Nota bijzondere bijstand en minimabeleid
Vastgesteld door de gemeenteraad van Zandvoort : d.d. 15 mei 2008 Gepubliceerd in de Zandvoortse Courant : d.d. Inwerkingtreding : d.d. Registratienr: 2007/14048
Gemeente Zandvoort Telefoon: Fax: E-mail: Internet: Postadres:
Bankrekening:
023 574 01 00 023 571 37 24
[email protected] www.zandvoort.nl Postbus 2 2040 AA Zandvoort Swaluëstraat 2 Zandvoort BNG 28.50.10.034
Registratienr:
2007/14048
Bezoekadres:
INHOUDSOPGAVE Inleiding Aanleiding Uitgangspunten bijzonder bijstand en gemeentelijk minimabeleid Wat mag en kan onder het regime van de Wwb
1 1 1 1
Hoofdstuk 1: Visie op armoede en minimabeleid 1.1. Wat is armoede 1.2. Doelstelling
3 3 4
Hoofdstuk 2: Onderscheid tussen algemene bijstand en bijzondere bijstand 2.1. Onderscheid tussen algemene bijstand en bijzondere bijstand
5 5
Hoofdstuk 3: Voorliggende voorzieningen 3.1. Collectieve ziektekostenverzekering als voorliggende voorziening 3.2. Langdurigheidstoeslag 3.3. Langdurigheidstoeslag als voorliggende voorziening
6 7 8 8
Hoofdstuk 4: Draagkracht en drempelbedrag 4.1. Draagkracht 4.2. Inkomen 4.3. Buitengewone uitgaven 4.4. Vermogen 4.5. Vaststelling van de draagkracht 4.6. Drempelbedrag
10 10 10 11 12 13 15
Hoofdstuk 5: Wijze van verstrekken 5.1. Verstrekking als geldlening/borgtocht 5.2. Bijstand voor duurzame gebruiksgoederen 5.3. Duur aflossing van de lening 5.4. Hoogte aflossing van de lening 5.5. Lening door ex-asielzoekers/vluchtelingen 5.6. Borgtocht 5.7. Borgtocht voor schulden
17 17 17 18 18 18 18 19
Hoofdstuk 6: Procedurele en algemene beleidsregels 6.1. Aanvraag- en inlichtingenformulier 6.2. Termijn aanvraag bijzondere bijstand 6.3. Extern deskundigen advies 6.4. Toeslagen voor jongeren van 18 tot 21 jaar 6.5. Voorwaarden voor toeslagverlening 6.6. Hoogte van de toeslag 6.7. Toeslagen voor jongeren van 18 tot 21 jaar in een inrichting 6.8. Hoogte van de toeslag 6.9. Toeslagen voor alleenstaande ouders in een inrichting 6.10. Toeslagen bij co-ouderschap 6.11. Overbruggingsuitkering 6.12. Woonkosten, huurtoeslag en bijzondere bijdrage huurlasten 6.13. Woonkostentoeslag huurwoning 6.14. Woonkostentoeslag eigen woning
21 21 21 21 22 22 23 23 23 23 24 24 26 27 29
Hoofdstuk 7: Categoriale bijzondere bijstand en minimabeleid Inleiding 7.1. Toeslag 65 plussers, chronisch zieken en gehandicapten 7.2. Collectieve ziektekostenverzekering 7.3. Categoriale bijzondere bijstand ter bevordering van sociaal -culturele participatie en sportieve activiteiten 7.3. Eigen bijdrage AWBZ/Zorgverzekering/Collectieve ziektekostenverzekering 7.4. Schuldhulpverlening 7.5. Kwijtschelding gemeentelijke belasting
32 32 32 33
Hoofdstuk 8: Samenvatting beleidsuitgangspunten
36
Hoofdstuk 9: Bijzondere bijstand naar kostensoort Alarmeringskosten Begrafenis/crematiekosten Bewindvoeringskosten en Beredderingskosten Bril/contactlenzen Elastische kousen Fysiotherapie Hoortoestellen Inrichtingskosten Kraamzorg Kunstgebit Kunst-en hulpmiddelen Maaltijdvoorziening Orthopedische schoenen Psychotherapie Rechtsbijstand en griffierecht Reiskosten Schoolkostenregeling kinderen 12 tot 18 jaar Tandartskosten Thuiszorg Ziekenvervoer
42 42 43 45 46 47 48 49 50 52 53 54 55 56 57 58 59 61 62 63 64
Lijst van gebruikte afkortingen
65
33 34 34 35
Nota bijzondere bijstand en minimabeleid
Inleiding Aanleiding Met ingang van 1 januari 2004 is de Wet werk en bijstand (Wwb) van kracht geworden. Deze nieuwe wet en de financiering hiervan hebben gevolgen gehad voor het gemeentelijke bijzondere bijstands beleid en het minimabeleid. Op grond van de Wwb was het niet langer toegestaan om categoriale bijzondere bijstand te verstrekken op enkele uitzonderingen na, zoals bijvoorbeeld categoriale bijzondere bijstand voor chronisch zieken. De aanleiding voor deze Nota Bijzondere bijstand en Minimabeleid is dat er een nota moest komen die gebaseerd is op de Wet werk en bijstand. De huidige nota uit 1999 is gebaseerd op de oude Algemene bijstandswet. Ook de invoering van de nieuwe Zorgverzekeringswet, ervaringen die zijn opgedaan met het huidige beleid de afgelopen jaren en recente jurisprudentie, waren aanleiding het beleid weer eens kritisch onder de loep te nemen. In deze nota wordt een overzicht gegeven van de verschillende soorten bijzondere bijstand, wordt aangegeven wanneer mensen wel en geen recht hebben op bijzondere bijstand, welke vormen van bijzondere bijstand er zijn en wordt een overzicht gegeven van de verschillende kostensoorten van de bijzondere bijstand. Ook worden in deze Nota twee voorstellen tot nieuw beleid gedaan te weten: • Categoriale bijzondere bijstand voor kinderen die sport beoefenen en lid zijn van een sportvereniging en/of voor culturele activiteiten als de muziekschool, toneel, ballet etc. voor een bedrag van € 50,-- per kind per huishouden per seizoen. • Bijzondere bijstand voor schoolgaande kinderen tussen 12 en 18 jaar voor een bedrag van € 150,-- per kind per jaar. Deze twee nieuwe beleidsuitgangspunten worden in hoofdstuk 7 en 8 uitgebreid beschreven. Ook wordt voorgesteld om de toeslag chronisch zieken met ingang van januari 2008 van € 150,-- te verhogen naar € 200,-- per huishouden per jaar. De reden hiervoor zijn de steeds hoger wordende kosten voor mensen met een handicap en het feit dat het bedrag al drie jaar hetzelfde is. Uitgangspunten bijzondere bijstand en gemeentelijk minimabeleid Uitgangspunten voor het gemeentelijk minimabeleid zijn: • bijstand heeft binnen het sociale zekerheidsstelsel de functie van vangnet. Pas als de eigen inkomsten niet toereikend zijn en geen beroep kan worden gedaan op andere voorzieningen/middelen of deze niet kostendekkend zijn, kan bijstand worden overwogen. • algemeen generiek inkomensbeleid is voorbehouden aan het rijk. • het individualiseringsbeginsel staat centraal in de Wwb. • het college heeft de opdracht de bijstand af te stemmen op de daaraan verbonden verplichtingen, omstandigheden, mogelijkheden en middelen van de klant (en). • minimabeleid ter bevordering van maatschappelijke participatie kan worden ontwikkeld dan wel worden gehandhaafd. Kortom periodieke bijstand voor levensonderhoud, maar zeker ook bijzondere bijstand is bovenal een kwestie van maatwerk. Wat mag en kan onder het regime van de Wwb Zoals hierboven al aangegeven is het in de nieuwe Wet werk en bijstand niet meer mogelijk categoriale bijzondere bijstand te verstrekken. Uitzonderingen hierop zijn: 1. Categoriale bijzondere bijstand voor chronisch zieken en gehandicapten (art. 10 lid 3 Invoeringswet Wwb).
2007/14048, d.d.
1
Nota bijzondere bijstand en minimabeleid
2. Categoriale bijzondere bijstand voor 65-plussers (art. 35 lid 3 Wwb). 3. Collectieve aanvullende ziektekostenverzekering (art. 10 lid 2 Invoeringswet Wwb). 4. Bijzondere bijstand ter bevordering van sociaal-culturele participatie en deelname aan sportieve activiteiten. Daarnaast is individuele bijzondere bijstand altijd mogelijk (art. 35 lid 1 Wwb). Hierbij moet gedacht worden aan mensen met een inkomen- en/of vermogenssituatie op bijstandsniveau die voor noodzakelijke extra kosten komen te staan, welke niet door een voorliggende voorziening worden vergoed. Uitgangspunt van bijzondere bijstand is de beoordeling of in het geval van het individu sprake is van bijzondere noodzakelijke kosten voortvloeiend uit bijzondere omstandigheden welke niet kunnen worden betaald uit het reguliere maandinkomen en/of vermogen en er geen vergoeding mogelijk is via een voorliggende voorziening (zoals een zorgverzekeraar). Altijd zal in het individuele geval moeten worden beoordeeld of er sprake is van noodzakelijkheid en of de kosten daadwerkelijk zijn gemaakt. Het recht op bijzondere bijstand wordt niet naar kostensoort begrensd. Er kan dus voor zeer uiteenlopende zaken een verzoek voor een tegemoetkoming worden ingediend. Te denken valt aan reiskosten, medische voorzieningen, woninginrichting enz. Wel zijn in de wet enkele onderwerpen opgenomen die niet voor vergoeding in aanmerking komen (art. 14 Wwb, zoals bijvoorbeeld het voldoen van alimentatieverplichtingen en betaling van een boete). Met de invoering van de Wwb kregen gemeenten meer beleidsvrijheid inzake het bepalen van ruimte in het inkomen en/of vermogen en de periode waarover de draagkracht wordt vastgesteld (toelichting artikel 35 Wwb in relatie met artikel 34, lid 2 Wwb en artikel 31, lid 2 Wwb). In deze nota zijn hiervoor richtlijnen aangegeven. Uitgangspunt is dat wanneer een beroep gedaan kan worden op een voorliggende voorziening of tegemoetkoming die gezien aard en doel toereikend en passend is, er geen recht bestaat op bijzondere bijstand. Evenmin bestaat recht op bijstand als de voorliggende voorziening de kosten niet noodzakelijk acht (artikel 15 Wwb). Wanneer echter (zeer) dringende redenen daartoe noodzaken, kan het college, gelet op alle omstandigheden, bijstand verlenen (art. 16 Wwb en art. 4:84 Awb). Op grond van het motiveringsbeginsel dient het college de mogelijkheid om wegens (zeer) dringende redenen toch bijstand te verlenen altijd te beoordelen. Wat wél kan: Categoriale bijzondere bijstand/ minimabeleid: • Collectieve aanvullende ziektekostenverzekering; • Categoriale bijstand voor personen van 65 jaar, chronisch zieken en gehandicapten • Voorzieningen die het bevorderen van maatschappelijke participatie voorstaan, maar die alleen betrekking mogen hebben op sociaal culturele en sportieve activiteiten • Schuldhulpverlening • Kwijtschelding van de gemeentelijke heffingen. Individuele bijzondere bijstand, waarbij de volgende voorwaarden gelden: • een toets plaatsvindt van de individuele bijzondere omstandigheden (de omstandigheden zelf kunnen in beleidsregels worden vastgelegd); en • bij deze toets is vastgesteld of de te maken kosten noodzakelijk zijn; en • bij deze toets is vastgesteld tot welke kosten die bijzondere omstandigheden leiden (de kosten zelf kunnen in beleidsregels worden genormeerd); en • bij deze toets is vastgesteld tot welk bedrag de kosten niet kunnen worden voldaan uit de norm en de aanwezige draagkracht; en • bij deze toets is vastgesteld of, en zo ja tot welk bedrag, de betrokkene de kosten daadwerkelijk maakt (conform uitgangspunt: goedkoopst adequaat).
2007/14048, d.d.
2
Nota bijzondere bijstand en minimabeleid
Hoofdstuk 1 Visie op armoede en minimabeleid 1.1. Wat is armoede? Wat is armoede? Zijn er in Nederland, in Zandvoort wel echte arme mensen? Vaak zien we beelden van armoede in de derde wereld: mensen die letterlijk sterven van de honger. Dit gezicht van armoede kennen we gelukkig niet. Maar hoe ziet armoede er hier dan wel uit? In de publicatie Gemeentelijk Armoedebeleid (2005) van Stimulansz/SGBO wordt armoede als volgt gedefinieerd: “Armoede is een complex verschijnsel met veelal samenhangende dimensies als inkomen, maatschappelijke participatie, opleidingsniveau, gezondheid, zelfredzaamheid, woon- en leefomgeving, waarin het toekomstperspectief een belangrijk onderscheidend kenmerk is. Dit vooral in situaties waar nauwelijks uitzicht is op werk of verandering van leefsituatie. Armoede in brede zin is sociale uitsluiting. Armoede in smalle zin wordt beschouwd als een tekort aan financiële middelen”. Met andere woorden: je bent niet alleen arm als je te weinig geld hebt, maar vooral ook als dat betekent dat je niet mee kunt doen in de maatschappij. Dat je in een sociaal isolement komt, dat je je kinderen niet aan allerlei dingen mee kunt laten doen, dat je je schaamt voor het feit dat je bijna niets hebt en dus maar liever thuisblijft en dat je ook niet meer ziet hoe je uit je nare situatie kunt komen. Wij vinden dat niemand in onze gemeente aan de kant hoeft te blijven staan vanwege onvoldoende inkomen, gezondheid of andere sociaal-culturele omstandigheden. Uitgangspunt is dat inwoners van Zandvoort zelf hun weg kunnen vinden in de samenleving, zelf verantwoordelijk zijn voor hun eigen levensonderhoud en de keuzes die zij maken en ook een netwerk hebben om op terug te vallen. Toch kan het voorkomen dat burgers op enig moment hulp en bijstand nodig hebben omdat ze er zelf niet uitkomen. Burgers kunnen dan onder bepaalde voorwaarden een beroep doen op de mogelijkheden en voorzieningen die de bijzondere bijstand en minimabeleid bieden. Enerzijds bestaat de bijzondere bijstand en minimabeleid uit het verstrekken van voorzieningen en gelden en het verstrekken van een al dan niet tijdelijke inkomensondersteuning. Anderzijds moet het doel van het minimabeleid veelzijdiger zijn. Door enkel het verstrekken van categoriale voorzieningen wordt in veel gevallen aan symptoombestrijding gedaan en blijven mensen in een permanente afhankelijkheidspositie zitten. Wij willen er juist ook voor zorgen dat mensen maatschappelijke achterstanden kunnen wegwerken en ervoor kunnen zorgen dat ze economisch zelfstandig blijven en geen schulden opbouwen.
2007/14048, d.d.
3
Nota bijzondere bijstand en minimabeleid
1.2. Doelstelling De bijzondere bijstand en het minimabeleid binnen de gemeente Zandvoort richt zich op de volgende doelstelling: Het bevorderen of realiseren van een volwaardige participatie door burgers van Zandvoort aan de samenleving. Ook burgers die nog niet aan het werk kunnen of die niet meer hoeven te werken blijven wij stimuleren om mee te doen.
2007/14048, d.d.
4
Nota bijzondere bijstand en minimabeleid
Hoofdstuk 2: Onderscheid tussen algemene bijstand en bijzondere bijstand 2.1. Onderscheid tussen algemene bijstand en bijzondere bijstand In de Wwb wordt in artikel 5 onderscheid gemaakt tussen algemene bijstand en bijzondere bijstand: Algemene bijstand is de bijstand ter voorziening in de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan (landelijke basisnorm en de eventuele gemeentelijke toeslag voor personen van 21 jaar en ouder, vastgesteld in de Toeslagenverordening). Bijzondere bijstand is de bijstand die wordt verstrekt indien bijzondere omstandigheden in het individuele geval leiden tot noodzakelijke kosten van het bestaan waarin de algemene bijstand niet voorziet en die de aanwezige draagkracht te boven gaan. In artikel 35 Wwb wordt het recht op bijzondere bijstand vastgesteld: “De alleenstaande of het gezin heeft recht op bijzondere bijstand voor zover deze niet beschikt over de middelen om te voorzien in de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan en deze naar het oordeel van burgemeester en wethouders niet kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm en de aanwezig draagkracht”. De bijzondere bijstand heeft het karakter van een op de individuele omstandigheden afgestemde voorziening voor bijzondere bestaanskosten. In de regel is de landelijke basisnorm en de daarop verleende toeslag/korting toereikend voor de noodzakelijke bestaanskosten. Als een burger in de bijzondere omstandigheden verkeert waardoor hij/zij hogere en bijzonder noodzakelijke kosten heeft dan waarin de algemene bijstand voorziet, is dit de enige reden om bijzondere bijstand te verlenen. Het gaat om kosten als extra ziektekosten, inrichtingskosten ed. Naast deze individuele bijzondere bijstand zijn er de voorzieningen uit het minimabeleid en uit de categoriale bijzondere bijstand. Dit is bijvoorbeeld de collectieve ziektekostenverzekering en de toeslag chronisch zieken en de langdurigheidstoeslag. Beide vormen van bijstand worden in de volgende hoofdstukken nader uitgewerkt.
2007/14048, d.d.
5
Nota bijzondere bijstand en minimabeleid
Hoofdstuk 3: Voorliggende voorzieningen Een voorliggende voorziening als gevolg van artikel 5 onder e Wwb, is “elke voorziening buiten deze wet waarop de persoon of gezin aanspraak kan maken of een beroep op kan doen, om middelen te verwerven of om specifieke uitgaven te kunnen betalen”. Bijstand is altijd aanvullend en heeft de functie van vangnet. Vergoeding via de bijstand vindt niet plaats als de kosten ook elders vergoed kunnen worden. Inkomensaanvulling op grond van de Wwb is niet aan de orde wanneer binnen een voorliggende voorziening een bewuste beslissing is genomen over de noodzakelijkheid van een voorziening in het algemeen of een specifieke situatie. Budgettaire overwegingen om bepaalde kosten niet in de voorliggende voorziening op te nemen of overwegingen ten aanzien van de vaststelling van de reikwijdte van de voorliggende voorziening vallen hier dus niet onder. Of een voorziening gezien haar aard en doel, passend en toereikend is, is afhankelijk van de omstandigheden en mogelijkheden van het individuele geval, en wordt mede bepaald door hetgeen naar maatschappelijk inzicht aanvaardbaar wordt geacht. Als een aanvraag wordt afgewezen omdat de belanghebbende een beroep kan doen op een voorliggende voorziening, dan dient vast te staan dat de belanghebbende ook daadwerkelijk een beroep kan doen op deze voorliggende voorziening. Indien de belanghebbende bijvoorbeeld ten gevolge van een termijnoverschrijding geen beroep meer kan doen op een voorliggende voorziening, dan kan de aanvraag niet worden afgewezen in verband met een mogelijk beroep op een voorliggende voorziening. Er dient dan onderzocht te worden of er sprake is van een verwijtbaar handelen van de belanghebbende. De aanvraag kan dan worden afgewezen omdat er sprake is van een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan (artikel 18 lid 2 Wwb). Dit betekent dan ook dat een niet verwijtbare termijnoverschrijding eventueel wel tot verstrekking kan worden overgegaan. Dit geldt ook als de belanghebbende zich niet heeft aangesloten bij de collectieve aanvullende ziektekostenverzekering, zoals die door de gemeente Zandvoort is afgesloten met Zilveren Kruis Achmea.(zie ook hierna). Artikel 13 Wwb geeft een aantal situaties aan waarin geen recht op bijstand bestaat. Artikel 16, eerste lid Wwb geeft het college de mogelijkheid in geval van zeer dringende redenen toch bijstand te verstrekken wanneer geen recht op bijstand bestaat. In bijzondere gevallen is de mogelijkheid aanwezig, wanneer zich daartoe zeer dringende redenen voordoen, om een belanghebbende die geen recht op bijstand heeft, toch financieel bij te staan. Vast moet staan dat sprake is van een acute noodsituatie en dat de bijzondere omstandigheden waarin belanghebbende verkeert op geen enkele manier zijn te verhelpen, zodat het verlenen van bijstand volstrekt onvermijdelijk is.
2007/14048, d.d.
6
Nota bijzondere bijstand en minimabeleid
1. Beleidsuitgangspunt voorlopige voorzieningen
Bijstandsverlening in bijzondere kosten is niet mogelijk indien: • De kosten kunnen worden vergoed op grond van een voorliggende voorziening • De kosten op grond van de voorliggende voorziening niet worden vergoed nadat een individuele beoordeling heeft plaatsgevonden over de (medische) noodzakelijkheid van de gemaakte kosten • Het kosten van of in verband met ontwikkelingsgeneeskunde betreft (artikel 14 e Wwb) Bijstandsverlening is in principe wel mogelijk indien: • Er geen daadwerkelijk beroep op een voorliggende voorziening mogelijk is • De betreffende kosten om (deels) budgettaire redenen niet of niet langer op grond van een voorliggende voorziening worden vergoed (zogenaamde eigen bijdragen,eigen risico) • Voor de betreffende kosten geen voorliggende voorziening bestaat • Er sprake is van zeer dringende redenen (artikel 16, eerste lid Wwb)
3.1. Collectieve aanvullende ziektekostenverzekering als voorliggende voorziening De gemeente Zandvoort heeft, zoals al gezegd, een collectieve aanvullende ziektekostenverzekering (Cav) met Zilveren Kruis/Achmea afgesloten. Om in het kader van de bijzondere bijstand van een voorliggende voorziening te kunnen spreken, is vereist dat belanghebbende daar daadwerkelijk een beroep op kan doen. Dit impliceert dat: • De collectieve aanvullende ziektekostenverzekering een voorliggende voorziening is als de belanghebbende bij de Cav is aangesloten en de kosten waarvoor vergoeding aangevraagd wordt onder het vergoedingenpakket van de Cav vallen; • De collectieve aanvullende ziektekostenverzekering geen voorliggende voorziening is als de belanghebbende niet bij de Cav is aangesloten of de Cav de kosten niet dekt. Uit dit laatste volgt dat aan de belanghebbende die niet is aangesloten bij Zilveren Kruis/Achmea, of die medische kosten heeft die niet gedekt worden door de Cav, geen bijzondere bijstand geweigerd kan worden op grond van de aanwezigheid van een voorliggende voorziening. Wel kan dit een rol spelen bij de beoordeling van het besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan (artikel 18 Wwb). Wanneer de belanghebbende hetzij bij Zilveren Kruis/Achmea verzekerd is hetzij bij een ander zorgverzekeraar, kunnen er twee situaties onderscheiden worden: 1. belanghebbende heeft in het geheel geen aanvullende verzekering 2. belanghebbende is aangesloten bij een andere aanvullende verzekering dan de Cav. In situatie 1 is er in de regel sprake van een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid en kan maximaal het niet door de aanvullende verzekering gedekte deel door de bijzondere bijstand worden vergoed. De medische noodzakelijkheid kan dan worden vastgesteld aan de hand van een medisch advies, behalve wanneer het om geringe kosten gaat. In situatie 2 kunnen voor wat betreft de beoordeling of er sprake is van een tekortschietend besef de volgende elementen worden betrokken. De aanvullende verzekeringspakketten verschillen onderling sterk in dekking, prijs en overige prijsvoorwaarden. Het is niet
2007/14048, d.d.
7
Nota bijzondere bijstand en minimabeleid
ondenkbaar dat de belanghebbende daarom voor een andere verzekering dan de Cav heeft gekozen. Ook is het mogelijk dat belanghebbende onvoldoende bekend is met de mogelijkheden van de Cav. In de regel zullen deze elementen tot de conclusie leiden dat er geen sprake is van een tekortschietend besef, tenzij op grond van individuele toets een andere conclusie te rechtvaardigen is. Voor de niet vergoede kosten kan een lening worden verstrekt. Daarbij kan nog opgemerkt worden dat de Zorgverzekeringswet een vrijheid van keuze van zorgverzekeraar kent. Deze vrijheid wordt beperkt wanneer de belanghebbende verplicht wordt om zich aan te sluiten bij de zorgverzekeraar waarmee de Cav is afgesloten, omdat hij anders het recht op bijzondere bijstand voor bepaalde medische kosten verliest. • De Cav is een voorliggende voorziening wanneer de belanghebbende bij de CAV is aangesloten en de kosten waarvoor vergoeding aangevraagd wordt onder het vergoedingenpakket van de CAV vallen; en • De Cav is geen voorliggende voorziening wanneer de belanghebbende niet bij de CAV is aangesloten of de CAV de kosten niet dekt. 2. Beleidsuitgangspunt eigen bijdrage AWBZ/zorgverzekeraar/collectieve ziektekosten
Van de belanghebbende wordt verwacht dat hij zich (collectief) aanvullend verzekert. Indien hij zich niet aanvullend verzekert is er sprake van tekort schietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan. Voor de niet vergoedde kosten kan een lening worden verstrekt.
3.2. Langdurigheidstoeslag (artikel 36 Wwb) Het is de gemeenten vanaf 1 januari 2004 verboden om een eigen inkomensbeleid te voeren. Dit is voorbehouden aan het Rijk. In de Wwb is daarom vastgelegd dat de gemeente in bepaalde gevallen een langdurigheidstoeslag moet verstrekken. De middelen hiervoor zijn opgenomen in het zogenaamde Inkomensdeel dat de gemeente Zandvoort van het Rijk krijgt voor de bijstandsverstrekking. In artikel 36 Wwb is vrij specifiek geregeld aan welke voorwaarden iemand moet voldoen om in aanmerking te komen voor de langdurigheidstoeslag. De voorwaarden voor een langdurigheidtoeslag zijn: • 5 jaar ononderbroken een uitkering op bijstandsniveau en geen vermogen boven het vrij te laten vermogen • In die periode mogen er beperkte inkomsten zijn geweest (max. € 764,00 per jaar) • Gedeeltelijk of volledig arbeidsongeschikt. De bedragen worden jaarlijks vastgesteld door het rijk. De hoogte hangt af van de gezinssituatie. 3.3. Langdurigheidstoeslag als voorliggende voorziening In artikel 35 eerste lid Wwb wordt aangegeven dat recht op bijzondere bijstand bestaat en deze kosten niet kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de langdurigheidstoeslag, het vermogen en het inkomen. Hieruit zou geconcludeerd kunnen worden dat de langdurigheidstoeslag als voorliggende voorziening op de bijzondere bijstand zou moeten worden beschouwd. In de memorie van toelichting wordt dit echter niet bekrachtigd. De langdurigheidstoeslag wordt daarom niet als voorliggende voorziening op de bijzondere bijstand beschouwd. Dit heeft ook een praktische reden: het is voor de gemeente Zandvoort niet mogelijk om bij het verstrekken van de langdurigheidstoeslag een verantwoording te vragen over het besteden van deze middelen. De gemeente Zandvoort kan daarom niet controleren wat met
2007/14048, d.d.
8
Nota bijzondere bijstand en minimabeleid
het geld is bekostigd en kan daarom ook niet verwachten van belanghebbenden dat zij het geld uitgeven aan zaken waar op een later tijdstip bijzondere bijstand wordt aangevraagd. Op de regel dat de langdurigheidstoeslag niet als een voorliggende voorziening op de bijzondere bijstand wordt beschouwd bestaat één uitzondering. Gelet op het karakter van bedoelde toeslag (tegengaan van armoede als gevolg van het langdurig op het sociaal minimum aangewezen zijn) zal de langdurigheidstoeslag bij de aanvraag om een bijdrage in de kosten van duurzame gebruiksgoederen als een voorliggende voorziening worden beschouwd. 3. Beleidsuitgangspunt Langdurigheidstoeslag
Langdurigheidstoeslag kan worden verstrekt onder bovenstaande voorwaarden. De langdurigheidstoeslag wordt niet als voorliggende voorziening op de bijzondere bijstand beschouwd met uitzondering van aanvragen bijzondere bijstand in de kosten van duurzame gebruiksgoederen.
2007/14048, d.d.
9
Nota bijzondere bijstand en minimabeleid
Hoofdstuk 4: Draagkracht en drempelbedrag 4.1. Draagkracht Het college kan in het kader van de bijzondere bijstand rekening houden met de draagkracht van een belanghebbende. Draagkracht betekent de ruimte in het inkomen om bepaalde kosten geheel of gedeeltelijk zelf te betalen. Deze draagkracht kan bestaan uit zowel inkomen als vermogen. Ook kunnen bepaalde middelen die op basis van de Wwb van toepassing zijn voor de verstrekking van algemene bijstand ook vrijgelaten worden bij de toepassing van de bijzondere bijstand. Dit worden vrijlatingbepalingen genoemd. Financiële overwegingen Het zo hoog mogelijk vaststellen van de draagkracht door het gehele vermogen in aanmerking te nemen en op het inkomen geen vrijlatingen toe te passen en eventuele buitengewone lasten en overige persoonlijke omstandigheden buiten beschouwing te laten, leidt uiteraard tot een vermindering van de uitgaven bijzondere bijstand. Daarbij kan overwogen worden dat eventueel aanwezig vermogen binnen de bijstand juist aangewend kan worden om bepaalde incidentele kosten te kunnen voorzien en dat veel buitengewone lasten gecompenseerd worden via bijvoorbeeld de belasting, huurtoeslag, of andere regelingen. Hoewel bij de keuze voor het bovenstaande, de kosten bijzonder bijstand minder zullen zijn, is hiervoor niet gekozen. Het is de bedoeling dat waar dit noodzakelijk is, juist zoveel mogelijk mensen met een inkomen op bijstandsniveau een beroep kunnen doen op de bijzondere bijstand. Voor de bepaling van de draagkracht voor de bijzondere bijstand wordt dan ook uitgegaan van hetzelfde inkomen en vermogen zoals dat is vastgesteld voor de algemene bijstand. Dit is rechtvaardig en een eenduidige lijn die ook in de uitvoering makkelijk hanteerbaar is. 4. Beleidsuitgangspunt inkomen en vermogen
Indien voor de bepaling van de draagkracht wordt uitgegaan van hetzelfde inkomen en vermogen zoals dat al is vastgesteld voor de algemene bijstand, levert dit een consequente en eenduidige lijn op die ook in de uitvoering makkelijk te hanteren is.
4.2. Inkomen Het is zinvol om vast te leggen hoe het inkomen van belanghebbende moet worden vastgesteld. Verder is van belang over welke periode het inkomen wordt vastgesteld; wordt naar een historisch inkomen gekeken of wordt rekening gehouden met een (verwacht) toekomstig inkomen. Regels omtrent vaststellen van het in aanmerking te nemen inkomen. Nu het college zelf kan beslissen welk deel van het inkomen in aanmerking wordt genomen, kan dus ook besloten worden om de middelen bedoeld in artikel 31, tweede lid, van de Wwb en de periodieke uitkering particuliere oudedagsvoorziening bedoeld in art 33, vijfde lid, van de Wwb (toch) niet in aanmerking te nemen. Hierdoor is de inkomensvaststelling voor de algemene bijstand gelijk aan die voor de bijzondere bijstand hetgeen de uitvoering vereenvoudigt en daarmee de uitvoeringskosten (geen dubbele berekening). Bovendien betreft het hier middelen waar ook de kosten tegenover staan, zodat het niet altijd reëel is om deze middelen ook te moeten aanwenden voor andere bijzondere kosten. Gelet op de voorgaande overwegingen vindt de vaststelling van het inkomen bij bijzondere
2007/14048, d.d.
10
Nota bijzondere bijstand en minimabeleid
bijstand op dezelfde wijze plaats als bij de algemene bijstand. Hierop geldt één uitzondering: bij het verlenen van bijzondere bijstand voor duurzame gebruiksgoederen wordt de langdurigheidstoeslag wel meegeteld als inkomen dit gelet op het doel van de langdurigheidstoeslag 5. Beleidsuitgangspunt vaststellen in aanmerking te nemen inkomsten
Om reden van doelmatigheid en billijkheid wordt uitgegaan van het actuele inkomen. Het voor de draagkracht in aanmerking te nemen inkomen wordt bepaald aan de hand van het actuele inkomen. Het actuele maandinkomen wordt omgerekend naar een jaarinkomen. Alleen bij bijzondere omstandigheden wordt hiervan afgeweken, onder meer wanneer duidelijk is dat een wijziging in het inkomen al vaststaat. Van het in aanmerking te nemen inkomen worden de middelen bedoeld in artikel 31, tweede lid, van de Wwb en artikel 33, vijfde lid van de Wwb niet tot het inkomen van belanghebbende gerekend. De middelen als bedoeld in genoemde artikelen worden dus voor de bijzondere bijstand vrijgelaten. Het inkomen wordt dus op dezelfde manier vastgesteld als bij de algemene bijstand. Dit met uitzondering bij bijstandsverlening voor duurzame gebruiksgoederen. Dan wordt de langdurigheidstoeslag als inkomen meegenomen. Bij de vaststelling van het inkomen wordt rekening gehouden met buitengewone uitgaven (zie hiervoor en/of daarna). Inkomsten uit arbeid van ten laste komende kinderen (artikel 31, tweede lid, onderheel h van de Wwb) worden alleen vrijgelaten als het bijzondere bijstand betreft voor kosten van een andere persoon dan het minderjarige kind met inkomsten. Betreft het een aanvraag voor het minderjarige kind zelf dan moeten deze inkomsten wel worden meegenomen. Inkomsten uit premies conform artikel 22 sub a reintegratie verordening worden ook vrijgelaten. Om te voorkomen dat “elk zakcentje” moet worden meegeteld worden alleen inkomsten van het minderjarige kind meegeteld voorzover deze meer bedragen dan de kinderbijslagnorm thuiswonende.
4.3. Buitengewone uitgaven Voor de vaststelling van het voor de draagkracht in aanmerking te nemen inkomen kan het college ook rekening houden met buitengewone uitgaven, die ten laste van belanghebbende komen. Deze worden op het inkomen in mindering worden gebracht. Er is een aantal buitengewone kosten dat wel op het inkomen in mindering gebracht mag worden en een aantal buitengewone kosten dat niet op het inkomen in mindering gebracht mag worden. 6. Beleidsuitgangspunt buitengewone uitgaven
De volgende buitengewone uitgaven kunnen in mindering worden gebracht op het inkomen (niet limitatief): De woonkosten voor zover deze meer bedragen dan de maximale huur waarbij nog recht
2007/14048, d.d.
11
Nota bijzondere bijstand en minimabeleid
op huurtoeslag bestaat. Bij een aanvraag om een woonkostentoeslag blijven deze kosten uiteraard buiten beschouwing als buitengewone uitgaven. De volgende kosten kunnen in ieder geval niet als buitengewoon aangemerkt worden: - Kosten die kunnen worden voldaan uit de algemene bijstand of een daarmee vergelijkbaar inkomen - De uitgaven die bij een bepaald inkomensniveau gebruikelijk zijn - Belastingaanslagen -Rente en aflossingen van leningen - Betaling van een boete
4.4. Vermogen Nu het college zelf kan beslissen welk deel van het vermogen in aanmerking wordt genomen, kan dus ook besloten worden om de middelen bedoeld in artikel 34, tweede lid, van de Wwb (toch) niet in aanmerking te nemen. Hierdoor is de vermogensvaststelling voor de algemene bijstand gelijk aan die van de bijzondere bijstand, hetgeen de uitvoering vereenvoudigt en daarmee de uitvoeringskosten (geen dubbele berekening). Daar valt tegen in te brengen dat dit, bij de vaststelling van het recht op algemene bijstand, vrij te laten vermogen juist bedoeld is bepaalde incidentele noodzakelijke kosten van het bestaan te kunnen voldoen. Bij aanvragen in het kader van de bijzondere bijstand moet overwogen worden dat de bijzondere kosten aanzienlijk kunnen zijn. Vanwege een eenduidig beleid is het redelijk dat, evenals dit bij de algemene bijstand het geval is, de overwaarde in een woning bij de beoordeling van bijzondere bijstand wordt meegeteld. Met andere woorden: bij het bepalen van het recht op bijzondere bijstand voor belanghebbende met een eigen woning zijn dezelfde regels als bij de algemene bijstand van toepassing. 7. Beleidsuitgangspunt van het in aanmerking te nemen vermogen
Alleen het vermogen dat meer bedraagt dan de vermogensgrens in de Wwb wordt bij de beoordeling van aanwezigheid van financiële draagkracht in aanmerking genomen. Bij “meer” vermogen wordt in principe de bijzondere bijstand in de vorm van een lening onder verband van krediethypotheek verstrekt. Bij “minder” vermogen wordt de bijzondere bijstand in principe om niet verstrekt.
2007/14048, d.d.
12
Nota bijzondere bijstand en minimabeleid
4.5. Vaststelling van de draagkracht Draagkracht is dat deel van het in aanmerking te nemen inkomen en het in aanmerking te nemen vermogen dat de belanghebbende zelf dient te betalen voor de te maken bijzondere kosten. Van dit deel van het inkomen en vermogen wordt een bepaald percentage genomen en dit vormt de eigen bijdrage. Bij de bepalingen van de hoogte van de te verstrekken bijzondere bijstand is van belang in hoeverre een belanghebbende een inkomen boven bijstandsniveau heeft en over een vermogen beschikt dat groter is dan het vrij te laten vermogen. Indien daar sprake van is, wordt verwacht dat iemand zelf gedeeltelijk of geheel kan bijdragen in de bijzondere kosten. Draagkrachtpercentage inkomen De hoogte van de draagkracht wordt uitgedrukt in een percentage van het in aanmerking te nemen inkomen (en vermogen). Er wordt in dit verband gesproken van een draagkrachtpercentage. Voor het inkomen en vermogen worden verschillende percentages gehanteerd. In het kader van de Wwb mag het college zelf bepalen met welk draagkrachtpercentage(s) rekening wordt gehouden met draagkracht in het inkomen en in het vermogen. Eenvoudig uitvoerbare en heldere regels verdienen de voorkeur. 8. Beleidsuitgangspunt draagkrachtpercentage inkomen
100% van de inkomensruimte boven de van toepassing zijnde bijstandsnorm indien er bijstand wordt gevraagd voor kosten die gerekend moeten worden tot de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan (met name): bijstand voor woonkosten bijstand voor premie arbeidsongeschiktheidsverzekering (bij zelfstandigen) bijstand voor duurzame gebruiksgoederen bijstand voor schulden Het draagkrachtpercentage van het meerinkomen vaststellen op: - nihil van de draagkrachtruimte tussen € 0,00 en € 91,-- per maand - 20% van de draagkrachtruimte tussen € 91,-- en € 182,-- per maand - 40% van de draagkrachtruimte tussen € 182,-- en € 227,-- per maand - 60% van de draagkrachtruimte tussen € 227,-- en € 273,-- per maand - 100% van de draagkrachtruimte van € 273,-- en meer per maand.
Draagkrachtpercentage vermogen Van het in aanmerking te nemen vermogen worden de middelen bedoeld in artikel 34 tweede lid, van de Wwb niet tot het draagkrachtvermogen van belanghebbende gerekend. De middelen als bedoeld in genoemd artikel worden ook voor de bijzondere bijstand vrijgelaten. Het vermogen wordt op dezelfde wijze vastgesteld als bij de algemene bijstand 9. Beleidsuitgangspunt draagkrachtpercentage vermogen
100% van het vermogen boven het vrij te laten vermogen
2007/14048, d.d.
13
Nota bijzondere bijstand en minimabeleid
Draagkrachtjaar De draagkrachtperiode wordt in principe voor 12 maanden vastgesteld. Er wordt bij elk eerste aanvraag bijzondere bijstand een volledig onderzoek uitgevoerd. Bij elk volgend aanvraag bijzondere bijstand binnen de draagkrachtperiode moet rekening gehouden worden met de vastgestelde draagkrachtruimte. De eenmaal berekende draagkrachtruimte blijft in principe gedurende de hele draagkrachtperiode gelden, behalve bij ingrijpende wijzigingen van omstandigheden van de aanvrager. 10. Beleidsuitgangspunt draagkrachtjaar
De draagkracht wordt per “draagkrachtjaar” vastgesteld d.w.z. over een periode van twaalf maanden gerekend vanaf de eerste dag van de maand waarin de aanvraag wordt ingediend c.q. de eerste dag van de maand waarin de kosten zijn gemaakt. Een nieuw draagkrachtjaar hoeft dus niet aan te sluiten op een vorig draagkrachtjaar. Bij ingrijpende wijzigingen in de omstandigheden van de aanvrager kan de eerder vastgestelde draagkracht ook tijdens het draagkrachtjaar worden gewijzigd. Per geval wordt beoordeeld of een wijziging ingrijpend is of niet. Bij een incidentele verstrekking wordt de draagkracht over de gehele draagkrachtperiode in aanmerking genomen. De draagkracht over die periode wordt in éénmaal verrekend met de uit te keren bijzondere bijstand Een periodieke verstrekking wordt maximaal voor de draagkrachtperiode toegekend. De eventuele aanwezige draagkracht dient eerst verbruikt te zijn voor dat men aanspraak kan maken op bijstand in de resterende kosten. Samenloop incidenteel en periodiek. Bij de verstrekking van incidentele bijstand gedurende de looptijd van een periodieke verstrekking hoeft geen rekening meer te worden gehouden met de draagkracht; deze is of wordt verrekend met de periodieke verstrekking gedurende de lopende draagkrachtperiode. Er vindt geen herziening van de verrekening van de draagkracht plaats.
2007/14048, d.d.
14
Nota bijzondere bijstand en minimabeleid
Berekening van de draagkracht Netto inkomen (exclusief aanspraak op VT): Salaris/loon
€
Sociale verzekeringen (geen KB)
€
Pensioen
€
Alimentatie
€
Loon/uitkering kind jonger dan 18 jaar*
€
Heffingskorting (en) Belastingdienst
€
+______________________
Overig
€
+______________________
Inkomen totaal
€
* Alleen als de bijzondere bijstand voor dit kind wordt aangevraagd. Het draagkrachtpercentage waarover de draagkracht berekend wordt berekend conform beleidsuitgangspunt 8 op bladzijde 13. Bij berekening van de hiernavolgende bijstand voor kosten die in beginsel tot de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan behoren wordt geen rekening gehouden met dit percentage Hierbij wordt de volledige ruimte in het inkomen als draagkracht aangemerkt. Het betreft hier met name: • bijstand voor woonkosten • bijstand voor premie arbeidsongeschiktheidsverzekering • bijstand voor duurzame gebruiksgoederen • bijstand voor schulden. In het dossier wordt vastgelegd welk gedeelte van de draagkracht door het zelf dragen van de kosten verbruikt is. Als belanghebbende in dezelfde draagkrachtperiode weer een aanvraag bijzondere bijstand doet, wordt rekening gehouden met de reeds verbruikte draagkracht. 4.6. Drempelbedrag Op grond van artikel 35 Wwb heeft het college de mogelijkheid om een drempelbedrag (zijnde € 111,-- per 12 maanden) toe te passen voor de verlening van de bijzondere bijstand. Het in aanmerking nemen van een drempelbedrag betekent dat voordat sprake kan zijn van verlening van bijzondere bijstand de betreffende kosten eerst door de belanghebbende zelf moeten worden voldaan tot het drempelbedrag. Op deze manier is het al dan niet invoeren van een dergelijke drempel direct van invloed op de uitgaven bijzondere bijstand. Op het moment wordt geen drempelbedrag gehanteerd. De reden dat er geen drempelbedrag wordt gehanteerd is dat de algemene bijstand er is voor de algemene kosten van het bestaan en de bijzondere bijstand voor de bijzonder noodzakelijke kosten. Het zou derhalve vreemd zijn wanneer de bijzondere noodzakelijke kosten uit de algemene bijstand betaald moeten worden.
2007/14048, d.d.
15
Nota bijzondere bijstand en minimabeleid
11. Beleidsuitgangspunt inzake het drempelbedrag
Geen drempelbedrag hanteren.
2007/14048, d.d.
16
Nota bijzondere bijstand en minimabeleid
Hoofdstuk 5: Wijze van verstrekken Bijzondere bijstand kan in verschillende vormen worden verstrekt. In het algemeen zal de bijzondere bijstand om niet worden verstrekt. In sommige gevallen wordt de bijstand echter verleend in de vorm van een geldlening of borgtocht. 5.1. Verstrekking als geldlening/borgtocht Krachtens artikel 51 Wwb kan bijzondere bijstand voor de kosten van noodzakelijke duurzame gebruiksgoederen worden verleend in de vorm van een geldlening of borgtocht, dan wel in de vorm van een bedrag om niet. Verder is in artikel 48, lid 1 t/m 4 Wwb aangegeven dat bijstand eveneens in de vorm van een geldlening of borgtocht kan worden verleend indien: • Redelijkerwijs kan worden aangenomen dat de belanghebbende op korte termijn over voldoende middelen zal beschikken om over het betreffende periode in de noodzakelijke kosten van het bestaan te voorzien • De noodzaak tot bijstandsverlening het gevolg is van tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan • De aanvraag een door de belanghebbende te betalen waarborgsom betreft • De bijstand ter gedeeltelijke of volledige aflossing van een schuldenlast betreft. 5.2. Bijstand voor duurzame gebruiksgoederen Bijstand voor duurzame gebruiksgoederen wordt in de regel in de vorm van een renteloze lening of borgtocht verstrekt. Artikel 51 Wwb zegt dat “indien men tenminste beschikt over een inkomen op het niveau van het sociaal minimum, dus ook indien men algemene bijstand ontvangt, wordt in principe voldoende ruimte in het inkomen aanwezig geacht om hiervoor te reserveren, dan wel gespreid achteraf te betalen”. Tevens is de langdurigheidtoeslag inkomen waarmee rekening dient te worden gehouden. Een renteloze lening voor duurzame gebruiksgoederen kan alleen worden verstrekt wanneer: a. het de direct noodzakelijke gebruiksgoederen betreffen b. en men niet heeft kunnen reserveren (bijv. bij echtscheiding) voor de duurzame gebruiksgoederen. Wanneer bijzondere bijstand wordt gevraagd voor duurzame gebruiksgoederen zal eerst doorverwijzing naar de Stadsbank voor een lening moeten plaatsvinden. In uitzonderingsgevallen kan deze doorverwijzing achterwege blijven indien bij voorbaat vaststaat dat de Stadsbank de aanvraag zal afwijzen vanwege bijvoorbeeld een teveel aan schulden. Leenbijstand zal in beginsel alleen worden verstrekt ingeval de Stadsbank niet in een lening kan voorzien. Bij verzoeken om een geldlening moet worden onderzocht: • Of de kosten van het duurzame gebruiksgoed behoren tot de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan • De hoogte van het benodigde bedrag • De voorzienbaarheid van de uitgave en daarmee samenhangend de reserveringsmogelijkheden Het hebben van schulden alleen is overigens onvoldoende reden om aan te nemen dat de aanvrager niet heeft kunnen reserveren. Voor de maximale hoogte van de noodzakelijke kosten van de aanschaf van duurzame gebruikgoederen wordt uitgegaan van de richtlijnen volgens de normen die de gemeente Haarlem hanteert. De reden om bij de bedragen van Haarlem aan te sluiten is dat regionaal dan zoveel mogelijk dezelfde bedragen worden gehanteerd. Zie ook het volgende hoofdstuk duurzame gebruiksgoederen.
2007/14048, d.d.
17
Nota bijzondere bijstand en minimabeleid
5.3. Duur aflossing van de lening Bij de verstrekking van bijstand voor duurzame gebruiksgoederen wordt als uitgangspunt gehanteerd dat belanghebbende gedurende 36 maanden aaneengesloten aflost op de lening. Hierbij gaat het om situaties waarbij belanghebbende gedurende deze periode een bijstandsuitkering heeft ontvangen of een inkomen heeft ontvangen op bijstandsniveau. Het restant van de lening wordt in deze situaties buiten invordering gesteld (als bijstand om niet verstrekt). In de situatie dat er sprake is van een tekortschietend besef is uitgangspunt dat de aanvraag wordt afgewezen. Alleen bij bijzondere omstandigheden wordt de aanvraag wel gehonoreerd, maar wordt de looptijd van de lening gesteld op 60 maanden. 5.4. Hoogte aflossing van de lening De hoogte van de aflossingsbedragen wordt door belanghebbende met een inkomen ter hoogte van de bijstandsnorm vastgesteld volgens de daarvoor geldende NIBUD normen en bedraagt 6%. De aflossingsbedragen worden hoger vastgesteld als een inkomen boven de norm wordt genoten en wel zo dat van de ruimte in het inkomen 50% aangewend dient te worden voor de aflossing alsmede het eerder genoemde percentage van 6%. De totaal door de belanghebbende verschuldigde bedragen worden zo vastgesteld dat hij tenminste blijft beschikken over de beslagvrije voet (90% van de toepasselijke bijstandsnorm). Op grond van artikel 51, tweede lid, Wwb kunnen de aflossingsbedragen en/of de duur van de aflossing gewijzigd worden afhankelijk van de omstandigheden van persoon en gezin. 5.5. Lening door ex-asielzoekers/vluchtelingen Ten aanzien van ex-asielzoekers/vluchtelingen geldt hetzelfde beleid als hiervoor aangegeven zij het dat de mogelijkheid open wordt gehouden om (een deel van) de lening om niet te verstrekken en tevens om de leningen, voorzover nodig, te verhogen. Dit omdat deze categorie in de regel vanuit het absolute nulpunt een bestaan moet opbouwen. En aangezien de lening ook in die gevallen in 36 maanden terugbetaald moet worden, betekent dit dat een deel van de lening feitelijk omgezet wordt in bijstand om niet. 5.6. Borgtocht Onder borgtocht of borgstelling wordt verstaan het sluiten van een overeenkomst tussen de gemeente Zandvoort en de Stadsbank Haarlem of een vergelijkbare instantie, waarbij de gemeente Zandvoort zich verbindt de aflossingen en bijkomende kosten van een Stadsbanklening van een belanghebbende te voldoen, wanneer laatstgenoemde in gebreke blijft. De borgtocht wordt pas geëffectueerd nadat de Stadsbank al het mogelijke heeft gedaan de achterstallige termijnen in te vorderen. Als borgtocht plaatsvindt, gebeurt dit op basis van bijzondere bijstand. De Stadsbank stuurt een aanvraagformulier voor de borgtocht naar de gemeente Zandvoort. Bij verzoeken om borgtocht moet worden onderzocht: • Of de kosten van het duurzame gebruiksgoed behoren tot de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan • Of de aanschaf van het goed noodzakelijk is • De hoogte van het benodigde bedrag • De voorzienbaarheid en de reservemogelijkheden • Het betoonde besef van verantwoordelijkheid voor de eigen bestaansvoorziening
2007/14048, d.d.
18
Nota bijzondere bijstand en minimabeleid
Bij borgtocht vindt rechtstreekse betaling plaats (door middel van inhouding op de uitkering van belanghebbende) aan de Stadsbank. Bij het verzoek om borgtocht dient door belanghebbende een machtiging overgelegd te worden. Voor het verlenen van een borgtocht kan slechts aanleiding zijn wanneer is vast komen te staan dat, zonder optreden van de bijstand als borg, de lening door de kredietverlenende instelling niet zal worden verstrekt. Voorkomen dient te worden dat de mogelijkheid van borgstelling leidt tot een onterechte afwenteling van het bedrijfsrisico van kredietverlenende instelling op de bijstand. De gemeente Zandvoort wil om die reden een terughoudend gebruik maken van dit instrument en zal alleen borg staan voor leningen vanaf € 2250,-- onder de boven omschreven voorwaarden. Een uitzondering hierop vorm de groep mensen boven de 70 jaar omdat zij gezien hun leeftijd meestal geen lening meer kunnen krijgen, 5.7. Borgtocht voor schulden De Wwb geeft in artikel 49 de mogelijkheid voor borgtocht voor schulden. In de Wwb is overigens verankerd dat voor schulden geen bijstand kan worden verstrekt behalve om zeer dringende redenen. De reden hiervan is dat de Wwb iedere burger immers de zekerheid biedt van toereikende middelen om in het noodzakelijke te voorzien en neemt daardoor de noodzaak weg tot het maken van schulden. Schulden ontstaan dus niet uit een gebrek aan het noodzakelijke, maar uit de wijze van besteding van de middelen door belanghebbende. Indien een aanvraag bijzondere bijstand voor schulden wordt ingediend, wordt de belanghebbende verwezen naar de Stadsbank voor schuldhulpverlening. Schuldhulpverlening zal in de regel overgaan tot schuldbemiddeling cq. doorverwijzing naar de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen (WSNP). Bij zeer dringende redenen kan bijzondere bijstand voor schulden worden verstrekt in de vorm van een geldlening/borgtocht. Van een zeer dringende reden kan sprake zijn indien het ontstaan en voortbestaan van die schuld is veroorzaakt doordat belanghebbende in het verleden slechts beschikte over een inkomen onder het bijstandsniveau en in zijn geval ook van ontoereikende middelen kan worden gesproken. Dit moet met bewijzen door belanghebbende kunnen worden aangetoond. 12. Beleidsuitgangspunt vorm van de bijstand/duurzame gebruiksgoederen, schulden, hoogte van de aflossing
In het algemeen zal de bijzondere bijstand om niet worden verstrekt. In sommige gevallen wordt de bijzondere bijstand echter verleend in de vorm van een geldlening of borgtocht. Indien de bijstand in de vorm van een geldlening wordt verleend, kunnen zekerheden worden bedongen. Bijstand voor duurzame gebruiksgoederen wordt in de regel in de vorm van een renteloze lening verstrekt. Duidelijk moet zijn dat de belanghebbende geen lening kan krijgen bij de Stadsbank Haarlem of een vergelijkbare instantie. De aflossingsduur bedraagt 36 maanden. Indien sprake is van een tekortschietend besef wordt de aanvraag afgewezen behoudens bijzondere omstandigheden. In die omstandigheden wordt de aflossingsduur gesteld op maximaal 60 maanden.
2007/14048, d.d.
19
Nota bijzondere bijstand en minimabeleid
Het aflossingspercentage bedraagt 6 % van de toepasselijke bijstandsnorm inclusief vakantiegeld. De aflossingsbedragen worden hoger vastgesteld als een inkomen boven de norm wordt genoten en wel zo dat van het meerinkomen 50% dient te worden aangewend als mede de genoemde 6 % inclusief vakantiegeld. Ten aanzien van ex-asielzoekers/vluchtelingen wordt de mogelijkheid open gehouden om (een gedeelte van) de lening om niet te verstrekken. Van het instrument borgtocht wordt terughoudend gebruik gemaakt en dan alleen nog voor leningen boven de € 2250,--. Bijzondere bijstand voor schulden kan verstrekt worden onder voorwaarden van artikel 49 Wwb.
.
2007/14048, d.d.
20
Nota bijzondere bijstand en minimabeleid
Hoofdstuk 6: Procedurele en algemene beleidsregels Hierna wordt de aanvraagprocedure kort weergegeven. Voor belanghebbenden met een Wwb uitkering geldt een verkorte aanvraagprocedure. 6.1. Aanvraag-en inlichtingenformulier Voor een verstrekking bijzondere bijstand dient een aanvraag te worden ingediend. Deze aanvraag wordt gesteld op een zogenaamd aanvraagformulier. Per draagkrachtperiode dient tevens een inlichtingenformulier te worden ingevuld Bij tussentijdse aanvragen wordt aan de hand van de over te leggen salarisstrookjes bepaald of er sprake is van belangrijke wijzigingen in het inkomen die zouden moeten leiden tot het vaststellen van een nieuwe draagkrachtperiode. 6.2. Termijn aanvraag bijzondere bijstand. Een aanvraag om bijzondere bijstand dient in het algemeen te worden ingediend voor het moment waarop de kosten zijn gemaakt of direct nadat de kosten zijn gemaakt. Dit is nodig om te kunnen beoordelen of de gevraagde kosten noodzakelijk zijn in de zin van de Wwb. Onbetaald gebleven rekeningen, waarin achteraf bijstand wordt gevraagd, kunnen worden beschouwd als schulden waarin als regel geen bijstand wordt verleend. 13. Beleidsuitgangspunt tijdstip termijn aanvraag bijzondere bijstand
Een aanvraag om bijzondere bijstand dient in het algemeen te worden ingediend voor het moment waarop de kosten zijn gemaakt of direct nadat de kosten zijn gemaakt, dat wil zeggen niet later dan één maand nadat die kosten zijn gemaakt, of duidelijk is geworden wat deze kosten zijn (bijvoorbeeld bij gedeeltelijke vergoeding door de zorgverzekeraar). De kosten dienen te worden aangetoond aan de hand van de originele nota. Pas na overlegging van die nota kan tot uitbetaling worden overgegaan. Als datering wordt de datum op de nota aangehouden. Bij een voortijdige toekenning om bijzondere bijstand dient in de beschikking vermeld te worden dat de originele nota uiterlijk binnen een maand na ontvangst dient te worden ingeleverd.
6.3. Extern deskundigen advies Om op een aanvraag te kunnen beslissen zal het soms nodig zijn om extern advies in te winnen. In de praktijk zal het dan vrijwel altijd gaan om een medisch advies. Op grond van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) dient dan onderzocht worden of het externe advies voldoet aan de eisen die worden gesteld aan de zorgvuldigheid en de besluitvorming. Uit het advies zal in ieder geval moeten blijken op grond van welke gegevens men tot een beslissing is gekomen en welke procedure hierbij is gevolgd. Het advies zal daarom in het algemeen het volgende moeten bevatten: • Welke onderzoeken heeft de adviseur verricht? • Zijn er inlichtingen ingewonnen bij de behandelaar(s), zo ja, bij wie; zo nee, waarom niet • Welke diagnose is gesteld? • Welke (medische) beperkingen vloeien uit deze diagnose voort?
2007/14048, d.d.
21
Nota bijzondere bijstand en minimabeleid
•
Welke bijzondere kosten?
Een meer materiële toets behelst vervolgens de beoordeling omtrent de sluitendheid en ‘juistheid’ van de conclusie van de medisch adviseur. In beginsel zal de gemeente Zandvoort op een deskundigenadvies afgaan, zij het dat diens eigen verantwoordelijkheid betekent dat hij zich een zelfstandig oordeel dient te vormen over dit advies met inachtneming van alle aspecten van de zaak. Een beslissing die afwijkt van het deskundigenadvies dient zorgvuldig gemotiveerd te worden. 14. Beleidsuitgangspunt extern deskundigenadvies
Elk extern deskundigen advies wordt getoetst aan de eisen die op grond van de Awb worden gesteld aan de zorgvuldigheid en de besluitvorming Een beslissing die afwijkt van het deskundigenadvies wordt zorgvuldig gemotiveerd.
6.4.Toeslagen voor jongeren van 18 tot 21 jaar Algemeen (artikel 20 Wwb) De landelijke basisnorm voor 18-21 jarigen is afgeleid van de kinderbijslagnormen die voor deze leeftijdscategorie gelden en sluit aan bij de onderhoudsplicht van de ouders (artikel 12 Wwb). In artikel 12 Wwb wordt het recht op aanvullende bijstand voor de jongeren van 18 tot 21 jaar geregeld. Deze aanvullende bijstand dient in de vorm van bijzondere bijstand verleend te worden. De verhaalsmogelijkheid van de gemeente Zandvoort blijft daarbij wel bestaan Daarmee kan worden voorkomen dat de beslissing tot bijstandsverlening afbreuk doet aan de ouderlijke onderhoudsplicht. 6.5. Voorwaarden voor toeslagverlening Een toeslag kan op grond van de bijzondere bijstand wordt verleend aan een persoon van 18, 19 of 20 jaar indien deze noodzakelijke kosten van het bestaan uitgaan boven de van toepassing zijnde bijstandsnorm en hij voor deze kosten, zoals artikel 12 Wwb vermeldt, geen beroep kan doen op zijn ouders omdat: • de middelen van de ouders daartoe niet toereikend zijn; • of redelijkerwijs de onderhoudsplicht die de ouders hebben niet te gelde kan maken. Hiervan is in ieder geval sprake wanneer: • de beide ouders zijn overleden of in het buitenland wonen; • de jongere in het kader van de Wet op de jeugdhulpverlening buiten het gezinsverband van zijn ouder of ouders is geplaatst; • het op individuele gronden niet verantwoord is dat de jongere bij zijn ouders woont (wat met het oog op de zorgvuldigheid dient te worden onderbouwd met een indicatiestelling, vergelijkbaar met een indicatiestelling tot uithuisplaatsing, van bijvoorbeeld het Riagg).
2007/14048, d.d.
22
Nota bijzondere bijstand en minimabeleid
6.6. Hoogte van de toeslag De vast te stellen toeslag is afhankelijk van de vraag of zelfstandige huisvesting noodzakelijk is. Daarbij speelt het "al zelfstandigheid hebben verworven" (het 12 maanden niet meer bij de ouders wonen) geen rol. Voor de hoogte van de toeslag wordt uitgegaan van het volgende uitgangspunt: de toeslag moet het mogelijk maken dat de noodzakelijk uitwonende jongere op dezelfde wijze in zijn onderhoud kan voorzien als de 21-jarige. De toeslag bedraagt het verschil tussen de norm voor 21-jarigen en de voor de jongere van toepassing zijnde norm. De bijzondere bijstand wordt waar mogelijk, op grond van artikel 12 Wwb, op de ouders verhaald. Voor een alleenstaande ouder jonger dan 21 jaar wordt bij de bepaling van de hoogte van de toeslag aangesloten bij de bijstandsuitkering die geldt voor een alleenstaande ouder van 21 jaar en ouder. Dit om te voorkomen dat een jonge alleenstaande ouder in financiële problemen raakt. 6.7. Toeslagen voor jongeren van 18 tot 21 jaar in een inrichting Jongeren van 18-21 jaar hebben geen recht op algemene bijstand voor verblijf in een inrichting. In het algemeen zal van de ouders een bijdrage in de kosten van verblijf in de inrichting worden gevraagd. Als in verband met bijzondere omstandigheden de ouders niet of niet volledig kunnen bijdragen in de eventueel gemaakte kosten, kan hiervoor bijzondere bijstand wordt verstrekt. Dit geldt zowel voor de persoonlijke uitgaven als voor de overige noodzakelijke kosten. Rekening moet worden gehouden met het feit dat ouders in deze situatie onderhoudsplichtig zijn. Als aanvullend bijzondere bijstand wordt verstrekt omdat de jongere niet in staat is de ouderlijke onderhoudsplicht te effectueren, heeft het college de bevoegdheid deze op de ouder te verhalen. 6.8. Hoogte van de bijstand (artikel 23 Wwb) De hoogte van de eventueel te verstrekken zak-en kleedgeldnorm voor 18-21 jarigen bedraagt 25% van de thuiswonende norm van 18-21 jarigen. 6.9. Toeslagen voor alleenstaande ouders in een inrichting. Artikel 23 Wwb voorziet in de normering voor personen die in een inrichting verblijven. De norm voor een alleenstaande ouder is gelijk aan de norm van een alleenstaande. De situatie kan zich voordoen dat een alleenstaande ouder samen met het kind in een inrichting verblijft. In dergelijke gevallen zijn de kosten die de belanghebbende voor het kind moet maken, meestal zodanig dat de kinderbijslag een toereikende vergoeding biedt. Daarom kan volstaan met de norm alleenstaande. In het geval er hogere kosten worden gemaakt, kan er aanleiding zijn voor het verstrekken van bijzondere bijstand. 6.10. Toeslagen bij co-ouderschap In een situatie als co-ouderschap voldoet de ouder niet aan de omschrijving van een alleenstaande ouder, zoals vermeld in artikel 4 Wwb. In artikel 4 Wwb wordt immers de volledige zorg voor een ten laste komend kind geëist. Als de belanghebbende als gevolg van de gedeeltelijk zorg voor een kind hogere kosten van het bestaan heeft, kan de gemeente de bijstandsnorm voor een alleenstaande wijzigen in de norm voor een alleenstaande ouder. Bij co-ouderschap kan de norm in de vorm van periodieke bijstand verstrekt worden welke dient te worden berekend naar het aantal verzorgingsdagen per maand.
2007/14048, d.d.
23
Nota bijzondere bijstand en minimabeleid
15. Beleidsuitgangspunt bijzondere bijstand 18-21 jarigen
Onder voorwaarden wordt aan jongeren die niet in een inrichting verblijven en niet thuis wonen een toeslag in de vorm van bijzondere bijstand boven op de basisnorm verstrekt. De hoogte van deze toeslag bedraagt het verschil tussen de norm voor 21 jarigen en de voor de jongere van toepassing zijnde norm. Op de ouders wordt verhaal gepleegd. Woont de jongere thuis dan wordt geen toeslag verstrekt op de basisnorm. Onder bepaalde voorwaarden kan de thuiswonende eventueel in aanmerking komen voor bijzondere bijstand indien de verstrekking beslist noodzakelijk is. Verblijft de jongere in een inrichting dan kan bijzondere bijstand (zak-en kleedgeld) worden verstrekt ter hoogte van maximaal 25% van de thuiswonende norm van de 18-21 jarige. Ook hier wordt, voor zover mogelijk, verhaald op de ouders. Alleenstaande ouders die in een inrichting verblijven ontvangen de norm van een alleenstaande. Eventuele kosten voor het kind kunnen uit de kinderbijslag voldaan worden. Bij hogere kosten kan bijzondere bijstand worden verstrekt. Bij co-ouderschap kan een toeslag in de vorm van periodieke bijstand verstrekt worden welke dient te worden vastgesteld naar de norm van een alleenstaande en de norm van een alleenstaande ouder naar rato van het aantal dagen dat een kind(eren) bij de desbetreffende ouder verblijven. Dit dient aangetoond te worden met een beschikking van de rechtbank.
6.11. Overbruggingsuitkering (artikelen 18, 35 en 48 Wwb) Algemeen Het is gebruikelijk om salarissen en bepaalde uitkeringen maandelijks achteraf betaalbaar te stellen. Op grond daarvan worden alle nieuwe cliënten in beginsel geacht over voldoende financiële middelen te beschikken om de periode tot de eerste betaaldag te kunnen overbruggen. De Wwb uitkering geldt voor de eerste tot en met de laatste dag van de maand en wordt rond de 10e van de volgende maand op de rekening bijgeschreven. Belanghebbende moet dus de periode tot de eerste gewone Wwb-betaling zelf overbruggen. Niet iedere belanghebbende is daartoe in staat. De overbruggingsuitkering wordt alleen verstrekt, indien de belanghebbende voor de bijstand geen inkomsten had of de belanghebbende eerst inkomsten genoot die vooraf werden uitbetaald en de belanghebbende niet beschikt over enig vermogen om de eerste maand van bijstand te overbruggen. Omdat de bijstand achteraf wordt betaald, wordt slechts in die gevallen een overbruggingsuitkering verstrekt. Omdat dit betalingsritme vervolgens zo blijft, zal de belanghebbende ook op korte termijn niet over de middelen beschikken om alsnog over die periode in de noodzakelijke kosten te voorzien. Bij de verstrekking van bijstand voor een belastingaanslag dient analoog te worden geredeneerd. Als er een belastingaanslag volgt over een periode waarover bijstand is verstrekt, zal dit kunnen betekenen dat er over de betreffende periode teveel inkomsten op de uitkering zijn gekort en er dus te weinig algemene bijstand is verstrekt. Bijvoorbeeld gekorte inkomsten c.q. alimentatie waarover geen of te weinig belasting is afgedragen of voorlopige teruggaven
2007/14048, d.d.
24
Nota bijzondere bijstand en minimabeleid
die de klant ten onrechte van de belastingdienst heeft ontvangen, maar die wel gekort zijn op de uitkering. In dat geval dient dus alsnog een aanvulling van algemene bijstand met terugwerkende kracht plaats te vinden door middel van herziening van het recht op bijstand. Het verstrekken van bijzondere bijstand is hierbij niet aan de orde; het gaat immers om het herzien van het recht op algemene bijstand. De geldlening als voorschot (artikel 52 Wwb) in het geval dat het recht op uitkering nog niet definitief kan worden vastgesteld is geen overbruggingsuitkering in de hier bedoelde zin, evenmin als de bijstandsuitkering die in afwachting van de beslissing van een ander uitkeringsorgaan wordt vertrekt. Een voorschot dient overigens altijd met de eerstvolgende uitkering te worden verrekend. Voorwaarden overbruggingsuitkering: • Voor een overbruggingsuitkering dient belanghebbende een afzonderlijke aanvraag in te dienen. Een overbruggingsuitkering wordt niet automatisch toegekend. • Belanghebbende was gewend aan een ander inkomensritme waarbij het inkomen eerder werd ontvangen dan op de tiende van de maand volgend op de maand waarop recht bestaat. • Op de ingangsdatum van de uitkering heeft belanghebbende geen of onvoldoende liquide middelen/of spaartegoed. Dus ook het vermogen dat binnen de grens van het bescheiden vermogen blijft moet belanghebbende aanwenden om zelf het overbruggingsprobleem op te lossen. • Belanghebbende heeft zelfstandige woonruimte en/of draagt gezinsverantwoordelijkheid. • Uit het onderzoek moet komen vast te staan dat belanghebbende de noodzaak van een overbruggingsuitkering niet heeft kunnen voorzien en/of heeft kunnen voorkomen. Procedure overbruggingsuitkering Door belanghebbende moet aangetoond zijn, dat er op de ingangsdatum van de uitkering onvoldoende financiële middelen zijn (kas-bank-of giroreserves, ook indien deze onder de grens van het zogenaamde bescheiden vermogen liggen) om de wachttijd tot de eerstvolgende betaaldatum te kunnen overbruggen. Aanwezige kas-bank-of girosaldi dienen op de berekende overbrugging in mindering worden gebracht. Als belanghebbende voor de ingangsdatum van de uitkering betalingen heeft verricht ten behoeve van de primaire bestaanskosten die nog niet zijn afgeschreven op zijn rekening, dan mogen die betalingen van zijn tegoed worden afgetrokken. Dat mag alleen als de belanghebbende die betalingen tijdens de aanvraagprocedure alsnog aantoont aan de hand van bankafschriften en nota’s. 16.. Beleidsuitgangspunt overbruggingsuitkering
Op aanvraag kan in de vorm van bijzondere bijstand in de vorm van een lening onder voorwaarden een uitkering worden verstrekt ter overbrugging van de periode tot de eerste betaling van de Wwb uitkering.
2007/14048, d.d.
25
Nota bijzondere bijstand en minimabeleid
6.12 Woonkosten, huurtoeslag en bijzondere bijdrage huurlasten Algemeen Woonkosten behoren tot de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan. Uitgangspunt is dat de algemene bijstandsuitkering in combinatie met Huurtoeslag voorziet in de woonkosten. Bij de duurdere subsidiabele woningen blijft een groter deel van de woonlasten ten laste van de huurder. Indien geen of onvoldoende aanspraak op huurtoeslag bestaat kan via de bijzondere bijstand een tijdelijke woonkostentoeslag worden verstrekt. Om tot behandeling van de aanvraag woonkostentoeslag te kunnen overgaan, dient duidelijk te zijn dat belanghebbende geen aanspraak kan maken op huurtoeslag. Er bestaat in de Wet op de huurtoeslag geen mogelijkheid meer om bij de aanvraag een verwachte grote terugval of stijging in inkomen een schattingsinkomen op te geven. Geen woonkostentoeslag voor bepaalde groepen Aan studerenden wordt geen bijzondere bijstand in de vorm van een woonkostentoeslag verstrekt. De Wet op de huurtoeslag (Wht) en de Wet op de Studiefinanciering worden geacht als een voldoende voorliggende voorziening te functioneren. Kamerbewoners, krakers en thuis- en daklozen komen, gelet, op hun specifieke situatie niet voor een woonkostentoeslag in aanmerking. Zij moeten hun woonkosten voldoen uit het hen ter beschikking staande inkomen en/of vermogen. Woonkosten na (echt)scheiding Het komt voor dat een (ex)echtgeno(o)t(e) van een cliënt, vooruitlopend op de boedelscheiding, geheel de woonkosten betaalt. Indien er geen woonlasten zijn als gevolg van het door derden betalen van de woonlasten vindt ingevolge de verordening een verlaging plaats van 10% op de uitkering. Bij woonkosten boven de maximumhuur voor huurtoeslag moet, ondanks de betaling van de onderhoudsplichtige, aan de bijstandsverlening toch de verplichting worden verbonden om te zien naar goedkopere huisvesting. Dit om het beroep/afhankelijkheid in omvang en termijn te beperken. In een dergelijke situatie staan de omvang van de woonlasten niet in redelijke verhouding tot het inkomen. 17. Beleidsuitgangspunt woonkosten
Geen woonkostentoeslag wordt versterkt aan studerenden, kamerbewoners, krakers en thuis-en daklozen. Bij woonkosten boven de maximumhuur voor huurtoeslag wordt de verplichting opgelegd om uit te zien naar goedkopere woonruimte. Er vindt een verlaging van 10 % op de uitkering plaats indien de woonlasten in zijn geheel door een derde betaald wordt.
2007/14048, d.d.
26
Nota bijzondere bijstand en minimabeleid
6.13.Woonkostentoeslag huurwoning Algemeen Ondanks de voorliggende voorzieningen van de Wet op de huurtoeslag (Wht) kan het voorkomen dat vanuit de bijzondere bijstand een bijdrage in de woonkosten moet worden verstrekt. De huurtoeslag kan te laag zijn door een wijziging in het huishouden (vertrek medebewoner, scheiding). Ook kan de huur te hoog zijn waardoor er geen recht bestaat op huurtoeslag. Te weinig huurtoeslag wegens daling inkomen het lopende jaar Het betreft hier de situatie van een huurder die getroffen is door een tussentijdse daling van het inkomen van zichzelf of een medebewoner, waardoor een reeds toegekende huurtoeslag (gebaseerd op een hoger inkomen) te laag is geworden. Te hoge huur Wanneer de huur van een woning hoger is dan de maximale huur voor huurtoeslag, bestaat er geen recht op huurtoeslag. In dat geval kan maximaal voor de duur van 6 maanden een woonkostentoeslag worden verstrekt. Voorwaarde daarbij is dat men zich voldoende inspanning moet getroosten om zo spoedig mogelijk de beschikking te verkrijgen over goedkopere woonruimte. In de beschikking worden daartoe in ieder geval opgenomen dat de belanghebbende: • Op alle in de woonkrant aangeboden passende ruimte in de regio Haarlem reageert • Aangeboden passende woonruimte accepteert Indien belanghebbende redelijkerwijs geen goedkopere woonruimte kan verkrijgen, is verlenging van de woonkostentoeslag mogelijk. Er dient rekening te worden gehouden met inkomen boven de bijstandsnorm. Bij teveel vermogen wordt de woonkostentoeslag afgewezen. De te verstrekken woonkostentoeslag is aanvullend op het voor eigen rekening blijvend deel van de woonkosten. Dat deel is gelijk aan het verschil tussen de maximumhuur in de Hw (Huurwet) en de daarbij behorende maximale huursubsidie. Jongeren tot 23 jaar Voor jongeren tot 23 jaar geldt een apart maximum huurbedrag en een aparte tabel. Wanneer een jongere een woning huurt boven het op hem van toepassing zijnde maximum huurbedrag kan in het algemeen geen woonkostentoeslag worden verstrekt. Hiervan kan worden afgeweken wanneer de individuele situatie van de jongere en/of zijn gezin daartoe aanleiding geven. Voorwaarde is dat de jongere in een dergelijk geval een beroep doet op de hardheidsclausule uit de Huurwet. Afhankelijk van de individuele omstandigheden kan worden besloten om als overbrugging een woonkostentoeslag te verstrekken totdat nieuwe woonruimte is gevonden (maximaal 6 maanden) of tot dat recht op (meer) huursubsidie omdat de leeftijd van 23 jaar is bereikt. Nalatigheid aanvragen huurtoeslag Indien men nalatig is geweest in het benutten van de huurtoeslagmogelijkheden moet rekening worden gehouden met de Maatregelenverordening Wet werk en bijstand van de gemeente Zandvoort. De maatregel wordt gesteld op maximaal 100% gedurende de gehele periode waarop aanspraak op huurtoeslag gemaakt had kunnen worden Een en ander is afhankelijk van de ernst van het feit, de mate van verwijtbaarheid en de bijzondere omstandigheden van de belanghebbende.
2007/14048, d.d.
27
Nota bijzondere bijstand en minimabeleid
Zelfstandige woonruimte Evenals bij de huurtoeslag kan er slechts een woonkostentoeslag worden verstrekt als men 18 jaar of ouder is en zelfstandige woonruimte bewoont. Van een zelfstandige woonruimte is sprake ingeval van: eengezinswoningen, appartementen,flats e.d. met een eigen toegang, toilet en keuken. Kamerbewoners, bewoners van verzorgingstehuizen/bejaardenhuizen komen niet voor een woonkostentoeslag in aanmerking. Vaststelling hoge woonkosten Uitgangspunt voor de vaststelling van de woonkosten c.q. woonkostentoeslag is de subsidiabele huur. Dit is de kale huur minus de kosten van een eventuele garage en/of bedrijfskosten en vermeerderd met de servicekosten die voorkomen op de zogenaamde positieve lijst. Hoogte fictieve woonkostentoeslag Voor de vaststelling van de (theoretische) woonkostentoeslag wordt aangesloten bij de systematiek van de Huurwet. Daarbij wordt gewerkt met normhuren, korting- en aftoppingsgrenzen en toeslagen. Deze verschillen per subsidiejaar. Voor de exacte bedragen en de uitleg van deze begrippen wordt daarom verwezen naar de aanpassingen in de Huurwet. Maximale toeslag Voor het verkrijgen van een woonkostentoeslag mogen de woonkosten niet meer bedragen dan tweemaal de maximale huursubsidiegrens (nu ongeveer €1200,-- per maand). Bij meer vermogen dan het vrij te laten vermogen moet eerst het meerdere opgesoupeerd worden voordat u een woonkostentoeslag toegekend wordt. Inkomen boven bijstandsnorm(surplus) Het gedeelte van het inkomen (incl. van de partner) dat de geldende bijstandsnorm overtreft - het surplus - wordt volledig op de fictieve woonkostentoeslag in mindering gebracht. Dit geldt ook voor de woonkostentoeslag die wordt verstrekt in geval van een te hoge huur. Om het surplus vast te stellen wordt het inkomen afgezet tegen de bijstandsnorm (basisnorm plus geldende toeslag). Bij de vaststelling van de woonkostentoeslag wordt op dezelfde wijze rekening gehouden met inkomsten van medebewoners als bij de bepaling van huursubsidie. Woonkostentoeslag en studerende partner Als de gezamenlijke huishouding, waarvan een van beide partners en HBO/WOdagopleiding volgt waarvoor studiefinanciering wordt verkregen, aanspraak maakt op een woonkostentoeslag, kan 50% van de fictieve woonkostentoeslag worden verstrekt. Er wordt slechts een volledige woonkostentoeslag toegekend als de opleiding noodzakelijk is en met behoud van uitkering kan worden gevolgd. Vorm van bijstand (artikel 48 Wwb) In het algemeen wordt de woonkostentoeslag om niet verstrekt. Als er sprake is van een tekort schietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan, wordt de woonkostentoeslag in beginsel afgewezen (maatregel van 100%). Ingeval van zeer dringende redenen, kan eventueel bijstand in de vorm van een geldlening worden verleend. Hoogte bijstand De hoogte van de te verstrekken woonkostentoeslag wordt mede bepaald door de vermogenstoets en het inkomen. Het inkomenssurplus wordt volledig op de fictieve woonkostentoeslag in mindering gebracht. Bij oververmogen wordt de woonkostentoeslag afgewezen.
2007/14048, d.d.
28
Nota bijzondere bijstand en minimabeleid
18. Beleid woonkostentoeslag bij huurwoningen De Huurwet en Wet op de huurtoeslag gelden in beginsel als toereikende voorziening. Is dit niet het geval dan kan een woonkostentoeslag worden verstrekt. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen A. woonkosten tot de maximum huurprijsgrens van de Hw en B. woonkosten daarboven. Voor A en B geldt het volgende De woonkostentoeslag wordt vastgesteld aan de hand van de Hw. Inkomen boven de bijstandsnorm strekt tot mindering op de woonkostentoeslag. Bij oververmogen wordt de toeslag afgewezen.. Indien er een studerende partner is bedraagt de woonkostentoeslag in principe 50% van de fictieve woonkostentoeslag. Er wordt rekening gehouden met inkomsten van de medebewoners op de wijze als bij de Hw. De woonkostentoeslag wordt om niet verstrekt. Bij een ongenoegzaam besef wordt deze afgewezen (100% maatregel) cq. als lening verstrekt. Voor B geldt daarnaast nog het volgende. De te verstrekken woonkostentoeslag is aanvullend op het voor eigen rekening blijvend deel van de woonkosten. Dat deel is gelijk aan het verschil tussen de maximumhuur in de HW en de daarbij behorende maximale huurtoeslag. De toeslag wordt altijd tijdelijk verstrekt voor in beginsel maximaal 6 maanden. Daarbij wordt onder meer de verhuisvoorwaarde opgelegd. Aan jongeren tot 23 jaar wordt in beginsel geen woonkostentoeslag verstrekt. In uitzonderingsgevallen kan deze voor 6 maanden worden verstrekt totdat de jongere 23 jaar wordt. Voorwaarde daarbij is wel dat de jongere een beroep doet op de hardheidsclausule van de Hw.
6. 14. Woonkostentoeslag eigen woning Algemeen Bewoners van een eigen woning kunnen ook in aanmerking komen voor een woonkostentoeslag. Daarmee wordt bereikt dat zij, nu er voor deze categorie geen recht bestaat op huurtoeslag, hetzelfde deel van hun inkomen aan woonkosten voldoen als huurders. Hoge woonkosten Indien de woonkosten hoger zijn dan de maximumhuur voor huurtoeslag kan de woonkostentoeslag in beginsel slechts gedurende maximaal 6 maanden worden verstrekt. Voorwaarde daarbij is dat men vanaf het begin omziet naar goedkopere huisvesting waarvoor de kosten beneden de maximumhuur voor huurtoeslag liggen. Verlenging van de woonkostentoeslag is mogelijk indien belanghebbende aan kan tonen dat hij in redelijkheid geen goedkopere woonruimte heeft kunnen verkrijgen. Woonkosten De woonkosten waarmee bij de berekening van de woonkostentoeslag rekening wordt gehouden, zijn: • Hypotheekrente (geen aflossing) • Eigenaarsdeel onroerend zaak belasting (WOZ) • Premie brand- en opstalverzekering • Waterschapslasten (eigenaarsgedeelte) • Erfpachtcanon 2007/14048, d.d.
29
Nota bijzondere bijstand en minimabeleid
• Groot onderhoud En voor zover van toepassing • Liftinstallatie • Algemeen beheer en administratie (bij flatgebouw en appartementen) Hypotheekrente De hoogte van de rentelasten wordt bepaald door het rentepercentage te vermenigvuldigen met de restant hypotheekschuld. Groot onderhoud Voor de hoogte van de mee te nemen onderhoudsbijdragen wordt verwezen naar de normen die jaarlijks door DIVOSA worden verstrekt. Woonkostentoeslag De berekeningswijze van de woonkostentoeslag is gelijk aan die van huurwoningen. Dat geldt ook voor de vraag in hoeverre met een eigen inkomen boven de norm en de inkomsten van huisgenoten rekening moet worden gehouden. Teruggave inkomstenbelasting/premieheffing (artikel 58Wwb) Als voorwaarde bij de toekenning van een woonkostentoeslag geldt dat de bewoner bij de belastingdienst moet verzoeken om een “beschikking voorlopige teruggaaf”. Dit in verband met de fiscale aftrekbaarheid van te betalen of betaalde hypotheekrente. Deze beschikking voorlopige teruggaaf dient te worden vergeleken met de definitieve aanslag. Wanneer er een woonkostentoeslag is verstrekt wordt de teruggave wegens hypotheekrente (als die volledig betrekking heeft op het bijstandstijdvak) op de woonkostentoeslag in mindering gebracht. Deze teruggave wordt verrekend met de woonkostentoeslag tot maximaal het bedrag dat aan woonkostentoeslag is verstrekt gedurende het belastingjaar. Wanneer dit niet meer mogelijk is, dient door middel van het aanmaken van de debiteurenpost de aflossing door middel van bijvoorbeeld een verlaging van de woonkostentoeslag bewaakt te worden. Is er sprake van een teruggave in verband met hypotheekrente, terwijl geen woonkostentoeslag is verstrekt, dan vindt er geen terugvordering plaats. Wanneer er door een teruggave oververmogen ontstaat, moet daarop worden ingeteerd. Premies/subsidies De door het rijk verstrekte premies voor de aankoop van een woning zijn bedoeld als een tegemoetkoming in de verschuldigde bijdragen voor rente en aflossing. Deze premies dienen voorover ze moeten worden toegerekend aan de verschuldigde rentelasten, op het bedrag van de woonkosten en niet op de woonkostentoeslag in mindering worden gebracht. De toerekening dient plaats te vinden aan de hand van de verhouding van de voor een bepaald jaar verschuldigde bedragen voor rente en aflossing. Met de premies/subsidies wordt rekening gehouden als ze betrekking hebben op een periode van bijstandsverlening. Procedures Ter vaststelling van de woonkosten dienen bewijsstukken aanwezig te zijn, zoals kopie van de eigendomsakte van de woning, de hypotheekakte, actuele stand van de hypotheekschuld, rente nota en betalingsbewijzen.
2007/14048, d.d.
30
Nota bijzondere bijstand en minimabeleid
19. Beleidsuitgangspunt woonkostentoeslag bij eigen woningen
Onderscheid wordt gemaakt tussen: A. woonkosten tot een maximum huurprijsgrens van de Hw en B. woonkosten daarboven Voor A en B geldt het volgende: De berekeningswijze van de woonkostentoeslag is gelijk aan die bij huurwoningen. Dat geldt ook voor de vraag in hoeverre met eigen inkomen boven de norm en de inkomsten van huisgenoten rekening moet worden gehouden. Bij de berekening van de woonkostentoeslag wordt met de hierboven genoemde woonkosten rekening gehouden. De hoogte van de rentelasten wordt bepaald door het rentepercentage te vermenigvuldigen met de restanthypotheekschuld. Voor de hoogte van de mee te nemen onderhoudsbijdragen wordt verwezen naar de normen die jaarlijks door DIVOSA worden vastgesteld. Als voorwaarde bij de toekenning van een woonkostentoeslag geldt dat de bewoner bij de belastingdienst moet verzoeken om een “beschikking voorlopige teruggaaf”. Deze beschikking dient vergeleken te worden met de definitieve aanslag. De door het rijk verstrekt premies dienen voor zover ze moeten worden toegerekend aan de verschuldigde rentelasten, op het bedrag in mindering worden gebracht. Voor B geldt Dat de woonkostentoeslag voor in beginsel voor maximaal 6 maanden wordt verstrekt. De verhuisvoorwaarde wordt altijd opgelegd.
2007/14048, d.d.
31
Nota bijzondere bijstand en minimabeleid
Hoofdstuk 7: Categoriale bijzondere bijstand en Minimabeleid Inleiding Met ingang van 1 januari 2004 is de Wwb van kracht geworden. De nieuwe wet en de financiering hiervan hebben aanzienlijke gevolgen gehad voor het gemeentelijk minimabeleid als het gaat om instrumenten met betrekking tot aanvullende inkomensondersteuning. Op grond van de Wwb is het niet langer toegestaan om nog bijzondere categoriale bijzondere bijstand te verlenen. Categoriale bijzonder bijstand is bijzondere bijstand die kan worden verstrekt aan groepen personen die in dezelfde omstandigheden verkeren. Deze vorm van bijstand kan uitsluitend worden verstrekt ter bestrijding van kosten. Een voorbeeld hiervan zijn bijzondere uitgaven in verband met opgroeiende kinderen. In de invoeringswet Wwb zijn enkele uitzonderingen gemaakt: • Categoriale bijzondere bijstand voor 65 plussers, chronisch zieken en gehandicapten • Collectieve ziektekostenverzekering • Categoriale bijzondere bijstand ter bevordering van sociaal-culturele participatie en deelname aan sportieve activiteiten 7.1. Toeslag 65 plussers, chronisch zieken en gehandicapten Deze toeslag is een regeling voor 65 plussers, chronisch zieken en gehandicapten. Deze regeling is in het leven geroepen omdat ouderdom, ziekte en een handicap vaak extra kosten met zich mee kunnen brengen. Het gaat hier om kosten als dieetkosten, slijtagekosten ed. De gemeente Zandvoort voert deze toeslag sinds 1 januari 2005 uit. Om voor deze toeslag in aanmerking te komen dient men een inkomen te hebben tot maximaal 115% van het bijstandsniveau, geen vermogen te hebben boven de vermogensgrens zoals die binnen de Wwb wordt gehanteerd en men moet behoren tot de doelgroep. Men behoort tot de doelgroep indien men voldoet aan één van de volgende criteria: • 65 jaar of ouder • Een half jaar of langer gebruik maken van Hulp bij het huishouden • Een uitkering ontvangen op grond van de WIA/Wajong (arbeidsongeschiktheid 80100%). • Voorziening ontvangen op grond van de Wmo (bijv. een rolstoel) • Hulpmiddel hebben voor wonen/werk, lopen/rolstoel, speciale autovoorzieningen. Indien men aan bovenstaande criteria voldoet, ontvangt men op jaarbasis een eenmalig bedrag van € 150,00 belastingvrij per huishouden. Dit bedrag wordt vanaf 2005 gehanteerd. Door de steeds hoger wordende kosten wordt voorgesteld om met ingang van 2008 het bedrag met € 50,-- per huishouden te verhogen, zodat hiermee het jaarlijks bedrag per huishouden € 200,-- wordt. Men dient voor deze toeslag een aanvraag in te dienen en de aanvragen worden individueel getoetst. De mensen die tot op heden voor de toeslag in aanmerking kwamen, krijgen jaarlijks een aanvraagformulier toegestuurd.
2007/14048, d.d.
32
Nota bijzondere bijstand en minimabeleid
20. Beleidsuitgangspunt toeslag 65 plussers, chronisch zieken en gehandicapten
Mensen die tot de hierboven omschreven doelgroep van 65 plussers, chronisch zieken en gehandicapten behoren kunnen jaarlijks een toeslag ontvangen van € 200,00 per huishouden.
7.2. Collectieve ziektekostenverzekering De gemeente Zandvoort heeft sinds 1 januari 2006 een Collectieve aanvullende ziektekostenverzekering (Cav) met Zilveren Kruis/Achmea. Dit houdt in dat mensen die zich hierbij aansluiten reductie krijgen op hun premie en dat zij gratis gebruik kunnen maken van het Gemeente Extra pakket. In dit Gemeente extra pakket zijn allerlei extra vergoedingen opgenomen, zoals orthodontie, normbedrag dieetkosten, brillen en contactlenzen. Dit gemeente extra pakket wordt door de gemeente Zandvoort betaald aan de zorgverzekeraar. Alle inwoners van Zandvoort met een inkomen tot maximaal 115% van de bijstandnorm en die geen vermogen hebben boven de vermogensgrens zoals die binnen de Wwb wordt gehanteerd, kunnen van de collectieve ziektekostenverzekering gebruik maken. Het voordeel van deze verzekering is dat mensen minder premie hoeven te betalen en voor meer zaken verzekerd zijn. 7.3. Categoriale bijzondere bijstand ter bevordering van sociaal-culturele participatie en sportieve activiteiten. Per 1 januari is gestopt met de HaarlemPas. In deze Haarlempas was ook een onderdeel opgenomen voor sportieve activiteiten. Deze bestond uit een sportcheque waar kinderen gebruik van konden maken indien zij een sport beoefenden. Van deze cheque werd goed gebruik gemaakt. Omdat het belangrijk is dat kinderen sporten kunnen ouders/verzorgers van kinderen een jaarlijks een toeslag aanvragen. Ook waren in de Haarlempas allerlei culturele activiteiten opgenomen. De toeslag kan ook gebruikt worden om deel te nemen aan culturele activiteiten zoals de muziekschool, toneel, ballet etc. Om voor deze toeslag in aanmerking te komen, dienen de ouders een inkomen te hebben tot maximaal 115% van het bijstandsniveau, geen vermogen te hebben boven de vermogensgrens zoals deze binnen de Wwb gehanteerd wordt en de kinderen moeten behoren tot de doelgroep. Men behoort tot de doelgroep indien: • Het kind een sport beoefent • Aangetoond kan worden dat het kind lid is van een sportvereniging door middel van een inschrijving bij de sportclub • Het kind aantoonbaar deelneemt aan culturele activiteiten zoals muziekschool, toneel, ballet etc. • Het kind niet ouder is dan 18 jaar. Indien ouders en kinderen aan bovenstaande criteria voldoen, ontvangt men per seizoen een belastingvrij bedrag van € 50,-- per kind per huishouden. Men dient voor deze toeslag een aanvraag in te dienen en de aanvragen worden individueel getoetst.
2007/14048, d.d.
33
Nota bijzondere bijstand en minimabeleid
21. Beleidsuitgangspunt toeslag voor sportbeoefening voor kinderen
Ouders en kinderen die tot de hierboven omschreven doelgroep behoren kunnen jaarlijks een toeslag ontvangen van € 50,00 per kind per huishouden als tegemoetkoming in sportbeoefening.
7.4. Eigen bijdragen AWBZ/Zorgverzekeraar/Collectieve verzekering Eigen bijdragen van kosten soorten die slecht gedeeltelijk door de AWBZ of door de zorgverzekeraar worden vergoed, komen in principe in aanmerking voor bijzondere bijstand. Er kan vanuit gegaan worden dat door de vergoeding door de AWBZ of zorgverzekeraar de medische noodzaak vaststaat. Daarnaast dient vast te staan dat de eigen bijdrage is ingevoerd op grond van budgettaire overwegingen. Dit is in de regel het geval. Wanneer een aanvullende verzekering is afgesloten, vervalt vaak de eigen bijdrage of wordt deze minder. Ook vallen onder de aanvullende verzekering soms kosten waarvan de medische noodzaak minder duidelijk is, in die zin dat er goedkopere adequate alternatieven voorhanden zijn (volgens vaste jurisprudentie zijn kronen medisch niet noodzakelijk). Dit betekent dat eigen bijdragen in het kader van de aanvullende verzekering eveneens in principe voor bijzondere bijstand in aanmerking komen wanneer de eigen bijdrage is ingevoerd op grond van budgettaire overwegingen én er geen goedkopere adequate alternatieven aanwezig zijn. Voor het antwoord op de vraag of er goedkopere adequate alternatieven aanwezig zijn, zal meestal een deskundigenadvies moeten worden gevraagd. 22. Beleidsuitgangspunt eigen bijdrage AWBZ/zorgverzekeraar/collectieve ziektekosten
De eigen bijdrage in het kader van de aanvullende verzekering komt in beginsel voor bijzondere bijstand in aanmerking, mits de eigen bijdrage is ingevoerd op grond van budgettaire overwegingen en er geen goedkopere adequate alternatieven voorhanden zijn.
7.5. Schuldhulpverlening Als mensen gedurende een langere tijd van een uitkering, of een laag inkomen moeten rondkomen, kan dat een extra risico vormen om in een problematische schuldensituatie terecht te komen. De kans bestaat dat de mensen met de laagste inkomens in de problemen raken door bijvoorbeeld het moeten vervangen van duurzame gebruiksgoederen, of door verhoging van energie- en huurlasten. Mensen die schulden maken zijn in de eerste plaats zelf verantwoordelijk voor het aflossen van deze schulden. De gemeente heeft de verantwoordelijkheid om de meest kwetsbare groepen te helpen uit een uitzichtloze schuldensituatie te komen. De gemeente kan zelf uitvoering geven aan budgetbeheer, het doorbetalen van de lasten en het verstrekken van weekgeld, maar zij heeft er voor gekozen dit onder te brengen bij de Stadsbank in Haarlem. Deze vorm van hulpverlening staat open voor alle inwoners van de gemeente Zandvoort. De kosten hiervoor worden jaarlijks door de Stadsbank aan de gemeente Zandvoort gefactureerd en deze kosten vallen onder het Minimabeleid van de gemeente Zandvoort.
2007/14048, d.d.
34
Nota bijzondere bijstand en minimabeleid
Mensen met schulden kunnen zich op de intake van de gemeente Zandvoort melden. De schulden worden dan geïnventariseerd en indien nodig wordt men doorverwezen naar de Stadsbank. 23. Beleidsuitgangspunt Schuldhulpverlening
Inwoners van Zandvoort kunnen in geval van problematische schulden gebruik maken van schuldhulpverlening en worden hiervoor verwezen naar de Stadsbank in Haarlem.
7. 6. Kwijtschelding gemeentelijke heffingen Mensen met een inkomen tot maximaal 115% van de bijstandsnorm kunnen kwijtschelding krijgen van de gemeentelijke heffingen. Het betreft hier de kosten van de gemeentelijke belastingen. Een en ander is gebaseerd op de belastingwetgeving. Er is voor gekozen om aansluiting te zoeken bij de inkomens- en vermogenregels van de Wwb. 24. Beleidsuitgangspunt Kwijtschelding gemeentelijke heffingen
Mensen met een inkomen tot maximaal 115% van de bijstandsnorm kunnen kwijtschelding krijgen van gemeentelijke heffingen volgens bovenstaande procedure.
2007/14048, d.d.
35
Nota bijzondere bijstand en minimabeleid
Hoofdstuk 8: Samenvatting beleidsuitgangspunten 1. Beleidsuitgangspunt voorlopige voorzieningen Bijstandsverlening in bijzondere kosten is niet mogelijk indien: • De kosten kunnen worden vergoed op grond van een voorliggende voorziening • De kosten op grond van de voorliggende voorziening niet worden vergoed nadat een individuele beoordeling heeft plaatsgevonden over de (medische) noodzakelijkheid van de gemaakte kosten • Het kosten van of in verband met ontwikkelingsgeneeskunde betreft (artikel 14 e Wwb) Bijstandsverlening is in principe wel mogelijk indien: • Er geen daadwerkelijk beroep op een voorliggende voorziening mogelijk is • De betreffende kosten om (deels) budgettaire redenen niet of niet langer op grond van een voorliggende voorziening worden vergoed (zogenaamde eigen bijdragen,eigen risico) • Voor de betreffende kosten geen voorliggende voorziening bestaat • Er sprake is van zeer dringende redenen (artikel 16, eerste lid Wwb) 2.Beleidsuitgangspunt eigen bijdrage AWBZ/zorgverzekeraar/collectieve ziektekosten Van de belanghebbende wordt verwacht dat hij zich (collectief) aanvullend verzekert. Indien hij zich niet aanvullend verzekert is er sprake van tekort schietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan. Voor de niet vergoedde kosten kan een lening worden verstrekt. 3. Beleidsuitgangspunt Langdurigheidstoeslag Langdurigheidstoeslag kan worden verstrekt onder in de nota genoemde voorwaarden. De langdurigheidstoeslag wordt niet als voorliggende voorziening op de bijzondere bijstand beschouwd met uitzondering van aanvragen bijzondere bijstand in de kosten van duurzame gebruiksgoederen. 4. Beleidsuitgangspunt inkomen en vermogen Indien voor de bepaling van de draagkracht wordt uitgegaan van hetzelfde inkomen en vermogen zoals dat al is vastgesteld voor de algemene bijstand, levert dit een consequente en eenduidige lijn op die ook in de uitvoering makkelijk te hanteren is. 5. Beleidsuitgangspunt vaststellen in aanmerking te nemen inkomsten Om reden van doelmatigheid en billijkheid wordt uitgegaan van het actuele inkomen. Het voor de draagkracht in aanmerking te nemen inkomen wordt bepaald aan de hand van het actuele inkomen. Het actuele maandinkomen wordt omgerekend naar een jaarinkomen. Alleen bij bijzondere omstandigheden wordt hiervan afgeweken, onder meer wanneer duidelijk is dat een wijziging in het inkomen al vaststaat. Van het in aanmerking te nemen inkomen worden de middelen bedoeld in artikel 31, tweede lid, van de Wwb en artikel 33, vijfde lid van de Wwb niet tot het inkomen van belanghebbende gerekend. De middelen als bedoeld in genoemde artikelen worden dus voor de bijzondere bijstand vrijgelaten. Het inkomen wordt dus op dezelfde manier vastgesteld als bij algemene bijstand. Dit met uitzondering bij bijstandsverlening voor duurzame gebruiksgoederen. Dan wordt de langdurigheidstoeslag als inkomen meegenomen.
2007/14048, d.d.
36
Nota bijzondere bijstand en minimabeleid
Bij de vaststelling van het inkomen wordt rekening gehouden met buitengewone uitgaven. Inkomsten uit arbeid van ten last komende kinderen (artikel 31, tweede lid, onderdeel h van de Wwb) worden alleen vrijgelaten als het bijzondere bijstand betreft voor kosten van een andere persoon dan het minderjarige kind met inkomsten. Betreft het een aan vraag voor het minderjarige kind zelf dan moeten deze inkomsten wel worden meegenomen. Inkomsten uit premies conform artikel 22 sub a reintegratie verordening worden ook vrijgelaten. Om te voorkomen dat “elk zakcentje” moet worden meegeteld worden alleen inkomsten van het minderjarig kind meegeteld voor zover deze meer bedragen dan de kinderbijslag norm thuiswonende. 6. Beleidsuitgangspunt buitengewone uitgaven De volgende buitengewone uitgaven kunnen in mindering worden gebracht op het inkomen (niet limitatief): De woonkosten voor zover deze meer bedragen dan de maximale huur waarbij nog recht op huurtoeslag bestaat. Bij een aanvraag om een woonkostentoeslag blijven deze kosten uiteraard buiten beschouwing als buitengewone uitgaven. De volgende kosten kunnen in ieder geval niet als buitengewoon aangemerkt worden: - kosten die kunnen worden voldaan uit de algemene bijstand of een daarmee vergelijkbaar inkomen - de uitgaven die bij een bepaald inkomensniveau gebruikelijk zijn - belastingaanslagen - rente en aflossingen met leningen - betaling van een boete 7. Beleidsuitgangspunt van het in aanmerking te nemen vermogen Alleen het vermogen dat meer bedraagt dan de vermogensgrens in de Wwb wordt bij de beoordeling van aanwezigheid van financiële draagkracht in aanmerking genomen. Bij “meer” vermogen wordt in principe de bijzondere bijstand in de vorm van een lening onder verband van krediethypotheek verstrekt. Bij “minder” vermogen wordt de bijzondere bijstand in principe om niet verstrekt. 8. Beleidsuitgangspunt draagkrachtpercentage inkomen 100% van de inkomstenruimte boven de van toepassing zijnde bijstandsnorm indien er bijstand wordt gevraagd voor kosten die gerekend moeten worden tot de algemeen noodzakelijke kosten van bestaan (met name): bijstand voor woonkosten bijstand voor premie arbeidsongeschiktheidsverzekering (bij zelfstandige) bijstand voor duurzame gebruiksgoederen bijstand voor schulden kinderopvang Het draagkrachtpercentage van het meerinkomen vaststellen op: - nihil van de draagkrachtruimte tussen € 0,00 en € 90,75 per maand - 20% van de draagkrachtruimte tussen € 90,75 en € 181,51 per maand - 40% van de draagkrachtruimte tussen € 181,51 en € 226,89 per maand - 60% van de draagkrachtruimte tussen € 226,89 en € 272,27 per maand - 100% van de draagkrachtruimte van € 272,27 en meer per maand.
2007/14048, d.d.
37
Nota bijzondere bijstand en minimabeleid
9. Beleidsuitgangspunt draagkrachtpercentage vermogen 100% van het vermogen boven het vrij te laten vermogen 10. Beleidsuitgangspunt draagkrachtjaar De draagkracht wordt per “draagkrachtjaar” vastgesteld d.w.z. over een periode van twaalf maanden gerekend vanaf de eerste dag van de maand waarin de aanvraag wordt ingediend c.q. de eerste dag van de maand waarin de kosten zijn gemaakt. Een nieuw draagkrachtjaar hoeft dus niet aan te sluiten op een vorig draagkrachtjaar. Bij ingrijpende wijzigingen in de omstandigheden van de aanvrager kan de eerder vastgestelde draagkracht ook tijdens het draagkrachtjaar worden gewijzigd. Per geval wordt beoordeeld of een wijziging ingrijpend is of niet. Bij een incidentele verstrekking wordt de draagkracht over de gehele draagkrachtperiode in aanmerking genomen. De draagkracht over die periode wordt in eenmaal verrekend met de uit te keren bijzondere bijstand. Een periodieke verstrekking wordt maximaal voor de draagkrachtperiode toegekend. De eventuele aanwezige draagkracht dient eerst verbruikt te zijn voordat men aanspraak kan maken op bijstand in de resterende kosten. Samenloop incidenteel en periodiek Bij de verstrekking van incidentele bijstand gedurende de looptijd van een periodieke verstrekking hoeft geen rekening meer gehouden te worden met de draagkracht; deze is of wordt verrekend met de periodieke verstrekking gedurende de lopende draagkrachtperiode. Er vindt geen herziening van de verrekening van de draagkracht plaats. 11. Beleidsuitgangspunt inzake het drempelbedrag Geen drempelbedrag hanteren. 12. Beleidsuitgangspunt vorm van de bijstand/duurzame gebruiksgoederen, schulden, hoogte van de aflossing In het algemeen zal de bijzondere bijstand om niet worden verstrekt. In sommige gevallen wordt de bijzondere bijstand echter verleend in de vorm van een geldlening of borgtocht. Indien de bijstand in de vorm van een geldlening wordt verleend, kunnen zekerheden worden bedongen. Bijstand voor duurzame gebruiksgoederen wordt in de regel in de vorm van een renteloze lening verstrekt. Duidelijk moet zijn dat de belanghebbende geen lening kan krijgen bij de Stadsbank Haarlem of een vergelijkbare instantie. De aflossingsduur bedraagt 36 maanden. Indien sprake is van een tekortschietend besef wordt de aanvraag afgewezen behoudens bijzondere omstandigheden. In die omstandigheden wordt de aflossingsduur gesteld op maximaal 60 maanden. Het aflossingspercentage bedraagt 6 % van de toepasselijke bijstandsnorm inclusief vakantiegeld. De aflossingsbedragen worden hoger vastgesteld als een inkomen boven de norm wordt genoten en wel zo dat van het meerinkomen 50% dient te worden aangewend als mede de genoemde 6 % inclusief vakantiegeld. Ten aanzien van ex-asielzoekers/vluchtelingen wordt de mogelijkheid open gehouden om (een gedeelte van) de lening om niet te verstrekken. Van het instrument borgtocht wordt terughoudend gebruik gemaakt en dan alleen nog voor leningen boven de € 2250,--. Bijzondere bijstand voor schulden kan verstrekt worden onder voorwaarden van artikel 49 Wwb.
2007/14048, d.d.
38
Nota bijzondere bijstand en minimabeleid
13. Beleidsuitgangspunt tijdstip termijn aanvraag bijzondere bijstand Een aanvraag om bijzondere bijstand dient in het algemeen te worden ingediend voor het moment waarop de kosten zijn gemaakt of direct nadat de kosten zijn gemaakt, dat wil zeggen niet later dan één maand nadat die kosten zijn gemaakt, of duidelijk is geworden wat deze kosten zijn (bijvoorbeeld bij gedeeltelijke vergoeding door de zorgverzekeraar). De kosten dienen te worden aangetoond aan de hand van de originele nota. Pas na overlegging van die nota kan tot uitbetaling worden overgegaan. Als datering wordt de datum op de nota aangehouden. Bij een voortijdige toekenning bijzonder bijstand dient in de beschikking vermeld te worden dat de originele nota uiterlijk binnen een maand na ontvangst dient te worden ingeleverd. 14. Beleidsuitgangspunt extern deskundigenadvies Elk deskundigenadvies wordt getoetst aan de eisen die op grond van de Awb worden gesteld aan de zorgvuldigheid en de besluitvorming. Een beslissing die afwijkt van het deskundigenadvies wordt zorgvuldig gemotiveerd. 15. Beleidsuitgangspunt bijzondere bijstand 18-21 jarigen Onder voorwaarden wordt aan jongeren die niet in een inrichting verblijven en niet thuis wonen een toeslag in de vorm van bijzondere bijstand boven op de basisnorm verstrekt. De hoogte van deze toeslag bedraagt het verschil tussen de norm voor 21 jarigen en de voor de jongere van toepassing zijnde norm. Op de ouders wordt verhaal gepleegd. Woont de jongere thuis dan wordt geen toeslag verstrekt op de basisnorm. Onder bepaalde voorwaarden kan de thuiswonende eventueel in aanmerking komen voor bijzondere bijstand indien de verstrekking beslist noodzakelijk is. Verblijft de jongere in een inrichting dan kan bijzondere bijstand (zak-en kleedgeld) worden verstrekt ter hoogte van maximaal 25% van de thuiswonende norm van de 18-21 jarige. Ook hier wordt, voor zover mogelijk, verhaald op de ouders. Alleenstaande ouders die in een inrichting verblijven ontvangen de norm van een alleenstaande. Eventuele kosten voor het kind kunnen uit de kinderbijslag voldaan worden. Bij hogere kosten kan bijzonder bijstand worden verstrekt. Bij co-ouderschap kan een toeslag in de vorm van periodieke bijstand verstrekt worden welke dient te worden vastgesteld naar de norm van een alleenstaande en de norm van een alleenstaande ouder naar rato van het aantal dagen dat een kind(eren) bij de desbetreffende ouder verblijven. Dit dient aangetoond te worden met een beschikking van de rechtbank. 16. Beleidsuitgangspunt overbruggingsuitkering Op aanvraag kan in de vorm van bijzondere bijstand in de vorm van een lening onder voorwaarden een uitkering worden verstrekt ter overbrugging van de periode tot de eerste betaling van de Wwb uitkering. 17. Beleidsuitgangspunt woonkosten Geen woonkostentoeslag wordt verstrekt aan studerenden, kamerbewoners, krakers en thuisen daklozen. Bij woonkosten boven de maximumhuur voor huurtoeslag wordt de verplichting opgelegd om uit te zien naar goedkopere woonruimte. Er vindt een verlaging van 10% op de uitkering plaats indien de woonlasten in zijn geheel door een derde betaald wordt.
2007/14048, d.d.
39
Nota bijzondere bijstand en minimabeleid
18. Beleidsuitgangspunt woonkostentoeslag bij huurwoningen De Huurwet en de Wet op de huurtoeslag gelden in beginsel als toereikende voorziening. Is dit niet het geval dan kan een woonkostentoeslag worden verstrekt. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen: A. Woonkosten tot de maximum huurprijsgrens van de Hw en B. Woonkosten daarboven. Voor A en B geldt het volgende De woonkostentoeslag wordt vastgesteld aan de hand van de Hw. Inkomen boven de bijstandsnorm strekt tot mindering op de woonkostentoeslag. Bij oververmogen wordt de toeslag afgewezen. Indien er een studerende partner is bedraagt de woonkostentoeslag in principe 50% van de fictieve woonkostentoeslag. Er wordt rekening gehouden met inkomsten van de medebewoners op de wijze als bij de Hw. De woonkostentoeslag wordt om niet verstrekt. Bij een ongenoegzaam besef wordt deze afgewezen (100% maatregel) cq. als lening verstrekt. Voor B geldt daarnaast nog het volgende De te verstrekken woonkostentoeslag is aanvullend op het voor eigen rekening blijvend deel van de woonkosten. Dat deel is gelijk aan het verschil tussen de maximumhuur in de Hw en de daarbij behorende maximale huurtoeslag. De toeslag wordt altijd tijdelijk verstrekt voor in beginsel maximaal 6 maanden. Daarbij wordt onder meer de verhuisvoorwaarde opgelegd. Aan jongeren tot 23 jaar wordt in beginsel geen woonkostentoeslag verstrekt. In uitzonderingsgevallen kan deze voor 6 maanden worden verstrekt totdat de jongere 23 jaar wordt. Voorwaarde daarbij is wel dat de jongere een beroep doet op de hardheidsclausule van de Hw. 19. Beleidsuitgangspunt woonkostentoeslag bij eigen woningen Onderscheid wordt gemaakt tussen: C. woonkosten tot een maximum huurprijsgrens van de Hw en D. woonkosten daarboven Voor A en B geldt het volgende: De berekeningswijze van de woonkostentoeslag is gelijk aan die bij huurwoningen. Dat geldt ook voor de vraag in hoeverre met eigen inkomen boven de norm en de inkomsten van huisgenoten rekening moet worden gehouden. Bij de berekening van de woonkostentoeslag wordt met de hierboven genoemde woonkosten rekening gehouden. De hoogte van de rentelasten wordt bepaald door het rentepercentage te vermenigvuldigen met de restanthypotheekschuld. Voor de hoogte van de mee te nemen onderhoudsbijdragen wordt verwezen naar de normen die jaarlijks door DIVOSA worden vastgesteld. Als voorwaarde bij de toekenning van een woonkostentoeslag geldt dat de bewoner bij de belastingdienst moet verzoeken om een “beschikking voorlopige teruggaaf”. Deze beschikking dient vergeleken te worden met de definitieve aanslag. De door het rijk verstrekt premies dienen voorzover ze moeten worden toegerekend aan de verschuldigde rentelasten, op het bedrag vanworden gebracht. Voor B geldt Dat de woonkostentoeslag voor in beginsel voor maximaal 6 maanden wordt verstrekt. De verhuisvoorwaarde wordt altijd opgelegd.
2007/14048, d.d.
40
Nota bijzondere bijstand en minimabeleid
20. Beleidsuitgangspunt 65 plussers, chronisch zieken en gehandicapten Mensen die tot de omschreven doelgroep van 65 plussers, chronisch zieken en gehandicapten behoren kunnen jaarlijks een toeslag ontvangen van € 200,-- per huishouden. 21. Beleidsuitgangspunt toeslag voor sportbeoefening voor kinderen en culturele activiteiten Ouders en kinderen die tot de beschreven doelgroep behoren kunnen jaarlijks een toeslag ontvangen van € 50,-- per kind per huishouden als tegemoetkoming in sportbeoefening. 22. Beleidsuitgangspunt eigen bijdrage AWBZ/zorgverzekeraar/collectieve ziektekosten De eigen bijdrage in het kader van de aanvullende verzekering komt in beginsel voor bijzondere bijstand aanmerking, mits de eigen bijdrage is ingevoerd op grond van budgettaire overwegingen en er geen goedkopere adequate alternatieven voorhanden zijn. 23. Beleidsuitgangspunt Schuldhulpverlening Inwoners van Zandvoort kunnen in geval van problematische schulden gebruik maken van schuldhulpverlening en worden hiervoor verwezen naar de Stadsbank in Haarlem. 24.. Beleidsuitgangspunt Kwijtschelding gemeentelijke heffingen Mensen met een inkomen tot maximaal 115% van de bijstandsnorm kunnen kwijtschelding krijgen van gemeentelijke heffingen.
2007/14048, d.d.
41
Nota bijzondere bijstand en minimabeleid
Hoofdstuk 9: Bijzondere bijstand naar kostensoort In dit hoofdstuk wordt een opsomming gegeven van de meest voorkomende kostensoorten in het kader van de bijzondere bijstand. Het betreft hier geen limitatieve opsomming. Voor overige kostensoorten dient de vergoedingenlijst van Zilveren Kruis/Achmea geraadpleegd te worden. Alarmeringskosten Indien personen zijn aan gewezen op een persoonlijk alarmsysteem dan kan voor de kosten periodieke bijzondere bijstand worden verleend indien de kosten de draagkracht te boven gaan. De abonnementskosten voor de alarmering bedragen ongeveer € 5,-- per maand. Bewijsstukken betaalde nota abonnementskosten en/of betaalde nota aansluitkosten sociaal/medische indicatie Hoogte bijzondere bijstand De hoogte van de eigen bijdrage tot een maximum van € 5,-- per maand. Mensen die niet zijn aangesloten bij Zilveren Kruis/Achmea dienen in het bezit te zijn van een sociaal/medische indicatie Voorliggende voorziening Het gemeente extra pakket vergoedt maximaal € 5,-- per maand indien een sociale of medische indicatie is afgegeven door de huisarts of thuiszorg. Het gemeente extra pakket wordt als toereikende en passende voorliggende voorziening beschouwd.
2007/14048, d.d.
42
Nota bijzondere bijstand en minimabeleid
Begrafenis/crematiekosten Bij overlijden moeten de kosten van lijkbezorging worden voldaan door die bloedverwanten en aanverwanten, die door het Burgerlijk Wetboek tot onderhoud van de overledene verplicht zouden zijn geweest. In het algemeen is het uitgangspunt dat een ieder zelf kan voorzien in de noodzakelijke kosten van lijkbezorging door middel van bijvoorbeeld een verzekering hiervoor. Voor zover de eigen middelen daartoe niet toereikend zijn en de nabestaanden de kosten van lijkbezorging niet of niet geheel voor hun rekening nemen, is er de mogelijkheid tot bijzondere bijstand. Bijzondere bijstand voor begrafeniskosten: Tot het overlijden werd algemene bijstand ontvangen In deze situatie behoren de noodzakelijke kosten van een begrafenis/crematie tot de algemeen noodzakelijke kosten. Bijzondere bijstand kan alleen worden verstrekt voor zover de eigen middelen van de overledene niet toereikend zijn en de nabestaanden de kosten niet of niet geheel voor eigen rekening nemen. Tot het overlijden werd géén algemene bijstand ontvangen • Er heeft iemand opdracht gegeven voor de begrafenis. De begrafeniskosten zijn voor rekening van de opdrachtgever. Deze kan hiervoor de nabestaanden aanspreken. De nabestaanden kunnen ieder afzonderlijk voor hun aandeel in de kosten bijzondere bijstand aanvragen in de gemeente waarin zij wonen. Bijstand kan slechts worden toegekend indien de nabestaanden over onvoldoende middelen beschikken om de begrafenis/crematiekosten te betalen. Rekening moet worden gehouden met eigen middelen van de overledene, draagkracht aanvrager en noodzakelijke kosten begrafenis/crematie. • Niemand geeft opdracht voor de begrafenis. De gemeente heeft de plicht te zorgen voor de lijkbezorging, geeft hiertoe opdracht en neemt de kosten op zich. Dit gebeurt op grond van de Wet op de Lijkbezorging. In deze situatie is er dus geen sprake van bijzondere bijstand. Achteraf moet bekeken worden of verhaal mogelijk is op de eventuele nalatenschap. Begrafeniskosten in het buitenland Bijzondere bijstand voor begrafenis/crematiekosten in het buitenland van een in Nederland of in het buitenland overledene is niet mogelijk. Reiskosten naar een begrafenis/crematie Voor de reiskosten om een begrafenis/crematie binnen Nederland of in het buitenland bij te wonen, wordt geen bijzondere bijstand verleend. Bewijsstukken Nota begrafenis/crematie Bewijs verzekering Aantonen dat kosten niet of niet geheel betaald kunnen worden Testament
2007/14048, d.d.
43
Nota bijzondere bijstand en minimabeleid
Hoogte bijzondere bijstand Uitgangspunt is dat voor de meest goedkope eenvoudige begrafenis/crematie gekozen dient te worden en deze kosten worden vergoed. Voorliggende voorziening Begrafenis/crematieverzekering Bloedverwanten en aanverwanten die volgens het Burgerlijk Wetboek tot onderhoud van de overledene verplicht zouden zijn geweest Wet op de Lijkbezorging
2007/14048, d.d.
44
Nota bijzondere bijstand en minimabeleid
Bewindvoeringskosten en Beredderingskosten Wanneer iemand door lichamelijke of geestelijke beperkingen niet meer in staat is de financiële zaken te beheren, kan de rechter een zogenaamd “beschermingsbewind” instellen. De bewindvoeringskosten die jaarlijks voldaan moeten worden kunnen in aanmerking komen voor bijzondere bijstand. Dit kan alleen wanneer de rechter een bedrijfs- of beroepsmatig werkende bewindvoerder heeft aangesteld. Naast bovenstaande kosten kan ook voor de zogenaamde beredderingskosten bijzondere bijstand worden aangevraagd. Hierbij gaat het om kosten die de bewindvoerder moet maken, na afgifte van de beschikking tot bewindvoering voor de inventarisatie van de aanwezige boedel. Dit zijn éénmalige kosten. De rechter geeft hiervoor een aparte beschikking af. Bewijsstukken beschikking van de rechter tot bewindvoering beschikking van de rechter beredderingskosten betaalde nota’s van de bewindvoerder Hoogte bijzondere bijstand Bewindvoerderkosten maximaal per jaar € 850,-Beredderingskosten maximaal per jaar € 350,-Voorliggende voorzieningen Geen
2007/14048, d.d.
45
Nota bijzondere bijstand en minimabeleid
Bril /Lenzen De kosten voor een bril/lenzen worden middels de aanvullende ziektekosten verzekering, te weten het Gemeente extra pakket, eenmaal in drie kalenderjaren vergoed. Indien medisch noodzakelijk kan bij verstrekking van bijzondere bijstand van deze regel worden afgeweken. Bewijsstukken nota van de opticien beschikking ziektekostenverzekeraar keuring oogarts wanneer er sprake is van de tweede declaratie binnen 24 maanden Hoogte bijzondere bijstand De vergoeding bedraagt maximaal € 45,-- voor een montuur en de kosten van standaard glazen inclusief ontspiegeling. Uitgegaan wordt van de meest goedkope functionele oplossing. Enkelvoudige, krasvaste ontspiegelde glazen zijn beschikbaar bij goedkope opticiens voor € 70,00 per stuk. Voor een volledige bril, dus montuur en glazen, kan dan maximaal € 185,00bijzonder bijstand worden verstrekt. Multifocale, krasvaste ontspiegelde glazen zijn beschikbaar bij goedkope opticiens voor € 190,-- per stuk. Voor een volledige bril, dus montuur en glazen, kan dan maximaal € 425,00 bijzondere bijstand worden verstrekt. Voorliggende voorziening Aanvullende verzekering Zilveren Kruis/Achmea en Gemeente extra pakket • Speciale regeling via Pearle opticiens en Eye Wish (zie vergoedingenlijst) • Vergoeding brillenglazen en contactlenzen: 100% tot een maximum van € 230,-- en extra kosten prisma’s. • Montuur: 100% tot € 60,00. Deze vergoeding geldt i.p.v. de vergoeding uit de Beter Af Plus met 3 sterren.
De aanvullende verzekering wordt passend en toereikend geacht. Indien medisch noodzakelijk aangetoond kan van de bovenstaande regel worden afgeweken en gelden de bedragen als hierboven bij Hoogte bijzondere bijstand omschreven.
2007/14048, d.d.
46
Nota bijzondere bijstand en minimabeleid
Elastische kousen Bijzondere bijstand voor steunkousen kan alleen worden verstrekt wanneer deze om medische redenen noodzakelijk zijn. Bewijsstukken nota van de steunkousen eventuele beschikking ziektekostenverzekeraar schrijven huisarts wanneer geen beschikking aanwezig is Hoogte bijzondere bijstand De bijzondere bijstand bedraagt de te betalen kosten/bijdrage. Voorliggende voorziening In het verleden werden steunkousen door Zilveren Kruis/Achmea vergoed. Het product zit echter niet meer in de verzekering. Er is dus geen voorliggende voorziening.
2007/14048, d.d.
47
Nota bijzondere bijstand en minimabeleid
Fysiotherapie Indien fysiotherapie medisch gezien noodzakelijk is kan voor de kosten/eigen bijdrage bijzondere bijstand worden aangevraagd. Bewijsstukken nota fysiotherapie beschikking Zilveren Kruis/Achmea Medisch advies voor zover er sprake is van meer dan de aangegeven behandelingen Hoogte bijzondere bijstand Voor zover de behandelingen medisch noodzakelijk zijn, wordt de eigen bijdrage van behandelingen bij een fysiotherapeut vergoed. Voorliggende voorziening Algemene vergoeding aanvullende ziektekostenverzekering Verdere behandelingen vereisen een medisch advies. Er gelden verschillende soorten vergoedingen. Deze zijn afhankelijk van leeftijd van betrokkene en of men gebruik gemaakt van gecontracteerde zorg en of de aandoening al dan niet chronisch is. Zie hiervoor de vergoedingenlijst van Zilveren Kruis/Achmea
2007/14048, d.d.
48
Nota bijzondere bijstand en minimabeleid
Hoortoestellen De kosten voor een gehoorapparaat worden gedeeltelijk vergoed door de zorgverzekeraar. Ook is er sprake van vaststelling van een eigen bijdrage. De eigen bijdrage kan worden vergoed vanuit de bijzondere bijstand. Voor onderhoud en reparatie kan ook bijzondere bijstand worden gevraagd. Bewijsstukken prijsopgave van de leverancier met daarop vermeld de te betalen eigen bijdrage de betaalde nota van de leverancier voor onderhoud en reparatiekosten de beschikking van de zorgverzekeraar Hoogte bijzondere bijstand De eigen bijdrage hoortoestel Onderhoud en reparaties Vergoeding van de gemaakte kosten Voorliggende voorziening Zilveren Kruis/Achmea vergoedt vanuit: • de Beter Af Polis volgens Achmea Reglement Hulpmiddelen (AHR) • de Beter Af Plus Polis 3 sterren een aanvulling op AHR voor hoortoestel met afstandsbediening op medische indicatie max. € 185,00 per apparaat • de Beter Af Plus Polis 4 sterren een aanvulling op AHR voor hoortoestel met afstandsbediening op medische indicatie max. € 230,00 per apparaat • Gemeente extra pakket een aanvulling op AHR met een maximum van € 300,00 per apparaat.
2007/14048, d.d.
49
Nota bijzondere bijstand en minimabeleid
Inrichtingskosten Van iedereen met een inkomen, ongeacht of dit salaris is of een uitkering, wordt verwacht hiermee de bestaanskosten te kunnen betalen. Onder bestaanskosten worden o.a. gerekend de kosten die verband houden met de (her) inrichtingskosten van een woning en de vervangingskosten van duurzame gebruiksgoederen. Het salaris of uitkering is in principe toereikend om ruimte te bieden om deze kosten te betalen en hier voor te reserveren. Onder (her)inrichtingskosten van een woning vallen de kosten van: de stoffering van de woning (vloerbedekking en gordijnen) de inrichting van de woning (huisraad) Wanneer er sprake is van een verhuizing, al dan niet noodzakelijk of voorzienbaar, dient men voor de verhuis- en inrichtingskosten te reserveren. Indien men hiervoor niet heeft gereserveerd of indien een verhuizing echt onvoorzien is en er geen middelen zijn om de kosten te betalen, kan men een lening afsluiten bij een kredietverlenende instelling. Voor mensen die voor het eerst vanuit het ouderlijk huis zelfstandig gaan wonen, is het uitgangspunt dat zij de kosten voor de eerste woninginrichting en verhuizing, conform vaste jurisprudentie, zelf dragen. Deze kosten zijn voorzienbaar, waardoor de noodzaak ontbreekt. Wanneer men om medische redenen moet verhuizen, kan een Wmo voorziening worden aangevraagd. Wanneer een lening bij een kredietverlenende instelling niet mogelijk is, dan kan bijzondere bijstand worden verstrekt als de verhuizing noodzakelijk en onvoorzienbaar is en men dus niet heeft kunnen reserveren. In principe wordt dan de bijzondere bijstand in de vorm van een geldlening verstrekt. Individuele omstandigheden kunnen het noodzakelijk maken dat bijzondere bijstand om niet noodzakelijk is. In onderstaand overzicht staan de richtprijzen voor inrichting van de verschillende vertrekken in de woning. Tevens worden de richtprijzen vermeld voor een volledige inrichting van de woning per huishouden. Onderstaande bedragen zullen op basis van het prijsindexcijfer van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) jaarlijks worden herzien. Woonkamer Tafel + 4 stoelen, 2- en 3-zits bankstel, salontafel, lampen, boekenkast € 1816,-Keuken Pannen, borden, bestek, glaswerk etc. € 402,-Hal/toilet/badkamer/bezemkast € 167,-Slaapkamer Bed, matras, dekbed, kussen, kast. - 1-persoonskamer
2007/14048, d.d.
€ 494,--
50
Nota bijzondere bijstand en minimabeleid
- 2-persoonskamer - kinderkamer (inclusief bureau)
€ 855,-€ 601,--
Huishoudelijke apparatuur Wasmachine € 357,-Koelkast € 245,-Stofzuiger € 82,-Kookplaat (gas) € 128,-Gasfornuis+oven € 336,-Strijkplank € 29,-Strijkijzer € 21,-Televisie € 255,-Droger € 235,-Behang/verf/vloerbedekking/gordijnen Vloerbedekking per meter (400cm) inclusief leggen Vitrage per meter (180cm) Overgordijnen per meter (150 cm) Maakloon gordijnen per baan Gordijnrails per meter Behang per rol Verf per liter
€ 44,-€ 12,-€ 15,-€ 10,-€ 5,-€ 8,-€ 7,--
Huishoudtextiel en beddengoed Handdoeken, washandjes, thee- en vaatdoeken, dekbedovertrek etc. - één volwassene € 92,-- twee volwassenen € 154,-- meerkosten per kind € 77,-Volledige woninginrichting In onderstaand schema staan de bedragen vermeld die verstrekt kunnen worden wanneer een volledige inrichting wordt aangevraagd. Het gaat hierbij om maximale bedragen. Deze maximale bedragen zijn lager dan de optelsom van alle eerde in deze richtlijn genoemde inrichtingskosten. Het is vaak niet nodig alles in één keer aan te schaffen. Dit kan ook gespreid gebeuren. Bovendien wordt er van uitgegaan dat een cliënt voor zijn woninginrichting gebruikt maakt van de meest goedkope oplossing. Alleenstaande (kamerbewoner)
€ 1.440,--
Alleenstaande (zelfstandig gehuisvest)
€ 2.751,--
Gezin van 2 personen
€ 4.623,--
Gezin van 3 personen
€ 5.226,--
Gezin van 4 personen
€ 5.845,--
Gezin van 5 personen
€ 6.453,--
Gezin van 6 personen Voor elke persoon meer
€ 7.087,-€ 572,--
2007/14048, d.d.
51
Nota bijzondere bijstand en minimabeleid
Kraamzorg De kosten voor kraamzorg/verloskundige hulp/kraampakket worden vergoed door Zilveren Kruis/Achmea. Bewijsstukken Beschikking ziektekostenverzekeraar Hoogte bijzondere bijstand De bijzondere bijstand maximaal de te betalen eigen bijdrage. Voorliggende voorziening Zilveren Kruis/Achmea • Op medische indicatie in het ziekenhuis is de vergoeding 100%. • Zonder medische indicatie in het ziekenhuis is de vergoeding maximaal tien dagen met een eigen bijdrage. • Thuis geldt een maximale termijn van tien dagen met een wettelijke eigen bijdrage van € 3,60 per uur. De vastgestelde eigen bijdrage worden vergoed door de aanvullende ziektekostenverzekering vanuit de Beter Af Plus Polis 4 sterren. Vanuit het Gemeente Extra Pakket wordt de eigen bijdrage voor 100% vergoed.
2007/14048, d.d.
52
Nota bijzondere bijstand en minimabeleid
Kunstgebit De kosten voor een kunstgebit worden voor 75% vergoed door de zorgverzekeraar. Bij de aanschaf van een kunstgebit wordt een eigen bijdrage vastgesteld. Er kan voor de eigen bijdrage bijzondere bijstand worden verstrekt. Ook kan voor de eigen bijdrage van een gedeeltelijke prothese en voor reparatie aan kunstgebit of gedeeltelijke prothese bijzondere bijstand worden verstrekt. Bewijsstukken Kunstgebit en gedeeltelijke prothese: Reparatiekosten :
beschikking zorgverzekeraar nota reparatiekosten beschikking zorgverzekeraar
Hoogte bijzondere bijstand De hoogte van de bijzondere bijstand bedraagt de te betalen eigen bijdrage. Wanneer geen aanvullende tandartsverzekering is afgesloten wordt bij de berekening van de bijstand uitgegaan van de aanwezigheid van deze verzekering. Voorliggende voorziening Beteraf polis Zilveren Kruis/Achmea Een vergoeding van 75% geldt voor een volledig uitneembare prothese. Een vergoeding van 100% geldt voor overkappingprothesen op implantaten. De eigen bijdrage bedraagt € 90,00 per boven-of onderprothesen Bij de Beter Af Tandarts Polis geldt een 100% vergoeding voor consulten, mondhygiëne, vulling en het trekken van kiezen en tanden. Overige behandelingen 75 % vergoeding. Er gelden wel maximale vergoedingsbedragen op jaarbasis (zie vergoedingenlijst). Bij het Gemeente extra pakket gelden nog aanvullende vergoedingen op de Beter Af Tandarts Polis (zie ook vergoedingenlijst).
2007/14048, d.d.
53
Nota bijzondere bijstand en minimabeleid
Kunst- en hulpmiddelen In de kosten voor kunst-en hulpmiddelen kan bijzondere bijstand worden verstrekt voor zover de eigen bijdrage niet vergoed wordt door de aanvullende verzekering. Kunst- en hulpmiddelen zijn: • pruik • plaswekker • prothese BH • steunzolen Bewijsstukken nota beschikking zorgverzekeraar Hoogte bijzondere bijstand Aanschafkosten verminderd met de eventuele Nibudnorm en de vergoeding uit de aanvullende verzekering. In de kosten van een prothese BH kan bijzonder bijstand worden verstrekt voor zover de kosten hoger zijn dan de vergoeding van de aanvullende verzekering en de NIBUD norm voor een gewone BH ook in mindering worden gebracht. De NIBUD norm gaat uit van twee gewone BH’s per jaar van € 9,00 per stuk. Voorliggende voorziening Pruik Een pruik wordt vergoed door de zorgverzekeraar. De verzekering vergoedt de vastgestelde eigen bijdrage tot maximaal € 250,00 Plaswekker Aanvullende verzekering vergoedt 100% tot maximaal € 35,00 Prothese BH Aanvullende verzekering vergoedt 100% tot maximaal € 35,00 Steunzolen Aanvullende verzekering vergoedt 100% tot maximaal € 35,00
2007/14048, d.d.
54
Nota bijzondere bijstand en minimabeleid
Maaltijdvoorziening
De indicering en betaling van de kosten voor een warme maaltijdvoorziening gaan via het Pluspunt. Het Pluspunt beoordeelt of iemand in aanmerking komt en bepaalt aan de hand van het inkomen of de kosten betaald worden. Jaarlijks dient het Pluspunt een rekening in en de kosten hiervan worden betaald uit het Minimabeleid.
2007/14048, d.d.
55
Nota bijzondere bijstand en minimabeleid
Orthopedische schoenen Wanneer orthopedische schoenen noodzakelijk zijn kunnen de kosten worden vergoed middels bijzondere bijstand. Op de kosten van orthopedische schoenen worden verminderd de kosten van reguliere schoenen. De NIBUDnorm voor gewone schoenen is: • € 38,00 (2005) per paar voor kinderen tot en met 14 jaar • € 55.00 (2005) per paar voor personenen vanaf 15 jaar Het NIBUD gaat uit van gemiddeld drie paar schoenen per persoon per jaar. Bewijsstukken Beschikking zorgverzekeraar wanneer er sprake is van een vergoeding van een andere zorgverzekeraar dan Zilveren Kruis/Achmea Nota van de orthopedische schoenen Advies eigen behandelaar tenzij er een beschikking is van een andere zorgverzekeraar Hoogte bijzondere bijstand De bijzondere bijstand bedraagt maximaal de resterende kosten/eigen bijdrage verminderd met de NIBUDnorm zoals hierboven genoemd. Het maximum wordt gesteld op drie paar schoenen per jaar. Voorliggende voorziening Orthopedische schoenen worden niet meer door Zilveren Kruis/Achmea vergoed.
2007/14048, d.d.
56
Nota bijzondere bijstand en minimabeleid
Psychotherapie Wanneer het noodzakelijk is dat psychotherapiebehandelingen worden gevolgd, worden de hierbij te maken kosten in eerste instantie gedeclareerd bij de zorgverzekeraar. Voor de eigen bijdrage kan een aanvraag bijzondere bijstand worden ingediend. Bewijsstukken Beschikking zorgverzekeraar Hoogte bijzondere bijstand De bijzondere bijstand bedraagt maximaal de kosten van de eigen bijdrage Voorliggende voorziening Aanvullende verzekering van het Zilveren Kruis vergoedt 100% tot € 250,00 Het meerdere wordt niet vergoed vanwege budgettaire redenen.
2007/14048, d.d.
57
Nota bijzondere bijstand en minimabeleid
Rechtsbijstand en griffierecht Voor de eigen bijdrage in de kosten van rechtsbijstand en eventueel andere kosten als griffierecht kan in het algemeen geen bijzondere bijstand worden verleend. Voor mensen met een inkomen op minimumniveau gelden op deze algemene regel drie uitzonderingen: kosten van echtscheiding De voor eigen rekening blijvende kosten van een echtscheiding kunnen geacht worden te behoren tot de bijzondere bestaanskosten voor zover alimentatie wordt geëist en/of sprake is van relatief vermogen uit boedelscheiding. Onder kosten echtscheiding valt bijv. de eigen bijdrage advocaat en de te betlaen griffierechten. Herziening alimentatie Voor de voor eigen rekening blijvende kosten bij verzet tegen een procedure tot vermindering of nihilstelling van alimentatie kan bijzondere bijstand worden verleend. Deze bijstand kan echter alleen worden verleend in situaties dat dit verzet ook enige kans van slagen heeft. Het gaat hier om kosten eigen bijdrage advocaat/rechtshulp. Procedure tot verkrijging van andere inkomsten en/of vermogen. Hierbij gaat het om procedures waarbij getracht wordt om het verkrijgen cq. behouden van inkomsten en/of vermogen uit andere bronnen als gevolg waarvan er per saldo minder of geen kosten van bijstand behoeven te worden gemaakt. Indien een cliënt over een rechtsbijstandverzekering beschikt, dienen de kosten eerst bij deze verzekeringsmaatschappij te worden gedeclareerd. Bewijsstukken Brief van Raad van de Rechtsbijstand inzake de toevoeging advocaat Nota van de advocaat Opgave van griffiekosten (indien van toepassing) door de rechtbank Hoogte bijzondere bijstand De bijzondere bijstand bedraagt de voor eigen rekening blijvende eigen bijdrage en de te maken griffiekosten. Voorliggende voorziening Geen
2007/14048, d.d.
58
Nota bijzondere bijstand en minimabeleid
Reiskosten In beginsel behoren reiskosten die een ieder maakt tot de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan, evenals de reiskosten die binnen de gemeente Zandvoort worden gemaakt. In bijzondere individuele omstandigheden zijn reiskosten aan te merken als bijzondere noodzakelijke kosten van het bestaan. Bepalend is de reden waarom deze kosten gemaakt moeten worden. Gaat het bijvoorbeeld om kosten in verband met normaal familiebezoek, dus kosten die iedereen maakt- dan is het duidelijk dat het niet om bijzondere uitgaven gaat. Dergelijke kosten kunnen niet uit de algemene bijstand worden betaald. Van bijzondere reiskosten is sprake als men door bijzondere individuele omstandigheden meer, noodzakelijke, reiskosten moet maken, zoals regelmatig bezoek aan een strafinrichting opgenomen gezinsleden buiten de eigen woongemeente. De betreffende reiskosten in de eigen woonplaats worden niet als bijzonder aangemerkt, tenzij men op medische gronden geen gebruik kan maken van het openbaar vervoer(zie ziekenvervoer) Uitgangspunt voor bijstandsverlening voor reiskosten is het gegeven dat het om bijzondere "meer"-kosten moet gaan, welke als noodzakelijk kunnen worden aangemerkt en niet of niet geheel op grond van een voorliggende voorziening worden vergoed. Reiskosten t.b.v. een in Nederland verblijvend gedetineerd gezinslid Indien de gedetineerde zelf niet in aanmerking komt voor een weekendverlof-regeling, kan aan de achterblijvende partner/gezinsleden bijzondere bijstand worden verleend voor de te maken reiskosten tot een maximum van éénmaal per maand voor 2 personen. Reiskosten t.b.v bezoek aan een in een ziekenhuis/inrichting opgenomen gezinslid Het gaat hier om reiskosten in verband met bezoek aan een gezinslid die buiten de eigen woongemeente is opgenomen in een ziekenhuis of inrichting. De hoogte van deze reiskosten is meestal zodanig, dat niet gevraagd kan worden deze uit het inkomen op bijstandsniveau te betalen. Bijstand voor deze kosten kan worden verstrekt voor maximaal één bezoek per week voor 2 personen of tweemaal per week voor 1 persoon, tenzij een hogere frequentie noodzakelijk is. Voor deze reiskosten is in bepaalde situaties een vergoeding mogelijk uit de aanvullende zorgverzekering. Dit is het geval indien de (te bezoeken) verzekerde voor rekening van de zorgverzekeraar is opgenomen in een erkend ziekenhuis of een psychiatrische instelling (via de AWBZ), niet zijnde een zwakzinnigeninrichting, in Nederland, op een afstand van tenminste 40 km van de eigen woonplaats gelegen. Indien de buiten de eigen woongemeente opgenomen verpleegde in het kader van een behandelingsplan het weekend en/of enkele dagen per week thuis mag doorbrengen, worden de hierdoor noodzakelijk te maken reiskosten als bijzondere kosten aangemerkt. Dit geldt eveneens voor reiskosten in verband met een dag-behandeling. Reiskosten voor "normaal" familiebezoek (tijdens de niet-verpleegdagen) kunnen niet via de bijzondere bijstand worden vergoed. Deze kosten behoren immers tot de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan. Voor bepaalde reiskosten is een vergoeding mogelijk via de zorgverzekeraar, zoals: • de reiskosten op de ontslag-/opnamedag • de reiskosten in die situaties waarbij het verblijf thuis als een medisch onmisbaar onderdeel van de behandeling moet worden beschouwd. De aanvraag dient in genoemde situaties door de inrichting bij de zorgverzekeraar te worden ingediend onder bijvoeging van een medische verklaring. Besluit de zorgverzekeraar tot vergoeding over te gaan, dan worden de reiskosten betaald, nadat men eerst zelf een eigen bijdrage heeft betaalt. Deze eigen bijdrage kan in principe via de bijzondere bijstand worden vergoed.
2007/14048, d.d.
59
Nota bijzondere bijstand en minimabeleid
Reiskosten t.b.v. bezoek aan een uit huis geplaatst kind aan de ouders Wanneer het betreffende kind via het Ministerie van Justitie of het Ministerie van WVC geplaatst is in een inrichting (niet zijnde een AWBZ-inrichting), zijn de reiskosten begrepen in het all-in verpleegtarief. Bij plaatsing in een pleeggezin is in de vergoeding aan de pleegouder(s) een gedeeltelijke tegemoetkoming voor reiskosten begrepen. Als de reiskosten echter extreem hoog zijn is hiervoor een extra vergoeding van het betreffende Ministerie mogelijk. In beide situaties behoeft in principe geen bijzondere bijstand te worden verstrekt. Een uitzondering kan worden gemaakt voor die gevallen waarin het kind (nog) niet alleen kan reizen. Voor de reiskosten van de begeleidende (pleeg-)ouder kan eventueel bijzondere bijstand worden verstrekt. De frequentie is afhankelijk van de individuele situatie en dient dus van geval tot geval te worden beoordeeld. Bij opname in een AWBZ-inrichting is in de verpleegprijs geen reiskostenvergoeding opgenomen. Voor de zich voordoende reiskosten in verband met weekendbezoek (incl. eventuele begeleiding) buiten het normale uitgavenpatroon kan bijzondere bijstand worden verstrekt. Bewijsstukken strippenkaart bij verblijf verpleeginrichting,gevangenis verklaring van exacte data van bezoek Hoogte van de bijzondere bijstand Bij de bepaling van de hoogte van de bijzonder bijstand wordt uitgegaan van de kosten op basis van de goedkoopst mogelijke wijze van het openbaar vervoer (trein 2e klas). Voorliggende voorziening In sommige gevallen zorgverzekeraar
2007/14048, d.d.
60
Nota bijzondere bijstand en minimabeleid
Schoolkostenregeling kinderen 12 tot 18 jaar Deze regeling is speciaal voor ouders en alleenstaande ouders die schoolgaande kinderen hebben in de leeftijd van 12 tot 18 jaar en die vervolgonderwijs volgen. Het gaat hier om kosten als ouderbijdrage, kosten voor schoolactiviteiten, tegemoetkoming in kosten voor een pc, boekentas, reiskosten in de winter, aanschaf van een fiets etc. Over de schoolkostenregeling dient nog het volgende opgemerkt te worden. In het regeerakkoord van het huidige kabinet is opgenomen dat schoolboeken gratis worden met ingang van het studiejaar 2008-2009. Een dergelijke maatregel zal positieve gevolgen hebben voor gezinnen met schoolgaande kinderen. Ook kunnen mensen met een laag inkomen die kinderen hebben en die vervolgonderwijs volgen een tegemoetkoming ontvangen op grond van de Wet Tegemoetkoming Onderwijsbijdrage en Schoolkosten (WTOS). Bewijsstukken bewijs van inschrijving op de school nota’s van de gemaakte kosten Hoogte bijzondere bijstand hoogte is afhankelijk van de gemaakte kosten, maar maximaal € 150,-- per kind tussen 12 en 18 jaar dat vervolgonderwijs volgt en per schooljaar.
2007/14048, d.d.
61
Nota bijzondere bijstand en minimabeleid
Tandarts en orthodontie Bij tandartsbehandelingen moet volstaan worden met de goedkoopst adequate oplossing. Wanneer er sprake is van een sanering van het gebit moet bekeken worden of er sprake is van een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid. Tandarts-en orthodontiekosten dienen in eerste instantie gedeclareerd te worden bij de zorgverzekeraar. Voor de eigen bijdrage kan bijzondere bijstand worden verleend. Bewijsstukken beschikking zorgverzekeraar nota tandarts/orthodontist Hoogte bijzondere bijstand De bijzondere bijstand bedraagt maximaal de te betalen eigen bijdrage.
2007/14048, d.d.
62
Nota bijzondere bijstand en minimabeleid
Thuiszorg Wanneer Hulp bij het huishouden noodzakelijk is, kan bij het Loket Zandvoort een aanvraag hiervoor worden ingediend en wordt een indicatie gesteld. Indien positief beschikt wordt, zal belanghebbende Hulp bij het huishouden ontvangen. Voor deze hulp wordt een inkomensafhankelijke eigen bijdrage gerekend. De eigen bijdrage voor belanghebbenden met een inkomen rond het minimumniveau is ongeveer € 5,-- per week. Bewijsstukken beschikking indicatie Hulp bij het huishouden nota’s eigen bijdrage Hoogte bijzondere bijstand Vergoeding van de eigen bijdrage Voorliggende voorziening De aanvullende verzekering van Achmea en het gemeente extra pakket vergoedt 100% tot een maximum van € 250.00 per jaar. Deze voorliggende voorziening wordt passend en toereikend geacht.
2007/14048, d.d.
63
Nota bijzondere bijstand en minimabeleid
Ziekenvervoer Wanneer gebruik van een taxi noodzakelijk is om huisarts of medisch specialist te bezoeken kan een vergoeding middels de aanvullende verzekering worden geboden voor zittend ziekenvervoer. Dit is een AWBZ voorziening. Overig sociaal vervoer gaat via het collectief vervoer Wmo. De kosten voor het gebruik van de taxi voor de huisarts en/of medisch specialist kunnen worden vergoed door de bijzondere bijstand. Kosten van “gewone taxiritten” zijn niet toelaatbaar voor de bijzondere bijstand. Bewijsstukken Nota’s van de taxi Kopie afsprakenkaart huisarts/specialist Voorliggende voorziening AWBZ en deze AWBZ voorziening is bedoeld voor vier doelgroepen: Mensen met een visuele handicap Mensen in een rolstoel Mensen onder behandeling van een chemokuur Nierdialysepatiënten
2007/14048, d.d.
64
Nota bijzondere bijstand en minimabeleid
Lijst van gebruikte afkortingen
Abw
Algemene bijstandswet
Awb
Algemene wet bestuursrecht
AWBZ
Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten
AWIR
Algemene Wet Inkomensafhankelijke Regelingen
Bbz
Besluit bijstandsverlening zelfstandigen
Bb
Bijzondere bijstand
Cav
Collectieve aanvullende ziektekostenverzekering
CBS
Centraal Bureau voor de Statistiek
HT
Huurtoeslag
Hw
Huurwet
NIBUD
Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting
VT
Vakantietoeslag
VRH
Vangnet Regeling Huurtoeslag
Wmo
Wet maatschappelijke ondersteuning
Wwb
Wet werk en bijstand
WOZ
Wet Waardering onroerende zaken
WTOS
Wet Tegemoetkoming Onderwijsbijdrage en Schoolkosten
2007/14048, d.d.
65
Nota bijzondere bijstand en minimabeleid
2007/14048, d.d.
66