Nieuw Nederlands 4e editie, 3 vmbo-basis, docentenhandleiding
Nieuw Nederlands 3 vmbo-basis docentenhandleiding
Tiddo Ekens
Noordhoff Uitgevers Groningen
© Noordhoff Uitgevers 2008
1
Nieuw Nederlands 4e editie, 3 vmbo-basis, docentenhandleiding
2
© 2008 Noordhoff Uitgevers bv Groningen/Houten, The Netherlands Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Voor zover het maken van reprografische verveelvoudigingen uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16h Auteurswet 1912 dient men de daarvoor verschuldigde vergoedingen te voldoen aan Stichting Reprorecht (postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.reprorecht.nl). Voor het overnemen van korte gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten Organisatie, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro). Voor het overnemen van niet-korte gedeelte(n) dient men zich rechtstreeks te wenden tot de uitgever. All rights reserved. No part of this publication may be reproduced, stored in a retrieval system, or transmitted, in any form or by any means, electronic, mechanical, photocopying, recording or otherwise without prior written permission of the publisher. ISBN 978 9001 76243 8
© Noordhoff Uitgevers 2008
Nieuw Nederlands 4e editie, 3 vmbo-basis, docentenhandleiding
INHOUD 1 De methode Nieuw Nederlands 2 Nederlands in de bovenbouw 3 Inhoud Nieuw Nederlands vmbo-basis 3 4 Lesvoorbereiding vmbo-basis 3 5 Nieuw Nederlands van A tot Z 6 Achtergrondliteratuur 7 Overzicht leerstof vmbo-basis 3 8 Auteurs gezocht
© Noordhoff Uitgevers 2008
3
4
Nieuw Nederlands 4e editie, 3 vmbo-basis, docentenhandleiding
1 DE METHODE NIEUW NEDERLANDS DE BASISMETHODE Nieuw Nederlands biedt de volgende leerlingenboeken voor vmbo-basis tot en met vwo. vmbo vmbo/havo havo/vwo vwo
vmbo-basis 1 vmbo-kgt 1 vmbo-t/havo 1 havo/vwo 1 vwo 1
vmbo-basis 2 vmbo-kgt 2 vmbo-t/havo 2 havo/vwo 2 vwo 2
vmbo-basis 3 vmbo-bk 3 vmbo-gt 3 havo 3 vwo 3
vmbo-basis 4 vmbo-bk 4 vmbo-gt 4 havo 4/5 vwo 4
vwo 5/6
HET ACTIVITEITENBOEK Bij ieder leerlingenboek is een extra activiteitenboek beschikbaar. Dit boek is optioneel. Het activiteitenboek bestaat uit de volgende onderdelen: • portfolio • extra oefeningen voor: Lezen, Woordenschat, Spelling en grammatica • werkbladen bij drie projecten • invulbladen bij het leerlingenboek • gereedschapskist: overzicht belangrijkste leerstof in leerlingenboek • persoonlijk wachtwoord voor extra oefeningen op de website DE WEBSITE: I-CLIPS Bij de methode is ondersteunend ICT-materiaal beschikbaar, dit heet de I-clips. De I-clips is bereikbaar via een persoonlijk wachtwoord in het activiteitenboek en te vinden op de website www.schoolwise.nl. De I-clips bestaat uit de volgende items: • Meer oefenen: extra oefenstof voor Lezen, Taal en woordenschat, Spelling en grammatica • D-toetsen: diagnostische toetsen bij Lezen, Taal en woordenschat, Spelling en grammatica • zes minicursussen Schrijven • cursussen Word, PowerPoint en Excel • de voorgelezen fragmenten uit het onderdeel Fictie • drie webquests • taalregister Daarnaast is een gedeelte van de I-clips vrij toegankelijk en te vinden op de website www.b3.nieuwnederlands.noordhoff.nl. Het gaat om het item Weet je het?, waarmee de kennis van de theorie bij alle cursusonderdelen getoetst kan worden. SERVICEBOX VOOR DOCENTEN Nieuw Nederlands biedt een zogenaamde servicebox voor docenten. De inhoud bestaat uit 3 cd’s: • kijkfragmenten op dvd • luisterfragmenten op cd (ook van het onderdeel fictie) • een cd-rom met: - docentenhandleiding - een didactisch naslagwerk met ongeveer 70 trefwoorden - een jaarplanner - antwoordkaarten - 60 toetsen - kopieerbladen: invulbladen voor de leerling DIGITALE PROEFWERKEN Per deel zijn er 60 proefwerken beschikbaar. Deze toetsen kunnen ook digitaal worden samengesteld, afgenomen en nagekeken. Meer informatie: www.digitaleproefwerken.nl.
© Noordhoff Uitgevers 2008
Nieuw Nederlands 4e editie, 3 vmbo-basis, docentenhandleiding
5
2 NIEUW NEDERLANDS IN DE BOVENBOUW ONDERBOUW EN BOVENBOUW De onderbouw, zoals ingevoerd in 2006, heeft betrekking op leerjaar 1 en 2. Scholen kunnen zelf invulling geven aan leerjaar 3. Dat betekent dat leerjaar 3 zowel geïnspireerd kan worden door de kerndoelen voor de onderbouw als door de eindtermen van het examenprogramma. Nieuw Nederlands is in deel 3 uitgegaan van zowel de kerndoelen als de eindtermen. Voor de volledigheid vatten we kort de kenmerken en de kerndoelen van de onderbouw. Aansluitend beschrijven we het examenprogramma van Nederlands. KERNDOELEN VAN HET VAK NEDERLANDS Het vak Nederlands in de onderbouw telt tien globaal geformuleerde kerndoelen: Kerndoel 1: De leerling leert zich mondeling en schriftelijk begrijpelijk uit te drukken. Kerndoel 2: De leerling leert zich te houden aan conventies (spelling, grammaticaal correcte zinnen, woordgebruik) en leert het belang van die conventies te zien. Kerndoel 3: De leerling leert strategieën te gebruiken voor het uitbreiden van zijn woordenschat. Kerndoel 4: De leerling leert strategieën te gebruiken bij het verwerven van informatie uit gesproken en geschreven teksten. Kerndoel 5: De leerling leert in schriftelijke en digitale bronnen informatie te zoeken, te ordenen en te beoordelen op waarde voor hemzelf en anderen. Kerndoel 6: De leerling leert deel te nemen aan overleg, planning, discussie in een groep. Kerndoel 7: De leerling leert een mondelinge presentatie te geven. Kerndoel 8: De leerling leert verhalen, gedichten en informatieve teksten te lezen die aan zijn belangstelling tegemoet komen en zijn belevingswereld uitbreiden. Kerndoel 9: De leerling leert taalactiviteiten (spreken, luisteren, schrijven en lezen) planmatig voor te bereiden en uit te voeren. Kerndoel 10: De leerling leert te reflecteren op de manier waarop hij zijn taalactiviteiten uitvoert en leert, op grond daarvan en van reacties van anderen, conclusies te trekken voor het uitvoeren van nieuwe taalactiviteiten. EXAMENPROGRAMMA NEDERLANDS VMBO Het examenprogramma voor Nederlands wordt beschreven in de preambule en in eindtermen. De volledige tekst vindt u op www.eindexamen.nl. De preambule geldt voor alle vakken en sectoren in het vmbo en bestaat uit zes hoofddoelen: 1 Werken aan vakoverstijgende thema's 2 Leren uitvoeren 3 Leren leren 4 Leren communiceren 5 Leren reflecteren op het leer- en werkproces 6 Leren reflecteren op de toekomst Het examenprogramma Nederlands wordt gedefinieerd in exameneenheden met de bijbehorende code. Elke exameneenheid bestaat uit een of meer eindtermen. In de kolommen achter de exameneenheden staat met X aangegeven voor welke leerweg de exameneenheid deel uitmaakt van het examenprogramma. Het centraal examen heeft betrekking op die exameneenheden die aangeduid zijn met CE. Het schoolexamen voor een bepaalde leerweg heeft voor de algemeen vormende vakken in ieder geval betrekking op exameneenheid K3 (Leervaardigheden). Daarnaast heeft het schoolexamen betrekking op: • ten minste die exameneenheden die deel uitmaken van het examenprogramma van deze leerweg voor zover zij niet deel uitmaken van het centraal examen voor die leerweg; • indien het bevoegd gezag daarvoor kiest een of meer exameneenheden waarop het centraal examen betrekking heeft; • indien het bevoegd gezag daarvoor kiest: andere vakonderdelen die relevant zijn voor het betreffende vak of examenprogramma, die per kandidaat kunnen verschillen.
© Noordhoff Uitgevers 2008
6
Nieuw Nederlands 4e editie, 3 vmbo-basis, docentenhandleiding
Eindtermen Nederlandse taal NE/K/1 1. NE/K/2 2. NE/K/3 3.
NE/K/4 4.
5.
1
Oriëntatie op leren en werken De kandidaat kan zich oriënteren op de eigen loopbaan en het belang van Nederlands in de maatschappij. Basisvaardigheden De kandidaat kan basisvaardigheden toepassen die betrekking hebben op communiceren, samenwerken, en informatie verwerven, verwerken en presenteren. Leervaardigheden in het vak Nederlands De kandidaat kan strategische vaardigheden toepassen die bijdragen tot: • het bereiken van verschillende lees-, schrijf-, luister- en kijk-, en spreek- en gespreksdoelen • de bevordering van het eigen taalleerproces • het compenseren van eigen tekortschietende taalkennis • of communicatieve kennis. Luister- en kijkvaardigheid1 De kandidaat kan: • luister- en kijkstrategieën hanteren • compenserende strategieën kiezen en hanteren • het doel van de makers van een programma aangeven • de belangrijkste elementen van een programma weergeven • een oordeel geven over een programma en dit toelichten • een instructie uitvoeren. De kandidaat kan: • luister- en kijkstrategieën hanteren • compenserende strategieën kiezen en hanteren • het doel van de makers van een programma aangeven • de belangrijkste elementen van een programma weergeven • een oordeel geven over een programma en dit toelichten • een instructie uitvoeren • de waarde en betrouwbaarheid aangeven van de informatie die door de massamedia verspreid wordt.
BB
KB
GL/TL
X
X
X
X
X
X
CE X
CE X
CE X
CE X
CE
CE
X
X
De Cevo kan bepalen dat het centraal examen geen betrekking heeft op NE/K/4; dit kan per leerweg verschillen.
NE/K/5 6.
NE/K/6 7.
Spreek- en gespreksvaardigheid De kandidaat kan: • relevante informatie verzamelen en verwerken ten behoeve van de spreek- en gesprekssituatie • strategieën hanteren ten behoeve van de spreek- en gesprekssituatie • compenserende strategieën kiezen en hanteren • het spreek-/luisterdoel in de situatie tot uitdrukking brengen • het spreek-/luisterdoel en taalgebruik richten op verschillende soorten publiek • het spreekdoel van anderen herkennen en de reacties van anderen inschatten • in spreek- en gesprekssituaties taalvarianten herkennen en daar adequaat op inspelen. Leesvaardigheid De kandidaat kan: • leesstrategieën hanteren • compenserende strategieën kiezen en hanteren
© Noordhoff Uitgevers 2008
BB
KB
GL/TL
X
X
X
CE X
CE
CE
7
Nieuw Nederlands 4e editie, 3 vmbo-basis, docentenhandleiding
8.
NE/K/7 9.
NE/K/8 10.
11.
NE/V/1 12. NE/V/2
• functie van beeld en opmaak in een tekst herkennen • het schrijfdoel van de auteur aangeven • een tekst indelen in betekenisvolle eenheden en de relaties tussen die eenheden benoemen • het hoofdonderwerp en de hoofdgedachte van een tekst aangeven • een oordeel geven over de tekst en dit oordeel toelichten. De kandidaat kan: • leesstrategieën hanteren • compenserende strategieën kiezen en hanteren • functie van beeld en opmaak in een tekst herkennen • het schrijfdoel van de auteur aangeven en de talige middelen die hij hanteert om dit doel te bereiken • een tekst indelen in betekenisvolle eenheden en de relaties tussen die eenheden benoemen • het hoofdonderwerp en de hoofdgedachte van een tekst aangeven en een samenvatting geven • een oordeel geven over de tekst en dit oordeel toelichten. Schrijfvaardigheid De kandidaat kan: • relevante informatie verzamelen en verwerken ten behoeve van het schrijven • schrijfstrategieën hanteren • compenserende strategieën kiezen en hanteren • het schrijfdoel in teksten tot uitdrukking brengen • het schrijfdoel en taalgebruik richten op verschillende soorten lezerspubliek • conventies hanteren met betrekking tot schriftelijk taalgebruik • elektronische hulpmiddelen gebruiken bij het schrijven • concepten van de tekst herschrijven op basis van geleverd commentaar.
Fictie De kandidaat kan: • verschillende soorten fictiewerken herkennen • de situatie en het denken en handelen van de personages in het fictiewerk beschrijven • de relatie tussen het fictiewerk en de werkelijkheid toelichten • een persoonlijke reactie geven op een fictiewerk en deze toelichten met voorbeelden uit het werk. De kandidaat kan: • verschillende soorten fictiewerken herkennen • de situatie en het denken en handelen van de personages in het fictiewerk beschrijven • de relatie tussen het fictiewerk en de werkelijkheid toelichten • kenmerken van fictie in het fictiewerk aanwijzen • relevante achtergrondinformatie verzamelen en selecteren • een persoonlijke reactie geven op een fictiewerk en deze toelichten met voorbeelden uit het werk. Verwerven, verwerken en verstrekken van informatie De kandidaat kan zelfstandig informatie verwerven, verwerken en verstrekken in het kader van het sectorwerkstuk. Schrijven op basis van documentatie
© Noordhoff Uitgevers 2008
X
X
CE X
CE X
CE X
BB
KB
GL/TL
X
X
X
X
8
Nieuw Nederlands 4e editie, 3 vmbo-basis, docentenhandleiding
13. NE/V/3 14.
De kandidaat kan een doel- en publiekgerichte tekst schrijven: overeenkomstig de voor de tekstsoort geldende conventies onder gebruikmaking van documentatie. Vaardigheden in samenhang De kandidaat kan de vaardigheden uit het kerndeel in samenhang toepassen.
© Noordhoff Uitgevers 2008
X
X
9
Nieuw Nederlands 4e editie, 3 vmbo-basis, docentenhandleiding
3 INHOUD NIEUW NEDERLANDS VMBO-BASIS 3 3.1 OPBOUW METHODE De methode Nieuw Nederlands bestaat uit zes hoofdstukken. Elk hoofdstuk bevat acht onderdelen, zoals Lezen, Spreken/kijken/luisteren en Schrijven. In ieder onderdeel wordt nieuwe leerstof aangeboden, geoefend en toegepast. De leerstof bouwt voort op de kerndoelen van de onderbouw en bereidt voor op de eindtermen van de bovenbouw. De zes cursussen van ieder onderdeel hangen onderling samen. Gezamenlijk vormen de cursussen een module die ook aaneengesloten gegeven kan worden. Bij iedere cursus Lezen, Spreken/kijken/luisteren en Schrijven is een taak beschikbaar. In een taak gaan leerlingen praktisch met de leerstof aan de slag. De methode bevat verder per deel drie projecten, waarin samenwerken, informatievaardigheden en integratie met andere vakken een belangrijke rol spelen. 1 Leve je lijf Lezen
Spreken / kijken / luisteren
Schrijven
Leren & Werken Taal en woordenschat
3 Slim met geld Reclameteksten lezen
4 Natuurlijk
Instructies lezen
2 Veiligheid voor alles Verbanden in teksten lezen
Taak Bijsluiters in huis
Taak Hoe werkt eeen …?
Taak De beste koop
Taak ga zuinig met de aarde om!
Precies luisteren
Instructie geven en uitvoeren Taak Doe-hetzelf-programma’s op tv Een instructie schrijven
Informatie vragen en doorvragen Taak Daar ben ik het (niet) mee eens!!! Advertenties schrijven
Verslag doen aan een groep
Taak Verbeter de instructie
Taak Zet het op marktplaats.nl Kritiek krijgen en geven
Taak Volg het weer
Economische begrippen
Taak Bekijk een medisch programma Formulieren invullen Taak Proefles fitness: geef je op! Sociale vaardigheden Medische begrippen Eufemisme
Spelling en grammatica
Fictie
Tegenwoordige tijd Zinsdelen die beginnen met voorzetsels Verhalen Het dagboek van Stella Youp van ’t Hek, Flappie Frank Groothof, Kopzorgen
Test Project
© Noordhoff Uitgevers 2008
Overleggen en besluiten nemen Technische begrippen
Betogende teksten
Taak Ontwerp een park
5 Verder leren Schema’s lezen Taak Welke opleiding ga jij doen? Zakelijk gesprek
6 Aan het werk Lezen op internet over opleiding en werk Taak Wat verdien je daarmee? Jezelf presenteren
Taak Daar wil ik meer over weten Aanmeldings formulier invullen Taak Info aanvragen via internet Ruzies oplossen
Taak Vrijwilligers gezocht
Begrippen in land- en tuinbouw Uitdrukkingen uit de natuur
Begrippen in opleiding en werk Ironie
Begrippen werk en inkomen
Tegenwoordige, verleden en voltooide tijd Tussenletters
Werkwoordsspelling
Werkwoordsspelling
Bijvoeglijk naamwoord
Verwijs-woorden (2)
Een verslag schrijven
Jezelf beheersen
Een sollicitatiebrief schrijven Taak Schrijf je cv! Overleggen met je leidinggevende
Technische woorden en betekenissen Verleden tijd
Neologismen
Afkortingen
Verwijswoorden (1)
Fictie en werkelijkheid Hans Mijnders, Tweestrijd
Samenvatten
Beoordelen
Karakter
Types
Helemaal Zen Anthony Horowitz, Alex Rider, Stormbreaker
Lydia Rood, Sammy of Samir
Caja Cazemier, Heb jij het al gedaan?
M. van Coolwijk, MZZL Meiden Mirjam Mous, De strandtent 1
PROJECT
Sportdag
Voltooid deelwoord
PROJECT
Reclame
Overdrijvingen
PROJECT
Bijbaantjesmarkt
Nieuw Nederlands 4e editie, 3 vmbo-basis, docentenhandleiding
10
3.2 CURSUSSEN In iedere cursus wordt nieuwe leerstof aangeboden, geoefend en toegepast. De leerstof bouwt voort op de kerndoelen voor de onderbouw en bereidt voor de eindtermen van het examenprogramma. De opbouw van een cursus ziet er schematisch als volgt uit: Opdracht 1 Om te beginnen Theorie Opdracht 2 Tip Opdracht 3, 4 en verder Variatietip * -opdracht (steropdracht) Alles op een rij
Opdracht 1 doet een beroep op al aanwezige kennis en ervaring van de leerling. De theorie (groene letters) bestaat uit een: • korte beschrijving van het belang van de leerstof • gemiddeld zo’n vier actiegerichte stappen voor de leerlingen Opdracht 2 is een kleine verwerkingsopdracht bij de theorie. De tip bevat een handige aanwijzing of weetje om de leerstof goed in de praktijk toe te passen. Deze opdrachten zijn grotere verwerkingsopdrachten bij de theorie De variatietip is een open opdracht die de kans biedt om de actualiteit in de les te betrekken. Ook speelt de variatietip in op de eigen leefomgeving en de eigen interesses van de leerling. Aan het eind van de cursus staat soms een extra opdracht waarin een hoger beheersingsniveau wordt geoefend. Deze steropdracht kan gezien worden als de overgang naar een hoger niveau. De belangrijkste punten uit de theorie worden kort en bondig herhaald.
De integrale leerstof van alle cursussen vindt u achterin de docentenhandleiding. Lezen Leerlingen maken in het onderdeel Lezen diepgaander kennis met de belangrijkste tekstsoorten, van betogende teksten tot schema’s, van instructies tot reclameteksten. In de cursus over tekstverbanden leren leerlingen hoe zij in langere teksten de verbanden tussen zinnen en alinea’s leren herkennen, met name chronologische en oorzaak-gevolgverbanden. De titels van de cursussen zijn: 1 Instructies lezen 2 Verbanden in tekst lezen 3 Reclameteksten lezen 4 Betogende teksten 5 Schema’s lezen 6 Lezen op internet over opleiding en werk Spreken/kijken/luisteren In het onderdeel Spreken/kijken/luisteren oefenen leerlingen meer complexe gespreks- en spreeksituaties, variërend van het doen van een mondeling verslag tot het voeren van een zakelijk gesprek. Ook is er aandacht voor luistervaardigheid, vraagtechnieken en het geven en het opvolgen van instructies. Elke cursus besluit met een kijk- en luisterfragment met vragen en opdrachten. De titels van de zes cursussen zijn: 1 Precies luisteren 2 Instructie geven en uitvoeren 3 Informatie vragen en doorvragen 4 Verslag doen aan een groep 5 Zakelijk gesprek 6 Jezelf presenteren Schrijven Het onderdeel Schrijven gaat dieper in op het invullen van formulieren en het schrijven van een verslag en een advertentie, waaraan ook in deel 2 al aandacht is besteed. De opdrachten zijn in deel 3 echter complexer en komen overeen met de situatie waarmee de leerling nu of binnenkort te maken krijgt, op school maar ook buiten school. Ook schrijven de leerlingen een zakelijke brief, de sollicitatiebrief, een een cv. De titels van de zes cursussen zijn: 1 Formulieren invullen
© Noordhoff Uitgevers 2008
Nieuw Nederlands 4e editie, 3 vmbo-basis, docentenhandleiding
11
2 Een instructie schrijven 3 Advertenties schrijven 4 Een verslag schrijven 5 Aanmeldingsformulier invullen 6 Een sollicitatiebrief schrijven Leren & Werken Het onderdeel Leren & Werken oefent sociale en communicatieve vaardigheden. Deze vaardigheden komen van pas in een (vervolg)opleiding maar ook in toekomstig werk. Er is aandacht voor het nut van sociale vaardigheden en voor het omgaan met conflicten, kritiek en ruzies. In het laatste hoofdstuk integreren leerlingen enkele van deze vaardigheden in een overleg met een leidinggevende. De titels van de zes cursussen zijn: 1 Sociale vaardigheden 2 Overleggen en besluiten nemen 3 Kritiek krijgen en geven 4 Jezelf beheersen 5 Ruzies oplossen 6 Overleggen met je leidinggevende Taal en woordenschat In deel 1 en 2 stonden strategieën centraal om woordbetekenissen te raden en te onthouden. In deel 3 zijn nieuwe woorden per hoofdstuk thematisch geordend. Hoofdstuk 1 tot en met 4 besteden afzonderlijk aandacht aan iedere sector terwijl hoofdstuk 5 en 6 de woordenschat in opleiding en werk behandelen. Ook is er weer aandacht voor verschillende taaleigenaardigheden zoals eufemismen, ironie of overdrijvingen. De titels van de cursussen zijn: Woorden per sector 1 Medische begrippen 2 Technische begrippen 3 Economische begrippen 4 Begrippen in land- en tuinbouw 5 Begrippen in opleiding en werk 6 Begrippen werk en inkomen
Taal Eufemisme Technische woorden en hun betekenissen Neologismen Uitdrukkingen uit de natuur Ironie Overdrijvingen
Spelling en grammatica In het onderdeel Spelling en grammatica oefenen leerlingen met name de vervoeging van werkwoorden in de drie belangrijkste tijden. Ook is er aandacht voor tussenletters, afkortingen en het bijvoeglijk naamwoord. Verder is er aandacht voor het gebruik van verwijswoorden en zinsdelen die met een voorzetsel beginnen. De titels van de zes cursussen zijn: 1 Tegenwoordige tijd; Zinsdelen die beginnen met voorzetsels 2 Verleden tijd; Afkortingen 3 Voltooid deelwoord; Verwijswoorden (1) 4 Tegenwoordige, verleden en voltooide tijd; Tussenletters 5 Werkwoordsspelling; Bijvoeglijke naamwoorden 6 Werkwoordsspelling; Verwijswoorden (2) Fictie Het onderdeel Fictie brengt leerlingen in aanraking met verschillende genres van fictie. Deel 3 gaat in op aspecten (deelvaardigheden) van fictie die nodig zijn om fictie te waarderen, bijvoorbeeld de verhouding tussen fictie en werkelijkheid, en het herkennen van karakters en types in verhalen. Ook twee vaardigheden voor het maken van een fictiedossier worden geoefend: samenvatten en beoordelen.In keuzeopdrachten verkennen en ontwikkelen leerlingen hun eigen voorkeuren voor fictie. Elke cursus besluit met enkele actuele leestips voor 14-15-jarigen.
© Noordhoff Uitgevers 2008
Nieuw Nederlands 4e editie, 3 vmbo-basis, docentenhandleiding
12
De titels van de cursussen zijn: Het dagboek van Stella, Youp van ’t Hek, Flappie, Frank Groothof, Kopzorgen 1 Verhalen Hans Mijnders, Tweestrijd 2 Fictie en werkelijkheid Helemaal Zen, Anthony Horowitz, Alex Rider, Stormbreaker 3 Samenvatten Lydia Rood, Sammy of Samir 4 Beoordelen Caja Cazemier, Heb jij het al gedaan? 5 Karakter M. van Coolwijk, MZZL Meiden, Mirjam Mous, De strandtent 1 6 Types e Op deze docentenbox vindt u een fictielijst bij Nieuw Nederlands 4 editie deel 3 vmbo-basis. Hierin zijn alle verhalen, dichtbundels en (verfilmde) boeken opgenomen die in deel 3 vmbo-basis aan de orde komen in het onderdeel Fictie.
3.3 TAKEN In een taak passen de leerlingen taalvaardigheden in de praktijk toe. Elk deel bevat in totaal zes taken. De situatie in iedere taak is zoveel mogelijk geënt op het gebruik van taalvaardigheden in het echte, buitenschoolse leven. De taak is verder gericht op samenwerking tussen leerlingen en op het verzamelen en presenteren van informatie. Een taak bestaat gemiddeld uit ongeveer zes stappen. Een taak kent – globaal gezien – een vaste opbouw oriënteren kiezen informatie verzamelen laten zien
De inleiding beschrijft kort en uitdagend de prestatie die van de leerling verwacht wordt. De leerling kiest een aspect van het onderwerp. Hij/zij kan zich de opdracht eigen maken door keuzes te maken die aansluiten bij eigen ervaringen of interesses. Op internet, in kranten, bij klasgenoten of deskundigen gaat de leerling op zoek naar informatie. Ook is de leerling soms zelf een informatiebron. Leerlingen wisselen uit wat zij ontdekt hebben.
Lezen De taken in het onderdeel Lezen sluiten aan bij de leerstof in de cursus van ieder hoofdstuk. Er zijn zes leestaken in deel 3: 1 Bijsluiters in huis 2 Hoe werkt een …? 3 De beste koop 4 Ga zuinig met de aarde om! 5 Welke opleiding ga jij doen? 6 Wat verdien je daarmee? Spreken/kijken/luisteren De taken in het onderdeel Spreken/kijken/luisteren sluiten aan bij de leerstof in de cursus van ieder hoofdstuk. Er zijn zes spreek-, kijk- en luistertaken in deel 3: 1 Bekijk een medisch programma 2 Doe-het-zelf-programma’s op tv 3 Daar ben ik het (niet) mee eens!!! 4 Ontwerp een park 5 Daar wil ik meer over weten 6 Vrijwilligers gezocht Schrijven De taken in het onderdeel Schrijven sluiten aan bij de leerstof in de cursus van ieder hoofdstuk. Er zijn zes schrijftaken in deel 3: 1 Proefles fitness: geef je op! 2 Verbeter de instructie 3 Zet het op marktplaats.nl 4 Volg het weer 5 Info aanvragen via internet 6 Schrijf je cv!
© Noordhoff Uitgevers 2008
Nieuw Nederlands 4e editie, 3 vmbo-basis, docentenhandleiding
13
3.4 PROJECTEN De projecten hebben tot doel de aangeleerde taalvaardigheden van de voorafgaande hoofdstukken geïntegreerd toe te passen. Vooral de vaardigheden Lezen, Spreken/kijken/luisteren en Schrijven worden in een project in samenhang in praktijk gebracht. Daarnaast bieden de projecten gelegenheid tot samenwerkend leren, het oefenen van sociaal-communicatieve vaardigheden en het toepassen van informatievaardigheden. Alle projecten hebben een relatie met een of meer andere vakken. In deel 3 zijn er drie projecten: Projecten Hoofdstuk 2: Sportdag Hoofdstuk 4: Reclame Hoofdstuk 6: Bijbaantjesmarkt
Relatie met andere vakken biologie, verzorging, bewegingsonderwijs economie, maatschappijleer een sectorvak, wiskunde, economie
Bij ieder project horen werkbladen. Deze werkbladen staan in het activiteitenboek en op cd 1 van de servicebox. De projecten zijn ook beschikbaar als webquests op de I-clips, bereikbaar via www.schoolwise.nl. Hiervoor hebben de leerlingen een persoonlijk wachtwoord nodig dat beschikbaar is via het activiteitenboek.
3.5 ACTIVITEITENBOEK Het activiteitenboek is optioneel. Het is een bewaar- en naslagwerk voor de leerling en bevat de volgende onderdelen: 1 Taalportfolio 2 Extra oefeningen voor Lezen, Taal en Woordenschat, Spelling en grammatica 3 Werkbladen projecten 4 Invulbladen 5 Gereedschapskist Verder biedt het activiteitenboek een persoonlijk wachtwoord waarmee de leerling toegang heeft tot Iclips, de website bij Nieuw Nederlands. 3.6 DE WEBSITE: I-CLIPS Bij de methode is ondersteunend ICT-materiaal beschikbaar, dit heet de I-clips. De I-clips is bereikbaar via een persoonlijk wachtwoord in het activiteitenboek en te vinden op de website www.schoolwise.nl. De I-clips bestaat uit de volgende items: • Meer oefenen: extra oefenstof voor Lezen, Taal en woordenschat, Spelling en grammatica • D-toetsen: diagnostische toetsen bij Lezen, Taal en woordenschat, Spelling en grammatica • zes minicursussen Schrijven • cursussen Word, PowerPoint en Excel • de voorgelezen fragmenten uit het onderdeel Fictie • drie webquests • taalregister 3.7 DIGITALE PROEFWERKEN Nieuw Nederlands biedt de mogelijkheid tot digitale toetsing. Proefwerken kunnen eenvoudig digitaal worden samengesteld, afgenomen en worden nagekeken. De proefwerken zijn in aantal en inhoud hetzelfde als de papieren proefwerken, oftewel zestig per deel. De digitale proefwerken bevatten verschillende vraagtypes. Met deze vraagtypes komen de leerlingen ook in aanraking via de I-clips. Meer informatie over digitale proefwerken vindt u op: www.digitaleproefwerken.nl.
© Noordhoff Uitgevers 2008
Nieuw Nederlands 4e editie, 3 vmbo-basis, docentenhandleiding
14
4 LESVOORBEREIDING VMBO-BASIS 3 INLEIDING Nieuw Nederlands is gemaakt voor zelfstandig werken en leren. Dat houdt in dat de leerling ook zonder voortdurende hulp door de methode kan gaan. In hoofdstuk 5 (Nieuw Nederlands van A tot Z) worden vier soorten werkwijzers beschreven die meer leerlinggestuurd onderwijs bevorderen. Bij een aantal opdrachten in Nieuw Nederlands is praktische hulp en organisatie door de docent noodzakelijk. Bijvoorbeeld het reserveren van het computerlokaal, of het regelen van voldoende woordenboeken. Per hoofdstuk geven we aan welke stap(pen) een docent ter voorbereiding op de les moet nemen. Iedere stap kan na uitvoering worden afgevinkt. HOOFDSTUK 1 LEVE JE LIJF Onderdeel Lezen
Taak Lezen
Opdracht 4 Zoek een gebruiksaanwijzing (variatietip) Meer oefenen Maak de D-toets Bijsluiters in huis
SKL
3 Nieuwsbericht
Lezen
Actie 0 Neem mee of laat meenemen: gebruiksaanwijzingen van een weegschaal, trilplaat, crosstrainer, thermometer, hartslagmeter, stopwatch. 0 Reserveer het computerlokaal en controleer de internetverbinding. 0 Leerlingen hebben het wachtwoord uit het activiteitenboek nodig. 0 Neem mee of laat meenemen: (kopieën) van verschillende bijsluiters. 0 Zet cd/dvd-speler en cd klaar. 0 Kies op de cd het luisterfragment bij deze opdracht. Lees de volgende vragen voor: 1 Wat is het onderwerp van de tekst? 2 Wie heeft het onderzoek uitgevoerd? 3 Noem een oorzaak voor de te zware lichamelijke belasting bij kinderleidsters? 4 Wat is het gevolg voor het personeel dat de kinderbedjes niet aan de eisen voldoen?
SKL
Antwoorden: 1 Lichamelijke belasting in kinderopvangcentra. 2 De Arbeidsinspectie. 3 De aankleedtafels zijn niet in hoogte verstelbaar. / De kinderbedjes voldoen niet aan de eisen. 4 Het personeel moet zwaar tillen met de kinderen. / Het personeel is in een verkeerde houding aan het werk. 4 Mannen en de 0 Zet cd/dvd-speler en cd klaar. pijngrens 0 Kies op de cd het luisterfragment bij deze opdracht. 6 Voorbereid 0 Zet cd/dvd-speler en cd klaar. luisteren 0 Kies op de cd het luisterfragment bij deze opdracht. Lees de volgende vragen voor: 1 Hoeveel Nederlanders hebben last van hart- en vaatziekten? 2 Welke groepen mensen lopen extra risico’s bij hart- en vaatziekten? 3 Wat kan een gevolg van hart- en vaatziekten zijn? 4 Wat wil de Nederlandse Hartstichting uitgebreider promoten? Antwoorden: 1 driekwart miljoen Nederlanders 2 Mensen die ongezond leven. Mensen die last hebben van hoge bloeddruk, een hoog cholesterolgehalte, overgewicht of suikerziekte. Mensen met erfelijke risico’s, een bepaald geslacht of bepaalde leeftijd. 3 Een hartinfarct of beroerte
© Noordhoff Uitgevers 2008
Nieuw Nederlands 4e editie, 3 vmbo-basis, docentenhandleiding
SKL
SKL
SKL Taak SKL Schrijven Schrijven Taak Schrijven Taal en woordenschat Spelling en grammatica Spelling en grammatica Fictie Fictie
15
4 Een gezonde manier van leven 0 Geef leerlingen suggesties voor talkshows zodat ze eventueel ook voor hen onbekende talkshows gaan bekijken. 0 Reserveer eventueel het computerlokaal, controleer de internetverbinding en laat leerlingen een talkshow via omroep.nl zien. 8 Kassa op de 0 Zet cd/dvd-speler en cd klaar. radio 0 Kies op de cd het luisterfragment bij deze opdracht. 0 Geen activiteitenboek? Kopieer of print dan de twee kopieerbladen (8 Kassa op de radio) bij deze opdracht. Bekijk het 0 Zet dvd-speler en cd klaar. fragment 0 Kies op de cd het kijk- en luisterfragment van hoofdstuk 1. Bekijk een 0 Neem eventueel zelf een medisch programma op. Of reserveer het medisch computerlokaal en laat leerlingen een medisch programma zoeken via programma www.omroep.nl. 2 Machtiging 0 Geen activiteitenboek? Kopieer of print dan het kopieerblad (2 Machtiging) bij deze opdracht. 4 Formulier 0 Geen activiteitenboek? Kopieer of print dan het kopieerblad (4 invullen Formulier invullen) bij deze opdracht. Proefles fitness: 0 Reserveer eventueel het computerlokaal en controleer geef je op beschikbaarheid van internet. Meer oefenen 0 Reserveer het computerlokaal en controleer de internetverbinding. Maak de D-toets 0 Leerlingen hebben het wachtwoord uit het activiteitenboek nodig. 8 Zinsdictee Geef deze drie zinnen als dictee: 1 Door mijn verkoudheid kreeg ik een hevige bloedneus. 2 Medicijnen haal je meestal bij een apotheek. 3 De patiënt ondervindt veel last van zijn schaafwonden. Meer oefenen 0 Reserveer het computerlokaal en controleer de internetverbinding. Maak de D-toets 0 Leerlingen hebben het wachtwoord uit het activiteitenboek nodig. Fictieverslag 0 Geen activiteitenboek? Kopieer of print dan de drie kopieerbladen (Fictieverslag, drie invulbladen) uit de docentenhandleiding. Tekst 2 en 3 0 Laat eventueel tekst 2 en 3 horen vanaf de luister-cd. 7 Bekijk een talkshow (variatietip)
© Noordhoff Uitgevers 2008
Nieuw Nederlands 4e editie, 3 vmbo-basis, docentenhandleiding
16
HOOFDSTUK 2 VEILIGHEID VOOR ALLES Onderdeel Lezen
Lezen Taak Lezen SKL SKL SKL SKL SKL Taak SKL Taak Schrijven Leren & Werken Taal en woordenschat Spelling en grammatica
Spelling en grammatica Fictie Fictie Project
Opdracht 4 Zoek een uitleg (variatietip)
Actie 0 Neem mee of laat meenemen: teksten waarin iets wordt uitgelegd, het liefst met chronologische en/of oorzaak-gevolgverbanden, bijvoorbeeld een beschrijving van een ongeluk of incident (oorzaakgevolg) of een wedstrijd/gebeurtenis (chronologisch). 0 Reserveer eventueel het computerlokaal om de teksten via internet te laten zoeken. Meer oefenen 0 Reserveer het computerlokaal en controleer de internetverbinding. Maak de D-toets 0 Leerlingen hebben het wachtwoord uit het activiteitenboek nodig. Hoe werkt een 0 Reserveer eventueel het computerlokaal en controleer de …? internetverbinding. 1 Om te 0 Zet dvd-speler en cd klaar. beginnen 0 Kies op de cd het luisterfragment bij opdracht 1: vraag 4 en 5. 0 Kies op de cd het luisterfragment bij opdracht 1: vraag 6 en 7. 3 Instructie of 0 Zet dvd-speler en cd klaar. niet 0 Kies op de cd de luisterfragmenten bij opdracht 3: fragment 1 en 2. 4 Stap voor stap 0 Zet dvd-speler en cd klaar. 0 Kies op de cd het luisterfragment bij opdracht 4. 5 Instructie met 0 Neem mee of laat meenemen: folders van bouwmarkten waarin foto’s uitgelegd wordt hoe je iets moet installeren, bevestigen etc. (variatietip) Bekijk het 0 Zet dvd-speler en cd klaar. fragment 0 Kies op de cd het kijk- en luisterfragment van hoofdstuk 2. Doe-het0 Neem eventueel zelf een doe-het-zelfprogramma op. Of laat de zelfprogramma’s leerlingen in het computerlokaal een doe-het-zelfprogramma op op tv internet bekijken. Verbeter de 0 Noteer zelf enkele voorbeelden van onduidelijk geschreven instructie instructies, bijvoorbeeld opschriften in winkels, openbare gebouwen of op straat. 4 Het luciferspel 0 Neem een doos met minimaal 200 lucifers mee, het liefst van een groot formaat. Per leerling zijn er in ieder geval vijf lucifers nodig. Meer oefenen 0 Reserveer het computerlokaal en controleer de internetverbinding. Maak de D-toets 0 Leerlingen hebben het wachtwoord uit het activiteitenboek nodig. 10 Zinsdictee Geef deze drie zinnen als dictee: 1 Je moet oplaadbare batterijen niet een hele week in het stopcontact laten zitten. 2 Bij koud weer moet je leidingen in de meterruimte isoleren. 3 Op een digitale thermometer zit een afleesvenster. Meer oefenen 0 Reserveer het computerlokaal en controleer de internetverbinding. Maak de D-toets 0 Leerlingen hebben het wachtwoord uit het activiteitenboek nodig. Fictieverslag 0 Geen activiteitenboek? Kopieer of print dan de drie kopieerbladen (Fictieverslag, drie invulbladen) uit de docentenhandleiding. Tekst 1 en 3 0 Laat eventueel tekst 1 en 3 horen vanaf de luister-cd. Sportdag 0 Geen activiteitenboek? Kopieer of print dan de kopieerbladen bij het Project Sportdag. 0 Reserveer het computerlokaal en controleer de beschikbaarheid van internet, Encarta, Word en printer. 0 Maak afspraken met systeembeheer en leerlingen over opslaan van bestanden. 0 Overleg en stem af met collega’s van biologie, verzorging en bewegingsonderwijs. 0 Kies een aanpak voor de beoordeling van groepswerk. Zie ook Nieuw Nederlands van A tot Z bij de trefwoorden beoordeling, groepswerk en zelfbeoordeling.
© Noordhoff Uitgevers 2008
Nieuw Nederlands 4e editie, 3 vmbo-basis, docentenhandleiding
17
HOOFDSTUK 3 SLIM MET GELD Onderdeel Lezen
Lezen Taak Lezen
SKL SKL SKL Taak SKL Schrijven Schrijven Taak Schrijven
Taal en woordenschat Spelling en grammatica
Spelling en grammatica Fictie Fictie
Opdracht 4 De meest misleidende reclame van de klas (variatietip) Meer oefenen Maak de D-toets De beste koop
1 Om te beginnen 4 Doorvraagrotonde (variatietip) Bekijk het fragment Daar ben ik het (niet) mee eens!!! 3 Zelf een advertentie schrijven 4 Maak een affiche Zet het op Marktplaats.nl
Actie 0 Neem mee of laat meenemen: advertenties uit kranten en tijdschriften, direct mail of spam waarin meer dan drie voordelen van een product worden genoemd. 0 Reserveer het computerlokaal en controleer de internetverbinding. 0 Leerlingen hebben het wachtwoord uit het activiteitenboek nodig. 0 Neem mee of laat meenemen: tijdschriften en kranten met veel advertenties, bijvoorbeeld oude tv-gidsen, Kampioen, gratis dagbladen etc. 0 Reserveer het computerlokaal en controleer de beschikbaarheid van www.vergelijk.nl. 0 Zet dvd-speler en cd klaar. 0 Kies op de cd het luisterfragment (tekst 1) bij opdracht 1. 0 Zorg voor voldoende vellen van A4-formaat. 0 Zet dvd-speler en cd klaar. 0 Kies op de cd het kijk- en luisterfragment van hoofdstuk 3. 0 Reserveer het computerlokaal en controleer de internetverbinding zodat leerlingen actuele stellingen kunnen verzamelen. 0 Geen activiteitenboek? Kopieer of print dan het kopieerblad (3 Zelf een advertentie schrijven) bij deze opdracht.
0 Zorg voor voldoende vellen van A4-formaat als de leerlingen de opdracht in de klas maken. Kies op welke manier u de taak wilt laten maken door leerlingen: op papier of op internet? 0 Op papier: Geen activiteitenboek? Kopieer of print dan het kopieerblad (2 Vul het formulier in) bij deze taak. 0 Op internet: Reserveer het computerlokaal, controleer de internetverbinding en de beschikbaarheid van Marktplaats.nl. Meer oefenen 0 Reserveer het computerlokaal en controleer de internetverbinding. Maak de D-toets 0 Leerlingen hebben het wachtwoord uit het activiteitenboek nodig. 9 Zinsdictee Geef deze drie zinnen als dictee: 1 Een krantenwijk is de snelste bijverdienste met veel afwisseling. 2 De opdracht is tot een geslaagd eindresultaat gebracht. 3 Met de haringclip kun je haringhappen zonder vieze vingers te krijgen. Meer oefenen 0 Reserveer het computerlokaal en controleer de internetverbinding. Maak de D-toets 0 Leerlingen hebben het wachtwoord uit het activiteitenboek nodig. Fictieverslag 0 Geen activiteitenboek? Kopieer of print dan de drie kopieerbladen (Fictieverslag, drie invulbladen) uit de docentenhandleiding. Tekst 2 en 3 0 Laat eventueel tekst 2 en 3 horen vanaf de luister-cd.
© Noordhoff Uitgevers 2008
Nieuw Nederlands 4e editie, 3 vmbo-basis, docentenhandleiding
18
HOOFDSTUK 4 NATUURLIJK Onderdeel Lezen
Opdracht 4 Ingezonden brieven en berichten (variatietip)
Lezen
Meer oefenen Maak de D-toets Ga zuinig met de aarde om!
Taak Lezen
SKL SKL SKL SKL Taak SKL Taal en woordenschat Spelling en grammatica
1 Om te beginnen 3 Luisteren naar Jody 5 Onderzoek doen Bekijk het fragment Ontwerp een park Meer oefenen Maak de D-toets 11 Zinsdictee
Spelling en grammatica Fictie
Meer oefenen Maak de D-toets Fictieverslag
Fictie Project
Tekst 2, 3 en 4 Reclame
© Noordhoff Uitgevers 2008
Actie 0 Neem mee of laat meenemen: ingezonden brieven of berichten in kranten, tijdschriften of op een internetforum. 0 Reserveer eventueel het computerlokaal en controleer de internetverbinding als u de leerlingen de berichten in de les wilt laten opzoeken. 0 Reserveer het computerlokaal en controleer de internetverbinding. 0 Leerlingen hebben het wachtwoord uit het activiteitenboek nodig. 0 Neem mee of laat meenemen: folders van waterbedrijven, energiebedrijven en reinigingsdiensten. 0 Reserveer het computerlokaal en controleer de internetverbinding en printer. Controleer ook de beschikbaarheid van allesduurzaam.nl, maxhavelaar.nl, fairtrade.nl en voetafdruk.nl 0 Zet dvd-speler en cd klaar. 0 Kies op de cd het luisterfragment (tekst 1) bij opdracht 1. 0 Zet cd/dvd-speler en cd klaar. 0 Kies op de cd het luisterfragment bij deze opdracht. 0 Geen activiteitenboek? Kopieer of print dan het kopieerblad (5 Onderzoek doen) bij deze opdracht. 0 Zet dvd-speler en cd klaar. 0 Kies op de cd het kijk- en luisterfragment van hoofdstuk 4. 0 Zorg voor papier, scharen, lijm en andere materialen die nodig zijn om een plattegrond te maken. 0 Reserveer het computerlokaal en controleer de internetverbinding. 0 Leerlingen hebben het wachtwoord uit het activiteitenboek nodig. Geef deze drie zinnen als dictee: 1 Compost is een goed alternatief voor kunstmest. 2 Aardbeien worden gekweekt op vochthoudende grond. 3 De zeehondenjacht wordt door de regering van Canada goedgekeurd. 0 Reserveer het computerlokaal en controleer de internetverbinding. 0 Leerlingen hebben het wachtwoord uit het activiteitenboek nodig. 0 Geen activiteitenboek? Kopieer of print dan de drie kopieerbladen (Fictieverslag, drie invulbladen) uit de docentenhandleiding. 0 Laat eventueel tekst 2, 3 en 4 horen vanaf de luister-cd. 0 Geen activiteitenboek? Kopieer of print dan de kopieerbladen bij het Project Reclame. 0 Reserveer het computerlokaal en controleer beschikbaarheid van internet en printer. 0 Overleg en stem af met collega’s van economie en maatschappijleer. 0 Kies een aanpak voor de beoordeling van groepswerk. Zie ook Nieuw Nederlands van A tot Z bij de trefwoorden beoordeling, groepswerk en zelfbeoordeling.
Nieuw Nederlands 4e editie, 3 vmbo-basis, docentenhandleiding
19
HOOFDSTUK 5 VERDER LEREN Onderdeel Lezen Lezen Taak Lezen SKL SKL
SKL Schrijven SKL Taak Schrijven
Taal en woordenschat Spelling en grammatica
Spelling en grammatica Fictie Fictie
Opdracht 5 Zoek in het schema (variatietip) Meer oefenen Maak de D-toets Welke opleiding ga jij doen?
Actie 0 Neem mee of laat meenemen: schema’s uit schoolboeken, kranten, tijdschriften of van internet.
0 Reserveer het computerlokaal en controleer de internetverbinding. 0 Leerlingen hebben het wachtwoord uit het activiteitenboek nodig. 0 Reserveer het computerlokaal, controleer de internetverbinding en de beschikbaarheid van roc.nl en van websites van roc’s op reisafstand. 3 Herjan in 0 Zet cd/dvd-speler en cd klaar. gesprek 0 Kies op de cd het luisterfragment bij deze opdracht. Bekijk 0 Reserveer het computerlokaal, controleer de internetverbinding en www.roc.nl de beschikbaarheid van roc.nl. 0 Controleer bij Opleidingen > Beroep in beeld of de filmpjes (variatietip) technisch ondersteund worden door de computers op uw school. Bekijk het 0 Zet dvd-speler en cd klaar. fragment 0 Kies op de cd het kijk- en luisterfragment van hoofdstuk 5. 1 Om te 0 Geen activiteitenboek? Kopieer of print dan het kopieerblad (1 Om beginnen te beginnen) bij deze opdracht. 4 Vul een sollici- 0 Geen activiteitenboek? Kopieer of print dan het kopieerblad (4 Vul tatieformulier in een sollicitatieformulier in) bij deze opdracht. Info aanvragen 0 Reserveer het computerlokaal, controleer de internetverbinding en via internet de beschikbaarheid van roc.nl en van websites van roc’s op reisafstand. 0 De taak komt in twee lessen aan de orde: in de eerste les vragen leerlingen informatie aan; in een volgende les (twee weken later) wisselen leerlingen de ontvangen informatie uit. De aanvraag van informatie kan ook als huiswerk vooraf worden gegeven. Meer oefenen 0 Reserveer het computerlokaal en controleer de internetverbinding. Maak de D-toets 0 Leerlingen hebben het wachtwoord uit het activiteitenboek nodig. 9 Zinsdictee Geef deze drie zinnen als dictee: 1 Uit onderzoek blijkt dat het aantal kappers is toegenomen. 2 Een vaardigheidstest geeft je inzicht in je kwaliteiten. 3 Voor sommige beroepen moet je gemakkelijk persoonlijk contact kunnen maken. Meer oefenen 0 Reserveer het computerlokaal en controleer de internetverbinding. Maak de D-toets 0 Leerlingen hebben het wachtwoord uit het activiteitenboek nodig. Fictieverslag 0 Geen activiteitenboek? Kopieer of print dan de drie kopieerbladen (Fictieverslag, drie invulbladen) uit de docentenhandleiding. Tekst 2 en 3 0 Laat eventueel tekst 2 en 3 horen vanaf de luister-cd.
© Noordhoff Uitgevers 2008
Nieuw Nederlands 4e editie, 3 vmbo-basis, docentenhandleiding
20
HOOFDSTUK 6 AAN HET WERK Onderdeel Lezen
Lezen Taak Lezen
SKL SKL SKL SKL Taak SKL Taak Schrijven
Taal en woordenschat Spelling en grammatica
Spelling en grammatica Fictie Fictie Project
Opdracht 4 Zoek een opleiding op niveau 1 (variatietip) Meer oefenen Maak de D-toets Wat verdien je daarmee?
4 Annegré solliciteert 5 Wat voor type ben jij? (variatietip) 7 Bekijk het gesprek Bekijk het fragment Vrijwilligers gezocht Schrijf je cv!
Actie 0 Reserveer het computerlokaal, controleer de internetverbinding en de beschikbaarheid van de websites mbowijzer.nl, mbogroen.nl, roc.nl en gobnet.nl. 0 Reserveer het computerlokaal en controleer de internetverbinding. 0 Leerlingen hebben het wachtwoord uit het activiteitenboek nodig. 0 Reserveer het computerlokaal, controleer de internetverbinding en de beschikbaarheid van Word (voor het maken van vraagantwoordbladen door de redactie). 0 Controleer de beschikbaarheid van de sites nibudjong.nl, jeugdloonwijzer.nl en loonwijzer.nl. 0 Zet cd/dvd-speler en cd klaar. 0 Kies op de cd het luisterfragment bij deze opdracht. 0 Reserveer het computerlokaal, controleer de internetverbinding en de beschikbaarheid van de websites vaktoppers.nl (Spiegel > Waar ben jij goed in? + Spiegel > Welk type ben jij?. 0 Geen activiteitenboek? Kopieer of print dan het kopieerblad (7 Gesprek met de werkgever) bij deze opdracht. 0 Zet dvd-speler en cd klaar. 0 Kies op de cd het kijk- en luisterfragment van hoofdstuk 6. 0 Zorg voor voldoende papier in posterformaat, minimaal A3.
0 Reserveer het computerlokaal, controleer de internetverbinding en de beschikbaarheid van Word (voor het maken van een cv). 0 Controleer de beschikbaarheid van de sites leren.nl, workpower.nl en jongeren.werk.nl. Meer oefenen 0 Reserveer het computerlokaal en controleer de internetverbinding. Maak de D-toets 0 Leerlingen hebben het wachtwoord uit het activiteitenboek nodig. 10 Zinsdictee Geef deze drie zinnen als dictee: 1 Op je loonstrookje kun je zien wat je brutoloon is en wat ervan is betaald aan de belasting. 2 Vakantiegeld zit niet standaard bij het nettoloon, maar wordt apart uitbetaald. 3 Mijn salaris wordt aan het eind van iedere maand op mijn bankrekening gestort. Meer oefenen 0 Reserveer het computerlokaal en controleer de internetverbinding. Maak de D-toets 0 Leerlingen hebben het wachtwoord uit het activiteitenboek nodig. Fictieverslag 0 Geen activiteitenboek? Kopieer of print dan de drie kopieerbladen (Fictieverslag, drie invulbladen) uit de docentenhandleiding. Tekst 2 en 3 0 Laat eventueel tekst 2 en 3 horen vanaf de luister-cd. Bijbaantjesmarkt 0 Geen activiteitenboek? Kopieer of print dan de kopieerbladen bij het Project Bijbaantjesmarkt. 0 Reserveer het computerlokaal en controleer de beschikbaarheid van internet en printer. 0 Overleg en stem af met de collega’s van de sectorvakken, wiskunde en economie. 0 Kies een aanpak voor de beoordeling van groepswerk. Zie ook Nieuw Nederlands van A tot Z bij de trefwoorden beoordeling, groepswerk en zelfbeoordeling.
© Noordhoff Uitgevers 2008
21
Nieuw Nederlands 4e editie, 3 vmbo-basis, docentenhandleiding
5 NIEUW NEDERLANDS VAN A TOT Z A
K
S
actief leren activerende didactiek activerende werkvormen actualiteit in taallessen Adviestoets Cito atheneum-plus
keuzes maken in de methode keuzevrijheid kerndoelen nader uitgelegd klassenmanagement
samenwerkend leren samenhang tussen vakken scenario’s Schoolwise sectorwerkstuk sociaal-communicatieve vaardigheden spelling
B beeldschermexamens beoordelen buitenschoolse opdrachten
C competentiegericht leren conflicthantering coöperatief leren cursus
D determinatie diagnostische toets D-toetsen digitale examens digitale proefwerken docentrollen
E expertwerkvorm examenprogramma havo/vwo examenprogramma vmbo
G gereedschapskist voor taal groepsbeoordeling groepswerk
H hoogbegaafde leerlingen
I I-clips internet
J jaarplanner in Nieuw Nederlands
© Noordhoff Uitgevers 2008
L leerlingen in de onderbouw leerlingrollen leerstijlen leren door te doen leren leren lesplanning maken met Nieuw Nederlands lokaalinrichting
M
T taak taalgericht vakonderwijs taallessen maken thuiswerkvrij onderwijs toetsen
meer oefenen meervoudige intelligenties methodesite
U
N
vaardigheidsgericht taalonderwijs variatietip veilig leren verschillen tussen leerlingen Volgtoets Cito vwo-plus
natuurlijk leren Nederlands in kleine, heterogene groepen Nederlands taalonderwijs in het buitenland nieuwe leren (het) nieuwe spelling
O ontdekkend leren ordeproblemen voorkomen
P positieve feedback portfolio probleemgestuurd onderwijs proefwerken profielwerkstuk project
R remedial teaching
uitgestelde aandacht
V
W webquests werkvormen werkwijzer werkwoordspelling met expertwerkvorm woordenschatverwerving woordraadstrategieën
Z zelf lessen maken zelfbeoordeling zelfstandig leren zelfverantwoordelijk leren
Nieuw Nederlands 4e editie, 3 vmbo-basis, docentenhandleiding
22
ACTIEF LEREN WAT IS ACTIEF LEREN? Uitgangspunt van actief leren is dat leerlingen het meeste leren door zelf actief met de leerstof aan de slag te gaan. Kortom: leren door te doen. Bij actief leren spelen vaardigheden, zelfstandigheid en zelfverantwoordelijkheid een belangrijke rol. Uitvoering van vaardigheden vereist echter ook kennis van zaken. Actief leren heeft pas rendement als kennis en vaardigheden op elkaar zijn afgestemd en een voortdurende wisselwerking hebben met elkaar. WAAROM ACTIEF LEREN? Belangrijke argumenten voor actief leren zijn: 1 motivatie van leerlingen 2 rekening houden met verschillen tussen leerlingen 3 snel veranderende samenleving 4 informatiemaatschappij 5 voorkomen van uitval 6 aansluiten bij vervolgonderwijs 7 afwisselender rol docent ACTIEF LEREN IN NIEUW NEDERLANDS! Nieuw Nederlands stimuleert actief leren op deze manieren: • De cursussen in Nieuw Nederlands – met uitzondering van Grammatica en Spelling richten de aandacht op de uitvoering van vaardigheden; de theorie dient om actief aan de slag te gaan. • De variatietip nodigt de leerling uit om zelf aan de slag te gaan met de theorie waarbij door het bieden van keuzevrijheid zelfstandigheid en verantwoordelijkheid geprikkeld wordt. • De 18 taken voor Lezen, Spreken/kijken/luisteren en Schrijven en de 3 projecten zijn vaardigheidsgericht en stimuleren zelfstandigheid en verantwoordelijkheid van leerlingen. • Een portfolio maakt zichtbaar wat de leerling door actief leren heeft bereikt. ZIE OOK docentrollen – portfolio – projecten – taken – variatietip
ACTIVERENDE DIDACTIEK Zie: actief leren - activerende werkvormen
ACTIVERENDE WERKVORMEN WAT ZIJN ACTIVERENDE WERKVORMEN? Activerende werkvormen hebben tot doel leerlingen actiever bij de les te betrekken. De werkvormen stimuleren een actieve inbreng van alle leerlingen. Activerende werkvormen zijn niet per se vaardigheidsgericht zoals actief leren dat wel is (zie actief leren). De activerende werkvormen kunnen ook ingezet worden bij het verwerken van theorie, bij kennisgerichte opdrachten of om simpelweg opdrachten op een andere, actieve(re) manier na te kijken. WAAROM ACTIVERENDE WERKVORMEN? Belangrijke argumenten voor activerende werkvormen zijn: 1 leerling is minder een consument en minder een toeschouwer 2 effectiever: meer aandacht per leerling bij de les 3 effectiever: meer leerlingen bij de les
© Noordhoff Uitgevers 2008
Nieuw Nederlands 4e editie, 3 vmbo-basis, docentenhandleiding
23
4 afwisseling tussen luisteren en zelf iets doen 5 andere rol docent ACTIVERENDE WERKVORMEN IN NIEUW NEDERLANDS Er zijn vele tientallen activerende werkvormen. Dit zijn de vijf meest voorkomende: • Denken-delen-uitwisselen • Check-in-duo’s • Drie-stappen-interview • Genummerde hoofden • Experts Denken-delen-uitwisselen Denken-delen-uitwisselen kan gebruikt worden om: • te controleren of de uitleg goed begrepen is • de voorkennis en eigen ervaringen van leerlingen te activeren • samen een probleem te verkennen Stap 1 Stap 2 Stap 3
Denken Delen Uitwisselen
Stel een vraag. Geef tien seconden tot enkele minuten bedenktijd. Laat in tweetallen de antwoorden navertellen. Vraag een leerling klassikaal om een antwoord. Laat een andere leerling reageren.
In Nieuw Nederlands is deze werkvorm vooral geschikt bij opdracht 1 Om te beginnen en bij de verwerking van de theorie in groene letters. Check-in-duo’s Check-in-duo’s kan vooral goed gebruikt worden om snel de antwoorden te controleren op vragen en opdrachten waarop maar één antwoord goed is. Stap 1 Stap 2
Individueel Check-in-duo’s
Stap 3
Check-in-de-klas
Geef de opdracht en laat de opdracht individueel uitvoeren. Laat de leerling het antwoord met een klasgenoot vergelijken. Zoek samen het goede antwoord. Bespreek de vragen waarover duo’s het niet eens zijn geworden.
In Nieuw Nederlands is deze werkvorm vooral geschikt voor de onderdelen Spelling en Grammatica. Ook bij het beoordelen van schrijf- en spreekopdrachten kan deze werkvorm worden ingezet. De formulering van de opdrachten speelt daar meestal al op in. Drie-stappen-interview Het drie-stappen-interview is vooral geschikt voor opdrachten waarin een beroep wordt gedaan op persoonlijke ervaring, visies, meningen of ideeën. Leerlingen interviewen elkaar en vatten aan het eind samen wat de ander gezegd heeft. Stap 1
Interviewen
Stap 2 Stap 3
Rollen wisselen Samenvatten
Nummer binnen elke groep de leerlingen: 1, 2, 3 en 4. De nummers 1 interviewen nr. 2, terwijl nr. 3 nr. 4 interviewt. Draai de rollen om. Nr. 2 interviewt nu nr. 1 etc. Vraag ieder nummer om binnen de groep samen te vatten wat hij van de ander heeft gehoord.
In Nieuw Nederlands maakt deze activerende werkvorm al deel uit van opdrachten in het onderdeel Spreken/kijken/luisteren. Bij andere onderdelen kan de werkvorm incidenteel worden ingezet bij zogenaamde belevingsvragen, bijvoorbeeld bij leesopdrachten waarin leerlingen gevraagd worden (persoonlijk) te reageren op de inhoud van de tekst.
© Noordhoff Uitgevers 2008
Nieuw Nederlands 4e editie, 3 vmbo-basis, docentenhandleiding
24
Genummerde hoofden De werkvorm genummerde hoofden kan vooral gebruikt worden bij opdrachten die meer tijd vragen omdat meer dan één antwoord mogelijk is, of omdat er een beroep wordt gedaan op bijvoorbeeld inzicht, meningsvorming, analyse of het combineren van kennis. Stap 1 Stap 2 Stap 3
Nummeren Geef in elke groep iedere leerling het nummer 1, 2, 3 of 4 etc. Groepsopdracht Geef iedere groep de opdracht. Benadruk twee dingen: • De groep moet het samen eens worden. • Elke leerling kan gevraagd worden na afloop het antwoord te geven. Nummer Vraag per groep een willekeurig nummer om het antwoord van hun groep noemen te geven.
In Nieuw Nederlands is deze werkvorm vooral geschikt bij de variatietip-opdracht en de meer complexe slotopdrachten van iedere cursus, bijvoorbeeld de steropdrachten. Experts De werkvorm experts is handig bij opdrachten waarvoor leerlingen veel informatie nodig hebben. Iedere leerling wordt in zijn groep expert in een deel van de leerstof. De groep deelt aan het eind de expertise van de afzonderlijke leden. Stap 1 Stap 2 Stap 3 Stap 4
Leerstof verdelen Verdeel de leerstof in twee tot vijf gelijkwaardige en logische delen. Groep samenstellen Geef per groep elke leerling een eigen deel. Afhankelijk van de leerstofverdeling zijn dat twee tot maximaal vijf groepen, Bestuderen Geef tijd en eventuele andere faciliteiten (rust bijvoorbeeld) om het deel te bestuderen. Kennis delen Vraag de leerlingen om ieder zijn deel aan de groep te presenteren. Benadruk dat ieder groepslid geacht wordt alles te weten.
In Nieuw Nederlands komt de werkvorm experts voor bij taken en projecten waarin groepsgewijs informatie wordt verzameld en uitgewisseld. Deze activerende werkvorm is in de opdracht ingebouwd.
ACTUALITEIT IN TAALLESSEN WAT BETEKENT ACTUALITEIT IN TAALLESSEN? Lesmethodes vernieuwen voortdurend. Voor het vak Nederlands is vernieuwing noodzakelijk om bij de tijd te blijven in bijvoorbeeld de tekstkeuze bij het onderdeel Lezen. Ook bij de onderwerpskeuze in de onderdelen Schrijven en Spreken/kijken/luisteren is de actualiteit van belang om zo leerlinggericht mogelijk te werken. Bij Fictie is actualiteit van belang om zo nauw mogelijk aan te sluiten bij moderne fictiewerken. Daarnaast is actualiteit in taallessen van belang omdat de taal zelf zich voortdurend vernieuwt en dus verandert. Dan gaat het niet alleen om spellingveranderingen maar ook om ontwikkelingen in schrijftaal onder invloed van sms en msn, alsmede om invloeden vanuit vreemde talen en taalvariaties zoals straattaal en groepstaal. WAAROM ACTUALITEIT IN TAALLESSEN? Belangrijke argumenten voor actualiteit in taallessen zijn: 1 motivatie leerlingen 2 herkenbaarheid voor de leerling 3 onmiddellijk nut in het hier en nu 4 beter inspelen op taalveranderingen ACTUALITEIT IN NIEUW NEDERLANDS Nieuw Nederlands maakt zoveel mogelijk gebruik van actuele teksten. Deze teksten hebben helaas echter in veel gevallen een beperkte levensduur. Daarom past Nieuw Nederlands de volgende manieren toe om de lessen actueel te houden:
© Noordhoff Uitgevers 2008
Nieuw Nederlands 4e editie, 3 vmbo-basis, docentenhandleiding
• • •
25
de variatietip: deze opdracht richt de aandacht van leerlingen op teksten en thema’s van het hier en nu de taken: in de meeste taken gaan leerlingen zelf op zoek naar informatie en komen ze in aanraking met actuele teksten en thema’s de projecten: in de projecten maken leerlingen gebruik van vier verschillende soorten bronnen die actueel zijn
ZIE OOK buitenschoolse opdracht – projecten – taken – variatietip – webquests
ADVIESTOETS CITO WAT IS DE ADVIESTOETS CITO? De Adviestoets is een objectieve en methodeonafhankelijke toets van de Cito-groep voor het adviseren en begeleiden van leerlingen in het tweede leerjaar. De Adviestoets wordt aan het einde van de tweede klas afgenomen. De toets geeft u inzicht in het niveau en de voortgang van uw leerlingen bij de volgende kernvaardigheden: Nederlands leesvaardigheid, Engels leesvaardigheid, Wiskunde en Studievaardigheden. Voor Nederlands levert de Volgtoets drie taken: • Taak 1: Nederlands leesvaardigheid 1 • Taak 2: Nederlands leesvaardigheid 2 • Taak 8: Woordenschat Om een rapportage te ontvangen van het niveau bij Nederlands leesvaardigheid dienen beide taken door de leerlingen te worden gemaakt. De opgaven hebben grotendeels betrekking op het begrip van het hoofdonderwerp, de hoofdgedachte of relaties tussen zinnen en alinea’s (oorzaak/reden – gevolg, middel – doel). Bij enkele opgaven komen zaken aan de orde als feiten – meningen en verwijzingen. De taak Woordenschat is gebaseerd op de streefwoordenlijst van Hacquebord. Door afname van deze taak ziet u in hoeverre uw leerlingen de streefwoordenlijst beheersen. De afname van een taak kost een lesuur van minimaal 45 minuten. Na de afname worden de antwoordbladen naar Cito gestuurd voor verwerking. De school is verplicht gebruik te maken van de scorings- en rapportageservice van de Cito-groep. Op deze wijze zijn de normeringsgegevens altijd up-to-date. WAAROM ADVIESTOETS CITO? Argumenten voor de Adviestoets Cito zijn: 1 leerstof- en methode-onafhankelijke toetsing 2 vergelijking mogelijk met grote groep leerlingen in heel Nederland 3 leerstofaanbod beter kunnen bepalen op basis van uitkomsten 4 hulpmiddel bij indeling in leerweg of schooltype ADVIESTOETS CITO EN NIEUW NEDERLANDS Nieuw Nederlands biedt methodegebonden toetsen en toets dus de behandelde leerstof. De Adviestoets Cito is een extra hulpmiddel om het niveau te bepalen. Omdat de Adviestoets de normtabellen baseert op een grote groep leerlingen in heel Nederland, is de Adviestoets geschikt voor determinatie. ZIE OOK digitale proefwerken – toetsen – Volgtoets Cito
ATHENEUM-PLUS Zie: vwo-plus
© Noordhoff Uitgevers 2008
Nieuw Nederlands 4e editie, 3 vmbo-basis, docentenhandleiding
26
BEELDSCHERMEXAMENS Zie: digitale examens
BEOORDELEN WAT IS BEOORDELEN? Door te beoordelen worden leervorderingen van de leerling inzichtelijk gemaakt. Dat kan op verschillende manieren: • door het geven van cijfers, bijvoorbeeld van 1 tot en met 10 • door het geven van talige waarderingen zoals: onvoldoende / voldoende / goed / uitstekend • door mondelinge en/of schriftelijke evaluaties • door een portfolio • door leerlingen zelf het resultaat te laten presenteren Bij elke vorm van beoordeling worden bij voorkeur product én proces beoordeeld. Een goed proces kan immers – door omstandigheden - tot een slecht product leiden en andersom kan een slecht proces tot een goed product leiden. Daarom wordt de leerling en het leren zelf het meeste recht gedaan als zowel product als proces in ogenschouw wordt genomen. WAAROM BEOORDELEN? Belangrijke doelen van beoordelen zijn: 1 leervorderingen zichtbaar maken 2 motivatie en discipline bevorderen 3 selectie en kwalificatie: voldoende informatie verzamelen voor overgang en niveaubepaling BEOORDELEN IN NIEUW NEDERLANDS In Nieuw Nederlands worden leerlingen doorlopend op product en/of proces beoordeeld. • spreek- en schrijfopdrachten: leerlingen beoordelen zichzelf en/of elkaar op vorm en inhoud, op product en proces door hierover enkele gerichte vragen te beantwoorden • de D-toets: een diagnostische toets om het instapniveau bij Lezen, Taal en woordenschat, Spelling en Grammatica te beoordelen • de hoofdstuktoets: na ieder hoofdstuk maken de leerlingen een toets waarin Lezen, Taal en woordenschat, Spelling en Grammatica worden beoordeeld • de deeltoets: voor de volgende onderdelen zijn per hoofdstuk aparte toetsen beschikbaar: Lezen, Taal en woordenschat, Spelling en Grammatica • de taken: leerlingen ‘beoordelen’ elkaar doordat ze de uitkomsten van een taak laten zien aan klasgenoten en erover van gedachten wisselen; het resultaat wordt toegevoegd aan het taalportfolio • de projecten: leerlingen en/of de docent beoordelen product en proces aan de hand van criteria die vervolgens in cijfers, talige waarderingen of mondelinge en/of schriftelijke evaluaties kunnen uitmonden; het resultaat van het project wordt toegevoegd aan het taalportfolio ZIE OOK diagnostische toetsen – digitale proefwerken – groepsbeoordeling – groepswerk – zelfbeoordeling
BUITENSCHOOLSE OPDRACHT WAT IS EEN BUITENSCHOOLSE OPDRACHT? Een buitenschoolse opdracht is een opdracht die de leerling in of buiten lestijd buiten het schoolgebouw uitvoert. Internet biedt echter de gelegenheid om een buitenschoolse opdracht ook ín de school te maken.
© Noordhoff Uitgevers 2008
Nieuw Nederlands 4e editie, 3 vmbo-basis, docentenhandleiding
27
WAAROM EEN BUITENSCHOOLSE OPDRACHT? Belangrijke argumenten voor een buitenschoolse opdracht zijn: 1 authentieke leeromgevingen bestaan vooral buiten school 2 motivatie 3 variatie 4 samenhang ontdekken tussen leren in de school en buiten de school BUITENSCHOOLSE OPDRACHTEN IN NIEUW NEDERLANDS In Nieuw Nederlands wordt taal op verschillende manieren buiten de school geoefend: • variatietip: bij Lezen en Spreken/kijken/luisteren maken de leerlingen een opdracht die geschikt is om buiten de school uit te voeren omdat er authentieke teksten en gesprekssituaties vereist zijn • taken: de taken zijn meestal gericht op de echte, actuele wereld buiten de school • projecten: de projecten doen een beroep op informatieverzameling waarvoor ook authentieke, buitenschoolse bronnen (deskundigen, een museumbezoek) ingeschakeld kunnen worden • keuzeopdrachten fictiedossier: in de keuzeopdrachten bij Fictie leggen leerlingen een relatie tussen Fictie en de buitenwereld, bijvoorbeeld door deelname aan een dichtwedstrijd of door het zoeken van actuele rapteksten ZIE OOK actualiteit in de lessen – project – taak – variatietip
COMPETENTIEGERICHT LEREN Zie: nieuwe leren (het)
CONFLICTHANTERING EEN STAPPENPLAN VOOR CONFLICTHANTERING Onderstaand stappenplan heeft tot doel om het conflict te de-escaleren door de onderlinge relatie te versterken. Niet de straf maar de relatie staat centraal. Niet het probleem maar de oplossing krijgt de aandacht. Gebruik de volgende stappen om ongewenst gedrag te corrigeren: 1 Beschrijf direct de situatie / overtreding en uw oordeel daarover. 2 Vraag of de beschrijving klopt. 3 Laat de leerling zijn gedrag uitleggen. 4 Vat regelmatig neutraal samen. 5 Vraag de leerling hoe het gedrag in de toekomst kan worden voorkomen. 6 Vat de concrete afspraak samen. ZIE OOK ordeproblemen voorkomen
COÖPERATIEF LEREN Zie: samenwerkend leren
CURSUS WAT IS EEN CURSUS?
© Noordhoff Uitgevers 2008
Nieuw Nederlands 4e editie, 3 vmbo-basis, docentenhandleiding
28
Een cursus is een aantal lessen die over hetzelfde onderwerp gaan en bij elkaar horen. Een cursus heeft een duidelijk begin- en eindpunt. Als de cursus is afgerond, wordt de leerling geacht de leerstof te beheersen. WAAROM EEN CURSUS? Belangrijke argumenten voor een cursus: 1 effectief: de cursus richt zich op een of meer kerndoelen 2 motivatie: leerling ziet direct het einddoel 3 variatie door voortdurende afwisseling in leeractiviteiten: aanleren (cursus), toepassen (taken), integreren (projecten) 4 onnodige herhaling voorkomen CURSUSSEN IN NIEUW NEDERLANDS Nieuw Nederlands heeft de volgende onderdelen: Lezen, Spreken/kijken/luisteren, Schrijven, Studievaardigheid (vmbo/havo/vwo 1 en 2), Leren & Werken (vmbo 3), Examen doen (vmbo 4), Taal en woordenschat, Spelling, Grammatica en Fictie. Elk onderdeel kent zes cursussen (één cursus per hoofdstuk) van gemiddeld twee tot drie lessen. De zes cursussen per onderdeel kunnen ook uit de hoofdstukken worden getild en aaneengesloten worden gegeven. De belangrijkste informatie van een cursus wordt verzameld in de gereedschapskist voor taal. Deze gereedschapskist is aanwezig in het activiteitenboek en kan door de leerling meegenomen worden naar het volgende schooljaar. ZIE OOK diagnostische toets – gereedschapskist voor taal – project – taak
DETERMINATIE Zie: Adviestoets Cito – Volgtoets Cito
DIAGNOSTISCHE TOETS WAT IS EEN DIAGNOSTISCHE TOETS? Een diagnostische toets is een toets om het beginniveau van de leerling te bepalen. Uit de diagnostische toets wordt onder andere duidelijk of een leerling weinig, gemiddeld of juist veel training nodig heeft. WAAROM EEN DIAGNOSTISCHE TOETS? Belangrijke argumenten voor een diagnostische toets: 1 maatwerk: rekening kunnen houden met verschillen tussen leerlingen 2 motivatie: leerlingen krijgen onderwijs dat aansluit bij hun niveau 3 warming-up: diagnostische toets kan leerlingen voorbereiden op de cursus 4 leerlinggestuurd onderwijs: leerlingen kunnen zelfstandig leren en werken met de methode DIAGNOSTISCHE TOETSEN IN NIEUW NEDERLANDS Nieuw Nederlands kent voor de volgende onderdelen diagnostische toetsen oftewel Dtoetsen: • Lezen • Taal en woordenschat • Grammatica • Spelling ZIE OOK beoordeling – D-toets
© Noordhoff Uitgevers 2008
Nieuw Nederlands 4e editie, 3 vmbo-basis, docentenhandleiding
29
D-TOETS Zie: diagnostische toets
DIGITALE EXAMENS WAT ZIJN DIGITALE EXAMENS? Bij deze vorm van centrale examens vindt de examenafname geheel op de computer plaats. De opgaven worden op het scherm aangeboden en de leerlingen beantwoorden de vragen op de computer. Bij open vragen beoordeelt de docent de antwoorden, bij gesloten vragen voert de computer de scoring uit. Voor de organisatie en afname van deze examens is een CBT-programma ontwikkeld, genaamd CitoTester. Dit programma bestaat uit twee onderdelen: TestManager en TestCenter. TestManager regelt de organisatie van de afname en is bestemd voor de examensecretaris en correctoren. TestCenter is het afnameprogramma voor de leerlingen. Met ingang van 2008 kunnen vmbo-kandidaten de digitale examens maken in de algemene vakken van de basisberoepsgerichte leerweg (bb). Dat betekent dat vmbo-bb-leerlingen ook het vak Nederlands al in de vorm van een digitaal examen kunnen afleggen. In 2008 kunnen scholen nog terugvallen op een papieren examen. Na 2008 wordt alleen nog het digitaal examen aangeboden. Het digitaal examen zal op termijn ook worden ingevoerd voor vmbo-leerlingen van de overige leerwegen. Op www.cito.nl en www.cevo.nl vindt u actuele informatie over de invoering van digitale examens. WAAROM DIGITALE EXAMENS? De Cevo noemt een aantal argumenten voor digitale examens: • de computer schept meer mogelijkheden voor het examineren van vaardigheden (die een belangrijk onderdeel zijn in de examenprogramma’s) • de computer kan meerwaarde bieden ten aanzien van het type opgaven die in het centraal examen opgenomen kunnen worden • de computer geeft de mogelijkheid om meer accent te leggen op visuele presentatie van vragen, er kan kleur en video gebruikt worden, voor veel leerlingen is dit aantrekkelijk en van belang • de aansluiting bij de ontwikkelingen in maatschappij en onderwijs • de computer kan correctiewerk overnemen of vergemakkelijken • de inzet van de computer faciliteert (in sommige gevallen) een andere organisatie van de examens. DIGITALE EXAMENS IN NIEUW NEDERLANDS Digitale examens vinden in eerste instantie plaats voor vmbo-basisleerlingen. In deel 4 van Nieuw Nederlands voor vmbo-basis worden leerlingen in hoofdstuk 5 bij Examen doen voorbereid op het werken met een digitaal examen. De belangrijkste kenmerken van een digitaal examen worden opgesomd en ook worden enkele relevante beeldschermen getoond uit een digitaal proefexamen. ZIE OOK beoordelen – digitale proefwerken - I-clips
DIGITALE PROEFWERKEN WAT ZIJN DIGITALE PROEFWERKEN? Digitale proefwerken zijn proefwerken die leerlingen on-line – dus via internet – kunnen maken. De docent kan veel tijd besparen met het maken en nakijken van proefwerken. De digitale proefwerken bevatten verschillende vraagtypes. Met deze vraagtypes komen de leerlingen ook in aanraking via de I-clips.
© Noordhoff Uitgevers 2008
Nieuw Nederlands 4e editie, 3 vmbo-basis, docentenhandleiding
30
WAAROM DIGITALE PROEFWERKEN? Belangrijke argumenten voor digitale proefwerken zijn: 1 tijdwinst 2 variatie in toetsen 3 rapportage mogelijk per leerling, per klas en per vraag DIGITALE PROEFWERKEN BIJ NIEUW NEDERLANDS Bij Nieuw Nederlands zijn digitale proefwerken beschikbaar. Zie www.digitaleproefwerken.nl. ZIE OOK beoordelen – I-clips
DOCENTROLLEN WAT ZIJN DE DOCENTROLLEN? Bij een activerende didactiek kunnen vier rollen voor de docent worden onderscheiden: • de instructeur: de docent is de bron van kennis en opdrachtgever van leeractiviteiten • de trainer: de docent werkt via het overdragen van kennis aan vaardigheden door deze vaardigheden voor te doen en door leerlingen te laten oefenen en toepassen • de begeleider: de docent zorgt voor omstandigheden waarin leerlingen optimaal kunnen leren • de coach: de docent begeleidt de leerling door gerichte vragen te stellen en nauw aan te sluiten bij individuele leerbehoeftes en knelpunten De inzet van een of meer van deze rollen is afhankelijk van de leerstof. In principe is het mogelijk om in één les alle vier rollen afwisselend in te zetten. WAAROM VERSCHILLENDE DOCENTROLLEN? Belangrijke argumenten voor verschillende docentrollen zijn: 1 effectiviteit: door de docentrol en het leerdoel op elkaar af te stemmen 2 verschillende docentrollen zijn een voorwaarde van activerende didactiek 3 variatie in het werk als docent DOCENTROLLEN IN NIEUW NEDERLANDS In Nieuw Nederlands zijn alle vier rollen mogelijk. Bij sommige opdrachten ligt een bepaalde rol meer voor de hand om het gewenste effect te bereiken. Bijvoorbeeld: • de cursus: de docent als instructeur en/of trainer en/of begeleider • de variatietip: de docent als begeleider • de taak: de docent als begeleider • het project: de docent als coach ZIE OOK actief leren – activerende didactiek – activerende werkvormen
EXAMENPROGRAMMA NEDERLANDS HAVO/VWO HET EINDEXAMEN Voor Nederlands is het examenprogramma voor vwo en havo vrijwel identiek. Alleen Subdomein E1 is verschillend voor vwo en havo. Het eindexamen bestaat uit het centraal examen en het schoolexamen. HET CENTRAAL EXAMEN Het centraal examen heeft betrekking op domein A en domein D voor zover het analyseren en beoordelen betreft. De CEVO stelt het aantal en de tijdsduur van de zittingen van het centraal examen vast. De CEVO maakt indien nodig een specificatie bekend van de examenstof van het centraal examen.
© Noordhoff Uitgevers 2008
Nieuw Nederlands 4e editie, 3 vmbo-basis, docentenhandleiding
31
HET SCHOOLEXAMEN Het schoolexamen heeft betrekking op: • de domeinen en subdomeinen waarop het centraal examen geen betrekking heeft; • indien het bevoegd gezag daarvoor kiest: een of meer domeinen of subdomeinen waarop het centraal examen betrekking heeft; • indien het bevoegd gezag daarvoor kiest: andere vakonderdelen, die per kandidaat kunnen verschillen. DE EXAMENSTOF De tien eindtermen voor Nederlands zijn beschreven in domeinen en subdomeinen: Domein A: Leesvaardigheid (A 1: Analyseren en interpreteren, A2: Beoordelen, A3: Samenvatten) Domein B: Mondelinge taalvaardigheid Domein C: Schrijfvaardigheid Domein D: Argumentatieve vaardigheden Domein E: Literatuur (E1: Literaire ontwikkeling, E2: Literaire begrippen, E3: Literatuurgeschiedenis) Domein F: Oriëntatie op studie en beroep
EXAMENPROGRAMMA NEDERLANDS VMBO ALGEMENE ONDERWIJSDOELEN Het examenprogramma voor Nederlands in het vmbo bestaat uit algemene onderwijsdoelen en uit eindtermen voor het vak Nederlands. De zes algemene onderwijsdoelen zijn: 1 Werken aan vakoverstijgende thema's 4 Leren communiceren 2 Leren uitvoeren 5 Leren reflecteren op het leer- en werkproces 3 Leren leren 6 Leren reflecteren op de toekomst HET CENTRAAL EXAMEN Het centraal examen heeft betrekking op de volgende exameneenheden: • Leervaardigheden in het vak Nederlands 1 • Luister- en kijkvaardigheid • Leesvaardigheid • Schrijfvaardigheid 1
Het CEVO kan per leerweg bepalen dat het centraal examen geen betrekking heeft op de exameneenheid Luister- en kijkvaardigheid.
HET SCHOOLEXAMEN Het schoolexamen voor een bepaalde leerweg heeft voor de algemeen vormende vakken in ieder geval betrekking op exameneenheid K3 (Leervaardigheden). Daarnaast heeft het schoolexamen betrekking op: • ten minste die exameneenheden die deel uitmaken van het examenprogramma van deze leerweg voor zover zij niet deel uitmaken van het centraal examen voor die leerweg; • indien het bevoegd gezag daarvoor kiest een of meer exameneenheden waarop het centraal examen betrekking heeft; • indien het bevoegd gezag daarvoor kiest: andere vakonderdelen die relevant zijn voor het betreffende vak of examenprogramma, die per kandidaat kunnen verschillen. DE EINDTERMEN NEDERLANDS De eindtermen voor de Nederlands taal zijn voor bb, kb en gt/tl op enkele punten verschillend. We karakteriseren de doelen en de verschillen kort: Eindterm 1: Oriëntatie op leren en werken (bb, kb, gl/tl) Eindterm 2: Basisvaardigheden (bb, kb, gl/tl) Eindterm 3: Leervaardigheden in het vak Nederlands (bb, kb, gl/tl) Eindterm 4: Luister- en kijkvaardigheid (bb) Eindterm 5: Luister- en kijkvaardigheid + waarde en betrouwbaarheid van media (kb, gt/tl)
© Noordhoff Uitgevers 2008
Nieuw Nederlands 4e editie, 3 vmbo-basis, docentenhandleiding
32
Eindterm 6: Spreek- en gespreksvaardigheid ((bb, kb, gl/tl) Eindterm 7: Leesvaardigheid (bb) Eindterm 8: Leesvaardigheid + talige middelen van de auteur aangeven om schrijfdoel te bereiken + samenvatting geven van een tekst (kb, gl/tl) Eindterm 9: Schrijfvaardigheid (bb, kb, gl/tl) Eindterm 10: Fictie (bb) Eindterm 11: Fictie + kenmerken in fictiewerk aanwijzen + achtergrondinfo verzamelen (kb, gt/tl) Eindterm 12: Verwerven, verwerken en verstrekken van informatie (gl/tl) Eindterm 13: Schrijven op basis van documentatie (gl/tl) Eindterm 14: Vaardigheden in samenhang (gl/tl)
EXPERTWERKVORM Zie: activerende werkvormen – samenwerkend leren – werkwoordspelling met expertwerkvorm
GEREEDSCHAPSKIST VOOR TAAL WAT IS DE GEREEDSCHAPSKIST VOOR TAAL? De gereedschapskist is een onderdeel van het activiteitenboek. In de gereedschapskist staat de theorie uit de cursussen. Deze theorie bevat niet alleen de uitleg van belangrijke begrippen maar ook tips, strategieën en stappenplannen. De gereedschapskist hebben leerlingen bijvoorbeeld nodig als ze aan een taak of een project werken. WAAROM EEN GEREEDSCHAPSKIST VOOR TAAL? Belangrijke argumenten voor het gebruik van de gereedschapskist voor taal zijn: 1 snelheid en gemak: leerling vindt snel belangrijke theorie, tips en stappenplannen terug 2 handig hulpmiddel bij uitvoering van taken en projecten 3 compact meeneemnaslagwerk voor volgende schooljaren ZIE OOK activiteitenboek – cursus – project – taak
GROEPSBEOORDELING WAT IS GROEPSBEOORDELING? Groepsbeoordeling is de beoordeling van groepswerk. Dat kan op verschillende manieren: • groepscijfer: de leden van een groep krijgen allemaal hetzelfde cijfer • individueel cijfer: de leden van een groep krijgen ieder een individueel cijfer op basis van de eigen inbreng • individueel cijfer met bonuspunten: naast het individueel cijfer kunnen leerlingen bonuspunten krijgen op basis van het groepsresultaat • zelfbeoordeling per groep: iedere groep krijgt een vaste hoeveelheid punten (bijvoorbeeld 28 punten voor vier personen) die ze onderling moeten verdelen • groepsbeloning: een beloning anders dan met cijfers, bijvoorbeeld door het resultaat te laten presenteren, mondeling, schriftelijk, digitaal of een combinatie WAAROM GROEPSBEOORDELING? Belangrijke argumenten voor groepsbeoordeling zijn: 1 samen leren met anderen speelt een belangrijke rol in de onderbouw 2 motivatie voor samenwerken bij groepswerk vergroten 3 evenwichtige aandacht bij het leren voor product en proces 4 vrijblijvendheid en vluchtgedrag bij groepswerk voorkomen
© Noordhoff Uitgevers 2008
Nieuw Nederlands 4e editie, 3 vmbo-basis, docentenhandleiding
33
GROEPSBEOORDELING IN NIEUW NEDERLANDS Nieuw Nederlands kent verschillende vormen van groepswerk en groepsbeoordeling. Bijvoorbeeld: • spreek- en schrijfopdrachten: groepsbeloning • de taak: groepsbeloning • het project: alle manieren van groepsbeoordeling mogelijk aan de hand van criteria die met cijfers van 1 tot en met 3 gewaardeerd worden; gezamenlijk puntenaantal kan worden omgezet in cijfers ZIE OOK beoordelen – project - samenwerkend leren – taak - zelfbeoordeling
GROEPSWERK WAT IS GROEPSWERK? Groepswerk is het uitvoeren van opdrachten waarbij leerlingen voor een goed resultaat elkaar nodig hebben. Bij groepswerk gaat het niet alleen om het uiteindelijke resultaat maar ook om de totstandkoming van dat resultaat. Product en proces spelen in groepswerk dus allebei een rol. WAAROM GROEPSWERK? 1 samen leren met anderen speelt een belangrijke rol in de onderbouw 2 oefening van mondelinge taalvaardigheid, zowel spreken als luisteren 3 ontwikkelen van sociaal-communicatieve vaardigheden GROEPSWERK IN NIEUW NEDERLANDS In Nieuw Nederlands zit groepswerk vooral in: • de laatste opdrachten in de cursussen Spreken/kijken/luisteren • de taak • het project ZIE OOK groepsbeoordeling – project - sociaal-communicatieve vaardigheden - taak
HOOGBEGAAFDE LEERLINGEN Zie: vwo-plus
I-CLIPS WAT IS I-CLIPS? De I-clips is de website bij Nieuw Nederlands met extra opdrachten en ondersteunend lesmateriaal. Dit materiaal wordt aangeboden binnen de elektronische leeromgeving Schoolwise. Voor elke cursus in elk hoofdstuk uit het leerlingenboek os extra materiaal beschikbaar. I-clips is toegankelijk met een wachtwoord dat de leerling krijgt samen met het activiteitenboek. In de i–clips vindt u de volgende extra’s: • Weet je het? : een controle van de theorie (ook zonder wachtwoord beschikbaar) • D-toetsen: de diagnostische toetsen bij Lezen, Taal en woordenschat, Grammatica en Spelling • extra oefenstof voor Lezen, Taal en woordenschat, Grammatica en Spelling • de kijk- en luisterfragmenten bij iedere cursus van het onderdeel Spreken/kijken/luisteren • zes minicursussen Schrijven • het taalregister: leerlingen krijgen in een register een korte uitleg over de belangrijkste begrippen uit de theorieblokken
© Noordhoff Uitgevers 2008
Nieuw Nederlands 4e editie, 3 vmbo-basis, docentenhandleiding
• • •
34
instructie voor gebruik van Word, PowerPoint en Excel de voorgelezen fragmenten uit het onderdeel Fictie drie webquests
WAAROM I-CLIPS? Belangrijke argumenten voor het gebruik van I-clips zijn: 1 extra oefening bij de leerstof uit de cursussen 2 complete naslagfunctie voor behandeld lesmateriaal 3 motivatie en variatie I-CLIPS IN NIEUW NEDERLANDS De I-clips vindt u via de website www.schoolwise.nl. Het optionele activiteitenboek geeft toegang via een wachtwoord tot de I-clips en ander lesmateriaal. ZIE OOK buitenschoolse opdrachten – cursus – D-toets – project – Schoolwise – taak – webquest
INTERNET WAT IS INTERNET? Internet – oftewel het world-wide-web – biedt toegang tot een ongekende hoeveelheid informatie. Om het zoeken op internet te vergemakkelijken, zijn er een aantal handige websites: • www.davindi.nl: een zoekprogramma voor scholieren; onderdeel van Kennisnet • www.startpagina.nl: een pagina met een overzicht van veelgebruikte websites, onderverdeeld in handige rubrieken • www.startpagina.nl/dochters: Startpagina kent veel ‘dochterpagina’s’; deze dochterpagina’s bieden een overzicht van websites rond een bepaald thema WAAROM INTERNET? Belangrijke argumenten voor het gebruik van internet door leerlingen zijn: 1 leerlingen komen buiten schooltijd veel in aanraking met internet 2 grote diversiteit aan bronnen 3 actualiteit 4 individueel onderwijs mogelijk dat rekening houdt met verschillen tussen leerlingen 5 variatie en motivatie INTERNET EN NIEUW NEDERLANDS In Nieuw Nederlands speelt internet op verschillende manieren een rol. Bijvoorbeeld: • Lezen: leesteksten zijn ontleend aan internet • Schrijven: forumdiscussies op internet • Studievaardigheid (vmbo/havo/vwo 1 en 2): zoekvaardigheid op internet en beoordelen betrouwbaarheid van informatie • Taak: informatie verzamelen op internet • Project: internet is een van de bronnen die geraadpleegd kunnen worden • I-clips: extra lesmateriaal dat via internet wordt aangeboden, onder andere Meer oefenen, D-toetsen en minicursussen Schrijven ZIE OOK actualiteit in taallessen - buitenschoolse opdrachten – D-toetsen - I-clips – Meer oefenen – project
JAARPLANNER IN NIEUW NEDERLANDS WAT IS EEN JAARPLANNER IN NIEUW NEDERLANDS?
© Noordhoff Uitgevers 2008
Nieuw Nederlands 4e editie, 3 vmbo-basis, docentenhandleiding
35
In de onderbouw hebben scholen de vrijheid om een eigen invulling aan de onderbouw te geven. Deze keuzevrijheid van scholen betekent dat in principe iedere school het vak Nederlands een andere vorm én een andere inhoud kan geven, zolang de kerndoelen maar gerealiseerd worden. Voor een lesmethode betekent dit dat de leerstof flexibel moet kunnen worden ingezet. Nieuw Nederlands bevat een jaarplanner waarin alle leerstof aan de orde komt. Om scholen echter te ondersteunen in hun keuzevrijheid, biedt de docentenhandleiding verschillende aanpakken die aansluiten bij de vier scenario’s in de onderbouw. Bijvoorbeeld: • Nederlands als 1-uursvak, 2-uursvak en 3-uursvak • Nederlands geïntegreerd in een leergebied • Nederlands als individueel onderwijs WAAROM EEN JAARPLANNER? Belangrijke argumenten voor een jaarplanner zijn: 1 overzicht bieden van de totale leerstof en benodigde lestijd 2 lesvoorbereiding vergemakkelijken 3 gemakkelijker inhoudelijke keuzes kunnen maken 4 gemakkelijker werkwijzers op maat kunnen maken JAARPLANNER IN NIEUW NEDERLANDS De jaarplanner in Nieuw Nederlands is beschikbaar in de docentenhandleiding. ZIE OOK keuzevrijheid – kerndoelen - scenario’s
KERNDOELEN NADER UITGELEGD TIEN KERNDOELEN Het vak Nederlands in de onderbouw telt tien kerndoelen. De kerndoelen worden hieronder in samenhang beschreven en geanalyseerd. Kort gezegd: wat typeert Nederlands in de onderbouw? TYPERING VAN DE KERNDOELEN In de meeste van de tien kerndoelen zijn de taalvaardigheden geïntegreerd. De kerndoelen 1, 2 en 3 hebben bijvoorbeeld betrekking op zowel schrijf- als spreeksituaties. Taalvaardigheid wordt in de vernieuwde onderbouw gezien als een mengvorm van mondelinge en schriftelijke taalvaardigheid. In taalsituaties combineer je met andere woorden zowel spreek-, luister-, lees- als schrijfvaardigheid. Geïsoleerd gebruik van een van de vaardigheden komt zelden voor. Kerndoel 3 en 4 laten zien dat Nederlands taalonderwijs tot doel heeft strategieën aan te leren. Woordenschatuitbreiding heeft met een apart kerndoel een belangrijke status gekregen binnen de tien kerndoelen. Bij kerndoel 4 staan strategieën centraal om informatie te verwerven uit gesproken en geschreven teksten. Deze informatievaardigheden gebruiken de leerlingen uiteraard niet alleen in het vak Nederlands, maar hebben sterke verwantschap met alle andere vakken waarin leerlingen onderwijs volgen. Lees- en luisterstrategieën spelen in deze kerndoelen een cruciale rol. Informatievaardigheden spelen niet alleen in kerndoel 4 maar ook in kerndoel 5 een prominente rol. In dit kerndoel worden schriftelijke en digitale bronnen genoemd. Leerlingen moeten getraind worden in het zoeken, het ordenen en het beoordelen van informatie op waarde voor hemzelf en anderen. De persoonlijke inschatting van de waarde, het belang van de informatie – zowel voor jezelf als voor anderen - wordt expliciet in dit kerndoel genoemd. Een kritische omgang met informatie wordt hier gepropageerd. In de kerndoelen 6 en 7 worden de mondelinge tekstsoorten genoemd waarin de leerlingen getraind moeten worden: deelnemen aan overleg, planning, discussie in een groep, en het geven van een mondelinge presentatie.
© Noordhoff Uitgevers 2008
Nieuw Nederlands 4e editie, 3 vmbo-basis, docentenhandleiding
36
Kerndoel 8 gaat in op het lezen van zowel fictie als non-fictie. Ook noemt het kerndoel een criterium voor de keuze van teksten: de teksten moeten tegemoetkomen aan de belangstelling van de leerling én zijn belevingswereld uitbreiden. Kerndoel 9 en 10 benoemen de metacognitieve vaardigheden die bij alle overige kerndoelen gebruikt kunnen worden: een planmatige aanpak van taalactiviteiten, en beter de taal leren door te reflecteren op taalactiviteiten.
KEUZES MAKEN IN DE METHODE Zie: jaarplanning
KEUZEVRIJHEID WAT IS KEUZEVRIJHEID? In de onderbouw hebben scholen de keuze om het onderwijs in leerjaar 1 en 2 naar eigen voorkeur in te richten. Belangrijke voorwaarden zijn echter onder andere: • het realiseren van de globaal geformuleerde kerndoelen • het voldoen aan de zes kenmerken van het leren in de onderbouw De kerndoelen zijn voorgeschreven voor tweederde van de totale leertijd. Het resterende eenderde deel kunnen scholen naar eigen inzicht invullen. Er kunnen extra vakken worden aangeboden maar ook kunnen de verplichte vakken verder verdiept worden. WAAROM KEUZEVRIJHEID? Belangrijke argumenten voor keuzevrijheid van scholen in de onderbouw zijn: 1 recht doen aan verschillen tussen leerlingen 2 meer keuzemogelijkheden voor ouders en leerlingen 3 de school kan doen waar de school goed in is KEUZEVRIJHEID IN NIEUW NEDERLANDS In Nieuw Nederlands is keuzevrijheid op verschillende manieren vormgegeven, zowel voor de school, de docent als de leerling. Bijvoorbeeld: • jaarplanner van leerstof met een keur aan varianten • variatie in opdrachten, teksten en bronnen • onderscheid in cursus, taak en project ZIE OOK cursus – jaarplanning in Nieuw Nederlands – kerndoelen nader uitgelegd – project – taak
KLASSENMANAGEMENT Zie: ordeproblemen – uitgestelde aandacht
LEERLINGEN IN DE ONDERBOUW WAT VINDEN LEERLINGEN? Op een conferentie over de onderbouw is een tiental leerlingen gevraagd wanneer zij school leuk vinden. De leerlingen waren afkomstig uit alle schooltypen. Hun voorkeuren hebben we samengevat in een Top 5. TOP 5 1 Met elkaar kunnen praten / kunnen overleggen. 2 Inlevingsvermogen van de docent: serieuze omgang en niet gemeen doen. 3 Individuele benadering door docent: ‘Ik ben de klas niet!’
© Noordhoff Uitgevers 2008
Nieuw Nederlands 4e editie, 3 vmbo-basis, docentenhandleiding
37
4 Meer ict of gewoon eens wat anders. 5 Niet uit het boek werken maar gewoon iets doen!
LEERLINGROLLEN WAT ZIJN DE VERSCHILLENDE LEERLINGROLLEN? Bij groepsopdrachten is wederzijdse afhankelijkheid een voorwaarde om alle leerlingen bij de opdracht te betrekken. Deze wederzijdse afhankelijkheid wordt versterkt als iedere leerling een duidelijke rol heeft. Bijvoorbeeld: • schrijver: noteert alle uitkomsten • rekenaar: controleert antwoorden met rekenmachine • vrager: roept de docent erbij als dat nodig is • materiaalchef: haalt en brengt benodigde spullen • organisator: verdeelt werk over groepsleden • checker: controleert of iedereen de opdracht snapt of kan • criticus: stelt lastige vragen • opzoeker: raadpleegt naslagwerken • uitvoerder: voert praktische handelingen uit • scheidsrechter: beslist bij meningsverschillen of schakelt hulp in • informant: loopt langs bij andere groepen om antwoorden te controleren of ideeën op te doen • pretletter: houdt de moed erin en zorgt voor een goede werksfeer WAAROM VERSCHILLENDE LEERLINGROLLEN? Belangrijke argumenten voor verschillende leerlingrollen zijn: 1 bevorderen wederzijdse afhankelijkheid in groepswerk 2 bieden van duidelijkheid, veiligheid en structuur 3 variatie in leeractiviteiten 4 bevorderen van verantwoordelijkheidsgevoel en sociaal-communicatieve vaardigheden LEERLINGROLLEN IN NIEUW NEDERLANDS In Nieuw Nederlands komen de rollen op verschillende manieren aan de orde. Bijvoorbeeld: • cursussen: de opdrachten wisselen rollen zoveel mogelijk af, met name de rol van schrijver, vrager, opzoeker, uitvoerder en informant • taken: leerlingen zijn genoodzaakt voor een goede uitvoering van de taak om de rollen te verdelen, met name de rol van materiaalchef, organisator, checker, criticus, opzoeker, uitvoerder, informant en pretletter • projecten: in een project spelen alle rollen een rol; in het stappenplan en de criteria wordt expliciet aangestuurd op verdeling van rollen ZIE OOK cursus – groepswerk – project – samenwerkend leren – taak
LEERSTIJLEN WAT ZIJN LEERSTIJLEN? Een leerstijl is de manier waarop een leerling het prettigst en gemakkelijkst leert. Leren gaat het beste als de leerling zijn eigen leerstijl kan toepassen. Om de horizon van leerlingen te verbreden, is het echter ook zinvol om leerlingen kennis te laten maken met andere leerstijlen. Afhankelijk van de leerstijl, ontwikkelt een leerling zijn eigen technieken en trucs om te leren (zie leerstrategieën). Leerstijlen zijn divers. Bijvoorbeeld: • leren door te horen, te zien, te voelen, te ruiken of door zelf iets te doen • leren door exacte analyse • leren door een globale benadering • leren door extravert te zijn
© Noordhoff Uitgevers 2008
Nieuw Nederlands 4e editie, 3 vmbo-basis, docentenhandleiding
38
• leren door introvert te zijn • leren door reflectief te reageren • leren door impulsief te reageren • leren door de werkelijkheid open, intuïtief en associatief te benaderen • leren door de werkelijkheid gesloten en gestructureerd te benaderen Niet alleen verschillen leerstijlen per leerling, ook doen de schoolvakken vaak een beroep op een bepaalde leerstijl. WAAROM AANDACHT VOOR LEERSTIJLEN? Belangrijke argumenten om aandacht te besteden aan verschillen in leerstijlen zijn: 1 veiligheid bieden aan leerlingen: eigen leerstijl laten benutten 2 effectiviteit: leerling leert beter als hij zijn leerstijl kan toepassen 3 horizon verbreden: leerling andere, misschien voor hem of haar betere leerstijlen laten ontdekken LEERSTIJLEN IN NIEUW NEDERLANDS Nieuw Nederlands biedt in de cursussen, taken en projecten de leerling gelegenheid om zijn eigen leerstijl verder te ontwikkelen. De docent speelt een belangrijke rol door ruimte te bieden aan verschillen in leerstijlen. Opdrachten in Nieuw Nederlands doen een beroep op een ruim scala aan leerstijlen, zodat leerlingen ook kennismaken met andere manieren van leren. ZIE OOK leerstrategieën – meervoudige intelligenties
LEERSTRATEGIEËN WAT ZIJN LEERSTRATEGIEËN? Leerstrategieën zijn de stappen die de leerling zet om zijn leren effectiever en efficiënter te maken. Leerlingen kiezen strategieën die het beste bij hun leerstijl passen. Er zijn tal van leerstrategieën. Bijvoorbeeld: • betekenis van een woord afleiden uit de tekst • voorkennis activeren • categoriseren (rijtjes maken) • concretiseren met voorbeelden • schematiseren, bijvoorbeeld oorzaak-gevolg • betekenis geven door koppeling aan eigen ervaringen • vereenvoudigen door gebruik van metaforen • uit je hoofd leren aantekeningen maken • concentreren • jezelf moed inpraten • onderwerpen of invalshoeken kiezen op basis van eigen interesses • ontspannen met muziek of sport • doelgericht lezen met behulp van een • je eigen vooruitgang bijhouden leesstrategie • huiswerk plannen • vragen stellen om verheldering of • lastige woorden en zinnen niet gebruiken verbetering • omschrijvingen geven • samenwerken met klasgenoten WAAROM AANDACHT VOOR LEERSTRATEGIEËN? Belangrijke argumenten om aandacht te besteden aan leerstrategieën zijn: 1 structuur en veiligheid bieden aan leerlingen 2 effectiviteit: leerling leert beter als hij de bij hem passende leerstrategieën kan toepassen LEERSTRATEGIEËN IN NIEUW NEDERLANDS Leerstrategieën spelen een belangrijke rol in opdrachten in Nieuw Nederlands. Bijvoorbeeld: • klasgenoten als bron gebruiken om te leren • vragen stellen en doorvragen • eigen onderwerpen en invalshoeken kunnen kiezen • leesstrategieën • schrijfstrategieën
© Noordhoff Uitgevers 2008
Nieuw Nederlands 4e editie, 3 vmbo-basis, docentenhandleiding
• • •
39
spreekstrategieën woordraadstrategieën strategieën om woorden te onthouden
ZIE OOK leerstijlen
LEREN DOOR TE DOEN Zie: actief leren
LEREN LEREN Zie: zelfstandig leren
LESPLANNING MAKEN Zie: jaarplanner in Nieuw Nederlands – werkwijzer
LOKAALINRICHTING WAT IS EEN GOEDE LOKAALINRICHTING? De lokaalinrichting is afhankelijk van de manier waarop in de klas geleerd wordt. Het lokaal kan op verschillende manieren worden ingericht. Bijvoorbeeld: • de busopstelling: tafels staan in tweetallen achter elkaar opgesteld, vaak in drie rijen; alle tafels zijn gericht op de docent en het bord • de U-vorm: tafels vormen een U-vorm met een grote binnenruimte; leerlingen kunnen elkaar maar ook de docent en het bord zien • eilandvorm: tafels zijn in 3-tallen, 4-tallen of 5-tallen gegroepeerd waarbij de tafels zo zijn opgesteld dat niemand met zijn rug naar het bord of de docent zit Aanvullend op deze drie vormen van lokaalinrichting zijn een aantal varianten mogelijk door hoeken te creëren. Bijvoorbeeld: • een rustig-werken-hoek • een luisterhoek met apparatuur • een computerhoek • een opzoekhoek met naslagwerken • een lekker-lezen-hoek Bij zelfstandig werken door leerlingen is een instructietafel nodig. Een instructietafel is een tafel in de klas waar een leerling of kleine groepjes leerlingen apart uitleg kunnen krijgen. Andere leerlingen moeten dan wel zelfstandig – zonder hulp van de docent – verder kunnen werken. WANNEER WELKE LOKAALINRICHTING? De keuze van de lokaalinrichting is afhankelijk van de manier van leren. Bijvoorbeeld: • de busopstelling: vooral geschikt voor klassikale instructie en presentaties • de U-vorm: vooral geschikt voor klassikale instructie en voor groepsgesprekken • de eilandvorm: vooral geschikt voor groepswerk, samenwerkend leren, het gebruik van activerende werkvormen en zelfstandig werken De inrichting van hoeken met een speciale functie én een instructietafel is wenselijk bij alle drie vormen. LOKAALINRICHTING BIJ NIEUW NEDERLANDS Nieuw Nederlands is als communicatieve taalmethode gericht op interactie tussen leerlingen. In de lessen oefenen leerlingen hun lees-, schrijf-, spreek-, kijk- en luistervaardigheid. De hoeken en de instructietafel zijn daarom doorlopend gewenst.
© Noordhoff Uitgevers 2008
Nieuw Nederlands 4e editie, 3 vmbo-basis, docentenhandleiding
40
De opstelling van tafels kan variëren. De opstellingen die klassengesprekken en uitwisseling in kleine groepen mogelijk maken, hebben echter de voorkeur. Bijvoorbeeld: • cursus: busopstelling, U-vorm en eilandvorm zijn alle drie mogelijk • taken: busopstelling (bij alleen werken en in tweetallen werken) en eilandvorm (bij 3tallen en meer) zijn mogelijk • projecten: eilandvorm bij de projectfasen voorbereiden en uitvoeren; U-vorm en/of eilandvorm bij de projectfasen presentatie en nabespreking ZIE OOK uitgestelde aandacht – zelfstandig leren
MEER OEFENEN WAT IS MEER OEFENEN? Bij de onderdelen Lezen, Taal en woordenschat, Spelling en Grammatica kunnen de leerlingen extra oefenstof maken op de website www.schoolwise.nl. WAAROM MEER OEFENEN? Belangrijke argumenten voor Meer oefenen zijn: 1 differentiatie in leerstofaanbod: individuele leerroutes 2 variatie, veiligheid en motivatie door te leren met de computer 3 remedial teaching 4 de leerstof in Meer oefenen (leesvaardigheid, woordenschatverwerving, spellingvaardigheid en grammaticale kennis) spelen een belangrijke rol bij het leren in andere vakken MEER OEFENEN IN NIEUW NEDERLANDS Bij de volgende onderdelen biedt Nieuw Nederlands extra, digitale oefenstof aan: • Lezen • Taal en woordenschat • Spelling • Grammatica Bij ieder onderdeel kan de leerling een D-toets maken. Dat is een diagnostische toets waarmee de leerling kan controleren wat zijn niveau is. De leerling kan ook eerst de D-toets maken en daarna besluiten om wel of niet meer te oefenen. ZIE OOK diagnostische toets – I-clips – internet
MEERVOUDIGE INTELLIGENTIES WAT ZIJN MEERVOUDIGE INTELLIGENTIES? Bij het verwerken van nieuwe leerstof zijn verschillende gebieden in de hersenen actief. Uit dit feit is het concept meervoudige intelligentie ontwikkeld. Mensen gebruiken verschillende intelligenties om effectief te leren. Per individu zijn sommige intelligenties meer ontwikkeld dan andere intelligenties. Gebruikmaking van zoveel mogelijk intelligenties biedt een effectiever en efficiënter leerresultaat. Er worden acht intelligenties onderscheiden. Bij iedere intelligentie wordt tussen haakjes ter illustratie een beroep genoemd. • logisch / mathematische intelligentie: denken in begrippen; herkennen van redeneringen, patronen en volgorde (de wetenschapper) • linguïstische intelligentie: dingen benoemen; gevoelig voor betekenis en volgorde van woorden (de dichter) • muzikale / ritmische intelligentie: leven met geluid; gevoelig voor toonhoogte, melodie, ritme en toon (de componist)
© Noordhoff Uitgevers 2008
Nieuw Nederlands 4e editie, 3 vmbo-basis, docentenhandleiding
• • •
41
visueel / ruimtelijke intelligentie: denken in beelden; nauwkeurig waarnemen van de wereld of deze opnieuw vormgeven (de vliegtuigpiloot en de beeldend kunstenaar) lichamelijke / kinesthetische intelligentie: graag bewegen; goed gebruik kunnen maken van het lichaam en van objecten (de atleet of de danser) interpersoonlijke intelligentie: voorkeur voor samenwerken; goed mensen en relaties begrijpen (de koopman of de leraar)
WAAROM AANDACHT VOOR MEERVOUDIGE INTELLIGENTIES? Belangrijke argumenten om aandacht te besteden aan meervoudige intelligentie zijn: 1 veiligheid bieden aan leerlingen: eigen intelligenties laten benutten 2 effectiviteit: leerling leert beter als hij gebruik kan en mag maken van al ontwikkelde intelligenties 3 horizon verbreden: leerling andere, minder gebruikte intelligenties laten ontdekken MEERVOUDIGE INTELLIGENTIES IN NIEUW NEDERLANDS Nieuw Nederlands biedt in de cursussen, taken en projecten de leerling gelegenheid om gebruik te maken van al ontwikkelde intelligenties. Leerlingen komen via Nieuw Nederlands door een variatie in type opdrachten in aanraking met alle acht intelligenties. Door de inhoud van het vak Nederlands worden linguïstische intelligentie en interpersoonlijke intelligentie vanzelfsprekend intensiever aangesproken. ZIE OOK leerstijlen – leerstrategieën
METHODESITE Zie: I-clips
NATUURLIJK LEREN Zie: nieuwe leren (het)
NEDERLANDS IN KLEINE, HETEROGENE GROEPEN WAT IS NEDERLANDS IN KLEINE, HETEROGENE GROEPEN? Soms is er sprake van individueel onderwijs, bijvoorbeeld op kleine scholen, bij thuisonderwijs of op de ruime zeventig vo-scholen van de Stichting Nederlands Onderwijs in het Buitenland (NOB). In deze kleine, vaak heterogene groepen moet er veelal geïndividualiseerd onderwijs worden aangeboden. GEÏNDIVIDUALISEERD ONDERWIJS IN NIEUW NEDERLANDS Met behulp van de jaarplanner en een werkwijzer kan er een geïndividualiseerd traject met Nieuw Nederlands worden samengesteld. De leerling meet zijn vorderingen met behulp van de diagnostische toetsen (D-toetsen), de deeltoetsen en de hoofdstuktoetsen. Eventuele zwakke punten kunnen vervolgens worden getraind met behulp van het activiteitenboek en de extra oefenstof op de I-clips. Door de aanwezigheid van een jaarplanner, werkwijzers, verschillende toetsvormen en extra oefenmateriaal op papier én digitaal, kan er voor individuele leerlingen een taaltraject op maat worden samengesteld. ZIE OOK I-clips – D-toetsen – digitale proefwerken
NEDERLANDS TAALONDERWIJS IN HET BUITENLAND Zie: Nederlands in kleine, heterogene groepen
© Noordhoff Uitgevers 2008
Nieuw Nederlands 4e editie, 3 vmbo-basis, docentenhandleiding
42
NIEUWE LEREN (HET) WAT IS HET NIEUWE LEREN? Het nieuwe leren is een verzamelnaam voor een grote hoeveelheid concepten in het onderwijs. Belangrijkste overeenkomsten tussen deze concepten zijn: • actief en zelfstandig leren: leerling is zelf actief aan de slag, leert zelf zijn eigen leerproces vorm te geven en wordt in staat gesteld om zelf betekenis te geven aan de werkelijkheid • leerlinggericht onderwijs: de leerstof is authentiek, voor de leerling herkenbaar en gericht op functionele toepassing in het echte leven • samen leren: leerling leert van en samen met anderen Onderwijsconcepten met een sterke of minder sterke relatie met het nieuwe leren zijn: • actief leren • praktijkgericht onderwijs • authentiek en betekenisvol leren • probleemgestuurd onderwijs • competentiegericht leren • projectonderwijs • coöperatief leren • sociaal-constructivisme • leren leren • werkplekleren • levensecht leren • zelfstandig leren • natuurlijk leren • zelfverantwoordelijk leren • ontdekkend leren WAAROM HET NIEUWE LEREN? Belangrijke argumenten voor het nieuwe leren zijn: 1 grotere effectiviteit volgens onderwijskundig onderzoek naar leerprocessen 2 veranderingen in de samenleving en de wensen van ouders en leerlingen 3 een alternatief bieden voor negatieve effecten van het schoolse leren 4 motivatie bij leerlingen bevorderen 5 voortijdige uitval van leerlingen voorkomen HET NIEUWE LEREN IN NIEUW NEDERLANDS Nieuw Nederlands maakt door de driedeling in cursus, taak en project gebruik van zowel aspecten van schools leren als van aspecten van het nieuwe leren. Bijvoorbeeld: • cursus: kennis- en vaardigheidsgerichte training; authentieke tekstkeuze; leerlinggericht; samenwerkend leren • taak: functionele toepassing van taalvaardigheid in een authentieke situaties • project: integratie van verschillende taalvaardigheden; samenwerking met andere vaken leergebieden; samenwerken met klasgenoten; actief leren ZIE OOK actief leren – zelfstandig leren
NIEUWE SPELLING WAT IS DE NIEUWE SPELLING? In oktober 2005 is de nieuwe Woordenlijst Nederlandse taal verschenen. Vanaf 1 augustus 2006 is deze Woordenlijst de wettelijke spellingnorm voor onderwijs en overheid. De belangrijkste aanpassingen hebben te maken met drie kwesties die vaak tot spellingvragen leiden: 1 de tussen-n, de ‘pannenkoekregel’ 2 aan elkaar, los of met een streepje’ 3 hoofdletters of kleine letters WAAROM DE NIEUWE SPELLING?
© Noordhoff Uitgevers 2008
Nieuw Nederlands 4e editie, 3 vmbo-basis, docentenhandleiding
43
De overheid heeft in 1994 besloten dat elke tien jaar een aangepaste Woordenlijst Nederlandse Taal verschijnt, om antwoord te kunnen geven op actuele spellingvragen. Verouderde woorden verdwijnen, nieuwe woorden worden toegevoegd. Bestaande regels worden getoetst aan de praktijk. Het uitgangspunt: zo min mogelijk veranderen, maar wel de noodzakelijke verbeteringen aanbrengen. DE NIEUWE SPELLING IN NIEUW NEDERLANDS Nieuw Nederlands hanteert met ingang van 1 augustus 2006 de nieuwe spelling.
ONTDEKKEND LEREN Zie: nieuwe leren (het)
ORDEPROBLEMEN VOORKOMEN WAT ZIJN ORDEPROBLEMEN? Ordeproblemen zijn conflicten tussen docent en leerling(en), waarbij niet het leren centraal staat maar de relatie (lees: het conflict) tussen docent en leerling. In 1-op-1-gesprekken bij conflicten beveelt Teitler (Leren in veiligheid, Uitgeverij Agiel, 2004) aan om responsief te reageren, dat wil zeggen: de docent vraagt de leerling om respons, om een reactie op zijn gedrag. De docent oordeelt niet maar geeft de leerling de gelegenheid om openheid van zaken te geven. Als de leerkracht vraagt “Hoe komt het dat je zo doet?” weet de leerling dat er op hem gelet wordt, hij zal moeten nadenken over zijn gedrag en zal er een reden voor moeten geven. Gedragsproblemen in de klas kunnen echter vaak niet direct worden aangepakt, onder andere omdat de meeste leerlingen niet verantwoordelijk zijn voor het ontstane probleem en omdat anders veel leertijd verloren kan gaan. Om uitstel te creëren en het probleem later te bespreken, kan er ‘gegoocheld worden met aandacht’. In Leren in veiligheid staan enkele manieren en voorbeelden om met aandacht te goochelen en het conflict even in de ijskast te zetten: 1 goochelen met het onderwerp 2 goochelen met plaats en tijd 3 goochelen van inhoud naar betrekking 1 GOOCHELEN MET HET ONDERWERP De aandacht van de leerling wordt verplaatst van het ene onderwerp naar het andere met als doel om welles-nietes-gesprekken of discussies te voorkomen. Niet zo … … maar zo! Leerkracht: “Ga er maar uit!” Leerkracht: “Chantal, ga er maar uit!” Leerling: “Waarom?” Leerling: “Waarom?” Leerkracht: “Omdat je zat te kletsen.” Leerkracht: “Volgens mij heb je me wel gehoord, Leerling: “Ik zei helemaal niks.” daarom gaan wij nu verder met de les. Wie van Leerkracht: “Jawel, ik zag het duidelijk.” jullie weet het antwoord op vraag 6?” Leerling: “Echt niet.” 2 GOOCHELEN MET PLAATS EN TIJD Goochelen met plaats en tijd lukt alleen als leerlingen in de les zelfstandig kunnen werken. Als dat het geval is, kunnen leerlingen namelijk apart worden genomen voor een gesprek. Uitstel van een gesprek naar een moment buiten de les, bijvoorbeeld naar de pauze of naar het eind van de dag, heeft niet de voorkeur omdat ook dan vaak de rust en de concentratie ontbreken voor een goed gesprek. Bovendien kan feedback het beste zo snel mogelijk plaatsvinden. Kies daarom het liefst een moment wanneer andere leerlingen zelfstandig werken. Goochelen met tijd Leerkracht: “Ga er maar uit!” Leerling: “Waarom?”
© Noordhoff Uitgevers 2008
44
Nieuw Nederlands 4e editie, 3 vmbo-basis, docentenhandleiding
Leerkracht: “Dat leg ik je na de les wel uit” Of: Leerkracht: “Hoe komt het dat je niet aan het werk bent?” Leerling: “Weet ik niet.” Leerkracht: “Dan kom ik zo tijdens Zelfstandig Werken even met je praten.” Goochelen met plaats Leerling: “Waarom heb ik een onvoldoende?” Leerkracht: “Als je op je plaats gaat zitten, kom ik je dat zo uitleggen.” Of: Leerkracht: “Ga er maar uit.” Leerling: “Waarom?” Leerkracht: “Dat zal ik je zo op de gang vertellen.” Leerling: “Ik wil het nú weten.” Leerkracht: “Dat is goed, loop maar even met me naar de gang, dan zal ik je het vertellen.” 3 GOOCHELEN VAN INHOUD NAAR BETREKKING Bij goochelen van inhoud naar betrekking wordt de aandacht verplaatst van het onderwerp van het gesprek naar de relatie tussen de docent en de leerling. Van een gesprek op inhoudsniveau … Leerkracht: “Vandaag hebben jullie een toets.” Leerling: “Nee hoor, die heeft u voor volgende week opgegeven.” Leerkracht: “Nee, ik weet zeker voor vandaag.” Leerling: “Echt niet.” Leerkracht: “Echt wel.”
… naar een gesprek op betrekkingsniveau Leerkracht: “Vandaag hebben jullie een toets.” Leerling: “Nee hoor, die heeft u voor volgende week opgegeven.” Leerkracht: “Nee, ik weet zeker voor vandaag.” Leerling: “Echt niet.” Leerkracht: “Dat is vervelend. Kijken hoe we dat kunnen oplossen.”
Leerkracht: “Blijf na de les maar even wachten, je zit te snoepen.” Leerling: “Ik snoep helemaal niet.” Leerkracht: “Ik zie toch dat je zit te snoepen.” Leerling: “Echt niet, ik heb niks in mijn mond.” Leerkracht: “Ik zag je toch duidelijk kauwen.” Leerling: “Echt niet.” Leerkracht: “Echt wel.”
Leerkracht: “Blijf na de les maar even wachten, je zit te snoepen.” Leerling: “Ik snoep helemaal niet.” Leerkracht: “Ik zie toch dat je zit te snoepen.” Leerling: “Echt niet, ik heb niks in mijn mond.” Leerkracht: “Volgens mij heb je wat in je mond maar jij zegt van niet. Ik merk dat ik dat heel vervelend vind, tijdens Zelfstandig Werken wil ik het daar even met je over hebben.”
ZIE OOK conflicthantering – uitgestelde aandacht – veilig leren
POSITIEVE FEEDBACK WAT IS POSITIEVE FEEDBACK? Uitgangspunt van positieve feedback is dat leerlingen beter leren als goed gedrag positief bevestigd wordt dan wanneer fout gedrag wordt afgekeurd. Ook kan positieve feedback worden gegeven als een leerling iets niet goed heeft gedaan. In dat geval wordt positieve feedback gegeven door de nadruk te leggen op de oplossing, en niet op het probleem. De feedback is in dat geval constructief; de leerling wordt een kans geboden om het goed te doen. POSITIEVE FEEDBACK IN VIER STAPPEN
© Noordhoff Uitgevers 2008
Nieuw Nederlands 4e editie, 3 vmbo-basis, docentenhandleiding
45
Gebruik de volgende richtlijnen voor het geven van positieve feedback: 1 Beschrijf het actuele gedrag van de ander specifiek en concreet. 2 Gebruik de ik-vorm. 3 Richt de feedback op veranderbaar gedrag. 4 Spreek een wens uit: welk gedrag wilt u van de leerling zien? ZIE OOK ordeproblemen voorkomen – uitgestelde aandacht – veilig leren
PORTFOLIO WAT IS EEN PORTFOLIO? Een portfolio wordt ook wel eens een bewijzenmap genoemd. Met andere woorden: een portfolio laat zien wat een leerling allemaal heeft gemaakt en gedaan. Een portfolio heeft in het algemeen twee functies: een zachte, pedagogische functie en een harde, kwalificerende functie. WAAROM EEN PORTFOLIO? Belangrijke argumenten voor het gebruik van een portfolio zijn: 1 motivatie: de leerling kan trots laten zien wat hij heeft gemaakt of gedaan; hij ziet in zijn portfolio de groei die hij doormaakt 2 leereffect: de leerling kan via zijn portfolio leren van vroegere ervaringen; het leerproces kan via een portfolio gemakkelijker onderwerp van gesprek worden tussen docent en leerling 3 naslagwerk: de leerling kan bij nieuwe opdrachten een beroep doen op eerdere resultaten die in de portfolio bewaard zijn 4 evaluatie en beoordeling: een portfolio kan gebruikt worden om periodiek de vooruitgang van de leerling te bespreken (pedagogische functie) of te waarderen (kwalificerende functie). PORTFOLIO IN NIEUW NEDERLANDS Het activiteitenboek van Nieuw Nederlands bevat een portfolio. Het portfolio bestaat uit vier onderdelen: A Even voorstellen: de leerling maakt een taalpaspoort met een persoonlijk taalprofiel B Dit kan ik al: de leerling beschrijft periodiek hoe goed hij zichzelf vindt in Lezen, Spreken/kijken/luisteren en Schrijven C Deze toetsen heb ik gedaan: de leerling houdt een overzicht bij van zijn cijfers én van zijn leerpunten D Dit heb ik gedaan: de leerling legt een bewijzenmap aan met de resultaten uit de cursussen, de achttien taken en de drie projecten ZIE OOK beoordeling – taak – project – zelfbeoordeling
PROBLEEMGESTUURD ONDERWIJS Zie: het nieuwe leren
PROEFWERKEN Zie: toetsen
PROFIELWERKSTUK WAT IS EEN PROFIELWERKSTUK? Het profielwerkstuk maakt deel uit van het schoolexamen havo en vwo van alle profielen. (Leerlingen van het vmbo maken een sectorwerkstuk.)
© Noordhoff Uitgevers 2008
Nieuw Nederlands 4e editie, 3 vmbo-basis, docentenhandleiding
46
Leerlingen hebben 40 tot 80 (havo) of 80 (vwo) studielasturen tot hun beschikking om de zelfstandige onderzoeksopdracht uit te voeren. Het profielwerkstuk wordt vaak onderscheiden in vier fasen: • oriëntatie en keuze • onderzoek • voorbereiden presentatie • presentatie Leerlingen moeten voor het profielwerkstuk een voldoende halen, anders mogen ze niet meedoen aan het centraal examen. Om een profielwerkstuk tot een goed einde te brengen, dienen de leerlingen tal van taalvaardigheden te beheersen, zoals het verwerven, verwerken en presenteren van informatie. Het vak Nederlands neemt daardoor binnen het profielwerkstuk een cruciale positie in. Leerlingen met het profiel cultuur en maatschappij kunnen ook een profielwerkstuk voor het vak Nederlands maken. Wanneer Nederlandse taal en letterkunde bij het profielwerkstuk betrokken is, omvat het profielwerkstuk: • een zelfstandig uit te voeren onderzoeksopdracht. Wat de bijdrage van Nederlandse taal en letterkunde betreft, is dit: • het uitvoeren van een onderzoek naar een taalkundig of literair onderwerp Het feit dat het profielwerkstuk in de Nederlandse taal gepresenteerd wordt is op zich niet voldoende om aan de eisen van een profielwerkstuk voor wat betreft Nederlandse taal en letterkunde te voldoen. De presentatie van het verrichte werk vindt op een van de volgende wijzen plaats: • een geschreven verslag (onderzoeksverslag, verhalend verslag, recensie, verslag van een enquête of weergave van een interview); • een essay of artikel (uiteenzetting, beschouwing of betoog); • een mondelinge voordracht (uiteenzetting, beschouwing of betoog, forumdiscussie); • een reeks stellingen met onderbouwing; • een posterpresentatie met toelichting; • een presentatie met gebruik van media (audio, video, ICT). WAAROM EEN PROFIELWERKSTUK? Doel van het profielwerkstuk is om kennis en ervaring, die in diverse vakken is opgedaan, op een hoger niveau te integreren. Vaak wordt ook gesproken van een ‘meesterproef’, waarmee de leerling demonstreert dat hij zijn profiel beheerst. PROFIELWERKSTUK IN NIEUW NEDERLANDS Nieuw Nederlands biedt alle taalvaardigheden aan die vereist zijn voor het maken van een profielwerkstuk. Het is aan te bevelen om in de schoolhandleiding voor het profielwerkstuk inzichtelijk te maken op welke onderdelen van de methode leerlingen kunnen terugvallen.
PROJECT WAT IS EEN PROJECT? Een project is een opdracht met een omvang van een aantal lessen waarin leerlingen zelfstandig samenwerken naar aanleiding van een probleemstelling. Een project leidt tot een concreet eindproduct. Verder bevat een project duidelijke aanwijzingen over de probleemstelling, de totale tijdsduur, de te raadplegen bronnen, het verwachte eindproduct en de criteria waarop het totale project beoordeeld wordt. Projecten bestaan meestal uit vier fasen: voorbereiden, uitvoeren, presenteren en evalueren. Omdat samenwerking en planning in een project van groot belang zijn, wordt in een project zowel het product als het proces geëvalueerd. In de onderbouw zijn projecten geschikt om integratie tussen vakonderdelen en tussen vaken leergebieden aan te brengen. WAAROM EEN PROJECT? Belangrijke argumenten voor een project zijn: 1 bevorderen van actief en zelfstandig leren
© Noordhoff Uitgevers 2008
Nieuw Nederlands 4e editie, 3 vmbo-basis, docentenhandleiding
47
2 oefenen van sociaal-communicatieve vaardigheden 3 praktische toepassing van leerstof 4 samenhang tussen vakonderdelen zichtbaar maken 5 integratie met andere vak- en leergebieden PROJECTEN IN NIEUW NEDERLANDS De projecten in Nieuw Nederlands hebben tot doel de aangeleerde taalvaardigheden geïntegreerd toe te passen. Vooral Lezen, Spreken/kijken/luisteren en Schrijven worden in een project in samenhang in de praktijk gebracht. Daarnaast bieden de drie projecten gelegenheid tot samenwerkend leren, het oefenen van sociaal-communicatieve vaardigheden en het toepassen van informatievaardigheden. Bij ieder project horen werkbladen. Deze werkbladen zijn beschikbaar in het optionele activiteitenboek en de docentenhandleiding. ZIE OOK actief leren – beoordeling – groepswerk – lokaalinrichting – taak – webquest – zelfbeoordeling
REMEDIAL TEACHING WAT IS REMEDIAL TEACHING? Remedial teaching is onderwijs dat leerlingen – vaak individueel – krijgen aangeboden om specifieke leerproblemen aan te pakken en/of om leerachterstanden weg te werken. Remedial teaching kan plaatsvinden door de leerling extra oefenstof aan te bieden (meer van hetzelfde) of door de leerling met een andere onderwijskundige aanpak (zelfde leerstof, andere aanpak) te benaderen. WAAROM REMEDIAL TEACHING? Belangrijke argumenten voor remedial teaching zijn: 1 alle leerlingen bij de les houden 2 rechtdoen aan verschillen tussen leerlingen 3 rekening houden met individuele voorkeuren voor leerstijlen en leerstrategieën REMEDIAL TEACHING MET NIEUW NEDERLANDS Nieuw Nederlands streeft er door een gevarieerde aanpak in opdrachttypen naar om leerlingen zoveel mogelijk in de les met elkaar en van elkaar te laten leren. Daarnaast spelen cursusopdrachten, taken en projecten in op verschillende leerstijlen. Ook worden in de cursussen verschillende leerstrategieën aangeboden, onder andere in het onderdeel Studievaardigheid (vmbo/havo/vwo 1 en 2). Op deze wijze wordt geprobeerd om te voorkomen dat leerlingen in hun (stam)klas achterblijven of uitvallen. Verder biedt het portfolio de mogelijkheid om een precies inzicht te krijgen in wensen, mogelijkheden en beperkingen van individuele leerlingen. Nieuw Nederlands biedt verder een aantal varianten aan leerlingen die extra oefenstof nodig hebben. Bijvoorbeeld: • extra oefenstof in activiteitenboek voor de onderdelen Lezen, Taal en woordenschat, Grammatica en Spelling • extra oefenstof via de I-clips (de website van Nieuw Nederlands) Door de aanwezigheid van een jaarplanner, werkwijzers, verschillende toetsvormen en extra oefenmateriaal op papier én digitaal, kan er voor individuele leerlingen een taaltraject op maat worden samengesteld. ZIE OOK I-clips – leerstijlen – leerstrategieën – Meer oefenen
SAMENHANG TUSSEN VAKKEN WAT IS SAMENHANG TUSSEN VAKKEN? Samenhang tussen vakken betekent dat de verschillende vak- en leergebieden vorm en inhoud van het onderwijs op elkaar afstemmen. Bij aardrijkskunde en geschiedenis kan
© Noordhoff Uitgevers 2008
Nieuw Nederlands 4e editie, 3 vmbo-basis, docentenhandleiding
48
Pompeï bijvoorbeeld worden aangegrepen om zowel in te gaan op natuurgeweld (aardrijkskunde) als het Romeinse Rijk (geschiedenis). Samenhang tussen vakken speelt een sterke rol voor de vakken Nederlands en wiskunde omdat beide vakken voor een groot deel ondersteunend zijn voor onderwijs in de overige vakken. WAAROM SAMENHANG TUSSEN VAKKEN? Belangrijke argumenten voor samenhang tussen vakken zijn: 1 samenhang tussen vakken speelt een belangrijke rol in het advies voor de onderbouw 2 leerlingen een compleet en samenhangend beeld geven van de werkelijkheid 3 onnodige overlap of conflicten (bijvoorbeeld door verschillende uitleg) tussen vakken voorkomen 4 lestijd besparen en inzetten voor andere werkwijzen, bijvoorbeeld individuele leerlingzorg of een project SAMENHANG TUSSEN VAKKEN IN NIEUW NEDERLANDS Nederlands is voorwaardelijk voor alle vakken in de onderbouw en de bovenbouw. Dat geldt voor alle onderdelen in Nieuw Nederlands. Nieuw Nederlands werkt op een aantal manieren aan de samenhang met andere vakken. Bijvoorbeeld: • het onderdeel Studievaardigheid (vmbo/havo/vwo 1 en 2): de cursussen Studievaardigheid spitsen zich toe op studievaardigheden die voor alle vakken nodig zijn; teksten bij Studievaardigheid worden dan ook ontleend aan andere vak- en leergebieden in de onderbouw • het onderdeel Leren & Werken (o.a. vmbo 3): de cursussen Leren & Werken oefenen sociale en communicatieve vaardigheden die nodig zijn bij het samenwerken met anderen, bijvoorbeeld in een project • het onderdeel Lezen: de leesstrategieën en de kennis van tekstsoorten kunnen leerlingen direct benutten in andere vakken op school • het onderdeel Spreken/kijken/luisteren: het voorbereiden en uitvoeren van mondelinge presentaties maar ook het luisteren naar en verwerven van informatie hebben een directe link met andere vakken op school • het onderdeel Schrijven: naast begrijpelijk en volledig schrijven, speelt ook bijvoorbeeld het schrijven van verslag een belangrijke rol in alle vakken • het onderdeel Taal en woordenschat: leerlingen maken zich strategieën eigen om de betekenis van woorden te raden en te onthouden; ze breiden hun woordenschat uit • de onderdelen Grammatica en Spelling: het onderdeel Grammatica heeft een sterke relatie met grammaticaonderwijs bij de moderne vreemde talen, terwijl het onderdeel Spelling toepasbaar is in alle andere vakken • het onderdeel Fictie: Fictie heeft een relatie met de kunst- en cultuurvakken maar ook met fictieonderwijs bij moderne vreemde talen • de taken: de taken leggen een brug tussen de afzonderlijke vakonderdelen van Nederlands maar spelen zich ook vaak op terreinen van andere vakken af • de projecten: de projecten werken aan samenhang tussen alle vakken in de onderbouw ZIE OOK cursus – project – taak – taalgericht vakonderwijs
SAMENWERKEND LEREN WAT IS SAMENWERKEND LEREN? Samenwerkend leren is een werkvorm waarbij leerlingen van elkaar en met elkaar leren. De werkvorm kan deel uitmaken van alle mogelijke typen opdrachten of onderwijsleersituaties. Samenwerkend leren voldoet volgens Ebbens e.a. (Samenwerkend leren, Noordhoff Uitgevers bv) in de ideale vorm aan de volgende vijf voorwaarden: • positieve wederzijdse afhankelijkheid tussen leerlingen • individuele aanspreekbaarheid op taken van de leerling • directe interactie tussen leerlingen • gebruik van sociaal-communicatieve vaardigheden • aandacht voor het groepsproces
© Noordhoff Uitgevers 2008
49
Nieuw Nederlands 4e editie, 3 vmbo-basis, docentenhandleiding
Een ezelsbrug voor een succesvolle uitvoering van samenwerkend leren biedt het GIPSmodel, waarbij de letters van de afkorting achtereenvolgens verwijzen naar Gelijkheid in aandeel, Individuele verantwoordelijkheid, Positieve afhankelijkheid en Simultane activiteit. WAAROM SAMENWERKEND LEREN? Belangrijke argumenten voor samenwerkend leren zijn: 1 samen leren met anderen speelt belangrijke rol in het advies voor de onderbouw 2 negatieve gevolgen van samenwerken zoals ‘bij elkaar zitten’ en ‘ongelijke taakverdeling’ terugdringen 3 actief betrekken van alle leerlingen bij de les 4 ontwikkelen van actief en zelfstandig leren 5 ontwikkelingen in de samenleving SAMENWERKEND LEREN IN NIEUW NEDERLANDS Samenwerkend leren komt in verschillende gedaantes voor in Nieuw Nederlands. Bijvoorbeeld: • de cursus: leerlingen wisselen door middel van activerende werkvormen oplossingen, antwoorden en eigen kennis en ervaring uit • de taak: de taak betrekt de leerlingen actief bij de les waarbij het resultaat wordt gedeeld met de klasgenoten • het project: het project gaat expliciet in op het eerlijk verdelen van taken, het creëren van positieve wederzijdse afhankelijkheid; in de evaluatie van de drie projecten spelen product en groepsproces een gelijkwaardige rol ZIE OOK actief leren – activerende werkvormen – groepsbeoordeling – groepswerk – leerlingen in de onderbouw – project – taak – werkwoordspelling met expertwerkvorm – zelfbeoordeling
SCENARIO’S WAT ZIJN SCENARIO’S? In de onderbouw is er sprake van vier scenario’s. Deze scenario’s zijn modellen om het onderwijs in de onderbouw vorm te geven. De scenario’s hebben tot doel om het gesprek over inhoud en vorm van onderwijs te vergemakkelijken. Alle vier scenario’s streven naar samenhang. Er is geen kwalitatief onderscheid tussen de scenario’s. Binnen ieder scenario kan dus het best mogelijke onderwijs voor leerlingen worden gerealiseerd. De scenario’s kunnen als volgt worden gekarakteriseerd: 1 2 3 4
Samenhang … door leerstofafspraken door combinaties van vakken en projecten door integratie via competenties van leerlingen
Programma schoolvakken blijven uitgangspunt op het rooster, met variaties zoals blokuren en keuzewerkuren vakken en projecten bestaan naast elkaar in een vakrooster en projectrooster integratie van vakken met langere lessen (70/90 minuten) in grotere gehelen, bijv. leergebieden leerlingen kunnen zelf kiezen en werken zonder een rooster maar met flexibele planningen
Team afstemmen maar ieder werkt voor zich afstemmen en samenwerken samenwerken bepaalt het resultaat klantgerichtheid
Het doel van de onderbouw is dat iedere school een eigen scenario ontwikkelt dat optimaal aansluit bij de leerlingen en optimaal gebruikmaakt van kwaliteiten van de docenten. De vier voorbeeldscenario’s dienen ter inspiratie. WAAROM SCENARIO’S? Scenario’s hebben de volgende doelen: 1 model om het onderwijs in de onderbouw vormgeven 2 vergemakkelijken van het gesprek over inhoud en vorm van de onderbouw 3 variatie tussen scholen creëren: elke school een eigen gezicht 4 inzicht bieden aan ouders en leerlingen bij schoolkeuze
© Noordhoff Uitgevers 2008
Nieuw Nederlands 4e editie, 3 vmbo-basis, docentenhandleiding
50
SCENARIO’S IN NIEUW NEDERLANDS Nieuw Nederlands kan ingezet worden in alle vier scenario’s. In hoofdstuk 5 wordt ingegaan op de leerstofplanning per scenario. Daarnaast is er een vijfde scenario toegevoegd, namelijk een scenario voor geïndividualiseerd onderwijs, bijvoorbeeld voor leerlingen die de methode gebruiken voor remedial teaching of leerlingen van de ruim zeventig scholen voor voortgezet onderwijs in het buitenland waar in kleine klassen wordt gewerkt. ZIE OOK actief leren – beoordelen – lokaalinrichting – project – remedial teaching – samenwerkend leren – taak – zelfbeoordeling
SCHOOLWISE WAT IS SCHOOLWISE? Schoolwise is de elektronische leeromgeving waarbinnen leerlingen de I-clips krijgen aangeboden. Ook de digitale proefwerken werken binnen Schoolwise. Met uitzondering van het onderdeel Weet je het? moeten leerlingen en docenten inloggen om met Schoolwise te werken. WAAROM SCHOOLWISE? Belangrijke argumenten voor het werken Schoolwise zijn: 1 docenten kunnen met behulp van Schoolwise met de beschikbare onderdelen op de I-clips differentiëren, door bepaalde oefeningen wel of niet in te plannen voor een bepaalde leerling 2 Schoolwise biedt de docent inzicht in de uitvoering van de oefeningen op de I-clips, alsook over de resultaten daarvan 3 docenten kunnen binnen Schoolwise zelfgemaakt lesmateriaal aanbieden 4 met Schoolwise kunnen docenten zelf digitale proefwerken samenstellen, inplannen, afnemen en (geautomatiseerd) nakijken. ZIE OOK I-clips – digitale proefwerken – elektronische leeromgeving
SECTORWERKSTUK WAT IS EEN SECTORWERKSTUK? Het sectorwerkstuk maakt deel uit van het schoolexamen vmbo voor de gemengde en theoretische leerweg. Bij het sectorwerkstuk gaat het om een vakoverstijgende thematiek die past binnen de sector. De leerling dient aan het sectorwerkstuk ten minste 20 uur te besteden. Bij het sectorwerkstuk wordt zowel het proces als het product beoordeeld. Het sectorwerkstuk moet met een voldoende worden afgesloten en wordt apart op de cijferlijst vermeld. In het kader van het sectorwerkstuk verzamelt de leerling schriftelijk documentatie. Deze informatie of het sectorwerkstuk is het uitgangspunt voor de opdracht ‘gedocumenteerd schrijven’ in het centraal examen Nederlands. Het sectorwerkstuk wordt vaak onderscheiden in vier fasen: • oriëntatie en keuze • onderzoek • voorbereiden presentatie • presentatie Leerlingen moeten voor het sectorwerkstuk een voldoende halen, anders mogen ze niet meedoen aan het centraal examen. Om een sectorwerkstuk tot een goed einde te brengen, dienen de leerlingen tal van taalvaardigheden te beheersen, zoals het verwerven, verwerken en presenteren van informatie. Het vak Nederlands neemt daardoor binnen het sectorwerkstuk een cruciale positie in. WAAROM EEN PROFIELWERKSTUK?
© Noordhoff Uitgevers 2008
Nieuw Nederlands 4e editie, 3 vmbo-basis, docentenhandleiding
51
Doel van het sectorwerkstuk is om kennis en ervaring, die in diverse (sector)vakken is opgedaan, op een hoger niveau te integreren. Met het sectorwerkstuk laat de leerling zien dat hij zijn sector beheerst. PROFIELWERKSTUK IN NIEUW NEDERLANDS Nieuw Nederlands biedt alle taalvaardigheden aan die vereist zijn voor het maken van een sectorwerkstuk. Het is aan te bevelen om in de schoolhandleiding voor het sectorwerkstuk inzichtelijk te maken op welke onderdelen van de methode leerlingen kunnen terugvallen.
SOCIAAL-COMMUNICATIEVE VAARDIGHEDEN WAT ZIJN SOCIAAL-COMMUNICATIEVE VAARDIGHEDEN? Sociaal-communicatieve vaardigheden zijn alle vaardigheden die leerlingen nodig hebben als ze met elkaar samenwerken. Ebbens e.a. noemen in hun boek Samenwerkend leren (Noordhoff Uitgevers bv, 1997) sociale vaardigheden die nodig zijn om goed te kunnen samenwerken in de klas. Zij hanteren twee uitgangspunten, die door onderzoek positief bevestigd zijn: • effectiviteit van leren is groter als leerlingen samen leren • samen leren gaat beter als de docent aandacht besteedt aan sociale vaardigheden Deze lijst van sociale vaardigheden dient ter illustratie van wat sociaal-communicatieve vaardigheden zijn: • actief kunnen luisteren • hulp kunnen verlenen • op je beurt kunnen wachten • aanwijzingen kunnen opvolgen • dank-je-wel kunnen zeggen • complimenten kunnen maken • materiaal kunnen delen • mensen bij hun naam kunnen noemen • handen en voeten thuis kunnen houden • elkaar aan kunnen moedigen • bij de groep kunnen blijven • stemvolume aan situatie kunnen aanpassen • het oneens kunnen zijn met idee i.p.v. persoon • werkruimte kunnen delen • afleiding kunnen weerstaan • conclusies kunnen trekken • door kunnen vragen • gericht hulp kunnen vragen WAAROM SOCIAAL-COMMUNICATIEVE VAARDIGHEDEN? Belangrijke argumenten om aandacht te besteden aan sociaal-communicatieve vaardigheden zijn: 1 belangrijk aspect om alle schriftelijke en mondelinge communicatie te doen slagen 2 voorwaarde voor goed samenwerken 3 effectief leren staat en valt bij goede sociaal-communicatieve vaardigheden 4 belangrijk aandachtspunt in het advies voor de onderbouw SOCIAAL-COMMUNICATIEVE VAARDIGHEDEN IN NIEUW NEDERLANDS Nieuw Nederlands besteedt op verschillende manieren aandacht aan sociaal-communicatieve vaardigheden. Bijvoorbeeld: • cursussen: sociaal-communicatieve vaardigheden worden actief geoefend bij de onderdelen Spreken/kijken/luisteren en Schrijven; daarnaast passen leerlingen sociaalcommunicatieve vaardigheden toe bij het bespreken van antwoorden, eigen kennis, ervaringen en meningen • taken: de taken zijn gericht op communicatie tussen leerlingen, hetzij schriftelijk, hetzij mondeling, en doen voortdurend een beroep op sociaal-communicatieve vaardigheden • projecten: in de projecten oefenen leerlingen sociaal-communicatieve vaardigheden waaronder ook samenwerken, overleggen, plannen en taken verdelen; de toegepaste vaardigheden worden expliciet geëvalueerd ZIE OOK actief leren – activerende werkvormen – project – samenwerkend leren – taak
© Noordhoff Uitgevers 2008
Nieuw Nederlands 4e editie, 3 vmbo-basis, docentenhandleiding
52
SPELLING Zie: nieuwe spelling - werkwoordspelling
TAAK WAT IS EEN TAAK? In een Nieuw Nederlands-taak passen de leerlingen taalvaardigheden in de praktijk toe. De situatie in de taak is zoveel mogelijk geënt op het gebruik van taalvaardigheden in het echte, buitenschoolse leven. De taak is verder gericht op samenwerking tussen leerlingen en op het verzamelen en presenteren van informatie. Iedere taak bestaat globaal uit vier onderdelen: oriënteren, kiezen, informatie verzamelen en laten zien. oriënteren De inleiding beschrijft kort en uitdagend de prestatie die van de leerling verwacht wordt. kiezen De leerling kiest een aspect van het onderwerp. Hij/zij kan zich de opdracht eigen maken door te kiezen voor eigen ervaring of interesses. informatie verzamelen Op internet, in kranten, bij klasgenoten of deskundigen gaat de leerling op zoek naar informatie. Ook is de leerling soms zelf een informatiebron. laten zien Leerlingen wisselen uit wat zij ontdekt hebben. WAAROM EEN TAAK? Belangrijke argumenten voor het werken met een taak zijn: 1 bevorderen van actief en zelfstandig leren 2 keuzevrijheid voor de leerling bieden 3 bevorderen van buitenschools leren 4 het nieuwe leren simpel in de praktijk brengen TAKEN IN NIEUW NEDERLANDS In Nieuw Nederlands voor havo/vwo en vwo bevat ieder hoofdstuk een taak, in totaal dus zes taken. In iedere taak worden de onderdelen Lezen, Spreken/kijken/luisteren en Schrijven geïntegreerd. ZIE OOK actief leren – actualiteit in taallessen – beoordelen – buitenschoolse opdrachten – groepswerk – nieuwe leren
TAALGERICHT VAKONDERWIJS WAT IS TAALGERICHT VAKONDERWIJS? Taalgericht vakonderwijs heeft als uitgangspunt dat leerlingen bij alle vakken de taal van het vak mondeling en schriftelijk moeten (leren) gebruiken om leerstof te verwerven, te verwerken en te laten zien wat ze ermee kunnen (Hajer en Meestringa, Coutinho, 2004). Taalgerichte vaklessen bevatten drie elementen: • leren in interactie • leren met taalsteun • leren in context WAAROM TAALGERICHT VAKONDERWIJS? Belangrijke argumenten voor taalgericht vakonderwijs zijn: 1 belangrijk kenmerk van onderwijs in de onderbouw is de samenhang tussen vakken 2 taalvaardigheid speelt een cruciale rol bij het leren in alle vakken 3 aandacht voor verschillen in leerstijl en in leerstrategieën bij leerlingen TAALGERICHT VAKONDERWIJS IN NIEUW NEDERLANDS Nieuw Nederlands speelt op verschillende manieren in op taalgericht vakonderwijs. Bijvoorbeeld:
© Noordhoff Uitgevers 2008
Nieuw Nederlands 4e editie, 3 vmbo-basis, docentenhandleiding
•
53
de cursussen: in verschillende opdrachttypen wordt leren in interactie gestimuleerd, bijvoorbeeld door antwoorden samen na te kijken, of door associaties (woordweb), meningen, argumenten, kennis en ervaringen met elkaar te vergelijken; door middel van actiegerichte theorie en tips krijgen de leerlingen taalsteun o het onderdeel Studievaardigheid (vmbo/havo/vwo 1 en 2): het onderdeel studievaardigheid bereidt leerlingen voor op het leren in andere vakken o het onderdeel Taal en woordenschat: bij Taal en woordenschat komen de leerlingen in aanraking met woordraadstrategieën die met name bij andere vakken ingezet zullen worden o de taken: in taken oefenen de leerlingen hun taalvaardigheid in een zinvolle en levensechte context
ZIE OOK actief leren – activerende werkvormen – samenhang tussen vakken – samenwerkend leren
TAALLESSEN MAKEN Zie: zelf lessen maken
THUISWERKVRIJ ONDERWIJS WAT IS THUISWERKVRIJ ONDERWIJS? Thuiswerkvrij onderwijs streeft naar onderwijs waarin leerlingen actief en zelfstandig op school leren en thuis geen huiswerk meer hoeven te maken. De gedachte hierachter is dat huiswerk een belemmerende factor kan zijn voor een activerende didactiek. Huiswerk houdt immers in veel gevallen de traditionele, klassikale les in stand: huiswerk bespreken en/of overhoren, instructie geven en de resterende tijd alvast aan het huiswerk gaan werken, bij voorkeur individueel. WAAROM THUISWERKVRIJ ONDERWIJS? Belangrijke argumenten voor en consequenties van invoering van thuiswerkvrij onderwijs zijn: 1 leerlingen krijgen meer verantwoordelijkheid voor het leren 2 leerlingen krijgen meer begeleiding tijdens het leren 3 uitbreiding van de docentrol: de docent is naast instructeur ook begeleider 4 verwerving van leerstof en kennis is niet het enige doel, ook het leerproces krijgt een belangrijke plaats THUISWERKVRIJ ONDERWIJS EN NIEUW NEDERLANDS Nieuw Nederlands speelt op verschillende manieren in op thuiswerkvrij onderwijs. Bijvoorbeeld: • cursussen: aandacht voor actief en zelfstandig leren; ook aandacht voor uitwisseling tussen leerlingen van de uitkomsten van een opdracht; verder wordt in verwerkingsopdrachten stilgestaan bij de aanpak van het leren • taken: leerlingen gaan actief en zelfstandig aan de slag • projecten: product en proces spelen in gelijke mate een rol ZIE OOK actief leren – cursus – taak – project – zelfstandig leren
TOETSEN WAT ZIJN TOETSEN? Toetsen hebben tot doel om inzicht te krijgen in het niveau en de vooruitgang van de individuele leerling. Toetsen kunnen schriftelijk of digitaal worden afgenomen. Toetsen bieden variatie in vraagtypen en sluiten nauw aan bij de aangeboden leerstof. WAAROM TOETSEN?
© Noordhoff Uitgevers 2008
Nieuw Nederlands 4e editie, 3 vmbo-basis, docentenhandleiding
54
Belangrijke argumenten voor toetsen zijn: 1 leereffect: leerling kan leren van de feedback op gemaakte toetsen 2 disciplinerend: toetsen versterken de motivatie om te leren 3 feedback op onderwijsaanpak: toetsen geven informatie over effectiviteit van de gevolgde aanpak in de lessen 4 kwalificerend: informatie verzamelen voor de overgang of groepsplaatsing TOETSEN IN NIEUW NEDERLANDS Bij Nieuw Nederlands worden verschillende soorten toetsen aangeboden: • diagnostische toetsen of D-toetsen: bij de onderdelen Lezen, Taal en woordenschat, Grammatica en Spelling • deeltoetsen per hoofdstuk: bij de onderdelen Lezen, Taal en woordenschat, Grammatica en Spelling. Deze deeltoetsen worden per hoofdstuk op de Servicebox op twee manieren aangeboden: met invullijnen en zonder invullijnen. De toetsen zonder invullijnen kunnen op twee manieren worden afgenomen: met en zonder meerkeuze. De toetsen worden ook zonder meerkeuzevragen aangeboden, waardoor er een groter beroep op de kennis en vaardigheid van de leerlingen wordt gedaan. • hoofdstuktoetsen: bij ieder hoofdstuk is er een toets waarin de onderdelen Lezen, Taal en woordenschat, Grammatica en Spelling gezamenlijk worden getoetst. Ook de hoofdstuktoetsen worden op de Servicebox op twee manieren aangeboden: met invullijnen en zonder invullijnen. De toetsen zonder invullijnen kunnen op twee manieren worden afgenomen: met en zonder meerkeuzevragen. • digitale proefwerken: leerlingen maken deze proefwerken on-line, dus via internet; de docent kan veel tijd besparen met het maken en nakijken van proefwerken ZIE OOK beoordelen – diagnostische toetsen – digitale proefwerken – I-clips – zelfbeoordeling
UITGESTELDE AANDACHT WAT IS UITGESTELDE AANDACHT? De eerste stap op weg naar zelfstandig leren is het werken met uitgestelde aandacht. Als leerlingen zelfstandig werken, werken zij alleen, in tweetallen of in groepen, in ieder geval niet klassikaal. Zelfstandig leren en werken betekent dat de leerling niet ieder moment de docent kan inschakelen voor hulp of uitleg. De docent moet immers zijn aandacht over alle leerlingen verdelen. Met andere woorden: leerlingen moeten leren om hun behoefte aan uitleg uit te stellen. De docent maakt bij het werken met uitgestelde aandacht een vaste ronde door de klas. Uitgestelde aandacht kan op verschillende manieren georganiseerd worden. Bijvoorbeeld door een poster op te hangen met deze werkregels: Wanneer de Z op het bord staat gelden deze werkregels: 1 Zs = je werkt in stilte (eventuele vermelding van het aantal minuten) 2 Zf = je mag fluisteren (idem) 3 Steek geen vinger op. De docent komt langs. 4 Je stoort niemand. 5 Je bent aan het werk. 6 Je weet wat je moet doen als je niet verder kunt. 7 Je blijft op je plaats, tenzij er andere afspraken zijn gemaakt, bijvoorbeeld om een woordenboek te pakken. Een andere manier is het werken met een stoplicht. Bijvoorbeeld: ROOD zelfstandig in stilte werken ORANJE je mag fluisteren tijdens het zelfstandig werken GROEN je mag met elkaar overleggen en hulp vragen aan je docent WAAROM UITGESTELDE AANDACHT? Belangrijke argumenten voor het werken met uitgestelde aandacht zijn:
© Noordhoff Uitgevers 2008
Nieuw Nederlands 4e editie, 3 vmbo-basis, docentenhandleiding
55
1 uitgestelde aandacht is een voorwaarde voor zelfstandig leren 2 alle leerlingen weten waar ze aan toe zijn doordat ze door de vaste ronde van de docent aandacht krijgen 3 alle leerlingen krijgen door de vaste ronde evenveel aandacht 4 leerlingen die normaal geen aandacht (durven te) vragen of niet nodig hebben, krijgen nu ook aandacht UITGESTELDE AANDACHT IN NIEUW NEDERLANDS Nieuw Nederlands is geschikt voor zelfstandig leren. Het werken met uitgestelde aandacht is hiervan een noodzakelijk onderdeel. Opdrachten in Nieuw Nederlands doen overwegend een beroep op klasgenoten en in mindere mate op de docent. ZIE OOK lokaalinrichting – ordeproblemen voorkomen – werkwijzer – zelfstandig leren
VAARDIGHEIDSGERICHT ONDERWIJS Zie: actief leren
VARIATIETIP WAT IS EEN VARIATIETIP? De variatietip is een open opdracht die de kans biedt om de actualiteit in de les te halen. Ook speelt de variatietip in op de eigen leefomgeving en de eigen interesses van de leerling. WAAROM EEN VARIATIETIP? Belangrijke argumenten om de variatietip uit te voeren: 1 variatie in de lessen 2 inspelen op actualiteit en de leefwereld van de leerling 3 de leerstof in een praktische context snel toepassen VARIATIETIP IN NIEUW NEDERLANDS In Nieuw Nederlands komen variatietips met name voor bij de onderdelen Lezen en Spreken/kijken/luisteren. ZIE OOK actief leren – actualiteit in taallessen – leerlingen in de onderbouw
VERSCHILLEN TUSSEN LEERLINGEN Zie: leerstijlen – leerstrategieën – leerlingen in de onderbouw – remedial teaching
VEILIG LEREN WAT IS VEILIG LEREN? Veilig leren of leren in veiligheid is een concept van drs. P.I. Teitler. In het boek Leren in veiligheid: klassenmanagement en probleemgedrag (Uitgeverij Agiel, 2004) wordt leren in veiligheid als volgt ingeleid: “De manier van werken van leerkrachten binnen scholen voor voortgezet onderwijs wordt wel omschreven als werken binnen een ‘georganiseerde anarchie’: of het nu gaat om zelfstandig werken of om het aansturen van gedrag, elke leerkracht benadert leerlingen op zijn of haar eigen wijze.
© Noordhoff Uitgevers 2008
Nieuw Nederlands 4e editie, 3 vmbo-basis, docentenhandleiding
56
Dit boek werkt vanuit de stelling dat een dergelijke werkwijze een goede voedingsbodem kan zijn voor het ontstaan of in stand houden van probleemgedrag: wat van de ene leerkracht mag wordt de ander verboden en wat bij de een door de vingers wordt gezien wordt bij de ander bestraft. En dat terwijl leerkracht die samen werken aan de opvoeding en het onderwijs het beste perspectief bieden op een omgeving waarin leerlingen kunnen Leren in Veiligheid. In dit boek wordt een methode gepresenteerd om een werkbaar en leefbaar pedagogisch klimaat in het voortgezet onderwijs te creëren. Daarbij is niet het (probleem)gedrag van de leerling het uitgangspunt, maar de wijze waarop leerkrachten de leerlingen gezamenlijk benaderen.”
VOLGTOETS CITO WAT IS DE VOLGTOETS CITO? De Volgtoets is een objectieve en methodeonafhankelijke toets van de Cito-groep voor het adviseren en begeleiden van leerlingen aan het einde van het eerste leerjaar. De Volgtoets wordt aan het einde van de eerste klas afgenomen. De toets geeft u inzicht in het niveau en de voortgang van uw leerlingen bij de volgende kernvaardigheden: Nederlands leesvaardigheid, Engels leesvaardigheid, Wiskunde en Studievaardigheden. Voor Nederlands levert de Volgtoets drie taken: • Taak 1: Nederlands leesvaardigheid 1 • Taak 2: Nederlands leesvaardigheid 2 • Taak 8: Woordenschat Om een rapportage te ontvangen van het niveau bij Nederlands leesvaardigheid dienen beide taken door de leerlingen te worden gemaakt. De opgaven in de leestaken toetsen behalve betekenissen (van woorden en zinnen), vooral relaties tussen zinnen en alinea’s (oorzaak/reden-gevolg, middel-doel), hoofdonderwerp, hoofdgedachte en schrijfdoel van de schrijver. De taak Woordenschat is gebaseerd op de streefwoordenlijst van Hacquebord. Door afname van deze taak ziet u in hoeverre uw leerlingen de streefwoordenlijst beheersen. De afname van een taak kost een lesuur van minimaal 45 minuten. Na de afname worden de antwoordbladen naar Cito gestuurd voor verwerking. De school is verplicht gebruik te maken van de scorings- en rapportageservice van de Cito-groep. Op deze wijze zijn de normeringsgegevens altijd up-to-date. WAAROM DE VOLGTOETS CITO? Argumenten voor de Volgtoets Cito zijn: 1 leerstof- en methode-onafhankelijke toetsing 2 vergelijking mogelijk met grote groep leerlingen in heel Nederland 3 leerstofaanbod beter kunnen bepalen op basis van uitkomsten 4 hulpmiddel bij indeling in leerweg of schooltype VOLGTOETS CITO EN NIEUW NEDERLANDS Nieuw Nederlands biedt methodegebonden toetsen en toetst dus de behandelde leerstof. De Volgtoets Cito is een extra hulpmiddel om het niveau te bepalen. Omdat de Volgtoets de normtabellen baseert op een grote groep leerlingen in heel Nederland, is de Volgtoets geschikt voor determinatie aan het einde van het eerste leerjaar. ZIE OOK digitale proefwerken – toetsen – Adviestoets Cito
VWO-PLUS WAT IS VWO-PLUS? Vwo-plus is vwo-onderwijs voor leerlingen die behoefte hebben aan meer uitdaging. Zo worden voor vwo-plusonderwijs extra vakken aangeboden, bijvoorbeeld filosofie, drama of een extra moderne vreemde taal zoals Chinees of Spaans. Een andere manier om het onderwijs
© Noordhoff Uitgevers 2008
Nieuw Nederlands 4e editie, 3 vmbo-basis, docentenhandleiding
57
uitdagender te maken is het aanbieden van de vakken Engels en Duits in de doeltaal. Ook kan door onderzoeksopdrachten een extra uitdaging gecreëerd worden voor deze leerlingen. In de publicatie Nederlands verrijkt (Een handreiking en verrijkingstaken Nederlands voor hoogbegaafde leerlingen in de basisvorming, SLO, Enschede, 2003) worden de volgende criteria opgesomd voor geschikt lesmateriaal voor hoogbegaafden. Het lesmateriaal: 1 heeft een hoge moeilijkheidsgraad 2 bestaat uit interessante en uitdagende onderwerpen 3 bestaat uit open opdrachten 4 laat leerlingen echte problemen oplossen 5 laat leerlingen werken met abstracte begrippen en generalisaties 6 bevat voor leerlingen nieuwe leerstof 7 vraagt van de leerlingen een onderzoekende houding 8 laat leerlingen zoeken naar samenhang en verbanden 9 geeft leerlingen ruimte voor zelfstandigheid en samenwerken 10 laat leerlingen werken met een variatie informatiebronnen 11 stimuleert de metacognitieve vaardigheden van de leerlingen WAAROM VWO-PLUS? Belangrijke argumenten voor vwo-plusonderwijs zijn: 1 meer uitdaging bieden aan getalenteerde, nieuwsgierige leerlingen 2 kwalitatieve diepgang bieden op een hoger abstractieniveau voor leerlingen die dat aankunnen 3 een alternatief bieden voor leerlingen die Grieks en Latijn op het gymnasium niet zien zitten maar wel intellectueel geprikkeld willen worden 4 betere voorbereiding op hoger onderwijs VWO-PLUS MET NIEUW NEDERLANDS Nieuw Nederlands speelt in het havo/vwo-deel en uiteraard vooral in het vwo-deel op verschillende manieren in op vwo-plusleerlingen. Bijvoorbeeld: • moeilijker teksten uit moeilijker bronnen bij Lezen, aangevuld met zoekopdrachten en kritische reflectie-opdrachten (Wat denk jij?) die de blik van de leerling op de wereld verruimen • de variatietip bij Lezen, Spreken/kijken/luisteren, Schrijven stelt leerlingen in staat om de taalvaardigheid op hun eigen niveau, en op een hoger niveau, in praktijk te brengen • leerlingen krijgen bij Taal extra weetjes over taal aangeboden • bij Grammatica in het vwo-deel krijgen leerlingen alle grammatica in twee jaar aangeboden: enkelvoudige zinnen in leerjaar 1, samengestelde zinnen in leerjaar 2; alle Latijnse grammaticale termen staan in het activiteitenboek van het vwo-deel • de zes geïntegreerde taken bieden de leerlingen de gelegenheid om ‘taalmateriaal’ op hun eigen niveau te kiezen; ook wordt hiermee ingespeeld op de behoefte aan zelfstandig werken en samenwerken • de drie projecten vragen van de leerlingen een onderzoekende houding, waarin samenhang en verbanden moeten worden aangebracht • variatietips, taken en projecten zijn open opdrachten • leerstof en opdrachten in alle cursussen, met name in het vwo-deel, bevat een hogere moeilijkheidsgraad ZIE OOK actief leren – leerstijlen – meervoudige intelligenties – werkwijzer – variatietip – webquest
WEBQUEST WAT IS EEN WEBQUEST? Een webquest is een opdracht waarbij leerlingen onder meer gebruik maken van internet (het web) om een taak (een quest) uit te voeren. Een webquest bestaat meestal uit zeven onderdelen:
© Noordhoff Uitgevers 2008
58
Nieuw Nederlands 4e editie, 3 vmbo-basis, docentenhandleiding
1 Inleiding 2 Opdracht 3 Werkwijze 4 Informatiebronnen 5 Beoordelingsschema 6 Terugblik 7 Informatie voor de docent Opdracht, werkwijze, informatiebronnen en criteria worden expliciet aan de leerling aangeboden zodat leerlingen de klus zelfstandig, zonder hulp van de docent, kunnen klaren. WAAROM EEN WEBQUEST? Belangrijke argumenten voor het werken met een webquest zijn: 1 handig leermiddel voor actief leren, vaak gratis beschikbaar 2 gebruik van actuele bronnen op internet 3 een webquest stimuleert door zijn gesloten aanpak systematisch werken 4 een webquest biedt keuzevrijheid aan leerlingen WEBQUESTS IN NIEUW NEDERLANDS Nieuw Nederlands biedt in de I-clips (de methodewebsite) drie webquests aan. Deze webquests zijn afgeleid van de drie projecten: • hoofdstuk 2: Altijd en overal feest! • hoofdstuk 4: Hoe leef ik gezonder? • hoofdstuk 6: Boosheid: wat doe je er aan? ZIE OOK actief leren – actualiteit in taallessen – I-clips – internet
WEDERZIJDSE AFHANKELIJKHEID Zie: groepswerk – leerlingrollen – samenwerkend leren
WERKEN MET UITGESTELDE AANDACHT Zie: uitgestelde aandacht
WERKVORMEN Zie: activerende werkvormen
WERKWIJZER WAT IS EEN WERKWIJZER? Werkwijzers bevatten een instructie voor de leerling om zelfstandig te werken, in actieve samenwerking met zijn docent en/of klasgenoten. Met een werkwijzer kan de leerling zelf aan de slag, zonder volledig of voortdurend van de docent afhankelijk te zijn. Een werkwijzer geeft in leerlingtaal antwoord op zeven vragen: Volledige instructie 1 Welke opdracht ga ik precies doen? 2 Wat heb ik nodig voor deze opdracht? 3 Met wie werk ik samen? 4 Waar kan ik terecht als ik hulp nodig heb? 5 Hoeveel tijd heb ik voor de opdracht? 6 Hoe wordt de opdracht nagekeken of beoordeeld? 7 Wat ga ik doen als ik eerder klaar ben?
© Noordhoff Uitgevers 2008
Voorbeeld Nieuw Nederlands, p. 103-106, opdr. 1 t/m 5 woordenboek zelf kiezen: alleen, in 2-tallen of in 3-tallen eerst een klasgenoot, daarna pas je docent 3 uur nakijken met antwoordenboek maak de D-toets of kies Meer oefenen
59
Nieuw Nederlands 4e editie, 3 vmbo-basis, docentenhandleiding
Een werkwijzer is een middel om actief en zelfstandig leren te bevorderen. Echter, een dichtgetimmerde werkwijzer, waarin de route en de tijd volledig zijn vastgelegd, werkt contraproductief en leidt dus vaak niet tot actief en zelfstandig leren. Een voorwaarde voor het werken met een werkwijzer is het werken met uitgestelde aandacht. Zie ook het trefwoord uitgestelde aandacht. WAAROM EEN WERKWIJZER? Belangrijke argumenten voor het gebruiken van een werkwijzer zijn: 1 bevorderen van actief en zelfstandig leren 2 keuzevrijheid bieden aan leerlingen voor bijvoorbeeld extra stof, verdieping of het werken aan een ander vak 3 meer ruimte voor docent om andere rollen uit te voeren, bijvoorbeeld begeleiding WERKWIJZERS IN NIEUW NEDERLANDS Nieuw Nederlands bevat een jaarplanner van de leerstof. Deze globale werkwijzer bevat de volgende aspecten: Schooljaar: Week Les 1
2
Periode:
Klas(sen):
Docent:
Activiteiten Introductie Hoofdstuk 4 thema ‘Gezond’ met behulp van het gedicht ‘Recepten’ Lezen: opdracht 1, theorie, opdracht 2 …
Afronding
…
De jaarplanning kan vorm krijgen in verschillende werkwijzers. Wij noemen vier voorbeelden. WERKWIJZER 1: een werkwijzer per vak, per vakonderdeel en voor zelfstandige planning Naam:
Klas:
Vak:
Onderdeel Individueel Lezen Spreken/kijken/luisteren … Test
Hoofdstuk: Groepswerk
Aantal uren
WERKWIJZER 2:een werkwijzer voor één vak, per les met leeractiviteiten Naam: Klas: Les: 0 Lezen 0 Maken 0 Nakijken 0 Leren 0 Praktisch werken 0 Werkuur 0 Toetsen
© Noordhoff Uitgevers 2008
Vak: Hoofdstuk:
Niveau:
Startdatum: Klaar op?
60
Nieuw Nederlands 4e editie, 3 vmbo-basis, docentenhandleiding
WERKWIJZER 3: een globale werkwijzer voor alle vakken, per week met leeractiviteiten Naam:
Klas:
LEZEN
Week:
LEREN
MAKEN
Mentor:
DOEN
TOETS
Nederlands Engels … WERKWIJZER 4: een werkwijzer voor één vak, per les, met groeperingsvormen en leeractiviteiten Naam:
Les Datum Lesstof 1 Klassikaal Zelf 2
Klas:
Vak:
Mak. Nakijk. Ler. Extra stof
Docent:
Mak.
Nakijk. Ler.
ZIE OOK actief leren – jaarplanning in Nieuw Nederlands – lokaalinrichting – uitgestelde aandacht – zelfstandig leren
WERKWOORDSPELLING MET EXPERTWERKVORM WAT IS WERKWOORDSPELLING MET EXPERTWERKVORM? De expertwerkvorm is een van de meest gebruikte activerende werkvormen. Leerlingen worden expert in bepaalde leerstofonderdelen en door medeleerlingen als expert aangesproken. Zij moeten zich de kennis zodanig eigen maken dat ze het kunnen overdragen op medeleerlingen. De werkvorm is bedoeld om leerlingen in een actieve rol zelf verantwoordelijk te maken voor hun leerproces en voor het eindresultaat daarvan. Ook kan de werkvorm de leerling extra motiveren. WAAROM WERKWOORDSPELLING MET EXPERTWERKVORM? De spelling van werkwoorden blijkt een moeizaam aan te leren onderdeel van het Nederlands. Een van de verklaringen voor een slechte werkwoordspelling is dat de uitleg per schooltype (primair en voortgezet onderwijs) en per docent in het voortgezet onderwijs verschilt. Hierdoor gebruiken leerlingen verschillende spellingregels door elkaar heen, waardoor interferentiefouten worden gemaakt. De expertwerkvorm kan dit patroon doorbreken doordat leerlingen zichzelf de uitleg gaan eigen maken en een uitleg kiezen die bij hun leerstijl aansluit. WERKWOORDSPELLING MET EXPERTWERKVORM IN NIEUW NEDERLANDS Leerlingen gaan op zoek naar de spellingregels van de tegenwoordige, verleden, voltooide of andere tijd. Zij worden daarin met behulp van Nieuw Nederlands zelf deskundig, maken zelf oefenopdrachten, en geven aan andere leerlingen uitleg. Voorbereiding door docent • Maak eilanden van drie of vier tafels. • Leg op iedere tafel een lijntjespapier, kladpapier en een stevige geelgekleurde kaart met op de voorkant de tekst Jokerkaart voor de …(naam werkwoordstijd) • Laat iedere leerling Nieuw Nederlands meenemen waarin de werkwoordsspelling is uitgelegd. Organisatie
© Noordhoff Uitgevers 2008
Nieuw Nederlands 4e editie, 3 vmbo-basis, docentenhandleiding
61
1 Deel de groepen van drie of vier leerlingen zo willekeurig mogelijk in. Zet de leerlingen bijvoorbeeld op volgorde van huisnummer en verdeel ze daarna in groepen van drie of vier leerlingen. 2 (individueel in stilte) Schrijf de spellingregel op die bij jouw werkwoordstijd hoort. 3 (delen) Overleg en kom met elkaar tot de beste formulering van de spellingregel. Noteer de regel op de jokerkaart. Zet op de voorkant de werkwoordtijd: tegenwoordige tijd / verleden tijd / voltooide tijd / … 4 (individueel in stilte) Noteer drie zinnen die een andere leerling straks moet kunnen maken. Jij moet zelf het goede antwoord weten. 5 (delen) Lees je zinnen voor. Kies als groep samen vijf zinnen uit. Schrijf deze zinnen zo netjes mogelijk op een lijntjespapier. 6 (ruilen) Geef het papier met de zinnen aan een groep die een andere werkwoordstijd heeft. 7 (individueel in stilte) Maak de vijf zinnen. 8 (delen) Lees je antwoorden voor. Als jullie een antwoord echt niet weten, mag je de jokerkaart met de regel gaan halen. Kies als groep uit al jullie antwoorden het goede. Schrijf deze antwoorden zo netjes mogelijk op een nieuw lijntjespapier. Zet je groepsnummer erbij. 9 (ruilen) Geef het vragenblad en het antwoordblad terug aan de groep waarmee je geruild hebt. 10 (nakijken en tips geven) Kijk de gemaakte zinnen samen na. Iedere leerling doet om de beurt een zin. Verbeter de fouten en schrijf erbij waarom het antwoord fout was. Geef daarna het blad terug aan de groep die de antwoorden heeft gemaakt. ZIE OOK activerende werkvormen – samenwerkend leren
WOORDENSCHATVERWERVING WAT IS WOORDENSCHATVERWERVING? Woordenschatverwerving is de gerichte uitbreiding van de woordenschat van leerlingen. Door gebruik te maken van verschillende onthoudtechnieken, maken leerlingen zich het gebruik van een nieuw woord eigen. In de taallessen worden de nieuwe woorden in een zinvolle context aangeboden, en wordt de juiste betekenis achterhaald. Vervolgens keren nieuwe woorden in verschillende contexten terug, bij voorkeur zowel receptief (lezen en luisteren), als productief (schrijven en spreken). Op de website www.metwoordenindeweer.com van Marianne Verhallen en Dirkje van den Nulft is meer informatie te vinden over een aanpak voor woordenschatonderwijs. WAAROM WOORDENSCHATVERWERVING? Belangrijke argumenten voor woordenschatverwerving zijn: 1 een goede woordenschat is een vereiste voor goede leesvaardigheid 2 bij andere vakken op school komen leerling voortdurend in aanraking met nieuwe woorden 3 nieuwe woorden leren kennen heeft geen zin als deze woorden vervolgens niet duurzaam worden verankerd in het geheugen van de leerling 4 woordenschatuitbreiding is een apart kerndoel in de onderbouw NIEUW NEDERLANDS EN WOORDENSCHATVERWERVING Nieuw Nederlands besteedt bij het onderdeel Taal en woordenschat met ingang van deel 2 aandacht aan verschillende technieken om woordenschat te verwerven en te verankeren, bijvoorbeeld: • een woordweb maken • een kapstok maken • woordkaarten maken • beelden bedenken • ezelsbruggetjes • ‘stampen’ ZIE OOK
© Noordhoff Uitgevers 2008
Nieuw Nederlands 4e editie, 3 vmbo-basis, docentenhandleiding
62
woordraadstrategieën
WOORDRAADSTRATEGIEËN WAT ZIJN WOORDRAADSTRATEGIEËN? Woordraadstrategieën helpen leerlingen om de context van de tekst te gebruiken om de betekenis van het nog onbekende woord te ontdekken. Leerlingen passen een woordraadstrategie toe nadat ze eerst hebben bepaald of het woord belangrijk is in de tekst (bijvoorbeeld als het woord vaak terugkeert). Als dat het geval is, helpen woordraadstrategieën de leerlingen om de betekenis van het onbekende woord zelfstandig te achterhalen. In het uiterste geval raadpleegt de leerling het woordenboek. WAAROM WOORDRAADSTRATEGIEËN? Enkele argumenten voor het aanleren van woordraadstrategieën zijn: 1 versterking van leesvaardigheid: door woordraadstrategieën toe te passen ontdekt de leerling verbanden in een tekst en geeft hij het lezen van een tekst minder snel op bij het eerste moeilijke woord 2 efficiëntie: het toepassen van woordraadstrategieën gaat sneller dan het opzoeken van onbekende woorden in het woordenboek 3 effectiviteit: woordraadstrategieën vergroten de kans dat de leerling de juiste betekenis van een woord achterhaalt doordat hij de context gebruikt NIEUW NEDERLANDS EN WOORDRAADSTRATEGIEËN Nieuw Nederlands besteedt bij het onderdeel Taal en woordenschat aandacht aan zes woordraadstrategieën: • afbeelding(en) bij de tekst bekijken • synoniem(en) in de tekst zoeken • omschrijving(en) in de tekst zoeken • voorbeeld(en) in de tekst zoeken • bekend deel of bekende delen van het woord gebruiken • tegenstelling(en) in de tekst zoeken Deze strategieën past de leerling toe nadat hij bepaald heeft of kennis van de woordbetekenis relevant is om de tekst te begrijpen. Als de woordraadstrategie niet tot het achterhalen van de juiste betekenis leidt, gebruikt de leerling het woordenboek. Het gebruik van het woordenboek wordt in de delen 1 geoefend. ZIE OOK woordenschatverwerving
ZELF LESSEN MAKEN WAT IS EEN GOEDE LES? Een belangrijk element van een goede les is dat de leerling intrinsiek gemotiveerd raakt. Met een sterke, eigen motivatie leert een leerling het beste en het snelste. Deze motivatie kan op verschillende manieren uitgelokt worden, maar vooral door een les zo echt mogelijk te maken. Bijvoorbeeld: • echte vrijheid bij het kiezen van het (deel)onderwerp • een echt probleem staat centraal • gebruik van echte bronnen, van naslagwerk tot internet, van eigen kennis tot interviews met deskundigen • maken van een echt product, bijvoorbeeld een folder, ingezonden brief, een forumbijdrage of een videoclip • echt publiek, bijvoorbeeld klasgenoten, lezers van de (school)krant of leden van de sportclub WAAROM ZELF LESSEN MAKEN? Belangrijke argumenten om zelf lessen te maken zijn:
© Noordhoff Uitgevers 2008
Nieuw Nederlands 4e editie, 3 vmbo-basis, docentenhandleiding
63
1 inspelen op specifieke interesses of wensen van leerlingen 2 het hier en nu een grotere plaats geven in de lessen LESSEN MAKEN BIJ OF VOOR NIEUW NEDERLANDS Noordhoff Uitgevers bv is altijd geïnteresseerd in auteurs voor Nieuw Nederlands. Wilt u auteur worden van de methode Nieuw Nederlands? Neem dan contact op met Noordhoff Uitgevers bv via www.nieuwnederlands.noordhoff.nl. ZIE OOK actualiteit in de taalles – keuzevrijheid – leerlingen in de onderbouw
ZELFBEOORDELING WAT IS ZELFBEOORDELING? Bij zelfbeoordeling beoordelen leerlingen hun eigen werk. Zelfbeoordeling heeft als voordeel dat leerlingen kritischer stilstaan bij eigen werk en zich meer bewust worden van hun sterke en zwakke punten. Een ander voordeel is dat de werklast van de docent verminderd wordt. Voorwaarde bij zelfbeoordeling is dat er een evaluatief gesprek plaatsvindt, hetzij tussen docent en leerling, hetzij tussen leerlingen onderling. WAAROM ZELFBEOORDELING? Belangrijke argumenten voor zelfbeoordeling zijn: 1 zelfstandig leren: verantwoordelijkheid nemen voor het leren door de leerling zelf 2 leereffect vergroten 3 tijdbesparing voor de docent ZELFBEOORDELING IN NIEUW NEDERLANDS Nieuw Nederlands biedt op verschillende manieren de mogelijkheid tot zelfbeoordeling. Bijvoorbeeld: • de cursus: bij gesloten opdrachten in de cursussen kan zelfbeoordeling plaatsvinden met behulp van het antwoordenboek van Nieuw Nederlands; ook bij de deeltoetsen en hoofdstuktoetsen bestaat de mogelijkheid dat leerlingen zichzelf of elkaar beoordelen, al dan niet met een cijfer • de taken: bij open opdrachten, zoals de taken, beoordelen leerlingen zichzelf en/of elkaar door elkaar de eindproducten te laten zien en de eindproducten te bekijken en te bespreken • de projecten: bij de projecten zijn criteria beschikbaar waarbij leerlingen per criterium zichzelf of elkaar punten kunnen toekennen • beoordelen groepswerk: in diverse opdrachten werken leerlingen samen; ook groepswerk kan door leerlingen zelf beoordeeld worden; een groep van vier leerlingen krijgt bijvoorbeeld 28 punten die ze over hun vieren moeten verdelen, afhankelijk van ieders bijdrage. ZIE OOK beoordelen – digitale proefwerken – groepswerk – samenwerkend leren – toetsen
ZELFSTANDIG LEREN WAT IS ZELFSTANDIG LEREN? De zelfstandigheid van leerlingen op school kan in vier fasen toenemen: Fase 1: zelf werken Fase 2: zelfstandig werken Fase 3: zelfstandig leren Fase 4: zelfverantwoordelijk leren Bij iedere fase neemt de verantwoordelijkheid van de leerling voor de inhoud en de aanpak toe. Het leren verschuift met andere woorden van meer docentgestuurd naar meer leerlinggestuurd.
© Noordhoff Uitgevers 2008
Nieuw Nederlands 4e editie, 3 vmbo-basis, docentenhandleiding
64
Zelfstandig leren is de derde van de vier fasen. Bij zelfstandig leren nemen de leerlingen zelf beslissingen over het wat en het hoe van het leren binnen door de docent gestelde kaders. Er is sprake van een gedeelde sturing van docent en leerling. De beslissingen kunnen betrekking hebben op zeven kenmerken van het leren: • vaststelling leerdoel • omvang en openheid van de opdracht • gerichtheid op inhoud (cognitie) of proces (metacognitie) • de rol van de docent • de rol van de leerling • feedback op leerinhoud en/of proces • reflectie WAAROM ZELFSTANDIG LEREN? Belangrijke argumenten voor zelfstandig leren zijn: 1 hoger leerrendement 2 eisen van een snel veranderende samenleving 3 voorbereiden op vervolgonderwijs 4 afwisselender rol docent ZELFSTANDIG LEREN IN NIEUW NEDERLANDS Nieuw Nederlands is zowel geschikt voor zelf werken, zelfstandig werken, zelfstandig leren als zelfverantwoordelijk leren. Met behulp van de jaarplanner kunnen werkwijzers worden samengesteld die inspelen op een van deze vier varianten. ZIE OOK actief leren – het nieuwe leren – samenwerkend leren – sociaal-communicatieve vaardigheden – werkwijzer – uitgestelde aandacht
ZELFVERANTWOORDELIJK LEREN Zie: zelfstandig leren
© Noordhoff Uitgevers 2008
65
Nieuw Nederlands 4e editie, 3 vmbo-basis, docentenhandleiding
7 ACHTERGRONDLITERATUUR LESMETHODES EN ANDERE LEERMIDDELEN • Tekst in zicht. Extra training in leesvaardigheid voor onderbouw vmbo, havo en vwo. WoltersNoordhoff, Groningen. • Basistrainer. Ondersteuning examen beroepsgerichte leerweg voor lwoo-leerlingen. WoltersNoordhoff, Groningen. • Taal op school. Voor neven- en onderinstromende allochtone leerlingen in het vo. WoltersNoordhoff Groningen. • Wolters’ Literatuur in je Pocket. Wolters-Noordhoff, Groningen, 2005. • Wolters’ Nederlands in je Pocket. Wolters-Noordhoff, Groningen, 2005. • ‘Wolters’ Spellingboekje voor scholieren. Wolters-Noordhoff, Groningen 2005 (nieuwe spelling). VAKLITERATUUR • Bonset, Helge, Martien de Boer & Tiddo Ekens. Nederlands in de onderbouw. Uitgeverij Coutinho, Bussum 2005. • Ebbens, S. & Ettekoven, S. Actief leren, bevorderen van verantwoordelijkheid van leerlingen voor hun eigen leerproces. Wolters-Noordhoff, Groningen, 2000. • Ebbens, S. & Ettekoven, S. & van Rooijen, J. Samenwerkend leren, praktijkboek. WoltersNoordhoff, Groningen, 1997. • Ebbens, S. & Ettekoven, S. & van Rooijen, J. (1996). Effectief leren in de les, basisvaardigheden voor docenten. Wolters-Noordhoff, Groningen. • Ettekoven, S. en ALL-project, Gereedschap voor het werk, circa 100 werkvormen, strategietjes, e voorbeelden en tips, 3 versie, APS, Utrecht. • Fogarty, R., Hersenwerk, APS, Utrecht, 1999. • Hajer, Maaike & Theun Meestringa. Handboek taalgericht vakonderwijs. Uitgeverij Coutinho, Bussum, 2004. • Hoogeveen, P. & Winkels, J., Het didactisch werkvormenboek, variatie en differentiatie in de praktijk, Van Gorcum, Assen, 1996. • Nulft, van de, Dirkje & Marianne Verhallen, Met woorden in de weer, Uitgeverij Coutinho, Bussum 2002. • Projectgroep Nederlands V.O., Nederlands in de tweede fase, een praktische didactiek, Uitgeverij Coutinho, Bussum, 2002. • Samen aan de slag: klein praktijkboek voor actief en zelfstandig leren. PMVO, Den Haag, 1999. • Stevens, L., Beekers, P., Evers, M., Wentzel, M., van Werkhoven, W., Zin in school. CPS, 2004 • Teitler, P.I., Leren in veiligheid, klassenmanagement en probleemgedrag, Agiel, 2004 • Energize!, groepsactiviteiten voor groot en klein, Quest International, 1999 TIJDSCHRIFTEN • Levende Talen • Onze Taal • Onderbouw Magazine NEDERLANDS OP INTERNET http://didactobank.kennisnet.nl www.aps.nl www.codenamefuture.nl www.cps.nl www.davindi.nl www.digischool.nl www.eindexamen.nl www.eindexamentraining.nl www.kennisnet.nl
© Noordhoff Uitgevers 2008
www.kidon.com www.kpc.nl www.levendetalen.nl www.literatuurgeschiedenis.nl www.minocw.nl www.nieuwnederlands.noordhoff.nl www.onderbouw-vo.nl www.onzetaal.nl www.taalunie.org
www.scholieren.com www.schoolsupport.nl www.schrijversnet.nl www.taallessen.nl www.talenquest.nl www.tumult.nl www.uittreksels.com www.vandale.nl
66
Nieuw Nederlands 4e editie, 3 vmbo-basis, docentenhandleiding
6 ACHTERGRONDLITERATUUR LESMETHODES EN ANDERE LEERMIDDELEN • Tekst in zicht. Extra training in leesvaardigheid voor onderbouw vmbo, havo en vwo. WoltersNoordhoff, Groningen. • Basistrainer. Ondersteuning examen beroepsgerichte leerweg voor lwoo-leerlingen. WoltersNoordhoff, Groningen. • Taal op school. Voor neven- en onderinstromende allochtone leerlingen in het vo. WoltersNoordhoff, Groningen. • Wolters’ Literatuur in je Pocket. Wolters-Noordhoff, Groningen, 2005. • Wolters’ Nederlands in je Pocket. Wolters-Noordhoff, Groningen, 2005. • ‘Wolters’ Spellingboekje voor scholieren. Wolters-Noordhoff, Groningen 2005 (nieuwe spelling). VAKLITERATUUR • Bonset, Helge, Martien de Boer & Tiddo Ekens. Nederlands in de onderbouw. Uitgeverij Coutinho, Bussum 2005. • Ebbens, S. & Ettekoven, S. Actief leren, bevorderen van verantwoordelijkheid van leerlingen voor hun eigen leerproces. Wolters-Noordhoff, Groningen, 2000. • Ebbens, S. & Ettekoven, S. & van Rooijen, J. Samenwerkend leren, praktijkboek. WoltersNoordhoff, Groningen, 1997. • Ebbens, S. & Ettekoven, S. & van Rooijen, J. (1996). Effectief leren in de les, basisvaardigheden voor docenten. Wolters-Noordhoff, Groningen. • Ettekoven, S. en ALL-project, Gereedschap voor het werk, circa 100 werkvormen, strategietjes, e voorbeelden en tips, 3 versie, APS, Utrecht. • Fogarty, R., Hersenwerk, APS, Utrecht, 1999. • Hajer, Maaike & Theun Meestringa. Handboek taalgericht vakonderwijs. Uitgeverij Coutinho, Bussum, 2004. • Hoogeveen, P. & Winkels, J., Het didactisch werkvormenboek, variatie en differentiatie in de praktijk, Van Gorcum, Assen, 1996. • Nulft, van de, Dirkje & Marianne Verhallen, Met woorden in de weer, Uitgeverij Coutinho, Bussum 2002. • Projectgroep Nederlands V.O., Nederlands in de tweede fase, een praktische didactiek, Uitgeverij Coutinho, Bussum, 2002. • Samen aan de slag: klein praktijkboek voor actief en zelfstandig leren. PMVO, Den Haag, 1999. • Stevens, L., Beekers, P., Evers, M., Wentzel, M., van Werkhoven, W., Zin in school. CPS, 2004 • Teitler, P.I., Leren in veiligheid, klassenmanagement en probleemgedrag, Agiel, 2004 • Energize!, groepsactiviteiten voor groot en klein, Quest International, 1999 TIJDSCHRIFTEN • Levende Talen • Onze Taal • Onderbouw Magazine NEDERLANDS OP INTERNET http://didactobank.kennisnet.nl www.aps.nl www.codenamefuture.nl www.cps.nl www.digischool.nl www.eindexamen.nl www.eindexamentraining.nl www.kennisnet.nl www.kidon.com
© Noordhoff Uitgevers 2008
www.kpc.nl www.levendetalen.nl www.literatuurgeschiedenis.nl www.minocw.nl www.nieuwnederlands.noordhoff.nl www.onderbouw-vo.nl www.taalunie.org www.onzetaal.nl www.scholieren.com
www.schoolsupport.nl www.schrijversnet.nl www.taallessen.nl www.talenquest.nl www.davindi.nl www.tumult.nl www.uittreksels.com www.vandale.nl
Nieuw Nederlands 4e editie, 3 vmbo-basis, docentenhandleiding
7 OVERZICHT LEERSTOF VMBO-BASIS 3 Lezen Hoofdstuk 1 Instructies lezen Instructies leggen uit hoe je iets moet doen, bijvoorbeeld hoe je de sim-kaart in een mobiele telefoon moet doen. Of hoe je een hang-legkast in elkaar moet zetten. Instructies bij nieuwe producten worden ook wel gebruiksaanwijzingen genoemd. Ook bij medicijnen vind je vaak een instructie. Zo’n instructie bij medicijnen noem je een bijsluiter. Een instructie bestaat meestal uit stappen die je in de juiste volgorde moet uitvoeren. Zo lees je instructies • Bekijk en lees eerst de hele instructie. Ga dus nog niet direct aan de slag met het uitvoeren van de instructie. • In instructies zijn plaatjes belangrijk. Bekijk de plaatjes daarom goed. • Onderstreep belangrijke zinnen in de instructie. Dan kun je de informatie later gemakkelijk terugvinden. • Begrijp je een woord of zin niet? Gebruik het woordenboek of vraag de hulp van iemand. Hoofdstuk 2 Verbanden in teksten lezen De meeste teksten begrijp je beter als je de verbanden in de tekst herkent. Dit zijn twee voorbeelden van verbanden in een tekst: • chronologische verbanden: wat gebeurt eerst en wat komt daarna? • oorzaak-gevolgverbanden: waardoor gebeurt iets en wat zijn de gevolgen daarvan? In technische teksten vind je een uitleg hoe techniek werkt, bijvoorbeeld hoe een lichtsensor werkt, of hoe je een tafel moet timmeren. In zulke teksten is het chronologisch verband belangrijk. Bij nask of biologie zijn oorzaak-gevolgverbanden belangrijk. Wat is bijvoorbeeld de oorzaak van een aardbeving, vulkaan of tsunami? En wat zijn de gevolgen ervan? Zo herken je verbanden in teksten • Maak verbanden in de tekst zichtbaar. • Chronologische verbanden kun je nummeren: 1, 2, 3 enzovoort. • Oorzaak-gevolgverbanden geef je met een pijl aan: aardgaswinning > lichte aardbevingen > schade aan huizen • Vertel in eigen woorden de belangrijkste informatie uit de tekst na. Hoofdstuk 3 Reclameteksten lezen Reclameteksten willen jou overhalen om iets te gaan kopen. In sommige reclame word je misleid. Je krijgt dan bijvoorbeeld te lezen dat je een miljoen euro hebt gewonnen. Of dat je gratis kunt internetten met een mobiele telefoon. Vaak klopt deze informatie niet helemaal. Je moet bijvoorbeeld eerst een abonnement nemen of geld betalen voordat je iets ‘gratis’ kunt krijgen. Reclame krijg je steeds meer via direct mail en spam in je e-mailbox. Zo lees je reclameteksten • Bekijk de hele reclametekst. Waar gaat de tekst over en wat is het doel van de schrijver? • Lees de hele reclametekst kritisch. Lees dus ook de voorwaarden of de kleine lettertjes. Dat zijn woorden en zinnen die minder goed opvallen omdat ze klein zijn afgedrukt of op de
© Noordhoff Uitgevers 2008
67
Nieuw Nederlands 4e editie, 3 vmbo-basis, docentenhandleiding
•
achterkant staan. Je vindt ze ook vaak op een website. Stel jezelf na het lezen twee vragen. - Waarom zou ik ‘ja’ zeggen tegen deze aanbieding of actie? Wat zijn de voordelen? - Waarom zou ik ‘nee’ zeggen tegen deze aanbieding of actie? Wat zijn de nadelen?
Hoofdstuk 4 Betogende teksten Betogende teksten zijn teksten waarin iemand uitlegt wat hij vindt en waarom hij dat vindt. Met een betogende tekst probeert de schrijver jou anders te laten denken over het onderwerp. In betogende teksten kom je altijd twee dingen tegen: De schrijver legt uit wat hij vindt over het onderwerp, bijvoorbeeld: • de mening Ik ben ervoor dat de supermarkt meer gezonde eco-producten gaat verkopen. De schrijver noemt de argumenten of de redenen waarom hij dat • de argumenten vindt; hij legt uit waarom hij deze mening heeft of geeft voorbeelden die zijn mening duidelijk maken Gezonde eco-producten in de supermarkt zijn belangrijk omdat zulke producten beter zijn voor de natuur. Ook is het belangrijk voor een betere gezondheid van mensen. Zo lees je een betogende tekst • Bekijk eerst wat het onderwerp van de tekst is. • Zoek op welke mening wordt gegeven over het onderwerp. • Zoek de argumenten in de tekst. Of kijk welke voorbeelden gegeven worden om de mening duidelijk te maken. • Stel jezelf deze vraag: ben ik het eens of oneens met de schrijver? Hoofdstuk 5 Schema’s lezen Cijfers en data worden vaak in schema’s gepresenteerd. Een bekend voorbeeld van zo’n schema is het lesrooster. Er zijn verschillende manieren om informatie met cijfers overzichtelijk in schema’s te presenteren: de informatie staat in kolommen (verticaal) en rijen (horizontaal) • de tabel de informatie staat in een cirkel met zogenaamde taartpunten • het cirkeldiagram de informatie staat in horizontale of verticale staven of balken • het staafdiagram de informatie wordt in stijgende, constante of dalende lijnen • de grafiek getekend In schema’s wordt weinig tekst gebruikt. Ook zie je in een schema veel afkortingen of kleine lettertjes. Hierdoor kun je de belangrijkste informatie sneller kunt vinden. Zo lees je schema’s • Bekijk wat het onderwerp is van de tabel, het diagram of de grafiek. • Lees de uitleg bij de tabel, het diagram of de grafiek. • Bekijk wat de afkortingen betekenen. • Markeer of onderstreep de informatie die voor jou het belangrijkst is. Dan vind je de info de volgende keer gemakkelijker terug. Hoofdstuk 6 Lezen op internet over opleiding en werk Op internet vind je veel informatie over opleidingen, bijbaantjes en werk. Iedereen kan en mag websites maken, waardoor de informatie op sommige websites niet betrouwbaar is. Dit zijn voorbeelden van betrouwbare websites over opleiding en werk:
© Noordhoff Uitgevers 2008
68
Nieuw Nederlands 4e editie, 3 vmbo-basis, docentenhandleiding
www.roc.nl www.mbowijzer.nl www.nibud.nl of www.nibudjong.nl
www.belastingdienst.nl www.szw.nl
Deze websites worden onderhouden door officiële organisaties. De organisaties maken geen reclame maar geven actuele, volledige en betrouwbare informatie. Informatie op internet verandert steeds. Print daarom belangrijke informatie altijd direct. De datum staat dan onder aan de pagina. Zo lees je op internet over opleiding en werk • Controleer wat het belangrijkste doel van de website is: reclame maken of betrouwbare informatie geven. • Controleer of de informatie nog steeds actueel is. Kijk naar de datum waarop de website of de tekst voor het laatst bewerkt is. • Bewaar belangrijke informatie.
© Noordhoff Uitgevers 2008
69
Nieuw Nederlands 4e editie, 3 vmbo-basis, docentenhandleiding
Spreken/kijken/luisteren Hoofdstuk 1 Precies luisteren Als je informatie wilt onthouden, moet je precies luisteren. Je luistert woord voor woord en probeert alles zo goed mogelijk te begrijpen. Bedenk van tevoren wat je wilt weten, dan luister je preciezer. Let ook op signaalwoorden. Signaalwoorden geven je een aanwijzing of waarschuwing wat er gaat komen. Vaak worden signaalwoorden extra duidelijk uitgesproken door een spreker. Signaalwoorden eerst, daarna, tenslotte de volgende drie kenmerken in het bijzonder maar zoals, bijvoorbeeld
Aanwijzing dit is een opsomming er komen nu drie eigenschappen er wordt één speciaal kenmerk benadrukt er komt een tegenstelling tussen twee dingen er komt een voorbeeld
Zo luister je precies • Bedenk van tevoren wat je wilt weten over het onderwerp. • Luister extra goed op bij het begin en het eind. Dan wordt vaak de belangrijkste informatie gegeven. • Let op signaalwoorden. Signaalwoorden helpen je om de belangrijkste informatie te herkennen. • Maak aantekeningen als dat kan. Noteer de belangrijkste woorden. Hoofdstuk 2 Instructie geven en uitvoeren In een instructie wordt uitgelegd hoe je iets moet doen. Je krijgt bijvoorbeeld een instructie hoe je veilig een boormachine kunt aan- of uitzetten. Bij een mondelinge instructie heb je vaak maar één kans om alles te begrijpen. Luister daarom goed en maak eventueel korte aantekeningen. Zo geef je een instructie • Noem eerst het onderwerp en het doel van je instructie. • Geef de informatie stap voor stap en in een logische volgorde.. • Controleer of je luisteraars je begrepen hebben. Zo voer je een instructie uit • Concentreer je op de spreker en let op wat hij laat zien. • Let op de doe-woorden en de volgorde van de stappen. • Stel een vraag als je iets niet begrijpt of iets hebt gemist. Hoofdstuk 3 Informatie vragen en doorvragen Om de juiste informatie te krijgen, moet je de goede vragen stellen. Soms is de informatie die je krijgt niet volledig of zijn er nog dingen onduidelijk. Wees dan kritisch en vraag door tot je helemaal tevreden bent. Dit zijn voorbeelden van zulke vragen: • Hoe lang heb ik garantie? • Op welke onderdelen heb ik garantie? • Zijn er nog extra kosten waarmee ik rekening moet houden? Controleer altijd of je de ander goed hebt begrepen. Dat kun je het beste doen door de informatie van de ander samen te vatten. Bijvoorbeeld: Dus u zegt eigenlijk … of Als ik u goed begrijp kan ik het beste …
© Noordhoff Uitgevers 2008
70
Nieuw Nederlands 4e editie, 3 vmbo-basis, docentenhandleiding
Zo vraag je informatie • Bedenk welke informatie je wilt krijgen. Schrijf dat eventueel voor het gesprek op. • Vraag om extra uitleg als je een onduidelijk of onvolledig antwoord krijgt. • Blijf tijdens het vragen vriendelijk en beleefd. • Vat aan het eind van het gesprek de belangrijkste informatie samen. Hoofdstuk 4 Verslag doen aan een groep Verslag doen aan een groep is vertellen wat je hebt gezien, meegemaakt of onderzocht. Jij vertelt over dingen waar jij veel van af weet en de anderen niet. In je verslag verwerk je feiten, gevoelens en persoonlijke ervaringen. Je kunt bijvoorbeeld verslag doen over je stage op de kinderboerderij. Een ander voorbeeld van een verslag is: aan je klasgenoten vertellen over een excursie of over een onderzoek op school. Begin je verslag altijd met een inleiding. In een inleiding vertel je kort waar je het over gaat hebben. Dan weten de luisteraars wat ze kunnen verwachten en waar ze op moeten letten. Zo breng je verslag uit • Verzamel informatie voor je verslag. Gebruik de vijf w- en h-vragen. • Maak een hulpbriefje met inleiding, middenstuk en slot. • Vertel alle informatie in een chronologische volgorde (dus van begin tot eind) en zo volledig mogelijk. • Laat dingen zien om je verslag interessanter te maken. • Maak eerst je verslag af. Beantwoord daarna de vragen van de luisteraars. Hoofdstuk 5 Zakelijk gesprek Veel gesprekken zijn persoonlijk en gaan vanzelf. Een zakelijk gesprek bereid je altijd goed voor. Je bedenkt van tevoren wat je wilt weten en wat de ander van jou wil weten. Belangrijke zakelijke gesprekken zijn bijvoorbeeld een gesprek met je decaan over je vervolgopleiding of een kennismakingsgesprek op je vervolgopleiding. Zo’n gesprek is niet alleen maar zakelijk. Er zit ook iets persoonlijks in. Je moet duidelijk maken wat jij interessant vindt en waar je goed in bent. Zo voer je een zakelijk gesprek • Maak eventueel van tevoren een afspraak. • Schrijf op wat jij te weten wilt komen en bedenk wat de ander van jou wil weten. • Je geeft elkaar de hand en begroet elkaar. Als je de ander niet kent, stel je jezelf voor. • Vraag door als dat nodig is. • Let op je lichaamstaal. Met je lichaamshouding en gezichtsuitdrukking toon je interesse voor wat de ander zegt. • Bedank de ander na afloop voor het gesprek. Hoofdstuk 6 Jezelf presenteren Als je op stage gaat of solliciteert naar een baantje moet je jezelf presenteren. De werkgever wil graag zien wat voor persoon jij bent en of jij geschikt bent voor het werk. Jezelf presenteren doe je door iets te vertellen over jezelf. Je vertelt wie je bent, welke opleiding je hebt gedaan en welke werkervaring je al hebt. Ook wil een werkgever weten wat je sterke en zwakke punten zijn. Bedenk van tevoren welke sterke en zwakke punten jij wilt noemen. Natuurlijk wil je een positieve indruk achterlaten. Maar overdrijf niet! Zo presenteer je jezelf • Stel jezelf voor met voor- en achternaam en geef de ander een hand.
© Noordhoff Uitgevers 2008
71
Nieuw Nederlands 4e editie, 3 vmbo-basis, docentenhandleiding
• • • •
Let op je lichaamstaal: kleed je verzorgd, blijf rechtop zitten en houd oogcontact. Bereid op papier enkele vragen voor. Weet wat je sterke punten zijn. Dat zijn vaak de dingen die je leuk vindt om te doen en waar je goed in bent. Zorg dat je ook een minder sterk punt kunt noemen of iets wat je minder leuk vindt om te doen. Je laat daarmee zien dat je jezelf goed kent.
© Noordhoff Uitgevers 2008
72
Nieuw Nederlands 4e editie, 3 vmbo-basis, docentenhandleiding
73
Schrijven Hoofdstuk 1 Formulieren invullen In een formulier vind je meestal een uitleg wat je precies moet invullen. Je komt in zulke formulieren bijvoorbeeld zinnen tegen zoals ‘Lees eerst de toelichting’ of ‘Lees de voorwaarden.’ Als je je handtekening onder een formulier zet en vervolgens verstuurt, heb je vaak ja gezegd tegen een aantal afspraken. Belangrijke afspraken zijn bijvoorbeeld: • wat je bestelt of aanvraagt, wat je wel en niet krijgt • hoeveel je moet betalen Lees daarom van tevoren altijd goed het formulier door voordat je het gaat invullen. Zo vul je formulieren in • Lees eerst de uitleg in een formulier goed door. Begin daarna pas met invullen. • Let in de tekst op asterisken (*). Bij een asterisk vind je in kleine letters extra uitleg. • Controleer of je het eens bent met alle afspraken en verplichtingen. • Schrijf leesbaar. Gebruik BLOKLETTERS als je handschrift niet duidelijk is. • Laat het formulier door een ander lezen om te controleren of alles klopt. Hoofdstuk 2 Een instructie schrijven Een instructie is een precieze uitleg. Zo’n uitleg bestaat uit stappen die in de goede volgorde moeten worden uitgevoerd. Zo kun je bijvoorbeeld een instructie geven hoe je een gat boort in een stenen muur. Bij het schrijven van een instructie is het belangrijk dat je iedere stap precies en in de goede volgorde beschrijft. Als je dat niet doet, heeft een ander weinig aan je instructie. Zo schrijf je een instructie • Geef de instructie een duidelijke titel. • Leg stap voor stap uit wat de ander moet doen. Begin iedere stap met een werkwoord. Bijvoorbeeld: Druk de startknop in. • Schrijf iedere stap op een nieuwe regel. • Maak de stappen gemakkelijk herkenbaar. Nummer bijvoorbeeld de stappen. Of zet voor iedere stap een pijl of een ander symbool. • Maak belangrijke woorden vet of onderstreept. Of gebruik illustraties om de uitleg duidelijker te maken. Hoofdstuk 3 Advertenties schrijven In een advertentie wil je een product verkopen. Een advertentie is goed als het product zo precies mogelijk wordt beschreven. Noem dus zoveel mogelijk feiten. Je weet dat mensen echt iets gaan kopen als ze enthousiast gemaakt worden. Leg in een advertentie dus goed uit waarom iemand juist dit product moet gaan kopen. Maak de lezer enthousiast. Zo schrijf je advertenties • Maak belangrijke informatie extra groot of vet, bijvoorbeeld de titel, de naam van het product of de prijs. Dan trekt de advertentie direct de aandacht. • Geef in de advertentie zoveel mogelijk antwoord op de 5 w- en h-vragen. • Gebruik woorden die de lezer enthousiast maken om je product te kopen. Bijvoorbeeld: zo goed als nieuw, wees er snel bij, laagste prijs. • Heb je genoeg ruimte? Kies tekeningen of foto’s die de aandacht trekken.
© Noordhoff Uitgevers 2008
Nieuw Nederlands 4e editie, 3 vmbo-basis, docentenhandleiding
74
Hoofdstuk 4 Een verslag schrijven In een verslag beschrijf je zo precies mogelijk wat er gebeurd is. Dat kan een beschrijving zijn van een experiment bij techniek of een verslag van een sportwedstrijd. Bij de aangifte van diefstal of bij het invullen van een formulier voor de verzekering moet je soms ook een verslag schrijven. In zo’n verslag beschrijf je zo precies mogelijk wat je zelf hebt gezien. Bij een verslag zijn drie dingen belangrijk: 1 De informatie staat in chronologische volgorde; je beschrijft alles dus van begin tot eind. 2 De informatie is 100% waar; je mag er zelf niets bij verzinnen. 3 Het gaat om de feiten, niet om jouw mening. Zo schrijf je een verslag • Beschrijf de gebeurtenissen in de volgorde waarin ze gebeurd zijn: de chronologische volgorde. • Noteer de feiten. Geef niet je eigen mening. • Beantwoord zoveel mogelijk 5 w- en h-vragen. Hoofdstuk 5 Aanmeldingsformulier invullen Een aanmeldingsformulier vul je in als je bijvoorbeeld naar een andere school gaat of als je je wilt inschrijven bij een uitzendbureau. Op een aanmeldingsformulier noteer je je persoonlijke gegevens. Soms geef je ook andere informatie, bijvoorbeeld waarom je geschikt bent voor een opleiding of baantje. Met het invullen van een formulier maak je een eerste indruk en deze eerste indruk moet altijd goed zijn. Maak dus geen taalfouten. Zo vul je een aanmeldingsformulier in • Lees de uitleg in een formulier goed door. Begin daarna pas met invullen. • Geef je informatie over jezelf? Wees eerlijk en volledig, overdrijf niet maar wees ook niet te bescheiden. • Zorg dat er geen taalfouten in staan en dat de tekst leesbaar is. Controleer je tekst minstens twee keer. • Laat je formulier lezen aan een bekende. Klopt volgens hem het beeld dat jij van jezelf hebt gegeven? Hoofdstuk 6 Een sollicitatiebrief schrijven In een sollicitatiebrief maak je duidelijk waarom jij geschikt bent voor een baan. Het doel van een sollicitatiebrief is dat de werkgever jou kiest. Een werkgever wil van tevoren graag een aantal dingen weten: • persoonlijke gegevens, bijvoorbeeld je leeftijd • je opleidingsniveau • je motivatie voor de baan; waarom je zo graag bij hen wilt werken • je vaardigheden; waar jij goed in bent • Een sollicitatiebrief is een zakelijke brief. Je schrijf dus in de u-vorm en je kiest een zakelijke begroeting en afscheidsgroet. Zo schrijf je een sollicitatiebrief A Noteer het adres waar je naartoe schrijft.
B
Noteer plaats en datum
© Noordhoff Uitgevers 2008
Transportbedrijf HB t.a.v. de heer H. Bosman Postbus 759210 5000 XP Tilburg Tilburg, 3 mei 2009
Nieuw Nederlands 4e editie, 3 vmbo-basis, docentenhandleiding
C
Schrijf hier de begroeting.
Geachte heer Bosman,
D
Noteer in de eerste alinea in welke baan je geïnteresseerd bent.
In het Tilburgs Dagblad van 2 mei zag ik uw advertentie voor schoonmaker van vrachtwagens op zaterdagmiddag. Graag solliciteer ik naar deze functie.
E
Leg in de tweede alinea kort uit wie je bent en welke opleiding je gevolgd hebt. Beschrijf ook je werkervaring. Noteer vooral dingen die met het werk te maken hebben.
Mijn naam is Cor Jongman, ik ben 16 jaar oud en volg het vierde jaar van vmbo-techniek (basis). Sinds een half jaar werk ik in het weekend in een autowasstraat in Den Bosch. Ook heb ik gewerkt als autopoetser bij Autopoetsbedrijf Schoonman.
F
Leg in de derde alinea uit waarom juist jij zo geschikt bent voor deze baan. Wat is jouw motivatie?
Graag wil ik bij u werken als schoonmaker van vrachtwagens. Ik vind het leuk om lichamelijk werk te doen en kan goed met schoonmaakapparatuur overweg. Daarnaast vind ik het uitdagend om vrachtwagens schoon te maken. Tot slot zoek ik juist werk voor de zaterdag.
G
Schrijf in de vierde en laatste alinea dat je graag zo snel mogelijk een reactie ontvangt.
Ik hoop snel een positieve reactie van u te ontvangen.
H
Met vriendelijke groeten,
I
Gebruik een officiële afscheidsgroet. Zet je handtekening.
J
Noteer je volledige naam en adres
© Noordhoff Uitgevers 2008
[eigen handtekening] Cor Jongman Appelhof 16 5034 BC Tilburg 013 – 374589 e-mail:
[email protected]
75
Nieuw Nederlands 4e editie, 3 vmbo-basis, docentenhandleiding
Leren & Werken Hoofdstuk 1 Sociale vaardigheden Als je met andere mensen omgaat, gebruik je sociale vaardigheden of goede manieren. Met sociale vaardigheden laat je zien dat je respect voor anderen hebt. Je laat de ander weten dat hij of zij belangrijk voor jou is. Sociale vaardigheden zijn belangrijk als je veel met mensen om moet gaan, bijvoorbeeld als je in een winkel werkt of als je op school samenwerkt met klasgenoten. Ook als je iemand niet aardig vindt, moet je aardig blijven om het beste resultaat te bereiken. Bij sociale vaardigheden let je goed op de taal die je gebruikt, bijvoorbeeld: • vriendelijk groeten: Dag of Tot ziens is vaak beter dan Doei als je iemand nog niet zo goed kent of als iemand ouder is dan jij • iemand aanspreken: Mag ik iets vragen? klinkt vriendelijker dan Hé joh! • u of jij zeggen: tegen bijvoorbeeld de directeur van je school, de buschauffeur of een baliemedewerker kun je beter u zeggen dan jij Zo gebruik je sociale vaardigheden • Stel jezelf voor met je voor- en achternaam als je iemand voor het eerst ontmoet. • Geef de ander de hand en maak oogcontact bij de begroeting. • Laat merken dat je in de ander geïnteresseerd bent. Geef niet direct je mening of wat je zelf hebt meegemaakt maar vraag bijvoorbeeld hoe het gaat. Of vraag wat iemand de laatste tijd heeft meegemaakt. • Bied je hulp aan. Haal bijvoorbeeld wat te drinken op, hou een deur open of help iemand iets te dragen. Hoofdstuk 2 Overleggen en besluiten nemen Als je met klasgenoten of collega’s samen iets doet, is het nodig om te overleggen. Iedereen kan in zo’n overleg zijn reactie geven en samen neem je vervolgens een beslissing. Bij een overleg maak je afspraken over drie onderwerpen: -- actie Wat gaan we precies doen? -- taakverdeling Wie gaat wat doen? -- planning Wanneer moet iets af zijn? Soms word je het in een overleg niet met elkaar eens. Als je het niet eens bent over de beste oplossing, moet je toch een besluit nemen. Zo overleg je en neem je een besluit • Vraag iedereen om een reactie, ook iemand die nog niets gezegd heeft. • Zijn jullie het oneens met elkaar? Bedenk een of meer oplossingen. Kies samen de beste oplossing. • Bij het nemen van besluiten zijn drie dingen belangrijk: - Houd met iedereen rekening. Want: iedereen is in een overleg even belangrijk. - Je kunt niet altijd je eigen zin krijgen. - Je moet kunnen toegeven. Hoofdstuk 3 Kritiek krijgen en geven Als je kritiek krijgt, kun je daarvan leren. Je weet door de kritiek hoe je iets de volgende keer beter kunt doen. Maar zulke kritiek moet dan wel concreet en duidelijk zijn, zodat je precies weet wat je moet doen. Bruikbare kritiek is bijvoorbeeld: Je kunt je pinpas beter in je agenda bewaren dan in je broekzak. In je agenda buigt de pas niet en wordt de pas ook niet beschadigd.
© Noordhoff Uitgevers 2008
76
Nieuw Nederlands 4e editie, 3 vmbo-basis, docentenhandleiding
Soms wordt dezelfde kritiek negatief en beledigend gegeven, bijvoorbeeld: Ben je helemaal gek geworden? Je molt je pinpas. Zo reageer je als je kritiek krijgt • Luister goed naar de kritiek. • Spreek de kritiek niet direct tegen. • Vraag uitleg als je iets niet begrijpt. • Kijk wat je van de kritiek kunt leren voor een volgende keer. Zo geef je kritiek • Noem eerst de positieve dingen, dus wat wel goed is. • Leg daarna uit wat volgens jou beter kan. • Gebruik een ik-boodschap. Jij zegt dan wat jij vindt en je legt uit waarom je dat vindt. Bijvoorbeeld: Ik ben kwaad op jou omdat jij gewoon bij me wegliep terwijl we aan het praten waren. Dat vind ik vervelend. Hoofdstuk 4 Jezelf beheersen Als je een ruzie wilt voorkomen, is het belangrijk om jezelf te beheersen. Als je boos bent, zeg je namelijk snel dingen die je eigenlijk niet wilde zeggen. Daar kun je later spijt van krijgen. Ook kan het conflict juist erger worden als je jezelf niet beheerst. De ergste ruzies ontstaan vaak omdat je elkaar steeds kwader maakt; iedere volgende reactie maakt het alleen maar erger. Daarom is het belangrijk om het hoofd koel te houden, om even afstand te nemen. Zo beheers je jezelf • Haal enkele malen diep adem en tel tot tien. Gun jezelf de tijd. • Laat je niet direct verleiden tot een uitspraak. Zeg bijvoorbeeld dat je er over moet nadenken of er later over verder wil praten. • Val de ander niet aan maar vraag hem waarom hij zo kwaad reageert. • Kies de juiste woorden en let op je lichaamshouding. Houd afstand, ga niet te dicht bij elkaar staan en raak elkaar niet aan. Hoofdstuk 5 Ruzies oplossen Als mensen samenwerken, ontstaat er wel eens ruzie. Als je een ruzie wilt oplossen, is het belangrijk om op je taalgebruik te letten, anders wordt de ruzie alleen maar erger. Zo los je ruzies op • Blijf rustig. Dan kun je beter nadenken. • Vraag de ander waarom hij boos is op jou. Laat hem uitpraten. • Leg zelf uit waarom je boos bent op de ander. Gebruik een ik-boodschap. • Stel een oplossing voor om een eind te maken aan de ruzie. Hoofdstuk 6 Overleggen met je leidinggevende Als je werkt of stage loopt, heb je te maken met een leidinggevende. Je krijgt van je leidinggevende opdrachten om uit te voeren. Ook kun je bij je leidinggevende terecht met vragen of problemen, bijvoorbeeld als je je ziek voelt of als je een probleem zelf niet kunt oplossen. Zo overleg je met een leidinggevende • Kies een goed moment uit om met je leidinggevende te overleggen. Als hij druk is of met iemand anders praat, kun je beter even wachten.
© Noordhoff Uitgevers 2008
77
Nieuw Nederlands 4e editie, 3 vmbo-basis, docentenhandleiding
• • • •
Vraag toestemming voor een overleg, bijvoorbeeld: Hebt u even tijd? of Kan ik even met u praten? Zorg dat je van tevoren goed weet wat je wilt vragen of zeggen. Blijf beleefd, ook als je je zin niet krijgt. Heb je een probleem? Ga niet klagen of negatief doen maar kom zelf met een oplossing of voorstel.
© Noordhoff Uitgevers 2008
78
Nieuw Nederlands 4e editie, 3 vmbo-basis, docentenhandleiding
Taal en woordenschat Hoofdstuk 1 Medische begrippen Bij de huisarts, de fysiotherapeut of in het ziekenhuis kom je medische begrippen tegen. Medische begrippen hebben te maken met gezondheid en ziekte. Bijvoorbeeld: • de bijsluiter: een gebruiksaanwijzing bij medicijnen • de diagnose: een onderzoek om te kijken welke ziekte je hebt de aandoening: ziekte of kwaal Veel medische begrippen komen uit de Latijnse of Griekse taal. Het woord apotheek komt bijvoorbeeld van het Latijnse woord apotheca. Letterlijk betekent het: opslagplaats, winkel. In onze taal is de apotheek de plek waar geneesmiddelen worden verkocht of afgehaald. Eufemisme Het woord eufemisme komt uit het oud-Grieks en betekent met mooie woorden spreken. Als we over iets praten waar we liever niet over praten, gebruiken we eufemismen. We gebruiken mooie woorden om iets minder erg te maken. Bijvoorbeeld: Je bedoelt: Hij speelde een slechte wedstrijd. Je moet de hele week nablijven. Hij is een boef.
Je zegt (eufemisme): Hij speelde een ongelukkige wedstrijd. Je hebt een vierkant rooster. Hij is bekend bij de politie.
Hoofdstuk 2 Technische begrippen In de doe-het-zelfzaak of bij kleine klusjes in huis, gebruik je technische begrippen. Technische begrippen hebben niet alleen te maken met gereedschappen maar ook met digitale techniek zoals computers en telefoons. Dit zijn voorbeelden van technische begrippen: • de zwanenhals: de bocht in de afvoerbuis onder een gootsteen • de waterpomptang: een tang om bouten van verschillende grootte los te draaien • de usb-stick: een klein staafje waar je veel computerbestanden op kunt bewaren Veel technische woorden hebben meer dan één betekenis. De technische betekenis van het woord leiding is een buis. Maar de leiding kan ook de baas zijn van een bedrijf of de scheidsrechter in een voetbalwedstrijd. Technische woorden en hun betekenissen Veel technische woorden hebben twee betekenissen. Bijvoorbeeld het woord zwanenhals en het woord uitslag. Technische betekenis Alledaagse betekenis de as een lijn door het midden wat overblijft na verbranding de zwanenhals een afvoerbuis in de vorm van een S, de hals van een zwaan bijvoorbeeld onder een wastafel de uitslag een bouwplaat om een ontwerp te het resultaat van een wedstrijd maken de afloop het naar beneden lopen van een het einde badkamervloer
Hoofdstuk 3 Economische begrippen Als je iets koopt of verkoopt, heb je te maken met economische begrippen. Zulke economische begrippen kom je in de winkel tegen of zie je in advertenties staan. Bijvoorbeeld: de reductie de korting contant met papiergeld of muntgeld betalen prijswijzigingen voorbehouden de prijzen kunnen de komende tijd veranderen
© Noordhoff Uitgevers 2008
79
Nieuw Nederlands 4e editie, 3 vmbo-basis, docentenhandleiding
de garantietermijn BTW
de periode dat je garantie hebt op een product belasting toegevoegde waarde (meestal 19%)
Neologismen Als er een uitvinding is gedaan, is er ook een naam voor de uitvinding nodig. Vaak wordt deze naam een nieuw woord binnen de Nederlandse taal. Bijvoorbeeld: een beurtbalkje balkje dat op de kassaband bij de supermarkt de boodschappen uit elkaar houdt een belbundel hoeveelheid belminuten per maand bij een telefoonabonnement een zebraklok klok bij een zebrapad die laat zien hoelang het nog duurt voor je over mag steken. Een nieuw woord vind je nog niet direct in een woordenboek. Je noemt zo’n nieuw woord een neologisme. Iedere dag komen er in onze taal zo’n drie tot vier woorden bij. Maar de meeste woorden verdwijnen even snel als ze gekomen zijn. Sommige woorden blijven bestaan, zoals: de brunch een combinatie van breakfast en lunch: een laat ontbijt of een vroege lunch googelen informatie zoeken op internet, ook al je een ander zoekprogramma dan Google gebruikt
Hoofdstuk 4 Begrippen in de land- en tuinbouw In de land- en tuinbouw gebruik je woorden die je ergens anders nauwelijks tegenkomt, bijvoorbeeld: de schoffel verspenen het knolgewas
gereedschap om onkruid te wieden jonge plantjes uit elkaar zetten, zodat ze meer groeiruimte krijgen een plant die in de vorm van een knol groeit, zoals bieten
Er zijn ook woorden in de land- en tuinbouw die meer dan één betekenis hebben: Betekenis vaktaal Alledaagse betekenis een bed een bloembed een bed om in te slapen verbouwen groente of fruit telen een huis verbouwen een teentje een stukje knoflook een teen aan een voet Uitdrukkingen uit de natuur Heel veel uitdrukkingen hebben te maken met de natuur. Waarschijnlijk komt dit omdat de natuur altijd een belangrijke rol in het leven van mensen heeft gespeeld. Sommige woorden in uitdrukkingen worden nauwelijks in onze alledaagse taal gebruikt. Bijvoorbeeld: het kaf van het koren scheiden = de slechte dingen van de goede scheiden. Deze uitdrukking is als volgt ontstaan. Graankorrels worden beschermd door blaadjes, die blaadjes noem je kaf. Kaf kunnen we niet eten en daarom scheiden we het kaf van het koren (graan). Hoofdstuk 5 Begrippen in opleiding en werk Sommige woorden kom je alleen maar tegen op school, bijvoorbeeld: de BPV de beroepspraktijkvorming; door te werken leer je het beroep onder de knie te krijgen de snuffelstage een stage waarbij je kennis gaat maken met het vak de competenties het kunnen gebruiken van kennis en vaardigheden op de juiste manier In advertenties voor opleidingen en werk, kom je veel beschrijvingen tegen van eigenschappen, bijvoorbeeld: doortastend, affiniteit, geen 9-tot-5-mentaliteit, teamworker, onbesproken gedrag, doorzettingsvermogen. In een kennismakingsgesprek is het belangrijk om de betekenis van zulke woorden uit de advertentie te kennen.
© Noordhoff Uitgevers 2008
80
Nieuw Nederlands 4e editie, 3 vmbo-basis, docentenhandleiding
Ironie Soms zegt iemand wel eens het tegenovergestelde van wat hij bedoelt. Je hebt bijvoorbeeld een onvoldoende voor je toets gehaald en je klasgenoot zegt: “Dat heb je goed gedaan!”. Nog een voorbeeld. Je eet een gevulde koek die over de datum is en zegt: “Lekker zeg!”. Zulke uitspraken noem je ironie. Je meent niet echt wat je zegt. Eigenlijk bedoel je het tegenovergesteld. Achter een ironische opmerking, kun je vaak maar niet heus denken Hoofdstuk 6 Begrippen werk en inkomen Als je gaat werken en geld verdient, krijg je te maken met veel moeilijke woorden. Bijvoorbeeld: de aanspraken vakantieuitkering hoeveel vakantiegeld je moet krijgen het employeenummer het inschrijvingsnummer van een werknemer fte of de formatie-eenheid hoeveel uur je werkt bij een bedrijf, bijvoorbeeld 0,5 fte Het is belangrijk dat je begrijpt wat er met deze woorden bedoeld wordt. Gelukkig is er veel informatie te vinden. Kijk maar eens op de volgende sites: www.workpower.nl; www.cnvjongeren.nl; www.nibudjong.nl. Overdrijvingen Iedereen overdrijft wel eens, bijvoorbeeld: Ik ben binnen een seconde terug! Binnen één seconde ergens naar toe gaan en weer terugkomen kan natuurlijk niet. Met overdrijvingen kun je iets groter, mooier, erger of beter maken dan het eigenlijk is. Andere voorbeelden van overdrijvingen zijn: • Dat heeft eeuwen geduurd. • Ik verga van de honger. • Marieke barstte van het lachen. In reclameteksten kom je veel overdrijvingen tegen. Op deze manier wordt het product mooier, groter of beter gemaakt
© Noordhoff Uitgevers 2008
81
Nieuw Nederlands 4e editie, 3 vmbo-basis, docentenhandleiding
82
Spelling en grammatica Hoofdstuk 1 Tegenwoordige tijd Werkwoorden kunnen in de tegenwoordige tijd of in de verleden tijd staan. Je gebruikt de tegenwoordige tijd als iets nu of later gebeurt. In de tegenwoordige tijd schrijf je altijd eerst de stam van het werkwoord. Dat is de ik-vorm. vertellen stam ik vertel Let goed op in deze gevallen: bij jij, u, hij, zij en het moet er een –t - als de stam stam vertel jij/je? eindigt op een -d achter de stam en die hoor je niet stam + t jij/ u vertelt stam + t hij/zij vertelt hele werkwoord wij vertellen bij jij, u, hij, zij en het wordt de –v een hele werkwoord jullie vertellen - als de stam hele werkwoord zij/ze vertellen eindigt op een –v –f en de –z een –s of –z. Voor de spelling van de werkwoorden kun je dit schema gebruiken. Ieder hoofdstuk komt er een stukje bij.
is het de persoonsvorm?
ja
tegenwoordige tijd? Kies uit: • stam • stam + t • hele werkwoord Zo schrijf je de tegenwoordige tijd Bij ik gebruik je alleen de stam. Als jij/je achter de persoonsvorm staat, schrijf je alleen de stam Bij jij, u, hij, zij en het zet je een –t achter de stam Bij wij, jullie en zij/ze gebruik je het hele werkwoord Zinsdelen die beginnen met voorzetsels Een zin kun je in stukken verdelen . Zo’n stuk heet een zinsdeel. Een zinsdeel kan één woord zijn of een groepje woorden. Een groep woorden die bij elkaar hoort, begint vaak met een voorzetsel. Voorzetsels zijn woordjes als: in, op, tijdens, onder, naast, aan…. Je kunt zulke zinsdelen op een verschillende plek in de zin zetten. De betekenis blijft hetzelfde. Bijvoorbeeld • Tijdens de hevige onweersbui schuilden wij onder een grote boom. • Wij schuilden tijdens een hevige onweersbui onder een grote boom. Onder een grote boom schuilden wij tijdens een hevige onweersbui. Hoofdstuk 2 Verleden tijd Een persoonsvorm staat in de verleden tijd als iets gebeurd of voorbij is.
© Noordhoff Uitgevers 2008
Nieuw Nederlands 4e editie, 3 vmbo-basis, docentenhandleiding
83
•
Bij zwakke werkwoorden komt in de verleden tijd –de(n) of –te(n) achter de stam. Bijvoorbeeld: jij tovert wordt jij toverde. • Sterke werkwoorden veranderen in de verleden tijd van klank. zwak werkwoord sterk werkwoord toveren vallen de stam tover viel enkelvoud ik toverde ik viel jij/je viel jij/u toverde hij/zij/het viel hij/zij toverde meervoud
wij toverden jullie toverden zij/ze toverden
wij vielen jullie vielen zij/ze vielen
Let op! Eindigt de stam op een –d of een –t? Bijvoorbeeld: start of antwoord
>>> Schrijf in de verleden tijd dan –tt of –dd. Bijvoorbeeld: startte of antwoordde >>> Verander de –v in–f en de –z in–s. Bijvoorbeeld: beloofde of verhuisde
Eindigt de stam op een –v of –z? Bijvoorbeeld: belov(en) of verhuiz(en)
Voor de spelling van de werkwoorden kun je dit schema gebruiken:
is het de persoonsvorm?
ja
tegenwoordige tijd? Kies uit: • stam • stam + t • hele werkwoord verleden tijd? Kies uit: • zwak werkwoord: stam + te(n) of stam + de(n) • sterk werkwoord: verandering van klank
Zo schrijf je de verleden tijd • Kijk eerst of het werkwoord sterk of zwak is. • Bij een sterk werkwoord verandert de klank. • Bij een zwak werkwoord schrijf je achter de stam –de(n) of -te(n). Afkortingen In onze taal zijn heel veel afkortingen. Afkortingen als wc, tv, pc, dvd, en msn gebruik je bijna elke dag. In advertenties worden afkortingen gebruikt omdat er weinig ruimte is. Er zijn verschillende manieren van afkorten: • Woorden kort je meestal af door de eerste letters of alleen maar een paar medeklinkers te gebruiken. Bijvoorbeeld: incl. (inclusief), tel.(telefoon), b.v. (bijvoorbeeld), mw. (mevrouw) • Woordgroepen kort je meestal af door de eerste letter(s) van de woorden te nemen. Bijvoorbeeld: i.z.g.st. (in zeer goede staat) of t.k.g. (te koop gevraagd)
© Noordhoff Uitgevers 2008
84
Nieuw Nederlands 4e editie, 3 vmbo-basis, docentenhandleiding
Hoofdstuk 3 Voltooid deelwoord In elke zin staat een persoonsvorm. Vaak staat er nog een ander werkwoord bij. Dat kan het voltooid deelwoord zijn. Als er een voltooid deelwoord in de zin staat, is de persoonsvorm een vorm van het werkwoord hebben, zijn of worden. Bekijk deze voorbeelden: Persoons- Voltooid vorm deelwoord In de vakantie heb ik auto’s schoongemaakt bij een garage. heb schoongemaakt Er wordt waarschijnlijk veel door de modder gereden wordt gereden Mijn bankrekening is door het auto’s poetsen flink gegroeid. is gegroeid Voor de spelling van de werkwoorden kun je dit schema gebruiken:
is het de persoonsvorm?
nee
maak het woord langer • hoor je -d-, dan schrijf je een -d • hoor je –t-, dan schrijf je een – • Zo schrijf je het voltooid deelwoord Een voltooid deelwoord begint vaak met ge-. Maar -ge- kan ook ergens anders staan, bijvoorbeeld middenin het woord: schoongemaakt en hardgelopen. Sommige werkwoorden beginnen met -ver, be-, ont-, her- of over-. Het voltooid deelwoord begint dan niet met ge-, bijvoorbeeld: verdiend en ontdekt. Bij een sterk werkwoord eindigt het voltooid deelwoord meestal op –en, zoals gereden. Bij een zwak werkwoord eindigt het voltooid deelwoord op -t of -d. Maak het woord langer. Je hoort dan welke letter het moet zijn, zoals bijvoorbeeld in: gegroeide en gemaakte. Verwijswoorden (1) Een tekst is saai als je steeds hetzelfde woord gebruikt. Daarom gebruik je vaak verwijswoorden. Een verwijswoord wijst terug naar personen, dieren of dingen die in de vorige zin zijn genoemd of in de zin zelf. • Jonah voelt zich de hele dag al misselijk. Hij heeft last van zijn maag. • Morgen is Nienke er weer. Dan vraag ik aan haar of ze meegaat naar de film • Gisteren was er een schoolfeest. Het was heel gezellig. • Mijn klasgenoten zijn nog niet terug van gym. Zij zijn bezig hun spullen op te ruimen. Hoofdstuk 4 Tegenwoordige, verleden en voltooide tijd Werkwoorden kun je in drie tijden schrijven: de tegenwoordige tijd gebruik je als iets nu of later gebeurt de verleden tijd gebruik je als iets vroeger gebeurde het voltooid deelwoord gebruik je als iets al is gebeurd Tegenwoordige tijd Verleden tijd De regen valt met bakken uit de Maar de regen viel met
© Noordhoff Uitgevers 2008
Voltooid deelwoord Maar de regen is met bakken uit de
85
Nieuw Nederlands 4e editie, 3 vmbo-basis, docentenhandleiding
lucht Daardoor mislukt bijna de aardappeloogst Helaas vergoedt de regering niets.
bakken uit de lucht Daardoor mislukte de aardappeloogst bijna Helaas vergoedde de regering niets
lucht gevallen. Daardoor is de aardappeloogst bijna mislukt. Helaas wordt door de regering niets vergoed.
Gebruik dit schema voor de spelling van de werkwoorden:
is het de persoonsvorm?
ja
tegenwoordige tijd? kies uit: • stam • stam + t • hele werkwoord verleden tijd? kies uit: • zwak werkwoord: stam + te(n) of stam + de(n) • sterk werkwoord: verandering van klank
nee
maak het woord langer • hoor je -d-, dan schrijf je een -d• hoor je -t-, dan schrijf je een -
Zo schrijf je een werkwoord • Is het werkwoord een persoonsvorm? Gebruik dan de tegenwoordige of verleden tijd. • In de tegenwoordige tijd schrijf je: de stam, de stam+ t of het hele werkwoord. • In de verleden tijd schrijf je bij zwakke werkwoorden: de stam+ te(n), de stam+ de(n). • In de verleden tijd verandert bij sterke werkwoorden de klank. • Het voltooid deelwoord begint meestal met ge- en eindigt op –en, -t of -d Tussenletters Je kunt een nieuw woord maken door twee bestaande woorden aan elkaar plakken. Dit is een samenstelling. Bij een woord zoals sportclub of groenvoorziening heb je geen tussenletters nodig. Bij sommige samenstellingen gebruik je de tussenletters -e-, -en- of -s-. De tussenletters tussenletter -etussenletters -entussenletter –s
Regel Het eerste woord gaat over iets waar er echt maar één van is. Het eerste woord heeft een meervoud op –en. De tussenletter –s kun je meestal horen. Begint het tweede woord met een s-klank, dan hoor je de extra –s niet, bijvoorbeeld varkensstal. Probeer het dan met een ander woord: varkensvlees
© Noordhoff Uitgevers 2008
Voorbeeld zonneschijn paardenstal meningsverschil varkensstal
86
Nieuw Nederlands 4e editie, 3 vmbo-basis, docentenhandleiding
Hoofdstuk 5 Werkwoordsspelling Gebruik dit schema voor de spelling van de werkwoorden:
is het de persoonsvorm?
ja
tegenwoordige tijd? Kies uit: • stam • stam + t • hele werkwoord verleden tijd? Kies uit: • zwak werkwoord: stam + te(n) of stam + de(n)
nee
maak het woord langer • hoor je -d-, dan schrijf je een -d• hoor je -t-, dan schrijf je een -t-
Zo schrijf je een werkwoord • Kijk eerst of het werkwoord de persoonsvorm is. • Controleer of de persoonsvorm in de tegenwoordige of in de verleden tijd moet worden geschreven. • Gebruik de regels van de tegenwoordige tijd of de verleden tijd. • Is het geen persoonsvorm, maak dan het werkwoord langer door er een –e achter te zetten. Je hoort dan of je een –t- of een –d- moet schrijven. Bijvoeglijke naamwoorden Met een bijvoeglijk naamwoord beschrijf je een mens, dier of ding. De meeste bijvoeglijke naamwoorden hebben een korte en een lange vorm. Je kunt een bijvoeglijk naamwoord voor en achter de mensen, dieren en dingen - woorden schrijven. Bijvoorbeeld: De mooie scooter Het verhaal is mooi Een mooi boek Het dikke varken De olifant is dik Een dik konijn Een aardig meisje De aardige docente De winkelier is aardig Van een voltooid deelwoord kun je ook een bijvoeglijk naamwoord maken. Je schrijft die woorden zo eenvoudig mogelijk. Bijvoorbeeld: Voltooid deelwoord Gebruikt als bijvoeglijk naamwoord Het gemaakte huiswerk staat hier. Ik heb mijn huiswerk gemaakt. Het gebakken brood ruikt lekker. Het brood is gebakken. De verklede toneelspeler krijgt applaus. De toneelspeler is verkleed.
Hoofdstuk 6 Verwijswoorden (2) Verwijswoorden wijzen terug naar personen, dieren of dingen. Verwijswoorden kunnen ook verwijzen
© Noordhoff Uitgevers 2008
87
Nieuw Nederlands 4e editie, 3 vmbo-basis, docentenhandleiding
naar zinnen of delen van zinnen. Bekijk de voorbeelden. Het verwijswoord is onderstreept. • Waar zijn de kinderen? Die zijn nog buiten. • We waren in een winkel in Woerden. Daar heb ik een mobiel gekocht. • Ga je in de vakantie met mij kamperen? Ja, dat lijkt me gezellig. • Mijn broertje heeft een nieuwe hengel gekocht. Daarmee vangt hij heel veel snoeken. Door vragen te stellen kun je erachter komen waar een verwijswoord naar verwijst. Bijvoorbeeld: Zin met verwijswoord Vraag Antwoord de kinderen Wie zijn nog buiten? Waar zijn de kinderen? Die zijn nog buiten Ik schrok van het nare bericht dat mijn moeder vertelde
© Noordhoff Uitgevers 2008
Wat vertelde mijn moeder
het nare bericht
Nieuw Nederlands 4e editie, 3 vmbo-basis, docentenhandleiding
Fictie Hoofdstuk 1 Verhalen Korte verhalen zijn vaak leuk en makkelijk te lezen. Verhalen herken je zo: In verhalen zijn er weinig (hoofd)personen. Verhalen gaan over één gebeurtenis. Verhalen beginnen meteen met die gebeurtenis. Het einde is vaak verrassend of bijzonder. Een boek met korte verhalen, noem je een verhalenbundel. Korte verhalen kom je in films, liedjes en gedichten tegen. Ook in computerspelletjes en videoclips zitten korte verhalen. Hoofdstuk 2 Fictie en werkelijkheid Veel verhalen kunnen in het echt gebeurd zijn. Deze verhalen lijken op de werkelijkheid en worden daarom realistisch genoemd. In realistische verhalen: • herken je soms dingen uit je eigen leven, • komen problemen voor die jij ook kunt tegenkomen, • voelen de personen zich net als jij. Ze zijn bijvoorbeeld soms verdrietig of alleen, maar soms ook gelukkig of blij. In realistische verhalen zie je hoe anderen met hun leven omgaan. Dat kan jou aan het denken zetten over je eigen leven. Hoofdstuk 3 Samenvatten Soms vertel je een verhaal in het kort na: samenvatten. Bijvoorbeeld als je een vriend wil vertellen hoe leuk een film of boek is. Maak een samenvatting niet te lang, maar zorg er wel voor dat alles erin staat. Noem altijd eerst de titel en de schrijver. Beschrijf dan de belangrijkste informatie over: • de (hoofd)personen: wie • de plaats waar het zich afspeelt: waar • de tijd van het verhaal: wanneer • de gebeurtenissen in het verhaal: wat • de afloop van het verhaal Op internet vind je veel samenvattingen. Als je zo’n samenvatting als voorbeeld gebruikt voor je eigen samenvatting, controleer dan eerst of de samenvatting klopt. Hoofdstuk 4 Beoordelen In een beoordeling geef je je mening. Wanneer je een film, boek, strip of gedicht beoordeelt, gebruik je beoordelingswoorden, zoals spannend, verdrietig, saai, moeilijk, raadselachtig, boeiend of ontroerend. In je beoordeling geef je je mening over alles wat je opvalt, omdat je het goed vindt of misschien juist heel slecht. Je kunt je mening ook uitleggen met voorbeelden uit het verhaal. Je vertelt dan stukjes uit het verhaal na. Bij het beoordelen kun je op veel dingen letten, bijvoorbeeld titel, onderwerp, gedrag van de personen, gebeurtenissen, afloop, spanning, tekeningen, acteurs en muziek. Recensie Een recensie is een bespreking van een boek of film. Een deskundige geeft zijn mening en legt uit waarom hij iets goed of slecht vindt. Meestal lees je recensies in de krant of op internet. Door
© Noordhoff Uitgevers 2008
88
Nieuw Nederlands 4e editie, 3 vmbo-basis, docentenhandleiding
recensies kun jij beoordelen of een boek of film de moeite waard is. Hoofdstuk 5 Karakter Personen in verhalen lijken vaak op echte mensen. Ze hebben een buitenkant: hun uiterlijk. Maar personen hebben ook een binnenkant: hun karakter. Ze hebben verschillende eigenschappen. Ze zijn bijvoorbeeld lief, gemeen, ongeduldig of slim. In een verhaal leer je het karakter van de belangrijkste personen een beetje kennen. Dat komt doordat je weet wat ze doen, maar ook hoe ze zich voelen. Door verhalen over ‘echte mensen’ kun je ook iets leren, bijvoorbeeld: • hoe andere mensen denken en zich voelen, • hoe jij zelf in elkaar zit door jezelf te vergelijken met andere mensen: wat zou jij doen als je hetzelfde meemaakt als de hoofdpersoon? Hoofdstuk 6 Types In de werkelijkheid hebben mensen heel veel verschillende karaktereigenschappen, maar in verhalen hoeft dat niet. Verhaalfiguren worden soms heel simpel beschreven. Dan zijn het types. Ze hebben vaak maar een of twee opvallende eigenschappen. Hun gedrag is altijd hetzelfde. Een held is dan bijvoorbeeld alleen maar held: heel slim, verschrikkelijk sterk en nooit bang. Een schurk is alleen maar schurk: gemeen en slecht. In strips of films zien ze er dan vaak ook echt als held, schurk of dommerd uit.
© Noordhoff Uitgevers 2008
89
Nieuw Nederlands 4e editie, 3 vmbo-basis, docentenhandleiding
90
8 AUTEURS GEZOCHT De auteursteams van Nieuw Nederlands zijn flink gegroeid, maar wij blijven op zoek naar enthousiaste, ervaren en beginnende docenten die in een team en individueel kunnen werken. Iets voor u? Vindt u het leuk om actief en op een andere manier met uw vak bezig te zijn? Om samen te werken met collega’s van andere scholen in het land? En om materiaal te ontwikkelen dat uitgegeven wordt? Neem dan contact met ons op en informeer naar de mogelijkheden! Wij zijn op zoek naar docenten die • • • • • • •
een volledige of parttime baan in het voortgezet onderwijs hebben; met Nieuw Nederlands, een andere methode of met eigen materiaal werken; lesgeven in het vmbo of in het havo/vwo; lesgeven in de onderbouw en/of de bovenbouw; de lerarenopleiding volgen; Nederlands studeren en hun schrijftalenten verder willen ontwikkelen; zich graag verder willen ontwikkelen.
Wilt u samen met dit team en Noordhoff Uitgevers praktisch, bruikbaar en inspirerend materiaal ontwikkelen voor deze doelgroep? Stuur dan uw CV naar Gerda Leyendijk, uitgever Nederlands of Willemijn Muggen, projectleider Nederlands, onder vermelding van ‘auteur Nieuw Nederlands’. e-mail:
[email protected], telefoon: 050-522 68 87 of e-mail:
[email protected], telefoon: 050-522 61 92.
© Noordhoff Uitgevers 2008