RIGO Research en Advies BV Woon- werk- en leefomgeving www.rigo.nl
Stadsmonitor Ede 2013 Gelderse stedenmonitor
De verantwoordelijkheid voor de inhoud berust bij RIGO. Het gebruik van cijfers en/of teksten als toelichting of ondersteuning in artikelen, scripties en boeken is toegestaan mits de bron duidelijk wordt vermeld. RIGO aanvaardt geen aansprakelijkheid voor drukfouten en/of andere onvolkomenheden.
RIGO Research en Advies BV Woonwerk- en leefomgeving De bewoonde omgeving www.rigo.nl
Stadsmonitor Ede 2013 Gelderse stedenmonitor
Opdrachtgever
Provincie Gelderland en Gemeente Ede
Auteurs
René Schulenberg Kees Leidelmeijer Rebecca Wouters Hans van der Reijden Anko Drentje Ilse Giesbers
Rapportnummer
P25890
Uitgave
11 oktober 2013
RIGO Research en Advies BV ∙ De Ruyterkade 1 12C ∙ 1011 AB Amsterdam 020 522 11 11 ∙
[email protected] ∙ www.rigo.nl
Inhoud 0
Conclusies
1
1
Inleiding
3
2
Stad en ommeland
6
3
Leefbaarheid en veiligheid
19
4
Economie
26
5
Arbeidsparticipatie
37
6
Demografie en sociaal profiel
45
7
Voorzieningen
60
8
Milieu en gezondheid
68
Bijlage 1: Overzicht indicatoren
79
Bijlage 2: Ontwikkeling niet-werkende werkzoekenden
89
Bijlage 3: Overzicht Benchmark
90
0
Conclusies Het is goed wonen in Ede. De stad heeft een aantrekkelijke woningvoorraad, de leefbaarheid is opvallend goed, de veiligheidscijfers ontwikkelen zich gunstig en het gaat de bewoners gemiddeld genomen economisch voor de wind. De gemeente Ede vervult geen nadrukkelijke centrumfunctie voor omliggende gemeenten. De ger ichtheid van bewoners uit omliggende gemeenten op Ede voor wat betreft wonen, werken, winkelen en boodschappen, recreatie en scholen is relatief beperkt. De gerichtheid op Ede is het sterkst in Renswoude (winkelen en recreatie), Wageningen (onderwijs en we rken) en Renkum (recreatie). Dat Ede geen echte centrumfunctie vervult voor omliggende gemeenten heeft onder meer te maken met het beperkte aantal banen in Ede zelf (als aandeel van de b eroepsbevolking), maar ook met de aard van de nabijgelegen gemeenten. De nabij Ede gelegen kernen zijn niet – zoals in de klassieke zin van stad en ommeland – alleen kleine plaatsen, maar er behoren ook grotere steden toe zoals Arnhem, Apeldoorn en Amersfoort. Tevens speelt het karakter en het grote oppervlak van de gemeente een belangrijke rol. De gemeente bestaat uit meerdere kernen, waarbij de kern Ede een centrumfunctie vervult voor omliggende kernen als Bennekom, Lunteren, Otterlo et cetera. Bovendien is Ede qua oppervlak één van de grootste gemeenten in Nederland. Op een aantal terreinen vervult Ede wel een centrumfunctie voor omliggende gemeenten, zoals verslavingszorg, maatschappelijke opgang en de hogeschool. Ede is meer een plaats waar het goed wonen is dan een plaats die in economische zin een leidende rol speelt in zijn omgeving. Dat betekent niet dat Ede economisch gezien problemen heeft. In tegendeel, de werkloosheid onder de bewoners is laag, evenals de bijstandsafhankelijkheid. Het aandeel lage inkomens is minder groot dan in de benchmarkgemeenten en het aandeel hoge inkomens groter. Voor een relatief groot deel werken de bewoners van Ede niet in de gemeente zelf maar in om - en aanliggende gemeenten als Barneveld, Veenendaal, Arnhem, Amersfoort en Wageningen. Het werkgelegenheidsprofiel in Ede vertoont geen uitschieters in specifieke sectoren. Dat is gunstig omdat het de kwetsbaarheid voor sectorspecifieke ontwikkelingen beperkt. Het aantal banen is tussen 2010 en 2012 vooral in de gezondheidszorg en de detai lhandel toegenomen. Het aantal banen in de industrie is – ten opzichte van de beroepsbevolking - minder afgenomen dan in vergelijkbare andere steden. In Ede is niet alleen de situatie over het algemeen goed, ook de ontwikkelingen laten veelal een positief beeld zien. De leefbaarheid is nog iets verbeterd, he t aantal banen is gegroeid, het aandeel bijstandsuitkeringen niet of nauwelijks gestegen en de wi nkelleegstand is niet opgelopen. Het aandeel lagere inkomens en het aantal huisho udens dat rond moet komen van een inkomen rond het sociaal minimum zijn wel ie ts gestegen. Beide liggen nog onder het gemiddelde van de benchmark, maar de toen ame is wel een aandachtspunt. Naar verwachting zal de bevolking van Ede tot 2030 meer groeien dan in de meeste vergelijkbare andere gemeenten. Voor een deel gaat dat samen met een verdere ver-
1
grijzing, terwijl het aandeel jongeren zal afnemen. Dat is een algemene trend in N ederland en Ede wijkt daar niet vanaf. Het aandeel ouderen ligt in Ede nu al wat hoger dan in vergelijkbare steden. In 2030 zal het aandeel 75 -plussers de twaalf procent naderen. Dat is hoger dan in de benchmarkgemeenten maar wel lager dan bijvoo rbeeld in Apeldoorn, Zutphen of Doetinchem. De uitdaging voor Ede is om met een kwantitatief sterk toenemend aantal huishoudens en een verdergaande vergrijzing, de kwaliteit van leven in de stad op het hoge niveau te houden dat Ede kenmerkt. Een aandachtspunt is wel het relatief grote deel van de bevolking dat veel energie ve rbruikt. Vanuit betaalbaarheidsoogpunt kan dat een probleem vormen.
2
1
Inleiding In het kader van het Gelders Stedelijk Ontwikkelingsbeleid worden iedere vier jaar stadscontracten tussen de provincie Gelderland en de acht grote en vijf kleine Ge l1 derse steden afgesloten . Voor de zesde keer vindt een gezamenlijke monitoring van de ‘staat van de steden’ plaats. Deze zogenaamde stedenmonitor is voor het laatst in 2010 uitgevoerd. De stedenmonitor bestaat uit één algemene rapportage over de ontwikkelingen en de stand van zaken in de dertien steden , en twaalf rapportages 2 over de ontwikkeling en stand van zaken per stad . Deze rapportage bevat de stadsmonitor van Ede. Achtergrond De functie van de stedenmonitor is het signaleren van beleidsrelevante maatschapp elijke ontwikkelingen die voor het beleid relevant zijn. De ontwikkelingen worden op hoofdlijnen gevolgd en afgezet tegen vergelijkbare gemeenten. Daarmee levert de monitor input voor vragen als:
Richt het beleid zich nog op de goede onderwerpen bezig of is herijking aan de orde?
Bewegen de steden zich in de richting waarin verbeteringen beoogd worden ?
Hoe doen de steden het ten opzichte van vergelijkbare steden en wat is hun functionele relatie met het ommeland?
De stedenmonitor is niet bedoeld om het beleid te evalueren, of om snelle resultaten van beleid zichtbaar te maken. Daar bestaan andere metho den voor, zoals evaluatiestudies en visitaties. De stedenmonitor dient vooral als input voor de beleidsreflectie met steden en provincie. Opzet De stadsmonitor is opgebouwd rond zeven dimensies. Iedere dimensie komt in een apart hoofdstuk aan bod, door middel van het in beeld brengen van de stand van zaken en/of de ontwikkelingen op de meest relevante indicatoren. Voor iedere indic ator zijn de data van begin van deze eeuw tot de meest recent aanwezige datum ve r3 zameld en inzichtelijk gemaakt . Hierbij is gecorrigeerd voor gemeentelijke herindelingen. In veel gevallen zijn data voor heel Nederland verzameld. Maar in sommige
1
Grote steden: Apeldoorn, Arnhem, Doetinchem, Ede, Harderwijk, Nijmegen, Tiel en Zutphen; Kleine steden: Culemborg, Doesburg, Wageningen, Winterswijk en Zaltbommel.
2
Zutphen heeft ervoor gekozen geen individuele stadsmonitor te laten maken.
3
Niet voor iedere indicator is data vanaf en/of tot dezelfde datum aanwezig. De peildatum van de meeste indicatoren is 1 januari, tenzij in bijlage 1 anders vermeld.
3
4
gevallen waren alleen gegevens van de provincie Gelderland beschikbaar . Daar zijn openbare bronnen van - met name - het CBS en gegevens van de provincie gebruikt. De volgende zeven dimensies komen aan bod:
Stad en ommeland
Leefbaarheid en veiligheid
Economie
Arbeidsparticipatie
Demografie en sociaal profiel
Voorzieningen
Milieu en gezondheid
Stad en ommeland In de periode van contractvorming voor het programma 2012-2015 tussen steden en provincies, kwam de vraag op naar de relaties tussen de steden en hun ommeland. Een bijzonder onderdeel van deze stadsmonitor is daarom het weergeven van de rel atie tussen stad en ommeland. In hoofdstuk twee zijn de feitelijke functionele relaties tussen Ede en de omliggende gemeenten op een vijftal thema’s in beeld gebracht. Op basis van die functionele relaties is vastgesteld welke gemeenten tot het ommeland behoren. In de hoofdstukken daarna is vervolgens – in kaart- en figuurvorm – in beeld gebracht hoe stad en ommeland zich tot elkaar verhouden op de diverse thema’s. Benchmark In deze monitor worden de steden en het ommeland gemonitord op de thema’s lee fbaarheid, economie, arbeidsparticipatie, demografie en sociaal profiel, voorzieningen en milieu en gezondheid. Om houvast te hebben wat de scores op indicatoren bet ekenen en hoe de ontwikkelingen zich verhouden tot ontwikkelingen in andere steden, worden de scores en ontwikkelingen afgezet tegen een benchma rk van vergelijkbare steden. De benchmark heeft eerst en vooral tot doel om te kunnen vergelijken met gemeenten van dezelfde omvang qua inwonertal en zo enig houvast bij de betekenis van de scores te hebben, niet om gelijksoortige gemeenten te vinden of ee n doelstelling te definiëren. Voor Ede is gekozen om te vergelijken met de G32, exclusief Amsterdam, Den Haag, Rotterdam en Utrecht (maar inclusief de Gelderse steden die tot de G32 behoren). 5 Het ommeland wordt vergeleken met de ommelanden die bij deze gem eenten horen .
4
Duitsland is niet meegenomen. In de bijlage is een overzicht gegeven van de definities van de gebruikte indicatoren. Ook is hier te zien voor welke indicatoren alleen data voor Gelderse gemeenten aanwezig waren.
5
In bijlage 3 is een overzicht te vinden van de gemeenten die bij de benchmark van Ede en het ommeland horen.
4
Voor een aantal indicatoren is gebruikgemaakt van data van de provincie Gelderland. Dat betekent dat er geen data beschikbaar is voor gemeenten buiten Gelderland. Voor deze indicatoren wordt Ede (en het ommeland) alleen vergeleken met de Ge lderse gemeenten uit de benchmark (en het daarbij behorende - Gelderse ommeland).Dat van sommige indicatoren alleen data beschikbaar is van Gelderse gemeenten, betekent ook dat voor betreffende indicatoren niet de situatie van het gehele ommeland in beeld kan worden gebracht, aangezien Renswoude in de provi ncie Utrecht ligt. Gemiddeldes worden dan berekend over de Gelderse ommelandg emeenten.
5
2
Stad en ommeland Een stad is geen op zichzelf staande entiteit, maar onlosmakelijk verbonden met het ommeland. Niet alleen geografisch, maar ook functioneel. De stad biedt economische kansen en voorzieningen aan het ommeland. Het ommeland biedt op haar beurt de stad bijvoorbeeld recreatiemogelijkheden, woongelegenheid en arbeidspotentieel. Van oudsher is het ommeland ondergeschikt aan de stad. De relaties tussen stad en ommeland zijn door de tijd veranderd. Het middeleeuwse beeld van stad en omm eland is dat van een (ommuurde) stad met daaromheen een gebied waar het voedsel voor de inwoners van die stad werd geproduceerd. Economische, technologische en demografische ontwikkelingen hebben ertoe geleid dat niet alleen het fysieke onde rscheid, maar ook de functionele relaties tussen stad en ommeland zijn veranderd. Het ommeland ging daardoor deel uitmaken van een stadsgewest, waar de mensen woon6 den die in de stad werkten . De relatie tussen stad en ommeland staat sinds de opkomst van het stadsgewest niet stil: er ontstaan stedelijke netwerken die het niveau van de stadsgewesten ontstijgen. Ook veranderen traditionele verhoudingen tussen stad en ommeland, zowel in ruimtelijk opzicht als functioneel en cultureel. Stedelijke functies verspreiden zich, waa rdoor her en der gebieden ontstaan waar gewoond, gewerkt, geconsumeerd en ger e7 creëerd wordt . Doordat stad en ommeland fragmenteren en verweven raken, nemen de hiërarchische relaties tussen stad en ommeland af. Dit geldt bijvoorbeeld voor de traditionele arbeidspendel, die niet langer alleen van ommeland naar stad plaats8 vindt, maar ook omgekeerd . In dit hoofdstuk worden de relaties tussen stad en ommeland in beeld gebracht, door middel van het analyseren van verplaatsingspatronen van bewoners tussen steden en omliggende gemeenten. Vanwege de verwevenheid van stad en ommeland gaat het daarbij niet alleen om de afhankelijkheid van het ommeland aan de stad, maar ook andersom: de afhankelijkheid van de stad aan het ommeland. Het gaat dus niet alleen om de verplaatsingsstromen van ommeland naar stad, maar ook om de verplaatsing sstromen van stad naar ommeland. De relaties worden op verschillende thema’s in beeld gebracht, namelijk wonen, werken, onderwijs, winkelen en recreëren. Hiermee brengen we sociale en economische relaties en het gebruik van belangrijke voorzieningen in beeld, op basis waarvan er een redelijk compleet beeld van de relaties tussen stad en ommeland kan worden
6
Hornis, W. en J. Ritsema van Eck (2007), ‘Het nieuwe ommeland: veranderingen in stadlandrelaties’, Den Haag: Ruimtelijk Planbureau.
7
Asbeek Brusse, W., H. van Dalen en B. Wissink (2002), ‘ Stad en land in een nieuwe geografie: Maatschappelijke veranderingen en ruimtelijke dynamiek’, WRR Voorstudies en Achtergronden V112, Den Haag: Sdu uitgevers.
8
Laan, L. van der (1998), ‘Changing urban systems: an empirical analysis at two spatial levels’, Regional Studies, 32(3): 235-247.
6
geschetst. We gaan daarbij uit van feitelijke stromen tussen stad en ommeland, die volgen uit beschikbare registratiebestanden of – als die niet beschikbaar zijn – van grootschalige enquêtebestanden.
2.1
Woningmarkt
Tussen stad en omgeving bestaan verschillende woningmarktrelaties. Gezinnen ve rtrekken bijvoorbeeld uit de stad naar een minder stedelijk dorp in de omgeving va nwege de grotere woningen met tuin. Jongeren trekken daarentegen naar de stad om te studeren of om hun carrière te beginnen. Deze relaties brengen we in beeld met behulp van verhuisbewegingen tussen de verschillende omliggende gemeenten en Ede (bron: CBS). Daarbij wordt enerzijds gekeken naar het aandeel mensen dat ve rhuist van de gemeenten in de omgeving naar Ede en anderzijds hoe groot het aandeel mensen is dat verhuist van Ede naar de gemeenten in de omgeving. f i g u u r 2 - 1 : A a n d e e l v e r h u i z i n g e n v a n g e m e e n t e n in d e o m g e v in g n a a r E d e (a l s p e r c e n t a g e v a n h e t t o t a a l a a n t a l v e rh u iz in g e n v a n u it e n b in n e n b e t re f f e n d e g e meente)
*gemiddelde 2009-2011; bron: CBS
In figuur 2-1 zijn de verhuizingen van de gemeenten in de omgeving naar Ede in beeld gebracht. Dit is uitgedrukt als aandeel van het totaal aantal verhuizingen van inwoners van betreffende gemeente, zowel bewoners die naar een andere gemeente zijn vertrokken, als bewoners die binnen de gemeente zijn verhuisd. Vanuit Renswoude
7
betrekt bijvoorbeeld ongeveer de 45 procent van de verhuizers een andere woning in de gemeente Renswoude zelf, en elf procent vertrekt naar Ede. De omliggende gemeenten hebben op zichzelf een redelijk beperkte relatie op het gebied van de woningmarkt met Ede. De grootse verhuisstromen zijn vanuit Renswoude. Elf procent van de verhuizers vanuit deze gemeente betrekt een woning in Ede. Vanuit Wageningen, Barneveld en Veenendaal komt ongeveer zeven procent van de verhuizers terecht in de gemeente Ede. Het aandeel vanuit de andere aanliggende gemeenten Scherpenzeel, Rhenen en Renkum ligt op ongeveer vier procent. In vergelijking met andere grote steden in Gelderland heeft Ede een relatief minder belangrijke rol voor de omliggende gemeenten als het gaat om de woningmarkt. Andersom geldt dat iedere individuele gemeente van een vrij beperkt belang is voor Ede als het gaat om de woningmarkt, zo blijkt ook uit figuur 2-2. In totaliteit is de omgeving echter wel degelijk van enig belang voor Ede. 63 procent van de Edense verhuizers betrekt een nieuwe woning binnen Ede zelf. Dat betekent dat 37 procent van de verhuizende Edenaren naar een andere gemeente vertrekt, maar wel verspreid over veel verschillende gemeenten. Binnen deze relatief kleine verhuisstromen komen de meeste (circa drie procent) terecht in Wageningen, Veenendaal of Barneveld. Net daarachter bevinden andere steden als Arnhem en Apeldoorn, maar ook Utrecht en Amsterdam (één procent). f i g u u r 2 - 2 A a n d e e l v e r h u i z i n g e n v a n E d e n a a r g e m e e n t e n in d e o m g e v in g (a ls p e r c e n t a g e v a n h e t t o t a a l a a n t a l v e rh u iz in g e n v a n u it e n b in n e n E d e )
*gemiddelde 2009-2011; bron: CBS
8
2.2
Werken
Mensen wonen en werken lang niet altijd in dezelfde gemeente. Steden zijn vaak de economische motor van de regio en bevatten een belangrijk deel van de werkgel egenheid. De steden worden vaak omringd door forensendorpen , waar het arbeidspotentieel voor een deel vandaan komt. Door te kijken naar de omvang van de zogenaamde pendelstromen (bron: CBS) wordt een beeld geschetst van de economische binding van de gemeenten in de omgeving met de steden (en vice versa). In figuur 2-3 is te zien hoe groot in de gemeenten in de omgeving het aandeel werkenden in Ede is. Achttien van de werkende Wageningers heeft hun hoofdbaan in Ede. Voor Renswoude geldt dat vijftien procent van de werkende bevolking naar Ede pendelt voor hun baan en voor Renkum, Veenendaal, Rhenen en Barneveld tussen de negen en elf procent. Ten slotte zit Scherpenzeel op ongeveer zeven procent. Het economisch belang van Ede voor de aanliggende gemeenten is – in vergelijking met de andere grote Gelderse steden – een stuk kleiner, maar zeker niet verwaarloosbaar. f i g u u r 2 - 3 A a n d e e l p e n d e l s t ro m e n v a n g e m e e n t e n i n d e o m g e v in g n a a r E d e ( a ls percentage van het totaal aantal werkenden)
* bron: CBS, 2011
Ongeveer 55 procent van de werkende Edenaren heeft werk in de gemeente Ede zelf. Dat betekent dat een relatief groot deel – zeker in vergelijking met de andere grote Gelderse steden - van de werkende Edenaren afhankelijk is van andere gemeenten van werk. In figuur 2-4 is te zien dat er een aantal gemeenten in de omgeving zijn waar relatief veel pendelstromen vanuit Ede op gericht zijn. Zeven procent van de
9
werkende Edenaren gaat naar Barneveld voor werk en zes procent naar Veenendaal. Verder zijn een aantal steden in de nabije omgeving die relatief veel werkenden uit Ede opnemen. Circa drie procent van de pendelstromen vanuit Ede gaat naar Amer sfoort, Utrecht, Arnhem en het aanliggende Wageningen. De geno emde gemeenten en steden hebben een relatief groot economisch belang voor Ede. f i g u u r 2 - 4 A a n d e e l p e n d e l s t ro m e n v a n E d e n a a r g e m e e n t e n in d e o m g e v in g ( a ls percentage van het totaal aantal werkenden)
* bron: CBS, 2011
2.3
Voortgezet onderwijs
Bijna altijd vinden mensen binnen de woongemeente - en vaak zelfs binnen de eigen buurt – voor basisonderwijs een school om hun kinderen naar toe te brengen. Voor voortgezet onderwijs geldt dat er lang niet altijd een school in de gemeente zelf te vinden is. Dat betekent dat leerlingen naar een school in een andere gemeente mo eten reizen. Vaak is dat de stad in de omgeving. In figuur 2-5 is te zien dat een kwart van de leerlingen uit Wageningen naar Ede moet reizen om daar naar school te kunnen. Verder is Ede voor Renkum nog van enig b elang voor onderwijs, ongeveer zeven procent van de leerlingen uit Renkum gaat in Ede naar school. Scholieren uit andere gemeenten gaan nauwelijks naar een school in de gemeente Ede. Scholieren moeten immers meestal met de fiets naar school en gaan dan eerder naar een middelbare school in één van de grotere plaatsen in het directe omgeving dan naar een middelbare school in Ede. Voor middelbaar onderwijs is Ede dus vooral van belang voor Wageningen en een beetje voor Renkum.
10
f i g u u r 2 - 5 A a n d e e l l e e r l i n g e n v o o r t g e z e t o n d e r w i j s v a n g e m e e n t e n in d e o m g e v i n g n a a r E d e ( a l s p e r c e n t a g e v a n h e t t o t a a l a a n t a l le e r l in g e n )
* bron: Ministerie Onderwijs/DUO, per 1-10-2012
Ongeveer tweederde van de scholieren uit Ede gaat in Ede zelf naar school. In vergelijking met de andere grote Gelderse steden is dat percentage relatief klein. Dat betekent dat een aantal andere gemeenten van enig belang is voor onderwijs voor bew oners van Ede (zie figuur 2-6). Veertien procent van de Edense scholieren gaat naar school in Barneveld, zeven procent naar Veenendaal en vier procent naar Apeldoorn en Wageningen.
11
figuur 2-6 Aandeel leerlingen voortgezet onderwijs van Ede naar gemeenten in d e o m g e v i n g ( a l s p e r c e n t a g e v a n h e t t o t a a l a a n t a l le e r l in g e n )
* bron: Ministerie Onderwijs/DUO, per 1-10-2012
2.4
Winkelen en boodschappen doen
De dagelijkse boodschappen worden veelal in de woongemeente zelf gedaan. De g emeenten in de omgeving van de steden zijn voor (een deel van) de niet-dagelijkse boodschappen op de stad aangewezen. Helaas zijn er geen openbare (registr atie)bestanden over zogenaamde koopstromen tussen gemeenten beschikbaar, zoals voor de thema’s woningmarkt, werken en onderwijs. Daarom maken we voor dit o nderwerp gebruik van de enquêtebestanden ‘Onderzoek Verplaatsingen in Nederland’ (OViN) en voorganger ‘Mobiliteitsonderzoek Nederland’ (MOB) van Rijkswaterstaat en het CBS. In deze grootschalige enquêtes worden Nederlanders bevraagd naar hun verplaatsingen op een bepaalde dag, onder meer waar ze naar toe gingen en wat het doel van de reis was. Door verschillende jaargangen van deze onderzoeken samen te voegen kan een indicatief beeld gemaakt worden van de omvang van de bewoner sverplaatsingen tussen gemeenten vanwege boodschappen en winkelen. Het is een indicatief beeld omdat het om enquêtes gaat en niet om registraties. De uitkomsten hiervan zullen niet de exacte omvang van de stromen weergeven, maar wel een ind icatie van waar naar waar de stromen omvangrijk zijn en waar niet. In deze bestanden kan geen onderscheid gemaakt worden tussen dagelijkse en niet -dagelijkse bood-
12
schappen. Maar het laat wel zien welke gemeenten meer en minder op de stad (en 9 andersom) zijn aangewezen vanwege de winkelvoorzieningen . F i g u u r 2 - 7 A a n d e e l b e w o n e r s v e rp la a t s in g e n v a n w e g e w in k e le n e n b o o d s c h a p p e n v a n g e m e e n t e n i n d e o m g e v i n g n a a r E d e (a ls p e rc e n t a g e v a n h e t t o t a a l a a n t a l b e w o n e r s v e r p l a a t s i n g e n v a n w e g e w in k e le n )
* bron: MOB 2006 tm 2009 en OViN 2010 en 2011.
Figuur 2-7 laat zien welk deel van de verplaatsingen van bewoners die tot doel he bben om te winkelen of boodschappen te doen op Ede gericht zijn. Dan blijkt dat de bewoners van Renswoude relatief het meest winkelen of boodschappen doen in Ede, namelijk zo’n dertien procent. Vanuit Wageningen is ongeveer vier procent van het totaal aantal verplaatsingen vanwege boodschappen op Ede gericht. Voor deze gemeenten heeft Ede dus enig belang, vermoedelijk zowel vanwege de dagelijkse als niet-dagelijkse boodschappen. Daarbuiten is het percentage nihil en het belang van Ede dus beperkt. In Ede zijn veel voorzieningen voor zowel dagelijkse als niet -dagelijkse boodschappen aanwezig. Het is daarom niet verwonderlijk dat liefst 94 procent van alle verplaatsingen vanwege boodschappen of winkelen door bewoners van de gemeente Ede in de gemeente zelf gedaan wordt. De koopstromen naar de andere gemeenten zijn beperkt 9
De percentages in de figuren zijn indicatief. Het zal vermoedelijk niet de exacte omvang van de koopstromen weergegeven, maar hebben hun kracht voornamelijk in vergelijkend perspe ctief: bijvoorbeeld welke gemeenten hebben nu meer koopstromen met de stad dan anderen
13
en komen alleen in Barneveld, Rhenen en Veenendaal boven de één procent uit (zie Figuur 2-8). F i g u u r 2 - 8 A a n d e e l b e w o n e r s v e rp la a t s in g e n v a n w e g e w in k e le n e n b o o d s c h a p p e n v a n E d e n a a r g e m e e n t e n i n d e o m g e v in g (a ls p e rc e n t a g e v a n h e t t o t a a l a a n t a l b e w o n e r s v e r p l a a t s i n g e n v a n w e g e w in k e le n )
* bron: MOB 2006 t/m 2009 en OViN 2010 en 2011.
2.5
Recreatie
De wederkerige relatie tussen stad en omgeving wordt duidelijk als het gaat om r ecreatie. Stedelingen trekken naar de omgeving toe om te recreëren in de natuur. Andersom gaan de bewoners van de omgeving naar de stad toe voor bijvoorbeeld musea en andere culturele uitstapjes. Er zijn geen openbare (registratie)bestanden over recreatiestromen tussen gemee nten beschikbaar. Opnieuw wordt gebruikgemaakt van de enquêtebestanden ‘Onderzoek Verplaatsingen in Nederland’ (OViN) en voorganger ‘Mobiliteitsonderzoek Nederland’ (MOB) van Rijkswaterstaat en het CBS. We hebben wederom verschillende jaa rgangen samengevoegd om een indicatief beeld te maken van bewonersverplaatsingen tussen gemeenten vanwege recreatie. Het gaat hier om alle vormen van recreatie, zoals wandelen en sporten en alle andere vrijetijdsbestedingen. Ook hier geldt dat de percentages indicatief zijn en het vooral laat zien tussen welke gemeenten meer en minder recreatiestromen zijn. Het schetst een eerste beeld hoe de stromen tussen de gemeenten lopen, maar voor nadere invulling en duiding is nader enquête -onderzoek nodig.
14
F i g u u r 2 - 9 A a n d e e l b e w o n e r s v e rp la a t s in g e n v a n w e g e re c r e a t ie v a n g e m e e n t e n in d e o m g e v i n g n a a r E d e ( a l s p e rc e n t a g e v a n h e t t o t a a l a a n t a l b e w o n e rs v e rp la a t singen vanwege recreatie)
* bron: MOB 2006 t/m 2009 en OViN 2010 en 2011.
In figuur 2-9 wordt duidelijk dat vanuit een aantal gemeenten in de nabije omgeving er relatief veel recreatiestromen naar Ede zijn. Acht procent van de recreatiestromen vanuit Rozendaal en Renswoude gaat naar Ede, vanuit Renkum vijf procent en vanuit Wageningen drie procent. Voor de overige nabije gemeenten zijn de recreatiestromen beperkt gebleven. Het overgrote deel van de verplaatsingen van Edense bewoners vanwege recreatie vindt binnen Ede plaats, namelijk ruim 82 procent. De overige stromen verspreiden zich over het hele land. Alleen naar Barneveld en Wageningen hebben de stromen enige substantie, namelijk rond de twee procent. De recreatiestromen naar de andere gemeenten zijn verwaarloosbaar (Figuur 2-10).
15
F i g u u r 2 - 1 0 A a n d e e l b e w o n e rs v e rp la a t s in g e n v a n w e g e re c re a t i e v a n E d e n a a r g e m e e n t e n i n d e o m g e v i n g ( a ls p e rc e n t a g e v a n h e t t o t a a l a a n t a l b e w o n e rs v e r p l a a t s i n g e n v a n w e g e r e c r e a t ie )
* bron: MOB 2006 t/m 2009 en OViN 2010 en 2011.
2.6
Afbakening ommeland
In dit hoofdstuk is gekeken naar de relaties tussen Ede en de omringende gemeenten op vijf verschillende thema’s: woningmarkt, arbeidsmarkt, onderwijs, winkelen en recreatie. Weliswaar zijn de relaties tussen stad en ommeland aan verandering o nderhevig, de verhouding tussen stad en ommeland wordt nog altijd in sterke mate gekenmerkt als stadsgewest: mensen wonen (ook) in het ommeland en maken gebruik van de voorzieningen (werkgelegenheid, onderwijs, winkels, recreatie) in de stad. Eerder onderzoek heeft laten zien dat de stromen van het ommeland naar de centrale stad iets in belang afnemen, maar dat andere relaties – zoals kris-krasrelaties, omge10 keerd forensisme en stromen naar andere stadsgewesten – nog lang niet van grote 11 betekenis zijn . Ook het onderzoek waar deze monitor deel van uit maakt – de Gelderse stedenmonitor – laat zien dat er weliswaar stromen van stad naar ommeland
10
Kris-krasrelaties: verplaatsingen van ommelandgemeente naar ommelandgemeente; omg ekeerd forensisme: verplaatsingen van stad naar ommelandgemeente.
11
Hornis, W. en J. Ritsema van Eck (2007), ‘Het nieuwe ommeland: veranderingen in stadlandrelaties’, Den Haag: Ruimtelijk Planbureau.
16
zijn, maar dat deze zich verspreiden over de regio en andere steden in de omgeving. In totaliteit is het ommeland (in combinatie met andere steden in de omgeving) wel van belang voor de steden, maar andersom is de afhankelijk nog altijd sterker. In het resterende deel van deze monitor wordt de ontwik keling van Ede en het ommeland op verschillende dimensies in beeld gebracht. Daarvoor is het noodzakelijk om het ommeland af te bakenen. Omdat de relaties tussen stad en ommeland nog altijd in sterke mate gekenmerkt worden door de afhankelijkheid van het o mmeland aan de stad en veel minder vice versa, is het ommeland afgebakend op basis van alleen de stromen van ommeland naar stad en niet van stad naar ommeland. De analyses in de verschillende Gelderse stedenmonitoren hebben laten zien dat het ommeland van de Gelderse steden niet volledig afhankelijk – of onafhankelijk - van de Gelderse steden is. Er is een mate van afhankelijkheid, die kleiner wordt naarmate de afstand tot de stad toeneemt. Dat betekent ook dat er geen harde grens is die bepaalt of een gemeente tot het ommeland behoort of niet. Op basis van de dertien verschi llende monitoren voor de Gelderse steden is een vuistregel van gemiddeld vijf procent 12 binding tot stand gekomen . Deze vuistregel zorgt voor de meest logische en inzichtelijke afbakening van de ommelanden van de Gelderse steden. f i g u u r 2 - 1 1 : A f b a k e n i n g o m m e la n d E d e (o p b a s is v a n g e m id d e ld e b in d in g )
12
Omdat voor de relaties op de vijf thema’s de gemiddelden en standaardafwijkingen anders liggen, is gekozen voor een gewogen gemiddelde, waardoor de relaties vergelijkbaar zijn en niet het ene thema heel zwaar meetelt en het andere nauwelijks.
17
In figuur 2-11 is te zien hoe sterk de binding is van het ommeland met Ede en welke gemeenten tot het ommeland van Ede behoren volgens de vuistregel van minimaal vijf procent binding. Tot het ommeland van Ede behoren Renswoude, Wageningen en Renkum. Wageningen is één van de dertien steden die gemonitord worden, maar is dus ook relatief sterk afhankelijk van Ede. Renkum behoort niet exclusief tot het o mmeland van Ede, maar onderhoudt ook sterke relaties met Wageningen en Arnhem en behoort volgens deze vuistregel ook tot het ommeland van Wageningen en Arnhem. Buiten deze gemeenten zijn er ook nog gemeenten die enige mate van afhankelijkheid van Ede hebben, maar niet dusdanig dat ze tot het ommeland gerekend worden. Er zijn maar een paar gemeenten die een sterke relatie met Ede onderhouden. Dat heeft er onder andere mee te maken dat de gemeente Ede u it meerdere (ook kleinere) kernen bestaat en de centrumfunctie van de kern Ede (met 65.000 inwoners) daardoor beperkter is dan op basis van het aantal inwoners in de gemeente verwacht mag worden. Daarnaast liggen er een aantal grote steden met centrumfunctie in de directe nabijheid (zelfs aanliggend), die de centrumfunctie van Ede niet nodig hebben of voor andere gemeenten van Ede wegnemen. Ten slotte speelt het karakter en het grote oppervlak van de gemeente een belangrijke rol. De gemeente bestaat uit mee rdere kernen, waarbij de kern Ede een centrumfunctie vervult voor omliggende kernen als Bennekom, Lunteren, Otterlo et cetera. Bovendien is Ede qua oppervlak één van de grootste gemeenten in Nederland. Op een aantal terreinen vervult Ede wel een centrumfunctie, zoals verslavingszorg, maatschappelijke opgang en de hogeschool. De stromen op de vijf thema’s kennen een grote mate van overeenkomst: ongeveer dezelfde gemeenten zijn bijvoorbeeld afhankelijk van de werkgelegenheidsfunctie van Ede als van de winkelvoorzieningen. De gerichtheid op Ede is het sterkst in Renswoude (winkelen en recreatie), Wageningen (onderwijs en werken) en Renkum (recreatie).
18
3
Leefbaarheid en veiligheid De leefbaarheid van de woonomgeving raakt alle bewoners van Ede, omdat het aa ngeeft hoe prettig mensen ergens wonen. Leefbaarheid gaat over hoe men de same nstelling van de bevolking in de omgeving waardeert, de sociale samenhang in de buurt, de veiligheidssituatie en over de kwaliteit van de woningvoorraad, voorzieni ngen en publieke ruimte. Leefbaarheid geeft de relatie tussen de bewoners en hun woonomgeving weer: in welke mate sluit de omgeving aan bij de wensen en eisen van de bewoners? In dit hoofdstuk wordt gekeken naar de kwaliteit van de woonomgeving van Ede: hoe ontwikkelt de leefbaarheid zich en hoe groot is de omvang van de lee fbaarheidsproblematiek? Leefbaarheid is een algemeen begrip met betrekking tot de kwaliteit van de woono mgeving. De sociaaleconomische situatie van bewoners is hierin één van de belangrij kste dimensies. Hier wordt in hoofdstuk zes nader op in gegaan. Een andere belangrijke dimensie is de veiligheidssituatie in de directe leefomgeving. Deze komt in het twe ede deel van dit hoofdstuk aan bod. Er wordt gekeken naar het aantal geweldsmisdri jven, inbraken en diefstallen en vernielingen.
3.1
Leefbaarheid
In dit hoofdstuk wordt een indruk gegeven van de leefbaarheid v an Ede en het ommeland. Daarvoor wordt gebruikgemaakt van de Leefbaarometer. Hierin wordt op het laagst mogelijke schaalniveau (pc6-niveau) een nauwkeurige indicatie van de leefbaarheid gegeven. Dit levert een scherp beeld op van de gebieden in de steden d ie te maken hebben met leefbaarheidsproblematiek, in welke delen van de stad het goed gaat en hoe de leefbaarheid zich ontwikkelt. In figuur 3-1 is te zien hoe het gesteld is met de leefbaarheid in Ede en omgeving. Dan blijkt dat leefbaarheid in Ede over het algemeen prima is. Uit figuur 3-3 volgt dat slechts 0,2 procent van de Edese bevolking te maken heeft met leefbaarheidsproblematiek (met een score van zeer negatief, negatief of matig) in de directe woonomg eving. Deze gebieden liggen in de buurt De Burgen en hebben een leefbaarheidsscore van ‘matig’. In de andere buurten is de leefbaarheid overal minimaal positief. Ede is daardoor één van de meest leefbare steden van Nederland. Uit figuur 3-2 blijkt namelijk ook dat de gemiddelde leefbaarheid niet alleen boven dat van de vergelijkbare steden ligt, maar ook ruim boven het landelijk gemiddelde. De leefbaarheid strend is in Ede positief. Ook in het ommeland is de leefbaarheid erg goed te noemen , maar opvallend genoeg gemiddeld iets minder dan in Ede. Dat is opvallend omdat de leefbaarheid over het algemeen in de steden wat minder is dan in het omringende platteland. Maar ook in het ommeland wordt de leefbaarheid in de meeste buurten als ‘positief’ of beter beoordeeld. Het gemiddelde ligt wel iets lager dan in de benchmarkgemeenten. Dat komt vooral doordat de gemiddelde leefbaarheid in Wageningen minder is (zie figuur 3-3). Daar zijn nog gebieden met een ‘matig positieve’ leefbaarheid te vinden. In
19
Renswoude en Renkum ligt de gemiddelde leefbaarheid boven dat van de benchmar kgemeenten. f i g u u r 3 - 1 : L e e f b a a r h e i d 2 0 1 2 (b ro n : L e e f b a a ro m e t e r)
f i g u u r 3 - 2 O n t w i k k e l i n g g e m id d e ld e l e e f b a a rh e id 1 9 9 8 - 2 0 1 2 (b ro n : L e e f b a a r o m e ter)
20
f i g u u r 3 - 3 O n t w i k k e l i n g a a n d e e l b e w o n e rs w o o n a c h t ig in g e b ie d e n m e t le e f b a a r h e i d s p r o b l e m e n ( m e t e e n l e e f b a a rh e id s s c o re v a n z e e r n e g a t ie f , n e g a t i e f o f m a tig) (bron: Leefbaarometer) .
3.2
13
Veiligheid
Een belangrijke dimensie van de leefbaarheid is de veiligheidssituatie. In deze paragraaf gaan we op een aantal veiligheidsthema’s nader in. Hiervoor is gebruikgemaakt van geregistreerde criminaliteit, zoals het CBS die publiceert op basis van gegevens
13
De landelijke trend in leefbaarheidsontwikkeling wordt voor een deel bepaald door de ec onomische conjunctuur: in tijden van laagconjunctuur (zoals 2006) is de werkloosheid hoger en de leefbaarheid minder. In tijden van hoogconjunctuur (zoals 2008) geldt het omgekee rde. Om hiervoor te corrigeren is in de figuur waarin de ontwikkeling van de gemiddelde lee fbaarheid is weergegeven de landelijke trend gefilterd door het gemeentelijk gemiddelde af te zetten tegen het landelijk gemiddelde. In deze figuur is het absolute ni veau van de leefbaarheidsproblemen weergegeven, die mee beweegt met de conjunctuur. Er is goed te zien hoe het niveau zich verhoudt met de benchmark en of de verandering groter of kleiner is.
21
14
van de politie . Allereerst is in figuur 3-4 en figuur 3-5 gekeken naar het aantal geweldsmisdrijven (per 1.000 inwoners). Dan blijkt dat er in Ede relatief minder geweldsmisdrijven plaatsvinden dan in vergelijkbare steden. Tevens is de laatste jaren sprake van een dalende trend, die ongeveer gelijk is aan die van de benchmarksteden. Dat betekent dat het verschil tussen Ede en de andere G32 -steden ongeveer gelijk gebleven is. Ook in de ommelandgemeenten is sprake van een afname van het aantal geweldsmisdrijven. Dit aantal ligt wel hoger dan in de benchmarkgemeenten, wat het gevolg is van een relatief hoog aantal geweldsmisdrijven in de gemeenten Wageningen en Renkum. De omvang van het aantal diefstallen en inbraken ligt in Ede lager dan in vergelijkbare steden en is de laatste jaren redelijk constant (zie figuur 3-6 en figuur 3-7). Hier geldt wel dat in de benchmarksteden sprake is van een daling, waardoor het verschil iets kleiner geworden is. In het ommeland is het aantal di efstallen de afgelopen jaren constant, maar wel hoger dan de benchmark. Dat komt ook op dit onderwerp door een relatief hoog aantal diefstallen en inbraken in Wageningen en Renkum. Ten slotte is gekeken naar het aantal vernielingen ( figuur 3-8 en figuur 3-9). Dat aantal ligt in Ede lager dan in de rest van de G32, en is sinds 2008 duidelijk dalende. Voor het ommeland van Ede geldt dat de trend van het aantal vernielingen evenzeer d alende is, maar dat er wel meer vernielingen zijn dan in vergelijkbare gemeenten. Dat komt voornamelijk door het relatief hoge aantal vernielingen in de g emeente Renkum, maar ook in Wageningen is dit hoger dan in de benchmarkgemeenten .
14
Het gaat om meldingen bij de politie. Een campagne kan bijvoor beeld het aantal meldingen vergroten, zonder dat er in de werkelijkheid meer misdrijven hebben plaatsgevonden. Het gaat dus niet om de daadwerkelijke misdrijven, maar om de bij de politie bekende misdri jven. Daarnaast geldt dat de politie in 2009 is overgeschakeld op een ander registratiesysteem waarbij op het vlak van bijvoorbeeld vandalisme vermoedelijk minder incidenten wo rden geregistreerd.
22
f i g u u r 3 - 4 A a n t a l g e w e l d s m i s d r ij v e n p e r 1 . 0 0 0 in w o n e rs 2 0 1 1 (b ro n : C B S )
f i g u u r 3 - 5 A a n t a l g e w e l d s m i s d r ij v e n p e r 1 . 0 0 0 in w o n e rs 2 0 0 5 - 2 0 1 1 (b ro n : C B S )
23
f i g u u r 3 - 6 A a n t a l d i e f s t a l l e n e n in b ra k e n p e r 1 . 0 0 0 in w o n e rs 2 0 1 1 (b ro n : C B S )
f i g u u r 3 - 7 A a n t a l d i e f s t a l l e n e n in b ra k e n p e r 1 . 0 0 0 in w o n e rs 2 0 0 5 - 2 0 1 1 (b ro n : CBS)
24
f i g u u r 3 - 8 A a n t a l v e r n i e l i n g e n p e r 1 . 0 0 0 in w o n e rs 2 0 1 1 (b ro n : C B S )
f i g u u r 3 - 9 A a n t a l v e r n i e l i n g e n p e r 1 . 0 0 0 in w o n e rs 2 0 0 5 - 2 0 1 1 (b ro n : C B S )
25
4
Economie Nederland bevindt zich economisch in zwaar weer. In eerste instantie uitte de econ omische crisis zich vooral in een oplopende staatsschuld en problemen in de financiële sector. Maar de laatste jaren is de crisis ook in de reële economie doorgedrongen. Zo loopt de werkgelegenheid terug en neemt het aantal faillissementen toe. Dit brengt onder meer een oplopende werkloosheid en dalende inkomens me t zich mee, met alle gevolgen voor de bevolking van dien. Hoe de sociaaleconomische positie en wer kloosheid zich in Ede ontwikkeld hebben, komt in de volgende hoofdstukken aan bod. In dit hoofdstuk wordt de vraagkant van de arbeidsmarkt in beeld gebracht d oor te kijken naar de ontwikkeling van het aantal banen in totaliteit en per sector (industrie, zakelijke dienstverlening, detailhandel en gezondheidszorg). Dit hoofdstuk beschrijft daarnaast het aantal faillissementen en het aantal starters. Tevens dreigt de winkelleegstand een probleem te worden. Niet alleen door een a fnemende consumptie, maar vooral door internetwinkels kunnen veel winkels het hoofd niet boven water houden. Ten slotte wordt ingegaan op de bereikbaarheid van Ede. Een slechte bereikbaarheid kan een negatieve impact op de economie van de steden hebben. Banen Allereerst wordt gekeken naar de ontwikkeling van het aantal banen, zowel in zijn totaliteit als per sector. Hiervoor is gebruikgemaakt van de Provinciale Werkgelegenheidsenquête van de provincie Gelderland. De werkgelegenheidspositie van Ede is sinds 2008 redelijk constant. In totaliteit is er voor bijna tachtig procent van de beroepsbevolking werkgelegenheid in Ede. In de benchmarksteden ligt het aandeel banen ten opzichte van de beroepsbevolking hoger. Over een langdurige periode volgen Ede en de benchmarksteden een gelijke trend. In het ommeland van Ede is relatief meer werkgelegenheid dan in de benchmarkgemeenten (zie figuur 4-2). In de gemeente Renswoude zijn relatief meer banen dan in de gemeente Renkum (zie figuur 4-3). In vergelijking met de benchmarksteden heeft Ede in 2012 vooral veel banen in de detailhandel en gezondheidszorg (zie figuur 4-3 tot en met figuur 4-10). In de industrie lag het aandeel banen ten opzichte van de beroepsbevolking lange tijd lager dan in de benchmarksteden. Sinds 2010 ligt dit aandeel echter iets hoger, doordat de daling van de benchmark in Ede niet heeft plaatsgevonden. In de detailhandel en in de gezondheidszorg ligt de werkgelegenheid (ten opzichte van de beroepsbevolking) sinds 2008 hoger dan in de vergelijkbare steden. De relatieve werkgelegenheid in de zakelijke dienstverlening is lager ten opzichte van de benchmarksteden. Sinds 2008 neemt het aandeel zakelijke banen ten opzichte van de beroepsbevolking nog verder af ten opzichte van de benchmarksteden. Het aandeel banen in de zakelijke dienstverlening en de gezondheids zorg ligt hoger in het ommeland dan in de benchmarkgemeenten. Zowel in de zakelijke dienstverlening, detailhandel en gezondheidszorg zijn er de laatste jaren meer banen (ten opzichte van de beroepsbevolking) bijgekomen. In de industrie zijn banen (ten opzichte van de
26
beroepsbevolking )verdwenen. De ontwikkeling in het ommeland volgt ongeveer de trend van de benchmark. f i g u u r 4 - 1 A a n t a l b a n e n 2 0 1 2 (a ls a a n d e e l v a n d e p o t e n t i ë le b e ro e p s b e v o lk in g (bron PWE 2012).
f i g u u r 4 - 2 : O n t w i k k e l i n g a a n t a l b a n e n (a ls a a n d e e l v a n d e p o t e n t ië le b e ro e p s b e volking (bron PWE 2012).
27
f i g u u r 4 - 3 A a n t a l b a n e n i n d u s t ri e 2 0 1 2 (a ls a a n d e e l v a n d e p o t e n t i ë le b e ro e p s bevolking (bron PWE 2012).
f i g u u r 4 - 4 : O n t w i k k e l i n g a a n t a l b a n e n in d u s t rie (a l s a a n d e e l v a n d e p o t e n t ië le b e r o e p s b e v o l k i n g ( b r o n P W E 2 0 1 2 ).
28
f i g u u r 4 - 5 A a n t a l b a n e n z a k e l ij k e d ie n s t v e rl e n in g 2 0 1 2 (a ls a a n d e e l v a n d e p o t e n t i ë l e b e r o e p s b e v o l k i n g ( b ro n P W E 2 0 1 2 ).
f i g u u r 4 - 6 : O n t w i k k e l i n g a a n t a l b a n e n z a k e l i j k e d i e n s t v e rl e n in g (a ls a a n d e e l v a n d e p o t e n t i ë l e b e r o e p s b e v o l k in g ( b ro n P W E 2 0 1 2 ) .
29
f i g u u r 4 - 7 A a n t a l b a n e n d e t a i lh a n d e l 2 0 1 2 (a ls a a n d e e l v a n d e p o t e n t ië le b e roepsbevolking (bron PWE 2012).
f i g u u r 4 - 8 : O n t w i k k e l i n g a a n t a l b a n e n d e t a i lh a n d e l (a ls a a n d e e l v a n d e p o t e n t i e l e b e r o e p s b e v o l k i n g ( b r o n P W E 2 0 1 2 ).
30
f i g u u r 4 - 9 A a n t a l b a n e n g e z o n d h e id s z o rg 2 0 1 2 (a ls a a n d e e l v a n d e p o t e n t i ë l e b e r o e p s b e v o l k i n g ( b r o n P W E 2 0 1 2 ).
f i g u u r 4 - 1 0 : O n t w i k k e l i n g a a n t a l b a n e n g e z o n d h e id s z o rg (a ls a a n d e e l v a n d e p o t e n t i ë l e b e r o e p s b e v o l k i n g ( b ro n P W E 2 0 1 2 ) .
31
Starters en faillissementen Het aantal faillissementen in Ede ligt in 2011 hoger dan het gemiddelde van de andere grote steden in Gelderland (zie figuur 4-12). Tussen 2008 en 2010 nam het aantal faillissementen flink toe, maar in 2011 is dat aantal weer behoorlijk gedaald. In het ommeland ligt, zeker sinds 2008, het aantal faillissementen een stuk lager dan in vergelijkbare gemeenten. Het aantal faillissementen in de ommelandgemeenten is de laatste jaren relatief beperkt (zie figuur 4-11). Het aantal starters neemt in Ede vanaf 2003 geleidelijk toe. Van 2006 tot 2009 was het aantal starters redelijk constant, waarna weer een sterke toename volgt. Dat zijn niet alleen mensen die bewust een eigen bedrijf begonnen zijn, maar voor een b elangrijk deel heeft dat te maken met het groeiend leger ZZP’ers (bijvoorbeeld in de bouw) waarvoor een vast dienstverband niet meer mogelijk bleek te zijn. Tot en met 2006 lag het aantal starters in Ede op een vergelijkbaar niveau als de benchmarkg emeenten. Na 2006 neemt het aantal starters in de benchmarkgemeenten meer toe dan in Ede (figuur 4-14). In het ommeland is het aantal starters in 2011 wat lager dan in vergelijkbare ommelanden. Voor 2003 en in 2010 ligt het aantal starters hoger in het ommeland dan in de benchmarkgemeenten . Met name in Wageningen is het aantal starters relatief klein (zie figuur 4-13). Winkelleegstand De winkelleegstand ligt in Ede op ongeveer zeven procent van het vloeroppervlak, dat is iets minder dan de 7,5 procent in vergelijkbare Gelderse steden (figuur 4-16). In Ede is de winkelleegstand ten opzichte van 2008 constant gebleven, de andere grote Gelderse steden hebben te maken gehad met een toename van bijna 2 procent. In het ommeland ligt de leegstand hoger dan in vergelijkbare gemeenten. In het ommeland en de benchmarkgemeenten is een toename van de leegstand. Met name in Wageningen is de leegstand relatief klein. Bereikbaarheid per auto Ten slotte is gekeken naar de bereikbaarheid van Ede per auto in de spits. Hiervoor is gebruikgemaakt van de bereikbaarheidsmaatstaf van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu, die is toegepast op verschillende jaargangen van de enquêtebestanden 15 OViN en MON . Dit is een relatieve maatstaf, waarmee – in dit geval - gemeenten met elkaar vergeleken kunnen worden. Ede scoort iets boven het landelijk gemiddelde van 1,0. Uit figuur 4-18 blijkt dat Ede relatief gezien ook beter bereikbaar is dan vergelijkbare steden. Het ommeland is minder goed bereikbaar dan vergelijkbare ommelanden in Nederland.
15
In deze grootschalige enquêtes worden Nederlanders bevraagd naar hun verplaatsingen op een bepaalde dag, onder meer waar ze naar toe gingen en hoe lang de reis duurde. Door ve rschillende jaargangen van deze onderzoeken samen te voegen kan een indicatief beeld g emaakt worden van de relatieve bereikbaarheid van steden.
32
f i g u u r 4 - 1 1 A a n t a l f a i l l i s s e m e n t e n 2 0 1 1 (p e r 1 0 . 0 0 0 in w o n e rs p o t e n t i ë le b e r o e p s b e v o l k i n g ( b r o n K V K / B u re a u E c o n o m is c h O n d e rz o e k P ro v in c ie G e ld e r la n d ; Statistisch Zakboek).
f i g u u r 4 - 1 2 : O n t w i k k e l i n g a a n t a l f a i l lis s e m e n t e n (p e r 1 0 . 0 0 0 in w o n e rs p o t e n t ië le b e r o e p s b e v o l k i n g ( b r o n K V K / B u re a u E c o n o m is c h O n d e rz o e k P ro v in c ie G e ld e r land; Statistisch Zakboek ).
*benchmark alleen binnen Gelderland
33
f i g u u r 4 - 1 3 A a n t a l s t a r t e r s 2 0 1 1 (p e r 1 0 . 0 0 0 in w o n e rs p o t e n t i ë l e b e ro e p s b e v o l k i n g ( b r o n K V K / B u r e a u E c o n o m is c h O n d e rz o e k P ro v in c ie G e ld e rla n d ; S t a t is t i s c h Zakboek).
f i g u u r 4 - 1 4 : O n t w i k k e l i n g a a n t a l (p e r 1 0 . 0 0 0 in w o n e rs p o t e n t i ë l e b e ro e p s b e v o l k i n g ( b r o n K V K / B u r e a u E c o n o m is c h O n d e rz o e k P ro v in c ie G e ld e rla n d ; S t a t is t i s c h Zakboek).
*benchmark alleen binnen Gelderland
34
f i g u u r 4 - 1 5 W i n k e l l e e g s t a n d 2 0 1 3 ( v lo e ro p p e r v la k , b ro n L o c a t u s ).
f i g u u r 4 - 1 6 : O n t w i k k e l i n g w i n k e l le e g s t a n d 2 0 0 8 - 2 0 1 3 (v lo e ro p p e r v la k , b ro n L o catus).
*benchmark alleen binnen Gelderland
35
f i g u u r 4 - 1 7 B e r e i k b a a r h e i d s p it s p e r a u t o 2 0 0 7 / 2 0 1 1 ( re la t ie f , b ro n M O N / O V i N ) .
f i g u u r 4 - 1 8 : B e r e i k b a a r h e i d s p it s p e r a u t o 2 0 0 7 / 2 0 1 1 (r e la t i e f , b ro n M O N / O V i N ).
36
5
Arbeidsparticipatie Werkloosheid is niet alleen een probleem voor de burger, maar ook voor de samenl eving. Voor de burger kan werkloosheid een terugslag in persoonlijke en economische ontwikkeling betekenen. Voor de samenleving zorgt werkloosheid niet alleen voor hoge kosten om de werklozen toch een enigszins acceptabel welvaartsniveau te b ezorgen, maar kan het bijvoorbeeld ook leefbaarheidsproblematiek met zich meebre ngen. In dit hoofdstuk worden daarom de arbeidsparticipatie en werkloosheid op ve rschillende thema’s in kaart gebracht. Allereerst wordt gekeken naar de ontwikkeling van de algemene werkloosheid en arbeidsparticipatie om een beeld te schetsen van de omvang van de problematiek. Vervolgens komt de omvang van de problematiek van de meest kwetsbare bewoners aan bod: hoe groot is het aandeel bijstandsuitkeringen en het aandeel langdurige bijstandsuitkeringen (langer dan één jaar)? Deze bewoners zijn over het algemeen minder kansrijk op de arbeidsmarkt, vaak langdurig aan het arbeidsproces onttrokken en moeten van een lage uitkering zien rond te komen: Ten slotte wordt gekeken naar de jeugdproblematiek: hoe groot is de jeugdwerkloosheid en hoeveel voortijdige schoolverlaters zonder diploma zijn er? Netto arbeidsparticipatie en werkloosheid De netto arbeidsparticipatie is in Ede tussen 2004 en 2008 gestegen, en vervolgens 16 tussen 2008 en 2010 gedaald . De daling is sterker geweest dan in de benchmark, waardoor de arbeidsparticipatie inmiddels gemiddeld iets lager ligt dan in de benchmark (zie figuur 5-2). Ede springt er wat betreft het werkloosheidsniveau in positieve zin uit als wordt vergeleken met soortgelijke gemeenten: deze ligt 3,5 procentpunt lager dan in de benchmark (figuur 5-4). Er is sprake geweest van een toename van de werkloosheid tussen 2008 en 2012, maar deze is kleiner dan in de benchmark. Na 2012 is het aandeel niet-werkende werkzoekenden met ongeveer 1,5 procentpunt gestegen, wat gelijk is aan de toename in de benchma rk (zie bijlage 2). De arbeidsparticipatie is in het ommeland van Ede de laatste jaren sterk gestegen. Wageningen doet het wat dat betreft iets beter dan de andere gemeenten in het ommeland (figuur 5-1). Ten opzichte van de benchmark ligt het niveau lager, maar het ommeland laat ten opzichte van vergelijkbare gemeenten een convergerende ontwikkeling zien. De werkloosheid van het ommeland ligt daarentegen op een vergelijkbaar niveau als de benchmark. In zowel Ede als omliggende gemeenten stijgt die wel de laatste jaren.
16
Het CBS publiceert de arbeidsparticipatiecijfers per gemeente met een paar jaar vertraging. De meest recente cijfers zijn momenteel van 2010. Er zijn echter wel provinciecijfers van het CBS beschikbaar. Die laten voor de provincie Gelderland een gelijkblijvende arbeidsparticip atie zien tussen 2010 (67,3%) en 2012 (67,2%). Daarnaast laten de voorlopige ramingen van het Bureau Economisch Onderzoek van de Provincie Gelderland tussen 2010 en 2012 een g elijkblijvende arbeidsparticipatie in Ede zien.
37
(Langdurige) bijstand Het aandeel bijstandsuitkeringen is in Ede laag en sinds het begin van de crisis nauwelijks gestegen. De afgelopen jaren ligt deze iets boven de twee procent (figuur 5-6). Dat is slechts een fractie hoger dan in het ommeland van Ede, maar ligt fors en structureel lager dan de benchmark. Een vergelijkbaar beeld is waar te nemen als het gaat om langdurige bijstand. Ede is eerder te vergelijken met het ommeland dan met soortgelijke gemeenten (figuur 5-8). Hoewel het aandeel van de bevolking dat in de bijstand zit de laatste jaren is gestabiliseerd in de gemeenten Ede, Renswoude, Wageningen en Renkum, laat het aandeel van de bevolking dat langdurige in de bijstand zit een lichte stijging zien. Renswoude heeft het laagste percentage van mensen in de bijstand (figuur 5 -5 & 5-7). Jeugdwerkloosheid en voortijdige schoolverlaters 17
Met de (geregistreerde) jeugdwerkloosheid valt het in Ede erg mee. In tegenstelling tot de trend in soortgelijke gemeenten, is deze zelfs gedaald het afgelopen jaar (figuur 5-10). Wanneer echter de periode 2009-2013 wordt bezien, is wel een lichte stijging in het percentage werklozen onder jongeren waar te nemen. In het ommeland is de jeugdwerkloosheid de laatste jaren duidelijk opgelopen . Toch is de stijging minder scherp als die in soortgelijke gemeenten. 18
Het percentage voortijdig schoolverlaters zonder diploma ligt in Ede onder de benchmark en ligt de laatste jaren rond de één procent (figuur 5-12). In het ommeland van Ede ligt de percentage voortijdig schoolverlaters structureel hoger dan de be nchmark en in Ede. Wageningen springt er in negatieve zin uit met een hoog percent age vroegtijdig schoolverlaters (figuur 5-11).
17
Het gaat hier om geregistreerde werkloosheid tot 25 jaa r bij het UWV (niet-werkende werkzoekenden). Aangezien inschrijving bij het UWV geen verplichting meer is, en er veel verbo rgen werkloosheid is onder de jeugd, levert dit vermoedelijk een onderschatting op van het niveau van de werkloosheid. Dat kan van gemeente tot gemeente verschillen omdat per gemeente verschilt in welke mate ze jongeren stimuleren om zich in te schrijven. In vergeli jkend perspectief heeft het aandeel wel enige waarde, maar de cijfers moeten met de nodige voorzichtigheid gelezen worden.
18
Het gaat om meldingen. Als de leerplichtambtenaar een goede band opbouwt met de scholen, kan het zijn dat er meer gemeld wordt zonder daadwerkelijke veranderingen in het aandeel voortijdige schoolverlaters.
38
f i g u u r 5 - 1 N e t t o a r b e i d s p a r t ic ip a t ie 2 0 1 0 (b ro n : C B S )
f i g u u r 5 - 2 O n t w i k k e l i n g n e t t o a rb e id s p a rt ic ip a t ie ( b ro n : C B S )
70% 68%
Participatiegraad
66% 64% 62% 60% 58% 56% 2001
2002
2003
2004
Ede Benchmark Ede
2005
2006
2007
2008
2009
2010
Ommeland Benchmark Ommeland
39
f i g u u r 5 - 3 W e r k l o o s h e i d 2 0 1 2 (b ro n : B u re a u E c o n o m is c h O n d e rz o e k , P ro v in c i e Gelderland)
f i g u u r 5 - 4 O n t w i k k e l i n g w e r k lo o s h e id (b ro n : B u re a u E c o n o m is c h O n d e rz o e k , P r o vincie Gelderland )
12% 10%
Werkloosheid
8% 6% 4% 2% 0% 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 Ede Ommeland Benchmark Ede Benchmark Ommeland *benchmark alleen binnen Gelderland
40
f i g u u r 5 - 5 B i j s t a n d 2 0 1 3 ( a l s a a n d e e l v a n a a n t a l h u is h o u d e n s ) (b ro n : C B S )
f i g u u r 5 - 6 O n t w i k k e l i n g b i j s t a n d (a ls a a n d e e l v a n a a n t a l h u is h o u d e n s ) (b ro n : CBS)
5,0% 4,5% 4,0%
Aandeel bijstand
3,5% 3,0% 2,5% 2,0% 1,5% 1,0% 0,5% 0,0% 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 Ede Ommeland Benchmark Ede Benchmark Ommeland
41
f i g u u r 5 - 7 L a n g d u r i g e b i j s t a n d (a ls a a n d e e l v a n a a n t a l h u is h o u d e n s ) 2 0 1 3 (b r o n : CBS)
f i g u u r 5 - 8 O n t w i k k e l i n g l a n g d u rig e b i j s t a n d (a ls a a n d e e l v a n a a n t a l h u is h o u dens) (bron: CBS)
4,0% 3,5%
Aandeel bijstand
3,0% 2,5% 2,0% 1,5% 1,0% 0,5% 0,0% 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 Ede Ommeland Benchmark Ede Benchmark Ommeland
42
f i g u u r 5 - 9 J e u g d w e r k l o o s h e i d 2 0 1 3 (b ro n : U W V )
f i g u u r 5 - 1 0 O n t w i k k e l i n g j e u g d w e rk lo o s h e id (b ro n : U W V )
8% 7%
Jeugdwerkloosheid
6% 5% 4% 3% 2% 1% 0% 2007
2008 2009 Ede Benchmark Ede
2010
2011 2012 2013 Ommeland Benchmark Ommeland
*benchmark alleen binnen Gelderland
43
f i g u u r 5 - 1 1 A a n d e e l v o o r t i j d ig e s c h o o lv e r la t e rs z o n d e r d ip lo m a 2 0 1 1 (b ro n : A r beidsmarktmonitor Gelderland)
f i g u u r 5 - 1 2 O n t w i k k e l i n g a a n d e e l v o o rt i j d ig e s c h o o lv e r la t e rs (b ro n : Arb e id s marktmonitor Gelderland)
Voortijdige schoolverlareers zonder diploma
4%
3%
2%
1%
0% 2006
2007 Ede Benchmark Ede
2008
2009
2010 2011 Ommeland Benchmark Ommeland
*benchmark alleen binnen Gelderland
44
6
Demografie en sociaal profiel In dit hoofdstuk wordt de samenstelling van de bevolking vanuit twee oogpunten beschreven. Allereerst de demografische ontwikkelingen in Ede en omgeving. Hoe heeft de demografische samenstelling van de bevolking zich de afgelopen jaren ontwikkeld, en wat is de verwachting hoe deze zich verder gaat ontwikkelen? In het tweede deel van dit hoofdstuk wordt de sociale structuur van de bevolking in beeld gebracht: hoe is het bijvoorbeeld gesteld met het opleidings - en inkomensniveau van de bewoners van Ede?
6.1
Demografische ontwikkelingen
Sinds het begin van deze eeuw is het aantal huishoudens in Ede met circa veertien procent toegenomen (figuur 6-2). Dat is een sterkere toename dan in de benchmark en het ommeland van Ede. Tot 2030 blijft het aantal huishoudens sterker stijgen dan in vergelijkbare Gelderse steden. In 2030 zal Ede volgens de prognoses ruim dertig procent groter zijn dan in 2000. Het ommeland groeit in mindere mate dan Ede door, maar houdt wel gelijkte tred met de benchmark. In Wageningen is de huishoudensgroei sterker dan in Renkum (figuur 6-2). Ede kent voor een stad van die omvang relatief weinig alleenstaanden. Ongeveer 33 procent van de huishoudens is alleenstaand, tegenover 45 procent in de benchmark (figuur 6-4). Dat percentage is wel stijgende en komt in 2030 naar verwachting op circa 35 procent uit. In het ommeland is het aandeel alleenstaanden erg hoog, onder meer door de aanwezigheid van de universiteit van Wageningen. Ongeveer vijftig procent van de huishoudens van het ommeland van Ede is alleenstaand. Dit percent age blijft volgens de prognose tot 2030 op hetzelfde niveau. Het aandeel jongeren tot 25 jaar ligt in Ede met 33 procent ruim drie procentpunten boven dat van vergelijkbare gemeenten. De prognose laat zien dat het aandeel de komende jaren gaat dalen, in gelijke mate met de vergelijkbare steden in Gelderland (figuur 6-6). Ook in het ommeland gaat het aandeel jongeren naar verwachting dalen, maar minder dan in vergelijkbare gemeenten. Daardoor zal het aandeel jongeren in 2030 boven dat van de benchmark liggen. Het aandeel jongeren is volgens de prognose dan gelijk aan dat van Ede. Studentenstad Wageningen telt relatief veel jongeren, Renkum weinig (figuur 6-5). Het aandeel ouderen vanaf 75 jaar ligt in Ede – door een sterkere toename de afgelopen jaren – boven dat van de meeste vergelijkbare gemeenten. Inmiddels is ruim zeven procent van de Edese bevolking ouder dan 75 jaar. Dat zal volgens de prognoses toenemen tot twaalf procent in 2030 en dat is meer dan de tien procent in de benchmark. Vanaf 2020 komt de stijging in een stroomversnelling terecht, als de eerste babyboomers deze leeftijd bereiken (figuur 6-8). In het ommeland neemt het aandeel ouderen in gelijke mate als in Ede toe, tot veertien procent in 2030. Momenteel zijn er in Ede relatief meer ouderen dan in de benchmark, maar doordat de toename in die benchmark de komende jaren sterker zal zijn, is dat verschil in 2030 ongedaan
45
gemaakt. Vooral in Renkum is een relatief groot deel van de bevolking 75 jaar of ouder (figuur 6-7). f i g u u r 6 - 1 : O n t w i k k e l i n g a a n t a l h u is h o u d e n s 2 0 1 2 - 2 0 3 0 (b ro n : P R I M O S )
f i g u u r 6 - 2 : O n t w i k k e l i n g e n v o o rs p e l l in g a a n t a l h u is h o u d e n s 2 0 0 0 - 2 0 3 0 ; 2000=100% (bron: CBS en PRIMOS)
*benchmark alleen binnen Gelderland ** tot en met 2012 feitelijke ontwikkeling (bron: CBS), vanaf 2013 prognose (bron: PRIMOS).
46
f i g u u r 6 - 3 : A a n d e e l a l l e e n s t a a n d e h u is h o u d e n s 2 0 1 2 (b ro n : C B S )
f i g u u r 6 - 4 : O n t w i k k e l i n g e n v o o rs p e l l in g a a n d e e l a l le e n s t a a n d e h u is h o u d e n s 2000-2030 (bron: CBS en PRIMOS)
*benchmark alleen binnen Gelderland ** tot en met 2012 feitelijke ontwikkeling (bron: CBS), vanaf 201 3 prognose (bron: PRIMOS).
47
f i g u u r 6 - 5 : A a n d e e l j o n g e r e n t o t 2 5 j a a r 2 0 1 2 (b ro n : C B S )
f i g u u r 6 - 6 : O n t w i k k e l i n g e n v o o rs p e l l in g a a n d e e l j o n g e re n t o t 2 5 j a a r 2 0 0 0 - 2 0 3 0 (bron: CBS en PRIMOS)
*benchmark alleen binnen Gelderland ** tot en met 2012 feitelijke ontwikkeling (bron: CBS), vanaf 2013 prognose (bron: PRIMOS).
48
f i g u u r 6 - 7 : A a n d e e l o u d e r e n v a n a f 7 5 j a a r 2 0 1 2 (b r o n : C B S )
f i g u u r 6 - 8 : O n t w i k k e l i n g e n v o o rs p e l l in g a a n d e e l o u d e re n v a n a f 7 5 j a a r 2 0 0 0 2030 (bron: CBS en PRIMOS)
*benchmark alleen binnen Gelderland ** tot en met 2012 feitelijke ontwikkeling (bron: CBS ), vanaf 2013 prognose (bron: PRIMOS).
49
6.2
Sociaal profiel
Het eerste onderwerp van het sociaal profiel waar naar gekeken wordt is het inkomensniveau van de bewoners. In Ede wonen – in verhouding tot de benchmark - weinig lagere inkomens. Ongeveer 36 procent van de bevolking heeft een inkomen dat behoort tot de laagste veertig procent in Nederland ( figuur 6-10). Dat aandeel is tussen 2006 en 2010 met bijna één procentpunt toegenomen. 5,5 procent van de huishoudens moet rondkomen van een inkomen onder 101 procent van het sociaal mini19 mum (figuur 6-12). Dat is lager dan het gemiddelde van 7,3 procent in de benchmark. Het aandeel huishoudens met een inkomen op of onder het sociaal minimum is tussen 2008 en 2010 wel met bijna één procentpunt gestegen. Het aandeel hogere inkomens is tussen 2007 en 2010 met circa driekwart procentpunt toegenomen en ligt duidelijk hoger dan in de benchmark (figuur 6-14). Ondanks het relatief grote aantal hogere inkomens telt Ede minder hoger opgeleiden dan andere steden. 27 procent heeft minimaal een HBO-opleiding afgerond, tegenover 32 procent in de benchmark (figuur 6-18). Het aandeel laag opgeleiden verschilt niet veel van de benchmark: 33 om 34 procent (figuur 6-16). Het aandeel niet-westerse allochtonen ligt in Ede met 7,4 procent duidelijk onder het gemiddelde van veertien procent van vergelijkbare steden. Tussen 2000 en 2012 is dit aandeel met ongeveer 1,5 procentpunten gestegen. Dat is minder dan in de benchmark (figuur 6-20). Het aandeel eenoudergezinnen was tot 2006 stijgende, maar is sindsdien op hetzelfde niveau van een kleine 5,5 procent gebleven. In vergelijkbare steden is het aandeel eenoudergezinnen sindsdien nog een half procentpunt gestegen en ligt een stuk hoger dan in Ede (figuur 6-22). Ten slotte is het aandeel sociale huurwoningen gedaald, van 26 procent in 2000 naar 23 procent in 2011. In de vergelijkbare steden is dat 35 procent (figuur 6-24). Mede doordat het aandeel al wat kleiner was, is de afname beperkt. Ommeland Het inkomensniveau ligt in het ommeland van Ede lager dan in Ede zelf, en ook lager dan in de benchmark. Dat komt voornamelijk door studentenstad Wageningen, in de andere ommelandgemeenten is het inkomensniveau ongeveer gelijk aan dat van de benchmark. Het opleidingsniveau in het ommeland is daarentegen hoger in het ommeland dan in Ede en in vergelijkbare ommelanden. Niet alleen in Wageningen, maar vooral in Renkum wonen relatief veel hoog opgeleiden. Het aandeel niet-westerse allochtonen in het ommeland van Ede is hoger dan in Ede en ook hoger dan in de benchmark. In Wageningen is het aandeel met twaalf procent groter dan gemiddeld. Tot 2010 was er sprake van een gemiddelde toename in het ommeland, de laatste jaren is het aandeel echter afgenomen. Het aandeel eenouder19
Het sociaal minimum is het bedrag dat minimaal nodig is om van te leven. De hoogte hiervan is door het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid vastgesteld. Het sociaal min imum is niet voor iedereen hetzelfde. Het hangt bijvoorbeeld af van de leeftijd en leefsituatie.
50
gezinnen is lager dan in de benchmark en in tegenstelling tot in de benchmark niet toegenomen de laatste jaren. Ten slotte is het aandeel sociale huurwoningen afgenomen van 34 naar 31 procent. Het aandeel sociale huurwoningen in de benchmarkgemeenten is vijf procentpunten lager. In Wageningen is de omvang van de sociale huurvoorraad het grootst.
51
f i g u u r 6 - 9 : A a n d e e l l a g e i n k o m e n s 2 0 1 0 (b ro n : C B S )
f i g u u r 6 - 1 0 : O n t w i k k e l i n g a a n d e e l la g e in k o m e n s 2 0 0 5 - 2 0 1 0 (b ro n : C B S )
52
f i g u u r 6 - 1 1 : A a n d e e l h u i s h o u d e n s m e t e e n in k o m e n o n d e r 1 0 1 % s o c ia a l m in i m u m 2010 (bron: CBS)
f i g u u r 6 - 1 2 : O n t w i k k e l i n g a a n d e e l h u is h o u d e n s m e t e e n in k o m e n o n d e r 1 0 1 % s o c i a a l m i n i m u m 2 0 0 5 - 2 0 1 0 (b ro n : C B S )
53
f i g u u r 6 - 1 3 : A a n d e e l h o g e i n k o m e n s 2 0 1 0 (b ro n : C B S )
f i g u u r 6 - 1 4 : O n t w i k k e l i n g a a n d e e l h o g e in k o m e n s 2 0 0 5 - 2 0 1 0 (b ro n : C B S )
54
f i g u u r 6 - 1 5 : A a n d e e l l a a g o p g e le id e n 2 0 1 0 (b ro n : C B S )
f i g u u r 6 - 1 6 : a a n d e e l l a a g o p g e le id e n 2 0 1 0 (b ro n : C B S )
55
f i g u u r 6 - 1 7 : A a n d e e l h o o g o p g e le id e n 2 0 1 0 (b ro n : C B S )
f i g u u r 6 - 1 8 : a a n d e e l h o o g o p g e le id e n 2 0 1 0 (b ro n : C B S )
56
f i g u u r 6 - 1 9 : A a n d e e l n i e t - w e s t e rs e a llo c h t o n e n 2 0 1 2 (b ro n : C B S )
f i g u u r 6 - 2 0 : o n t w i k k e l i n g a a n d e e l n ie t - w e s t e rs e a l l o c h t o n e n (b ro n : C B S )
57
f i g u u r 6 - 2 1 : A a n d e e l e e n o u d e rg e z in n e n 2 0 1 2 (b ro n : C B S )
f i g u u r 6 - 2 2 : o n t w i k k e l i n g a a n d e e l e e n o u d e rg e z in n e n (b ro n : C B S )
58
f i g u u r 6 - 2 3 : A a n d e e l s o c i a l e h u u rw o n in g e n 2 0 1 1 (b ro n : C B S )
f i g u u r 6 - 2 4 : o n t w i k k e l i n g a a n d e e l s o c ia l e h u u r w o n i n g e n (b ro n : C B S )
59
7
Voorzieningen De aantrekkelijkheid van een woonlocatie voor bewoners hangt met verschillende dingen samen. Dat heeft bijvoorbeeld te maken met de samenstelling van de bevo lking in de buurt, hoe buren met elkaar omgaan, hoe veilig de woonomgeving is, de kwaliteit van de woningvoorraad en de publieke ruimte én het voorzieningenniveau. Het gaat dan niet alleen om de aanwezigheid van dagelijkse voorzieningen als scholen en winkels, maar ook om de aanwezigheid van niet -dagelijkse voorzieningen als natuur en instellingen voor cultuur. Voorzieningen concentreren zich vaak in de steden, waar de bewoners van het ommeland dan (deels) afhankelijk van zijn. In dit hoofdstuk wordt gekeken naar de aanwezigheid van verschillende soorten voorzieningen in z owel Ede als het ommeland. Het gaat om huisartsen, basis - en middelbare scholen, supermarkten, restaurants, natuur en vestigingen in cultuur, sport en recreatie. In vergelijking met de benchmarkgemeenten is de gemiddelde afstand in Ede tot de dichtstbijzijnde huisarts, basisschool, middelbare school, supermarkt en restaurant groter. De afstand tot de dichtstbijzijnde huisarts is tussen 2007 en 2010 toegenomen (zie figuur 7-2). Ook de afstand naar de scholen is in 2011 groter dan in 2006 (zie figuur 7-4 en figuur 7-6). In de benchmarksteden zijn de veranderingen vergelijkbaar. Het aantal vestigingen cultuur, sport en recreatie per inwoner is de laatste jaren toegenomen. Deze toename verloopt in gelijke mate met de benchmark, wel ligt het aa ntal vestigingen in Ede lager dan in de benchmarkgemeenten (zie figuur 7-12). Op de indicator ‘nabijheid van natuur’ scoort Ede landelijk gezien goed, ook in verhouding tot de vergelijkbare gemeenten wordt veel hoger gescoord (zie figuur 7-14). In het ommeland zijn de afstanden tot dagelijkse voorzieningen gemiddeld kleiner dan in Ede zelf, ook ten opzichte van de benchmarkgemeenten ligt het vo orzieningen niveau hoog. Het aantal vestigingen cultuur, sport en recreatie neemt ook in de ommeland flink toe. In het ommeland zijn meer culturele vestigingen dan in de vergelij kbare gemeenten. Het ommeland scoort ook goed op de indicator ‘nabijheid van natuur. Wageningen en Renkum hebben over het algemeen een sterk voorzieningenniveau.
60
f i g u u r 7 - 1 G e m i d d e l d e a f s t a n d (k i lo m e t e r ) t o t d i c h t s t b ij z i j n d e h u is a rt s 2 0 1 0 (bron: CBS)
f i g u u r 7 - 2 O n t w i k k e l i n g g e m id d e ld e a f s t a n d (k i lo m e t e r ) t o t d ic h t s t b i j z ij n d e huisarts (bron: CBS)
61
f i g u u r 7 - 3 G e m i d d e l d e a f s t a n d (k i lo m e t e r ) t o t d ic h t s t b i j z ij n d e b a s is s c h o o l 2 0 1 1 (bron: CBS)
f i g u u r 7 - 4 O n t w i k k e l i n g g e m id d e ld e a f s t a n d (k i lo m e t e r ) t o t d ic h t s t b ij z ij n d e b a sisschool (bron: CBS)
62
f i g u u r 7 - 5 G e m i d d e l d e a f s t a n d (k i lo m e t e r ) t o t d i c h t s t b ij z i j n d e m id d e lb a re s c h o o l 2011 (bron: CBS)
f i g u u r 7 - 6 O n t w i k k e l i n g g e m id d e ld e a f s t a n d (k i lo m e t e r ) t o t d ic h t s t b ij z ij n d e middelbare school (bron: CBS)
63
f i g u u r 7 - 7 G e m i d d e l d e a f s t a n d (k i lo m e t e r ) t o t d i c h t s t b ij z i j n d e s u p e rm a rk t 2 0 1 1 (bron: CBS)
f i g u u r 7 - 8 O n t w i k k e l i n g g e m id d e ld e a f s t a n d (k i lo m e t e r ) t o t d ic h t s t b i j z ij n d e s u permarkt (bron: CBS)
64
f i g u u r 7 - 9 G e m i d d e l d e a f s t a n d (k i lo m e t e r ) t o t d i c h t s t b ij z i j n d e re s t a u ra n t 2 0 1 1 (bron: CBS)
f i g u u r 7 - 1 0 O n t w i k k e l i n g g e m id d e ld e a f s t a n d (k ilo m e t e r ) t o t d ic h t s t b i j z ij n d e restaurant (bron: CBS)
65
f i g u u r 7 - 1 1 A a n t a l v e s t i g i n g e n c u lt u u r , s p o r t e n re c re a t ie p e r 1 0 . 0 0 0 in w o n e rs 2012 (bron: CBS)
f i g u u r 7 - 1 2 O n t w i k k e l i n g a a n t a l v e s t ig in g e n c u l t u u r, s p o rt e n re c re a t ie p e r 10.000 inwoners (bron: CBS)
66
f i g u u r 7 - 1 3 N a b i j h e i d n a t u u r (b ro n : R I G O )
f i g u u r 7 - 1 4 N a b i j h e i d n a t u u r (b ro n : R I G O )
* Een hogere waarde betekent meer natuur in de nabijheid.
67
8
Milieu en gezondheid Het laatste onderdeel van deze stadsmonitor behelst de lokale milieukwaliteit en de gezondheid van de bewoners van Ede. De aanwezigheid van industrie en de vele a utowegen in en rond de steden kan slecht uitpakken voor de luchtkwaliteit. Daarom kijken we allereerst naar de luchtkwaliteit (fijnstof en stikstofdioxide) in Ede. In het onderdeel milieu wordt ook gekeken naar het gasverbruik van huishoudens. Dit heeft niet alleen een duurzaamheidscomponent, maar is ook van belang vanuit het oogpunt van de betaalbaarheid van het wonen voor de bewoners van Ede. Daarnaast wordt gekeken naar de mate van geluidsoverlast. Het tweede deel in dit hoofdstuk is de gezondheid van de bewoners van Ede. Er wordt gekeken naar de door de bewoners ervaren gezondheid en (gezonde) leefstijl. Vervo lgens wordt de (ontwikkeling van de) vraag naar huisartsenzorg in beeld gebracht. Deze is sterk afhankelijk van de samenstelling van de bevolking. Een vergrijzende b evolking heeft bijvoorbeeld meer behoefte aan zorg verleend door de huisarts.
8.1
Milieu
Met de luchtkwaliteit in Ede is het relatief goed gesteld. De gemiddelde concentratie stikstofdioxide (NO 2 ) is lager dan in vergelijkbare gemeenten. De prognose laat zien dat de concentratie tot 2015 gaat dalen, maar minder dan in de benchmark ( figuur 8-2). De gemiddelde concentratie fijnstof (PM 10 ) is groter als in de benchmark en daalt naar verwachting in dezelfde mate als in de benchmark ( figuur 8-4). Voor het ommeland van Ede geldt dat er gemiddeld meer stikstofdioxide en fijnstof in de lucht is in vergelijking met de benchmark. Beide gaan naar verwachting dalen. De concentratie stikstofdioxide is in het ommeland lager dan in Ede zelf ( figuur 8-1), maar de gemiddelde concentratie fijnstof is ongeveer gelijk ( figuur 8-3). Er is ook gekeken naar het aandeel bewoners dat last heeft van geluidsoverlast in de directe omgeving (minimaal 65 dB, de kritische grens volgens het RIVM), van bijvoo rbeeld drukke wegen, treinverkeer of vliegtuigen. In Ede is het aandeel bewoners dat te maken heeft met geluidsoverlast één procent. Dat is minder dan in de benchmark (figuur 8-6). In het ommeland is het aandeel gedaald en is nu net zo groot als in Ede en in vergelijkbare ommelanden. Duurzaamheid Voor de duurzaamheidsopgave kijken we naar de energetische kwaliteit van de woningvoorraad. Er ligt vanuit duurzaamheidsperspectief een opgave in het kader van het beperken van de CO 2 -uitstoot. Daarnaast kent het onderwerp een betaalbaarheidsaspect. In woningen met een slechte energetische kwaliteit kunnen stijgende energiekosten (waar in de meeste prognoses vanuit wordt gegaan) leiden tot betaa lbaarheidsproblemen, zeker als daar huishoudens met een laag inkomen wonen. In dat kader is een indicator ontwikkeld waarin het gasverbruik per buurt is gecorrigeerd voor kenmerken van de woningvoorraad. Hierdoor wordt inzichtelijk gemaakt in welke buurten meer gas wordt verbruikt dan op basis van de woningvoorraad verwacht mag
68
worden. Voor deze monitor is gekeken hoeveel mensen woonachtig zijn in zo’n buurt 3 met relatief veel –gestandaardiseerd - gasverbruik (minimaal 20 m per vierkante meter woonoppervlak; wat overeen komt met energielabels F en G). Uit figuur 8-8 blijkt dat ongeveer een kwart van de bewoners van Ede woonachtig is in een buurt met relatief veel gasverbruik. Dat is duidelijk meer dan in vergelijkbare steden, waar het aandeel gemiddeld op acht procent l igt. Het ommeland laat een erg divers beeld zien. Gemiddeld is het aandeel bewoners woonachtig in een buurt met veel gasverbruik niet veel hoger dan in de benchmark. Maar in Renswoude is dit aandeel bewoners een stuk hoger dan in Wageningen en Renkum (figuur 8-7).
69
f i g u u r 8 - 1 G e m i d d e l d e c o n c e n t ra t ie N O 2 2 0 1 1 (b ro n : R I V M )
f i g u u r 8 - 2 P r o g n o s e o n t w i k k e lin g c o n c e n t ra t ie N O 2 2 0 1 1 - 2 0 1 5 (b ro n : R I V M )
70
f i g u u r 8 - 3 G e m i d d e l d e c o n c e n t ra t ie f ij n s t o f (P M 1 0 ) 2 0 1 1 (b ro n : R I V M )
f i g u u r 8 - 4 P r o g n o s e o n t w i k k e lin g c o n c e n t ra t ie f i j n s t o f ( P M 1 0 ) 2 0 1 1 - 2 0 1 5 (b ro n : RIVM)
71
f i g u u r 8 - 5 A a n d e e l b e w o n e r s m e t g e lu id s o v e r la s t 2 0 1 2 (b ro n : P B L )
f i g u u r 8 - 6 O n t w i k k e l i n g a a n d e e l b e w o n e rs m e t g e l u id s o v e r la s t 2 0 1 2 (b ro n : P B L )
72
f i g u u r 8 - 7 A a n d e e l b e w o n e r s m e t v e e l g a s v e rb ru ik 2 0 1 2 (b ro n : R I G O )
f i g u u r 8 - 8 A a n d e e l b e w o n e r s m e t v e e l g a s v e rb ru ik 2 0 1 2 (b ro n : R I G O )
73
8.2
Gezondheid
Tien procent van de bewoners van Ede geeft aan te kampen te hebben met een slechte of matige gezondheid. Dat is twee procentpunten minder dan in de vergelijkbare Gelderse steden (figuur 8-10). Als gevraagd wordt naar hun ervaren leefstijl, oordelen ongeveer net zoveel bewoners positief (66 procent) in vergelijking met de benchmark (figuur 8-12). In het ommeland is het oordeel van de bewoners met betrekking tot hun gezondheid en leefstijl iets beter dan in Ede en dan in vergelijkbare ommelanden. Relatief veel bewoners van Renkum oordelen (zeer) gezond over hun leefstijl (figuur 8-11). Met behulp van kengetallen van de Vraag Aanbod Analyse Monitor (VAAM) van het NIVEL kan een inschatting gemaakt worden van het aantal contactminuten van de bewoners met de huisarts. Deze kengetallen geven weer hoe de vraag naar zorg door huisartsenpraktijken samenhangt met de samenstelling van de bevolking (zoals lee ftijdsverdeling, huishoudenstype, etniciteit en inkom enssituatie). Naarmate deze samenstelling verandert, verandert ook de (verwachte) vraag naar huisartsenzorg. De vergrijzing leidt bijvoorbeeld tot een toenemend beroep op huisartsenzorg. De vraag is uitgedrukt in een gemiddeld aantal contactminuten met de huisarts die de bewoners in de gemeente per jaar – naar verwachting - nodig hebben. Anno 2012 is de vraag naar huisartsenzorg Ede kleiner dan in de benchmark. De prognose laat zien dat het gemiddeld aantal contactminuten zal gaan toenemen , maar niet meer dan in de benchmark (figuur 8-14). In het ommeland is het gemiddeld aantal contactminuten met de huisarts groter dan in Ede en de betreffende benchmark. De verwachtte toename is wel minder dan in de benchmark. In Renkum is het aantal contactminuten groter dan elders in de regio (figuur 8-13).
74
f i g u u r 8 - 9 A a n d e e l b e w o n e r s m e t e e n s le c h t e o f m a t ig e g e z o n d h e id 2 0 0 8 (b r o n : GGD)
*Eind 2013 komen er vermoedelijk nieuwe cijfers beschikbaar. De ervaring leert echter dat dit soort cijfers niet sterk veranderen door de jaren heen.
f i g u u r 8 - 1 0 A a n d e e l b e w o n e rs m e t e e n s le c h t e o f m a t ig e g e z o n d h e id 2 0 0 8 (b ro n : GGD)
*benchmark alleen binnen Gelderland
75
f i g u u r 8 - 1 1 A a n d e e l b e w o n e rs m e t e e n (z e e r ) g e z o n d e le e f s t ij l 2 0 0 8 (b ro n : G G D )
*Eind 2013 komen er vermoedelijk nieuwe cijfers beschikbaar. De ervaring leert echter dat dit soort cijfers niet sterk veranderen door de jaren heen.
f i g u u r 8 - 1 2 A a n d e e l b e w o n e rs m e t e e n (z e e r ) g e z o n d e le e f s t ij l 2 0 0 8 (b ro n : G G D )
*benchmark alleen binnen Gelderland
76
f i g u u r 8 - 1 3 ( s c h a t t i n g ) g e m i d d e ld a a n t a l c o n t a c t m i n u t e n h u is a rt s e n z o rg p e r p e r s o o n 2 0 1 2 ( b r o n : C B S , b e w e rk in g R I G O )
f i g u u r 8 - 1 4 O n t w i k k e l i n g ( s c h a t t in g ) g e m id d e ld a a n t a l c o n t a c t m in u t e n h u is a r t s e n z o r g p e r p e r s o o n ( b r o n : C B S / P R I M O S , b e w e rk in g R I G O )
*benchmark alleen binnen Gelderland
77
Bijlagen
78
Bijlage 1: Overzicht indicatoren In deze bijlage is een overzicht van alle gebruikte indicatoren weergegeven. De pei ldatum van de meeste indicatoren is 1 januari van betreffend jaar, tenzij anders ve rmeld. In die gevallen betreft het dan vaak aantallen of percentages in betreffend jaar)
Hoofdstuk 2: Stad en ommeland Verhuizers van of naar de stad Het aantal verhuizingen van of naar de stad als aandeel van het totaal aantal binnen en buitengemeentelijke verhuizingen van betreffende (ommeland)gemeente. Omdat het aantal verhuizingen van jaar tot jaar kan fluctueren, is het gemiddelde over drie jaar (2009 tot met 2011) genomen (Bron: CBS, aantallen/percentages in betreffend jaar). Pendelstromen van of naar de stad Het aantal pendelstromen van of naar de stad als aandeel van het totaal aantal binnen- en buitengemeentelijke werkenden van betreffende (ommeland)gemeente. (Bron: CBS; 2011, aantallen/percentages in betreffend jaar). Onderwijsstomen van of naar de stad Het aantal middelbare scholieren van of naar de stad als aand eel van het totaal aantal binnen- en buitengemeentelijke schoolgaande scholieren van betreffende (omm eland)gemeente. (Bron: Ministerie van Onderwijs/DUO; 2012; peildatum 1 oktober). Winkelstromen van en naar de stad Het aantal bewonersverplaatsingen vanwege winkelen of boodschappen doen van of naar de stad als aandeel van het totaal aantal binnen - en buitengemeentelijke bewonersverplaatsingen vanwege winkelen of boodschappen doen van betreffende (o mmeland)gemeente. Voor deze indicator zijn geen registratieb estanden beschikbaar. Daarom is gebruikgemaakt van de enquêtebestanden ‘Onderzoek Verplaatsingen in Nederland’ (OViN) en voorganger ‘Mobiliteitsonderzoek Nederland’ (MOB) van Rijk swaterstaat en het CBS. In deze grootschalige enquêtes worden Nederlanders be vraagd naar hun verplaatsingen op een bepaalde dag, onder meer waar ze naar toe gingen en wat het doel van de reis was. Door verschillende jaargangen van deze onderzoeken samen te voegen zijn er per gemeente voldoende respondenten om een indicatief beeld te schetsen van de omvang van de bewonersverplaatsingen tussen gemeenten vanwege boodschappen. In deze bestanden kan geen onderscheid gemaakt worden tussen dagelijkse en niet-dagelijkse boodschappen. Maar het laat wel zien welke gemeenten meer en minder op de stad (en andersom) zijn aangewezen vanwege de winkelvoorzieningen (Bron: OViN/MOB 2006-2011).
79
Recreatiestromen van en naar de stad Het aantal bewonersverplaatsingen vanwege recreëren van of naar de stad als aa ndeel van het totaal aantal binnen- en buitengemeentelijke bewonersverplaatsingen vanwege recreatie van betreffende (ommeland)gemeente. Voor deze indicator zijn geen registratiebestanden beschikbaar. Daarom is gebruikgemaakt van de enquêtebestanden ‘Onderzoek Verplaatsingen in Nederland’ (OViN) en voorganger ‘Mobiliteitsonderzoek Nederland’ (MOB) van Rijkswaterstaat en het CBS. In deze grootschalige enquêtes worden Nederlanders bevraagd naar hun verplaatsingen op een bepaalde dag, onder meer waar ze naar toe gingen en wat het doel van de reis was. D oor verschillende jaargangen van deze onderzoeken samen te voegen zijn er per gemeente voldoende respondenten om kan een indicatief beeld te schetsen van de omvang van de bewonersverplaatsingen tussen gemeenten vanwege recreatie. Het gaat hier om alle vormen van recreatie, zoals wandelen, sporten en alle andere vrijetijdsbestedi ngen (Bron: OViN/MOB 2006-2011).
Hoofdstuk 3: Leefbaarheid en veiligheid Gemiddelde leefbaarheid De gemiddelde leefbaarheid in de stad ten opzichte van het landelijk gemiddelde. De trend wordt sterk beïnvloed door de macro-economische conjunctuur. In hoogconjunctuur is de werkloosheid laag en verbetert de leefbaarheid, in tijden van laagco njunctuur vindt de omgekeerde beweging plaats. Deze trend is erg overheersend, waardoor andere ontwikkelingen aan het oog onttrokken worden. Door het gemee ntelijk gemiddelde af te zetten tegen de landelijke trend wordt deze overheersende trend uit de vergelijking gefilterd en ontstaat een beeld van het verschil met de lee fbaarheid met het landelijk gemiddelde en de ontwikkeling daarin. Voor deze indicator is gebruikgemaakt van de Leefbaarometer. In dit voor het ministerie van Binnenlandse Zaken ontwikkelde instrument wordt op 6ppc-niveau de leefbaarheid berekend op basis van circa vijftig indicatoren met betrekking tot de (sociaaleconomische) bevolkingssamenstelling, woningvoorraad, veiligheid, sociale samenhang, publieke ruimte en het voorzieningenniveau. Voor deze indicator is de gemiddelde leefbaarheid per gemeente berekend (bron: Leefbaarometer). Gemiddelde leefbaarheid t.o.v. Gelders gemiddelde Als de gemiddelde leefbaarheid per gemeente op kaart wordt afgebeeld, ontstaat een oase van groen, aangezien gemiddeld gesproken de leefbaarheid overal wel tussen ‘matig positief’ en ‘zeer positief’ ligt. Om toch onderscheid in de leefbaarheidssituatie per gemeente in de kaart weergegeven is voor het Ministerie van Binnenlandse Zaken een methode ontwikkeld om de leefbaarheid ten opzichte van een regionaal gemiddelde af te beelden. Voor deze rapportage is de gemiddelde leefbaarheid als afwijking ten opzichte van de gemiddelde leefbaarheid in Gelderland gebruikt (bron: Leefbaarometer).
80
Aandeel bewoners met leefbaarheidsproblemen in de woonomgeving Met de gemiddelde leefbaarheid wordt de omvang van de (mogelijke) probleemgebieden aan het zicht onttrokken. Daarom is voor deze indicator berekend hoeveel bewoners woonachtig zijn in een gebied met leefbaarheidsproblemen (met een score van zeer negatief, negatief of matig op de Leefbaarometer) als aandeel van het totaa l aantal bewoners in de stad (bron: Leefbaarometer). Geweldsmisdrijven Aantal bij de politie geregistreerde geweldsmisdrijven per 1.000 inwoners (bron: CBS, aantallen/percentages in betreffend jaar). Diefstallen en inbraken Aantal bij de politie geregistreerde diefstallen en inbraken per 1.000 inwoners (bron: CBS, aantallen/percentages in betreffend jaar). Vernielingen Aantal bij de politie geregistreerde vernielingen per 1.000 inwoners (bron: CBS, aa ntallen/percentages in betreffend jaar).
Hoofdstuk 4: Economie Aantal banen Aantal banen als aandeel van de potentiële beroepsbevolking (15 -65 jaar); (bron: Provinciale Werkgelegenheidsenquête/LISA). Aantal banen industrie Aantal banen in de industrie als aandeel van de potentiële beroepsbevolking (15 -65 jaar); (bron: Provinciale Werkgelegenheidsenquête/LISA). Aantal banen zakelijke dienstverlening Aantal banen in de zakelijke dienstverlening als aandeel van de potentiële beroepsb evolking (15-65 jaar); (bron: Provinciale Werkgelegenheidsenquête/LISA). Aantal banen detailhandel Aantal banen in de detailhandel als aandeel van de potentiële beroepsbevolking (15 65 jaar); (bron: Provinciale Werkgelegenheidsenquête/LISA). Aantal banen gezondheidszorg Aantal banen in de gezondheidszorg als aandeel van de potentiële beroepsbevolking (15-65 jaar); (bron: Provinciale Werkgelegenheidsenquête/LISA).
81
Aantal faillissementen Aantal faillissementen bedrijven per 10.000 inwoners tussen de 15 en 65 jaar (bron: Bureau Economisch Onderzoek Provincie Gelderland). De gegevens zijn gebaseerd op het Handelsregister van de Kamer van Koophandel. Aantal starters Aantal starters per 10.000 inwoners tussen de 15 en 65 jaar (bron: Bureau Econ omisch Onderzoek Provincie Gelderland). De gegevens zijn gebaseerd op het Handelsregister van de Kamer van Koophandel. Winkelleegstand detailhandel Aandeel leegstaande winkels detailhandel (als aandeel winkeloppervlak) in de g emeente; (bron: Locatus). Cijfers over 2008 betreffen 1 januari; cijfers over 2013 1 juni. Bereikbaarheidsindicator Om inzicht te krijgen in de bereikbaarheid van plaatsen, heeft het Ministerie van I nfrastructuur een methodiek voor een bereikbaarheidsindicator ontwikkeld in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). Deze bereikbaarheidsindicator richt zich op de gemiddelde hemelsbrede deur tot deur reissnelheid van de gemaakte verplaatsingen naar gebieden. De indicator geeft op uniforme wijze per een beeld van de reissnelheid. Voor deze monitor is de gemiddelde snelheid van hemelsbrede deur -totdeurverplaatsingen in de ochtend- en avondspits per auto berekend. Er zijn alleen verplaatsingen die van de ene gemeente naar de andere gaan meegenomen. Zo on tstaat een beeld van de bereikbaarheid van een bepaalde gemeente van buiten in de spits. Hiervoor is gebruikgemaakt van verschillende jaargangen van de enquêtebestanden ‘Onderzoek Verplaatsingen in Nederland’ (OViN) en voorganger ‘Mobiliteitsonderzoek Nederland’ (MOB) die door Rijkswaterstaat en het CBS worden uitgevoerd. Om voor de meeste gemeenten voldoende respondenten voor een b etrouwbare bereikbaarheidsindicator te hebben zijn de jaargangen 2007 tot en met 2011 sameng evoegd. De bereikbaarheidsindicator wordt uiteindelijk weergegeven als een afwijking ten opzichte van het gemiddelde, en is dus een relatieve. Een getal boven de éé n geeft een beter dan gemiddelde bereikbaarheid weer, bij een getal onder de één is betreffende gemeente minder dan gemiddelde bereikbaar. Voor sommige gemeenten (zoals Doesburg) zijn helaas nog altijd niet voldoende respondenten beschikbaar om een betrouwbare uitspraak te doen. (bron: OViN/MON 2007 tot en met 2011).
Hoofdstuk 5: Arbeidsparticipatie Netto arbeidsparticipatie Het aandeel van de werkzame beroepsbevolking in de potentiële beroepsbevolking (15-65 jaar). Het CBS heeft hiervoor als bron de Enquête Beroepsbevolking (EBB) gebruikt. Om voldoende respondenten per gemeente te hebben heeft het CBS het g e-
82
middelde over drie jaar berekend. Dat betekent dat 2008 het gemiddelde over de periode 2007-2009 is; en 2009 het gemiddelde over het periode 2008 -2010. Zo ontstaat een voortschrijdend gemiddelde (bron: EBB/CBS). Werkloosheid Alle personen zonder werk (of met werk van minder dan twaalf uur per week) die minstens twaalf uur per week willen werken, daarvoor direct beschikbaar zijn en b ovendien actief zoeken naar werk (ongeacht of men bij het UWV WERKbedrijf staat ingeschreven). Als aandeel van beroepsbevolking 15 -65 jaar. Bron: Bureau Economisch Onderzoek, Provincie Gelderland (raming o.b.v. EBB/CBS). Bijstand Aantal bijstandsuitkeringen als aandeel van het a antal huishoudens (Bron: CBS). Langdurige bijstand Aantal bijstandsuitkeringen (met een duur van minimaal één jaar) als aandeel van het aantal huishoudens (Bron: CBS). Jeugdwerkloosheid Aantal geregistreerde niet-werkende werkzoekenden in de leeftijd 15-25 jaar (als aandeel van bevolking 15-25 jaar). Aangezien inschrijving bij het UWV geen verplic hting meer is, en er veel verborgen werkloosheid is onder de jeugd, levert dit vermo edelijk een onderschatting op van het niveau van de werkloosheid. In vergelijke nd perspectief heeft het aandeel wel enige waarde, maar deze moet met enige voorzic htigheid behandeld worden (bron: UWV/Arbeidsmarktmonitor Gelderland). Voortijdige schoolverlaters zonder diploma Aantal leerlingen/deelnemers dat gedurende het jaar uitstroo mt uit het bekostigd onderwijs zonder VMBO- of MBO-1-diploma. Data over 2011 betreffen bijvoorbeeld het schooljaar 2010/2011 (bron: Centrale Financiën Instellingen/Arbeidsmarktmonitor Gelderland).
Hoofdstuk 6: Demografie en sociaal profiel Aantal huishoudens Ontwikkeling van het aantal huishoudens ten opzichte van uitgangsjaar 2000 (=100%). Tot en met 2012 zijn de feitelijke ontwikkelingen weergegeven (bron: CBS). Vanaf 2013 tot en met 2030 is gebruikgemaakt van prognoses van de meest recente PRIMOS-prognose (IPB-Primos2012, referentiemodel) die de Provincie Gelderland voor alle Gelderse gemeenten heeft laten maken.
83
Aandeel alleenstaande huishoudens Ontwikkeling van het aantal alleenstaande huishoudens ten opzichte van het totaal aantal huishoudens. Tot en met 2012 zijn de feitelijke ontwikkelingen weergegeven (bron: CBS). Vanaf 2013 tot en met 2030 is gebruikgemaakt van prognoses van de meest recente PRIMOS-prognose (IPB-Primos2012, referentiemodel) die de Provincie Gelderland voor alle Gelderse gemeenten heeft laten maken. Aandeel jongeren tot 25 jaar Ontwikkeling van het aandeel jongeren (tot 25 jaar) ten opzichte van het totaal aantal inwoners. Tot en met 2012 zijn de feitelijke ontwikkelingen weergegeven (bron: CBS). Vanaf 2013 tot en met 2030 is gebruikgemaakt van prognoses van de meest recente PRIMOS-prognose (IPB-Primos2012, referentiemodel) die de Provincie Gelderland voor alle Gelderse gemeenten heeft laten maken. Aandeel ouderen vanaf 75 jaar Ontwikkeling van het aandeel ouderen (vanaf 25 jaar) ten opzichte van het totaal aantal inwoners. Tot en met 2012 zijn de feitelijke ontwikkelingen weergegeven (bron: CBS). Vanaf 2013 tot en met 2030 is gebruikgemaakt van prognoses van de meest recente PRIMOS-prognose (IPB-Primos2012, referentiemodel) die de Provincie Gelderland voor alle Gelderse gemeenten heeft laten maken. Aandeel lage inkomens Het aandeel personen met een inkomen dat lager is dan het 40 -procentpunt van de landelijke inkomensverdeling (bron: CBS, aantallen/percentages in betreffend jaar). Aandeel huishoudens met een inkomen onder de 101 procent van het sociaal minimum Het aandeel huishoudens dat rond moet komen van een inkomen dat maximaal 101 procent van het sociaal minimum is. Het sociaal minimum is het wettelijk bestaan sminimum zoals dat in de politieke besluitvorming is vastgesteld (bron: CBS, aanta llen/percentages in betreffend jaar). Aandeel hoge inkomens Het aandeel personen met een inkomen dat hoger is dan het 60 -procentpunt van de landelijke inkomensverdeling (bron: CBS, aantallen/percentages in betreffend jaar). Aandeel laag opgeleiden Het aandeel laag opgeleiden in de beroepsbevolking (15 -65 jaar) (bron: CBS). Aandeel hoog opgeleiden Het aandeel hoog opgeleiden in de beroepsbevolking (15 -65 jaar) (bron: CBS).
84
Aandeel niet-westerse allochtonen Het aandeel niet-westerse allochtonen onder de bevolking (bron: CBS). Aandeel eenoudergezinnen Het aantal eenoudergezinnen als aandeel van het totaal aantal huishoudens (bron: CBS). Aandeel sociale huurwoningen Het aantal woningen in de sociale huursector als aandeel van het totaal aantal woni ngen (bron: CBS).
Hoofdstuk 7: Voorzieningen Gemiddelde afstand tot dichtstbijzijnde huisarts De gemiddelde afstand van alle inwoners in een gemeente tot de dichtstbijzijnde huisartsenpraktijk, berekend over de weg (bron: CBS). Gemiddelde afstand tot dichtstbijzijnde basisschool De gemiddelde afstand van alle inwoners in een gemeente tot de dichtstbijzijnde basisschool, berekend over de weg (bron: CBS). Gemiddelde afstand tot dichtstbijzijnde middelbare school De gemiddelde afstand van alle inwoners in een gemeente tot de dichtstbijzijnde middelbare school, berekend over de weg (bron: CBS). Gemiddelde afstand tot dichtstbijzijnde supermarkt De gemiddelde afstand van alle inwoners in een gemeente tot de dichtstbijzijnde supermarkt, berekend over de weg (bron: CBS). Gemiddelde afstand tot dichtstbijzijnde restaurant De gemiddelde afstand van alle inwoners in een gemeente tot de dichtstbijzijnde restaurant, berekend over de weg (bron: CBS). Aantal vestigingen cultuur, sport en recreatie Het aantal vestigingen in de cultuur, sport en recreatie per 10.000 inwoners. Het gaat om een wijde range aan culturele en recreatieve activiteiten, zoals culturele voorste llingen, musea, sport en recreatieve activiteiten (bron: CBS). Nabijheid natuur De nabijheid van natuur is berekend op basis van de bodemstatistiek van het CBS. Berekend is hoe groot het oppervlak van grootschalige natuur (bos, water, duinen etc.) dat binnen een half uur reizen bereikbaar is, als aa ndeel van het totale opper-
85
vlak dat in diezelfde tijd bereikbaar is. Zo ontstaat een relatieve maat die aangeeft of vanuit een bepaalde gemeente relatief weinig of veel natuur bereikbaar is (bron: B odemstatistiek/CBS, bewerking RIGO).
Hoofdstuk 8: Milieu en gezondheid Gemiddeld concentratie NO2 Gemiddelde concentratie stikstofdioxide in de gemeente, zoals berekend door het RIVM in het kader van de Monitoringsrapportage NSL. Het gaat hier om modelmatige schattingen van de huidige en in 2015 verwachtte concent ratie (bron: RIVM). Gemiddeld concentratie PM10 Gemiddelde concentratie fijnstof in de gemeente, zoals berekend door het RIVM in het kader van de Monitoringsrapportage NSL. Het gaat hier om modelmatige schatti ngen van de huidige en in 2015 verwachtte concentratie (bron: RIVM). Aandeel bewoners met veel gasverbruik 3
2
Per buurt is het gemiddelde gasverbruik per woning berekend (m gas per m woonoppervlak per buurt), gecorrigeerd voor kenmerken van de woning. Hiermee kunnen de buurten worden geïdentificeerd waar verhoudingsgewijs (gegeven de aard van de woningvoorraad naar grootte en woningtype) - veel gas wordt verbruikt. Voor deze indicator is vervolgens berekend hoeveel mensen in een buurt wonen met relatief 3 2 veel – gestandaardiseerd – gasverbruik. Als ondergrens is hiervoor 20 m per m woonoppervlak gebruikt: wat overeenkomt met woningen met energielabels F en G. (bron: Klimaatmonitor, bewerking RIGO, aantallen/percentages in betreffend jaar). Aandeel bewoners met een slechte of matige gezondheid Aandeel volwassen bewoners (19-65 jaar) dat in gezondheidsenquêtes van de GGD aangeeft met een slechte of matige gezondheid te kampen (bron: GGD). Aandeel bewoners met een (zeer) gezonde leefstijl Aandeel volwassen bewoners (19-65 jaar) dat in gezondheidsenquêtes van de GGD aangeeft een (zeer) gezonde leefstijl te hebben (bron: GGD). Gemiddeld aantal contactminuten huisartsenzorg (schatting) De vraag wordt niet rechtstreeks gemeten omdat daar geen gegevens over beschi kbaar zijn. Om de vraag weer te geven is gebruikgemaakt van kengetallen van de Vraag Aanbod Analyse Monitor (VAAM) van NIVEL. Deze kengetallen geven weer hoe de vraag naar zorg door huisartsenpraktijken samenhangt met de samenstelling van de bevolking (zoals leeftijdsverdeling, huishoudenstype, etniciteit en inkomenssituatie). Naarmate deze samenstelling verandert, verandert ook de vraag naar huisartsenzorg. De toenemende vergrijzing leidt bijvoorbeeld tot een toenemend beroep op huisar tsenzorg. Een ander voorbeeld is dat lage inkomensgroepen gemiddeld meer h uisartsenzorg nodig hebben dan hoge inkomensgroepen. Een concentratie van lage ink o-
86
mensgroepen in een bepaalde gebied betekent gemiddeld genomen meer vraag naar huisartsenzorg. De score voor de vraag naar huisartsenzorg op buurtniveau is berekend op basis van de in de formules van NIVEL gehanteerde demografische gegevens die beschikbaar zijn op dit niveau. Specifiek gaat het hier om het aantal bewoners van 0 tot 5 jaar, 5 tot 15 jaar, 15 tot 25 jaar, 25 tot 40 jaar, 40 tot 65 jaar, 65 tot 75 jaar en 75 jaa r of ouder, het aantal vrouwen, het aantal eenpersoonshuishoudens, het aantal niet westerse allochtonen, het aantal inwoners met een lager inkomen (behorend tot de laatste vier decielgroepen qua inkomensverdeling) en de stedelijkheid (bron van alle variabelen is het CBS). De vraag wordt uitgedrukt in een totaal aantal contactminuten die de bewoners in de gemeente per jaar nodig hebben. Dit aantal contactminuten is geen weergave van het exacte aantal contactminuten per gemeente, maar is een modelmatige schat ting op basis van de bevolkingssamenstelling. Als bijvoorbeeld door de crisis het aantal lage inkomens in een gemeente toeneemt, voorspelt dit model een toename van het aa ntal contactminuten in die buurt. Het is echter niet zeker dat deze toename ook daa dwerkelijk plaatsvindt, het is een voorspelde toename. In zijn algemeenheid geldt dat de leeftijdsverdeling het zwaarst doorweegt in het model. Dat betekent dat een ve rgrijzende gemeente meer (voorspelde) contactminuten met een huisarts nodig heeft. Omdat er in dit onderzoek (hoofdstuk zes) ook bevolkingsprognoses zijn gebruikt, konden deze worden ingezet om een voorspelling te doen van de ontwikkeling van de vraag naar huisartsenzorg. De prognoses van het aantal bewoners naar leeftijdscat egorie en het aantal huishoudens naar type die Primos oplevert zijn hiervoor gebruikt. Van een aantal sociaaleconomische kenmerken (aandeel lage inkomens en niet westerse allochtonen) en de stedelijkheid is dat niet bekend, en zijn de laatst beke nde aantallen constant gehouden naar de toekomst toe (bron: CBS/PRIMOS, bewerking RIGO). Aandeel bewoners met geluidsoverlast Het aandeel bewoners dat te maken heeft met een geluidsbelasting van minimaal 65 dB (de kritische grens volgens het RIVM) in de directe woonomgeving (bron: PBL) .
Indicatoren waar alleen data voor Gelderse gemeenten aanwezig zijn
Leegstand
Starters
Faillissementen
Werkloosheid
Jeugdwerkloosheid
Voortijdige schoolverlaters
Huishoudens
87
Alleenstaanden
Ouderen
Jongeren
Gezondheid
Leefstijl
Contactminuten huisarts
88
Bijlage 2: Ontwikkeling niet-werkende werkzoekenden
Aantal niet-werkende werkzoekenden als aandeel van de potentiële beroepsbevo lking (15-65 jaar); bron UWV.
Aan het gebruik van het aandeel niet-werkende werkzoekenden zit het nadeel dat het om inschrijvingen bij het UWV Werkbedrijf gaat. Niet iedereen (zoals jongeren die soms nauwelijks kans op een uitkeringen hebben) is ingeschreven, maar er zijn ook mensen die zijn ingeschreven die niet echt op zoek zijn naar een baan (omdat ze bi jvoorbeeld een partner hebben die veel verdient) ofwel naar een baan op zoek zijn voor maar een paar uur of feitelijk niet beschikbaar zijn voor werk (bijvoorbeeld o mdat ze een opleiding of cursus volgen). Ook kunnen er mensen nog ingeschreven zijn die al een baan hebben (maar eerder niet in aanmerking kwamen voor een uitkering). De ontwikkeling van het aandeel niet-werkende werkzoekenden kan gebruikt worden om een indicatie van de ontwikkeling van de werkloosheid te krijgen, maar niet om de exacte omvang van de problematiek inzichtelijk te maken.
89
Bijlage 3: Overzicht Benchmark Benchmark Ede Alkmaar Almelo Almere Amersfoort Apeldoorn Arnhem Breda Delft Deventer Dordrecht Eindhoven Emmen Enschede Gouda Groningen Haarlem Haarlemmermeer Heerlen Helmond Hengelo Leeuwarden Leiden Lelystad Maastricht Nijmegen Schiedam 's-Hertogenbosch Sittard-Geleen Tilburg Venlo Zaanstad Zoetermeer Zwolle Benchmark ommeland Aalsmeer Alphen-Chaam Ameland Appingedam Assen Baarle-Nassau Baarn Bedum Beek Beesel Bergambacht Bergeijk Bergen (NH.)
Best Beuningen Binnenmaas Bloemendaal Boarnsterhim Bodegraven-Reeuwijk Borger-Odoorn Borne Boskoop Brummen Brunssum Bunschoten Coevorden Cranendonck Cuijk Dalfsen Dantumadiel De Marne Delfzijl Deurne Doesburg Dongen Drimmelen Dronten Druten Duiven Echt-Susteren Eemsmond Eersel Eijsden-Margraten Epe Etten-Leur Ferwerderadiel Franekeradeel Geldrop-Mierlo Gemert-Bakel Gennep Gilze en Rijen Goirle Graafstroom Graft-De Rijp Grave Groesbeek Grootegast Gulpen-Wittem Haaksbergen Haaren Haarlemmerliede en Spaarnwoude
Haren Harenkarspel Hattem Heemstede Heerde Heerhugowaard Heeze-Leende Heiloo Hendrik-Ido-Ambacht het Bildt Heumen Heusden Hillegom Hilvarenbeek Hof van Twente Hoogezand-Sappemeer Horst aan de Maas Kaag en Braassem Kampen Katwijk Kerkrade Kollumerland en Nieuwkruisland Laarbeek Landgraaf Langedijk Leek Leeuwarderadeel Leiderdorp Leusden Lingewaard Lisse Littenseradiel Lochem Loon op Zand Loppersum Losser Maasdonk Maasdriel Marum Meerssen Menameradiel Menterwolde Midden-Delfland Millingen aan de Rijn Moerdijk Mook en Middelaar Nijkerk Noordenveld
90
Nuenen, Gerwen en Nederwetten Nunspeet Nuth Oegstgeest Oirschot Oisterwijk Oldebroek Oldenzaal Olst-Wijhe Ommen Onderbanken Oosterhout Oostzaan Ouderkerk Oudewater Overbetuwe Papendrecht Peel en Maas Pijnacker-Nootdorp Rheden Rijnwaarden Rijnwoude Rijswijk Rozendaal Schermer Scherpenzeel Schinnen Simpelveld Sint-Michielsgestel Sliedrecht Slochteren Soest Son en Breugel Stein Strijen Ten Boer Teylingen Tubbergen Twenterand Tynaarlo Tytsjerksteradiel Ubbergen Vaals Valkenburg aan de Geul Valkenswaard Veendam Veldhoven Velsen Vlaardingen Vlagtwedde
Vlist Voerendaal Voorschoten Voorst Vught Waalre Waddinxveen Westervoort Wierden Wijchen Winsum Wormerland Woudenberg Zaltbommel Zandvoort Zevenaar Zijpe Zoeterwoude Zuidhorn Zuidplas Zundert Zwartewaterland Zwijndrecht
2
1