Column
Kor t nieuws
Kor t nieuws
RIGO Research en Advies
Van der Laan als Candide
Wijkaanpak Amsterdam
Waterbedeffect krachtwijken
De Gemeente Amsterdam en haar coalitiepartners in de wijkaanpak hebben RIGO opdracht gegeven de actualisatie van de uitvoeringsprogramma’s Wijkaanpak te ondersteunen. De huidige programma’s lopen eind 2009 af. Zowel op buurtniveau als op gezamenlijk stedelijk niveau zijn dan nieuwe programma’s nodig. De buurtcoalities van corporaties, stadsdelen en bewoners bepalen gezamenlijk wat er volgend jaar aangepakt gaat worden in hun buurten. RIGO wordt ingezet als penvoerder, maar ook voor het maken van een kwaliteitsslag in de beleids- en uitvoeringscyclus opdat (nog) beter effecten gemeten en daarmee scherper keuzes gemaakt kunnen gaan worden.
RIGO onderzoekt in opdracht van het ministerie van VROM/WWI of er rond de krachtwijken zogenaamde waterbedeffecten optreden. Met waterbedeffecten wordt gedoeld op het fenomeen dat een maatregel die tot doel heeft een situatie in een gebied te verbeteren, een – meestal onbedoelde en meestal negatieve – invloed heeft op een ander gebied of andere gebieden. RIGO ontwerpt een methode waarmee eventuele waterbedeffecten van het krachtwijkenbeleid in de toekomst kunnen worden gevolgd. Publicatie volgt later dit jaar.
Ons profiel
In juni 2009 verscheen de beleidsbrief van minister Van der Laan over het corporatiebestel. Die brief is, net als die van de minister Dekker, een poging om de discussies over de woningcorporaties te beslechten. De thema’s van die jarenlange discussie zijn inmiddels klassiek. Ten eerste: in welke mate is zelfregulering van de sociale huursector dan wel publiek toezicht en kaderstelling wenselijk? Ten tweede: welke garanties zijn er nodig voor een goede besteding van het omvangrijke non-profit vermogen, dat weliswaar privaat is maar tegelijk ‘uitsluitend op het terrein en in het belang van de volkshuisvesting’ besteed mag worden. Ten derde: in hoeverre is het corporatiebestel op zich een inefficiënte inbreuk op het marktmechanisme waarvan de kosten hoger zijn dan de direct zichtbare sociale baten en zou deze sector niet sterk moeten inkrimpen? De branchevereniging Aedes was sterk voorstander van een zelfregulering in de sociale huursector, die uit zelfstandige instellingen met een breed werkterrein bestaat. Daar stond de opvatting tegenover dat het omvangrijke corporatievermogen, mede gelet op het gebrek aan disciplinering door ‘de markt’, publiek toezicht zo niet publieke sturing vergt, een opvatting die na de terugval van de koopsector en van de bouwmarkt in 2002 meer om pragmatische redenen aanhang kreeg. En dat pleidooi kon ook heel goed gepaard gaan met de opvatting dat het marktaandeel van de corporaties kleiner moest worden door afsplitsing van het commerciële deel of grootschalige verkoop van het bezit, met besteding van het vrijvallend vermogen aan maatschappelijk nuttige zaken. Door een niet aflatende stroom van incidenten stond de corporatiesector in het defensief. Het slagveld overziende valt vooral de continuïteit van beleid op. Dat was al het kenmerk van Dekkers brief uit 2005. Voor die van minister Van der Laan geldt hetzelfde. Hij scherpt het speelveld wat aan, formuleert wat scherper de publieke doelen en is voorstander van splitsing in een commercieel deel en een kernbedrijf, binnen de organisatiegrenzen van de corporaties. Hij handhaaft het publieke toezicht waarvan de organisatie wordt verstevigd met de doorstart van het Centraal Fonds, zonder ingrijpende beperking van de ministeriële verantwoordelijkheid. De hybride grondstructuur blijft. Het pleidooi van Aedes voor een grote mate van zelfregulering wordt niet omarmd. Tegelijk wordt niet gekozen voor een krimpscenario, of voor veel meer marktwerking. Het zijn systeeminterne maatregelen. Al de maatregelen die Van der Laan voorstelt, zouden zonder veel moeite ook in de wetswijzigingen rond de eeuwwisseling gepast hebben. Zo bezien is er bijna 10 jaar onnodig discussie gevoerd. Onlogisch is die beleidscontinuïteit intussen niet. De vermogensgroei die bij veel corporatiedirecteuren de behoefte aan vrijheid versterkte, is precies de reden om die vrijheid niet toe te staan. De kritiek dat corporaties marktwerking verstoren, is even minder opportuun nu marktwerking leidt tot een ontoegankelijke koopsector en onvoldoende investeringen. De wenselijkheid de corporatiesector te hervormen is minder groot zolang niet tegelijk de enorme subsidiering van koopwoningen gematigd wordt. Op korte termijn is een anticyclisch investeringsbeleid door corporaties nodig en dan heb je even geen behoefte aan structuurmaatregelen. Sterker nog, dan blijkt de schaarbeweging van Vogelaar en Bos die tot een dubbele inbreuk op de vermogenspositie leidde gewoon minder handig. Dit alles past perfect in het klassieke patroon van incrementele beleidsontwikkeling, waar de koers wordt bijgesteld in reactie op veranderingen in de beleidsomgeving. Dus is zijn beslissing om, als ware hij Candide, zijn tuin zo goed mogelijk te wieden in afwachting van wat komen gaat, een wijze beslissing. Al weten we inmiddels wel dat de corporatiesector niet de beste aller werelden is… > Meer informatie bij bij Jan van der Schaar, 020-5221123 ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------ > >
[email protected]
> Meer informatie bij Henriette Rombouts, 020-5221139 ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------ > >
[email protected]
> Meer informatie bij Kees Leidelmeijer, 020-5221177 ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------ > >
[email protected]
RIGO evalueert Huur op Maat Nieuw boek: ‘Ontwikkelingspaden voor woningcorporaties’ Welke toekomst ligt in het verschiet voor de woningcorporaties en de sociale verhuur? Zijn er ontwikkelingspaden te ontdekken die zicht bieden op meer stabiliteit en vertrouwen? In deze studie sporen Fleurke, Van der Schaar en Van Wijk mogelijke ontwikkelingspaden op. Ze kijken daartoe naar de geschiedenis van de sociale verhuur, naar buitenlandse stelsels, naar andere sectoren als bouwspaarkassen, ziekenhuizen en hoger onderwijs. Factoren die de kansen voor ontwikkelingsrichtingen beïnvloeden en overwegingen die een rol kunnen spelen bij de keuze van een ontwikkelingsrichting, komen aan bod. Het boek is tot stand gekomen met financiële steun van het ministerie van VROM/WWI. > Meer informatie bij Jan van der Schaar, 020-5221111,
[email protected] ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------ > > ‘Ontwikkelingspaden voor woningcorporaties’ is voor € 19,50 te koop bij RIGO en de SEV
Leefbaarometer meting 2008 online Op de site www.vrom.nl/leefbaarometer kan de ontwikkeling van de leefbaarheid inmiddels over een periode van 10 jaar worden gevolgd: van 1998 tot 2008. Iedereen kan daar in één oogopslag zien hoe de leefbaarheid zich door de tijd heen heeft ontwikkeld. Publicatie over die ontwikkelingen volgt later dit jaar in het rapport ‘Leefbaarheid door de tijd’ dat RIGO samen met Atlas voor Gemeenten heeft gemaakt voor het ministerie van VROM/WWI.
Een jaar na de start Huur op Maat is RIGO druk bezig met de evaluatie van de effecten van dit landelijke experiment met inkomensafhankelijke huurkortingen. In de voortgangsrapportage ‘Een half jaar Huur op Maat’ zijn de eerste resultaten te lezen. Inmiddels zijn we druk bezig met de tussenevaluatie, waarvan de uitkomsten begin 2010 bekend zullen worden gemaakt.
RIGO Research en Advies verricht markt- en beleidsonderzoek en ondersteunt bij het ontwikkelen van beleid, strategie en aanpak. Onze expertise is (het beleid aangaande) de woon- en leefomgeving van mensen, met aandachtsgebieden als wonen, bouwen, zorg- en dienstverlening en vastgoed. Onze opdrachtgevers zijn actief in de wereld van wonen tot en met zorg. We werken onder meer voor overheden, zorginstellingen, woningcorporaties en vastgoedondernemers: partijen die vorm geven aan de woon- en leefsituatie van mensen. We voelen ons betrokken bij de vraagstukken die op dat terrein spelen en helpen onze opdrachtgevers bij het formuleren van antwoorden. Dat doen we door hen in staat te stellen onderbouwde en afgewogen beslissingen te nemen, gebaseerd op kennis van de feiten en inzicht in de mogelijkheden. Wij koesteren onze onafhankelijkheid.
Ons werk > Meer informatie bij Steven Kromhout, 020-5221165,
[email protected] ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------ > > De voortgangsrapportage ‘Een half jaar Huur op Maat’ is te vinden op www.rigo.nl
Grondprijsbeleid als ‘crisisinstrument’? Van alle betrokken partijen worden door het Rijk bijdragen verwacht om de nieuwbouw van woningen zoveel mogelijk op peil te houden tijdens de crisis. Het gemeentelijk grondprijsbeleid kan daar ook een bijdrage aan leveren met verlaging van grondprijzen. Maar doen gemeenten dat ook? Dat blijkt uit een scan in opdracht van Vereniging Eigen Huis (VEH) maar in beperkte mate het geval. Van de onderzochte gemeenten heeft 40% de grondprijzen voor 2009 zelfs verhoogd. > Meer informatie bij Geurt Keers, 020-5221124 ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------ > >
[email protected]
> > > > > > > >
Wonen, zorg en welzijn Lokale en regionale Woonvisies Strategisch portefeuillebeleid Beleidsplannen Leefbaarheid Stedelijke vernieuwing Prestatieovereenkomsten Woningmarktonderzoek
> > > > > > > >
Wijkvitaliteit Monitoring en evaluatie MGE en fair-value Transformatie zorginstellingen Woonmilieutypering Procesbegeleiding Haalbaarheidsstudies Rendement-risicoanalyses
Contact RIGO Research en Advies BV
> Meer informatie bij Kees Leidelmeijer, 020-5221177 ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------ > >
[email protected]
In een nieuw jasje: www.rigo.nl Deze zomer is hij stilletjes online gegaan: de nieuwe internetpagina van RIGO. Na jaren trouwe dienst was de oude pagina aan vervanging toe. De nieuwe pagina is fris en overzichtelijk vormgegeven, in de vertrouwde huisstijl. U vindt er onze publicaties en producten, cv’s en achtergronden, maar ook een overzicht van waar we op dit moment aan werken. Zo krijgt de bezoeker een actuele en complete kijk op RIGO. Een bezoek waard! > Reacties zijn welkom bij Sjoerd Zeelenberg, 020-5221166 ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------ > >
[email protected]
De Ruyterkade 139 • 1011 AC Amsterdam • telefoon 020-5221111 • fax 020-6276840 •
[email protected]
Puntenstelsel voor huisvesting AWBZ In opdracht van het ministerie van VWS is op basis van het puntenstelsel voor zelfstandige woningen van het woningwaarderingsstelsel (wws) voor huurwoningen een puntensysteem ontwikkeld en getest dat de kwaliteit van de huisvesting in de Algemene Wet Bijzondere Zorgkosten (AWBZ) in beeld brengt. Het puntensysteem beperkt zich tot de woon- en dienstruimten binnen een gebouw. De verschillen tussen de oude en de nieuwe gebouwen blijken groot. In de verzorgingshuizen scoren de nieuwste gebouwen ruim 1,5 keer zo goed als de oudste gebouwen. In de GGZ loopt dit op tot bijna factor twee. De ruimte en het comfort die in de nieuwste gebouwen aan de bewoners worden geboden liggen aanzienlijk hoger dan in oudere gebouwen. > Meer informatie Jeroen Neele, 020-5221154 ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------ > >
[email protected]
www.rigo.nl Op onze site vindt u alle informatie over ons bedrijf, onze medewerkers, onze bereikbaarheid en ons werk. Alle openbare rapporten kunt u hier voor eigen gebruik downloaden.
Nieuwsbrief RIGO Research en Advies BV Wonen, Bouwen, Zorg Najaar 2009 In dit nummer: > Van der Laan als Candide > Woningmarktonderzoek in de regentijd > Van zorg met verblijf naar wonen met zorg? > RIGO terug naar de collegebanken > Speelgelegenheid op de wip? > Handig bij zelfstandig > De rentabiliteit van gezondheidszorg
Column
Kor t nieuws
Kor t nieuws
RIGO Research en Advies
Van der Laan als Candide
Wijkaanpak Amsterdam
Waterbedeffect krachtwijken
De Gemeente Amsterdam en haar coalitiepartners in de wijkaanpak hebben RIGO opdracht gegeven de actualisatie van de uitvoeringsprogramma’s Wijkaanpak te ondersteunen. De huidige programma’s lopen eind 2009 af. Zowel op buurtniveau als op gezamenlijk stedelijk niveau zijn dan nieuwe programma’s nodig. De buurtcoalities van corporaties, stadsdelen en bewoners bepalen gezamenlijk wat er volgend jaar aangepakt gaat worden in hun buurten. RIGO wordt ingezet als penvoerder, maar ook voor het maken van een kwaliteitsslag in de beleids- en uitvoeringscyclus opdat (nog) beter effecten gemeten en daarmee scherper keuzes gemaakt kunnen gaan worden.
RIGO onderzoekt in opdracht van het ministerie van VROM/WWI of er rond de krachtwijken zogenaamde waterbedeffecten optreden. Met waterbedeffecten wordt gedoeld op het fenomeen dat een maatregel die tot doel heeft een situatie in een gebied te verbeteren, een – meestal onbedoelde en meestal negatieve – invloed heeft op een ander gebied of andere gebieden. RIGO ontwerpt een methode waarmee eventuele waterbedeffecten van het krachtwijkenbeleid in de toekomst kunnen worden gevolgd. Publicatie volgt later dit jaar.
Ons profiel
In juni 2009 verscheen de beleidsbrief van minister Van der Laan over het corporatiebestel. Die brief is, net als die van de minister Dekker, een poging om de discussies over de woningcorporaties te beslechten. De thema’s van die jarenlange discussie zijn inmiddels klassiek. Ten eerste: in welke mate is zelfregulering van de sociale huursector dan wel publiek toezicht en kaderstelling wenselijk? Ten tweede: welke garanties zijn er nodig voor een goede besteding van het omvangrijke non-profit vermogen, dat weliswaar privaat is maar tegelijk ‘uitsluitend op het terrein en in het belang van de volkshuisvesting’ besteed mag worden. Ten derde: in hoeverre is het corporatiebestel op zich een inefficiënte inbreuk op het marktmechanisme waarvan de kosten hoger zijn dan de direct zichtbare sociale baten en zou deze sector niet sterk moeten inkrimpen? De branchevereniging Aedes was sterk voorstander van een zelfregulering in de sociale huursector, die uit zelfstandige instellingen met een breed werkterrein bestaat. Daar stond de opvatting tegenover dat het omvangrijke corporatievermogen, mede gelet op het gebrek aan disciplinering door ‘de markt’, publiek toezicht zo niet publieke sturing vergt, een opvatting die na de terugval van de koopsector en van de bouwmarkt in 2002 meer om pragmatische redenen aanhang kreeg. En dat pleidooi kon ook heel goed gepaard gaan met de opvatting dat het marktaandeel van de corporaties kleiner moest worden door afsplitsing van het commerciële deel of grootschalige verkoop van het bezit, met besteding van het vrijvallend vermogen aan maatschappelijk nuttige zaken. Door een niet aflatende stroom van incidenten stond de corporatiesector in het defensief. Het slagveld overziende valt vooral de continuïteit van beleid op. Dat was al het kenmerk van Dekkers brief uit 2005. Voor die van minister Van der Laan geldt hetzelfde. Hij scherpt het speelveld wat aan, formuleert wat scherper de publieke doelen en is voorstander van splitsing in een commercieel deel en een kernbedrijf, binnen de organisatiegrenzen van de corporaties. Hij handhaaft het publieke toezicht waarvan de organisatie wordt verstevigd met de doorstart van het Centraal Fonds, zonder ingrijpende beperking van de ministeriële verantwoordelijkheid. De hybride grondstructuur blijft. Het pleidooi van Aedes voor een grote mate van zelfregulering wordt niet omarmd. Tegelijk wordt niet gekozen voor een krimpscenario, of voor veel meer marktwerking. Het zijn systeeminterne maatregelen. Al de maatregelen die Van der Laan voorstelt, zouden zonder veel moeite ook in de wetswijzigingen rond de eeuwwisseling gepast hebben. Zo bezien is er bijna 10 jaar onnodig discussie gevoerd. Onlogisch is die beleidscontinuïteit intussen niet. De vermogensgroei die bij veel corporatiedirecteuren de behoefte aan vrijheid versterkte, is precies de reden om die vrijheid niet toe te staan. De kritiek dat corporaties marktwerking verstoren, is even minder opportuun nu marktwerking leidt tot een ontoegankelijke koopsector en onvoldoende investeringen. De wenselijkheid de corporatiesector te hervormen is minder groot zolang niet tegelijk de enorme subsidiering van koopwoningen gematigd wordt. Op korte termijn is een anticyclisch investeringsbeleid door corporaties nodig en dan heb je even geen behoefte aan structuurmaatregelen. Sterker nog, dan blijkt de schaarbeweging van Vogelaar en Bos die tot een dubbele inbreuk op de vermogenspositie leidde gewoon minder handig. Dit alles past perfect in het klassieke patroon van incrementele beleidsontwikkeling, waar de koers wordt bijgesteld in reactie op veranderingen in de beleidsomgeving. Dus is zijn beslissing om, als ware hij Candide, zijn tuin zo goed mogelijk te wieden in afwachting van wat komen gaat, een wijze beslissing. Al weten we inmiddels wel dat de corporatiesector niet de beste aller werelden is… > Meer informatie bij bij Jan van der Schaar, 020-5221123 ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------ > >
[email protected]
> Meer informatie bij Henriette Rombouts, 020-5221139 ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------ > >
[email protected]
> Meer informatie bij Kees Leidelmeijer, 020-5221177 ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------ > >
[email protected]
RIGO evalueert Huur op Maat Nieuw boek: ‘Ontwikkelingspaden voor woningcorporaties’ Welke toekomst ligt in het verschiet voor de woningcorporaties en de sociale verhuur? Zijn er ontwikkelingspaden te ontdekken die zicht bieden op meer stabiliteit en vertrouwen? In deze studie sporen Fleurke, Van der Schaar en Van Wijk mogelijke ontwikkelingspaden op. Ze kijken daartoe naar de geschiedenis van de sociale verhuur, naar buitenlandse stelsels, naar andere sectoren als bouwspaarkassen, ziekenhuizen en hoger onderwijs. Factoren die de kansen voor ontwikkelingsrichtingen beïnvloeden en overwegingen die een rol kunnen spelen bij de keuze van een ontwikkelingsrichting, komen aan bod. Het boek is tot stand gekomen met financiële steun van het ministerie van VROM/WWI. > Meer informatie bij Jan van der Schaar, 020-5221111,
[email protected] ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------ > > ‘Ontwikkelingspaden voor woningcorporaties’ is voor € 19,50 te koop bij RIGO en de SEV
Leefbaarometer meting 2008 online Op de site www.vrom.nl/leefbaarometer kan de ontwikkeling van de leefbaarheid inmiddels over een periode van 10 jaar worden gevolgd: van 1998 tot 2008. Iedereen kan daar in één oogopslag zien hoe de leefbaarheid zich door de tijd heen heeft ontwikkeld. Publicatie over die ontwikkelingen volgt later dit jaar in het rapport ‘Leefbaarheid door de tijd’ dat RIGO samen met Atlas voor Gemeenten heeft gemaakt voor het ministerie van VROM/WWI.
Een jaar na de start Huur op Maat is RIGO druk bezig met de evaluatie van de effecten van dit landelijke experiment met inkomensafhankelijke huurkortingen. In de voortgangsrapportage ‘Een half jaar Huur op Maat’ zijn de eerste resultaten te lezen. Inmiddels zijn we druk bezig met de tussenevaluatie, waarvan de uitkomsten begin 2010 bekend zullen worden gemaakt.
RIGO Research en Advies verricht markt- en beleidsonderzoek en ondersteunt bij het ontwikkelen van beleid, strategie en aanpak. Onze expertise is (het beleid aangaande) de woon- en leefomgeving van mensen, met aandachtsgebieden als wonen, bouwen, zorg- en dienstverlening en vastgoed. Onze opdrachtgevers zijn actief in de wereld van wonen tot en met zorg. We werken onder meer voor overheden, zorginstellingen, woningcorporaties en vastgoedondernemers: partijen die vorm geven aan de woon- en leefsituatie van mensen. We voelen ons betrokken bij de vraagstukken die op dat terrein spelen en helpen onze opdrachtgevers bij het formuleren van antwoorden. Dat doen we door hen in staat te stellen onderbouwde en afgewogen beslissingen te nemen, gebaseerd op kennis van de feiten en inzicht in de mogelijkheden. Wij koesteren onze onafhankelijkheid.
Ons werk > Meer informatie bij Steven Kromhout, 020-5221165,
[email protected] ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------ > > De voortgangsrapportage ‘Een half jaar Huur op Maat’ is te vinden op www.rigo.nl
Grondprijsbeleid als ‘crisisinstrument’? Van alle betrokken partijen worden door het Rijk bijdragen verwacht om de nieuwbouw van woningen zoveel mogelijk op peil te houden tijdens de crisis. Het gemeentelijk grondprijsbeleid kan daar ook een bijdrage aan leveren met verlaging van grondprijzen. Maar doen gemeenten dat ook? Dat blijkt uit een scan in opdracht van Vereniging Eigen Huis (VEH) maar in beperkte mate het geval. Van de onderzochte gemeenten heeft 40% de grondprijzen voor 2009 zelfs verhoogd. > Meer informatie bij Geurt Keers, 020-5221124 ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------ > >
[email protected]
> > > > > > > >
Wonen, zorg en welzijn Lokale en regionale Woonvisies Strategisch portefeuillebeleid Beleidsplannen Leefbaarheid Stedelijke vernieuwing Prestatieovereenkomsten Woningmarktonderzoek
> > > > > > > >
Wijkvitaliteit Monitoring en evaluatie MGE en fair-value Transformatie zorginstellingen Woonmilieutypering Procesbegeleiding Haalbaarheidsstudies Rendement-risicoanalyses
Contact RIGO Research en Advies BV
> Meer informatie bij Kees Leidelmeijer, 020-5221177 ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------ > >
[email protected]
In een nieuw jasje: www.rigo.nl Deze zomer is hij stilletjes online gegaan: de nieuwe internetpagina van RIGO. Na jaren trouwe dienst was de oude pagina aan vervanging toe. De nieuwe pagina is fris en overzichtelijk vormgegeven, in de vertrouwde huisstijl. U vindt er onze publicaties en producten, cv’s en achtergronden, maar ook een overzicht van waar we op dit moment aan werken. Zo krijgt de bezoeker een actuele en complete kijk op RIGO. Een bezoek waard! > Reacties zijn welkom bij Sjoerd Zeelenberg, 020-5221166 ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------ > >
[email protected]
De Ruyterkade 139 • 1011 AC Amsterdam • telefoon 020-5221111 • fax 020-6276840 •
[email protected]
Puntenstelsel voor huisvesting AWBZ In opdracht van het ministerie van VWS is op basis van het puntenstelsel voor zelfstandige woningen van het woningwaarderingsstelsel (wws) voor huurwoningen een puntensysteem ontwikkeld en getest dat de kwaliteit van de huisvesting in de Algemene Wet Bijzondere Zorgkosten (AWBZ) in beeld brengt. Het puntensysteem beperkt zich tot de woon- en dienstruimten binnen een gebouw. De verschillen tussen de oude en de nieuwe gebouwen blijken groot. In de verzorgingshuizen scoren de nieuwste gebouwen ruim 1,5 keer zo goed als de oudste gebouwen. In de GGZ loopt dit op tot bijna factor twee. De ruimte en het comfort die in de nieuwste gebouwen aan de bewoners worden geboden liggen aanzienlijk hoger dan in oudere gebouwen. > Meer informatie Jeroen Neele, 020-5221154 ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------ > >
[email protected]
www.rigo.nl Op onze site vindt u alle informatie over ons bedrijf, onze medewerkers, onze bereikbaarheid en ons werk. Alle openbare rapporten kunt u hier voor eigen gebruik downloaden.
Nieuwsbrief RIGO Research en Advies BV Wonen, Bouwen, Zorg Najaar 2009 In dit nummer: > Van der Laan als Candide > Woningmarktonderzoek in de regentijd > Van zorg met verblijf naar wonen met zorg? > RIGO terug naar de collegebanken > Speelgelegenheid op de wip? > Handig bij zelfstandig > De rentabiliteit van gezondheidszorg
Column
Kor t nieuws
Kor t nieuws
RIGO Research en Advies
Van der Laan als Candide
Wijkaanpak Amsterdam
Waterbedeffect krachtwijken
De Gemeente Amsterdam en haar coalitiepartners in de wijkaanpak hebben RIGO opdracht gegeven de actualisatie van de uitvoeringsprogramma’s Wijkaanpak te ondersteunen. De huidige programma’s lopen eind 2009 af. Zowel op buurtniveau als op gezamenlijk stedelijk niveau zijn dan nieuwe programma’s nodig. De buurtcoalities van corporaties, stadsdelen en bewoners bepalen gezamenlijk wat er volgend jaar aangepakt gaat worden in hun buurten. RIGO wordt ingezet als penvoerder, maar ook voor het maken van een kwaliteitsslag in de beleids- en uitvoeringscyclus opdat (nog) beter effecten gemeten en daarmee scherper keuzes gemaakt kunnen gaan worden.
RIGO onderzoekt in opdracht van het ministerie van VROM/WWI of er rond de krachtwijken zogenaamde waterbedeffecten optreden. Met waterbedeffecten wordt gedoeld op het fenomeen dat een maatregel die tot doel heeft een situatie in een gebied te verbeteren, een – meestal onbedoelde en meestal negatieve – invloed heeft op een ander gebied of andere gebieden. RIGO ontwerpt een methode waarmee eventuele waterbedeffecten van het krachtwijkenbeleid in de toekomst kunnen worden gevolgd. Publicatie volgt later dit jaar.
Ons profiel
In juni 2009 verscheen de beleidsbrief van minister Van der Laan over het corporatiebestel. Die brief is, net als die van de minister Dekker, een poging om de discussies over de woningcorporaties te beslechten. De thema’s van die jarenlange discussie zijn inmiddels klassiek. Ten eerste: in welke mate is zelfregulering van de sociale huursector dan wel publiek toezicht en kaderstelling wenselijk? Ten tweede: welke garanties zijn er nodig voor een goede besteding van het omvangrijke non-profit vermogen, dat weliswaar privaat is maar tegelijk ‘uitsluitend op het terrein en in het belang van de volkshuisvesting’ besteed mag worden. Ten derde: in hoeverre is het corporatiebestel op zich een inefficiënte inbreuk op het marktmechanisme waarvan de kosten hoger zijn dan de direct zichtbare sociale baten en zou deze sector niet sterk moeten inkrimpen? De branchevereniging Aedes was sterk voorstander van een zelfregulering in de sociale huursector, die uit zelfstandige instellingen met een breed werkterrein bestaat. Daar stond de opvatting tegenover dat het omvangrijke corporatievermogen, mede gelet op het gebrek aan disciplinering door ‘de markt’, publiek toezicht zo niet publieke sturing vergt, een opvatting die na de terugval van de koopsector en van de bouwmarkt in 2002 meer om pragmatische redenen aanhang kreeg. En dat pleidooi kon ook heel goed gepaard gaan met de opvatting dat het marktaandeel van de corporaties kleiner moest worden door afsplitsing van het commerciële deel of grootschalige verkoop van het bezit, met besteding van het vrijvallend vermogen aan maatschappelijk nuttige zaken. Door een niet aflatende stroom van incidenten stond de corporatiesector in het defensief. Het slagveld overziende valt vooral de continuïteit van beleid op. Dat was al het kenmerk van Dekkers brief uit 2005. Voor die van minister Van der Laan geldt hetzelfde. Hij scherpt het speelveld wat aan, formuleert wat scherper de publieke doelen en is voorstander van splitsing in een commercieel deel en een kernbedrijf, binnen de organisatiegrenzen van de corporaties. Hij handhaaft het publieke toezicht waarvan de organisatie wordt verstevigd met de doorstart van het Centraal Fonds, zonder ingrijpende beperking van de ministeriële verantwoordelijkheid. De hybride grondstructuur blijft. Het pleidooi van Aedes voor een grote mate van zelfregulering wordt niet omarmd. Tegelijk wordt niet gekozen voor een krimpscenario, of voor veel meer marktwerking. Het zijn systeeminterne maatregelen. Al de maatregelen die Van der Laan voorstelt, zouden zonder veel moeite ook in de wetswijzigingen rond de eeuwwisseling gepast hebben. Zo bezien is er bijna 10 jaar onnodig discussie gevoerd. Onlogisch is die beleidscontinuïteit intussen niet. De vermogensgroei die bij veel corporatiedirecteuren de behoefte aan vrijheid versterkte, is precies de reden om die vrijheid niet toe te staan. De kritiek dat corporaties marktwerking verstoren, is even minder opportuun nu marktwerking leidt tot een ontoegankelijke koopsector en onvoldoende investeringen. De wenselijkheid de corporatiesector te hervormen is minder groot zolang niet tegelijk de enorme subsidiering van koopwoningen gematigd wordt. Op korte termijn is een anticyclisch investeringsbeleid door corporaties nodig en dan heb je even geen behoefte aan structuurmaatregelen. Sterker nog, dan blijkt de schaarbeweging van Vogelaar en Bos die tot een dubbele inbreuk op de vermogenspositie leidde gewoon minder handig. Dit alles past perfect in het klassieke patroon van incrementele beleidsontwikkeling, waar de koers wordt bijgesteld in reactie op veranderingen in de beleidsomgeving. Dus is zijn beslissing om, als ware hij Candide, zijn tuin zo goed mogelijk te wieden in afwachting van wat komen gaat, een wijze beslissing. Al weten we inmiddels wel dat de corporatiesector niet de beste aller werelden is… > Meer informatie bij bij Jan van der Schaar, 020-5221123 ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------ > >
[email protected]
> Meer informatie bij Henriette Rombouts, 020-5221139 ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------ > >
[email protected]
> Meer informatie bij Kees Leidelmeijer, 020-5221177 ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------ > >
[email protected]
RIGO evalueert Huur op Maat Nieuw boek: ‘Ontwikkelingspaden voor woningcorporaties’ Welke toekomst ligt in het verschiet voor de woningcorporaties en de sociale verhuur? Zijn er ontwikkelingspaden te ontdekken die zicht bieden op meer stabiliteit en vertrouwen? In deze studie sporen Fleurke, Van der Schaar en Van Wijk mogelijke ontwikkelingspaden op. Ze kijken daartoe naar de geschiedenis van de sociale verhuur, naar buitenlandse stelsels, naar andere sectoren als bouwspaarkassen, ziekenhuizen en hoger onderwijs. Factoren die de kansen voor ontwikkelingsrichtingen beïnvloeden en overwegingen die een rol kunnen spelen bij de keuze van een ontwikkelingsrichting, komen aan bod. Het boek is tot stand gekomen met financiële steun van het ministerie van VROM/WWI. > Meer informatie bij Jan van der Schaar, 020-5221111,
[email protected] ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------ > > ‘Ontwikkelingspaden voor woningcorporaties’ is voor € 19,50 te koop bij RIGO en de SEV
Leefbaarometer meting 2008 online Op de site www.vrom.nl/leefbaarometer kan de ontwikkeling van de leefbaarheid inmiddels over een periode van 10 jaar worden gevolgd: van 1998 tot 2008. Iedereen kan daar in één oogopslag zien hoe de leefbaarheid zich door de tijd heen heeft ontwikkeld. Publicatie over die ontwikkelingen volgt later dit jaar in het rapport ‘Leefbaarheid door de tijd’ dat RIGO samen met Atlas voor Gemeenten heeft gemaakt voor het ministerie van VROM/WWI.
Een jaar na de start Huur op Maat is RIGO druk bezig met de evaluatie van de effecten van dit landelijke experiment met inkomensafhankelijke huurkortingen. In de voortgangsrapportage ‘Een half jaar Huur op Maat’ zijn de eerste resultaten te lezen. Inmiddels zijn we druk bezig met de tussenevaluatie, waarvan de uitkomsten begin 2010 bekend zullen worden gemaakt.
RIGO Research en Advies verricht markt- en beleidsonderzoek en ondersteunt bij het ontwikkelen van beleid, strategie en aanpak. Onze expertise is (het beleid aangaande) de woon- en leefomgeving van mensen, met aandachtsgebieden als wonen, bouwen, zorg- en dienstverlening en vastgoed. Onze opdrachtgevers zijn actief in de wereld van wonen tot en met zorg. We werken onder meer voor overheden, zorginstellingen, woningcorporaties en vastgoedondernemers: partijen die vorm geven aan de woon- en leefsituatie van mensen. We voelen ons betrokken bij de vraagstukken die op dat terrein spelen en helpen onze opdrachtgevers bij het formuleren van antwoorden. Dat doen we door hen in staat te stellen onderbouwde en afgewogen beslissingen te nemen, gebaseerd op kennis van de feiten en inzicht in de mogelijkheden. Wij koesteren onze onafhankelijkheid.
Ons werk > Meer informatie bij Steven Kromhout, 020-5221165,
[email protected] ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------ > > De voortgangsrapportage ‘Een half jaar Huur op Maat’ is te vinden op www.rigo.nl
Grondprijsbeleid als ‘crisisinstrument’? Van alle betrokken partijen worden door het Rijk bijdragen verwacht om de nieuwbouw van woningen zoveel mogelijk op peil te houden tijdens de crisis. Het gemeentelijk grondprijsbeleid kan daar ook een bijdrage aan leveren met verlaging van grondprijzen. Maar doen gemeenten dat ook? Dat blijkt uit een scan in opdracht van Vereniging Eigen Huis (VEH) maar in beperkte mate het geval. Van de onderzochte gemeenten heeft 40% de grondprijzen voor 2009 zelfs verhoogd. > Meer informatie bij Geurt Keers, 020-5221124 ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------ > >
[email protected]
> > > > > > > >
Wonen, zorg en welzijn Lokale en regionale Woonvisies Strategisch portefeuillebeleid Beleidsplannen Leefbaarheid Stedelijke vernieuwing Prestatieovereenkomsten Woningmarktonderzoek
> > > > > > > >
Wijkvitaliteit Monitoring en evaluatie MGE en fair-value Transformatie zorginstellingen Woonmilieutypering Procesbegeleiding Haalbaarheidsstudies Rendement-risicoanalyses
Contact RIGO Research en Advies BV
> Meer informatie bij Kees Leidelmeijer, 020-5221177 ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------ > >
[email protected]
In een nieuw jasje: www.rigo.nl Deze zomer is hij stilletjes online gegaan: de nieuwe internetpagina van RIGO. Na jaren trouwe dienst was de oude pagina aan vervanging toe. De nieuwe pagina is fris en overzichtelijk vormgegeven, in de vertrouwde huisstijl. U vindt er onze publicaties en producten, cv’s en achtergronden, maar ook een overzicht van waar we op dit moment aan werken. Zo krijgt de bezoeker een actuele en complete kijk op RIGO. Een bezoek waard! > Reacties zijn welkom bij Sjoerd Zeelenberg, 020-5221166 ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------ > >
[email protected]
De Ruyterkade 139 • 1011 AC Amsterdam • telefoon 020-5221111 • fax 020-6276840 •
[email protected]
Puntenstelsel voor huisvesting AWBZ In opdracht van het ministerie van VWS is op basis van het puntenstelsel voor zelfstandige woningen van het woningwaarderingsstelsel (wws) voor huurwoningen een puntensysteem ontwikkeld en getest dat de kwaliteit van de huisvesting in de Algemene Wet Bijzondere Zorgkosten (AWBZ) in beeld brengt. Het puntensysteem beperkt zich tot de woon- en dienstruimten binnen een gebouw. De verschillen tussen de oude en de nieuwe gebouwen blijken groot. In de verzorgingshuizen scoren de nieuwste gebouwen ruim 1,5 keer zo goed als de oudste gebouwen. In de GGZ loopt dit op tot bijna factor twee. De ruimte en het comfort die in de nieuwste gebouwen aan de bewoners worden geboden liggen aanzienlijk hoger dan in oudere gebouwen. > Meer informatie Jeroen Neele, 020-5221154 ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------ > >
[email protected]
www.rigo.nl Op onze site vindt u alle informatie over ons bedrijf, onze medewerkers, onze bereikbaarheid en ons werk. Alle openbare rapporten kunt u hier voor eigen gebruik downloaden.
Nieuwsbrief RIGO Research en Advies BV Wonen, Bouwen, Zorg Najaar 2009 In dit nummer: > Van der Laan als Candide > Woningmarktonderzoek in de regentijd > Van zorg met verblijf naar wonen met zorg? > RIGO terug naar de collegebanken > Speelgelegenheid op de wip? > Handig bij zelfstandig > De rentabiliteit van gezondheidszorg
Column
Kor t nieuws
Kor t nieuws
RIGO Research en Advies
Van der Laan als Candide
Wijkaanpak Amsterdam
Waterbedeffect krachtwijken
De Gemeente Amsterdam en haar coalitiepartners in de wijkaanpak hebben RIGO opdracht gegeven de actualisatie van de uitvoeringsprogramma’s Wijkaanpak te ondersteunen. De huidige programma’s lopen eind 2009 af. Zowel op buurtniveau als op gezamenlijk stedelijk niveau zijn dan nieuwe programma’s nodig. De buurtcoalities van corporaties, stadsdelen en bewoners bepalen gezamenlijk wat er volgend jaar aangepakt gaat worden in hun buurten. RIGO wordt ingezet als penvoerder, maar ook voor het maken van een kwaliteitsslag in de beleids- en uitvoeringscyclus opdat (nog) beter effecten gemeten en daarmee scherper keuzes gemaakt kunnen gaan worden.
RIGO onderzoekt in opdracht van het ministerie van VROM/WWI of er rond de krachtwijken zogenaamde waterbedeffecten optreden. Met waterbedeffecten wordt gedoeld op het fenomeen dat een maatregel die tot doel heeft een situatie in een gebied te verbeteren, een – meestal onbedoelde en meestal negatieve – invloed heeft op een ander gebied of andere gebieden. RIGO ontwerpt een methode waarmee eventuele waterbedeffecten van het krachtwijkenbeleid in de toekomst kunnen worden gevolgd. Publicatie volgt later dit jaar.
Ons profiel
In juni 2009 verscheen de beleidsbrief van minister Van der Laan over het corporatiebestel. Die brief is, net als die van de minister Dekker, een poging om de discussies over de woningcorporaties te beslechten. De thema’s van die jarenlange discussie zijn inmiddels klassiek. Ten eerste: in welke mate is zelfregulering van de sociale huursector dan wel publiek toezicht en kaderstelling wenselijk? Ten tweede: welke garanties zijn er nodig voor een goede besteding van het omvangrijke non-profit vermogen, dat weliswaar privaat is maar tegelijk ‘uitsluitend op het terrein en in het belang van de volkshuisvesting’ besteed mag worden. Ten derde: in hoeverre is het corporatiebestel op zich een inefficiënte inbreuk op het marktmechanisme waarvan de kosten hoger zijn dan de direct zichtbare sociale baten en zou deze sector niet sterk moeten inkrimpen? De branchevereniging Aedes was sterk voorstander van een zelfregulering in de sociale huursector, die uit zelfstandige instellingen met een breed werkterrein bestaat. Daar stond de opvatting tegenover dat het omvangrijke corporatievermogen, mede gelet op het gebrek aan disciplinering door ‘de markt’, publiek toezicht zo niet publieke sturing vergt, een opvatting die na de terugval van de koopsector en van de bouwmarkt in 2002 meer om pragmatische redenen aanhang kreeg. En dat pleidooi kon ook heel goed gepaard gaan met de opvatting dat het marktaandeel van de corporaties kleiner moest worden door afsplitsing van het commerciële deel of grootschalige verkoop van het bezit, met besteding van het vrijvallend vermogen aan maatschappelijk nuttige zaken. Door een niet aflatende stroom van incidenten stond de corporatiesector in het defensief. Het slagveld overziende valt vooral de continuïteit van beleid op. Dat was al het kenmerk van Dekkers brief uit 2005. Voor die van minister Van der Laan geldt hetzelfde. Hij scherpt het speelveld wat aan, formuleert wat scherper de publieke doelen en is voorstander van splitsing in een commercieel deel en een kernbedrijf, binnen de organisatiegrenzen van de corporaties. Hij handhaaft het publieke toezicht waarvan de organisatie wordt verstevigd met de doorstart van het Centraal Fonds, zonder ingrijpende beperking van de ministeriële verantwoordelijkheid. De hybride grondstructuur blijft. Het pleidooi van Aedes voor een grote mate van zelfregulering wordt niet omarmd. Tegelijk wordt niet gekozen voor een krimpscenario, of voor veel meer marktwerking. Het zijn systeeminterne maatregelen. Al de maatregelen die Van der Laan voorstelt, zouden zonder veel moeite ook in de wetswijzigingen rond de eeuwwisseling gepast hebben. Zo bezien is er bijna 10 jaar onnodig discussie gevoerd. Onlogisch is die beleidscontinuïteit intussen niet. De vermogensgroei die bij veel corporatiedirecteuren de behoefte aan vrijheid versterkte, is precies de reden om die vrijheid niet toe te staan. De kritiek dat corporaties marktwerking verstoren, is even minder opportuun nu marktwerking leidt tot een ontoegankelijke koopsector en onvoldoende investeringen. De wenselijkheid de corporatiesector te hervormen is minder groot zolang niet tegelijk de enorme subsidiering van koopwoningen gematigd wordt. Op korte termijn is een anticyclisch investeringsbeleid door corporaties nodig en dan heb je even geen behoefte aan structuurmaatregelen. Sterker nog, dan blijkt de schaarbeweging van Vogelaar en Bos die tot een dubbele inbreuk op de vermogenspositie leidde gewoon minder handig. Dit alles past perfect in het klassieke patroon van incrementele beleidsontwikkeling, waar de koers wordt bijgesteld in reactie op veranderingen in de beleidsomgeving. Dus is zijn beslissing om, als ware hij Candide, zijn tuin zo goed mogelijk te wieden in afwachting van wat komen gaat, een wijze beslissing. Al weten we inmiddels wel dat de corporatiesector niet de beste aller werelden is… > Meer informatie bij bij Jan van der Schaar, 020-5221123 ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------ > >
[email protected]
> Meer informatie bij Henriette Rombouts, 020-5221139 ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------ > >
[email protected]
> Meer informatie bij Kees Leidelmeijer, 020-5221177 ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------ > >
[email protected]
RIGO evalueert Huur op Maat Nieuw boek: ‘Ontwikkelingspaden voor woningcorporaties’ Welke toekomst ligt in het verschiet voor de woningcorporaties en de sociale verhuur? Zijn er ontwikkelingspaden te ontdekken die zicht bieden op meer stabiliteit en vertrouwen? In deze studie sporen Fleurke, Van der Schaar en Van Wijk mogelijke ontwikkelingspaden op. Ze kijken daartoe naar de geschiedenis van de sociale verhuur, naar buitenlandse stelsels, naar andere sectoren als bouwspaarkassen, ziekenhuizen en hoger onderwijs. Factoren die de kansen voor ontwikkelingsrichtingen beïnvloeden en overwegingen die een rol kunnen spelen bij de keuze van een ontwikkelingsrichting, komen aan bod. Het boek is tot stand gekomen met financiële steun van het ministerie van VROM/WWI. > Meer informatie bij Jan van der Schaar, 020-5221111,
[email protected] ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------ > > ‘Ontwikkelingspaden voor woningcorporaties’ is voor € 19,50 te koop bij RIGO en de SEV
Leefbaarometer meting 2008 online Op de site www.vrom.nl/leefbaarometer kan de ontwikkeling van de leefbaarheid inmiddels over een periode van 10 jaar worden gevolgd: van 1998 tot 2008. Iedereen kan daar in één oogopslag zien hoe de leefbaarheid zich door de tijd heen heeft ontwikkeld. Publicatie over die ontwikkelingen volgt later dit jaar in het rapport ‘Leefbaarheid door de tijd’ dat RIGO samen met Atlas voor Gemeenten heeft gemaakt voor het ministerie van VROM/WWI.
Een jaar na de start Huur op Maat is RIGO druk bezig met de evaluatie van de effecten van dit landelijke experiment met inkomensafhankelijke huurkortingen. In de voortgangsrapportage ‘Een half jaar Huur op Maat’ zijn de eerste resultaten te lezen. Inmiddels zijn we druk bezig met de tussenevaluatie, waarvan de uitkomsten begin 2010 bekend zullen worden gemaakt.
RIGO Research en Advies verricht markt- en beleidsonderzoek en ondersteunt bij het ontwikkelen van beleid, strategie en aanpak. Onze expertise is (het beleid aangaande) de woon- en leefomgeving van mensen, met aandachtsgebieden als wonen, bouwen, zorg- en dienstverlening en vastgoed. Onze opdrachtgevers zijn actief in de wereld van wonen tot en met zorg. We werken onder meer voor overheden, zorginstellingen, woningcorporaties en vastgoedondernemers: partijen die vorm geven aan de woon- en leefsituatie van mensen. We voelen ons betrokken bij de vraagstukken die op dat terrein spelen en helpen onze opdrachtgevers bij het formuleren van antwoorden. Dat doen we door hen in staat te stellen onderbouwde en afgewogen beslissingen te nemen, gebaseerd op kennis van de feiten en inzicht in de mogelijkheden. Wij koesteren onze onafhankelijkheid.
Ons werk > Meer informatie bij Steven Kromhout, 020-5221165,
[email protected] ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------ > > De voortgangsrapportage ‘Een half jaar Huur op Maat’ is te vinden op www.rigo.nl
Grondprijsbeleid als ‘crisisinstrument’? Van alle betrokken partijen worden door het Rijk bijdragen verwacht om de nieuwbouw van woningen zoveel mogelijk op peil te houden tijdens de crisis. Het gemeentelijk grondprijsbeleid kan daar ook een bijdrage aan leveren met verlaging van grondprijzen. Maar doen gemeenten dat ook? Dat blijkt uit een scan in opdracht van Vereniging Eigen Huis (VEH) maar in beperkte mate het geval. Van de onderzochte gemeenten heeft 40% de grondprijzen voor 2009 zelfs verhoogd. > Meer informatie bij Geurt Keers, 020-5221124 ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------ > >
[email protected]
> > > > > > > >
Wonen, zorg en welzijn Lokale en regionale Woonvisies Strategisch portefeuillebeleid Beleidsplannen Leefbaarheid Stedelijke vernieuwing Prestatieovereenkomsten Woningmarktonderzoek
> > > > > > > >
Wijkvitaliteit Monitoring en evaluatie MGE en fair-value Transformatie zorginstellingen Woonmilieutypering Procesbegeleiding Haalbaarheidsstudies Rendement-risicoanalyses
Contact RIGO Research en Advies BV
> Meer informatie bij Kees Leidelmeijer, 020-5221177 ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------ > >
[email protected]
In een nieuw jasje: www.rigo.nl Deze zomer is hij stilletjes online gegaan: de nieuwe internetpagina van RIGO. Na jaren trouwe dienst was de oude pagina aan vervanging toe. De nieuwe pagina is fris en overzichtelijk vormgegeven, in de vertrouwde huisstijl. U vindt er onze publicaties en producten, cv’s en achtergronden, maar ook een overzicht van waar we op dit moment aan werken. Zo krijgt de bezoeker een actuele en complete kijk op RIGO. Een bezoek waard! > Reacties zijn welkom bij Sjoerd Zeelenberg, 020-5221166 ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------ > >
[email protected]
De Ruyterkade 139 • 1011 AC Amsterdam • telefoon 020-5221111 • fax 020-6276840 •
[email protected]
Puntenstelsel voor huisvesting AWBZ In opdracht van het ministerie van VWS is op basis van het puntenstelsel voor zelfstandige woningen van het woningwaarderingsstelsel (wws) voor huurwoningen een puntensysteem ontwikkeld en getest dat de kwaliteit van de huisvesting in de Algemene Wet Bijzondere Zorgkosten (AWBZ) in beeld brengt. Het puntensysteem beperkt zich tot de woon- en dienstruimten binnen een gebouw. De verschillen tussen de oude en de nieuwe gebouwen blijken groot. In de verzorgingshuizen scoren de nieuwste gebouwen ruim 1,5 keer zo goed als de oudste gebouwen. In de GGZ loopt dit op tot bijna factor twee. De ruimte en het comfort die in de nieuwste gebouwen aan de bewoners worden geboden liggen aanzienlijk hoger dan in oudere gebouwen. > Meer informatie Jeroen Neele, 020-5221154 ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------ > >
[email protected]
www.rigo.nl Op onze site vindt u alle informatie over ons bedrijf, onze medewerkers, onze bereikbaarheid en ons werk. Alle openbare rapporten kunt u hier voor eigen gebruik downloaden.
Nieuwsbrief RIGO Research en Advies BV Wonen, Bouwen, Zorg Najaar 2009 In dit nummer: > Van der Laan als Candide > Woningmarktonderzoek in de regentijd > Van zorg met verblijf naar wonen met zorg? > RIGO terug naar de collegebanken > Speelgelegenheid op de wip? > Handig bij zelfstandig > De rentabiliteit van gezondheidszorg
De rentabiliteit van gezondheidszorg
Van zorg met verblijf naar wonen met zorg?
Speelgelegenheid op de wip?
RIGO terug naar de collegebanken
Woningmarktonderzoek in de regentijd
RIGO heeft de maatschappelijke effecten van investeringen in gezondheid in Haagse krachtwijken onderzocht. Het was een testcase om na te gaan of via een Maatschappelijke kosten-batenanalyse (MKBA) inzicht in kosten en baten van gezondheidszorg kan worden gegeven.
Het Rijk is voorstander van het scheiden van wonen en zorg. Er is nog een forse hoeveelheid intramurale huisvesting. RIGO heeft de gevolgen bekeken van het omzetten van zorg met verblijf in wonen met zorg. Zo’n stelselwijziging ineens lijkt technisch wel uitvoerbaar, maar voor de zorgwereld met teveel onzekerheden omgeven.
Hoeveel speelgelegenheid is er in een gemeente en is dat genoeg? Een vraag waar veel gemeenten een antwoord op wensen nu de Nuso 3%-norm vaste voet aan de grond krijgt.
Woningcorporatie Acantus uit Groningen verloot al haar sociale huurwoningen. Na twee jaar wilde Acantus de balans opmaken en vroeg RIGO om een evaluatie uit te voeren. Een bijzondere opdracht, omdat de uitvoering in samenwerking met studenten van de Hanzehogeschool Groningen gebeurde.
Klassiek woningmarktonderzoek onder de bevolking, zoals het driejaarlijkse Woononderzoek Nederland (WoON), wordt veel gebruikt om strategisch woonbeleid mee te onderbouwen. Heeft het nog wel zin om onder de huidige uitzonderlijke marktomstandigheden dergelijk woningmarktonderzoek te doen? Wat is zo’n onderzoek over een half jaar nog waard?
Dat gezondheidszorg geld kost en jaarlijks zelfs meer geld kost is bekend. Dat een goede gezondheidszorg ook welvaart oplevert, voelen we wel aan maar rekenen we meestal niet door. Het berekenen van die welvaartswinst en het afzetten tegen de kosten is goed te doen. Daarmee ontstaat inzicht in de rentabiliteit van een maatregel en kunnen we nagaan welke maatregel het meeste waar voor ons geld geeft. De belangrijkste voorwaarde daarbij is dat we weten welke effecten een maatregel sorteert. In opdracht van het Ministerie van VROM en de gemeente Den Haag heeft RIGO het gezondheidsprogramma uit het intentieakkoord ‘Gezondheid Haagse Krachtwijken’ onderzocht en daarbinnen de businesscase Schilderswijk. Zowel de rentabiliteit van afzonderlijke maatregelen als die van het gehele programma is onderzocht. Omdat weinig ervaring was opgedaan met de maatregelen is veel aandacht besteed aan de plausibiliteit van effecten: wat is aannemelijk? Daarbij bleek onder andere onzekerheid te bestaan over de vraag hoe langdurig maatregelen doorwerken in het gezondheidsgedrag van mensen. Andere effecten konden echter worden afgeleid uit ervaringen met vergelijkbare projecten, die al een langere looptijd hebben en waarvan de resultaten op korte termijn al meer inzichtelijk zijn. Het gezondheidsprogramma bestaat uit de volgende sporen: gezond en actief leven, gezonde leefomgeving en toegankelijke zorg en voorzieningen. Binnen deze sporen vielen verschillende projecten die onderzocht zijn. Een aantal daarvan hadden opvallende uitkomsten. De projecten ‘Vervangen afvoerloze geisers in sociale huurwoningen’ en ‘Bewegen op recept’ bleken qua kosten baten slecht te scoren. Het vroegtijdig vervangen van afvoerloze geisers leverde weinig op vanwege de hoge verbruikskosten van de vervangende apparatuur en het beperkte gevaar dat aan de afvoerloze geisers vast zit. Bewegen op recept is een project waarbij allochtone vrouwen via de huisarts tot meer bewegen worden aangezet. Dit levert een negatief saldo op, onder meer omdat de betreffende doelgroep niet aan het arbeidsproces deelneemt. De voorlichtingscampagne op basisscholen ‘Ga voor gezond!’ en het project ‘Achter de voordeur’, waarbij het gaat om vroegtijdige interventie en multidisciplinaire aanpak bij probleemgezinnen, scoorden beiden goed vanwege hun relatief lage kosten en de hoge baten. Zelfs als de gestelde doelen niet allemaal gehaald worden is er sprake van maatschappelijke winst. Het project ‘Allochtone zorgconsulenten’ en de aanleg van sportfaciliteiten scoorden positief, maar blijken tegelijkertijd onzeker. Projecten ten behoeve van sportfaciliteiten zijn relatief duur en leveren qua gezondheid maar beperkte baten op. De baat moet waarschijnlijk gezocht worden in termen van minder overlast. Voor beide projecten geldt dat er nog een reeks van PM-posten zijn die de score kunnen verbeteren en dat in deze gevallen meer onderzoek vereist is. Tijdens het onderzoek is aandacht besteed aan de relatie tussen maatregel en effect. Hierdoor is inzicht verkregen in de plausibiliteit van de uitkomsten en in de belangrijkste onzekerheid van de berekening. Uit de analyse bleek verder dat bedrijven en burgers voordeel hadden bij de maatregelen en dat gemeente en corporaties aan de maatregelen bijdroegen.
> Meer informatie bij Freddie Rosenberg, 020-5221185 ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------ > >
[email protected]
Al lange tijd streven het ministerie van VWS, zorgaanbieders en zorgverzekeraars naar een scheiding van wonen en zorg in de ABWZ. Bij nieuwe gebouwen worden zoveel mogelijk zelfstandige woonruimten gemaakt waarin zorg wordt geboden aan de cliënten. Maar er zijn intussen nog meer dan een kwart miljoen intramurale verzorgingsplaatsen, waar de huisvesting integraal onderdeel uitmaakt van het zorgpakket. De meeste plaatsen zijn voor verzorging en verpleging. Daarnaast is er de gehandicaptenzorg en GGZ waar cliënten langdurig wonen. Sommige zijn meer dan 50 jaar oud, andere worden nog nieuw gebouwd. In opdracht van het ministerie van VWS heeft RIGO nagegaan welke financiële en andere gevolgen het zou hebben als deze bestaande huisvesting in de vorm van woonruimte (zelfstandig of onzelfstandig) aan de bewoner zou worden verhuurd. Dat zou nodig zijn om het scheiden van wonen en zorg voor de hele AWBZ ineens door te voeren. Daartoe hebben we voor de intramurale sector geraamd welke huur hiervoor gevraagd kan worden (op basis van het woningwaarderingstelsel) en welke gevolgen dat kan hebben voor de geldstromen in de AWBZ en de volkshuisvesting. Naast het effect van huur betalen zijn er ook effecten in bijkomende kosten (energie, onderhoud, interieur) en gaat de huurbescherming een rol spelen. Uit ons onderzoek bleek dat door de relatief lage kwaliteit van de huisvesting over het algemeen ook lage huuropbrengsten te verwachten zijn voor de zorginstellingen, die de huidige huisvestingslasten onvoldoende zullen dekken. Zij zullen dus tekort komen en compensatie nodig hebben uit de AWBZ-kas, waar deze lasten uitgespaard worden. Op zich is het wel denkbaar de geldstroom te verleggen. We hebben echter ook moeten constateren dat de spreiding van de nadelige effecten over de zorginstellingen niet te bepalen is, omdat de huidige huisvestingslasten per zorginstelling niet bekend zijn. Een compensatieregeling valt dan ook niet goed vorm te geven. In beperkter mate zijn er ook verschuivingen in de uitgaven voor huurtoeslag (die nemen toe) en de belastingaftrek (minder bijzondere ziektekosten). De huidige huisvestingslasten komen voort uit een reeks van regelingen in het verleden. De effecten van de overgang naar een nieuw stelsel kunnen daarom per zorginstelling sterk variëren. De bedrijfs- en financieringsrisico’s zullen groter worden. Het kan daarom een probleem vormen om zo’n verandering van het institutioneel kader te stapelen op de invoering van het VPT (volledig pakket thuis), het ZZP (zorgzwaartepakket) en de integrale tarieven daarvoor. Het rapport hierover is in juni aan de Kamer aangeboden bij de brief met het standpunt van de staatssecretaris over het scheiden van wonen en zorg. De staatssecretaris heeft geconcludeerd dat zo’n AWBZ-brede stelselwijziging teveel nadelen met zich meebrengt. Wel zal het doorvoeren van de scheiding verder worden gestimuleerd.
> Meer informatie bij Rob de Wildt, 020-5221122,
[email protected] ----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- > > Het rapport en de bijlage zijn te vinden op www.rigo.nl
Aangezien er in Nederland geen algemene richtlijnen en zeker geen wettelijke verplichtingen zijn aangaande speelgelegenheid heeft Jantje Beton samen met Nuso (de Landelijke Organisatie voor Speeltuinwerk en Jeugdrecreatie) een norm voorgesteld die steeds meer weerklank vindt bij gemeenten. In de norm wordt gemeenten geadviseerd ernaar te streven dat minstens 3% van het oppervlak van de bebouwde omgeving bestaat uit speelgelegenheid voor kinderen tot 18 jaar. Het blijkt geen sinecure om te achterhalen hoeveel speelgelegenheden er precies zijn binnen de gemeentegrenzen en wat daarvan het oppervlak is. Immers, niet alle speelgelegenheden worden beheerd door de gemeente en moeten schoolpleinen (met of zonder speeltoestellen) worden meegeteld? Wat als een speeltuin in een park ligt en mag een basketbalveldje voor volwassenen ook worden meegeteld? Om toch een idee te krijgen, gebruiken beleidsafdelingen vaak de publicatie Kinderen in Tel van het Verwey-Jonker Instituut. Dit jaarlijks onderzoek laat zien wat de verschillen tussen gemeenten zijn op het gebied van jeugdbeleid aan de hand van twaalf indicatoren. Veel gemeenten gebruiken de cijfers om doelen te stellen in hun jeugdbeleid. Een van die indicatoren is speelgelegenheid of eigenlijk ‘kinderen per hectare speelgelegenheid’. Echter, wat speelgelegenheid wordt genoemd in Kinderen in Tel komt niet overeen met wat Nuso bedoelt, namelijk speeltuinen, trapveldjes en skatebanen in de directe woon- en leefomgeving van kinderen. Wat het wel is, zijn parken, sportvelden en dagrecreatieterreinen volgens de definities van het CBS. Het Verwey-Jonker Instituut constateert in haar publicatie al dat er geen bronnen zijn die het oppervlak van speelgelegenheid meten en kiest daarom voor deze ‘voor kinderen georganiseerde ruimte’ als indicator voor speelgelegenheid. Voor het bepalen van hoe een gemeente scoort op de Nuso-norm is het gezamenlijk oppervlak park, sportveld en dagrecreatieterrein eigenlijk helemaal niet geschikt. Dat gezamenlijk oppervlak is in Nederland ongeveer 20% van het bebouwd oppervlak, waarmee waarschijnlijk elke gemeente met gemak de norm haalt. Neem bijvoorbeeld de gemeente Rhenen met 363 hectare bebouwd terrein en daarbuiten nog 67 hectare ‘georganiseerd gebied’ waarvan tweederde wordt gevormd door Ouwehands Dierenpark, ook niet een plek waar iedereen na school gaat buiten spelen. Voor gemeenten die een betere indicatie willen is er goed nieuws. RIGO heeft in opdracht van de afdeling Goede Doelen van de SponsorBingoLoterij met behulp van een serie vuistregels voor bijna iedere gemeente in Nederland een schatting gemaakt van het oppervlak speelgelegenheid ten opzichte van het woonterrein (dat is het bebouwd gebied exclusief kantoren en bedrijven). Dit op basis van cijfers van de Voedsel- en Warenautoriteit (VWA), die toeziet op de veiligheid van speelterreinen. Daar bovenop is nog een schatting gemaakt van het benodigd oppervlak gebaseerd op het aantal kinderen in verschillende leeftijdsklassen. Kijken we weer naar Rhenen, dan schat RIGO dat momenteel 1,5% van de 270 hectare woonterrein is gereserveerd voor speelgelegenheid en dat er ongeveer 2,7% (dicht tegen de NUSO-norm aan) nodig is.
> Meer informatie bij Martin Damen, 020-5221164 ----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- > >
[email protected]
In de evaluatie bracht RIGO de effecten van het lotingsysteem op de verhuringen en de kansen van woningzoekenden in beeld. We keerden ook voor even terug naar de collegebanken. In een aantal colleges brachten we de studenten Vastgoed & Makelaardij de beginselen van de woonruimteverdeling bij. Ook leerden we hen hoe een onderzoek onder woningzoekenden op te zetten en uit te voeren. Vervolgens was het veldwerk aan de studenten: telefonische enquêtes en persoonlijke interviews. RIGO bewaakte de kwaliteit van het veldwerk en schreef de uiteindelijke rapportage. De samenwerking tussen RIGO en de Hanzehogeschool heeft Acantus de inzichten opgeleverd die nodig zijn om te besluiten over hoe zij in de toekomst om wil gaan met het verloten van woningen. Voor de studenten betekende het een uitgebreide kijk in de wereld van de woonruimteverdeling en het beleidsonderzoek. En voor ons was het een uitgelezen kans om een compleet onderzoek uit te voeren waarin veel aandacht was voor de ervaringen van de woningzoekenden, en om – al was het maar voor even – terug te keren naar de collegebanken.
> Meer informatie bij Sjoerd Zeelenberg, 020-5221166 ----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- > >
[email protected]
Handig bij zelfstandig Rookmelders, nachtverlichting met bewegingssensoren, thermostaatkranen, kalenderklokken, sprekende klokken, pratende fotoalbums en sleutelvinders. Deze producten staan in hulpmiddelengids ‘Handig bij zelfstandig’, uitgeven door de Dienst Zorg en Samenleven van de Gemeente Amsterdam. In de eerste helft van 2009 liep in Amsterdam de gemeentelijke pilot ‘Veilig zelfstandig wonen voor mensen met dementie’ met als doel het gebruik van hulpmiddelen voor mensen met dementie te bevorderen. In overleg met de deelnemende aanbieders van zorg en van welzijn is allereerst een gids samengesteld met handige producten voor binnen en buiten de woning. Als volgende stap is dit aanbod met behulp van de gids aan ruim 200 huishoudens uit de doelgroep gepresenteerd. Vervolgens hebben de benaderde huishoudens al dan niet producten aangeschaft en in gebruik genomen. Al deze stappen zijn in de loop van een half jaar uitgevoerd en in die periode evalueerde RIGO de gevolgde aanpak en de bereikte resultaten. De evaluatie moet inzicht bieden in de effectiviteit van de gekozen werkwijze en een beeld geven van de klantervaringen met de diverse onderdelen van het aanbod. De uitkomst van deze evaluatie is vooral van belang voor de beleidsvraag of, en zo ja, onder welke voorwaarden en aanpassingen, de pilot een vervolg krijgt. Een vervolg op stedelijk niveau zou zich uitstrekken tot alle circa 7.000 thuiswonende Amsterdammers met dementie. De evaluatie van de pilot zal in het najaar van 2009 worden afgerond.
> Meer informatie bij Hans van Rossum, 020-5221126 ----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- > >
[email protected]
Als het regent is er weinig vraag naar zonnebrandcrème. De uitkomst van consumentenonderzoek, of het nu over auto’s, kleding of woningen gaat, wordt altijd beïnvloed door de conjunctuur. Soms bevinden we ons in een conjuncturele dip. Is dat reden om dan even geen onderzoek te doen? Nee, natuurlijk niet. Het is wel zaak om slimme vragen te stellen en verstandig met de uitkomsten om te gaan. We moeten bijvoorbeeld niet denken dat geuite woonwensen keihard en lang houdbaar zijn. Dat waren ze een paar jaar geleden, toen de woningmarkt nog ‘gewoon’ overspannen was, trouwens ook niet. Een veranderende conjunctuur is het belangrijkste argument om marktonderzoek regelmatig te herhalen. In drie jaar kan veel veranderen. Het consumentenvertrouwen wordt door het CBS maandelijks gemeten. Albert Heijn houdt continu de vinger aan de pols. In beginsel zou je met een driemaandelijks beknopt onderzoek onder een beperkte steekproef heel goed de conjunctuur op de woningmarkt kunnen volgen. De meeste overheden geven echter de voorkeur aan eens in de zoveel jaar een uitgebreid onderzoek, waarin naast woonwensen ook allerlei standgegevens over woningen en huishoudens tot op wijkniveau in kaart worden gebracht. Daar is wel wat voor te zeggen. De woningmarkt is nu eenmaal minder trendgevoelig dan de markt voor zoutjes en frisdrank. Er zijn verschillende manieren om met de houdbaarheid van woonwensenonderzoek om te gaan. Dat begint al bij de vraagstelling. In recent uitgevoerd marktonderzoek voor gemeenten heeft RIGO bijvoorbeeld expliciet vragen opgenomen over de invloed van de conjunctuur op eventuele verhuiswensen en bestedingsmogelijkheden. Op die manier benutten we de crisis om empirisch inzicht te verkrijgen in de gevoeligheid van korte termijn woonwensen voor externe economische omstandigheden. Een andere manier om met onzekerheden om te gaan is te werken met bandbreedten en gevoeligheden. Een confrontatie van gevraagde en uit voorraad aangeboden woningen – een theoretische, maar niettemin veelgevraagde analyse – komt er ineens anders uit te zien indien we veronderstellen dat luxe-doorstromers het voorlopig even laten afweten. Of dat starters hun kwaliteitseisen naar beneden bijstellen. Zo’n scenario kan ook worden losgelaten op ‘oud’ materiaal, zoals het WoON 2006. Op die manier kan een schijnbaar verouderde bron toch nog worden aangepast aan veranderende omstandigheden en inzichten. Zo kon RIGO voor een stedelijke gemeente in beeld brengen dat het vermeende overschot aan goedkope koopappartementen verdwijnt op het moment dat veel doorstromers blijven zitten. Voor een landelijke gemeente maakten we een interactief model, waarmee gebruikers zelf aan typen woningzoekenden gewichten kunnen toekennen en aldus zelf scenario’s kunnen samenstellen. Nog zonder keiharde empirische onderbouwing helpt zoiets al om ‘wat als’-vragen te beantwoorden. Voor strategisch voorraadbeleid is het overigens helemaal niet verstandig om al te zeer rekening te houden met woonwensen op de korte termijn. Veel essentiëler is inzicht in relatief structurele woonpatronen – wat voor huishoudens wonen in wat voor woningen – in combinatie met demografische en macro-economische scenario’s voor de langere termijn. Omdat die woonpatronen wel langzaam maar zeker kunnen veranderen blijft het noodzakelijk om ze periodiek te onderzoeken. Eens in de drie jaar is daarvoor echter ruim voldoende. Het gaat immers om structurele patronen en langetermijntrends. Die kun je ook meten in een periode van zwaar weer.
> Meer informatie bij André Buys, 020-5221173 ----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- > >
[email protected]
De rentabiliteit van gezondheidszorg
Van zorg met verblijf naar wonen met zorg?
Speelgelegenheid op de wip?
RIGO terug naar de collegebanken
Woningmarktonderzoek in de regentijd
RIGO heeft de maatschappelijke effecten van investeringen in gezondheid in Haagse krachtwijken onderzocht. Het was een testcase om na te gaan of via een Maatschappelijke kosten-batenanalyse (MKBA) inzicht in kosten en baten van gezondheidszorg kan worden gegeven.
Het Rijk is voorstander van het scheiden van wonen en zorg. Er is nog een forse hoeveelheid intramurale huisvesting. RIGO heeft de gevolgen bekeken van het omzetten van zorg met verblijf in wonen met zorg. Zo’n stelselwijziging ineens lijkt technisch wel uitvoerbaar, maar voor de zorgwereld met teveel onzekerheden omgeven.
Hoeveel speelgelegenheid is er in een gemeente en is dat genoeg? Een vraag waar veel gemeenten een antwoord op wensen nu de Nuso 3%-norm vaste voet aan de grond krijgt.
Woningcorporatie Acantus uit Groningen verloot al haar sociale huurwoningen. Na twee jaar wilde Acantus de balans opmaken en vroeg RIGO om een evaluatie uit te voeren. Een bijzondere opdracht, omdat de uitvoering in samenwerking met studenten van de Hanzehogeschool Groningen gebeurde.
Klassiek woningmarktonderzoek onder de bevolking, zoals het driejaarlijkse Woononderzoek Nederland (WoON), wordt veel gebruikt om strategisch woonbeleid mee te onderbouwen. Heeft het nog wel zin om onder de huidige uitzonderlijke marktomstandigheden dergelijk woningmarktonderzoek te doen? Wat is zo’n onderzoek over een half jaar nog waard?
Dat gezondheidszorg geld kost en jaarlijks zelfs meer geld kost is bekend. Dat een goede gezondheidszorg ook welvaart oplevert, voelen we wel aan maar rekenen we meestal niet door. Het berekenen van die welvaartswinst en het afzetten tegen de kosten is goed te doen. Daarmee ontstaat inzicht in de rentabiliteit van een maatregel en kunnen we nagaan welke maatregel het meeste waar voor ons geld geeft. De belangrijkste voorwaarde daarbij is dat we weten welke effecten een maatregel sorteert. In opdracht van het Ministerie van VROM en de gemeente Den Haag heeft RIGO het gezondheidsprogramma uit het intentieakkoord ‘Gezondheid Haagse Krachtwijken’ onderzocht en daarbinnen de businesscase Schilderswijk. Zowel de rentabiliteit van afzonderlijke maatregelen als die van het gehele programma is onderzocht. Omdat weinig ervaring was opgedaan met de maatregelen is veel aandacht besteed aan de plausibiliteit van effecten: wat is aannemelijk? Daarbij bleek onder andere onzekerheid te bestaan over de vraag hoe langdurig maatregelen doorwerken in het gezondheidsgedrag van mensen. Andere effecten konden echter worden afgeleid uit ervaringen met vergelijkbare projecten, die al een langere looptijd hebben en waarvan de resultaten op korte termijn al meer inzichtelijk zijn. Het gezondheidsprogramma bestaat uit de volgende sporen: gezond en actief leven, gezonde leefomgeving en toegankelijke zorg en voorzieningen. Binnen deze sporen vielen verschillende projecten die onderzocht zijn. Een aantal daarvan hadden opvallende uitkomsten. De projecten ‘Vervangen afvoerloze geisers in sociale huurwoningen’ en ‘Bewegen op recept’ bleken qua kosten baten slecht te scoren. Het vroegtijdig vervangen van afvoerloze geisers leverde weinig op vanwege de hoge verbruikskosten van de vervangende apparatuur en het beperkte gevaar dat aan de afvoerloze geisers vast zit. Bewegen op recept is een project waarbij allochtone vrouwen via de huisarts tot meer bewegen worden aangezet. Dit levert een negatief saldo op, onder meer omdat de betreffende doelgroep niet aan het arbeidsproces deelneemt. De voorlichtingscampagne op basisscholen ‘Ga voor gezond!’ en het project ‘Achter de voordeur’, waarbij het gaat om vroegtijdige interventie en multidisciplinaire aanpak bij probleemgezinnen, scoorden beiden goed vanwege hun relatief lage kosten en de hoge baten. Zelfs als de gestelde doelen niet allemaal gehaald worden is er sprake van maatschappelijke winst. Het project ‘Allochtone zorgconsulenten’ en de aanleg van sportfaciliteiten scoorden positief, maar blijken tegelijkertijd onzeker. Projecten ten behoeve van sportfaciliteiten zijn relatief duur en leveren qua gezondheid maar beperkte baten op. De baat moet waarschijnlijk gezocht worden in termen van minder overlast. Voor beide projecten geldt dat er nog een reeks van PM-posten zijn die de score kunnen verbeteren en dat in deze gevallen meer onderzoek vereist is. Tijdens het onderzoek is aandacht besteed aan de relatie tussen maatregel en effect. Hierdoor is inzicht verkregen in de plausibiliteit van de uitkomsten en in de belangrijkste onzekerheid van de berekening. Uit de analyse bleek verder dat bedrijven en burgers voordeel hadden bij de maatregelen en dat gemeente en corporaties aan de maatregelen bijdroegen.
> Meer informatie bij Freddie Rosenberg, 020-5221185 ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------ > >
[email protected]
Al lange tijd streven het ministerie van VWS, zorgaanbieders en zorgverzekeraars naar een scheiding van wonen en zorg in de ABWZ. Bij nieuwe gebouwen worden zoveel mogelijk zelfstandige woonruimten gemaakt waarin zorg wordt geboden aan de cliënten. Maar er zijn intussen nog meer dan een kwart miljoen intramurale verzorgingsplaatsen, waar de huisvesting integraal onderdeel uitmaakt van het zorgpakket. De meeste plaatsen zijn voor verzorging en verpleging. Daarnaast is er de gehandicaptenzorg en GGZ waar cliënten langdurig wonen. Sommige zijn meer dan 50 jaar oud, andere worden nog nieuw gebouwd. In opdracht van het ministerie van VWS heeft RIGO nagegaan welke financiële en andere gevolgen het zou hebben als deze bestaande huisvesting in de vorm van woonruimte (zelfstandig of onzelfstandig) aan de bewoner zou worden verhuurd. Dat zou nodig zijn om het scheiden van wonen en zorg voor de hele AWBZ ineens door te voeren. Daartoe hebben we voor de intramurale sector geraamd welke huur hiervoor gevraagd kan worden (op basis van het woningwaarderingstelsel) en welke gevolgen dat kan hebben voor de geldstromen in de AWBZ en de volkshuisvesting. Naast het effect van huur betalen zijn er ook effecten in bijkomende kosten (energie, onderhoud, interieur) en gaat de huurbescherming een rol spelen. Uit ons onderzoek bleek dat door de relatief lage kwaliteit van de huisvesting over het algemeen ook lage huuropbrengsten te verwachten zijn voor de zorginstellingen, die de huidige huisvestingslasten onvoldoende zullen dekken. Zij zullen dus tekort komen en compensatie nodig hebben uit de AWBZ-kas, waar deze lasten uitgespaard worden. Op zich is het wel denkbaar de geldstroom te verleggen. We hebben echter ook moeten constateren dat de spreiding van de nadelige effecten over de zorginstellingen niet te bepalen is, omdat de huidige huisvestingslasten per zorginstelling niet bekend zijn. Een compensatieregeling valt dan ook niet goed vorm te geven. In beperkter mate zijn er ook verschuivingen in de uitgaven voor huurtoeslag (die nemen toe) en de belastingaftrek (minder bijzondere ziektekosten). De huidige huisvestingslasten komen voort uit een reeks van regelingen in het verleden. De effecten van de overgang naar een nieuw stelsel kunnen daarom per zorginstelling sterk variëren. De bedrijfs- en financieringsrisico’s zullen groter worden. Het kan daarom een probleem vormen om zo’n verandering van het institutioneel kader te stapelen op de invoering van het VPT (volledig pakket thuis), het ZZP (zorgzwaartepakket) en de integrale tarieven daarvoor. Het rapport hierover is in juni aan de Kamer aangeboden bij de brief met het standpunt van de staatssecretaris over het scheiden van wonen en zorg. De staatssecretaris heeft geconcludeerd dat zo’n AWBZ-brede stelselwijziging teveel nadelen met zich meebrengt. Wel zal het doorvoeren van de scheiding verder worden gestimuleerd.
> Meer informatie bij Rob de Wildt, 020-5221122,
[email protected] ----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- > > Het rapport en de bijlage zijn te vinden op www.rigo.nl
Aangezien er in Nederland geen algemene richtlijnen en zeker geen wettelijke verplichtingen zijn aangaande speelgelegenheid heeft Jantje Beton samen met Nuso (de Landelijke Organisatie voor Speeltuinwerk en Jeugdrecreatie) een norm voorgesteld die steeds meer weerklank vindt bij gemeenten. In de norm wordt gemeenten geadviseerd ernaar te streven dat minstens 3% van het oppervlak van de bebouwde omgeving bestaat uit speelgelegenheid voor kinderen tot 18 jaar. Het blijkt geen sinecure om te achterhalen hoeveel speelgelegenheden er precies zijn binnen de gemeentegrenzen en wat daarvan het oppervlak is. Immers, niet alle speelgelegenheden worden beheerd door de gemeente en moeten schoolpleinen (met of zonder speeltoestellen) worden meegeteld? Wat als een speeltuin in een park ligt en mag een basketbalveldje voor volwassenen ook worden meegeteld? Om toch een idee te krijgen, gebruiken beleidsafdelingen vaak de publicatie Kinderen in Tel van het Verwey-Jonker Instituut. Dit jaarlijks onderzoek laat zien wat de verschillen tussen gemeenten zijn op het gebied van jeugdbeleid aan de hand van twaalf indicatoren. Veel gemeenten gebruiken de cijfers om doelen te stellen in hun jeugdbeleid. Een van die indicatoren is speelgelegenheid of eigenlijk ‘kinderen per hectare speelgelegenheid’. Echter, wat speelgelegenheid wordt genoemd in Kinderen in Tel komt niet overeen met wat Nuso bedoelt, namelijk speeltuinen, trapveldjes en skatebanen in de directe woon- en leefomgeving van kinderen. Wat het wel is, zijn parken, sportvelden en dagrecreatieterreinen volgens de definities van het CBS. Het Verwey-Jonker Instituut constateert in haar publicatie al dat er geen bronnen zijn die het oppervlak van speelgelegenheid meten en kiest daarom voor deze ‘voor kinderen georganiseerde ruimte’ als indicator voor speelgelegenheid. Voor het bepalen van hoe een gemeente scoort op de Nuso-norm is het gezamenlijk oppervlak park, sportveld en dagrecreatieterrein eigenlijk helemaal niet geschikt. Dat gezamenlijk oppervlak is in Nederland ongeveer 20% van het bebouwd oppervlak, waarmee waarschijnlijk elke gemeente met gemak de norm haalt. Neem bijvoorbeeld de gemeente Rhenen met 363 hectare bebouwd terrein en daarbuiten nog 67 hectare ‘georganiseerd gebied’ waarvan tweederde wordt gevormd door Ouwehands Dierenpark, ook niet een plek waar iedereen na school gaat buiten spelen. Voor gemeenten die een betere indicatie willen is er goed nieuws. RIGO heeft in opdracht van de afdeling Goede Doelen van de SponsorBingoLoterij met behulp van een serie vuistregels voor bijna iedere gemeente in Nederland een schatting gemaakt van het oppervlak speelgelegenheid ten opzichte van het woonterrein (dat is het bebouwd gebied exclusief kantoren en bedrijven). Dit op basis van cijfers van de Voedsel- en Warenautoriteit (VWA), die toeziet op de veiligheid van speelterreinen. Daar bovenop is nog een schatting gemaakt van het benodigd oppervlak gebaseerd op het aantal kinderen in verschillende leeftijdsklassen. Kijken we weer naar Rhenen, dan schat RIGO dat momenteel 1,5% van de 270 hectare woonterrein is gereserveerd voor speelgelegenheid en dat er ongeveer 2,7% (dicht tegen de NUSO-norm aan) nodig is.
> Meer informatie bij Martin Damen, 020-5221164 ----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- > >
[email protected]
In de evaluatie bracht RIGO de effecten van het lotingsysteem op de verhuringen en de kansen van woningzoekenden in beeld. We keerden ook voor even terug naar de collegebanken. In een aantal colleges brachten we de studenten Vastgoed & Makelaardij de beginselen van de woonruimteverdeling bij. Ook leerden we hen hoe een onderzoek onder woningzoekenden op te zetten en uit te voeren. Vervolgens was het veldwerk aan de studenten: telefonische enquêtes en persoonlijke interviews. RIGO bewaakte de kwaliteit van het veldwerk en schreef de uiteindelijke rapportage. De samenwerking tussen RIGO en de Hanzehogeschool heeft Acantus de inzichten opgeleverd die nodig zijn om te besluiten over hoe zij in de toekomst om wil gaan met het verloten van woningen. Voor de studenten betekende het een uitgebreide kijk in de wereld van de woonruimteverdeling en het beleidsonderzoek. En voor ons was het een uitgelezen kans om een compleet onderzoek uit te voeren waarin veel aandacht was voor de ervaringen van de woningzoekenden, en om – al was het maar voor even – terug te keren naar de collegebanken.
> Meer informatie bij Sjoerd Zeelenberg, 020-5221166 ----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- > >
[email protected]
Handig bij zelfstandig Rookmelders, nachtverlichting met bewegingssensoren, thermostaatkranen, kalenderklokken, sprekende klokken, pratende fotoalbums en sleutelvinders. Deze producten staan in hulpmiddelengids ‘Handig bij zelfstandig’, uitgeven door de Dienst Zorg en Samenleven van de Gemeente Amsterdam. In de eerste helft van 2009 liep in Amsterdam de gemeentelijke pilot ‘Veilig zelfstandig wonen voor mensen met dementie’ met als doel het gebruik van hulpmiddelen voor mensen met dementie te bevorderen. In overleg met de deelnemende aanbieders van zorg en van welzijn is allereerst een gids samengesteld met handige producten voor binnen en buiten de woning. Als volgende stap is dit aanbod met behulp van de gids aan ruim 200 huishoudens uit de doelgroep gepresenteerd. Vervolgens hebben de benaderde huishoudens al dan niet producten aangeschaft en in gebruik genomen. Al deze stappen zijn in de loop van een half jaar uitgevoerd en in die periode evalueerde RIGO de gevolgde aanpak en de bereikte resultaten. De evaluatie moet inzicht bieden in de effectiviteit van de gekozen werkwijze en een beeld geven van de klantervaringen met de diverse onderdelen van het aanbod. De uitkomst van deze evaluatie is vooral van belang voor de beleidsvraag of, en zo ja, onder welke voorwaarden en aanpassingen, de pilot een vervolg krijgt. Een vervolg op stedelijk niveau zou zich uitstrekken tot alle circa 7.000 thuiswonende Amsterdammers met dementie. De evaluatie van de pilot zal in het najaar van 2009 worden afgerond.
> Meer informatie bij Hans van Rossum, 020-5221126 ----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- > >
[email protected]
Als het regent is er weinig vraag naar zonnebrandcrème. De uitkomst van consumentenonderzoek, of het nu over auto’s, kleding of woningen gaat, wordt altijd beïnvloed door de conjunctuur. Soms bevinden we ons in een conjuncturele dip. Is dat reden om dan even geen onderzoek te doen? Nee, natuurlijk niet. Het is wel zaak om slimme vragen te stellen en verstandig met de uitkomsten om te gaan. We moeten bijvoorbeeld niet denken dat geuite woonwensen keihard en lang houdbaar zijn. Dat waren ze een paar jaar geleden, toen de woningmarkt nog ‘gewoon’ overspannen was, trouwens ook niet. Een veranderende conjunctuur is het belangrijkste argument om marktonderzoek regelmatig te herhalen. In drie jaar kan veel veranderen. Het consumentenvertrouwen wordt door het CBS maandelijks gemeten. Albert Heijn houdt continu de vinger aan de pols. In beginsel zou je met een driemaandelijks beknopt onderzoek onder een beperkte steekproef heel goed de conjunctuur op de woningmarkt kunnen volgen. De meeste overheden geven echter de voorkeur aan eens in de zoveel jaar een uitgebreid onderzoek, waarin naast woonwensen ook allerlei standgegevens over woningen en huishoudens tot op wijkniveau in kaart worden gebracht. Daar is wel wat voor te zeggen. De woningmarkt is nu eenmaal minder trendgevoelig dan de markt voor zoutjes en frisdrank. Er zijn verschillende manieren om met de houdbaarheid van woonwensenonderzoek om te gaan. Dat begint al bij de vraagstelling. In recent uitgevoerd marktonderzoek voor gemeenten heeft RIGO bijvoorbeeld expliciet vragen opgenomen over de invloed van de conjunctuur op eventuele verhuiswensen en bestedingsmogelijkheden. Op die manier benutten we de crisis om empirisch inzicht te verkrijgen in de gevoeligheid van korte termijn woonwensen voor externe economische omstandigheden. Een andere manier om met onzekerheden om te gaan is te werken met bandbreedten en gevoeligheden. Een confrontatie van gevraagde en uit voorraad aangeboden woningen – een theoretische, maar niettemin veelgevraagde analyse – komt er ineens anders uit te zien indien we veronderstellen dat luxe-doorstromers het voorlopig even laten afweten. Of dat starters hun kwaliteitseisen naar beneden bijstellen. Zo’n scenario kan ook worden losgelaten op ‘oud’ materiaal, zoals het WoON 2006. Op die manier kan een schijnbaar verouderde bron toch nog worden aangepast aan veranderende omstandigheden en inzichten. Zo kon RIGO voor een stedelijke gemeente in beeld brengen dat het vermeende overschot aan goedkope koopappartementen verdwijnt op het moment dat veel doorstromers blijven zitten. Voor een landelijke gemeente maakten we een interactief model, waarmee gebruikers zelf aan typen woningzoekenden gewichten kunnen toekennen en aldus zelf scenario’s kunnen samenstellen. Nog zonder keiharde empirische onderbouwing helpt zoiets al om ‘wat als’-vragen te beantwoorden. Voor strategisch voorraadbeleid is het overigens helemaal niet verstandig om al te zeer rekening te houden met woonwensen op de korte termijn. Veel essentiëler is inzicht in relatief structurele woonpatronen – wat voor huishoudens wonen in wat voor woningen – in combinatie met demografische en macro-economische scenario’s voor de langere termijn. Omdat die woonpatronen wel langzaam maar zeker kunnen veranderen blijft het noodzakelijk om ze periodiek te onderzoeken. Eens in de drie jaar is daarvoor echter ruim voldoende. Het gaat immers om structurele patronen en langetermijntrends. Die kun je ook meten in een periode van zwaar weer.
> Meer informatie bij André Buys, 020-5221173 ----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- > >
[email protected]
De rentabiliteit van gezondheidszorg
Van zorg met verblijf naar wonen met zorg?
Speelgelegenheid op de wip?
RIGO terug naar de collegebanken
Woningmarktonderzoek in de regentijd
RIGO heeft de maatschappelijke effecten van investeringen in gezondheid in Haagse krachtwijken onderzocht. Het was een testcase om na te gaan of via een Maatschappelijke kosten-batenanalyse (MKBA) inzicht in kosten en baten van gezondheidszorg kan worden gegeven.
Het Rijk is voorstander van het scheiden van wonen en zorg. Er is nog een forse hoeveelheid intramurale huisvesting. RIGO heeft de gevolgen bekeken van het omzetten van zorg met verblijf in wonen met zorg. Zo’n stelselwijziging ineens lijkt technisch wel uitvoerbaar, maar voor de zorgwereld met teveel onzekerheden omgeven.
Hoeveel speelgelegenheid is er in een gemeente en is dat genoeg? Een vraag waar veel gemeenten een antwoord op wensen nu de Nuso 3%-norm vaste voet aan de grond krijgt.
Woningcorporatie Acantus uit Groningen verloot al haar sociale huurwoningen. Na twee jaar wilde Acantus de balans opmaken en vroeg RIGO om een evaluatie uit te voeren. Een bijzondere opdracht, omdat de uitvoering in samenwerking met studenten van de Hanzehogeschool Groningen gebeurde.
Klassiek woningmarktonderzoek onder de bevolking, zoals het driejaarlijkse Woononderzoek Nederland (WoON), wordt veel gebruikt om strategisch woonbeleid mee te onderbouwen. Heeft het nog wel zin om onder de huidige uitzonderlijke marktomstandigheden dergelijk woningmarktonderzoek te doen? Wat is zo’n onderzoek over een half jaar nog waard?
Dat gezondheidszorg geld kost en jaarlijks zelfs meer geld kost is bekend. Dat een goede gezondheidszorg ook welvaart oplevert, voelen we wel aan maar rekenen we meestal niet door. Het berekenen van die welvaartswinst en het afzetten tegen de kosten is goed te doen. Daarmee ontstaat inzicht in de rentabiliteit van een maatregel en kunnen we nagaan welke maatregel het meeste waar voor ons geld geeft. De belangrijkste voorwaarde daarbij is dat we weten welke effecten een maatregel sorteert. In opdracht van het Ministerie van VROM en de gemeente Den Haag heeft RIGO het gezondheidsprogramma uit het intentieakkoord ‘Gezondheid Haagse Krachtwijken’ onderzocht en daarbinnen de businesscase Schilderswijk. Zowel de rentabiliteit van afzonderlijke maatregelen als die van het gehele programma is onderzocht. Omdat weinig ervaring was opgedaan met de maatregelen is veel aandacht besteed aan de plausibiliteit van effecten: wat is aannemelijk? Daarbij bleek onder andere onzekerheid te bestaan over de vraag hoe langdurig maatregelen doorwerken in het gezondheidsgedrag van mensen. Andere effecten konden echter worden afgeleid uit ervaringen met vergelijkbare projecten, die al een langere looptijd hebben en waarvan de resultaten op korte termijn al meer inzichtelijk zijn. Het gezondheidsprogramma bestaat uit de volgende sporen: gezond en actief leven, gezonde leefomgeving en toegankelijke zorg en voorzieningen. Binnen deze sporen vielen verschillende projecten die onderzocht zijn. Een aantal daarvan hadden opvallende uitkomsten. De projecten ‘Vervangen afvoerloze geisers in sociale huurwoningen’ en ‘Bewegen op recept’ bleken qua kosten baten slecht te scoren. Het vroegtijdig vervangen van afvoerloze geisers leverde weinig op vanwege de hoge verbruikskosten van de vervangende apparatuur en het beperkte gevaar dat aan de afvoerloze geisers vast zit. Bewegen op recept is een project waarbij allochtone vrouwen via de huisarts tot meer bewegen worden aangezet. Dit levert een negatief saldo op, onder meer omdat de betreffende doelgroep niet aan het arbeidsproces deelneemt. De voorlichtingscampagne op basisscholen ‘Ga voor gezond!’ en het project ‘Achter de voordeur’, waarbij het gaat om vroegtijdige interventie en multidisciplinaire aanpak bij probleemgezinnen, scoorden beiden goed vanwege hun relatief lage kosten en de hoge baten. Zelfs als de gestelde doelen niet allemaal gehaald worden is er sprake van maatschappelijke winst. Het project ‘Allochtone zorgconsulenten’ en de aanleg van sportfaciliteiten scoorden positief, maar blijken tegelijkertijd onzeker. Projecten ten behoeve van sportfaciliteiten zijn relatief duur en leveren qua gezondheid maar beperkte baten op. De baat moet waarschijnlijk gezocht worden in termen van minder overlast. Voor beide projecten geldt dat er nog een reeks van PM-posten zijn die de score kunnen verbeteren en dat in deze gevallen meer onderzoek vereist is. Tijdens het onderzoek is aandacht besteed aan de relatie tussen maatregel en effect. Hierdoor is inzicht verkregen in de plausibiliteit van de uitkomsten en in de belangrijkste onzekerheid van de berekening. Uit de analyse bleek verder dat bedrijven en burgers voordeel hadden bij de maatregelen en dat gemeente en corporaties aan de maatregelen bijdroegen.
> Meer informatie bij Freddie Rosenberg, 020-5221185 ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------ > >
[email protected]
Al lange tijd streven het ministerie van VWS, zorgaanbieders en zorgverzekeraars naar een scheiding van wonen en zorg in de ABWZ. Bij nieuwe gebouwen worden zoveel mogelijk zelfstandige woonruimten gemaakt waarin zorg wordt geboden aan de cliënten. Maar er zijn intussen nog meer dan een kwart miljoen intramurale verzorgingsplaatsen, waar de huisvesting integraal onderdeel uitmaakt van het zorgpakket. De meeste plaatsen zijn voor verzorging en verpleging. Daarnaast is er de gehandicaptenzorg en GGZ waar cliënten langdurig wonen. Sommige zijn meer dan 50 jaar oud, andere worden nog nieuw gebouwd. In opdracht van het ministerie van VWS heeft RIGO nagegaan welke financiële en andere gevolgen het zou hebben als deze bestaande huisvesting in de vorm van woonruimte (zelfstandig of onzelfstandig) aan de bewoner zou worden verhuurd. Dat zou nodig zijn om het scheiden van wonen en zorg voor de hele AWBZ ineens door te voeren. Daartoe hebben we voor de intramurale sector geraamd welke huur hiervoor gevraagd kan worden (op basis van het woningwaarderingstelsel) en welke gevolgen dat kan hebben voor de geldstromen in de AWBZ en de volkshuisvesting. Naast het effect van huur betalen zijn er ook effecten in bijkomende kosten (energie, onderhoud, interieur) en gaat de huurbescherming een rol spelen. Uit ons onderzoek bleek dat door de relatief lage kwaliteit van de huisvesting over het algemeen ook lage huuropbrengsten te verwachten zijn voor de zorginstellingen, die de huidige huisvestingslasten onvoldoende zullen dekken. Zij zullen dus tekort komen en compensatie nodig hebben uit de AWBZ-kas, waar deze lasten uitgespaard worden. Op zich is het wel denkbaar de geldstroom te verleggen. We hebben echter ook moeten constateren dat de spreiding van de nadelige effecten over de zorginstellingen niet te bepalen is, omdat de huidige huisvestingslasten per zorginstelling niet bekend zijn. Een compensatieregeling valt dan ook niet goed vorm te geven. In beperkter mate zijn er ook verschuivingen in de uitgaven voor huurtoeslag (die nemen toe) en de belastingaftrek (minder bijzondere ziektekosten). De huidige huisvestingslasten komen voort uit een reeks van regelingen in het verleden. De effecten van de overgang naar een nieuw stelsel kunnen daarom per zorginstelling sterk variëren. De bedrijfs- en financieringsrisico’s zullen groter worden. Het kan daarom een probleem vormen om zo’n verandering van het institutioneel kader te stapelen op de invoering van het VPT (volledig pakket thuis), het ZZP (zorgzwaartepakket) en de integrale tarieven daarvoor. Het rapport hierover is in juni aan de Kamer aangeboden bij de brief met het standpunt van de staatssecretaris over het scheiden van wonen en zorg. De staatssecretaris heeft geconcludeerd dat zo’n AWBZ-brede stelselwijziging teveel nadelen met zich meebrengt. Wel zal het doorvoeren van de scheiding verder worden gestimuleerd.
> Meer informatie bij Rob de Wildt, 020-5221122,
[email protected] ----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- > > Het rapport en de bijlage zijn te vinden op www.rigo.nl
Aangezien er in Nederland geen algemene richtlijnen en zeker geen wettelijke verplichtingen zijn aangaande speelgelegenheid heeft Jantje Beton samen met Nuso (de Landelijke Organisatie voor Speeltuinwerk en Jeugdrecreatie) een norm voorgesteld die steeds meer weerklank vindt bij gemeenten. In de norm wordt gemeenten geadviseerd ernaar te streven dat minstens 3% van het oppervlak van de bebouwde omgeving bestaat uit speelgelegenheid voor kinderen tot 18 jaar. Het blijkt geen sinecure om te achterhalen hoeveel speelgelegenheden er precies zijn binnen de gemeentegrenzen en wat daarvan het oppervlak is. Immers, niet alle speelgelegenheden worden beheerd door de gemeente en moeten schoolpleinen (met of zonder speeltoestellen) worden meegeteld? Wat als een speeltuin in een park ligt en mag een basketbalveldje voor volwassenen ook worden meegeteld? Om toch een idee te krijgen, gebruiken beleidsafdelingen vaak de publicatie Kinderen in Tel van het Verwey-Jonker Instituut. Dit jaarlijks onderzoek laat zien wat de verschillen tussen gemeenten zijn op het gebied van jeugdbeleid aan de hand van twaalf indicatoren. Veel gemeenten gebruiken de cijfers om doelen te stellen in hun jeugdbeleid. Een van die indicatoren is speelgelegenheid of eigenlijk ‘kinderen per hectare speelgelegenheid’. Echter, wat speelgelegenheid wordt genoemd in Kinderen in Tel komt niet overeen met wat Nuso bedoelt, namelijk speeltuinen, trapveldjes en skatebanen in de directe woon- en leefomgeving van kinderen. Wat het wel is, zijn parken, sportvelden en dagrecreatieterreinen volgens de definities van het CBS. Het Verwey-Jonker Instituut constateert in haar publicatie al dat er geen bronnen zijn die het oppervlak van speelgelegenheid meten en kiest daarom voor deze ‘voor kinderen georganiseerde ruimte’ als indicator voor speelgelegenheid. Voor het bepalen van hoe een gemeente scoort op de Nuso-norm is het gezamenlijk oppervlak park, sportveld en dagrecreatieterrein eigenlijk helemaal niet geschikt. Dat gezamenlijk oppervlak is in Nederland ongeveer 20% van het bebouwd oppervlak, waarmee waarschijnlijk elke gemeente met gemak de norm haalt. Neem bijvoorbeeld de gemeente Rhenen met 363 hectare bebouwd terrein en daarbuiten nog 67 hectare ‘georganiseerd gebied’ waarvan tweederde wordt gevormd door Ouwehands Dierenpark, ook niet een plek waar iedereen na school gaat buiten spelen. Voor gemeenten die een betere indicatie willen is er goed nieuws. RIGO heeft in opdracht van de afdeling Goede Doelen van de SponsorBingoLoterij met behulp van een serie vuistregels voor bijna iedere gemeente in Nederland een schatting gemaakt van het oppervlak speelgelegenheid ten opzichte van het woonterrein (dat is het bebouwd gebied exclusief kantoren en bedrijven). Dit op basis van cijfers van de Voedsel- en Warenautoriteit (VWA), die toeziet op de veiligheid van speelterreinen. Daar bovenop is nog een schatting gemaakt van het benodigd oppervlak gebaseerd op het aantal kinderen in verschillende leeftijdsklassen. Kijken we weer naar Rhenen, dan schat RIGO dat momenteel 1,5% van de 270 hectare woonterrein is gereserveerd voor speelgelegenheid en dat er ongeveer 2,7% (dicht tegen de NUSO-norm aan) nodig is.
> Meer informatie bij Martin Damen, 020-5221164 ----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- > >
[email protected]
In de evaluatie bracht RIGO de effecten van het lotingsysteem op de verhuringen en de kansen van woningzoekenden in beeld. We keerden ook voor even terug naar de collegebanken. In een aantal colleges brachten we de studenten Vastgoed & Makelaardij de beginselen van de woonruimteverdeling bij. Ook leerden we hen hoe een onderzoek onder woningzoekenden op te zetten en uit te voeren. Vervolgens was het veldwerk aan de studenten: telefonische enquêtes en persoonlijke interviews. RIGO bewaakte de kwaliteit van het veldwerk en schreef de uiteindelijke rapportage. De samenwerking tussen RIGO en de Hanzehogeschool heeft Acantus de inzichten opgeleverd die nodig zijn om te besluiten over hoe zij in de toekomst om wil gaan met het verloten van woningen. Voor de studenten betekende het een uitgebreide kijk in de wereld van de woonruimteverdeling en het beleidsonderzoek. En voor ons was het een uitgelezen kans om een compleet onderzoek uit te voeren waarin veel aandacht was voor de ervaringen van de woningzoekenden, en om – al was het maar voor even – terug te keren naar de collegebanken.
> Meer informatie bij Sjoerd Zeelenberg, 020-5221166 ----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- > >
[email protected]
Handig bij zelfstandig Rookmelders, nachtverlichting met bewegingssensoren, thermostaatkranen, kalenderklokken, sprekende klokken, pratende fotoalbums en sleutelvinders. Deze producten staan in hulpmiddelengids ‘Handig bij zelfstandig’, uitgeven door de Dienst Zorg en Samenleven van de Gemeente Amsterdam. In de eerste helft van 2009 liep in Amsterdam de gemeentelijke pilot ‘Veilig zelfstandig wonen voor mensen met dementie’ met als doel het gebruik van hulpmiddelen voor mensen met dementie te bevorderen. In overleg met de deelnemende aanbieders van zorg en van welzijn is allereerst een gids samengesteld met handige producten voor binnen en buiten de woning. Als volgende stap is dit aanbod met behulp van de gids aan ruim 200 huishoudens uit de doelgroep gepresenteerd. Vervolgens hebben de benaderde huishoudens al dan niet producten aangeschaft en in gebruik genomen. Al deze stappen zijn in de loop van een half jaar uitgevoerd en in die periode evalueerde RIGO de gevolgde aanpak en de bereikte resultaten. De evaluatie moet inzicht bieden in de effectiviteit van de gekozen werkwijze en een beeld geven van de klantervaringen met de diverse onderdelen van het aanbod. De uitkomst van deze evaluatie is vooral van belang voor de beleidsvraag of, en zo ja, onder welke voorwaarden en aanpassingen, de pilot een vervolg krijgt. Een vervolg op stedelijk niveau zou zich uitstrekken tot alle circa 7.000 thuiswonende Amsterdammers met dementie. De evaluatie van de pilot zal in het najaar van 2009 worden afgerond.
> Meer informatie bij Hans van Rossum, 020-5221126 ----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- > >
[email protected]
Als het regent is er weinig vraag naar zonnebrandcrème. De uitkomst van consumentenonderzoek, of het nu over auto’s, kleding of woningen gaat, wordt altijd beïnvloed door de conjunctuur. Soms bevinden we ons in een conjuncturele dip. Is dat reden om dan even geen onderzoek te doen? Nee, natuurlijk niet. Het is wel zaak om slimme vragen te stellen en verstandig met de uitkomsten om te gaan. We moeten bijvoorbeeld niet denken dat geuite woonwensen keihard en lang houdbaar zijn. Dat waren ze een paar jaar geleden, toen de woningmarkt nog ‘gewoon’ overspannen was, trouwens ook niet. Een veranderende conjunctuur is het belangrijkste argument om marktonderzoek regelmatig te herhalen. In drie jaar kan veel veranderen. Het consumentenvertrouwen wordt door het CBS maandelijks gemeten. Albert Heijn houdt continu de vinger aan de pols. In beginsel zou je met een driemaandelijks beknopt onderzoek onder een beperkte steekproef heel goed de conjunctuur op de woningmarkt kunnen volgen. De meeste overheden geven echter de voorkeur aan eens in de zoveel jaar een uitgebreid onderzoek, waarin naast woonwensen ook allerlei standgegevens over woningen en huishoudens tot op wijkniveau in kaart worden gebracht. Daar is wel wat voor te zeggen. De woningmarkt is nu eenmaal minder trendgevoelig dan de markt voor zoutjes en frisdrank. Er zijn verschillende manieren om met de houdbaarheid van woonwensenonderzoek om te gaan. Dat begint al bij de vraagstelling. In recent uitgevoerd marktonderzoek voor gemeenten heeft RIGO bijvoorbeeld expliciet vragen opgenomen over de invloed van de conjunctuur op eventuele verhuiswensen en bestedingsmogelijkheden. Op die manier benutten we de crisis om empirisch inzicht te verkrijgen in de gevoeligheid van korte termijn woonwensen voor externe economische omstandigheden. Een andere manier om met onzekerheden om te gaan is te werken met bandbreedten en gevoeligheden. Een confrontatie van gevraagde en uit voorraad aangeboden woningen – een theoretische, maar niettemin veelgevraagde analyse – komt er ineens anders uit te zien indien we veronderstellen dat luxe-doorstromers het voorlopig even laten afweten. Of dat starters hun kwaliteitseisen naar beneden bijstellen. Zo’n scenario kan ook worden losgelaten op ‘oud’ materiaal, zoals het WoON 2006. Op die manier kan een schijnbaar verouderde bron toch nog worden aangepast aan veranderende omstandigheden en inzichten. Zo kon RIGO voor een stedelijke gemeente in beeld brengen dat het vermeende overschot aan goedkope koopappartementen verdwijnt op het moment dat veel doorstromers blijven zitten. Voor een landelijke gemeente maakten we een interactief model, waarmee gebruikers zelf aan typen woningzoekenden gewichten kunnen toekennen en aldus zelf scenario’s kunnen samenstellen. Nog zonder keiharde empirische onderbouwing helpt zoiets al om ‘wat als’-vragen te beantwoorden. Voor strategisch voorraadbeleid is het overigens helemaal niet verstandig om al te zeer rekening te houden met woonwensen op de korte termijn. Veel essentiëler is inzicht in relatief structurele woonpatronen – wat voor huishoudens wonen in wat voor woningen – in combinatie met demografische en macro-economische scenario’s voor de langere termijn. Omdat die woonpatronen wel langzaam maar zeker kunnen veranderen blijft het noodzakelijk om ze periodiek te onderzoeken. Eens in de drie jaar is daarvoor echter ruim voldoende. Het gaat immers om structurele patronen en langetermijntrends. Die kun je ook meten in een periode van zwaar weer.
> Meer informatie bij André Buys, 020-5221173 ----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- > >
[email protected]
De rentabiliteit van gezondheidszorg
Van zorg met verblijf naar wonen met zorg?
Speelgelegenheid op de wip?
RIGO terug naar de collegebanken
Woningmarktonderzoek in de regentijd
RIGO heeft de maatschappelijke effecten van investeringen in gezondheid in Haagse krachtwijken onderzocht. Het was een testcase om na te gaan of via een Maatschappelijke kosten-batenanalyse (MKBA) inzicht in kosten en baten van gezondheidszorg kan worden gegeven.
Het Rijk is voorstander van het scheiden van wonen en zorg. Er is nog een forse hoeveelheid intramurale huisvesting. RIGO heeft de gevolgen bekeken van het omzetten van zorg met verblijf in wonen met zorg. Zo’n stelselwijziging ineens lijkt technisch wel uitvoerbaar, maar voor de zorgwereld met teveel onzekerheden omgeven.
Hoeveel speelgelegenheid is er in een gemeente en is dat genoeg? Een vraag waar veel gemeenten een antwoord op wensen nu de Nuso 3%-norm vaste voet aan de grond krijgt.
Woningcorporatie Acantus uit Groningen verloot al haar sociale huurwoningen. Na twee jaar wilde Acantus de balans opmaken en vroeg RIGO om een evaluatie uit te voeren. Een bijzondere opdracht, omdat de uitvoering in samenwerking met studenten van de Hanzehogeschool Groningen gebeurde.
Klassiek woningmarktonderzoek onder de bevolking, zoals het driejaarlijkse Woononderzoek Nederland (WoON), wordt veel gebruikt om strategisch woonbeleid mee te onderbouwen. Heeft het nog wel zin om onder de huidige uitzonderlijke marktomstandigheden dergelijk woningmarktonderzoek te doen? Wat is zo’n onderzoek over een half jaar nog waard?
Dat gezondheidszorg geld kost en jaarlijks zelfs meer geld kost is bekend. Dat een goede gezondheidszorg ook welvaart oplevert, voelen we wel aan maar rekenen we meestal niet door. Het berekenen van die welvaartswinst en het afzetten tegen de kosten is goed te doen. Daarmee ontstaat inzicht in de rentabiliteit van een maatregel en kunnen we nagaan welke maatregel het meeste waar voor ons geld geeft. De belangrijkste voorwaarde daarbij is dat we weten welke effecten een maatregel sorteert. In opdracht van het Ministerie van VROM en de gemeente Den Haag heeft RIGO het gezondheidsprogramma uit het intentieakkoord ‘Gezondheid Haagse Krachtwijken’ onderzocht en daarbinnen de businesscase Schilderswijk. Zowel de rentabiliteit van afzonderlijke maatregelen als die van het gehele programma is onderzocht. Omdat weinig ervaring was opgedaan met de maatregelen is veel aandacht besteed aan de plausibiliteit van effecten: wat is aannemelijk? Daarbij bleek onder andere onzekerheid te bestaan over de vraag hoe langdurig maatregelen doorwerken in het gezondheidsgedrag van mensen. Andere effecten konden echter worden afgeleid uit ervaringen met vergelijkbare projecten, die al een langere looptijd hebben en waarvan de resultaten op korte termijn al meer inzichtelijk zijn. Het gezondheidsprogramma bestaat uit de volgende sporen: gezond en actief leven, gezonde leefomgeving en toegankelijke zorg en voorzieningen. Binnen deze sporen vielen verschillende projecten die onderzocht zijn. Een aantal daarvan hadden opvallende uitkomsten. De projecten ‘Vervangen afvoerloze geisers in sociale huurwoningen’ en ‘Bewegen op recept’ bleken qua kosten baten slecht te scoren. Het vroegtijdig vervangen van afvoerloze geisers leverde weinig op vanwege de hoge verbruikskosten van de vervangende apparatuur en het beperkte gevaar dat aan de afvoerloze geisers vast zit. Bewegen op recept is een project waarbij allochtone vrouwen via de huisarts tot meer bewegen worden aangezet. Dit levert een negatief saldo op, onder meer omdat de betreffende doelgroep niet aan het arbeidsproces deelneemt. De voorlichtingscampagne op basisscholen ‘Ga voor gezond!’ en het project ‘Achter de voordeur’, waarbij het gaat om vroegtijdige interventie en multidisciplinaire aanpak bij probleemgezinnen, scoorden beiden goed vanwege hun relatief lage kosten en de hoge baten. Zelfs als de gestelde doelen niet allemaal gehaald worden is er sprake van maatschappelijke winst. Het project ‘Allochtone zorgconsulenten’ en de aanleg van sportfaciliteiten scoorden positief, maar blijken tegelijkertijd onzeker. Projecten ten behoeve van sportfaciliteiten zijn relatief duur en leveren qua gezondheid maar beperkte baten op. De baat moet waarschijnlijk gezocht worden in termen van minder overlast. Voor beide projecten geldt dat er nog een reeks van PM-posten zijn die de score kunnen verbeteren en dat in deze gevallen meer onderzoek vereist is. Tijdens het onderzoek is aandacht besteed aan de relatie tussen maatregel en effect. Hierdoor is inzicht verkregen in de plausibiliteit van de uitkomsten en in de belangrijkste onzekerheid van de berekening. Uit de analyse bleek verder dat bedrijven en burgers voordeel hadden bij de maatregelen en dat gemeente en corporaties aan de maatregelen bijdroegen.
> Meer informatie bij Freddie Rosenberg, 020-5221185 ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------ > >
[email protected]
Al lange tijd streven het ministerie van VWS, zorgaanbieders en zorgverzekeraars naar een scheiding van wonen en zorg in de ABWZ. Bij nieuwe gebouwen worden zoveel mogelijk zelfstandige woonruimten gemaakt waarin zorg wordt geboden aan de cliënten. Maar er zijn intussen nog meer dan een kwart miljoen intramurale verzorgingsplaatsen, waar de huisvesting integraal onderdeel uitmaakt van het zorgpakket. De meeste plaatsen zijn voor verzorging en verpleging. Daarnaast is er de gehandicaptenzorg en GGZ waar cliënten langdurig wonen. Sommige zijn meer dan 50 jaar oud, andere worden nog nieuw gebouwd. In opdracht van het ministerie van VWS heeft RIGO nagegaan welke financiële en andere gevolgen het zou hebben als deze bestaande huisvesting in de vorm van woonruimte (zelfstandig of onzelfstandig) aan de bewoner zou worden verhuurd. Dat zou nodig zijn om het scheiden van wonen en zorg voor de hele AWBZ ineens door te voeren. Daartoe hebben we voor de intramurale sector geraamd welke huur hiervoor gevraagd kan worden (op basis van het woningwaarderingstelsel) en welke gevolgen dat kan hebben voor de geldstromen in de AWBZ en de volkshuisvesting. Naast het effect van huur betalen zijn er ook effecten in bijkomende kosten (energie, onderhoud, interieur) en gaat de huurbescherming een rol spelen. Uit ons onderzoek bleek dat door de relatief lage kwaliteit van de huisvesting over het algemeen ook lage huuropbrengsten te verwachten zijn voor de zorginstellingen, die de huidige huisvestingslasten onvoldoende zullen dekken. Zij zullen dus tekort komen en compensatie nodig hebben uit de AWBZ-kas, waar deze lasten uitgespaard worden. Op zich is het wel denkbaar de geldstroom te verleggen. We hebben echter ook moeten constateren dat de spreiding van de nadelige effecten over de zorginstellingen niet te bepalen is, omdat de huidige huisvestingslasten per zorginstelling niet bekend zijn. Een compensatieregeling valt dan ook niet goed vorm te geven. In beperkter mate zijn er ook verschuivingen in de uitgaven voor huurtoeslag (die nemen toe) en de belastingaftrek (minder bijzondere ziektekosten). De huidige huisvestingslasten komen voort uit een reeks van regelingen in het verleden. De effecten van de overgang naar een nieuw stelsel kunnen daarom per zorginstelling sterk variëren. De bedrijfs- en financieringsrisico’s zullen groter worden. Het kan daarom een probleem vormen om zo’n verandering van het institutioneel kader te stapelen op de invoering van het VPT (volledig pakket thuis), het ZZP (zorgzwaartepakket) en de integrale tarieven daarvoor. Het rapport hierover is in juni aan de Kamer aangeboden bij de brief met het standpunt van de staatssecretaris over het scheiden van wonen en zorg. De staatssecretaris heeft geconcludeerd dat zo’n AWBZ-brede stelselwijziging teveel nadelen met zich meebrengt. Wel zal het doorvoeren van de scheiding verder worden gestimuleerd.
> Meer informatie bij Rob de Wildt, 020-5221122,
[email protected] ----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- > > Het rapport en de bijlage zijn te vinden op www.rigo.nl
Aangezien er in Nederland geen algemene richtlijnen en zeker geen wettelijke verplichtingen zijn aangaande speelgelegenheid heeft Jantje Beton samen met Nuso (de Landelijke Organisatie voor Speeltuinwerk en Jeugdrecreatie) een norm voorgesteld die steeds meer weerklank vindt bij gemeenten. In de norm wordt gemeenten geadviseerd ernaar te streven dat minstens 3% van het oppervlak van de bebouwde omgeving bestaat uit speelgelegenheid voor kinderen tot 18 jaar. Het blijkt geen sinecure om te achterhalen hoeveel speelgelegenheden er precies zijn binnen de gemeentegrenzen en wat daarvan het oppervlak is. Immers, niet alle speelgelegenheden worden beheerd door de gemeente en moeten schoolpleinen (met of zonder speeltoestellen) worden meegeteld? Wat als een speeltuin in een park ligt en mag een basketbalveldje voor volwassenen ook worden meegeteld? Om toch een idee te krijgen, gebruiken beleidsafdelingen vaak de publicatie Kinderen in Tel van het Verwey-Jonker Instituut. Dit jaarlijks onderzoek laat zien wat de verschillen tussen gemeenten zijn op het gebied van jeugdbeleid aan de hand van twaalf indicatoren. Veel gemeenten gebruiken de cijfers om doelen te stellen in hun jeugdbeleid. Een van die indicatoren is speelgelegenheid of eigenlijk ‘kinderen per hectare speelgelegenheid’. Echter, wat speelgelegenheid wordt genoemd in Kinderen in Tel komt niet overeen met wat Nuso bedoelt, namelijk speeltuinen, trapveldjes en skatebanen in de directe woon- en leefomgeving van kinderen. Wat het wel is, zijn parken, sportvelden en dagrecreatieterreinen volgens de definities van het CBS. Het Verwey-Jonker Instituut constateert in haar publicatie al dat er geen bronnen zijn die het oppervlak van speelgelegenheid meten en kiest daarom voor deze ‘voor kinderen georganiseerde ruimte’ als indicator voor speelgelegenheid. Voor het bepalen van hoe een gemeente scoort op de Nuso-norm is het gezamenlijk oppervlak park, sportveld en dagrecreatieterrein eigenlijk helemaal niet geschikt. Dat gezamenlijk oppervlak is in Nederland ongeveer 20% van het bebouwd oppervlak, waarmee waarschijnlijk elke gemeente met gemak de norm haalt. Neem bijvoorbeeld de gemeente Rhenen met 363 hectare bebouwd terrein en daarbuiten nog 67 hectare ‘georganiseerd gebied’ waarvan tweederde wordt gevormd door Ouwehands Dierenpark, ook niet een plek waar iedereen na school gaat buiten spelen. Voor gemeenten die een betere indicatie willen is er goed nieuws. RIGO heeft in opdracht van de afdeling Goede Doelen van de SponsorBingoLoterij met behulp van een serie vuistregels voor bijna iedere gemeente in Nederland een schatting gemaakt van het oppervlak speelgelegenheid ten opzichte van het woonterrein (dat is het bebouwd gebied exclusief kantoren en bedrijven). Dit op basis van cijfers van de Voedsel- en Warenautoriteit (VWA), die toeziet op de veiligheid van speelterreinen. Daar bovenop is nog een schatting gemaakt van het benodigd oppervlak gebaseerd op het aantal kinderen in verschillende leeftijdsklassen. Kijken we weer naar Rhenen, dan schat RIGO dat momenteel 1,5% van de 270 hectare woonterrein is gereserveerd voor speelgelegenheid en dat er ongeveer 2,7% (dicht tegen de NUSO-norm aan) nodig is.
> Meer informatie bij Martin Damen, 020-5221164 ----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- > >
[email protected]
In de evaluatie bracht RIGO de effecten van het lotingsysteem op de verhuringen en de kansen van woningzoekenden in beeld. We keerden ook voor even terug naar de collegebanken. In een aantal colleges brachten we de studenten Vastgoed & Makelaardij de beginselen van de woonruimteverdeling bij. Ook leerden we hen hoe een onderzoek onder woningzoekenden op te zetten en uit te voeren. Vervolgens was het veldwerk aan de studenten: telefonische enquêtes en persoonlijke interviews. RIGO bewaakte de kwaliteit van het veldwerk en schreef de uiteindelijke rapportage. De samenwerking tussen RIGO en de Hanzehogeschool heeft Acantus de inzichten opgeleverd die nodig zijn om te besluiten over hoe zij in de toekomst om wil gaan met het verloten van woningen. Voor de studenten betekende het een uitgebreide kijk in de wereld van de woonruimteverdeling en het beleidsonderzoek. En voor ons was het een uitgelezen kans om een compleet onderzoek uit te voeren waarin veel aandacht was voor de ervaringen van de woningzoekenden, en om – al was het maar voor even – terug te keren naar de collegebanken.
> Meer informatie bij Sjoerd Zeelenberg, 020-5221166 ----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- > >
[email protected]
Handig bij zelfstandig Rookmelders, nachtverlichting met bewegingssensoren, thermostaatkranen, kalenderklokken, sprekende klokken, pratende fotoalbums en sleutelvinders. Deze producten staan in hulpmiddelengids ‘Handig bij zelfstandig’, uitgeven door de Dienst Zorg en Samenleven van de Gemeente Amsterdam. In de eerste helft van 2009 liep in Amsterdam de gemeentelijke pilot ‘Veilig zelfstandig wonen voor mensen met dementie’ met als doel het gebruik van hulpmiddelen voor mensen met dementie te bevorderen. In overleg met de deelnemende aanbieders van zorg en van welzijn is allereerst een gids samengesteld met handige producten voor binnen en buiten de woning. Als volgende stap is dit aanbod met behulp van de gids aan ruim 200 huishoudens uit de doelgroep gepresenteerd. Vervolgens hebben de benaderde huishoudens al dan niet producten aangeschaft en in gebruik genomen. Al deze stappen zijn in de loop van een half jaar uitgevoerd en in die periode evalueerde RIGO de gevolgde aanpak en de bereikte resultaten. De evaluatie moet inzicht bieden in de effectiviteit van de gekozen werkwijze en een beeld geven van de klantervaringen met de diverse onderdelen van het aanbod. De uitkomst van deze evaluatie is vooral van belang voor de beleidsvraag of, en zo ja, onder welke voorwaarden en aanpassingen, de pilot een vervolg krijgt. Een vervolg op stedelijk niveau zou zich uitstrekken tot alle circa 7.000 thuiswonende Amsterdammers met dementie. De evaluatie van de pilot zal in het najaar van 2009 worden afgerond.
> Meer informatie bij Hans van Rossum, 020-5221126 ----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- > >
[email protected]
Als het regent is er weinig vraag naar zonnebrandcrème. De uitkomst van consumentenonderzoek, of het nu over auto’s, kleding of woningen gaat, wordt altijd beïnvloed door de conjunctuur. Soms bevinden we ons in een conjuncturele dip. Is dat reden om dan even geen onderzoek te doen? Nee, natuurlijk niet. Het is wel zaak om slimme vragen te stellen en verstandig met de uitkomsten om te gaan. We moeten bijvoorbeeld niet denken dat geuite woonwensen keihard en lang houdbaar zijn. Dat waren ze een paar jaar geleden, toen de woningmarkt nog ‘gewoon’ overspannen was, trouwens ook niet. Een veranderende conjunctuur is het belangrijkste argument om marktonderzoek regelmatig te herhalen. In drie jaar kan veel veranderen. Het consumentenvertrouwen wordt door het CBS maandelijks gemeten. Albert Heijn houdt continu de vinger aan de pols. In beginsel zou je met een driemaandelijks beknopt onderzoek onder een beperkte steekproef heel goed de conjunctuur op de woningmarkt kunnen volgen. De meeste overheden geven echter de voorkeur aan eens in de zoveel jaar een uitgebreid onderzoek, waarin naast woonwensen ook allerlei standgegevens over woningen en huishoudens tot op wijkniveau in kaart worden gebracht. Daar is wel wat voor te zeggen. De woningmarkt is nu eenmaal minder trendgevoelig dan de markt voor zoutjes en frisdrank. Er zijn verschillende manieren om met de houdbaarheid van woonwensenonderzoek om te gaan. Dat begint al bij de vraagstelling. In recent uitgevoerd marktonderzoek voor gemeenten heeft RIGO bijvoorbeeld expliciet vragen opgenomen over de invloed van de conjunctuur op eventuele verhuiswensen en bestedingsmogelijkheden. Op die manier benutten we de crisis om empirisch inzicht te verkrijgen in de gevoeligheid van korte termijn woonwensen voor externe economische omstandigheden. Een andere manier om met onzekerheden om te gaan is te werken met bandbreedten en gevoeligheden. Een confrontatie van gevraagde en uit voorraad aangeboden woningen – een theoretische, maar niettemin veelgevraagde analyse – komt er ineens anders uit te zien indien we veronderstellen dat luxe-doorstromers het voorlopig even laten afweten. Of dat starters hun kwaliteitseisen naar beneden bijstellen. Zo’n scenario kan ook worden losgelaten op ‘oud’ materiaal, zoals het WoON 2006. Op die manier kan een schijnbaar verouderde bron toch nog worden aangepast aan veranderende omstandigheden en inzichten. Zo kon RIGO voor een stedelijke gemeente in beeld brengen dat het vermeende overschot aan goedkope koopappartementen verdwijnt op het moment dat veel doorstromers blijven zitten. Voor een landelijke gemeente maakten we een interactief model, waarmee gebruikers zelf aan typen woningzoekenden gewichten kunnen toekennen en aldus zelf scenario’s kunnen samenstellen. Nog zonder keiharde empirische onderbouwing helpt zoiets al om ‘wat als’-vragen te beantwoorden. Voor strategisch voorraadbeleid is het overigens helemaal niet verstandig om al te zeer rekening te houden met woonwensen op de korte termijn. Veel essentiëler is inzicht in relatief structurele woonpatronen – wat voor huishoudens wonen in wat voor woningen – in combinatie met demografische en macro-economische scenario’s voor de langere termijn. Omdat die woonpatronen wel langzaam maar zeker kunnen veranderen blijft het noodzakelijk om ze periodiek te onderzoeken. Eens in de drie jaar is daarvoor echter ruim voldoende. Het gaat immers om structurele patronen en langetermijntrends. Die kun je ook meten in een periode van zwaar weer.
> Meer informatie bij André Buys, 020-5221173 ----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- > >
[email protected]
De rentabiliteit van gezondheidszorg
Van zorg met verblijf naar wonen met zorg?
Speelgelegenheid op de wip?
RIGO terug naar de collegebanken
Woningmarktonderzoek in de regentijd
RIGO heeft de maatschappelijke effecten van investeringen in gezondheid in Haagse krachtwijken onderzocht. Het was een testcase om na te gaan of via een Maatschappelijke kosten-batenanalyse (MKBA) inzicht in kosten en baten van gezondheidszorg kan worden gegeven.
Het Rijk is voorstander van het scheiden van wonen en zorg. Er is nog een forse hoeveelheid intramurale huisvesting. RIGO heeft de gevolgen bekeken van het omzetten van zorg met verblijf in wonen met zorg. Zo’n stelselwijziging ineens lijkt technisch wel uitvoerbaar, maar voor de zorgwereld met teveel onzekerheden omgeven.
Hoeveel speelgelegenheid is er in een gemeente en is dat genoeg? Een vraag waar veel gemeenten een antwoord op wensen nu de Nuso 3%-norm vaste voet aan de grond krijgt.
Woningcorporatie Acantus uit Groningen verloot al haar sociale huurwoningen. Na twee jaar wilde Acantus de balans opmaken en vroeg RIGO om een evaluatie uit te voeren. Een bijzondere opdracht, omdat de uitvoering in samenwerking met studenten van de Hanzehogeschool Groningen gebeurde.
Klassiek woningmarktonderzoek onder de bevolking, zoals het driejaarlijkse Woononderzoek Nederland (WoON), wordt veel gebruikt om strategisch woonbeleid mee te onderbouwen. Heeft het nog wel zin om onder de huidige uitzonderlijke marktomstandigheden dergelijk woningmarktonderzoek te doen? Wat is zo’n onderzoek over een half jaar nog waard?
Dat gezondheidszorg geld kost en jaarlijks zelfs meer geld kost is bekend. Dat een goede gezondheidszorg ook welvaart oplevert, voelen we wel aan maar rekenen we meestal niet door. Het berekenen van die welvaartswinst en het afzetten tegen de kosten is goed te doen. Daarmee ontstaat inzicht in de rentabiliteit van een maatregel en kunnen we nagaan welke maatregel het meeste waar voor ons geld geeft. De belangrijkste voorwaarde daarbij is dat we weten welke effecten een maatregel sorteert. In opdracht van het Ministerie van VROM en de gemeente Den Haag heeft RIGO het gezondheidsprogramma uit het intentieakkoord ‘Gezondheid Haagse Krachtwijken’ onderzocht en daarbinnen de businesscase Schilderswijk. Zowel de rentabiliteit van afzonderlijke maatregelen als die van het gehele programma is onderzocht. Omdat weinig ervaring was opgedaan met de maatregelen is veel aandacht besteed aan de plausibiliteit van effecten: wat is aannemelijk? Daarbij bleek onder andere onzekerheid te bestaan over de vraag hoe langdurig maatregelen doorwerken in het gezondheidsgedrag van mensen. Andere effecten konden echter worden afgeleid uit ervaringen met vergelijkbare projecten, die al een langere looptijd hebben en waarvan de resultaten op korte termijn al meer inzichtelijk zijn. Het gezondheidsprogramma bestaat uit de volgende sporen: gezond en actief leven, gezonde leefomgeving en toegankelijke zorg en voorzieningen. Binnen deze sporen vielen verschillende projecten die onderzocht zijn. Een aantal daarvan hadden opvallende uitkomsten. De projecten ‘Vervangen afvoerloze geisers in sociale huurwoningen’ en ‘Bewegen op recept’ bleken qua kosten baten slecht te scoren. Het vroegtijdig vervangen van afvoerloze geisers leverde weinig op vanwege de hoge verbruikskosten van de vervangende apparatuur en het beperkte gevaar dat aan de afvoerloze geisers vast zit. Bewegen op recept is een project waarbij allochtone vrouwen via de huisarts tot meer bewegen worden aangezet. Dit levert een negatief saldo op, onder meer omdat de betreffende doelgroep niet aan het arbeidsproces deelneemt. De voorlichtingscampagne op basisscholen ‘Ga voor gezond!’ en het project ‘Achter de voordeur’, waarbij het gaat om vroegtijdige interventie en multidisciplinaire aanpak bij probleemgezinnen, scoorden beiden goed vanwege hun relatief lage kosten en de hoge baten. Zelfs als de gestelde doelen niet allemaal gehaald worden is er sprake van maatschappelijke winst. Het project ‘Allochtone zorgconsulenten’ en de aanleg van sportfaciliteiten scoorden positief, maar blijken tegelijkertijd onzeker. Projecten ten behoeve van sportfaciliteiten zijn relatief duur en leveren qua gezondheid maar beperkte baten op. De baat moet waarschijnlijk gezocht worden in termen van minder overlast. Voor beide projecten geldt dat er nog een reeks van PM-posten zijn die de score kunnen verbeteren en dat in deze gevallen meer onderzoek vereist is. Tijdens het onderzoek is aandacht besteed aan de relatie tussen maatregel en effect. Hierdoor is inzicht verkregen in de plausibiliteit van de uitkomsten en in de belangrijkste onzekerheid van de berekening. Uit de analyse bleek verder dat bedrijven en burgers voordeel hadden bij de maatregelen en dat gemeente en corporaties aan de maatregelen bijdroegen.
> Meer informatie bij Freddie Rosenberg, 020-5221185 ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------ > >
[email protected]
Al lange tijd streven het ministerie van VWS, zorgaanbieders en zorgverzekeraars naar een scheiding van wonen en zorg in de ABWZ. Bij nieuwe gebouwen worden zoveel mogelijk zelfstandige woonruimten gemaakt waarin zorg wordt geboden aan de cliënten. Maar er zijn intussen nog meer dan een kwart miljoen intramurale verzorgingsplaatsen, waar de huisvesting integraal onderdeel uitmaakt van het zorgpakket. De meeste plaatsen zijn voor verzorging en verpleging. Daarnaast is er de gehandicaptenzorg en GGZ waar cliënten langdurig wonen. Sommige zijn meer dan 50 jaar oud, andere worden nog nieuw gebouwd. In opdracht van het ministerie van VWS heeft RIGO nagegaan welke financiële en andere gevolgen het zou hebben als deze bestaande huisvesting in de vorm van woonruimte (zelfstandig of onzelfstandig) aan de bewoner zou worden verhuurd. Dat zou nodig zijn om het scheiden van wonen en zorg voor de hele AWBZ ineens door te voeren. Daartoe hebben we voor de intramurale sector geraamd welke huur hiervoor gevraagd kan worden (op basis van het woningwaarderingstelsel) en welke gevolgen dat kan hebben voor de geldstromen in de AWBZ en de volkshuisvesting. Naast het effect van huur betalen zijn er ook effecten in bijkomende kosten (energie, onderhoud, interieur) en gaat de huurbescherming een rol spelen. Uit ons onderzoek bleek dat door de relatief lage kwaliteit van de huisvesting over het algemeen ook lage huuropbrengsten te verwachten zijn voor de zorginstellingen, die de huidige huisvestingslasten onvoldoende zullen dekken. Zij zullen dus tekort komen en compensatie nodig hebben uit de AWBZ-kas, waar deze lasten uitgespaard worden. Op zich is het wel denkbaar de geldstroom te verleggen. We hebben echter ook moeten constateren dat de spreiding van de nadelige effecten over de zorginstellingen niet te bepalen is, omdat de huidige huisvestingslasten per zorginstelling niet bekend zijn. Een compensatieregeling valt dan ook niet goed vorm te geven. In beperkter mate zijn er ook verschuivingen in de uitgaven voor huurtoeslag (die nemen toe) en de belastingaftrek (minder bijzondere ziektekosten). De huidige huisvestingslasten komen voort uit een reeks van regelingen in het verleden. De effecten van de overgang naar een nieuw stelsel kunnen daarom per zorginstelling sterk variëren. De bedrijfs- en financieringsrisico’s zullen groter worden. Het kan daarom een probleem vormen om zo’n verandering van het institutioneel kader te stapelen op de invoering van het VPT (volledig pakket thuis), het ZZP (zorgzwaartepakket) en de integrale tarieven daarvoor. Het rapport hierover is in juni aan de Kamer aangeboden bij de brief met het standpunt van de staatssecretaris over het scheiden van wonen en zorg. De staatssecretaris heeft geconcludeerd dat zo’n AWBZ-brede stelselwijziging teveel nadelen met zich meebrengt. Wel zal het doorvoeren van de scheiding verder worden gestimuleerd.
> Meer informatie bij Rob de Wildt, 020-5221122,
[email protected] ----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- > > Het rapport en de bijlage zijn te vinden op www.rigo.nl
Aangezien er in Nederland geen algemene richtlijnen en zeker geen wettelijke verplichtingen zijn aangaande speelgelegenheid heeft Jantje Beton samen met Nuso (de Landelijke Organisatie voor Speeltuinwerk en Jeugdrecreatie) een norm voorgesteld die steeds meer weerklank vindt bij gemeenten. In de norm wordt gemeenten geadviseerd ernaar te streven dat minstens 3% van het oppervlak van de bebouwde omgeving bestaat uit speelgelegenheid voor kinderen tot 18 jaar. Het blijkt geen sinecure om te achterhalen hoeveel speelgelegenheden er precies zijn binnen de gemeentegrenzen en wat daarvan het oppervlak is. Immers, niet alle speelgelegenheden worden beheerd door de gemeente en moeten schoolpleinen (met of zonder speeltoestellen) worden meegeteld? Wat als een speeltuin in een park ligt en mag een basketbalveldje voor volwassenen ook worden meegeteld? Om toch een idee te krijgen, gebruiken beleidsafdelingen vaak de publicatie Kinderen in Tel van het Verwey-Jonker Instituut. Dit jaarlijks onderzoek laat zien wat de verschillen tussen gemeenten zijn op het gebied van jeugdbeleid aan de hand van twaalf indicatoren. Veel gemeenten gebruiken de cijfers om doelen te stellen in hun jeugdbeleid. Een van die indicatoren is speelgelegenheid of eigenlijk ‘kinderen per hectare speelgelegenheid’. Echter, wat speelgelegenheid wordt genoemd in Kinderen in Tel komt niet overeen met wat Nuso bedoelt, namelijk speeltuinen, trapveldjes en skatebanen in de directe woon- en leefomgeving van kinderen. Wat het wel is, zijn parken, sportvelden en dagrecreatieterreinen volgens de definities van het CBS. Het Verwey-Jonker Instituut constateert in haar publicatie al dat er geen bronnen zijn die het oppervlak van speelgelegenheid meten en kiest daarom voor deze ‘voor kinderen georganiseerde ruimte’ als indicator voor speelgelegenheid. Voor het bepalen van hoe een gemeente scoort op de Nuso-norm is het gezamenlijk oppervlak park, sportveld en dagrecreatieterrein eigenlijk helemaal niet geschikt. Dat gezamenlijk oppervlak is in Nederland ongeveer 20% van het bebouwd oppervlak, waarmee waarschijnlijk elke gemeente met gemak de norm haalt. Neem bijvoorbeeld de gemeente Rhenen met 363 hectare bebouwd terrein en daarbuiten nog 67 hectare ‘georganiseerd gebied’ waarvan tweederde wordt gevormd door Ouwehands Dierenpark, ook niet een plek waar iedereen na school gaat buiten spelen. Voor gemeenten die een betere indicatie willen is er goed nieuws. RIGO heeft in opdracht van de afdeling Goede Doelen van de SponsorBingoLoterij met behulp van een serie vuistregels voor bijna iedere gemeente in Nederland een schatting gemaakt van het oppervlak speelgelegenheid ten opzichte van het woonterrein (dat is het bebouwd gebied exclusief kantoren en bedrijven). Dit op basis van cijfers van de Voedsel- en Warenautoriteit (VWA), die toeziet op de veiligheid van speelterreinen. Daar bovenop is nog een schatting gemaakt van het benodigd oppervlak gebaseerd op het aantal kinderen in verschillende leeftijdsklassen. Kijken we weer naar Rhenen, dan schat RIGO dat momenteel 1,5% van de 270 hectare woonterrein is gereserveerd voor speelgelegenheid en dat er ongeveer 2,7% (dicht tegen de NUSO-norm aan) nodig is.
> Meer informatie bij Martin Damen, 020-5221164 ----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- > >
[email protected]
In de evaluatie bracht RIGO de effecten van het lotingsysteem op de verhuringen en de kansen van woningzoekenden in beeld. We keerden ook voor even terug naar de collegebanken. In een aantal colleges brachten we de studenten Vastgoed & Makelaardij de beginselen van de woonruimteverdeling bij. Ook leerden we hen hoe een onderzoek onder woningzoekenden op te zetten en uit te voeren. Vervolgens was het veldwerk aan de studenten: telefonische enquêtes en persoonlijke interviews. RIGO bewaakte de kwaliteit van het veldwerk en schreef de uiteindelijke rapportage. De samenwerking tussen RIGO en de Hanzehogeschool heeft Acantus de inzichten opgeleverd die nodig zijn om te besluiten over hoe zij in de toekomst om wil gaan met het verloten van woningen. Voor de studenten betekende het een uitgebreide kijk in de wereld van de woonruimteverdeling en het beleidsonderzoek. En voor ons was het een uitgelezen kans om een compleet onderzoek uit te voeren waarin veel aandacht was voor de ervaringen van de woningzoekenden, en om – al was het maar voor even – terug te keren naar de collegebanken.
> Meer informatie bij Sjoerd Zeelenberg, 020-5221166 ----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- > >
[email protected]
Handig bij zelfstandig Rookmelders, nachtverlichting met bewegingssensoren, thermostaatkranen, kalenderklokken, sprekende klokken, pratende fotoalbums en sleutelvinders. Deze producten staan in hulpmiddelengids ‘Handig bij zelfstandig’, uitgeven door de Dienst Zorg en Samenleven van de Gemeente Amsterdam. In de eerste helft van 2009 liep in Amsterdam de gemeentelijke pilot ‘Veilig zelfstandig wonen voor mensen met dementie’ met als doel het gebruik van hulpmiddelen voor mensen met dementie te bevorderen. In overleg met de deelnemende aanbieders van zorg en van welzijn is allereerst een gids samengesteld met handige producten voor binnen en buiten de woning. Als volgende stap is dit aanbod met behulp van de gids aan ruim 200 huishoudens uit de doelgroep gepresenteerd. Vervolgens hebben de benaderde huishoudens al dan niet producten aangeschaft en in gebruik genomen. Al deze stappen zijn in de loop van een half jaar uitgevoerd en in die periode evalueerde RIGO de gevolgde aanpak en de bereikte resultaten. De evaluatie moet inzicht bieden in de effectiviteit van de gekozen werkwijze en een beeld geven van de klantervaringen met de diverse onderdelen van het aanbod. De uitkomst van deze evaluatie is vooral van belang voor de beleidsvraag of, en zo ja, onder welke voorwaarden en aanpassingen, de pilot een vervolg krijgt. Een vervolg op stedelijk niveau zou zich uitstrekken tot alle circa 7.000 thuiswonende Amsterdammers met dementie. De evaluatie van de pilot zal in het najaar van 2009 worden afgerond.
> Meer informatie bij Hans van Rossum, 020-5221126 ----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- > >
[email protected]
Als het regent is er weinig vraag naar zonnebrandcrème. De uitkomst van consumentenonderzoek, of het nu over auto’s, kleding of woningen gaat, wordt altijd beïnvloed door de conjunctuur. Soms bevinden we ons in een conjuncturele dip. Is dat reden om dan even geen onderzoek te doen? Nee, natuurlijk niet. Het is wel zaak om slimme vragen te stellen en verstandig met de uitkomsten om te gaan. We moeten bijvoorbeeld niet denken dat geuite woonwensen keihard en lang houdbaar zijn. Dat waren ze een paar jaar geleden, toen de woningmarkt nog ‘gewoon’ overspannen was, trouwens ook niet. Een veranderende conjunctuur is het belangrijkste argument om marktonderzoek regelmatig te herhalen. In drie jaar kan veel veranderen. Het consumentenvertrouwen wordt door het CBS maandelijks gemeten. Albert Heijn houdt continu de vinger aan de pols. In beginsel zou je met een driemaandelijks beknopt onderzoek onder een beperkte steekproef heel goed de conjunctuur op de woningmarkt kunnen volgen. De meeste overheden geven echter de voorkeur aan eens in de zoveel jaar een uitgebreid onderzoek, waarin naast woonwensen ook allerlei standgegevens over woningen en huishoudens tot op wijkniveau in kaart worden gebracht. Daar is wel wat voor te zeggen. De woningmarkt is nu eenmaal minder trendgevoelig dan de markt voor zoutjes en frisdrank. Er zijn verschillende manieren om met de houdbaarheid van woonwensenonderzoek om te gaan. Dat begint al bij de vraagstelling. In recent uitgevoerd marktonderzoek voor gemeenten heeft RIGO bijvoorbeeld expliciet vragen opgenomen over de invloed van de conjunctuur op eventuele verhuiswensen en bestedingsmogelijkheden. Op die manier benutten we de crisis om empirisch inzicht te verkrijgen in de gevoeligheid van korte termijn woonwensen voor externe economische omstandigheden. Een andere manier om met onzekerheden om te gaan is te werken met bandbreedten en gevoeligheden. Een confrontatie van gevraagde en uit voorraad aangeboden woningen – een theoretische, maar niettemin veelgevraagde analyse – komt er ineens anders uit te zien indien we veronderstellen dat luxe-doorstromers het voorlopig even laten afweten. Of dat starters hun kwaliteitseisen naar beneden bijstellen. Zo’n scenario kan ook worden losgelaten op ‘oud’ materiaal, zoals het WoON 2006. Op die manier kan een schijnbaar verouderde bron toch nog worden aangepast aan veranderende omstandigheden en inzichten. Zo kon RIGO voor een stedelijke gemeente in beeld brengen dat het vermeende overschot aan goedkope koopappartementen verdwijnt op het moment dat veel doorstromers blijven zitten. Voor een landelijke gemeente maakten we een interactief model, waarmee gebruikers zelf aan typen woningzoekenden gewichten kunnen toekennen en aldus zelf scenario’s kunnen samenstellen. Nog zonder keiharde empirische onderbouwing helpt zoiets al om ‘wat als’-vragen te beantwoorden. Voor strategisch voorraadbeleid is het overigens helemaal niet verstandig om al te zeer rekening te houden met woonwensen op de korte termijn. Veel essentiëler is inzicht in relatief structurele woonpatronen – wat voor huishoudens wonen in wat voor woningen – in combinatie met demografische en macro-economische scenario’s voor de langere termijn. Omdat die woonpatronen wel langzaam maar zeker kunnen veranderen blijft het noodzakelijk om ze periodiek te onderzoeken. Eens in de drie jaar is daarvoor echter ruim voldoende. Het gaat immers om structurele patronen en langetermijntrends. Die kun je ook meten in een periode van zwaar weer.
> Meer informatie bij André Buys, 020-5221173 ----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- > >
[email protected]
Column
Kor t nieuws
Kor t nieuws
RIGO Research en Advies
Van der Laan als Candide
Wijkaanpak Amsterdam
Waterbedeffect krachtwijken
De Gemeente Amsterdam en haar coalitiepartners in de wijkaanpak hebben RIGO opdracht gegeven de actualisatie van de uitvoeringsprogramma’s Wijkaanpak te ondersteunen. De huidige programma’s lopen eind 2009 af. Zowel op buurtniveau als op gezamenlijk stedelijk niveau zijn dan nieuwe programma’s nodig. De buurtcoalities van corporaties, stadsdelen en bewoners bepalen gezamenlijk wat er volgend jaar aangepakt gaat worden in hun buurten. RIGO wordt ingezet als penvoerder, maar ook voor het maken van een kwaliteitsslag in de beleids- en uitvoeringscyclus opdat (nog) beter effecten gemeten en daarmee scherper keuzes gemaakt kunnen gaan worden.
RIGO onderzoekt in opdracht van het ministerie van VROM/WWI of er rond de krachtwijken zogenaamde waterbedeffecten optreden. Met waterbedeffecten wordt gedoeld op het fenomeen dat een maatregel die tot doel heeft een situatie in een gebied te verbeteren, een – meestal onbedoelde en meestal negatieve – invloed heeft op een ander gebied of andere gebieden. RIGO ontwerpt een methode waarmee eventuele waterbedeffecten van het krachtwijkenbeleid in de toekomst kunnen worden gevolgd. Publicatie volgt later dit jaar.
Ons profiel
In juni 2009 verscheen de beleidsbrief van minister Van der Laan over het corporatiebestel. Die brief is, net als die van de minister Dekker, een poging om de discussies over de woningcorporaties te beslechten. De thema’s van die jarenlange discussie zijn inmiddels klassiek. Ten eerste: in welke mate is zelfregulering van de sociale huursector dan wel publiek toezicht en kaderstelling wenselijk? Ten tweede: welke garanties zijn er nodig voor een goede besteding van het omvangrijke non-profit vermogen, dat weliswaar privaat is maar tegelijk ‘uitsluitend op het terrein en in het belang van de volkshuisvesting’ besteed mag worden. Ten derde: in hoeverre is het corporatiebestel op zich een inefficiënte inbreuk op het marktmechanisme waarvan de kosten hoger zijn dan de direct zichtbare sociale baten en zou deze sector niet sterk moeten inkrimpen? De branchevereniging Aedes was sterk voorstander van een zelfregulering in de sociale huursector, die uit zelfstandige instellingen met een breed werkterrein bestaat. Daar stond de opvatting tegenover dat het omvangrijke corporatievermogen, mede gelet op het gebrek aan disciplinering door ‘de markt’, publiek toezicht zo niet publieke sturing vergt, een opvatting die na de terugval van de koopsector en van de bouwmarkt in 2002 meer om pragmatische redenen aanhang kreeg. En dat pleidooi kon ook heel goed gepaard gaan met de opvatting dat het marktaandeel van de corporaties kleiner moest worden door afsplitsing van het commerciële deel of grootschalige verkoop van het bezit, met besteding van het vrijvallend vermogen aan maatschappelijk nuttige zaken. Door een niet aflatende stroom van incidenten stond de corporatiesector in het defensief. Het slagveld overziende valt vooral de continuïteit van beleid op. Dat was al het kenmerk van Dekkers brief uit 2005. Voor die van minister Van der Laan geldt hetzelfde. Hij scherpt het speelveld wat aan, formuleert wat scherper de publieke doelen en is voorstander van splitsing in een commercieel deel en een kernbedrijf, binnen de organisatiegrenzen van de corporaties. Hij handhaaft het publieke toezicht waarvan de organisatie wordt verstevigd met de doorstart van het Centraal Fonds, zonder ingrijpende beperking van de ministeriële verantwoordelijkheid. De hybride grondstructuur blijft. Het pleidooi van Aedes voor een grote mate van zelfregulering wordt niet omarmd. Tegelijk wordt niet gekozen voor een krimpscenario, of voor veel meer marktwerking. Het zijn systeeminterne maatregelen. Al de maatregelen die Van der Laan voorstelt, zouden zonder veel moeite ook in de wetswijzigingen rond de eeuwwisseling gepast hebben. Zo bezien is er bijna 10 jaar onnodig discussie gevoerd. Onlogisch is die beleidscontinuïteit intussen niet. De vermogensgroei die bij veel corporatiedirecteuren de behoefte aan vrijheid versterkte, is precies de reden om die vrijheid niet toe te staan. De kritiek dat corporaties marktwerking verstoren, is even minder opportuun nu marktwerking leidt tot een ontoegankelijke koopsector en onvoldoende investeringen. De wenselijkheid de corporatiesector te hervormen is minder groot zolang niet tegelijk de enorme subsidiering van koopwoningen gematigd wordt. Op korte termijn is een anticyclisch investeringsbeleid door corporaties nodig en dan heb je even geen behoefte aan structuurmaatregelen. Sterker nog, dan blijkt de schaarbeweging van Vogelaar en Bos die tot een dubbele inbreuk op de vermogenspositie leidde gewoon minder handig. Dit alles past perfect in het klassieke patroon van incrementele beleidsontwikkeling, waar de koers wordt bijgesteld in reactie op veranderingen in de beleidsomgeving. Dus is zijn beslissing om, als ware hij Candide, zijn tuin zo goed mogelijk te wieden in afwachting van wat komen gaat, een wijze beslissing. Al weten we inmiddels wel dat de corporatiesector niet de beste aller werelden is… > Meer informatie bij bij Jan van der Schaar, 020-5221123 ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------ > >
[email protected]
> Meer informatie bij Henriette Rombouts, 020-5221139 ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------ > >
[email protected]
> Meer informatie bij Kees Leidelmeijer, 020-5221177 ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------ > >
[email protected]
RIGO evalueert Huur op Maat Nieuw boek: ‘Ontwikkelingspaden voor woningcorporaties’ Welke toekomst ligt in het verschiet voor de woningcorporaties en de sociale verhuur? Zijn er ontwikkelingspaden te ontdekken die zicht bieden op meer stabiliteit en vertrouwen? In deze studie sporen Fleurke, Van der Schaar en Van Wijk mogelijke ontwikkelingspaden op. Ze kijken daartoe naar de geschiedenis van de sociale verhuur, naar buitenlandse stelsels, naar andere sectoren als bouwspaarkassen, ziekenhuizen en hoger onderwijs. Factoren die de kansen voor ontwikkelingsrichtingen beïnvloeden en overwegingen die een rol kunnen spelen bij de keuze van een ontwikkelingsrichting, komen aan bod. Het boek is tot stand gekomen met financiële steun van het ministerie van VROM/WWI. > Meer informatie bij Jan van der Schaar, 020-5221111,
[email protected] ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------ > > ‘Ontwikkelingspaden voor woningcorporaties’ is voor € 19,50 te koop bij RIGO en de SEV
Leefbaarometer meting 2008 online Op de site www.vrom.nl/leefbaarometer kan de ontwikkeling van de leefbaarheid inmiddels over een periode van 10 jaar worden gevolgd: van 1998 tot 2008. Iedereen kan daar in één oogopslag zien hoe de leefbaarheid zich door de tijd heen heeft ontwikkeld. Publicatie over die ontwikkelingen volgt later dit jaar in het rapport ‘Leefbaarheid door de tijd’ dat RIGO samen met Atlas voor Gemeenten heeft gemaakt voor het ministerie van VROM/WWI.
Een jaar na de start Huur op Maat is RIGO druk bezig met de evaluatie van de effecten van dit landelijke experiment met inkomensafhankelijke huurkortingen. In de voortgangsrapportage ‘Een half jaar Huur op Maat’ zijn de eerste resultaten te lezen. Inmiddels zijn we druk bezig met de tussenevaluatie, waarvan de uitkomsten begin 2010 bekend zullen worden gemaakt.
RIGO Research en Advies verricht markt- en beleidsonderzoek en ondersteunt bij het ontwikkelen van beleid, strategie en aanpak. Onze expertise is (het beleid aangaande) de woon- en leefomgeving van mensen, met aandachtsgebieden als wonen, bouwen, zorg- en dienstverlening en vastgoed. Onze opdrachtgevers zijn actief in de wereld van wonen tot en met zorg. We werken onder meer voor overheden, zorginstellingen, woningcorporaties en vastgoedondernemers: partijen die vorm geven aan de woon- en leefsituatie van mensen. We voelen ons betrokken bij de vraagstukken die op dat terrein spelen en helpen onze opdrachtgevers bij het formuleren van antwoorden. Dat doen we door hen in staat te stellen onderbouwde en afgewogen beslissingen te nemen, gebaseerd op kennis van de feiten en inzicht in de mogelijkheden. Wij koesteren onze onafhankelijkheid.
Ons werk > Meer informatie bij Steven Kromhout, 020-5221165,
[email protected] ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------ > > De voortgangsrapportage ‘Een half jaar Huur op Maat’ is te vinden op www.rigo.nl
Grondprijsbeleid als ‘crisisinstrument’? Van alle betrokken partijen worden door het Rijk bijdragen verwacht om de nieuwbouw van woningen zoveel mogelijk op peil te houden tijdens de crisis. Het gemeentelijk grondprijsbeleid kan daar ook een bijdrage aan leveren met verlaging van grondprijzen. Maar doen gemeenten dat ook? Dat blijkt uit een scan in opdracht van Vereniging Eigen Huis (VEH) maar in beperkte mate het geval. Van de onderzochte gemeenten heeft 40% de grondprijzen voor 2009 zelfs verhoogd. > Meer informatie bij Geurt Keers, 020-5221124 ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------ > >
[email protected]
> > > > > > > >
Wonen, zorg en welzijn Lokale en regionale Woonvisies Strategisch portefeuillebeleid Beleidsplannen Leefbaarheid Stedelijke vernieuwing Prestatieovereenkomsten Woningmarktonderzoek
> > > > > > > >
Wijkvitaliteit Monitoring en evaluatie MGE en fair-value Transformatie zorginstellingen Woonmilieutypering Procesbegeleiding Haalbaarheidsstudies Rendement-risicoanalyses
Contact RIGO Research en Advies BV
> Meer informatie bij Kees Leidelmeijer, 020-5221177 ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------ > >
[email protected]
In een nieuw jasje: www.rigo.nl Deze zomer is hij stilletjes online gegaan: de nieuwe internetpagina van RIGO. Na jaren trouwe dienst was de oude pagina aan vervanging toe. De nieuwe pagina is fris en overzichtelijk vormgegeven, in de vertrouwde huisstijl. U vindt er onze publicaties en producten, cv’s en achtergronden, maar ook een overzicht van waar we op dit moment aan werken. Zo krijgt de bezoeker een actuele en complete kijk op RIGO. Een bezoek waard! > Reacties zijn welkom bij Sjoerd Zeelenberg, 020-5221166 ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------ > >
[email protected]
De Ruyterkade 139 • 1011 AC Amsterdam • telefoon 020-5221111 • fax 020-6276840 •
[email protected]
Puntenstelsel voor huisvesting AWBZ In opdracht van het ministerie van VWS is op basis van het puntenstelsel voor zelfstandige woningen van het woningwaarderingsstelsel (wws) voor huurwoningen een puntensysteem ontwikkeld en getest dat de kwaliteit van de huisvesting in de Algemene Wet Bijzondere Zorgkosten (AWBZ) in beeld brengt. Het puntensysteem beperkt zich tot de woon- en dienstruimten binnen een gebouw. De verschillen tussen de oude en de nieuwe gebouwen blijken groot. In de verzorgingshuizen scoren de nieuwste gebouwen ruim 1,5 keer zo goed als de oudste gebouwen. In de GGZ loopt dit op tot bijna factor twee. De ruimte en het comfort die in de nieuwste gebouwen aan de bewoners worden geboden liggen aanzienlijk hoger dan in oudere gebouwen. > Meer informatie Jeroen Neele, 020-5221154 ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------ > >
[email protected]
www.rigo.nl Op onze site vindt u alle informatie over ons bedrijf, onze medewerkers, onze bereikbaarheid en ons werk. Alle openbare rapporten kunt u hier voor eigen gebruik downloaden.
Nieuwsbrief RIGO Research en Advies BV Wonen, Bouwen, Zorg Najaar 2009 In dit nummer: > Van der Laan als Candide > Woningmarktonderzoek in de regentijd > Van zorg met verblijf naar wonen met zorg? > RIGO terug naar de collegebanken > Speelgelegenheid op de wip? > Handig bij zelfstandig > De rentabiliteit van gezondheidszorg