Nota Bijzondere Bijstand Samenwerkingsverband Werk & Inkomen
1
1. Inleiding 1.1. Aanleiding 1.2. Opbouw van de nota 1.3. Uitgangspunten 2. Bijzondere bijstand en de Wet werk en bijstand 2.1. Recht op bijzondere bijstand 2.2. Kostensoorten 2.3. Voorliggende voorzieningen 2.4. Vorm van bijstand 3. Beoordeling aanvraag bijzondere bijstand 3.1. Vraag 1: Betreft het (aantoonbare) noodzakelijke kosten van het bestaan? 3.1.1. Noodzakelijk 3.1.2. Hoogte van de noodzakelijke kosten 3.1.3. Aantoonbaar 3.1.4. Buitenwettelijk beleid 3.1.5. Moment indiening aanvraag 3.1.6. Drempelbedrag 3.2. Vraag 2: Betreft het kosten waarin wordt voorzien? 3.2.1. De Zvw en AWBZ als voorliggende voorziening 3.2.2. Het Inkomensondersteuningsloket Eindhoven als voorliggende voorziening 3.3. Vraag 3: Is er sprake van bijzondere omstandigheden in het individuele geval? 3.3.1. Reserveren 3.4. Vraag 4: Kunnen de kosten worden voldaan uit de aanwezige middelen? 3.4.1. Draagkrachtpercentage 3.4.2. Draagkrachtperiode 3.4.3. Wijziging draagkracht 3.4.4. Draagkrachtberekening 3.4.5. Bijzondere bijstand in de vorm van een geldlening 3.4.6. De aflossing van een geldlening 4. Bijzonder noodzakelijke kosten op grond van uitvoeringsregels Bijlage 1
Noodzakelijke kosten in enge en ruime zin naar het oordeel van de CRvB
Bijlage 2
Praktijkvoorbeelden behorend bij de Zvw en AWBZ als voorliggende voorziening
Bijlage 3
Draagkrachtberekening
2
1.
Inleiding
1.1.
Aanleiding
Op 23 mei 2006 is het ‘Implementatieplan samenwerking Werk en Inkomen, Heeze-Leende, Valkenswaard en Waalre’ vastgesteld. Eén van de uitgangspunten van het implementatieplan is dat het beleid ten aanzien van de Wet werk en bijstand (WWB) gezamenlijk wordt voorbereid en dat aan de colleges en gemeenteraden van de deelnemende gemeenten een uniform voorstel ter goedkeuring wordt voorgelegd. In dit kader is een gezamenlijke nota Bijzondere Bijstand gemaakt waardoor het bijzondere bijstandsbeleid tussen de deelnemende gemeenten is gesynchroniseerd. De gezamenlijke nota Bijzondere Bijstand treedt op 1 januari 2008 in werking. 1.2.
Opbouw van de nota
De nota Bijzondere Bijstand ligt ten grondslag aan het gemeentelijke beleid verwerkt in de richtlijnen van het Handboek WWB van Schulinck. In de nota wordt de bijzondere bijstand nader uitgelegd aan de hand van het wettelijke kader. Vervolgens wordt ingegaan op de wijze van beoordeling van de bijzondere bijstand aan de hand van vier vragen. Tijdens de uitwerking van de beoordelingsvragen zullen de gemeentelijke keuzes in het kader van de bijzondere bijstand aan bod komen. Ook wordt een niet limitatieve lijst van mogelijke kostensoorten opgesomd. 1.3.
Uitgangspunten
Bij het tot stand komen van het bijzondere bijstandsbeleid spelen de volgende uitgangspunten een rol: -
Geen strijd met rijksinkomensbeleid Bij het verlenen van bijzondere bijstand blijft het uitgangspunt dat de verstrekking niet strijdig mag zijn met het rijksinkomensbeleid.
-
Geen bijstand voor niet noodzakelijke kosten
-
Het bijzondere bijstandsbeleid mag het beleid van de voorliggende voorzieningen niet doorkrijsen Het samenwerkingsverband HVW hanteert dit uitgangspunt maar heeft in een aantal gevallen toch gekozen voor buitenwettelijk beleid. Het gaat hierbij om de volgende kosten: Vervoer naar ziekenhuis in verband met een behandeling; Kosten podotherapie, steunzolen en orthopedisch schoeisel; Kosten batterijen voor hoorapparaten.
-
Bijzondere bijstand staat open voor alle minima Bijzondere bijstand is niet alleen voorbehouden aan personen met een bijstandsuitkering voor levensonderhoud. Ook diegene, die beschikt over een ander inkomen tot 110% van de bijstandsnorm, kan een beroep doen op bijzondere bijstand.
-
Terugdringen van niet-gebruik van de voorzieningen Van belang is dat de regelingen onder de aandacht worden gebracht en toegankelijk zijn voor die personen, die er recht op hebben. Dit zal onder meer gaan gebeuren door het geven van voorlichting.
-
Individualiseringsprincipe Naast bovengenoemde uitgangspunten geldt uiteraard het individualiseringsprincipe van de WWB.
3
Dit is geregeld in artikel 18 lid 1 WWB. Dit betekent dat de bijstand en de daaraan verbonden verplichtingen dienen te worden afgestemd op de omstandigheden, mogelijkheden en middelen van de belanghebbende. Het kan dus voorkomen dat de algemene richtlijnen moeten wijken voor individualisering als de omstandigheden, mogelijkheden en middelen van persoon en/ of gezin daartoe aanleiding geven. 2.
Bijzondere bijstand en de Wet werk en bijstand
2.1.
Recht op bijzondere bijstand
Onder bijzondere bijstand (artikel 5 onderdeel d WWB) wordt verstaan de bijstand als bedoeld in artikel 35 lid 1 WWB. Artikel 35 lid 1 WWB bepaalt dat de alleenstaande of het gezin recht heeft op bijzondere bijstand voorzover: 1. de alleenstaande of het gezin niet beschikt over de middelen om te voorzien in de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan, én; 2. deze kosten naar het oordeel van het college niet kunnen worden voldaan uit: - de bijstandsnorm (artikel 5 onderdeel c WWB) én - de langdurigheidstoeslag (artikel 36 WWB), - het vermogen (artikel 34 WWB) en - het inkomen (artikel 32 WWB) voorzover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm. Voor verlening van bijzondere bijstand is het geen vereiste dat men algemene bijstand ontvangt. Ook degene die uit een andere bron dan de WWB beschikt over een inkomen dat niet toereikend is, kan een beroep op bijzondere bijstand doen. Voor het recht op bijzondere bijstand geldt wel dat belanghebbende moet voldoen aan de algemene voorwaarden. De algemene voorwaarden zijn opgenomen in artikel 11 WWB tot en met artikel 16 WWB. 2.2.
Kostensoorten
Welke kosten voor bijzondere bijstandsverlening in aanmerking komen betreft maatwerk. Het moet echter wel altijd betrekking hebben op noodzakelijke kosten van het bestaan. De volgende kostensoorten zijn per definitie (artikel 14 WWB) geen noodzakelijke kosten van het bestaan: -
voldoening aan alimentatieverplichtingen (de LBIO-bijdrage voor uithuis geplaatste kinderen ten aanzien van wie geen aanspraak op kinderbijslag bestaat moet worden gezien als een alimentatieverplichting);
-
betaling van een boete;
-
kosten van geleden of toegebrachte schade (zo komen bijvoorbeeld de kosten van geleden brandschade of geleden schade ten gevolge van een ongeval niet voor bijstandsverlening in aanmerking);
-
vrijwillige premiebetaling in het kader van een publiekrechtelijke verzekering (vrijwillige verzekering in het kader van de AOW);
4
-
kosten van medische handelingen en verrichtingen die gerekend kunnen worden tot de ontwikkelingsgeneeskunde als bedoeld in de Wet op bijzondere medische verrichtingen, of wanneer zodanige medische behandelingen en verrichtingen buiten Nederland plaatsvinden.
2.3.
Voorliggende voorziening
Artikel 5 onderdeel f WWB geeft de definitie van het begrip voorliggende voorziening. Een voorliggende voorziening is elke voorziening buiten de WWB waarop de belanghebbende of het gezin aanspraak kan maken, dan wel een beroep kan doen, ter verwerving van middelen of ter bekostiging van specifieke uitgaven. Niet vereist is dat het een voorziening om niet is. Ook een lening kan een voorliggende voorziening zijn. Bijstandsverlening is niet mogelijk indien: -
de kosten kunnen worden vergoed op grond van een voorliggende voorziening;
-
de kosten op grond van een beleidskeuze van niet-budgettaire aard uitdrukkelijk buiten de werkingssfeer van de voorliggende voorziening zijn gelaten;
-
de kosten op grond van de voorliggende voorziening niet worden vergoed nadat een individuele beoordeling heeft plaatsgevonden.
Bijstandsverlening is wel mogelijk indien: -
er geen daadwerkelijk beroep op de voorliggende voorziening mogelijk is;
-
de betreffende kosten (deels) om budgettaire redenen niet of niet langer op grond van een voorliggende voorziening worden vergoed (denk aan eigen bijdragen);
-
de betreffende kosten niet op grond van de voorliggende voorziening worden vergoed vanwege overwegingen ten aanzien van de vaststelling van de reikwijdte van de voorliggende voorziening;
-
voor de betreffende kosten geen voorliggende voorziening bestaat;
-
er sprake is van zeer dringende redenen (artikel 16 lid 1 WWB).
2.4.
Vorm van bijstand
De bijstand, dus ook de bijzondere bijstand, wordt in beginsel om niet verleend (artikel 48 lid 1 WWB). De WWB kent echter ook andere vormen van bijstandsverlening, zoals een geldlening of een verstrekking in natura. In afwijking van artikel 48 WWB bepaalt artikel 51 lid 1 WWB dat voor de vorm waarin de bijzondere bijstand voor duurzame gebruiksgoederen wordt verstrekt de volgende voorkeur geldt, met dien verstande dat de verlening van bijzondere bijstand eerst aan de orde is indien een geldlening via de normale kredietverlenende instanties niet mogelijk is: -
als borgtocht bij een geldlening via de normale kredietverlenende instanties als vaststaat dat, zonder optreden van de bijstand als borg, de lening door de kredietverlenende instelling niet zal worden verstrekt;
-
als leenbijstand;
-
als bijstand om niet.
5
3.
Beoordeling aanvraag bijzondere bijstand
Bij de beoordeling van de bijzondere bijstand houdt het samenwerkingsverband HVW een volgorde aan die door de Centrale Raad van Beroep (CRvB) is afgeleid uit de wet. Hierin worden de diverse aspecten van het recht op bijzondere bijstand beoordeeld aan de hand van de volgende 4 vragen: 1. Betreft het (aantoonbare) noodzakelijke kosten van het bestaan? Zo ja, beoordeel dan vraag 2. Zo nee, wijs de aanvraag af. 2. Betreft het kosten waarin wordt voorzien? Zo nee, beoordeel dan vraag 3. Zo ja, wijs de aanvraag af. 3. Is er sprake van bijzondere omstandigheden in het individuele geval? Zo ja, beoordeel dan vraag 4, zo nee wijs de aanvraag af. 4. Kunnen de kosten worden voldaan uit de aanwezige middelen? Zo nee, wijs de aanvraag toe. Zo ja, wijs de aanvraag af. Eventueel kan eerst een antwoord op vraag 4 gezocht worden indien een advies aan derden gevraagd dient te worden. Dit in verband met het onnodig betrekken van derden bij de aanvraag indien draagkracht aanwezig is. Een beoordeling aan de hand van de bovengenoemde 4 vragen geeft een duidelijke structurele benadering waarbij alle aspecten van de bijzondere bijstand aan bod komen. Dit draagt bij aan de rechtszekerheid en rechtsgelijkheid en is mede van belang voor de doelmatigheid van de uitvoering. Bij de beantwoording van vraag 1 hebben wij geen beoordelingsvrijheid maar wel een zekere beoordelingsruimte. Er dient beoordeeld te worden of er in het individuele geval daadwerkelijk sprake is van noodzakelijke kosten. 3.1.1.
Noodzakelijk
Welke kosten voor bijzondere bijstandsverlening in aanmerking komen betreft maatwerk. Artikel 14 WWB geeft enkele kostensoorten welke per definitie geen noodzakelijke kosten zijn. Daarnaast zijn in bijlage 1 voorbeelden van jurisprudentie opgenomen betreffende de noodzaak. Hoofdstuk 4 geeft een opsomming van voorkomende kostensoorten binnen het samenwerkingsverband Werk & Inkomen. Deze opsomming is echter niet limitatief. Op grond van artikel 53a lid 2 WWB stelt de gemeente zonodig een onderzoek in naar gegevens die noodzakelijk zijn voor de beoordeling van bijstand. Belanghebbende dient uiteraard relevante gegevens en bewijsstukken te verstrekken (artikel 17 lid 1 WWB), maar uiteindelijk zal de gemeente een zelfstandig onderzoek moeten doen naar de noodzaak van de kosten waarvoor bijzondere bijstand wordt gevraagd. De medische noodzaak van kosten waarvoor bijzondere bijstand wordt aangevraagd wordt in beginsel vastgesteld aan de hand van het verstrekkingenpakket van de Zorgverzekeringswet (Zvw) en de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ). In dit verband is het dus niet nodig een advies aan te vragen. Een medisch advies wordt slechts aangevraagd indien bijzondere bijstand mogelijk is. Om dit te kunnen beoordelen is het nodig om de relatie met de voorliggende voorziening te bezien. Hierbij dient gekeken
6
te worden naar voorzieningen die door de Zvw, AWBZ of de Wet maatschappelijke ondersteuning (WMO) worden verstrekt. Bijzondere bijstand is slechts mogelijk in de volgende gevallen: -
de voorliggende voorziening vraagt een eigen bijdrage (basisverzekering Zvw), geen medisch advies nodig, de noodzaak staat vast;
-
de voorliggende voorziening (basisverzekering Zvw) geeft geen vergoeding voor de betreffende kosten omdat: de vergoeding voor betreffende kosten, om beleidsmatige redenen, bewust buiten de voorliggende voorziening is gehouden. Er is dan alleen bijzondere bijstand mogelijk als er sprake is van zeer dringende redenen. de vergoeding is om budgettaire redenen buiten de voorliggende voorziening gehouden. In beginsel is bijzondere bijstand mogelijk. Medisch advies over de noodzaak.
Het kan onder omstandigheden echter voorkomen dat de kosten van een medisch advies hoger zijn dan de in het geding zijnde kosten van bijstand. In dergelijke gevallen kan het inwinnen van een medisch advies minder zinvol zijn. In dat geval kan ook de behandelende huisarts, tandarts of specialist van de belanghebbende een advies geven. Er dient wel gelet te worden op de onafhankelijkheid en deskundigheid van de adviseur over de WWB. Als richtprijs voor een medisch advies wordt een bedrag van 3.1.2.
300,00 gehanteerd. Hoogte van de noodzakelijke kosten
De hoogte van de te verlenen bijzondere bijstand wordt (individueel) bepaald door de hoogte van de noodzakelijke kosten. Daarbij geldt als uitgangspunt dat, wanneer voor bepaalde kosten meerdere (adequate) voorzieningen mogelijk zijn, voor de goedkoopste voorziening moet worden gekozen. Indien de belanghebbende een relatief duurdere voorziening heeft aangeschaft dan verlenen wij bijzondere bijstand ter hoogte van de goedkoopst adequate voorziening. Het verschil met de duurdere voorziening komt dan volledig voor rekening van belanghebbende. Bij verlening van bijzondere bijstand is vaak behoefte aan richtprijzen voor het vaststellen van de hoogte van de bijzondere bijstand. In de uitvoeringsregels worden voor sommige kosten richtprijzen gehanteerd. Zie hiervoor bijvoorbeeld de richtlijn kosten van woninginrichting en vervanging duurzame gebruiksgoederen. Het zonder meer vaststellen of maximeren van de hoogte van de te verstrekken bijzondere bijstand op de toepasselijke richtprijzen is echter niet altijd toegestaan. Indien de belanghebbende de kosten van de betreffende goederen niet kan voldoen uit bijstand ter hoogte van de gehanteerde richtprijzen is het nodig om hiervan af te wijken en tot een hoger bedrag bijzondere bijstand te verstrekken. 3.1.3.
Aantoonbaar
Het ligt op de weg van de aanvrager om aan te tonen dat de kosten waarvoor hij bijzondere bijstand vraagt ook daadwerkelijk zijn of worden gemaakt. Slaagt hij hier niet in dan wordt de aanvraag afgewezen. Het aantonen van de kosten kan bijvoorbeeld door middel van het overleggen van bewijsstukken in de vorm van nota' s. Van belanghebbende wordt niet verwacht dat hij de originele nota' s e.d. afgeeft. Hij kan volstaan met deze te laten inzien en toe te staan dat er kopieën van gemaakt worden.
7
De individuele bestedingsverplichting om de bijzondere bijstand te besteden voor de kosten waarvoor de bijstand is verleend, moet worden opgenomen in de (toekennings)beschikking (artikel 55 WWB). 3.1.4.
Buitenwettelijk beleid
In tegenstelling tot wat wet en jurisprudentie bepalen heeft het samenwerkingsverband HVW besloten om in bepaalde gevallen toch bijzondere bijstand te verlenen. Men spreekt in dit verband over buitenwettelijk beleid. De rechter kan buitenwettelijk beleid slechts terughoudend toetsen. Buitenwettelijk beleid is door ons nader uitgewerkt in de volgende uitvoeringsregels: -
Vervoer naar ziekenhuis in verband met een behandeling;
-
Kosten podotherapie, steunzolen en orthopedisch schoeisel;
-
Kosten batterijen voor hoorapparaat.
3.1.5.
Moment indiening aanvraag
In beginsel verbiedt artikel 44 lid 1 WWB bijstandsverlening vanaf een eerdere datum dan de datum waarop belanghebbende zich heeft gemeld voor de aanvraag. Echter, onder omstandigheden is bijstandsverlening met terugwerkende kracht wel mogelijk. Het kan voorkomen dat een aanvraag indienen voordat de kosten opkomen niet (goed) mogelijk is. Wij hebben 2 uitzonderingen gemaakt op de hoofdregel, genoemd in artikel 44 lid 1 WWB, waardoor bijzondere bijstandsverlening met terugwerkende kracht wel mogelijk is, te weten: -
een aanvraag kan worden ingediend uiterlijk 3 maanden nadat de kosten zijn gemaakt als de noodzakelijkheid van de gemaakte kosten nog kan worden vastgesteld (bijvoorbeeld bij de vervanging van een bril of eigen bijdrage van medische voorzieningen en verstrekkingen, waarvan de noodzaak al is vastgesteld op grond van de AWBZ en/ of Zvw);
-
100,00 niet te boven gaan kan een
wanneer incidentele kosten elk afzonderlijk een bedrag van aanvraag worden ingediend op het moment dat de grens van kan uiterlijk 3 maanden nadat het totaalbedrag van
100,00 is bereikt. De aanvraag
100,00 is bereikt worden ingediend. Indien
de totale kosten gedurende het kalenderjaar lager zijn dan
100,00 kan de aanvraag ingediend
worden uiterlijk 1 april volgend op het kalenderjaar waarin de kosten zijn gemaakt. 3.1.6.
Drempelbedrag
Op grond van artikel 35 lid 2 WWB kan de bijzondere bijstand worden geweigerd, indien de bijzondere kosten binnen twaalf maanden een bepaald bedrag niet te boven gaan. Wij hebben er voor gekozen geen zogenoemd drempelbedrag te hanteren. 3.2.
Vraag 2: Betreft het kosten waarin wordt voorzien?
Bij de beantwoording van vraag 2 hebben gemeenten een wettelijke beoordelingsvrijheid. In de kosten kan worden voorzien door: -
een voorliggende voorziening (artikel 15 WWB);
-
de bijstandsnorm (artikel 5 onderdeel c WWB), en;
-
de langdurigheidstoeslag (artikel 36 WWB);
-
het vermogen waarbij artikel 34 lid 2 WWB (vermogen) niet van toepassing is en;
8
-
het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm, waarbij artikel 31 lid 2 WWB (middelen) niet van toepassing is.
3.2.1.
De Zvw en AWBZ als voorliggende voorziening
De Zvw en de AWBZ zijn de belangrijkste voorliggende voorzieningen. Wij bieden een collectieve verzekering aan voor minima bij het CZ en VGZ. Door deelname wordt een korting gegeven op de premie door de ziektekostenverzekeraar. Er wordt door ons geen categoriale bijzondere bijstand verstrekt voor een aanvullende verzekering. Bijstand voor premiebetalingen voor een aanvullende ziektekostenverzekering wordt niet verleend vanwege het feit dat de Zvw- en AWBZ- verzekering gelden als passende en toereikende voorliggende voorziening. Het is niet verplicht om een aanvullende verzekering af te sluiten, maar het wordt door ons wel sterk aangeraden. In bijlage 2 zijn enkele praktijkvoorbeelden opgesomd welke betrekking hebben op de Zvw en AWBZ als voorliggende voorziening. 3.2.2.
Het Inkomensondersteuningsloket Eindhoven als voorliggende voorziening
Voor de kosten van woninginrichting en vervanging van duurzame gebruiksgoederen geldt een kredietverlening bij het Inkomensondersteuningsloket Eindhoven als voorliggende voorziening voorzover de kredietverlening toereikend is voor de totale kosten. Indien een kredietverlening bij het Inkomensondersteuningsloket niet of slechts gedeeltelijk mogelijk is wordt bijzondere bijstand verleend in de vorm van een geldlening voor de totale kosten die voor bijstand in aanmerking komen. 3.3.
Vraag 3: Is er sprake van bijzondere omstandigheden in het individuele geval?
Bij de beantwoording van vraag 3 hebben gemeenten geen beoordelingsvrijheid maar wel een zekere beoordelingsruimte. De rechter zal zonder terughoudendheid toetsen. 3.3.1.
Reserveren
Voor bijzondere bijstand in de kosten van woninginrichting en vervanging duurzame gebruiksgoederen zou een bijzondere omstandigheid gelegen kunnen zijn in de situatie dat belanghebbende de kosten niet uit de bijstandsnorm kan bestrijden door reservering of gespreide betaling achteraf en geen aanspraak kan maken op een voorliggende voorziening of de voorliggende voorziening niet toereikend is. 3.4.
Vraag 4: Kunnen de kosten worden voldaan uit de aanwezige middelen?
Gemeenten hebben de volledige vrijheid bij de vaststelling van de draagkracht van belanghebbenden. Daarbij geldt dat vermogens- of inkomensbestanddelen, welke op grond van artikel 31 lid 2 WWB niet tot de middelen worden gerekend, voor de bijzondere bijstand wel tot de middelen van belanghebbende kunnen worden gerekend. Ook de vrijlatingsbepalingen voor het vermogen op grond van artikel 34 lid 2 WWB, zijn voor de bijzondere bijstand niet van toepassing. 3.4.1.
Draagkrachtpercentage
Draagkracht bestaat uit (een gedeelte van) het inkomen boven 110% van de bijstandsnorm en het vermogen boven het wettelijk vastgelegde bescheiden vermogen. Wij hanteren als draagkrachtpercentages:
9
-
100% van het vermogen boven het bescheiden vermogen, en
-
35% of 100% van het inkomen boven 110% van de bijstandsnorm.
Voor de bijzondere bijstand in de kosten van woninginrichting en vervanging duurzame gebruiksgoederen is de volgende uitzondering gemaakt: -
Het vermogen hoger dan een kwart van het vrij te laten vermogen (artikel 34 lid 3 WWB) wordt e
gezien als 100% draagkracht. Hierbij wordt gerekend het vermogen dat aanwezig is rond de 25 van de maand voorafgaande aan de aanvraagdatum. 3.4.2.
Draagkrachtperiode
De draagkrachtperiode wordt vastgesteld voor een periode van een jaar, aanvangend op de eerste dag van de kalendermaand waarin de bijstandsaanvraag wordt ingediend. Voor een nieuwe bijstandsaanvraag binnen de vastgestelde periode van een jaar geldt de eerder vastgestelde draagkracht. De draagkracht wordt telkens vastgesteld voor een periode van een jaar aansluitend op het tijdstip waarop de voorgaande periode is verstreken. Bij vaststelling van het inkomen op jaarbasis wordt uitgegaan van: -
bij regelmatig binnen het jaar genoten inkomsten: de hoogte van deze inkomsten over de laatste gebruikelijke betalingsperiode voorafgaand aan het tijdstip waarop de draagkrachtperiode aanvangt;
-
bij niet regelmatig binnen het jaar genoten inkomsten: de som van de inkomsten over de 12 maanden voorafgaand aan het tijdstip waarop de draagkrachtperiode aanvangt. Als niet het hele peiljaar inkomsten zijn genoten, dan moet het gemiddelde worden genomen van de maanden waarin wel inkomsten zijn ontvangen.
Indien er sprake is van bijzondere bijstand met een incidenteel karakter wordt de draagkracht op jaarbasis ineens verrekend. Indien er sprake is van bijzondere bijstand met een periodiek karakter wordt de draagkracht op maandbasis verrekend. 3.4.3.
Wijziging draagkracht
De vastgestelde draagkracht wordt binnen de vastgestelde periode herzien als gewijzigde omstandigheden daartoe aanleiding geven. Met wijzigingen in het vermogen wordt rekening gehouden in zoverre als deze leiden tot een overschrijding van de grens waarboven vermogen voor de bepaling van de draagkracht in aanmerking wordt genomen of het vermogen van belanghebbende al boven deze grens was. Bedraagt de wijziging van het inkomen minder dan 20% dan wordt de draagkracht niet aangepast. Bij een inkomenswijziging van meer dan 20% dient de draagkracht voor het resterende deel van de lopende draagkrachtperiode opnieuw te worden vastgesteld. 3.4.4.
Draagkrachtberekening
Allereerst wordt het werkelijke inkomen vastgesteld van belanghebbende. Rekening dient te worden gehouden met de vrijgestelde inkomens op grond van artikel 31 en 33 lid 5 WWB. Wanneer het werkelijke inkomen gelijk, of lager is dan 110% van de voor belanghebbende geldende bijstandsnorm
10
hoeft geen verdere draagkrachtberekening gemaakt te worden. Er is dan sprake van een draagkrachtloos inkomen. Eveneens wordt uitgegaan van een draagkrachtloos inkomen bij: -
Personen die een uitkering ontvangen in het kader van de WWIK, Wajong en AOW;
-
Personen ten aanzien van wie de WSNP van toepassing is verklaard.
Na het vaststellen van het werkelijke inkomen dient het voor belanghebbende geldend bijstandsinkomen te worden vastgesteld. Dit is het theoretische inkomen dat belanghebbende maximaal zou ontvangen wanneer zijn werkelijke inkomen onder bijstandsniveau zou zijn. Het verschil tussen het werkelijke en het theoretische inkomen is de draagkracht van 100%. Bij de meeste kosten wordt echter een draagkrachtpercentage van 35% gehanteerd. Een voorbeeld van de draagkrachtberekening is bijgevoegd (zie bijlage 3). Uiteindelijk wordt op de hoogte van de noodzakelijke bijzondere bijstand (het resterende deel van) de draagkracht in mindering gebracht. Bij de berekening van het werkelijke inkomen kan onder andere rekening worden gehouden met de volgende buitengewone uitgaven: -
het verschil tussen de daadwerkelijk ontvangen huurtoeslag en de huurtoeslag die zou zijn ontvangen bij een inkomen op bijstandsniveau;
-
de woonkosten voorzover deze meer bedragen dan de maximale huur waarbij nog recht op huurtoeslag bestaat;
-
de AWBZ-bijdrage;
-
de kosten van alimentatie- of onderhoudsverplichtingen;
-
buitengewone verwervingskosten;
-
kosten voor studie en opleiding.
3.4.5.
Bijzondere bijstand in de vorm van een geldlening
Indien sprake is van tekortschietend besef van verantwoordelijkheid wordt door ons de bijstand in alle bijzondere kostensoorten in de vorm van een geldlening toegekend op grond van artikel 48 lid 2 WWB. Hiervan wordt afgezien, indien elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt. Voor kosten van woninginrichting en duurzame gebruiksgoederen hebben wij gekozen de bijstand altijd in de vorm van een lening toe te kennen. Alleen wanneer er sprake is van zeer bijzondere omstandigheden, is het mogelijk om de bijzondere bijstand om niet te verstrekken. 3.4.6.
De aflossing van een geldlening
De aflossing voor belanghebbende met een inkomen tot 110% van de bijstandsnorm wordt bepaald op 6% van het inkomen, inclusief vakantiegeld. Voor belanghebbende met een inkomen boven 110% van de bijstandsnorm bedraagt de aflossing 50% van de draagkracht met een minimum de draagkracht die geldt bij een inkomen tot 110% van de bijstandsnorm. Indien belanghebbende al aflossingsverplichtingen heeft en de verplichting ook nakomt kan hiermee rekening gehouden worden waarbij als uitgangspunten gelden: -
de aflossingsverplichting is reëel;
-
de schulden zijn gemaakt voor noodzakelijke kosten.
11
De maximale aflossingstermijn bedraagt 5 jaar, inclusief een periode dat de aflossing lager of op nihil is gesteld. Wanneer aan belanghebbende uitstel van betaling van de aflossing is verleend wordt de termijn van 5 jaar opgeschort met de periode van uitstel. 4.
Bijzonder noodzakelijke kosten op grond van uitvoeringsregels
Hierna is een lijst opgenomen van bijzondere kosten waarvoor in de praktijk regelmatig bijzondere bijstand wordt verleend. De bijzondere kosten zijn verder uitgewerkt in het gemeentelijke beleid verwerkt in het Handboek WWB van Schulinck. Deze lijst is niet limitatief. Dit betekent dat het feit dat bepaalde kosten er niet op staan nog niet wil zeggen dat daarvoor geen verlening van bijzondere bijstand mogelijk is. Bepalend voor het recht op bijzondere bijstand is immers dat het gaat om kosten die op grond van bijzondere omstandigheden in het individuele geval noodzakelijk zijn, waarin de algemene bijstand eventueel aangevuld met de langdurigheidstoeslag, niet voorziet en die de eigen draagkracht te boven gaan. Daarom geldt ook omgekeerd dat het feit dat een bepaalde kostensoort in de lijst is opgenomen niet automatisch betekent dat daarvoor (in het individuele geval) ook bijzondere bijstand kan worden verleend. Onderstaande lijst is dus vooral bedoeld ter illustratie van de reikwijdte van de bijzondere bijstand. •
Brillen en contactlenzen;
•
Uitvaartkosten;
•
Bijzondere bijstand 18 t/m 20-jarigen niet in inrichting;
•
Indirecte schoolkosten schoolgaande kinderen;
•
Maaltijdvoorziening;
•
Reiskosten bezoek familieleden in ziekenhuis, inrichting of tehuis;
•
Kosten van sociaal culturele en educatieve activiteiten;
•
Toeslag bijzondere bijstand voormalig alleenstaande ouders;
•
Kosten kinderopvang;
•
Duurzame gebruiksgoederen en overige inrichtingskosten;
•
Verhuiskosten;
•
Overbruggingsuitkering bij eerste betaling;
•
Woonkostentoeslag huurders;
•
Woonkostentoeslag eigenaren;
•
Dieetkosten;
•
Zelfzorgmiddelen bij een chronische aandoening;
•
Tandheelkundige hulp.
12
Bijlage 1
Noodzakelijke kosten in enge en ruime zin naar het oordeel van de CRvB
Het begrip ‘noodzakelijke kosten’ mag volgens de jurisprudentie van de CRvB niet te eng worden uitgelegd. •
Eerste levensbehoefte De kosten zijn niet beperkt tot de eerste levensbehoeften.
•
Eisen van de samenleving Voor de beoordeling van het recht op bijzondere bijstand is niet bepalend of de kosten, gelet op hun aard, naar de eisen van de samenleving als niet noodzakelijk kunnen worden aangemerkt, maar zijn de omstandigheden in het individuele geval bepalend.
•
Zeer dringende redenen De noodzakelijkheid van bepaalde kosten wordt niet slechts aangenomen indien en zolang voor het maken van die kosten zeer dringende redenen aanwezig zijn.
•
Medische noodzaak Voor de beoordeling van de noodzakelijkheid van de kosten is niet steeds een medische noodzaak vereist. Ook andere omstandigheden kunnen kosten noodzakelijk maken.
•
Lening voor de kosten afgesloten Indien voor de kosten een lening is afgesloten, waarop afgelost moet worden en ook daadwerkelijk wordt afgelost, kan niet gesteld worden dat daarom al in de kosten is voorzien en er dus geen recht op bijzondere bijstand bestaat.
Het noodzakelijkheidcriterium is ook weer niet zo ruim dat er nooit grond zou zijn voor een afwijzing op grond van het feit dat de kosten niet noodzakelijk zijn. In de volgende gevallen acht de CRvB geen noodzaak aanwezig voor het verlenen van bijzondere bijstand: •
Kosten ontbreken Indien de kosten niet daadwerkelijk gemaakt worden, is er geen verlening van bijzondere bijstand mogelijk.
•
Gederfd inkomen Het niet ontvangen van bepaalde inkomsten zijn geen kosten. Verlening van bijstand ter compensatie van de verminderde belastingteruggave is niet mogelijk.
•
Goedkoopst adequate voorziening Ook al staat het buiten kijf dat er een noodzaak bestaat tot het maken van bepaalde kosten, dat wil nog niet zeggen dat voor deze kosten ongeacht de hoogte ervan bijzondere bijstand moet worden verleend. In beginsel komt alleen de goedkoopst adequate voorziening voor bijzondere bijstand in aanmerking. Indien de belanghebbende een relatief dure voorziening heeft aangeschaft dan is de keuze van het samenwerkingsverband HVW bijzondere bijstand te verlenen ter hoogte van de goedkoopst adequate voorziening. Het verschil met de duurdere voorziening komt dan volledig voor rekening van de belanghebbende.
•
Voorkomen van kosten Indien het maken van de kosten voorkomen kan worden doordat de betreffende dienst (zij het elders) ook gratis kan worden afgenomen zijn de kosten niet noodzakelijk.
13
•
Kosten gevorderd van een andere dan de aanvrager Als de kosten waarvoor bijstand wordt gevraagd van een ander dan de aanvrager worden gevorderd, komen deze niet voor bijstandsverlening in aanmerking.
•
Kosten in verband met een ander dan de aanvrager Indien de kosten zijn toe te rekenen aan een ander dan belanghebbende, zoals een niet in de bijstand begrepen partner, dan komen deze kosten niet voor bijstandsverlening in aanmerking.
•
Noodzaak moet kunnen worden vastgesteld Indien belanghebbende bijzondere bijstand aanvraagt ten behoeve van de vervanging of reparatie van bepaalde goederen, dan moet het college in de gelegenheid gesteld worden om zich te kunnen vergewissen van de noodzaak van de vervanging of reparatie.
14
Bijlage 2
Praktijkvoorbeelden behorend bij de Zvw en AWBZ als voorliggende voorziening
Ten aanzien van brillen en contactlenzen gelden dat deze niet volledig vergoed worden door de Zorgverzekeringswet (Zvw) om louter budgettaire redenen. Daarom kan het college bijzondere bijstand verlenen voor kosten voor brillen of contactlenzen welke voor rekening van belanghebbende zijn gebleven. Het samenwerkingsverband HVW heeft dit nader uitgewerkt in het Handboek WWB van Schulinck. Kosten van alternatieve geneeswijzen komen niet voor bijstandsverlening in aanmerking. Deze kostensoort is bewust uit het verstrekkingenpakket van Zvw en AWBZ gehouden omdat ze medisch niet noodzakelijk wordt geacht. Dit betekent dat deze kosten ook in het kader van de verlening van bijzondere bijstand niet als noodzakelijk worden aangemerkt. De kosten van (speciale) diëten kunnen voor de verlening van bijzondere bijstand in aanmerking komen, indien dit dieet medisch noodzakelijk is en voorzover de kosten ervan meer bedragen dan reguliere voeding. De Zvw en AWBZ zijn voor dieetkosten en voedingssupplementen geen voorliggende voorziening omdat deze kostensoorten niet behoren tot het zorgpakket van de wettelijke ziektekostenverzekering. Voor de kosten van dieetpreparaten en dieetadvisering moet belanghebbende wel verwezen worden naar Zvw en AWBZ als voorliggende voorzieningen. Het samenwerkingsverband HVW heeft een richtlijn bijzondere bijstand dieetkosten nader uitgewerkt in het Handboek WWB van Schulinck. Ten aanzien van medicijnen geldt dat Zvw en AWBZ samen een passende en toereikende voorliggende voorziening vormen. Voor kosten van medicijnen welke niet of niet volledig worden vergoed door deze verzekeringen kan dus in beginsel geen bijzondere bijstand worden verleend. Dit geldt echter weer niet voor de kosten van zelfzorgmiddelen bij een chronische aandoening. Daarvoor is wel bijzondere bijstand mogelijk. Zie voor een nadere uitwerking het Handboek WWB van Schulinck. Ook de kosten voor batterijen voor gehoortoestellen, orthopedisch schoeisel en de reiskosten voor medische behandelingen komen, met uitzondering van de eigen bijdrage, in beginsel niet in aanmerking voor de verlening van bijzondere bijstand, omdat de Zvw en AWBZ als voorliggende voorzienig zijn aan te wijzen. Het samenwerkingsverband HVW heeft hiervoor buitenwettelijk beleid nader uitgewerkt in het Handboek WWB van Schulinck. Ten aanzien van psychotherapie worden de eerste zittingen vergoed door de Zvw en AWBZ. De eigen bijdrage die geldt voor deze eerste zittingen kan dan ook voor bijstandsverlening in aanmerking komen. Zie voor een nadere uitwerking het Handboek WWB van Schulinck. De kosten van fysiotherapie en oefentherapie kunnen voor verlening van bijzondere bijstand in aanmerking komen, indien de therapie medisch noodzakelijk is. Zie voor een nadere uitwerking het Handboek WWB van Schulinck.
15
Met ingang van 1 januari 2004 is de aanspraak op tandheelkundige hulp beperkt. Deze beperking houdt in dat het preventief periodieke onderzoek, het incidentele consult en de extractie voor verzekerden van 18 jaar en ouder (vanaf 1 januari 2008 voor verzekerden van 22 jaar en ouder) uit het basispakket zijn verwijderd. De jaarlijkse controle, de röntgenfoto' s en het trekken van tanden en kiezen zijn dus verdwenen uit het basispakket. Voor lichamelijk en geestelijk gehandicapten en mensen met ernstige tandheelkundige afwijkingen blijft de vergoeding wel bestaan. Uit de toelichting bij deze wijzigingen kan worden afgeleid dat bovenstaande beperking van de aanspraak op tandheelkundige hulp is ingegeven door budgettaire redenen. Dit geeft het college op grond van artikel 35 lid 1 WWB de mogelijkheid om bijzondere bijstand te verlenen voor de sinds 1 januari 2004 niet langer op grond van de Zfw (en de huidige Zvw) vergoedde kosten van tandheelkundige hulp. Aangezien het Besluit zorgverzekering ten aanzien van tandheelkundige kosten inhoudelijk niet afwijkt van de Regeling tandheelkundige hulp ziekenfondsverzekering, is het bovenstaande nog steeds van toepassing. Zie voor tandartskosten het Handboek WWB van Schulinck.
16
Bijlage 3
Draagkrachtberekening samenwerkingsverband HVW
Draagkrachtberekening bijzondere bijstand. Aanvrager
Partner
BSN naam geboortedatum
man
vrouw
man
adresgegevens
1. Vermogen Waarde onroerend goed minus niet afgeloste hypotheek Effecten, spaargelden, vorderingen (post)banksaldo Totaal vermogen Af:
Vrij te laten vermogen Overige vrijlatingen Totaal vrijlatingen
Draagkracht vermogen
2a. Netto maandinkomen (inclusief vakantietoeslag) van aanvrager en partner Loon e.d. Heffingskortingen Uitkeringen werknemersverzekeringen Uitkeringen volksverzekeringen en sociale voorzieningen Pensioenen WSF 18+ levensonderhoud (niet t.b.v. kinderen) Alimentatie Inkomen overig Subtotaal Inkomsten uit arbeid c.q. uitkering van inwonend(e) kind(eren) tot 21 jaar indien de aanvraag op dit/deze kind(eren) betrekking heeft
Netto inkomen
2b. Vaststelling theoretisch bijstandsinkomen Rijksnorm Gemeentelijke toeslag Af: Gemeentelijke verlaging
% %
Bijstandsinkomen x 110% Af:
Pensioenvrijlating (artikel 33 lid 5 WWB) Vrijlating tegemoetkoming AOW-ers (artikel 31 lid 2 p WWB) Buitengewone uitgaven Totaal
100% draagkracht inkomen
17
vrouw
3. Vaststelling draagkracht Periode draagkracht van
tot en met
Draagkracht vermogen 100% draagkracht inkomen per maand 35% draagkracht inkomen per maand 100% draagkracht inkomen per jaar 35% draagkracht inkomen per jaar
18