datum
8 maart 2011 versie Auteur(s)
M. Loeven
Nota Minimabeleid Een vereenvoudigd armoedebeleid Gemeente Spijkenisse
Inwoners, afdeling Budgetondersteuning Inburgering en Sociale recherche bezoekadres Raadhuislaan 106, 3201 EL Spijkenisse postadres Postbus 25, 3200 AA Spijkenisse telefoon (0181) 69 69 69 fax (0181) 69 63 95 internet www.spijkenisse.nl
Inhoudsopgave 1.
Inleiding.............................................................................................................. 3
2.
Nieuwe visie op armoedebeleid .............................................................................. 4
2.1
Wat is armoede? ........................................................................................... 4
2.2
Armoedebeleid: verdeling verantwoordelijkheid Rijk en gemeenten ..................... 4
2.3
Kaders: landelijk en lokaal .............................................................................. 4
2.4
Nieuwe visie op armoedebeleid ....................................................................... 5
3.
Huidige armoederegelingen ................................................................................... 7
3.4 4.
Huidige voorzieningenpakket armoedebeleid ..................................................... 7
Het nieuwe voorzieningenpakket ............................................................................ 8
4.1
Vereenvoudiging voorzieningenpakket ............................................................. 8
4.2
Toekomstige voorzieningenpakket minimabeleid ............................................... 9
4.2.1
Algemene voorzieningen ................................................................................ 9
4.2.2
Persoonlijk MinimaBudget (PMB): focus op werk en kinderen ............................ 10
4.2.2.1 Recht op PMB – doelgroepen, hoogte en voorwaarden ..................................... 11 4.2.2.2 Voordelen PMB ............................................................................................ 13 4.2.2.3 Gevolgen huidige voorzieningenpakket .......................................................... 13 4.2.3
Individuele aanvragen .................................................................................. 15
4.3
Vereenvoudiging uitvoering en informatie: vergroten klantgerichtheid ............... 15
5.
Financiële dekking en juridische grondslag ............................................................ 17
5.1
Financiële paragraaf .................................................................................... 17
5.1.1
Begroot 2010, structurele beleidswijziging en begrote bedragen 2012 ................ 17
5.1.2
Beschikbare middelen en verwachte uitgaven 2012 tot en met 2016 .................. 19
5.1.2.1 Meerjarenraming 2012 tot en met 2016 ......................................................... 19 5.1.2.2 Toelichting meerjarenraming 2012 ................................................................ 20 5.1.2.3 Toelichting meerjarenraming 2013 tot en met 2016 ........................................ 22 5.1.2.4 Hoogte gemeentelijke bijdrage CZ en persoonlijk minimabudget (standaard bijdrage (plus) en kindbijdrage) ............................................................................... 23 5.1.3
Kwijtschelding gemeentelijke heffingen 2010 tot en met 2016 .......................... 23
5.1.3.1 Toelichting kwijtschelding gemeentelijke heffingen .......................................... 23
6
5.2
Juridische paragraaf .................................................................................... 24
5.2.1
Wettelijke basis .......................................................................................... 24
5.2.2
Juridische gevolgen .................................................................................... 25
5.3
Communicatie ............................................................................................ 25
5.4
Monitoring (effectmeting) ............................................................................ 26
Samenvatting .................................................................................................... 27
Bijlage I ................................................................................................................... 28 Huidige armoedevoorzieningen ................................................................................... 28 Bijlage II .................................................................................................................. 31 Verhouding armoedebeleid – minimabeleid................................................................... 31 Bijlage III ................................................................................................................ 32 Toelichting Persoonlijk MinimaBudget (PMB) ................................................................. 32 Bijlage IV ................................................................................................................. 40 Totaal overzicht budgetondersteunende voorzieningen .................................................. 40 Bijlage V .................................................................................................................. 41 Overige onderwerpen ................................................................................................ 41
2
1.
Inleiding
De aanleiding van deze nota is de wens en noodzaak om het armoedebeleid opnieuw onder de loep te nemen. De vele ontwikkelingen die op dit moment gaande zijn, noodzaken tot een optimalisering van het beleid. De komende jaren moet er, zowel op landelijke als op gemeentelijk niveau, flink bezuinigd worden. Zo heeft het Rijk verschillende maatregelen aangekondigd die de koopkracht van huishoudens kunnen aantasten. Ter compensatie hiervan heeft het Rijk extra middelen beschikbaar gesteld voor minima huishoudens. Door de gevolgen van de crisis wordt een groter beroep op de armoedevoorzieningen verwacht. Het budget voor de armoederegelingen blijft gehandhaafd op het niveau van 1 januari 2010. Op dit budget zal niet op worden bezuinigd. De noodzakelijke bezuiniging zal plaatsvinden op de uitvoering. Om die reden is gekeken naar een zo effectief en efficiënt mogelijk
gemeentelijk
beleid
en
een
vereenvoudiging
van
het
pakket
aan
armoedevoorzieningen. Om daaraan uitvoering te kunnen geven, wordt in deze nota een nieuwe visie op armoedebeleid geïntroduceerd. Verschillende kaders, zowel landelijk als lokaal, zijn leidend geweest bij de formulering van deze visie. Een visie waarin de focus op werk en kinderen komt te liggen maar overige doelgroepen niet uit het oog worden verloren, vereenvoudiging van gemeentelijk beleid én uitvoering uitgangspunt is en waarin de term armoedebeleid wordt vervangen door minimabeleid. Deze
nota
heeft
vorm gekregen
door
de
inbreng
vanuit
verschillende
afdelingen,
vertegenwoordigers van de doelgroep (vertegenwoordigd in de cliëntenraad SoZaWe en de Wmo-adviesraad), ervaringen vanuit het huidige beleid, (toekomstige) wet- en regelgeving en voorbeelden van anderen gemeenten. Leeswijzer In hoofdstuk twee wordt ingegaan op wat armoede inhoudt, de scheidslijn tussen wat bij het Rijk ligt en wat bij gemeenten, hoe groot de armoedeproblematiek is en wat de nieuwe visie op armoedebeleid is. Hoofdstuk drie geeft de huidige armoedevoorzieningen weer. In hoofdstuk vier worden, uitgaande van de nieuwe visie, het toekomstige voorzieningen pakket en de wijze waarop daaraan uitvoering wordt gegeven, uiteengezet. Hoofdstuk vijf geeft de financiële- en juridische gevolgen en de wijze van communiceren van het nieuwe beleid weer. In bijlage I is een overzicht opgenomen van alle oude armoedevoorzieningen, bijlage II geeft de verhouding armoedebeleid - minimabeleid weer en in bijlage III is het Persoonlijk MinimaBudget nader uitgewerkt. Bijlage IV geeft een totaal overzicht van de nieuwe minimavoorzieningen. Tot slot geeft bijlage V een overzicht van onderwerpen weer die nog niet aan de orde zijn geweest maar wel behandeld moeten worden in deze nota.
3
2.
Nieuwe visie op armoedebeleid
Armoedebeleid is een breed begrip. Verschillende uitgangpunten, zowel landelijk als lokaal, leiden tot een vereenvoudiging dit beleid en een nieuwe visie daarop. 2.1
Wat is armoede?
Het begrip armoede kan op verschillende manieren worden gedefinieerd. Armoede in de brede zin van het woord heeft niet alleen betrekking op de financiële situatie maar ook op de sociale positie waarin iemand, als gevolg daarvan, terecht is gekomen. Voor deze nota hanteren we de volgende definitie van armoede: ‘Armoede is een complex verschijnsel met veelal samenhangende dimensies als inkomen, maatschappelijke participatie, opleidingsniveau, gezondheid, zelfredzaamheid, woon- en leefomgeving. Het toekomstperspectief is een belangrijk onderscheidend kernmerk, vooral in situaties waarin niet of nauwelijks uitzicht is op werk of verandering van leefsituatie. Armoede in deze brede betekenis is sociale uitsluiting. Armoede in smalle zin wordt beschouwd als een tekort aan financiële middelen1.’ Onderstaande tabel geeft inzicht in het percentage huishoudens dat qua inkomen op of rond de armoedegrens leeft2.
101%
105%
110%
120%
Nederland
6%
8%
10%
13%
Spijkenisse
5%
7%
8%
12%
Tabel 1 Huishoudens met een inkomen tot 101, 105, 110 en 120% van het sociaal minimum (cumulatief)
2.2
Armoedebeleid: verdeling verantwoordelijkheid Rijk en gemeenten
Het algemene armoedebeleid, waarbij gedacht moet worden aan het bepalen van de hoogte van de bijstandsuitkering, is voorbehouden aan het Rijk. Hierdoor is iedereen in principe gegarandeerd van een inkomen waarmee kan worden voorzien in het levensonderhoud. Dit algemene beleid wordt deels aangevuld door het Rijk, zoals bijvoorbeeld door middel van zorg- en huurtoeslag, en deels door gemeenten. In gemeentelijk beleid wordt vastgelegd in welke situatie en voor welke doelgroep aanvullende (inkomens)ondersteuning wordt geboden. 2.3
Kaders: landelijk en lokaal
De invulling van gemeentelijk beleid, wordt bepaald en beperkt door verschillende factoren, zowel landelijk als lokaal. Op landelijk niveau zijn er de aangekondigde bezuinigingen op de sociale zekerheid, met als specifieke maatregel voor het armoedebeleid het besluit om de
1
Gemeentelijk armoedebeleid, Stimulansz mei 2008.
2
Deze gegevens hebben betrekking op de situatie van 3 of 4 jaar geleden, aan de hand waarvan een
prognose is gemaakt voor de huidige situatie. Bron: Gemeentelijk armoedebeleid, Stimulansz mei 2008, een rekenmethode voor het maken van prognoses van het aantal huishoudens op het sociaal minimum (of een percentage daarvan).
4
inkomensgrens van het categoriale gemeentelijk inkomensbeleid te normeren op maximaal 110 procent3. Alleen aan de hand van individuele omstandigheden hebben gemeente dan de mogelijkheid om maatwerk te leveren en extra inkomensondersteuning te geven. Verder zal met ingang van 1 januari 2013 de Wet werken naar vermogen (Wwnv) worden ingevoerd, die door de gemeente zal worden uitgevoerd. Deze wet, waarin de Wwb/Wij, de Wet Wajong, en de WsW, worden samengevoegd, heeft als uitgangspunt dat zoveel mogelijk mensen naar vermogen gaan meedoen. Op gemeentelijk niveau is allereerst het collegeprogramma kaderstellend, waarin met betrekking tot het armoedebeleid is opgenomen dat meer ingezet moet worden op het bevorderen van participatie op de arbeidsmarkt. Betaald werk is tenslotte de snelste en meest structurele vorm van armoedebestrijding. Tevens is er de wens om het armoedebeleid te vereenvoudigen en te ontschotten, waardoor het beleid duidelijker, eenvoudiger en transparanter wordt voor de gebruiker, makkelijker en goedkoper is om uit te voeren en bespaard kan worden op uitvoeringskosten. Ook is aangegeven dat het budget voor armoedebeleid wordt gehandhaafd op het niveau van 1 januari 2010 maar dat fluctuaties in het cliëntenbestand, als gevolg van de economische situatie, kunnen leiden tot een nieuwe afweging. Verder is in 2010 een analyse gemaakt van de werkprocessen van de sector Inwoners, waaronder ook de armoederegelingen. Eén van de doelen van dit onderzoek was het inzichtelijk maken van de mogelijkheden om de doelmatigheid te vergroten. Bij dit onderzoek zijn verschillende knelpunten naar voren gekomen. Zo blijken de begrippen armoedebeleid en armoederegelingen niet scherp afgebakend; binnen de organisatie blijkt geen overeenstemming te zijn over wat er wel en niet onder valt. Verder is de vraag gesteld of de armoederegelingen bijdragen aan een structurele positieverbetering van mensen. Ook is aangegeven dat de verschillende drempels voor het bepalen van de ‘minima-status’ leiden tot
meerdere
toetsmomenten
en
is
bovendien
geconstateerd
dat
een
integrale
klantbenadering (bijvoorbeeld wanneer iemand een beroep kan doen op meerdere regelingen) en een gecombineerde registratie ontbreekt, hetgeen niet doelmatig is voor klant en gemeentelijke organisatie. Tot slot is de sociale visie op de stad kaderstellend4. Deze overkoepelende beleidsvisie komt erop neer dat inwoners worden gefaciliteerd en gestimuleerd om zelfredzaam te worden als zij dat niet zijn. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in zelfredzaamheid op zes verschillende leefgebieden5, waaronder ook financiële zelfredzaamheid. 2.4
Nieuwe visie op armoedebeleid
Zoals eerder aangegeven is armoedebeleid een breed begrip en dient het een tweeledig doel: het voorkomen van armoede door financiële ondersteuning van mensen met een (langdurig) laag inkomen enerzijds en het bevorderen van participatie anderzijds. Met name het tweede doel is bijna niet concreet te maken. Armoedebestrijding in het algemeen en het bevorderen
3
Met de wijziging van de Wwb per 1 januari 2012 is deze normering ingevoerd.
4
In hoofdstuk 3 van de nota ‘Samen actief in Spijkenisse – meerjaren Wmo beleidsplan tot 2013’, is de
sociale visie op de stad beschreven. 5
Zes leefgebieden: persoonlijk zelfredzaam, financieel zelfredzaam, zelfredzaam en veilig in fysieke
omgeving, maatschappelijk zelfredzaam, sociaal zelfredzaam en zelfredzaam in wonen.
5
van
participatie
in
het
bijzonder,
gebeurt
namelijk
vanuit
vele
initiatieven
en
beleidsterreinen, op ieder onderdeel vanuit de eigen invalshoek benaderd. Alhoewel goede afstemming op zowel beleidsmatig als uitvoerend niveau belangrijk is om armoede te kunnen bestrijden6, is afbakening belangrijk. Om die reden richten we ons binnen de nieuwe visie puur op het eerste deel van het armoedebeleid, te weten het vergroten van de mate van financiële zelfredzaamheid van mensen met een minimum inkomen. Hiertoe wordt de term armoedebeleid vervangen door minimabeleid, een term die beter de lading dekt en waarvan verwacht wordt minder weerstand op te zullen roepen bij de doelgroep. De nieuwe visie op minimabeleid is geënt op de sociale visie op de stad, waarin zelfredzaamheid als voorwaarde wordt gezien om volwaardig deel te kunnen nemen aan de samenleving. De beschikking over onvoldoende financiële middelen maakt dat iemand niet (financieel) zelfredzaam is. Het hebben van een baan, oftewel het kunnen voorzien in je eigen inkomen, is de beste manier om armoede tegen te gaan7 en participatie te bevorderen. Ondersteuning bij het vinden daarvan is een belangrijke taak van de gemeente en wordt gereguleerd vanuit het participatie en re-integratiebeleid. Het hebben van betaald werk blijkt in de praktijk niet altijd (direct) haalbaar. Daarnaast leidt het hebben van een baan niet in alle gevallen tot voldoende middelen om te kunnen spreken van financiële zelfredzaamheid. Inkomensondersteuning is in dat geval noodzakelijk om te voorkomen dat men afglijdt en in armoede terecht komt. En dát is waar we ons in de toekomst op richten. Maar met het bieden van een gedegen voorzieningenpakket ben je er zeker niet. Om de zelfredzaamheid daadwerkelijk te vergroten is het van groot belang dat de doelgroep voldoende bereikt wordt. Ook het tegengaan van niet-gebruik zal een punt van aandacht blijven binnen het nieuwe beleid. Onder minimabeleid verstaan we dan: ‘Het (tijdelijk) bieden van voorzieningen die er op gericht zijn om het inkomen op peil te brengen en te houden, door aan specifieke doelgroepen een financiële voorziening te bieden. De mate van ondersteuning wordt mede afhankelijk gemaakt van de vraag of wordt deelgenomen aan de het arbeidsmarktproces. Daarnaast zal ook de vraag of er kinderen in een huishouden zijn, een wegingsfactor worden en zal bovendien gestreefd worden naar een zo groot mogelijk bereik.
6
Zo kan een juiste en tijdige doorverwijzing naar schuldbemiddeling een uitzichtloze financiële situatie
voorkomen en het herkennen van analfabetisme en het inzetten van een alfabetiseringscursus de kans op werk vergroten en daarmee de kans op armoede verkleinen. 7
Rapport ‘Uit armoede werken’, Sociaal en Cultureel Planbureau Den Haag september 2010
6
3.
Huidige armoederegelingen
Met de nieuwe visie als uitgangspunt, zal het huidige pakket aan armoederegelingen wijzigen. Voordat we daartoe overgaan, wordt in dit hoofdstuk uiteengezet welke voorzieningen er onder het oude armoedebeleid8 zijn geschaard. 3.4
Huidige voorzieningenpakket armoedebeleid
Onder het huidige armoedebeleid zijn de volgende voorzieningen opgenomen9: 1. Rotterdampas 65+ 2. Rotterdampas minima 3. Schuldbemiddeling 4. Advies & Informatie (Formulierenbrigade Stimos) 5. Bijdrage peuterspeelzaal i.v.m. Voor- en Vroegschoolse Educatie (VVE) 6. Inkomensvrijlating en premiebeleid 7. Collectief arrangement ziektekostenverzekering 8. Kwijtschelding gemeentelijke heffingen 9. Langdurigheidstoeslag 10. Categoriale bijzondere bijstand voor 65 plussers 11. Categoriale bijzondere bijstand chronisch zieken en gehandicapten 12. Bijdrage Sport en Cultuur 13. Individuele bijzondere bijstand (o.a. het noodfonds) Wat opvalt aan het huidige voorzieningenpakket is dat het een breed scala aan voorzieningen betreft. Allereerst is er de bijzondere bijstand, waarbij (gedeeltelijk) in specifieke kosten kan worden voorzien. Ook zijn er regelingen die erop gericht zijn om het inkomen te verhogen, door aan specifieke doelgroepen een bepaald bedrag per jaar te verstrekken, kwijt te schelden of ‘vrij te laten’. Maar onder het huidige beleid zijn ook voorzieningen geschaard die niet direct in geld zijn uit te drukken en vooral een dienstverlening omvatten, gericht op het voorkomen van armoede. Daar komt bij dat de uitvoering en aanvraagprocedure van de voorzieningen
verspreid
zijn
over
verschillende
afdelingen.
Bovendien
worden
er
verschillende inkomensgrenzen gehanteerd voor de vraag of er recht op, of toegang tot, een bepaalde voorziening bestaat.
8
Nota armoedebeleid Spijkenisse, d.d. 10 januari 2008.
9
De huidige armoedevoorzieningen zijn nader uiteengezet in bijlage I, waarbij inzichtelijk is gemaakt
wat de regeling inhoudt, wie daar een beroep op kan doen, wat de hoogte van de bijdrage is en op welke afdeling het wordt uitgevoerd.
7
4.
Het nieuwe voorzieningenpakket
De volgende stap is het doorvertalen van de nieuwe visie naar de uitvoeringspraktijk. In dit hoofdstuk komt het nieuwe voorzieningenpakket aan de orde, hoe tot deze indeling is gekomen en op welke wijze daaraan uitvoering zal worden gegeven. 4.1
Vereenvoudiging voorzieningenpakket
Rotterdampas 65+ en Rotterdampas minima Wanneer we de lijn van vereenvoudiging van beleid doortrekken naar het huidige voorzieningenpakket, valt allereerst de Rotterdampas op. Een pas die aan 65 plussers en aan minima wordt verstrekt, tegen een gereduceerd tarief ter bevordering van activiteiten en evenementen in Rotterdam en regio. Deze voorziening past niet binnen de huidige visie, enerzijds vanwege het ontbreken van de minimum inkomensgrens (Rotterdampas 65 plussers), anderzijds vanwege het feit dat het niet bijdraagt aan het vergroten van de financiële zelfredzaamheid. Het betreft namelijk slechts een korting; er dient eerste geld uitgeven te worden voordat er profijt is van de voorziening. Het besluit tot afschaffing van deze voorziening is reeds genomen10. Schuldbemiddeling en Stimosformulierenbrigade Vervolgens staan we stil bij Schuldhulpverlening en Stimosformulierenbrigade. Beide belangrijke instrumenten om te voorkomen dat mensen in armoede terecht komen maar tegelijkertijd
algemeen
Schuldhulpverlening
zal
toegankelijk, de
komen
ongeacht
de
jaren
de
hoogte
worden
van
voortgezet
het onder
inkomen. de
naam
11
en valt
schuldbemiddeling, als een apart beleidsterrein met een eigen aanpak en doelgroep
daarmee niet onder het Minimabeleid. Voor wat betreft Stimosformulierenbrigade wordt voorgesteld om dit de komende jaren voort te zetten. Het betreft een belangrijke adviesvoorziening met een groot preventief belang als gaat om het voorkomen van armoede12, maar ook Stimos is algemeen toegankelijk en kan niet worden aangemerkt als een minimavoorziening en zal daarom buiten het beleidsterrein worden gelaten. Bijdrage peuterspeelzaal i.v.m. Voor- en Vroegschoolse Educatie Ook de bijdrage peuterspeelzaal in verband met Voor- en Vroegschoolse Educatie wordt losgekoppeld. Het betreft een voorziening die is ontstaan vanuit het idee om kinderen met een (taal) ontwikkelingsachterstand (geïndiceerde kinderen) deel te laten nemen aan voorschoolse
educatie
(peuterspeelzaal).
Binnenkort
wordt
een
nieuwe
werkwijze/
financieringssystematiek voor de peuterspeelzaal geïntroduceerd. Uitgangspunt wordt een inkomensafhankelijke ouderbijdrage; hoe lager het inkomen, hoe hoger de gemeentelijke bijdrage 13 . Het budget blijft beschikbaar voor peuters uit de laagste inkomenscategorie (product 650.00 kinderopvang).
10
In het kader van de gemeentelijke bezuinigingen heeft de gemeenteraad besloten tot het beëindigen
van de Rotterdampas. Middels het college-besluit ‘Beëindiging deelname Rotterdampas’ d.d. 14 juni 2011, is dit besluit formeel genomen. 11
Zie nota van ‘Schuldhulpverlening naar schuldbemiddeling’ d.d. 15 februari 2011.
12
Eind 2011 worden er beleidsregels opgesteld voor subsidieverstrekking binnen de sector Inwoners;
uitgaande van de sociale visie op de stad worden er per leefgebied doelen omschreven, aan de hand waarvan bepaald gaat worden waarvoor subsidie verstrekt kan en gaat worden. 13
Verwacht wordt dat in het eerste kwartaal van 2012 besloten wordt over de nieuwe werkwijze.
8
Inkomensvrijlating en premiebeleid Het gaat hier om instrumenten die een rol spelen op het gebied van participatie en reintegratie. Deze zijn ondergebracht in de betreffende beleidsterreinen 14 en zullen geen onderdeel uitmaken van het toekomstige pakket aan minimavoorzieningen. 4.2
Toekomstige voorzieningenpakket minimabeleid
Onder het nieuwe beleid wordt voor de resterende voorzieningen, de volgende indeling / samenvoeging voorgesteld15: 1. Algemene voorzieningen: -
Collectieve Zorgverzekering Minima
-
Kwijtschelding gemeentelijke heffingen
2. Het Persoonlijk MinimaBudget (PMB) -
Standaardbijdrage (plus)
-
Kindbijdrage Maatschappelijke Ontwikkeling
3. Specifieke besluiten 4.2.1
Individuele bijzondere bijstand Algemene voorzieningen
Het betreft hier voorzieningen die toegankelijk zijn voor alle huishoudens met een laag inkomen. Hieronder kunnen de volgende voorzieningen worden geschaard: Collectieve Zorgverzekering voor Minima (CZM) Recent onderzoek16 heeft aangetoond dat deze voorziening de deelnemer € 267 voordeel per jaar oplevert. Het vergroten van de volksgezondheid en het verminderen van het beroep op bijzondere bijstand (medische kosten), en dan met name de open eind risico’s van deze post, zijn andere voordelen die voortvloeien uit deze voorziening. De effecten werken positief door, nu blijkt dat er in de gemeente Spijkenisse opvallend veel gebruik van wordt gemaakt 17. Om deze redenen is besloten om in 2012 de Collectieve Zorgverzekering Minima voort te zetten, waarbij de inkomensgrens is gehandhaafd op 110 procent en de gemeentelijke bijdrage is verhoogd 18 . Voorgesteld wordt om ook de komende jaren de verhoogde gemeentelijke bijdrage voort te zetten. Kwijtschelding gemeentelijke heffingen Kwijtschelding wordt verleend aan mensen die hun belastingaanslag (geheel of gedeeltelijk) niet kunnen betalen. De mogelijkheid tot het aanvragen van kwijtschelding, is bij wet geregeld. De
huidige
inkomensgrens, om
in
aanmerking
te
komen voor
volledige
kwijtschelding gemeentelijke heffingen, ligt op 100 procent van de van toepassing zijnde bijstandsnorm. De inkomensgrens voor het recht op kwijtschelding van gemeentelijke
14
Dit onderwerp is reeds meegenomen in het participatiebeleid, zie college advies ‘Participatie en inzet
participatiebudget’ d.d. 29 juni 2011. 15
De juridische basis van de verschillende voorzieningen is terug te vinden in paragraaf 5.2 van
hoofdstuk 5 16
Zie rapport Evaluatie van de Collectieve Zorgverzekering voor Minima 2010, uitgevoerd door BS&F in
opdracht van de gemeente Spijkenisse 17
Deelname (2010) in Spijkenisse 62%, dit percentage ligt regionaal op 35% en landelijk op 38%.
18
Voor verdere toelichting zie college advies ‘Collectieve Ziektekosten Verzekering 2012’ d.d. 22
november 2011.
9
heffingen is wettelijk vastgelegd op minimaal 90 en maximaal 100 procent van de van toepassing zijnde bijstandsnorm. De vermogensgrens om in aanmerking te komen voor kwijtschelding, wijkt af van de overige minimavoorzieningen (voor de overige regelingen geldt de vermogensgrens van de Wet werk en bijstand). Sinds 1 juli 2011 is bij wet geregeld dat het mogelijk is om qua vermogensgrens aan te sluiten bij de Wwb 19 . Daarnaast kan ervoor gekozen worden om de kosten voor kinderopvang mee te lagen wegen voor het recht op kwijtschelding. Over deze punten zal medio 2012 nader worden geadviseerd, waarbij tevens de gevolgen van de wijzigingen in de Wwb20 voor het recht op kwijtschelding zullen worden meegenomen. 4.2.2
Persoonlijk MinimaBudget (PMB): focus op werk en kinderen
Het overgrote deel van de mensen dat een beroep doet op inkomensondersteunende voorzieningen, zit in een uitkeringssituatie. Aangezien betaald werk de snelste en meest structurele vorm van armoedebestrijding is, wordt voorgesteld om (waar mogelijk) een stimulans in te bouwen richting werk, zonder dat dit ten koste gaat van mensen die dat niet kunnen of niet meer hoeven te werken. De mate van ondersteuning wordt hiermee afhankelijk gemaakt van de vraag of wel of niet wordt deelgenomen aan de het arbeidsmarktproces. Een idee dat aansluit bij de algemene uitgangspunten van het college, te weten eigen verantwoordelijkheid en wederkerigheid en daarnaast de specifieke wens om het armoedebeleid meer in te zetten om participatie op de arbeidsmarkt te bevorderen. Daarnaast wordt voorgesteld om het accent te leggen op kinderen die leven in een armoedesituatie. Om hieraan uitvoering te kunnen geven, wordt voorgesteld om het Persoonlijk MinimaBudget (PMB) te introduceren, waarbinnen onderscheid wordt gemaakt tussen de Standaardbijdrage en de Kindbijdrage Maatschappelijke Ontwikkeling. Onder het PMB worden de huidige categoriale regelingen, te weten Langdurigheidstoeslag, Categoriale bijzondere bijstand chronisch zieken en gehandicapten, Categoriale bijzondere bijstand 65 plussers en tot slot ook de Bijdrage sport en cultuurfonds samengevoegd in één budget. Het PMB wordt een vast bedrag per jaar, per huishouden, dat mensen naar eigen inzicht kunnen besteden. De toekenning en hoogte van het budget wordt gerelateerd aan de vraag of sprake is van een arbeidsplicht en aan de samenstelling van het huishouden21.
19
Op 1 juli 2011 is de wet in werking getreden (Wijziging van de Gemeentewet, de Provinciewet en de
Waterschapswet in verband met de verruiming van de bevoegdheid van de raad, provinciale staten en het algemeen bestuur om kwijtschelding van belastingen te verlenen - Staatsblad 2011/310). Toch is het nu formeel nog niet mogelijk de verruimde kwijtscheldingsnormen toe te passen. De reden is dat de 'Nadere regels kwijtschelding gemeentelijke en waterschapsbelastingen' nog niet zijn aangepast. In deze regels wordt bepaald welke vermogensnorm gemeenten maximaal mogen hanteren. Het is mogelijk dat dit toch niet de maximale vermogensnorm uit de WWB zal zijn. 20
Met de wijzingen van de Wwb per 1 januari 2013 worden de gezinsnorm en de huishoudtoets
geïntroduceerd. Gezinnen zullen de bijstand gezamenlijk moeten aanvragen en zij krijgen recht op een gezinsuitkering ter hoogte van de huidige norm voor gehuwden op grond van de Wwb. Dit houdt ook in, dat alle middelen (inkomsten en vermogen) van alle gezinsleden in aanmerking worden genomen. 21
In deze paragraaf worden de voornaamste voorwaarden voor het recht op een PMB genoemd, voor
meer gedetailleerde informatie wordt verwezen naar bijlage III.
10
4.2.2.1 Recht op PMB – doelgroepen, hoogte en voorwaarden22 Doelgroepen Voorgesteld wordt om, voor het toekennen van een PMB, onderscheid te maken in de volgende vier doelgroepen: 1. De inwoner van 21 jaar of ouder met inkomsten uit arbeid, met een inkomen tot 110 procent van de van toepassing zijnde bijstandsnorm. 2. De inwoner van 21 jaar of ouder die redelijkerwijs niet of pas op zeer lange termijn in staat moet zijn met werk in eigen onderhoud te kunnen voorzien (ontheffing van de arbeidsplicht, volledig arbeidsongeschikten en 65-plussers) met een inkomen tot 110 procent van de van toepassing zijnde bijstandsnorm. 3. De inwoner van 21 jaar of ouder die (nog) geen betaald werk heeft maar daartoe wel in staat zou moeten zijn (volledige of gedeeltelijke arbeidsplicht op grond WW, Wwb/Wij, Wet Wajong, WsW). 4. De inwoner met een inkomen tot 110 procent van de van toepassing zijnde bijstandsnorm, met inkomensafhankelijke kinderen in de leeftijd van 4 tot en met 17 jaar:
deze
groep
komt
in
aanmerking
voor
de
kindbijdrage
Maatschappelijke
Ontwikkeling. Hoogte PMB23 Doelgroep 1 en 2 ontvangen de standaard bijdrage plus van € 400, doelgroep 3 de standaard bijdrage van € 200 en doelgroep 4 de kindbijdrage van € 200 per kind per jaar. Voorwaarden -
Inkomen tot 110 procent
Voor de beantwoording van de vraag wanneer iemand in aanmerking komt voor een PMB (standaard- en kindbijdrage), moet eerst worden bepaald welke inkomensgrens we hanteren. Opvallend aan de huidige minimaregelingen is dat er vier verschillende inkomensgrenzen zijn. Voorgesteld wordt om de grens te uniformeren en vast te stellen op 110 procent van de bijstandsnorm, conform het wettelijk maximum. -
Twaalf maanden geen zicht op inkomensverbetering
Voor het recht op de standaard bijdrage (plus) wordt verder de voorwaarde gesteld dat men 21 jaar of ouder is en minimaal 12 aaneengesloten maanden op het inkomensniveau van 110 procent zit, waardoor er geen zicht is op inkomstenverbetering en daardoor geen financiële ruimte is om te reserveren voor onverwachte uitgaven. -
Inkomensafhankelijke kinderen
Voor het recht op de kindbijdrage moet sprake zijn van inkomensafhankelijke kinderen in de leeftijd van 4 tot en met 17 jaar.
22
In deze paragraaf worden de doelgroepen, de hoogte en de voorwaarden voor het recht op in grote
lijnen toegelicht. Voor meer gedetailleerdere uitleg over het PMB wordt verwezen naar bijlage III. 23
De mogelijkheid bestaat om de hoogte van het budget jaarlijks aan te passen. Eind 2013 is meer
inzicht in het bereik van de doelgroep en de uitputting van het minimabudget. Eventuele over- dan wel onderbesteding van het budget, kan leiden tot aanpassing van de hoogte van de verschillende bijdragen. Voorgesteld wordt om de bedragen jaarlijks te indexeren met het percentage zoals opgenomen in de kadernota (zie paragraaf 5.1.2.4).
11
Onderscheid typen bijdragen -
Onderscheid standaardbijdrage / standaardbijdrage plus
Binnen de standaard bijdrage wordt onderscheid gemaakt in hoogte. De doelgroepen die aanmerking komen voor een hogere bijdrage (de standaardbijdrage plus) hebben extra kosten, als gevolg waarvan zij minder financiële ruimte hebben om te reserveren voor onverwachte uitgaven dan de categorie die de standaardbijdrage ontvangt. Het betreft de volgende groepen: 1. Minima met inkomen uit arbeid24 Voor werkende minima mag worden aangenomen dat het verrichten van arbeid veelal meer kosten met zich meebrengt, zoals reiskosten, representatiekosten, de eigen bijdrage kinderopvang etc. en daarnaast kunnen hun inkomensafhankelijke regelingen vervallen of lager worden vastgesteld. Onder deze categorie valt ook de groep inwoners met inkomsten uit arbeid, aangevuld met een uitkering op grond van de Wwb. Ook zij hebben de extra kosten die werken met zich mee brengt. Bovendien wordt verplicht de inkomstenvrijlating toegepast, waardoor de hoogte van het inkomen uitkomt boven de 100 procent van de van toepassing zijnde bijstandsnorm, waardoor het recht op kwijtschelding milieuheffing vervalt. Voor de vraag wanneer sprake is van inkomen uit arbeid, wordt voorgesteld om als voorwaarde te stellen dat er in de afgelopen twaalf maanden minimaal zes maanden arbeid moet zijn verricht. Daarnaast wordt voorgesteld om vrijwilligerswerk niet te scharen onder het begrip arbeid. De reden daarvan is dat hiervoor een vergoeding kan worden verstrekt. Deze vergoeding, ongeacht de vraag of deze daadwerkelijk wordt uitbetaald, kan gezien worden als een voorliggende voorziening die toereikend is 25 . Bovendien is het begrip vrijwilligerswerk lastig te definiëren. 2. Vrijgestelden van de arbeidsplicht Ook de extra kosten vanwege ziekte of handicap, als gevolg waarvan niet of onvoldoende gewerkt kan worden, worden deel gecompenseerd door de hogere bijdrage. 3. Minima van 65 jaar of ouder Evenals de extra kosten als gevolg van ouderdom26. -
Kindbijdrage
De groep die in aanmerking komt voor de kindbijdrage zijn ouders met inkomensafhankelijke kinderen in de leeftijd van 4 tot en met 17 jaar. Deze bijdrage is een vast bedrag per kind per jaar en compenseert de extra uitgaven voor kinderen, zoals lidmaatschap (sport-)
24
De verordening die betrekking heeft op de langdurigheidstoeslag, zal in overeenstemming worden
gebracht met uitgangspunten in de nota en de naam zal worden gewijzigd; voor categorie 1 (werkende minima) en categorie 2 (vrijgestelden van de arbeidsplicht) zal artikel 36 Wwb en de nieuwe verordening de juridische grondslag worden. 25
De organisatie waarvoor het vrijwilligerswerk wordt verricht, kan een vrijwilligersvergoeding
verstekken van maximaal € 1.500 per jaar bedragen. Deze vergoeding is onbelast. 26
De juridische grondslag hiervoor artikel 35 lid 3 Wwb, de mogelijkheid om categoriale bijzondere
bijstand te verstrekken aan minima van 65 jaar of ouder. Beleidsregel 3.3.1 en 3.3.2 van Inzoomen op de Wwb zullen hierop worden afgestemd. Voor verder uitleg, zie paragraaf 5.2.1 wettelijk basis.
12
verenigingen, (sport) kleding, ouder bijdrage school, schoolreis, kinderfeestjes, theater etc. Daarnaast wordt gestimuleerd dat de besteding van het budget bijdraagt aan de maatschappelijk ontwikkeling van het kind. 4.2.2.2 Voordelen PMB Invoering van een PMB heeft voordelen op verschillende onderdelen. Allereerst het vergroten van de eigen verantwoordelijkheid. Burgers worden gestimuleerd in eigen onderhoud te voorzien, zonder daarbij te kort te doen aan diegenen die daar zelf geen invloed op kunnen of hoeven uitoefenen, zoals de groep mensen die ontheven zijn van de arbeidsplicht of volledig arbeidsongeschikt zijn en kinderen. Dit ligt in de lijn van de visie op participatie, waarin werkzoekenden meer verantwoordelijk worden gemaakt voor hun eigen re-integratie27. Zo blijkt dat, van de mensen die in de bijstand zit, 60 à 65 procent niet wil werken als dat geen inkomensverbetering oplevert en een kwart niet zelf actief op zoek gaat naar werk als er geen uitzicht is op een hoger inkomen28. Ook internationaal onderzoek laat zien dat op het moment dat werk meer gaat lonen, de inspanning om werk te zoeken toeneemt en uitkeringsgerechtigden ook meer geneigd zijn banen te accepteren 29. Daarnaast wordt het aantrekkelijk gemaakt om aan het werk te gaan en te blijven. Een belangrijk element; uit onderzoek onder de inwoners van Spijkenisse blijkt namelijk dat de groep werkenden ervaart minder goed te kunnen leven van het inkomen waarover zij beschikken dan niet-werken30. Tot slot leidt het tot een besparing op de uitvoeringskosten. Waar in het verleden vier verschillende regelingen, op vier verschillende momenten en verspreid over het hele jaar plaatsvonden, zal dat nu in één regeling op één moment kunnen. 4.2.2.3 Gevolgen huidige voorzieningenpakket Samenvoeging van de verschillende budgetten, heeft consequenties voor de huidige categoriale regelingen. Allereerst het budget van de langdurigheidtoeslag, een voorziening die op grond van artikel 36 Wwb wordt toegekend in geval van een langdurig laag inkomen. Door invoering van het PMB en een verhoging van de inkomensgrens31 wordt de doelgroep vergroot; ook werkende minima met een laag inkomen, komen in aanmerking voor ondersteuning en wordt het begrip ‘langdurig’ teruggebracht van 36 naar 12 maanden. Daarnaast is er een differentiatie ingebouwd in de hoogte van de bijdrage; deze is gerelateerd aan het hebben van werk, tenzij dat niet mogelijk is of niet (meer) hoeft.
27
Zie college-advies ‘Participatiebeleid en inzet participatie budget’ d.d. 29 juni 2011
28
Rapport ‘armoedebestrijding’ van de Inspectie Werk en Inkomen (IWI), november 2010.
29
Mensen zijn geneigd meer te werken als de beloning daarvoor hoger is, dit is een robuuste uitkomst
van een zeer omvangrijke internationale empirische literatuur met een reeds lange historie, zie notitie Armoedeval heeft wel gedragseffect van het Centraal planbureau 24 januari 2008. 30
De inwonersenquête Spijkenisse 2011, een onderzoek onder inwoners van Spijkenisse over diverse
onderwerpen, laat zien dat werkenden ervaren minder goed te rond te kunnen komen van het inkomen dat zij hebben dan niet-werkenden: 53 procent van de werkenden zegt goed rond te kunnen komen, 38 procent redelijk en 9 procent slecht, dit ten opzichte van de niet-werkenden waarvan 68 procent zegt goed rond te kunnen komen, 28 procent redelijk en 4 procent slecht. 31
De inkomensgrens voor langdurigheidstoeslag bedraagt 101 procent, de inkomensgrens voor het recht
op een PMB wordt vastgesteld op 110 procent
13
De groep 65-plussers met een inkomen tot 110 procent, die op grond van het oude beleid recht had op de Categoriale Bijzondere Bijstand 65-plusser, heeft onder het nieuwe beleid recht op de hogere bijdrage, de standaard bijdrage plus. Het
wegvallen
van
de
Categoriale
Bijzondere
Bijstand
voor
Chronisch
zieken
en
gehandicapten leidt niet tot problemen. Wanneer iemand, vanwege het feit dat deze chronisch ziek of gehandicapt is, niet of onvoldoende kan werken (is vrijgesteld van de arbeidsplicht) dan wordt dat gecompenseerd in de vorm van de hoger jaarlijkse bijdrage (standaard bijdrage plus). Maar ook wanneer iemand wel in staat is om te werken, worden de extra kosten gecompenseerd via andere kanalen. Hierbij moet gedacht worden aan de voorzieningen die voortvloeien uit de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) 32 en de Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten (Wtcg)33, maar ook nog steeds de mogelijkheid tot het aftrekken van specifieke zorgkosten bij de aangifte inkomstenbelasting en
de
regelingen
Compensatie
eigen
risico
zorgverzekeringswet
(CER)
34
en
het
35
Mantelzorgcompliment . En dan het ‘vervallen’ van de bijdrage Sport en Cultuur, een specifieke bijdrage voor sporten culturele activiteiten van kinderen en bijbehorende materiaal kosten. Een belangrijk instrument om participatie van kinderen te bevorderen, maar doordat de gemaakte kosten moeten worden aangetoond, een tijdrovende methode. Het onderbrengen van de bijdrage sport en cultuur onder het PMB (kindbijdrage), leidt tot minder administratieve handelingen en een verlaging van de uitvoeringskosten. Door het inbouwen van een kindbijdrage, blijft in het bijzonder aandacht voor kinderen met ouders in een slechte financiële positie. De bijdrage zal namelijk per kind, ongeacht de inspanningen van de ouders, worden toegekend. De kindbijdrage is bedoeld om de maatschappelijke ontwikkeling
van kinderen te
36
vergroten . Ouders kunnen naar eigen inzicht bepalen hoe het budget besteed gaat worden, waarbij het doel uitdrukkelijk is dat inzet van het budget bijdraagt aan het vergroten van de participatie / maatschappelijke ontwikkeling van het kind37. Maar hoe dat bereikt wordt, door deelname aan sport, culturele activiteiten, schoolreis, schoolspullen of bijvoorbeeld de aanschaf van een computer, is ter beoordeling van de ouders zelf. Dit ligt in de lijn van het
32
Deze wet is ingevoerd per 1 januari 2007.
33
Deze regelingen en wetgeving zijn ingevoerd per 1 januari 2009.
34
Iedereen die medische zorg gebruikt vanuit de basiszorgverzekering betaalt een eigen risico. Dit om te
voorkomen dat mensen onnodig aanspraken maken op zorg. Mensen met een handicap en chronisch zieken hebben geen keuze. Deze regeling biedt een compensatie voor het eigen risico aan mensen met hoge zorgkosten en is ingevoerd per 1 januari 2008. 35
De overheid geeft mantelzorgers die langdurige zorg verlenen een klein geldbedrag als waardering,
het mantelzorgcompliment. Bij verzorging binnen één huishouden, zoals verzorging door partner of kind, kan eveneens recht bestaan op deze vergoeding. 36
In de verordening Langdurigheidstoeslag en Maatschappelijke participatie schoolgaande kinderen is
invulling gegeven aan het begrip maatschappelijke participatie. Hiermee wordt voldaan aan de verordeningsplicht participatie schoolgaande kinderen, zie wetsvoorstel tot wijziging van de Wet werk en bijstand en samenvoeging van die wet met de Wet investeren in jongeren gericht op bevordering van deelname aan de arbeidsmarkt en vergroting van de eigen verantwoordelijkheid van uitkeringsgerechtigden. 37
Deze voorwaarde zal duidelijk worden gecommuniceerd richting de ouders, zie hoofdstuk 5, paragraaf
5.3 van deze nota.
14
vergroten van de eigen verantwoordelijkheid van burgers, een tendens die zowel lokaal als landelijk zichtbaar is. De regering wil bereiken dat de inkomensondersteuning rechtstreeks aan zoveel mogelijk minderjarige kinderen van de doelgroep ten goede komt en acht het daarom wenselijk dat uitkering in natura plaatsvindt. Zoals hierboven reeds aangegeven, leidt dit tot onevenredig hoge uitvoeringskosten. Echter, de nieuwe aanpak leidt er wel toe dat zoveel mogelijk, namelijk alle bij de gemeente bekende minderjarige kinderen waarvan de ouders een laag inkomen hebben, worden bereikt. Bovendien kan er bespaard worden op uitvoeringskosten. Hiermee wordt voldaan aan de specifieke wens van het College om, met betrekking tot voorziening de Bijdrage Sport en Cultuur, minder gericht te ondersteunen. Om te zorgen voor een maximale prikkel richting de ouders om het budget verantwoord te besteden, zal uitgebreid stil worden gestaan bij de wijze van communiceren en het moment van uitbetalen aan de ouders. 4.2.3
Individuele aanvragen
De derde en laatste categorie is de bijzondere bijstand. Wanneer het inkomen niet toereikend is, kunnen burgers bij de gemeente terecht. Het betreft een bijdrage aan ‘bijzondere’ uitgaven voor mensen die het zelf niet (meer) kunnen betalen, dus ook bedoeld voor mensen die geen bijstandsuitkering ontvangen maar wel op een minimum inkomen zitten. Voorwaarden voor een vergoeding, ‘om niet’ (een gift) of in de vorm van een lening (leenbijstand) is dat het bijzondere en noodzakelijke kosten betreft. Inhoudelijk zal er het één en ander wijzigen; het noodfonds wordt afgeschaft en de beleidregels zijn opnieuw bekeken waarbij de eigen verantwoordelijkheid als uitgangspunt is genomen38. Daarnaast zal ook in de uitvoering meer gekeken moeten worden naar de individuele noodzakelijkheid. Als in de individuele situatie sprake is van onverwachte, onverwijtbare en onvermijdbare noodzakelijk kosten, dan is extra bijstand geoorloofd en mogelijk. Hierbij is het belangrijk dat de beleidsregels niet te ruimhartig worden toegepast en
er geen ‘standaard’
vergoedingen meer zullen plaatsvinden, goed onderzocht wordt of sprake is (of had kunnen zijn) van een voorliggende voorziening en of er geen goedkopere alternatieven zijn. Buiten het feit dat dit zal leiden tot een besparing op de uitgaven voor de bijzondere bijstand, kan ook bespaard worden op de terugvorderingskosten. Bovendien staat het onnodig en te hoog verstekken van bijstand in de vorm van een lening
haaks op het
principe van
armoedebestrijding; burgers met een laag inkomen, komen vaak direct in de financiële problemen bij het terugbetalen van de te hoge lening, waardoor schuldproblematiek onnodig in de hand wordt gewerkt. 4.3
Vereenvoudiging uitvoering en informatie: vergroten klantgerichtheid
Wat opvalt aan het huidige pakket aan armoederegelingen, is dat het een breed scala aan voorzieningen betreft, dat worden uitgevoerd op vier verschillende afdelingen met ieder een eigen aanvraagprocedure. Eén loket Het
vergroten
toegankelijkheid.
van
de
Door
klantgerichtheid, het
creëren
zit
van
allereerst een
in
centraal
het
verbeteren
aanvraagpunt
van
voor
de álle
minimavoorzieningen, wordt het beleid transparanter en kan bovendien bespaard worden op uitvoeringskosten. Daar komt bij dat klanten nog maar één keer gegevens in hoeven
38
Op 1 november 2011 is een nieuwe versie van Inzoomen op de Wwb vastgesteld, zie college-advies
‘Beleidsregels Wwb Spijkenisse 2012’ d.d. 1 november 2011.
15
leveren, hetgeen bijdraagt aan uitvraagverlaging en vereenvoudigde informatievoorziening 39. Om die reden wordt voorgesteld om de verschillende minimaregelingen te bundelen op één plek. De vraag waar dat zal zijn, wordt meegenomen bij de
herinrichting van de Sector
40
Inwoners . Op dit moment werkt de gemeente toe naar een Klant Contact Centrum (KCC). Dit centrale loket zal daar op termijn worden ondergebracht. Eén aanvraagformulier Daarnaast wordt voorgesteld om één aanvraagformulier te hanteren voor het aanvragen van de algemene voorzieningen en het Persoonlijk MinimaBudget, (deelname Collectieve Zorgverzekering, kwijtschelding gemeentelijke heffingen, Standaard- en Kindbijdrage). Het introduceren van een compleet en eenvoudig aanvraagformulier is klantgericht; het vergroot de bereikbaarheid en leidt tot vermindering van administratieve lasten. De klant dient één aanvraag in en de gemeente checkt op welke voorzieningen recht bestaat. Dit geldt uiteraard niet voor de bijzondere bijstand, aangezien niet op een vast moment wordt uitgekeerd en daarvoor altijd een individuele beoordeling moet plaatsvinden (zie paragraaf 4.3.2 onder 3. Individuele aanvragen). Vergroten bereik: verbetering informatievoorziening Bovengenoemde voorstellen: vereenvoudiging en uniformering van de voorwaarden en aanvraag- en afhandelingsprocedure én verbetering van de informatievoorziening, zullen het bereik van de doelgroep al doen toenemen. Daarnaast is het belangrijk om meer algemene bekendheid te geven aan de inkomensondersteunende voorzieningen. De mogelijkheid bestaat om een website (Geldkompas)41 te laten ontwikkelen waarop alle lokale, maar ook regionale en landelijke informatie is terug te vinden. De beslissing of daartoe zal worden overgegaan, wordt meegenomen bij de ontwikkeling van het KCC.
39
Sinds 1 januari 2008 is de Wet eenmalige gegevensuitvraag werk en inkomen (WEU) van kracht. Bij de
start van de WEU is een aantal gegevens vastgelegd dat in principe niet meerdere malen door overheidsinstanties en ketenorganisaties, werkzaam in het domein van werk en inkomen, mag worden uitgevraagd. 40
In het kader van o.a. de komst van de Wet werken naar vermogen (Wwnv), decentralisaties en het
Klant Contact Centrum (KCC), wordt gekeken of de structuur van de sector nog voldoet. 41
Voor meer informatie over deze website wordt verwezen naar bijlage V onderdeel 2
16
5.
Financiële dekking en juridische grondslag
In dit hoofdstuk komen de financiële en juridische gevolgen van het nieuwe beleid aan de orde. Ook wordt weergegeven hoe het nieuwe beleid gecommuniceerd en gemonitord gaat worden. Onder voorbehoud van instemming met deze nota, zal het nieuwe beleid per 1 januari 2013 van kracht zijn. 5.1
Financiële paragraaf
In de nota zijn verschillende uitgangspunten genoemd voor de toekomst, waaruit verschillende financiële consequenties voortvloeien. Als vertrekpunt geldt dat het budget voor de armoederegelingen gehandhaafd blijft op het niveau van 1 januari 2010 (rekening houdend met structurele beleidswijzigingen en indexeringen). Tabel 1 geeft de begrote bedragen voor 2010 weer, de structurele beleidswijzigingen, de indexeringen en tot slot de begrote
bedragen
voor
2012.
Vervolgens
wordt
in
tabel
2
een
meerjarenraming
weergegeven voor de jaren 2012 tot en met 2016. De kosten (in de vorm van minder inkomsten) als gevolg van het kwijtschelden van gemeentelijke heffingen, komen apart aan de orde en worden toegelicht in tabel 3. 5.1.1
Begroot 2010, structurele beleidswijziging en begrote bedragen 2012
Voorziening
Bedrag
Opmerking
Langdurigheidstoeslag Primitieve begroting 2010
€ 315.249 Ophoging 1e berap € 35.751
Primitieve begroting 2011
€ 355.946 indexatie 1,49% + structureel knelpunt ad € 36.000
Primitieve begroting 2012
€ 363.101 indexatie 2,01%
Sport en cultuurfonds Primitieve begroting 2010
€ 90.000
Primitieve begroting 2011
€ 91.080 indexatie 1,2%
Primitieve begroting 2012
€ 92.719 indexatie 1,8%
Categoriale bijz bijstand 65+ Primitieve begroting 2010
€ 115.956 Verlaging 1e berap € 3.609
Primitieve begroting 2011
€ 112.347 indexatie 1,2% + verlaging € 5.000 structureel
Primitieve begroting 2012
€ 114.369 indexatie 1,8%
Categoriale bijz bijstand CZ Primitieve begroting 2010
€ 132.771 Verlaging 1e berap € 14.407
Primitieve begroting 2011
€ 118.364 indexatie 1,2% + verlaging € 16.000 structureel
Primitieve begroting 2012
€ 120.495 indexatie 1,8%
Rotterdampas Minima Primitieve begroting 2010
€ 122.900 Verlaging 2e berap per saldo €23.400 (ltn. €8.500 & btn € 14.900)
Primitieve begroting 2011
€ 104.390 Indexatie 1,2% + verlaging € 19.985 structureel
Primitieve begroting 2012
€ 106.269 indexatie 1,8%
Rotterdampas 65+ Primitieve begroting 2010
€ 96.899 Verhoging 1e berap per saldo € 5.515 (ltn. € 17.251 & btn -€ 11.736)
Primitieve begroting 2011
€ 100.161 indexatie 1,2% + verhoging € 2.100 structureel
Primitieve begroting 2012
€ 101.964 indexatie 1,8%
Bijzondere bijstand Primitieve begroting 2010
€ 782.750 verhoging 1e berap € 44.823 & 2e berap € 80.000
17
Primitieve begroting 2011
€ 913.143 indexatie 1,2%+ verhoging € 121.000 structureel
Bezuiniging
-€ 50.000 bezuiniging nr 68 (2011: € 25.000 & vanaf 2012 € 50.000)
Primitieve begroting 2012
€ 879.580 indexatie 1,8% en taakstellende bezuiniging € 50.000
Coll. Ziektekostenverz. Primitieve begroting 2010
€ 300.122
Primitieve begroting 2011
€ 300.015 Indexatie 1,2 % + verlaging € 5.999
Primitieve begroting 2012
€ 305.416 indexatie 1,8%
Stimos Primitieve begroting 2010
€ 45.780
Primitieve begroting 2011
€ 46.462 indexatie 1,49%
Primitieve begroting 2012
€ 47.396 indexatie 2,01%
Bijdrage VVE Primitieve begroting 2010 Primitieve begroting 2011 € 42.706
Primitieve begroting 2012 Bijzonder bijstand terugontvangsten Primitieve begroting 2010
€
291.197-
Primitieve begroting 2011
€
395.536-
indexatie 1,49% + € 100.000 structurele verhoging
Primitieve begroting 2012
€
403.486-
indexatie 2,01%
Totaal begroot 2012
€ 1.770.529 Begroot 2010 rekening houdend met str. beleidswijzigingen en indexeringen
Tabel 1 5.1.2
Armoedebudget
Het armoedebudget, in de begroting verantwoord onder programma 11 Participatie en inkomensvoorzieningen, product 614, is als volgt onderverdeeld: -
614 01 – budget minimaregelingen
-
614 02 – budget kwijtscheldingen
-
614 03 – budget schuldbemiddeling
In deze nota beperken we ons tot het budget van de minimaregelingen (614 01). Als uitgangspunt
in
het
collegeprogramma
is
opgenomen
dat
het
budget
voor
de
minimaregelingen gehandhaafd blijft op het niveau van 1 januari 2010 (rekeninghoudend met
structurele
beleidswijzigingen
en
indexeringen),
maar
dat
fluctuaties
in
het
cliëntenbestand, als gevolg van de economische situatie, kunnen leiden tot een nieuwe afweging. Voor dit moment kan worden geconstateerd dat, ondanks de huidige economische ontwikkeling, het aantal toekenningen minimaregelingen vrijwel gelijk is gebleven. Per 1 januari 2013 wordt nieuwe beleid ingevoerd, waarin nieuwe doelgroepen worden benoemd. Hierdoor geeft een vergelijking met het cliëntenbestand van voorgaande jaren, geen juist beeld. Om die reden wordt het volgende voorgesteld: vanaf 2013 zal de ontwikkeling van de totale minimagroep in Spijkenisse (alle inwoners met een inkomen tot 110% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm), als uitgangspunt worden genomen voor een eventuele nieuwe afweging van het budget. De huidige budgetten in de begroting voor armoede zijn als uitgangspunt genomen voor het nieuwe beleid. De meerjarenraming is gebaseerd op de begroting 2010, zoals bijgevoegd
18
onder paragraaf 5.1.1. De voor minima beschikbare middelen voor 2012 vanuit de gemeente begroting bedragen dan per saldo € 1.770.000. De werkelijke uitgaven voor 2011 bedroegen circa € 1.965.000 (concept jaarrekening 2011). Ongewijzigd beleid zou leiden tot een structureel tekort. Daarnaast zijn er de bezuinigingen van het rijk, die ook de minima raken. In de september circulaire 2011 is daarvoor, ter compensatie voor de minima, in het gemeentefonds structureel geld beschikbaar gesteld. In eerdere besluitvorming 42 is voor 2012 is het volledige bedrag ad. € 421.817 incidenteel beschikbaar gesteld voor de minimaregeling CZM. Voorgesteld
wordt
om deze
middelen vanaf 2013
structureel
te
bestemmen
voor
minimavoorzieningen om zo de financiële gevolgen voor de minima te beperken. 5.1.2
Beschikbare middelen en verwachte uitgaven 2012 tot en met 2016
5.1.2.1
Meerjarenraming 2012 tot en met 2016
Beschikbaar budget armoede
2012 huidig
2012
2013
2014
2015
2016
€ 1.770.529
€ 1.770.529
€ 1.770.529
€ 1.770.529
€ 1.770.529
€ 421.817
€ 397.855
€ 372.517
€ 355.406
€ 355.406
VVE - niet minima
€ 30.000-
€ 30.000-
€ 30.000-
€ 30.000-
Stimos - niet minima
€ 53.000-
€ 53.000-
€ 53.000-
€ 53.000-
€ 2.192.346
€ 2.085.384
€ 2.060.046
€ 2.042.935
€ 2.042.935
2012
2013
Meerjarenraming Middelen gemeentefonds
beschikbaar minimabudget
Geraamde uitgaven minima Langdurigheidtoeslag
2012 huidig
2014
2015
2016
€ 363.101
€ 463.101
€0
€0
€0
€0
€ 92.719
€ 120.000
€0
€0
€0
€0
Cat. bijz. bijst. 65+
€ 114.369
€ 114.369
€0
€0
€0
€0
Cat. Bijz. bijst. Cz&g
€ 120.495
€ 120.495
€0
€0
€0
€0
Rotterdampas minima
€ 106.269
€0
€0
€0
€0
€0
Rotterdampas 65+
€ 101.964
€0
€0
€0
€0
€0
Bijzondere bijstand
€ 879.580
€ 662.934
€ 653.984
€ 628.646
€ 611.535
€ 611.535
Collect. Zorgverz. Minima
€ 305.416
€ 709.200
€ 680.400
€ 680.400
€ 680.400
€ 680.400
Persoonlijk MinimaBudget
€0
€0
€ 1.001.000
€ 1.001.000
€ 1.001.000
€ 1.001.000
VVE
€ 42.706
€ 30.000
€0
€0
€0
€0
Stimos
€ 47.396
€ 61.047
€0
€0
€0
€0
€ 403.486-
€ 250.000-
€ 250.000-
€ 250.000-
€ 250.000-
€ 250.000-
€ 1.770.529
€ 2.031.146
€ 2.085.384
€ 2.060.046
€ 2.042.935
€ 2.042.935
€ 2.085.384
€ 2.060.046
€ 2.042.935
€ 2.042.935
Bijdrage Sport en Cultuur
Terugontvangsten bijz.bijst. Totaal Storting reserve SOS Bezuiniging nr 66
€ 136.200 € 25.000 € 2.192.346
Totaal
42
Zie College-advies ‘Collectieve Ziektekostenverzekering Minima 2012’ d.d. 22-11-2011
19
Geraamde uitgaven niet Minima (minima gerelateerd)
2013
VVE
2014
2015
2016
€0
€0
€ 30.000
€ 30.000
€ 30.000
€ 30.000
€ 20.000
€ 20.000
€ 20.000
€ 20.000
€ 20.000
€ 20.000
Stimos
€0
€0
€ 53.000
€ 53.000
€ 53.000
€ 53.000
Totaal
€ 20.000
€ 20.000
€ 103.000
€ 103.000
€ 103.000
€ 103.000
Voedselbank
Tabel 3
5.1.2.2 Toelichting meerjarenraming 2012 Extra middelen minima – september circulaire In de september circulaire van 2011 zijn door het Rijk structureel extra middelen beschikbaar gesteld voor de minima. Dit ter compensatie van de bezuinigingen van het Rijk die ook deze groep raken. Het gaat om de volgende bedragen: € 421.817 voor 2012, € 397.855 voor 2013, € 372.517 voor 2014 en € 355.406 voor 2015. Besloten is43 om in 2012 een bedrag van € 396.584 in te zetten om de eigen bijdrage voor de aanvullende verzekering met € 15,87 te verhogen, tot een totaal bedrag van € 30 per persoon per maand, en het restant ad. € 25.233 ter reserveren voor een mogelijke toename van het beroep op de Collectieve Zorgverzekering Minima. Langdurigheidstoeslag De uitgaven langdurigheidstoeslag bleken in de jaren 2010 en 2011 hoger dan begroot 44, hetgeen ook voor 2012 verwacht wordt. De uitgaven voor de langdurigheidstoeslag worden voor 2012 geraamd op € 463.101. Het begrote budget langdurigheidstoeslag wordt om die reden opgehoogd naar dat bedrag. Bijdrage Sport en Cultuur De werkelijke uitgaven voor de bijdrage Sport en Cultuur bleek in 2010 en 2011 hoger dan begroot 45 , hetgeen ook voor 2012 wordt verwacht. Om die reden wordt het budget voor 2012 opgehoogd naar een bedrag van € 120.000. Rotterdampas minima en 65 plus De voorzieningen Rotterdampas minima en Rotterdampas 65 plus zijn afgeschaft. Hiervoor zullen in 2012 geen kosten meer worden gemaakt46. Bijzondere bijstand De uitgaven bijzondere bijstand waren in 2010 € 957.433. Dit is € 127.534 meer dan begroot. Voor 2012 moeten de uitgaven worden teruggebracht tot € 879.580, de begrote uitgaven voor de bijzondere bijstand minus de bezuinigingsopdracht van € 50.000 structureel. Deze besparing op de bijzondere bijstand moet gerealiseerd gaan worden door een aanscherping van de beleidsregels; zo zal de eigen verantwoordelijkheid meer worden benadrukt, zullen de begrippen ‘noodzakelijkheid en bijzondere omstandigheden’ strikter worden toegepast, zal gestuurd worden op een maximale benutting van voorliggende 43
Zie College-advies ‘Collectieve Ziektekostenverzekering Minima 2012’ d.d. 22-11-2011
44
Uitgaven 2010: € 455.391, uitgaven 2011: € 456.601
45
Uitgaven 2010: € 119.126, uitgaven 2011: € 126.350
46
Zie college-advies ‘Beëindiging deelname Rotterdampas’ d.d. 14 juni 2011
20
voorzieningen en zal het beleid ten aanzien van de individuele bijzondere bijstand voor inrichtingskosten worden aangescherpt47. Collectieve Ziektekostenverzekering Minima De uitgaven in verband met de Collectieve Ziektekostenverzekering Minima worden geraamd op € 709.200, uitgaande van 1970 deelnemers en een bijdrage van € 30 per persoon per maand. Bijdrage peuterspeelzaal i.v.m. Voor- en Vroegschoolse Educatie De afdeling Strategie & Beleid introduceert binnenkort een nieuw werkwijze voor de kosten voor
peuterspeelzaal;
een
inkomensafhankelijke
ouderbijdrage.
Extra
financiële
ondersteuning van de laagste inkomensgroepen, wordt geschat op € 30.000. Vanuit het budget VVE op product 650.00 wordt € 12.706 overgeheveld naar product 614.01 (budget minimaregelingen). Informatie en advies - Stimos De uitgaven voor informatie en advies bedragen voor 2012 € 61.04748. Het betreft uitgaven voor de bekostiging van Stimos. De verhoging van Stimos in 2012 wordt incidenteel gedekt uit het minamabudget zoals besloten in het advies van 17 januari 2012. Voor 2013 en verder wordt een bedrag van € 53.000 beschikbaar gesteld vanuit het minimabudget, dit bedrag is gebaseerd op de uitgaven van 2010. Voor 2013 en verder wordt separaat geadviseerd over de subsidieverlening aan Stimos. Voedselbank De voedselbank is een minimagerelateerde voorziening die niet wordt gedekt uit de minimamiddelen. Voor de voedselbank heeft besluitvorming plaatsgevonden om structureel een bedrag ad € 20.000 beschikbaar te stellen met als dekking de nader in te delen post Wmo op product 622.0049. Storting SOS reservering voor armoede Als gevolg van de beëindiging van de Rotterdampas Minima en 65 plus per 1 januari 2012, en een ingangsdatum van het nieuwe beleid per 1 januari 2013, ontstaat naar verwachting een voordelig resultaat op het minimabudget in 2012 (incidenteel). Uitgaande van bovenstaande aannames komt het voordeel naar verwachting uit op € 161.200 incidenteel in 2012. Voorgesteld wordt om de niet gerealiseerde bezuinigingstaakstelling van € 25.000 (incidenteel in 2012 op personele bezuiniging 66, zie personele paragraaf) te voldoen uit het voordelig resultaat op het minimabudget 2012. Daarnaast wordt voorgesteld om het resterende voordeel, geraamd op € 136.200, in 2012 te storten in de reserve SOS en dit in 2013 te onttrekken ter bestemming van minimabeleid. Hiermee blijft het budget beschikbaar voor de doelgroep en dient het tevens als risicodekking voor nieuw beleid.
47
Zie college-advies ‘Beleidsregels Wwb Spijkenisse 2012’ d.d. 1 november 2011
48
Zie college-advies ‘Stimos formulierenbrigade 2010 en 2012’ d.d. 17 januari 2012
49
Zie college-advies ‘Subsidie Voedselbank d.d. 22 november 2011’
21
5.1.2.3 Toelichting meerjarenraming 2013 tot en met 2016 Extra middelen minima september circulaire In de September circulaire van 2011 zijn door het Rijk structureel extra middelen beschikbaar gesteld voor minima. Dit ter compensatie van de bezuinigingen van het Kabinet die ook deze groep raken. Voor 2013 gaat het om een bedrag van € 397.855, € 372.517 voor 2014 en € 355.406 voor 2015. Aangezien voor 2016 geen bedrag bekend is, is in de meerjarenraming voor 2016 uitgegaan van het bedrag dat beschikbaar is gesteld voor 2015. Voorgesteld wordt om deze middelen volledig en structureel in te zetten om de eigen bijdrage voor de aanvullende verzekering te verhogen naar € 30 per persoon per maand. Langdurigheidstoeslag, bijdrage Sport en Cultuur, categoriale bijzondere bijstand 65 plus, categoriale bijzondere bijstand chronisch zieken en gehandicapten Deze regelingen worden met ingang van 1 januari 2013 samengevoegd in het Persoonlijk MinimaBudget. Vanwege deze wijziging van beleid zullen er in met ingang van 2013 geen uitgaven meer zijn voor bovengenoemde regelingen. Rotterdampas minima en 65 plus De voorzieningen Rotterdampas minima en Rotterdampas 65 plus zijn afgeschaft. Hiervoor zullen vanaf 2012 geen kosten meer worden gemaakt50. Bijzondere bijstand Uitgaande
van
het
voor
armoede
beschikbare
budget,
zoals
weergegeven
in
de
meerjarenraming, moeten de uitgaven voor de bijzondere bijstand (ten opzichte de huidige begroting van 2012) afnemen. Deze structurele besparing op de bijzondere bijstand moet gerealiseerd gaan worden door een aanscherping van de beleidsregels; zo zal de eigen verantwoordelijkheid meer worden benadrukt, zullen de begrippen ‘noodzakelijkheid en bijzondere omstandigheden’ strikter worden toegepast, zal gestuurd worden op een maximale benutting van voorliggende voorzieningen en zal het beleid ten aanzien van de individuele bijzondere bijstand voor inrichtingskosten worden aangescherpt 51. Collectieve Ziektekostenverzekering Minima De uitgaven in verband met de Collectieve Ziektekostenverzekering Minima wordt in 2013 en verder lager geraamd dan in 2012. Er wordt uitgegaan van een bedrag van € 680.400, uitgaande van 1870 deelnemers en een bijdrage van € 30 per persoon per maand. Deze verlaging heeft te maken met het feit dat deelnemers aan een schuldbemiddelingstraject, met een feitelijk inkomen van boven de 110% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm, in principe geen beroep meer mogen doen op deze voorziening. Nadere advisering hierover volgt in het laatste kwartaal van 2012. Persoonlijk MinimaBudget Voor deze uitgaven is getracht een inschatting te maken, door bepaalde aannames te doen, zoals uitgewerkt in bijlage III (toelichting persoonlijk minimabudget, onder ‘begrote uitgaven PMB voor 2013 en verder).
50
Zie college-advies ‘Beëindiging deelname Rotterdampas’ d.d. 14 juni 2011
51
Zie college-advies ‘Beleidsregels Wwb Spijkenisse 2012’ d.d. 1 november 2011
22
Armoedegerelateerde voorzieningen De bijdrage Voor- en Vroegschoolse Educatie, Stimos en de Voedselbank werden onder de oude armoedenota gezien als minimavoorziening. In het nieuwe beleid wordt voorgesteld om ze niet langer tot het minimabeleid te rekenen en de uitgaven hieraan te verantwoorden onder respectievelijk kinderdagopvang (650.00), vrijwilligersbeleid (620.09) en armoede gerelateerd/schuldbemiddeling (614.03). Terugontvangsten bijzondere bijstand De raming van € 250.000 is gebaseerd op de realisatie van 2011 en een verlaging als volgt van een aanpassing van het beleid. Deze verlaging heeft een directe relatie met de verlaagde uitgaven van de bijzondere bijstand. 5.1.2.4 Hoogte gemeentelijke bijdrage CZ en persoonlijk minimabudget (standaard bijdrage (plus) en kindbijdrage) Het streven is om de hoogte van de bedragen niet jaarlijks te lagen fluctueren maar zoveel mogelijk gelijk te houden. Daarnaast wordt gestreefd naar een zo groot mogelijk bereik binnen het bestaande budget. De mogelijkheid bestaat om de hoogte van de bijdragen jaarlijks aan te passen. Eind 2013 is meer inzicht in het bereik van de doelgroep en de uitputting van het minimabudget. Eventuele over- dan wel onderbesteding van het budget, zou kunnen leiden tot aanpassing van de hoogte van de verschillende bijdragen. Zonder verdere besluitvorming worden de bedragen jaarlijks geïndexeerd met het percentage zoals opgenomen in de kadernota. 5.1.3 Kwijtschelding gemeentelijke heffingen 2010 tot en met 2016 Kosten / verminderde inkomsten Kwijtschelding milieuheffing Hondenbelasting OZBE Rioolheffing Totaal
Gerealiseerd 2010
Begroot 2011
2012
2013
2014
2015
€ 657.319
€ 650.000
€ 595.806
€ 612.550
€ 629.642
€ 646.085
€ 662.448
€ 20.405
€ 21.000
-
-
-
-
-
€ 1.011
€ 1.351
-
-
-
-
-
€ 605
€ 637
-
-
-
-
-
€ 679.340
€ 672.988
€ 595.806
€ 612.550
€ 629.642 € 646.085 € 662.448
Tabel 4
5.1.3.1 Toelichting kwijtschelding gemeentelijke heffingen Kwijtschelding wordt verleend aan mensen die hun belastingaanslag (geheel of gedeeltelijk) niet kunnen betalen. Dit betreft de gemeentelijke milieuheffing (MIL), rioolheffing (RIOE) en onroerend zaak belasting (OZB). Ook kan kwijtschelding voor hondenbelasting (1 e hond) worden aangevraagd. Echter, in het kader van de gemeentelijke bezuinigingen heeft de gemeenteraad besloten tot afschaffing van de kwijtschelding hondenbelasting per 1 januari 2012. Daarnaast is besloten om ook voor de onroerende-zaakbelasting eigendom en rioolheffing geen kwijtschelding meer te verlenen52.
52
2016
Zie college-besluit ‘Besluit kwijtschelding gemeentelijke belastingen 2012’ d.d. 13 december 2011.
23
5.2
Juridische paragraaf
In deze paragraaf is per minimavoorziening de wettelijke grondslag weergegeven. Hierbij is uitgegaan van de tekst van de Wet werk en bijstand (Wwb), zoals die per 1 januari 2012 zal gaan luiden. Vervolgens is aangegeven welke juridische gevolgen het nieuwe beleid met zich meebrengt en op welke termijn deze zullen worden doorgevoerd. 5.2.1
Wettelijke basis
Individuele bijzondere bijstand De mogelijkheid tot het verstrekken van individuele bijzondere bijstand is geregeld in artikel 35 lid 1 van de Wwb. In de beleidsregels zijn daaraan nadere criteria gesteld. Collectieve Zorgverzekering Minima Op grond van 35 lid 6 Wwb kan de gemeente bijzondere bijstand verlenen in de vorm van een collectieve aanvullende ziektekostenverzekering. In de beleidsregels zijn daarvoor reeds nadere regels gesteld53. PMB – Standaardbijdrage (plus) 21 tot 65 Op grond van artikel 36 Wwb moet de gemeente op aanvraag langdurigheidstoeslag verstrekken, aan belanghebbenden die voldoen aan de daaraan gestelde voorwaarden. Langdurigheidstoeslag is een bijzondere vorm van (categoriale) bijzondere bijstand. Om uitvoering
te
kunnen
geven
aan
de
doelstellingen
in het
kader
van
het
nieuwe
armoedebeleid, is de langdurigeheidstoeslag in overeenstemming gebracht met deze nieuwe uitgangspunten en is de naam aangepast aan een meer passende benaming in dit kader, te weten het Persoonlijk MinimaBudget standaardbijdrage. Op grond van artikel 8 lid 2 onderdeel b, is bepaald dat in een verordening de precieze voorwaarden voor de langdurigheidstoeslag, in ons geval het PMB standaardbijdrage, vastgelegd moeten worden. De regels dienen in ieder geval invulling te geven aan de hoogte van de standaardbijdrage en de wijze waarop invulling wordt gegeven aan de begrippen langdurig, laag inkomen en geen zicht op inkomensperspectief. In een verordening zal invulling worden gegeven aan deze begrippen 54 . De wetgever heeft in lid 1 van artikel 36 bepaald dat het recht op langdurigheidtoeslag, alleen van toepassing is op personen van 21 jaar of ouder doch jonger dan 65. PMB - Standaardbijdrage (plus) 65 plus De Wwb biedt op grond van artikel 35 lid 3 gemeenten de mogelijkheid om categoriale bijzondere bijstand te verstrekken aan personen van 65 jaar of ouder, zonder dat wordt nagegaan of ten aanzien van deze persoon de kosten (noodzakelijke kosten van bestaan waarin de algemene bijstand niet voorziet en die de aanwezige draagkracht te boven gaat), daadwerkelijk noodzakelijk of zijn gemaakt. Het betreft een bevoegdheid van het college, waaraan uitvoering wordt gegeven door de voorwaarde op te nemen in een beleidsregel55. 53 54
Zie artikel 3.3.4 van Inzoomen op de Wwb d.d. 1 januari 2012 Deze verordening moet nog worden opgesteld/aangepast. Onder voorbehoud van instemming met
deze nota, zal een nieuwe verordening pas in het laatste kwartaal van 2013 ter besluitvorming worden aangeboden en met ingang van 1 januari 2013 in werking treden. 55
Onder voorbehoud van instemming met deze nota, zal de aangepaste beleidsregel pas in het laatste
kwartaal van 2012 ter besluitvorming worden aangeboden en met ingang van 1 januari 2013 in werking treden.
24
PMB - Kindbijdrage Maatschappelijke Ontwikkeling Op grond van artikel 8 lid 1 onderdeel g Wwb dient de gemeenteraad bij verordening regels vast te leggen met betrekking tot het verlenen van categoriale bijzondere bijstand voor de kosten in verband met maatschappelijke participatie van ten laste komende kinderen die onderwijs of beroepsonderwijs volgen. Deze regels dienen in ieder geval invulling te geven aan het begrip maatschappelijke participatie, zoals dat in artikel 35 Wwb lid 5 wordt gebruikt56. Kwijtschelding gemeentelijke heffingen De wettelijke basis voor het verlenen van kwijtschelding gemeentelijke heffingen is terug te vinden in de Invorderingswet 1990 en artikel 26 van de uitvoeringsregeling invorderingswet 1990. Op grond van artikel 255 Gemeentewet is het mogelijk om bij beleid nadere invulling te geven, hetgeen is terug te vinden in het Besluit Kwijtschelding 2012 en in de Leidraad Invordering 2012. 5.2.2
Juridische gevolgen
Indien wordt ingestemd met deze nota, zullen de volgende juridische wijzigingen moeten worden doorgevoerd: Aanpassing verordening ‘Langdurigheidstoeslag en maatschappelijke participatie
-
schoolgaande kinderen’ -
Aanpassing artikel 3.3.1 (criteria categoriale bijstand 65-plussers) en artikel 3.3.2 (nadere bepalingen categoriale bijstand 65-plussers) van Inzoomen op de Wwb
-
Laten vervallen van artikel 3.3.3 (categoriale bijstand chronisch zieken en gehandicapten)
Aangezien het nieuwe beleid, onder voorbehoud van instemming, pas met ingang van 1 januari 2013 in werking zal treden, zullen deze juridische wijzigingen ook pas in het laatste kwartaal van 2012 ter besluitvorming worden aangeboden. 5.3
Communicatie
Het minima beleid, zoals voorgesteld in deze nota, geeft een hele nieuwe invulling aan het beleid. Goede communicatie is daarom van groot belang en zal zorgvuldig worden gedaan. De vernieuwde aanpak en de gevolgen daarvan zullen worden gecommuniceerd via een persbericht, de gemeentelijke website en een publicatie op de gemeente pagina in het weekblad Spijkenisse. Verder zal ieder huishouden dat in 2011 een beroep heeft gedaan op één of meerder voorzieningen, afzonderlijk worden geïnformeerd over de wijzigingen. In het bijzonder zal aandacht zijn voor een goede communicatie over het doel van de Kindbijdrage Maatschappelijke Ontwikkeling. In een brief aan de ouders zal dit doel duidelijk worden geformuleerd. Dit om te zorgen voor een maximale prikkel richting de ouders, dat het budget besteed wordt aan de maatschappelijke ontwikkeling van het kind. Als de verordening en beleidsregels57 zijn opgesteld / aangepast zullen deze openbaar bekend worden gemaakt.
56
In een verordening zal invulling worden gegeven aan dit begrip, conceptverordening moet nog worden
opgesteld. 57
Zie paragraaf 5.2
25
De cliëntenraad SoZaWe en de Wmo-adviesraad zijn in het voortraject reeds geïnformeerd. De definitieve versie van de nota zal ter advisering worden voorgelegd aan de cliëntenraad SoZaWe en ter kennisname aan de Wmo-adviesraad. Ook bij de communicatie rondom het nieuwe beleid zal de input van beide raden worden gevraagd. De commissie SZW is, vooruitlopend op de besluitvorming, middels een presentatie geïnformeerd over de uitgangspunten van het nieuwe beleid. 5.4
Monitoring (effectmeting)
In 2012 zal effectmeting van het armoedebeleid wordt ontwikkeld, waarbij doelstelling worden gekoppeld aan normen. Deze effectmeting zal in 2013 ingaan. Het armoedebeleid zal eind 2013 / begin 2014 worden geëvalueerd. Bij deze evaluatie zullen de prestaties gekoppeld worden aan de doelstellingen.
26
6
Samenvatting
In deze nota wordt een nieuwe visie op armoedebeleid geïntroduceerd. Bij de formulering van deze
visie
zijn verschillende
kaders bepalend
geweest. Landelijk zijn dat
de
bezuinigingen op de sociale zekerheid, maar ook de normering van de inkomensgrens op maximaal 100% en de invoering van de invoering van de Wet werken naar vermogen58 zijn richtinggevend geweest. Op gemeentelijk niveau is het collegeprogramma de basis geweest. Hierin is de wens opgenomen om het armoedebeleid eenvoudiger en transparanter te maken voor
gebruiker,
en
makkelijker
en
goedkoper
uitvoerbaar;
een
besparing
op
uitvoeringskosten maar niet op het budget voor armoede. Tot slot is ook de sociale visie op de stad, met als uitgangspunt dat inwoners worden gefaciliteerd en gestimuleerd om zelfredzaam te zijn, richting gevend geweest. Armoede in de brede zin van het woord heeft niet alleen betrekking op de financiële situatie maar ook op de sociale positie waarin iemand terecht is gekomen, als gevolg daarvan. Het nieuwe armoedebeleid richt zich puur op het eerste onderdeel, het vergroten van de financiële zelfredzaamheid, waarbij de focus ligt op werk en kinderen maar de overige groepen niet uit het oog worden verloren. De nieuwe visie staat voor vereenvoudiging van gemeentelijk beleid én uitvoering. De term armoedebeleid wordt vervangen voor minimabeleid, waarbij onder minimabeleid het volgende wordt verstaan: ‘Het (tijdelijk) bieden van voorzieningen die er op gericht zijn om het inkomen op peil te brengen en te houden, door aan specifieke doelgroepen een financiële voorziening te bieden. De mate van ondersteuning wordt mede afhankelijk gemaakt van de vraag of wordt deelgenomen aan de het arbeidsmarktproces. Daarnaast zal ook de vraag of er kinderen in een huishouden zijn, een wegingsfactor worden en zal bovendien gestreefd worden naar een zo groot mogelijk bereik. De vereenvoudiging, doorvertalend naar de uitvoeringspraktijk, levert een nieuwe opbouw van het voorzieningenpakket op dat bestaat uit: 1. algemene voorzieningen (Collectieve Zorgverzekering
Minima
en
Kwijtschelding
gemeentelijke
heffingen),
2.
Persoonlijk
MinimaBudget (standaardbijdrage (plus) en kindbijdrage) en 3. specifieke besluiten (individuele bijzondere bijstand). Verder worden voorwaarden en aanvraagprocedure vereenvoudigd en zal worden ingezet op een verbetering van de informatievoorziening om het bereik van de doelgroep te vergroten.
58
Met ingang van 1 januari 2013 zal de Wet werken naar vermogen worden ingevoerd (Wwmv),
hieronder zullen de Wwb, de Wajong en de Wsw worden geschaard. Met de invoering van deze wet wil het kabinet ervoor zorgen dat zoveel mogelijk mensen naar vermogen gaan meedoen door mensen die nu nog niet werken maar dat wel kunnen, te prikkelen om te gaan werken.
27
Bijlage I Huidige armoedevoorzieningen Individuele bijzondere bijstand Omschrijving
Bijzondere bijstand kan worden verstrekt in die situaties waarin het inkomen niet toereikend is om bepaalde bijzondere en noodzakelijke uitgaven te doen.
Doelgroep
Alle inwoners van Spijkenisse (uitkerings- en niet uitkeringsgerechtigden). Aan de hand van een draagkrachtberekening wordt bepaald of iemand de kosten (gedeeltelijk) zelf kan betalen en er wordt een vermogenstoets uitgevoerd.
Hoogte
Individueel bepaald
Uitvoering
Sector Inwoners - Afdeling Werk Meedoen en Inkomen
Noodfonds Omschrijving
Het noodfonds kan worden ingezet voor personen in een noodsituatie en geen beroep (meer) kunnen doen op wettelijke voorzieningen, of als niet gewacht kan worden op een besluit in het kader van een voorliggende voorziening.
Doelgroep
Inwoners van Spijkenisse die zich in een ernstige noodsituatie bevinden, hetgeen niet (snel genoeg) via reguliere voorzieningen kan is op te lossen.
Hoogte
Individueel bepaald (vormt onderdeel van de bijzondere bijstand)
Uitvoering
Sector Inwoners - Afdeling Werk Meedoen en Inkomen
Inkomensvrijlating en premiebeleid Omschrijving
Wettelijke voorzieningen die de arbeidsinschakeling bevorderen. Inkomensvrijlating houdt in dat gedurende maximaal zes maanden inkomen uit arbeid gedeeltelijk wordt vrijgelaten (niet gekort wordt op de uitkering). Daarnaast kan een premie verstrekt worden indien dit bijdraagt aan arbeidsinschakeling. Tot 1 augustus 2011 was sprake van een ruim premiebeleid maar vanaf 1 augustus is alleen de wettelijk bepaalde participatiepremie van kracht.
Doelgroep
Mensen met een bijstandsuitkering of een uitkering op grond van de Ioaw /Ioaz die een buitengewone inspanning verrichten op re-integratiegebied.
Hoogte
Uitvoering
Max € 200 per jaar
Participatiepremie Inkomensvrijlating
25% vd inkomsten: max € 189, max 6 mnd
Inkomensvrijlating allst. ouder
12,5% vd inkomsten: max € 120, max 30 mnd
Sector Inwoners - Afdeling Werk Meedoen en Inkomen
Langdurigheidstoeslag Omschrijving
Een wettelijke toeslag, bedoeld voor personen zonder arbeidsmarktperspectief en waarvan het inkomen drie jaar of langer op bijstandsniveau zit.
Doelgroep
Personen tussen de 21 en 65 jaar, die afgelopen drie jaar geen inkomen uit of i.v.m. arbeid hebben gehad, een inkomen tot 101% van de geldende bijstandsnorm hebben gehad, niet over vermogen beschikken en een uitkering ontvangen op grond van de Wwb, Ioaw, Ioaz, Anw of een arbeidsongeschiktheidsuitkering van 80-100%.
Hoogte
Uitvoering
Alleenstaande
€ 355
Alleenstaande ouder
€ 454
Gehuwd samenwonend
€ 504
Sector Inwoners - Afdeling BIS, team Budgetondersteuning
28
Categoriale bijzondere bijstand voor 65-plussers Omschrijving
Een tegemoetkoming in de kosten van (vervanging of reparatie van) duurzame gebruikskosten (compenseren van verborgen kosten).
Doelgroep
Personen van 65 jaar of ouder die de afgelopen drie jaar tot 110% van de bijstandsnorm hebben gehad, geen vermogen hebben en zelfstandig wonen.
Uitvoering
Eén persoonshuishouden
€ 251
Twee persoonshuishouden
€ 319
Drie persoonshuishouden
€ 360 (als sprake is van minderjarige kinderen)
Vier persoonshuishouden
€ 403 (als sprake is van minderjarige kinderen)
Vijf persoonshuishouden
€ 439 (als sprake is van minderjarige kinderen)
Zes persoonshuishouden
€ 478 (als sprake is van minderjarige kinderen)
Sector Inwoners - Afdeling BIS, team Budgetondersteuning
Categoriale bijzondere bijstand chronisch zieken en gehandicapten Omschrijving
Een extra bijdrage voor chronisch zieken en gehandicapten. Zij kunnen jaarlijks een bijdrage krijgen voor kosten die gemaakt zijn vanwege hun ziekte of handicap.
Doelgroep
Chronisch zieken en gehandicapten van 18 jaar en ouder met een inkomen tot 115% van de geldende bijstandsnorm. Daarnaast moet aan twee van de volgende voorwaarden worden voldaan: afgelopen twaalf maanden een Wmovoorziening ontvangen, 65 jaar of ouder, een arbeidsongeschiktheidsuitkering van 80-100% (of een andere keuring waaruit blijkt dat hij vijf jaar of langer volledig arbeidsongeschikt is) of een geldige thuiszorgindicatie voor minimaal zes maanden.
Uitvoering
Eén persoon
€ 200
Twee personen
€ 300
Sector Inwoners - Afdeling BIS, team Budgetondersteuning
Bijdrage sport en Cultuurfonds Omschrijving
Een bijdrage voor sport – en culturele activiteiten en bijbehorende materiaal kosten ten behoeve van dienstkinderen. De kosten moeten worden aangetoond.
Doelgroep
Inwoners van Spijkenisse van 18 jaar of ouder, met een inkomen tot 120% van de bijstandsnorm, met één of meer ten laste komende kinderen van 3 t/m 17 jaar.
Uitvoering
Kinderen tot 12 jaar
€ 200
Kinderen 12 t/m 17 jaar
€ 250
Sector Inwoners - Afdeling BIS, team Budgetondersteuning
Collectief arrangement ziektekostenverzekering Omschrijving
Een ziektekostenverzekering (basis- en aanvullend pakket) om een groter aantal minima te verzekeren met een brede vergoeding tegen een lagere prijs.
Doelgroep
Alle personen met een uitkering in het kader van de Wwb, Ioaw /Ioaz en overige minima met een inkomen tot maximaal 110% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm (inclusief deelnemers aan een schuldbemiddelingstraject en studerende kinderen).
Uitvoering
Sector Inwoners - Afdeling BIS, team budgetondersteuning
29
Kwijtschelding gemeentelijke belastingen Omschrijving
Kwijtschelding wordt verleend aan mensen die hun belastingaanslag (gedeeltelijk) niet kunnen betalen. Dit betreft de gemeentelijke milieuheffing, rioolheffing, onroerend zaak belasting (OZB) en hondenbelasting.
Doelgroep
Iedere particulier die een aanslag gemeentelijke heffingen heeft ontvangen, kan kwijtschelding aanvragen. De aanvragen moet een inkomen rond het bijstandsniveau hebben en mag geen vermogen hebben om voor kwijtschelding of vermindering in aanmerking te komen. De inkomensgrens om in aanmerking te komen voor volledige kwijtschelding ligt op 100% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm. Vanaf deze grens neemt de hoogte van het kwijtscheldingsbedrag af, naarmate het inkomen toeneemt.
Uitvoering
Sector Inwoners - Afdeling Publiekzaken
Rotterdampas minima en 65+ Omschrijving
De Rotterdampas is een kortingspas voor activiteiten en evenementen in Rotterdam en enkele regiogemeenten (waaronder Spijkenisse), waardoor mensen in staat worden gesteld tegen lagere kosten deel te nemen aan maatschappelijke activiteiten.
Doelgroep
Inwoners van Spijkenisse met een inkomen tot maximaal 120% van de bijstandsnorm, studerende ouders en ouderen 65+ (niet minima) kunnen tegen gereduceerd tarief de pas aanschaffen
Uitvoering
Sector Inwoners - Afdeling Publiekszaken
Bijdrage peuterspeelzaal i.v.m. Voor- en Vroegschoolse Educatie Omschrijving
Voorschoolse educatie is onderdeel van het onderwijsachterstandenbeleid en helpt te voorkomen dat kinderen al met een achterstand aan het onderwijs beginnen. Via deze voorziening kan de ouderbijdrage voor deelnamen aan de peuterspeelzaal worden beperkt tot € 5 per maand voor geïndiceerde kinderen.
Doelgroep
Geïndiceerde kinderen van ouders met een gezinsinkomen tot 120% van de bijstandsnorm.
Uitvoering
Sector Stad en Wijk - Afdeling Strategie & Beleid
Schuldbemiddeling Omschrijving
Ondersteuning door de gemeente bij het vinden van een oplossing voor een schuldprobleem, gericht op (gedeeltelijke) aflossing van de schulden. Eventueel kan budgetbeheer worden ingezet als tijdelijk ondersteuning.
Doelgroep
Alle inwoners van Spijkenisse die zich in een situatie bevinden waarin sprake is van schuldproblematiek.
Uitvoering
Sector Inwoners - Afdeling BIS, team budgetondersteuning
Advies & Informatie Omschrijving
Laagdrempelige vrijwilligersorganisatie die mensen helpt bij het aanvragen van (armoede)voorzieningen, formulieren helpt invullen en voorlichting geeft over inkomensondersteunende voorzieningen waar wellicht recht op bestaat.
Doelgroep
Alle inwoners van Spijkenisse
Uitvoering
Extern - Stimos
30
Bijlage II
Verhouding armoedebeleid – minimabeleid
Armoedebeleid
Minimabeleid
Overige vormen van Armoedebestrijding
Armoedebestrijding, specifiek door het vergroten van de
Armoedebestrijding voortvloeiend uit
financiële zelfredzaamheid van mensen met een
beleid op het gebied van o.a. participatie
minimum inkomen
en re-integratie, arbeidsmarkt, schuldbemiddeling, maatschappelijke ondersteuning, jeugd, onderwijs en uit verscheidene initiatieven zoals Stimos formulierenbrigade, Voedselbank, Humanitas thuisadministratie etc.
Voorzieningen Minimabeleid Algemene voorzieningen Bestaande uit de mogelijkheid tot deelname aan de collectieve zorgverzekering en een beroep op kwijtschelding van gemeentelijke heffingen.
Persoonlijk MinimaBudget Bestaande uit de standaardbijdrage (plus) en de kindbijdrage. (samenvoeging Langdurigheidstoeslag, categoriale regelingen 65+ en chronisch zieken en gehandicapten en bijdrage Sport en Cultuur)
Individuele aanvragen Individuele aanvragen bijzondere bijstand
31
Bijlage III Toelichting Persoonlijk MinimaBudget (PMB) Inleiding Het Persoonlijk MinimaBudget (PMB) is een vast bedrag per jaar, per huishouden, dat mensen naar eigen inzicht kunnen besteden. De toekenning en hoogte van het budget wordt enerzijds gerelateerd aan de vraag of er sprake is van een arbeidsplicht en in hoeverre daar uitvoering aan wordt gegeven en anderzijds aan de vraag hoe het huishouden is samengesteld. Door de focus te leggen op werk, wordt het aantrekkelijk om aan het werk te gaan en te blijven. Daarnaast is er een extra ondersteuning als er sprake is van tot het huishouden behorende afhankelijke kinderen, bedoeld ter bevordering van de maatschappelijke ontwikkeling van deze kinderen.
Inwoners die (nog) geen betaald werk hebben maar daartoe wel in staat zou moeten ontvangen een standaardbijdrage. Werkende inwoners en inwoners die echt niet aan het werk kunnen en/of zijn vrijgesteld van de arbeidsplicht, krijgen de beschikking over de hoger bijdrage, de standaardbijdrage plus. Daarnaast is er voor álle minima huishoudens met afhankelijke kinderen, de kindbijdrage.
Opbouw Persoonlijk MinimaBudget
Standaard bijdrage (plus): bijdrage per huishouden, per jaar.
--------------------------------------
Persoonlijk MinimaBudget
Kindbijdrage Maatschappelijke Ontwikkeling: Bijdrage per kind, per jaar.
Voorwaarden Algemene voorwaarden PMB (standaard- en kindbijdrage): -
Minimum inkomen: huishoudinkomen tot 110% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm (art 21 Wwb), en
-
Geen in aanmerking te nemen vermogen (art 34 Wwb).
Extra voorwaarde standaardbijdrage (plus) -
21 jaar of ouder, en
-
Gedurende 12 aaneengesloten maanden of langer aangewezen zijn op een minimum inkomen (zie hierboven).
Extra voorwaarde standaard bijdrage plus (waaraan min. één lid van het huishouden moet voldoen): -
Minimaal zes maanden arbeid verricht in de afgelopen 12 maanden, of
-
Volledige vrijgesteld van de arbeidsplicht, of
-
Geen arbeidsplicht op grond van wetgeving (bijvoorbeeld 65 plusser).
32
Extra voorwaarde kindbijdrage Maatschappelijke Ontwikkeling: -
Tot het huishouden behorend(e) afhankelijk(e) kind(eren) in de leeftijd van 4 tot en met 17 jaar
Hoogte59 Standaard bijdrage plus
: € 400 per huishouden per jaar
Standaard bijdrage
: € 200 per huishouden per jaar
Kindbijdrage
: € 200 per kind per jaar (leeftijd 4 tot en met 17 jaar)
Een verhoogde bijdrage (standaard bijdrage plus) compenseert de extra uitgaven die werk met zich mee brengen, als gevolg van ouderdom of als gevolg van extra kosten vanwege ziekte of handicap, als gevolg waarvan niet of onvoldoende gewerkt kan worden. De kindbijdrage compenseert in de extra uitgaven voor inwoners met kinderen, zoals lidmaatschap (sport-) verenigingen, (sport-) kleding, ouder bijdrage school, schoolreis, kinderfeestjes, theater etc.
59
De mogelijkheid bestaat om de hoogte van het budget jaarlijks aan te passen. Eind 2013 is meer
inzicht in het bereik van de doelgroep en de uitputting van het minimabudget. Eventuele over- dan wel onderbesteding van het budget, kan leiden tot aanpassing van de hoogte van de verschillende bijdragen. Voorgesteld wordt om de bedragen jaarlijks te indexeren met het percentage zoals opgenomen in de kadernota (zie paragraaf 5.1.2.4).
33
Schematisch samengevat Persoonlijk MinimaBudget Doelgroepen
Standaard
Standaard
Kindbijdrage
bijdrage
bijdrage plus
Maatschappelijke
Voorwaarden
Ontwikkeling 1
Werkende inwoners met
Werkend (min 6 mnd arbeid verricht in de
huishoudinkomen tot
afgelopen 12 maanden) met in de afgelopen
110%
12 maanden of langer een huishoudinkomen tot 110% vd bijstandsnorm (art 21 Wwb) en zonder in aanmerking te nemen vermogen (art 34 Wwb)
Met
Huishoudens met inkomensafhankelijke
inkomensafhankelijk(e)
kinderen van 4 t/m 17 jr en kosten ter
kind(eren)
bevordering van de maatschappelijke ontwikkeling
2
Niet werkende inwoners
Uitkeringsgerechtigden zonder
zonder
arbeidsverplichting vanuit enige sociale wet-
arbeidsverplichting en
of regelgeving (Wwb, WW, WIA, Wajong,
een inkomen tot 110%
Wsw, IOAW, IOAZ) en 65-plussers met in de afgelopen 12 maanden of langer een huishoudinkomen tot 110% vd bijstandsnorm (art 21 Wwb) en zonder in aanmerking te nemen vermogen (art 34 Wwb)
Met
Huishoudens met inkomensafhankelijke
inkomensafhankelijk(e)
kinderen van 4 t/m 17 jr en kosten ter
kind(eren)
bevordering van de maatschappelijke ontwikkeling
3
(Nog) niet werkende
Uitkeringsgerechtigden met opgelegde
inwoners met
arbeidsverplichting (Wwb, WW, WIA, Wajong,
arbeidsverplichting en
IOAW, IOAZ) met in de afgelopen 12 mnd of
inkomen tot 110%
langer een huishoudinkomen tot 110% vd bijstandsnorm (art 21 Wwb) en zonder in aanmerking te nemen vermogen (art 34 Wwb), die geen of minder dan 6 mnd arbeid hebben verricht in de afgelopen 12 mnd
Met
Huishoudens met inkomensafhankelijke
inkomensafhankelijk(e)
kinderen van 4 t/m 17 jr en kosten ter
kind(eren)
bevordering van maatschappelijke ontwikkeling
34
Onderscheid categorie 2 en 3 Met ingang van 1 januari 2013 zal de Wet werken naar vermogen worden ingevoerd (Wwmv), hieronder zullen de Wwb, de Wajong en de Wsw worden geschaard. Met de invoering van deze wet wil het kabinet ervoor zorgen dat zoveel mogelijk mensen naar vermogen gaan meedoen door mensen die nu nog niet werken maar dat wel kunnen, te prikkelen om te gaan werken. De loonwaarde wordt vastgesteld met een loonwaardemeting, uitgevoerd door een onafhankelijke derde. Hiermee wordt vastgesteld of iemand kan werken en zo ja, voor hoeveel uur. Is iemand in staat om te werken, dan valt iemand in categorie 3. Om in aanmerking te komen voor de standaardbijdrage plus moet ook daadwerkelijk arbeid zijn verrichting (gedurende minimaal zes maanden in de afgelopen 12 maanden). Is iemand niet in staat of niet verplicht om te werken, oftewel is iemand aantoonbaar volledig vrijgesteld van de arbeidsplicht, dan valt diegenen in categorie 2.
Wat gaat op in het PMB In het PMB worden de uitgaven van vier bestaande regelingen gebundeld. Het gaat om de langdurigheidstoeslag, de categoriale bijzondere bijstand voor 65-plussers, de categoriale bijzondere bijstand chronisch zieken en gehandicapten en de bijdrage Sport en Cultuur. In totaal werden er in 2010 2197 afzonderlijke verstrekkingen gedaan. Deze zijn terechtgekomen bij 1655 huishoudens.
Begrote uitgaven PMB voor 2013 en verder Te verwachten maximale uitgaven PMB: Standaard bijdrage plus
: € 400 per huishouden per jaar
Standaard bijdrage
: € 200 per huishouden per jaar
Kindbijdrage (4 tot en met 17 jaar)
: € 200 per kind per jaar
Te verwachten aantal huishoudens: Huishoudens minima inkomen tot 110% 2010 (a)
:
2770
Huishoudens minima inkomen tot 110% 2013 (b)
:
2792
Huishoudens met arbeidsverpliching (c)
:
1200 –
Huishoudens met inkomsten uit arbeid en Wwb-uitkering
:
Huishoudens recht op standaard bijdrage plus in 2013
:
104 + 1696
Huishoudens minima inkomen tot 110% 2013 (b)
:
2792
Huishoudens recht op een standaard bijdrage plus
:
1696 –
Huishoudens recht op standaard bijdrage in 2013
:
1096
Standaard bijdrage plus 1696 x € 400
:€
678.400
Standaard bijdrage 1096 x € 200
:€
219.200
Kindbijdrage 1232 (d) x € 200
:€
246.400
2013
: € 1.144.000 = 100% : € 1.001.000 = 87,5% (e)
a) Uit het onderzoek Armoedesignalement van het Centraal Bureau voor de Statistiek / Centraal Planbureau, uitgevoerd in december 2011, blijkt dat in 2011 en 2012 een groei van 0,4% wordt verwacht. Voor 2013 is nog geen inschatting gemaakt, vooralsnog wordt niet uitgegaan van een verhoging.
35
b) Dit aantal is afkomstig uit het Regionaal Inkomensonderzoek (RIO) 2009 (VSO). Sedert 1946 houdt het Centraal Bureau voor de Statistiek regelmatig onderzoek naar de regionale inkomensverdeling. Deze onderzoeken zijn voornamelijk gebaseerd op registers afkomstig van het Ministerie van Financiën (de fiscale registers) en de Nederlandse gemeenten (de bevolkingsregisters = GBA). De uiteindelijke RIO resultaten zijn gebaseerd op een steekproef van twee miljoen huishoudens. Op grond van de het RIO zijn er in 2010 in Spijkenisse 2770 huishoudens met een inkomen tot 110% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm. Uit onderzoek onder het Wwb klantenbestand, blijkt dat 1180 de arbeidsplicht opgelegd hebben gekregen. Van deze 1180 hebben er 104 inkomsten uit arbeid. c) Uit de WIZ-monitor (2e helft 2011) blijkt dat 1279 klanten in Wwb een arbeidsverplichting opgelegd hebben gekregen. Met een kleine correctie naar een omrekening naar het aantal huishoudens, wordt uitgegaan van 1200 huishoudens. Voor 2013 wordt uitgegaan van ditzelfde aantal. d) Op grond van het RIO zijn er in Spijkenisse in 2010 1300 kinderen van 0 – 18 jaar die leven in een huishouden met een inkomen tot 110% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm. De kindbijdrage wordt echter alleen toegekend aan kinderen in de leeftijdscategorie van 4 tot en met 17 jaar. Aan de hand van gegevens van Pronexus (onderzoeksbureau), is een prognose gemaakt van het aantal kinderen in de leeftijdscategorie tussen de 4 tot en met 17 jaar in Spijkenisse, ingeschat wordt dat dit percentage op 94% ligt. Dit percentage is doorgerekend, waardoor het aantal kinderen in huishoudens tot 110% van de bijstandsnorm in de leeftijdscategorie 4 tot en met 17 jaar ingeschat wordt op 1222. Uitgaande van dezelfde verhoging onder a) wordt dit aantal voor 2013 ingeschat op 1232. e) In de berekening voor de kosten voor 2013 wordt uitgegaan van een bereik tussen de 85 en 90% (87,5% gemiddeld). Gevolgen voor verschillende huishoudens In
2010
hebben
in
totaal
1655
huishoudens
een
beroep
gedaan
op
één
of
meerdere
armoedevoorzieningen. Om de gevolgen van het nieuwe beleid meer concreet te maken, is een vergelijking gemaakt per huishouden. Deze vergelijking is bedoeld om een globaal inzicht te krijgen in waar gezinnen in de oude situatie recht op hadden (categorie 1 t/m 3) en wat zij gemiddeld hebben ontvangen (categorie 4 t/m 11). Bij onderstaande vergelijkingen moeten dan ook de volgende kanttekeningen worden geplaatst: -
De vergelijking is gemaakt met de huishoudens die in 2010 een beroep deden op één of meerdere voorzieningen, in 2013 zullen zowel gezinsaantallen en -samenstelling anders zijn.
-
Er is voor de categorieën 4 tot en met 11 gerekend met gemiddelde bedragen / verstrekkingen per huishouden en in een aantal gevallen was het noodzakelijk om aannames toe doen voor wat betreft de categorie waartoe het huishouden toebehoort.
-
Na berekening is gebleken dat de huishoudens in de bijstand gemiddeld 1,9 kinderen heeft, hetgeen als uitgangspunt is genomen bij de berekeningen (tenzij uit de gegevens het exacte aantal kinderen blijkt). In de nieuwe situatie is daarom voor de kindbijdrage uitgegaan van een gemiddelde van € 380 per gezin (1,9 x € 200).
-
In de berekeningen is uitgegaan van kinderen in de leeftijd van 0 tot en met 17 jaar. De kindbijdrage wordt alleen verstrekt aan kinderen in de leeftijd van 4 tot en met 17 jaar (is 96% van de totale groep kinderen, zo blijkt uit onderzoek o.b.v. Pronexus). In werkelijkheid wordt dus aan 6% minder kinderen de kindbijdrage verstrekt.
36
1.
Alleen LDT Leefsituatie
Aantal
Situatie oud
Situatie nieuw
47
€
355
€
400
Alleenstaande ouder zonder arbeidsplicht
3
€
454
€
780
Gehuwd/samenwonend zonder arbeidsplicht zonder kinderen
5
€
505
€
400
d
Gehuwd/samenwonend zonder arbeidsplicht met kinderen
1
€
505
€
780
e
Alleenstaand met arbeidsplicht
391
€
355
€
200
f
Alleenstaande ouder met arbeidsplicht
118
€
454
€
580
g
Gehuwd/samenwonend met arbeidsplicht
41
€
505
€
200
h
Gehuwd/samenwonend met arbeidsplicht met kinderen
17
€
505
€
580
a
Alleenstaand zonder arbeidsplicht
b c
2.
Alleen Cbb65+
Leefsituatie
Aantal
Alleenstaande zonder arbeidsplicht Gehuwd/samenwonend zonder arbeidsplicht
Situatie oud
Situatie nieuw
129
€
251
€
400
17
€
319
€
400
1
€
478
€
780
Gehuwd/samenwonend zonder arbeidsplicht met kinderen of Alleenstaande ouder met kinderen 3.
Alleen Cbbczg
Leefsituatie
Aantal
Situatie oud
Situatie nieuw
Alleenstaand zonder arbeidsplicht
6
€
200
€
400
Alleenstaande ouder zonder arbeidsplicht of
1
€
300
€
780
Gehuwd samenwonend zonder arbeidsplicht of
€
400
Gehuwd samenwonend zonder arbeidsplicht met kinderen
€
780
54
€
200
€
200
Alleenstaande ouder met arbeidsplicht
8
€
200
€
580
Alleenstaande ouder met arbeidsplicht of
2
€
300
€
580
Gehuwd samenwonend met arbeidsplicht of
€
200
Gehuwd samenwonend met arbeidsplicht met kinderen
€
580
Alleenstaand met arbeidsplicht
4.
Alleen SC
Leefsituatie
Aantal
Situatie oud
Situatie nieuw
Alleenstaand of gehuwd samenwonend met 1 kind
76
€
230
€
200
Alleenstaand of gehuwd samenwonend met 2 kinderen
82
€
350
€
400
Alleenstaand of gehuwd samenwonend met 3 kinderen
37
€
463
€
600
Alleenstaand of gehuwd samenwonend met 4 kinderen
7
€
451
€
800
Alleenstaand of gehuwd samenwonend met 5 kinderen
4
€
625
€
1.000
Alleenstaand of gehuwd samenwonend met 6 kinderen
1
€
227,52
€
1.200
Alleenstaand of gehuwd samenwonend met 9 kinderen
1
€ 1.261,00
€
1.400
37
5.
LDT en Cbbczg
Leefsituatie
Aantal
Situatie oud
Situatie nieuw
12
€
551,00
€
400
Alleenstaande ouder zonder arbeidsplicht
4
€
624,50
€
780
Gehuwd/samenwonend zonder arbeidsplicht zonder kinderen
1
€
700,00
€
400
152
€
614,05
€
200
Alleenstaande ouder met arbeidsplicht
12
€
645,08
€
580
Gehuwd/samenwonend met arbeidsplicht
26
€
811,35
€
200
4
€
850,00
€
580
Alleenstaand zonder arbeidsplicht
Alleenstaand met arbeidsplicht
Gehuwd/samenwonend met arbeidsplicht met kinderen
6.
LDT en SC
Leefsituatie
Aantal
Alleenstaande ouder zonder arbeidsplicht Alleenstaande ouder met arbeidsplicht Gehuwd/samenwonend met arbeidsplicht met kinderen 7.
Situatie nieuw
1
€
649,00
€
780
101
€
884,94
€
580
18
€
878,38
€
580
Cbb65+ en Cbbczg
Leefsituatie
Aantal
Alleenstaand zonder arbeidsplicht Gehuwd/samenwonend zonder arbeidsplicht zonder kinderen 8.
Situatie oud
Situatie oud
Situatie nieuw
194
€
497,42
€
400
47
€
594,66
€
400
Cbb65+ en SC
Leefsituatie
Aantal
Alleenstaande ouder zonder arbeidsplicht met kinderen of
2
Situatie oud € 442,20
Situatie nieuw €
780
Gehuwd/samenwonend zonder arbeidsplicht met kinderen
9.
Cbbczg en SC
Leefsituatie
Aantal
Situatie oud
Situatie nieuw
Alleenstaande ouder met arbeidsplicht
3
€ 375,67
€
580
Gehuwd/samenwonend met arbeidsplicht met kinderen
4
€ 469,63
€
580
10. LDT en Cbbczg en SC
Leefsituatie
Aantal
Alleenstaande ouder met arbeidsplicht met kinderen Gehuwd/samenwonend met arbeidsplicht met kinderen
Situatie oud
Situatie nieuw
18
€ 1.009,28
€
580
6
€ 1.490,75
€
580
11. Cbb65+ en Cbbczg en SC
Leefsituatie
Aantal
Gehuwd / samenwonend zonder arbeidsplicht met kinderen
38
1
Situatie oud* € 968,94
Situatie nieuw €
780
12. Werkende minima (inkomen tot 110% van de bijstandsnorm)
Werkende minima, met een inkomen boven de 101% van de Wet werk en bijstand, werden in het verleden alleen ondersteund voor extra kosten in geval zij chronisch ziek of gehandicapt waren en/of kinderen hadden die gebruik maakten van het sport en cultuurfonds. In de toekomst komt deze groep in aanmerking voor een bijdrage van € 400 per jaar (de standaard bijdrage plus). Als daarnaast sprake is van inkomensafhankelijke kinderen in de leeftijd van 4 tot en met 17 jaar komt er een bedrag van € 200 per kind per jaar bij (de kindbijdrage).
39
Bijlage IV Totaal overzicht budgetondersteunende voorzieningen Voorziening
Doelgroep
Hoogte
1. Algemene voorzieningen
Collectieve Zorgverzekering Minima
-
Inwoners met een inkomen tot 110% van de bijstandsnorm
€ 30 per persoon per maand
Kwijtschelding gemeentelijke heffingen
-
Inwoners met een inkomen tot 100% van de bijstandsnorm
Maximale kwijtschelding per huishouden per jaar (2011): Huurwoning: - € 266,22 gestapelde woning - € 335,51 niet gestapelde woning Koopwoning: - Afhankelijk van de waarde van woning
2. Persoonlijk MinimaBudget
Persoonlijk MinimaBudget -
Standaard bijdrage
-
Inwoners van 21 jaar of ouder, met in de afgelopen 12 maanden of langer een inkomen tot 110% van de bijstandsnorm, die (nog) geen betaald werk heeft maar daartoe wel in staat zou moeten zijn (volledige of gedeeltelijke arbeidsplicht o.g.v. WW, Wwb/Wij, Wajong, WsW)
-
Standaard bijdrage plus
-
Werkende inwoners (min zes mnd in de afgelopen 12 mnd) van 21 jaar of ouder met in de afgelopen 12 maanden of langer een inkomen tot 110% van de bijstandsnorm Niet-werkenden minima zonder arbeidsverplichtingen met een inkomen tot 110% van de bijstandsnorm
€ 200 per huishouden per jaar
€ 400 per huishouden per jaar
-
-
Kindbijdrage Maatschappelijke Ontwikkeling
Inwoners met een inkomen tot 110% van de bijstandsnorm, met inkomensafhankelijke kinderen in de leeftijd van 4 t/m 17 jr, waarvoor kosten worden gemaakt ter bevordering van de maatschappelijke ontwikkeling van het kind
€ 200 per kind per jaar
3. Specifieke besluiten
Individuele bijzondere bijstand
-
Inwoners (uitkerings- en niet uitkeringsgerechtigden). Of iemand in aanmerking komt voor bijzondere bijstand, wordt berekend aan de hand van een draagkrachtberekening, waarbij inkomsten boven 110% van bijstandsnorm volledig in aanmerking worden genomen als draagkracht.
Individueel bepaald
NB voor de Collectieve Zorgverzekering Minima, het Persoonlijk MinimaBudget en de individuele bijzondere bijstand geldt tevens de voorwaarde dat geen sprake is van vermogen in de zin van artikel 34 van de Wet werk en bijstand (Wwb). Voor de kwijtschelding gemeentelijke heffingen is de vermogensgrens uit artikel 26 van de Invorderingswet 1990 van toepassing.
40
Bijlage V Overige onderwerpen 1.
Motie gratis openbaar vervoer 65 plussers
1.1
Inleiding
Bij motie van 27 februari 2010 van O.N.S, Christen Unie/SGP en CDA, gelezen het initiatiefvoorstel van 27 februari 2010 van de PvdA dat is aangehouden en gaat over sociale en fysieke mobiliteit onder senioren, wordt verzocht word om: Onderzoek te verrichten op welke wijze de gemeente mensen van 65 jaar of ouder met een inkomen tot 120 procent van de relevante bijstandsnorm, optimaal actief kan laten zijn, waarbij de effectiviteit van gratis of gedeeltelijke tegemoetkoming van de kosten openbaar vervoer onderdeel dient te zijn van het onderzoek en de cliëntenraad en de Wmo-adviesraad betrokken moeten worden bij dit onderzoek. Voor de behandeling van de kadernota 2011 moeten de resultaten van het onderzoek ter kennis van de raad worden gebracht, waarbij voorstellen worden gedaan voor een mogelijke dekking van een eventuele financiering van de kosten van de uitvoering. 1.2
Participatie ouderen in relatie tot armoedebeleid
Bij bovenstaande motie gaat het primair om de vraag hoe de gemeente mensen van 65 jaar of ouder met een inkomen tot 120 procent van de relevante bijstandsnorm, optimaal actief kan laten zijn. Achterliggende gedachte bij dit voorstel is het tegengaan van vereenzaming onder ouderen. In het algemeen (ongeacht inkomen) is het belangrijk dat er voor ouderen voldoende gelegenheid is tot participeren. Dit valt echter niet onder het (vereenvoudigde) armoedebeleid (minimabeleid). Binnen het minimabeleid kan wel de vraag gesteld worden of vervoerskosten een belemmering vormen om deel te kunnen nemen aan dergelijk activiteiten. Wanneer sprake is van een inkomen tot 110 procent van de van toepassing zijnde bijstandsnorm, moet het PMB (standaardbijdrage plus) oplossing bieden. Alle 65 plussers tot deze inkomensgrens hebben namelijk recht op dit budget. Ook kunnen alle 65 plussers, ongeacht inkomen, reizen tegen een gereduceerd tarief. Bovendien beschikt deze groep over voldoende inkomen om in de basis behoefte te kunnen voorzien én sociaal te kunnen participeren60. 1.3
Wegvallen inkomsten gemeente
Wanneer 65 plussers via de gemeente op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) een vervoersvoorziening verstrekt krijgen, wordt een eigen bijdrage in rekening gebracht. Deze eigen bijdrage is gebaseerd op de prijs van het openbaar vervoer. Als het openbaar vervoer voor 65 plussers gratis wordt, kan redelijkerwijs ook geen eigen bijdrage voor 65 plussers meer worden gevraagd.
60
Uit het rapport Armoedesignalement 2011 van het CBS blijkt dat het basisbehoeftecritium op € 912
per maand lag en het bedrag voor sociale participatie op € 86 per maand, waarmee het ‘niet-veel-maartoereikend-criterium’ € 998 bedroeg. De Wwb normen bedragen per 1 januari 2012 € 1.026,35 voor een alleenstaande 65 plusser, € 1.291,60 voor een alleenstaande ouder van 65 jaar of ouder en € 1.412,71 voor een huishouden waarvan één persoon of meer 65 plus is.
41
1.4
Conclusie en advies
Voorgesteld wordt om niet over te gaan tot het invoeren van gratis openbaar vervoer voor 65 plussers. De reden daarvan is dat vervoerskosten redelijkerwijs geen belemmering zullen vormen voor deelname aan activiteiten die participatie van ouderen moeten bevorderen. Bovendien kost het uitvoeren van de motie geld en vallen er inkomsten weg. Aangezien daar geen budget voor is, is dit niet verantwoord in tijden van bezuinigingen.
42
2.
Geldkompas
2.2
Inleiding
Bij motie van 23 juni 2010 van ONS, aangaande het feit dat de eigen verantwoordelijkheid de komende jaren centraal komt te staan in het armoedebeleid en daarnaast duidelijkheid richting inwoners bevorderd moet worden en bespaard moet worden op uitvoeringskosten, wordt verzocht om: Onderzoek te doen naar en het overwegen om de inwoners van Spijkenisse toegang te verlenen tot de website van het Geldkompas. 2.2
Onderzoek en kosten
Voor de gemeente Spijkenisse kan, door Sdu uitgevers, geheel naar de wensen van de gemeente een website worden ontwikkeld waarop alle lokale, maar ook regionale en landelijke informatie is terug te vinden. Door de inzet van beeld, geluid en 'klare taal' wordt de informatie op de site toegankelijk gemaakt voor iedereen. Behalve voor de eindgebruikers (de doelgroep binnen de gemeente) is het ook voor professionals en hulpverleners een geschikt instrument ter bevordering van hun dienstverlening. De kosten voor het inrichten van de website bedragen tussen de € 12.000 en € 14.000 (deze kosten zijn eenmalig). De kosten voor update, promotie, bekendheid via google en advies zijn tussen de € 6.000 en € 8.000 (dit zijn jaarlijks terugkerende kosten). 2.3
Conclusie en advies
De website Geldkompas draagt bij aan het vergroten van de klantvriendelijkheid. Bovendien zal een verbetering van de informatievoorziening, het bereik van de doelgroep doen toenemen. De beslissing of zal worden overgegaan tot het laten ontwikkelen en onderhouden van deze website voor de gemeente Spijkenisse, zal worden meegenomen bij de ontwikkeling het Klant Contact Centrum (KCC).
43
3.
Voedselbank
3.1
Inleiding
De Voedselbank wordt door het college gefaciliteerd door jaarlijks (t/m 2013) subsidie te verlenen voor het verstekken van voedselpakketten. In het collegeprogramma 2010 -2014 ‘Versterken en beperken’ heeft het college aangegeven inzicht te willen krijgen in het gebruik van de Voedselbank om betere afstemming te realiseren op het gemeentelijk beleid. 3.2
Afspraken tussen gemeente en voedselbank
Op dit moment dient op grond van de subsidiebeschikking de volgende informatie te worden aangeleverd: winst en verlies rekening, kwartaalrapportages, een exploitatieoverzicht, activiteitenplan. Deze cijfers geven globaal inzicht in het aantal huishoudens (en het aantal kinderen), hoe lang gebruik wordt gemaakt van de voedselbank en de redenen daarvan. Omdat deze informatie nog onvoldoende is om te kunnen sturen/beleid te kunnen maken, zal samen
met
de
voedselbank
worden
afgestemd
welke
informatie
noodzakelijk
en
redelijkerwijs aan te leveren is (zoals gezinssamenstelling, inkomstenbron en in welke wijk men woonachtig is). 4.3
Samenvatting en conclusie
Er moet gestreefd worden naar een situatie waarin zo min mogelijk mensen zijn aangewezen zijn op de voedselbank. Om hierop beleidsmatig te kunnen sturen, is meer inzicht nodig in de huidige doelgroep. Om die reden zal in de subsidiebeschikking om meer getailleerde informatie gevraagd gaan worden.
44