Beleidsregels bijzondere bijstand en armoede- en minimabeleid 2015
Het Plein Datum: 21-1-2015
Vastgesteld: Het Dagelijks Bestuur van Het Plein 28 januari 2015
Beleidsregels bijzondere bijstand en armoede- en minimabeleid 2015gewijzigd Pagina 1 van 23
21102015
Inhoudsopgave bijzondere bijstand en armoede- en minimabeleid Het Plein 2015 Hoofdstuk 1 Algemeen (3) 1.1 Begripsbepaling (3) 1.2 Algemene bepalingen bijzondere bijstand (3) 1.3 Inkomen, vermogen, draagkracht (4) 1.4 Aanvraag (5) 1.5 Terug- en invordering (5) Hoofdstuk 2 Kosten van algemene aard (5) 2.1 Toeslag voor jongeren van 18 tot 21 jaar (5) 2.2 Bijzondere bijstand voor jongeren van18-21 jaar in een inrichting (5) 2.3 Bijzondere bijstand i.v.m. het niet ontvangen van het extra kindgebonden budget (6) Hoofdstuk 3 Woonkosten (6) 3.1 Woonkostentoeslag (6) 3.2 Waarborgsom, administratiekosten en eerste huur (7) 3.3. Woonlasten bij tijdelijke opname in een inrichting (7) Hoofdstuk 4 Kosten van medische aard (7) 4.1 Algemene bepalingen (7) 4.2 Collectieve zorgverzekering (7) 4.3 Tegemoetkoming zorgkosten (8) 4.4 Gehoorapparaten (8) 4.5 Brillen/contactlenzen (8) 4.6 Kosten van alarmering (8) 4.7 Bewassing- en kledingslijtagekosten (8) 4.8 Dieetpreparaten en dieet(meer)kosten (9) 4.9 Extra stookkosten (9) 4.10 Maaltijdvoorziening (9) 4.11 Tandheelkundige hulp (9) 4.12 Overige kosten van medische aard (9) 4.13 Eigen bijdrage Zvw en Wlz (9) 4.14 Eigen bijdrage WMO (9) 4.15 Fysiotherapie (9) Hoofdstuk 5 Kosten van maatschappelijke aard (9) 5.1 Kosten van bewindvoering (10) 5.2 Kosten van rechtsbijstand (10) 5.3 Reiskosten (10) 5.4 Begrafenis- en crematiekosten (11) 5.5 Gehandicaptenparkeerkaart en gehandicaptenparkeerplaats (11) Hoofdstuk 6 Kosten duurzame gebruiksgoederen, woninginrichting en verhuizing (11) 6.1 Duurzame gebruiksgoederen (11) 6.2 Woninginrichtingskosten (12) 6.3 Overige inrichtingskosten (12) 6.4 Verhuiskosten (12) Hoofdstuk 7 Kinderen (12) 7.1 Computer voor schoolgaand kinderen (12) Hoofdstuk 8 Beleidsregels bij de Verordeningen minimaregelingen gemeente Zutphen (12) 8.1 Verordening Individuele inkomenstoeslag 2015 (12) 8.2 Verordening Individuele studietoeslag 2015 (13) 8.3 Verordening Meedoen-regeling 2015 (13) Hoofdstuk 9 Overgangsregeling (13) Hoofdstuk 10 Slotbepalingen (13) Toelichting (15)
Beleidsregels bijzondere bijstand en armoede- en minimabeleid 2015gewijzigd Pagina 2 van 23
21102015
Beleidsregels bijzondere bijstand en armoede- en minimabeleid Het Plein 2015 Het Dagelijks bestuur van de Gemeenschappelijke regeling Het Plein, gelet op de Participatiewet, in het bijzonder de artikelen in hoofdstuk 4.1; gelet op de Verordening Individuele Inkomenstoeslag 2015 van de gemeente Zutphen, de Verordening Individuele Studietoeslag 2015 van de gemeente Zutphen en de Verordening Meedoen-regeling 2015 van de gemeente Zutphen; gelet op de besluiten van het college van burgemeester en wethouders van Zutphen inzake de maatwerkvoorziening voor chronische zieken en gehandicapten d.d. 8 oktober 2014 en d.d. 16 december 2014; gelet op het advies van de Cliëntenraad Het Plein; besluit vast te stellen: : de Beleidsregels bijzondere bijstand en armoede- en minimabeleid Het Plein 2015.
1.
Algemeen
1.1.
Begripsbepaling
1.
1.2 1.
In deze beleidsregels wordt verstaan onder: a. het bestuur: het dagelijks bestuur van de Gemeenschappelijke regeling Het Plein; b. de wet: de Participatiewet; c. de algemene bijstand: bijstand, die wordt verstrekt voor de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan, zoals kosten van levensonderhoud, die uit het inkomen moeten worden voldaan; d. de bijzondere bijstand: bijstand die bestemd is voor de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van bestaan, die niet kunnen worden voldaan uit het inkomen, de toepasselijke bijstandsnorm of inkomensvoorziening en/of uit het aanwezige vermogen (artikel 35 van de wet); e. de bijstandsnorm: de norm zoals bedoeld in artikel 20 tot en met 28 van de wet; f. de draagkracht: de middelen waarover beschikt kan worden om zelf in het levensonderhoud te voorzien. De draagkracht in relatie tot bijzondere bijstand wordt uitgedrukt in een percentage van het voor de bijzondere bijstand in aanmerking te nemen inkomen. Er wordt in dit verband gesproken van draagkrachtpercentage; g. de individuele inkomenstoeslag: de toeslag zoals bedoeld in artikel 36 van de wet; h. de individuele studietoeslag: de toeslag zoals bedoeld in artikel 36b van de wet; i. de voorliggende voorziening: elke voorziening buiten de wet waarop de belanghebbende of het gezin aanspraak kan maken, dan wel een beroep kan doen, ter verwerving van middelen of ter bekostiging van specifieke uitgaven. j. de inrichting: de instelling zoals omschreven in artikel 1 van de wet. k. de woonkosten bij een huurwoning: de per maand geldende rekenhuur als omschreven in artikel 5 van de Wet op de huurtoeslag; l. de woonkosten bij een koopwoning: de kosten die de eigenaar verschuldigd is voor: de hypotheekrente, de premie voor opstalverzekering, het eigenaar gedeelte van de onroerend zaak belasting, de omslagheffing voor huiseigenaren (de waterschapslasten), de erfpachtcanon, een vast bedrag voor kosten van groot onderhoud en ingrijpende reparaties. Laatstgenoemde kosten worden conform het budgethandboek NIBUD vastgesteld. Het gaat om onderhoud woning en onderhoud CV-installatie; m. de Wlz: de Wet langdurige zorg; n. de Wmo: de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015; o. de Zvw: de Zorgverzekeringswet; p. de Wsf: de Wet Studiefinanciering; q. de Wrb: de Wet op de rechtsbijstand; r. de Wht: de Wet op de huurtoeslag; s. het CAK: het Centraal Administratie Kantoor; t. het Nibud: het Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting. Algemene bepalingen bijzondere bijstand De in deze beleidsregels genoemde kosten kunnen, voor zover zij voldoen aan de nadere bepalingen die in deze regels zijn opgenomen, worden gezien als uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van bestaan die naar het oordeel van het bestuur niet kunnen worden voldaan uit het inkomen en vermogen, zoals genoemd in artikel 35 van de wet en nader bepaald in hoofdstuk 1.3 van deze regels, en Beleidsregels bijzondere bijstand en armoede- en minimabeleid 2015gewijzigd Pagina 3 van 23
21102015
2.
3. 4.
5.
6.
komen derhalve in aanmerking voor bijstandsverlening, conform de bepalingen die ter zake in de beleidsregels zijn opgenomen. Niet noodzakelijke kosten zijn in ieder geval: alimentatie, een boete, geleden of toegebrachte schade, vrijwillige premiebetaling in het kader van een publiekrechtelijke verzekering en kosten van medische handelingen die gerekend kunnen worden tot de ontwikkelingsgeneeskunde als bedoeld in de Wet op bijzondere medische verrichtingen of wanneer zodanige medische behandelingen buiten Nederland plaatsvinden. Voor de verstrekking van bijzondere bijstand geldt als uitgangspunt dat de meest goedkope en eenvoudige voorziening als een adequate noodzakelijke oplossing wordt beschouwd. De bijzondere bijstand wordt verstrekt als een uitkering om niet, tenzij anders bepaald in deze beleidsregels en/of naar het oordeel van het bestuur ten aanzien van belanghebbende omstandigheden voordoen als bedoeld in artikel 48 lid 2 van de wet. Geen recht op bijzondere bijstand bestaat als er sprake is van een voorliggende voorziening, die gezien haar aard en doelstelling passend en toereikend kan worden geacht. Onder een voorliggende voorziening wordt tevens verstaan het eigen sociale netwerk, voor zover het inzetten daarvan mogelijk en redelijk is gezien de omstandigheden van de belanghebbende en de aard van de kosten waarvoor bijzondere bijstand is aangevraagd. De hoogte van bijzondere bijstand kan afgestemd worden conform de bepalingen in de Maatregelenverordening 2015 van de gemeente Zutphen.
1.3
Inkomen, vermogen en draagkracht
1.3.1 1.
2. 3.
4.
Van het in aanmerking te nemen inkomen worden de middelen genoemd in artikel 31 lid 2 van de wet niet tot het draagkrachtinkomen van de belanghebbende gerekend. Dat geldt eveneens voor het extra kindgebonden budget. Het inkomen wordt op dezelfde wijze vastgesteld als bij de algemene bijstand, conform de artikelen 32 en 33 van de wet. In afwijking van het bepaalde onder 1 wordt bij de vaststelling van het inkomen een verstrekte individuele inkomenstoeslag en individuele studietoeslag buiten beschouwing gelaten. Van de inkomsten uit commerciële verhuur, zoals bedoeld in artikel 34 lid 4 van de wet, wordt een bedrag vrijgelaten, in overeenstemming met het bepaalde in artikel 4 van de Beleidsregels verlagen uitkering in verband met de woonsituatie en inkomsten uit commerciële verhuur Participatiewet 2015. Inkomsten uit arbeid van ten laste komende kinderen (artikel 31 lid 2 sub h van de wet) worden alleen vrijgelaten, indien het bijzondere bijstand betreft voor een ander in de bijstand begrepen persoon dan het minderjarige kind met inkomsten uit arbeid. Betreft het een aanvraag voor het minderjarige kind zelf, dan worden deze inkomsten wel meegenomen.
1.3.2 1. 2.
3.
4.
Vermogen
Het vermogen wordt op dezelfde manier vastgesteld als bij de algemene bijstand. De vermogensgrens als bedoeld in artikel 34, lid 3 van de wet, wordt als volgt gehanteerd: (a) Individuele bijzondere bijstand: het vermogen boven deze grens telt volledig mee bij de berekening van de draagkracht; (b) Collectieve zorgverzekering en tegemoetkoming zorgkosten: het vermogen wordt in zijn geheel buiten beschouwing gelaten (er vindt geen vermogenstoets plaats); (c) Individuele inkomenstoeslag en individuele studietoeslag: als bij algemene bijstand: bij vermogen boven deze grens is er geen recht op beide toeslagen.
1.3.3 1. 2.
Inkomen
Draagkracht
Bijzondere bijstand wordt verstrekt onder aftrek van de draagkracht. Indien de belanghebbende een hoger inkomen heeft dan 110% van de geldende bijstandsnorm (inclusief vakantiegeld) als bedoeld in artikel 34 lid 3 van de wet, dan wordt de draagkracht vastgesteld op 50 % van het meerinkomen op jaarbasis. In afwijking van het bepaalde onder lid 2 is er sprake van 100% draagkracht boven de geldende bijstandsnorm (inclusief vakantiegeld) bij kostensoorten die gerekend moeten worden tot de algemene bestaanskosten maar waarvoor onder bepaalde voorwaarden (individuele) bijzondere bijstand verstrekt kan worden, te weten woonkostentoeslag, duurzame gebruiksgoederen en kosten voor woninginrichting. De kostendelersnorm, zoals bedoeld artikel 22a van de wet, is niet van toepassing bij de vaststelling van de draagkracht, behalve bij de kostensoorten die gerekend moeten worden tot de algemene bestaanskosten waarvoor onder bepaalde voorwaarden (individuele) bijzondere bijstand verstrekt kan worden, te weten woonkostentoeslag, duurzame gebruiksgoederen en kosten voor woninginrichting.
Beleidsregels bijzondere bijstand en armoede- en minimabeleid 2015gewijzigd Pagina 4 van 23
21102015
5.
De draagkracht wordt telkens voor een periode van één jaar tot maximaal 3 jaar vastgesteld, beginnende op de eerste dag van de maand waarin de kosten gemaakt zijn. In uitvoeringsregels wordt de exacte duur van draagkrachtperiodes, afhankelijk van de situatie en kostensoort, vastgelegd. 6. Bij elke volgende aanvraag binnen het draagkrachtperiode wordt rekening gehouden met de vastgestelde draagkracht; de vastgestelde ruimte blijft dus gelden. 7. Als bij een aanvraag blijkt dat er vóór de aanvraagdatum noodzakelijke kosten zijn gemaakt, dan wordt het draagkrachtjaar, met inachtneming van hetgeen is bepaald onder 1.4, vastgesteld vanaf de eerste dag van de maand waarin deze kosten zich voor het eerst hebben voorgedaan. 8. In geval van periodieke bijzondere bijstand wordt de draagkracht verrekend naar rato van het aantal maanden van de periode waarop deze bijstand betrekking heeft. 9. Indien zich in de loop van de vastgestelde draagkrachtperiode ontwikkelingen voordoen die van zodanig belangrijke aard zijn, dat hieraan niet kan worden voorbijgegaan (bijvoorbeeld het wegvallen c.q. het ontstaan van inkomstenbronnen) kan tussentijdse herziening plaatsvinden over het resterende deel van het draagkrachtperiode. 10. Bij de belanghebbende die is toegelaten tot een wettelijke of minnelijke schuldsanering, geldt dat het bestuur enkel de draagkracht kan berekenen over middelen waarover de belanghebbende daadwerkelijk de beschikking heeft. 11. De bepalingen van de draagkracht zijn niet van toepassing bij de collectieve zorgverzekering, de tegemoetkoming zorgkosten, de individuele inkomenstoeslag en de individuele studietoeslag. 1.4 1. 2. 3. 4.
1.5 1. 2.
Aanvraag Bijzondere bijstand wordt in principe op aanvraag verstrekt. Afdeling 4.1.1 Awb is hierbij van toepassing. Verstrekking van periodieke bijzondere bijstand kan, na afloop van het draagkrachtperiode, ambtshalve worden gecontinueerd. Aanvragen voor bijzondere bijstand kunnen worden ingediend tot uiterlijk een half jaar na het moment waarop de kosten zijn gemaakt. Voorwaarde is in ieder geval dat de noodzakelijkheid van de kosten alsnog kan worden vastgesteld en dat belanghebbende ten tijde van het ontstaan van de kosten niet over voldoende middelen beschikte. Terug- en invordering De Beleidsregels terug- en invordering Participatiewet, Ioaw en Ioaz 2015 Het Plein zijn van toepassing op de terug- en invordering van bijzondere bijstand. De maximale aflossingstermijn van leenbijstand voor duurzame gebruiksgoederen, kosten van woninginrichting bedraagt 36 maanden, indien de maximale aflossingscapaciteit volledig is aangewend. De restantschuld, indien aanwezig, wordt kwijtgescholden.
2.
Kosten van algemene aard
2.1
Toeslag voor jongeren van 18 tot 21 jaar
1.
2. 3. 4. 5. 6.
7. 8. 2.2 1. 2.
Bijzondere bijstand voor algemeen noodzakelijke bestaanskosten van jongeren van 18 tot 21 jaar die zelfstandig wonen, wordt verleend indien en voor zover deze kosten de jongere geen beroep kan doen op zijn ouders omdat de middelen van de ouders daartoe niet toereikend zijn of de jongere redelijkerwijs zijn onderhoudsrecht tegenover zijn ouders niet te gelde kan maken. De jongere wordt in ieder geval geacht zijn onderhoudsrecht tegenover zijn ouders redelijkerwijs niet te gelde te kunnen maken indien: de ouder of ouders zijn overleden of in het buitenland wonen; de jongere in het kader van de Jeugdwet buiten het gezin is geplaatst; er sprake is van een acute crisissituatie, waarin door de jongere zelf geen verandering kan worden gebracht. Hiertoe dient een indicatie te worden gegeven door een hulpverlenende instantie. De noodzakelijke kosten van bestaan van de alleenstaande, alleenstaande ouder of gehuwde van 18 tot 21 jaar worden gelijkgesteld aan de toepasselijke inkomensvoorziening van de wet voor de alleenstaande, alleenstaande ouder of gehuwde van 21 jaar of ouder. Op de bijzondere bijstand is de kostendelersnorm, zoals omschreven in artikel 22 a van de wet, van toepassing. De bijzondere bestand wordt waar mogelijk op grond van paragraaf 6.5 van de wet verhaald. Bijzondere bijstand voor jongeren 18-21 jaar in een inrichting Voor algemeen noodzakelijke kosten van bestaan van jongeren van 18 tot 21 jaar die in een inrichting verblijven, kan bijzondere bijstand worden verleend. Deze bijzondere bijstand wordt verstrekt onder dezelfde voorwaarden als onder 2.1, 2.2. en 2.5. Beleidsregels bijzondere bijstand en armoede- en minimabeleid 2015gewijzigd Pagina 5 van 23
21102015
3.
2.3 1.
2.
3. 3.1
De hoogte van bijzondere bijstand is gelijk aan de jongerennorm, zoals genoemd in artikel 20, lid 1 van de wet. Bijzondere bijstand i.v.m. het niet ontvangen van het extra kindgebonden budget Aan de alleenstaande ouder met een toeslagpartner (de zg. AWIR-partner) die vanwege deze toeslagpartner het extra kindgebonden budget niet te gelde maken kan maken en daardoor een inkomen heeft onder het sociale minimum, wordt bijzondere bijstand verstrekt ter hoogte van dit extra kindgebonden budget en voor de duur dat dit budget niet te gelde gemaakt kan worden. Aan deze bijstandsverstrekking is de verplichting verbonden, gebaseerd op artikel 55 van de wet, dat de alleenstaande ouder alles in het werk stelt wat redelijkerwijs van hem of haar verwacht kan worden om de duur van het beroep op deze bijzondere bijstand zoveel mogelijk te beperken door, waar mogelijk, het AWIRpartnerschap bij de Belastingdienst ongedaan te maken.
Woonkosten Woonkostentoeslag
3.1.1 Algemene bepalingen 1. 2. 3.
Verstrekking van woonkostentoeslag boven de maximale huurgrens, zoals bedoeld in de Wht, aan zowel huurders als eigenaren/bewoners, is mogelijk onder bepaalde, hieronder nader omschreven voorwaarden. Voor de woonkostentoeslag geldt dat er sprake is van 100% draagkracht boven de van toepassing zijnde bijstandsnorm. De kostendelersnorm (artikel 22a van de wet) is van toepassing op de woonkostentoeslag.
3.1.2 Woonkostentoeslag bij een huurwoning 1.
2.
Indien de belanghebbende een woning bewoont waarvan de hoogte van de woonkosten, gelet op artikel 13 van de Wht, geen belemmering vormt voor de toekenning van de huurtoeslag, maar hij door omstandigheden buiten zijn schuld nog geen aanspraak kan maken op deze toeslag, wordt een woonkostentoeslag verstrekt tot de datum waarop de belanghebbende wel in aanmerking komt voor huurtoeslag. De woonkostentoeslag is gelijk aan het bedrag van de huurtoeslag die de belanghebbende, gelet op zijn financiële situatie op grond van de Wht, per maand zou ontvangen.
3.1.3 Woonkostentoeslag bij een eigen woning 1.
2. 3.
Indien de belanghebbende een eigen woning bezit, waarin hij tevens woont en waarvan de hoogte van de woonkosten, gelet op artikel 13 van de Wht, geen belemmering zou vormen voor toekenning van huurtoeslag, wordt een woonkostentoeslag verstrekt. De woonkostentoeslag is gelijk aan het bedrag van de huurtoeslag die de belanghebbende, gelet op zijn financiële situatie op grond van de Wht, per maand zou ontvangen. Wanneer degene aan wie een woonkostentoeslag is toegekend naderhand over dezelfde periode een teruggave van de Belastingdienst ontvangt, bepaalt het bestuur welk bedrag moet worden teruggevorderd.
3.1.4 Woonkostentoeslag boven de maximale huurgrens 1.
2.
3. 4. 5.
Indien de belanghebbende een woning in huur of eigendom bewoont waarvan de hoogte van de woonkosten op grond van artikel 13 van de Wht een belemmering vormt voor toekenning van huurtoeslag, wordt voor de woonkosten tot en boven de maximale huurgrens een woonkostentoeslag verstrekt voor zover het bedrag van de toeslag maatschappelijk aanvaardbaar is. Aan de woonkostentoeslag is de voorwaarde verbonden dat de belanghebbende naar vermogen tracht goedkopere woonruimte te vinden: a. in het geval van een huurwoning betekent dit dat belanghebbende in ieder geval ingeschreven staat als woningzoekende en reageert op een woningaanbod waarbij een verhuizing binnen de onder 3 genoemde termijn mogelijk is; b. in geval van een koopwoning betekent dit dat belanghebbende in ieder geval een makelaar heeft ingeschakeld, die ook daadwerkelijk marktgerichte activiteiten ontplooit, een advertentie heeft geplaatst, actief op zoek is naar nieuwe woonruimte, een vraagprijs vraagt die op of onder de WOZ-waarde ligt (80% van de WOZ wordt acceptabel geacht) en zo nodig deze vraagprijs naar beneden bijstelt. De woonkostentoeslag wordt verstrekt voor de periode van maximaal één jaar. Deze periode kan worden verlengd met maximaal één jaar als de belanghebbende naar oordeel van het bestuur naar vermogen heeft getracht goedkopere woonruimte te vinden. In deze verlengingsperiode mag van de belanghebbende worden verwacht dat hij zijn woning onder de waarde verkoopt, ook al betekent dit een restschuld op de openstaande hypotheek.
Beleidsregels bijzondere bijstand en armoede- en minimabeleid 2015gewijzigd Pagina 6 van 23
21102015
6.
Wanneer de belanghebbende naar oordeel van het bestuur onvoldoende inspanningen heeft verricht om goedkopere woonruimte te verkrijgen, kan de woonkostentoeslag worden beëindigd dan wel voortzetting van de woonkostentoeslag worden geweigerd.
3.2 Waarborgsom, administratiekosten en eerste huur 1. 2. 3.
Indien er sprake is van een noodzakelijke huisvesting of verhuizing kan bijzondere bijstand worden verstrekt voor de betaling van een waarborgsom, administratiekosten en de eerste huur. Bij de asielzoeker (en zijn gezin) die zich in het kader van de huisvesting van asielzoekers in Zutphen vestigt, wordt in iedere geval gesteld dat er omstandigheden zijn om bijzondere bijstand te verstrekken. Bijzondere bijstand voor een waarborgsom wordt verstrekt in de vorm van een (renteloze) lening.
3.3 Woonlasten bij tijdelijke opname in een inrichting 1.
2.
De kosten van doorlopende woonlasten dan wel de kosten van opslag van huisraad wegens opname in een inrichting ter verpleging of verzorging komen in aanmerking voor bijzondere bijstand. Deze bijstand wordt alleen verstrekt gedurende de periode dat het aanhouden van de woning redelijkerwijs noodzakelijk is. Hierbij geldt als richtlijn een periode van 12 maanden. Is doorbetaling van de woonlasten niet (meer) aan de orde dan kan, indien noodzakelijk, tijdelijk bijstand worden verstrekt in de opslagkosten van de inboedel. Hierbij geldt als richtlijn een periode van 12 maanden. Wel moet daarbij worden beoordeeld of de totale opslagkosten in reële verhouding staan tot de waarde van de inboedel.
4. Kosten van medische aard 4.1 Algemene bepalingen 1. 2.
3.
4.
5. 6. 7.
In voorkomende gevallen kan het bestuur de (sociaal) medische noodzaak laten vaststellen door een hiervoor aangewezen instantie. Door middel van het extra uitgebreide aanvullende pakket binnen de collectieve zorgverzekering van de gemeente Zutphen (Menzis, Garant Verzorgd 3) óf, bij wijze van alternatief, de tegemoetkoming zorgkosten, wordt een (maatwerk)voorziening aangeboden aan inwoners van Zutphen met hoge zorgkosten als gevolg van een chronische ziekte of beperking. De collectieve zorgverzekering geldt als voorliggende voorziening voor medische kosten. Indien deze kosten voortvloeien uit een chronische ziekte of beperkingen van structurele aard geldt het extra uitgebreide aanvullende pakket Garant Verzorgd 3 als passende voorliggende voorziening. Indien sprake is van incidentele kosten als gevolg van bijvoorbeeld ziekte of ongeluk geldt het aanvullende pakket Garant Verzorgd 1 als passende voorliggende voorziening. Voor wat betreft de tandheelkundige zorg geldt Tand Garant Verzorgd 350 als voorliggende voorziening. Indien de belanghebbende op het moment van de aanvraag of de voortzetting van de bijstand niet verzekerd is via de collectieve zorgverzekering en redelijkerwijs niet op de hoogte kon zijn van het bepaalde onder 3, kan aan de belanghebbende tijdelijk bijzondere bijstand worden verstrekt voor medische kosten tot uiterlijk het eerstvolgende moment waarop de belanghebbende in de gelegenheid is om over te stappen naar de collectieve zorgverzekering. Indien 4 van toepassing is, geldt het goedkoopste aanvullende budget van de zorgverzekeraar waarbij belanghebbende op het moment van aanvraag verzekerd is, als passende voorliggende voorziening. Indien redelijkerwijs van belanghebbende niet verwacht kan worden dat hij of zij gebruik maakt van de collectieve ziektekostenverzekering, gelden de bepalingen van lid 2 tot en met 4 niet. Het bepaalde onder 6 is niet van toepassing wanneer belanghebbende zich niet aanvullend kan verzekeren als gevolg van de opname in het wanbetalersregime zorgpremie.
4.2 Collectieve zorgverzekering 1.
2.
3. 4.
5.
De belanghebbende met een netto maandinkomen tot en met 130% van de geldende bijstandsnorm, inclusief vakantiegeld, kan op aanvraag deelnemen aan de collectieve zorgverzekering van de gemeente. In afwijking van 1.4.2 kan deze aanmelding ook via www.gezondverzekerd.nl. Voor in het Financieel besluit beleidsregels Het Plein nader te noemen bedragen wordt door het bestuur een bijdrage in de premies van de aanvullende verzekering(en) betaald in de vorm van (categoriale) bijzondere bijstand. Deze bijdragen wordt rechtstreeks betaald aan de zorgverzekeraar. De peildatum voor deze inkomenstoets is de datum van de aanvraag. Deelname aan de collectieve aanvullende zorgverzekering gaat in op 1 januari van het volgende kalenderjaar. Wanneer de belanghebbende reeds verzekerd is bij Menzis kan deze deelname gedurende het gehele kalenderjaar plaatsvinden. Het bestuur beëindigt de deelname van een deelnemer aan de collectieve zorgverzekering wanneer de deelnemer niet meer aan de voorwaarden voldoet of op eigen verzoek van de deelnemer. De deelname Beleidsregels bijzondere bijstand en armoede- en minimabeleid 2015gewijzigd Pagina 7 van 23
21102015
6. 7.
wordt niet eerder beëindigd dan met ingang van het kalenderjaar dat volgt op het jaar waarin de deelnemer niet meer aan de voorwaarden voldoet, tenzij de deelnemer verzoekt de beëindiging eerder te doen plaatsvinden. Het bestuur meldt de deelnemer af bij de zorgverzekeraar. De deelnemer is verplicht om het bestuur onverwijld in te lichten over wijzigingen van zijn inkomen en/of vermogen, verhuizing buiten de gemeente of wijzigingen waarvan hij redelijkerwijs kan verwachten dat zij van invloed zijn op de aanspraak op de collectieve zorgverzekering.
4.3 Tegemoetkoming zorgkosten 1.
2. 3.
4. 5.
De belanghebbende met een netto maandinkomen tot en met 130% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm, inclusief vakantiegeld, kan bijzondere bijstand aanvragen voor een bijdrage in de (hoge) zorgkosten indien hij het verplicht eigen risico volledig heeft benut. Dit heet de tegemoetkoming zorgkosten. De tegemoetkoming zorgkosten bedraagt een in het Financieel besluit beleidsregels Het Plein opgenomen forfaitair bedrag per gezinslid en kan maximaal 1 keer per verzekeringsjaar worden aangevraagd. De aanvraag dient te geschieden in het jaar waarop het eigen risico betrekking heeft. Wanneer de zorgaanbieder de rekening later heeft ingediend, kan de aanvraag met terugwerkende kracht worden aangevraagd. De terugwerkende kracht werkt niet verder terug dan 1-1-2015. De aanvraag dient uiterlijk een half jaar nadat de deelnemer de laatste rekening heeft ontvangen, te worden gedaan. Geen recht op de tegemoetkoming zorgkosten bestaat wanneer de belanghebbende aanvullend verzekerd is via de Garant Verzorgd 3 of inkomenscompensatie in verband met arbeidsongeschiktheid in het kader de WAO, WIA, Wajong of WAZ ontvangt.
4.4 Gehoorapparaten 1.
2.
Voor de kosten van een gehoorapparaat kan bijzondere bijstand worden verstrekt tot maximaal het in het Financieel besluit beleidsregels Het Plein opgenomen bedrag. Dit bedrag is inclusief de eigen bijdrage van de basiszorgverzekering. De kosten van de batterijen komen niet in aanmerking voor bijzondere bijstand.
4.5 Brillen/contactlenzen 1. 2.
3.
De kosten van een bril met enkelvoudige glazen en contactlenzen en lenzenvloeistof komen niet in aanmerking voor bijzondere bijstand. Ten behoeve van een kind tot 18 jaar kan zo nodig één keer in de twee jaar, aanvullend op de vergoeding van de zorgverzekeraar,bijzondere bijstand voor een bril met enkelvoudige glazen of contactlenzen en lenzenvloeistof worden verstrekt, met een maximale vergoeding zoals opgenomen in het Financieel besluit beleidsregels Het Plein. Voor varifocus glazen en - lenzen kan maximaal één keer per twee jaar bijzondere bijstand worden verstrekt, met een maximale vergoeding zoals opgenomen in het Financieel besluit beleidsregels Het Plein genoemde bedrag
4.6 Kosten van alarmering 1.
2. 3.
Voor kosten van alarmering kan bijzondere bijstand worden verstrekt wanneer als gevolg van ouderdom, ziekte of gebrek een alarmeringssysteem moet worden gebruikt om (nog) verantwoord zelfstandig te kunnen wonen. Deze bijstand wordt verstrekt voor de volgende kosten: eenmalige aansluitkosten, sleutelkastje en een tegemoetkoming maandelijkse kosten. Ongeacht het soort alarmeringsysteem, bedraagt de bijstand maximaal het in het Financieel besluit beleidsregels Het Plein opgenomen bedrag.
4.7 Bewassing- en kleding slijtagekosten 1. 2. 3. 4.
Voor de kosten van bewassing- en/of kledingslijtage kan op basis van een medische indicatie maximaal één maal per jaar bijzondere bijstand worden verleend. De hoogte van de bijzondere bijstand voor bewassingkosten wordt vastgesteld aan de hand van de GMDlijst. De hoogte van de bijzondere bijstand voor de aanschaf van (extra) kleding i.v.m. kledingslijtage worden vastgesteld aan de hand van de prijzengids van het Nibud. Wanneer de gebruikelijke incontinentiemiddelen ontoereikend zijn, kan bijzondere bijstand voor bewassingskosten worden verstrekt.
Beleidsregels bijzondere bijstand en armoede- en minimabeleid 2015gewijzigd Pagina 8 van 23
21102015
4.8 Dieetpreparaten en dieet(meer)kosten 1. 2. 3.
De kosten voor dieetpreparaten komen niet in aanmerking voor bijzondere bijstand. Voor dieet(meer)kosten kan bijzondere bijstand worden verstrekt, indien er sprake is van een aantoonbare medische noodzaak. De hoogte van de vergoeding van de dieetkosten wordt vastgesteld aan de hand van het ziektebeeld en op basis van de prijzengids Nibud.
4.9 Extra stookkosten 1. 2.
Voor extra stookkosten kan bijzondere bijstand worden verstrekt, indien deze kosten voortvloeien uit een (chronische) ziekte of beperking. De bijzondere bijstand wordt verstrekt voor de meerkosten. De meerkosten zijn de extra kosten hoger dan het bedrag dat mensen in een vergelijkbare woning uitgeven aan stookkosten. De hoogte van de bijzondere bijstand wordt bepaald aan de hand van de GMD-lijst.
4.10 Maaltijdvoorziening 1. 2.
Voor de (meer)kosten van een warme maaltijdvoorziening kan bijzondere bijstand worden verstrekt indien deze maaltijdvoorziening noodzakelijk is om (nog) zelfstandig te kunnen wonen. De bijzondere bijstand bestaat uit een forfaitair bedrag per maaltijd, dat is opgenomen in het Financieel besluit beleidsregels Het Plein.
4.11 Tandheelkundige hulp 1.
2.
3.
Voor eigen bijdragen en kosten (niet zijnde het eigen risico) die rechtstreeks verband houden met een verstrekking op grond van de basisziektekostenverzekering, zoals volledige gebitsprotheses, kan bijzondere bijstand worden verstrekt. Voor tandartskosten, inclusief orthodontie, die niet onder de basiszorgverzekering vallen, kan, ongeacht de soort kosten, bijstand worden verstrekt tot een maximaal bedrag zoals opgenomen in het Financieel besluit beleidsregels Het Plein. Voor de kosten voor een partiële gebitsprothese (en de kosten die hiermee rechtstreeks verband houden) kan bijzondere bijstand worden verstrekt, boven op maximale vergoeding onder 2.
4.12 Overige kosten van medische aard 1.
2. 3.
Voor de volgende (overige) kosten van medische aard kan bijzondere bijstand worden verstrekt: a. kosten voor pedicure en manicure voor ouderen, voor zover niet vergoed door de zorgverzekeraar; b. kosten voor podotherapie (consult en zolen); c. kosten voor orthopedische schoeisel, maximaal twee paar per jaar, onder aftrek van normale kosten voor schoeisel; d. kosten voor prothesen BH, maximaal twee keer per jaar, onder aftrek van normale kosten. De maximale vergoeding voor a en b is opgenomen in het Financieel besluit beleidsregels Het Plein. De aftrek voor normale kosten, zoals bedoeld onder c en d, geschiedt op basis van de prijzenlijst van de Nibud.
4.13 Eigen bijdragen Zvw en WLZ 1.
Voor een eigen bijdrage voor (medisch) noodzakelijke voorzieningen genoemd in de Zvw of de WLZ kan bijzondere bijstand worden verstrekt, voor zover deze niet gedekt worden door de aanvullende collectieve zorgverzekering.
4.14 Eigen bijdrage WMO 1.
De eigen bijdrage WMO, vastgesteld door het CAK, komt niet in aanmerking voor bijzondere bijstand. De collectieve zorgverzekering vergoedt deze eigen bijdrage.
4.15 Fysiotherapie 1.
Voor de kosten van fysiotherapie en oefentherapie kan bijzondere bijstand verstrekt worden voor maximaal 20 behandelingen per jaar indien de verwijzing aantoonbaar heeft plaatsgevonden door huisarts of behandelend specialist.
Beleidsregels bijzondere bijstand en armoede- en minimabeleid 2015gewijzigd Pagina 9 van 23
21102015
5.
Kosten van maatschappelijke aard
5.1 Kosten van bewindvoering 1. 2. 3.
4.
5.
Indien er sprake is van beschermingsbewind, curatele of mentorschap kan bijzondere bijstand worden verleend. Voor de kosten die door de bewindvoerder worden gemaakt voorafgaande aan het verzoekschrift tot onderbewindstelling kan bijzondere bijstand worden verstrekt, echter niet langer dan voor een maand. De hoogte van de bijzondere bijstand wordt vastgesteld aan de hand van wat in de beschikking van de kantonrechter ter zake is bepaald, conform de richtlijnen van de Regeling Beloning Curatoren, bewindvoerders en mentoren. De kosten van bewindvoering / curatele in het kader van de WSNP komen niet in aanmerking voor bijzondere bijstand, tenzij de kantonrechter heeft vastgesteld dat er onvoldoende aflossingscapaciteit is om de kosten van bewindvoering te voldoen. De kosten voor beschermingsbewind, curatele of mentorschap blijven buiten beschouwing bij de bepaling van het vrij te laten bedrag (VTLB). Het VTLB kan dus niet worden gezien worden als een voorliggende voorziening op grond waarvan een aanvraag bijzondere bijstand voor deze kosten kan worden afgewezen.
5.2 Kosten van rechtsbijstand 1. 2.
3.
Voor de kosten van rechtsbijstand kan bijzondere bijstand worden verstrekt indien op grond van een toevoeging krachtens de Wrb rechtsbijstand wordt verleend. De hoogte van de bijzondere bijstand is gelijk aan de werkelijk gemaakte kosten. Naast de eigen bijdrage voor de toevoeging op grond van de Wrb mogen door een advocaat nog de volgende kosten in rekening worden gebracht (limitatieve opsomming): griffierechten; kosten voor getuigen en deskundigen; uittreksels uit de openbare registers; telegrammen, internationale telex, internationale fax en internationale telefoongesprekken; rolverrichtingen van de deurwaarder in kantongerechtzaken. De volgende kosten komen niet in aanmerking voor bijzondere bijstand: vertaalkosten, reiskosten van belanghebbende voor het bijwonen van rechtszittingen en de kosten die gemaakt worden in de bezwaarfase anders dan de eigen bijdrage.
5.3
Reiskosten
5.3.1 1. 2. 3.
Voor onderstaande reiskosten kan uitsluitend bijzondere bijstand worden verstrekt als de bestemming is gelegen buiten de gemeente Zutphen, maar binnen Nederland. De hoogte van bijzondere bijstand wordt vastgesteld op basis van de tarieven van het openbaar vervoer, waarbij indien mogelijk en zinvol gebruik wordt gemaakt voorhanden kortingstarieven zoals het dalurentarief. In afwijking van het onder 2 bepaalde kan de hoogte van bijzondere bijstand op basis van het gebruik van een eigen auto worden vastgesteld, indien er sprake is van bijzondere vervoer vanwege gezondheidsredenen. De hoogte van de bijzondere bijstand wordt vastgesteld op de feitelijk te rijden kilometers op basis van de kortste route. Het bedrag per kilometer is opgenomen in het Financiële besluit beleidsregels Het Plein.
5.3.2 1.
2.
Psychische/medische behandeling
Voor reiskosten die gemaakt worden in verband met geneeskundige behandelingen of bezoeken aan professionele hulpverlenende instanties, en wanneer het behandelingen of hulp betreffen die in de basisverzekering worden vergoed, kan bijzondere bijstand worden verstrekt. Deze reiskosten zijn inclusief parkeergeld.
5.3.3. 1.
Algemene bepalingen
Bezoek aan gedetineerde
Voor reiskosten die gemaakt worden in verband met bezoek aan een gedetineerde gezinslid, kan bijzondere bijstand worden verstrekt, indien de gedetineerde tot het gezin van de belanghebbende behoort, in een gesloten penitentiaire instelling verblijft en geen recht heeft op verlof.
Beleidsregels bijzondere bijstand en armoede- en minimabeleid 2015gewijzigd Pagina 10 van 23
21102015
2.
De bijzondere bijstand wordt vastgesteld op een bezoekfrequentie van maximaal 1 keer per vier weken per gezinslid.
5.3.4. 1.
2. 3.
Voor reiskosten die gemaakt worden in verband met bezoek aan een elders verpleegd/verzorgd (bijvoorbeeld in een ziekenhuis of verzorgingstehuis) kan bijzondere bijstand worden verstrekt, indien de verpleegde/verzorgde behoort tot het gezin van de belanghebbende. De bijzondere bijstand wordt vastgesteld op een bezoekfrequentie van maximaal 1 keer per twee weken per gezinslid. In bijzondere situaties, zoals een terminale verpleegde/verzorgde, kan op individuele basis worden afgeweken van de bezoekfrequentie zoals genoemd in lid 2.
5.3.5 1.
2. 3.
Bezoek aan elders verpleegden/verzorgden
Bezoek aan uit huis geplaatste kinderen
Voor reiskosten die gemaakt worden in verband met bezoek aan een uit huis geplaatst kind, inclusief crisisopvang, kan, op basis van een bewijs van uithuisplaatsing, bijzondere bijstand worden verstrekt aan de ouder(s) van dit kind. De reiskosten die gemaakt worden in verband met een omgangsregeling, omdat beide ouders niet dichtbij elkaar wonen, komen niet in aanmerking voor bijzondere bijstand. De hoogte van de bijzondere bijstand wordt vastgesteld aan de hand van de bezoekregeling die opgesteld is door de relevante instelling (bijvoorbeeld Bureau Jeugdzorg). Indien er geen regeling is opgesteld wordt uitgegaan van een bezoekfrequentie van de 1 x per 2 weken.
5.3.6 Reiskosten in verband met resocialisatie personen in een instelling 1.
2. 3.
Voor reiskosten die gemaakt worden in verband met een bezoek aan familieleden en verwanten in het kader resocialisatie kan bijzondere bijstand worden verstrekt, indien geen aanspraak gemaakt kan worden op een vergoeding vanuit de inrichting of penitentiaire instelling. Belanghebbende verblijft in een penitentiaire instelling in de gemeente Zutphen. De hoogte van bijzondere bijstand wordt vastgesteld op een bezoekfrequentie van maximaal 1 x per twee weken.
5.3.7 Reiskosten i.v.m. opleiding van (ten laste komende) kinderen 1.
2.
Voor reiskosten die gemaakt worden in verband met de scholing en opleiding van een (ten laste komende) kind kan bijzondere bijstand worden verstrekt, indien de enkele reisafstand groter is dan 15 km en gebruik wordt gemaakt van de dichtstbijzijnde school van het gewenste onderwijstype. De reiskosten worden vergoed gerekend vanaf station Zutphen.
5.4 1.
2. 3.
Begrafenis- of crematiekosten Voor de kosten van een begrafenis of een crematie kan bijzondere bijstand worden verstrekt aan de nabestaande van de overledene, voor zover de uitvaartkosten niet uit de nalatenschap voldaan kunnen worden en de nabestaande niet over toereikende middelen beschikt om (zijn aandeel in) de uitvaartkosten te voldoen. De nabestaande zijn de echtgenoot, de partner, de ouder en de kinderen. De maximaal te vergoeden (totale) kosten van de begrafenis of crematie bedragen het in het Financieel besluit Het Plein genoemde bedrag. Tot de noodzakelijke kosten van de uitvaart kunnen in ieder geval gerekend worden: opbaren van de overledene, vervoer overledene naar rouwcentrum, lijkwagen plus dragers, max. 2 auto's voor zover noodzakelijk voor directe familie, eenvoudige kist, graf delven plus grafrechten (algemeen graf) of crematiekosten, rouwdrukwerk (incl. portokosten) volgens standaardtarief en/of advertentie volgens plaatselijk gebruik, eenvoudige kerkelijke ceremonie, gebruik rouwcentrum en/of aula, eenvoudige koffiemaaltijd na de uitvaart, legeskosten en eventuele schouw- en verzegelingskosten GGD, eenvoudige grafsteen of asbestemming.
5.5 Gehandicaptenparkeerkaart en gehandicaptenparkeerplaats 1.
De eigen bijdragen voor het gebruik van de GPK-parkeerkaart worden gezien als algemeen noodzakelijke kosten van bestaan en komen derhalve niet in aanmerking voor vergoeding vanuit bijzondere bijstand.
Beleidsregels bijzondere bijstand en armoede- en minimabeleid 2015gewijzigd Pagina 11 van 23
21102015
2.
6.
Voor de aanschafkosten, verhuiskosten en vervangingskosten in verband met een gehandicaptenparkeerplaats, kan bijzondere bijstand worden verstrekt, conform de bedragen de bedragen die de gemeente in rekening brengt.
Kosten duurzame gebruiksgoederen, woninginrichting en verhuizing
6.1 Kosten duurzame gebruiksgoederen 1.
Voor de kosten van (algemene) duurzame gebruiksgoederen kan bijzondere bijstand worden verstrekt, voor zover deze goederen staan vermeld in het Financieel besluit beleidsregels Het Plein. Indien het kosten betreft die niet in dit besluit staan vermeld, kan op grond van bijzondere individuele omstandigheden bijzondere bijstand voor deze kosten worden verstrekt. 2. Een persoonlijke lening bij een commerciële bank of stadsbank geldt als een voorliggende voorziening. 3. De bijstand wordt verstrekt in de vorm van een lening. 4. Indien als gevolg van buitengewone bijzondere omstandigheden geen lening afgesloten kan worden dan wel leenbijstand kan worden verstrekt, wordt de bijstand om niet verstrekt. Tot deze omstandigheden behoren in ieder geval een stabilisatieovereenkomst in het kader van schulddienstverlening en een wettelijke of minnelijke schuldsanering. 5. De draagkracht bedraagt 100% van het meerinkomen boven de toepasselijke bijstandsnorm. 6. Het maximale bedrag dat voor bijzondere bijstand in aanmerking komt, wordt vastgesteld aan de hand van de bedragen die zijn opgenomen in de Financieel besluit Het Plein. Indien bijstand wordt verstrekt voor duurzame gebruiksgoederen die niet in dit besluit staan geldt als richtlijn voor het maximaal te verstrekken bedrag 50% van de bedragen die worden genoemd in de Nibud prijzengids. 7. Indien bijzondere bijstand wordt aangevraagd voor de vervanging van een gebruiksgoed dat 8 jaar of ouder is, kan in ieder geval worden aangenomen worden dat de (vervanging)aanschaf noodzakelijk is. 8. Reparatiekosten kunnen in aanmerking komen voor bijzondere bijstand als dit een adequate oplossing biedt. Deze kosten worden om niet vergoed. 9. Voor het vaststellen van de noodzaak van vervanging van de duurzaam gebruiksgoed kan een huisbezoek worden afgelegd. 10. Indien de bijstandsverstrekking plaatsvindt voorafgaande aan de betaling van de kosten, geschiedt de bijstandsverstrekking op basis van een pro-forma nota of een kostenopgave, waarbij de kosten binnen de onder 6 aangegeven grenzen blijven. 6.2 Woninginrichtingskosten 1.
2. 3.
4. 5.
Voor de kosten van een volledige woninginrichting kan bijzondere bijstand worden verstrekt, indien deze kosten voortvloeien uit buitengewone bijzondere omstandigheden en niet voorzienbaar waren en/of geen reservering voor deze kosten mogelijk is geweest. Deze bijstand wordt verstrekt in de vorm van een lening. Indien als gevolg van buitengewone bijzondere omstandigheden geen leenbijstand mogelijk is, wordt de bijstand om niet verstrekt. Tot deze omstandigheden behoren in ieder geval, naast de onder 6.1.4 genoemde omstandigheden, huisvesting van ex-asielzoekers in het kader van de taakstelling van de gemeente, uitplaatsing na intensieve jeugdhulp of een noodzakelijke huisvesting in het kader van de nazorg exgedetineerden. De draagkracht bedraagt 100% van het meerinkomen boven de toepasselijke bijstandsnorm. Het maximale bedrag dat voor bijzondere bijstand in aanmerking komt, wordt vastgesteld aan de hand van de bedragen die zijn opgenomen in de Financieel besluit beleidsregels Het Plein.
6.3 Overige inrichtingskosten 1. 2.
3.
6.4 1.
Voor de kosten van inrichtingszaken die naar hun aard niet als duurzame gebruiksgoederen mogen worden gezien, zoals verf en behang, kan bijzondere bijstand worden verstrekt. In tegenstelling tot de kosten onder 6.1 wordt deze bijstand om niet verstrekt, aangezien zij naar hun aard niet als duurzame gebruiksgoederen mogen worden gezien. De bijstand kan (slechts) als lening worden verstrekt indien zich ten aanzien van belanghebbende omstandigheden voordoen als bedoeld in artikel 48 lid 2 van de wet. Het bedrag dat voor bijzondere bijstand in aanmerking komt, wordt vastgesteld aan de hand van de Prijzengids van het NIBUD. Verhuiskosten Voor de kosten van een verhuizing binnen de gemeente Zutphen of naar een andere gemeente, dat wil zeggen het transport van de inboedel, kan bijzondere bijstand worden verstrekt, indien de verhuizing op medische dan wel sociale gronden als noodzakelijk moet worden beschouwd.
Beleidsregels bijzondere bijstand en armoede- en minimabeleid 2015gewijzigd Pagina 12 van 23
21102015
2.
Als voorliggende voorziening wordt in ieder geval beschouwd een maatwerkvoorziening in het kader van de WMO in verband met een medische noodzakelijke verhuizing of een tegemoetkoming van de werkgever waarop krachtens de CAO of een individuele arbeidsovereenkomst aanspraak gemaakt kan worden.
7. Kinderen 7.1 Computer voor schoolgaande kinderen 1.
2. 2. 3.
4.
Voor een computer, die ten behoeve komt aan een schoolgaand (ten laste komend) kind, kan bijzondere bijstand worden verstrekt, indien het betreffende kind in groep 8 van het basisonderwijs of het voortgezet onderwijs zit en niet in het bezit is van een recente computer (niet ouder dan 5 jaar). Deze bijstand wordt verstrekt als lening, tenzij dit als buitengewoon bijzondere omstandigheden niet mogelijk is. Op deze bijstand kan per huishouden ten hoogste eenmaal per kind een beroep worden gedaan. De bijstand is uitsluitend bedoeld voor aanschaf van een computer met randapparatuur, een internetverbinding en bijbehorende software. Spelletjes, multimedia-apparatuur, een palmtop of digitale camera komen niet voor een vergoeding in aanmerking. Het maximale uitkeringsbedrag is opgenomen in het Financiële besluit beleidsregels Het Plein.
8. Beleidsregels bij de Verordeningen minimaregelingen gemeente Zutphen 8.1 Verordening Individuele inkomenstoeslag 2015 1.
2. 3.
4.
5.
Uitzicht op inkomensverbetering, en derhalve geen recht op individuele inkomenstoeslag, heeft: a. belanghebbende die uit ’s Rijks kas bekostigd onderwijs volgt; b. belanghebbende van wie is vastgesteld dat hij in de laatste 6 maanden van de referteperiode onterecht bijstand heeft ontvangen als gevolg van de schending van de inlichtingenplicht met betrekking inkomsten uit of in verband met arbeid. Van de belanghebbende die niet tot de doelgroep onder 1 behoort, wordt aangenomen dat hij zich naar kracht en bekwaamheden heeft ingespannen om tot inkomensverbetering te komen.. In afwijking van lid 2 wordt aangenomen dat de belanghebbende onvoldoende inspanningen heeft verricht om tot inkomensverbetering te komen, indien in de laatste zes maanden van de referteperiode een maatregel is opgelegd wegens schending van de arbeids- of re-integratieverplichting. De maatregelwaardige gedragingen die hierbij van toepassing zijn, zijn de gedragingen van de tweede tot en met de vierde categorie genoemd in artikel 7 en 8 en de gedragingen genoemd in artikel 10 van de Maatregelenverordening 2015 van de gemeente Zutphen. Wanneer de maatregel is opgelegd vóór dat de beleidsregels inzake de individuele inkomenstoeslag in werking is getreden, kan de toeslag alsnog worden verstrekt indien belanghebbende zich evident en aantoonbaar heeft ingespannen om alsnog tot inkomensverbetering te komen.
8.2 Verordening Individuele studietoeslag 2015 Er zijn (vooralsnog) geen beleidsregels van toepassing.
8.3 Verordening Meedoen-regeling 2015 1.
Een financiële bijdrage in de kosten van sport, cultuur en educatieve activiteiten, zoals bedoeld in de Verordening Meedoen-regeling 2015, wordt verstrekt voor de volgende zaken activiteiten: Lidmaatschap verenigingen (sociaal-cultureel, sport); Lidmaatschap belangenorganisaties (vakbonden, patiëntenvereniging, politieke partij, etc); Abonnementen zwemmen; zwemlessen; Abonnementen sportschool en fittness; Danslessen, muzieklessen, muzische vorming; Abonnementen schouwburg, bioscoop; losse kaartjes en museumjaarkaart; Cursussen (volwasseneneducatie, vorming, specifieke onderwerpen als omgaan met geld gezondheidsbevordering, sociale weerbaarheid); Zomerkampen; Naschoolse activiteiten brede school;
Beleidsregels bijzondere bijstand en armoede- en minimabeleid 2015gewijzigd Pagina 13 van 23
21102015
Ouderbijdrage buitenschoolse activiteiten; Excursies /schoolreisjes kinderen; Overblijfkosten; Deelname aan ‘topklassen’; Abonnementen op kranten; bibliotheek Voordeelurenkaart openbaar vervoer; ID-kaart; Ouder-kind activiteiten (ouder-baby zwemmen, kind op schoot etc.) Internetkosten als u door ziekte en handicap langdurig aan huis gebonden bent.
9. Overgangsregeling 1.
2.
10. 1. 2. 3. 4. 5.
De periodieke bijzondere bijstand waarvan het begin van draagkrachtperiode ligt vóór 1-1-2015 en waarvan de verstrekking doorloopt in 2015, wordt verstrekt tot het einde van de draagkrachtperiode, maar uiterlijk tot 1-1-2016, tenzij zich tijdens de vastgestelde draagkrachtperiode ontwikkelingen voordoen die een voortijdige beëindiging rechtvaardigen. De garantietoeslag voor de voormalige alleenstaande ouder met een inwonend niet meer ten laste komend kind waarvan de startdatum ligt vóór 1-1-2015, wordt verstrekt tot de datum waarop het recht eindigt, maar uiterlijk tot 1-7-2015.
Slotbepalingen Het bestuur kan ter nadere uitvoering van deze beleidsregels uitvoeringsregels opstellen. De bedragen zoals genoemd in het Financieel besluit beleidsregels Het Plein kunnen tussentijds worden aangepast. In alle gevallen waarin deze beleidsregels niet voorzien of toepassing daarvan niet overeenkomt met de bedoeling van deze regels, beslist het bestuur. Deze beleidsregels treden in werking de dag na de dag van publicatie en werken terug tot 1 januari 2015. Deze beleidsregels kunnen worden aangehaald als Beleidsregels bijzondere bijstand en armoede- en minimabeleid 2015.
Aldus vastgesteld in de vergadering van het Dagelijks bestuur van de Gemeenschappelijke regeling Het Plein d.d. 28-10-2015. De voorzitter,
De secretaris,
A.de Jonge,
W.Kooistra,
Beleidsregels bijzondere bijstand en armoede- en minimabeleid 2015gewijzigd Pagina 14 van 23
21102015
TOELICHTING Gemeenten zijn verantwoordelijk voor de uitvoering van de Participatiewet en de daarin opgenomen mogelijkheden tot het verstrekken van individuele bijzondere bijstand, categoriale bijzondere bijstand, de individuele inkomenstoeslag en de individuele studietoeslag. Samen met de (gemeentelijke) Meedoen-regeling maken deze (bijstands)regelingen onderdeel uit van het armoede- en minimabeleid van de gemeente Zutphen. De Gemeenschappelijke regeling Het Plein heeft de opdracht en het mandaat om deze regelingen uit te voeren Met name om de burger voorafgaande aan de aanvraag helderheid en duidelijkheid te geven over de kosten die mogelijk voor bijzondere bijstand in aanmerking komen bestaat behoefte aan een overzicht van (beleids)regels die bij de uitvoering van de verlening van bijzondere bijstand en het armoede- en minimabeleid worden toegepast. Een dergelijk behoefte komt tevens tegemoet aan een behoefte bij de uitvoerders. Deze regels sluiten aan op de van toepassing zijnde verordeningen op het gebied van werk en inkomen en het armoede- en minimabeleid. In deze beleidsregels zijn geen bedragen genoemd. De maximale vergoedingen, normbedragen en dergelijke, zijn opgenomen in het Financieel besluit beleidsregels Het Plein. Veelal – maar niet altijd - wordt aangesloten bij de Prijzenlijst van het Nibud. Het bestuur kan de bedragen in het financieel besluit jaarlijks aanpassen. De beleidsregels zijn als volgt opgebouwd: In hoofdstuk 1 komen de algemene aspecten van bijzondere bijstand aan de orde. Van belang is hier met name het specifieke gemeentelijke beleid met betrekking tot inkomen, vermogen en draagkracht in relatie tot bijzondere bijstand. In hoofdstuk 2 komt de bijzondere bijstand die betrekking heeft op kosten van algemene aard aan de orde. Het gaat hierbij om (aanvullende) bijstand voor jongeren van 18-21, voor jongeren van 18-21 jaar in een inrichting en bijzondere bijstand voor alleenstaande ouders die het extra kindgebonden budget niet ontvangen (als een – naar verwachting – tijdelijke compensatie). In hoofdstuk 3 komt de bijzondere bijstand met betrekking tot de woonkosten aan de orde, met name de woonkostentoeslag. In hoofdstuk 4 komt de bijzondere bijstand voor kosten van medische aard aan de orde. Het gaat hierbij om categoriale bijzondere bijstand (de collectieve ziektekostenverzekering) als individuele bijzondere bijstand (tegemoetkoming zorgkosten; individuele verstrekkingen van medische aard). De tegemoetkoming zorgkosten is bedoeld voor mensen met hoge zorgkosten (uitgedrukt in volledig benut verplicht eigen risico). De tegemoetkoming zorgkosten is een alternatief voor de extra uitgebreide aanvullende verzekering Garant Verzorgd 3. Samen vormen zij de maatwerkvoorziening voor chronisch zieken en gehandicapten van de gemeente Zutphen. De collectieve ziektekostenverzekering en de tegemoetkoming zorgkosten onderscheid zich van de (overige) bijzondere bijstand door een hogere inkomensgrens (130%) en het ontbreken van een vermogenstoets. In hoofdstuk 5 komt de bijzondere bijstand voor kosten van maatschappelijke aard aan de orde, waaronder de kosten van bewindvoering en (diverse) reiskosten. In hoofdstuk 6 komt bijzondere bijstand voor duurzame gebruiksgoederen en woninginrichting, alsmede verhuiskosten aan de orde. In hoofdstuk 7 komt de bijzondere bijstand voor kosten in verband met kinderen aan de orde. Extra vergoedingen voor (participatieactiviteiten van) kinderen zijn vooral via de (verordening) Meedoen-regeling mogelijk. In hoofdstuk 8 gaat het om beleidsregels bij de verordeningen die in het kader van armoede- en minimabeleid door de raad van Zutphen zijn vastgesteld: de Verordening Individuele inkomenstoeslag, de Verordening Individuele studietoeslag en de Meedoen-regeling. In hoofdstuk 9 is een tweetal overgangsbepalingen opgenomen, met betrekking tot (verdere) verstrekking van periodieke bijzondere bijstand en de garantietoeslag voor voormalige alleenstaande ouders, die komt te vervallen in verband met de introductie van de kostendelersnorm. In hoofdstuk 10 zijn slotbepalingen opgenomen. Daarin is ook de mogelijkheid opgenomen dat de directie van Het Plein uitvoeringsregels kan opstellen. Daar waar uitvoeringsregels in iedere geval opgesteld moeten worden, staat dat aangegeven in de beleidsregels. Toelichting artikelsgewijs Hieronder volgt een artikelgewijze toelichting, voor zover dit een verduidelijking is bij de beleidsregels. 1.2 Algemene bepalingen Door bijzondere omstandigheden kan zich de situatie voordoen dat in het individuele geval het inkomen van belanghebbende niet volledig toereikend is ter voorziening in bepaalde noodzakelijke kosten. Voor zover de belanghebbende voor dergelijke kosten geen beroep kan doen op een voorliggende voorziening en deze uitgaven naar het oordeel van het bestuur evenmin uit de eigen middelen kunnen worden voldaan, kan daarvoor
Beleidsregels bijzondere bijstand en armoede- en minimabeleid 2015gewijzigd Pagina 15 van 23
21102015
bijzondere bijstand worden verstrekt. Om recht te hebben op bijzondere bijstand is niet vereist, dat belanghebbende ook recht heeft op algemene bijstand. Deze wettelijke grondslag voor het verstrekken van bijzondere bijstand is vastgelegd in artikel 35 van de wet. Aan de bijzondere bijstand zijn de volgende voorwaarden verbonden: 1. De kosten moeten bijzonder zijn. De bijzondere individuele situatie van de belanghebbende en/of zijn gezin bepaalt of kosten als bijzonder kunnen worden aangemerkt. Ook door medische of sociale omstandigheden kunnen kosten als bijzonder worden aangemerkt; 2. De kosten moeten noodzakelijk zijn. Het is alleen mogelijk bijzondere bijstand te verlenen voor noodzakelijke kosten. Dit ter onderscheiding van wenselijke kosten. Om de noodzaak te bepalen, is het mogelijk dat advies bij een externe deskundige wordt ingewonnen. In ieder geval zijn de onderstaande kosten niet noodzakelijk, zoals het betalen van de alimentatie, de betaling van een boete, geleden of toegebrachte schade, vrijwillige premiebetaling in het kader van een publiekrechtelijke verzekering; kosten van medische handelingen en verrichtingen die gerekend kunnen worden tot de ontwikkelingsgeneeskunde als bedoeld in de Wet op bijzondere medische verrichtingen of wanneer zodanige medische behandelingen en verrichtingen buiten Nederland plaatsvinden. 3. De kosten kunnen niet door de belanghebbende zelf worden betaald. In deze beleidsregels worden richtlijnen vastgesteld hoe om te gaan met het bepalen van het inkomen het vermogen en de draagkracht. 4. Vergoeding van de kosten. Door het aanvullende karakter en de vangnetfunctie van de wet, ligt ook het niveau van de voor bijstandsverlening vatbare bijzondere voorzieningen op het niveau van het minimum. Dat wil zeggen dat de meest goedkope en eenvoudige voorziening die een adequaat noodzakelijke oplossing biedt, als passend en toereikend wordt geacht. 5. Voorliggende voorziening In verband met het uitgangspunt dat de wet in het stelsel van bestaansvoorzieningen de plaats inneemt van het laatste vangnet, speelt het begrip voorliggende voorziening een bepalende rol. Artikel 15 van de wet is van belang: geen recht op bijstand bestaat voor zover een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening die, gezien haar aard en doel, wordt geacht voor de belanghebbende toereikend en passend te zijn. De verstrekking van bijzondere bijstand mag het beleid dat gevoerd wordt bij voorliggende voorzieningen niet doorkruisen. Het recht op bijstand strekt zich evenmin uit tot de kosten die in de voorliggende voorziening als niet noodzakelijk worden aangemerkt. In de beleidsregels staat met betrekking tot een aantal kostensoorten omschreven wat als aanvullende voorziening wordt gezien. Onder de algemene bepalingen is tevens gesteld dat onder een voorliggende voorziening tevens wordt verstaan het eigen sociale netwerk, voor zover hiervan redelijkerwijs van belanghebbende verlangd kan worden dat hij hierop een beroep kan doet en voor zover verwacht kan worden dat door het inzetten hiervan de kosten waarvoor bijzondere bijstand wordt aangevraagd voorkomen dan wel beperkt kunnen worden. Daarmee wordt de eigen verantwoordelijkheid van de klant benadrukt om daar waar mogelijk een beroep op de bijstand te voorkomen door actief gebruik te maken van de mogelijkheden die in zijn eigen omgeving aanwezig zijn. Uiteraard moet dit uitgangspunt in relatie staan tot de kosten die aangevraagd worden. Zo mag bijvoorbeeld bij een verhuizing het inzetten van familie, vrienden etc. verwacht worden om de verhuiskosten te beperken, terwijl dit niet aan de orde is bij een woonkostentoeslag. 1.3 Inkomen, vermogen, draagkracht Bij een aanvraag om bijzondere bijstand heeft het bestuur op grond van artikel 35 van de wet de volledige vrijheid in de wijze waarop de draagkracht van een belanghebbende wordt vastgesteld. Het bestuur heeft een discretionaire bevoegdheid om te bepalen welk draagkrachtpercentage in aanmerking wordt genomen. Voor wat betreft de bijzondere bijstand betreft worden twee draagkrachtpercentages gehanteerd in relatie tot het inkomen: -voor woonkostentoeslag, duurzame gebruiksgoederen en woninginrichting geldt een draagkrachtpercentage van 100% boven de van toepassing zijnde bijstandsnorm. M.a.w. het inkomen boven de bijstandsnorm moet volledig worden aangewend voor de kosten waarvoor bijstand wordt aangevraagd. -voor de overige kosten geldt dat een draagkrachtpercentage van 50% van het (meer) inkomen boven 110% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm voor 50% meetelt als draagkracht. M.a.w. het inkomen boven 110% van de bijstandsnorm moet voor de helft worden aangewend voor de kosten waarvoor bijstand wordt aangevraagd. Het vermogen wordt op dezelfde manier vastgesteld als bij de algemene bijstand. De vermogensgrens als bedoeld in artikel 34, lid 3 van de wet, wordt als volgt gehanteerd: -Individuele bijzondere bijstand: het vermogen boven deze grens telt volledig mee bij de berekening van de draagkracht;
Beleidsregels bijzondere bijstand en armoede- en minimabeleid 2015gewijzigd Pagina 16 van 23
21102015
-Collectieve zorgverzekering en tegemoetkoming zorgkosten: het vermogen wordt in zijn geheel buiten beschouwing gelaten (er vindt geen vermogenstoets plaats); -Individuele inkomenstoeslag en individuele studietoeslag: als bij algemene bijstand: bij vermogen boven deze grens is er geen recht op beide toeslagen. De invoering van de kostendelersnorm beperkt de hierboven genoemde vrijheid van het bestuur niet. Gemeenten kunnen de beleidskeuze maken dat bij het bepalen van de draagkracht wordt uitgegaan van de geldende bijstandsnorm, zonder rekening te houden met eventuele kostendelers. Uit artikel 35 lid 1 van de wet volgt dat voor het recht op bijzondere bijstand bepalend is dat er sprake is van kosten die uit bijzondere individuele omstandigheden voortkomen en die in het concrete geval als noodzakelijk worden aangemerkt. Het feit dat het niet gaat om algemene noodzakelijke kosten van het bestaan, zoals huur, eten en verwarming, die met anderen kunnen worden gedeeld, verdedigt gemeentelijk beleid dat bepaalt dat de kostendelersnorm niet van toepassing is bij de draagkrachtbepaling voor bijzondere bijstand. Met de invoering van de systematiek van de kostendelersnorm heeft de wetgever beoogd rekening te houden met de voordelen van het delen van kosten binnen één huishouden en wordt een stapeling van uitkeringen binnen een huishouden voorkomen. Daarbij vindt de wetgever het van groot belang dat het lonend blijft om op zoek te gaan naar regulier werk. De invoering van de kostendelersnorm draagt volgens de wetgever hieraan bij. Bij het verstrekken van bijzondere bijstand spelen deze overwegingen geen rol. Immers, ook niet-uitkeringsgerechtigden kunnen - wegens een ontoereikend inkomen - een beroep doen op bijzondere bijstand. Daarbij is nog van belang zijn dat hantering van de kostendelersnorm voor de uitvoering onnodig ingewikkeld is en gepaard gaat met hogere kosten. Het is echter wel logisch en billijk de kostendelersnorm van toepassing te verklaren bij de vaststelling van de draagkracht bij die kostensoorten die gerekend moeten worden tot de algemene bestaanskosten maar waarvoor onder bepaalde voorwaarden (individuele) bijzondere bijstand verstrekt kan worden, te weten woonkostentoeslag, duurzame gebruiksgoederen en kosten voor woninginrichting. De kostendelersnorm is niet van toepassing voor de individuele inkomenstoeslag, individuele studietoeslag, collectieve zorgverzekering en tegemoetkoming zorgkosten. 2.3 Bijzondere bijstand i.v.m. het niet ontvangen van het extra kindgebonden budget Vanaf 1 januari 2015 vereenvoudigt de overheid de bijdrage in de kosten van kinderen. Dit gebeurt via een hervorming van de kindregelingen die ouders financieel ondersteunen. Voor gemeenten betekenen de wijzigingen dat de gemeentelijke toeslag van 20 % verdwijnt voor alleenstaande ouders in de WWB, IOAW en IOAZ. In de Participatiewet is de uitkeringshoogte van alleenstaande ouders gelijk aan die van een alleenstaande. De alleenstaande ouders krijgen via de Belastingdienst voortaan extra kindgebonden budget, de zogeheten alleenstaande ouderkop (alo-kop), als zij tenminste geen toeslagpartner hebben. Bij dit laatste – de toeslagpartner – zit het probleem. In een aantal situaties geldt dat er in het kader van de bijstandsverstrekking sprake is van een alleenstaande ouder, terwijl er voor de belasting een ‘toeslagpartner’ in beeld is. Zolang dit het geval is, heeft de alleenstaande ouder geen recht op de alo-kop ter hoogte van ongeveer € 250 ,- per maand (mede afhankelijk van het aantal kinderen) . Daardoor missen ze substantiële inkomsten en komen zij onder het sociaal minimum terecht. Dit kan in alleen gecompenseerd worden met bijzondere bijstand (voor levensonderhoud). Deze kwestie speelt alleen voor alleenstaande ouders die ná 1-1-2015 bijstand aanvragen. Voor het zittende bestand geldt tot 1-1-2016 overgangsrecht, dat wil zeggen: zij behouden de gemeentelijke toeslag. In beginsel kan gesteld worden dat betreffende alleenstaande ouders de dupe zijn van landelijke wetgeving die niet goed op elkaar afgestemd is en dus buiten hun toedoen inkomen ‘missen’, waardoor zij onder het sociaal minimum zakken. In deze situatie staat de noodzaak om bijzondere bijstand te verstrekken in beginsel vast. In een aantal situaties hebben betrokkenen echter de mogelijkheid om er voor de zorgen dat er bij de belastingdienst geen sprake meer is van een toeslagpartner, waardoor zij de alo-kop te gelde kunnen maken en (dus) geen of slechts tijdelijk een beroep op bijstand hoeven te doen. Dat is bijvoorbeeld het geval bij een verlating door de partner of een (langdurig of permanent) verblijf in een inrichting. In deze situaties kan van de klant redelijkerwijs verlangd worden dat hij/zij de benodigde actie onderneemt om het beroep op bijstand te voorkomen of in ieder te geval te beperken. Denk daarbij aan het indienen van een verzoek tot scheiding, de ontbinding van een geregistreerd partnerschap uitschrijving bij burgerzaken. Daarom wordt aan de verstrekking van deze bijstand verplichting verbonden die er toe strekt dat het beroep op bijzondere bijstand zo kort mogelijk is (art. 55). Dit kan uitgewerkt worden in uitvoeringsregels. 5.3
Woonkostentoeslag
Woonkostentoeslag wordt met name verstrekt aan de eigenaar/bewoner van een koopwoning om de woonkosten die hij of zij verschuldigd is, te kunnen betalen.
Beleidsregels bijzondere bijstand en armoede- en minimabeleid 2015gewijzigd Pagina 17 van 23
21102015
Er kunnen zich twee situaties voordoen waarbij een woonkostentoeslag bij een huurwoning kan worden verstrekt, namelijk bij een huurder die een nieuwe woning betrekt en (nog) geen aanspraak kan maken op huurtoeslag (bijvoorbeeld statushouders) of als er sprake is van terugval van inkomsten en daardoor geen recht op huurtoeslag bestaat aangezien de huur boven de maximale huurgrens ligt. Woonkostentoeslag boven de maximale huurgrens is tijdelijk mogelijk. Aan de woonkostentoeslag is de voorwaarde verbonden dat de belanghebbende naar vermogen tracht goedkopere woonruimte te vinden (verhuisplicht). De toeslag wordt voor een jaar verstrekt en kan maximaal nog een jaar verlengd worden. Aan de hand van de bepalingen in beleidsregels over de woonkostentoeslag kan dit concreet worden getoetst. Wanneer iemand onvoldoende inspanningen heeft verricht om goedkopere woonruimte te verkrijgen, kan de woonkostentoeslag worden beëindigd dan wel voortzetting van de woonkostentoeslag worden geweigerd. Gezien de kosten waarop de woonkostentoeslag betrekking heeft, is het redelijk en billijk om hierbij de kostendelersnorm van toepassing te verklaren. Bij commercieel verhuur is er geen sprake van kostendeling. De inkomsten uit (onder)huur worden dan betrokken bij de draagkrachtberekening, conform artikel 4 van de Beleidsregels verlagen uitkering in verband met de woonsituatie en inkomsten uit commercieel verhuur Participatiewet gemeente Zutphen 2015. 3.2
Waarborgsom, administratiekosten en eerste huur
In verschillende situaties kan het voorkomen dat belanghebbende woonkosten moet voldoen om de nieuwe woonruimte kunnen betrekken. Daarbij is te onderscheiden naar de volgende kosten: waarborgsom, administratiekosten en eerste huur. Als deze kosten worden gemaakt in verband een noodzakelijke huisvesting of verhuizing, kan hiervoor bijzondere bijstand worden verstrekt. Bij de (steeds minder voorkomende situaties van betaling van een) waarborgsom wordt deze bijstand verstrekt in de vorm van een lening, aangezien belanghebbende deze bij beëindiging van het huurcontract terugkrijgt. De waarborgsom blijft in feite toebehoren aan de huurder maar hij kan er niet over beschikken. 4.
Kosten van medische aard
Voor de bijzondere bijstand voor kosten van medische aard geldt de ziektekostenverzekering als voorliggende voorziening. Indien men er zelf voor kiest om zich niet te verzekeren tegen een algemeen aanvaard risicopakket komen deze kosten volgens vaste jurisprudentie niet voor verlening van bijzondere bijstand in aanmerking. Bij de verlening van bijzondere bijstand wordt er vanuit gegaan dat er een verplichte basisverzekering is afgesloten. Bij verstrekking van bijzonder bijstand voor medische kosten wordt rekening gehouden met de vergoeding die vanuit de collectieve zorgverzekering mogelijk is, ongeacht of en waar belanghebbende (aanvullend) verzekerd is. Dit is een verandering ten opzichte van het eerdere beleid, waarin het goedkoopste aanvullende verzekeringspakket van de verzekeraar waarbij belanghebbende verzekerd was, als maatstaf voor de vergoeding gold. Gezien het kwalitatief hoogwaardige aanbod dat geboden kan worden en de substantiële financiële bijdrage die de gemeente in de collectieve zorgverzekering stopt, wordt deze beleidswijziging zowel als billijk als verantwoord beschouwd. In het kader van de invulling van de maatwerkvoorziening voor chronisch zieken en gehandicapten biedt de gemeente een extra uitgebreid aanvullend pakket aan, de Garant Verzorgd 3. Dit pakket is afgestemd op mensen met hoge zorgkosten vanwege chronische ziekte en/of beperkingen en verzekert ook het verplicht eigen risico. Er is sprake van een extra hoge bijdrage van de gemeente in de premie, waardoor dit pakket goedkoper is dan vergelijkbare pakketten in de markt. Deze bijdrage wordt betaald aan de zorgverzekeraar, die dit verdisconteert in de premie. Deze bijdrage moet worden gezien als categoriale bijzondere bijstand. Iedere burger met een inkomen tot 130% kan deelnemen aan de collectieve ziektekostenverzekering. Zeker de mensen die ook een beroep kunnen doen op de bijzondere bijstand. Men is vrij om voor een andere verzekering, of voor een lagere aanvullende verzekering te kiezen. Deze keuze komt dan ook voor de verantwoordelijkheid van de persoon zelf. Hieruit volgt dat de gevolgen van deze keuze niet kunnen worden afgewenteld op de (bijzondere) bijstand. Wanneer men kosten heeft, die men via Garant Verzorgd 3 vergoed had kunnen krijgen, dan is het redelijk om Garant Verzorgd 3 als algemene dan wel voorliggende voorziening aan te merken. Dit geldt in ieder geval voor mensen, die zeker weten dat zij elk jaar hun eigen risico volledig zullen gaan benutten. Oftewel mensen met een chronische ziekte. Hierbij wordt opgemerkt, dat voor deze mensen Garant Verzorgd 3 hoe dan ook financieel voordeliger is dan een andere verzekering. Voor deze mensen worden de vergoedingen vanuit de bijzondere bijstand beoordeeld op basis van de vergoedingen die men via Garant Verzorgd 3 had kunnen krijgen. Dit betekent, dat als men bijzondere bijstand vraagt voor kosten, die via Garant Verzorgd 3 zouden zijn vergoed, de aanvraag afgewezen kan worden. Hierbij wordt wel rekening gehouden met de mogelijkheid die de aanvrager heeft of had om ook daadwerkelijk gebruik te
Beleidsregels bijzondere bijstand en armoede- en minimabeleid 2015gewijzigd Pagina 18 van 23
21102015
kunnen maken van de Garant Verzorgd 3. Immers, men kan enkel per 1 januari van het jaar naar een andere verzekeraar overstappen. Anders ligt het voor mensen die geen chronische ziekte hebben, maar incidenteel met kosten worden geconfronteerd. Voor hen geldt, dat zij zeer waarschijnlijk niet elk jaar hun eigen risico moeten gaan benutten. Hier kan daarom niet worden gesteld dat de Garant Verzorgd 3 een adequate voorziening is. Te denken is aan een aanvrager die vanwege b.v. een gebroken been tijdelijk hulp in de huishouding nodig heeft, en hiervoor eigen bijdragen moet betalen. Een aanvraag voor bijzondere bijstand wordt dan beoordeeld aan de hand van wat de Garant Verzorgd 1 vergoed. Er zijn situaties denkbaar waarin van belanghebbende redelijkerwijs niet verlangd kan worden dat hij gebruik maakt van de mogelijkheid om zich te verzekeren via de collectieve zorgverzekering van de gemeente. Denk hierbij bijvoorbeeld aan de situatie dat iemand specifieke afspraken heeft gemaakt met de zorgverzekeraar omtrent de vergoeding van bijzondere en/of dure medicijnen en behandelingen waarvan het niet zeker is dat de collectieve verzekeraar dit (ook) vergoed of blijft vergeoden. Het is ook niet in het belang van de gemeente een overstap ‘af te dwingen’, aangezien voor deze kosten mogelijkerwijs een beroep op de bijzondere bijstand kan worden op basis van zéér dringende redenen. Zoals hierboven al vermeld heeft de gemeente Zutphen invulling gegeven aan de maatwerkvoorziening voor chronisch zieken en gehandicapten via het extra uitgebreide pakket Garant Verzorgd 3. Als alternatief binnen de maatwerkvoorziening wordt de ‘tegemoetkoming zorgkosten’ aangeboden. Hiervoor komt men in aanmerking als men geen gebruik heeft gemaakt van de Garant Verzorgd 3 en het verplicht eigen risico volledig heeft benut. Het gaat om een forfaitair bedrage van (in 2015) € 230,-. Het volledig benutten van het eigen risico wordt gezien als een belangrijke indicator voor hoge zorgkosten. De gemeente Zutphen acht het uit maatschappelijk oogpunt van belang dat mensen met hoge zorgkosten en een laag inkomen (deels) tegemoetgekomen worden in deze kosten. Daarom formuleert zij begunstigend bijzonder bijstandsbeleid dat dit - op een eenvoudige wijze – mogelijk maakt. Door uit te gaan van het (volledig) benutte eigen risico is er sprake van daadwerkelijk gemaakte kosten. Dat is een vereiste voor het verstrekken van bijzondere bijstand. In aansluiting op de collectieve zorgverzekering is de inkomensgrens bij de tegemoetkoming zorgkosten op 130% van de toepasselijke bijstandsnorm gesteld. Eveneens in aansluiting op de collectieve zorgverzekering en in afwijking van de meeste kostensoorten, vindt er geen vermogenstoets plaats en is de kostendelersnorm niet van toepassing 4.5 Brillen/contactlenzen Kosten van een bril/contactlenzen behoren tot de bijzonder noodzakelijk kosten van het bestaan en komen daarom in aanmerking voor bijzondere bestand. Hierbij geldt dat de collectieve zorgverzekering van de gemeente Zutphen een voorliggende voorziening is. De gemeente Zutphen heeft een extra vergoeding in haar collectieve zorgverzekering opgenomen voor brillen en contactlenzen. 4.7 Bewassing- en kledingslijtagekosten Kleding- en schoeiselslijtage kunnen het gevolg zijn van het gebruik van prothesen, stoornissen van houding en bewegingsapparaat, het evenwicht, het bewustzijn of het coördinatievermogen. Extra waskosten kunnen voortkomen uit incontinentie, gebruik medicatie zoals zalf, bedlegerigheid, gebruik van een stoma of overmatig transpireren. 4.10 Maaltijdvoorziening Tot de algemeen voorkomende noodzakelijke kosten van het bestaan behoren ook de kosten van voeding. Aangezien de algemene bijstand dan wel een inkomen op bijstandsniveau voorziet in deze kosten kan er in beginsel geen bijstand worden verleend voor deze kosten. Alleen noodzakelijk gebruik van een warme maaltijdvoorziening, die verzorgd wordt door een erkende instantie, kan voor bijzondere bijstand in aanmerking komen. De eigen bijdragenorm voor de maaltijdvoorziening is afgeleid van de norm die de belastingdienst hanteert voor warme maaltijden. De hoogte van de bijzondere bijstand wordt vastgesteld door een eigen bijdrage op deze norm in mindering te brengen. 4.11 Tandheelkundige hulp De Zvw vergoedt in het algemeen alle noodzakelijke tandheelkundige kosten. De Zvw geldt in het kader van de Participatiewet als een voorliggende voorziening die passend en toereikend is. Bijstandsverlening voor deze
Beleidsregels bijzondere bijstand en armoede- en minimabeleid 2015gewijzigd Pagina 19 van 23
21102015
kosten is daarom in beginsel niet aan de orde. Indien in het kader van Zvw op grond van een bewuste beslissing over de noodzakelijkheid van een voorziening de keuze is gemaakt om één of meer kostensoorten niet in de voorziening op te nemen of de voorziening in een bepaalde situatie niet noodzakelijk te achten, dient de uitvoerder van de Participatiewet zich bij die keuze aan te sluiten en komt men ten aanzien van die kosten niet voor bijstandsverlening in aanmerking. Dit betekent in het algemeen dat kostensoorten die niet op grond van de Zvw worden vergoed ook niet in aanmerking komen voor bijzondere bijstand. De uitzonderingen zijn in de beleidsregels vastgelegd. 4.14
Eigen bijdrage Wet Maatschappelijke Ondersteuning (Wmo)
Voor een aantal individuele WMO-verstrekkingen, zoals hulp bij het huishouden, geldt een eigen bijdrage. De eigen bijdrage WMO wordt inkomensafhankelijk berekend. De collectieve zorgverzekering biedt, in alle pakketten, dekking voor de eigen bijdragen, voor zover deze door het CAK zijn berekend en opgelegd. Tegen deze achtergrond wordt het redelijk geacht om in beginsel geen bijzondere bijstand te verstrekken voor de eigen bijdragen WMO, tenzij mensen niet tijdig en/of tussentijds hebben kunnen overstappen naar de collectieve ziektekostenverzekering. 5.1
Kosten van bewindvoering
Er dient een onderscheid te worden gemaakt in de kosten voor bewindvoering tussen enerzijds beschermingsbewind, curatele en mentorschap enerzijds en anderzijds (vrijwillig) inkomensbeheer. Als de kantonrechter op grond van artikel 1:431 e.v. Burgerlijk Wetboek de noodzaak tot onderbewindstelling heeft beoordeeld en vastgesteld, bestaat er voor het bestuur geen vrijheid meer de onderbewindstelling te beoordelen en evenmin om te bezien of er andere oplossingen mogelijk zouden zijn. De met bewindvoering samenhangende kosten komen in deze situatie in aanmerking voor bijzondere bijstand. Ook als de rechtbank een bewindvoerder benoemt in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen (WSNP) is er sprake van uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan als bedoeld in artikel 35 lid 1 PW. In voorkomende gevallen zal er bijzondere bijstand verstrekt moeten worden voor het salaris van de WSNPbewindvoerder voor zover dit niet uit de boedel kan worden voldaan. Inkomensbeheer is bewindvoering op vrijwillige basis en in die situatie is er in beginsel geen noodzaak om bijzondere bijstand te verstrekken. Daarom wordt voor deze bewindvoeringskosten geen bijzondere bijstand verstrekt, tenzij op grond van individuele omstandigheden de noodzaak daartoe aanwezig is. Bijvoorbeeld als een verplicht onderdeel van een minnelijke of wettelijke schuldsanering. De mogelijkheden om iemand onder beschermingsbewind te plaatsen zijn in 2013 verruimd doordat het hebben van problematische schulden als toegangscriterium is toegevoegd. Tegenover deze wettelijke verruiming staat de verplichting van de bewindvoerder de financiële zelfredzaamheid van de onder bewindvoering gestelde te bevorderen. In principe vindt hier een toetsing door rechter op plaats. Bij mensen die een bijstandsuitkering ontvangen is het wenselijk om het plan van aanpak dat is opgesteld in het kader van deze uitkering (re-integratieverordening) de bewindvoering op te nemen, met name de wijze waarop de financiële zelfredzaamheid van betrokkene bevorderd kan worden. Op deze wijze kan immers het beroep op bijstand beperkt worden tot het noodzakelijke. Dit heeft naar verwachting ook een positief effect op de reintegratie en de duur van de bijstandsverlening. Daarom is afstemming met de plannen van de bewindvoerder wenselijk. In het kader van de schulddienstverlening, in het bijzonder de schuldpreventie, kan Het Plein voorzieningen inzetten c.q. aandringen op gebruikmaking van deze voorzieningen, die deze financiële zelfredzaamheid bevorderen. 5.2
Eigen bijdrage rechtsbijstand
Degene die om rechtsbijstand verzoekt dient ingevolge de Wrb eerst een advies te vragen bij het Juridisch Loket. Pas bij een positief advies zal een toevoeging worden verleend. Zonder advies, of bij een negatief advies, zal de toevoeging in de regel worden geweigerd. De Raad voor de Rechtsbijstand acht de procedure dan niet noodzakelijk.In het geval van een toevoeging worden de kosten (exclusief de eigen bijdrage) van de advocaat vergoed op grond van de Wet op de rechtsbijstand (Wrb). Wanneer een toevoeging is verleend, kan de noodzaak voor de procedure aanwezig worden geacht. Daarom kan bijzondere bijstand worden verstrekt voor de eigen bijdrage en noodzakelijke bijkomende kosten. Wanneer de toevoeging is geweigerd, dient ook een aanvraag voor bijzondere bijstand te worden geweigerd. Daarnaast kan het zijn dat aan een belanghebbende op grond van artikel 55 van de wet de extra verplichting is opgelegd om een procedure te gaan voeren. Vaak gaat het om het vorderen van alimentatie. Vanwege de verplichting is de noodzaak aanwezig. Een aantal kosten komen in beginsel niet in aanmerking voor bijzondere bijstand: Vertaalkosten. Advocaten kunnen namelijk kosteloos gebruik maken van een gesubsidieerd tolkencentrum.
Beleidsregels bijzondere bijstand en armoede- en minimabeleid 2015gewijzigd Pagina 20 van 23
21102015
5.3.
Reiskosten van belanghebbende voor het bijwonen van rechtszittingen. In beginsel is het niet noodzakelijk dat belanghebbende in persoon aanwezig is op de rechtszitting, zodat reiskosten ten behoeve van belanghebbende niet noodzakelijk zijn. De kosten gemaakt in de bezwaarfase anders dan de eigen bijdrage. Reiskosten
Reiskosten behoren tot de algemeen noodzakelijke bestaanskosten welke uit de bijstandsnorm kunnen worden voldaan. In een aantal situaties is het mogelijk om, indien men aan de voorwaarden voldoet, bijzondere bijstand te verstrekken. Het gaat hier om reiskosten in verband met psychische/medische behandeling, bezoek aan gedetineerde, bezoek aan elders verpleegden/verzorgden (bijvoorbeeld ziekenhuis), bezoek aan uit huisgeplaatste kinderen. Uitganspunt is dat de kosten worden vergoed op basis van de tarieven van het openbaar vervoer, tenzij dit om gezondsheidsredenen niet kan. Indien het mogelijk is hierbij kortingstarieven, zoals het dalurentarief te gebruiken, dan moet hiervan gebruik worden gemaakt. Via de Meedoen-regeling kunnen de kosten voor dit kortingstarief (bijvoorbeeld een voordeelurenkaart) vergoed worden. 6.
Kosten duurzame gebruiksgoederen, wooninrichting en verhuizing
Als uitgangspunt geldt dat men zelf zorg dient te dragen voor de aanschaf en/of vervanging van duurzame gebruiksgoederen of verhuis- en inrichtingskosten, door middel van. reservering vooraf of gespreide betaling achteraf. Bijzondere bijstand voor duurzame gebruiksgoederen wordt in beginsel verstrekt als leenbijstand. Indien als gevolg van buitengewoon bijzondere omstandigheden geen leenbijstand mogelijk is, wordt bijstand om niet verstrekt. Voorbeelden hiervan zijn mensen met een stabilisatieovereenkomst of in een wettelijke of minnelijk schuldsaneringstraject. Er bestaat geen recht op bijzondere bijstand als een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening. Denk in dit geval bijvoorbeeld aan:
Een lening bij een commerciële bank of de Stadsbank. De WMO in de betreffende kosten voorziet. (bijv. vloerbedekking bij Cara (astma)). De Zvw/WLZ in de betreffende kosten voorziet. Dit is het geval als bepaalde inrichtingselementen van woningen medisch noodzakelijk zijn. De betreffende voorzieningen staan vermeld in de Regeling zorgverzekering.
Bij inrichtingskosten moet een onderscheid worden gemaakt tussen de kosten voor duurzame gebruiksgoederen en de overige inrichtingskosten. Duurzame gebruiksgoederen zijn bijvoorbeeld een koelkast, wasmachine of gasfornuis. Met overige inrichtingskosten worden de kosten bedoeld zoals verf en behang. Dit onderscheid is van belang voor de vorm waarin de bijzondere bijstand kan worden verstrekt. Volgens jurisprudentie stelt de Centrale Raad van Beroep dat kosten zoals verf en behang naar hun aard niet als duurzame gebruiksgoederen kunnen worden aangemerkt. Als men verhuist naar een andere gemeente, kan men in de gemeente van vertrek een aanvraag indienen voor de transportkosten. Een aanvraag voor de overige kosten van de verhuizing kan men indienen in de gemeente waar men zich gaat vestigen. Bijzondere bijstand voor de volledige inrichtingskosten wordt alleen verstrekt als gevolg van buitengewoon bijzondere omstandigheden geen reservering voor deze kosten mogelijk is geweest, conform de verstrekkingenlijst. Dit geldt o.a. bij huisvesting in het kader van de taakstelling van de gemeente (asielzoekers), uitplaatsing na intensieve jeugdhulp of huisvesting in het kader van de nazorg ex-gedetineerden. De bijstand wordt in deze situatie dan om niet verstrekt. Ook in andere situaties kan er sprake zijn van inrichtingskosten zoals bijvoorbeeld bij een echtscheiding of beëindiging van samenwoning. In deze situaties zal het in principe niet om een volledige woninginrichting gaan. Per individueel geval zal gekeken moeten worden welke inrichtingskosten noodzakelijk zijn. De maximale bedragen voor complete woninginrichting zijn genoemd in het Financieel besluit beleidsregels Het Plein. Uitgangspunt hiervan is dat bij een (volledige) inrichting een deel tweedehands kan worden aangeschaft via overname van derden of kringloopwinkel.
Beleidsregels bijzondere bijstand en armoede- en minimabeleid 2015gewijzigd Pagina 21 van 23
21102015
7.1 Computer voor schoolgaande kinderen Er kan bijzondere bijstand worden verleend voor de aanschaf voor een computer inclusief randapparatuur. Deze vergoeding is alleen bestemd voor gezinnen waarvan een kind van de basisschool naar de middelbare school gaat en die niet in het bezit zijn van een recente computer, dat wil zeggen een computer die niet ouder is dan 5 jaar. De bijzondere bijstand wordt verstrekt als een lening. 8.1 Individuele inkomenstoeslag Het bestuur kan in beleidsregels aangeven wanneer sprake is van 'geen uitzicht op inkomensverbetering'. Gelet op de tekst van artikel 8, tweede lid, van de wet hoeft dit criterium niet te worden vastgelegd in de verordening. Bij de beoordeling van het criterium 'geen uitzicht op inkomensverbetering' moet het bestuur rekening houden met de omstandigheden van de persoon. In artikel 36, tweede lid, van de Participatiewet is bepaald dat tot die omstandigheden in ieder geval worden gerekend de krachten en bekwaamheden van de persoon en de inspanningen die de persoon heeft verricht om tot inkomensverbetering te komen. De beoordeling ‘geen uitzicht’ dient meegenomen te worden bij de aanvraag. In beleidsregels kan dit nader omschreven. Zowel voor de klant als de voor de uitvoering is het wenselijk om dit nader te omschrijven. Bij de invulling van het criterium dat ‘geen uitzicht op inkomensverbetering’ bestaat, is in de eerste plaats gekozen om een tweetal groepen aan te wijzen waarvan wel verondersteld mag worden dat zij in staat zijn hun inkomen te kunnen verbeteren. Van studenten wordt per definitie gesteld dat zij perspectief hebben op inkomensverbetering. Met de omschrijving uit ’s Rijks kas bekostigd onderwijs wordt aangesloten bij artikel 13, tweede lid onder c van de Participatiewet. Dit betreft studerenden die aanspraak hebben op studiefinanciering op grond van de Wet op de studiefinanciering 2000 (Studiefinanciering 2000 (WSF) of de Wet Tegemoetkoming Onderwijsbijdrage en Schoolkosten (WTOS). Dan is er de groep bijstandsgerechtigden van wie is vastgesteld dat zij inkomsten uit of in verband met arbeid hebben genoten en dit niet hebben opgegeven. Uit deze uitkeringsfraude mag worden afgeleid dat er kennelijk perspectief of inkomensverbetering is. Van de belanghebbenden die niet onder deze twee groepen valt mag worden aangenomen dat zij, op het moment van aanvragen, geen uitzicht op inkomensverbetering hebben. De uitzondering op deze regel vormt de bijstandsgerechtigde aan wie in de zes maanden voorafgaande aan de aanvraag een maatregel is opgelegd vanwege het niet nakomen van de re-integratieverplichtingen. Door deze maatregel heeft belanghebbende er blijk van gegeven zich onvoldoende te hebben ingespannen om tot inkomensverbetering te komen dan wel door eigen toedoen het perspectief op inkomensverbetering te niet heeft gedaan. Dat is reden om de aanvraag af te wijzen. Er is voor gekozen om bij het terugkijken naar maatregelwaardige gedragingen niet naar de gehele referteperiode te kijken. Dat wordt als onbillijk gezien, omdat de gedraging dan te lang doorwerkt met het oog op de inkomenssituatie van betrokkene, maar ook met het oog op een eventuele gedragverbetering (die immers met de een maatregeloplegging wordt beoogd. M.b.t. de maatregelen die voorafgaand aan de publicatie van maatregelen zijn opgelegd, wordt prudent omgegaan. Dat betekent met name dat gekeken wordt naar duidelijke uitingen van ‘goed gedrag’ na de maatregeloplegging, die er blijk van geven dat betrokkene tot inkeer is gekomen. Het is in dit kader belangrijk om mensen goed voor te lichten over de gevolgen. Op deze manier kan toeslag ook als een extra stimulans ingezet worden om de arbeidsverplichtingen goed op te pakken. Met deze beleidsregels wordt beoogd werkbare wijze uitvoering te kunnen geven aan de toekenning van de individuele inkomenstoeslag. De insteek is dat van mensen die voldoen aan de vereisten zoals vastgelegd in de Verordening Individuele Inkomenstoeslag (minimaal drie jaar een inkomen dat niet hoger is dan 105%), en niet behoren tot de groepen waarvan redelijkerwijs gesteld kan worden dat ze zicht op inkomensverbetering hebben (studenten, bijstandsgerechtigde ‘fraudeurs’), in beginsel aangenomen kan worden dat ze geen uitzicht op inkomensverbetering hebben en daarmee dus recht hebben op de individuele inkomenstoeslag Dat een uitzondering op de deze ‘stelregel’ wordt gemaakt voor bijstandsgerechtigden die een maatregel opgelegd is in verband met de arbeids- en re-integratieverplichtingen, doet recht aan de bijzondere status van de bijstand als vangnetvoorziening. Dat gegeven brengt als het ware extra verplichtingen met zich mee om zich optimaal in te spannen om zo snel mogelijk uit deze tijdelijke voorziening uit te stromen. Die bijzondere status heeft de wetgever ook anderszins tot uitdrukking gebracht in wet, onder andere door de tegenprestatie. Bijkomend voordeel van deze aanpak is ook dat er binnen de grote niet-bijstandsgerechtigden geen nader onderscheid gemaakt hoeft te worden, met uitzondering van de studenten. Met name dit gegeven maakt de uitvoering werkbaar, terwijl toch recht wordt gedaan het maatwerkprincipe. 8.2 Verordening Individuele studietoeslag
Beleidsregels bijzondere bijstand en armoede- en minimabeleid 2015gewijzigd Pagina 22 van 23
21102015
Het bestuur kan, in aanvulling op artikel 36b, eerste lid van de wet, in beleidsregels vastleggen wie, wanneer en op grond van welke voorwaarden recht heeft op een individuele studietoeslag. Uitgangspunt is dat eerst gekeken wordt hoe het in de praktijk werkt. De individuele studietoeslag is een volstrekt nieuwe maatregel, het is zinvol om in de praktijk te kijken wat de behoefte in plaats van op voorhand nadere restricties te bepalen. Er worden vooralsnog geen beleidsregels geformuleerd. 10. Overgangsregeling Voor twee zaken is een overgangsbepaling opgenomen. Ten eerste m.b.t. de periodieke bijzondere bijstand. Deze wordt voortgezet onder de bij toekenning of bij (eerdere) ambtshalve continuering geldende voorwaarden tot het einde van draagkrachtperiode, uiterlijk tot 1 januari 2016 (indien de draagkrachtperiode doorloopt), tenzij zich tijdens de vastgestelde draagkrachtperiode ontwikkelingen voordoen die een voortijdige beëindiging rechtvaardigen. Denk bij dit laatste bijvoorbeeld aan de beëindiging van de periodieke bijstand voor de eigen bijdrage huishoudelijke hulp als de betrokkene deelneemt aan de collectieve zorgverzekering, van waaruit de eigen bijdrage wordt vergoed. Ten tweede is bepaald dat de garantietoeslag voor de voormalige alleenstaande ouder met een inwonend niet meer ten laste komend kind waarvan de startdatum ligt vóór, 1-1-2015 wordt verstrekt tot de datum waarop het recht eindigt, maar uiterlijk tot 1-7-2015. Op die datum gaat voor het ‘zittende bestand’ op 31-12-2014, de kostendelersnorm in, die niet verenigbaar is met de garantietoeslag, waarbij de voormalig alleenstaande ouder een extraatje krijgt in verband met de inwoning van dit, meerderjarig geworden inwonende kind.
Beleidsregels bijzondere bijstand en armoede- en minimabeleid 2015gewijzigd Pagina 23 van 23
21102015