Tweede Woningen Voorraad en ontwikkelingen
Hans van der Reijden (RIGO) Restlan Aykaç (RPB) Johan van Iersel (RIGO) Geurt Keers (RIGO) Femma den Breejen (RIGO) Philippe Sprenger (RIGO)
September 2003
Ruimtelijk Planbureau
RIGO Research en Advies BV
Postbus 30314 2500 GH Den Haag
De Ruyterkade 139 1011 AC Amsterdam
telefoon 070 3288790 fax 070 3288799 www.ruimtelijkplanbureau.nl
telefoon 020 522 11 11 fax 020 627 68 40 www.rigo.nl
RIGO rapportnummer: 83620
Ruimtelijk Planbureau & RIGO Research en Advies BV
Afbeelding voorzijde: Camping ‘De vier jaargetijden’ in Voorthuizen (foto: RIGO)
Inhoudsopgave 1 INLEIDING
1
1.1
AANLEIDING EN DOEL
1
1.2
STAPPEN IN HET ONDERZOEK
2
1.3
LEESWIJZER
3
2 DE VOORRAAD TWEEDE WONINGEN
5
2.1
DEFINITIE VOOR ONDERZOEK
5
2.2
TWEEDE WONINGEN IN NEDERLAND: DE KWANTITATIEVE GEGEVENS
8
2.3
TWEEDE WONINGEN VAN NEDERLANDERS IN HET BUITENLAND
10
2.4
PERMANENTE BEWONING
10
2.5
TOENAME TWEEDE WONINGEN IN DE AFGELOPEN JAREN
10
2.6
INSCHATTING OMVANG VOORRAAD TWEEDE WONINGEN
10
3 TWEEDE-WONINGBEZIT IN DE TOEKOMST
10
3.1
WBO EN TWEEDE WONINGEN
10
3.2
DE TWEEDE-WONINGBEZITTERS
10
3.3
DE TOEKOMST: HET DEMOGRAFISCHE EFFECT
10
3.4
DE TOEKOMST: ECONOMISCHE IMPULSEN
10
4 FUNCTIEVERBREDING
10
4.1
MEER DAN ALLEEN RECREATIE
10
4.2
VAKER NAAR DE TWEEDE WONING EN VERDER WEG
10
4.3
GEVOLGEN VOOR INRICHTING
10
5 RUIMTELIJKE ASPECTEN; RUIMTELIJKE SPREIDING
10
5.1
INLEIDING
10
5.2
BUITENLAND; SPREIDING WONINGBEZIT
10
6 RUIMTELIJKE ASPECTEN; VERSCHIJNINGSVORMEN EN INRICHTINGSKENMERKEN
10
6.1
VERSCHIJNINGSVORMEN EN INRICHTINGSKENMERKEN
10
6.2
VERANDERINGEN IN INRICHTING
10
Ruimtelijk Planbureau & RIGO Research en Advies BV
6.3
LOKALE OMGEVINGSEFFECTEN
10
7 SAMENVATTING ONDERZOEKSRESULTATEN
10
7.1
ONTWIKKELINGEN IN DE VOORRAAD
10
7.2
TOENAME TWEEDE WONINGEN IN DE TOEKOMST
10
7.3
ALGEMENE TRENDS GEBRUIK
10
7.4
RUIMTELIJKE IMPLICATIES
10
7.5
LOKALE OMGEVINGSASPECTEN
10
BIJLAGE I LITERATUUR EN BRONNEN
10
BIJLAGE II AANTAL TWEEDE WONINGEN VOLGENS VERSCHILLENDE BRONNEN
10
BIJLAGE III VRAGEN WBO
10
BIJLAGE IV ECOLOGISCHE HOOFDSTRUCTUUR
10
BIJLAGE V RUIMTEBEHOEFTE TWEEDE WONINGEN
10
BIJLAGE VI CASESTUDIES
10
VI 1. JULIANADORP
10
VI 2. DE DORPSKERNEN ELLEMEET EN NOORDWELLE
10
VI 3. TWEEDE WONINGEN IN VOORMALIGE AGRARISCHE COMPLEXEN; FRIESLAND
10
VI 4. VOORTHUIZEN: VAN STACARAVAN NAAR CHALETWONING
10
INLEIDING
1 Inleiding
1.1
Aanleiding en doel Een van de kernprojecten van het Ruimtelijk Planbureau is het project Verkenning van de Ruimte. In dit project wordt de ruimtebehoefte in de komende decennia verkend. Tegen de achtergrond van te verwachten maatschappelijke ontwikkelingen worden prognoses opgesteld van de ruimtebehoefte voor wonen, werken, mobiliteit etc., met name om het beleid van een gedegen en onafhankelijke onderlegger te voorzien. Een van de thema’s die hier een rol spelen is het fenomeen tweede woningen. Het hebben van een tweede woning is geen nieuw fenomeen in Nederland. Ook het bezit van een tweede woning in het buitenland zoals bijvoorbeeld in Frankrijk is niet iets van de laatste jaren. Toch is er vooral wanneer het gaat om het ruimtelijk beleid maar geringe aandacht geweest voor tweede woningen. Wanneer men een vergelijking maakt met de reguliere woningen valt op dat veel meer studie wordt gedaan naar de woningbehoefte en de daarvan afgeleide ruimtebehoefte. Aan de hand van deze studies wordt onder meer toekomstig ruimtelijk beleid geformuleerd. Hieronder vallen ook studies naar verhuismotieven en verhuizen binnen en tussen typen woningen, typen locaties (woonmilieus) en de ruimtelijke gevolgen die dit met zich meebrengt. Met betrekking tot tweede woningen lijkt er veel minder informatie voorhanden. Toch staat het fenomeen tweede woningen volop in de belangstelling; veelal in relatie tot het permanent bewonen van recreatiewoningen. Tweede woningen hebben zich soms ontwikkeld van stacaravan tot chalet en compleet ingerichte bungalow of woonhuizen die nauwelijks meer verschillen van reguliere woningen. Dit roept de vraag op of er nog verschillen zijn in verschijningsvorm tussen reguliere woningen en tweede woningen en voor welke functies tweede woningen worden gebruikt. Wat is de omvang van de groep woningen die aangeduid wordt als tweede woningen en welke effecten heeft een toename van het bezit van tweede woningen op de
Ruimtelijk Planbureau & RIGO Research en Advies BV
1
2 INLEIDING
ruimte? Om te onderzoeken wat de ruimtelijke effecten zijn, dient eerst zorgvuldig in kaart gebracht te worden wat wordt verstaan onder een tweede woning en wat de huidige omvang is van het aantal tweede woningen en wat de behoefte is aan tweede woningen voor de toekomst. Over de omvang van de tweede-woningvoorraad bestaat bijvoorbeeld geen eenduidig beeld. Zo wordt in de Vijfde Nota gesproken over 600.000 tweede woningen terwijl het CBS het heeft over rond de 120.000 woningen. Om bovenstaande redenen heeft het Ruimtelijk Planbureau besloten het onderwerp tweede woningen als onderdeel op te nemen in zijn onderzoeksprogramma ‘ruimtelijke verkenningen’. Het Ruimtelijk Planbureau heeft in het kader van zijn verkenningen als doelstelling: Het verkrijgen van meer inzicht in de behoefte aan tweede woningen in Nederland en de ontwikkeling van de vraag van Nederlanders naar tweede woningen in het buitenland. En het verkrijgen van meer inzicht in de ontwikkelingen aangaande de functieverbreding, de verschijningsvorm en de ruimtelijke effecten van tweede woningen in Nederland. Het Ruimtelijk Planbureau heeft besloten een verkennend onderzoek te verrichten waarmee dit inzicht wordt verkregen dan wel vergroot. RIGO Research & Advies is hierom gevraagd een onderzoek te doen in samenwerking met het Ruimtelijk Planbureau. Ten behoeve van dit verkennende onderzoek zijn de volgende onderzoeksvragen geformuleerd: 1. Wat is de huidige omvang van het tweede-woningbezit in Nederland en het bezit van Nederlanders in buitenland? 2. Wat is de behoefte aan tweede woningen in Nederland en welke betekenis heeft de vraag naar tweede woningen voor de bestaande woningbehoefteramingen? 3. Hoe ontwikkelt zich het gebruik van tweede woningen ten opzichte van reguliere woningen? 4. Welke ruimtelijke gevolgen van tweede woningen in Nederland kunnen worden onderscheiden? Naast dit onderzoek is tevens een ontwerpteam binnen het Ruimtelijk Planbureau gestart met een studie naar de ruimtelijke aspecten van tweede woningen.
1.2
Stappen in het onderzoek Om de onderzoeksvraag te beantwoorden worden enkele onderzoeksstappen genomen. Het gaat hierbij om zowel kwantitatief als kwalitatief onderzoek. Het onderzoek richt zich op het verder verzamelen van cijfers en omdat er vooralsnog weinig bekend is over de vraag naar tweede woningen zal een prognosemodel ontwikkeld worden. De ontwikkelingen en ruimtelijke effecten van tweede woningen worden verkend aan de hand van literatuur, casestudies en door gebruik te maken van aanwezige bureaustudies. Dit onderzoek is onderverdeeld in vier deelonderzoeken welke overeenkomen met de vier onderzoeksvragen (zie tabel 1).
INLEIDING
tabel 1
1.3
Deelonderzoeken tweede woningen
Deelonderzoeken
Soort onderzoek
1. Huidige omvang voorraad tweede woningen in Nederland en bezit Nederlanders in buitenland.
Deskresearch kwantitatief
2. De behoefte aan tweede woningen in Nederland en de invloed en betekenis van de vraag naar tweede woningen op de bestaande woningbehoefteramingen.
Deskresearch kwantitatief
3. Functieverbreding tweede woningen.
Deskresearch
4. De ruimtelijke gevolgen van het tweedewoningbezit in Nederland.
Deskresearch en casestudies kwantitatief
Interviews kwantitatief
Opbouw rekenmodel
Leeswijzer Deze rapportage is zodanig opgebouwd dat de onderzoeksstappen terug te vinden zijn in de hoofdstukken. In het eerste hoofdstuk wordt ingegaan op een werkdefinitie van tweede woningen, waarna verslag wordt gedaan van het onderzoek naar de omvang van de tweede-woningvoorraad. In Hoofdstuk 3 is een typering van de gebruikers van de tweede woningen en een voorspelling van de groei van het aantal tweede woningen opgenomen. De veranderingen in de functie van de tweede woningen zijn beschreven in hoofdstuk 5. In hoofdstuk 4 Hoofdstuk 5 en 6 hebben betrekking op de ruimtelijke aspecten van tweede woningen. Allereerst wordt ingegaan op de spreiding over Nederland en het buitenland (H5) en daarna, op een lager schaalniveau, de inrichtingskenmerken(H6). Het rapport wordt afgesloten met een samenvatting van de onderzoeksresultaten (H7). In bijlage IV is een beschrijving van de casestudie weergegeven.
Ruimtelijk Planbureau & RIGO Research en Advies BV
3
4 INLEIDING
DE VOORRAAD TWEEDE WONINGEN
2 De voorraad tweede woningen Hoe staat het nu met het aantal tweede woningen in Nederland? Deze vraag zal iedereen stellen bij een onderzoek naar tweede woningen. Er is al een aantal verkennende onderzoeken gedaan om deze vraag te beantwoorden. Dit heeft onder meer geleid tot het opnemen van een aantal van 600.000 tweede woningen in de Vijfde nota ruimtelijke ordening.1 Er heerst echter nog steeds veel onduidelijkheid over de omvang van de tweede woningvoorraad. In deze studie wordt een poging gedaan om hier meer inzicht in te krijgen. Het doel hiervan is om bestaande gegevens waar mogelijk te actualiseren en anderzijds te onderzoeken of er nieuwe (aanvullende) bronnen bruikbaar zijn. In dit deelonderzoek is een tweetal stappen genomen:
2.1
•
Gekeken is in hoeverre er een werkbare definitie van tweede woningen is te hanteren (2.1)
•
Er is literatuur- en bronnenonderzoek gedaan en er zijn interviews gehouden met als onderwerp de omvang van de tweede-woningvoorraad (2.2).
Definitie voor onderzoek Verschillende definities Ondanks het feit dat het begrip ‘tweede woning’ een term is die de laatste jaren veel gebruikt wordt, is er geen algemeen gebruikte definitie voorhanden. De definitie van een tweede woning in studies en inventarisaties is dan ook niet altijd gelijk. Wanneer wij kijken naar de verschillende definities die er in omloop zijn, blijkt dat er drie dimensies gehanteerd worden bij de afbakening van het begrip tweede woning: o
Functie van het object
o
Verschijningsvorm
o
Eigendomsverhouding
voetnoot 1
Inclusief volkstuinhuisjes. Vijfde Nota Deel 1, Hoofdstuk 5.
Ruimtelijk Planbureau & RIGO Research en Advies BV
5
6 DE VOORRAAD TWEEDE WONINGEN
De belangrijkste en meest gebruikte dimensie is de functie van het object. Het gaat dan letterlijk om de functie die het voor de gebruiker heeft. De 'tweede woning' is dan een directe verwijzing naar het gebruiken van deze woning naast de 'eerste woning’. Het meest duidelijk komt deze naar voren in de definitie van De Hond en Koetsier2 uit 1970. Hier werd een tweede woning gedefinieerd als 'iedere vorm van verblijfsaccommodatie die iemand, naast de woning waarin hij zijn hoofdverblijf vindt, duurzaam als tijdelijk als woon- en/of slaapverblijf kan gebruiken'. Een andere veel gebruikte dimensie is de verschijningsvorm. Soms gaat het alleen om 'echte' woningen die vergelijkbaar zijn met de reguliere woonvormen. Bij andere bronnen wordt een bredere definitie gehanteerd. Dan vallen daar ook bijvoorbeeld tuinhuisjes op volkstuincomplexen of zelfs campers onder tweede woningen. Als laatste wordt dikwijls ook de eigendomsverhouding betrokken in de definitie. Zo valt vaak een gehuurde vakantiebungalow niet onder tweede woningen in tegenstelling tot een recreatiewoning in particulier bezit. figuur 1
Een indeling van tweede woningen naar intensiteit van gebruik Gebruikers per onderkomen
Verdeling gebruik in een jaar
Omschrijving
Vormen
per jaar Hotel Veel
Veel gebruikers tegen een dagprijs
Motel Trekkershut
1 Vakantiehuisjes Verhuur, timesharing
Boot met bed (zeiljacht, kruiser) Caravan
2 Vakantiehuisjes Eigenaar-gebruiker (blauw) en deels gebruik door derden
Boot met bed (zeiljacht, kruiser) Caravan
3 Vakantiehuisjes Bestaande woningen Eigenaar-gebruiker (blauw) 4 Weinig
zonder gebruik van derden (wit)
Pieds-à-terre Boot met bed (zeiljacht, kruiser) Caravan/camper Volkstuinhuisjes
voetnoot 2
M. de Hond en J. Koetsier, “De tweede woning in Nederland”, in Geografisch Tijdschrift, 1970.
DE VOORRAAD TWEEDE WONINGEN
Definitie en de ruimtevraag Duidelijk is dat de functie voor de gebruiker een belangrijk aspect is binnen het begrip tweede woning. De definitie als 'verblijfsaccommodatie welke men zowel duurzaam als tijdelijk als woon- en/of slaapverblijf kan gebruiken naast zijn of haar hoofdverblijf' lijkt echter niet altijd afdoende voor een heldere afbakening. Met name voor studies naar de gevolgen voor het ruimtegebruik lijkt ook vooral van belang of deze verblijfsaccommodatie al dan niet door meerdere huishoudens gebruikt kan worden binnen een bepaalde tijdsperiode. Het tijdelijk huren of het gedeeltelijk in eigendom hebben (timesharing) heeft per huishouden een kleinere ruimtevraag tot gevolg dan het in bezit hebben van een tweede woning die een deel van het jaar leegstaat (zie figuur 1). In dit kader is permanente bewoning van recreatiewoningen natuurlijk een specifiek geval. Hier is de ruimtevraag per huishouden in principe gelijk aan huishoudens zonder tweede woningen indien men niet elders een woning leeg laat staan. Operationalisatie en werkdefinitie Omdat het begrip ‘tweede woningen’ (nog) niet eenduidig is uitgekristalliseerd, is een inventarisatie van het aantal tweede woningen op basis van bestaande bronnen niet eenvoudig. Een directe indeling naar de intensiteit van het gebruik is helaas niet voorhanden. Zo ontbreken bijvoorbeeld gegevens over het verhuren of uitlenen van de tweede woning aan kennissen. Maar ook is uit bestaande bronnen niet af te leiden in hoeverre organisaties woningen onderverhuren op het moment dat de eigenaar niet aanwezig is. Duidelijk is dat in een studie waarin de ruimtelijke impact van tweede woningen een onderdeel vormt, de nadruk zal liggen op die vormen van tweede woningen waar dit het meeste speelt. In figuur 1 gaat het om groep 3 en 4. In deze studie wordt er voor gekozen om uit te gaan van de volgende definitie van tweede woningen: “Een tweede woning is in alle gevallen een verblijf dat men door eigendom of anderszins min of meer permanent voor zichzelf beschikbaar heeft náást de hoofdwoning (eerste woning).” In de praktijk worden gegevens vooral bijgehouden op basis van de verschijningsvorm en functie. Wanneer we bovenstaande definitie toepassen op de verschillende verschijningsvormen komen we op het gearceerde gebied zoals weergegeven in figuur 2. Hierbij wordt er van uitgegaan dat recreatiewoningen die door particulieren gehuurd worden niet langdurig beschikbaar zijn en daarmee niet onder de werkdefinitie van een tweede woning vallen. Bij de definitie is bij verschijningsvorm niet van belang waar de woningen gelegen zijn. Een recreatiewoning gelegen op bijvoorbeeld een recreatiepark valt dus onder de werkdefinitie van een tweede woning mits in particulier bezit en niet permanent bewoond. De functie als zijnde de beschikbaarheid van een woning naast de reguliere woning is in de praktijk moeilijk uit inventarisaties af te leiden. Dit geldt met name voor reguliere woningen. Er worden nu alleen die reguliere woningen meegeteld bij tweede woningen die een ‘recreatieve’ functie hebben.
Ruimtelijk Planbureau & RIGO Research en Advies BV
7
8 DE VOORRAAD TWEEDE WONINGEN
figuur 2
Werkdefinitie van tweede woningen binnen de dimensies functie, verschijningsvorm en eigendomsverhouding (grijs) Particulier bezit Functie 1: beschikbaar naast reguliere woning
Eigendomsverhouding In bezit van een BV/NV, stichting, corporatie etc.
2: permanente bewoning
1: beschikbaar naast reguliere woning
2: permanent bewoning
Vorm Woningen Recreatiewoning Reguliere woning Pieds-à-terre Niet-woningen Stacaravan/chalet Volkstuinhuis met overnachtingsmogelijkheid
Het gaat hier dus in principe alleen om verblijfsruimtes die in eigendom zijn van een particulier. Een uitzondering wordt gemaakt voor de volkstuinen en pieds-à-terre. De kavel van een volkstuin wordt doorgaans gehuurd, terwijl het huisje vaak in eigendom van de gebruiker is. Het onderscheid tussen woningen en niet-woningen kan gemaakt worden op basis van het feit dat voor de woning net zoals bij de reguliere woning een vergunning noodzakelijk is die wordt afgegeven als het ingediende plan voldoet aan de voorschriften van het Bouwbesluit en de Bouwverordening.
2.2
Tweede woningen in Nederland: de kwantitatieve gegevens In deze paragraaf wordt ingegaan op de omvang van de voorraad tweede woningen in Nederland. Na een beschrijving van eerdere inventarisaties en de geïnventariseerde bronnen wordt achtereenvolgens ingegaan op:
Recreatiewoningen, stacaravans en volkstuinhuisjes met overnachtingsmogelijkheid van Nederlanders
Recreatie woningen in Nederland in bezit van buitenlanders
Reguliere woningen in gebruik als tweede huis en pied-à-terre
Eerdere inventarisaties en onderzoek Studies naar de omvang van de tweede-woningvoorraad in Nederland zijn er niet in overvloed. Een eenduidig beeld van het aantal en de groei van tweede woningen in Nederland is niet direct voorhanden. Zo houdt bijvoorbeeld het CBS geen gegevens bij over het aantal tweede woningen. Inzicht dient dus verkregen te worden door het naast elkaar houden van verschillende soorten inventarisaties en onderzoeken. Voor dit onderzoek is gezocht naar een aantal bronnen en onderzoeken dat mogelijk beter inzicht kan geven in de (actuele) omvang van het aantal tweede woningen in Nederland dan tot dusver bekend. De bronnen en onderzoeken die hiervoor zijn geraadpleegd zijn in bijlage 1 weergegeven. Naast literatuur zijn ook verschillende instan-
DE VOORRAAD TWEEDE WONINGEN
ties benaderd om te achterhalen of zij (meer) inzicht konden geven in de omvang van de tweede-woningvoorraad (zie geïnterviewde personen bijlage I) . Uit deze bureaustudie komt naar voren dat er grote verschillen zijn wat betreft de informatie over tweede woningen. De belangrijkste verschillen doen zich voor bij de volgende aspecten: o
Definities van tweede woningen. De definities van tweede woningen lopen uiteen. Zoals hierboven aangegeven, is dat niet verwonderlijk. Ook op onderdelen uit de deelverzameling zoals ‘recreatiewoningen’ worden verschillende definities gehanteerd. Zo wordt vaak ook geen onderscheid gemaakt tussen binnenlands en buitenlands bezit en tussen huur- en koopwoningen.
o
Registratie versus enquête. De ene bron is gebaseerd op registraties (bijvoorbeeld het CBS en de belastingdienst), andere zijn weer gebaseerd op enquêtes (bijvoorbeeld het Centraal Vakantie Onderzoek en het WoningBehoefte Onderzoek).
o
Verschillende meetniveaus. Het laagste meetniveau is de registratie van recreatiewoningen op zespositiepostcodeniveau door het CBS. Veel andere bronnen komen niet verder dan uitspraken over afzonderlijke regio’s, of betreffen zelfs alleen landelijke gegevens.
o
Monitoring versus incidenteel onderzoek. Voor een inzicht in de ontwikkeling van het aantal tweede woningen is het van belang dat gegevens over een langere tijd voorhanden zijn. Veel recente onderzoeken zijn gebaseerd op eenmalige inventarisaties of inschattingen en daardoor minder geschikt voor een tijdsbeeld.
In Bijlage II is een overzicht gegeven van verschillende onderzochte bronnen en de gevonden aantallen. Hierbij zijn tevens de gehanteerde definitie en de wijze van registreren opgenomen. Recreatiewoningen, stacaravans en volkstuinhuisjes van Nederlanders Zoals aangegeven, is een eenduidig beeld van het aantal tweede woningen op dit moment maar moeizaam exact uit de beperkte gegevens te achterhalen, Daarnaast hangt het sterk af van wat men onder een tweede woning verstaat. Uit de beschikbare gegevens is evenwel een beeld te construeren van de omvang van de tweedewoningvoorraad met inachtneming van de in dit onderzoek gehanteerde definitie. Het gaat hier dus om woningen in particulier bezit. Er is bij deze inschatting van tweede woningen in bezit van Nederlanders in Nederland getracht zoveel mogelijk gebruik te maken van registraties in plaats van enquêtes. Van beschikbare bronnen en de daaruit af te leiden aantallen is in bijlage II een overzicht weergegeven. In tekstkader 1 is de uiteindelijke inschatting nader toegelicht.
Ruimtelijk Planbureau & RIGO Research en Advies BV
9
10 DE VOORRAAD TWEEDE WONINGEN
tabel 3
Inschatting Nederlandse voorraad woningen, stacaravans en volkstuinhuisjes in bezit van Nederlanders
Recreatiewoningen
Op recreatiepark + 45%
105.000– 117.000
Buiten recreatiepark + 55%
Stacaravan/chalet
220.000
Volkstuin met overnachtingsmogelijkheid Totaal
31.000
356.000-368.000 3
Bron: Belastingdienst 2000, WBO 2002 (woningen), CVO (volkstuinhuisjes), NRIT 2000 (stacaravans)
Kader 1
Toelichting op inschatting voorraad recreatiewoningen, (sta-)caravans en volkstuinhuisjes in bezit van Nederlanders Recreatiewoningen in particulier bezit van Nederlanders Het gaat hier om het aantal woningen dat in het bezit is van een particuliere persoon. Het aantal recreatiewoningen dat het CBS registreert betreft woningen die eveneens verhuurd kunnen worden door beleggers en recreatiebedrijven. Daarnaast registreert het CBS alleen die woningen waar officieel een recreatieve bestemming op rust. Voor het aantal woningen waar zeker van is dat deze in particulier eigendom zijn is op dit moment alleen de belastingdienst en enquêtes zoals het CVO en WBO geschikt. De belastingdienst registreerde zo’n 105.000 recreatiewoningen in particulier bezit in Nederland (2000). Het gaat hier alleen om bezit van Nederlanders. Het CVO komt uitgaande van een gelijke definitie op zo’n 87.000 woningen (2000). Beide bronnen hebben hun beperkingen. Het CVO is maar een kleine enquête terwijl het bij de aangifte bij de belastingdienst van een tweede huis voor een particulier niet altijd zeker is dat deze ook daadwerkelijk recreatief gebruikt word. Het WBO2002 kent ook zijn beperkingen aangezien er een wat grotere kans is dat tweede-woningbezitters niet zijn geënquêteerd (zie verder hoofdstuk 3). Het 4
WBO2002 duidt op 117.000 tweede woningen . De werkelijke aantallen liggen hoogstwaarschijnlijk tussen de 105.000 en 117.000 woningen. Stacaravans in particulier bezit Voor dit onderzoek zijn stacaravans interessant welke in particulier bezit zijn. Er zijn verschillende bronnen met ieder ook verschillende schattingen van de voorraad. Zo worden soms alleen de plaatsen op kampeerterreinen gemeten of is er een onderscheid gemaakt naar vaste en seizoensplaatsen. In principe gaan wij er hier van uit dat alle stacaravans welke in bezit zijn van een particulier vallen onder de definitie van tweede woning. Dus ook wanneer een deel van het jaar de caravan niet gebruikt kan worden (seizoensplaats) en ook wanneer deze bij een boer is geplaatst. Hierdoor lijkt de telling van het NRIT het best aan te sluiten. Men kwam in 2000 op 180.000 stacaravans bij kampeerbedrijven en 40.000 op gepachte of eigen grond. In totaal dus rond de 220.000 stacaravans. Volkstuinhuis met overnachtingsmogelijkheid Nederland telt zo’n 240.000 tuinhuisjes. In deze studie gaat het om huisjes met overnachtingsmogelijkheden. Er is uiteraard een verschil tussen volkstuinhuisjes waar men mag overnachten en waar men kan overnachten. Volgens de AVVN is naar schatting bij zo’n 10.000 huisjes overnachvoetnoot 3
Continu Vakantie Onderzoek.
4
Hier is het aantal woningen gelijkgesteld aan het aantal bezitters.
DE VOORRAAD TWEEDE WONINGEN
ten toegestaan. De locaties waar dit is toegestaan bevinden zich met name in de Randstad. Uiteraard is het interessanter om een beeld te hebben van de huisjes waar men kan overnachten. Dit is maar moeilijk te meten omdat de geschiktheid voor overnachten gerelateerd is aan de persoonlijke (luxe-)eis die men hieraan stelt. In het centraal vakantie onderzoek (CVO) is aan de bezitters gevraagd naar de overnachtingsmogelijkheid in tegenstelling tot het WBO2002. Hier kwam naar voren dat 31.000 bezitters aangaven te kunnen overnachten in het huisje. Dit gegeven lijkt daarom het meest geschikt voor deze studie.
Bezit van buitenlanders in Nederland Niet alle tweede woningen in ons land zijn in het bezit van Nederlanders. Ook buitenlanders hebben een tweede woning in Nederland welke voor recreatie gebruikt wordt. Tijdelijke bewoning van niet-inwoners voor werk wordt hier buiten beschouwing gelaten. Het is op dit moment niet exact te achterhalen uit welke landen deze bezitters van recreatiewoningen afkomstig zijn. Het is vrij aannemelijk dat het vooral om Duitsers gaat. Deze groep is goed voor 44% van het aantal buitenlandse overnachtingen in Nederland. Zij maken zelfs zo’n 65% van de buitenlandse gasten uit van de kust, watersport- en bos- en heidegebieden. Op de tweede plaats volgen de Belgen met 10% van de buitenlandse bezoekers in deze recreatieve gebieden. De Engelsen en overige Europeanen gaan relatief veel vaker naar de grote steden dan de Duitsers en Belgen. tabel 4
Overnachtingen van buitenlandse gasten naar land van herkomst en verblijfsomgeving Verblijfsomgeving Kustge- Watersportbied gebied
Totaal Duitsland
12.310
44%
6.030
Bos- en heidegebied
1.720
3.200
Grote steden
Overig
980
370
België
1.970
7%
350
300
1.020
220
100
Groot-Brittannië
3.700
13%
290
180
700
1.870
590
960
3%
80
120
190
420
150
Italië en Spanje
1.440
5%
70
100
140
980
160
Overig Europa
3.320
12%
400
270
660
-
1.960
Amerika
2.390
9%
120
20
260
1.580
380
Overige landen
1.860
7%
40
130
410
-
1.280
Frankrijk
Bron: CBS Trendrapport Toerisme en Recreatie 2001-2002; bewerking RIGO
Voor zover bekend zijn er slechts enkele bronnen die een landelijk beeld geven van het aantal woningen in buitenlandse handen (zie bijlage II). De belastingdienst registreerde in 1998 17.000 recreatiewoningen. Schattingen over het bezit van Duitsers bij twee andere bronnen liggen rond de 20.000 woningen in 2001 (NRIT5 en VEH6). Ervan uitgaande dat het merendeel in bezit is van Duitsers, is het aannemelijk dat er tussen de 17.000 en 20.000 tweede woningen in Nederland in het bezit van buitenlanders zijn. voetnoot 5
Nederlands Research Instituut voor Recreatie en Toerisme.
6
Vereniging Eigen Huis.
Ruimtelijk Planbureau & RIGO Research en Advies BV
11
12 DE VOORRAAD TWEEDE WONINGEN
Woningen in bezit van buitenlanders
17.000– 20.000
Reguliere woningen en pieds-à-terre De tweede woningen in Nederland kunnen onderscheiden worden naar reguliere woningen die als tweede woning worden gebruikt en naar pieds-à-terre. Het verschil tussen beide vormen is klein, en overlapping is mogelijk. Het onderscheid tussen beide vormen kan worden gemaakt op basis van de achterliggende functie. Bij de reguliere woningen is veelal sprake van gebruik voor recreatieve doelen. Bij pieds-àterre is er vaker sprake van gebruik ten behoeve van iemands functie: een persoon die, bij voorbeeld, (al dan niet met gezin) buiten de Randstad woont en gaat werken in een grote stad als Amsterdam of Rotterdam kan ervoor kiezen in deze stad een pied-à-terre te kopen voor door de week en in het weekend in het ‘originele’ huis te wonen. Dit laatste voorbeeld biedt nog steeds de mogelijkheid om de pied-à-terre ook recreatief te gebruiken voor bijvoorbeeld cultuurrecreatie. Enige overlapping tussen de functies is dus mogelijk. Gebruik van reguliere woningen als tweede woning Het best kan dit fenomeen beschreven worden als het recreatieve gebruik van woningen met een woonbestemming. Het is voornamelijk het sociale aspect dat de laatste jaren veel in de publiciteit is geweest: de tijdelijke leegstand in bepaalde dorpen als gevolg van beperkte, tweede bewoning. De omvang van dit fenomeen is voor zover bekend slechts éénmaal landelijk geïnventariseerd. Uit een onderzoek van het SGBO7 bleek dat zo’n 15% van de gemeenten te maken heeft met recreatief gebruik van bestaande woningen. Aantallen zijn uit dit onderzoek moeilijk te achterhalen omdat maar een deel van de gemeenten het aantal woningen kon achterhalen. Voor alle gemeenten totaal die het aantal wisten of konden schatten ging het om ruim 4.300 woningen. Dit komt neer op gemiddeld 1% van de gemeentelijke woningvoorraad in deze gemeenten. Dit waren 53 van de totaal 84 gemeenten welke te maken hebben met permanente bewoning. Ervan uitgaande dat de overige 84 gemeenten gemiddeld van gelijke omvang zijn als deze 53 gemeenten levert een voorzichtige schatting (84/53) * 4.300 * responsepercentage(1,3) = 8.800 reguliere woningen in Nederland op. Reguliere woningen met recreatief gebruik
8.800
De reguliere woningen die gebruikt worden als tweede woning zijn doorgaans gelegen in gebieden welke en recreatief aantrekkelijk zijn en waar de druk op de reguliere woningmarkt niet al te groot is. Uit het onderzoek van SGBO komt naar voren dat gemeenten die te maken hebben met recreatief gebruik van reguliere woningen met voetnoot 7
SGBO, Permanente bewoning van recreatieverblijven en het recreatief gebruik van woningen met een woonbestemming; inventarisatie van de stand van zaken, Den Haag, oktober 2000.
DE VOORRAAD TWEEDE WONINGEN
een woonbestemming vooral te vinden zijn in Zeeland, Friesland, de waddeneilanden Drenthe en in mindere mate de provincie Groningen. figuur 2
Percentage gemeenten dat een groei waarneemt van reguliere woningen die voor recreatieve doeleinden worden gebruikt, 1997-2000
11%
15%
15%
toegenomen gelijk onbekend afgenomen 60% Bron: SGBO, 2000
Pieds-à-terre Verwacht wordt dat pieds-à-terre vooral in de grotere steden geconcentreerd zijn. Het kwantitatief onderzoek heeft zich daarop ook gericht. Gebleken is echter dat veel gemeenten geen zicht hebben op het aantal pieds-à-terre binnen hun gemeente. Onderzoek bij de gemeente Eindhoven liet zien dat deze gegevens hier niet bijgehouden worden. In Rotterdam wordt het aantal pieds-à-terre niet bijgehouden, maar zijn er wel mogelijkheden om te achterhalen hoeveel niet-inwoners van Rotterdam een woning bezitten in de Maasstad.8 Dit zullen zeker niet allemaal pieds-à-terre (denk bijvoorbeeld aan een door ouders gekochte woning voor studerende kinderen) zijn, maar zij geven wel een indicatie. Klandersmans (1998) schat in dat in Amsterdam 1,5% tot 2% van de woningvoorraad (5.000 tot 8.000 woningen) bestaat uit pieds-à-terre. Een meer exacte inschatting van dit aantal is niet voorhanden. Bij deze cijfers dienen we er rekening mee te houden dat het in Amsterdam ook gaat om pieds-à-terre in bezit van buitenlanders. Het bovenstaande laat zien dat het aantal pieds-à-terre nauwelijks te bepalen is. Anderzijds blijkt ook dat dit voor grote gemeenten (in tegenstelling tot de kleine meer in toeristische gebieden gelegen gemeenten) nauwelijks een beleidsonderwerp is. Inzicht in aantallen is op dit moment dus moeilijk. Wel kan op basis van het CVO een voorzichtige inschatting gemaakt worden. Uit het CVO kwam naar voren dat Nederlanders zo’n 3.000 appartementen bezitten voor recreatieve doeleinden in eigen land. Naar eigen schatting zal ruwweg een derde deel daarvan buiten de steden liggen. Dit zijn de appartementen in bijvoorbeeld de watersportgebieden. Dan zouden er 2.000 zuivere pieds-à-terre zijn in bezit van Nederlanders. Dit aantal lijkt gevoetnoot 8
Hieraan zijn kosten verbonden en is derhalve niet uitgevoerd.
Ruimtelijk Planbureau & RIGO Research en Advies BV
13
14 DE VOORRAAD TWEEDE WONINGEN
zien de schatting voor Amsterdam aan de lage kant. Geconcludeerd kan worden dat een juiste schatting met de huidige bronnen niet goed te maken is.
2.3
Tweede woningen van Nederlanders in het buitenland Exacte gegevens over de omvang van de tweede-woningvoorraad in het buitenland zijn niet voorhanden. Hierbij speelt onder meer dat het voor bezitters en makelaars niet gebruikelijk en voordelig is het bezit op te geven bij een officiële instantie. Een groot deel van de makelaars treedt zelfs behoedzaam op bij het verstrekken van gegevens over de omvang van de tweedewoningvoorraad, mede vanwege mogelijke zwart-geldpraktijken van hun klanten. Daarnaast reageren makelaars op de toenemende vraag van tweede-woningzoekenden - en hun toenemende deskundigheid - met een specialisatie naar bepaalde geografische regio’s, waardoor zij slechts een regionaal beeld hebben van het tweede-woningbezit. Ten behoeve van deze studie is contact opgenomen met statistische overheidsinstanties in Spanje, Frankrijk, Engeland en Duitsland, alsmede met een aantal bedrijven die gespecialiseerd zijn in onroerend goed in het buitenland.9 Hieruit kwam naar voren dat gegevens over bezit van Nederlanders niet direct voorhanden zijn en dat een onderscheid tussen eerste en tweede woningen binnen deze groep al helemaal niet valt te maken. Inschatting van het aantal woningen in het bezit van Nederlanders in het buitenland kan op dit moment alleen op basis van enquêtes, te weten het CVO en het WBO2003, gemaakt worden. De schattingen van deze onderzoeken lopen uiteen tussen 53.900 en 66.000 woningen (zie ook bijlage II). Hiervan is zowel volgens het WBO als het CVO ongeveer 17% een stacaravan. Het bezit in het buitenland in totaal is zo’n 18% van het totaal aantal tweede woningen en stacaravans in bezit van Nederlanders. Dit is lager dan de inschattingen met betrekking tot de Belgische situatie (hier gaat het om 40%, zie kader 2). In hoofdstuk 4 wordt onder meer ingegaan op spreiding van dit bezit naar de verschillende landen. Tweede woningen van Nederlanders in het buitenland Stacaravans van Nederlanders in het buitenland Totaal Bron: WBO 2002 en CVO
44.400 – 55.000 9.500 – 11.000 53.900 – 66.000
10
voetnoot 9
Council of Mortage Lenders, UK,; Bulwien AG; INSEE; INE, Spain; Statistisches Bundesambt, Deutschland; Domiduca International; Real Estate.
10
Continu Vakantie Onderzoek.
DE VOORRAAD TWEEDE WONINGEN
Kader 2
Tweede woningen in België Uit een onderzoek van het West-Vlaams Economisch Studiebureau (WES) bij zesduizend gezinnen blijkt dat 7,9% van alle Belgische gezinnen in 1998 een tweede woning bezit voor recreatieve doeleinden. Dat komt neer op 335.000 gezinnen. Ongeveer 210.000 gezinnen gaan recreëren in klassieke tweede verblijven zoals een appartement, een villa of een hoevetje. Om en nabij de 115.000 houden het bij een chalet of stacaravan met vaste standplaats en zowat 10.000 kunnen naar een boot met een vaste ligplaats trekken. Ongeveer 60% van de tweede woningen ligt in België, voornamelijk aan de Kust (25%). De Ardennen komen op de tweede plaats met circa 15%. Frankrijk en Spanje huisvesten ongeveer 10% van de gezinnen met vakantiewoning. Het percentage gezinnen met een tweede woning loopt in de grootstedelijke gebieden als Brussel of Antwerpen op tot 13%. Het cijfer neemt ook toe met leeftijd van gezinshoofd. Het maximum wordt bereikt bij een leeftijd tussen 45 en 54 jaar (11,4%) en 55 tot 64 jaar (10,3%). Ongeveer 12% van de Belgische gezinnen die tot de hoogste beroeps- en inkomensgroepen behoren beschikt over een tweede woning. WES heeft vastgesteld dat het aantal gezinnen dat over een tweede woning beschikt, gedaald is van 8,5% in 1994 tot 7,9% in 1998. De daling is vooral te wijten aan de teruglopende belangstelling voor chalets en stacaravans (45.000). Het aantal appartementen, bungalows en villa's als tweede woning neemt toe (+25.000).
2.4
Permanente bewoning Naar de omvang van permanente bewoning van recreatiewoningen heeft voor zover bekend slechts éénmaal een landelijke inventarisatie plaatsgevonden. Uit een onderzoek van het SGBO11 bleek dat het naar schatting van gemeenten om ongeveer 18.000 woningen in 2000 gaat. De afgelopen drie jaar is door de meeste gemeenten een toename van dit fenomeen waargenomen (figuur 3). In de praktijk kan het aantal woningen dat permanent bewoond wordt uiteraard hoger liggen. Het is voor gemeenten immers moeilijk in te schatten wanneer er sprake is van permanente bewoning. Het gedoogbeleid in het verleden en het tekort aan handhavingmogelijkheden dragen bij aan deze onzekerheid. Permanente bewoning
18.000
Recreatiewoningen 67% Stacaravans/chalets 33%
voetnoot 11
SGBO, Permanente bewoning van recreatieverblijven en het recreatief gebruik van woningen met een woonbestemming; inventarisatie van de stand van zaken, Den Haag, oktober 2000.
Ruimtelijk Planbureau & RIGO Research en Advies BV
15
16 DE VOORRAAD TWEEDE WONINGEN
figuur 3
Percentage gemeenten dat een groei waarneemt van het aantal permanent bewoonde woningen, 1997-2000 9% 11% 35%
toegenomen gelijk onbekend afgenomen 45%
Bron: SGBO, 2000
2.5
Toename tweede woningen in de afgelopen Jaren In de bestaande literatuur wordt geduid op een toename van het aantal tweede woningen in Nederland. Daarnaast wordt ook geduid op verschuivingen in het type woningen zoals minder stacaravans en meer (luxe) bungalows. Opvallend is dat de constatering van deze trends niet altijd cijfermatig is onderbouwd. Door de beperkte kwantitatieve informatie is dit ook niet altijd mogelijk. Van de tot dusver bekende informatie geven de statistiek recreatiewoningen en tweede woningen van het CBS (registratie) en het CVO de mogelijkheid om een aantal jaren met elkaar te vergelijken. Het blijven echter alleen indicaties voor het werkelijke aantal tweede woningen, gezien de beperkingen van de bronnen. Trend Nederland Gegevens over de trend zoals die zich de afgelopen jaren heeft voorgedaan in de Nederlandse voorraad zijn alleen in de registraties van officiële recreatiewoningen en het CVO voorhanden. Hieruit blijkt een constante toename in de periode 19922002 van in totaal 22.300 recreatiewoningen. De laatste twee jaar is een lichte afname van deze groei waar te nemen. De groei is ieder jaar hoger geweest dan de groei van de reguliere woningvoorraad (zie ook figuur 4). Wanneer we de gegevens over stacaravans en overnachtingsmogelijkheden op volkstuinparken hier naast zetten is te zien dat het aantal stacaravans lijkt af te nemen. Dit fenomeen dat overigens ook uit de Belgische statistieken bleek (WES12) duidt op een verschuiving van stacaravans naar luxere woongebouwen (zie ook kader 2). In de praktijk blijkt het hier soms ook om dezelfde locaties te gaan. Terreinen waar eerst stacaravans stonden worden omgezet naar terreinen met luxere bungalows (zie verder H3 en H4).
voetnoot 12
West-Vlaams Economisch Studiebureau.
DE VOORRAAD TWEEDE WONINGEN
figuur 4
Ontwikkelingen Nederlandse voorraad recreatiewoningen, volkstuinhuisjes in particulier bezit en stacaravans in particulier bezit op campings 13 140.000 120.000 100.000 80.000 60.000 40.000
recreatiewoningen
20.000
volkstuinhuisjes met overnachtingsmogelijlkheid stacaravans
0
1992
1994
1996
1998
2000
2002
Bron: CBS (recreatiewoningen) en CVO (volkstuinhuisjes en stacaravans); bewerking RIGO
figuur 5
Groei van het aantal recreatiewoningen in vergelijking met de reguliere woningvoorraad (geïndexeerd) 140 135 130 125 120 115 110 105
recreatiewoningen
100 95 90 1992
woningen 1994
1996
1998
2000
2002
Bron: CBS, bewerking RIGO
Trend inclusief buitenland Gegevens over tweede woningen als verzameling zomerhuisjes, bungalows en appartementen inclusief die in het buitenland zijn in het verleden bijgehouden door het CBS. Met het bijhouden van deze gegevens is men helaas na 1996 gestopt. Hieruit bleek een groei van bijna 60.000 woningen tussen 1992 en 1996. Hier zijn ook voetnoot 13
Dit aantal is lager dan het totale aantal stacaravans inclusief die buiten de campings (220.000).
Ruimtelijk Planbureau & RIGO Research en Advies BV
17
18 DE VOORRAAD TWEEDE WONINGEN
woningen in het buitenland meegerekend. Uit het CVO zijn alleen gegevens vanaf 1995 voorhanden. De combinatie van deze twee bronnen levert het beeld op zoals in figuur 6 is weergegeven. Toename tweede woningen 14 inclusief buitenland tot 1996 zoals gepubliceerd
figuur 6
door het CBS en de gegevens uit het CVO 160.000 140.000 120.000 100.000 80.000 60.000 40.000
CVO enquete
20.000
CBS
0 1990
1992
1994
1996
1998
2000
CBS gat
Bron: CVO en CBS, Jaarboek toerisme en vrijetijdsbesteding 1992 en 1994. CBS, Toerisme en recreatie in cijfers 1995, 1996 en 1997
Wanneer we de trends binnen Nederland vergelijken met de trend waarbij ook het buitenlandse bezit is meegenomen blijkt dat de groei van het Nederlands bezit in het buitenland groter is dan die binnen Nederland. Het totale aantal tweede woningen van Nederlanders in binnen- en buitenland blijkt volgens de gegevens ruim verdubbeld te zijn in de afgelopen 10 jaar. Het aantal recreatiewoningen binnen Nederland groeide met een derde (33%). Ervan uitgaande dat de groei van het aantal recreatiewoningen een goede indicatie biedt over de totale toename van ook nietgeregistreerde recreatiewoningen, geeft dit aan dat de groei van het bezit in het buitenland hoger was dan binnen Nederland.
2.6
Inschatting omvang voorraad tweede woningen In tabel 6 is een overzicht gegeven van de stand van zaken zoals die op basis van dit onderzoek te geven is met betrekking tot de voorraad tweede woningen zoals in paragraaf 2.1 gedefinieerd. In totaal gaat het in de schatting om tussen de 390.000 en 440.000 woningen in bezit van Nederlanders. Totaal heeft volgens deze inschatting 6% van de Nederlandse huishoudens de beschikking over een tweede woning inclusief de volkstuinhuisjes en stacaravans.
voetnoot 14
Onder tweede woningen vallen zomerhuisjes, bungalows en appartementen, deze kunnen zich ook in het buitenland bevinden.
DE VOORRAAD TWEEDE WONINGEN
In principe moet het aantal tweede woningen altijd gecorrigeerd worden door te kijken naar de permanente bewoning. Deze is geschat op zo’n 18.000 woningen. Dit zijn in principe geen tweede woningen, ervan uitgaande dat de gebruikers niet elders een woning leeg laten staan. tabel 6
Inschatting omvang voorraad tweede woningen Nederlandse voorraad In bezit van Nederlanders: 105.000– Woningen
122.000-137.000
Op park: 65%, Buiten park: 55%
117.000 In bezit van buitenlanders: 17.00020.000
Volkstuin met overnachtingsmo-
31.000
gelijkheid Stacaravan
220.000
In bezit van buitenlanders ?
Pieds-à-terre
Totaal voorraad in Nederland
?
373.000-388.000
Hiervan zijn 8.800 reguliere woningen is gebruik als tweede woning
Bezit van Nederlanders in buitenland Tweede woningen/verblijseenheden
Totaal bezit Nederlanders
54.000- 66.000
woningen 83% stacaravans 17%
410.000-.434.000
De aantallen zijn geschat aan de hand van een combinatie van verschillende bronnen zoals de belastingdienst, het Continu Vakantieonderzoek, het NRIT, het WBO2002 en Vereniging Eigen Huis (zie voor toelichting voorgaande paragraven).
Ruimtelijk Planbureau & RIGO Research en Advies BV
19
20 DE VOORRAAD TWEEDE WONINGEN
TWEEDE-WONINGBEZIT IN DE TOEKOMST
3 Tweede-woningbezit in de toekomst Niemand weet exact wat de toekomst gaat brengen, ook niet voor wat betreft de ontwikkeling van het tweede-woningbezit. Het is echter goed mogelijk een richting en een orde van grootte aan te geven. In dit hoofdstuk doen we dit op basis van de verwachte demografische en economische ontwikkelingen. Voor beide mag worden verwacht dat deze een belangrijke invloed hebben bij het achterhalen van de behoefte aan tweede woningen. Als basisbestand voor de toekomstverkenning gebruiken we het nieuwe WoningBehoefte Onderzoek. Dit onderzoek levert veel nieuwe informatie, niet zozeer over het aanbod van tweede woningen, maar vooral over de kenmerken van de huishoudens die dit aanbod bezitten. In de eerstvolgende paragraaf wordt nader ingegaan op de rol die het WBO kan vervullen bij onderzoek naar tweede woningen. Vervolgens wordt een korte typering gegeven van de tweedewoningbezitters, waarna wordt overgegaan op de toekomstverkenning.
3.1
WBO en tweede woningen Het WoningBehoefte Onderzoek Het WBO betreft een vierjaarlijks enquêteonderzoek over de woonsituatie en woonwensen van de Nederlandse bevolking. Recentelijk, in de periode van april 2002 tot februari 2003, zijn in het kader van dit onderzoek 92.000 enquêtes afgenomen. In de vragenlijst van het WBO zijn dit keer diverse vragen over tweede-woningbezit opgenomen. Een overzicht hiervan vindt u in de bijlage. Hiermee is een uniek bestand opgebouwd met gegevens over de huisvestingssituatie van de bezitters van tweede woningen: inkomen, leeftijd, woonplaats etc. zijn alle bekend. Kwalitatieve waarde Het WBO kent ook zijn beperkingen. Het is vooral ingericht op de zelfstandig regulier wonende huishoudens. De steekproef wordt getrokken uit de Gemeentelijke BevolkingsAdministratie (GBA). Dit betekent dat de geïnterviewden zijn benaderd op het adres waar zij officieel staan ingeschreven. Huishoudens die ‘permanent’ wonen in een recreatiewoning zijn hierdoor ondervertegenwoordigd in de steekproef. Ook
Ruimtelijk Planbureau & RIGO Research en Advies BV
21
22 TWEEDE-WONINGBEZIT IN DE TOEKOMST
mensen die langere perioden in bijvoorbeeld hun stacaravan verblijven, lopen een kleinere kans in de steekproef terecht te zijn gekomen. Een en ander heeft tot gevolg dat het aantal tweede-woningbezitters in het WBO onderschat is. Dat blijkt ook bij vergelijking van de aantallen volgens het WBO en de aantallen uit registraties, zoals weergegeven in het vorige hoofdstuk. De belangrijkste meerwaarde van het WBO is de kwalitatieve informatie: hoe ziet de groep tweede-woningbezitters er uit? En: hoe gaat deze zich (in relatieve zin) in de toekomst ontwikkelen? Het zijn deze vragen die we in dit hoofdstuk centraal stellen. Definities Het WBO is afgenomen onder de Nederlandse bevolking. Het gaat in dit hoofdstuk dus enkel om tweede woningen en recreatieve verblijven in het bezit van Nederlanders. Daarnaast volgen de hier gehanteerde definities rechtstreeks uit de vragenlijst van het WBO: a.
Tweede woning voor regulier gebruik. Een recreatieve of reguliere woning die door de eigenaar wordt gebruikt als gewone woning (en niet als vakantiebestemming of voor recreatieve doeleinden).
b.
Tweede woning voor recreatief gebruik. Een woning die door de eigenaar wordt beschouwd als recreatief verblijf, waar men in de vrije tijd naartoe gaat.
c.
Boot. Het gaat om boten met kajuit.
d.
Caravan. Caravan met een vaste standplaats.
e.
Volkstuinen. Geen nadere specificatie.
Voor wat betreft de categorie ‘boten’ en ‘volkstuinen’ geldt dat niet bekend is of er gelegenheid is om op de boot of in het tuinhuisje te overnachten. Het onderscheid tussen recreatief en regulier gebruik is door de geënquêteerde zelf aangegeven. Dit op basis van zijn of haar beleving en de wijze waarop de woning wordt gebruikt (als woning of als recreatief verblijf). De definities lopen dus niet parallel aan de definities in gangbare registraties. Een reguliere woning kan immers als recreatiewoning worden gebruikt. Andersom kan een recreatiewoning op een park door de eigenaar als reguliere woning worden gebruikt. Oplossen kunnen we deze definitiekwestie niet, wel u erop wijzen.
3.2
De tweede-woningbezitters In bijgaande tabel staan enkele kenmerken van de tweede-woningbezitters weergegeven. Hierbij is onderscheid gemaakt tussen woningen voor recreatief gebruik, woningen voor ‘gewoon gebruik’ en tussen bezit in binnen- of buitenland. Vooral een luxe goed Van het totaal aantal tweede-woningbezitters heeft bijna de helft een inkomen van meer dan 2x modaal. Landelijk behoort slechts 20% tot deze categorie. Er zijn diverse verschillen tussen de onderscheiden ‘typen’ tweede woningen. Woningeigenaren die hun tweede woning ook daadwerkelijk als woning gebruiken, hebben een wat lager inkomen dan de huishoudens in bezit van een recreatiewoning. De ‘tweede woning’
TWEEDE-WONINGBEZIT IN DE TOEKOMST
23
is niet altijd een luxe goed, maar soms ook een noodzakelijk goed: bijvoorbeeld vanwege werk of studie in een verderweg gelegen stad (in binnen- of buitenland). Voor recreatiewoningen in het buitenland gaat dit niet op: juist hier gaat het in hoge mate om een luxe goed voor de welgestelden. tabel 3-1
De bezitters van tweede woningen voor regulier of recreatief gebruik getypeerd
Nederlandse huishoudens
N= inkomensverdeling beneden modaal 45% tot 1,5 keer modaal 21% tot 2 keer modaal 14% tot 3 keer modaal 12% > 3 keer modaal 8% huishoudensamenstelling alleenstaand 34% samenwonend 29% samenw. met kinderen 30% overige 8% leeftijd < 35 35 tot 45 45 tot 55 55 tot 65 65 e.o.
23% 21% 19% 15% 21%
regulier gebruik
recreatief gebruik*
totaal
Neder land
Buiten land
Totaal
Neder land
Buiten land
Totaal
Neder land
Buiten land
28.360
10.210
38.570
44.540
34.150
78.700
72.900
44.360
117.270
26% 12% 14% 17% 30%
32% 14% 11% 12% 30%
28% 13% 14% 16% 30%
21% 19% 16% 20% 24%
20% 11% 14% 16% 39%
21% 15% 15% 19% 31%
23% 16% 15% 19% 27%
23% 12% 13% 15% 37%
23% 14% 15% 18% 30%
27% 33% 31% 9%
25% 52% 18% 6%
26% 38% 28% 8%
19% 46% 33% 2%
19% 45% 33% 3%
19% 46% 33% 3%
22% 41% 32% 5%
20% 47% 29% 4%
21% 43% 31% 4%
15% 20% 27% 26% 12%
9% 16% 21% 35% 18%
13% 19% 26% 28% 13%
5% 11% 29% 23% 33%
11% 17% 27% 28% 18%
7% 13% 28% 25% 26%
9% 14% 28% 24% 24%
10% 17% 26% 29% 18%
9% 15% 27% 26% 22%
*Exclusief recreatieve woningen mede voor regulier gebruik. Bron: WBO 2002
Overigens heeft ook een opmerkelijk groot aandeel van de tweede-woningbezitters een inkomen beneden modaal. Hiervoor zijn verschillende verklaringen. De eerste is dat de definities ruim zijn: woningen in allerlei kwaliteiten kunnen hieronder worden geschaard. De tweede heeft te maken de groep ouderen onder de bezitters van tweede woningen. Zij hebben na hun pensioen een laag inkomen, maar kunnen in het verleden wel vermogen hebben opgebouwd. Ook de financiële positie van bijvoorbeeld jongeren kan als gevolg van een erfenis slechts in beperkte mate tot uitdrukking komen in de hoogte van het inkomen. Ten slotte geldt voor het buitenlandse bezit dat deze deels gelegen is in landen als Turkije. Naar verwachting gaat het voor een deel om vakantiewoningen aan de Turkse riviera in het bezit van Nederlanders. Een ander deel is in bezit van Turkse Nederlanders die in het dorp of de stad waar men oorspronkelijk vandaan komt een woning bezitten. De inkomens van deze laatste groep zijn over het algemeen relatief laag.
Ruimtelijk Planbureau & RIGO Research en Advies BV
Totaal
24 TWEEDE-WONINGBEZIT IN DE TOEKOMST
Gezinnen en samenwonenden Samenwonenden, met of zonder kinderen, (59% van de Nederlandse huishoudens valt onder deze groep) hebben 74% van de tweede woningen in hun bezit. Vooral bij woningen voor recreatief gebruik ligt dit aandeel hoog, 79%, terwijl het aandeel bij tweede woningen wat lager is: 66%. Ruim een kwart van de woningen voor regulier gebruik is in bezit van alleenstaanden (terwijl het hier om 21% van de Nederlandse huishoudens gaat). Waarschijnlijk gaat het hier vooral om een tweede woning in relatie met werk of studie in een verder weg gelegen stad of dorp. De samenstelling van de groep tweede-woningbezitters naar leeftijd hangt nauw samen met de huishoudensamenstelling. De nadruk ligt op de klassen tussen 45 en 65 jaar: zij hebben 53% van de tweede woningen in hun bezit. Ook bij de leeftijdsverdeling komen er verschillen naar boven tussen woningen voor recreatief, dan wel, regulier gebruik. De eigenaren van woningen voor regulier gebruik zijn gemiddeld genomen wat jonger. Overige recreatieverblijven In tabel 3-2 staan de kenmerken weergegeven van de huishoudens die in het bezit zijn van een boot, caravan of volkstuin. De boot lijkt vooral een luxe speeltje van samenwonenden. Daarnaast is ook het bezit onder de lage inkomens nog vrij hoog. Dit lijkt vooral een gevolg van de gehanteerde definitie: een gammel kajuitbootje in de Amsterdamse grachten en een luxe jacht: beide vallen binnen de hier gehanteerde definitie. De caravan blijkt een gewild product in alle lagen van de samenleving. Dit geldt in wat mindere mate voor caravans met de standplaats in het buitenland. Dergelijk bezit zien we vooral bij de wat hogere inkomensklassen terug. Voor de volkstuinen geldt een heel ander verhaal. Deze zijn vooral in het bezit van de lagere inkomensklassen. Het zijn relatief vaak ouderen met tuinieren als hobby. tabel 3-2
De bezitters van boten, caravans en volkstuinen getypeerd
nederlandse huishoudens
N=
inkomensverdeling beneden modaal tot 1,5 keer modaal tot 2 keer modaal tot 3 keer modaal > 3 keer modaal huishoudensamenstelling alleenstaand samenwonend samenw. met kinderen overige
boot Nederland
caravan Buitenland
Totaal
Nederland
volkstuin Buitenland
Totaal
96.710
1.250
97.970
125.120
9.530
134.650
69.330
45% 21% 14% 12% 8%
20% 17% 18% 21% 23%
29% 0% 7% 19% 45%
20% 16% 18% 21% 24%
34% 28% 18% 11% 8%
25% 29% 20% 17% 8%
34% 28% 18% 12% 8%
48% 26% 12% 9% 5%
34% 29% 30% 8%
14% 46% 38% 2%
32% 33% 35% 0%
14% 46% 38% 2%
12% 45% 40% 4%
9% 50% 41% 1%
12% 45% 40% 3%
19% 52% 26% 3%
TWEEDE-WONINGBEZIT IN DE TOEKOMST
nederlandse huishoudens
leeftijd < 35 35 tot 45 45 tot 55 55 tot 65 65 e.o.
23% 21% 19% 15% 21%
boot Nederland
13% 21% 25% 27% 14%
caravan Buitenland
7% 29% 17% 37% 10%
Totaal
13% 21% 25% 27% 14%
Nederland
6% 18% 22% 29% 26%
volkstuin Buitenland
2% 14% 26% 34% 24%
Totaal
5% 18% 22% 29% 26%
De woonsituatie Het tweede woningbezit wordt door sommigen in verband gebracht met het Nederlandse compacte stad beleid (zie ondermeer Keers, 1998). In steden of wijken gebouwd in een hoge dichtheid zou de neiging groot zijn de stad in de vrije tijd te ontvluchten. De aanschaf van een tuinhuisje, caravan of tweede woning zou dit mogelijk moeten maken. Deze theorie wordt ook wel de ‘compensatietheorie’ genoemd: bij gebrek aan ruimte en groen in de dagelijkse woonomgeving zoekt men deze elders. Kijkend naar het aandeel huishoudens dat een recreatief verblijf bezit per woonmilieu en woningtypen (tabel 3-3) is direct te begrijpen waarom deze theorie niet onomstreden is. Het aandeel tweede woningbezitters varieert per woonmilieu, maar van een duidelijke correlatie is geen sprake. Kijken we naar de woningtypen, dan tekent zich een beeld af dat in zekere zin zelfs in gaat tegen de compensatietheorie: in eengezinswoningen ligt het aandeel hoger dan in de meergezinswoningen. Dit laatste geldt voor alle onderscheiden recreatieve verblijven, al zijn de verschillen bij de volkstuinen beperkt. Toch kan uit dit beeld niet worden geconcludeerd dat de theorie zondermeer verworpen kan worden. We kunnen we concluderen dat het merendeel van de bezitters andere – primaire – redenen hebben gehad bij de aanschaf van het recreatief verblijf, dan alleen het ontvluchten van de stad. Dit geldt bijvoorbeeld voor mensen die –omwille van de werklocatie - twee woningen regulier gebruiken, voor mensen die een volkstuin hebben omdat ze als hobby tuinieren, voor mensen die een boot hebben vanwege de liefde voor de watersport, etc. Hoe groot de groep is waarvoor de compensatietheorie wel op gaat is op basis van dit onderzoek niet te achterhalen.
Ruimtelijk Planbureau & RIGO Research en Advies BV
4% 10% 19% 30% 37%
25
26 TWEEDE-WONINGBEZIT IN DE TOEKOMST
tabel 3-3
Het aandeel huishoudens in bezit van een recreatief verblijf naar woningtype en woonmilieu
centrumstedelijk woning voor regulier gebruik woning voor recreatief gebruik boot
groenstedelijk
centrumdorps
landelijk wonen
totaal abs.
1,0%
0,3%
0,6%
0,7%
0,9%
0,6% 4.564.000
1,1%
0,4%
0,3%
0,3%
0,4%
0,4% 2.062.000
totaal
1,0%
0,3%
0,5%
0,6%
0,9%
0,6% 6.627.000
eengezins meergezins
1,6%
1,2%
1,8%
1,1%
1,4%
1,3% 4.564.000
1,3%
0,8%
0,7%
0,6%
1,0%
0,8% 2.062.000
totaal
1,4%
1,0%
1,5%
1,1%
1,4%
1,2% 6.627.000
eengezins meergezins
2,0% 1,1%
1,4% 0,9%
1,3% 0,5%
1,8% 0,8%
2,4% 0,5%
1,7% 4.564.000 0,8% 2.062.000
totaal
1,5%
1,1%
1,1%
1,7%
2,3%
1,4% 6.627.000
caravan
eengezins meergezins
2,2% 1,6%
2,5% 2,0%
2,0% 1,7%
2,1% 1,3%
1,6% 1,8%
2,1% 4.564.000 1,8% 2.062.000
totaal
1,9%
2,2%
1,9%
2,0%
1,6%
2,0% 6.627.000
volkstuin
eengezins meergezins
0,7% 0,8%
1,0% 1,1%
0,9% 0,7%
1,3% 1,0%
0,9% 0,5%
1,1% 4.564.000 1,0% 2.062.000
0,8%
1,0%
0,9%
1,3%
0,9%
1,0% 6.627.000
totaal abs.
520.000 2.558.000
846.000 2.072.000
631.000 6.627.000
De toekomst: het demografische effect In de vorige paragraaf is aangegeven dat de huidige woonsituatie slechts in bepaalde gevallen verklaringskracht heeft voor het al dan niet bezitten van een recreatief verblijf. In de rapportage ‘Perspectief op wonen’ wordt deze stelling van statistische onderbouwing voorzien15. Het woonmilieu waar men woont, heeft enige verklaringskracht, maar leeftijd en huishoudensamenstelling zijn veruit de belangrijke verklaringsgronden. De toekomstige ontwikkeling van ‘de behoefte’ aan tweede woningen is dan ook in belangrijke mate gerelateerd aan de demografische ontwikkeling. Reden om de toekomstverkenning te starten met het achterhalen van het ‘demografisch effect’: de ontwikkeling van het aantal bezitters van recreatieve verblijven puur als gevolg van de verwachte demografische ontwikkelingen. Enkele kanttekening vooraf De eenzijdige focus op de invloed van demografische ontwikkelingen maakt de effectverkenning inzichtelijk, maar uiteraard heeft deze keuze ook haar nadelen. Door alleen te kijken naar het demografisch effect, worden andere effecten uitgesloten. Dit betekent onder andere dat potentiële invloed van het ruimtelijk beleid – zoals verondersteld in de compensatietheorie – niet wordt meegenomen. Ook worden mogelijke sociaal culturele effecten niet meegenomen: Het kan zijn dat de ‘ouderen
voetnoot 15
totaal
eengezins meergezins
Totaal
3.3
buitencentrum
Perspectief op wonen, VROM, 1998
TWEEDE-WONINGBEZIT IN DE TOEKOMST
van de toekomst’ meer behoefte hebben aan tweede woningen, maar zeker weten we het niet. Ook kan het zijn dat het bezit van een sta-caravan in 2010 een nieuwe trend wordt onder de yuppen, maar zeker weten we het niet. We gaan er hier vanuit dat het aandeel dat een tweede woning bezit, per leeftijdsklasse en huishoudenstype constant blijft. Daarnaast wordt – noodgedwongen - geen rekening gehouden met de huidige tekorten aan recreatieve verblijven. Hiervoor ontbreken de bronnen: een goed inzicht in de vraag naar tweede woningen ontbreekt. In het WBO is alleen gevraagd of men een recreatief verblijf bezit, niet of men op zoek is naar een recreatief verblijf. We maken een prognose van de ontwikkeling van de groep die – bij constant houding van de externe omstandigheden – in de toekomst een woning zal bezitten. Het is overigens onwaarschijnlijk dat de groep die op dit moment wel een recreatief verblijven wenst, maar nog niet heeft kunnen bemachtigen zich in de toekomst wezenlijk anders zal ontwikkelen dan de ‘bezitters’. Vandaar dat we in het vervolg van dit hoofdstuk de relatieve ontwikkeling van de omvang van de groep die een recreatief verblijf bezitten representatief achten voor de ontwikkeling van de totale behoefte aan tweede woningen. Ten slotte is het zo dat aanbod vraag kan creëren. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn indien er veel aanbod ontstaat en de prijzen dalen waardoor het voor meer huishoudens een reële optie wordt. Ongetwijfeld zullen onder dergelijke omstandigheden zich meer huishoudens aanmelden voor een recreatief verblijf. Het modelleren van dergelijke effecten is echter een ingewikkelde zaak, die de doelstelling van deze verkenning ver overstijgt. De ontwikkeling van het aantal huishoudens naar type en leeftijd van het hoofd van het huishouden in de periode 2002-2030 200%
alleenstaand tweepersoons
180% indexcijfers (2002 = 100%)
tweepersoons met kind eenouder-gezin
160%
< 45
140%
45-65 120%
65+
100% 80%
2030
2026
2022
2018
2014
2010
2006
60% 2002
figuur 7
Bron: Primos 2001
Ruimtelijk Planbureau & RIGO Research en Advies BV
27
28 TWEEDE-WONINGBEZIT IN DE TOEKOMST
Demografische ontwikkelingen tot 2030 Bij het achterhalen van het demografische effect gaan we uit van meest recente Primosprognose (2001). In figuur 7 is een beeld gegeven van de uitkomsten van deze prognose tot 2030. Het totaal aantal huishoudens neemt volgens Primos toe tot 8.292.000 in 2030. Vanaf 2012 is deze toename vooral een gevolg van de vergrijzing: het aantal (vaak alleenstaande) huishoudens ouder dan 65 jaar neemt vanaf dat jaar sterk toe. Tweede-woningbezitters zijn vooral te vinden in de leeftijdsklasse van 45 tot 65 jaar. Ook deze groep huishoudens neemt de komende jaren in omvang toe. In 2020 komt er echter een einde aan deze toename. Het toekomstig bezit Om de effecten van de demografische ontwikkelingen op de behoefte aan tweede woningen te achterhalen, is het WBO-bestand diverse malen herwogen. Door deze herweging kan worden gesimuleerd hoe het bezit zich ontwikkelt gegeven de veranderingen qua leeftijd en huishoudenssamenstelling. Een weergave van de uitkomsten van deze simulatie in weergegeven in figuur 8. De ontwikkeling van het bezit aan recreatieve verblijven op basis van het demografische effect
145%
a. regulier gebruik
140%
b. recreatief gebruik
135% 130%
totaal woningen (a+b) boot
125%
caravan volkstuin
120%
totaal aantal huishoudens
115% 110% 105%
2030
2026
2022
2018
2014
2010
2006
100% 2002
figuur 8
Puur op basis van demografische ontwikkelingen zal het bezit aan tweede woningen tot 2030 met 26% toenemen. Met name in het eerstvolgend decennium is de toename sterk. In de periode tot 2010 neemt de behoefte met 14% toe, in de periode tot 2020 tot 24%. Na 2020 is de extra behoefte zeer beperkt. In de figuur staat ook aangegeven hoe de behoefte aan de overige recreatieve verblijven zich ontwikkelt. De behoefte aan volkstuinen neemt het sterkst toe. Dit vooral omdat tuinieren voor ouderen vaak een gewild vermaak is en we aan hebben genomen dat dit in de toekomst ook zo blijft. De ontwikkeling van de behoefte aan (sta-)
TWEEDE-WONINGBEZIT IN DE TOEKOMST
caravans loopt vrijwel parallel aan die van de recreatiewoningen. De behoefte aan boten neemt veel minder sterk toe.
3.4
De toekomst: economische impulsen Een onzekere toekomst Naast het demografische effect speelt ook de economische ontwikkeling een belangrijke rol. Naarmate huishoudens meer te besteden hebben zullen zij vaker geneigd zijn tot de aanschaf van een boot, tweede woning etc. We verkeren op dit moment in een periode van economische onzekerheid. Voor het eerst sinds het begin van de jaren negentig stagneert de economische groei en dreigt er een recessie. Op de reguliere koopwoningmarkt zijn de gevolgen van deze ontwikkelingen al duidelijk zichtbaar. De extreme koopprijsstijgingen van eind jaren negentig zijn voorbij. De consument is minder vaak bereid tot grote investeringen. Overigens (nog) niet zozeer als gevolg van dalende inkomens, maar als gevolg van een dalend consumentenvertrouwen. Ook op de markt van tweede woningen zullen dergelijke psychologische aspecten hun effect hebben. Het is echter moeilijk deze voor de toekomst te voorspellen. Vandaar dat we hier de effecten van de economische ontwikkelingen op de behoefte aan tweede woningen inzichtelijk maken door gebruik te maken van het gemiddeld besteedbaar inkomen. Ook de ontwikkeling van het gemiddeld besteedbaar inkomen is grillig. figuur 9 geeft een beeld van de ontwikkeling gedurende de afgelopen decennia. De oliecrises eind jaren zeventig en de Irakcrisis begin jaren negentig zijn duidelijk zichtbaar. Wat nog niet in de grafiek zichtbaar is, is de huidige stagnatie waardoor de jaarlijkse groei weer is gedaald tot 0%. Drie scenario’s voor de toekomst De vraag is nu wat de komende jaren ons gaan brengen: staan we aan het begin van een crisis of zal het herstel spoedig inzetten? Omdat we het antwoord op deze vraag schuldig moeten blijven werken we met verschillende scenario’s: ¾
Crisis. We staan aan het begin van een crisis vergelijkbaar met die van eind jaren ’70. Het economische herstel zet pas in 2008 in. Vanaf dat moment zet de trend van de afgelopen jaren weer door.
¾
Gematigd optimisme. Een echte economische crisis blijft uit. Veeleer is sprake van een dip van enkele jaren, vanaf 2006 zet de groei weer voort. Een scenario dat vergeleken kan worden met de economische neergang begin jaren negentig.
¾
Snel herstel. Al volgend jaar is het einde van de economische inzinking in zicht en zet de groei zich weer voort.
Ruimtelijk Planbureau & RIGO Research en Advies BV
29
30 TWEEDE-WONINGBEZIT IN DE TOEKOMST
Ten behoeve van de toekomstverkenning zijn deze scenario’s geconcretiseerd in aannamen over de jaarlijkse groei van het gemiddeld besteedbaar inkomen.16 Bij deze verkenning gelden grotendeels dezelfde kanttekeningen zoals genoemd aan het begin van paragraaf 3.3. Naast demografie wordt hier rekening gehouden met de effecten van inkomensontwikkelingen, maar er wordt nog altijd geen rekening gehouden met sociaal-culturele invloeden. Ook wordt geen rekening gehouden met het feit dat aanbod vraag kan opwekken. figuur 9
De ontwikkeling van de jaarlijkse reële inkomensgroei in de periode 1977-2000
5% 4% 3% 2% 1% 0% -1% -2% -3% -4% 1977-1978 1978-1979 1979-1980 1980-1981 1981-1982 1982-1983 1983-1984 1984-1985 1985-1986 1986-1987 1987-1988 1988-1989 1989-1990 1990-1991 1991-1992 1992-1993 1993-1994 1994-1995 1995-1996 1996-1997 1997-1998 1998-1999 1999-2000
-5%
Bron: CBS 2003
Effecten tweede-woningbezit Het toekomstig bezit aan tweede woningen voor recreatief dan wel regulier gebruik is blijkt sterk afhankelijk van de inkomensontwikkeling (zie ook figuur 10). Indien we aan het begin van een crisis staan, dan zal de toename tot 2015 beperkt blijven tot 14%. Herstelt de economie zich snel, dan neemt hij toe met 35%. Indien we uitgaan van een korte economische neergang, dan neemt de behoefte met 28% toe. Voor de komende jaren zal in de behoefte volgens dit scenario zelfs afnemen. Dit betekent overigens niet dat er recreatieve verblijven ‘leeg komen te staan’: de behoefte overstemt immers op dit moment het aanbod. Wel kan wellicht de verkoop van tweede woningen wat moeizamer verlopen dan in de afgelopen jaren. voetnoot 16
Bij het crisisscenario hanteren we voor 2002-2005 een jaargemiddelde van -3,4%, voor 20052010 -0,2% en voor 2010-2015 1,2%. Bij het gematigd positief scenario 0,0% voor de periode tot 2005, 0,2% voor de periode 2005-2010 en 1,2% voor de periode tot 2015. Bij het positieve scenario 0,0% tot 2005 en 1,2% voor de daaropvolgende perioden.
TWEEDE-WONINGBEZIT IN DE TOEKOMST
In tabel 3-4 geeft de ontwikkeling van het bezit in binnen- en buitenland weergegeven. De behoefte aan tweede woningen (die ook als zodanig worden gebruikt) neemt zowel in binnen- als buitenland in gelijke mate toe. Voor de recreatiewoningen geldt een ander patroon. De behoefte aan recreatieve woningen in het buitenland is (veel) sterker onderhevig aan economische invloeden dan de binnenlandse behoefte. Het kan goed zijn dat indien het economisch slechter gaat, de huishoudens die zich nu orienteren op de buitenlandse markt vaker kiezen voor een – in ieder geval qua reiskosten goedkoper – alternatief in het binnenland. Dergelijke afwegingen van de Nederlandse huishoudens zijn moeilijk te voorspellen en van velerlei factoren afhankelijk. figuur 10
De ontwikkeling van het aantal bezitters van tweede woningen ten behoeve van recreatief of regulier gebruik in de periode 2002-2015 volgens drie economische scenario’s 140% crisis
135%
gematigd optimisme
130%
snel herstel
125%
demografisch effect
120% 115% 110% 105% 100% 95%
tabel 3-4
2015
2014
2013
2012
2011
2010
2009
2008
2007
2006
2005
2004
2003
2002
90%
De relatieve toename van het aantal bezitters van tweede woningen voor recreatief of regulier gebruik, naar binnen- en buitenland (2002-2015)
a.regulier gebruik
b. recreatief gebruik
totaal woningen (a+b)
crisis
Nederland buitenland
demografisch effect 17% 17%
snel herstel
12% 12%
gematigd positief 25% 24%
totaal Nederland buitenland totaal
17% 25% 17% 21%
12% 18% 10% 14%
25% 32% 26% 29%
31% 39% 34% 37%
Nederland buitenland totaal
22% 17% 20%
16% 10% 14%
29% 26% 28%
36% 33% 35%
31% 30%
Ruimtelijk Planbureau & RIGO Research en Advies BV
31
32 TWEEDE-WONINGBEZIT IN DE TOEKOMST
Overige recreatieve verblijven Niet voor alle recreatieve verblijven geldt dat de behoefte toeneemt met de economische groei. Voor volkstuinen geldt zelfs een omgekeerd effect. Indien de economie daadwerkelijk in een crisis belandt, zal de behoefte aan volkstuinen eerder toe- dan afnemen. De volkstuin is weliswaar steeds vaker een gewild object van de stedelijke elite, per saldo zijn het vooral de wat lagere inkomensklassen die er een volkstuin op nahouden. Ook het economische effect op de behoefte aan caravans is zeer gering. Voor de boten geldt een ander verhaal. De behoefte hieraan is sterk afhankelijk van de inkomensontwikkelingen. De ontwikkeling van het aantal bezitters van volkstuinen, boten en caravans volgens drie economische scenario’s 130%
volkstuinen crisis volkstuinen gematigd optimisme
125%
volkstuinen snel herstel 120%
boot crisis
115%
boot gematigd optimisme boot snel herstel
110%
caravan crisis 105%
caravan gematigd optimisme
100%
caravan snel herstel
95%
2015
2014
2013
2012
2011
2010
2009
2008
2007
2006
2005
2004
2003
90% 2002
figuur 11
FUNCTIEVERBREDING
4 Functieverbreding Er zijn verschillende soorten ontwikkelingen gaande binnen het tweede wonen. Er is niet alleen sprake van een groei van het aantal tweede woningen maar de woningen worden ook op een andere wijze gebruikt en zien er ook anders uit dan bijvoorbeeld 20 jaar geleden. Er kan dus een onderscheid gemaakt worden tussen veranderingen met betrekking tot aantallen (hoofdstuk 2), woonvormen en gebruik van de woningen. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de veranderingen in het gebruik, de functieverbreding. Onder gebruik van de tweede woning wordt hier verstaan welke functie zij voor de gebruiker heeft. Er is ten opzichte van het verleden sprake van een functieverbreding. De belangrijkste verschuiving is te zien binnen de recreatieve functie naar woonfunctie en het vaker gebruiken van de woning. Ook heeft dit een aantal gevolgen voor het verblijf, de voorzieningen en de woningtypen. Deze onderwerpen worden achtereenvolgens behandeld.
4.1
Meer dan alleen recreatie Het strikte onderscheid tussen de eerste woning en de tweede woning kan tegenwoordig niet meer zo scherp worden gemaakt. Ogenschijnlijk woont het gemiddelde Nederlandse huishouden het merendeel van het jaar op hetzelfde woonadres: ‘stabiel’ wonen op één plek waarbij het grootste deel van de vrije tijd wordt besteed in en om de woning. Haast sluipenderwijs onttrekken meer en meer huishoudens zich aan dit beeld. Meer huishoudens krijgen de mogelijkheden en middelen om zich op meerdere plekken te hechten waarbij er ook ruimte blijft voor uitjes en vakanties naar minder bekende bestemmingen. Het eerste en het tweede of het vakantiehuurwonen vloeien meer in elkaar over. De tweede woning wordt eerste woning. De eerste (stads)woning wordt pied-à-terre of afgestoten of verhuurd. Een tweede woning wordt niet alleen voor de zomer of herfstvakantie bezocht, maar wordt ook maandelijks, zoniet wekelijks gebruikt om te wonen of ook om te werken. De jaarlijkse verhouding tussen het tijdelijke ‘nomadenbestaan’en de periode van ‘settelen’
Ruimtelijk Planbureau & RIGO Research en Advies BV
33
34 FUNCTIEVERBREDING
wordt opnieuw ingevuld en door een scala aan mogelijkheden meer gedifferentieerd.17 Het onderscheid tussen recreatiewoningen en reguliere woningen kan op basis van bouwtechnische kenmerken steeds minder worden gemaakt. In 1992 zijn met het Bouwbesluit de eisen aan recreatie- en reguliere woningen gelijkgesteld. Zo wordt langdurig verblijf in de tweede woning aantrekkelijk. Dat houdt in dat de woning niet meer alleen voor kortdurende recreatie kan worden gebruikt, maar ook dat die voor andere functies geschikt wordt, zoals voor werken. Er zijn overigens al aanbieders van recreatiewoningen die in de advertenties wijzen op de mogelijkheid om de woning
Advertentie: “Bij 'modern wonen' past een flexibele opzet. De bewoners kunnen kiezen. eigenlijk logisch: een uniek bezit moet aanvoelen als een tweede huid. De een wil de woonkamer wat groter, de ander een grotere slaapkamer, weer een ander een veranda, en noem maar op. Daarnaast zullen veel mensen op het idee komen in het landhuis een werkruimte in te richten (wat een ontvangst voor uw gasten!).” Bron: www.horsterwold.nl
deels in te richten als werkruimte. ‘Thuis’ werken De ontwikkelingen op het gebied van de ict maken het werken buiten het kantoor en buiten de kantoortijden mogelijk. Onderzoek18 geeft aan dat de privé-woning steeds vaker het decor vormt waartegen betaalde werk wordt verricht. Dit impliceert al een sterke ruimtelijke vermenging van functies. Er is een toename van werkgelegenheid die niet meer geheel of in belangrijke mate werkplek-gebonden is en dus met thuiswerken kan worden verricht. En met thuiswerken hoeft niet automatisch meer aan werken in de eerste woning gedacht te worden. De faciliteiten in de tweede woning en de aantrekkelijke omgeving waarin deze zich veelal bevindt, vormen vaak een beter alternatief om te wonen, te werken en te recreëren. De literatuur over de functieverbreding van tweede woningen, en met name het aspect van ‘thuis’ werken, is schaars. Uit de beschikbare gegevens kan evenwel afgeleid worden dat werken in de tweede woning wel degelijk voorkomt. In een onderzoek, gehouden onder tweewoningen-bezitters, komt naar voren dat 13 % wel eens werkt vanuit de tweede woning en 8 % vaak.19 Er zijn er bij die vanuit hun tweede woning heen en weer naar het werk reizen. In een ander onderzoek in Zeeland,20 dat onder bewoners van recreatiewoningen is gehouden, geeft 55 % van de werkende respondenten aan wel eens thuis te werken. Het is denkbaar dat deze ontwikkeling doorzet, naarmate de tweede woning meer binnen bereik komt van een grotere groep mensen.
voetnoot 17
Bron: Meervoudig wonen, 2002.
18
Peters e.a., 2002.
19
Elsevier, april 2001.
20
Heijstek, 2001.
FUNCTIEVERBREDING
4.2
Vaker naar de tweede woning en verder weg De tijd is voorbij dat een tweede woning alleen werd bezocht tijdens de vakanties. Het toegenomen welvaartsniveau, flexibele werkarrangementen (zoals deeltijd of telewerken) en verbeterde bereikbaarheid van plekken binnen en buiten Nederland maken het mogelijk om vaker gebruik te maken van de tweede woning. Mede door deze ontwikkelingen is een toename en differentiatie van het woonprofiel te verwachten. Verandering in fiscaal regiem in Nederland kan hieraan bijdragen. Nu de hypotheekrenteaftrek van het eerste huis in het buitenland onder bepaalde voorwaarden is toegestaan, is goedkoop huren in Nederland en kopen in het buitenland aantrekkelijk voor sommigen. Zo draagt de mogelijkheid van het wonen bijvoorbeeld aan de zonnige Franse kust en toch werken in Nederland (door regelmatig voor korte tijd in Nederland te zijn in het huurhuis) bij aan dit veranderend woonprofiel.
figuur 12
Overnachtingen van Nederlanders tijdens vakanties totaal en in tweede woningen (geïndexeerd). 130
120
110
100 in tweede woning Nederland in tweede woning buitenland totaal overnachtingen 90 1995
1996
1997
1998
1999
2000
2001
Bron: CVO; bewerking RIGO
Het bovenstaande woon-werkpatroon is echter niet voor grote groepen van mensen weggelegd. Een grotere groep die meer gewicht in de schaal zal leggen wordt gevormd door de ouderen. De vergrijzing staat tot 2030 voor een grote toename van het aantal actieve senioren (tot circa 75 jaar) en zorgbehoevende ouderen (vanaf circa 75 plus). Dit zijn in beginsel footloose huishoudens, die niet gebonden zijn aan een vaste werkplek buitenshuis. Meer dan voorgaande generaties hebben de ‘babyboomers’ gemiddeld een behoorlijk inkomen en een woonervaring waarin de ervaring van wonen op verschillende plekken en internationale reislust al wijd verspreid is. Een deel van hen heeft het afgelopen decennium al een buitenverblijf (stacaravan, mobiele bungalow, volkstuinhuisje, recreatiewoning, jacht of echte tweede woning)
Ruimtelijk Planbureau & RIGO Research en Advies BV
35
36 FUNCTIEVERBREDING
gekocht of geërfd. De belangstelling voor een tweede huis in of buiten Nederland is en blijft onder deze groep het grootst, ook nu het economisch minder gaat. De zorgbehoevende oudere (75+) zal de plek kiezen waar de faciliteiten voor verzorging op maat kunnen worden gebracht. De woonmilieuvraag van ouderen is zeer gedifferentieerd. Een toenemend aandeel zal zijn plek ook buiten Nederland kiezen, bijvoorbeeld daar waar het tweede wonen al weer meer is overgegaan naar permanent wonen. In ‘retirement communities’ over de grens spelen woon- en zorgaanbieders daarop al in: woonzorgcomplexen voor Nederlandse ouderen in Frankrijk en Nederlandse verzorgingstehuizen aan de Spaanse costa’s. Aan de Turkse rivièra ervoeren Duitse ziektekostenverzekeraars dat repatriëring en behandeling van zieke ‘migranten’ en toeristen in Duitsland duurder was dan behandeling in Turkije. Zij hebben vervolgens een ‘internationaal’ ziekenhuis in de Turkse regio gesticht. Die voorziening betekende vervolgens een extra motief voor senioren uit Duitsland om zich in de streek te vestigen. De werkende ‘gesettelde’ mens wordt meer en meer in staat gesteld en verleid mobieler te worden in vestigingsmogelijkheden in relatie tot andere woonmogelijkheden. Verondersteld dat menigeen zich gedurende het jaar op meerdere plekken wil en kan bevinden, staat er op bovenregionale schaal een veelvoud aan mogelijkheden open qua huisvestingsnormen, mate van verzorging (aanvullende wensen voor producten en diensten) en karakter van de producten (en diensten). Trends als ‘wonen buiten de Randstad en werken in de Randstad’ zullen dan sterker kunnen doorzetten, waarbij ook woonlocaties over de grens in het vizier kunnen komen, zeker als ook de verbindingen verbeteren (zoals met een HSL-net). Een pied-à-terre, een hotel of andere short-stay-voorziening kan voor de mogelijk wekelijkse paar dagen werken in de stad voor de gewenste verblijfsruimte zorgen. Een mobiele werkvoorraad voor een paar weken of meer kan ook door de tijdelijke footloose werker worden aangegrepen voor een verblijf in de Alpen of andere ‘vakantie’ locatie naar keuze.
4.3
Gevolgen voor inrichting De functieverbreding van het tweede wonen en het verschuivend woonprofiel hebben gevolgen voor de inrichting van het verblijf, de voorzieningen, de woningtypen maar ook de huur- en koopconstructies. Luxer Ten eerste is er een sterke tendens naar steeds meer en steeds luxere outillage in en om de tweede woningen. De tijd is voorbij dat men genoegen nam met minimale voorzieningen. Ook in het tweede huis moet er een goede keuken en dito sanitair zitten (een tweede badkamer!), een volwaardige cv, kabelaansluiting voor radio en tv etc. Haast vanzelfsprekend beschikt men over één of meer auto’s. Meer voorzieningen De grote vraag naar vrijstaand wonen in groene landelijke en dorpse woonmilieus gaat ook gepaard met een grotere behoefte aan voorzieningen, maar dan met een accent op de buitenrecreatie. Het populaire resort-concept uit de vakantiewereld
FUNCTIEVERBREDING
staat hiervoor model. Het concept Center Parks, bijvoorbeeld, heeft kwaliteiten die haast aantrekkelijker zijn dan de gemiddelde ‘eigen’ woonwijk. Het is dan ook niet toevallig dat dit concept wordt toegepast in het reguliere wonen. In de Verenigde Staten is dit al meer regel, dikwijls gecombineerd met sociale veiligheid. Maar ook in Nederland worden recreatieve woonwijken ontwikkeld. Lelystad is een van de trendsettende gemeenten met resortwonen aan de golfbaan of met watersportvoorzieningen. In een uitbreiding van Goes zijn wonen, watersport en golfen samen ontwikkeld en is het eerste en tweede wonen vervlochten. Steeds meer recreatieparken zijn voorzien van faciliteiten voor binnen- en buitensport. Sommige aanbieders adverteren met de mogelijkheden het hele jaar door voor sporten, spelen, ontspannen, winkelen en vermaak. Een tweede woning zonder zwembad of golfbaan op het complex lijkt ondenkbaar. Nagenoeg alle voorzieningen voor amusement en vermaak zijn beschikbaar zodat men het complex niet hoeft te verlaten. De voorzieningen zijn veelal goed te voet bereikbaar doordat de afstanden gering zijn. En mocht men de behoefte hebben om ertussenuit te gaan, dan zijn er veelal mogelijkheden om te fietsen of te wandelen in de omgeving. Woningtypen Alhoewel de seriebouw bij de bestaande recreatiewoningen (nog) de boventoon voert, is er een differentiatie in woningtypen te onderkennen. Bij de nieuwe projecten wordt in enige mate rekening gehouden met de voorkeuren van de consumenten. Er worden doorgaans vrijstaande woningen aangeboden, maar ook appartementen. Die vrijstaande woningen verschillen vervolgens weer van elkaar, overeenkomstig de prijsklasse. In enkele gevallen biedt men woningen die passen in de karakteristiek van de regio. Bijvoorbeeld, het boerderijtype dat in de streek voorkomt, wordt nagebouwd. Overigens zijn de vrijkomende agrarische gebouwen interessant voor degenen die rust, ruimte en groen belangrijk vinden in een landelijke omgeving. Een rondgang op internet levert te koop of te huur aangeboden boerderijen op die voorzien zijn van luxe faciliteiten in de buurt van water waar watersport mogelijk is. In hoofdstuk 5 gaan wij hier dieper op in. Onderzoekers van LEI geven aan dat er aanzienlijke belangstelling bestaat voor woonboerderijen. Uit de WBO-cijfers (1998) blijkt dat 53% van de boerderijbewoners geen agrarisch beroep (meer) uitoefent. Het opleidingsniveau van een deel van de bewoners van de boerderijen (hbo of universiteit) wijst onder meer op een niet afhankelijk zijn van de gebruikelijke agrarische activiteiten.21 Volgens een ander onderzoek in Friesland wordt 1½ % van de vrijgekomen boerderijen als tweede woning gebruikt.22 Een landelijk overzicht is echter niet voorhanden.
voetnoot 21
Bron: Woonfuncties voor vrijkomende agrarische bedrijven, LEI, april 2000, Wijnen, Van der Sluis en Hansman, p. 21.
22
Boerderijen en platteland in verandering, Van der Vaart, p. 54, 1999.
Ruimtelijk Planbureau & RIGO Research en Advies BV
37
38 FUNCTIEVERBREDING
Er zijn aanzienlijke verschillen per regio in de belangstelling voor boerderijwoningen. In het westen van het land is er aanzienlijk grotere belangstelling voor boerderij- en tuinderswoningen, terwijl Advertentie: HET OELENBRÖD - APPARTEMENTENBOERDERIJ het aanbod beperkt is. In het noorden en oosten van Nederland daarentegen zijn grote gebieden waar de lokale vraag naar boerderijen aanzienlijk kleiner is dan het verwachte aanbod. Hierbij moet worden aangetekend dat er wel degelijk interesse kan zijn voor deze boerderijen van mensen uit het Westen. Zo valt in de Volkskrant (28/01/2002) te lezen dat de meeste van de kopers van vakantieboerderijen in Ruurlo uit de Randstad te komen. Andere koop/huurvormen en short-stay-facilities Een fenomeen dat verbreding van het tweede wonen in zich draagt is het concept van hotelappartementen. Het bijzondere aan het concept van de hotelappartementen is de combinatie van een goed geoutilleerde woon-/werkruimte met het hoge serviceniveau van een hotel. De appartementen worden zowel voor korte perioden als voor onbepaalde tijd verhuurd. Deze appartementen worden zowel in de stad (bijvoorbeeld Amsterdam) als aan zee (bijvoorbeeld Zeeland, Callantsoog) aan de gebruikers aangeboden. Verder zijn er hotels of landgoederen die zich specifiek toeleggen op de zorgarran-
“…De direkte omgeving van het Zorghotel bestaat uit een mooi coulissenlandschap, maar een tochtje naar de stad Leeuwarden of bij-
gementen. ‘Gasten’, of de tijdelijke bewoners die niet meer alles zelf kunnen en
voorbeeld het mooie Eernewoude is ook snel gemaakt en zeer de moeite waard…”
verzorging en/of verpleging nodig hebben worden voor een tijd verzorgd (voorbeeld: ZorgOtel Hurdegaryp). Het spreekt voor zich dat dit soort accommodaties in landschappelijk aantrekkelijke vinden zijn.
plaatsen
te
Opvallend in de recreatieve huurwereld is de komst van het fenomeen hotel-
Foto: Advertentie Zorgotel Hurdegaryp
koopapartementen. De eigenaar krijgt daarbij gebruik voor gewenste periodes. Voor de afwezige tijd wordt het verhuurd door de hoteleigenaar met alle service die het hotel biedt (bijvoorbeeld appartementenproject ‘Callantsduyne’). Voor hoteleigenaren verkleint het hotel-koopappartement de financieringsbehoefte.
FUNCTIEVERBREDING
Op zich is het in bezit hebben van een woning door een particulier en het laten verhuren via een organisatie niets nieuws. Eenzelfde formule hanteert bijvoorbeeld Landal Greenparks voor haar vakantieparken. Er wordt verdiend aan projectontwikkeling en beheer, niet aan ‘woning’bezit.23 Ook worden woningen van particulieren op een park steeds vaker verhuurd via internet. Een andere vorm van short stay
Appartementenproject Callantsduyne
facilities is het fenomeen van woningruil. Deze tijdelijke tweede woning kan zowel binnen Nederland als in het buitenland liggen. Het kan gaan om gezinnen die voor hun vakantie aan woningruil doen, maar ook om gepensioneerden die volop de tijd hebben om er op uit te trekken. Er bestaan bedrijven die de vragers en de aanbieders in contact met elkaar brengen. Een overzicht van de aantallen ontbreekt vooralsnog. Volgens de melding van één van de bedrijven op internet heeft al 11.000 maal woningruil plaatsgevonden.
voetnoot 23
Bron: Meervoudig wonen.
Ruimtelijk Planbureau & RIGO Research en Advies BV
39
40 FUNCTIEVERBREDING
RUIMTELIJKE ASPECTEN; RUIMTELIJKE SPREIDING
5 Ruimtelijke aspecten; ruimtelijke spreiding 5.1
Inleiding In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de ruimtelijke spreiding van de tweede woningen in binnen- en buitenland. Een landsdekkend overzicht van de exacte ligging van tweede woningen als totaal is helaas niet voorhanden. Wel is de ligging van recreatiewoningen en volkstuinterreinen af te leiden uit respectievelijk het woningvoorraadbestand van het CBS en de bodemstatistiek. Deze gegevens geven een indicatie van de spreiding/ligging van tweede woningen in Nederland. In dit hoofdstuk wordt achtereenvolgens ingegaan op recreatiewoningen, volkstuinen en de ligging van tweede woningen van Nederlanders in het buitenland. Recreatiewoningen Op basis van de ligging van recreatiewoningen is een beeld te verkrijgen van de spreiding over Nederland. In figuur 15 is te zien waar de meeste recreatiewoningen geconcentreerd zijn. Het gaat hier om zowel recreatiewoningen in particulier bezit als in bezit van een bedrijf/organisatie (verhuur). Wanneer we naar de directe omgeving kijken is te zien dat nagenoeg alle recreatiewoningen ofwel bos ofwel water in de directe nabijheid hebben (figuur 13). In dit waterrijke land is op veel locaties groot- of kleinschalig water aanwezig. Ook in bijvoorbeeld Brabant zijn soms in de nabijheid van recreatiewoningen kleine plassen (vennen) gesitueerd. Buiten dit zoetwater is nog eens ruim 40% van de recreatiewoningen aan zee of het IJsselmeer gelegen. Gelet op de nieuwbouwlocaties (figuur 14) is geen duidelijk afwijkend patroon te herkennen in de reeds bestaande spreiding. De relatieve en absolute groei op de kustlocaties is niet groter dan elders. Wel is te zien dat locaties met een combinatie van bos en (zoet) water de afgelopen 10 jaar iets sterker groeide dan elders. In het groene hart en het Noorden van Groningen is de groei gering geweest de afgelopen 10 jaar.
Ruimtelijk Planbureau & RIGO Research en Advies BV
41
42 RUIMTELIJKE ASPECTEN; RUIMTELIJKE SPREIDING
figuur 13
Voorraad recreatiewoningen naar omgevingskenmerken en de toename van het aantal recreatiewoningen tussen 1992 en 2001 Omgeving1
Voorraad
Water & Bos
42%
Zee & Water & Bos
32%
Bos
13%
Zee & Bos
6%
Zee & Water
4%
Water
3%
1992-1996 1996-2001 0%
1Water:
Groeipercentage
10%
20%
Afstand < 2 km van recreatief water en overig water breder dan 6 meter
Bos: afstand < 2 km van bosgebied Zee: afstand < 5 km van noordzee, ijselmeer en wester- en oosterschelde Bron: CBS woningstatistiek en bodemstatistiek; GIS bewerking RIGO
figuur 14
Groei van het aantal recreatiewoningen tussen 1992 en 2001
Bron: CBS 2001, GIS-bewerking RIGO
30%
40%
RUIMTELIJKE ASPECTEN; RUIMTELIJKE SPREIDING
figuur 15
De ligging van recreatiewoningen in Nederland
Bron: CBS 2001, GIS-bewerking RIGO
Ruimtelijk Planbureau & RIGO Research en Advies BV
43
44 RUIMTELIJKE ASPECTEN; RUIMTELIJKE SPREIDING
Locatie volkstuinterreinen Zoals uit de kwantitatieve analyse in hoofdstuk twee naar voren kwam is er een aanzienlijke voorraad huisjes op volkstuinterreinen. In figuur 16 is de ligging van de volkstuinterreinen apart weergegeven. Hierbij is geen onderscheid gemaakt tussen locaties met of zonder huisjes omdat hier de (geografische) informatie ontbreekt. Duidelijk is dat het grootste oppervlak volkstuinterreinen zich bevindt in Noord- en Zuid-Holland. Ook zijn hier de meeste huisjes met overnachtingsmogelijkheid gesitueerd. Samen met Flevoland is in de provincies Noord- en Zuid-Holland gemiddeld ook het grootste oppervlak beschikbaar per inwoner (tabel 5). Het totale oppervlak aan volkstuinterreinen is in de periode 1993-1996 landelijk gezien afgenomen met ongeveer 120 hectare. In alle provincies is eveneens het beschikbare oppervlak volkstuinterrein gemiddeld per inwoner afgenomen. In de praktijk blijkt dat de ontwikkelingen ten aanzien van de ligging van de volkstuinparken zich ook af op gemeentelijk schaalniveau afspelen. In een aantal (grote) gemeenten is een trend waarneembaar waarbij de locaties steeds verder naar de rand van de steden worden verplaatst. figuur 16 Locatie volkstuinterreinen (rood)
Bron: CBS bodemstatistiek 2000 , GIS-bewerking RIGO
RUIMTELIJKE ASPECTEN; RUIMTELIJKE SPREIDING
tabel 5
45
Bruto oppervlak volkstuinterrein per provincie in 2000
oppervlak (ha)
afname t.o.v. 1996 (ha)
m2 per inwoner 1993
m2 per inwoner 1996
Groningen
142
-3
2,6
2,5
Friesland
135
-9
2,3
2,2
Drenthe
122
+1
2,6
2,6
Overijssel
219
-10
2,2
2,0
Flevoland
139
-11
5,5
4,4
Gelderland
312
+4
1,6
1,6
Utrecht
257
-5
2,5
2,3
Noord-Holland
930
-8
3,8
3,7
1.155
-19
3,5
3,4
Zeeland
115
+2
3,1
3,1
Brabant
345
-7
1,5
1,5
121
0
1,1
1,1
3.993
-65
2,6
2,5
Zuid-Holland
Limburg Nederland
Bron: Bodemstatistiek CBS, 2000, GIS-bewerking RIGO
Ontwikkeling binnen de ecologische hoofdstructuur Op basis van de kaart van de netto ecologische hoofdstructuur (EHS) is via een GISanalyse de ligging van recreatiewoningen en de groei daarvan in beeld gebracht (zie voor de ligging van de EHS bijlage IV). Het grootste deel van de recreatiewoningen is gelegen buiten de EHS en zo’n 9% binnen de EHS. In figuur 18 is te zien dat veel recreatiewoningen buiten de EHS net aan de rand zijn gesitueerd. Deze populariteit van locaties op bijna loopafstand van bossen en duinen kwam ook in de vorige paragraaf al naar voren. Wanneer we de groei van het aantal recreatiewoningen bezien is te concluderen dat de laatste tien jaar de relatieve groei binnen de EHS niet kleiner was dan daarbuiten. De groei van recreatiewoningen in natuurgebied was zelfs groter dan daarbuiten (37 tegen 33%). Het gaat hier om een absolute toename van bijna 2.000 woningen tussen 1992 en 2001. In de overige gebieden buiten de EHS was de absolute toename ruim 10 keer zo hoog (22.000 woningen). figuur 17
Aandeel recreatiewoningen binnen en buiten de EHS en de toename van het aantal recreatiewoningen tussen 1992 en 2001.
Locatie
Voorraad
Groeipercentage
Buiten EHS
91%
EHS natuur
8%
1992-1996
0,5%
1996-2001
EHS beheersgebieden
0%
10%
20%
30%
40%
Bron: CBS woningstatistiek, kaart netto EHS 2002, GIS-bewerking RIGO
Ruimtelijk Planbureau & RIGO Research en Advies BV
46 RUIMTELIJKE ASPECTEN; RUIMTELIJKE SPREIDING
figuur 18
Ligging recreatiewoningen ten opzichte van de natuur (Veluwe)
figuur 19
Ligging recreatiewoningen ten opzichte van de natuur (kust, Noord-Holland)
Bron: CBS 2001, Ecologische hoofdstructuur 2002, GIS-Kaart RIGO
RUIMTELIJKE ASPECTEN; RUIMTELIJKE SPREIDING
5.2
Buitenland; spreiding woningbezit Naar de spreiding van de tweede woningen van Nederlanders in het buitenland is tot op heden onvoldoende onderzoek verricht. Bekend is dat België, Frankrijk, Duitsland en Spanje de meest populaire landen zijn. Echter, betrouwbare kwantitatieve gegevens over de verdeling naar de landen ontbraken tot voor kort. Een nieuwe bron is het WoningBehoefte Onderzoek. In deze landelijke enquête onder 92.000 Nederlanders is gevraagd in welk land de tweede woning is gelegen. Deze vraag is gecodeerd in het WBO opgenomen (naar landscode). Zoals al in hoofdstuk 3 is aangegeven moet bij de interpretatie van de gegevens rekening gehouden worden met enige onderschatting van de exacte aantallen. Er is echter weinig aanleiding te twijfelen aan de verdeling van het opgegeven tweedewoningbezit naar Land. Hiermee levert deze bron unieke informatie over de landen waar de tweede woningen van Nederlanders zijn gelegen.
tabel 6
Verdeling tweede woningen en stacaravans van Nederlanders in het buitenland over de verschillende landen
Woningen
Stacaravans FRANKRIJK BELGIE
POLEN PORTUGAL GRIEKENLAND SLOWAKIJE ZWEDEN DENEMARKEN IERLAND OOSTENRIJK LUXEMBURG FINLAND
33,1% 14,6% 9,4% 4,6% 3,8% 3,7% 2,8% 2,5% 2,3% 2,2% 1,6% 1,5% 1,4% 1,0% 0,6% 0,4% 0,4% 0,3% 0,3% 0,2%
Onbekend
13,4%
Onbekend
FRANKRIJK SPANJE BELGIE ZWITSERLAND ITALIE TURKIJE DUITSLAND GROOT-BRITTANNIE HONGARIJE TSJECHIE
DUITSLAND SPANJE ITALIE OOSTENRIJK LUXEMBURG SLOWAKIJE DENEMARKEN ZWITSERLAND TSJECHIE
31,4% 27,4% 23,6% 5,2% 4,2% 2,2% 1,4% 1,2% 1,1% 0,8% 0,3%
1,3%
Bron: WBO 2002, bewerking RIGO
Uitkomsten Zoals te verwachten zijn de meeste tweede woningen van Nederlanders te vinden in Frankrijk, Spanje en België. In deze landen tezamen is zo’n 60% van de tweede woningen en stacaravans van Nederlanders te vinden. Naast deze van oudsher populaire vakantielanden is te zien dat ook de Oost-Europese landen relatief sterk
Ruimtelijk Planbureau & RIGO Research en Advies BV
47
48 RUIMTELIJKE ASPECTEN; RUIMTELIJKE SPREIDING
in trek zijn. Verder is opvallend dat ook de verderweg gelegen
Tweede woningen voor de Nederlandse markt in Tsjechië
gebieden van belang zijn (figuur 20). Dit zijn met betrekking tot de tweede woningen vooral Griekenland en Turkije. Voor Turkije kan dit mede verklaard worden aan de hand van het bezit van de uit Turkije afkomstige Nederlanders. De stacaravans staan wat Foto: Maandblad ‘Het tweede Huis’, uitgeverij Interdijk dichter bij huis. Te zien is dat naast België en Frankrijk ook Duitsland een belangrijke locatie is voor stacaravans. Spreiding tweede-woningbezit van Nederlanders naar land 24
figuur 20
Bron: WBO 2003, bewerking RIGO voetnoot 24
Aandeel van totaal bezit van Nederlanders in het buitenland
RUIMTELIJKE ASPECTEN; RUIMTELIJKE SPREIDING
Spreiding stacaravans in bezit van Nederlanders naar land 25
figuur 21
Bron: WBO 2003, bewerking RIGO
voetnoot 25
Aandeel van totaal bezit van Nederlanders in het buitenland
Ruimtelijk Planbureau & RIGO Research en Advies BV
49
50 RUIMTELIJKE ASPECTEN; VERSCHIJNINGSVORMEN EN INRICHTINGSKENMERKEN
RUIMTELIJKE ASPECTEN; VERSCHIJNINGSVORMEN EN INRICHTINGSKENMERKEN
6
51
Ruimtelijke aspecten; verschijningsvormen en inrichtingskenmerken
In het vorige hoofdstuk is ingegaan op de ruimtelijke spreiding van tweede woningen in Nederland. In dit hoofdstuk zoomen we in op de verschijningsvormen en de inrichtingskenmerken van verschillende typen tweede-woningcomplexen, te weten recreatievillaparken, stacaravancomplexen en volkstuinen. Om een beeld te krijgen van de verschijningsvorm en inrichtingskenmerken is een aantal onderzoeksactiviteiten verricht : o
Een literatuurstudie naar ruimtelijke aspecten van tweede woningen naar type;
o
Een korte scan van de kenmerken van aangeboden tweede woningen op de markt;
o
Vier casestudies naar verschillende locaties.
In Bijlage V is de keuze voor de vier cases weergegeven en is een beschrijving opgenomen over o.a. de ontstaansgeschiedenis, inrichtingskenmerken, doelgroepen, ruimtelijke inrichting, voorzieningen, en de ruimtelijke inpassing in de omgeving. In dit hoofdstuk wordt eerst ingegaan op de verschijningsvormen en inrichtingskenmerken van tweede woningen naar type. Hierna wordt ingegaan op veranderingen die zijn waar te nemen ten aanzien van de inrichting en wordt dit hoofdstuk afgesloten met de lokale omgevingseffecten van de concentraties van tweede woningen. De belangrijkste uitkomsten die uit de casestudies naar voren komen zijn in een kader opgenomen bij het betreffende thema. Voor een uitgebreide beschrijving wordt verwezen naar bijlage V.
6.1 6.1.1
Verschijningsvormen en inrichtingskenmerken Recreatieparken Projectontwikkelaars vormen de spil van het recreatievillapark. Zij kopen of bezitten grond in het buitengebied waarop een recreatieve bestemming ligt. Vervolgens worden één of meer modelwoningen gebouwd. De recreatievillaparken kunnen worden vergeleken met een nieuwe suburbane woonwijk. De villa’s bevatten meer luxe dan menig eerste huis. Zij zijn van meet af aan in het bezit van particulieren
Ruimtelijk Planbureau & RIGO Research en Advies BV
52 RUIMTELIJKE ASPECTEN; VERSCHIJNINGSVORMEN EN INRICHTINGSKENMERKEN
en zijn vanwege hun vaak aantrekkelijke landelijke ligging en solide bouw ook erg in trek als permanente woning. Er zijn twee typen recreatievilla’s. Het eerste type wordt niet verhuurd, maar door de eigenaar zelf gebruikt voor recreatie of permanente bewoning. Het tweede type wordt wel verhuurd. Een verhuurclausule moet voorkomen dat de villa’s permanent worden bewoond. De recreatievilla voor verhuur bevindt zich vaak op de grotere parken (minimaal 250 woningen). De huurders van recreatievilla’s zijn voornamelijk gezinnen met kinderen tot twaalf jaar uit de stedelijke gebieden. Hun aandeel in de totale vraag naar binnenlandse bungalowvakanties bedroeg 53 % in
Woonparc Sandur (wonen aan het water)
200026. De bezitters van
recreatievilla’s
zijn overwegend stedelingen uit de hogere inkomensgroepen27.
Onder
hen bevinden zich vooral 45-plussers waarvan de kinderen de deur uit zijn (de zogenaamde empty-nesters). Inrichtingskenmerken Omdat het parkontwerp in dienst staat van het veiligheidsaspect en rust, liggen de parken geïsoleerd in recreatief aantrekkelijk landelijk gebied bij bos, duin en zee. De ligging van de parken is een belangrijk verschil met die van woonwijken. Het isolement wordt bereikt door het park aan te leggen op een schiereiland of tegen de duinen of de kavels te laten grenzen aan het water of een dijk. Deze natuurlijke begrenzing heeft tegelijkertijd een recreatieve waarde. De natuurlijke omgeving blijkt eveneens goed bruikbaar om het park een afwijkende identiteit te geven. De naamgeving refereert aan de luxueuze pretenties van de parken en de groene en waterrijke locatie, zoals Port Zélande, Landal Green Parks of River Parc. Een parkontwerp kan overigens ook thematisch worden ingevuld. Zo is met een boerderijpark, bestaande uit recreatievilla’s in de vorm van boerderijen in Ruurlo, getracht om het ontwerp in het (boeren)landschap in te passen. Rigo heeft in eerder onderzoek de volgende inrichtingskenmerken geïnventariseerd28. De architectonisch-stedenbouwkundige identiteit van recreatievillaparken wordt, net als die van woonwijken, versterkt door overeenkomsten in: voetnoot 26
NRIT, 2001
27
CBS, Statline
28
Leefregels tweede wooncomplexen, bouwstenen voor het nieuwe wonen, Amsterdam: Rigo Research en Advies BV
RUIMTELIJKE ASPECTEN; VERSCHIJNINGSVORMEN EN INRICHTINGSKENMERKEN
o
Verkavelingsprincipe: gelijke situering en grootte van de kavels en daarmee gelijke privacy en bezonning;
o
Beplanting: overwegend gazons, van elkaar gescheiden door gevarieerd struikgewas waardoor een landelijk karakter ontstaat. Een nieuwe ontwikkeling is het terughalen van de oorspronkelijke vegetatie;
o
Bebouwing: overal dezelfde woningtypen. Soms wordt het voorkomen van enkele woningtypen gebruikt voor ruimtelijke geleding met groen en/of een weg. In recreatievilla’s die doorverhuurd worden, zet de uniformiteit zich door tot in de huiskamer. De eigenaren kunnen dan kiezen uit drie standaardinrichtingen, zoals bijvoorbeeld klassiek, romantisch en modern;
o
Verhouding verharding en groen; weinig verharding door smalle straten en ‘groene trottoirs’, veel groen. Auto’s staan geparkeerd bij huis of op het terrein, op daarvoor aangewezen parkeerplaatsen. Het autoluwe karakter versterkt de landelijke sfeer;
o
Verhouding privé tegenover publiek: veel privé-ruimte tegenover weinig publieke ruimte;
o
Veiligheid van de bewoners. Naast de geïsoleerde ligging vergroten het open karakter van het parkterrein en de afsluitbare toegang met een slagboom of hekwerk het gevoel van veiligheid.
o
Op sommige nieuwbouwlocaties is sprake van een mix met eerste woningen en op andere juist een scheiding ervan.
Recreatiepark De Groene Heuvel: ruimtelijke scheiding op parkniveau
Foto: RIGO
Ruimtelijk Planbureau & RIGO Research en Advies BV
53
54 RUIMTELIJKE ASPECTEN; VERSCHIJNINGSVORMEN EN INRICHTINGSKENMERKEN
Resort Ockenburg, Den Haag: veilig ‘achter slot en grendel’.
Foto:RIGO
Recreatiepark De Groene Heuvels, Ewijk: ruimtelijke scheiding met twee woningtypen
Casestudy: Julianadorp Ruimtelijke inrichting van de recreatieparken In Julianadorp (onder Den Helder) is een concentratie aanwezig van recreatiewoningen. Het gebied bestaat uit een tiental grote en kleinere recreatieparken met in totaal 1500 verblijfseenheden. Het totale recreatiegebied in Julianadorp vormt geen echte eenheid. Elk recreatiepark lijkt een op zichzelf staand gebied. De parken verschillen onderling sterk in aankleding, vormgeving en toegankelijkheid. Het totale gebied heeft geen centraal punt of centrale verblijfsplek. De meeste recreatieparken hebben een eigen bestemmingsplan.
RUIMTELIJKE ASPECTEN; VERSCHIJNINGSVORMEN EN INRICHTINGSKENMERKEN
Bij beschouwing van de inrichting van de parken valt op dat de parken qua ruimtelijke inrichting over het algemeen niet zo veel verschillen van reguliere woonwijken. De oudere parken lijken daarbij qua inrichting meer op een reguliere woonwijk dan de nieuwere parken. Omdat de woningen op de oudere parken vaak gekocht zijn voor eigen gebruik, zijn deze woningen
Foto: RIGO en de tuinen vaak aangepast aan de eigen wensen. De woningen op de nieuwere parken, die gebouwd zijn met het doel ze te verhuren, zijn veel uniformer. Verder hebben de nieuwere parken een receptie en slechts een of enkele toegangswegen die ’s avonds en ’s nachts alleen toegankelijk zijn met een pas. Deze parken zijn hierdoor ook minder aantrekkelijk voor permanente bewoning dan de oudere parken die vrij toegankelijk zijn. Ligging tweede woningen direct aan de kust tussen de bollenvelden
Bron: Eurosense
Ruimtelijk Planbureau & RIGO Research en Advies BV
55
56 RUIMTELIJKE ASPECTEN; VERSCHIJNINGSVORMEN EN INRICHTINGSKENMERKEN
Hoewel de parken ingericht zijn als autoluwe gebieden, kunnen auto’s wel op de parken komen. Soms wordt geprobeerd met behulp van drempels de rijsnelheid te beperken. De nieuwere parken hebben soms een trottoir of apart smal paadje voor de voetgangers, zodat zij niet op de weg hoeven te lopen. Parkeren wordt bij de bungalows veelal gedaan op de eigen kavel, hoewel er op de nieuwere parken ook soms ook gemeenschappelijke parkeerplaatsen aanwezig zijn. Opvallend is dat ook bij de nieuwe parken hoogstens drie verschillende woningtypen worden aangeboden. Er is nauwelijks sprake van consumentgericht bouwen, laat staan particulier opdrachtgeverschap. Alleen bij de oudere parken hebben enige verbouwingen plaatsgevonden. Ruimtelijke inpassing in de omgeving Een deel van de vakantieparken in Julianadorp ligt dicht tegen de duinrand. De nieuwere locaties liggen hier een paar honderd meter vanaf en worden van de duinen gescheiden door de bollenteelt. Door de aanleg van de golfbaan is een afscheiding ontstaan tussen het dorp zelf en het recreatieve gebied (figuur 24). We hebben hier te maken met een open landschap als gevolg van het omliggende agrarische gebied (bollenteelt). Bomen en struiken zijn nauwelijks aanwezig in dit gebied. In dit open en vlakke landschap zal de aanwezigheid van bebouwing een voorbijganger nauwelijks kunnen ontgaan. De parken zijn nagenoeg allemaal omgeven door een heg. Dit onttrekt de parken enigszins aan het zicht. Deze maatregel is overigens een verplichting. Met het zogenaamde Duinzoomplan wil men ook de vakantieparken een betere ruimtelijke inpassing geven. Aanpassing en uitbreiding van de bungalowparken is alleen nog mogelijk binnen vastgestelde grenzen. Dit betekent dat men in Julianadorp nog slechts zeer beperkte ruimte heeft om uit te breiden. Het open gebied tussen Den Helder en Julianadorp mag volgens het plan niet volgebouwd worden. Wel wil men hier bollengrond opkopen om natuur te ontwikkelen. De gemeente Den Helder wil ongeveer 200 ha in de oorspronkelijke natuur terugbrengen, waarbij een aantal commerciële onderdelen geïntegreerd kan worden. Een voorbeeld hiervan is het aanleggen van een fietsen kanoroute tussen Julianadorp en Den Helder. De ruimtelijke gevolgen van de recreatieparken zijn dus met name de aantasting van het open landschap. Daarnaast bestaat er ook een knelpunt ten aanzien van de kwetsbaarheid van de kustverdediging. Om de kust te versterken zouden volgens een van de scenario’s in de ‘Strategische Visie Hollandse kust 2050’ de bungalowparken die dicht tegen de duinen aan liggen moeten wijken voor nieuwe duinen. Zie voor een uitgebreide omschrijving van deze case Bijlage VI. 6.1.2
Stacaravans Met het toenemen van de welvaart -en daarmee het autobezit- en de vrije tijd in de jaren zestig groeide de stacaravan al snel uit tot een populair kampeermiddel. Ook het aantal vaste standplaatsen nam sterk toe. Deze bleken te voorzien in een behoefte bij de stadsbewoners. Voor hen speelt het motief van het ‘stadsontvluchten’ een rol, als reactie op het gebrek aan frisse lucht, natuur, ruimte, rust en speelmogelijkheden voor de kinderen in de stad.
RUIMTELIJKE ASPECTEN; VERSCHIJNINGSVORMEN EN INRICHTINGSKENMERKEN
De markt voor stacaravans stagneert sinds de jaren tachtig29. Enerzijds wordt dit veroorzaakt door de hoge aanschafprijzen, anderzijds is het vakantiegedrag aan sterke verandering onderhevig. Zo wordt de stacaravan geassocieerd met een ouderwetse activi- Stacaravanpark De Boshoek: gezinsterrein teit: ‘rusten’ terwijl er in het vakantiegedrag een tendens is naar gezond en sportief bezig zijn. Bovendien kreeg de stacaravan geduchte concurrentie van de luxe bungalow zoals in Center Parcs of GranDorado. De meeste stacaravanbezitters Foto: RIGO komen uit de Randstad. Ze zijn van diverse pluimage. Voor veel oudere stacaravanbezitters is het gemis van een tuin de belangrijkste overweging om op een stacaravanpark te gaan wonen. Vaak hebben ze in de stad een appartement. De hedendaagse stacaravans / ‘chalets’ maken een comfortabeler en langer verblijf mogelijk dan vroeger; ze zijn van alle gemakken voorzien. Daarnaast zijn de stacaravans groot genoeg om onderdak te bieden aan kleinkinderen die regelmatig een weekendje komen logeren. Permanent bewonen van een stacaravan is ook een optie. Inrichtingskenmerken In de ontwikkeling van de stacaravanparken tekent zich in grote lijnen een tweedeling af in het ontwerp en de inrichting van de parken. Tot het einde van de jaren tachtig overheerste het beeld van een bonte verzameling stacaravans binnen een strakke, rationele verkaveling. De stacaravans stonden dicht op elkaar gepakt vanwege de kleine kavels. De ruimtelijke structuur van de stacaravanparken liep hiermee achter op de ontwikkelingen in de stedenbouw, waar de rationele verkaveling al in de jaren zeventig plaats had gemaakt voor een verspringende verkaveling. De algemene kenmerken van stacaravanparken zijn als volgt te duiden: o
Verkavelingsprincipe: gelijke situering en grootte van de kavels en daarmee gelijke privacy en bezonning;
o
Beplanting: overwegend gazons, van elkaar gescheiden door gevarieerd struikgewas waardoor een landelijk karakter ontstaat;
voetnoot 29
Hofstee & Keers, 2003
Ruimtelijk Planbureau & RIGO Research en Advies BV
57
58 RUIMTELIJKE ASPECTEN; VERSCHIJNINGSVORMEN EN INRICHTINGSKENMERKEN
o
Bebouwing: overal dezelfde typen stacaravans;
o
Verhouding verharding en groen: weinig verharding door smalle straten en ‘groene trottoirs’, veel groen. Auto’s staan geparkeerd buiten het complex of op het terrein, op daarvoor aangewezen parkeerplaatsen. Het autoluwe karakter versterkt de landelijke sfeer;
o
Verhouding privé tegenover publiek: veel privé-ruimte tegenover weinig publieke ruimte;
o
Verbondenheid van de verschillende groepen bewoners onderling senioren en jonge gezinnen - wordt benadrukt doordat zij op de meeste stacaravanparken zoveel mogelijk ruimtelijk van elkaar gescheiden worden. Het mes snijdt hier aan twee kanten, want op deze wijze hoopt de exploitant eveneens sociale verstoringen tussen verschillende levensstijlen te voorkomen. De inrichting van de ‘doelgroepzones’ is afgestemd op hun behoeften. Zo kent stacaravanpark De Boshoek een ruim opgezet seniorenterrein met veel afscheidingsgroen en een gezinsterrein met kleine kavels, veel open ruimte, speelvoorzieningen en een gemengd gedeelte;
o
Veiligheid van de bewoners wordt vergroot door een afrastering rondom het terrein en één centrale in- en uitgang die meestal naast of vlakbij de receptie is gesitueerd. Hierdoor kunnen ongenode gasten zoveel mogelijk buiten de poort worden gehouden. Het gevoel van veiligheid is op sommige stacaravanparken zo sterk, dat auto’s niet op slot worden gezet.
RUIMTELIJKE ASPECTEN; VERSCHIJNINGSVORMEN EN INRICHTINGSKENMERKEN
Volkstuinparken
6.1.3
De volkstuinparken zijn geen nieuw verschijnsel. Al in de achttiende eeuw kwamen de voorlopers voor van wat vandaag de volkstuinparken zijn. De functie die zij vervulden zijn echter in de loop der tijd veranderd: van een lap grond voor voedselvoorziening tot een groene omgeving voor recreatie, waar de gebruikers de mogelijkheid hebben om te overnachten. Volgens een studie van Weeber30 zijn er 240.000 volkstuinen met een huis. Naar schatting is het bij 31.000 huisjes mogelijk daar te overnachten (zie hoofdstuk 2). In volkstuinparken kan men meer van de eigen ‘woonwensen’ realiseren dan in het ‘eerste wonen’.
Foto: RIGO
Inrichtingskenmerken Doordat de gemeenschappelijke sociale status van de tuinders meestal als uitgangspunt dient voor het parkontwerp, zijn de kavels doorgaans gelijk. Inrichtingskenmerken zijn als volgt te benoemen: o
Verkavelingsprincipe: gelijke situering en grootte van de tuinpercelen en daarmee gelijke privacy en bezonning;
o
Beplanting: overwegend siertuinen, van elkaar gescheiden door een heg;
o
Bebouwing: overal even grote tuinhuisjes;
o
Verhouding verharding en groen: weinig verharding door smalle paden, veel groen. Doordat het autovrije complexen zijn, wordt het landelijke karakter versterkt;
o
Verhouding privé tegenover publiek: veel privé-ruimte tegenover weinig publieke ruimte; duidelijke ruimtelijke scheiding door hekwerk en afscheidingsgroen;
o
Verbondenheid van de bewoners wordt benadrukt door het isolement van de buurt; de volkstuinparken liggen verscholen achter hekwerk en groen;
o
Veiligheid van de bewoners wordt vergroot door hekwerk met toegangspoort.
voetnoot 30
Het wilde wonen, 1998
Ruimtelijk Planbureau & RIGO Research en Advies BV
59
60 RUIMTELIJKE ASPECTEN; VERSCHIJNINGSVORMEN EN INRICHTINGSKENMERKEN
Entree op volkstuinpark Amstelglorie: hoge poort met overklimbeveiliging.
Foto: RIGO
6.2
Veranderingen in inrichting De belangstelling voor een tweede woning blijft groot, ondanks het feit dat het nu economisch wat minder gaat. De ‘klassieke’ markten voor een tweede woning in het buitenland, zoals Frankrijk en Spanje, doen het nog steeds goed. Daarnaast dienen zich echter nieuwe markten aan. De uitbreiding van de EU met landen als Tsjechië en Hongarije biedt er mogelijkheden voor een tweede woning. Ook een verder weg gelegen land als Turkije biedt zich nadrukkelijker aan als een nieuwe markt. Hierbij spelen de prijzen van woningen een belangrijke rol. Voor vergelijkbare prijzen behoort een villa met zwembad in de ‘nieuwe’ landen tot de mogelijkheden, terwijl men bijvoorbeeld in Spanje voor die prijs ‘slechts’ een appartement kan kopen. Maar ook binnen Nederland wordt nog steeds gebouwd en verkocht. In dit deel wordt bekeken of, en zo ja welke, veranderingen in het vóórkomen van tweede woningen hebben plaatsgevonden in Nederland. Recreatieparken Bij de meeste nieuwe projecten is differentiatie van woningtypen doorgevoerd. Zo treft men in het nieuwe aanbod vrijstaande villa’s, landhuizen en boerderijen aan, maar ook appartementen. tabel 7 geeft een indruk van de verscheidenheid van het (nieuwe) aanbod. Wat opvalt bij het aanbod is het hoge voorzieningenniveau. Aanwezigheid van horeca en allerlei faciliteiten voor vrijetijdsbesteding lijken tot de standaarduitrusting van parken te behoren.
RUIMTELIJKE ASPECTEN; VERSCHIJNINGSVORMEN EN INRICHTINGSKENMERKEN
tabel 7
Selectie van het (nieuwe) aanbod Locatie
Type
Woningdifferentiatie (hoeveel typen)
Voorzieningen
Emmen-Zuid
Buitenhuis
8
Winkels,restaurants, sportfaciliteiten, ook voor kinderen uitgebreid
Ees (gem. Borger)
Boerderij
3
aanbod Tennisbaan,verwarmd openluchtzwembad, ponyranch,midgetgolf, speeltuin, horeca Middelburg
Kaaiwoningen (rijtjes)
3
Winkels,restaurants, sport
Zeewolde
Landhuizen
9
Zwembad, tennisbanen, haventje voor roeiboot of
Witteveen
Boerderij/landhuis
6
kano Bos- en heidegebieden in de omgeving Zeeland
Appartementen
Geen
Luxe hotelcomplex met vele extra's; er wordt nog een zorghotel gebouwd met medische voorzieningen
Eigenbouw op recreatievillaparken blijft (nog steeds) vrijwel afwezig. Echter wordt bij de nieuwe projecten, zij het nog schaars, de mogelijkheid geboden een landhuis te bouwen. Een enkel project biedt de mogelijkheid om zelf de plek en de grootte van de kavel te kiezen (Flevo Golf Resort). In sommige gevallen proberen de projectontwikkelaars rekening te houden met de leefstijl van mensen. Zo wordt bij Flevo Natuur ‘aangeklede bungalows voor naturisten’ aangeboden. Maatwerk in de recreatiewoningen heeft reeds zijn intrede gedaan. Advertentie: Ruimte voor verschillende karakters De natuurlijke omgeving bepaalt het karakter van Buitenplaats Horsterwold. Een singel ligt centraal met daaromheen het woongebied 'wonen aan het water'. Langs de vaart ontwikkelt zich het gebied 'wonen aan de akker'. Het derde woongebied - 'wonen in het bos' - leunt behaaglijk aan tegen de bosrand. Ieder gebied krijgt drie verschillende woningtypen, met een eigen karakter. Mensen verschillen, dus landhuizen verschillen. Bron:www.horsterwold.nl
Een locatie aan of nabij (vaar)water is zeer gewild en er is geen aanwijzing dat dit in de toekomst zal veranderen, zo meldt de Vereniging Eigen Huis. Deskundigen voorzien in een toenemende vraag naar ligplaatsen ten behoeve van de watersport.31 Volgens een (niet-representatieve) enquête van de Nipo heeft 12 % van de tweede-woningbezitters een boot ter plaatse, dus bij de tweede woning. Lelystad is een van de trendsettende gemeenten met resortwonen aan de voetnoot 31
Muconsult 2000.
Ruimtelijk Planbureau & RIGO Research en Advies BV
61
62 RUIMTELIJKE ASPECTEN; VERSCHIJNINGSVORMEN EN INRICHTINGSKENMERKEN
golfbaan of met watersportvoorzieningen. In (dag)bladen treft men advertenties aan die het wonen aan water, inclusief jachthaven, aanprijst, van Limburg tot (en met) Zeeland. Advertentie project Kortgene Haven
“…Rond de haven komen 79 unieke van elkaar verschillende koopwoningen en –appartementen…” bron: Estate news, juni 2000
Verkaveling villapark Bergumermeer (
Bron: www.tademavastgoed.nl)
RUIMTELIJKE ASPECTEN; VERSCHIJNINGSVORMEN EN INRICHTINGSKENMERKEN
Stacaravans De belangrijkste trend bij de stacaravans met betrekking tot inrichting van de terreinen is het verkavelingspatroon dat, in navolging van de ont- Plattegrond De Graafschap (1993), Hummelo wikkelingen in de stedenbouw, een verspringende vorm heeft. De
(Ov.): landelijk verkaveld, gangbaar jaren ’90 ontwerp.
strakke, rationele verkaveling maakt meer en meer plaats voor gevarieerde en flexibele inrichting van het terrein. Hierdoor wordt tegemoet gekomen aan de wens van de consument voor grotere standplaatsen, het inweven van exploitabele elementen zoals bungalows voor groepsverhuur en multifunctionele voorzieningen. Een verspringende verkaveling waarin het gemeenschappelijk groen meer wordt verweven met de kavels, biedt als voordelen een grotere keuzemogelijkheid in kavels, een grotere privacy en een versterking van de kleinschaligheid en het buurtgevoel. De recreatieverblijven en andere opstallen zijn zo gemaakt dat alles verhuisbaar is. Een recente ontwikkeling is verkaveling. Veel stacaravanplaatsen worden opgekocht en weggesaneerd voor een veel kostbaarder recreatiepark: het resort (chalet en mobiele bungalows) of een bungalowpark. Deze ontwikkeling is al op ruime schaal in gang gezet op de Veluwe (Hofstee & Keers, 2003). tabel 8 geeft een indruk van verschillende resorts. Net als bij recreatieparken zijn de huidige resorts goed voorzien van allerlei (luxe) faciliteiten. tabel 8
Selectie van het (nieuwe) aanbod Locatie
Type
Voorzieningen
Rheezerveen
Chalet
Recreatieplas, restaurant, fiets+wandelroutes
IJhorst
Chalet
Wandel+fietsroutes, tiemogelijkheden
Noord-Scharwoude
Chalet
Supermarkt,snackbar, restaurant
recrea-
in de omgeving is strand, natuurspeeltuin, museum, sprookjeswonderland
Ruimtelijk Planbureau & RIGO Research en Advies BV
63
64 RUIMTELIJKE ASPECTEN; VERSCHIJNINGSVORMEN EN INRICHTINGSKENMERKEN
Sommige aanbieders bieden de consumenten de mogelijkheid tot inspraak bij de bouw van een chalet. Advertentie Chaletpark te Voorthuizen “GEHEEL NAAR WENS GEBOUWD op een perceel naar keuze.
Op het perceel van uw keuze, kunt u geheel naar wens uw droomchalet realiseren. Of het u nu gaat om een comfortabel enkelchalet of een buitengewoon luxe dubbelchalet, al uw woonwensen worden in samenspraak met de chaletbouw verwezenlijkt.” (Bron :www.Kraaijenhofendewinter.nl)
Casestudy: Voorthuizen van stacaravan naar chaletpark Op de Veluwe zijn in de jaren negentig veel luxe chaletparken ontstaan, meestal door ombouw van een ouder stacaravanterrein. Sinds 1996 zouden er volgens de provincie Gelderland 30 recreatieterreinen verloren zijn gegaan en omgebouwd tot parken met zomerhuizen en luxe chalets. In de gemeente Barneveld heeft men deze trend ook waargenomen. Er zijn zo’n tien stacaravanparken met kleine stacaravans omgebouwd. Inrichtingskenmerken De chaletparken zijn over het algemeen autoluw ingericht. Parkeren kan vaak aan het begin van het park of op bepaalde plekken verspreid over het terrein. Het komt ook voor dat men de auto kan parkeren op de eigen kavel. De voorzieningen verschillen per park. Sommige parken beschikken over een overdekt zwembad, tennisbanen en restaurants. Andere bieden nauwelijks voorzieningen, maar wijzen op de rust en het groen op het park. In de omgeving van de recreatieparken in Voorthuizen bevindt zich ook een 18-holes golfbaan, waarmee ook diverse chaletparken adverteren. Niet in alle parken zijn de kavels in bezit van particulieren. Soms huurt men een staanplaats voor een jaar en kan men daar het eigen chalet op laten zetten. Veel kavels voor chalets zijn van 200 tot 300 m2, maar er worden ook grotere kavels aangeboden ,van 400 tot 32
550m2. Chalets die te koop aangeboden worden inclusief een kavel, beschikken vaak over een aangelegde tuin en blokhut. De beplanting is zo aangebracht dat iedere plaats duidelijk afgebakend is. voetnoot 32
http://www.thehap.nl/chaletpark/park-staanplaatsen.htm
RUIMTELIJKE ASPECTEN; VERSCHIJNINGSVORMEN EN INRICHTINGSKENMERKEN
De chalets zelf kunnen zeer luxe zijn. De grotere uitvoering, L-vormige of dubbele chalets, kunnen een oppervlakte hebben van zo’n 70m2. Deze grote chalets bestaan uit een woonkamer, keuken Park ‘De Vier jaargetijden’; Verharde wegen en veel groen met inbouwapparatuur, twee slaapkamers, douche en toilet. Voorzieningen zoals centrale verwarming, water, gas, elektra, maar ook centrale antenne en telefoonaansluiting zijn in de chaletparken standaard aanwezig.
Foto: RIGO Omgeving Veel chaletparken in Barneveld liggen aan de rand van het bos, buiten het dorp. Bij Voorthuizen zijn de terreinen van oorsprong ontstaan op de plaats waar vroeger de weg vanuit de Randstad het bos in ging. Soms zijn recreatieterreinen gevestigd op de plaats van voormalige agrarische bedrijven, waarvan de eigenaren een recreatieterrein zijn begonnen. Vrijwel overal zijn de parken omringd door begroeiing. Alleen de voorzieningen zoals bijbehorende restaurants en sportcentra zijn vanaf de weg waarneembaar. De meeste recreatieparken bij Barneveld liggen niet in de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). In de Veluwe valt vooral het gebied tussen het Veluws massief en de Utrechtse heuvelrug in de EHS, terwijl de meeste terreinen rondom Barneveld in de Gelderse Vallei liggen. Enkele ‘campings’ liggen wel in de EHS. De provincie Gelderland heeft het beleid ontwikkeld om deze campings uit te kopen en/of te verplaatsen, maar dit blijkt een moeizaam en zeer kostbaar proces. De ombouw van stacaravanterreinen naar chaletparken zelf lijkt weinig invloed te hebben gehad op de omliggende omgeving. Op de terreinen zelf zijn echter tijdens het schoonvegen vaak wel bomen omgekapt. Bovendien is het bebouwingspercentage op de chaletparken hoger dan op de oorspronkelijke terreinen. De gemeente Barneveld probeert de verstening van de terreinen via regels in de bestemmingsplannen zoveel mogelijk te beperken. Zie voor een uitgebreide omschrijving van deze case Bijlage VI.
Volkstuinen De volkstuinen maken een upgrading door. Er zijn aanwijzingen dat het gemiddelde inkomen van nieuwe (veelal jongere) volkstuinders stijgt.33 Sommige bestuurders van volkstuinverenigingen zien deze ontwikkeling met lede ogen aan, omdat voetnoot 33
Hofstee & Keers, 2003
Ruimtelijk Planbureau & RIGO Research en Advies BV
65
66 RUIMTELIJKE ASPECTEN; VERSCHIJNINGSVORMEN EN INRICHTINGSKENMERKEN
de individualistische tweeverdieners zich minder mengen in het gemeenschapsleven. Een andere reden voor de upgrading is dat er aanzienlijke bedragen geïnvesteerd worden in het aankleden van de tuin en van het tuinhuisje. Om het comfort ter plekke te optimaliseren wordt ook spaargeld gestoken in het huisinterieur. Veel huisjes beschikken over televisie, gasfornuis en koelkast. Hiernaast kennen de meeste volkstuinparken een hoog voorzieningenniveau zoals een kantine, winkel en riolering- en waterleidingstelsel. De voorzieningen op de volkstuinparken beperken zich veelal tot een kleine supermarkt voor dagelijkse boodschappen, een verkooppunt voor tuinbenodigdheden, enkele speelvoorzieningen en een parkeerplaats buiten het park. Een kantine, recreatiezaal, theater en vergaderruimte ontbreken evenmin. De exploitatie van deze voorzieningen is rendabel dankzij het kleinschalige karakter en ruimtelijke concentratie ervan in een multifunctioneel verenigingsgebouw.
6.3
Lokale omgevingseffecten De effecten die de tweede woningen kunnen hebben op de omgeving, hangen samen met de wijze waarop de tweede woningen ontstaan en in een later stadium permanent worden bewoond. Ypma (1997) onderscheidt drie soorten processen die leiden tot permanente bewoning van recreatiewoningen: het diffuse, het geleidelijke en het planmatige proces. Het diffuse proces staat voor het verschijnsel dat vrijkomende agrarische gebouwen in het landelijke gebied verkocht worden aan particulieren die deze gebouwen gaan gebruiken als recreatiewoning. Deze tweede woningen liggen geïsoleerd of in kleine kernen in recreatief aantrekkelijke gebieden. Het diffuse proces blijkt vooral plaats te vinden in Noord- en Zuidwest Nederland. Het geleidelijke proces vindt plaats in recreatieparken. Het proces wordt in gang gezet als een agrariër een kampeerterrein begint, meestal als aanvulling op het inkomen. Aangezien een kampeerterrein met tenten en caravans veel onderhoud vergt, stapt de agrariër over op de minder onderhoudsgevoelige stacaravans. Om het seizoen te verlengen worden de stacaravans vervolgens uitgebreid of vervangen door recreatiebungalows. Wanneer de verhuur slecht gaat, besluit de agrariër deze te verkopen aan particulieren. Dit proces kan zich voltrekken in enkele decennia en lijkt zich voornamelijk af te spelen op de zandgronden. Het planmatige proces leidt daarentegen in korte tijd tot het ontstaan van nieuwe recreatieparken. Projectontwikkelaars vormen de spil van dit proces. Zij kopen of bezitten grond in het buitengebied waarop een recreatieve bestemming ligt. Vervolgens worden één of meer modelwoningen ontworpen en gebouwd. Met de daadwerkelijke bouw van de recreatievilla’s wordt pas begonnen als het merendeel is verkocht. Deze villa’s zijn van meet af aan in het bezit van particulieren en zijn vanwege hun vaak aantrekkelijke ligging en solide bouw erg in trek als permanente woning.
RUIMTELIJKE ASPECTEN; VERSCHIJNINGSVORMEN EN INRICHTINGSKENMERKEN
De omgevingseffecten van tweede woningen kunnen zichtbaar worden op fysiekruimtelijk en op sociaal-economisch vlak. Deze effecten kunnen zowel voordelen hebben als nadelen. Fysiek-ruimtelijk Voor het geleidelijke en planmatige proces geldt in het algemeen dat het bijdraagt aan verstedelijking van het landelijk gebied. Als recreatiewoningen niet meer beschikbaar zijn voor wisselend gebruik zullen bij een blijvende vraag ten koste van het landelijk gebied nieuwe locaties worden gezocht om recreatiewoningen te bouwen. Het verstedelijkingseffect is menigmaal groter dan alleen de ruimte die een dergelijk recreatieterrein inneemt. Niet alleen de bebouwing zorgt voor een stedelijk karakter, maar ook de inrichting draagt bij aan verstening door de aanleg van toegangswegen, parkeerplaatsen en perceelsbegrenzingen. Aan het diffuse proces lijken weinig nadelen verbonden. Deze vorm van permanente bewoning vindt op kleine schaal en zeer verspreid plaats. Met name op voorheen al voor permanente bewoning bestemde locaties wordt het diffuse proces eerder als positief gezien vanwege het tegengaan van leegstand. Vanuit de notie het behouden van het agrarische karakter kan het ‘verburgerlijken’ van deze boerderijen een nadeel zijn34. Hiermee wordt bedoeld dat de boerderijen geen luxe verbouwingsactiviteiten hebben ondergaan, maar zodanig zijn veranderd dat de herinnering aan de vroegere agrarische functie goeddeels is verdwenen. Een deel van de boerderijen is zodanig verbouwd dat het agrarische verleden van het pand nauwelijks spreekt: deze voormalige boerderijen kunnen beter worden betiteld als een villa of buitenhuis. Het gebruik van agrarische bebouwing neemt volgens de casestudy in Friesland overigens geen grootschalige vormen aan (zie onderstaand kader). Ook kunnen er actief voordelen worden gecreëerd. In het planmatige proces kunnen gemeenten profijt trekken van projectontwikkelaars. Een afspraak tussen gemeente, grondeigenaar en projectontwikkelaar kan zijn dat deze laatste het recreatieterrein en de directe omgeving inricht. De aanleg van veel groen of een recreatieplas kan deel uitmaken van de afspraken. Ontwikkeling in de vorm van een ‘nieuwe buitenplaats’ wordt een mogelijkheid en kan de aantrekkelijkheid van het landelijk gebied opvijzelen. Voorwaarde zal zijn dat de kwaliteit van het landschap, waaronder de karakteristieke openheid, er niet op achteruit gaat.
Casestudy: Zuid-Oost Friesland Uit de casestudy komt naar voren dat de verspreide oorspronkelijke bebouwing in het landelijke gebied van Friesland (de VAG's) soms gebruikt worden als tweede woning. De omvang is echter maar zeer gering. In de meeste gemeenten gaat het maar om enkele gevallen. De meeste reguliere woningen die in gebruik zijn als tweede woning zijn gelegen binnen de bebouwde kom van de Friese dorpskernen. voetnoot 34
Van der Vaart, 1999
Ruimtelijk Planbureau & RIGO Research en Advies BV
67
68 RUIMTELIJKE ASPECTEN; VERSCHIJNINGSVORMEN EN INRICHTINGSKENMERKEN
De vraag naar tweede woningen is in de onderzochte regio niet gering. De oorzaak van het relatief weinig in gebruik zijn als tweede woning heeft met meerdere aspecten te maken. Er is concurrentie van andere functies: boerderijen waar de voormalig agrarische functie niet meer van toepassing is, zijn aantrekkelijk voor het eerste wonen en andersoortige bedrijven zoals logiesverstrekkers en timmerbedrijven en zelfs kantoren. Ongeveer 82% van de vrijgekomen boerderijen wordt voor het eerste wonen gebruikt. De kosten zijn erg hoog: De kosten van een voormalige boerderij zijn niet gering. Het gaat in de meeste gevallen om een behoorlijk groot bouwvolume (inclusief opstallen) en vooral ook een groot grondoppervlak. Als tweede woning voor een particulier sluit dit niet altijd goed aan op de wensen. Beleid: Ook vanuit overheidswege zijn er drempels opgeworpen voor de tweedewoonconsument. Van de vijf geïnterviewde gemeenten is er bij twee al geruime tijd regelgeving van kracht en bij een van de gemeenten is men dat van plan. Door deze regelgeving is het steeds moeilijker om een voormalige boerderij als tweede woning te kopen. Men geeft de voorkeur aan eerste bewoners met als belangrijkste argument het oplossen van de woningmarktproblemen. Zie voor een uitgebreide omschrijving van deze case Bijlage VI.
Sociaal-economisch Het karakter van het diffuse proces brengt een oplossing voor een probleem waar onderdrukgebieden mee worden geconfronteerd: het ontstaan van ‘spookdorpen’. Spookdorpen ontstaan wanneer dorpen een negatief migratiesaldo hebben en huizen leeg komen te staan. Als mensen van elders de vrijkomende woningen door middel van het diffuse proces overnemen, wordt het ontstaan van spookdorpen mogelijk voorkomen. Tegelijkertijd kunnen zich nadelige sociaal-economische effecten manifesteren voornamelijk in en om de dorpen. Hierbij gaat het dus om reguliere woningen in de dorpen die door ‘allochtonen’, mensen buiten het dorp zelf, worden gekocht en gebruikt als een tweede woning. Sommigen zijn bereid om diep in de buidel te tasten voor een woning in een landelijke setting. Doordat woningen worden onttrokken aan de lokale woningmarkt, ontstaat er schaarste en stijgen de huizenprijzen. Het gevolg hiervan is dat de starters op de lokale woningmarkt de toegenomen prijzen niet meer kunnen betalen en desnoods wegtrekken uit hun dorp. Het gaat hier dus om reguliere woningen in kernen die als tweede woning worden gebruikt. In zekere zin wordt de autochtone bevolking verdrongen door de nieuwkomers uit de steden. Het wonen in dorpen dreigt dan een (stedelijk) eliteverschijnsel te worden.35 Hierbij dient te worden aangemerkt dat het niet onomstotelijk bewezen is dat dit de enige reden is waarom jongeren wegtrekken uit de dorpen.
voetnoot 35
Van der Reijden, 2002
RUIMTELIJKE ASPECTEN; VERSCHIJNINGSVORMEN EN INRICHTINGSKENMERKEN
Een positief effect van het geleidelijke en het planmatige proces is de ondersteuning van openbare voorzieningen. Door de komst van nieuwe bewoners kan bijvoorbeeld het schooltje blijven bestaan en hoeft de bibliotheek niet te sluiten. Een bijkomend verschijnsel is de druk die de verblijfsrecreanten leggen op de algemene voorzieningen. Permanente bewoners hebben een andere voorzieningsbehoefte dan verblijfsrecreanten. Door deze onvoorziene wisseling van het soort gebruiker sluiten de opgezette voorzieningen niet meer aan bij de behoefte. Duidelijk is dat de situatie in de ene regio ertoe kan leiden dat recreatiewoningen en de permanente bewoning ervan als probleem wordt ervaren, maar in de andere regio een oplossing voor een bestaand probleem kan vormen.
Casestudy: Ellemeet en Noordwelle Ellemeet en Noordwelle zijn twee kleine kernen gelegen op Schouwen-Duiveland. De case is gekozen om de gevolgen van permanente bewoning van reguliere woningen te onderzoeken. Zie voor een uitgebreide omschrijving van deze case Bijlage V. De woningmarkt Er is op Schouwen-Duiveland sprake van een gespannen woningmarkt. Grootste spanning bevindt zich in de dure eengezinskoopwoningen en dan voornamelijk buiten Zierikzee. Qua woningmarkt (vraag en aanbod) staat het gebied nagenoeg los van de rest van Zeeland, maar is er juist druk vanuit Zuid-Holland. De vraag vanuit de Randstad is enorm. Het gebruik van woningen als tweede woning heeft tot gevolg dat deze aan de reguliere woningvoorraad onttrokken worden, waardoor er meer nieuwe woningen gebouwd moeten worden om aan de behoefte te voldoen . Er is vanuit de provincie echter een restrictief beleid opgesteld, wat betekent dat men vooral in Zierikzee 36
kan bouwen en dat de woningbouw in de rest van de kernen slechts zeer beperkt is toegestaan. In Ellemeet en Noordwelle staat voor de komende jaren de bouw van respectievelijk drie en zes nieuwe woningen op het programma . 37
Voor de gemeente Schouwen-Duiveland is de situatie op de woningmarkt een belangrijke reden om het gebruik van reguliere woningen als tweede woning tegen te gaan. De leefbaarheid Naast de problemen op de woningmarkt, zijn de dorpsraden van Noordwelle en Ellemeet tegen de tweede woningen omdat dit de leefbaarheid in de dorpen zou aantasten. De bewoners van de tweede woningen zijn in de ogen van de permanente bewoners buitenstaanders, die geen deel uitmaken van de dorpsgemeenschap. Volgens hen is dat in een klein dorp onwenselijk, onder meer omdat het nadelig is voor de activiteivoetnoot 36
Gemeente Schouwen-Duiveland, Notitie recreatie- en tweede woningen, beleid- handhaving, 2001
37
Gemeente Schouwen-Duiveland, Het goede wonen, visienota over woning en woonomgeving, 2002
Ruimtelijk Planbureau & RIGO Research en Advies BV
69
70 RUIMTELIJKE ASPECTEN; VERSCHIJNINGSVORMEN EN INRICHTINGSKENMERKEN
ten en voorzieningen in de dorpen. De dorpsbewoners zijn nu al gedwongen om voor niet-dagelijkse boodschappen en veel andere voorzieningen naar grotere plaatsen zoals Zierikzee te gaan, maar men wil graag de nog aanwezige voorzieningen in de dorpen behouden. Hiervoor is draagvlak nodig en zou het aantal inwoners het liefst toe moeten nemen. Dan helpt het niet wanneer een deel van de woningen veel leegstaat. Behalve draagvlak voor de voorzieningen, wordt ook draagvlak voor het verenigingsleven en de activiteiten genoemd als motief. Sommige bewoners, wanneer men in het dorp verblijft, nemen wel aan de activiteiten deel maar anderen worden nooit gezien bij dorpsactiviteiten. Een ander bezwaar van de dorpsraden is dat de dorpen in de winter een doods aanzien krijgen, wanneer van diverse woningen de gordijnen de hele winter gesloten zijn. Zie voor een uitgebreide omschrijving van deze case Bijlage VI.
SAMENVATTING ONDERZOEKSRESULTATEN
7
Samenvatting onderzoeksresultaten
Dit onderzoek heeft als doel het verkrijgen van meer inzicht in de mogelijkheden van functieverbreding en de behoefte aan tweede woningen in Nederland. Eveneens moet worden bezien hoe de vraag van Nederlanders naar tweede woningen in het buitenland zich ontwikkelt en moet meer inzicht worden verkregen in de ruimtelijke aspecten van het fenomeen tweede woning. In dit hoofdstuk worden de belangrijkste onderzoeksresultaten beschreven. Het gaat achtereenvolgens om:
7.1
o
Ontwikkelingen in de voorraad
o
Algemene trends in gebruik
o
Ruimtelijke implicaties
o
Lokale omgevingseffecten
Ontwikkelingen in de voorraad Een exacte inventarisatie van het aantal tweede woningen blijkt (nog) niet mogelijk. De gegevens dienen samengesteld te worden uit verschillende bronnen waarbij de betrouwbaarheid soms te wensen overlaat. Een tweede knelpunt is dat de definitie van een tweede woning in de verschillende studies niet altijd even helder is. Het is vaak onduidelijk wanneer iets bijvoorbeeld een stacaravan, een chalet of een recreatiewoning is. Al deze vormen worden weer op een andere wijze al of niet geregistreerd. Toch konden door de combinatie van vele bronnen enkele inschattingen gemaakt worden. Helaas bleef een aantal deelaspecten van het tweede wonen voorlopig buiten beeld, althans in kwantitatieve zin. Dit zijn bijvoorbeeld het aantal pieds-à-terres en het bezit van stacaravans in Nederland door buitenlanders. Uit deze kwantitatieve analyse is naar voren gekomen dat er twee bronnen zijn aan de hand waarvan in de toekomst op een meer eenvoudige en mogelijk ook betrouwbaarder wijze uitspraken gedaan kunnen worden. Deze zijn het genoemde (nieuwe) WoningBehoefte Onderzoek en de Kadaster-bestanden:
Ruimtelijk Planbureau & RIGO Research en Advies BV
71
72 SAMENVATTING ONDERZOEKSRESULTATEN
tabel 9
Extra mogelijkheden voor inventarisatie tweede woningen
Het Kadaster Ook het Kadaster registreert het aantal tweede woningen. Hiervoor dient het kadaster selecties op de landsdekkende bestanden toe te passen. Deze gegevens zijn om budgettaire redenen niet bij het kadaster aangevraagd. Voor toekomstige studies is dit mogelijk van belang. Het gaat om een registratie in plaats van een inschatting aan de hand van een enquête. Daarnaast is bij kadastergegevens de eigenaar bekend, waardoor een particulier kan worden onderscheiden van bijvoorbeeld een besloten vennootschap. Het WoningBehoefte Onderzoek
In de laatste versie van deze grootschalige enquête is een aantal vragen opgenomen over het tweede-woningbezit. Ook is daarbij het woningbezit in het buitenland betrokken. Een ander groot voordeel van deze bron is dat er een koppeling met huishoudenskenmerken gemaakt kan worden. Bij herhaling van dit onderzoek in de toekomst is trendanalyse mogelijk.
Omvang De voorraad tweede woningen is de afgelopen tien jaar gegroeid. Zowel het aantal woningen binnen Nederland als het bezit van Nederlanders in het buitenland is sterker gestegen dan het aantal reguliere woningen. Naar schatting heeft op dit moment ongeveer 6% van de Nederlandse huishoudens een recreatiewoning, stacaravan/chalet of een huisje op een volkstuin met overnachtingsmogelijkheden. In aantallen gaat het om totaal tussen de 410.000 en 434.000 tweede woningen die de Nederlanders tot hun beschikking hebben38. Zo’n 18% hiervan staat in het buitenland. Het aantal tweede woningen in Nederland is in dit onderzoek geschat op tussen de 373.000 en 388.000.36 Hiervan is ongeveer 34% een woning, 58% een stacaravans of chalet en 5% een volkstuinhuisje met overnachtingsmogelijkheid. In principe kan het aantal tweede woningen gecorrigeerd worden door te kijken naar de permanente bewoning. Deze is geschat op zo’n 18.000 woningen. Dit zijn in principe geen tweede woningen ervan uitgaande dat de gebruikers niet elders een woning leeg laat staan. De inschatting van de voorraad in deze studie ligt lager dan de 600.000 waar de vijfde nota van uitging. Dit is mede een gevolg van het buiten beschouwing laten van boten en ten tweede een andere definitie van volkstuinhuisjes. In deze studie zijn alleen die huisjes meegenomen waar ook daadwerkelijk overnacht kan worden.
voetnoot 38
Deze aantallen zijn geschat aan de hand van een combinatie van verschillende bronnen zoals de belastingdienst, het Continu Vakantieonderzoek, het NRIT, het WBO2002 en Vereniging Eigen Huis (zie hoofdstuk 2). In werkelijkheid kunnen de aantallen hoger liggen gezien pieds-à-terre in deze schatting niet zijn meegenomen wegens onvoldoende gegevens.
SAMENVATTING ONDERZOEKSRESULTATEN
Ontwikkelingen Samenvattend kunnen de volgende conclusies getrokken worden over de kwantitatieve ontwikkelingen van de laatste 10 jaar: o
Er vond de laatste jaren een groei plaats van het aantal tweede woningen van Nederlanders.
o
De groei vond plaats zowel binnen als buiten Nederland waarbij het aantal in het buitenland het sterkst toenam.
7.2
o
De groei van het aantal tweede woningen is groter dan de groei van het aantal reguliere woningen.
o
Het aantal plaatsen voor stacaravans daalt omdat er een omzetting plaatsvindt naar luxere ‘woningen’ (chalets).
o
Het aantal volkstuinhuisjes lijkt ongeveer gelijk te blijven al vinden er wel verplaatsingen plaats.
o
Over de toename van het aantal pieds-à-terre zijn momenteel moeilijk kwantitatieve uitspraken te doen.
o
Het aantal reguliere woningen dat als tweede woning gebruikt wordt voor recreatieve doeleinden lijkt per saldo in beperkte mate toe te nemen.
o
Over het aantal tweede woningen in bezit van buitenlanders in Nederland zijn momenteel moeilijk kwantitatieve uitspraken te doen.
Toename tweede woningen in de toekomst Hoe het aantal tweede woningen zich in de toekomst zal ontwikkelen is van velerlei factoren afhankelijk. In dit onderzoek is een raming gemaakt van de toekomstige ontwikkeling van de behoefte aan tweede woningen (hoofdstuk 3). Op basis van verschillende aannamen over de toekomstige demografische en economische ontwikkelingen komen we uit op een toename van rond de 28% in de periode tot 2015. We gaan hierbij uit van een gematigd positief economisch scenario, gaat het slechter met de economie dan neemt de behoefte minder snel toe, gaat het beter dan juist sneller. Het is echter nog maar de vraag of de huishoudens in de toekomst in staat zijn in hun behoefte te voorzien. Hierbij speelt het ruimtelijk beleid uiteraard een belangrijke rol. In de Vijfde Nota wordt uitgegaan van een toename van het aanbod aan tweede woningen met 20% tot 2015. Indien de beide groeipercentages de waarheid worden, zal er een tekort aan tweede woningen in de periode tot 2015 bestaan. Mogelijke gevolgen lopen uiteen van hogere prijzen voor recreatiewoningen tot lange inschrijflijsten bij volkstuinverenigingen. De vraag of het ontstaan van tekorten een probleem is, is een beleidsmatige vraag, die we hier niet kunnen beantwoorden. Wel kunnen we nog aangeven wat voor de toekomst de ruimtelijke consequenties zijn indien men de huidige vraag aanbodverhouding zou willen stabiliseren. In dat geval zal het aanbod gelijk aan de geraamde behoefte in omvang toe moeten nemen. In tabel 10 staat de extra ruimtebehoefte die een dergelijk beleid met zich mee zou brengen becijferd. Dit komt bij
Ruimtelijk Planbureau & RIGO Research en Advies BV
73
74 SAMENVATTING ONDERZOEKSRESULTATEN
een gematigd optimistisch economisch scenario neer op een behoefte aan zo’n 4.000 extra hectare. Bij het economische crisis scenario op 3.000 en snel herstel op 4.400 hectare. Zie verder voor overige scenario’s en berekeningswijze ook bijlage V. tabel 10
Het aantal benodigde tweede woningen bij gelijkblijvende vraag -aanbod verhouding – in aantal woningen en benodigde hectare volgens het gematigd economische scenario 39
Stacaravans/chalets Volkstuinhuisjes
woningen / verblijven
Geraamde behoefte 2015
benodigde hectare
woningen / benodigde verblijven hectare
extra ruimtebehoefte 20032015
groei behoefte 2003-2015 Recreatiewoningen
Bezit in 2002
29%
130.000
17 / ha
167.700
9.865
2.218
21%
220.000
30 / ha
266.200
8.873
1.540
25%
31.000
50 / ha
38.750
775
155
-
381.000
-
472.650
19.513
3.913
Totaal
Het bezit 2002 is geschat aan de hand van de combinatie van verschillende bronnen zoals de belastingdienst, het Continu Vakantieonderzoek, het NRIT, het WBO2002 en Vereniging Eigen Huis (zie hoofdstuk 2). Voor recreatiewoningen is gebruik gemaakt van het midden van de klasse 122 tot 137 duizend woningen zoals in hoofdstuk twee beschreven. De berekening van de geraamde ruimtebehoefte in 2015 is in bijlage V nader toegelicht.
7.3
Algemene trends in het gebruik Niet alleen het aantal tweede woningen maar ook de functie van de tweede woning voor de gebruiker is aan verandering onderhevig. Middels een literatuurstudie en casestudies zijn deze ontwikkelingen in kaart gebracht. De belangrijkste algemene trends staan in onderstaande tabel:
tabel 11
Belangrijkste algemene trends tweede wonen
Vaker naar de tweede woningen en verder weg Door veranderingen binnen de tijdsbestedingspatronen kan men vaker naar de tweede woning. Hierbij spelen niet alleen meer vrije tijd en de toegenomen mobiliteit een rol maar ook flexibele werktijden en de mogelijkheid om in de tweede woning thuis te werken mee. Niet alleen voor recreatie De tweede woning in Nederland kan steeds meer ook echt als volwaardige woning gebruikt worden. Thuiswerken behoort voor een steeds grotere groep tot de mogelijkheden. De woning wordt een echte tweede woning. Luxer Over de gehele linie is er een trend waarneembaar naar meer luxe voorzieningen in en rond de tweede woning. De tweede woning gaat steeds meer op een reguliere woning lijken en is soms zelfs luxer. voetnoot 39
Benodigd bruto oppervlak
SAMENVATTING ONDERZOEKSRESULTATEN
Meer voorzieningen in omgeving De nieuwere locaties voor tweede woningen kennen naast de klassieke vaak al bestaande mogelijkheden voor recreatie (natuur, water) ook steeds vaker meer nieuwe vormen. Voorbeelden zijn de golfbaan, een eigen jachthaven en de indoor-recreatie mogelijkheden (zwembad, bowling etc.) Andere huur- en koopvormen De meeste woningen op de nieuwe recreatieparken zijn tegenwoordig niet meer in het bezit van een recreatieondernemer maar van particulieren. De particulieren kunnen het verhuren uitbesteden aan een beheersorganisatie of via een reisbureau (Internet). Internet biedt ook steeds meer mogelijkheden om tijdelijke woningruil in binnen- en buitenland te organiseren.
7.4
Ruimtelijke implicaties Het tweede wonen komt evenals het eerste wonen, in verschillende gradaties voor. Tweede woningen in Nederland kennen zowel verschillende typen locaties als verschillende bouwvormen en inrichtingskenmerken. Er zijn wel degelijk gemeenschappelijke kenmerken en ontwikkelingen te zien wanneer een onderscheid gemaakt wordt naar woonvorm (recreatiewoning, stacaravan/chalet en volkstuinhuisje).
tabel 12
De belangrijkste ontwikkelingen ten aanzien van de ruimtelijke spreiding van tweede woningen over Nederland Woonvorm
Spreiding Nederland
Trend/ontwikkeling
Recreatiewoningen
Het overgrote deel van de woningen is gelegen dicht bij de bossen, zee
Gelet op de nieuwbouwlocaties is geen duidelijk afwijkend patroon te herkennen in de reeds bestaande spreiding. De relatieve
of ander open water. De meeste woningen zijn op enige afstand van de
en absolute groei op de kustlocaties is niet groter dan elders. Wel is te zien dat locaties met een combinatie van bos en (zoet) water
steden gelegen. De locaties liggen bij kleinere plaatsen (dorpen) of
de afgelopen 10 jaar iets sterker groeide dan elders. In het groene hart en het Noorden van Groningen is de groei erg gering ge-
zelfs geheel afzonderlijk van bestaande bebouwing.
weest de afgelopen 10 jaar. Op enkele nieuwbouwlocaties is een combinatie van eerste en tweede wonen toegepast.
Stacaravan/chalet
en
De spreiding van de locaties lijkt de afgelo-
chalets geldt met betrekking tot de locatiepatronen een vergelijkbaar
Voor
stacaravans
pen jaren niet sterk anders dan tien jaar geleden.
principe als de woningen. De spreiding lijkt mede als gevolg van het ‘kamperen’ bij de boer meer gespreid dan de woningen
Ruimtelijk Planbureau & RIGO Research en Advies BV
75
76 SAMENVATTING ONDERZOEKSRESULTATEN
Woonvorm
Spreiding Nederland
Trend/ontwikkeling
Volkstuinhuisje
Volkstuinen zijn nagenoeg altijd gelegen in of dicht tegen de bebouw-
De locaties met volkstuinparken liggen, met name in de grote en middelgrote steden, steeds verder af van het centrum. Dit is een
de kom. De grootste concentraties zijn in de Randstad te vinden.
gevolg van ‘het plaats moeten maken’ voor bouwactiviteiten. Per saldo is er sprake van een afname van het areaal volkstuinterreinen.
Inrichtingskenmerken Aan de hand van de literatuurstudie zoals weergegeven in hoofdstuk vier en met behulp van de casestudies is een beeld verkregen van de verschillende specifieke karakteristieken van tweede woningen. Hier is ingegaan op de inrichtingskenmerken van de locaties, de aanwezigheid van voorzieningen, en de lokale omgevingseffecten. Hieronder zijn de belangrijkste trends ten aanzien van de ruimtelijke kenmerken samengevat. tabel 13
Samenvatting belangrijkste ontwikkelingen ten aanzien van de ruimtelijke inrichtingskenmerken tweede wonen Woonvorm
Trend fysiek-ruimtelijk
Recreatiewoningen
Grotere verscheidenheid aan woonvormen (differentiatie). Resortwonen / beperkte toegankelijkheid Voorzieningenniveau neemt toe Ligging aan golfbaan en watersportfaciliteiten Verschil met reguliere woningen wordt kleiner. Nog weinig particulier opdrachtgeverschap. Wel kan men vaak kiezen uit een beperkt aantal woningtypen.
Stacaravan/chalet
Het aantal stacaravanplaatsen neemt af, vooral in de populaire gebieden. Er vindt omzetting plaats van stacaravan naar het luxere chalet. Het bebouwde oppervlak neemt hierdoor meestal toe. Particulier opdrachtgeverschap komt voor in de zin dat men vrije keuze heeft uit het aanbod uit de catalogusbouw.
Volkstuinhuisjes
De huisjes worden vooral in de randstad steeds luxer. Tegelijkertijd met de verplaatsing van de parken naar de rand van de stad, vindt veelal ook schaalvergroting plaats. Particulier opdrachtgeverschap komt zeer veel voor.
Over het algemeen heeft er in Nederland zowel een verluxing (grotere woningen, meer differentiatie en meer voorzieningen) als een verandering in de stedenbouwkundige opzet plaatsgevonden. Deze stedenbouwkundige opzet lijkt de vorm van reguliere woonwijken steeds meer te benaderen. Er blijven echter ook belangrijke verschillen. De grootste verschillen met reguliere woonwijken doen zich voor op
SAMENVATTING ONDERZOEKSRESULTATEN
het gebied van de verkeersruimte, beheer van de openbare ruimte, toegankelijkheid en de ruimtelijke inpassing in de omgeving: o
Recreatieparken zijn veelal verkeersluw. Het parkeren gebeurt bij veel parken dan ook op een centrale parkeerplaats.
o
Het beheer van de openbare ruimte is veelal in handen van een particuliere beheerder die hiervoor een vergoeding vraagt.
o
De toegankelijkheid van recreatieparken, stacaravanterreinen en volkstuinparken is beperkt. Er verschijnt steeds vaker een slagboom bij de toegang. Dit fenomeen deed zich bij terreinen voor stacaravans en volkstuinen al heel lang voor. Het is een vrij nieuwe ontwikkeling in de recreatiewoningbouw in particulier bezit.
o
In tegenstelling tot reguliere woonwijken zijn de recreatieparken meestal als totaal fysiek afgeschermd van de omgeving. Meestal wordt hier beplanting gebruikt die tevens dienst doet ten behoeve van de inpassing in de omgeving. Het percentage groen is gemiddeld hoger dan in reguliere woonwijken. Indien de woningen op een park staan waar een verhuurorganisatie actief is, dan is er een groot deel openbaar groen. Er is bij alle parken minder verharding aanwezig, wat ten goede komt aan grotere kavels.
Concentratie en VAG’s Er is sprake van clustering van tweede woningen. Volkstuinparken en campings waar (voorheen) stacaravans staan zijn van oudsher afgebakende gebieden. Ook voor de recreatiewoningen geven gemeenten en provincies aan waar dit wel en niet toegestaan is. Dit zorgt eveneens voor een belangrijke mate van clustering. De meer verspreid gelegen tweede woningen zoals we die bijvoorbeeld in Frankrijk kennen lijken dan ook geen onderdeel van ons Nederlands beleid. Dit wil uiteraard niet zeggen dat dit niet gebeurt. Echter lijkt de gedachte dat ook verspreide tweede woningen als gevolg van het gebruiken van een reguliere woning of voormalige boerderij als tweede woning veel voorkomt ongegrond. Uit de casestudies komt naar voren dat het vooral de reguliere woningen in de oude dorpskernen zijn die als tweede woning gebruikt worden. Verspreide voormalig agrarische gebouwen (VAG’s) zijn weinig in gebruik als tweede woning. Het gaat hier meestal om eerste woningen of het tijdelijk gebruiken als tweede woning om na het pensioen hier definitief te gaan wonen. Ook zijn de kosten van deze voormalig agrarische bebouwing voor het tweede wonen veelal niet gering omdat het om behoorlijk grote gebouwen gaat met een groot grondoppervlak . De vrijkomende verspreide bebouwing wordt in Nederland, wanneer het om de woonfunctie gaat, dus voornamelijk gebruikt voor het invullen van de vraag naar landelijk eerste wonen. Het is nog onduidelijk of dit in de toekomst sterk gaat veranderen indien de druk op de eerste woningmarkt zou afnemen en het aanbod aan VAG’s zou toenemen.
Ruimtelijk Planbureau & RIGO Research en Advies BV
77
78 SAMENVATTING ONDERZOEKSRESULTATEN
7.5
Lokale omgevingsaspecten De gevolgen van het fenomeen tweede woning hebben naast ruimtelijke implicaties ook invloed op sociale en woningmarkttechnische aspecten. Hierbij kan men denken aan het draagvlak voorzieningen in de omgeving en de lokale woningmarkt (verdringing, leegstand). In onderstaande tabel zijn op basis van literatuur en casestudies de belangrijkste aspecten weergegeven.
tabel 14
Belangrijkste sociaal-economische omgevingsaspecten tweede wonen
Werkgelegenheid Het tweede wonen en de recreatieve voorzieningen die daarmee samenhangen zorgen voor werkgelegenheid in de regio. De inkomsten voor de middenstand zijn in de regel hoger bij recreatief gebruik dan bij permanente bewoning Geen plaats voor eigen bevolking bij het gebruik van de reguliere woningvoorraad Bij gebruik van reguliere woningen als tweede woning zijn deze woningen niet meer beschikbaar voor de lokale woningmarkt. Dit fenomeen doet zich overigens ook voor indien de woningen als eerste woning worden gekocht door mensen van buiten de regio. Specifiek aan tweede woningen is dat deze in de regel ook gekocht worden in regio’s waar de druk op de woningmarkt laag is. Druk op de natuur. Tweede woningen zijn veelal dicht bij de natuurgebieden gelegen. Hierdoor ontstaat druk op deze gebieden. Anderzijds biedt de aanwezigheid van investeerders in deze gebieden (projectontwikkelaars, recreatieondernemers) ook mogelijkheden voor natuurontwikkeling. Voorkomen van leegstand In geen van de onderzochte cases wordt tweede wonen expliciet als oplossing gezien voor het voorkomen van leegstand. Het is echter de vraag of indien de woningen niet als tweede woning worden gebruikt de vraag naar eerste wonen in provincies als Zeeland, Friesland en Groningen alleen altijd voldoende is om leegstand te voorkomen. Draagvlak voor winkels e.d. Indien de woningen tijdelijk gebruikt worden, wordt het draagvlak voor voorzieningen kleiner. Hierbij dient echter aangetekend te worden dat het verdwijnen van voorzieningen in kleine kernen veelal ook te maken heeft met een algemeen verschijnsel van schaalvergroting. Het gebruik van reguliere woningen als tweede woning vindt veelal plaats in gebieden waar ook ‘officiële’ tweede woningen zijn gelegen. Deze laatste leveren veelal juist weer meer (seizoensgebonden) klandizie op. Extra druk op zorgvoorzieningen Met name bij permanente bewoning van recreatiewoningen ontstaat extra druk op lokale zorgvoorzieningen. Dit wordt komt mede doordat permanente bewoners in de regel ook ouder zijn. Aangezien deze bewoners officieel niet meetellen als inwoner is het zorgapparaat daar ook niet op ingesteld.
79
Minder draagvlak voor lokaal verenigingsleven en andere mentaliteit Er is soms aangegeven dat het lokale verenigingsleven door de komst van tweedewoningbezitters minder goed floreert. Ook de mentaliteit van deze ‘nieuwkomers’ sluit niet aan bij de oorspronkelijke bevolking van de kleinere kernen. Dit fenomeen doet zich ook vaak voor bij de komst van permanente bewoners van buiten. Daarnaast kan ook de vergrijzing in de gebieden waar reguliere woningen door tweedewoningbezitters worden gekocht een rol spelen bij de vermindering van het draagvlak voor het verenigingsleven.
Ruimtelijk Planbureau & RIGO Research en Advies BV
80 BIJLAGE I LITERATUUR EN BRONNEN
BIJLAGE I LITERATUUR EN BRONNEN
Bijlage I Literatuur en bronnen Literatuur bij hoofdstuk 2 kwantitatieve analyse o
Busser, P.e.a.,
Verkenning van verblijfsrecreatie in de EHS, Stichting
Recreatie Kennis en Innovatiecentrum 2002. o
CBS, Toerisme en recreatie in cijfers 2002 .
o
Heijstek, J., Permanente bewoning recreatiewoningen , Provincie Zeeland 2001.
o
Hofstee, J. en Keers, G., Leefregels tweede wooncomplexen , RIGO 2003.
o
Leidelmeijer, K., Keers, G. en Van der Reijden, H., Sluipende verstedelijking , RIGO 2001.
o
Ministerie van VROM, Balans Ruimtelijke Kwaliteit 2001 , 2002.
o
Mommaas, H., De vrijetijdsindustrie in stad en land , SDU uitgevers 2000.
o
Muconsult B.V., Tweede woningen in Nederland: Feiten en ontwikkelingen , 2002.
o
NRIT, Trendrapport Toerisme en recreatie 2001/2002 .
o
Nu of nooit, de run op het tweede huis , HP De Tijd 30 juni 2000.
o
Research voor beleid, Op staande wielen, onderzoek naar problemen rond de verhuur van vaste jaar- en seizoensplaatsen op Nederlandse campings , Leiden 1996
o
SGBO, Permanente bewoning van recreatieverblijven en het recreatief gebruik van woningen met een woonbestemming , 2001.
o
Weeber, C., Het wilde wonen , Uitgeverij 010 1998.
o
Wonen, themanummer, Elsevier april 2001.
Literatuur hoofdstuk 4 ,5 en 6 o
Estate news, juni 2000
o
CBS statline
o
Elsevier, thema wonen, pp. 40-45, april 2001
o
Hofstee, J. en Keers, G., Leefregels tweede wooncomplexen, bouwstenen voor het nieuwe wonen, Rigo Research en Advies BV 2003
o
Heijstek, J., Permanente bewoning recreatiewoningen , Provincie Zeeland 2001.
o
Het wilde wonen, Carel Weeber, 1998
o
Keers, G. Meervoudig wonen, Rigo Research en Advies BV 2002
Ruimtelijk Planbureau & RIGO Research en Advies BV
81
82 BIJLAGE I LITERATUUR EN BRONNEN
o
MuConsult, Tweede woningen in Nederland: feiten en ontwikkelingen, MuConsult BV 2002
o
NRIT, Vakantiebungalowparken in Nederland, Nederlands Research Instituut voor Recreatie en Toerisme B.V. 2001
o
Perspectief op wonen, VROM, 1998
o
Peters, P., Jókövi, M. en D. Buckers De gevolgen van ict in het arbeidsproces en telethuiswerken voor de tijdruimtelijke ordeningsagenda. Den Haag (essay t.b.v. het project Tijd en Ruimte van de Rijksplanologische Dienst/het Ruimtelijk Planbureau, niet gepubliceerd) 2002
o
Reijden, van der, H., Grinsven, van, A. en Butter, S. (2002), Kleine Kernen, quickscan beleidsmotieven en ontwikkelingen, Rigo Research en Advies BV
o
Vaart, van der, J.H.P. Boerderijen en platteland in verandering, een onderzoek naar herbestemming van boerderijen in Friesland , (dissertatie) 1999
o
Vereniging Eigen Huis, (1999) Tweede woning in Nederland
o
Volkskrant, 28/01/2002
o
Wijnen, C.J.M., Sluis, van der, B.J. en Hansman, H.J.M. Woonfuncties voor vrijkomende agrarische bedrijven, verkenning van vraag en aanbod, Landbouw Economisch Instituut 2000
o
Ypma, K. (1997) Permanente bewoning van recreatiewoningen (g)een probleem. In: Rooilijn, 1997/8, p. 380-385
Bronnen Inventarisatie kwantitatieve gegevens tweede wonen H2 o
AVVN, dhr. H. Vroklage
o
ANWB, afdeling groene ruimte, dhr M. Pinckears
o
Gemeente Rotterdam, dhr.F. Morgenstond
o
Gemeente Eindhoven, dhr. Van der Ede
o
Provincie Brabant, dhr. Van der Flier
o
Provincie Zeeland, dhr. Nijssen
o
Provincie Brabant
o
RECRON, Mevr P. Bunskoeke
o
Universiteit Utrecht, dhr. G. van Oort
o
Kadaster, dhr. W.Tamminga
o
Ministerie van Financien, mr. H.Hieltjes
o
Ministerie van Financien, dhr. E. Vos
o
Noord Nederlands Bureau voor Toerisme, mevr. H. Klinkhamer
o
NRIT, dhr. T. Vermeulen
o
SGBO, Mevr. Groenendijk
o
Steinz Advocaten, dhr. Steinz
BIJLAGE I LITERATUUR EN BRONNEN
Inventarisatie kwantitatieve gegevens tweede wonen buitenland H2 o
Council of Mortage Lenders, UK, mevr. J. Smith
o
Bulwien AG, dhr. G.Tullio
o
INSEE, France
o
INE, Spain
o
Statistisches Bundesambt
o
Domiduca International Real Estate
Bronnen Casestudies Case Julianadorp o
Interview, Gemeente Den Helder, dhr. Schuur
o
Gemeente Den Helder, 10 jaar toerisme in Den Helder, een inventarisatie, april 2001
o
Excursie RIGO/RPB
o
ZKA Consultants & Planners, Een duurzaam verblijfsrecreatief product in Den Helder en Zijpe, december 2001
o
Arcadis, Nieuwe Gracht en Alkyon, Strategische Visie Holllandse Kust 2050, in opdracht van de provincies Noord- en Zuid-Holland, 2002
o
Gemeente Den Helder, Toeristisch doelgroepenonderzoek 1998
o
Gemeente Den Helder, Bestemmingsplan Zandloper 1985 en herziening 1992
o
Gemeente Den Helder, Bestemmingsplan Strandslag 1994 en herziening 2000
o
www.duinzoom.nl
Case Voorthuizen o
Interview met dhr. De Kruijf van de gemeente Barneveld
o
Gesprek met bewoner park De vier jaargetijden
o
Kort interview beheerder De vier jaargetijden
o
Utrechts Nieuwsblad, artikel 25-02-2003, Gelderland heeft 30 campings verloren aan bungalowparken
o
Excursie RIGO/RPB
o
http://www.thehap.nl/chaletpark/park-staanplaatsen.htm
o
http://www.zeumersehof.nl/pages/pon.htm
o
http://www.zeumersehof.nl/pages/gou.htm
o
http://www.koopchalet.nl/
o
http://www.deheidekamp.nl/
o
http://www.de-4jaargetijden.nl/
o
http://www.regochaletparkbeheer.nl
Ruimtelijk Planbureau & RIGO Research en Advies BV
83
84 BIJLAGE I LITERATUUR EN BRONNEN
Case Friesland o
Interview Provincie Fryslan, RO
o
Interview gemeente Weststellingwerf, dhr de Vries
o
Interview gemeente Wymbriseradiel
o
Interview gemeente Dantumadeel
o
Interview gemeente Dongeradeel (o.a. dhr Mulder)
o
Interview gemeente Wunseradiel (dhr Veenstra)
o
Vaart, van der, J.H.P. (1999) Boerderijen en platteland in verandering, een onderzoek naar herbestemming van boerderijen in Friesland. Leeuwarden (dissertatie)
Case: Noordwelle en Ellemeet o o o o o o
o o o
Gesprek met dhr. J. van der Laan, Gemeente Schouwen-Duiveland Gesprek met dhr. J. Geluk, Dorpsgemeenschap Noordwelle Informatie van makelaarskantoor Bijdevaate, Zierikzee Gemeente Schouwen-Duiveland, Notitie recreatie- en tweede woningen, beleid- handhaving, 2001 Gemeente Schouwen-Duiveland, Het goede wonen , visienota over woning en woonomgeving, 2002 Provincie Zeeland, Permanent en Recreatief Wonen in Zeeland, een discussienotitie over tweede woningen in dorpskernen en permanent wonen op recreatie- en zomerhuisterreinen, 1996 Zeeuwse Courant, artikel van 17-02-2003: Scheef wonen snel aangepakt Zeeuwse Courant, artikel van 20-06-2001: Dorp is tweede woningen beu, Noordwelle maant gemeente tot optreden tegen oneigenlijk gebruik www.schouwen-duiveland.nl (kernbeschrijvingen Noordwelle en Ellemeet)
BIJLAGE II AANTAL TWEEDE WONINGEN VOLGENS VERSCHILLENDE BRONNEN
85
Bijlage II Aantal tweede woningen volgens verschillende bronnen In deze bijlage zijn overzichtstabellen opgenomen van de verschillende bronnen die een indicatie geven van het aantal tweede woningen. De volgende drie tabellen zijn opgenomen: 1. Algemene gegevens aantal tweede woningen volgens verschillende bronnen 2. Het aantal tweede woningen van Nederlanders in het buitenland 3. Het aantal tweede woningen van buitenlanders in Nederland
1. Algemene gegevens aantal tweede woningen volgens verschillende bronnen Woningen Bron
Omschrijving
CBS
2e woning
CBS
Recreatiewoning
Aantal
Jaar
Meting
Definitie
120.000
1996
Registratie
Onder tweede woningen vallen zomerhuisjes, bungalows en appartementen, deze kunnen zich ook in het buitenland bevinden
90.442
2002
Registratie
Een voor bewoning bestemd gebouw dat voldoet aan alle criteria die gelden voor woningen, maar waarvoor ook geldt dat de woning of voor vakantiedoeleinden is bestemd of gelegen is op een officieel voor recreatie aangewezen terrein
Belastingdienst
2e woning
105.000
2000
Registratie
Particulier bezit van recreatiewoningen door Nederlanders in Nederland
Vereniging Eigen Huis
2e woning
100.000
2001
Enquête
3% huis-
2000
Enquête
Geen exacte definitie
(VEH) CBS, Sociaal-economisch
2e woning
panelonderzoek (SEP)
Centraal Vakantie Onderzoek (CVO)
houdens (204.000) 2e woning
87.000
Tweede woning, vakantiehuisje of – bungalow. In particulier bezit inclusief buitenland
2000
Enquête
Zomerhuisje,bungalow, tweede woning appartement, in particulier bezit Inclusief reguliere woningvoorraad door Nederlanders
NIPO/RIGO bewerking
2e woning
136.000
2000
Enquête
Tweede woningen particulier bezit inclusief buitenland
Ruimtelijk Planbureau & RIGO Research en Advies BV
86 BIJLAGE II AANTAL TWEEDE WONINGEN VOLGENS VERSCHILLENDE BRONNEN
Woningen Bron NRIT
Omschrijving Recreatiewo-
Aantal
Jaar
Meting
Definitie
135.000
2000
Enquête
1,1 % huis-
2000
Enquête
Tweede woningen inclusief buitenland
2003
Enquête
Recreatiewoning, vakantiehuisje in particulier bezit.
ningen Tijdbestedingsonderzoek
2e woningen
(TBO)
WoningBehoefte Onderzoek
houdens (=75.000) Recreatief verblijf
117..000
Een boot of een caravan (buiten de eigen woongemeente incl. buitenland)
Niet woningen Bron
Omschrijving
Centraal Vakantie Onderzoek (CVO)
Stacaravan
CBS, Sociaal-economisch panelonderzoek (SEP)
Stacaravan
Aantal
Jaar
Meting
Definitie
105.000
1999
Enquête
Particulier bezit in Nederland
2% huishoudens (=
2000
Enquête
Particulier bezit binnen- en buitenland
150.000
1996
-
Stacaravan + caravan op vaste standplaats
135.000 Research voor beleid
Stacaravan en caravan
NRIT
Stacaravan
220.000
2000
Telling
Aantal stacaravans in Nederland
ANWB, afdeling groene ruimte
Stacaravan
116.000
2002
-
Aantal stacaravans op kampeerterreinen
Stichting Recreatie
Volkstuin met huis
240.000
1995
-
Volkstuin met huisje ongeacht overnachtingsmogelijkheid
Centraal Vakantie Onderzoek (CVO)
Volkstuin met huis
31.000
1998
Enquête
Volkstuinhuisjes waarin men kan overnachten, particulier bezit
BIJLAGE II AANTAL TWEEDE WONINGEN VOLGENS VERSCHILLENDE BRONNEN
87
2. Het aantal tweede woningen van Nederlanders in het buitenland volgens verschillende bronnen Bron
Omschrijving
Aantal
Jaar
Meting
WBO2003
Woning
44.400
2003
Enquête
Centraal Vakantie On-
Recreatiewoningen
55.000
2000
Enquête
2000
Enquête
derzoek (CVO) NIPO
Tweede woningen
1/3 van het aantal tweede woningen =56.000
40
WBO2003
Stacaravans
9.500
2003
Enquête
Centraal Vakantie On-
Stacaravans
11.000
2000
Enquête
derzoek (CVO)
3. Het aantal tweede woningen van buitenlanders in Nederland volgens
verschillende bronnen Bron
Omschrijving
Belastingdienst
Tweede woningen
Vereniging Eigen Huis (VEH)
Aantal
Jaar
Meting
Definitie
17.000
1998
Registratie
Niet-inwoners van Nederland met een woning in Nederland
Tweede woningen
20.000
2001
Schatting
Tweede woning in eigendom van buitenlanders
NRIT
Tweede woningen
20.000
2000
Schatting
In bezit van Duitsers
Vereniging Nederlandse
Tweede woningen
12%
1999
Schatting
Gemeenten (VNG)
12 % van de recreatiewoningen in bezit van Duitsers
voetnoot 40
Een derde van het aantal tweede woningen in bezit van Nederlanders exclusief volkstuinhuisjes en stacaravans is ongeveer 50.000 woningen.
Ruimtelijk Planbureau & RIGO Research en Advies BV
88
BIJLAGE III VRAGEN WBO
Bijlage III Vragen WBO Vragen zoals opgenomen in het Woningbehoefte Onderzoek 2000. De resultaten verschijnen juni 2003 •
Heeft u een recreatieverblijf zoals een vakantiewoning, een boot met kajuit, een caravan met een vaste standplaats, of een volkstuin waar u in uw vrije tijd naar toe gaat? 1. ja, recreatie- of vakantiewoning 2. ja, boot 3. ja, caravan met vaste standplaats 4. ja, volkstuin 5. geen van deze
• •
Heeft u (of uw partner) een tweede woning die u ook daadwerkelijk zelf als woning gebruikt en niet als vakantiebestemming of voor recreatieve doeleinden? In welke plaats: - staat de recreatie- of vakantiewoning? - ligt de boot? - staat de caravan? - ligt de volkstuin? - staat de tweede woning? …….. 1. buitenland
•
Land is: ……..
•
Hoe vaak gaat u gemiddeld naar: - de recreatie- of vakantiewoning? - de boot? - de caravan? - de volkstuin? - de tweede woning? 1. wekelijks 2. niet wekelijks, maar vaker dan 1x per maand 3. 1 keer per maand 4. meer dan 2 keer per jaar, maar niet maandelijks 5. 1 of 2 keer per jaar 6. minder dan 1 keer per jaar.
Ruimtelijk Planbureau & RIGO Research en Advies BV
89
90 BIJLAGE III VRAGEN WBO
BIJLAGE IV ECOLOGISCHE HOOFDSTRUCTUUR
Bijlage IV Ecologische hoofdstructuur Ecologische hoofdstructuur (netto EHS)
Ruimtelijk Planbureau & RIGO Research en Advies BV
91
92 BIJLAGE IV ECOLOGISCHE HOOFDSTRUCTUUR
BIJLAGE V RUIMTEBEHOEFTE TWEEDE WONINGEN
Bijlage V Ruimtebehoefte tweede woningen De groei van het aanbod aan tweede woningen in aantal woningen en benodigde hectare volgens drie scenario’s Bij de berekeningswijze is uitgegaan van het aantal tweede woningen welke is geschat op basis van verschillende bronnen zoals in hoofdstuk 2 is weergegeven. Daarna is het groeipercentage op basis van verschillende scenario’s (zie H3) toegepast op dit aantal. Na aannames over dichtheden (zie onderstaande 3 tabellen) is hieruit het ruimtebeslag afgeleid. Het gaat hier om bruto dichtheden en daarmee het bruto ruimtebeslag. Bij deze methode wordt uit gebrek aan informatie het groeipercentage zoals bepaald op basis van de Nederlandse huishoudens ook van toepassing geacht op de behoefte van buitenlanders met bezit in Nederland (+ 8% van de voorraad). Zoals aangegeven in hoofdstuk 7 gaat het bij de interpretatie van de uitkomsten niet om de potentiële behoefte maar om de ruimtelijke consequenties indien men het huidige bezit per type huishouden zou willen stabiliseren. Snel herstel
woningen / verblijven
2015 woningen / verblijven
per hectare
benodigde hectare
extra ruimtebehoefte 2003-2015
groei behoefte 2003-2015
2002
Recreatiewoningen
36%
130.000
17 / ha
176.800
10.400
2.753
Stacaravans/chalets
20%
220.000
30 / ha
264.000
8.800
1.467
Volkstuinhuisjes
23%
31.000
50 / ha
38.130
763
143
-
381.000
478.930
19.963
4.362
Totaal Gematigd optimisme
woningen / verblijven
2015
benodigde hectare
woningen / verblijven
benodigde hectare
extra ruimtebehoefte 2003-2015
groei behoefte 2003-2015
2002
Recreatiewoningen
29%
130.000
17 / ha
167.700
9.865
2.218
Stacaravans/chalets
21%
220.000
30 / ha
266.200
8.873
1.540
Volkstuinhuisjes
25%
31.000
50 / ha
38.750
775
155
-
381.000
-
472.650
19.513
3.913
Totaal
Ruimtelijk Planbureau & RIGO Research en Advies BV
93
94 BIJLAGE V RUIMTEBEHOEFTE TWEEDE WONINGEN
Economische crisis
woningen / verblijven
2015
per hectare
woningen / verblijven
benodigde hectare
extra ruimtebehoefte 2003-2015
groei behoefte 2003-2015
2002
Recreatiewoningen
16%
130.000
17 / ha
150.800
8.871
1.224
Stacaravans/chalets
22%
220.000
30 / ha
268.400
8.947
1.613
Volkstuinhuisjes
27%
31.000
50 / ha
39.370
787
167
-
381.000
458.570
18.605
3.004
Totaal
BIJLAGE VI CASESTUDIES
Bijlage VI Casestudies Inleiding Om de belangrijkste kwalitatieve ontwikkelingen binnen het tweede wonen in beeld te brengen is besloten een viertal korte casestudies te doen. Getracht is om een zo groot mogelijke verscheidenheid aan cases te kiezen. Er is daarom een keuze gemaakt uit de actuele vormen van tweede wonen in Nederland. Soorten locaties tweede woningen geschikt voor studie
Case studie
Nieuwbouwlocatie tweede woningen
X
De verdringing van stacaravans door luxere chalets
X
Herstructurering volkstuinparken
-
Verspreid gelegen woningen zoals VAG's
X
Gebruik van reguliere woningen als tweede woning in kleine kern
X
Appartementcomplexen aan de kust
-
Aan de hand van de gekozen thema's zijn concrete locaties geselecteerd. Dit zijn achtereenvolgens: Nieuwbouwlocatie tweede woningen Als case is gezocht naar een locatie waar recentelijk nieuwe woningen zijn gebouwd. Hierbij zijn tevens twee criteria gebruikt: ten eerste moest ook het particuliere bezit er sterk vertegenwoordigd zijn en ten tweede moesten er op een redelijk grote schaal woningen zijn gebouwd. Gekozen is voor Julianadorp in Noord Holland (zie paragraaf 6.2). Reguliere woningen als recreatiewoning Een vrij actueel thema is het gebruik van reguliere woningen als recreatiewoning. Bij de keuze van de case is gekeken naar een locatie waar de kans hierop groot is. Dit zijn gebieden waar de recreatiedruk groot is en de druk op de reguliere woningmarkt niet al te groot. Hierom is gekozen voor de provincie Zeeland. Na overleg met de provincie is gekozen voor de twee dorpen Noordwelle en Ellemeet (zie paragraaf 6.3)
Ruimtelijk Planbureau & RIGO Research en Advies BV
95
96 BIJLAGE VI CASESTUDIES
Verspreide tweede woningen in VAG’s Als laatste thema is besloten te kijken naar de verspreid gelegen tweede woningen. Hiertoe is gezocht naar een regio waar de kans aanwezig is dat dit fenomeen veel voorkomt. Er is gekozen voor de provincie Friesland (zie paragraaf 6.4) Stacaravanparken onder druk Voor de stacaravanparken waar een grote druk op bestaat is gezocht naar een regio waar dit vanzelfsprekend veel voorkomt. Tevens is getracht een regio te kiezen buiten de kostlocaties, maar waar juist bossen een van de belangrijkste vestigingsfactoren vormen. Hiermee kwamen wij als bijna vanzelfsprekend uit op de Veluwe. In overleg met de gemeente Barneveld is gekozen voor de plaats Voorthuizen (zie paragraaf 6.5).
BIJLAGE VI CASESTUDIES
VI 1. Julianadorp Toerisme als economisch speerpunt De kop van Noord-Holland mag dan als recreatiegebied minder bekend zijn dan andere kustgebieden in Nederland, er zijn inmiddels wel diverse villa- en bungalowparken te vinden, veelal gekoppeld aan strandslagen. Bij Julianadorp bevindt zich de grootste concentratie vakantiewoningen. Julianadorp is onderdeel van de gemeente Den Helder en heeft ongeveer 15.000 inwoners. In Den Helder en omgeving draaide de economie voorheen vooral om de marine en visserij. Beide sectoren zakten echter in de jaren tachtig in, waardoor de economische situatie in Den Helder verslechterde. In 1990 heeft de gemeenteraad van Den Helder toerisme aangewezen als een speerpunt van het nieuwe economische beleid. Er werd in 1991 een ontwikkelingsschets recreatie en toerisme opgesteld, met daarin de ruimtelijke mogelijkheden voor het bouwen van nieuwe recreatieparken rondom Julianadorp. De plannen konden rekenen op veel belangstelling van ontwikkelaars. Anno 2003 zijn ten westen van het oorspronkelijke dorp, vlakbij de duinrand, in Julianadorp ongeveer tien parken te vinden met recreatiewoningen en appartementen in verschillende marktsegmenten. figuur 22
Ligging tweede woningen direct aan de kust tussen de bollenvelden
Bron: Eurosense
Ruimtelijk Planbureau & RIGO Research en Advies BV
97
98 BIJLAGE VI CASESTUDIES
Het aantal overnachtingen is de afgelopen jaren flink toegenomen. Bedroeg het aantal overnachtingen binnen de gemeente Den Helder in 1990 naar schatting 200.000 per jaar, in 2001 is dit naar schatting gestegen tot 1.100.000 overnachtingen (inclusief vakantieparken, hotels en campings)41. De stijging van het aantal overnachtingen levert extra inkomsten op voor de verhuurders en verhuurorganisaties, maar de toeristen geven ook geld uit aan food, horeca en non-food, waarvan de detailhandel en horeca in Den Helder profiteren en indirect de groothandel als leverancier. De totale bestedingen van toeristen per jaar kunnen volgens de gemeente Den Helder geschat worden op ongeveer 45 miljoen euro en de werkgelegenheid dankzij toerisme is zo’n 872 fte (zowel direct als indirect). In Julianadorp zijn tal van voorzieningen ontstaan die afhankelijk zijn van het toerisme, zoals drie winkelcentra en diverse restaurants. Voor de inwoners van Julianadorp is een voordeel van het toerisme dat er extra voorzieningen gekomen zijn waar zij ook gebruik van kunnen maken. Het toerisme in Julianadorp ontwikkelde zich in de jaren negentig zo snel dat de benodigde investeringen, op het gebied van infrastructuur, niet alleen door de gemeente gedragen konden worden. Een groot deel van de infrastructuur in en naar Julianadorp had in het verleden namelijk enkel een agrarische functie (bollenkwekers) en was niet afgestemd op de komst van toeristen. Om de infrastructurele problemen op te lossen werd het project ‘Infrastructuur Julianadorp’ gestart en gefinancierd door de provincie, gemeente, Rijkswaterstaat recreatieondernemers en ontwikkelaars. Omschrijving van de vakantieparken Er zijn in totaal tien verschillende vakantieparken met tweede woningen aanwezig, waarvan een deel nog in aanbouw. In tabel 1 staat een overzicht van de parken met het aantal verblijfseenheden. In deze paragraaf wordt een korte omschrijving van de parken gegeven. tabel 15
Aantal verblijfseenheden in vakantieparken in Julianadorp
Naam park
Aantal verblijfseenheden
De Zandloper De Keizerskroon Yperhof
301 213 67
Resort Ooghduyne Strandslag Julianadorp Residence Juliana Noordzee bungalows Tusmore Close Juliana Parc Juliana Plaza
334 (waarvan 50 appartementen) 398 78 (appartementen) 5 41 (nog in aanbouw) 42 (nog in aanbouw) 20
Totaal
1499
voetnoot 41
Gemeente Den Helder, 10 jaar toerisme in Den Helder, een inventarisatie, april 2001
BIJLAGE VI CASESTUDIES
Zandloper en Keizerskroon Zandloper en Keizerskroon zijn de oudste parken (gebouwd in respectievelijk begin jaren zestig en eind jaren zestig). Woningen op deze parken zijn destijds door particulieren gekocht, met als primair doel frequent eigen gebruik. Omdat de woningen en tuinen door particulieren zijn aangepast naar eigen wensen, vindt men ook een ruime mate aan diversiteit in deze parken. Het komt voor dat de woningen permanent bewoond worden. Bungalows worden verhuurd door een aantal organisaties Foto: RIGO en door individuele eigenaren. De Zandloper en de Keizerskroon hebben beide een Vereniging van Eigenaren. Bij de Zandloper is de openbare ruimte in eigendom van de gemeente. In samenspraak met de VVE is de gehele infrastructuur in het park gerevitaliseerd. Bij de Keizerskroon pacht de Vereniging van Eigenaren de openbare ruimte en onderhoudt deze zelf. Yperhof Het oude park werd begin jaren negentig afgebroken en vervolgens herbouwd met 67 bungalows. De verhuur van de bungalows geschiedt door een aantal organisaties. Ooghduyne Ooghduyne is begin jaren negentig gebouwd en was voor die tijd zeer luxe. Het park heeft veel voorzieningen, waaronder een zwembad en een 9-holes golfbaan. De verhuur wordt hoofdzakelijk gedaan door Landal (ongeveer 80% van de woningeigenaren verhuurt zijn Woningen in park Ooghduyne woning via Landal) en daarnaast door een aantal andere organisaties of door particulieren. Om de uitstraling van luxe resort te behouden, worden diverse huisjes uitgebreid met een sauna. Verder wil Ooghduyne 200 tot 250 woningen nieuw bouwen en haar voorzieningen-
Foto: RIGO
pakket uitbreiden door onder andere een uitbouw van de golfbaan tot 18 holes,
Ruimtelijk Planbureau & RIGO Research en Advies BV
99
100 BIJLAGE VI CASESTUDIES
een uitbreiding van de beschikbare zaalruimte en eventueel een healthcenter en enkele aanvullende winkeltjes. De grond die hiervoor nodig is, wordt nu nog gebruikt door een bollenkweker. Een randvoorwaarde voor de gemeente is dat er ook ruimte is voor natuurontwikkeling. Daarom is er voor de uitbreidingsplannen ongeveer 100 ha nodig, waarvan 1/3 voor de golfbaan, 1/3 voor de bebouwing en 1/3 voor natuur. Strandslag Julianadorp Strandslag is in de jaren negentig gebouwd en bestaat uit 326 bungalows en 72 appartementen. De verhuur vindt grotendeels plaats door twee verhuurorganisaties, maar er zijn ook particulieren die zelf verhuren.
Residence Juliana, Duits bezoek in april
Residence Juliana Residence Juliana omvat 78 appartementen, die veelal verhuurd worden door een verhuurorganisatie. Er is een centrale receptie aanwezig. De woningen zijn voor het grootste gedeelte in particulier bezit. Juliana Parc en Tusmore Close Deze parken met luxe woningen zijn op dit moment in aanbouw. De woningen zijn voor een deel al verkocht,
Foto: RIGO
Aanbod op de twee nieuwe parken in Julianadorp ‘Tusmore Close’ Engelse stijl ‘Juliana Parc’ Zweedse stijl
Foto: www.tusmore.nl Ontwikkelaar USP Vastgoed
Foto: Van der Hooft Beheer BV
en Bieze Makelaars
Bezit en verhuur van recreatiewoningen De recreatiewoningen zijn nagenoeg allemaal in het bezit van particulieren, die een woning gekocht hebben voor eigen gebruik of om te verhuren. Kopers van wonin-
BIJLAGE VI CASESTUDIES
gen zijn vooral Duitsers, Nederlandse empty nesters en senioren, jonge(re) tweeverdieners die maximaal een uur vanaf Julianadorp wonen en ondernemers die zoeken naar hoogwaardige woningen42 (zie ook figuur 23). Ook zijn er bewoners van Den Helder die 6 à 7 woningen bezitten om deze te verhuren (als belegging). De prijzen van de woningen variëren van 115.000 euro tot 150.000 euro voor oudere woningen (70m2 vloeroppervlak en 400 m2 kavelgrootte) tot 150.000 tot 180.000 euro voor nieuwe woningen (met meer vloeroppervlak, circa 110m2 en ook 400m2 kavelgrootte). Door een afnemende groei van de markt, nam de afzetsnelheid in Julianadorp in 2001 af. Voorheen verhuurde bijna iedereen zijn woning, nu komt het vooral op de oudere parken vaker voor dat men de woning voor eigen gebruik heeft. Er zijn Duitsers die vier tot elf maanden in Julianadorp verblijven. Het aantal dat langere tijd in Julianadorp verblijft, neemt toe. Zij gaan zich steeds meer gedragen als inwoners van Den Helder. De economische betekenis van tweede woningen voor eigen gebruik is lager dan de woningen voor de verhuur. Naast het missen van verhuurinkomsten, komt dit omdat eigenaren van tweede woningen doorgaans minder attracties en horeca bezoeken dan huurders, alhoewel de laatste jaren tijdelijke bewoners vaker komen en meer zijn gaan besteden. Wanneer een eigenaar zijn woning wil verhuren, kan men dit zelf regelen, door bijvoorbeeld aan kennissen te verhuren of advertenties te zetten op internet. Een andere mogelijkheid is om de verhuur uit te besteden aan een van de actieve verhuurorganisaties, zoals Landal (Ooghduyne) of AVAC (onder andere Ooghduyne, Strandslag). AVAC is een onderdeel van Van der Hooft Beheer. Van der Hooft biedt woningen op vakantieparken te koop aan, waarbij men bij de advertenties gelijk wijst op de mogelijkheid de woning te verhuren voor toeristische/recreatieve doeleinden. De eigenaar hoeft dan zelf niets meer te doen: AVAC zorgt voor de huurders, sleutelafgifte, de eindreiniging en de financiële afwikkeling van zaken.
voetnoot 42
ZKA, Een duurzaam verblijfsrecreatief product in Den Helder en Zijpe, december 2001.
Ruimtelijk Planbureau & RIGO Research en Advies BV
101
102 BIJLAGE VI CASESTUDIES
figuur 23
Advertentie voor de Nederlandese doelgroep die bekend is met termen als ‘sabbatical’, ‘presentatie voorbereiden’ en ‘stadse vrienden’ heeft.
Zout op je lippen, wind in je haar. Wie droomt er niet van een dagelijkse portie inspiratie langs de vloedlijn van de Nederlandse kust? In een Engelse cottage je ‘sabbatical’ doorbrengen op een steenworp van de branding. Of je bereidt tussendoor een presentatie voor bij de openhaard en waai je nog even uit op een duintop als opmaat voor een heilzame nacht.
En in het weekend? Dan laat je stadse vrienden overkomen en delen in de ontspannen sfeer van het buitenleven. Voor wie bereid is te investeren in de kwaliteit van het leven, wordt wens werkelijkheid op gezonde afstand van de economische centra van de Randstad: wonen op Tusmore Close in Julianadorp. Voor meer info zie website. Adres en contact gegevens: Bezoekadres Noorder Sandt 4 Julianadorp aan Zee website: www.tusmore.nl
BIJLAGE VI CASESTUDIES
Duitse toeristen Julianadorp is vooral populair bij Duitse toeristen. In 1998 is in het hoogseizoen een enquête gehouden onder bezoekers van campings en recreatieparken. Drieëntachtig procent van de invullers is Duits.43 Een grote groep komt uit NordrheinWestfalen. Redenen om in Julianadorp te verblijven zijn vooral de ‘rust, strand, ruimte en natuur’. Voor Duitsers is de schone lucht aan de kust een belangrijke reden. Men heeft zich bij de promotie van Julianadorp ook gericht op Duitsers. Voorheen werden brochures vaak alleen in het Duits afgedrukt, tegenwoordig richt men zich ook meer op Nederlanders (zie figuur 23). Het komt een enkele keer voor dat Duitsers een woning in Julianadorp zelf (dus niet op de recreatieparken) kopen. In de zomer blijken er vooral gezinnen met kinderen in de bungalowparken te verblijven. Naast Duitsers zijn dit ook gezinnen met kinderen uit de noordelijke provincies. In de rest van het seizoen zijn er veel gepensioneerden (zowel Duits als Nederlands). Men bezoekt vooral horeca in Julianadorp en iets minder in Den Helder. Voor supermarkten gaat men naar Julianadorp, andere (niet-dagelijkse) producten koopt men in Den Helder. Ruimtelijke inrichting van de recreatieparken Het totale recreatiegebied in Julianadorp vormt geen echte eenheid. Elk recreatiepark lijkt een op zichzelf staand gebied. De parken verschillen onderling sterk in aankleding, vormgeving en toegankelijkheid. Het totale gebied heeft geen centraal punt of centrale verblijfsplek.44 De kwaliteit van de landschappelijke inrichting in Julianadorp verschilt per park. De meeste recreatieparken hebben een eigen bestemmingsplan. Kijken we naar de inrichting van de parken, dan valt op dat de parken qua ruimtelijke inrichting over het algemeen niet zo veel verschillen van reguliere woonwijken. De oudere parken Zandloper en Keizerskroon lijken daarbij qua inrichting meer op een reguliere woonwijk dan de nieuwere parken (Ooghduyne en Strandslag). Omdat de woningen in de
Foto: RIGO
oudere parken vaak gekocht zijn voor eigen gebruik, zijn deze woningen en de tuivoetnoot 43
Gemeente Den Helder, Toeristisch doelgroepenonderzoek 1998.
44
ZKA Leisure, Een duurzaam verblijfsrecreatief product in Den Helder en Zijpe, december 2001.
Ruimtelijk Planbureau & RIGO Research en Advies BV
103
104 BIJLAGE VI CASESTUDIES
nen vaak aangepast aan de eigen wensen. De woningen in de nieuwere parken, die gebouwd zijn met het doel ze te verhuren, zijn veel uniformer. Verder hebben de nieuwere parken een receptie en slechts een of enkele toegangswegen die ’s avonds en ’s nachts alleen toegankelijk zijn met een pas. Deze parken zijn hierdoor ook minder aantrekkelijk voor permanente bewoning dan de oudere parken die vrij toegankelijk zijn. Hoewel de parken ingericht zijn als autoluwe gebieden, kunnen auto’s wel op de parken komen. Soms wordt geprobeerd met behulp van drempels de rijsnelheid te beperken. De nieuwere parken hebben soms een stoep of apart paadje voor de voetgangers, zodat zij niet op de weg hoeven te lopen. Parkeren wordt bij de bungalows veelal gedaan op de eigen kavel, alhoewel er op de nieuwere parken ook af en toe gemeenschappelijke parkeerplaatsen zijn. Opvallend is dat ook bij de nieuwe parken hoogstens drie verschillende woningtypen worden aangeboden. Er is nauwelijks sprake van consumentgericht bouwen, laat staan particulier opdrachtgeverschap. Alleen bij de oudere parken hebben enige verbouwingen plaatsgevonden.
Hertenkamp aan de rand van de bebouwing
Foto: RIGO
Voorzieningen De oudere parken hebben nagenoeg geen voorzieningen. Er is meestal een huisje aanwezig waar de postbussen van de bewoners te vinden zijn. Soms is er een kleine speelplaats aanwezig. In de nieuwere grotere parken zijn daarnaast ook grote vijvers,
Overdekt Zwembad
een restaurant, fiets- en skelterverhuur, een kinderboerderij en in een geval zelfs een overdekt zwembad aanwezig. De golfbaan is toegankelijk voor iedereen en kent ook vaste leden uit Den Helder. Voor het hele gebied wordt momenteel een recreatieve fietsroute aangelegd. Een belangrijke attractie in de omge- Foto: RIGO ving is uiteraard de zee. Het strandpaviljoen is in uitzondering op de meeste overige plaatsen in Nederland het gehele jaar geopend.
BIJLAGE VI CASESTUDIES
Restaurant en bowling zijn aanwezig
Foto: RIGO
Ruimtelijke regelgeving In de bestemmingsplannen worden eisen opgenomen over het maximaal te bouwen aantal recreatiewoningen, de maximale grootte van de woningen en de mogelijkheden voor extra bebouwing. De eisen hieromtrent zijn in de loop der jaren verruimd. In het bestemmingsplan van de Zandloper uit 1985 wordt de maximale grootte verruimd van 60m2 naar 75m2, om vervolgens in de herziening uit 1992 veranderd te worden in maximaal 85m voor een recreatiewoning. In 1992 wordt ook de mogelijkheid opgenomen om een vrijstaande berging te realiseren van maximaal 6 m2. Naast de bepalingen over de maximale grootte zijn in het bestemmingsplan voor recreatiepark Strandslag (1994) expliciet enkele eisen opgenomen die in het parkreglement moeten worden vastgelegd. Deze eisen beperken de keuzevrijheid voor de eigenaren van de recreatiewoningen. Het is bijvoorbeeld niet toegestaan om de kleur van de woning te wijzigen en voor de berging, van maximaal 6m2, kan men kiezen uit drie typen die goedgekeurd zijn door de Welstandscommissie. Erfafscheidingen mogen alleen bestaan uit beplantingen of open hekwerken met een maximale hoogte van 100 cm. Ook is vastgelegd dat de woningen mogen worden verhuurd en dat carports, rolluiken, antennes en schotelantennes niet zijn toegestaan. Ruimtelijke inpassing in de omgeving Een deel van de vakantieparken in Julianadorp liggen dicht tegen de duinrand. De nieuwere locaties liggen hier een paar honderd meter vanaf en worden van de duinen gescheiden door de bollenteelt. Door de aanleg van de golfbaan is een afscheiding ontstaan tussen het dorp zelf en het recreatieve gebied (figuur 24).
Ruimtelijk Planbureau & RIGO Research en Advies BV
105
106 BIJLAGE VI CASESTUDIES
We hebben hier te maken met een open landschap als gevolg van het omliggende agrarische gebied (bollenteelt). Bomen en struiken zijn nauwelijks aanwezig in dit gebied. In dit open en vlakke landschap zal de aanwezigheid van bebouwing een voorbijganger nauwelijks kunnen ontgaan. De complexen met tweede woningen zijn met name vanaf de weg langs de duinen goed te zien. De parken zijn nagenoeg allemaal omgeven door een heg . Dit onttrekt de parken enigszins aan het zicht. Deze maatregel is overigens een verplichting. figuur 24
De golfbaan als buffer tussen recreatiewoningen reguliere woningen
Bron: Eurosense
De vakantieparken in Julianadorp liggen betrekkelijk dicht bij de duinrand. De duinenrij bij Den Helder doet dienst als kustbescherming, maar is relatief smal en kwetsbaar. Het is een staatsnatuurmonument, wat de mogelijkheden voor aanpas-
BIJLAGE VI CASESTUDIES
sing van het gebied beperkt. In 2000 starten de gemeente Den Helder en de ten zuiden gelegen gemeente Zijpe het Duinzoomproject, met als doel de kustzone duurzaam in te vullen. Met het Duinzoomplan wil men ook de vakantieparken een betere ruimtelijke inpassing geven. Aanpassing en uitbreiding van de bungalowparken is alleen nog mogelijk binnen vastgestelde grenzen. Dit betekent dat men in Julianadorp nog slechts zeer beperkte ruimte heeft om uit te breiden. Het open gebied tussen Den Helder en Julianadorp mag niet volgebouwd worden. Wel wil men hier bollengrond opkopen om natuur te ontwikkelen. De gemeente Den Helder wil ongeveer 200 ha in de oorspronkelijke natuur terugbrengen, waarbij een aantal commerciële onderdelen geïntegreerd kan worden. Een voorbeeld hiervan is het aanleggen van een fiets- en kanoroute tussen Julianadorp en Den Helder. Omdat de duinrand bij Den Helder vrij kwetsbaar is, worden er in de ‘Strategische Visie Hollandse kust 2050’ diverse mogelijkheden genoemd om de kust te versterken. Bij een van de alternatieven die in de kustvisie genoemd worden, zouden de bungalowparken die dicht tegen de duinen aan liggen (Zandloper, Strandslag) moeten wijken voor nieuwe duinen en komt De Keizerskroon tegen de nieuwe duinen aan te liggen. De gemeente Den Helder is geen voorstander van dit scenario.
Ruimtelijk Planbureau & RIGO Research en Advies BV
107
108
109
VI 2. De Dorpskernen Ellemeet en Noordwelle Inleiding De kust van Zeeland is bij Duitse en Nederlandse toeristen een geliefd gebied. Een bekende badplaats, met vele vakantieparken, is Renesse op Schouwen-Duiveland. Kleine dorpen in de omgeving van de badplaats, zoals Ellemeet en Noordwelle, blijken voor toeristen echter ook aantrekkelijke verblijfplaatsen te zijn. Reguliere woningen in de kernen van de dorpjes zijn in trek als tweede woning.
Ellemeet en Noordwelle hebben beide ongeveer 350 inwoners en behoren tot de gemeente Schouwen-Duiveland, die in totaal 34.000 inwoners heeft en zo’n 14.000 woningen. Tweederde van de woningen bestaat uit koopwoningen. Ellemeet en Noordwelle worden getypeerd als landelijke woonkernen in een agrarische omgeving. Binnen de bebouwde kom telt Ellemeet 100 woningen en in het buitengebied bevinden zich 51 woningen. Noordwelle heeft 97 woningen in de kern en 74 in het buitengebied. Beide dorpen hebben
Luchtfoto van Noordwelle
een basisschool. Andere voorzieningen zijn er vanwege de beperkte omvang van de dorpjes nauwelijks. Voor de niet-dagelijkse boodschappen gaat men naar Zierikzee. Het verenigingsleven
Foto: www..recreatiebedrijfboot.nl
Ruimtelijk Planbureau & RIGO Research en Advies BV
110
in de twee dorpen is beperkt. Wel worden in Ellemeet en Noordwelle regelmatig activiteiten georganiseerd door respectievelijk een vaste groep vrijwilligers en de dorpsgemeenschap. De dorpshuizen zijn belangrijke ontmoetingsplaatsen. Ellemeet, oude dorpskern (zuid) en recreatiewoningen en campings ten noorden en oosten van de kern
Bron: Eurosense
Toerisme is een belangrijke bron van inkomsten. In het nabijgelegen Renesse is in het zomerseizoen veel vraag naar werknemers in de horeca en de recreatiesector. In de dorpen zelf behoort vooral kamperen tot de recreatieve mogelijkheden. Volgens de gemeentelijke gegevens (2002) telt Ellemeet 11 campings met 380 kampeerplaatsen en 117 vakantiewoningen. Noordwelle heeft 12 campings met 55 permanente en 57 niet-permanente plaatsen.
111
Noordwelle
Bron: Eurosense
Tweede woningen in de dorpskern In meeste gemeenten speelt het recreatief gebruik van woningen uit de reguliere woningvoorraad geen rol. Hoewel gemiddeld slechts 1% van de gemeenten dit verschijnsel als problematisch zou beschouwen, zijn er wel gemeen- De dorpskern van Noordwelle ten waar het een belangrijk thema is.45 Schouwen-Duiveland behoort tot deze gemeenten. Volgens de gemeente worden op SchouwenDuiveland 182 woningen die tot de reguliere voorraad behoren als tweede woning gebruikt. Vooral in de dorpskernen van Ellemeet en Noordwelle zou dit verschijnsel op grote schaal voorkomen. Volgens gegevens van de gemeente Schou-
Foto: www.noordwelle.com
wen-Duiveland worden in Ellemeet 19 van de 100 woningen in de bebouwde kom als tweede woning gebruikt. Het gaat dan vooral om de woningen rond het dorpsvoetnoot 45
Gemeente Schouwen-Duiveland, Notitie recreatie- en tweede woningen, beleid- handhaving, 2001
Ruimtelijk Planbureau & RIGO Research en Advies BV
112
pleintje, in de Dorpsstraat en in de Molenweg, Schelpweg en Kuijerdamseweg. In Noordwelle zijn 9 van de 97 woningen in de dorpskern in gebruik als tweede woning, vooral in de Dorpsring en de Ingridstraat. Typering van de woningen De woningen die als tweede woning gebruikt worden zijn vaak oude woningen, vrij klein met weinig luxe voorzieningen. Vooral de karakteristieke dorpspanden zijn in trek. Het zijn zowel vrijstaande woningen als rijtjeswoningen. Sommige woningen zijn al tientallen jaren in gebruik als tweede woning. De meeste van deze woningen werden, toen ze jaren geleden te koop werden aangeboden, niet zo aantrekkelijk gevonden door woningzoekenden. Vanwege de staat van de woning moest er veel aangedaan worden om ze goed als reguliere woning te kunnen ge- Foto: Marijke Folkertsma bruiken. Als tweede woning waren ze echter wel in trek. Voor een woning in de kernen werd daarom vaak veel meer betaald wanneer de woning als tweede woning gebruikt mocht worden dan wanneer de woning voor permanente bewoning verkocht moest worden. Zo zijn diverse woningen in het verleden verkocht als tweede woning, met toestemming van de gemeente, die een vergunning afgaf aan de nieuwe bewoners. Eigenaren van tweede woningen Het zijn vooral Duitsers die in het bezit zijn van een reguliere woning die als tweede woning wordt gebruikt. De bezitters van de tweede woningen zijn zowel gezinnen als ouderen. Vaak verblijft men in de zomervakantie en gedurende enkele weekenden per jaar in de woning. Het komt voor dat de woning ook gebruikt wordt door anderen, zoals familie of kennissen, of wordt verhuurd. Wanneer woningen in de dorpskernen van Ellemeet en Noordwelle vrijkomen, zijn er nog steeds gegadigden die de woning als tweede woning willen kopen, met name Duitsers, ouderen en jongeren. Wanneer deze personen bij de makelaar interesse tonen voor een woning die een permanente woonbestemming heeft, wordt men doorverwezen naar de gemeente, die hen zou moeten vertellen dat men geen toestemming meer geeft de woning als recreatiewoning te gebruiken. Beleid om tweede wonen in dorpskernen tegen te gaan De gemeente Schouwen-Duiveland richtte voorheen haar beleid vooral op het tegengaan van permanente bewoning van recreatiewoningen, maar wil nu, vooral
113
op aandringen van de dorpsraden, ook het recreatief gebruik van reguliere woningen tegengaan. Men is nu bezig met een onderzoek naar het tweede wonen en het ontwikkelen van beleid om het tweede wonen in dorpskernen tegen te gaan. De bewoners die op dit moment hun woning als tweede woning gebruiken, hebben in het verleden toestemming gekregen van de gemeente. Er is een onttrekkingsvergunning verleend, waardoor het toegestaan werd om de reguliere woning recreatief te gebruiken. De huidige tweede woningen vallen onder het overgangsrecht. De bewoners hebben een brief gekregen met de mededeling dat bij de verkoop van de woning de onttrekkingsvergunning niet meer geldt. De gemeente geeft geen nieuwe onttrekkingsvergunningen meer af. Wanneer men zonder vergunning toch de woning als recreatiewoning gebruikt, is het uiterste middel van de gemeente de dwangsom. Hier gaat echter een lange procedure aan vooraf. De grootste gevolgen van het gebruik van reguliere woningen als tweede woning blijken volgens de gemeente en provincie te liggen op het gebied van de woningmarkt en de leefbaarheid. 46 De woningmarkt Er is op Schouwen-Duiveland sprake van een gespannen woningmarkt. Grootste spanning bevindt zich in de dure eengezinskoopwoningen en dan voornamelijk buiten Zierikzee. Qua woningmarkt (vraag en aanbod) staat het gebied nagenoeg los van de rest van Zeeland, maar is er juist druk vanuit Zuid-Holland. De vraag vanuit de Randstad is enorm. Het gebruik van woningen als tweede woning heeft tot gevolg dat deze aan de reguliere woningvoorraad onttrokken worden, waardoor er meer nieuwe woningen gebouwd moeten worden om aan de behoefte te voldoen.47 Er is vanuit de provincie echter een restrictief beleid opgesteld, wat betekent dat men vooral in Zierikzee kan bouwen en dat de woningbouw in de rest van de kernen slechts zeer beperkt is toegestaan. In Ellemeet en Noordwelle staat voor de komende jaren de bouw van respectievelijk drie en zes nieuwe woningen op het programma48. Voor de gemeente Schouwen-Duiveland is de situatie op de woningmarkt een belangrijke reden om het gebruik van reguliere woningen als tweede woning tegen te gaan. De leefbaarheid Naast de problemen op de woningmarkt, zijn de dorpsraden van Noordwelle en Ellemeet tegen de tweede woningen omdat dit de leefbaarheid in de dorpen zou aantasten. De bewoners van de tweede woningen zijn in de ogen van de permavoetnoot 46
Provincie Zeeland, Permanent en recreatief wonen in Zeeland, een discussienotitie over tweede woningen in dorpskernen en permanent wonen op recreatie- en zomerhuisterreinen, 1996
47
Gemeente Schouwen-Duiveland, Notitie recreatie- en tweede woningen, beleid- handhaving, 2001
48
Gemeente Schouwen-Duiveland, Het goede wonen, visienota over woning en woonomgeving, 2002
Ruimtelijk Planbureau & RIGO Research en Advies BV
114
nente bewoners buitenstaanders, die geen deel uitmaken van de dorpsgemeenschap. Volgens hen is dat in een klein dorp onwenselijk, onder meer omdat het nadelig is voor de activiteiten en voorzieningen in de dorpen. De dorpsbewoners zijn nu al gedwongen om voor niet-dagelijkse boodschappen en veel andere voorzieningen naar grotere plaatsen zoals Zierikzee te gaan, maar men wil graag de nog aanwezige voorzieningen in de dorpen behouden. Hiervoor is draagvlak nodig en zou het aantal inwoners het liefst toe moeten nemen. Dan helpt het niet wanneer een deel van de woningen veel leegstaat. Behalve draagvlak voor de voorzieningen, wordt ook draagvlak voor het verenigingsleven en de activiteiten genoemd als motief. Sommige bewoners nemen tijdens hun verblijf in het dorp wel deel aan de activiteiten maar anderen worden nooit gezien bij dorpsactiviteiten. Een ander bezwaar van de dorpsraden is dat de dorpen in de winter een doods aanzien krijgen, wanneer van diverse woningen de gordijnen de hele winter gesloten zijn.
115
VI 3. Tweede woningen in voormalige agrarische complexen; Friesland Inleiding Zoals in de inleiding van deze bijlage is vermeld, is het de bedoeling door middel van een casestudy inzicht te krijgen in de verspreid gelegen tweede woningen in de vorm van voormalige agrarische gebouwen (VAG’s). De gedachte hierbij was dat er een beeld gegeven kon worden van de toekomstige mogelijkheden die dit biedt en bijvoorbeeld de effecten van bijvoorbeeld seizoensgebonden leegstand. Potentiële regio Eerdere studies en een gesprek met de provincie Friesland tonen aan dat in deze provincies de voormalig agrarische gebouwen vaak een andere functie hebben gekregen. De gemeenten waar dit veel voorkomt zijn bij de provincie bekend. Volgens een onderzoek naar boerderijen in Friesland wordt 1½% van de vrijgekomen boerderijen als tweede woning gebruikt49. Om meer inzicht te krijgen in de omvang van het fenomeen, en met name waarom al dan niet sprake is van een tweede woonfunctie is besloten een aantal gemeenten te interviewen. Op aanraden van de provincie is geïnformeerd bij gemeenten in Zuid-Oost Friesland waar veel boerderijen een andere functie hebben gekregen.
voetnoot 49
Van de Vaart, Boerderijen en platteland in verandering, 1999
Ruimtelijk Planbureau & RIGO Research en Advies BV
116
Een interviewronde langs verschillende gemeenten Weststellingwerf Volgens de gemeente Weststellingwerf komt het slechts heel sporadisch voor dat boerderijen als tweede woning gebruikt worden. Wel geeft de gemeente aan dat voormalige boerderijen tegenwoordig vaak als eerste woning gebruikt worden door mensen uit de randstad. Soms worden deze woningen gekocht voordat mensen met pensioen gaan en wordt de woning tot het pensioen als tweede woning gebruikt. Na het pensioen vestigt men zich er echter permanent en dit was ook al de bedoeling bij de aankoop. Wymbritseradiel Gemeente Wymbritseradiel (bij de meren vlakbij Sneek): In de gemeente worden de boerderijen vaak nog in de oorspronkelijke functie gebruikt. Er zijn in de gemeente weinig VAG’s, maar wanneer een boerderij een andere functie krijgt is het vaak een woonbestemming. Het komt niet vaak voor dat voormalige boerderijen als tweede woning gebruikt worden. De boerderijen zijn vaak erg groot en waarschijnlijk zijn ze daarom te duur als recreatiewoning. Recreatiewoningen bevinden zich wel in de kernen van de dorpen. Wat betreft recreatiewoningen heeft men een handhavingsbeleid opgestart waarin men enerzijds permanente bewoning van recreatiewoningen wil voorkomen en anderzijds wil tegengaan dat reguliere woningen in dorpskernen (vaak in dorpen dichtbij het water) gebruikt worden als recreatiewoning. Het eerste is qua aantal een groter probleem, maar het tweede zorgt voor verstopping van de woningmarkt. Voormalige boerderijen als tweede woningen is geen thema. Dantumadeel In Dantumadeel komt het vrijwel niet voor dat men VAG’s gebruikt als 2 woning. e
Dongeradeel Ook volgens deze gemeente komt het niet tot nauwelijks voor dat voormalige boerderijen als tweede woning gebruikt worden. Het zijn vaak grote boederijen, te groot en te duur om als tweede woning te gebruiken. Meestal worden er of bedrijven in gevestigd of krijgen de boerderijen een woonbestemming: als eerste woning worden ze wel gekocht door huishoudens uit de randstad. Er zijn VAG’s die nu voor bewoning bestemd zijn. Enkele panden wordt recreatief gebruikt, maar de gemeente wil dat eigenlijk niet. Het gemeentelijk beleid is dat de verkoper eerst moet proberen (een half jaar) om de boerderij voor een redelijke prijs te verkopen als permanente woning. Lukt dat niet binnen een half jaar dan mag de verkoper het eventueel als recreatiewoning verkopen. Het lukt vaak makkelijker om de woning als recreatiewoning te verkopen dan als permanente woning. Het zijn onder andere Duitsers die geïnteresseerd zijn in een boerderij als tweede woning.
117
Wunseradiel In de gemeente Wunseradiel zegt men van één geval op de hoogte te zijn dat een voormalig agrarisch complex nu als tweede woning gebruikt wordt. Dit is echter tijdelijk: de man die het gekocht heeft, is het nu aan het opknappen en wil zich er na zijn pensioen definitief vestigen. Hij woont nu in Amsterdam en komt in de weekenden en vakanties naar Friesland. De meeste voormalig agrarische complexen krijgen een woonbestemming (90%) en worden als eerste woning gebruikt. Kopers zijn afkomstig uit zowel Friesland als de Randstad. In Wunseradiel komt het verschijnsel tweede woning wel in de dorpskernen voor: daar heeft men nu een ontheffingsbeleid ontwikkeld om het recreatief gebruik van reguliere woningen in te perken. Het is de huidige bewoners toegestaan om de woning recreatief te gebruiken, maar wanneer de woning verkocht wordt, vervalt dat recht. Conclusies Uit de interviews met gemeenten en provincie komt naar voren dat de verspreide oorspronkelijke bebouwing in het landelijke gebied van Friesland (de VAG's) gebruikt worden als tweede woning. De omvang van dit fenomeen is echter maar zeer gering. In de meeste gemeenten gaat het maar om enkele gevallen. De meeste reguliere woningen die in gebruik zijn als tweede woning zijn gelegen binnen de bebouwde kom van de Friese dorpskernen. De vraag naar tweede woningen is in de onderzochte regio echter niet gering. Ook Duitsers zijn een belangrijke markt voor tweede woningen in Friesland. De oorzaak van het relatief weinig in gebruik zijn als tweede woning heeft dan ook niet alleen met de vraag te maken. De volgende aspecten spelen een rol: Concurrentie van andere functies In boerderijen waar de voormalige agrarische functie niet meer van toepassing is zijn aantrekkelijk voor het eerste wonen en andersoortige bedrijven zoals logiesverstrekkers en timmerbedrijven en zelfs kantoren. In Friesland komt nagenoeg geen leegstand van VAG’s voor. De consument die een tweede woning binnen deze voorraad zoekt heeft dus duidelijk te maken met concurrentie. Vooral met de eerste woningen. Ongeveer 82% van de vrijgekomen boerderijen wordt voor het eerste wonen gebruikt. De kosten zijn hoog De kosten van een voormalige boerderij zijn niet gering. Het gaat in de meeste gevallen om een behoorlijk groot bouwvolume (inclusief opstallen) en met name ook een groot grondoppervlak. Als tweede woning voor een particulier sluit dit niet altijd goed aan op de wensen. Beleid Ook vanuit de overheid zijn er drempels opgeworpen voor de tweede woonconsument. Van de vijf geïnterviewde gemeenten is er bij twee al geruime tijd beperkende regelgeving van kracht en bij een van de gemeenten is men dat in de toekomst van plan. Door deze regelgeving wordt het steeds moeilijker om een voormalige
Ruimtelijk Planbureau & RIGO Research en Advies BV
118
boerderij als tweede woning te kopen. Men geeft de voorkeur aan eerste bewoners met als belangrijkste argument het oplossen van de woningmarktproblemen.
119
VI 4. Voorthuizen: Van stacaravan naar chaletwoning Inleiding De Veluwe is een van de meest bekende vakantiegebieden in Nederland. Er bevinden zich vele campings en recreatieparken. De gemeente Barneveld is een belangrijke plaats voor het toerisme op de Veluwe. Er zijn in Barneveld 66 recreatieterreinen en 28 parken met luxe woningen. Onder luxe woningen, verder in deze case chalets genoemd, verstaat men vakantiehuizen die een vaste fundering hebben of groter zijn dan 50m² . Voor deze De gemeente Barneveld chalets heeft men een bouwver2
gunning nodig. Het aantal chalets in Barneveld is ongeveer 1.900. Daarnaast zijn er ongeveer 4.000 stacaravans (kleiner dan 50m2), waarvoor geen bouwvergunning nodig is. De rest van de plaatsen op de recreatieterreinen en parken is voor eigen tent of caravan. De recreatieparken zijn voor een groot deel geconcentreerd rond de plaats Voorthuizen, een van de dorpen behorend tot de gemeente Barneveld. Dankzij de recreatie verdubbelt in het zomerseizoen de bevolking van Voorthuizen, dat officieel ongeveer 7.000 inwoners heeft. Een deel van de winkels en horeca is afhankelijk van het toerisme. Van camping naar luxe chaletpark Op de Veluwe zijn in de jaren negentig veel luxe chaletparken ontstaan, meestal door ombouw van een ouder stacaravanterrein. Sinds 1996 zouden er volgens de provincie Gelderland 30 recreatieterreinen verloren zijn gegaan en omgebouwd tot parken met zomerhuizen en luxe chalets.50 Het zijn vaak projectontwikkelaars die kampeerparken met stacaravans opkopen, het terrein schoonvegen, de kavels vergroten en nieuwe vakantiechalets bouwen. In de gemeente Barneveld heeft men deze trend ook waargenomen. Er zijn zo’n tien stacaravanparken met kleine stacaravans omgebouwd. Het aantal campings waar men zijn eigen tent of caravan meebrengt is de afgelopen jaren in Barneveld nauwelijks veranderd. De gemeente Barneveld heeft inmiddels maatregelen genomen om verdere groei van het aantal chaletparken te voorkomen. De voornaamste reden om tegen de ombouw naar luxe chalets te zijn, is volgens de gemeente dat men heeft gemerkt voetnoot 50
Utrechts Nieuwsblad, artikel 25-02-2003, ‘Gelderland heeft 30 campings verloren aan bungalowparken’
Ruimtelijk Planbureau & RIGO Research en Advies BV
120
dat de permanente bewoning van de luxe chalets hoog is, vooral op de terreinen waar de projectontwikkelaars kavels hebben verkocht aan particulieren. Dit wordt uitponding genoemd. De herstructurering van woonwagenpark tot locatie voor luxe chalets is in volle gang. De riolering en straatverlichtingzijn al geplaatst.
Foto: RIGO
Permanente bewoners zorgen volgens de gemeente voor extra druk op voorzieningen zoals artsen en scholen terwijl zij bij verdeling van geld voor gemeenten op grond van het aantal bewoners niet meegeteld worden. Verder blijkt dat, wanneer men permanent op de parken woont, men minder geld uitgeeft in de omgeving dan wanneer men er slechts enkele weken recreëert. Daarnaast zijn permanente bewoners vaak geneigd om de chalets uit te bouwen of de kavels illegaal te bebouwen bijvoorbeeld met carports, waardoor de parken steeds voller bebouwd worden. Het aantal plaatsen voor stacaravans neemt per saldo af. Toch worden er in Voorthuizen ook enkele nieuwe plaatsen voor stacaravans gecreëerd
Foto: RIGO
121
Ruimtelijke regelgeving Om het onaantrekkelijk te maken voor projectontwikkelaars om terreinen op te kopen en om te bouwen, is door de gemeente Barneveld in de bestemmingsplannen in het buitengebied vastgelegd dat er geen extra luxe vakantiewoningen gebouwd mogen worden. Het aantal dat toegestaan is, is het aantal dat op dit moment in het gebied staat. Voor nieuwe vakantiewoningen wordt geen bouwvergunning afgegeven. Wanneer projectontwikkelaars kleinere stacaravans willen
Te koop op Chalet park ‘De vier Jaargetijden’een vaste plaats
verbouwen, waarvoor geen bouwvergunning nodig is, kan men door mogelijkheden in de Wet openluchtrecreatie en de exploitatievergunning ontmoedigen dat de stacaravans aan particulieren verkocht worden.
Foto: RIGO
Bewoners versus recreanten Kopers van chalets zijn deels huishoudens die van de reguliere woningmarkt uitwijken naar chaletparken, zoals starters op de woningmarkt en personen uit het noorden van het land, die in de omgeving werken, maar de reguliere woningen te duur vinden. Daarnaast zijn kopers van chalets veelal huishoudens ouder dan vijftig waarvan de kinderen het huis uit zijn. Zij kopen het vaak met de bedoeling om zich er uiteindelijk permanent te vestigen. Er is nabij Voorthuizen een chaletpark speciaal voor ouderen: 50+ parc Ponderosa.51 Vijftigplussers die van de recreatieve rust willen genieten kunnen hier eigenaar worden van een kavel en hun chalet op deze kavel laten plaatsen. Eigenaren van chalets die niet permanent op het park verblijven, komen uit verschillende gebieden verspreid over geheel Nederland. Permanente bewoning kwam op de oude stacaravanparken veel minder voor. Stacaravaneigenaren zijn vooral oudere mensen uit de grote steden in de Randstad, die in hun eerste woning geen of een kleine tuin hebben en graag in het groen verblijven.
voetnoot 51
http://www.zeumersehof.nl/pages/pon.htm
Ruimtelijk Planbureau & RIGO Research en Advies BV
122
Een bewoner aan het woord Het echtpaar heeft al enkele jaren een chalet op het park “De Vier Jaargetijden” in Voorthuizen. Mijnheer is al een paar jaar met pensioen en woonde voorheen in Rotterdam. “Ik heb veertig jaar gewerkt en geniet nu van het buitenleven. De meeste mensen hier op het park zijn van onze leeftijd en ongeveer eenderde zit hier zelfs permanent. In de zomer zitten we hier in Voorthuizen en in de winter huren we een appartement op Tenerife. We hebben nog wel familie in Rotterdam en dat is maar een uurtje rijden vanaf hier. We hebben ook nog wel een adres in Rotterdam maar komen daar weinig. Wat ik hier aantrekkelijk vindt is de rust en natuur. We gaan ook vaak fietsen door de bossen. Boodschappen halen we in het dorp met de auto. Voorheen pachten we de grond maar dat hebben we nu gekocht. Het beheer van het park is wel in handen van de beheerder. Daar betalen we zo’n 1.500 Euro per jaar voor.” Bron: Interview door RIGO/RPB
Eén van de chalets op het park ‘De Vier Jaargetijden’
Foto: RIGO
Inrichting De chaletparken zijn over het algemeen autoluw ingericht. Parkeren kan vaak aan het begin van het park of op bepaalde plekken verspreid over het terrein. Het komt ook voor dat men de auto kan parkeren op de eigen kavel. De voorzieningen verschillen per park. Sommige parken beschikken over een overdekt zwembad, tennisbanen en restaurants. Anderen bieden nauwelijks voorzieningen, maar wijzen op de rust en het groen op het park. In de omgeving van de recreatieparken in Voorthuizen bevindt zich ook een 18-holes golfbaan, waarmee ook diverse chaletparken adverteren. Voor boodschappen is men voornamelijk aangewezen op de winkels in Voorthuizen, Barneveld of grotere plaatsen in de omgeving zoals Apeldoorn. Niet in alle parken zijn de kavels in bezit van particulieren. Soms huurt men een staanplaats voor een jaar en kan men daar de eigen chalet op laten zetten. Veel kavels voor chalets zijn zijn tussen de 200 en 300 m² , maar er worden ook
123
grotere kavels aangeboden52, van 400 tot 550m². Chalets die te koop aangeboden worden inclusief een kavel, beschikken vaak over een aangelegde tuin en blokhut. De beplanting is zo aangebracht dat iedere plaats duidelijk afgebakend is. Park ‘De Vier jaargetijden’; Verharde wegen en veel groen
Foto: RIGO
De chalets zelf kunnen zeer luxe zijn. De grotere uitvoering, L-vormige of dubbele chalets, kunnen een oppervlakte hebben van zo’n 70m2. Deze grote chalets bestaan uit een woonkamer, keuken met inbouwapparatuur, twee slaapkamers, douche en toilet. Voorzieningen zoals centrale verwarming, water, gas, elektra, maar ook centrale antenne en telefoonaansluiting zijn in de chaletparken standaard aanwezig. Impressie van de inrichting van een te koop aangeboden chalet
Foto: http://www.koopchalet.nl/Hunnebos148.html voetnoot 52
http://www.thehap.nl/chaletpark/park-staanplaatsen.htm
Ruimtelijk Planbureau & RIGO Research en Advies BV
124
Omgeving Veel chaletparken in Barneveld liggen aan de rand van het bos, buiten het dorp. Bij Voorthuizen zijn de terreinen van oorsprong ontstaan op de plaats waar vroeger de weg vanuit de Randstad het bos in ging. Soms zijn recreatieterreinen gevestigd op de plaats van voormalige agrarische bedrijven, waarvan de eigenaren een recreatieterrein zijn begonnen. Vrijwel overal zijn de parken omringd door begroeiing. Alleen de voorzieningen zoals bijbehorende restaurants en sportcentra zijn vanaf de weg waarneembaar. De meeste recreatieparken bij Barneveld liggen niet in de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). In de Veluwe valt vooral het gebied tussen het Veluws massief en de Utrechtse heuvelrug in de EHS, terwijl de meeste terreinen rondom Barneveld in de Gelderse Vallei liggen. Enkele campings liggen wel in de EHS. De provincie Gelderland heeft het beleid ontwikkeld om deze campings uit te kopen en/of te verplaatsen, maar dit blijkt een moeizaam en zeer kostbaar proces. De ombouw van stacaravanterreinen naar chaletparken zelf lijkt weinig invloed te hebben gehad op de omliggende omgeving. Op de terreinen zelf zijn echter tijdens het schoonvegen vaak wel bomen omgekapt. Bovendien is het bebouwingspercentage op de chaletparken hoger dan op de oorspronkelijke terreinen. De gemeente Barneveld probeert de verstening van de terreinen via regels in de bestemmingsplannen zoveel mogelijk te beperken. Eén van de concentratiegebieden van campings en chaletparken in Voorthuizen
Bron: Eurosense