1
Nieuw Nederlands 4e editie, 4 vmbo gt, docentenhandleiding
Nieuw Nederlands 4 vmbo-gt docentenhandleiding
Tiddo Ekens
Noordhoff Uitgevers Groningen
© Noordhoff Uitgevers bv, 2009
Nieuw Nederlands 4e editie, 4 vmbo gt, docentenhandleiding
© Noordhoff Uitgevers bv, 2009
2
Nieuw Nederlands 4e editie, 4 vmbo gt, docentenhandleiding
INHOUD 1 De methode Nieuw Nederlands
4
2 Nederlands in de bovenbouw
5
3 Inhoud Nieuw Nederlands vmbo-gt 4
9
4 Lesvoorbereiding vmbo-gt 4
14
5 Nieuw Nederlands van A tot Z
19
6 Achtergrondliteratuur
64
7 Overzicht leerstof vmbo-gt 4
65
8 Auteurs gezocht
85
© Noordhoff Uitgevers bv, 2009
3
4
Nieuw Nederlands 4e editie, 4 vmbo gt, docentenhandleiding
1 DE METHODE NIEUW NEDERLANDS DE BASISMETHODE Nieuw Nederlands biedt de volgende leerlingenboeken voor vmbo-basis tot en met vwo. vmbo vmbo/havo havo/vwo vwo
vmbo-basis 1 vmbo-kgt 1 vmbo-t/havo 1 havo/vwo 1 vwo 1
vmbo-basis 2 vmbo-kgt 2 vmbo-t/havo 2 havo/vwo 2 vwo 2
vmbo-basis 3 vmbo-bk 3 vmbo-gt 3 havo 3 vwo 3
vmbo-basis 4 vmbo-bk 4 vmbo-gt 4 havo 4/5 vwo 4
vwo 5/6
HET ACTIVITEITENBOEK Bij ieder leerlingenboek is een extra activiteitenboek beschikbaar. Dit boek is optioneel. Het activiteitenboek bestaat uit de volgende onderdelen: • portfolio • extra oefeningen voor: Lezen, Woordenschat, Grammatica en Spelling • werkbladen bij twee projecten • invulbladen bij het leerlingenboek • gereedschapskist: overzicht belangrijkste leerstof in leerlingenboek • persoonlijk wachtwoord voor extra oefeningen op de website DE WEBSITE: I-CLIPS Bij de methode is ondersteunend ICT-materiaal beschikbaar, dit heet de I-clips. De I-clips is bereikbaar via een persoonlijk wachtwoord in het activiteitenboek en te vinden op de website www.schoolwise.nl. De I-clips bestaat uit de volgende items: • Meer oefenen: extra oefenstof voor Lezen, Taal en woordenschat, Grammatica en Spelling • D-toetsen: diagnostische toetsen bij Lezen, Taal en woordenschat, Grammatica en Spelling • zes minicursussen Schrijven • cursussen Word, PowerPoint en Excel • de voorgelezen fragmenten uit het onderdeel Fictie • drie webquests • taalregister • Projecten Teleblik Daarnaast is een gedeelte van de I-clips vrij toegankelijk op de website www.gt4.nieuwnederlands.noordhoff.nl. Het gaat om het item Weet je het?, waarmee de kennis van de theorie bij alle cursusonderdelen getoetst kan worden. SERVICEBOX VOOR DOCENTEN Nieuw Nederlands biedt een zogenaamde servicebox voor docenten. De inhoud bestaat uit 3 cd’s: • kijkfragmenten op dvd • luisterfragmenten op cd (ook van het onderdeel fictie) • een cd-rom met: - docentenhandleiding - een didactisch naslagwerk met ruim 70 trefwoorden - een jaarplanner - antwoordkaarten - 60 toetsen - kopieerbladen: invulbladen voor de leerling DIGITALE PROEFWERKEN Per deel zijn er 60 proefwerken beschikbaar. Deze toetsen kunnen ook digitaal worden samengesteld, afgenomen en nagekeken. Meer informatie: www.digitaleproefwerken.nl.
© Noordhoff Uitgevers bv, 2009
Nieuw Nederlands 4e editie, 4 vmbo gt, docentenhandleiding
5
2 NIEUW NEDERLANDS IN DE BOVENBOUW ONDERBOUW EN BOVENBOUW De onderbouw, zoals ingevoerd in 2006, heeft betrekking op leerjaar 1 en 2. Nieuw Nederlands deel 3 gaat uit van zowel de kerndoelen als de eindtermen. In deel 4 staan de eindtermen uit het examenprogramma centraal dat we hieronder kort beschrijven. EXAMENPROGRAMMA NEDERLANDS VMBO Het examenprogramma voor Nederlands wordt beschreven in een preambule en in eindtermen. De volledige tekst vindt u op www.eindexamen.nl. De preambule geldt voor alle vakken en sectoren in het vmbo en bestaat uit zes hoofddoelen: 1 Werken aan vakoverstijgende thema's 2 Leren uitvoeren 3 Leren leren 4 Leren communiceren 5 Leren reflecteren op het leer- en werkproces 6 Leren reflecteren op de toekomst Het examenprogramma Nederlands wordt gedefinieerd in exameneenheden met de bijbehorende code. Elke exameneenheid bestaat uit een of meer eindtermen. In de kolommen achter de exameneenheden staat met X aangegeven voor welke leerweg de exameneenheid deel uitmaakt van het examenprogramma. Het centraal examen heeft betrekking op die exameneenheden die aangeduid zijn met CE. Het schoolexamen voor een bepaalde leerweg heeft voor de algemeen vormende vakken in ieder geval betrekking op exameneenheid K3 (Leervaardigheden). Daarnaast heeft het schoolexamen betrekking op: • ten minste die exameneenheden die deel uitmaken van het examenprogramma van deze leerweg voor zover zij niet deel uitmaken van het centraal examen voor die leerweg; • indien het bevoegd gezag daarvoor kiest een of meer exameneenheden waarop het centraal examen betrekking heeft; • indien het bevoegd gezag daarvoor kiest: andere vakonderdelen die relevant zijn voor het betreffende vak of examenprogramma, die per kandidaat kunnen verschillen.
© Noordhoff Uitgevers bv, 2009
6
Nieuw Nederlands 4e editie, 4 vmbo gt, docentenhandleiding
Eindtermen Nederlandse taal NE/K/1 1. NE/K/2 2. NE/K/3 3.
NE/K/4 4.
5.
1
Oriëntatie op leren en werken De kandidaat kan zich oriënteren op de eigen loopbaan en het belang van Nederlands in de maatschappij. Basisvaardigheden De kandidaat kan basisvaardigheden toepassen die betrekking hebben op communiceren, samenwerken, en informatie verwerven, verwerken en presenteren. Leervaardigheden in het vak Nederlands De kandidaat kan strategische vaardigheden toepassen die bijdragen tot: • het bereiken van verschillende lees-, schrijf-, luister- en kijk-, en spreek- en gespreksdoelen • de bevordering van het eigen taalleerproces • het compenseren van eigen tekortschietende taalkennis • of communicatieve kennis. Luister- en kijkvaardigheid1 De kandidaat kan: • luister- en kijkstrategieën hanteren • compenserende strategieën kiezen en hanteren • het doel van de makers van een programma aangeven • de belangrijkste elementen van een programma weergeven • een oordeel geven over een programma en dit toelichten • een instructie uitvoeren. De kandidaat kan: • luister- en kijkstrategieën hanteren • compenserende strategieën kiezen en hanteren • het doel van de makers van een programma aangeven • de belangrijkste elementen van een programma weergeven • een oordeel geven over een programma en dit toelichten • een instructie uitvoeren • de waarde en betrouwbaarheid aangeven van de informatie die door de massamedia verspreid wordt.
BB
KB
GL/TL
X
X
X
X
X
X
CE X
CE X
CE X
CE X
CE
CE
X
X
De Cevo kan bepalen dat het centraal examen geen betrekking heeft op NE/K/4; dit kan per leerweg verschillen.
© Noordhoff Uitgevers bv, 2009
7
Nieuw Nederlands 4e editie, 4 vmbo gt, docentenhandleiding
NE/K/5 6.
NE/K/6 7.
8.
NE/K/7 9.
Spreek- en gespreksvaardigheid De kandidaat kan: • relevante informatie verzamelen en verwerken ten behoeve van de spreek- en gesprekssituatie • strategieën hanteren ten behoeve van de spreek- en gesprekssituatie • compenserende strategieën kiezen en hanteren • het spreek-/luisterdoel in de situatie tot uitdrukking brengen • het spreek-/luisterdoel en taalgebruik richten op verschillende soorten publiek • het spreekdoel van anderen herkennen en de reacties van anderen inschatten • in spreek- en gesprekssituaties taalvarianten herkennen en daar adequaat op inspelen. Leesvaardigheid De kandidaat kan: • leesstrategieën hanteren • compenserende strategieën kiezen en hanteren • functie van beeld en opmaak in een tekst herkennen • het schrijfdoel van de auteur aangeven • een tekst indelen in betekenisvolle eenheden en de relaties tussen die eenheden benoemen • het hoofdonderwerp en de hoofdgedachte van een tekst aangeven • een oordeel geven over de tekst en dit oordeel toelichten. De kandidaat kan: • leesstrategieën hanteren • compenserende strategieën kiezen en hanteren • functie van beeld en opmaak in een tekst herkennen • het schrijfdoel van de auteur aangeven en de talige middelen die hij hanteert om dit doel te bereiken • een tekst indelen in betekenisvolle eenheden en de relaties tussen die eenheden benoemen • het hoofdonderwerp en de hoofdgedachte van een tekst aangeven en een samenvatting geven • een oordeel geven over de tekst en dit oordeel toelichten. Schrijfvaardigheid De kandidaat kan: • relevante informatie verzamelen en verwerken ten behoeve van het schrijven • schrijfstrategieën hanteren • compenserende strategieën kiezen en hanteren • het schrijfdoel in teksten tot uitdrukking brengen • het schrijfdoel en taalgebruik richten op verschillende soorten lezerspubliek • conventies hanteren met betrekking tot schriftelijk taalgebruik • elektronische hulpmiddelen gebruiken bij het schrijven • concepten van de tekst herschrijven op basis van geleverd commentaar.
© Noordhoff Uitgevers bv, 2009
BB
KB
GL/TL
X
X
X
CE X
CE
CE
X
X
CE X
CE X
CE X
8
Nieuw Nederlands 4e editie, 4 vmbo gt, docentenhandleiding
BB NE/K/8 10.
11.
NE/V/1 12. NE/V/2 13. NE/V/3 14.
Fictie De kandidaat kan: • verschillende soorten fictiewerken herkennen • de situatie en het denken en handelen van de personages in het fictiewerk beschrijven • de relatie tussen het fictiewerk en de werkelijkheid toelichten • een persoonlijke reactie geven op een fictiewerk en deze toelichten met voorbeelden uit het werk. De kandidaat kan: • verschillende soorten fictiewerken herkennen • de situatie en het denken en handelen van de personages in het fictiewerk beschrijven • de relatie tussen het fictiewerk en de werkelijkheid toelichten • kenmerken van fictie in het fictiewerk aanwijzen • relevante achtergrondinformatie verzamelen en selecteren • een persoonlijke reactie geven op een fictiewerk en deze toelichten met voorbeelden uit het werk. Verwerven, verwerken en verstrekken van informatie De kandidaat kan zelfstandig informatie verwerven, verwerken en verstrekken in het kader van het sectorwerkstuk. Schrijven op basis van documentatie De kandidaat kan een doel- en publiekgerichte tekst schrijven: overeenkomstig de voor de tekstsoort geldende conventies onder gebruikmaking van documentatie. Vaardigheden in samenhang De kandidaat kan de vaardigheden uit het kerndeel in samenhang toepassen.
© Noordhoff Uitgevers bv, 2009
KB
GL/TL
X
X
X
X X
X
9
Nieuw Nederlands 4e editie, 4 vmbo gt, docentenhandleiding
3 INHOUD NIEUW NEDERLANDS VMBO-GT 4 3.1 OPBOUW METHODE De methode Nieuw Nederlands bestaat in leerjaar 4 uit vijf hoofdstukken en een volledig eindexamen uit 2007. Elk hoofdstuk bevat acht onderdelen, zoals Lezen, Spreken/kijken/luisteren en Schrijven. In ieder onderdeel wordt nieuwe leerstof aangeboden, geoefend en toegepast. De leerstof bouwt voort op de kerndoelen van de onderbouw en bereidt voor op de eindtermen van de bovenbouw. De vijf cursussen van ieder onderdeel hangen onderling samen. Gezamenlijk vormen de cursussen een module die ook aaneengesloten gegeven kan worden. Bij iedere cursus Lezen, Spreken/kijken/luisteren en Schrijven is een taak beschikbaar. In een taak gaan leerlingen praktisch met de leerstof aan de slag. De methode bevat verder twee projecten, waarin samenwerken, informatievaardigheden en oriëntatie op toekomst en beroep een belangrijke rol spelen. Lezen
Spreken / kijken / luisteren Schrijven
1 Samen leven Doel en inhoud
2 Consumeren Lay-out
3 Instanties Verbanden
Taak De andere kant van de krant Luisteren en kijken Taak Oscars voor instructiefilmpjes?
Taak De allerbeste reclame Vragen na een presentatie Taak Hoe erg ben jij te beïnvloeden? Artikel Persoonlijk schrijven Taak Dat hebben we getest Samenvatten
Taak Waar moet je zijn voor…? Intakegesprek
Kleine lettertjes
Verhullend taalgebruik
Een tekst schrijven Pleonasme en tautologie
De spelling- en grammaticacontrole Fictie beoordelen
Werken met woordenboeken
Spelfouten verbeteren
Tips voor een foutloze spelling
Decor
Tijd
Recensie
Taal en woordenschat
Persoonlijk of zakelijk schrijven Controleren Taak Mijn eigen weblog Vragen over teksten Het woordenboek gebruiken
Spelling en grammatica
Spellen volgens de regels
Fictie
Onderwerp en thema
Examen doen
Test Project
© Noordhoff Uitgevers bv, 2009
PROJECT
Werkbelasting
4 Relaties Functie van een tekstdeel Taak Jaarboek Discussie
5 Later Feiten en meningen Taak Bovenop het nieuws Adviesgesprek
Taak Wordt vervolgd
Taak Schooldebat
Taak Dat werkt beter
Affiche Woordkeus
Sollicitatiebrief Envelop
Taak Ken je rechten! Meerkeuzevragen
Taak Dit ben ik!
Oproep met formulier Leesbaar invullen Taak Een enquête maken Controleren
PROJECT
Doorleren
Humor
Nieuw Nederlands 4e editie, 4 vmbo gt, docentenhandleiding
10
3.2 CURSUSSEN In iedere cursus wordt nieuwe leerstof aangeboden, geoefend en toegepast. De leerstof bereidt voor de eindtermen van het examenprogramma. De opbouw van een cursus ziet er schematisch als volgt uit: Opdracht 1 Om te beginnen Theorie Opdracht 2 Tip Opdracht 3, 4 en verder Variatietip * -opdracht (steropdracht) Alles op een rij
Opdracht 1 doet een beroep op al aanwezige kennis en ervaring van de leerling. De theorie (groene letters) bestaat uit een: • korte beschrijving van het belang van de leerstof • gemiddeld zo’n vier actiegerichte stappen voor de leerlingen Opdracht 2 is een kleine verwerkingsopdracht bij de theorie. De tip bevat een handige aanwijzing of weetje om de leerstof goed in de praktijk toe te passen. Deze opdrachten zijn grotere verwerkingsopdrachten bij de theorie De variatietip is een open opdracht die de kans biedt om de actualiteit in de les te betrekken. Ook speelt de variatietip in op de eigen leefomgeving en de eigen interesses van de leerling. Aan het eind van de cursus staat soms een extra opdracht. Deze opdracht vereist een hoger beheersingsniveau. De belangrijkste punten uit de theorie worden kort en bondig herhaald.
De integrale leerstof van alle cursussen vindt u achterin de docentenhandleiding. Lezen Leerlingen bereiden zich met het onderdeel Lezen voor op het schriftelijk eindexamen voor leesvaardigheid. Aandacht is er voor tekstdoelen en tekstsoorten. Ook de functie van beeld in teksten komt aan de orde. Verder besteedt deel 4 aandacht aan tekstrelaties, zowel tussen zinnen, alinea’s als tekstdelen. Tot slot oefenen de leerlingen het onderscheid tussen feiten en meningen in een tekst. De titels van de vijf cursussen zijn: 1 Doel en inhoud 2 Lay-out 3 Verbanden 4 Functie van een tekstdeel 5 Feiten en meningen Spreken/kijken/luisteren In het onderdeel Spreken/kijken/luisteren oefenen leerlingen meer complexe gespreks- en spreeksituaties, variërend van een adviesgesprek tot een discussie. Ook is er aandacht voor de luister- en kijkvaardigheid, het stellen en beantwoorden van vragen en het voeren van een intake- en adviesgesprek. Elke cursus besluit met een kijk- en luisterfragment met vragen en opdrachten. De titels van de vijf cursussen zijn: 1 Luisteren en kijken 2 Vragen na een presentatie 3 Intakegesprek 4 Discussie 5 Adviesgesprek Schrijven Het onderdeel Schrijven besteedt iedere cursus aandacht aan twee onderwerpen. Eerst wordt ingegaan op de inhoud van een tekst of op de kenmerken van tekstsoorten waarna er geschreven wordt. Vervolgens wordt gericht geoefend met belangrijke deelaspecten van schrijven, zoals de revisie, de woordkeus of de leesbaarheid. De titels van de vijf cursussen zijn: 1 Persoonlijk of zakelijk schrijven; Controleren 2 Artikel; Persoonlijk schrijven 3 Affiche; Woordkeus 4 Sollicitatiebrief; Envelop
© Noordhoff Uitgevers bv, 2009
Nieuw Nederlands 4e editie, 4 vmbo gt, docentenhandleiding
11
5 Oproep met formulier; Leesbaar invullen Examen doen Het onderdeel Examen doen bereidt leerlingen voor op het eindexamen. Leerlingen maken kennis met open vragen en meerkeuzevragen bij het leesexamen. Ook gaat één cursus in op het samenvatten van een tekst. In hoofdstuk 4 en 5 oefenen leerlingen het schrijven én controleren van een tekst zoals dat van hen verwacht wordt in het schrijfexamen. De titels van de vijf cursussen zijn: 1 Vragen over teksten 2 Samenvatten 3 Meerkeuzevragen 4 Een tekst schrijven 5 Controleren Taal en woordenschat In deel 1 en 2 stonden strategieën centraal om woordbetekenissen te raden en te onthouden die in deel 3 per thema verder zijn uitgebouwd. Deel 4 integreert de leerstof uit de vorige delen in taalsituaties waarin moeilijke, verhullende of figuurlijke taal wordt gebruikt. De titels van de vijf cursussen zijn: 1 Het woordenboek gebruiken 2 Kleine lettertjes 3 Verhullend taalgebruik 4 Pleonasme en tautologie 5 Humor Spelling en grammatica Het onderdeel Spelling en grammatica besteedt in elke cursus aandacht aan werkwoordsspelling en andere spellingproblemen. In hoofdstuk 1 wordt een Opzoekwijzer geïntroduceerd waarmee de leerling zelfstandig alle spellingproblemen kan oplossen. Daarnaast besteedt deel 4 aandacht aan hulpmiddelen voor een foutloze spelling zoals het woordenboek en de spelling- en grammaticacontrole op de computer. De titels van de zes cursussen zijn: 1 Spellen volgens de regels 2 De spelling- en grammaticacontrole 3 Werken met woordenboeken 4 Spelfouten verbeteren 5 Tips voor een foutloze spelling Fictie Het onderdeel Fictie brengt leerlingen in aanraking met verschillende vormen van fictie zoals verhalen, tv-series, poëzie, verfilmingen van boeken, jeugdromans en cabaret. In keuzeopdrachten voor het fictiedossier ontwikkelen leerlingen hun eigen fictievoorkeuren. Elke cursus besluit met actuele leestips voor 15-16-jarigen. De titels van de cursussen zijn: 1 Onderwerp en thema 2 Fictie beoordelen 3 Decor 4 Tijd 5 Recensie Op zowel www.gt4.nieuwnederlands.noordhoff.nl als op deze docentenbox vindt u een fictielijst bij e Nieuw Nederlands 4 editie deel 4 vmbo-gt. Hierin zijn alle verhalen, dichtbundels en (verfilmde) boeken opgenomen die in deel 4 vmbo-gt aan de orde komen. 3.3 TAKEN In een taak passen de leerlingen taalvaardigheden in de praktijk toe. De taak is geënt op het gebruik van taalvaardigheden in het echte, buitenschoolse leven. Ook richt de taak zich op samenwerking tussen leerlingen en op het verzamelen en presenteren van informatie. Een taak bestaat gemiddeld uit ongeveer zes stappen. Een taak kent een vaste opbouw.
© Noordhoff Uitgevers bv, 2009
Nieuw Nederlands 4e editie, 4 vmbo gt, docentenhandleiding
oriënteren kiezen informatie verzamelen laten zien
12
De inleiding beschrijft kort en uitdagend de prestatie die van de leerling verwacht wordt. De leerling kiest een aspect van het onderwerp. Hij/zij maakt zich de opdracht eigen door keuzes te maken die aansluiten bij eigen ervaringen of interesses. Op internet, in kranten, bij klasgenoten of deskundigen gaat de leerling op zoek naar informatie. Ook is de leerling soms zelf informatiebron. Leerlingen wisselen uit wat zij ontdekt hebben.
Lezen De taken in het onderdeel Lezen sluiten aan bij de leerstof in de cursus van ieder hoofdstuk. Er zijn vijf leestaken in deel 4: 1 De andere kant van de krant 2 De allerbeste reclame 3 Waar moet je zijn voor…? 4 Jaarboek 5 Bovenop het nieuws Spreken/kijken/luisteren De taken in het onderdeel Spreken/kijken/luisteren sluiten aan bij de leerstof in de cursus van ieder hoofdstuk. Er zijn vijf spreek-, kijk- en luistertaken in deel 4: 1 Oscars voor instructiefilmpjes? 2 Hoe erg ben jij te beïnvloeden? 3 Wordt vervolgd 4 Schooldebat 5 Dat werkt beter Schrijven De taken in het onderdeel Schrijven sluiten aan bij de leerstof in de cursus van ieder hoofdstuk. Er zijn vijf schrijftaken in deel 4: 1 Mijn eigen weblog 2 Dat hebben we getest 3 Ken je rechten! 4 Dit ben ik! 5 Een enquête maken 3.4 PROJECTEN De projecten hebben tot doel de aangeleerde taalvaardigheden van de voorafgaande hoofdstukken geïntegreerd toe te passen. Vooral de vaardigheden Lezen, Spreken/kijken/luisteren en Schrijven worden in een project in samenhang in praktijk gebracht. Daarnaast bieden de projecten gelegenheid tot samenwerkend leren, het oefenen van sociaal-communicatieve vaardigheden en het toepassen van informatievaardigheden. De projecten in deel 4 hebben een relatie met beroep, vervolgopleiding en toekomst. In deel 4 zijn er twee projecten: Projecten Hoofdstuk 2: Werkbelasting Hoofdstuk 4: Doorleren
Relatie met toekomst toekomstig beroep vervolgopleiding
Bij ieder project horen werkbladen. Deze werkbladen staan in het activiteitenboek en op cd 1 van de servicebox. De projecten zijn ook beschikbaar als webquests op de I-clips, bereikbaar via www.schoolwise.nl. Hiervoor hebben de leerlingen een persoonlijk wachtwoord nodig dat beschikbaar is via het activiteitenboek.
3.5 ACTIVITEITENBOEK
© Noordhoff Uitgevers bv, 2009
Nieuw Nederlands 4e editie, 4 vmbo gt, docentenhandleiding
13
Het activiteitenboek is optioneel. Het is een bewaar- en naslagwerk voor de leerling en bevat de volgende onderdelen: 1 Taalportfolio 2 Extra oefeningen voor Lezen, Taal en woordenschat, Spelling en grammatica 3 Werkbladen projecten 4 Invulbladen 5 Examen doen 6 Sectorwerkstuk 7 Gereedschapskist Verder biedt het activiteitenboek een persoonlijk wachtwoord waarmee de leerling toegang heeft tot Iclips, de website bij Nieuw Nederlands. 3.6 DE WEBSITE: I-CLIPS Bij de methode is ondersteunend ICT-materiaal beschikbaar, dit heet de I-clips. De I-clips is bereikbaar via een persoonlijk wachtwoord in het activiteitenboek en te vinden op de website www.schoolwise.nl. De I-clips bestaat uit de volgende items: • Meer oefenen: extra oefenstof voor Lezen, Examen doen, Taal en woordenschat, Spelling en grammatica • D-toetsen: diagnostische toetsen bij Lezen, Taal en woordenschat, Spelling en grammatica • minicursussen Schrijven • cursussen Word, PowerPoint en Excel • de voorgelezen fragmenten uit het onderdeel Fictie • drie webquests • taalregister • Projecten Teleblik: Teleblik is een website voor het onderwijs. Leerlingen en docenten kunnen hierop audiovisuele bronnen zoeken en bekijken. Nieuw Nederlands heeft twee projecten gemaakt met Teleblik als belangrijkste bron: een project over Politiek en een project over Economie. De Teleblikprojecten zijn beschikbaar via de I-clips en zijn ook als projectbladen opgenomen op de servicebox voor docenten. Om de filmpjes in Teleblik te kunnen bekijken is een speciale toegangscode nodig. Deze code is gratis en kunt u aanvragen op de site van Teleblik: www.teleblik.nl. 3.7 DIGITALE PROEFWERKEN Nieuw Nederlands biedt de mogelijkheid tot digitale toetsing. Proefwerken kunnen eenvoudig digitaal worden samengesteld, afgenomen en worden nagekeken. De proefwerken zijn in aantal en inhoud hetzelfde als de papieren proefwerken, oftewel zestig per deel. De digitale proefwerken bevatten verschillende vraagtypes. Met deze vraagtypes komen de leerlingen ook in aanraking via de I-clips. Meer informatie over digitale proefwerken vindt u op: www.digitaleproefwerken.nl.
© Noordhoff Uitgevers bv, 2009
Nieuw Nederlands 4e editie, 4 vmbo gt, docentenhandleiding
14
4 LESVOORBEREIDING VMBO-GT 4 INLEIDING Nieuw Nederlands is geschikt voor zelfstandig werken en leren. Dat houdt in dat de leerling ook zonder hulp van de docent door de methode kan gaan. In hoofdstuk 5 (Nieuw Nederlands van A tot Z) worden vier soorten werkwijzers beschreven die leerlinggestuurd onderwijs bevorderen. Bij een aantal opdrachten in Nieuw Nederlands is praktische hulp en organisatie door de docent noodzakelijk. Bijvoorbeeld het reserveren van het computerlokaal, of het regelen van voldoende woordenboeken. Per hoofdstuk geven we aan welke stap(pen) een docent ter voorbereiding op de les moet nemen. Iedere stap kan na uitvoering worden afgevinkt. HOOFDSTUK 1 SAMEN LEVEN Onderdeel Lezen Lezen Taak Lezen SKL SKL Taak SKL Schrijven Taak Schrijven Examen doen Taal en woordenschat Spelling en grammatica Fictie
Opdracht 4 Vraag maar raak! (variatietip) Meer oefenen Maak de D-toets De andere kant van de krant
Actie 0 Neem recente kranten mee of laat recente kranten meenemen, bijvoorbeeld Spits of Metro. 0 Reserveer het computerlokaal en controleer de internetverbinding. 0 Leerlingen hebben het wachtwoord uit het activiteitenboek nodig. 0 Neem zoveel mogelijk verschillende kranten mee, minimaal vier titels. Geef leerlingen de opdracht een krant van huis mee te nemen, of een gratis dagblad op te halen. 4 Beeldcanon 0 Neem eventueel zelf een journaal op. Of reserveer het (variatietip) computerlokaal en laat leerlingen het journaal zien via bijvoorbeeld www.omroep.nl. Bekijk het 0 Zet dvd-speler en cd klaar. fragment 0 Kies op de cd het kijk- en luisterfragment van hoofdstuk 1. Oscars voor 0 Zet een computer, beamer en projectiescherm klaar om de instructiefilmpjes instructiefilmpjes aan de klas te laten zien. 3 In een 0 Geen activiteitenboek? Kopieer of print dan het kopieerblad (3 In perfecte wereld een perfecte wereld) bij deze opdracht. Mijn eigen 0 Reserveer eventueel het computerlokaal en controleer weblog beschikbaarheid van internet. Meer oefenen 0 Reserveer het computerlokaal en controleer de internetverbinding. 0 Leerlingen hebben het wachtwoord uit het activiteitenboek nodig. Meer oefenen 0 Reserveer het computerlokaal en controleer de internetverbinding. Maak de D-toets 0 Leerlingen hebben het wachtwoord uit het activiteitenboek nodig. Meer oefenen 0 Reserveer het computerlokaal en controleer de internetverbinding. Maak de D-toets 0 Leerlingen hebben het wachtwoord uit het activiteitenboek nodig. Tekst 2, 4 en 5 0 Laat eventueel tekst 2, 4 en 5 horen vanaf de luister-cd.
© Noordhoff Uitgevers bv, 2009
Nieuw Nederlands 4e editie, 4 vmbo gt, docentenhandleiding
15
HOOFDSTUK 2 CONSUMEREN Onderdeel Lezen Lezen SKL SKL SKL Taak SKL Schrijven Taak Schrijven Examen doen Taal en woordenschat Spelling en grammatica Fictie Project
Opdracht 4 Tekst kwijt (variatietip) Meer oefenen Maak de D-toets 3 Swing glide
Actie 0 Neem mee of laat meenemen: teksten met een rijke opmaak.
0 Reserveer het computerlokaal en controleer de internetverbinding. 0 Leerlingen hebben het wachtwoord uit het activiteitenboek nodig. 0 Zet cd/dvd-speler en cd klaar. 0 Kies op de cd het luisterfragment bij deze opdracht. 4 Mmm 0 Geen activiteitenboek? Kopieer of print dan het kopieerblad (4 Mmm) bij deze opdracht. Bekijk het 0 Zet dvd-speler en cd klaar. fragment 0 Kies op de cd het kijk- en luisterfragment van hoofdstuk 2. Hoe erg ben jij 0 Neem eventueel zelf een consumentenprogramma op. Of laat de te beïnvloeden? leerlingen een consumentenprogramma op internet bekijken. 3 Aan de andere 0 Geen activiteitenboek? Kopieer of print dan het kopieerblad (3 Aan kant… de andere kant…) bij deze opdracht. Dat hebben we 0 Wilt u de taak op school laten uitvoeren? Reserveer dan het getest computerlokaal en controleer de beschikbaarheid van een tekstverwerker en de printer. Meer oefenen 0 Reserveer het computerlokaal en controleer de internetverbinding. 0 Leerlingen hebben het wachtwoord uit het activiteitenboek nodig. Meer oefenen 0 Reserveer het computerlokaal en controleer de internetverbinding. Maak de D-toets 0 Leerlingen hebben het wachtwoord uit het activiteitenboek nodig. Meer oefenen 0 Reserveer het computerlokaal en controleer de internetverbinding. Maak de D-toets 0 Leerlingen hebben het wachtwoord uit het activiteitenboek nodig. Tekst 2, 4, 5, 7 0 Laat eventueel tekst 2, 4, 5, 7 en 8 horen vanaf de luister-cd. en 8 Werkbelasting 0 Betrek de gymleraar bij de voorbereiding en uitvoering van het project. 0 Geen activiteitenboek? Kopieer of print dan de kopieerbladen bij het Project Werkbelasting. 0 Reserveer het computerlokaal en controleer de beschikbaarheid van internet, Encarta, tekstverwerker en printer. 0 Maak afspraken met systeembeheer en leerlingen over opslaan van bestanden. 0 Kies een aanpak voor de beoordeling van groepswerk. Zie ook Nieuw Nederlands van A tot Z bij de trefwoorden beoordeling, groepswerk en zelfbeoordeling.
© Noordhoff Uitgevers bv, 2009
Nieuw Nederlands 4e editie, 4 vmbo gt, docentenhandleiding
16
HOOFDSTUK 3 INSTANTIES Onderdeel Lezen Lezen Taak Lezen SKL SKL SKL SKL Schrijven Taak Schrijven Examen doen Taal en woordenschat Spelling en grammatica Fictie
Opdracht 4 Brievenbus (variatietip) Meer oefenen Maak de D-toets Waar moet je zijn voor…?
Actie 0 Neem mee of laat meenemen: post van officiële instanties zoals Belastingdienst, gemeente, ziekenhuis of verzekeringsmaatschappij. 0 Reserveer het computerlokaal en controleer de internetverbinding. 0 Leerlingen hebben het wachtwoord uit het activiteitenboek nodig. 0 Reserveer het computerlokaal en controleer de internetverbinding. 0 Zet eventueel een computer, beamer en projectiescherm klaar om de gekozen webpagina’s aan de klas te laten zien. 1 Om te 0 Zet cd/dvd-speler en cd klaar. beginnen 0 Kies op de cd het luisterfragment bij deze opdracht. 2 Met de trein 0 Zet cd/dvd-speler en cd klaar. 0 Kies op de cd het luisterfragment bij deze opdracht. 4 Succes! 0 Geen activiteitenboek? Kopieer of print dan het kopieerblad (4 Succes!) bij deze opdracht. Bekijk het 0 Zet dvd-speler en cd klaar. fragment 0 Kies op de cd het kijk- en luisterfragment van hoofdstuk 3. 2 Panna 0 Geen activiteitenboek? Kopieer of print dan het kopieerblad (2 Panna) bij deze opdracht. Ken je rechten! 0 Leg voldoende vellen op A3-formaat klaar voor het maken van de affiches (ongeveer twee keer het aantal groepjes). Meer oefenen 0 Reserveer het computerlokaal en controleer de internetverbinding. 0 Leerlingen hebben het wachtwoord uit het activiteitenboek nodig. Meer oefenen 0 Reserveer het computerlokaal en controleer de internetverbinding. Maak de D-toets 0 Leerlingen hebben het wachtwoord uit het activiteitenboek nodig. Meer oefenen 0 Reserveer het computerlokaal en controleer de internetverbinding. Maak de D-toets 0 Leerlingen hebben het wachtwoord uit het activiteitenboek nodig. Tekst 2, 3 en 4 0 Laat eventueel tekst 2, 3 en 4 horen vanaf de luister-cd.
© Noordhoff Uitgevers bv, 2009
Nieuw Nederlands 4e editie, 4 vmbo gt, docentenhandleiding
17
HOOFDSTUK 4 RELATIES Onderdeel Lezen
Opdracht 4 Verknipt (variatietip)
Lezen
Meer oefenen Maak de D-toets Jaarboek
Taak Lezen SKL SKL SKL
1 Om te beginnen 4 Fashion!
Taak Schrijven
Bekijk het fragment 3 Het schip met geld 4 Tekst opmaken Dit ben ik!
Examen doen
2 Stap voor stap
Examen doen
Meer oefenen
Taal en woordenschat Taal en woordenschat Spelling en grammatica Fictie Project
2 Woordbetekenis Meer oefenen Maak de D-toets Meer oefenen Maak de D-toets Tekst 2, 4 en 5 Doorleren
Schrijven Schrijven
© Noordhoff Uitgevers bv, 2009
Actie 0 Laat de leerlingen een artikel (in tweevoud) meenemen van minstens 500 woorden. 0 Zorg voor voldoende scharen. Of geef de leerlingen de opdracht een schaar mee te nemen. 0 Reserveer het computerlokaal en controleer de internetverbinding. 0 Leerlingen hebben het wachtwoord uit het activiteitenboek nodig. 0 Reserveer het computerlokaal en controleer de internetverbinding en printer. 0 Zet cd/dvd-speler en cd klaar. 0 Kies op de cd het luisterfragment bij deze opdracht. 0 Geen activiteitenboek? Kopieer of print dan het kopieerblad (4 Fashion) bij deze opdracht. 0 Zet dvd-speler en cd klaar. 0 Kies op de cd het kijk- en luisterfragment van hoofdstuk 4. 0 Geen activiteitenboek? Kopieer of print dan het kopieerblad (3 Het schip met geld) bij deze opdracht. 0 Geen activiteitenboek? Kopieer of print dan het kopieerblad (4 Overige bestemmingen) bij deze opdracht. 0 Reserveer het computerlokaal en controleer de beschikbaarheid van PowerPoint. 0 Geen activiteitenboek? Kopieer of print dan het kopieerblad (2 Stap voor stap) bij deze opdracht. 0 Reserveer het computerlokaal en controleer de internetverbinding. 0 Leerlingen hebben het wachtwoord uit het activiteitenboek nodig. 0 Geen activiteitenboek? Kopieer of print dan het kopieerblad (2 Woordbetekenis) bij deze opdracht. 0 Reserveer het computerlokaal en controleer de internetverbinding. 0 Leerlingen hebben het wachtwoord uit het activiteitenboek nodig. 0 Reserveer het computerlokaal en controleer de internetverbinding. 0 Leerlingen hebben het wachtwoord uit het activiteitenboek nodig. 0 Laat eventueel tekst 2, 4 en 5 horen vanaf de luister-cd. 0 Geen activiteitenboek? Kopieer of print dan de kopieerbladen bij het Project Doorleren. 0 Reserveer het computerlokaal en controleer de beschikbaarheid van internet en printer. 0 Overleg en stem af met de decaan en collega’s van andere vakken die relevante informatie over vervolgopleidingen kunnen geven. 0 Kies een aanpak voor de beoordeling van groepswerk. Zie ook Nieuw Nederlands van A tot Z bij de trefwoorden beoordeling, groepswerk en zelfbeoordeling.
Nieuw Nederlands 4e editie, 4 vmbo gt, docentenhandleiding
18
HOOFDSTUK 5 LATER Onderdeel Lezen Lezen Taak Lezen SKL
SKL Schrijven Schrijven Taak Schrijven Examen doen Taal en woordenschat Spelling en grammatica Fictie
Opdracht 4 Meningsverschillen (variatietip) Meer oefenen Maak de D-toets Bovenop het nieuws 2 Sonjabakkeren
Actie 0 Laat de leerlingen een of meer opiniepagina’s meenemen uit een dagblad. Leg eventueel een stapel gratis dagbladen klaar in de klas.
0 Reserveer het computerlokaal en controleer de internetverbinding. 0 Leerlingen hebben het wachtwoord uit het activiteitenboek nodig. 0 Neem kranten mee of laat kranten meenemen. 0 Reserveer het computerlokaal en controleer de internetverbinding. 0 Zet cd/dvd-speler en cd klaar. 0 Kies op de cd het luisterfragment bij deze opdracht. 0 Geen activiteitenboek? Kopieer of print dan het kopieerblad (2 Sonjabakkeren) bij deze opdracht. Bekijk het 0 Zet dvd-speler en cd klaar. fragment 0 Kies op de cd het kijk- en luisterfragment van hoofdstuk 5. 2 LSD 0 Geen activiteitenboek? Kopieer of print dan het kopieerblad (2 LSD) bij deze opdracht. 4 Een fijne 0 Geen activiteitenboek? Kopieer of print dan de twee kopieerbladen service (4 Een fijne service) bij deze opdracht. Een enquête 0 Reserveer eventueel het computerlokaal en controleer de maken beschikbaarheid van een tekstverwerker. Meer oefenen 0 Reserveer het computerlokaal en controleer de internetverbinding. 0 Leerlingen hebben het wachtwoord uit het activiteitenboek nodig. Meer oefenen 0 Reserveer het computerlokaal en controleer de internetverbinding. Maak de D-toets 0 Leerlingen hebben het wachtwoord uit het activiteitenboek nodig. Meer oefenen 0 Reserveer het computerlokaal en controleer de internetverbinding. Maak de D-toets 0 Leerlingen hebben het wachtwoord uit het activiteitenboek nodig. Tekst 2, 6 en 7 0 Laat eventueel tekst 2, 6 en 7 horen vanaf de luister-cd.
OEFENEXAMENS NEDERLANDS Onderdeel Examen Nederlands VMBO-GL en TL
© Noordhoff Uitgevers bv, 2009
Actie 0 Geen activiteitenboek? Kopieer of print dan de kopieerbladen (Uitwerkbijlage examen 2007 en Correctievoorschrift examen 2007) bij dit examen.
19
Nieuw Nederlands 4e editie, 4 vmbo gt, docentenhandleiding
5 NIEUW NEDERLANDS VAN A TOT Z A
K
S
actief leren activerende didactiek activerende werkvormen actualiteit in taallessen Adviestoets Cito atheneum-plus
keuzes maken in de methode keuzevrijheid onderbouw kerndoelen onderbouw klassenmanagement
samenwerkend leren samenhang tussen vakken scenario’s Schoolwise sectorwerkstuk sociaal-communicatieve vaardigheden spelling
B basisvaardigheden taal beeldschermexamens beoordelen buitenschoolse opdrachten
C
L leerlingrollen leerstijlen leren door te doen leren leren lesplanning maken met Nieuw Nederlands lokaalinrichting
T taak taalgericht vakonderwijs taallessen maken thuiswerkvrij onderwijs toetsen
competentiegericht leren conflicthantering coöperatief leren cursus
M meer oefenen meervoudige intelligenties methodesite
U
D
N
V
determinatie diagnostische toets D-toetsen digitale examens digitale proefwerken docentrollen doorlopende leerlijnen taal
E Europees Referentiekader (ERK) Expertgroep Taal en Rekenen expertwerkvorm examenprogramma havo/vwo examenprogramma vmbo
G gereedschapskist voor taal groepsbeoordeling groepswerk
H hoogbegaafde leerlingen
I I-clips internet
J jaarplanner in Nieuw Nederlands
© Noordhoff Uitgevers bv, 2009
uitgestelde aandacht
natuurlijk leren Nederlands in kleine, heterogene groepen Nederlands taalonderwijs in het buitenland nieuwe leren (het) nieuwe spelling
vaardigheidsgericht taalonderwijs variatietip veilig leren verschillen tussen leerlingen Volgtoets Cito vwo-plus
O
W
ontdekkend leren ordeproblemen voorkomen
P positieve feedback portfolio probleemgestuurd onderwijs proefwerken profielwerkstuk project
R referentieniveaus taal remedial teaching
webquests werkvormen werkwijzer werkwoordspelling met expertwerkvorm woordenschatverwerving woordraadstrategieën
Z zelf lessen maken zelfbeoordeling zelfstandig leren zelfverantwoordelijk leren
Nieuw Nederlands 4e editie, 4 vmbo gt, docentenhandleiding
20
ACTIEF LEREN WAT IS ACTIEF LEREN? Uitgangspunt van actief leren is dat leerlingen het meeste leren door zelf actief met de leerstof aan de slag te gaan. Kortom: leren door te doen. Bij actief leren spelen vaardigheden, zelfstandigheid en zelfverantwoordelijkheid een belangrijke rol. Uitvoering van vaardigheden vereist echter ook kennis van zaken. Actief leren heeft pas rendement als kennis en vaardigheden op elkaar zijn afgestemd en een voortdurende wisselwerking hebben met elkaar. WAAROM ACTIEF LEREN? Belangrijke argumenten voor actief leren zijn: 1 motivatie van leerlingen 2 rekening houden met verschillen tussen leerlingen 3 snel veranderende samenleving 4 informatiemaatschappij 5 voorkomen van uitval 6 aansluiten bij vervolgonderwijs 7 afwisselender rol docent ACTIEF LEREN IN NIEUW NEDERLANDS! Nieuw Nederlands stimuleert actief leren op deze manieren: • De cursussen in Nieuw Nederlands – met uitzondering van Grammatica en Spelling - richten de aandacht op de uitvoering van vaardigheden; de theorie dient om actief aan de slag te gaan. • De variatietip nodigt de leerling uit om zelf aan de slag te gaan met de theorie waarbij door het bieden van keuzevrijheid zelfstandigheid en verantwoordelijkheid geprikkeld wordt. • De 18 taken voor Lezen, Spreken/kijken/luisteren en Schrijven en de 3 projecten zijn vaardigheidsgericht en stimuleren zelfstandigheid en verantwoordelijkheid van leerlingen. • Een portfolio maakt zichtbaar wat de leerling door actief leren heeft bereikt. ZIE OOK docentrollen – portfolio – projecten – taken – variatietip
ACTIVERENDE DIDACTIEK Zie: actief leren - activerende werkvormen
ACTIVERENDE WERKVORMEN WAT ZIJN ACTIVERENDE WERKVORMEN? Activerende werkvormen hebben tot doel leerlingen actiever bij de les te betrekken. De werkvormen stimuleren een actieve inbreng van alle leerlingen. Activerende werkvormen zijn niet per se vaardigheidsgericht zoals actief leren dat wel is (zie actief leren). De activerende werkvormen kunnen ook ingezet worden bij het verwerken van theorie, bij kennisgerichte opdrachten of om simpelweg opdrachten op een andere, actieve(re) manier na te kijken. WAAROM ACTIVERENDE WERKVORMEN? Belangrijke argumenten voor activerende werkvormen zijn: 1 leerling is minder een consument en minder een toeschouwer 2 effectiever: meer aandacht per leerling bij de les 3 effectiever: meer leerlingen bij de les 4 afwisseling tussen luisteren en zelf iets doen 5 andere rol docent
© Noordhoff Uitgevers bv, 2009
Nieuw Nederlands 4e editie, 4 vmbo gt, docentenhandleiding
21
ACTIVERENDE WERKVORMEN IN NIEUW NEDERLANDS Er zijn vele tientallen activerende werkvormen. Dit zijn de vijf meest voorkomende: • Denken-delen-uitwisselen • Check-in-duo’s • Drie-stappen-interview • Genummerde hoofden • Experts Denken-delen-uitwisselen Denken-delen-uitwisselen kan gebruikt worden om: • te controleren of de uitleg goed begrepen is • de voorkennis en eigen ervaringen van leerlingen te activeren • samen een probleem te verkennen Stap 1 Stap 2 Stap 3
Denken Delen Uitwisselen
Stel een vraag. Geef tien seconden tot enkele minuten bedenktijd. Laat in tweetallen de antwoorden navertellen. Vraag een leerling klassikaal om een antwoord. Laat een andere leerling reageren. In Nieuw Nederlands is deze werkvorm vooral geschikt bij opdracht 1 Om te beginnen en bij de verwerking van de theorie in groene letters. Check-in-duo’s Check-in-duo’s kan vooral goed gebruikt worden om snel de antwoorden te controleren op vragen en opdrachten waarop maar één antwoord goed is. Stap 1 Individueel Geef de opdracht en laat de opdracht individueel uitvoeren. Stap 2 Check-in-duo’s Laat de leerling het antwoord met een klasgenoot vergelijken. Zoek samen het goede antwoord. Stap 3 Check-in-de-klas Bespreek de vragen waarover duo’s het niet eens zijn geworden. In Nieuw Nederlands is deze werkvorm vooral geschikt voor de onderdelen Spelling en Grammatica. Ook bij het beoordelen van schrijf- en spreekopdrachten kan deze werkvorm worden ingezet. De formulering van de opdrachten speelt daar meestal al op in. Drie-stappen-interview Het drie-stappen-interview is vooral geschikt voor opdrachten waarin een beroep wordt gedaan op persoonlijke ervaring, visies, meningen of ideeën. Leerlingen interviewen elkaar en vatten aan het eind samen wat de ander gezegd heeft. Stap 1 Interviewen Nummer binnen elke groep de leerlingen: 1, 2, 3 en 4. De nummers 1 interviewen nr. 2, terwijl nr. 3 nr. 4 interviewt. Stap 2 Rollen wisselen Draai de rollen om. Nr. 2 interviewt nu nr. 1 etc. Stap 3 Samenvatten Vraag ieder nummer om binnen de groep samen te vatten wat hij van de ander heeft gehoord. In Nieuw Nederlands maakt deze activerende werkvorm al deel uit van opdrachten in het onderdeel Spreken/kijken/luisteren. Bij andere onderdelen kan de werkvorm incidenteel worden ingezet bij zogenaamde belevingsvragen, bijvoorbeeld bij leesopdrachten waarin leerlingen gevraagd worden (persoonlijk) te reageren op de inhoud van de tekst. Genummerde hoofden De werkvorm genummerde hoofden kan vooral gebruikt worden bij opdrachten die meer tijd vragen omdat meer dan één antwoord mogelijk is, of omdat er een beroep wordt gedaan op bijvoorbeeld inzicht, meningsvorming, analyse of het combineren van kennis. Stap 1 Nummeren Geef in elke groep iedere leerling het nummer 1, 2, 3 of 4 etc. Stap 2 Groepsopdracht Geef iedere groep de opdracht. Benadruk twee dingen: • De groep moet het samen eens worden. • Elke leerling kan gevraagd worden na afloop het antwoord te geven. Stap 3 Nummer Vraag per groep een willekeurig nummer om het antwoord van hun groep noemen te geven. In Nieuw Nederlands is deze werkvorm vooral geschikt bij de variatietip-opdracht en de meer complexe slotopdrachten van iedere cursus, bijvoorbeeld de steropdrachten.
© Noordhoff Uitgevers bv, 2009
Nieuw Nederlands 4e editie, 4 vmbo gt, docentenhandleiding
22
Experts De werkvorm experts is handig bij opdrachten waarvoor leerlingen veel informatie nodig hebben. Iedere leerling wordt in zijn groep expert in een deel van de leerstof. De groep deelt aan het eind de expertise van de afzonderlijke leden. Stap 1 Leerstof verdelen Verdeel de leerstof in twee tot vijf gelijkwaardige en logische delen. Stap 2 Groep samenstellen Geef per groep elke leerling een eigen deel. Afhankelijk van de leerstofverdeling zijn dat twee tot maximaal vijf groepen, Stap 3 Bestuderen Geef tijd en eventuele andere faciliteiten (rust bijvoorbeeld) om het deel te bestuderen. Stap 4 Kennis delen Vraag de leerlingen om ieder zijn deel aan de groep te presenteren. Benadruk dat ieder groepslid geacht wordt alles te weten. In Nieuw Nederlands komt de werkvorm experts voor bij taken en projecten waarin groepsgewijs informatie wordt verzameld en uitgewisseld. Deze activerende werkvorm is in de opdracht ingebouwd.
ACTUALITEIT IN TAALLESSEN WAT BETEKENT ACTUALITEIT IN TAALLESSEN? Lesmethodes vernieuwen voortdurend. Voor het vak Nederlands is vernieuwing noodzakelijk om bij de tijd te blijven in bijvoorbeeld de tekstkeuze bij het onderdeel Lezen. Ook bij de onderwerpskeuze in de onderdelen Schrijven en Spreken/kijken/luisteren is de actualiteit van belang om zo leerlinggericht mogelijk te werken. Bij Fictie is actualiteit van belang om zo nauw mogelijk aan te sluiten bij moderne fictiewerken. Daarnaast is actualiteit in taallessen van belang omdat de taal zelf zich voortdurend vernieuwt en dus verandert. Dan gaat het niet alleen om spellingveranderingen maar ook om ontwikkelingen in schrijftaal onder invloed van sms en msn, alsmede om invloeden vanuit vreemde talen en taalvariaties zoals straattaal en groepstaal. WAAROM ACTUALITEIT IN TAALLESSEN? Belangrijke argumenten voor actualiteit in taallessen zijn: 1 motivatie leerlingen 2 herkenbaarheid voor de leerling 3 onmiddellijk nut in het hier en nu 4 beter inspelen op taalveranderingen ACTUALITEIT IN NIEUW NEDERLANDS Nieuw Nederlands maakt zoveel mogelijk gebruik van actuele teksten. Deze teksten hebben helaas echter in veel gevallen een beperkte levensduur. Daarom past Nieuw Nederlands de volgende manieren toe om de lessen actueel te houden: • de variatietip: deze opdracht richt de aandacht van leerlingen op teksten en thema’s van het hier en nu • de taken: in de meeste taken gaan leerlingen zelf op zoek naar informatie en komen ze in aanraking met actuele teksten en thema’s • de projecten: in de projecten maken leerlingen gebruik van vier verschillende soorten bronnen die actueel zijn ZIE OOK buitenschoolse opdracht – projecten – taken – variatietip – webquests
ADVIESTOETS CITO WAT IS DE ADVIESTOETS CITO? De Adviestoets is een objectieve en methodeonafhankelijke toets van de Cito-groep voor het adviseren en begeleiden van leerlingen in het tweede leerjaar. De Adviestoets wordt aan het einde van de tweede klas afgenomen. De toets geeft u inzicht in het niveau en de voortgang van uw
© Noordhoff Uitgevers bv, 2009
Nieuw Nederlands 4e editie, 4 vmbo gt, docentenhandleiding
23
leerlingen bij de volgende kernvaardigheden: Nederlands leesvaardigheid, Engels leesvaardigheid, Wiskunde en Studievaardigheden. Voor Nederlands levert de Volgtoets drie taken: • Taak 1: Nederlands leesvaardigheid 1 • Taak 2: Nederlands leesvaardigheid 2 • Taak 8: Woordenschat Om een rapportage te ontvangen van het niveau bij Nederlands leesvaardigheid dienen beide taken door de leerlingen te worden gemaakt. De opgaven hebben grotendeels betrekking op het begrip van het hoofdonderwerp, de hoofdgedachte of relaties tussen zinnen en alinea’s (oorzaak/reden – gevolg, middel – doel). Bij enkele opgaven komen zaken aan de orde als feiten – meningen en verwijzingen. De taak Woordenschat is gebaseerd op de streefwoordenlijst van Hacquebord. Door afname van deze taak ziet u in hoeverre uw leerlingen de streefwoordenlijst beheersen. De afname van een taak kost een lesuur van minimaal 45 minuten. Na de afname worden de antwoordbladen naar Cito gestuurd voor verwerking. De school is verplicht gebruik te maken van de scorings- en rapportageservice van de Cito-groep. Op deze wijze zijn de normeringsgegevens altijd up-to-date. WAAROM ADVIESTOETS CITO? Argumenten voor de Adviestoets Cito zijn: 1 leerstof- en methode-onafhankelijke toetsing 2 vergelijking mogelijk met grote groep leerlingen in heel Nederland 3 leerstofaanbod beter kunnen bepalen op basis van uitkomsten 4 hulpmiddel bij indeling in leerweg of schooltype ADVIESTOETS CITO EN NIEUW NEDERLANDS Nieuw Nederlands biedt methodegebonden toetsen en toets dus de behandelde leerstof. De Adviestoets Cito is een extra hulpmiddel om het niveau te bepalen. Omdat de Adviestoets de normtabellen baseert op een grote groep leerlingen in heel Nederland, is de Adviestoets geschikt voor determinatie. ZIE OOK digitale proefwerken – toetsen – Volgtoets Cito
ATHENEUM-PLUS Zie: vwo-plus
BASISVAARDIGHEDEN TAAL Zie: doorlopende leerlijn taal
BEELDSCHERMEXAMENS Zie: digitale examens
BEOORDELEN WAT IS BEOORDELEN? Door te beoordelen worden leervorderingen van de leerling inzichtelijk gemaakt. Dat kan op verschillende manieren: • door het geven van cijfers, bijvoorbeeld van 1 tot en met 10 • door het geven van talige waarderingen zoals: onvoldoende / voldoende / goed / uitstekend • door mondelinge en/of schriftelijke evaluaties • door een portfolio • door leerlingen zelf het resultaat te laten presenteren
© Noordhoff Uitgevers bv, 2009
Nieuw Nederlands 4e editie, 4 vmbo gt, docentenhandleiding
24
Bij elke vorm van beoordeling worden bij voorkeur product én proces beoordeeld. Een goed proces kan immers – door omstandigheden - tot een slecht product leiden en andersom kan een slecht proces tot een goed product leiden. Daarom wordt de leerling en het leren zelf het meeste recht gedaan als zowel product als proces in ogenschouw wordt genomen. WAAROM BEOORDELEN? Belangrijke doelen van beoordelen zijn: 1 leervorderingen zichtbaar maken 2 motivatie en discipline bevorderen 3 selectie en kwalificatie: voldoende informatie verzamelen voor overgang en niveaubepaling BEOORDELEN IN NIEUW NEDERLANDS In Nieuw Nederlands worden leerlingen doorlopend op product en/of proces beoordeeld. • spreek- en schrijfopdrachten: leerlingen beoordelen zichzelf en/of elkaar op vorm en inhoud, op product en proces door hierover enkele gerichte vragen te beantwoorden • de D-toets: een diagnostische toets om het instapniveau bij Lezen, Taal en woordenschat, Spelling en Grammatica te beoordelen • de hoofdstuktoets: na ieder hoofdstuk maken de leerlingen een toets waarin Lezen, Taal en woordenschat, Spelling en Grammatica worden beoordeeld • de deeltoets: voor de volgende onderdelen zijn per hoofdstuk aparte toetsen beschikbaar: Lezen, Taal en woordenschat, Spelling en Grammatica • de taken: leerlingen ‘beoordelen’ elkaar doordat ze de uitkomsten van een taak laten zien aan klasgenoten en erover van gedachten wisselen; het resultaat wordt toegevoegd aan het taalportfolio • de projecten: leerlingen en/of de docent beoordelen product en proces aan de hand van criteria die vervolgens in cijfers, talige waarderingen of mondelinge en/of schriftelijke evaluaties kunnen uitmonden; het resultaat van het project wordt toegevoegd aan het taalportfolio ZIE OOK diagnostische toetsen – digitale proefwerken – groepsbeoordeling – groepswerk – zelfbeoordeling
BUITENSCHOOLSE OPDRACHT WAT IS EEN BUITENSCHOOLSE OPDRACHT? Een buitenschoolse opdracht is een opdracht die de leerling in of buiten lestijd buiten het schoolgebouw uitvoert. Internet biedt echter de gelegenheid om een buitenschoolse opdracht ook ín de school te maken. WAAROM EEN BUITENSCHOOLSE OPDRACHT? Belangrijke argumenten voor een buitenschoolse opdracht zijn: 1 authentieke leeromgevingen bestaan vooral buiten school 2 motivatie 3 variatie 4 samenhang ontdekken tussen leren in de school en buiten de school BUITENSCHOOLSE OPDRACHTEN IN NIEUW NEDERLANDS In Nieuw Nederlands wordt taal op verschillende manieren buiten de school geoefend: • variatietip: bij Lezen en Spreken/kijken/luisteren maken de leerlingen een opdracht die geschikt is om buiten de school uit te voeren omdat er authentieke teksten en gesprekssituaties vereist zijn • taken: de taken zijn meestal gericht op de echte, actuele wereld buiten de school • projecten: de projecten doen een beroep op informatieverzameling waarvoor ook authentieke, buitenschoolse bronnen (deskundigen, een museumbezoek) ingeschakeld kunnen worden • keuzeopdrachten fictiedossier: in de keuzeopdrachten bij Fictie leggen leerlingen een relatie tussen Fictie en de buitenwereld, bijvoorbeeld door deelname aan een dichtwedstrijd of door het zoeken van actuele rapteksten ZIE OOK
© Noordhoff Uitgevers bv, 2009
Nieuw Nederlands 4e editie, 4 vmbo gt, docentenhandleiding
25
actualiteit in de lessen – project – taak – variatietip
COMPETENTIEGERICHT LEREN Zie: nieuwe leren (het)
CONFLICTHANTERING EEN STAPPENPLAN VOOR CONFLICTHANTERING Onderstaand stappenplan heeft tot doel om het conflict te de-escaleren door de onderlinge relatie te versterken. Niet de straf maar de relatie staat centraal. Niet het probleem maar de oplossing krijgt de aandacht. Gebruik de volgende stappen om ongewenst gedrag te corrigeren: 1 Beschrijf direct de situatie / overtreding en uw oordeel daarover. 2 Vraag of de beschrijving klopt. 3 Laat de leerling zijn gedrag uitleggen. 4 Vat regelmatig neutraal samen. 5 Vraag de leerling hoe het gedrag in de toekomst kan worden voorkomen. 6 Vat de concrete afspraak samen. ZIE OOK ordeproblemen voorkomen
COÖPERATIEF LEREN Zie: samenwerkend leren
CURSUS WAT IS EEN CURSUS? Een cursus bestaat uit enkele lessen die over hetzelfde onderwerp gaan en bij elkaar horen. Een cursus heeft een duidelijk begin- en eindpunt. Als de cursus is afgerond, wordt de leerling geacht de leerstof te beheersen. WAAROM EEN CURSUS? Belangrijke argumenten voor een cursus: 1 effectief: de cursus richt zich op een of meer kerndoelen 2 motivatie: leerling ziet direct het einddoel 3 variatie door voortdurende afwisseling in leeractiviteiten: aanleren (cursus), toepassen (taken), integreren (projecten) 4 onnodige herhaling voorkomen CURSUSSEN IN NIEUW NEDERLANDS Nieuw Nederlands heeft de volgende onderdelen: Lezen, Spreken/kijken/luisteren, Schrijven, Studievaardigheid (vmbo/havo/vwo 1 en 2), Leren & Werken (vmbo 3), Examen doen (vmbo 4), Taal en woordenschat, Spelling, Grammatica en Fictie. Elk onderdeel kent zes cursussen (één cursus per hoofdstuk) van gemiddeld twee tot drie lessen. De zes cursussen per onderdeel kunnen ook uit de hoofdstukken worden getild en aaneengesloten worden gegeven. De belangrijkste informatie van een cursus wordt verzameld in de gereedschapskist voor taal. Deze gereedschapskist is aanwezig in het activiteitenboek en kan door de leerling meegenomen worden naar het volgende schooljaar.
© Noordhoff Uitgevers bv, 2009
Nieuw Nederlands 4e editie, 4 vmbo gt, docentenhandleiding
26
ZIE OOK diagnostische toets – gereedschapskist voor taal – project – taak
DETERMINATIE Zie: Adviestoets Cito – Volgtoets Cito
DIAGNOSTISCHE TOETS WAT IS EEN DIAGNOSTISCHE TOETS? Een diagnostische toets is een toets om het beginniveau van de leerling te bepalen. Uit de diagnostische toets wordt onder andere duidelijk of een leerling weinig, gemiddeld of juist veel training nodig heeft. WAAROM EEN DIAGNOSTISCHE TOETS? Belangrijke argumenten voor een diagnostische toets: 1 maatwerk: rekening kunnen houden met verschillen tussen leerlingen 2 motivatie: leerlingen krijgen onderwijs dat aansluit bij hun niveau 3 warming-up: diagnostische toets kan leerlingen voorbereiden op de cursus 4 leerlinggestuurd onderwijs: leerlingen kunnen zelfstandig leren en werken met de methode DIAGNOSTISCHE TOETSEN IN NIEUW NEDERLANDS Nieuw Nederlands kent voor de volgende onderdelen diagnostische toetsen oftewel D-toetsen: • Lezen • Taal en woordenschat • Grammatica • Spelling ZIE OOK beoordeling – D-toets
D-TOETS Zie: diagnostische toets
DIGITALE EXAMENS WAT ZIJN DIGITALE EXAMENS? Bij deze vorm van centrale examens vindt de examenafname geheel op de computer plaats. De opgaven worden op het scherm aangeboden en de leerlingen beantwoorden de vragen op de computer. Bij open vragen beoordeelt de docent de antwoorden, bij gesloten vragen voert de computer de scoring uit. Voor de organisatie en afname van deze examens is een CBT-programma ontwikkeld, genaamd CitoTester. Dit programma bestaat uit twee onderdelen: TestManager en TestCenter. TestManager regelt de organisatie van de afname en is bestemd voor de examensecretaris en correctoren. TestCenter is het afnameprogramma voor de leerlingen. Met ingang van 2008 kunnen vmbo-kandidaten de digitale examens maken in de algemene vakken van de basisberoepsgerichte leerweg (bb). Dat betekent dat vmbo-bb-leerlingen ook het vak Nederlands al in de vorm van een digitaal examen kunnen afleggen. In 2008 kunnen scholen nog terugvallen op een papieren examen. Na 2008 wordt alleen nog het digitaal examen aangeboden. Het digitaal examen zal op termijn ook worden ingevoerd voor vmbo-leerlingen van de overige leerwegen. Op www.cito.nl en www.cevo.nl vindt u actuele informatie over de invoering van digitale examens.
© Noordhoff Uitgevers bv, 2009
Nieuw Nederlands 4e editie, 4 vmbo gt, docentenhandleiding
27
WAAROM DIGITALE EXAMENS? De Cevo noemt een aantal argumenten voor digitale examens: • de computer schept meer mogelijkheden voor het examineren van vaardigheden (die een belangrijk onderdeel zijn in de examenprogramma’s) • de computer kan meerwaarde bieden ten aanzien van het type opgaven die in het centraal examen opgenomen kunnen worden • de computer geeft de mogelijkheid om meer accent te leggen op visuele presentatie van vragen, er kan kleur en video gebruikt worden, voor veel leerlingen is dit aantrekkelijk en van belang • de aansluiting bij de ontwikkelingen in maatschappij en onderwijs • de computer kan correctiewerk overnemen of vergemakkelijken • de inzet van de computer faciliteert (in sommige gevallen) een andere organisatie van de examens. DIGITALE EXAMENS IN NIEUW NEDERLANDS Digitale examens vinden in eerste instantie plaats voor vmbo-basisleerlingen. In deel 4 van Nieuw Nederlands voor vmbo-basis worden leerlingen in hoofdstuk 5 bij Examen doen voorbereid op het werken met een digitaal examen. De belangrijkste kenmerken van een digitaal examen worden opgesomd en ook worden enkele relevante beeldschermen getoond uit een digitaal proefexamen. ZIE OOK beoordelen – digitale proefwerken - I-clips
DIGITALE PROEFWERKEN WAT ZIJN DIGITALE PROEFWERKEN? Digitale proefwerken zijn proefwerken die leerlingen on-line – dus via internet – kunnen maken. De docent kan veel tijd besparen met het maken en nakijken van proefwerken. De digitale proefwerken bevatten verschillende vraagtypes. Met deze vraagtypes komen de leerlingen ook in aanraking via de I-clips. WAAROM DIGITALE PROEFWERKEN? Belangrijke argumenten voor digitale proefwerken zijn: 1 tijdwinst 2 variatie in toetsen 3 rapportage mogelijk per leerling, per klas en per vraag DIGITALE PROEFWERKEN BIJ NIEUW NEDERLANDS Bij Nieuw Nederlands zijn digitale proefwerken beschikbaar. Zie www.digitaleproefwerken.nl. ZIE OOK beoordelen – I-clips
DOCENTROLLEN WAT ZIJN DE DOCENTROLLEN? Bij een activerende didactiek kunnen vier rollen voor de docent worden onderscheiden: • de instructeur: de docent is de bron van kennis en opdrachtgever van leeractiviteiten • de trainer: de docent werkt via het overdragen van kennis aan vaardigheden door deze vaardigheden voor te doen en door leerlingen te laten oefenen en toepassen • de begeleider: de docent zorgt voor omstandigheden waarin leerlingen optimaal kunnen leren • de coach: de docent begeleidt de leerling door gerichte vragen te stellen en nauw aan te sluiten bij individuele leerbehoeftes en knelpunten De inzet van een of meer van deze rollen is afhankelijk van de leerstof. In principe is het mogelijk om in één les alle vier rollen afwisselend in te zetten.
© Noordhoff Uitgevers bv, 2009
Nieuw Nederlands 4e editie, 4 vmbo gt, docentenhandleiding
28
WAAROM VERSCHILLENDE DOCENTROLLEN? Belangrijke argumenten voor verschillende docentrollen zijn: 1 effectiviteit: door de docentrol en het leerdoel op elkaar af te stemmen 2 verschillende docentrollen zijn een voorwaarde van activerende didactiek 3 variatie in het werk als docent DOCENTROLLEN IN NIEUW NEDERLANDS In Nieuw Nederlands zijn alle vier rollen mogelijk. Bij sommige opdrachten ligt een bepaalde rol meer voor de hand om het gewenste effect te bereiken. Bijvoorbeeld: • de cursus: de docent als instructeur en/of trainer en/of begeleider • de variatietip: de docent als begeleider • de taak: de docent als begeleider • het project: de docent als coach ZIE OOK actief leren – activerende didactiek – activerende werkvormen
DOORLOPENDE LEERLIJNEN TAAL De Expertgroep Doorlopende Leerlijnen Taal en Rekenen heeft vier niveaus voor de Nederlandse taal beschreven, niveau 1F tot en met niveau 4F. Het doel van deze niveaubeschrijvingen is om de taalvaardigheid van leerlingen op een hoger plan te brengen. De letter F verwijst naar de aanduiding ‘fundamenteel niveau’. Met de vaststelling van de vier referentieniveaus wil de Expertgroep tegemoetkomen aan de zorg in onderwijs en samenleving dat de taalvaardigheid van leerlingen de laatste jaren is achteruitgegaan. Ook heeft de Expertgroep aangegeven dat zij niveau 2F als noodzakelijk beschouwt om maatschappelijk goed te kunnen functioneren op het gebied van taal. Dit niveau is volgens het advies een voorwaarde voor het functioneren als burger in de samenleving. De vier taalniveaus zijn te gebruiken in het hele onderwijsstelsel, zowel in primair onderwijs, voortgezet onderwijs, middelbaar beroepsonderwijs als hoger onderwijs. Hierdoor kunnen de niveaus als referentiepunt dienen bij de overgang van bijvoorbeeld po naar vo of van vo naar mbo. Leerlingen kunnen dankzij de niveaubeschrijvingen beter gevolgd en gestimuleerd worden door docenten. De beschrijving van taalvaardigheden kan bovendien helpen de drempels (overgangen) tussen onderwijstypen weg te nemen en voor een doorlopende leerlijn zorgen. De Expertgroep verdeelt in navolging van het Europees Referentiekader (ERK) het vak Nederlands in een aantal domeinen en subdomeinen: Domein 1 Mondelinge taalvaardigheid • subdomein Gespreksvaardigheid • subdomein Luistervaardigheid • subdomein Spreekvaardigheid Domein 2 Leesvaardigheid • subdomein Lezen zakelijke teksten • subdomein Lezen van literaire en fictionele teksten Domein 3 Schrijfvaardigheid Domein 4 Taalbeschouwing en taalverzorging De Expertgroep beschrijft vier niveaus, ook wel aangeduid als referentieniveaus: Niveau Basiskwaliteit Drempel 1F eind primair onderwijs van po naar vo 2F eind vmbo van vo fase 1 naar vo fase 2 / van vmbo naar mbo 3F eind mbo-4 en havo van vo naar mbo en ho 4F eind vwo van vo naar wo ZIE OOK Europees Referentiekader (ERK)
© Noordhoff Uitgevers bv, 2009
Nieuw Nederlands 4e editie, 4 vmbo gt, docentenhandleiding
29
EUROPEES REFERENTIEKADER (ERK) Het Europees Referentiekader (ERK) is ontworpen voor het onderwijs in moderne vreemde talen in landen van de Europese Unie. Het ERK is dus nadrukkelijk bedoeld voor de verwerving van een tweede taal, niet voor moedertaalonderwijs. Namens de MBO-raad is in 2007 het document Raamwerk Nederlands (v)mbo verschenen dat gezien kan worden als een vertaling van de ERKbeschrijvingssystematiek naar het onderwijs in Nederlands als eerste taal. In 2008 is ook het rapport verschenen van de Expertgroep Doorlopende Leerlijnen taal en rekenen met vier referentieniveaus voor onderwijs in het Nederlands. Deze niveaus corresponderen met de ERK-niveaus, respectievelijk: referentieniveau 1F (ERK A2), referentieniveau 2F (ERK B1), referentieniveau 3F (ERK B2) en referentieniveau 4F (C1). In 2009 heeft de SLO taalmethodes voor het voortgezet onderwijs geanalyseerd. Uit deze analyse blijkt dat niveau 2F (vmbo en onderbouw havo/vwo) alsook niveau 3F (tweede fase havo/vwo) gedekt wordt door de 4e editie van Nieuw Nederlands. Nieuw Nederlands vwo tweede fase werkt toe naar niveau 4F. In schema is de verhouding tussen de referentieniveaus taal en het Europees Referentiekader als volgt: Niveau Basiskwaliteit Drempel Relatie ERK 1F eind primair onderwijs van po naar vo A2 2F eind vmbo van vo fase 1 naar vo fase 2 / van vmbo naar mbo B1 3F eind mbo-4 en havo van vo naar mbo en ho B2 4F eind vwo van vo naar wo C1 ZIE OOK doorlopende leerlijn taal
EXAMENPROGRAMMA NEDERLANDS HAVO/VWO HET EINDEXAMEN Voor Nederlands is het examenprogramma voor vwo en havo vrijwel identiek. Alleen Subdomein E1 is verschillend voor vwo en havo. Het eindexamen bestaat uit het centraal examen en het schoolexamen. HET CENTRAAL EXAMEN Het centraal examen heeft betrekking op domein A en domein D voor zover het analyseren en beoordelen betreft. De CEVO stelt het aantal en de tijdsduur van de zittingen van het centraal examen vast. De CEVO maakt indien nodig een specificatie bekend van de examenstof van het centraal examen. HET SCHOOLEXAMEN Het schoolexamen heeft betrekking op: • de domeinen en subdomeinen waarop het centraal examen geen betrekking heeft; • indien het bevoegd gezag daarvoor kiest: een of meer domeinen of subdomeinen waarop het centraal examen betrekking heeft; • indien het bevoegd gezag daarvoor kiest: andere vakonderdelen, die per kandidaat kunnen verschillen. DE EXAMENSTOF De tien eindtermen voor Nederlands zijn beschreven in domeinen en subdomeinen: Domein A: Leesvaardigheid (A 1: Analyseren en interpreteren, A2: Beoordelen, A3: Samenvatten) Domein B: Mondelinge taalvaardigheid Domein C: Schrijfvaardigheid Domein D: Argumentatieve vaardigheden Domein E: Literatuur (E1: Literaire ontwikkeling, E2: Literaire begrippen, E3: Literatuurgeschiedenis) Domein F: Oriëntatie op studie en beroep
© Noordhoff Uitgevers bv, 2009
Nieuw Nederlands 4e editie, 4 vmbo gt, docentenhandleiding
30
EXAMENPROGRAMMA NEDERLANDS VMBO ALGEMENE ONDERWIJSDOELEN Het examenprogramma voor Nederlands in het vmbo bestaat uit algemene onderwijsdoelen en uit eindtermen voor het vak Nederlands. De zes algemene onderwijsdoelen zijn: 1 Werken aan vakoverstijgende thema's 2 Leren uitvoeren 3 Leren leren 4 Leren communiceren 5 Leren reflecteren op het leer- en werkproces 6 Leren reflecteren op de toekomst HET CENTRAAL EXAMEN Het centraal examen heeft betrekking op de volgende exameneenheden: • Leervaardigheden in het vak Nederlands 1 • Luister- en kijkvaardigheid • Leesvaardigheid • Schrijfvaardigheid 1
Het CEVO kan per leerweg bepalen dat het centraal examen geen betrekking heeft op de exameneenheid Luister- en kijkvaardigheid.
HET SCHOOLEXAMEN Het schoolexamen voor een bepaalde leerweg heeft voor de algemeen vormende vakken in ieder geval betrekking op exameneenheid K3 (Leervaardigheden). Daarnaast heeft het schoolexamen betrekking op: • ten minste die exameneenheden die deel uitmaken van het examenprogramma van deze leerweg voor zover zij niet deel uitmaken van het centraal examen voor die leerweg; • indien het bevoegd gezag daarvoor kiest een of meer exameneenheden waarop het centraal examen betrekking heeft; • indien het bevoegd gezag daarvoor kiest: andere vakonderdelen die relevant zijn voor het betreffende vak of examenprogramma, die per kandidaat kunnen verschillen. DE EINDTERMEN NEDERLANDS De eindtermen voor de Nederlands taal zijn voor bb, kb en gt/tl op enkele punten verschillend. We karakteriseren de doelen en de verschillen kort: Eindterm 1: Oriëntatie op leren en werken (bb, kb, gl/tl) Eindterm 2: Basisvaardigheden (bb, kb, gl/tl) Eindterm 3: Leervaardigheden in het vak Nederlands (bb, kb, gl/tl) Eindterm 4: Luister- en kijkvaardigheid (bb) Eindterm 5: Luister- en kijkvaardigheid + waarde en betrouwbaarheid van media (kb, gt/tl) Eindterm 6: Spreek- en gespreksvaardigheid ((bb, kb, gl/tl) Eindterm 7: Leesvaardigheid (bb) Eindterm 8: Leesvaardigheid + talige middelen van de auteur aangeven om schrijfdoel te bereiken + samenvatting geven van een tekst (kb, gl/tl) Eindterm 9: Schrijfvaardigheid (bb, kb, gl/tl) Eindterm 10: Fictie (bb) Eindterm 11: Fictie + kenmerken in fictiewerk aanwijzen + achtergrondinformatie verzamelen (kb, gt/tl) Eindterm 12: Verwerven, verwerken en verstrekken van informatie (gl/tl) Eindterm 13: Schrijven op basis van documentatie (gl/tl) Eindterm 14: Vaardigheden in samenhang (gl/tl)
EXPERTWERKVORM Zie: activerende werkvormen – samenwerkend leren – werkwoordspelling met expertwerkvorm
© Noordhoff Uitgevers bv, 2009
Nieuw Nederlands 4e editie, 4 vmbo gt, docentenhandleiding
31
EXPERTGROEP TAAL EN REKENEN Zie: doorlopende leerlijn taal
GEREEDSCHAPSKIST VOOR TAAL WAT IS DE GEREEDSCHAPSKIST VOOR TAAL? De gereedschapskist is een onderdeel van het activiteitenboek. In de gereedschapskist staat de theorie uit de cursussen. Deze theorie bevat niet alleen de uitleg van belangrijke begrippen maar ook tips, strategieën en stappenplannen. De gereedschapskist hebben leerlingen bijvoorbeeld nodig als ze aan een taak of een project werken. WAAROM EEN GEREEDSCHAPSKIST VOOR TAAL? Belangrijke argumenten voor het gebruik van de gereedschapskist voor taal zijn: 1 snelheid en gemak: leerling vindt snel belangrijke theorie, tips en stappenplannen terug 2 handig hulpmiddel bij uitvoering van taken en projecten 3 compact meeneemnaslagwerk voor volgende schooljaren ZIE OOK activiteitenboek – cursus – project – taak
GROEPSBEOORDELING WAT IS GROEPSBEOORDELING? Groepsbeoordeling is de beoordeling van groepswerk. Dat kan op verschillende manieren: • groepscijfer: de leden van een groep krijgen allemaal hetzelfde cijfer • individueel cijfer: de leden van een groep krijgen ieder een individueel cijfer op basis van de eigen inbreng • individueel cijfer met bonuspunten: naast het individueel cijfer kunnen leerlingen bonuspunten krijgen op basis van het groepsresultaat • zelfbeoordeling per groep: iedere groep krijgt een vaste hoeveelheid punten (bijvoorbeeld 28 punten voor vier personen) die ze onderling moeten verdelen • groepsbeloning: een beloning anders dan met cijfers, bijvoorbeeld door het resultaat te laten presenteren, mondeling, schriftelijk, digitaal of een combinatie WAAROM GROEPSBEOORDELING? Belangrijke argumenten voor groepsbeoordeling zijn: 1 samen leren met anderen speelt een belangrijke rol in onder- en bovenbouw 2 motivatie voor samenwerken bij groepswerk vergroten 3 evenwichtige aandacht bij het leren voor product en proces 4 vrijblijvendheid en vluchtgedrag bij groepswerk voorkomen GROEPSBEOORDELING IN NIEUW NEDERLANDS Nieuw Nederlands kent verschillende vormen van groepswerk en groepsbeoordeling. Bijvoorbeeld: • spreek- en schrijfopdrachten: groepsbeloning • de taak: groepsbeloning • het project: alle manieren van groepsbeoordeling mogelijk aan de hand van criteria die met cijfers van 1 tot en met 3 gewaardeerd worden; gezamenlijk puntenaantal kan worden omgezet in cijfers ZIE OOK beoordelen – project - samenwerkend leren – taak - zelfbeoordeling
© Noordhoff Uitgevers bv, 2009
Nieuw Nederlands 4e editie, 4 vmbo gt, docentenhandleiding
32
GROEPSWERK WAT IS GROEPSWERK? Groepswerk is het uitvoeren van opdrachten waarbij leerlingen voor een goed resultaat elkaar nodig hebben. Bij groepswerk gaat het niet alleen om het uiteindelijke resultaat maar ook om de totstandkoming van dat resultaat. Product en proces spelen in groepswerk dus allebei een rol. WAAROM GROEPSWERK? 1 samen leren met anderen speelt een belangrijke rol in de onderbouw 2 oefening van mondelinge taalvaardigheid, zowel spreken als luisteren 3 ontwikkelen van sociaal-communicatieve vaardigheden GROEPSWERK IN NIEUW NEDERLANDS In Nieuw Nederlands zit groepswerk vooral in: • de laatste opdrachten in de cursussen Spreken/kijken/luisteren • de taak • het project ZIE OOK groepsbeoordeling – project - sociaal-communicatieve vaardigheden - taak
HOOGBEGAAFDE LEERLINGEN Zie: vwo-plus
I-CLIPS WAT IS I-CLIPS? De I-clips is de website bij Nieuw Nederlands met extra opdrachten en ondersteunend lesmateriaal. Dit materiaal wordt aangeboden binnen de elektronische leeromgeving Schoolwise. Voor elke cursus in elk hoofdstuk uit het leerlingenboek is extra materiaal beschikbaar. I-clips is toegankelijk met een wachtwoord dat de leerling krijgt samen met het activiteitenboek. In de i–clips vindt u de volgende extra’s: • Weet je het?: een controle van de theorie (ook zonder wachtwoord beschikbaar) • D-toetsen: de diagnostische toetsen bij Lezen, Taal en woordenschat, Grammatica en Spelling • extra oefenstof voor Lezen, Taal en woordenschat, Grammatica en Spelling • de kijk- en luisterfragmenten bij iedere cursus van het onderdeel Spreken/kijken/luisteren • zes minicursussen Schrijven • het taalregister: leerlingen krijgen in een register een korte uitleg over de belangrijkste begrippen uit de theorieblokken • instructie voor gebruik van Word, PowerPoint en Excel • de voorgelezen fragmenten uit het onderdeel Fictie • drie webquests WAAROM I-CLIPS? Belangrijke argumenten voor het gebruik van I-clips zijn: 1 extra oefening bij de leerstof uit de cursussen 2 complete naslagfunctie voor behandeld lesmateriaal 3 motivatie en variatie I-CLIPS IN NIEUW NEDERLANDS De I-clips vindt u op de website www.nieuwnederlands.noordhoff.nl. Het optionele activiteitenboek geeft toegang via een wachtwoord tot de I-clips en ander lesmateriaal. ZIE OOK buitenschoolse opdrachten – cursus – D-toets – project – Schoolwise – taak – webquest
© Noordhoff Uitgevers bv, 2009
Nieuw Nederlands 4e editie, 4 vmbo gt, docentenhandleiding
33
INTERNET WAT IS INTERNET? Internet – oftewel het world-wide-web – biedt toegang tot een ongekende hoeveelheid informatie. Om het zoeken op internet te vergemakkelijken, zijn er een aantal handige websites: • www.davindi.nl: een zoekprogramma voor scholieren; onderdeel van Kennisnet • www.startpagina.nl: een pagina met een overzicht van veelgebruikte websites, onderverdeeld in handige rubrieken • www.startpagina.nl/dochters: Startpagina kent veel ‘dochterpagina’s’; deze dochterpagina’s bieden een overzicht van websites rond een bepaald thema WAAROM INTERNET? Belangrijke argumenten voor het gebruik van internet door leerlingen zijn: 1 leerlingen komen buiten schooltijd veel in aanraking met internet 2 grote diversiteit aan bronnen 3 actualiteit 4 individueel onderwijs dat rekening houdt met verschillen tussen leerlingen 5 variatie en motivatie INTERNET EN NIEUW NEDERLANDS In Nieuw Nederlands speelt internet op verschillende manieren een rol. Bijvoorbeeld: • Lezen: leesteksten zijn ontleend aan internet • Schrijven: forumdiscussies op internet • Studievaardigheid (vmbo/havo/vwo 1 en 2): zoekvaardigheid op internet en beoordelen betrouwbaarheid van informatie • Taak: informatie verzamelen op internet • Project: internet is een van de bronnen die geraadpleegd kunnen worden • I-clips: extra lesmateriaal dat via internet wordt aangeboden, onder andere Meer oefenen, Dtoetsen en minicursussen Schrijven ZIE OOK actualiteit in taallessen - buitenschoolse opdrachten – D-toetsen - I-clips – Meer oefenen – project
JAARPLANNER IN NIEUW NEDERLANDS WAT IS EEN JAARPLANNER IN NIEUW NEDERLANDS? In de onderbouw hebben scholen de vrijheid om een eigen invulling aan de onderbouw te geven. Deze keuzevrijheid van scholen betekent dat in principe iedere school het vak Nederlands een andere vorm én een andere inhoud kan geven, zolang de kerndoelen maar gerealiseerd worden. Voor een lesmethode betekent dit dat de leerstof flexibel moet kunnen worden ingezet. Nieuw Nederlands bevat een jaarplanner waarin alle leerstof aan de orde komt. Om scholen echter te ondersteunen in hun keuzevrijheid, biedt de docentenhandleiding verschillende aanpakken die aansluiten bij de vier scenario’s in de onderbouw. Bijvoorbeeld: • Nederlands als 1-uursvak, 2-uursvak en 3-uursvak • Nederlands geïntegreerd in een leergebied • Nederlands als individueel onderwijs WAAROM EEN JAARPLANNER? Belangrijke argumenten voor een jaarplanner zijn: 1 overzicht bieden van de totale leerstof en benodigde lestijd 2 lesvoorbereiding vergemakkelijken 3 gemakkelijker inhoudelijke keuzes kunnen maken 4 gemakkelijker werkwijzers op maat kunnen maken JAARPLANNER IN NIEUW NEDERLANDS
© Noordhoff Uitgevers bv, 2009
Nieuw Nederlands 4e editie, 4 vmbo gt, docentenhandleiding
34
De jaarplanner in Nieuw Nederlands is beschikbaar in de docentenhandleiding. ZIE OOK keuzevrijheid – kerndoelen - scenario’s
KERNDOELEN ONDERBOUW TIEN KERNDOELEN Het vak Nederlands in de onderbouw telt tien kerndoelen. De kerndoelen worden hieronder in samenhang beschreven en geanalyseerd. Kort gezegd: wat typeert Nederlands in de onderbouw? TYPERING VAN DE KERNDOELEN In de meeste van de tien kerndoelen zijn de taalvaardigheden geïntegreerd. De kerndoelen 1, 2 en 3 hebben bijvoorbeeld betrekking op zowel schrijf- als spreeksituaties. Taalvaardigheid wordt in de vernieuwde onderbouw gezien als een mengvorm van mondelinge en schriftelijke taalvaardigheid. In taalsituaties combineer je met andere woorden zowel spreek-, luister-, lees- als schrijfvaardigheid. Geïsoleerd gebruik van een van de vaardigheden komt zelden voor. Kerndoel 3 en 4 laten zien dat Nederlands taalonderwijs tot doel heeft strategieën aan te leren. Woordenschatuitbreiding heeft met een apart kerndoel een belangrijke status gekregen binnen de tien kerndoelen. Bij kerndoel 4 staan strategieën centraal om informatie te verwerven uit gesproken en geschreven teksten. Deze informatievaardigheden gebruiken de leerlingen uiteraard niet alleen in het vak Nederlands, maar hebben sterke verwantschap met alle andere vakken waarin leerlingen onderwijs volgen. Lees- en luisterstrategieën spelen in deze kerndoelen een cruciale rol. Informatievaardigheden spelen niet alleen in kerndoel 4 maar ook in kerndoel 5 een prominente rol. In dit kerndoel worden schriftelijke en digitale bronnen genoemd. Leerlingen moeten getraind worden in het zoeken, het ordenen en het beoordelen van informatie op waarde voor hemzelf en anderen. De persoonlijke inschatting van de waarde, het belang van de informatie - zowel voor jezelf als voor anderen - wordt expliciet in dit kerndoel genoemd. Een kritische omgang met informatie wordt hier gepropageerd. In de kerndoelen 6 en 7 worden de mondelinge tekstsoorten genoemd waarin de leerlingen getraind moeten worden: deelnemen aan overleg, planning, discussie in een groep, en het geven van een mondelinge presentatie. Kerndoel 8 gaat in op het lezen van zowel fictie als non-fictie. Ook noemt het kerndoel een criterium voor de keuze van teksten: de teksten moeten tegemoetkomen aan de belangstelling van de leerling én zijn belevingswereld uitbreiden. Kerndoel 9 en 10 benoemen de metacognitieve vaardigheden die bij alle overige kerndoelen gebruikt kunnen worden: een planmatige aanpak van taalactiviteiten, en beter de taal leren door te reflecteren op taalactiviteiten.
KEUZES MAKEN IN DE METHODE Zie: jaarplanning
KEUZEVRIJHEID ONDERBOUW WAT IS KEUZEVRIJHEID? In de onderbouw hebben scholen de keuze om het onderwijs in leerjaar 1 en 2 naar eigen voorkeur in te richten. Belangrijke voorwaarden zijn echter onder andere: • het realiseren van de globaal geformuleerde kerndoelen • het voldoen aan de zes kenmerken van het leren in de onderbouw
© Noordhoff Uitgevers bv, 2009
Nieuw Nederlands 4e editie, 4 vmbo gt, docentenhandleiding
35
De kerndoelen zijn voorgeschreven voor tweederde van de totale leertijd. Het resterende eenderde deel kunnen scholen naar eigen inzicht invullen. Er kunnen extra vakken worden aangeboden maar ook kunnen de verplichte vakken verder verdiept worden. WAAROM KEUZEVRIJHEID? Belangrijke argumenten voor keuzevrijheid van scholen in de onderbouw zijn: 1 recht doen aan verschillen tussen leerlingen 2 meer keuzemogelijkheden voor ouders en leerlingen 3 de school kan doen waar de school goed in is KEUZEVRIJHEID IN NIEUW NEDERLANDS In Nieuw Nederlands is keuzevrijheid op verschillende manieren vormgegeven, zowel voor de school, de docent als de leerling. Bijvoorbeeld: • jaarplanner van leerstof met een keur aan varianten • variatie in opdrachten, teksten en bronnen • onderscheid in cursus, taak en project ZIE OOK cursus – jaarplanning in Nieuw Nederlands – kerndoelen nader uitgelegd – project – taak
KLASSENMANAGEMENT Zie: ordeproblemen – uitgestelde aandacht
LEERLINGROLLEN WAT ZIJN DE VERSCHILLENDE LEERLINGROLLEN? Bij groepsopdrachten is wederzijdse afhankelijkheid een voorwaarde om alle leerlingen bij de opdracht te betrekken. Deze wederzijdse afhankelijkheid wordt versterkt als iedere leerling een duidelijke rol heeft. Bijvoorbeeld: • schrijver: noteert alle uitkomsten • rekenaar: controleert antwoorden met rekenmachine • vrager: roept de docent erbij als dat nodig is • materiaalchef: haalt en brengt benodigde spullen • organisator: verdeelt werk over groepsleden • checker: controleert of iedereen de opdracht snapt of kan • criticus: stelt lastige vragen • opzoeker: raadpleegt naslagwerken • uitvoerder: voert praktische handelingen uit • scheidsrechter: beslist bij meningsverschillen of schakelt hulp in • informant: loopt langs bij andere groepen om antwoorden te controleren of ideeën op te doen • pretletter: houdt de moed erin en zorgt voor een goede werksfeer WAAROM VERSCHILLENDE LEERLINGROLLEN? Belangrijke argumenten voor verschillende leerlingrollen zijn: 1 bevorderen wederzijdse afhankelijkheid in groepswerk 2 bieden van duidelijkheid, veiligheid en structuur 3 variatie in leeractiviteiten 4 bevorderen van verantwoordelijkheidsgevoel en sociaal-communicatieve vaardigheden LEERLINGROLLEN IN NIEUW NEDERLANDS In Nieuw Nederlands komen de rollen op verschillende manieren aan de orde. Bijvoorbeeld: • cursussen: de opdrachten wisselen rollen zoveel mogelijk af, met name de rol van schrijver, vrager, opzoeker, uitvoerder en informant
© Noordhoff Uitgevers bv, 2009
Nieuw Nederlands 4e editie, 4 vmbo gt, docentenhandleiding
• •
36
taken: leerlingen zijn genoodzaakt voor een goede uitvoering van de taak om de rollen te verdelen, met name de rol van materiaalchef, organisator, checker, criticus, opzoeker, uitvoerder, informant en pretletter projecten: in een project spelen alle rollen een rol; in het stappenplan en de criteria wordt expliciet aangestuurd op verdeling van rollen
ZIE OOK cursus – groepswerk – project – samenwerkend leren – taak
LEERSTIJLEN WAT ZIJN LEERSTIJLEN? Een leerstijl is de manier waarop een leerling het prettigst en gemakkelijkst leert. Leren gaat het beste als de leerling zijn eigen leerstijl kan toepassen. Om de horizon van leerlingen te verbreden, is het echter ook zinvol om leerlingen kennis te laten maken met andere leerstijlen. Afhankelijk van de leerstijl, ontwikkelt een leerling zijn eigen technieken en trucs om te leren (zie leerstrategieën). Leerstijlen zijn divers. Bijvoorbeeld: • leren door te horen, te zien, te voelen, te ruiken of door zelf iets te doen • leren door exacte analyse • leren door een globale benadering • leren door extravert te zijn • leren door introvert te zijn • leren door reflectief te reageren • leren door impulsief te reageren • leren door de werkelijkheid open, intuïtief en associatief te benaderen • leren door de werkelijkheid gesloten en gestructureerd te benaderen Niet alleen verschillen leerstijlen per leerling, ook doen de schoolvakken vaak een beroep op een bepaalde leerstijl. WAAROM AANDACHT VOOR LEERSTIJLEN? Belangrijke argumenten om aandacht te besteden aan verschillen in leerstijlen zijn: 1 veiligheid bieden aan leerlingen: eigen leerstijl laten benutten 2 effectiviteit: leerling leert beter als hij zijn leerstijl kan toepassen 3 horizon verbreden: leerling andere, misschien voor hem of haar betere leerstijlen laten ontdekken LEERSTIJLEN IN NIEUW NEDERLANDS Nieuw Nederlands biedt in de cursussen, taken en projecten de leerling gelegenheid om zijn eigen leerstijl verder te ontwikkelen. De docent speelt een belangrijke rol door ruimte te bieden aan verschillen in leerstijlen. Opdrachten in Nieuw Nederlands doen een beroep op een ruim scala aan leerstijlen, zodat leerlingen ook kennismaken met andere manieren van leren. ZIE OOK leerstrategieën – meervoudige intelligenties
LEERSTRATEGIEËN WAT ZIJN LEERSTRATEGIEËN? Leerstrategieën zijn de stappen die de leerling zet om zijn leren effectiever en efficiënter te maken. Leerlingen kiezen strategieën die het beste bij hun leerstijl passen. Er zijn tal van leerstrategieën. Bijvoorbeeld: • betekenis van een woord afleiden uit de tekst • voorkennis activeren • categoriseren (rijtjes maken) • concretiseren met voorbeelden • schematiseren, bijvoorbeeld oorzaak-gevolg • betekenis geven door koppeling aan eigen ervaringen • vereenvoudigen door gebruik van metaforen
© Noordhoff Uitgevers bv, 2009
37
Nieuw Nederlands 4e editie, 4 vmbo gt, docentenhandleiding
• • • • •
concentreren onderwerpen of invalshoeken kiezen op basis van eigen interesses doelgericht lezen met behulp van een leesstrategie vragen stellen om verheldering of verbetering samenwerken met klasgenoten
• • • • • • •
uit je hoofd leren aantekeningen maken jezelf moed inpraten ontspannen met muziek of sport je eigen vooruitgang bijhouden huiswerk plannen lastige woorden en zinnen niet gebruiken omschrijvingen geven
WAAROM AANDACHT VOOR LEERSTRATEGIEËN? Belangrijke argumenten om aandacht te besteden aan leerstrategieën zijn: 1 structuur en veiligheid bieden aan leerlingen 2 effectiviteit: leerling leert beter als hij de bij hem passende leerstrategieën kan toepassen LEERSTRATEGIEËN IN NIEUW NEDERLANDS Leerstrategieën spelen een belangrijke rol in opdrachten in Nieuw Nederlands. Bijvoorbeeld: • klasgenoten als bron gebruiken om te leren • vragen stellen en doorvragen • eigen onderwerpen en invalshoeken kunnen kiezen • leesstrategieën • schrijfstrategieën • spreekstrategieën • woordraadstrategieën • strategieën om woorden te onthouden ZIE OOK leerstijlen
LEREN DOOR TE DOEN Zie: actief leren
LEREN LEREN Zie: zelfstandig leren
LESPLANNING MAKEN Zie: jaarplanner in Nieuw Nederlands – werkwijzer
LOKAALINRICHTING WAT IS EEN GOEDE LOKAALINRICHTING? De lokaalinrichting is afhankelijk van de manier waarop in de klas geleerd wordt. Het lokaal kan op verschillende manieren worden ingericht. Bijvoorbeeld: • de busopstelling: tafels staan in tweetallen achter elkaar opgesteld, vaak in drie rijen; alle tafels zijn gericht op de docent en het bord • de U-vorm: tafels vormen een U-vorm met een grote binnenruimte; leerlingen kunnen elkaar maar ook de docent en het bord zien • eilandvorm: tafels zijn in 3-tallen, 4-tallen of 5-tallen gegroepeerd waarbij de tafels zo zijn opgesteld dat niemand met zijn rug naar het bord of de docent zit
© Noordhoff Uitgevers bv, 2009
Nieuw Nederlands 4e editie, 4 vmbo gt, docentenhandleiding
38
Aanvullend op deze drie vormen van lokaalinrichting zijn een aantal varianten mogelijk door hoeken te creëren. Bijvoorbeeld: • een rustig-werken-hoek • een luisterhoek met apparatuur • een computerhoek • een opzoekhoek met naslagwerken • een lekker-lezen-hoek Bij zelfstandig werken door leerlingen is een instructietafel nodig. Een instructietafel is een tafel in de klas waar een leerling of kleine groepjes leerlingen apart uitleg kunnen krijgen. Andere leerlingen moeten dan wel zelfstandig – zonder hulp van de docent – verder kunnen werken. WANNEER WELKE LOKAALINRICHTING? De keuze van de lokaalinrichting is afhankelijk van de manier van leren. Bijvoorbeeld: • de busopstelling: vooral geschikt voor klassikale instructie en presentaties • de U-vorm: vooral geschikt voor klassikale instructie en voor groepsgesprekken • de eilandvorm: vooral geschikt voor groepswerk, samenwerkend leren, het gebruik van activerende werkvormen en zelfstandig werken De inrichting van hoeken met een speciale functie én een instructietafel is wenselijk bij alle drie vormen. LOKAALINRICHTING BIJ NIEUW NEDERLANDS Nieuw Nederlands is als communicatieve taalmethode gericht op interactie tussen leerlingen. In de lessen oefenen leerlingen hun lees-, schrijf-, spreek-, kijk- en luistervaardigheid. De hoeken en de instructietafel zijn daarom doorlopend gewenst. De opstelling van tafels kan variëren. De opstellingen die klassengesprekken en uitwisseling in kleine groepen mogelijk maken, hebben echter de voorkeur. Bijvoorbeeld: • cursus: busopstelling, U-vorm en eilandvorm zijn alle drie mogelijk • taken: busopstelling (bij alleen werken en in tweetallen werken) en eilandvorm (bij 3-tallen en meer) zijn mogelijk • projecten: eilandvorm bij de projectfasen voorbereiden en uitvoeren; U-vorm en/of eilandvorm bij de projectfasen presentatie en nabespreking ZIE OOK uitgestelde aandacht – zelfstandig leren
MEER OEFENEN WAT IS MEER OEFENEN? Bij de onderdelen Lezen, Taal en woordenschat, Spelling en Grammatica kunnen de leerlingen extra oefenstof maken op de website www.nieuwnederlands.wolters.nl. WAAROM MEER OEFENEN? Belangrijke argumenten voor Meer oefenen zijn: 1 differentiatie in leerstofaanbod: individuele leerroutes 2 variatie, veiligheid en motivatie door te leren met de computer 3 remedial teaching 4 de leerstof in Meer oefenen (leesvaardigheid, woordenschatverwerving, spellingvaardigheid en grammaticale kennis) spelen een belangrijke rol bij het leren in andere vakken MEER OEFENEN IN NIEUW NEDERLANDS Bij de volgende onderdelen biedt Nieuw Nederlands extra, digitale oefenstof aan: • Lezen • Taal en woordenschat • Spelling • Grammatica
© Noordhoff Uitgevers bv, 2009
Nieuw Nederlands 4e editie, 4 vmbo gt, docentenhandleiding
39
Bij ieder onderdeel kan de leerling een D-toets maken. Dat is een diagnostische toets waarmee de leerling kan controleren wat zijn niveau is. De leerling kan ook eerst de D-toets maken en daarna besluiten om wel of niet meer te oefenen. ZIE OOK diagnostische toets – I-clips – internet
MEERVOUDIGE INTELLIGENTIES WAT ZIJN MEERVOUDIGE INTELLIGENTIES? Bij het verwerken van nieuwe leerstof zijn verschillende gebieden in de hersenen actief. Uit dit feit is het concept meervoudige intelligentie ontwikkeld. Mensen gebruiken verschillende intelligenties om effectief te leren. Per individu zijn sommige intelligenties meer ontwikkeld dan andere intelligenties. Gebruikmaking van zoveel mogelijk intelligenties biedt een effectiever en efficiënter leerresultaat. Er worden acht intelligenties onderscheiden. Bij iedere intelligentie wordt tussen haakjes ter illustratie een beroep genoemd. • logisch / mathematische intelligentie: denken in begrippen; herkennen van redeneringen, patronen en volgorde (de wetenschapper) • linguïstische intelligentie: dingen benoemen; gevoelig voor betekenis en volgorde van woorden (de dichter) • muzikale / ritmische intelligentie: leven met geluid; gevoelig voor toonhoogte, melodie, ritme en toon (de componist) • visueel / ruimtelijke intelligentie: denken in beelden; nauwkeurig waarnemen van de wereld of deze opnieuw vormgeven (de vliegtuigpiloot en de beeldend kunstenaar) • lichamelijke / kinesthetische intelligentie: graag bewegen; goed gebruik kunnen maken van het lichaam en van objecten (de atleet of de danser) • interpersoonlijke intelligentie: voorkeur voor samenwerken; goed mensen en relaties begrijpen (de koopman of de leraar) WAAROM AANDACHT VOOR MEERVOUDIGE INTELLIGENTIES? Belangrijke argumenten om aandacht te besteden aan meervoudige intelligentie zijn: 1 veiligheid bieden aan leerlingen: eigen intelligenties laten benutten 2 effectiviteit: leerling leert beter als hij gebruik kan en mag maken van al ontwikkelde intelligenties 3 horizon verbreden: leerling andere, minder gebruikte intelligenties laten ontdekken MEERVOUDIGE INTELLIGENTIES IN NIEUW NEDERLANDS Nieuw Nederlands biedt in de cursussen, taken en projecten de leerling gelegenheid om gebruik te maken van al ontwikkelde intelligenties. Leerlingen komen via Nieuw Nederlands door een variatie in type opdrachten in aanraking met alle acht intelligenties. Door de inhoud van het vak Nederlands worden linguïstische intelligentie en interpersoonlijke intelligentie vanzelfsprekend intensiever aangesproken. ZIE OOK leerstijlen – leerstrategieën
METHODESITE Zie: I-clips
NATUURLIJK LEREN Zie: nieuwe leren (het)
© Noordhoff Uitgevers bv, 2009
Nieuw Nederlands 4e editie, 4 vmbo gt, docentenhandleiding
40
NEDERLANDS IN KLEINE, HETEROGENE GROEPEN WAT IS NEDERLANDS IN KLEINE, HETEROGENE GROEPEN? Soms is er sprake van individueel onderwijs, bijvoorbeeld op kleine scholen, bij thuisonderwijs of op de ruime zeventig vo-scholen van de Stichting Nederlands Onderwijs in het Buitenland (NOB). In deze kleine, vaak heterogene groepen moet er veelal geïndividualiseerd onderwijs worden aangeboden. GEÏNDIVIDUALISEERD ONDERWIJS IN NIEUW NEDERLANDS Met behulp van de jaarplanner en een werkwijzer kan er een geïndividualiseerd traject met Nieuw Nederlands worden samengesteld. De leerling meet zijn vorderingen met behulp van de diagnostische toetsen (D-toetsen), de deeltoetsen en de hoofdstuktoetsen. Eventuele zwakke punten kunnen vervolgens worden getraind met behulp van het activiteitenboek en de extra oefenstof op de I-clips. Door de aanwezigheid van een jaarplanner, werkwijzers, verschillende toetsvormen en extra oefenmateriaal op papier én digitaal, kan er voor individuele leerlingen een taaltraject op maat worden samengesteld. ZIE OOK I-clips – D-toetsen – digitale proefwerken
NEDERLANDS TAALONDERWIJS IN HET BUITENLAND Zie: Nederlands in kleine, heterogene groepen
NIEUWE LEREN (HET) WAT IS HET NIEUWE LEREN? Het nieuwe leren is een verzamelnaam voor een grote hoeveelheid concepten in het onderwijs. Belangrijkste overeenkomsten tussen deze concepten zijn: • actief en zelfstandig leren: leerling is zelf actief aan de slag, leert zelf zijn eigen leerproces vorm te geven en wordt in staat gesteld om zelf betekenis te geven aan de werkelijkheid • leerlinggericht onderwijs: de leerstof is authentiek, voor de leerling herkenbaar en gericht op functionele toepassing in het echte leven • samen leren: leerling leert van en samen met anderen Onderwijsconcepten met een sterke of minder sterke relatie met het nieuwe leren zijn: • actief leren • praktijkgericht onderwijs • authentiek en betekenisvol leren • probleemgestuurd onderwijs • competentiegericht leren • projectonderwijs • coöperatief leren • sociaal-constructivisme • leren leren • werkplekleren • levensecht leren • zelfstandig leren • natuurlijk leren • zelfverantwoordelijk leren • ontdekkend leren WAAROM HET NIEUWE LEREN? Belangrijke argumenten voor het nieuwe leren zijn: 1 grotere effectiviteit volgens onderwijskundig onderzoek naar leerprocessen 2 veranderingen in de samenleving en de wensen van ouders en leerlingen 3 een alternatief bieden voor negatieve effecten van het schoolse leren 4 motivatie bij leerlingen bevorderen 5 voortijdige uitval van leerlingen voorkomen HET NIEUWE LEREN IN NIEUW NEDERLANDS Nieuw Nederlands maakt door de driedeling in cursus, taak en project gebruik van zowel aspecten van schools leren als van aspecten van het nieuwe leren. Bijvoorbeeld:
© Noordhoff Uitgevers bv, 2009
Nieuw Nederlands 4e editie, 4 vmbo gt, docentenhandleiding
• • •
41
cursus: kennis- en vaardigheidsgerichte training; authentieke tekstkeuze; leerlinggericht; samenwerkend leren taak: functionele toepassing van taalvaardigheid in een authentieke situaties project: integratie van verschillende taalvaardigheden; samenwerking met andere vak- en leergebieden; samenwerken met klasgenoten; actief leren
ZIE OOK actief leren – zelfstandig leren
NIEUWE SPELLING WAT IS DE NIEUWE SPELLING? In oktober 2005 is de nieuwe Woordenlijst Nederlandse taal verschenen. Vanaf 1 augustus 2006 is deze Woordenlijst de wettelijke spellingnorm voor onderwijs en overheid. De belangrijkste aanpassingen hebben te maken met drie kwesties die vaak tot spellingvragen leiden: 1 de tussen-n, de ‘pannenkoekregel’ 2 aan elkaar, los of met een streepje’ 3 hoofdletters of kleine letters WAAROM DE NIEUWE SPELLING? De overheid heeft in 1994 besloten dat elke tien jaar een aangepaste Woordenlijst Nederlandse Taal verschijnt, om antwoord te kunnen geven op actuele spellingvragen. Verouderde woorden verdwijnen, nieuwe woorden worden toegevoegd. Bestaande regels worden getoetst aan de praktijk. Het uitgangspunt is om zo min mogelijk te veranderen, maar wel de noodzakelijke verbeteringen aan te brengen. DE NIEUWE SPELLING IN NIEUW NEDERLANDS Nieuw Nederlands hanteert met ingang van 1 augustus 2006 de nieuwe spelling.
ONTDEKKEND LEREN Zie: nieuwe leren (het)
ORDEPROBLEMEN VOORKOMEN WAT ZIJN ORDEPROBLEMEN? Ordeproblemen zijn conflicten tussen docent en leerling(en), waarbij niet het leren centraal staat maar de relatie (lees: het conflict) tussen docent en leerling. In 1-op-1-gesprekken bij conflicten beveelt Teitler (Leren in veiligheid) aan om responsief te reageren, dat wil zeggen: de docent vraagt de leerling om respons, om een reactie op zijn gedrag. De docent oordeelt niet maar geeft de leerling de gelegenheid om openheid van zaken te geven. Als de leerkracht vraagt “Hoe komt het dat je zo doet?” weet de leerling dat er op hem gelet wordt, hij zal moeten nadenken over zijn gedrag en zal er een reden voor moeten geven. Gedragsproblemen in de klas kunnen echter vaak niet direct worden aangepakt, onder andere omdat de meeste leerlingen niet verantwoordelijk zijn voor het ontstane probleem en omdat anders veel leertijd verloren kan gaan. Om uitstel te creëren en het probleem later te bespreken, kan er ‘gegoocheld worden met aandacht’. In Leren in veiligheid staan enkele manieren en voorbeelden om met aandacht te goochelen en het conflict even in de ijskast te zetten: 1 goochelen met het onderwerp 2 goochelen met plaats en tijd 3 goochelen van inhoud naar betrekking 1 GOOCHELEN MET HET ONDERWERP
© Noordhoff Uitgevers bv, 2009
42
Nieuw Nederlands 4e editie, 4 vmbo gt, docentenhandleiding
De aandacht van de leerling wordt verplaatst van het ene onderwerp naar het andere met als doel om welles-nietes-gesprekken of discussies te voorkomen. Niet zo … … maar zo! Leerkracht: “Ga er maar uit!” Leerkracht: “Chantal, ga er maar uit!” Leerling: “Waarom?” Leerling: “Waarom?” Leerkracht: “Omdat je zat te kletsen.” Leerkracht: “Volgens mij heb je me wel gehoord, Leerling: “Ik zei helemaal niks.” daarom gaan wij nu verder met de les. Wie van Leerkracht: “Jawel, ik zag het duidelijk.” jullie weet het antwoord op vraag 6?” Leerling: “Echt niet.” 2 GOOCHELEN MET PLAATS EN TIJD Goochelen met plaats en tijd lukt alleen als leerlingen in de les zelfstandig kunnen werken. Als dat het geval is, kunnen leerlingen namelijk apart worden genomen voor een gesprek. Uitstel van een gesprek naar een moment buiten de les, bijvoorbeeld naar de pauze of naar het eind van de dag, heeft niet de voorkeur omdat ook dan vaak de rust en de concentratie ontbreken voor een goed gesprek. Bovendien kan feedback het beste zo snel mogelijk plaatsvinden. Kies daarom het liefst een moment wanneer andere leerlingen zelfstandig werken. Goochelen met tijd Leerkracht: “Ga er maar uit!” Leerling: “Waarom?” Leerkracht: “Dat leg ik je na de les wel uit” Of: Leerkracht: “Hoe komt het dat je niet aan het werk bent?” Leerling: “Weet ik niet.” Leerkracht: “Dan kom ik zo tijdens Zelfstandig Werken even met je praten.” Goochelen met plaats Leerling: “Waarom heb ik een onvoldoende?” Leerkracht: “Als je op je plaats gaat zitten, kom ik je dat zo uitleggen.” Of: Leerkracht: “Ga er maar uit.” Leerling: “Waarom?” Leerkracht: “Dat zal ik je zo op de gang vertellen.” Leerling: “Ik wil het nú weten.” Leerkracht: “Dat is goed, loop maar even met me naar de gang, dan zal ik je het vertellen.” 3 GOOCHELEN VAN INHOUD NAAR BETREKKING Bij goochelen van inhoud naar betrekking wordt de aandacht verplaatst van het onderwerp van het gesprek naar de relatie tussen de docent en de leerling. Van een gesprek op inhoudsniveau … Leerkracht: “Vandaag hebben jullie een toets.” Leerling: “Nee hoor, die heeft u voor volgende week opgegeven.” Leerkracht: “Nee, ik weet zeker voor vandaag.” Leerling: “Echt niet.” Leerkracht: “Echt wel.”
… naar een gesprek op betrekkingsniveau Leerkracht: “Vandaag hebben jullie een toets.” Leerling: “Nee hoor, die heeft u voor volgende week opgegeven.” Leerkracht: “Nee, ik weet zeker voor vandaag.” Leerling: “Echt niet.” Leerkracht: “Dat is vervelend. Kijken hoe we dat kunnen oplossen.”
Leerkracht: “Blijf na de les maar even wachten, je zit te snoepen.” Leerling: “Ik snoep helemaal niet.” Leerkracht: “Ik zie toch dat je zit te snoepen.” Leerling: “Echt niet, ik heb niks in mijn mond.”
Leerkracht: “Blijf na de les maar even wachten, je zit te snoepen.” Leerling: “Ik snoep helemaal niet.” Leerkracht: “Ik zie toch dat je zit te snoepen.” Leerling: “Echt niet, ik heb niks in mijn mond.”
© Noordhoff Uitgevers bv, 2009
43
Nieuw Nederlands 4e editie, 4 vmbo gt, docentenhandleiding
Leerkracht: “Ik zag je toch duidelijk kauwen.” Leerling: “Echt niet.” Leerkracht: “Echt wel.”
Leerkracht: “Volgens mij heb je wat in je mond maar jij zegt van niet. Ik merk dat ik dat heel vervelend vind, tijdens Zelfstandig Werken wil ik het daar even met je over hebben.”
ZIE OOK conflicthantering – uitgestelde aandacht – veilig leren
POSITIEVE FEEDBACK WAT IS POSITIEVE FEEDBACK? Uitgangspunt van positieve feedback is dat leerlingen beter leren als goed gedrag positief bevestigd wordt dan wanneer fout gedrag wordt afgekeurd. Ook kan positieve feedback worden gegeven als een leerling iets niet goed heeft gedaan. In dat geval wordt positieve feedback gegeven door de nadruk te leggen op de oplossing, en niet op het probleem. De feedback is in dat geval constructief; de leerling wordt een kans geboden om het goed te doen. POSITIEVE FEEDBACK IN VIER STAPPEN Gebruik de volgende richtlijnen voor het geven van positieve feedback: 1 Beschrijf het actuele gedrag van de ander specifiek en concreet. 2 Gebruik de ik-vorm. 3 Richt de feedback op veranderbaar gedrag. 4 Spreek een wens uit: welk gedrag wilt u van de leerling zien? ZIE OOK ordeproblemen voorkomen – uitgestelde aandacht – veilig leren
PORTFOLIO WAT IS EEN PORTFOLIO? Een portfolio wordt ook wel eens een bewijzenmap genoemd. Met andere woorden: een portfolio laat zien wat een leerling allemaal heeft gemaakt en gedaan. Een portfolio heeft in het algemeen twee functies: een zachte, pedagogische functie en een harde, kwalificerende functie. WAAROM EEN PORTFOLIO? Belangrijke argumenten voor het gebruik van een portfolio zijn: 1 motivatie: de leerling kan trots laten zien wat hij heeft gemaakt of gedaan; hij ziet in zijn portfolio de groei die hij doormaakt 2 leereffect: de leerling kan via zijn portfolio leren van vroegere ervaringen; het leerproces kan via een portfolio gemakkelijker onderwerp van gesprek worden tussen docent en leerling 3 naslagwerk: de leerling kan bij nieuwe opdrachten een beroep doen op eerdere resultaten die in de portfolio bewaard zijn 4 evaluatie en beoordeling: een portfolio kan gebruikt worden om periodiek de vooruitgang van de leerling te bespreken (pedagogische functie) of te waarderen (kwalificerende functie). PORTFOLIO IN NIEUW NEDERLANDS Het activiteitenboek van Nieuw Nederlands bevat een portfolio. Het portfolio bestaat uit vier onderdelen: A Even voorstellen: de leerling maakt een taalpaspoort met een persoonlijk taalprofiel B Dit kan ik al: de leerling beschrijft periodiek hoe goed hij zichzelf vindt in Lezen, Spreken/kijken/luisteren en Schrijven C Deze toetsen heb ik gedaan: de leerling houdt een overzicht bij van zijn cijfers én van zijn leerpunten D Dit heb ik gedaan: de leerling legt een bewijzenmap aan met de resultaten uit de cursussen, de achttien taken en de drie projecten
© Noordhoff Uitgevers bv, 2009
Nieuw Nederlands 4e editie, 4 vmbo gt, docentenhandleiding
44
ZIE OOK beoordeling – taak – project – zelfbeoordeling
PROBLEEMGESTUURD ONDERWIJS Zie: het nieuwe leren
PROEFWERKEN Zie: toetsen
PROFIELWERKSTUK WAT IS EEN PROFIELWERKSTUK? Het profielwerkstuk maakt deel uit van het schoolexamen havo en vwo van alle profielen. (Leerlingen van het vmbo maken een sectorwerkstuk.) Leerlingen hebben 40 tot 80 (havo) of 80 (vwo) studielasturen tot hun beschikking om de zelfstandige onderzoeksopdracht uit te voeren. Het profielwerkstuk wordt vaak onderscheiden in vier fasen: • oriëntatie en keuze • onderzoek • voorbereiden presentatie • presentatie Leerlingen moeten voor het profielwerkstuk een voldoende halen, anders mogen ze niet meedoen aan het centraal examen. Om een profielwerkstuk tot een goed einde te brengen, dienen de leerlingen tal van taalvaardigheden te beheersen, zoals het verwerven, verwerken en presenteren van informatie. Het vak Nederlands neemt daardoor binnen het profielwerkstuk een cruciale positie in. Leerlingen met het profiel cultuur en maatschappij kunnen ook een profielwerkstuk voor het vak Nederlands maken. Wanneer Nederlandse taal en letterkunde bij het profielwerkstuk betrokken is, omvat het profielwerkstuk: • een zelfstandig uit te voeren onderzoeksopdracht. Wat de bijdrage van Nederlandse taal en letterkunde betreft, is dit: • het uitvoeren van een onderzoek naar een taalkundig of literair onderwerp Het feit dat het profielwerkstuk in de Nederlandse taal gepresenteerd wordt is op zich niet voldoende om aan de eisen van een profielwerkstuk voor wat betreft Nederlandse taal en letterkunde te voldoen. De presentatie van het verrichte werk vindt op een van de volgende wijzen plaats: • een geschreven verslag (onderzoeksverslag, verhalend verslag, recensie, verslag van een enquête of weergave van een interview) • een essay of artikel (uiteenzetting, beschouwing of betoog) • een mondelinge voordracht (uiteenzetting, beschouwing of betoog, forumdiscussie) • een reeks stellingen met onderbouwing • een posterpresentatie met toelichting • een presentatie met gebruik van media (audio, video, ICT) WAAROM EEN PROFIELWERKSTUK? Doel van het profielwerkstuk is om kennis en ervaring, die in diverse vakken is opgedaan, op een hoger niveau te integreren. Vaak wordt ook gesproken van een ‘meesterproef’, waarmee de leerling demonstreert dat hij zijn profiel beheerst. PROFIELWERKSTUK IN NIEUW NEDERLANDS Nieuw Nederlands biedt alle taalvaardigheden aan die vereist zijn voor het maken van een profielwerkstuk. Het is aan te bevelen om in de schoolhandleiding voor het profielwerkstuk inzichtelijk te maken op welke onderdelen van de methode leerlingen kunnen terugvallen.
© Noordhoff Uitgevers bv, 2009
Nieuw Nederlands 4e editie, 4 vmbo gt, docentenhandleiding
45
PROJECT WAT IS EEN PROJECT? Een project is een opdracht met een omvang van een aantal lessen waarin leerlingen zelfstandig samenwerken naar aanleiding van een probleemstelling. Een project leidt tot een concreet eindproduct. Verder bevat een project duidelijke aanwijzingen over de probleemstelling, de totale tijdsduur, de te raadplegen bronnen, het verwachte eindproduct en de criteria waarop het totale project beoordeeld wordt. Projecten bestaan meestal uit vier fasen: voorbereiden, uitvoeren, presenteren en evalueren. Omdat samenwerking en planning in een project van groot belang zijn, wordt in een project zowel het product als het proces geëvalueerd. In de onderbouw zijn projecten geschikt om integratie tussen vakonderdelen en tussen vak- en leergebieden aan te brengen. WAAROM EEN PROJECT? Belangrijke argumenten voor een project zijn: 1 bevorderen van actief en zelfstandig leren 2 oefenen van sociaal-communicatieve vaardigheden 3 praktische toepassing van leerstof 4 samenhang tussen vakonderdelen zichtbaar maken 5 integratie met andere vak- en leergebieden PROJECTEN IN NIEUW NEDERLANDS De projecten in Nieuw Nederlands hebben tot doel de aangeleerde taalvaardigheden geïntegreerd toe te passen. Vooral Lezen, Spreken/kijken/luisteren en Schrijven worden in een project in samenhang in de praktijk gebracht. Daarnaast bieden de drie projecten gelegenheid tot samenwerkend leren, het oefenen van sociaal-communicatieve vaardigheden en het toepassen van informatievaardigheden. Bij ieder project horen werkbladen. Deze werkbladen zijn beschikbaar in het optionele activiteitenboek en de docentenhandleiding. ZIE OOK actief leren – beoordeling – groepswerk – lokaalinrichting – taak – webquest – zelfbeoordeling
REFERENTIENIVEAUS TAAL Zie: doorlopende leerlijn taal
REMEDIAL TEACHING WAT IS REMEDIAL TEACHING? Remedial teaching is onderwijs dat leerlingen – vaak individueel – krijgen aangeboden om specifieke leerproblemen aan te pakken en/of om leerachterstanden weg te werken. Remedial teaching kan plaatsvinden door de leerling extra oefenstof aan te bieden (meer van hetzelfde) of door de leerling met een andere onderwijskundige aanpak (zelfde leerstof, andere aanpak) te benaderen. WAAROM REMEDIAL TEACHING? Belangrijke argumenten voor remedial teaching zijn: 1 alle leerlingen bij de les houden 2 rechtdoen aan verschillen tussen leerlingen 3 rekening houden met individuele voorkeuren voor leerstijlen en leerstrategieën REMEDIAL TEACHING MET NIEUW NEDERLANDS Nieuw Nederlands streeft er door een gevarieerde aanpak in opdrachttypen naar om leerlingen zoveel mogelijk in de les met elkaar en van elkaar te laten leren. Daarnaast spelen cursusopdrachten, taken en projecten in op verschillende leerstijlen. Ook worden in de cursussen verschillende leerstrategieën
© Noordhoff Uitgevers bv, 2009
Nieuw Nederlands 4e editie, 4 vmbo gt, docentenhandleiding
46
aangeboden, onder andere in het onderdeel Studievaardigheid (vmbo/havo/vwo 1 en 2). Op deze wijze wordt geprobeerd om te voorkomen dat leerlingen in hun (stam)klas achterblijven of uitvallen. Verder biedt het portfolio de mogelijkheid om een precies inzicht te krijgen in wensen, mogelijkheden en beperkingen van individuele leerlingen. Nieuw Nederlands biedt verder een aantal varianten aan leerlingen die extra oefenstof nodig hebben. Bijvoorbeeld: • extra oefenstof in activiteitenboek voor de onderdelen Lezen, Taal en woordenschat, Grammatica en Spelling • extra oefenstof via de I-clips (de website van Nieuw Nederlands) Door de aanwezigheid van een jaarplanner, werkwijzers, verschillende toetsvormen en extra oefenmateriaal op papier én digitaal, kan er voor individuele leerlingen een taaltraject op maat worden samengesteld. ZIE OOK I-clips – leerstijlen – leerstrategieën – Meer oefenen
SAMENHANG TUSSEN VAKKEN WAT IS SAMENHANG TUSSEN VAKKEN? Samenhang tussen vakken betekent dat de verschillende vak- en leergebieden vorm en inhoud van het onderwijs op elkaar afstemmen. Bij aardrijkskunde en geschiedenis kan Pompeï bijvoorbeeld worden aangegrepen om zowel in te gaan op natuurgeweld (aardrijkskunde) als het Romeinse Rijk (geschiedenis). Samenhang tussen vakken speelt een sterke rol voor de vakken Nederlands en wiskunde omdat beide vakken voor een groot deel ondersteunend zijn voor onderwijs in de overige vakken. WAAROM SAMENHANG TUSSEN VAKKEN? Belangrijke argumenten voor samenhang tussen vakken zijn: 1 samenhang tussen vakken speelt een belangrijke rol in het advies voor de onderbouw 2 leerlingen een compleet en samenhangend beeld geven van de werkelijkheid 3 onnodige overlap of conflicten (bijvoorbeeld door verschillende uitleg) tussen vakken voorkomen 4 lestijd besparen en inzetten voor andere werkwijzen, bijvoorbeeld individuele leerlingzorg of een project SAMENHANG TUSSEN VAKKEN IN NIEUW NEDERLANDS Nederlands is voorwaardelijk voor alle vakken in de onderbouw en de bovenbouw. Dat geldt voor alle onderdelen in Nieuw Nederlands. Nieuw Nederlands werkt op een aantal manieren aan de samenhang met andere vakken. Bijvoorbeeld: • het onderdeel Studievaardigheid (vmbo/havo/vwo 1 en 2): de cursussen Studievaardigheid spitsen zich toe op studievaardigheden die voor alle vakken nodig zijn; teksten bij Studievaardigheid worden dan ook ontleend aan andere vak- en leergebieden in de onderbouw • het onderdeel Leren & Werken (o.a. vmbo 3): in de cursussen Leren & Werken oefenen leerlingen sociale en communicatieve vaardigheden die nodig zijn bij het samenwerken met anderen, bijvoorbeeld in een project • het onderdeel Lezen: de leesstrategieën en de kennis van tekstsoorten kunnen leerlingen direct benutten in andere vakken op school • het onderdeel Spreken/kijken/luisteren: het voorbereiden en uitvoeren van mondelinge presentaties maar ook het luisteren naar en verwerven van informatie hebben een directe link met andere vakken op school • het onderdeel Schrijven: naast begrijpelijk en volledig schrijven, speelt ook bijvoorbeeld het schrijven van verslag een belangrijke rol in alle vakken • het onderdeel Taal en woordenschat: leerlingen maken zich strategieën eigen om de betekenis van woorden te raden en te onthouden; ze breiden hun woordenschat uit • de onderdelen Grammatica en Spelling: het onderdeel Grammatica heeft een sterke relatie met grammaticaonderwijs bij de moderne vreemde talen, terwijl het onderdeel Spelling toepasbaar is in alle andere vakken • het onderdeel Fictie: Fictie heeft een relatie met de kunst- en cultuurvakken maar ook met fictieonderwijs bij moderne vreemde talen
© Noordhoff Uitgevers bv, 2009
Nieuw Nederlands 4e editie, 4 vmbo gt, docentenhandleiding
• •
47
de taken: de taken leggen een brug tussen de afzonderlijke vakonderdelen van Nederlands maar spelen zich ook vaak op terreinen van andere vakken af de projecten: de projecten werken aan samenhang tussen alle vakken in de onderbouw
ZIE OOK cursus – project – taak – taalgericht vakonderwijs
SAMENWERKEND LEREN WAT IS SAMENWERKEND LEREN? Samenwerkend leren is een werkvorm waarbij leerlingen van elkaar en met elkaar leren. De werkvorm kan deel uitmaken van alle mogelijke typen opdrachten of onderwijsleersituaties. Samenwerkend leren voldoet volgens Ebbens e.a. (Samenwerkend leren) in de ideale vorm aan de volgende vijf voorwaarden: • positieve wederzijdse afhankelijkheid tussen leerlingen • individuele aanspreekbaarheid op taken van de leerling • directe interactie tussen leerlingen • gebruik van sociaal-communicatieve vaardigheden • aandacht voor het groepsproces Een ezelsbrug voor een succesvolle uitvoering van samenwerkend leren biedt het GIPS-model, waarbij de letters van de afkorting achtereenvolgens verwijzen naar Gelijkheid in aandeel, Individuele verantwoordelijkheid, Positieve afhankelijkheid en Simultane activiteit. WAAROM SAMENWERKEND LEREN? Belangrijke argumenten voor samenwerkend leren zijn: 1 samen leren met anderen speelt belangrijke rol in het advies voor de onderbouw 2 negatieve gevolgen van samenwerken zoals ‘bij elkaar zitten’ en ‘ongelijke taakverdeling’ terugdringen 3 actief betrekken van alle leerlingen bij de les 4 ontwikkelen van actief en zelfstandig leren 5 ontwikkelingen in de samenleving SAMENWERKEND LEREN IN NIEUW NEDERLANDS Samenwerkend leren komt in verschillende gedaantes voor in Nieuw Nederlands. Bijvoorbeeld: • de cursus: leerlingen wisselen door middel van activerende werkvormen oplossingen, antwoorden en eigen kennis en ervaring uit • de taak: de taak betrekt de leerlingen actief bij de les waarbij het resultaat wordt gedeeld met de klasgenoten • het project: het project gaat expliciet in op het eerlijk verdelen van taken, het creëren van positieve wederzijdse afhankelijkheid; in de evaluatie van de drie projecten spelen product en groepsproces een gelijkwaardige rol ZIE OOK actief leren – activerende werkvormen – groepsbeoordeling – groepswerk – leerlingen in de onderbouw – project – taak – werkwoordspelling met expertwerkvorm – zelfbeoordeling
SCENARIO’S WAT ZIJN SCENARIO’S? In de onderbouw is er sprake van vier scenario’s. Deze scenario’s zijn modellen om het onderwijs in de onderbouw vorm te geven. De scenario’s hebben tot doel om het gesprek over inhoud en vorm van onderwijs te vergemakkelijken. Alle vier scenario’s streven naar samenhang. Er is geen kwalitatief onderscheid tussen de scenario’s. Binnen ieder scenario kan dus het best mogelijke onderwijs voor leerlingen worden gerealiseerd. De scenario’s kunnen als volgt worden gekarakteriseerd:
© Noordhoff Uitgevers bv, 2009
Nieuw Nederlands 4e editie, 4 vmbo gt, docentenhandleiding
1 2 3 4
Samenhang … door leerstofafspraken door combinaties van vakken en projecten door integratie via competenties van leerlingen
Programma schoolvakken blijven uitgangspunt op het rooster, met variaties zoals blokuren en keuzewerkuren vakken en projecten bestaan naast elkaar in een vakrooster en projectrooster integratie van vakken met langere lessen (70/90 minuten) in grotere gehelen, bijv. leergebieden leerlingen kunnen zelf kiezen en werken zonder een rooster maar met flexibele planningen
48 Team afstemmen maar ieder werkt voor zich afstemmen en samenwerken samenwerken bepaalt het resultaat klantgerichtheid
Het doel van de onderbouw is dat iedere school een eigen scenario ontwikkelt dat optimaal aansluit bij de leerlingen en optimaal gebruikmaakt van kwaliteiten van de docenten. De vier voorbeeldscenario’s dienen ter inspiratie. WAAROM SCENARIO’S? Scenario’s hebben de volgende doelen: 1 model om het onderwijs in de onderbouw vorm te geven 2 vergemakkelijken van het gesprek over inhoud en vorm van de onderbouw 3 variatie tussen scholen creëren: elke school een eigen gezicht 4 inzicht bieden aan ouders en leerlingen bij schoolkeuze SCENARIO’S IN NIEUW NEDERLANDS Nieuw Nederlands kan ingezet worden in alle vier scenario’s. In hoofdstuk 5 wordt ingegaan op de leerstofplanning per scenario. Daarnaast is er een vijfde scenario toegevoegd, namelijk een scenario voor geïndividualiseerd onderwijs, bijvoorbeeld voor leerlingen die de methode gebruiken voor remedial teaching of leerlingen van de ruim zeventig scholen voor voortgezet onderwijs in het buitenland waar in kleine klassen wordt gewerkt. ZIE OOK actief leren – beoordelen – lokaalinrichting – project – remedial teaching – samenwerkend leren – taak – zelfbeoordeling
SCHOOLWISE WAT IS SCHOOLWISE? Schoolwise is de elektronische leeromgeving waarbinnen leerlingen de I-clips krijgen aangeboden. Ook de digitale proefwerken werken binnen Schoolwise. Met uitzondering van het onderdeel Weet je het? moeten leerlingen en docenten inloggen om met Schoolwise te werken. WAAROM SCHOOLWISE? Belangrijke argumenten voor het werken Schoolwise zijn: 1 docenten kunnen met behulp van Schoolwise met de beschikbare onderdelen op de I-clips differentiëren, door bepaalde oefeningen wel of niet in te plannen voor een bepaalde leerling 2 Schoolwise biedt de docent inzicht in de uitvoering van de oefeningen op de I-clips, alsook over de resultaten daarvan 3 docenten kunnen binnen Schoolwise zelfgemaakt lesmateriaal aanbieden 4 met Schoolwise kunnen docenten zelf digitale proefwerken samenstellen, inplannen, afnemen en (geautomatiseerd) nakijken. ZIE OOK I-clips – digitale proefwerken – elektronische leeromgeving
SECTORWERKSTUK WAT IS EEN SECTORWERKSTUK?
© Noordhoff Uitgevers bv, 2009
Nieuw Nederlands 4e editie, 4 vmbo gt, docentenhandleiding
49
Het sectorwerkstuk maakt deel uit van het schoolexamen vmbo voor de gemengde en theoretische leerweg. Bij het sectorwerkstuk gaat het om een vakoverstijgende thematiek die past binnen de sector. De leerling dient aan het sectorwerkstuk ten minste 20 uur te besteden. Bij het sectorwerkstuk wordt zowel het proces als het product beoordeeld. Het sectorwerkstuk moet met een voldoende worden afgesloten en wordt apart op de cijferlijst vermeld. In het kader van het sectorwerkstuk verzamelt de leerling schriftelijk documentatie. Deze informatie of het sectorwerkstuk is het uitgangspunt voor de opdracht ‘gedocumenteerd schrijven’ in het centraal examen Nederlands. Het sectorwerkstuk wordt vaak onderscheiden in vier fasen: • oriëntatie en keuze • onderzoek • voorbereiden presentatie • presentatie Leerlingen moeten voor het sectorwerkstuk een voldoende halen, anders mogen ze niet meedoen aan het centraal examen. Om een sectorwerkstuk tot een goed einde te brengen, dienen de leerlingen tal van taalvaardigheden te beheersen, zoals het verwerven, verwerken en presenteren van informatie. Het vak Nederlands neemt daardoor binnen het sectorwerkstuk een cruciale positie in. WAAROM EEN SECTORWERKSTUK? Doel van het sectorwerkstuk is om kennis en ervaring, die in diverse (sector)vakken is opgedaan, op een hoger niveau te integreren. Met het sectorwerkstuk laat de leerling zien dat hij zijn sector beheerst. SECTORWERKSTUK IN NIEUW NEDERLANDS Nieuw Nederlands biedt alle taalvaardigheden aan die vereist zijn voor het maken van een sectorwerkstuk. Het is aan te bevelen om in de schoolhandleiding voor het sectorwerkstuk inzichtelijk te maken op welke onderdelen van de methode leerlingen kunnen terugvallen.
SOCIAAL-COMMUNICATIEVE VAARDIGHEDEN WAT ZIJN SOCIAAL-COMMUNICATIEVE VAARDIGHEDEN? Sociaal-communicatieve vaardigheden zijn alle vaardigheden die leerlingen nodig hebben als ze met elkaar samenwerken. Ebbens e.a. noemen in hun boek Samenwerkend leren sociale vaardigheden die nodig zijn om goed te kunnen samenwerken in de klas. Zij hanteren twee uitgangspunten, die door onderzoek positief bevestigd zijn: • effectiviteit van leren is groter als leerlingen samen leren • samen leren gaat beter als de docent aandacht besteedt aan sociale vaardigheden Deze lijst van sociale vaardigheden dient ter illustratie van wat sociaal-communicatieve vaardigheden zijn: • actief kunnen luisteren • hulp kunnen verlenen • op je beurt kunnen wachten • aanwijzingen kunnen opvolgen • dank-je-wel kunnen zeggen • complimenten kunnen maken • materiaal kunnen delen • mensen bij hun naam kunnen noemen • handen en voeten thuis kunnen houden • elkaar aan kunnen moedigen • bij de groep kunnen blijven • stemvolume aan situatie kunnen aanpassen • het oneens kunnen zijn met idee i.p.v. persoon • werkruimte kunnen delen • afleiding kunnen weerstaan • conclusies kunnen trekken • door kunnen vragen • gericht hulp kunnen vragen WAAROM SOCIAAL-COMMUNICATIEVE VAARDIGHEDEN? Belangrijke argumenten om aandacht te besteden aan sociaal-communicatieve vaardigheden zijn: 1 belangrijk aspect om alle schriftelijke en mondelinge communicatie te doen slagen 2 voorwaarde voor goed samenwerken 3 effectief leren staat en valt bij goede sociaal-communicatieve vaardigheden 4 belangrijke vaardigheid in vervolgopleiding en beroep
© Noordhoff Uitgevers bv, 2009
Nieuw Nederlands 4e editie, 4 vmbo gt, docentenhandleiding
50
SOCIAAL-COMMUNICATIEVE VAARDIGHEDEN IN NIEUW NEDERLANDS Nieuw Nederlands besteedt op verschillende manieren aandacht aan sociaal-communicatieve vaardigheden. Bijvoorbeeld: • cursussen: sociaal-communicatieve vaardigheden worden actief geoefend bij de onderdelen Spreken/kijken/luisteren en Schrijven; daarnaast passen leerlingen sociaal-communicatieve vaardigheden toe bij het bespreken van antwoorden, eigen kennis, ervaringen en meningen • taken: de taken zijn gericht op communicatie tussen leerlingen, hetzij schriftelijk, hetzij mondeling, en doen voortdurend een beroep op sociaal-communicatieve vaardigheden • projecten: in de projecten oefenen leerlingen sociaal-communicatieve vaardigheden waaronder ook samenwerken, overleggen, plannen en taken verdelen; de toegepaste vaardigheden worden expliciet geëvalueerd ZIE OOK actief leren – activerende werkvormen – project – samenwerkend leren – taak
SPELLING Zie: nieuwe spelling - werkwoordspelling
© Noordhoff Uitgevers bv, 2009
Nieuw Nederlands 4e editie, 4 vmbo gt, docentenhandleiding
51
TAAK WAT IS EEN TAAK? In een Nieuw Nederlands-taak passen de leerlingen taalvaardigheden in de praktijk toe. De situatie in de taak is zoveel mogelijk geënt op het gebruik van taalvaardigheden in het echte, buitenschoolse leven. De taak is verder gericht op samenwerking tussen leerlingen en op het verzamelen en presenteren van informatie. Iedere taak bestaat globaal uit vier onderdelen: oriënteren, kiezen, informatie verzamelen en laten zien. oriënteren De inleiding beschrijft kort en uitdagend de prestatie die van de leerling verwacht wordt. kiezen De leerling kiest een aspect van het onderwerp. Hij/zij kan zich de opdracht eigen maken door te kiezen voor eigen ervaring of interesses. informatie verzamelen Op internet, in kranten, bij klasgenoten of deskundigen gaat de leerling op zoek naar informatie. Ook is de leerling soms zelf een informatiebron. laten zien Leerlingen wisselen uit wat zij ontdekt hebben. WAAROM EEN TAAK? Belangrijke argumenten voor het werken met een taak zijn: 1 bevorderen van actief en zelfstandig leren 2 keuzevrijheid voor de leerling bieden 3 bevorderen van buitenschools leren 4 het nieuwe leren simpel in de praktijk brengen TAKEN IN NIEUW NEDERLANDS In Nieuw Nederlands voor vmbo bevat iedere hoofdstuk drie taken, achtereenvolgens voor Lezen, Spreken/kijken/luisteren en Schrijven. Nieuw Nederlands voor havo/vwo en vwo heeft ieder hoofdstuk één taak. In iedere taak worden de onderdelen Lezen, Spreken/kijken/luisteren en Schrijven geïntegreerd. ZIE OOK actief leren – actualiteit in taallessen – beoordelen – buitenschoolse opdrachten – groepswerk – nieuwe leren
TAALGERICHT VAKONDERWIJS WAT IS TAALGERICHT VAKONDERWIJS? Taalgericht vakonderwijs heeft als uitgangspunt dat leerlingen bij alle vakken de taal van het vak mondeling en schriftelijk moeten (leren) gebruiken om leerstof te verwerven, te verwerken en te laten zien wat ze ermee kunnen (Hajer en Meestringa, 2004). Taalgerichte vaklessen bevatten drie elementen: • leren in interactie • leren met taalsteun • leren in context WAAROM TAALGERICHT VAKONDERWIJS? Belangrijke argumenten voor taalgericht vakonderwijs zijn: 1 belangrijk kenmerk van onderwijs, zeker in de onderbouw, is de samenhang tussen vakken 2 taalvaardigheid speelt een cruciale rol bij het leren in alle vakken 3 aandacht voor verschillen in leerstijl en in leerstrategieën bij leerlingen TAALGERICHT VAKONDERWIJS IN NIEUW NEDERLANDS Nieuw Nederlands speelt op verschillende manieren in op taalgericht vakonderwijs. Bijvoorbeeld: • de cursussen: in verschillende opdrachttypen wordt leren in interactie gestimuleerd, bijvoorbeeld door antwoorden samen na te kijken, of door associaties (woordweb), meningen, argumenten, kennis en ervaringen met elkaar te vergelijken; door middel van actiegerichte theorie en tips krijgen de leerlingen taalsteun
© Noordhoff Uitgevers bv, 2009
Nieuw Nederlands 4e editie, 4 vmbo gt, docentenhandleiding
• • •
52
het onderdeel Studievaardigheid (vmbo/havo/vwo 1 en 2): het onderdeel studievaardigheid bereidt leerlingen voor op het leren in andere vakken het onderdeel Taal en woordenschat: bij Taal en woordenschat komen de leerlingen in aanraking met woordraadstrategieën die met name bij andere vakken ingezet zullen worden de taken: in taken oefenen de leerlingen hun taalvaardigheid in een zinvolle en levensechte context
ZIE OOK actief leren – activerende werkvormen – samenhang tussen vakken – samenwerkend leren
TAALLESSEN MAKEN Zie: zelf lessen maken
THUISWERKVRIJ ONDERWIJS WAT IS THUISWERKVRIJ ONDERWIJS? Thuiswerkvrij onderwijs streeft naar onderwijs waarin leerlingen actief en zelfstandig op school leren en thuis geen huiswerk meer hoeven te maken. De gedachte hierachter is dat huiswerk een belemmerende factor kan zijn voor een activerende didactiek. Huiswerk houdt immers in veel gevallen de traditionele, klassikale les in stand: huiswerk bespreken en/of overhoren, instructie geven en de resterende tijd alvast aan het huiswerk gaan werken, bij voorkeur individueel. WAAROM THUISWERKVRIJ ONDERWIJS? Belangrijke argumenten voor en consequenties van invoering van thuiswerkvrij onderwijs zijn: 1 leerlingen krijgen meer verantwoordelijkheid voor het leren 2 leerlingen krijgen meer begeleiding tijdens het leren 3 uitbreiding van de docentrol: de docent is naast instructeur ook begeleider 4 verwerving van leerstof en kennis is niet het enige doel, ook het leerproces krijgt een belangrijke plaats THUISWERKVRIJ ONDERWIJS EN NIEUW NEDERLANDS Nieuw Nederlands speelt op verschillende manieren in op thuiswerkvrij onderwijs. Bijvoorbeeld: • cursussen: aandacht voor actief en zelfstandig leren; ook aandacht voor uitwisseling tussen leerlingen van de uitkomsten van een opdracht; verder wordt in verwerkingsopdrachten stilgestaan bij de aanpak van het leren • taken: leerlingen gaan actief en zelfstandig aan de slag • projecten: product en proces spelen in gelijke mate een rol ZIE OOK actief leren – cursus – taak – project – zelfstandig leren
TOETSEN WAT ZIJN TOETSEN? Toetsen hebben tot doel om inzicht te krijgen in het niveau en de vooruitgang van de individuele leerling. Toetsen kunnen schriftelijk of digitaal worden afgenomen. Toetsen bieden variatie in vraagtypen en sluiten nauw aan bij de aangeboden leerstof. WAAROM TOETSEN? Belangrijke argumenten voor toetsen zijn: 1 leereffect: leerling kan leren van de feedback op gemaakte toetsen 2 disciplinerend: toetsen versterken de motivatie om te leren
© Noordhoff Uitgevers bv, 2009
Nieuw Nederlands 4e editie, 4 vmbo gt, docentenhandleiding
53
3 feedback op onderwijsaanpak: toetsen geven informatie over effectiviteit van de gevolgde aanpak in de lessen 4 kwalificerend: informatie verzamelen voor de overgang of groepsplaatsing TOETSEN IN NIEUW NEDERLANDS Bij Nieuw Nederlands worden verschillende soorten toetsen aangeboden: • diagnostische toetsen of D-toetsen: bij de onderdelen Lezen, Taal en woordenschat, Grammatica en Spelling. • deeltoetsen per hoofdstuk: bij de onderdelen Lezen, Taal en woordenschat, Grammatica en Spelling. Deze deeltoetsen worden per hoofdstuk op de Servicebox op twee manieren aangeboden: met invullijnen en zonder invullijnen. De toetsen zonder invullijnen kunnen op twee manieren worden afgenomen: met en zonder meerkeuze. De toetsen worden ook zonder meerkeuzevragen aangeboden, waardoor er een groter beroep op de kennis en vaardigheid van de leerlingen wordt gedaan. • hoofdstuktoetsen: bij ieder hoofdstuk is er een toets waarin de onderdelen Lezen, Taal en woordenschat, Grammatica en Spelling gezamenlijk worden getoetst. Ook de hoofdstuktoetsen worden op de Servicebox op twee manieren aangeboden: met invullijnen en zonder invullijnen. De toetsen zonder invullijnen kunnen op twee manieren worden afgenomen: met en zonder meerkeuzevragen. • digitale proefwerken: leerlingen maken deze proefwerken on-line, dus via internet; de docent kan veel tijd besparen met het maken en nakijken van proefwerken. ZIE OOK beoordelen – diagnostische toetsen – digitale proefwerken – I-clips – zelfbeoordeling
UITGESTELDE AANDACHT WAT IS UITGESTELDE AANDACHT? De eerste stap op weg naar zelfstandig leren is het werken met uitgestelde aandacht. Als leerlingen zelfstandig werken, werken zij alleen, in tweetallen of in groepen, in ieder geval niet klassikaal. Zelfstandig leren en werken betekent dat de leerling niet ieder moment de docent kan inschakelen voor hulp of uitleg. De docent moet immers zijn aandacht over alle leerlingen verdelen. Met andere woorden: leerlingen moeten leren om hun behoefte aan uitleg uit te stellen. De docent maakt bij het werken met uitgestelde aandacht een vaste ronde door de klas. Uitgestelde aandacht kan op verschillende manieren georganiseerd worden. Bijvoorbeeld door een poster op te hangen met deze werkregels: Wanneer de Z op het bord staat gelden deze werkregels: 1 Zs = je werkt in stilte (eventuele vermelding van het aantal minuten) 2 Zf = je mag fluisteren (idem) 3 Steek geen vinger op. De docent komt langs. 4 Je stoort niemand. 5 Je bent aan het werk. 6 Je weet wat je moet doen als je niet verder kunt. 7 Je blijft op je plaats, tenzij er andere afspraken zijn gemaakt, bijvoorbeeld om een woordenboek te pakken. Een andere manier is het werken met een stoplicht. Bijvoorbeeld: ROOD zelfstandig in stilte werken ORANJE je mag fluisteren tijdens het zelfstandig werken GROEN je mag met elkaar overleggen en hulp vragen aan je docent WAAROM UITGESTELDE AANDACHT? Belangrijke argumenten voor het werken met uitgestelde aandacht zijn: 1 uitgestelde aandacht is een voorwaarde voor zelfstandig leren 2 alle leerlingen weten waar ze aan toe zijn doordat ze door de vaste ronde van de docent aandacht krijgen
© Noordhoff Uitgevers bv, 2009
Nieuw Nederlands 4e editie, 4 vmbo gt, docentenhandleiding
54
3 alle leerlingen krijgen door de vaste ronde evenveel aandacht 4 leerlingen die normaal geen aandacht (durven te) vragen of niet nodig hebben, krijgen nu ook aandacht UITGESTELDE AANDACHT IN NIEUW NEDERLANDS Nieuw Nederlands is geschikt voor zelfstandig leren. Het werken met uitgestelde aandacht is hiervan een noodzakelijk onderdeel. Opdrachten in Nieuw Nederlands doen overwegend een beroep op klasgenoten en in mindere mate op de docent. ZIE OOK lokaalinrichting – ordeproblemen voorkomen – werkwijzer – zelfstandig leren
VAARDIGHEIDSGERICHT ONDERWIJS Zie: actief leren
VARIATIETIP WAT IS EEN VARIATIETIP? De variatietip is een open opdracht die de kans biedt om de actualiteit in de les te halen. Ook speelt de variatietip in op de eigen leefomgeving en de eigen interesses van de leerling. WAAROM EEN VARIATIETIP? Belangrijke argumenten om de variatietip uit te voeren: 1 variatie in de lessen 2 inspelen op actualiteit en de leefwereld van de leerling 3 de leerstof in een praktische context snel toepassen VARIATIETIP IN NIEUW NEDERLANDS In Nieuw Nederlands komen variatietips met name voor bij de onderdelen Lezen en Spreken/kijken/luisteren. ZIE OOK actief leren – actualiteit in taallessen – leerlingen in de onderbouw
VERSCHILLEN TUSSEN LEERLINGEN Zie: leerstijlen – leerstrategieën – leerlingen in de onderbouw – remedial teaching
VEILIG LEREN WAT IS VEILIG LEREN? Veilig leren of leren in veiligheid is een concept van drs. P.I. Teitler. In het boek Leren in veiligheid: klassenmanagement en probleemgedrag wordt leren in veiligheid als volgt ingeleid: “De manier van werken van leerkrachten binnen scholen voor voortgezet onderwijs wordt wel omschreven als werken binnen een ‘georganiseerde anarchie’: of het nu gaat om zelfstandig werken of om het aansturen van gedrag, elke leerkracht benadert leerlingen op zijn of haar eigen wijze. Dit boek werkt vanuit de stelling dat een dergelijke werkwijze een goede voedingsbodem kan zijn voor het ontstaan of in stand houden van probleemgedrag: wat van de ene leerkracht mag wordt de ander verboden en wat bij de een door de vingers wordt gezien wordt bij de ander bestraft. En dat terwijl leerkracht die samen werken aan de opvoeding en het onderwijs het beste perspectief bieden op een omgeving waarin leerlingen kunnen Leren in Veiligheid.
© Noordhoff Uitgevers bv, 2009
Nieuw Nederlands 4e editie, 4 vmbo gt, docentenhandleiding
55
In dit boek wordt een methode gepresenteerd om een werkbaar en leefbaar pedagogisch klimaat in het voortgezet onderwijs te creëren. Daarbij is niet het (probleem)gedrag van de leerling het uitgangspunt, maar de wijze waarop leerkrachten de leerlingen gezamenlijk benaderen.”
VOLGTOETS CITO WAT IS DE VOLGTOETS CITO? De Volgtoets is een objectieve en methodeonafhankelijke toets van de Cito-groep voor het adviseren en begeleiden van leerlingen aan het einde van het eerste leerjaar. De Volgtoets wordt aan het einde van de eerste klas afgenomen. De toets geeft u inzicht in het niveau en de voortgang van uw leerlingen bij de volgende kernvaardigheden: Nederlands leesvaardigheid, Engels leesvaardigheid, Wiskunde en Studievaardigheden. Voor Nederlands levert de Volgtoets drie taken: • Taak 1: Nederlands leesvaardigheid 1 • Taak 2: Nederlands leesvaardigheid 2 • Taak 8: Woordenschat Om een rapportage te ontvangen van het niveau bij Nederlands leesvaardigheid dienen beide taken door de leerlingen te worden gemaakt. De opgaven in de leestaken toetsen behalve betekenissen (van woorden en zinnen), vooral relaties tussen zinnen en alinea’s (oorzaak/reden-gevolg, middeldoel), hoofdonderwerp, hoofdgedachte en schrijfdoel van de schrijver. De taak Woordenschat is gebaseerd op de streefwoordenlijst van Hacquebord. Door afname van deze taak ziet u in hoeverre uw leerlingen de streefwoordenlijst beheersen. De afname van een taak kost een lesuur van minimaal 45 minuten. Na de afname worden de antwoordbladen naar Cito gestuurd voor verwerking. De school is verplicht gebruik te maken van de scorings- en rapportageservice van de Cito-groep. Op deze wijze zijn de normeringsgegevens altijd up-to-date. WAAROM DE VOLGTOETS CITO? Argumenten voor de Volgtoets Cito zijn: 1 leerstof- en methode-onafhankelijke toetsing 2 vergelijking mogelijk met grote groep leerlingen in heel Nederland 3 leerstofaanbod beter kunnen bepalen op basis van uitkomsten 4 hulpmiddel bij indeling in leerweg of schooltype VOLGTOETS CITO EN NIEUW NEDERLANDS Nieuw Nederlands biedt methodegebonden toetsen en toetst dus de behandelde leerstof. De Volgtoets Cito is een extra hulpmiddel om het niveau te bepalen. Omdat de Volgtoets de normtabellen baseert op een grote groep leerlingen in heel Nederland, is de Volgtoets geschikt voor determinatie aan het einde van het eerste leerjaar. ZIE OOK digitale proefwerken – toetsen – Adviestoets Cito
VWO-PLUS WAT IS VWO-PLUS? Vwo-plus is vwo-onderwijs voor leerlingen die behoefte hebben aan meer uitdaging. Zo worden voor vwo-plusonderwijs extra vakken aangeboden, bijvoorbeeld filosofie, drama of een extra moderne vreemde taal zoals Chinees of Spaans. Een andere manier om het onderwijs uitdagender te maken is het aanbieden van de vakken Engels en Duits in de doeltaal. Ook kan door onderzoeksopdrachten een extra uitdaging gecreëerd worden voor deze leerlingen. In de publicatie Nederlands verrijkt (Een handreiking en verrijkingstaken Nederlands voor hoogbegaafde leerlingen in de basisvorming, SLO, Enschede, 2003) worden de volgende criteria opgesomd voor geschikt lesmateriaal voor hoogbegaafden. Het lesmateriaal:
© Noordhoff Uitgevers bv, 2009
Nieuw Nederlands 4e editie, 4 vmbo gt, docentenhandleiding
56
1 heeft een hoge moeilijkheidsgraad 2 bestaat uit interessante en uitdagende onderwerpen 3 bestaat uit open opdrachten 4 laat leerlingen echte problemen oplossen 5 laat leerlingen werken met abstracte begrippen en generalisaties 6 bevat voor leerlingen nieuwe leerstof 7 vraagt van de leerlingen een onderzoekende houding 8 laat leerlingen zoeken naar samenhang en verbanden 9 geeft leerlingen ruimte voor zelfstandigheid en samenwerken 10 laat leerlingen werken met een variatie informatiebronnen 11 stimuleert de metacognitieve vaardigheden van de leerlingen WAAROM VWO-PLUS? Belangrijke argumenten voor vwo-plusonderwijs zijn: 1 meer uitdaging bieden aan getalenteerde, nieuwsgierige leerlingen 2 kwalitatieve diepgang bieden op een hoger abstractieniveau voor leerlingen die dat aankunnen 3 een alternatief bieden voor leerlingen die Grieks en Latijn op het gymnasium niet zien zitten maar wel intellectueel geprikkeld willen worden 4 betere voorbereiding op hoger onderwijs VWO-PLUS MET NIEUW NEDERLANDS Nieuw Nederlands speelt in het havo/vwo-deel en uiteraard vooral in het vwo-deel op verschillende manieren in op vwo-plusleerlingen. Bijvoorbeeld: • moeilijker teksten uit moeilijker bronnen bij Lezen, aangevuld met zoekopdrachten en kritische reflectie-opdrachten (Wat denk jij?) die de blik van de leerling op de wereld verruimen • de variatietip bij Lezen, Spreken/kijken/luisteren, Schrijven stelt leerlingen in staat om de taalvaardigheid op hun eigen niveau, en op een hoger niveau, in praktijk te brengen • leerlingen krijgen bij Taal extra weetjes over taal aangeboden • bij Grammatica in het vwo-deel krijgen leerlingen alle grammatica in twee jaar aangeboden: enkelvoudige zinnen in leerjaar 1, samengestelde zinnen in leerjaar 2; alle Latijnse grammaticale termen staan in het activiteitenboek van het vwo-deel • de zes geïntegreerde taken bieden de leerlingen de gelegenheid om ‘taalmateriaal’ op hun eigen niveau te kiezen; ook wordt hiermee ingespeeld op de behoefte aan zelfstandig werken en samenwerken • de drie projecten vragen van de leerlingen een onderzoekende houding, waarin samenhang en verbanden moeten worden aangebracht • variatietips, taken en projecten zijn open opdrachten • leerstof en opdrachten in alle cursussen, met name in het vwo-deel, bevat een hogere moeilijkheidsgraad ZIE OOK actief leren – leerstijlen – meervoudige intelligenties – werkwijzer – variatietip – webquest
WEBQUEST WAT IS EEN WEBQUEST? Een webquest is een opdracht waarbij leerlingen onder meer gebruik maken van internet (het web) om een taak (een quest) uit te voeren. Een webquest bestaat meestal uit zeven onderdelen: 1 Inleiding 2 Opdracht 3 Werkwijze 4 Informatiebronnen 5 Beoordelingsschema 6 Terugblik 7 Informatie voor de docent Opdracht, werkwijze, informatiebronnen en criteria worden expliciet aan de leerling aangeboden zodat leerlingen de klus zelfstandig, zonder hulp van de docent, kunnen klaren.
© Noordhoff Uitgevers bv, 2009
57
Nieuw Nederlands 4e editie, 4 vmbo gt, docentenhandleiding
WAAROM EEN WEBQUEST? Belangrijke argumenten voor het werken met een webquest zijn: 1 handig leermiddel voor actief leren, vaak gratis beschikbaar 2 gebruik van actuele bronnen op internet 3 een webquest stimuleert door zijn gesloten aanpak systematisch werken 4 een webquest biedt keuzevrijheid aan leerlingen WEBQUESTS IN NIEUW NEDERLANDS Nieuw Nederlands biedt in de I-clips (de methodewebsite) drie webquests aan. Deze webquests zijn afgeleid van de drie projecten. ZIE OOK actief leren – actualiteit in taallessen – I-clips – internet
WEDERZIJDSE AFHANKELIJKHEID Zie: groepswerk – leerlingrollen – samenwerkend leren
WERKEN MET UITGESTELDE AANDACHT Zie: uitgestelde aandacht
WERKVORMEN Zie: activerende werkvormen
WERKWIJZER WAT IS EEN WERKWIJZER? Werkwijzers bevatten een instructie voor de leerling om zelfstandig te werken, in actieve samenwerking met zijn docent en/of klasgenoten. Met een werkwijzer kan de leerling zelf aan de slag, zonder volledig of voortdurend van de docent afhankelijk te zijn. Een werkwijzer geeft in leerlingtaal antwoord op zeven vragen: Volledige instructie 1 Welke opdracht ga ik precies doen? 2 Wat heb ik nodig voor deze opdracht? 3 Met wie werk ik samen? 4 Waar kan ik terecht als ik hulp nodig heb? 5 Hoeveel tijd heb ik voor de opdracht? 6 Hoe wordt de opdracht nagekeken of beoordeeld? 7 Wat ga ik doen als ik eerder klaar ben?
Voorbeeld hoofdstuk 3, Lezen, opdr. 1 t/m 3 woordenboek zelf kiezen: alleen, in 2-tallen of in 3-tallen eerst een klasgenoot, daarna pas je docent 3 uur nakijken met antwoordenboek maak de D-toets of kies Meer oefenen
Een werkwijzer is een middel om actief en zelfstandig leren te bevorderen. Echter, een dichtgetimmerde werkwijzer, waarin de route en de tijd volledig zijn vastgelegd, werkt contraproductief en leidt dus vaak niet tot actief en zelfstandig leren. Een voorwaarde voor het werken met een werkwijzer is het werken met uitgestelde aandacht. Zie ook het trefwoord uitgestelde aandacht. WAAROM EEN WERKWIJZER? Belangrijke argumenten voor het gebruiken van een werkwijzer zijn: 1 bevorderen van actief en zelfstandig leren
© Noordhoff Uitgevers bv, 2009
58
Nieuw Nederlands 4e editie, 4 vmbo gt, docentenhandleiding
2 keuzevrijheid bieden aan leerlingen voor bijvoorbeeld extra stof, verdieping of het werken aan een ander vak 3 meer ruimte voor docent om andere rollen uit te voeren, bijvoorbeeld begeleiding WERKWIJZERS IN NIEUW NEDERLANDS Nieuw Nederlands bevat een jaarplanner van de leerstof. Deze globale werkwijzer bevat de volgende aspecten: Schooljaar: Week Les 1
2
Periode:
Klas(sen):
Docent:
Activiteiten Introductie Hoofdstuk 4 thema ‘Gezond’ met behulp van het gedicht ‘Recepten’ Lezen: opdracht 1, theorie, opdracht 2 …
Afronding
…
De jaarplanning kan vorm krijgen in verschillende werkwijzers. Wij noemen vier voorbeelden. WERKWIJZER 1: een werkwijzer per vak, per vakonderdeel en voor zelfstandige planning Naam:
Klas:
Vak:
Onderdeel Individueel Lezen Spreken/kijken/luisteren … Test
Hoofdstuk: Groepswerk
Aantal uren
WERKWIJZER 2: een werkwijzer voor één vak, per les met leeractiviteiten Naam: Klas: Les: 0 Lezen 0 Maken 0 Nakijken 0 Leren 0 Praktisch werken 0 Werkuur 0 Toetsen
© Noordhoff Uitgevers bv, 2009
Vak: Hoofdstuk:
Niveau:
Startdatum: Klaar op?
59
Nieuw Nederlands 4e editie, 4 vmbo gt, docentenhandleiding
WERKWIJZER 3: een globale werkwijzer voor alle vakken, per week met leeractiviteiten Naam:
Klas:
LEZEN
Week:
LEREN
MAKEN
Mentor:
DOEN
TOETS
Nederlands Engels … WERKWIJZER 4: een werkwijzer voor één vak, per les, met groeperingsvormen en leeractiviteiten Naam:
Les Datum Lesstof 1 Klassikaal Zelf 2
Klas:
Vak:
Mak. Nakijk. Ler. Extra stof
Docent:
Mak.
Nakijk. Ler.
ZIE OOK actief leren – jaarplanning in Nieuw Nederlands – lokaalinrichting – uitgestelde aandacht – zelfstandig leren
WERKWOORDSPELLING MET EXPERTWERKVORM WAT IS WERKWOORDSPELLING MET EXPERTWERKVORM? De expertwerkvorm is een van de meest gebruikte activerende werkvormen. Leerlingen worden expert in bepaalde leerstofonderdelen en door medeleerlingen als expert aangesproken. Zij moeten zich de kennis zodanig eigen maken dat ze het kunnen overdragen op medeleerlingen. De werkvorm is bedoeld om leerlingen in een actieve rol zelf verantwoordelijk te maken voor hun leerproces en voor het eindresultaat daarvan. Ook kan de werkvorm de leerling extra motiveren. WAAROM WERKWOORDSPELLING MET EXPERTWERKVORM? De spelling van werkwoorden blijkt een moeizaam aan te leren onderdeel van het Nederlands. Een van de verklaringen voor een slechte werkwoordspelling is dat de uitleg per schooltype (primair en voortgezet onderwijs) en per docent in het voortgezet onderwijs verschilt. Hierdoor gebruiken leerlingen verschillende spellingregels door elkaar heen, waardoor interferentiefouten worden gemaakt. De expertwerkvorm kan dit patroon doorbreken doordat leerlingen zichzelf de uitleg gaan eigen maken en een uitleg kiezen die bij hun leerstijl aansluit. WERKWOORDSPELLING MET EXPERTWERKVORM IN NIEUW NEDERLANDS Leerlingen gaan op zoek naar de spellingregels van de tegenwoordige, verleden, voltooide of andere tijd. Zij worden daarin met behulp van Nieuw Nederlands zelf deskundig, maken zelf oefenopdrachten, en geven aan andere leerlingen uitleg. Voorbereiding door docent • Maak eilanden van drie of vier tafels. • Leg op iedere tafel een lijntjespapier, kladpapier en een stevige geelgekleurde kaart met op de voorkant de tekst Jokerkaart voor de …(naam werkwoordstijd) • Laat iedere leerling Nieuw Nederlands meenemen waarin de werkwoordsspelling is uitgelegd. Organisatie 1 Deel de groepen van drie of vier leerlingen zo willekeurig mogelijk in. Zet de leerlingen bijvoorbeeld op volgorde van huisnummer en verdeel ze daarna in groepen van drie of vier leerlingen. 2 (individueel in stilte) Schrijf de spellingregel op die bij jouw werkwoordstijd hoort.
© Noordhoff Uitgevers bv, 2009
Nieuw Nederlands 4e editie, 4 vmbo gt, docentenhandleiding
60
3 (delen) Overleg en kom met elkaar tot de beste formulering van de spellingregel. Noteer de regel op de jokerkaart. Zet op de voorkant de werkwoordtijd: tegenwoordige tijd / verleden tijd / voltooide tijd / … 4 (individueel in stilte) Noteer drie zinnen die een andere leerling straks moet kunnen maken. Jij moet zelf het goede antwoord weten. 5 (delen) Lees je zinnen voor. Kies als groep samen vijf zinnen uit. Schrijf deze zinnen zo netjes mogelijk op een lijntjespapier. 6 (ruilen) Geef het papier met de zinnen aan een groep die een andere werkwoordstijd heeft. 7 (individueel in stilte) Maak de vijf zinnen. 8 (delen) Lees je antwoorden voor. Als jullie een antwoord echt niet weten, mag je de jokerkaart met de regel gaan halen. Kies als groep uit al jullie antwoorden het goede. Schrijf deze antwoorden zo netjes mogelijk op een nieuw lijntjespapier. Zet je groepsnummer erbij. 9 (ruilen) Geef het vragenblad en het antwoordblad terug aan de groep waarmee je geruild hebt. 10 (nakijken en tips geven) Kijk de gemaakte zinnen samen na. Iedere leerling doet om de beurt een zin. Verbeter de fouten en schrijf erbij waarom het antwoord fout was. Geef daarna het blad terug aan de groep die de antwoorden heeft gemaakt. ZIE OOK activerende werkvormen – samenwerkend leren
WOORDENSCHATVERWERVING WAT IS WOORDENSCHATVERWERVING? Woordenschatverwerving is de gerichte uitbreiding van de woordenschat van leerlingen. Door gebruik te maken van verschillende onthoudtechnieken, maken leerlingen zich het gebruik van een nieuw woord eigen. In de taallessen worden de nieuwe woorden in een zinvolle context aangeboden, en wordt de juiste betekenis achterhaald. Vervolgens keren nieuwe woorden in verschillende contexten terug, bij voorkeur zowel receptief (lezen en luisteren), als productief (schrijven en spreken). Op de website www.metwoordenindeweer.com van Marianne Verhallen en Dirkje van den Nulft is meer informatie te vinden over een aanpak voor woordenschatonderwijs. WAAROM WOORDENSCHATVERWERVING? Belangrijke argumenten voor woordenschatverwerving zijn: 1 een goede woordenschat is een vereiste voor goede leesvaardigheid 2 bij andere vakken op school komen leerling voortdurend in aanraking met nieuwe woorden 3 nieuwe woorden leren kennen heeft geen zin als deze woorden vervolgens niet duurzaam worden verankerd in het geheugen van de leerling NIEUW NEDERLANDS EN WOORDENSCHATVERWERVING Nieuw Nederlands besteedt bij het onderdeel Taal en woordenschat met ingang van deel 2 aandacht aan verschillende technieken om woordenschat te verwerven en te verankeren, bijvoorbeeld: • een woordweb maken • een kapstok maken • woordkaarten maken • beelden bedenken • ezelsbruggetjes • ‘stampen’ ZIE OOK woordraadstrategieën
WOORDRAADSTRATEGIEËN WAT ZIJN WOORDRAADSTRATEGIEËN?
© Noordhoff Uitgevers bv, 2009
Nieuw Nederlands 4e editie, 4 vmbo gt, docentenhandleiding
61
Woordraadstrategieën helpen leerlingen om de context van de tekst te gebruiken om de betekenis van het nog onbekende woord te ontdekken. Leerlingen passen een woordraadstrategie toe nadat ze eerst hebben bepaald of het woord belangrijk is in de tekst (bijvoorbeeld als het woord vaak terugkeert). Als dat het geval is, helpen woordraadstrategieën de leerlingen om de betekenis van het onbekende woord zelfstandig te achterhalen. In het uiterste geval raadpleegt de leerling het woordenboek. WAAROM WOORDRAADSTRATEGIEËN? Enkele argumenten voor het aanleren van woordraadstrategieën zijn: 1 versterking van leesvaardigheid: door woordraadstrategieën toe te passen ontdekt de leerling verbanden in een tekst en geeft hij het lezen van een tekst minder snel op bij het eerste moeilijke woord 2 efficiëntie: het toepassen van woordraadstrategieën gaat sneller dan het opzoeken van onbekende woorden in het woordenboek 3 effectiviteit: woordraadstrategieën vergroten de kans dat de leerling de juiste betekenis van een woord achterhaalt doordat hij de context gebruikt NIEUW NEDERLANDS EN WOORDRAADSTRATEGIEËN Nieuw Nederlands besteedt bij het onderdeel Taal en woordenschat aandacht aan zes woordraadstrategieën: • afbeelding(en) bij de tekst bekijken • synoniem(en) in de tekst zoeken • omschrijving(en) in de tekst zoeken • voorbeeld(en) in de tekst zoeken • bekend deel of bekende delen van het woord gebruiken • tegenstelling(en) in de tekst zoeken Deze strategieën past de leerling toe nadat hij bepaald heeft of kennis van de woordbetekenis relevant is om de tekst te begrijpen. Als de woordraadstrategie niet tot het achterhalen van de juiste betekenis leidt, gebruikt de leerling het woordenboek. Het gebruik van het woordenboek wordt in de delen 1 geoefend. ZIE OOK woordenschatverwerving
ZELF LESSEN MAKEN WAT IS EEN GOEDE LES? Een belangrijk element van een goede les is dat de leerling intrinsiek gemotiveerd raakt. Met een sterke, eigen motivatie leert een leerling het beste en het snelste. Deze motivatie kan op verschillende manieren uitgelokt worden, maar vooral door een les zo echt mogelijk te maken. Bijvoorbeeld: • echte vrijheid bij het kiezen van het (deel)onderwerp • een echt probleem staat centraal • gebruik van echte bronnen, van naslagwerk tot internet, van eigen kennis tot interviews met deskundigen • maken van een echt product, bijvoorbeeld een folder, ingezonden brief, een forumbijdrage of een videoclip • echt publiek, bijvoorbeeld klasgenoten, lezers van de (school)krant of leden van de sportclub WAAROM ZELF LESSEN MAKEN? Belangrijke argumenten om zelf lessen te maken zijn: 1 inspelen op specifieke interesses of wensen van leerlingen 2 het hier en nu een grotere plaats geven in de lessen LESSEN MAKEN BIJ OF VOOR NIEUW NEDERLANDS Noordhoff Uitgevers is altijd geïnteresseerd in auteurs voor Nieuw Nederlands. Wilt u auteur worden van de methode Nieuw Nederlands? Neem dan contact op met Noordhoff Uitgevers via www.noordhoffuitgevers.nl.
© Noordhoff Uitgevers bv, 2009
Nieuw Nederlands 4e editie, 4 vmbo gt, docentenhandleiding
62
ZIE OOK actualiteit in de taalles – keuzevrijheid – leerlingen in de onderbouw
ZELFBEOORDELING WAT IS ZELFBEOORDELING? Bij zelfbeoordeling beoordelen leerlingen hun eigen werk. Zelfbeoordeling heeft als voordeel dat leerlingen kritischer stilstaan bij eigen werk en zich meer bewust worden van hun sterke en zwakke punten. Een ander voordeel is dat de werklast van de docent verminderd wordt. Voorwaarde bij zelfbeoordeling is dat er een evaluatief gesprek plaatsvindt, hetzij tussen docent en leerling, hetzij tussen leerlingen onderling. WAAROM ZELFBEOORDELING? Belangrijke argumenten voor zelfbeoordeling zijn: 1 zelfstandig leren: verantwoordelijkheid nemen voor het leren door de leerling zelf 2 leereffect vergroten 3 tijdbesparing voor de docent ZELFBEOORDELING IN NIEUW NEDERLANDS Nieuw Nederlands biedt op verschillende manieren de mogelijkheid tot zelfbeoordeling. Bijvoorbeeld: • de cursus: bij gesloten opdrachten in de cursussen kan zelfbeoordeling plaatsvinden met behulp van het antwoordenboek van Nieuw Nederlands; ook bij de deeltoetsen en hoofdstuktoetsen bestaat de mogelijkheid dat leerlingen zichzelf of elkaar beoordelen, al dan niet met een cijfer • de taken: bij open opdrachten, zoals de taken, beoordelen leerlingen zichzelf en/of elkaar door elkaar de eindproducten te laten zien en de eindproducten te bekijken en te bespreken • de projecten: bij de projecten zijn criteria beschikbaar waarbij leerlingen per criterium zichzelf of elkaar punten kunnen toekennen • beoordelen groepswerk: in diverse opdrachten werken leerlingen samen; ook groepswerk kan door leerlingen zelf beoordeeld worden; een groep van vier leerlingen krijgt bijvoorbeeld 28 punten die ze over hun vieren moeten verdelen, afhankelijk van ieders bijdrage ZIE OOK beoordelen – digitale proefwerken – groepswerk – samenwerkend leren – toetsen
ZELFSTANDIG LEREN WAT IS ZELFSTANDIG LEREN? De zelfstandigheid van leerlingen op school kan in vier fasen toenemen: Fase 1: zelf werken Fase 2: zelfstandig werken Fase 3: zelfstandig leren Fase 4: zelfverantwoordelijk leren Bij iedere fase neemt de verantwoordelijkheid van de leerling voor de inhoud en de aanpak toe. Het leren verschuift met andere woorden van meer docentgestuurd naar meer leerlinggestuurd. Zelfstandig leren is de derde van de vier fasen. Bij zelfstandig leren nemen de leerlingen zelf beslissingen over het wat en het hoe van het leren binnen door de docent gestelde kaders. Er is sprake van een gedeelde sturing van docent en leerling. De beslissingen kunnen betrekking hebben op zeven kenmerken van het leren: • vaststelling leerdoel • omvang en openheid van de opdracht • gerichtheid op inhoud (cognitie) of proces (metacognitie) • de rol van de docent • de rol van de leerling • feedback op leerinhoud en/of proces
© Noordhoff Uitgevers bv, 2009
Nieuw Nederlands 4e editie, 4 vmbo gt, docentenhandleiding
•
reflectie
WAAROM ZELFSTANDIG LEREN? Belangrijke argumenten voor zelfstandig leren zijn: 1 hoger leerrendement 2 eisen van een snel veranderende samenleving 3 voorbereiden op vervolgonderwijs 4 afwisselender rol docent ZELFSTANDIG LEREN IN NIEUW NEDERLANDS Nieuw Nederlands is zowel geschikt voor zelf werken, zelfstandig werken, zelfstandig leren als zelfverantwoordelijk leren. Met behulp van de jaarplanner kunnen werkwijzers worden samengesteld die inspelen op een van deze vier varianten. ZIE OOK actief leren – het nieuwe leren – samenwerkend leren – sociaal-communicatieve vaardigheden – werkwijzer – uitgestelde aandacht
ZELFVERANTWOORDELIJK LEREN Zie: zelfstandig leren
© Noordhoff Uitgevers bv, 2009
63
64
Nieuw Nederlands 4e editie, 4 vmbo gt, docentenhandleiding
6 ACHTERGRONDLITERATUUR LESMETHODES EN ANDERE LEERMIDDELEN • Tekst in zicht. Extra training in leesvaardigheid voor onderbouw vmbo, havo en vwo. WoltersNoordhoff, Groningen. • Basistrainer. Ondersteuning examen beroepsgerichte leerweg voor lwoo-leerlingen. WoltersNoordhoff, Groningen. • Taal op school. Voor neven- en onderinstromende allochtone leerlingen in het vo. WoltersNoordhoff, Groningen. • Wolters’ Literatuur in je Pocket. Wolters-Noordhoff, Groningen, 2005. • Wolters’ Nederlands in je Pocket. Wolters-Noordhoff, Groningen, 2005. • Wolters’ Spellingboekje voor scholieren. Wolters-Noordhoff, Groningen 2005 (nieuwe spelling). VAKLITERATUUR • Bijkerk, L. & W. van der Heide, Het gaat steeds beter! Activerende werkvormen voor de opleidingspraktijk. Bohn, Stafleu van Loghum, Houten 2006. • Bonset, H., M. de Boer & T. Ekens Nederlands in de onderbouw. Uitgeverij Coutinho, Bussum 2005. • Ebbens, S. & Ettekoven, S. Actief leren, bevorderen van verantwoordelijkheid van leerlingen voor hun eigen leerproces. Wolters-Noordhoff, Groningen 2000. • Ebbens, S. & Ettekoven, S. & van Rooijen, J. Samenwerkend leren, praktijkboek. WoltersNoordhoff, Groningen 1997. • Ebbens, S. & Ettekoven, S. & van Rooijen, J. Effectief leren in de les, basisvaardigheden voor docenten. Wolters-Noordhoff, Groningen 1996. e • Ekens, T. Activerende lees- en schrijflessen. Een handreiking voor het vak Nederlands in de 2 fase, SLO, Enschede, 2008 (www.slo.nl/downloads) • Ettekoven, S. en ALL-project, Gereedschap voor het werk, circa 100 werkvormen, strategietjes, e voorbeelden en tips, 3 versie, APS Utrecht. • Fogarty, R., Hersenwerk, APS, Utrecht 1999. • Hajer, M. & T. Meestringa. Handboek taalgericht vakonderwijs. Uitgeverij Coutinho, Bussum 2004. • Hoogeveen, P. & Winkels, J., Het didactisch werkvormenboek, variatie en differentiatie in de praktijk, Van Gorcum, Assen 1996. • Nulft, van de, D. & M. Verhallen, Met woorden in de weer, Uitgeverij Coutinho, Bussum 2002. • Projectgroep Nederlands V.O., Nederlands in de tweede fase, een praktische didactiek, Uitgeverij Coutinho, Bussum 2002. • Samen aan de slag: klein praktijkboek voor actief en zelfstandig leren. PMVO, Den Haag, 1999. • Stevens, L., Beekers, P., Evers, M., Wentzel, M., van Werkhoven, W., Zin in school. CPS 2004 • Teitler, P.I., Leren in veiligheid, klassenmanagement en probleemgedrag, Agiel 2004 • Energize!, groepsactiviteiten voor groot en klein, Quest International 1999 NEDERLANDS OP INTERNET http://didactobank.kennisnet.nl www.aps.nl www.cevo.nl www.cito.nl www.codenamefuture.nl www.cps.nl www.digischool.nl www.eindexamen.nl www.eindexamentraining.nl www.kennisnet.nl www.kidon.com www.kpc.nl
© Noordhoff Uitgevers bv, 2009
www.levendetalen.nl www.literatuurgeschiedenis.nl www.metwoordenindeweer.com www.minocw.nl www.nieuwnederlands.noordhoff.nl www.onderbouw-vo.nl www.taalunie.org www.onzetaal.nl www.scholieren.com www.schoolsupport.nl www.schrijversnet.nl www.taalenrekenen.nl
www.talenquest.nl www.davindi.nl www.tumult.nl www.uittreksels.com www.vandale.nl
Nieuw Nederlands 4e editie, 4 vmbo gt, docentenhandleiding
7 OVERZICHT LEERSTOF VMBO-GT 4 Lezen Hoofdstuk 1 Doel en inhoud Elke tekstsoort heeft een eigen tekstdoel. Voorbeelden hiervan zijn: Tekstsoort aankondiging advertentie artikel ingezonden brief nieuwsbericht studietekst verhaal gebruiksaanwijzing folder
Tekstdoel overhalen of activeren overhalen of activeren informeren of overtuigen overtuigen informeren informeren amuseren of vermaken instrueren adviseren
Soms heeft een tekst een ander doel dan je denkt. Je denkt bijvoorbeeld dat je informatieve tekst leest, maar het is een reclame. Je moet dus altijd kritisch blijven lezen. Dat is bijvoorbeeld belangrijk als je zelf informatieve teksten zoekt voor het maken van een werkstuk. Als je een tekst gaat lezen, stel jezelf dan de vraag wat de belangrijkste informatie in de tekst is. Dit is de hoofdgedachte. Zo vind je het tekstdoel • Ga na wat voor soort tekst het is. • Bedenk wat de schrijver met de tekst wil. • Lees de tekst kritisch. Zo vind je de hoofdgedachte • Vat de inhoud van de tekst in één zin samen. Hoofdstuk 2 Lay-out Iedere tekst heeft een bepaalde lay-out of opmaak. Daaronder valt de titel, het gebruik van tussenkopjes, de alinea-indeling, lettertype, lettergrootte, afbeeldingen, enzovoort. De lay-out maakt een tekst vaak aantrekkelijk voor de doelgroep. Door goed naar de lay-out te kijken, begrijp je de tekst beter. Zo helpt de lay-out jou bij het lezen • Begin niet direct te lezen, maar bekijk eerst de tekst. • Lees de titel. De titel geeft vaak een hint over het onderwerp. • Lees de tussenkopjes. De tussenkopjes helpen je de deelonderwerpen te vinden. • Kijk naar de alinea-indeling. Iedere alinea heeft een eigen deelonderwerp. • Lees andersgedrukte woorden in de tekst. Deze woorden zijn vaak belangrijk. • Bekijk afbeeldingen. Ze geven vaak informatie over het onderwerp.
© Noordhoff Uitgevers bv, 2009
65
Nieuw Nederlands 4e editie, 4 vmbo gt, docentenhandleiding
Hoofdstuk 3 Verbanden Zinnen en alinea’s hebben met elkaar te maken: ze houden verband met elkaar. Vaak kun je aan het signaalwoord zien met welk verband je te maken hebt. Verbanden helpen je de tekst beter te begrijpen. Veel voorkomende verbanden zijn: Verband Opsomming Voorbeeld Oorzaak-gevolg Tijd Voorwaarde Reden Tegenstelling Doel-middel
Signaalwoord ook, bovendien, en, daarnaast bijvoorbeeld, zo, zoals, neem nou doordat, daardoor, had tot gevolg eerst, dan, daarna, toen, vroeger, nadat als, indien, wanneer, mits omdat, daarom, want, namelijk maar, echter, toch om te, zodat, door middel van
Zo herken je verbanden • Kijk of in de zin een signaalwoord staat. Het signaalwoord geeft dan aan met welk verband je te maken hebt. • Ontbreekt het signaalwoord? Lees dan dat tekstgedeelte precies. Ga na welk doel dat tekstgedeelte heeft in de tekst. Bijvoorbeeld: is het tekstgedeelte een tegenstelling of voorbeeld bij een eerdere alinea of geeft het tekstgedeelte een gevolg, oorzaak of reden aan? Hoofdstuk 4 Functie van een tekstdeel Teksten bestaan vaak uit een inleiding, een kern en een slot. Het is belangrijk om inleiding, kern en slot te herkennen. Dan weet je in welk tekstgedeelte je bepaalde informatie kunt vinden. Zo herken je tekstdelen • De inleiding van een tekst kan het onderwerp introduceren, een samenvatting geven, de aandacht van de lezer trekken door een leuk voorbeeld, een grappig verhaaltje of een actuele gebeurtenis. • In de kern van een tekst kunnen • voorbeelden staan om bijvoorbeeld een mening te verduidelijken. • oplossingen voor een probleem worden gegeven. • oorzaken en gevolgen geschetst worden. • voor- en nadelen van een zaak staan. • vragen uit de inleiding beantwoord worden • In het slot staat vaak een conclusie, een korte samenvatting, een toekomstverwachting of een advies. Soms heeft een tekst geen slot, zoals bij veel krantenartikelen.
© Noordhoff Uitgevers bv, 2009
66
Nieuw Nederlands 4e editie, 4 vmbo gt, docentenhandleiding
Hoofdstuk 5 Feiten en meningen Een feit is controleerbaar. Je kunt nagaan of de uitspraak waar is of niet. Een mening is wat iemand vindt. In een tekst kunnen feiten en meningen staan. Een schrijver kan in een tekst zijn eigen mening geven, maar ook meningen van anderen. Zo herken je feiten en meningen • Ga na of de uitspraak controleerbaar is. Zo ja, dan is het een feit. Zo nee, dan is het een mening. • Een mening herken je aan signaalzinnen als ik vind of ik ben van mening. • Ga na wie in de tekst aan het woord is. Schrijft de schrijver wat hij zelf vindt of schrijft hij wat anderen vinden?
© Noordhoff Uitgevers bv, 2009
67
Nieuw Nederlands 4e editie, 4 vmbo gt, docentenhandleiding
Spreken/kijken/luisteren Hoofdstuk 1 Luisteren en kijken Als je een instructie krijgt, televisie kijkt of wordt rondgeleid in een museum moet je luisteren en kijken om de boodschap te begrijpen. Je luistert globaal, zoekend of precies naar de spreker. Tegelijkertijd kijk je naar de spreker of naar de beelden. Door te kijken kun je het verhaal beter begrijpen. Het is ook belangrijk om de bedoeling van de spreker te achterhalen. Zo kun je erachter komen of de informatie nuttig is voor jou en of de spreker wel betrouwbaar is. Zo kijk en luister je • Bedenk of het sprekersdoel aansluit op jouw doel. Wil je geïnformeerd, overtuigd, overgehaald, geamuseerd of geïnstrueerd worden? • Bepaal of de informatie nuttig en betrouwbaar is. • Bepaal je luistermanier: globaal, zoekend of precies. • Kijk goed naar de spreker(s) en de beelden. • Bedenk hoe belangrijk een beeld is. Geeft het beeld belangrijke informatie of is het ter illustratie? • Blijf geconcentreerd luisteren én kijken. Hoofdstuk 2 Vragen na een presentatie Na afloop van een presentatie kun je altijd vragen stellen. Bijvoorbeeld omdat de informatie niet duidelijk is of omdat je het onderwerp heel interessant vindt. Alleen als je precies luistert naar een presentatie, kun je goede vragen stellen. En als je een goede vraag stelt, krijg je waarschijnlijk ook een duidelijk antwoord. Zo stel je een vraag • Bedenk wat je precies wilt weten. • Leid je vraag in. Bijvoorbeeld: Je noemde het merk Tony Chocolonely. Wat wil de maker zeggen met deze naam? • Formuleer je vraag duidelijk als vraag. Dus niet als opmerking of mening. • Luister goed naar het antwoord. Is je vraag beantwoord? Zo beantwoord je een vraag • Wacht even voordat je antwoord geeft. Zo laat je zien dat je nadenkt over het antwoord. • Bedenk een antwoord dat alleen antwoord geeft op de gestelde vraag. • Spreek alle luisteraars toe, niet alleen de vragensteller. • Controleer of je de vraag beantwoord hebt. • Zeg het eerlijk als je geen antwoord hebt. Vertel eventueel waar je een antwoord op de vraag kunt vinden.
© Noordhoff Uitgevers bv, 2009
68
Nieuw Nederlands 4e editie, 4 vmbo gt, docentenhandleiding
Hoofdstuk 3 Intakegesprek Als je een nieuwe opleiding wilt volgen, voer je eerst een intakegesprek. Dat is een zakelijk gesprek met iemand van de opleiding. In een intakegesprek kun je de volgende vragen verwachten. Waarom wil je de opleiding volgen? Waarom ben je er geschikt voor? Wat is je werkhouding? Jij kunt zelf ook vragen stellen. Bijvoorbeeld vragen over: de studiebelasting, lestijden, groepsgrootte, meeloopdagen, stages en studiefinanciering. Hoe meer je weet over de opleiding, des te beter kun je bepalen of die iets voor je is. Zo bereid je een intakegesprek voor • Bedenk wat jij wilt weten. • Bedenk welke vragen aan jou gesteld worden én welke antwoorden je wilt geven. • Schrijf je vragen en antwoorden op een spiekbriefje. • Lees de uitnodiging voor het gesprek precies. Let daarbij op de naam van de intaker, of je iets moet meenemen, waar je moet zijn, hoe laat je er moet zijn. Zo voer je een intakegesprek • Stel jezelf voor. Vertel in het kort wie je bent. • Luister precies naar de vragen en beantwoord ze. • Stel je eigen vragen duidelijk. • Vraag door als je onvoldoende informatie krijgt. • Presenteer jezelf goed. Hoofdstuk 4 Discussie In een meningsvormende discussie vertel je wat je van een onderwerp weet en vindt. Het doel van zo’n discussie is je mening vormen: al pratend krijg je een beter beeld van een onderwerp. Tijdens de discussie kun je je mening veranderen of versterken, vooral als de deelnemers goed argumenteren. Bij een discussie zorgt een discussieleider ervoor dat iedereen zich aan de regels houdt. Zo discussieer je • Kies een discussieleider. • Vertel wat je van een onderwerp weet en vindt. • Gebruik goede argumenten. • Sta open voor andere meningen en argumenten en respecteer ze. • Luister goed naar elkaar en laat anderen uitpraten. • Houd je aan de aanwijzingen van de discussieleider. Een discussieleider: -leidt het onderwerp in; -roept deelnemers tot de orde die ruziemaken of afdwalen; -vat samen wat besproken is; -sluit de discussie af.
© Noordhoff Uitgevers bv, 2009
69
Nieuw Nederlands 4e editie, 4 vmbo gt, docentenhandleiding
Hoofdstuk 5 Adviesgesprek In een adviesgesprek vraag je om advies of geef je advies. Een adviesgesprek kan formeel zijn, bijvoorbeeld bij de dokter. Een adviesgesprek kan ook informeel zijn, bijvoorbeeld met een vriend. Iemand kan jou alleen advies geven als hij weet waarvoor je precies advies nodig hebt. Een adviesgesprek gaat dus om informatie geven en krijgen. Zo vraag je om advies • Zoek van tevoren informatie op. Dan weet je beter waarvoor je precies advies nodig hebt. • Schrijf eventuele vragen op. • Stel je vragen gericht. Vraag je wel af of je eerst nog achtergrondinformatie moet geven of niet. • Luister precies. • Vraag door als dat nodig is. Bijvoorbeeld naar argumenten voor het advies. • Controleer of je de belangrijkste informatie hebt gekregen en begrepen.
© Noordhoff Uitgevers bv, 2009
70
Nieuw Nederlands 4e editie, 4 vmbo gt, docentenhandleiding
Schrijven Hoofdstuk 1 Persoonlijk of zakelijk schrijven In een persoonlijke tekst schrijf je over persoonlijke onderwerpen. Je lezer is iemand die je goed kent en die vooral geïnteresseerd is in wat jij denkt en voelt. In een zakelijke tekst is vooral de vorm belangrijk. Je gebruikt de ‘spelregels’ van de zakelijke brief of e-mail bij een sollicitatie, een klacht, een opzegging, een verzoek om informatie of een verslag. In een zakelijke tekst noem je vooral de feiten. In je activiteitenboek vind je een voorbeeld van een zakelijke brief. Zo schrijf je zakelijk • Noem alle belangrijke feiten. Maak eventueel een lijstje van zaken die je in elk geval in je tekst moet noemen. • Gebruik de juiste vorm. Houd je aan de ‘spelregels’ van de zakelijke tekst. • Gebruik de juiste woorden. Spreek de lezer bijvoorbeeld aan met ‘u’ en gebruik zo nodig formele taal. • Geef alleen je mening als dat nodig is. Zo schrijf je persoonlijk • Schrijf alleen een persoonlijke tekst als je de ander goed kent. • Noem niet alleen de feiten, maar vertel ook wat jouw mening daarover is. • Leg met voorbeelden uit wat je bedoelt of voelt. Controleren Het is belangrijk dat een zakelijke tekst foutloos geschreven is en er correct uitziet. Zo maak je een goede indruk en is de kans groter dat je bereikt wat je wilt. Zo controleer je een zakelijke tekst • Controleer of je alle vaste onderdelen van een zakelijke brief of e-mail hebt gebruikt en of je ze op de juiste manier hebt gebruikt. • Let op je taal. In een zakelijke tekst gebruik je formele taal. • Controleer je tekst op spel- en typefouten. • Zorg voor een nette lay-out.
© Noordhoff Uitgevers bv, 2009
71
Nieuw Nederlands 4e editie, 4 vmbo gt, docentenhandleiding
Hoofdstuk 2 Artikel Een artikel is een tekst voor een krant of tijdschrift. Zoals iedere tekst schrijf je een artikel met een bepaald doel: om je lezers te informeren, te amuseren, te overtuigen of ergens toe over te halen. Het doel bepaalt welke toon je gebruikt: zakelijk, enthousiast, verontwaardigd, grappig, enzovoort. Een artikel moet een overzichtelijke opbouw hebben. Zo schrijf je een artikel • Leef je in je onderwerp in. Verzamel eventueel informatie. • Bepaal je doel en je toon. • Vraag je af wie je lezers zijn. Stem je taalgebruik af op je doelgroep. Wat weten ze al? Wat weten ze nog niet? Wat vinden ze interessant? • Bedenk in welke volgorde je de informatie gaat schrijven. Maak zo nodig een schrijfplan: inleiding: maak het onderwerp duidelijk. Probeer daarbij ook je lezers te interesseren voor je onderwerp. middenstuk: behandel de verschillende deelonderwerpen en/of geef je argumenten. slot: vat de boodschap kort samen of trek een conclusie. Vaak kun je de hoofdgedachte als slotzin gebruiken. • Schrijf je artikel in volledige zinnen. Gebruik verschillende formuleringen. • Gebruik tussenkopjes en zet je naam onder het artikel. • Controleer je tekst. Artikel en persoonlijk schrijven Een artikel wordt vaak leuker en interessanter als je persoonlijk schrijft. Doe dus niet alleen algemene uitspraken, maar geef ook eens een persoonlijk voorbeeld. Zo geef je je lezers het gevoel dat er echt iemand met hen praat. Zo schrijf je persoonlijk in een artikel • Vertel over je eigen ervaringen met het onderwerp. • Beschrijf hoe jij je zou voelen of wat jij zou doen in die situatie. Hoofdstuk 3
© Noordhoff Uitgevers bv, 2009
72
Nieuw Nederlands 4e editie, 4 vmbo gt, docentenhandleiding
Affiche Met een affiche maak je reclame of kondig je een evenement, voorstelling of tentoonstelling aan. Je schrijfdoel is altijd overhalen. Mensen bekijken een affiche in het voorbijgaan. Het is dus belangrijk dat de lay-out en de hoofdzaken direct de aandacht trekken. Zo kondig je iets aan met een affiche • Bepaal je doelgroep. Pas aan deze groep je tekst, lay-out, beeld en kleur aan. • Zorg voor een volledige, maar korte tekst. Gebruik daarvoor de W-vragen en de Hvraag. • Gebruik argumenten of enthousiaste woorden om je lezers over te halen. • Zorg voor een opvallende lay-out. Woordkeus In alle teksten die je schrijft, moet je de juiste woorden kiezen. Welke woorden je gebruikt, hangt af van je lezers en je schrijfdoel. Zo kun je ‘zakelijk enthousiast’ schrijven in sollicitatiebrieven of ‘zakelijk verontwaardigd’ in een klacht per e-mail. Het hangt van je lezers af hoe formeel of informeel je woordkeus is. Zo kies je de juiste woorden • Bedenk wie je lezers zijn en bepaal je doel. • Kies enthousiaste woorden als je ergens positief over bent. • Kies beleefde woorden en de juiste toon in zakelijke brieven en e-mails. • Kies niet al te harde woorden voor je mening. • Gebruik zoveel mogelijk ‘gewoon’ Nederlands. Te formele woorden (desgewenst, per omgaande, voortreffelijk) of te informele woorden (bagger, ff, B4) zijn nooit goed.
© Noordhoff Uitgevers bv, 2009
73
Nieuw Nederlands 4e editie, 4 vmbo gt, docentenhandleiding
Hoofdstuk 4 Sollicitatiebrief Je kunt op verschillende manieren solliciteren naar een baan of stageplek. Reageer je op een vacature met een sollicitatiebrief, zorg er dan voor dat je brief er verzorgd uitziet. Bij je brief stuur je altijd een curriculum vitae (cv) mee. In deze lijst staan je persoonlijke gegevens, je opleiding(en) en je werkervaring. Zo schrijf je een sollicitatiebrief • Gebruik de vaste indeling van de zakelijke brief. • Verdeel je brief in inleiding-middenstuk-slot: - inleiding: vermeld naar welke baan je solliciteert. Geef ook aan hoe je van de vacature weet. - middenstuk: vertel kort iets over je ervaring, je motivatie (waarom je juist deze baan of stageplek graag wilt hebben) en je opleiding. Noem alleen zaken die belangijk zijn voor de functie of stageplek. Schep niet op, maar wees ook niet te bescheiden. - slot: houd het slot kort. Geef aan dat je je brief en cv graag mondeling komt toelichten. • Vraag iemand die je vertrouwt, commentaar te geven op je brief. Verbeter zo nodig je brief. • Zorg voor een nette lay-out en gebruik mooi, wit papier. • Bewaar een kopie van je brief en cv. Envelop Je kunt maar één keer een eerste indruk maken. Zorg er dus voor dat de envelop waarin je een sollicitatiebrief verstuurt, er verzorgd uitziet. Gebruik een grote envelop (minimaal 11 x 22 cm). Zo adresseer je een envelop • Noteer voorop de envelop, rechts van het middelpunt: - de naam van het bedrijf - de naam van de afdeling - de naam van de persoon aan wie je de brief schrijft - adres of postbus - postcode en plaatsnaam • Zet op de achterflap je eigen adres. • Plak voldoende postzegels.
© Noordhoff Uitgevers bv, 2009
74
Nieuw Nederlands 4e editie, 4 vmbo gt, docentenhandleiding
Hoofdstuk 5 Oproep met formulier Je schrijft een oproep als je mensen wilt vragen mee te doen met een sportdag, een inzamelingsactie, een open dag of een andere activiteit. Met je oproep wil je mensen activeren: Doe mee! Kom ook! Wil je ook weten hoeveel mensen er komen, dan doe je een formulier bij je oproep. Hiermee krijg jij per deelnemer de benodigde gegevens op een rijtje. Zo schrijf je een oproep • Leg uit om welke activiteit het gaat. Geef daarbij zoveel mogelijk antwoord op de Wvragen en de H-vraag. • Gebruik enthousiaste woorden. • Leg uit dat de deelnemers een formulier moeten invullen. Leg ook uit waarom ze dat moeten doen. Zo maak je een deelnameformulier • Vraag alleen om gegevens die je echt nodig hebt. • Gebruik zoveel mogelijk gesloten vragen. • Vertel waar en tot wanneer de mensen het ingevulde formulier kunnen inleveren. Formulier leesbaar invullen Sollicitatieformulieren en formulieren van banken en opleidingen moet je vaak eerst downloaden. Als bedrijven of instellingen je handtekening nodig hebben of een kopie van je legitimatiebewijs, verstuur je het formulier per briefpost. Het is de bedoeling dat je het formulier zelf print en leesbaar invult. Zo vul je leesbaar in • Lees het formulier eerst helemaal door. Let op invulinstructies en eventuele voorwaarden. • Vul het formulier in met blokletters. Gebruik een blauwe of zwarte pen. • Schrijf toelichtingen of motivaties eerst in het klad. Schrijf ze daarna op het formulier over ‘in het net’. • Controleer je ingevulde formulier op taal-, spel- en typefouten voordat je het verzendt.
© Noordhoff Uitgevers bv, 2009
75
Nieuw Nederlands 4e editie, 4 vmbo gt, docentenhandleiding
Examen doen Hoofdstuk 1 Vragen over teksten Het centraal examen Nederlands bestaat uit twee onderdelen: leesvaardigheid en schrijfvaardigheid. Bij het onderdeel leesvaardigheid beantwoord je vragen over teksten, net als bij Lezen in dit boek. Over elke tekst worden meerkeuzevragen gesteld en open vragen (vragen waarop je zelf het antwoord moet formuleren). In die vragen kom je woorden tegen zoals: amuseren, conclusie, doel van een tekst, functie van een alinea, hoofdgedachte enzovoort. Dit zijn vaktermen van het vak Nederlands. Zo beantwoord je open vragen • Lees de vraag goed en kijk wat je moet doen. Bijvoorbeeld: Citeer een zin... Neem één zin uit de tekst over: niet meer, niet minder. Citeer een zinsgedeelte... Neem een stukje van een zin over; dus niet de hele zin. Leg uit / verklaar... Geef een uitleg in je eigen woorden. Noem twee... / welke twee... Schrijf twee dingen op (zelfs al moet je ervoor gokken), maar niet meer dan twee. Gebruik maximaal 10 woorden Gebruik in je antwoord niet meer dan tien woorden • Lees het tekstgedeelte waarover de vraag gaat, nog eens precies. • Schrijf het antwoord op en controleer: past het antwoord bij de vraag? Hoofdstuk 2 Samenvatten Bij een van de opdrachten in het examen moet je een tekst samenvatten. In de opdracht staat hoeveel woorden je daarbij maximaal mag gebruiken. Verder krijg je een lijst met elementen die in de samenvatting moeten voorkomen. Zo maak je een samenvatting • Lees de tekst die je moet samenvatten precies. • Bekijk de lijst met elementen die in de opdracht staat. Maak van ieder element een vraag. Bijvoorbeeld, in de opdracht staat dat je aandacht moet besteden aan: twee effecten van het drinken van frisdrank. Hiervan kun je de volgende vraag maken: Welke twee effecten heeft het drinken van frisdrank? • Zoek in de tekst naar antwoorden op deze vragen. Streep de antwoorden aan. • Maak van de antwoorden een goedlopende tekst, in volledige zinnen. • Controleer of alle gevraagde elementen in je samenvatting voorkomen. • Tel het aantal woorden en schrijf dat op. Kort zo nodig je samenvatting in.
© Noordhoff Uitgevers bv, 2009
76
Nieuw Nederlands 4e editie, 4 vmbo gt, docentenhandleiding
Hoofdstuk 3 Meerkeuzevragen De meeste examenopgaven zijn meerkeuzevragen. Bij zo’n vraag krijg je de keus uit drie tot zes antwoorden. Het is de bedoeling dat je de letter van het beste antwoord opschrijft of omcirkelt. Zo pak je een meerkeuzevraag aan • Lees de vraag en probeer hem voor jezelf te beantwoorden. Kijk dus nog niet naar de antwoorden! • Lees vervolgens alle antwoordmogelijkheden. • Kies het antwoord dat jij het best vindt. • Weet je het niet zeker? Streep dan de antwoorden weg die zeker fout zijn. Kies uit de antwoorden die overblijven. • Kies altijd een antwoord, ook als je het niet zeker weet. Hoofdstuk 4 Een tekst schrijven Op het centraal examen krijg je één of twee schrijfopdrachten. Zo’n opdracht begint met een beschrijving: een verhaaltje waarin jij de hoofdpersoon bent. Daarna komt de opdracht zelf: schrijf een brief, e-mail, verslag, artikel of maak een vragenlijst, affiche, enzovoort. Voor deze teksten heb je informatie nodig die je uit de beschrijving haalt. Zo maak je een schrijfopdracht met de vijfstappenmethode: • Stap 1 Lezen Lees de beschrijving en de opdracht nauwkeurig. Bedenk: - Wat voor tekst moet ik schrijven? - Wat is het doel? - Wat is het publiek? • Stap 2 Aanstrepen Kijk goed: wat moet je allemaal in de tekst zetten? Streep deze informatie aan in je examenboekje. • Stap 3 Ordenen Zet de gegevens die je moet gebruiken in een logische volgorde. Maak zo nodig een schrijfplan. • Stap 4 Schrijven Werk je tekst uit op het werkblad. • Stap 5 Controleren Controleer of je alle informatie goed in de tekst hebt gezet. Zoek taal- en spelfouten en verbeter ze.
© Noordhoff Uitgevers bv, 2009
77
Nieuw Nederlands 4e editie, 4 vmbo gt, docentenhandleiding
Hoofdstuk 5 Controleren Je bent vast blij als straks tijdens het examen de laatste letter op papier staat. De verleiding is groot om je werk meteen in te leveren en weg te gaan. Toch kun je beter nog even blijven zitten om je werk te controleren. Iedere fout die je nog ontdekt en goed verbetert, levert je een punt op. Zo controleer je je examenwerk: Kijk je examenwerk na aan de hand van deze vragen: • Heb je bij leesvaardigheid echt iedere vraag beantwoord? Elk jaar zijn er leerlingen die vergeten vragen te beantwoorden. Zorg dat dat jou niet overkomt. Heb je in je samenvatting alle elementen verwerkt? • Staat bij iedere meerkeuzevraag één hoofdletter? Misschien twijfelde je nog. Maak dan nu een keuze. Vul altijd wat in, want geen antwoord is altijd fout. • Heb je je precies aan de opdrachten gehouden? Heb je niet meer dan tien woorden gebruikt, als er ‘maximaal tien woorden’ stond? Heb je bij ‘Noem twee ...’ er ook twee genoemd? Heb je precies één zin geciteerd, als je een zin moest citeren? Heb je niet te veel woorden gebruikt bij de samenvatting? • Is je handschrift overal goed te lezen? Zorg ervoor dat ieder antwoord goed te lezen is. Als je docent niet kan lezen wat er staat, is het antwoord fout. • Heb je in de schrijfopdrachten nog taal- en spelfouten laten zitten? Iedere slordigheid die je nu nog verbetert, kan je een punt opleveren.
© Noordhoff Uitgevers bv, 2009
78
Nieuw Nederlands 4e editie, 4 vmbo gt, docentenhandleiding
Taal en woordenschat Hoofdstuk 1 Het woordenboek gebruiken Je mag tijdens het examen bij verschillende vakken het woordenboek gebruiken. In een woordenboek vind je informatie over een woord, bijvoorbeeld over de betekenis, de schrijfwijze, de uitspraak, het meervoud, het geslacht of de betekenis van uitdrukkingen waarin het woord voorkomt. Zo gebruik je een woordenboek • Bepaal de basisvorm van het woord dat je zoekt, dat is het trefwoord. Bijvoorbeeld: geïnspireerd vind je bij inspireren. • Zoek met behulp van de gidswoorden (bovenaan de pagina) het trefwoord op. • Kies uit de omschrijvingen wat je nodig hebt. Hoofdstuk 2 Kleine lettertjes Kleine lettertjes vind je onder meer in advertenties, op verpakkingen of op websites. Vaak zijn het voorwaarden bij een koopovereenkomst of verzekering. De kleine lettertjes zijn lastig om te lezen. Niet alleen omdat ze klein zijn, maar vooral omdat het taalgebruik meestal formeel is. Je moet de kleine lettertjes altijd lezen. Zo begrijp je de kleine lettertjes • Neem de tijd voor het lezen en lees kritisch. • ‘Vertaal’ lastige stukken, zoek moeilijke woorden op. • Vraag je af wat jouw rechten en plichten zijn. • Vraag eventueel uitleg aan iemand die er verstand van heeft. Hoofdstuk 3 Verhullend taalgebruik Soms is een tekst moeilijk te begrijpen door ingewikkelde woorden, vaktaal of (te) lange zinnen. Een schrijver of spreker kan daarmee een bedoeling hebben. Als iemand opzettelijk onduidelijke (vage) taal gebruikt, spreek je van verhullend taalgebruik. Denk hierbij aan politieke kwesties of gevoelige onderwerpen. Zo doorzie je verhullende taal • Vraag je af wat het doel is van de schrijver of spreker. • Vraag je af wat het belang is van de schrijver of spreker. Zo begrijp je verhullende taal • Vraag je af wat de spreker eigenlijk wil zeggen. • Vraag uitleg en zoek lastige woorden op in je woordenboek. • Laat je niet misleiden door (te) lange zinnen, maar maak ze korter.
© Noordhoff Uitgevers bv, 2009
79
Nieuw Nederlands 4e editie, 4 vmbo gt, docentenhandleiding
Hoofdstuk 4 Pleonasme en tautologie Pleonasme en tautologie zijn stijlfiguren waarmee je woorden kunt versterken. Voorbeelden van een pleonasme zijn: pasgeboren baby, witte sneeuw. Voorbeelden van een tautologie zijn: eenzaam en verlaten, vast en zeker. Zo herken je een pleonasme • Een deel van de betekenis van een woord wordt herhaald. • Het bestaat meestal uit een bijvoeglijk naamwoord en een zelfstandig naamwoord. Zo herken je een tautologie • De volledige betekenis van een woord wordt herhaald. Hoofdstuk 5 Humor Met humor in je taalgebruik kun je de sfeer prettig houden. Je kunt er de spanning in een situatie mee verminderen. Gevoel voor humor is iets persoonlijks. Je moet open staan voor humor en grappen niet serieus nemen. Zo gebruik je humor • Relativeer door iets belangrijks met iets belangrijks te vergelijken. Ik spijbel vaak, haal erg veel onvoldoendes, maar ik help mijn moeder wel met de afwas. • Gebruik een ontkenning. Dit parfum ruikt niet vies. • Pas woordspelingen toe door woorden in verschillende betekenissen te gebruiken: De duiker was diep gezonken. • Beweer het tegenovergestelde. Wat sneu voor hem dat hij de hoofdprijs heeft gewonnen. • Overdrijf. Ik zal voor eeuwig en altijd van je blijven houden als ik vanavond maar niet naar die muziekuitvoering moet.
© Noordhoff Uitgevers bv, 2009
80
Nieuw Nederlands 4e editie, 4 vmbo gt, docentenhandleiding
Spelling en grammatica Hoofdstuk 1 Spellen volgens de regels Als je een tekst schrijft, is het belangrijk dat je volgens de regels spelt. Je wilt graag dat de lezer je tekst begrijpt. En je wilt laten zien dat je tijd en aandacht aan je tekst hebt besteed. Om juist te spellen gebruik je het Overzicht Spelling op blz. 218. In dit overzicht vind je de belangrijkste spellingsregels. Je gebruikt dit overzicht als je twijfelt of als je je spelling controleert. Zo gebruik je het overzicht • Zoek met behulp van de opzoekwijzer het juiste blok. • Lees het blok goed door. • Pas de regels toe op het woord dat je schrijft of controleert. • Kom je er nog niet uit? Gebruik dan een woordenboek. Hoofdstuk 2 De spelling- en grammaticacontrole op de computer Als je een tekst schrijft op een computer, kun je de spelling- en grammaticacontrole op je computer gebruiken. De spellingcontrole zet een rood golflijntje onder fout gespelde woorden in je tekst. De grammaticacontrole zet een groen golflijntje onder de woorden die grammaticaal onjuist zijn. Maar let goed op! Fouten in namen, lange samenstellingen, werkwoordsvormen, woorden die je aan elkaar schrijft en typefouten vindt de spelling- en grammaticacontrole niet altijd. Zo gebruik je de spelling- en grammaticacontrole • Ga in je tekstverwerkingsprogramma naar ‘Extra’ en daarna naar ‘Spelling- en grammaticacontrole’. • Stel de spelling- en grammaticacontrole in op de juiste taal. • De spelling- en grammaticacontrole geeft je nu de mogelijkheid om foute woorden te verbeteren (wijzigen). • Nieuwe woorden voeg je toe aan de woordenlijst (toevoegen). • Als woorden niet fout zijn, negeer je ze (negeren). Hoofdstuk 3 Werken met woordenboeken Als je niet weet hoe je een woord gebruikt of schrijft, gebruik je een woordenboek. In een woordenboek vind je de spelling van onvervoegde woorden. Je vindt daarnaast informatie over het meervoud, het geslacht en de woordsoort. Je kunt een woordenboek in boekvorm of op internet gebruiken. Zo gebruik je een woordenboek • Zoek de grondvorm van het woord. Lees de informatie die erachter staat. • Als je niet weet hoe je een woord schrijft, probeer dan verschillende spellingen. Bijvoorbeeld: elektricien en electricien. • Als je een woordenboek op internet raadpleegt, gebruik dan een jokerteken, zoals ‘*’. Bijvoorbeeld: als je niet weet of het toernooi of tournooi is, typ dan to*rnooi. Let op: ieder woordenboek heeft zijn eigen jokertekens.
© Noordhoff Uitgevers bv, 2009
81
Nieuw Nederlands 4e editie, 4 vmbo gt, docentenhandleiding
Hoofdstuk 4 Spelfouten verbeteren Zakelijke teksten en examenteksten moeten foutloos zijn. Het is belangrijk dat je volgens de regels spelt. Controleer daarom je tekst altijd op spelfouten. Zo controleer je op spelfouten • Controleer of alle werkwoorden juist gespeld zijn. Let op of het werkwoord een persoonsvorm of geen persoonsvorm is. • Kijk of alle overige woorden juist gespeld zijn. • Schrijf woorden die met een hoofdletter moeten met een hoofdletter. • Controleer de interpunctie. Let op punten, komma’s, dubbele punten en aanhalingstekens. • Als je twijfelt, gebruik je een woordenboek of het schema op bladzijde 218-222. Hoofdstuk 5 Tips voor een foutloze spelling In sommige gevallen is een foutloze spelling extra belangrijk. Bijvoorbeeld als je schrijft voor school: een verslag of een examentekst. Een foutloze spelling is ook extra belangrijk als je een zakelijke brief schrijft: een sollicitatiebrief of een klachtenbrief. Zo zorg je voor een foutloze spelling • Maak je zinnen niet te lang en gebruik geen ingewikkelde woorden of zinnen. • Gebruik de spellingcontrole op je computer, het schema op bladzijde 218-222 en een woordenboek. • Controleer zelf je tekst en laat iemand anders je tekst kritisch lezen.
© Noordhoff Uitgevers bv, 2009
82
Nieuw Nederlands 4e editie, 4 vmbo gt, docentenhandleiding
Fictie Hoofdstuk 1 Onderwerp en thema Boeken kunnen op verschillende manieren tegen hetzelfde onderwerp aankijken. Dat zie je bijvoorbeeld als je jeugdboeken met als onderwerp ‘discriminatie’ met elkaar vergelijkt. Het ene boek laat zien hoe erg discriminatie is voor het slachtoffer. Het andere hoe iemand die gediscrimineerd wordt, daarmee leert om te gaan. Een derde dat de jongeren die discrimineren, spijt krijgen van hun gedrag. In één zin kun je opschrijven hoe het boek tegen het onderwerp aankijkt. Zo’n zin noem je het thema van het boek. Zo zoek je op onderwerp • Kijk in je bibliotheek naar pictogrammen op boekruggen. • Zoek in de computer van je bibliotheek op onderwerp. • Op de startpagina www.leesplein.nl vind je lijsten van onderwerpen en boeken. • Het onderwerp is bijna altijd één woord, bijvoorbeeld ‘drugs’. Zo bepaal je het thema • Bepaal het onderwerp. • Kijk naar de titel: vaak zegt de titel iets over het thema. • Lees het hele boek. Bedenk op welke manier het boek tegen het onderwerp aankijkt. Bijvoorbeeld: ‘een meisje dat verslaafd raakt, wordt gered door haar vriend’. Hoofdstuk 2 Fictie beoordelen Als je fictie gaat lezen of bekijken, oordeel je meteen. Sommige boeken leg je al na enkele bladzijden weg en andere lees je in één ruk uit. Soms kun je goed vertrouwen op je eerste reactie. Het kan ook zijn dat je een beetje moet doorzetten en dat je dan uiteindelijk toch enthousiast bent. Zo beoordeel je fictie • Geef beoordelingswoorden als: grappig, spannend, zielig, kinderachtig, enzovoort. Leg deze beoordelingswoorden uit door voorbeelden te geven uit het boek. Denk na over het onderwerp, de personen, de gebeurtenissen en de taal. Vraag jezelf daarbij bijvoorbeeld het volgende af. Spreekt het onderwerp mij aan? Leef ik mee met de hoofdpersoon? Vind ik de gebeurtenissen spannend of grappig? Gebeurt er genoeg, of misschien te veel? Kan ik goed opgaan in het verhaal? Wat vind ik van het einde? Is de taal begrijpelijk?
© Noordhoff Uitgevers bv, 2009
83
Nieuw Nederlands 4e editie, 4 vmbo gt, docentenhandleiding
Hoofdstuk 3 Decor De gebeurtenissen uit verhalen, films en toneelstukken spelen zich af op een of meer plaatsen. Dit noem je het decor. Het decor zorgt vaak voor een bepaalde sfeer. Bijvoorbeeld: vertrouwd (de eigen kamer), romantisch (zonsondergang aan zee) of griezelig (een eng huis in het donker met onweer buiten). Soms bepaalt het decor duidelijk het gedrag, de gevoelens en de manier van denken van de personen. Bijvoorbeeld: iemand in een middeleeuws dorpje leeft heel anders dan iemand in een moderne stad. Zo vind je het decor • Bedenk waar en wanneer het verhaal zich afspeelt. Zet de belangrijkste decors op een rij. Bedenk of je het decor vindt passen bij het verhaal. Hoofdstuk 4 Tijd In bijna alle fictie lees of bekijk je sommige gebeurtenissen heel uitgebreid en over andere gebeurtenissen weet je (bijna) niets. Veel boeken en films zijn chronologisch. Dat wil zeggen dat je alles leest of ziet in de volgorde waarin het gebeurt. In werkelijkheid gebeurt er natuurlijk van alles tegelijkertijd. In soapseries zie je dat aan de voortdurende wisseling van de scènes. Er zijn ook verhalen die middenin beginnen of aan het einde. Door flashbacks kom je erachter wat er daarvóór gebeurd is. Zo ontdek je de tijd • Ga na wat heel uitgebreid beschreven of vertoond wordt. • Ga na waar je (bijna) niets over leest of ziet. • Ga na of het verhaal chronologisch verteld wordt. • Bedenk wat jou opvalt aan de tijd. Wordt het verhaal daardoor spannender? Hoofdstuk 5 Recensie In een recensie geeft de recensent zijn mening over een boek of film. Deze mening ondersteunt hij met beoordelingswoorden en argumenten. In de meeste recensies lees je ook informatie over de schrijver of filmmaker en over de inhoud van het verhaal. Vaak gaat het in recensies ook om hoe fictie in elkaar zit en daarbij komen vaktermen voor. Het gaat bijvoorbeeld om de personages, het decor, het perspectief, de tijd en het thema. Zo lees je een recensie • Ga na of je een duidelijk beeld krijgt waarover het verhaal gaat. • Ga na of je nieuwsgierig gemaakt bent: een recensent mag natuurlijk niet alles verklappen. • Bedenk of de recensent goede argumenten geeft bij zijn mening. Maak je keuze: ga jij het boek lezen of de film zien?
© Noordhoff Uitgevers bv, 2009
84
Nieuw Nederlands 4e editie, 4 vmbo gt, docentenhandleiding
85
8 AUTEURS GEZOCHT De auteursteams van Nieuw Nederlands zijn flink gegroeid, maar wij blijven op zoek naar enthousiaste, ervaren en beginnende docenten die in een team en individueel kunnen werken. Iets voor u? Vindt u het leuk om actief en op een andere manier met uw vak bezig te zijn? Om samen te werken met collega’s van andere scholen in het land? En om materiaal te ontwikkelen dat uitgegeven wordt? Neem dan contact met ons op en informeer naar de mogelijkheden! Wij zijn op zoek naar docenten die • • • • • • •
een volledige of parttime baan in het voortgezet onderwijs hebben; met Nieuw Nederlands, een andere methode of met eigen materiaal werken; lesgeven in het vmbo of in het havo/vwo; lesgeven in de onderbouw en/of de bovenbouw; de lerarenopleiding volgen; Nederlands studeren en hun schrijftalenten verder willen ontwikkelen; zich graag verder willen ontwikkelen.
Wilt u samen met dit team en Noordhoff Uitgevers praktisch, bruikbaar en inspirerend materiaal ontwikkelen voor deze doelgroep? Stuur dan uw CV naar Willemijn Muggen, onder vermelding van ‘auteur Nieuw Nederlands’ (e-mail:
[email protected], telefoon: 050-522 61 92).
© Noordhoff Uitgevers bv, 2009