v. Burgerlijk wetboek Boek 5, artikel 2, lid 8: verplichting voor gemeenten een gevonden dier, waarvan aangifte is gedaan bij de gemeente, minimaal twee weken te bewaren en te verzorgen. Autonome bevoegdheden De autonome bevoegdheden van gemeenten dienen te vallen binnen een boven- en benedengrens: • Bovengrens: gemeentelijke verordeningen dienen te voldoen aan regelingen van hogere overheidsorganen. • Benedengrens: gemeentelijke verordeningen mogen slechts het openbaar belang betreffen en niet het bijzondere belang van burgers. • Algemene plaatselijke verordeningen • M.b.t. overlastgevende dieren: - Honden - Hinderlijke of schadelijke dieren - Loslopend vee - Duiven - Bijen • M.b.t. evenementen met dieren: - APV-artikelen. Weigering van evenementenvergunning mogelijk o.b.v.: openbare orde, voorkomen of beperken van overlast, verkeersveiligheid, veiligheid personen of goederen, zedelijkheid of gezondheid
Nota dierenwelzijn Rotterdam / 46
- Gemeenten moeten voldoen aan voorschriften vanuit de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren: artikel 36 (lid 1), 37, 57, 61 (lid 1 en 2), 65 • Aanvullende APV-bepalingen o.g.v. dierenwelzijn Overige juridische bevoegdheden • Bestemmingsplannen • Kapvergunningen • Verkeersmaatregelen
Links naar wetteksten Wet Dieren http://wetten.overheid.nl/BWBR0030250 Brandweerwet http://www.st-ab.nl/wetten/0052_Brandweerwet_1985.htm Flora- en Faunawet http://www.st-ab.nl/wetten/0087_Flora-_en_faunawet.htm Jachtbesluit http://wetten.overheid.nl/cgi-bin/sessioned/browsercheck/continuation=28239-002/session=020194361672667/action=javascript-result/javascript=yes Natuurbeschermingswet http://wetten.overheid.nl/cgi-bin/sessioned/browsercheck/continuation=27835-002/session=022362681442848/action=javascript-result/javascript=yes Visserijwet http://www.st-ab.nl/wetten/0343_Visserijwet_1963.htm Vogel- en Habitatrichtlijn (Natura 2000) http://wetten.overheid.nl/cgi-bin/sessioned/browsercheck/continuation=28783-002/session=020324635135279/action=javascript-result/javascript=yes
Nota dierenwelzijn Rotterdam / 47
Bijlage 2 Werkproces overlastgevende dieren
Dit werkproces heeft betrekking op overlastgevende dieren, niet zijnde ratten, muizen, kakkerlakken of andere insecten. Voor deze diersoorten bestaan reeds goed werkende protocollen die worden toegepast door de afdeling plaagdierbeheersing (voorheen bekend als ongediertebestrijding) wanneer de volksgezondheid in het geding is. Het komt regelmatig voor dat dieren (zonder eigenaar) overlast veroorzaken. Hierbij kan het gaan om agressief gedrag, vervuiling, verkeersveiligheid, geluidshinder. Soms voeren mensen de dieren (in het geval van overlastgevende vogels) en trekt dat ratten (ongedierte) aan. Over deze overlast komen meldingen binnen. Het betreft meestal de volgende diersoorten: Ganzen, (Muskus)eenden, Duiven, Kippen/hanen, Meeuwen, Kraaiachtigen, Vossen, Konijnen Toekomst: halsbandparkieten? Tot 19 maart 2014 werd door de deelgemeenten besloten welke maatregelen werden uitgevoerd en gaf de deelgemeente ook opdracht tot uitvoering (bijvoorbeeld voor het behandelen van eieren of afvangen van (door de Flora- en faunawet beschermde) ganzen). Na opheffing van de deelgemeenten is het onduidelijk wie in het geval van overlast van vogels een besluit neemt. In de APV is geen artikel opgenomen dat gaat over de bestrijding van overlastgevende dieren cq vogels. Er was geen gemeentelijk beleid. In dit werkproces is toetsing aan de gemeentelijk beleid (Nota dierenwelzijn) en de Flora- en faunawet opgenomen. Voor beschermde vogels moet een ontheffing in het kader van de Flora- en Faunawet aangevraagd worden bij de provincie, of moet ingrijpen op basis van een generieke provinciale ontheffing gemeld worden aan de provincie. Het werkproces bestaat uit de volgende stappen: 1. De overlastlocaties in openbaar gebied worden doorgegeven aan Stadsbeheer. Deze meldingen (publiek of op basis van eigen waarneming) kunnen binnen komen via de gebiedsorganisatie of via 14010. Het komt ook voor dat een melder zich rechtstreeks tot de burgemeester of wethouder wendt; 2. De manager Openbare Werken van het betreffende gebied zorgt dat er een analyse van de feitelijke situatie wordt gemaakt en adviseert over een aanpak (consultatie van: beheerder gebied, boswachter, gebiedsregisseur, gebiedsnetwerk, zonodig ondersteund door Objectbeheer van Stedelijk Beheer). In het advies komt aan de orde: de concrete aanpak, de juridische context en mogelijke financiële consequenties van de geadviseerde aanpak. 3. Advies wordt voor toetsing aan wetgeving (Flora- en Faunawet) en beschikbare beleidskaders aangeboden aan Stedelijk beheer, afd. Objectbeheer. 4. Afd. Objectbeheer legt het advies voor aan de jachthouder (hoofd Stedelijk beheer). 5. De jachthouder neemt het besluit, zonodig na consultatie van vakwethouder. 6. Besluit wordt teruggekoppeld naar de manager Openbare Werken van het betreffende gebiedskantoor SB. 7. De coördinatie van uitvoering en communicatie ligt bij de manager Openbare Werken die er voor zorgt dat de gebiedsdirecteur geïnformeerd wordt.
Nota dierenwelzijn Rotterdam / 48
Stroomschema werkproces overlastgevende dieren
Melding overlast
Manager OW gebied
Analyse door beheerder gebied/gebiedregisseur/boswachter/gebiedsnetwerk
Toets Stedelijk beheer, objectbeheer aan beleid en regelgeving
Besluit jachthouder
Terugkoppeling aan manager OW en uitvoering
Nota dierenwelzijn Rotterdam / 49
Bijlage 3 Overzicht ambities en acties
Ambitie
Actie
Rol gemeente
Stadsnatuur en dieren in het wild
Directe verantwoordelijkheid
1. Vergroten van ecologische waarde in de
1a. Het opstellen van een uitvoeringsstrategie voor de natuur-
stad
kaart Rotterdam voor 1 januari 2015. 1b. Beheervisie openbaar groen 1c. bloemrijke bermen 1d. natuurinclusief ontwerpen/bouwen 1e. stimuleren geveltuintjes
2. Inhoud geven aan de zorgplicht in de
2. Van toepassing verklaren van een (reeds) goedgekeurde
geest van de Flora- en Faunawet bij het
gedragscode voor bestendig beheer voor 1 augustus 2018
beheer van de openbare ruimte 3. Inhoud geven aan zorgplicht in de geest
3. toepassen gedragscode bestendig beheer
van FF-wet Gezelschapsdieren
Bevordering diervriendelijk gedrag
4. Bewustwording en kennis burgers over
4. Stimuleren voorlichting door branche, uit te werken in com-
het houden van (on)geschikte (exotische)
municatieplan
dieren. 5. Duidelijkheid over welke dieren te hou-
5. voeren van een lobby zodat landelijke lijsten versneld inge-
den zijn als huisdier
voerd worden en het maken van de positieflijst voor vogels en reptielen wordt bespoedigd.
6. Het terugdringen van het aantal zwerf-
6a. voorlichting (comm. plan)
dieren en dieren waarvan afstand wordt
6b. stimuleren van chippen katten (voorlichting en financiële
gedaan.
prikkel, bijvoorbeeld chip & check actie op dierendag) 6c. stimuleren correcte registratie gechipte dieren na verhuizing
7. Minimax, een dierenarts voor mensen
7. gemeentelijke BOA’s die huisbezoeken afleggen, wijzen
met een laag inkomen, onder de aandacht
indien nodig op het bestaan van Minimax.
brengen. 8. Verkleinen overlast door overlastgevende 8a. Alle deelgemeentelijke aanlijn- en muilkorfgeboden omzethonden
ten in geboden voor de gehele stad. Overleg met randgemeenten. 8b. eigenaar van agressieve hond stimuleren of verplichten een training te volgen.
9. Hondenbeleid
9. Evaluatie van het vigerende hondenbeleid
10. Meer vrijwilligerswerk op het terrein van
10. Koppelen van vijwilligers aan activiteiten op het terrein
dieren(verzorging)
van dierenwelzijn. In overleg met vrijwilligerswinkel.
11. meer ouderen in verzorgingstehuizen
11. In gesprek met zorginstellingen.
krijgen de mogelijkheid om hun huisdier mee te nemen.
Nota dierenwelzijn Rotterdam / 50
Overlastgevende dieren 12. Van plaagdierbestrijding naar plaag-
12. In 2015 wordt een gemeentelijk beleidskader en uitvoerings-
dierbeheersing.
strategie plaagdierbeheersing opgesteld.
13. Het voorkomen van onnodig dieren-
13a. communicatie richting bewoners (niet voeren)
Bevordering diervriendelijk
leed bij de bestrijding van overlast door
13b. uitbreiding preventieve maatregelen
gedrag
dieren in de openbare ruimte
13c. evaluatie pilot duiventillen
Directe verantwoordelijkheid
14. Eenduidigheid en duidelijkheid bij
14. Opstellen en vaststellen van een werkproces (bijlage 2).
Directe verantwoordelijkheid
15. Voorkomen van dierenmishandeling
15. In samenwerking met Dierenbescherming en gemeentelijke
Bevorderen diervriendelijk
en nalaten van juiste verzorging
NME’s voorlichting over gevolgen van aanschaf van dieren als
gedrag
huisdier. Voorlichting over juiste verzorging.
Bevorderen samenwerking
16. Hardere aanpak dierenmishande-
16a. Overleg met OM
Handhavend optreden
ling: inzet houdverbod als zelfstandige
16b. Onderzoek naar mogelijkheid houdverbod
Directe verantwoordelijkheid
het tegengaan van overlastgevende dieren in de buitenruimte. Dierenmishandeling
straf en vaker opleggen van deze straf 17. Dierinclusief huisbezoeken uitvoeren 17. Opzetten en uitvoeren van een pilot in 2015 om de samenweren situaties die potentieel kunnen zor-
king tussen dierenbescherming, politie en gemeentelijke BOA’s te
gen voor mishandeling tijdig signaleren.
verbeteren.
Bevorderen samenwering
Dieren voor vermaak 18. Rotterdam weert circussen en eve-
18. Voorkomen dat dergelijke circussen plaats vinden door over-
nementen met wilde dieren.
leg te voeren met circussen en bij lde andelijke politiek te blijven
Regels stellen
aandringen op landelijk verbod. Gemeentelijke bedrijfsrestaurants 19. Bewustwording eigen personeel ver- 19. Betere aanduiding van alle biologische producten in bedrijfsgroten t.a.v. dierenwelzijn en duurzaam-
restaurants
Voorbeeldfunctie
20. Vergroten afname van biologische
20a. Pilot in 2015 in twee bedrijfsrestaurants voor vleesloze dag.
Voorbeeldfunctie
en vegetarische producten.
20b. In overleg met de Rotterdamse horeca nagaan hoe restaurants
heid eten.
beter zichtbaar kunnen maken of en hoe ze diervriendelijk voedsel serveren. Vuurwerk 21. Invoeren vuurwerkvrije zones
21. In overleg met de gebiedscommissies afstemmen over de
Regelgeving
uitbreiding van vuurwerkvrije zones en eenduidigheid bij het aanwijzen daarvan. Rampenplan 22. Zorgvuldig omgaan met dieren in
22a. Afspraken maken met opvangcentra, kinderboerderijen,
Aandacht voor het redden van
geval van besmettelijke dierziekten en
maneges, brandweer, politie en Dierenbescherming over wat te
dieren
rampen.
doen bij een ramp. 22b. Extra training aan hulpdiensten over omgaan met dieren tijdens een calamiteit. Oefening met gehele keten, op zodanige wijze dat dit geen onnodige stress bij de dieren veroorzaakt. 22c. Jaarlijks up-daten van het draaiboek besmettelijke dierziekten.
Nota dierenwelzijn Rotterdam / 51
Bijlage 4 Achtergrondinformatie plaagdieren
De definitie van een plaagdier in dit document is als volgt: Een plaagdier is een dier met eigenschappen die door mensen als beschadigend of ongewenst wordt ervaren. Plaagdieren zijn voor burgers hinderlijk, onhygiënisch en zij kunnen een gevaar voor de volksgezondheid vormen. Daarnaast veroorzaken plaagdieren schade, zoals economische schade en afbreuk van het woongenot. De kanttekening hierbij is dat een dier in de ene omgeving als overlast gevend dier gezien wordt, terwijl het in een andere omgeving als nuttig wordt beschouwd. Een ideale leefomgeving en voldoende voedsel zijn de basisbehoeften van een plaagdier. De leefomgeving van de mens zorgt voor voldoende schuilmogelijkheden en voedselbronnen, waardoor plaagdieren aangetrokken worden. Voor de meeste plaagdieren geldt dat een hygiënische en schone omgeving minder aantrekkelijk is waardoor overlast beperkt zal blijven. Redenen waardoor overlast door plaagdieren ontstaat Ondanks de problemen die plaagdieren teweegbrengen is het aantal soorten plaagdieren (exoten) de afgelopen jaren gestegen. Dit komt mede door de opwarming van het klimaat, omdat mensen vaker naar het buitenland reizen en door de verbeterde isolatie in huizen.1 Bovendien zijn of kunnen plaagdieren immuun raken voor bestrijdingsmiddelen. Bewoners accepteren de overlast van plaagdieren steeds minder en verwachten van de gemeente een leefomgeving, die schoon, heel en veilig is. Ze gaan erbij vanuit dat de gemeente hierin een actieve rol speelt. Toch veroorzaken burgers, veelal onbewust, vaak zelf het probleem van plaagdieren. Het niet correct opbergen van voedsel, slechte hygiëne en het klimaat in huis zijn een aantal zaken die plaagdieren aantrekken. Door het voedselaanbod gedijen bijvoorbeeld grote populaties duiven en bruine ratten hier beter dan in het wild. Naast het verkeerd gedrag van mensen (voeren en vuilnis) is dit ook eigen aan het stedelijk gebied waar veel schuilplaatsen voor deze dieren te vinden zijn. Goede voorlichting, preventiemaatregelen en samenwerking tussen verschillende partijen, ook met de bewoners, worden daardoor of daarom steeds belangrijker. In Rotterdam spelen gemeentespecifieke kenmerken zoals de hoogbouw, de frequente in- en uitstroom van mensen uit de stad en de multiculturele samenstelling van de bevolking, een rol in het beheersen van plaagdieren. Daarnaast is een belangrijk gemeentespecifiek kenmerk voor Rotterdam de haven; een plek waar niet alleen gemeentelijke of Nederlandse wetgeving van toepassing is, maar ook internationale wetten en afspraken. Schade die wordt veroorzaakt door plaagdieren Plaagdieren veroorzaken altijd een vorm van schade. Juist hierdoor is er continu vraag vanuit bewoners beheersing van plaagdieren. Het is van belang om een goede plaagdierbeheersing uit te voeren om schade zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken. Kennis over de stad, input van de stad en up-todate kennis over hoe beheersing uit te voeren is hiervoor onontbeerlijk. Elk plaagdier kan in een omgeving een ander soort schade aanrichten. Verschillende soorten schade die plaagdieren kunnen aanrichten zijn: 1. Risico voor de volksgezondheid (bovengenoemd) Plaagdieren kunnen een groot risico vormen voor de volksgezondheid. Naast allergische reacties worden er verschillende ziekten en ziektekiemen overgedragen door plaagdieren. Voorbeelden van dergelijke ziekten zijn de ziekte van Weil, paratyfus, varkenspest, pseudovogelpest en toxoplasma. Naast deze ziekten zijn plaagdieren eveneens in staat om andere ziektekiemen over te dragen. 2
1 NVRD beleidshandreiking Plaagdiermanagement 11 juli 2011 2 NVRD beleidshandreiking Plaagdiermanagement 11 juli 2011 Overzicht opgenomen in bijlage 1
Nota dierenwelzijn Rotterdam / 52
2. Aantasting woongenot Aantasting van het woongenot is de meest voorkomende schade onder burgers. Hierbij kan gedacht worden aan: psychosociale problematiek, geluidsoverlast, stankoverlast, ergernis of angst en hygiëne problemen. 3. Aantasting van vertrouwen in gemeente Het imago van de gemeente kan aangetast worden bij meerdere negatieve berichten.3 4. Economische schade Economische schade komt het meeste voor bij bedrijven. In de voedselindustrie kan bijvoorbeeld besmetting van een product tot de onnodige kosten leiden. Ook knaagschade kan gevolgen met zich meebrengen op economisch gebied. Het ontstaan van kortsluiting en of defecte machines zijn hier voorbeelden van. Alle kosten die worden gemaakt, om plaagdieren te bestrijden en te weren, vallen ook onder economische schade. Beschrijving van de in Rotterdam aanwezige plaagdieren Er is een groot aantal verschillende plaagdieren te noemen. Cluster Stadsbeheer verdeelt plaagdieren in vier hoofdcategorieën. In deze paragraaf volgt een opsomming van de meest voorkomende plaagdieren waarop beheersing of bestrijding door cluster Stadsbeheer het meest wordt toegepast. 1. Insecten Er zijn bijna een miljoen insecten. Dit zijn voorbeelden van de meest voorkomende in en om het huis: bedwants, bij, boktor, hommel, vlieg, houtworm, kakkerlak, mieren, motten, vlooien, wespen, zilvervisje en ovenvisje. Bepaalde insecten zoals muggen kunnen ook ziektes overbrengen. 2. Knaagdieren Knaagdieren zijn zoogdieren met knaagtanden. Met deze tanden zijn zij in staat om schade aan hun en de menselijke omgeving aan te richten. Daarnaast kunnen zij ziektes overbrengen. De meest voorkomende en overlastgevende knaagdieren zijn ratten en muizen. 3. Vogels Ook vogels zoals duiven, ganzen en meeuwen kunnen overlast veroorzaken. Daarnaast kunnen zij in beperkte mate ook ziektes overbrengen. 4. Zoogdieren Zoogdieren zoals mollen en konijnen brengen schade aan grasvelden, begraafplaatsen en dijken.
Meest voorkomende plaagdieren op de openbare weg Bruine rat De bruine rat komt het meest voor in het riolenstelsel. Door kieren en gaten komen de ratten uit het riool in kruipruimten van huizen, in tuinen en op de openbare weg. Ratten zijn alleseters en worden aangetrokken door voer van huisdieren en etensresten die in omgeving zwerven. Ratten kunnen ziektes overbrengen met name de ziekte van Weil en paratyfus. Wanneer de woonomgeving schoon en opgeruimd is, zullen ratten minder snel in een woning gesignaleerd worden. Bestrijding bij bedrijven gebeurt tegen betaling. Bestrijding van ratten bij particulieren en op de openbare weg is een wettelijke taak van de gemeente in het kader van de volksgezondheid. Zwarte rat Praktisch alle bedrijven in de haven hebben via cluster Stadsbeheer of een particulier bedrijf de inpandige en op de bijbehorende buitenterreinen de rattenbestrijding geregeld. De zwarte rat kan de ziekte de pest overbrengen. In de haven zijn door deze inzet weinig meldingen of geconstateerde overlast van ratten op de openbare weg. Ook is er op de openbare weg weinig voedsel te vinden, waardoor het aantal ratten laag is. 90% van de meldingen over ratten in de haven gaan over de bruine rat en 10% over de zwarte. Stadsduiven Duiven zorgen voor overlast door broeden, uitwerpselen en geluidsoverlast. Uitgangspunt is om alleen te verdelgen in acute situaties, wanneer er een risico voor de volksgezondheid bestaat en in opdracht van particulieren. Er mag niet in opdracht van de gemeente verdelgd worden.4 Particulieren en bedrijven die klagen over duivenoverlast worden door Cluster Stadsbeheer eerst gewezen op alternatieve maatregelen, zoals het plaatsen van goede duiven werende maatregelen en 3 Aanmelding “Rattenplaag in Rotterdam” actualiteitenraad door Leefbaar Rotterdam d.d. 22 november 2011 4 Motie Arno Bonte juli 2009
Nota dierenwelzijn Rotterdam / 53
het niet voeren, alvorens deze dienst in acute situaties dieren gaat afvangen. Bij het afvangen van duiven mogen er in hinderlijke situaties geen vangkooien geplaatst worden op gemeentelijke gebouwen, maar wel bij acute problemen. Afvangen mag zowel in acute als in hinderlijke situaties. De particuliere markt is nadrukkelijk aanwezig in het bestrijden van duiven. De markt mag, met de juiste papieren, vrijelijk verdelgen en afvangen. Meest voorkomende plaagdieren in woningen Muizen Cluster Stadsbeheer bestrijdt tegen betaling muizenoverlast bij particulieren. Muizen kunnen door het overbrengen van ziektekiemen op etenswaren voedselvergiftiging bij mensen veroorzaken. Het is verstandig om muizen in huis zo snel mogelijk te bestrijden/beheersen om uitbreiding van het probleem te voorkomen.5 Als de muizen afkomstig zijn uit een verwaarloosde woning door bijvoorbeeld psychosociale problematiek stelt de GGD een onderzoek in. Kakkerlakken Kakkerlakken verspreiden allergenen; dit betekent dat mensen een allergie tegen kakkerlakken kunnen ontwikkelen. Daarnaast ontstaan er bij de aanwezigheid van kakkerlakken in een woning onhygiënische situaties en psychische overlast. Het is van belang om een brede aanpak uit te voeren, dus ook in omliggende panden en in de panden die op dat moment geen kakkerlakkenoverlast hebben. Dit laatste vanuit een preventief oogpunt, zodat er sprake is van beheersing in plaats van bestrijding. Kakkerlakken worden bij particulieren tegen betaling bestreden. Wespen Wespen worden beschouwd als nuttig dieren. Wanneer zij een probleem vormen is dit voornamelijk in de zomer en alleen indien een wespennest in de directe leefomgeving van burgers komt. Wespen bouwen hun nesten bijvoorbeeld in de grond, in schuren, muurholten, spouwmuren of onder een dak. Het risico voor de volksgezondheid wordt veroorzaakt door allergische reacties bij mensen op het steken van de wespen wanneer zij zich bedreigd voelen. Muggen, vliegen en motten Door klimaatverandering komen er steeds meer exoten (zoals tijgermuggen). De locaties waar exoten voorkomen moeten in Nederland in kaart worden gebracht om vooraf te kunnen beheersen. Beheersing vindt plaats door bronsanering; de ontwikkelingsbron wordt verwijderd en daarna wordt er in de omgeving indien noodzakelijk een bestrijding uitgevoerd. Dit is ook van toepassing bij vliegen en motten. Plaagdieren in opkomst in woningen Papiervisje Het papiervisje is in opkomst door goed geïsoleerde woningen. Hygiene is een belangrijk punt, maar niet volledig effectief, omdat de insecten vaak in isolatie- en verpakkingsmateriaal, boeken en kartonnen dozen verblijven. Papiervisjes richten vooral vraatschade aan aan boeken en dergelijke. Verspreiding vindt plaats via aanvoer van buitenaf en vervolgens naar aangrenzende woningen/scholen/bedrijven. Bedwants De bedwants heeft een bloedmaaltijd nodig om te kunnen overleven en verblijft vooral in de vertrekken waar regelmatig geslapen wordt. Bedwantsen komen vaak voor in buitenlandse hotels en hostels en liften met vakantiegangers mee terug naar Nederland.6 De bedwants was vrijwel uitgestorven in ons land, maar de meldingen nemen recentelijk snel toe. Het bestrijden van de bedwants is lastig, vergt een lange adem en de woonomgeving moet geïnventariseerd worden. Invasieve exoten (waaronder tijgermug) Invasieve exoten zijn soorten planten, dieren en micro-organismen die van oorsprong in andere delen van de wereld voorkomen, maar die door menselijk handelen in nieuwe gebieden terechtkomen waar ze zich vestigen en verspreiden en schade aanrichten. Vaak worden de soorten onopzettelijk geïmporteerd via verkeer en vervoer. Een voorbeeld van een exoot is de tijgermug. De tijgermug is een vector van een groot aantal ziekten zoals de West-Nijlziekte en dengue (knokkelkoorts).
5 Protocol zwerfvuil en ongedierte Rotterdam (cluster Stadsbeheer en Maatschappelijke ontwikkeling) 6 AD 17-11-2011
Nota dierenwelzijn Rotterdam / 54
Plaagdieren met afname in meldingen Vlooien Vlooien hebben zich gespecialiseerd in het zuigen van het bloed van andere dieren en dit zijn altijd warmbloedige dieren; zoogdieren of vogels. Het dier waarmee de vlo leeft wordt de gastheer genoemd. Vlooien leven niet permanent van een dier en komen alleen op het lichaam om te zuigen. De larven echter hebben een vaste plaats nodig waar ze zich kunnen ontwikkelen en een dierennest is hiervoor vaak onontbeerlijk. Doordat er in de afgelopen jaren steeds betere middelen zijn om honden en katten te beschermen tegen vlooien en deze ook gebruikt worden nemen de meldingen van vlooien af. Schaamluizen De schaamluis is een zuigende luis die over de hele wereld voorkomt en leeft van menselijk bloed. De schaamluis kan behalve door geslachtsgemeenschap bijvoorbeeld ook via besmette kleding, beddengoed, handdoeken en zelfs autostoelen worden overgebracht. Door goede publieke voorlichting is er een grote afname van het aantal meldingen over schaamluis.
Nota dierenwelzijn Rotterdam / 55
Bijlage 5 Vuurwerkvrije zones 2014
Het aanwijzen van vuurwerkvrije zones is een bevoegdheid van de gebiedscommissies. In de gebieden Hillegersberg-Schiebroek, Noord, Kralingen-Crooswijk, Hoek van Holland, Prins Alexander en Pernis worden geen vuurwerkvrije zones aangewezen. In Overschie, Feijenoord, Hoogvliet, Delfshaven, Centrum, Rozenburg, IJsselmonde en Charlois worden wel vuurwerkvrije zones aangewezen:
Overschie:
IJsselmonde:
Hertenkamp (geen actieve communicatie)
Kinderboerderij de Kooi verzorgingstehuizen
Feijenoord:
• Antonius IJsselmonde
Omgeving vuurwerk Erasmusbrug
• Lelie Zorggroep - De Koningshof
• De Feijenoordse kade ten westen van de Erasmus-
• Aafje - De Twee Bruggen
brug tot aan het Koninginnehoofd • De Feijenoordse kade ten oosten van de Erasmusbrug tot aan het havenhoofd van de Spoorwegen • Noordereiland, van der Takstraat, Maaskade, Prinsenhoofd, Prins Hendrikkade
• Aafje - Meerweide • Aafje - Smeetsland • Laurens - Dijkveld • Humanitas - de IJsselburgh • Humanitas IJsselmonde- De Wetering • Laurens Psychiatrisch Verpleeghuis Aesopus
Hoogvliet
• Humanitas IJsselmonde - Jan Meertensflat
Kinderboerderij de Oedenstee
• Sonneburgh Verzorgingshuis Ravenswaard
manege Hoogvliet
• Aafje, locatie Endeldijk
Het Ruigeplaatbos
• Laurens woonzorgcentrum Zomerhoek
Oudelandse park
• Vierdaagsestraat 12 - 3078 ZX Rotterdam
Oedenvlietsepark
Het terrein rondom het Maasstad Ziekenhuis
Charlois: Zuiderpark Delfshaven: Dakpark Kinderboerderij De Bokkesprong Centrum: Stadhuisplein Erasmusburg Rozenburg: 25/11 vaststelling De Landtong Raadhuisplein en omgeving Entree woonzorgcentrum Blankenburg Kinderboerderij de beestenboel
Nota dierenwelzijn Rotterdam / 56
Bijlage 6 Advies van Adviescommissie Stadsnatuur en Dierenwelzijn
Nota dierenwelzijn Rotterdam / 57
Nota dierenwelzijn Rotterdam Colofon Opsteller: Grietje Maters i.s.m. gemeentelijke werkgroep dierenwelzijn Fotografie: Peter Schmidt, Joep Boute en Eric Fecken 18 februari 2015