1
e
Nieuw Nederlands 4 editie, 1 vmbo-kgt, docentenhandleiding
Nieuw Nederlands 1 vmbo-kgt docentenhandleiding
Tiddo Ekens Ger van Hoek
Wolters-Noordhoff Groningen
e
Nieuw Nederlands 4 editie, 1 vmbo-kgt, docentenhandleiding
© 2006 Wolters-Noordhoff bv Groningen/Houten, The Netherlands Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Voor zover het maken van reprografische verveelvoudigingen uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16h Auteurswet 1912 dient men de daarvoor verschuldigde vergoedingen te voldoen aan Stichting Reprorecht (postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.reprorecht.nl). Voor het overnemen van korte gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten Organisatie, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro). Voor het overnemen van niet-korte gedeelte(n) dient men zich rechtstreeks te wenden tot de uitgever.
All rights reserved. No part of this publication may be reproduced, stored in a retrieval system, or transmitted, in any form or by any means, electronic, mechanical, photocopying, recording or otherwise without prior written permission of the publisher. ISBN 978 90 01 76230 8
2
3
e
Nieuw Nederlands 4 editie, 1 vmbo-kgt, docentenhandleiding
INHOUD 1 Nieuw Nederlands in het kort: de methode
4
2 Nederlands in de vernieuwde onderbouw
5
3 Inhoud Nieuw Nederlands in de onderbouw
7
4 Lesvoorbereiding
13
5 Nieuw Nederlands in de scenario’s
21
6 Nieuw Nederlands van A tot Z
25
7 Achtergrondliteratuur
114
8 Overzicht leerstof deel 1
115
9 Auteurs gezocht
135
4
e
Nieuw Nederlands 4 editie, 1 vmbo-kgt, docentenhandleiding
1 DE METHODE NIEUW NEDERLANDS DE BASISMETHODE Nieuw Nederlands biedt de volgende leerlingenboeken voor vmbo-basis tot en met vwo. vmbo vmbo/havo havo/vwo vwo
vmbo-basis 1 vmbo-kgt 1 vmbo-t/havo 1 havo/vwo 1 vwo 1
vmbo-basis 2 vmbo-kgt 2 vmbo-t/havo 2 havo/vwo 2 vwo 2
vmbo-basis 3 vmbo-bk 3 vmbo-gt 3 havo 3 vwo 3
vmbo-basis 4 vmbo-bk 4 vmbo-gt 4 havo 4/5 vwo 4
vwo 5/6
HET ACTIVITEITENBOEK Bij ieder leerlingenboek is een extra activiteitenboek beschikbaar. Dit boek is optioneel. Het activiteitenboek bestaat uit de volgende onderdelen: portfolio extra oefeningen voor: Lezen, Woordenschat, Spelling en Grammatica werkbladen bij drie projecten invulbladen bij het leerlingenboek gereedschapskist: overzicht belangrijkste leerstof in leerlingenboek persoonlijk wachtwoord voor extra oefeningen op de website DE WEBSITE: I-CLIPS Bij de methode is ondersteunend ICT-materiaal beschikbaar, dit heet de i-clips. De i-clips is bereikbaar via een persoonlijk wachtwoord in het activiteitenboek en te vinden op de website www.schoolwise.nl. De i-clips bestaat uit de volgende items: Meer oefenen: extra oefenstof voor Lezen, Taal en woordenschat, Grammatica en Spelling D-toetsen: diagnostische toetsen bij Lezen, Taal en woordenschat, Grammatica en Spelling zes minicursussen Schrijven cursussen Word, PowerPoint en Excel de voorgelezen fragmenten uit het onderdeel Fictie drie webquests taalregister Daarnaast is een gedeelte van de i-clips vrij toegankelijk en te vinden op de website 1kgt.nieuwnederlands.wolters.nl. Het gaat om het item Weet je het?, waarmee waarmee de theorie bij alle cursusonderdelen getoetst kan worden. SERVICEBOX VOOR DOCENTEN Nieuw Nederlands biedt een zogenaamde servicebox voor docenten. De inhoud bestaat uit 3 cd’s: kijkfragmenten op dvd luisterfragmenten op cd (ook van het onderdeel fictie) een cd-rom met: - docentenhandleiding - een didactisch naslagwerk met ongeveer 70 trefwoorden - een jaarplanner - antwoordkaarten - 60 toetsen - kopieerbladen: invulbladen voor de leerling DIGITALE PROEFWERKEN Per deel zijn er 60 proefwerken beschikbaar. Deze toetsen kunnen ook digitaal worden samengesteld, afgenomen en nagekeken. Meer informatie: www.digitaleproefwerken.nl.
e
Nieuw Nederlands 4 editie, 1 vmbo-kgt, docentenhandleiding
5
2 NIEUW NEDERLANDS IN DE ONDERBOUW VAK- EN LEERGEBIEDEN IN DE ONDERBOUW De vernieuwde onderbouw is augustus 2006 officieel van start gegaan. De onderbouw heeft betrekking op leerjaar 1 en 2. Scholen kunnen zelf invulling geven aan leerjaar 3. De kerndoelen onderbouw beschrijven de inhoud van het verplichte programma. Het verplichte deel is 2/3 van de totale onderwijstijd. Scholen kunnen dus 1/3 van de onderwijstijd naar eigen inzicht inrichten. In dit deel kunnen bijvoorbeeld Duits, Frans of godsdienst een plaats krijgen. Ook kan de school dieper ingaan op kerndoelen die zij belangrijk vindt. De onderbouw telt in het verplichte deel zeven vak- en leergebieden: Nederlands mens en maatschappij Engels bewegen en sport wiskunde kunst en cultuur mens en natuur
SAMENHANG IN DE ONDERBOUW De 58 kerndoelen voor de onderbouw zijn in onderlinge samenhang beschreven. Nederlands speelt in de onderbouw een cruciale rol binnen alle vak- en leergebieden. Om goed te leren in de andere vakken en leergebieden is beheersing van de taal onontbeerlijk. In de karakteristiek van het vak Nederlands wordt deze ondersteunende rol van taal bij het leren op school herhaaldelijk benadrukt.
KENMERKEN VAN HET LEREN IN DE ONDERBOUW De belangrijkste kenmerken van het onderwijs in de onderbouw zijn: De leerling leert actief en in toenemende mate zelfstandig. De leerling leert samen met anderen. De leerling leert in samenhang. De leerling oriënteert zich. De leerling leert in een uitdagende, veilige en gezonde leeromgeving. De leerling leert in een doorlopende leerlijn. KARAKTERISTIEK VAN HET VAK NEDERLANDS Onderwijs in de Nederlandse taal heeft tot doel de taalvaardigheid van leerlingen te vergroten. Brede beheersing van de taal maakt het leerlingen mogelijk om intensief deel te nemen aan de verschillende aspecten van het maatschappelijk leven, nu en in de toekomst. Beheersing van de Nederlandse taal is onontbeerlijk bij het verwerven van inhoud en vaardigheden in alle leergebieden. In het funderend onderwijs is onderwijs in de Nederlandse taal daarom van grote betekenis. Taalverwerving en taalonderwijs in basis- en voortgezet onderwijs verlopen als het ware in cirkels: dezelfde inhoud komt in toenemende complexiteit en mate van beheersing aan de orde. Het onderwijs in Nederlandse taal in de onderbouw van het voortgezet onderwijs maakt deel uit van die concentrisch verlopende ontwikkeling en sluit daarbij aan bij wat de leerling in het basisonderwijs heeft bereikt. De kern van het vak bestaat uit het verwerven, verwerken en presenteren van informatie en meer algemeen uit het leren communiceren met behulp van de Nederlandse taal. Daarbij gaat het steeds om mengvormen van mondelinge en schriftelijke taalvaardigheid, zoals een mondelinge presentatie die wordt ondersteund door geschreven teksten en beeldmateriaal. Omgaan met de computer als bron van informatie, als hulpmiddel en als communicatiemiddel is onlosmakelijk verbonden met de kern van het vak. Strategische vaardigheden vormen een wezenlijk onderdeel: lees- en luisterstrategieën, het opstellen van spreek- en schrijfplannen voor communicatieve handelingen. Ook door bewustwording van het belang van conventies in het taalgebruik en van de mogelijkheden om met taal te ‘spelen’, breiden leerlingen hun taalgereedschap en hun repertoire uit. Het onderwijs in de Nederlandse taal sluit aan bij het beheersingsniveau en de leefwereld van de leerling, en breidt deze uit. Leerlingen worden uitgedaagd tot taalactiviteiten en ontwikkelen een
e
Nieuw Nederlands 4 editie, 1 vmbo-kgt, docentenhandleiding
6
positieve houding ten opzichte van andere vormen van taalgebruik. Vanwege het oriënterend karakter van de onderbouw is het in het algemeen belangrijk dat de contexten tezamen over de volle breedte reiken van de verschillende toepassingsgebieden van Nederlandse taal: het leven van alledag, andere leergebieden, vervolgonderwijs en beroepenwereld en de Nederlandse taal zelf. De relatie met andere vakken en leergebieden is tweezijdig: gebruik van teksten en contexten uit andere leergebieden in het onderwijs in de Nederlandse taal en bewust werken aan taalonderwijs in het onderwijs in andere leergebieden. De toepassing van taalvaardigheden in andere leergebieden is een belangrijk punt van aandacht en maakt deel uit van het taalbeleid voor de hele school. Daarnaast is er een inhoudelijke samenhang met het onderwijs in andere talen en in het leergebied Kunst en cultuur. KERNDOELEN VAN HET VAK NEDERLANDS Het vak Nederlands in de onderbouw telt 12 globaal geformuleerde kerndoelen: Kerndoel 1: De leerling leert zich mondeling en schriftelijk begrijpelijk uit te drukken. Kerndoel 2: De leerling leert zich te houden aan conventies (spelling, grammaticaal correcte zinnen, woordgebruik) en leert het belang van die conventies te zien. Kerndoel 3: De leerling leert strategieën te gebruiken voor het uitbreiden van zijn woordenschat. Kerndoel 4: De leerling leert strategieën te gebruiken bij het verwerven van informatie uit gesproken en geschreven teksten. Kerndoel 5: De leerling leert in schriftelijke en digitale bronnen informatie te zoeken, te ordenen en te beoordelen op waarde voor hemzelf en anderen. Kerndoel 6: De leerling leert deel te nemen aan overleg, planning, discussie in een groep. Kerndoel 7: De leerling leert een mondelinge presentatie te geven. Kerndoel 8: De leerling leert verhalen, gedichten en informatieve teksten te lezen die aan zijn belangstelling tegemoet komen en zijn belevingswereld uitbreiden. Kerndoel 9: De leerling leert taalactiviteiten (spreken, luisteren, schrijven en lezen) planmatig voor te bereiden en uit te voeren. Kerndoel 10: De leerling leert te reflecteren op de manier waarop hij zijn taalactiviteiten uitvoert en leert, op grond daarvan en van reacties van anderen, conclusies te trekken voor het uitvoeren van nieuwe taalactiviteiten. MEER INFORMATIE Het integraal advies van de Taakgroep Vernieuwing Basisvorming kunt u downloaden op: www.onderbouw-vo.nl.
7
e
Nieuw Nederlands 4 editie, 1 vmbo-kgt, docentenhandleiding
3 INHOUD NIEUW NEDERLANDS VMBO-KGT 1 3.1 OPBOUW METHODE De methode Nieuw Nederlands bestaat uit zes hoofdstukken. Elk hoofdstuk bevat acht onderdelen, zoals Lezen, Spreken/kijken/luisteren etc. In ieder onderdeel wordt nieuwe leerstof aangeboden, geoefend en toegepast. De leerstof werkt aan de kerndoelen voor de onderbouw. De zes cursussen van ieder onderdeel hangen onderling samen. Gezamenlijk vormen de cursussen een module die ook aaneensluitend gegeven kan worden. Bij iedere cursus Lezen, Spreken/kijken/luisteren en Schrijven is een taak beschikbaar, waarin de leerlingen praktisch met de leerstof aan de slag gaan. De methode bevat per deel drie projecten, waarin samenwerken, informatievaardigheden en integratie met andere vakken een belangrijke rol spelen. Lezen
Spreken / kijken / luisteren
Schrijven
1 Vriendschap Onderwerp van een tekst
2 Feest Een tekst bekijken
3 Nieuw(tjes) Precies lezen
4 Gezond Zoekend lezen
5 Vrije tijd Kritisch lezen
6 Boos Doel van een tekst
Taak Vrienden maken
Taak Superfeest!
Taak Nieuwsquiz!
Taak Maak je niet dik!
Taak Laat je stem horen!
Vragen stellen
Instructies uitvoeren
Interview
Adviesgesprek
Taak Een andere sportclub Telefoneren
Taak Wie ben jij?
Taak Plattegrond voor een schoolfeest Informatie geven Lay-out
Taak Wat heb jij voor nieuws?
Taak Advies vragen
Tekst indelen Teksten opmaken met de computer
E-mail
Taak Wat zullen we voor leuks doen? Formulieren invullen Cijfers invullen
Taak Ik ben het er niet mee eens! Het verslag
Taak Meld je aan! Doe mee! Word abonnee! Zoeken op internet
Taak Niet leuk!
Woorden en betekenis: tegenstelling
Woorden en betekenis: een bekend woord samenstellin gen afleidingen trappen van vergelijking Lijdend voorwerp
Begrijpelijk schrijven Netjes schrijven
Formeel en informeel
Discussie
Tijdsaanduidingen
Taak Een vriendenboek maken Vragen en opdrachten
Taak Feestposter
Taak Nieuws schrijven
Taak Vrolijke kaart
Studieteksten leren
Zoeken op alfabet
Woorden en betekenis: afbeelding
Woorden en betekenis: synoniem
Woorden en betekenis: omschrijving
Zoeken in naslagwerken Woorden en betekenis: voorbeeld
homoniemen pictogrammen
kennen/kunnen liggen/leggen
woordenboek spreekwoorden uitdrukkingen
de-/hetwoorden dit/dat hem/haar
voorvoegsels vaste voorzetsels
Grammatica
Zelfstandige naamwoorden, lidwoorden
Werkwoorden
Persoonsvorm Onderwerp
Bijvoeglijke naamwoord
Gezegde
Spelling
Hoofdletters, leestekens
Meervoudsvormen
Einde op –d of -t
Tegenwoordige tijd
Verleden tijd
Voltooid deelwoord
Fictie
Fictie
Boeken zoeken
Verhaalsoorten
Hoofdpersonen
Dagboeken
Meeleven
Serie Vlinders
Carry Slee, See you in Timboektoe
J.K. Rowling. Harry Potter en de vuurbeker
Debora Zacharisasse, Pure waanzin
Raymond Krul, In oranje
Studievaardigheid Taal en woordenschat
Test Project
Feesten in Nederland!
Serie Hoe overleef ik…? Hoe leef ik gezonder?
Informatie kiezen
Boosheid: wat doe je eraan?
e
Nieuw Nederlands 4 editie, 1 vmbo-kgt, docentenhandleiding
8
3.2 CURSUSSEN In iedere cursus wordt nieuwe leerstof aangeboden, geoefend en toegepast. De leerstof werkt aan de kerndoelen voor de onderbouw. De opbouw van een cursus ziet er schematisch als volgt uit: Opdracht 1 Om te beginnen Theorie
Opdracht 2 Tip Opdracht 3, 4 en verder Variatietip
* -opdracht (steropdracht)
Alles op een rij
Opdracht 1 doet een beroep op al aanwezige kennis en ervaring van de leerling. De theorie (groene letters) bestaat uit een: korte beschrijving van het belang van de leerstof gemiddeld zo’n vier actiegerichte stappen voor de leerlingen Opdracht 2 is een kleine verwerkingsopdracht bij de theorie. De tip bevat een handige aanwijzing of weetje om de leerstof goed in de praktijk toe te passen. Deze opdrachten zijn grotere verwerkingsopdrachten bij de theorie De variatietip is een open opdracht die de kans biedt om de actualiteit in de les te betrekken. Ook speelt de variatietip in op de eigen leefomgeving en de eigen interesses van de leerling. Aan het eind van de cursus staat soms een extra opdracht waarin een hoger beheersingsniveau wordt geoefend. Deze steropdracht kan gezien worden als de overgang naar een hoger niveau. De belangrijkste punten uit de theorie worden kort en bondig herhaald.
De integrale leerstof van alle cursussen vindt u achterin de docentenhandleiding.
Lezen Leerlingen ontdekken in het onderdeel Lezen hoe zij het onderwerp van de tekst snel kunnen herkennen, en uit welke elementen een tekst bestaat. Verder trainen ze vier leesstrategieën: globaal lezen, intensief lezen, zoekend lezen en kritisch lezen. Tot slot leren leerlingen hoe zij het doel van een tekst kunnen vaststellen. In deel 2 komen tekstsoorten en tekstrelaties aan de orde, waarbij de leesstrategieën uit deel 1 telkens terugkeren. De titels van de cursussen zijn: 1 Onderwerp van een tekst 2 Een tekst bekijken 3 Precies lezen 4 Zoekend lezen 5 Kritisch lezen 6 Doel van een tekst
Spreken/kijken/luisteren In het onderdeel Spreken/kijken/luisteren oefenen leerlingen drie vaardigheden in samenhang. In deel 1 verschuift de aandacht van de receptieve vaardigheden (luisteren en kijken) naar de productieve vaardigheid spreken. De gesprekssituaties worden complexer. Elke cursus besluit met een kijkfragment met vragen en opdrachten. De vragen (en de antwoorden) bij deze kijkfragmenten zijn te vinden in de map kopieerbladen in het hoofdmenu. Deel 2 oefent verder met luister- en gesprekssituaties die verder van de leerling af staan maar waarmee ze binnen en buiten de school in aanraking komen. De titels van de zes cursussen zijn: 1 Vragen stellen 2 Instructies uitvoeren 3 Interview 4 Adviesgesprek 5 Telefoongesprek 6 Discussie
Schrijven
e
Nieuw Nederlands 4 editie, 1 vmbo-kgt, docentenhandleiding
9
Het onderdeel Schrijven besteedt iedere cursus aandacht aan twee onderwerpen. Eerst wordt ingegaan op de inhoud van een tekst of op de kenmerken van tekstsoorten. Vervolgens wordt gericht geoefend met belangrijke deelaspecten van schrijven, zoals bijvoorbeeld de opmaak van een tekst. De titels van de zes cursussen zijn: 1 Begrijpelijk schrijven & Netjes schrijven 2 Informatie geven & Lay-out 3 Een tekst indelen & Teksten opmaken met de computer 4 E-mail & Formeel en informeel 5 Formulieren invullen & Cijfers invullen 6 Het verslag & Tijdsaanduidingen
Studievaardigheid Het onderdeel Studievaardigheid helpt de leerlingen met het aanleren en oefenen van vaardigheden die van belang zijn in andere vak- en leergebieden in de onderbouw. Omdat leerlingen aan het begin van het schooljaar direct al deze vaardigheden al nodig hebben voor alle andere vakken, kan dit onderdeel ook in zijn geheel als een aaneensluitende cursus worden gegeven bij de start van de onderbouw. De titels van de zes cursussen zijn: 1 Vragen en opdrachten 2 Studieteksten leren 3 Zoeken op alfabet 4 Zoeken in naslagwerken 5 Zoeken op internet 6 Informatie kiezen
Taal en woordenschat Het onderdeel Taal en woordenschat besteedt aandacht aan het aanleren en gebruiken van zes woordraadstrategieën met als doel om de woordenschat systematisch uit te breiden. Naast de woordraadstrategieën is er ook aandacht voor een keur aan taaleigenaardigheden. Belangrijkste motto hierbij is plezier beleven aan taal en het spelen met taal. De titels van de zes cursussen zijn: Woordraadstrategieën Taal 1 Woorden en betekenis: afbeelding homoniemen; pictogrammen 2 Woorden en betekenis: synoniem kennen/kunnen; liggen/leggen 3 Woorden en betekenis: omschrijving woordenboek; spreekwoorden/ uitdrukkingen 4 Woorden en betekenis: voorbeeld de-/het-woorden; dit/dat; hem/haar 5 Woorden en betekenis: tegenstelling voorvoegsels; vaste voorzetsels 6 Woorden en betekenis: een bekend woord samenstellingen; afleidingen; trappen van vergelijking; als/dan
Grammatica Het onderdeel Grammatica gaat in op de belangrijkste grammaticale begrippen voor leerjaar 1. De behandelde begrippen bereiden de leerlingen voor op de spellingproblemen in het onderdeel Spelling. Daarnaast hebben de leerlingen de meeste van deze begrippen nodig bij het aanleren van een of meer moderne vreemde talen. De titels van de zes cursussen zijn: 1 Zelfstandige naamwoorden, lidwoorden 2 Werkwoorden 3 Persoonsvorm en onderwerp 4 Bijvoeglijke naamwoorden 5 Gezegde 6 Lijdend voorwerp
Spelling
10
e
Nieuw Nederlands 4 editie, 1 vmbo-kgt, docentenhandleiding
De onderwerpkeuze bij Spelling is ingegeven door de fouten die leerlingen het vaakst maken én door het belang van deze fouten bij het begrijpelijk schrijven. Om deze reden wordt begonnen met hoofdletters en leestekens. Naast meervoudsvormen is er uitvoerige aandacht voor de spelling van werkwoordsvormen, terwijl iedere cursus ook een woorddictee bevat met aandacht voor klassieke spellingproblemen zoals de tussenletter, de spelling van tweeklanken en het aaneenschrijven van woorden. De titels van de zes cursussen zijn: 1 Hoofdletters, leestekens 2 Meervoudsvormen 3 Einde op –d of –t 4 Tegenwoordige tijd 5 Verleden tijd 6 Voltooid deelwoord
Fictie Het onderdeel Fictie brengt leerlingen in aanraking met een keur aan fictie. Verhalen, romanfragmenten, gedichten, film en tv, liedteksten, en strips wisselen elkaar af. Leerlingen krijgen niet alleen uitleg over soorten fictie maar ook hoe je bijvoorbeeld zelf interessante fictie kunt vinden. In keuzeopdrachten kunnen leerlingen hun eigen interesses verder verkennen en ontwikkelen. Elke cursus besluit met enkele actuele leestips voor 12-13-jarigen. De titels van de cursussen zijn: 1 Fictie Serie Vlinders 2 Boeken zoeken Carry Slee, See you in Timboektoe 3 Verhaalsoorten J.K. Rowling, Harry Potter en de vuurbeker 4 Hoofdpersonen Serie Hoe overleef ik …? 5 Dagboeken Debora Zachariasse, Pure waanzin 6 Meeleven Raymond Krul, In oranje e
Op www.nieuwnederlands.nl en de docenten Servicebox vindt u een fictielijst bij Nieuw Nederlands 4 editie deel 1 vmbo-kgt. Hierin zijn alle verhalen, dichtbundels en (verfilmde) boeken opgenomen die in deel 1 vmbo-kgt aan de orde komen in het onderdeel Fictie.
3.3 TAKEN In een taak passen de leerlingen taalvaardigheden in de praktijk toe. De situatie is zoveel mogelijk geënt op het gebruik van taalvaardigheden in het echte, buitenschoolse leven. De taak is verder gericht op samenwerking tussen leerlingen en op het verzamelen en presenteren van informatie. De taak bestaat gemiddeld uit ongeveer zes stappen. Een taak kent – globaal gezien - een vaste opbouw oriënteren kiezen informatie verzamelen laten zien
De inleiding beschrijft kort en uitdagend de prestatie die van de leerling verwacht wordt De leerling kiest een aspect van het onderwerp. Hij/zij kan zich de opdracht eigen maken door te kiezen voor eigen ervaring of interesses. Op internet, in kranten, bij klasgenoten of deskundigen gaat de leerling op zoek naar informatie. Ook is de leerling soms zelf een informatiebron. Leerlingen wisselen uit wat zij ontdekt hebben.
Lezen De taken in het onderdeel Lezen sluiten aan bij de leerstof in de cursus van ieder hoofdstuk. Er zijn zes leestaken in deel 1: 1 Vrienden maken 2 Superfeest! 3 Nieuwsquiz 4 Maak je niet dik! 5 Een andere sportclub
e
Nieuw Nederlands 4 editie, 1 vmbo-kgt, docentenhandleiding
11
6 Laat je stem horen!
Spreken/kijken/luisteren De taken in het onderdeel Spreken/kijken/luisteren sluiten aan bij de leerstof in de cursus van ieder hoofdstuk. Er zijn zes spreek-, kijk- en luistertaken in deel 1: 1 Wie ben jij? 2 Plattegrond voor een schoolfeest 3 Wat heb jij voor nieuws? 4 Advies vragen 5 Wat zullen we voor leuks doen? 6 Ik ben het er niet mee eens!
Schrijven De taken in het onderdeel Schrijven sluiten aan bij de leerstof in de cursus van ieder hoofdstuk. Er zijn zes schrijftaken in deel 1: 1 Een vriendenboek maken 2 Feestposter 3 Nieuws schrijven 4 Vrolijke kaart 5 Meld je aan! Doe mee! Word abonnee! 6 Niet leuk!
3.4 PROJECTEN De projecten hebben tot doel om de aangeleerde taalvaardigheden geïntegreerd toe te passen. Vooral de vaardigheden Lezen, Spreken/kijken/luisteren en Schrijven worden in een project in samenhang in de praktijk gebracht. Daarnaast bieden de projecten gelegenheid tot samenwerkend leren, het oefenen van sociaal-communicatieve vaardigheden en het toepassen van informatievaardigheden. In deel 1 zijn er drie projecten: Projecten Hoofdstuk 2: Altijd en overal feest! Hoofdstuk 4: Hoe leef ik gezonder? Hoofdstuk 6: Boosheid: wat doe je eraan?
Relatie met andere vak- en leergebieden mens en maatschappij, kunst en cultuur (presentaties) mens en natuur, met name biologie en verzorging; kunst en cultuur (presentaties) mens en maatschappij, bewegen en sport (zelfverdediging); sociaal-communicatieve vaardigheden of drama
Bij ieder project horen werkbladen. Deze werkbladen vindt u in het activiteitenboek en in de docentenhandleiding. De projecten zijn ook beschikbaar als webquests op www.nieuwnederlands.wolters.nl. Hiervoor hebben de leerlingen een persoonlijk wachtwoord nodig dat beschikbaar is via het activiteitenboek.
3.5 ACTIVITEITENBOEK Het activiteitenboek is optioneel. Het is een bewaar- en naslagwerk voor de leerling en bevat de volgende onderdelen: 1 Portfolio 2 Extra oefeningen voor Lezen, Woordenschat en Spelling en Grammatica 3 Werkbladen projecten 4 Invulbladen 5 Gereedschapskist voor taal Verder biedt het activiteitenboek een persoonlijk wachtwoord waarmee de leerling toegang heeft tot de i-clips.
e
Nieuw Nederlands 4 editie, 1 vmbo-kgt, docentenhandleiding
12
3.6 DE WEBSITE: I-CLIPS Bij de methode is ondersteunend ICT-materiaal beschikbaar, dit heet de i-clips. De i-clips is bereikbaar via een persoonlijk wachtwoord in het activiteitenboek en te vinden op de website www.schoolwise.nl. De i-clips bestaat uit de volgende items: Meer oefenen: extra oefenstof voor Lezen, Taal en woordenschat, Grammatica en Spelling D-toetsen: diagnostische toetsen bij Lezen, Taal en woordenschat, Grammatica en Spelling zes minicursussen Schrijven cursussen Word, PowerPoint en Excel de voorgelezen fragmenten uit het onderdeel Fictie drie webquests taalregister
3.7 DIGITALE PROEFWERKEN Nieuw Nederlands biedt de mogelijkheid voor digitale toetsing. Proefwerken kunnen eenvoudig digitaal worden samengesteld, afgenomen en worden nagekeken. De proefwerken zijn in aantal en inhoud hetzelfde als de papieren proefwerken, oftewel zestig per deel. De digitale proefwerken maken gebruik van verschillende vraagtypen. Met deze vraagtypes komen de leerlingen ook in aanraking via de i-clips. Meer informatie over digitale proefwerken vindt u op: www.digitaleproefwerken.nl.
e
Nieuw Nederlands 4 editie, 1 vmbo-kgt, docentenhandleiding
13
4 LESVOORBEREIDING VMBO-KGT 1 INLEIDING Nieuw Nederlands is gemaakt voor zelfstandig werken en leren. Dat houdt in dat de leerling ook zonder voortdurende hulp door de methode kan gaan. In hoofdstuk 7 worden vier soorten studiewijzers beschreven die meer leerlinggestuurd onderwijs bevorderen. Bij een aantal opdrachten in Nieuw Nederlands is echter wel de hulp en de sturing van de docent gewenst en noodzakelijk. Bijvoorbeeld omdat van tevoren het computerlokaal gereserveerd moet worden, of omdat er voldoende woordenboeken aanwezig moeten zijn. Per hoofdstuk geven we aan welke stap(pen) een docent ter voorbereiding op de les moet nemen. Iedere stap kan na uitvoering worden afgevinkt.
HOOFDSTUK 1 VRIENDSCHAP Onderdeel Lezen
Lezen
Lezen
SKL SKL SKL
SKL
Schrijven Schrijven Studievaardigheid Taal en woordenschat Grammatica Grammatica
Spelling
Fictie
Opdracht 3 Raad het onderwerp (variatietip)
Actie Kies een van beide mogelijkheden: 0 Neem mee of laat meenemen: kranten en tijdschriften, bijvoorbeeld Spits, Metro, oude tv-gidsen, Kampioen etc. 0 Reserveer het computerlokaal. Controleer internetverbinding. Meer oefenen 0 Reserveer computerlokaal en controleer internetverbinding. Maak de D-toets 0 Leerlingen hebben het wachtwoord uit het activiteitenboek nodig. Taak Kies een van beide mogelijkheden: 0 Laat leerlingen thuis een tekst opzoeken over het maken van vrienden, vooral in jongerentijdschriften. 0 Reserveer computerlokaal en controleer internetverbinding en printerfaciliteiten. 1 Om te beginnen 0 Laat eventueel tekst 1 horen vanaf de luister-cd. 2 Een gesprek in 0 Laat eventueel tekst 2 horen vanaf de luister-cd. de winkel 5 Een geheim 0 Bedenk enkele geheimen. Een geheim in deze opdracht is niets iets wat de leerlingen niet mogen weten maar iets wat de raden leerlingen niet kunnen weten, bijvoorbeeld: ‘Dinsdag kijk ik naar de tv-serie Grey’s Anatomy’, ‘Ik lees graag thrillers.’ Bekijk het 0 Zet dvd-speler en cd 3 klaar. fragment 0 Print de vragen bij deze opdracht (te vinden in de map met kopieerbladen). 0 Kies op de cd het kijkfragment van hoofdstuk 1. 4 De beste film 0 Geen activiteitenboek? Kopieer of print dan het kopieerblad bij ooit gemaakt deze opdracht. Taak 0 Geen activiteitenboek? Kopieer of print dan het kopieerblad bij deze taak. alle opdrachten 0 Behandel de theorie eventueel aan de hand van lesboeken voor andere vakken die leerlingen vandaag bij zich hebben. Meer oefenen 0 Reserveer computerlokaal en controleer internetverbinding. Maak de D-toets 0 Leerlingen hebben het wachtwoord uit het activiteitenboek nodig. 1 Om te beginnen 0 Geen activiteitenboek? Kopieer of print dan het kopieerblad bij deze opdracht. Meer oefenen 0 Reserveer computerlokaal en controleer internetverbinding. Maak de D-toets 0 Leerlingen hebben het wachtwoord uit het activiteitenboek nodig. Meer oefenen 0 Reserveer computerlokaal en controleer internetverbinding. Maak de D-toets 0 Leerlingen hebben het wachtwoord uit het activiteitenboek nodig. Tekst 1, 4 en 5 0 Laat eventueel tekst 1, 4 en 5 horen vanaf de luister-cd.
e
Nieuw Nederlands 4 editie, 1 vmbo-kgt, docentenhandleiding
14
HOOFDSTUK 2 FEEST Onderdeel Lezen
Lezen
Lezen
SKL
SKL
SKL
Schrijven
Schrijven
Opdracht 3 Zoek de verschillen (variatietip)
Actie Kies een van beide mogelijkheden: 0 Neem mee of laat meenemen: kranten en tijdschriften, bijvoorbeeld Spits, Metro, oude tv-gidsen, Kampioen etc. 0 Reserveer het computerlokaal. Controleer internetverbinding. Meer oefenen 0 Reserveer computerlokaal en controleer internetverbinding. Maak de D-toets 0 Leerlingen hebben het wachtwoord uit het activiteitenboek nodig. Taak 0 Reserveer computerlokaal en controleer internetverbinding en printerfaciliteiten. 0 Bekijk van tevoren www.vanharte.nl in verband met beschikbaarheid en actualiteit. 0 Geef eventueel de tip om ook via www.feest.startpagina.nl te zoeken. 1 Om te beginnen 0 Zet cd-speler en cd 2 klaar. 0 Kies op de cd het luisterfragment bij deze opdracht. 0 Of: lees de volgende tekst zelf voor. Pak een potlood. Je gaat een tekening maken op ruitjespapier. Luister goed naar de informatie over de tekening. Teken op het ruitjespapier een rechthoek van 15 hokjes breed en tien hokjes lang. Je gaat streepjes zetten in de hokjes die ik zo opnoem. e 2 kolom hokje 6 e 3 kolom hokje 3 en 6 e 4 kolom hokje 3, 6 en 7 e e 5 kolom hokje 3,4,6,7, 6 kolom hokje 3,4, 6, 7 e 7 kolom hokje 3,4,5,6,7 e 8 kolom hokje 4,5,6,7,9 e 9 kolom hokje 5,6,7,8,9 e 10 kolom hokje 4,5,6,7,8,9 e 11 kolom hokje 3,4,5,7,8 e 12 kolom hokje 3,5 e 13 kolom hokje 4,5,6 e 14 kolom hokje 5 Kleur de hokjes waar een streepje in staat. Wat zie je? 3 Bestekenvelop 0 Zet cd-speler en cd 2 klaar. 0 Kies op de cd het luisterfragment bij deze opdracht. 0 Of: lees de volgende tekst zelf voor. 1 Vouw de vier hoeken naar het midden. 2 Leg het servet met een punt naar beneden. 3 Vouw de onderste punt net boven het midden omhoog. 4 Keer het gevouwen servet om, vouw de twee smalle punten voorbij het midden naar binnen. 5 Schuif de linkerpunt tussen de twee lagen van de rechterpunt. 6 Nu kun je het bestek inschuiven. Bekijk het 0 Zet dvd-speler en cd 3 klaar. fragment 0 Print de vragen bij deze opdracht (te vinden in de map met kopieerbladen). 0 Kies op de cd het kijkfragment van hoofdstuk 2. 4 Sterrenfeest & 0 Reserveer computerlokaal en controleer beschikbaarheid van 5 Aankondiging Word en printerfaciliteiten. schoolfeest 0 Maak afspraken met systeembeheer en leerlingen over opslaan van bestanden. Taak, stap 4 0 Reserveer computerlokaal en controleer beschikbaarheid van Word en printerfaciliteiten. 0 Maak afspraken met systeembeheer en leerlingen over opslaan
e
Nieuw Nederlands 4 editie, 1 vmbo-kgt, docentenhandleiding
15
van bestanden. 0 Controleer of de kopieermachine voldoende A3-papier heeft. Studievaardigheid Taal en woordenschat
alle opdrachten
Grammatica
Meer oefenen Maak de D-toets
Spelling
Meer oefenen Maak de D-toets
Fictie Project
Tekst 1 en 3 Altijd en overal feest!
Meer oefenen Maak de D-toets
0 Behandel de theorie eventueel aan de hand van lesboeken voor andere vakken die leerlingen vandaag bij zich hebben. 0 Reserveer computerlokaal en controleer internetverbinding. 0 Leerlingen hebben het wachtwoord uit het activiteitenboek nodig. 0 Reserveer computerlokaal en controleer internetverbinding. 0 Leerlingen hebben het wachtwoord uit het activiteitenboek nodig. 0 Reserveer computerlokaal en controleer internetverbinding. 0 Leerlingen hebben het wachtwoord uit het activiteitenboek nodig. 0 Laat eventueel tekst 1 en 3 horen vanaf de luister-cd. 0 Geen activiteitenboek? Kopieer of print dan de kopieerbladen bij het Project Feest. 0 Reserveer computerlokaal en controleer beschikbaarheid van internet, Word en printerfaciliteiten. 0 Maak afspraken met systeembeheer en leerlingen over opslaan van bestanden. 0 Overleg en stem af met collega’s van mens en maatschappij. 0 Kies een aanpak voor de beoordeling van groepswerk. Zie ook Nieuw Nederlands van A tot Z bij de trefwoorden beoordeling, groepswerk en zelfbeoordeling.
e
Nieuw Nederlands 4 editie, 1 vmbo-kgt, docentenhandleiding
16
HOOFDSTUK 3 NIEUW(TJES) Onderdeel Lezen Lezen
Lezen
SKL SKL
SKL
Schrijven
Schrijven
Taal en woordenschat Taal en woordenschat Grammatica
Spelling
Fictie
Opdracht 4 Presenteer het nieuws(variatietip) Meer oefenen Maak de D-toets
Actie 0 Neem mee of laat meenemen: kranten, bijvoorbeeld Spits, Metro of andere dagbladen. 0 Reserveer computerlokaal en controleer internetverbinding. 0 Leerlingen hebben het wachtwoord uit het activiteitenboek nodig. Taak 0 Neem mee of laat meenemen: kranten, bijvoorbeeld Spits, Metro of andere dagbladen. 0 Of: Laat leerlingen kranten op internet bekijken. 1 Om te beginnen 0 Laat eventueel tekst 1 horen vanaf de luister-cd. 4 Een bekende 0 Geen activiteitenboek? Kopieer of print dan het kopieerblad bij persoon interdeze opdracht. viewen(variatietip) Bekijk het 0 Zet dvd-speler en cd 3 klaar. fragment 0 Print de vragen bij deze opdracht (te vinden in de map met kopieerbladen). 0 Kies op de cd het kijkfragment van hoofdstuk 3. 4 Snelstarthand0 Reserveer computerlokaal en controleer beschikbaarheid van leiding Word en printerfaciliteiten en oefenbestanden. 5 Pannenkoeken 0 Maak afspraken met systeembeheer en leerlingen over opslaan van bestanden. Taak, stap 4 0 Reserveer computerlokaal en controleer beschikbaarheid van Word en printerfaciliteiten. 0 Maak afspraken met systeembeheer en leerlingen over opslaan van bestanden. 0 Zorg voor een groot vel papier dat als muurkrant kan dienen. 5 Het dak gaat 0 Zorg voor de aanwezigheid van voldoende woordenboeken. eraf Meer oefenen 0 Reserveer computerlokaal en controleer internetverbinding. Maak de D-toets 0 Leerlingen hebben het wachtwoord uit het activiteitenboek nodig. Meer oefenen 0 Reserveer computerlokaal en controleer internetverbinding. Maak de D-toets 0 Leerlingen hebben het wachtwoord uit het activiteitenboek nodig. Meer oefenen 0 Reserveer computerlokaal en controleer internetverbinding. Maak de D-toets 0 Leerlingen hebben het wachtwoord uit het activiteitenboek nodig. Tekst 1 en 2 0 Laat eventueel tekst 1 en 2 horen vanaf de luister-cd.
e
Nieuw Nederlands 4 editie, 1 vmbo-kgt, docentenhandleiding
17
HOOFDSTUK 4 GEZOND Onderdeel Lezen
Lezen
Lezen
SKL
Opdracht 4 Zoek in bijsluiters (variatietip) Meer oefenen Maak de D-toets
Actie 0 Neem mee of laat meenemen: verschillende soorten bijsluiters (pijnstillers, crèmes, neussprays, voetschimmel etc.)
0 Reserveer computerlokaal en controleer internetverbinding. 0 Leerlingen hebben het wachtwoord uit het activiteitenboek nodig. Taak 0 Reserveer computerlokaal en controleer internetverbinding en printerfaciliteiten. 0 Bekijk van tevoren www.voedingscentrum.nl in verband met beschikbaarheid en actualiteit. 1 Om te beginnen 0 Zet cd-speler en cd 2 klaar. 0 Kies op de cd het luisterfragment bij deze opdracht. 0 Of: lees de volgende tekst zelf voor.
SKL
Bekijk het fragment
SKL
Taak
Schrijven
Taak
Taal en woordenschat
Meer oefenen Maak de D-toets
Grammatica
Meer oefenen Maak de D-toets
Tandarts: Zo jongedame, kom maar weer overeind. Het ziet er niet zo best uit. Je hebt drie gaten in je tanden. Meisje: Drie gaten! Maar ik heb nog nooit een gaatje gehad. Hoe kom ik nou ineens aan drie gaten? Tandarts: Snoep je veel? Meisje: Dat valt wel mee. Mijn moeder snoept veel meer dan ik. Tandarts: Hoe vaak per dag poets je je tanden? Meisje: Twee keer per dag. ’s Ochtends en ’s avonds. Tandarts: Wat drink je? Meisje: Ik drink nooit koffie en thee drink ik zonder suiker en maar een paar keer per week. Tandarts: Wat drink je nog meer: Meisje: Eigenlijk alleen cola en soms sinas. Tandarts: Dat zou dan best wel eens de boosdoener kunnen zijn. In een glas cola zitten gemiddeld 8 suikerklontjes! Meisje: Acht! Dat wist ik helemaal niet. Tandarts: Ik raad je aan om de lightversies te drinken. Of nog beter: drink sap of thee zonder suiker. Meisje: Ik zal er voortaan op letten. Tot de volgende keer maar weer. Tandarts: Vergeet je niet iets? Meisje: Wat dan? Tandarts:Volgens mij moeten we nog een afspraak maken om die gaten te vullen! 0 Zet dvd-speler en cd 3 klaar. 0 Print de vragen bij deze opdracht (te vinden in de map met kopieerbladen). 0 Kies op de cd het kijkfragment van hoofdstuk 4. 0 Bereid de leerlingen voor op stap 3 van de taak. Laat ze stap 1 en 2 bijvoorbeeld in de les samen voorbereiden. Leerlingen kunnen dan vervolgens in tweetallen de drogist bezoeken. 0 Geef de leerlingen deze tip: gratis ansichtkaarten zijn beschikbaar bij de ingang van bioscopen of in cafés. 0 Maak eventueel gebruik van internet om kaarten te vinden. Reserveer in dat geval het computerlokaal en controleer de internetverbinding. 0 Reserveer computerlokaal en controleer internetverbinding. 0 Leerlingen hebben het wachtwoord uit het activiteitenboek nodig. 0 Reserveer computerlokaal en controleer internetverbinding. 0 Leerlingen hebben het wachtwoord uit het activiteitenboek nodig.
e
Nieuw Nederlands 4 editie, 1 vmbo-kgt, docentenhandleiding
Spelling
Meer oefenen Maak de D-toets
Fictie Project
Tekst 1, 3 en 4 Hoe leef ik gezonder?
18
0 Reserveer computerlokaal en controleer internetverbinding. 0 Leerlingen hebben het wachtwoord uit het activiteitenboek nodig. 0 Laat eventueel tekst 1, 3 en 4 horen vanaf de luister-cd. 0 Geen activiteitenboek? Kopieer of print dan de kopieerbladen bij het Project Gezond. 0 Reserveer computerlokaal en controleer beschikbaarheid van internet, Word, PowerPoint en printerfaciliteiten. 0 Maak afspraken met systeembeheer en leerlingen over opslaan van bestanden. 0 Overleg en stem af met collega’s van mens en natuur, met name biologie en verzorging. 0 Kies een aanpak voor de beoordeling van groepswerk. Zie ook Nieuw Nederlands van A tot Z bij de trefwoorden beoordeling, groepswerk en zelfbeoordeling.
e
Nieuw Nederlands 4 editie, 1 vmbo-kgt, docentenhandleiding
19
HOOFDSTUK 5 VRIJE TIJD
Onderdeel Lezen
Lezen
Lezen
SKL
SKL
SKL
Schrijven Schrijven Schrijven
Studievaardigheid Taal en woordenschat Grammatica
Spelling
Fictie
Opdracht 3 Pas op voor adverteerders (variatietip) Meer oefenen Maak de D-toets
Actie 0 Neem mee of laat meenemen: kranten, tijdschriften of folders waarin veel misleidende reclame staat.
0 Reserveer computerlokaal en controleer internetverbinding. 0 Leerlingen hebben het wachtwoord uit het activiteitenboek nodig. Taak 0 Reserveer computerlokaal en controleer internetverbinding. 0 Bekijk eventueel van tevoren het overzicht op www.sport.overzicht.nl in verband met beschikbaarheid en actualiteit van de site. 1 Om te beginnen 0 Zet cd-speler en cd 2 klaar. 0 Kies op de cd het luisterfragment bij deze opdracht. 0 Of: lees de volgende tekst zelf voor. Telefonist: Dat kan. Op welke dag wil je de baan reserveren. Sanne: Voor aanstaande zondag. Telefonist: Hoe laat wil je reserveren. Sanne: Om 12 uur alsjeblieft. Telefonist: Dat kan helaas niet. Op zondag zijn we pas om 13 uur geopend. Sanne: Dan wil ik graag om 13 uur reserveren. Telefonist: Met hoeveel personen komt u? Sanne: Met vijf personen. Telefonist: Op welke naam kan ik het reserveren? Sanne: Op Sanne Janssen. Telefonist: Meld je om vijf minuten voor drie bij de receptie. Sanne: Dat zal ik doen. Bedankt. Dag. Telefonist: Dag mevrouw Jansen. 4 Kaartjes 0 Geen activiteitenboek? Kopieer of print dan het kopieerblad bij reserveren deze opdracht. (variatietip) Bekijk het 0 Zet dvd-speler en cd 3 klaar. fragment 0 Print de vragen bij deze opdracht (te vinden in de map met kopieerbladen). 0 Kies op de cd het kijkfragment van hoofdstuk 5. 3 Dieren 0 Geen activiteitenboek? Kopieer of print dan het kopieerblad bij deze opdracht. 4 Bankrekening 0 Geen activiteitenboek? Kopieer of print dan het kopieerblad bij openen deze opdracht. Taak, stap 3 0 Reserveer computerlokaal en controleer beschikbaarheid van Word (eventueel Excel) en printerfaciliteiten. 0 Maak afspraken met systeembeheer en leerlingen over opslaan van bestanden. 4 Geavanceerd 0 Reserveer computerlokaal en controleer internetverbinding. zoeken 0 Bekijk eventueel van tevoren het zoekprogramma op www.davindi.nl. Meer oefenen 0 Reserveer computerlokaal en controleer internetverbinding. Maak de D-toets 0 Leerlingen hebben het wachtwoord uit het activiteitenboek nodig. Meer oefenen 0 Reserveer computerlokaal en controleer internetverbinding. Maak de D-toets 0 Leerlingen hebben het wachtwoord uit het activiteitenboek nodig. Meer oefenen 0 Reserveer computerlokaal en controleer internetverbinding. Maak de D-toets 0 Leerlingen hebben het wachtwoord uit het activiteitenboek nodig. Tekst 1 en 5 0 Laat eventueel tekst 1 en 5 horen vanaf de luister-cd.
e
Nieuw Nederlands 4 editie, 1 vmbo-kgt, docentenhandleiding
20
HOOFDSTUK 6 BOOS
Onderdeel Lezen
Lezen
Lezen
SKL SKL SKL
SKL
Schrijven Taal en woordenschat Grammatica
Spelling
Fictie Project
Opdracht 4 Wat is het goede doel? (variatietip)
Actie 0 Neem mee of laat meenemen: kranten en tijdschriften, bijvoorbeeld Spits, Metro, oude tv-gidsen, Kampioen etc. 0 Reserveer eventueel ook het computerlokaal. Controleer internetverbinding. 0 Zorg voor een groot vel papier waarop de teksten geplakt kunnen worden. Meer oefenen 0 Reserveer computerlokaal en controleer internetverbinding. Maak de D-toets 0 Leerlingen hebben het wachtwoord uit het activiteitenboek nodig. Taak, stap 3 0 Reserveer eventueel computerlokaal en controleer internetverbinding en printerfaciliteiten. 0 Bekijk eventueel van tevoren of de schoolmediatheek voldoende informatie biedt over dit onderwerp. 1 Om te beginnen 0 Laat eventueel tekst 1 horen vanaf de luister-cd. 3 Twee tegen een 0 Geen activiteitenboek? Kopieer of print dan het kopieerblad bij deze opdracht. 4 Het Lagerhuis 0 Ga voor deze variatietip op zoek naar een onderwerp of een (variatietip) dilemma dat volop in de belangstelling staat bij jongeren en in het nieuws. Bekijk bijvoorbeeld de nieuwspolls in kranten of op websites. 0 Laat eventueel de leerlingen zelf een onderwerp en stellingen voorbereiden. Bekijk het 0 Zet dvd-speler en cd 3 klaar. fragment 0 Print de vragen bij deze opdracht (te vinden in de map met kopieerbladen). 0 Kies op de cd het kijkfragment van hoofdstuk 6. Taak 0 Reserveer computerlokaal en controleer beschikbaarheid van Word en printerfaciliteiten. Meer oefenen 0 Reserveer computerlokaal en controleer internetverbinding. Maak de D-toets 0 Leerlingen hebben het wachtwoord uit het activiteitenboek nodig. Meer oefenen 0 Reserveer computerlokaal en controleer internetverbinding. Maak de D-toets 0 Leerlingen hebben het wachtwoord uit het activiteitenboek nodig. Meer oefenen 0 Reserveer computerlokaal en controleer internetverbinding. Maak de D-toets 0 Leerlingen hebben het wachtwoord uit het activiteitenboek nodig. Tekst 1 en 3 0 Laat eventueel tekst 1 en 3 horen vanaf de luister-cd. Boosheid: wat 0 Geen activiteitenboek? Kopieer of print dan de kopieerbladen bij doe je eraan? het Project Boos. 0 Reserveer computerlokaal en controleer beschikbaarheid van internet, Word en printerfaciliteiten. 0 Overleg eventueel met kunst- en cultuurvakken over het ontwerp van een decor, en met mens-en-natuurvakken over de technische realisatie van het decor. 0 Kies een aanpak voor de beoordeling van groepswerk. Zie ook Nieuw Nederlands van A tot Z bij de trefwoorden beoordeling, groepswerk en zelfbeoordeling.
21
e
Nieuw Nederlands 4 editie, 1 vmbo-kgt, docentenhandleiding
5 NIEUW NEDERLANDS IN DE SCENARIO’S 5.1 SCENARIO’S IN DE ONDERBOUW In de onderbouw is er sprake van vier scenario’s. Deze scenario’s zijn modellen om het onderwijs in de onderbouw vorm te geven en hebben tot doel om het gesprek over inhoud en vorm van onderwijs te vergemakkelijken. Alle vier scenario’s streven naar samenhang in leerstof en werkwijze. Er is geen kwalitatief onderscheid tussen de scenario’s. Binnen ieder scenario kan dus het best mogelijke onderwijs voor leerlingen worden gerealiseerd. De scenario’s kunnen als volgt worden gekarakteriseerd:
1 2 3 4
Samenhang … door leerstofafspraken door combinaties van vakken en projecten door integratie via competenties van leerlingen
Programma schoolvakken blijven uitgangspunt op het rooster, met variaties zoals blokuren en keuzewerkuren vakken en projecten bestaan naast elkaar in een vakrooster en projectrooster integratie van vakken met langere lessen (70/90 minuten) in grotere gehelen, bijv. leergebieden leerlingen kunnen zelf kiezen en werken zonder een rooster maar met flexibele planningen
Team afstemmen maar ieder werkt voor zich afstemmen en samenwerken samenwerken bepaalt het resultaat klantgerichtheid
Het doel van de onderbouw is onder andere dat iedere school een eigen scenario ontwikkelt dat optimaal aansluit bij de leerlingen en optimaal gebruikmaakt van kwaliteiten van de docenten. De vier voorbeeldscenario’s dienen ter inspiratie. Nieuw Nederlands kan in alle vier scenario’s worden ingezet. In dit hoofdstuk worden een aantal mogelijkheden geschetst om de methode geheel of gedeeltelijk in te zetten binnen genoemde scenario’s.
5.2 NIEUW NEDERLANDS IN SCENARIO 1 In scenario 1 is Nederlands een apart vak op het rooster. Afstemming met andere vakken vindt plaats door middel van overleg met de collega’s van andere vakken. Omdat in de onderbouw geen sprake is van een advieslessentabel, kan het vak Nederlands in aantal uren per school sterk verschillen. Daarom hebben we het vak Nederlands binnen scenario 1 uitgewerkt in drie varianten: variant A: Nederlands als 4-uursvak (ca. 144 uren op jaarbasis) variant B: Nederlands als 3-uursvak (ca. 108 uren op jaarbasis) variant C: Nederlands als 2-uursvak (ca. 72 uren op jaarbasis) Deze drie varianten kunnen ook ter inspiratie dienen als Nederlands geperiodiseerd wordt. Als Nederlands in jaar 1 bijvoorbeeld alleen in het eerste half jaar wordt aangeboden als 4-uursvak (dus ongeveer 18 weken x 4 uur = 72 uur), kan worden uitgegaan van variant C. Variant A: Nederlands als 4-uursvak (voorbeeld) In variant A worden de drie projecten en alle lessen Studievaardigheid uitgevoerd buiten de lesuren van het vak Nederlands. Deze onderdelen hebben immers meerwaarde voor alle andere vakken in de onderbouw. Voor Nieuw Nederlands deel 1 is dan ongeveer 144 uur vereist, oftewel 36 weken à 4 uur. Bijvoorbeeld: Maak de lessen Studievaardigheid onderdeel van de mentorlessen of van een aparte cursus Studievaardigheid. Plan de drie projecten in de algemene projecttijd in, in samenwerking met andere vak- en leergebieden. Of: maak in overleg met de onderbouwcollega’s andere keuzes. Variant B: Nederlands als 3-uursvak (voorbeeld) In variant B vindt net als in variant A overheveling plaats van de projecten en van Studievaardigheid naar andere uren in het rooster. Daarnaast worden sommige onderdelen versneld, beperkt of
e
Nieuw Nederlands 4 editie, 1 vmbo-kgt, docentenhandleiding
22
geïntegreerd uitgevoerd, bijvoorbeeld Grammatica, Spelling en Fictie. Voor Nieuw Nederlands deel 1 is dan ongeveer 108 uur vereist, oftewel 36 weken à 3 uur. Bijvoorbeeld: Maak de lessen Studievaardigheid onderdeel van de mentorlessen of van een aparte cursus Studievaardigheid. Plan de drie projecten in de algemene projecttijd in, in samenwerking met andere vak- en leergebieden. Combineer het onderdeel Grammatica met het onderwijs in een moderne vreemde taal. Verkort het onderdeel Spelling binnen de uren Nederlands en maak spelling tot inzet van alle vakken. Verkort het onderdeel Fictie tot twee lessen per hoofdstuk en integreer overige aspecten van Fictie met kunst- en cultuurvakken. Of: maak in overleg met de onderbouwcollega’s andere keuzes. Variant C: Nederlands als 2-uursvak (voorbeeld) In variant C is met 2 uur per week op jaarbasis ongeveer 72 uur beschikbaar. Bijvoorbeeld: Kies alleen voor de onderdelen die sterk op communicatieve vaardigheden gericht zijn, bijvoorbeeld Lezen, Spreken/kijken/luisteren en Schrijven. Kies alleen voor die onderdelen die bij andere vakken of leergebieden niet of niet voldoende aan de orde komen, bijvoorbeeld: Schrijven, Studievaardigheid, Spelling en Fictie. Of: maak in overleg met de onderbouwcollega’s andere keuzes.
5.3 NIEUW NEDERLANDS IN SCENARIO 2 In scenario 2 wordt uitgegaan van aparte vakken waarbij samenhang wordt bereikt door projecten waaraan verschillende vakken tegelijk deelnemen. De verhouding tussen vakuren en projecturen kan verschillen. Sommige scholen kiezen bijvoorbeeld voor 50% vaklessen en 50% projecttijd. Er zijn tal van andere opties om projecten in scenario 2 een plaats te geven. Bijvoorbeeld: keuzewerktijd: leerlingen voeren in de reguliere keuzewerktijduren een project uit, bijvoorbeeld e e het 5 en 6 lesuur op woensdagmiddag projectdagdelen: in het rooster worden voor een bepaalde periode, bijvoorbeeld vier weken, dagdelen vrijgepland voor het werken aan een project projectrooster: in het rooster wordt bijvoorbeeld twee keer per jaar één week ingepland voor het werken aan een schoolbreed project of aan het werken aan een project naar keuze Nieuw Nederlands biedt drie projecten aan. Eén project kost ongeveer 6 lessen maar kan gemakkelijk worden uitgebreid door het aantal bronnen uit te breiden of door de complexiteit van bronnen te vergroten. Ook kan het eindproduct in omvang worden vergroot. Verder kan de inhoudelijke reikwijdte van het project toenemen door leerstof of vaardigheden uit andere vak- en leergebieden een grotere rol te laten spelen. De samenhang met andere vak- en leergebieden is als volgt: Projecten Relatie met andere vak- en leergebieden Hoofdstuk 2: Altijd en overal feest! mens en maatschappij, kunst en cultuur (presentaties) Hoofdstuk 4: Hoe leef ik gezonder? mens en natuur, met name biologie en verzorging; kunst en cultuur (presentaties) Hoofdstuk 6: Boosheid: wat doe je mens en maatschappij, bewegen en sport (zelfverdediging); eraan? sociaal-communicatieve vaardigheden of drama De volgende onderdelen van Nieuw Nederlands spelen een belangrijke voorwaardelijke rol bij de uitvoering van projecten in andere vak- en leergebieden: Lezen Spreken/kijken/luisteren Schrijven Studievaardigheid Spelling
23
e
Nieuw Nederlands 4 editie, 1 vmbo-kgt, docentenhandleiding
Tussen het vak Nederlands en de overige vak- en leergebieden moeten onderbouwbreed afspraken gemaakt worden over de rol en de omvang van het vak Nederlands binnen de projectlessen. De varianten in scenario 1 kunnen ter oriëntatie dienen voor de invulling van de vaklessen op het rooster.
5.4 NIEUW NEDERLANDS IN SCENARIO 3 In scenario 3 wordt uitgegaan van samenhang door integratie van vakken tot grotere gehelen, zoals leergebieden. In dit scenario kan Nederlands worden geïntegreerd met het leergebied mens en maatschappij, waarbij Nederlands als apart vak nog maar één uur heeft, bijvoorbeeld voor spelling-, grammatica- of fictieonderwijs. Nieuw Nederlands kan in scenario 3 nog steeds als 1-, 2- of 3-uursvak bestaan. Afhankelijk van de mate van integratie blijven er voor een apart vak meer of minder uren over. Integratie van onderdelen van Nieuw Nederlands in leergebieden kan er bijvoorbeeld zo uitzien: Integratie Nederlands binnen leergebied… mens en maatschappij mens en natuur kunst en cultuur moderne vreemde talen bewegen en sport alle leergebieden alle leergebieden alle leergebieden
Onderdelen van Nieuw Nederlands Lezen, Spreken/kijken/luisteren en Schrijven Lezen, Spreken/kijken/luisteren Fictie Grammatica Spreken/kijken/luisteren de drie projecten de achttien taken Studievaardigheid
Tussen het vak Nederlands en de overige vak- en leergebieden moeten onderbouwbreed afspraken gemaakt over de rol en de omvang van het vak Nederlands binnen de leergebieden. De varianten in scenario 1 kunnen ter oriëntatie dienen voor de invulling van de vaklessen op het rooster.
5.5 NIEUW NEDERLANDS IN SCENARIO 4 In scenario 4 vindt samenhang plaats via de competenties van leerlingen. Leerlingen kiezen hun eigen weg door de leerstof en volgen daarin eigen interesses. Docenten en lesmethodes faciliteren de leerling en zorgen ervoor dat de leerling voldoende in aanraking komt met de kerndoelen voor de onderbouw. Scenario 4 vraagt van de docent een klantgerichte opstelling. De docent biedt cursussen, begeleiding, workshops of gastlessen aan in samenspraak met de leerlingen. Ook kan er binnen scenario 4 een aantal funderende cursussen worden aangeboden voor alle leerlingen. Nieuw Nederlands heeft in scenario 4 verschillende gebruiksmogelijkheden. Bijvoorbeeld: cursorisch: leerlingen volgen groepsgewijs bijvoorbeeld een basiscursus Lezen, Schrijven of Spelling uit de methode naslagwerk vaardigheden: leerlingen gebruiken Nieuw Nederlands als naslagwerk om zich vaardigheden eigen te maken, bijvoorbeeld het zoeken naar en beoordelen van informatie of het voorbereiden en uitvoeren van een schriftelijke of mondelinge presentatie remedial teaching: op basis van diagnostische toetsen of het onderdeel Weet je het? (i-clips) of op basis van persoonlijke interesses, kan een leerling besluiten om zich onderdelen van Nieuw Nederlands eigen te gaan maken Tussen docenten en leerlingen worden voortdurend afspraken gemaakt over de rol en de omvang van het vak Nederlands binnen dit scenario. Docenten en leerlingen hebben gezamenlijk de verantwoordelijkheid dat minimaal de kerndoelen worden bereikt zoals deze voor Nederlands geformuleerd zijn.
e
Nieuw Nederlands 4 editie, 1 vmbo-kgt, docentenhandleiding
24
5.6 NIEUW NEDERLANDS EN INDIVIDUEEL ONDERWIJS Nieuw Nederlands kan ingezet worden voor individueel onderwijs. Met behulp van de jaarplanner en een studiewijzer kan er een geïndividualiseerd traject worden samengesteld. De leerling meet zijn vorderingen vervolgens met behulp van de diagnostische toetsen (D-toetsen), de deeltoetsen en de hoofdstuktoetsen. Eventuele zwakke punten kunnen vervolgens worden getraind met behulp van het activiteitenboek en de extra oefenstof op de i-clips. Door de aanwezigheid van een jaarplanner, studiewijzers, verschillende toetsvormen en extra oefenmateriaal op papier én digitaal, kan er voor individuele leerlingen een taaltraject op maat worden samengesteld.
25
e
Nieuw Nederlands 4 editie, 1 vmbo-kgt, docentenhandleiding
6 NIEUW NEDERLANDS VAN A TOT Z A
K
S
actief leren activerende didactiek activerende werkvormen actualiteit in taallessen Adviestoets Cito atheneum-plus
keuzes maken in de methode keuzevrijheid kerndoelen nader uitgelegd klassenmanagement
samenwerkend leren samenhang tussen vakken scenario’s Schoolwise sectorwerkstuk sociaal-communicatieve vaardigheden spelling
B beoordelen buitenschoolse opdrachten
C competentiegericht leren conflicthantering coöperatief leren cursus
D determinatie diagnostische toets D-toetsen digitale proefwerken docentrollen
E expertwerkvorm
L leerlingen in de onderbouw leerlingrollen leerstijlen leren door te doen leren leren lesplanning maken met Nieuw Nederlands lokaalinrichting
M meer oefenen meervoudige intelligenties methodesite
taak taalgericht vakonderwijs taallessen maken thuiswerkvrij onderwijs toetsen
U uitgestelde aandacht
V vaardigheidsgericht taalonderwijs natuurlijk leren variatietip Nederlands in kleine, heterogene veilig leren groepen verschillen tussen leerlingen Nederlands taalonderwijs in het Volgtoets Cito buitenland vwo-plus nieuwe leren (het) nieuwe spelling
N
W
G gereedschapskist voor taal groepsbeoordeling groepswerk
O
H
P
hoogbegaafde leerlingen
i-clips internet
positieve feedback portfolio probleemgestuurd onderwijs proefwerken profielwerkstuk project
J
R
jaarplanner in Nieuw Nederlands
remedial teaching
I
T
ontdekkend leren ordeproblemen voorkomen
webquests werkvormen werkwijzer werkwoordspelling met expertwerkvorm woordenschatverwerving woordraadstrategieën
Z zelf lessen maken zelfbeoordeling zelfstandig leren zelfverantwoordelijk leren
e
Nieuw Nederlands 4 editie, 1 vmbo-kgt, docentenhandleiding
26
ACTIEF LEREN
WAT IS ACTIEF LEREN? Uitgangspunt van actief leren is dat leerlingen het meeste leren door zelf actief met de leerstof aan de slag te gaan. Kortom: leren door te doen. Bij actief leren spelen vaardigheden, zelfstandigheid en zelfverantwoordelijkheid een belangrijke rol. Uitvoering van vaardigheden vereist echter ook kennis van zaken. Actief leren heeft pas rendement als kennis en vaardigheden op elkaar zijn afgestemd en een voortdurende wisselwerking hebben met elkaar. WAAROM ACTIEF LEREN? Belangrijke argumenten voor actief leren zijn: 1 motivatie van leerlingen 2 rekening houden met verschillen tussen leerlingen 3 snel veranderende samenleving 4 informatiemaatschappij 5 voorkomen van uitval 6 aansluiten bij vervolgonderwijs 7 afwisselender rol docent ACTIEF LEREN IN NIEUW NEDERLANDS! Nieuw Nederlands stimuleert actief leren op deze manieren: De cursussen in Nieuw Nederlands – met uitzondering van Grammatica en Spelling - richten de aandacht op de uitvoering van vaardigheden; de theorie dient om actief aan de slag te gaan. De variatietip nodigt de leerling uit om zelf aan de slag te gaan met de theorie waarbij door het bieden van keuzevrijheid zelfstandigheid en verantwoordelijkheid geprikkeld wordt. De 18 taken voor Lezen, Spreken/kijken/luisteren en Schrijven en de 3 projecten zijn vaardigheidsgericht en stimuleren zelfstandigheid en verantwoordelijkheid van leerlingen. Een portfolio maakt zichtbaar wat de leerling door actief leren heeft bereikt. ZIE OOK docentrollen – portfolio – projecten – taken – variatietip
e
Nieuw Nederlands 4 editie, 1 vmbo-kgt, docentenhandleiding
ACTIVERENDE DIDACTIEK Zie: actief leren - activerende werkvormen
27
e
Nieuw Nederlands 4 editie, 1 vmbo-kgt, docentenhandleiding
ACTIVERENDE WERKVORMEN
WAT ZIJN ACTIVERENDE WERKVORMEN? Activerende werkvormen hebben tot doel leerlingen actiever bij de les te betrekken. De werkvormen stimuleren een actieve inbreng van alle leerlingen. Activerende werkvormen zijn niet per se vaardigheidsgericht zoals actief leren dat wel is (zie actief leren). De activerende werkvormen kunnen ook ingezet worden bij het verwerken van theorie, bij kennisgerichte opdrachten of om simpelweg opdrachten op een andere, actieve(re) manier na te kijken. WAAROM ACTIVERENDE WERKVORMEN? Belangrijke argumenten voor activerende werkvormen zijn: 1 leerling is minder een consument en minder een toeschouwer 2 effectiever: meer aandacht per leerling bij de les 3 effectiever: meer leerlingen bij de les 4 afwisseling tussen luisteren en zelf iets doen 5 andere rol docent ACTIVERENDE WERKVORMEN IN NIEUW NEDERLANDS Er zijn vele tientallen activerende werkvormen. Dit zijn de vijf meest voorkomende: Denken-delen-uitwisselen Check-in-duo’s Drie-stappen-interview Genummerde hoofden Experts
Denken-delen-uitwisselen Denken-delen-uitwisselen kan gebruikt worden om: te controleren of de uitleg goed begrepen is de voorkennis en eigen ervaringen van leerlingen te activeren samen een probleem te verkennen Stap 1 Stap 2 Stap 3
Denken Delen Uitwisselen
Stel een vraag. Geef tien seconden tot enkele minuten bedenktijd. Laat in tweetallen de antwoorden navertellen. Vraag een leerling klassikaal om een antwoord. Laat een andere leerling reageren.
In Nieuw Nederlands is deze werkvorm vooral geschikt bij opdracht 1 Om te beginnen en bij de verwerking van de theorie in groene letters.
Check-in-duo’s Check-in-duo’s kan vooral goed gebruikt worden om snel de antwoorden te controleren op vragen en opdrachten waarop maar één antwoord goed is. Stap 1 Stap 2
Individueel Check-in-duo’s
Stap 3
Check-in-de-klas
Geef de opdracht en laat de opdracht individueel uitvoeren. Laat de leerling het antwoord met een klasgenoot vergelijken. Zoek samen het goede antwoord. Bespreek de vragen waarover duo’s het niet eens zijn geworden.
In Nieuw Nederlands is deze werkvorm vooral geschikt voor de onderdelen Spelling en Grammatica. Ook bij het beoordelen van schrijf- en spreekopdrachten kan deze werkvorm worden ingezet. De formulering van de opdrachten speelt daar meestal al op in.
28
e
Nieuw Nederlands 4 editie, 1 vmbo-kgt, docentenhandleiding
29
Drie-stappen-interview Het drie-stappen-interview is vooral geschikt voor opdrachten waarin een beroep wordt gedaan op persoonlijke ervaring, visies, meningen of ideeën. Leerlingen interviewen elkaar en vatten aan het eind samen wat de ander gezegd heeft. Stap 1
Interviewen
Stap 2 Stap 3
Rollen wisselen Samenvatten
Nummer binnen elke groep de leerlingen: 1, 2, 3 en 4. De nummers 1 interviewen nr. 2, terwijl nr. 3 nr. 4 interviewt. Draai de rollen om. Nr. 2 interviewt nu nr. 1 etc. Vraag ieder nummer om binnen de groep samen te vatten wat hij van de ander heeft gehoord.
In Nieuw Nederlands maakt deze activerende werkvorm al deel uit van opdrachten in het onderdeel Spreken/kijken/luisteren. Bij andere onderdelen kan de werkvorm incidenteel worden ingezet bij zogenaamde belevingsvragen, bijvoorbeeld bij leesopdrachten waarin leerlingen gevraagd worden (persoonlijk) te reageren op de inhoud van de tekst.
Genummerde hoofden De werkvorm genummerde hoofden kan vooral gebruikt worden bij opdrachten die meer tijd vragen omdat meer dan één antwoord mogelijk is, of omdat er een beroep wordt gedaan op bijvoorbeeld inzicht, meningsvorming, analyse of het combineren van kennis. Stap 1 Stap 2
Stap 3
Nummeren Geef in elke groep iedere leerling het nummer 1, 2, 3 of 4 etc. Groepsopdracht Geef iedere groep de opdracht. Benadruk twee dingen: De groep moet het samen eens worden. Elke leerling kan gevraagd worden na afloop het antwoord te geven. Nummer Vraag per groep een willekeurig nummer om het antwoord van hun groep noemen te geven.
In Nieuw Nederlands is deze werkvorm vooral geschikt bij de variatietip-opdracht en de meer complexe slotopdrachten van iedere cursus, bijvoorbeeld de steropdrachten.
Experts De werkvorm experts is handig bij opdrachten waarvoor leerlingen veel informatie nodig hebben. Iedere leerling wordt in zijn groep expert in een deel van de leerstof. De groep deelt aan het eind de expertise van de afzonderlijke leden. Stap 1 Stap 2 Stap 3 Stap 4
Leerstof verdelen Verdeel de leerstof in twee tot vijf gelijkwaardige en logische delen. Groep samenstellen Geef per groep elke leerling een eigen deel. Afhankelijk van de leerstofverdeling zijn dat twee tot maximaal vijf groepen, Bestuderen Geef tijd en eventuele andere faciliteiten (rust bijvoorbeeld) om het deel te bestuderen. Kennis delen Vraag de leerlingen om ieder zijn deel aan de groep te presenteren. Benadruk dat ieder groepslid geacht wordt alles te weten.
In Nieuw Nederlands komt de werkvorm experts voor bij taken en projecten waarin groepsgewijs informatie wordt verzameld en uitgewisseld. Deze activerende werkvorm is in de opdracht ingebouwd.
e
Nieuw Nederlands 4 editie, 1 vmbo-kgt, docentenhandleiding
30
ACTUALITEIT IN TAALLESSEN
WAT BETEKENT ACTUALITEIT IN TAALLESSEN? Lesmethodes vernieuwen voortdurend. Voor het vak Nederlands is vernieuwing noodzakelijk om bij de tijd te blijven in bijvoorbeeld de tekstkeuze bij het onderdeel Lezen. Ook bij de onderwerpskeuze in de onderdelen Schrijven en Spreken/kijken/luisteren is de actualiteit van belang om zo leerlinggericht mogelijk te werken. Bij Fictie is actualiteit van belang om zo nauw mogelijk aan te sluiten bij moderne fictiewerken. Daarnaast is actualiteit in taallessen van belang omdat de taal zelf zich voortdurend vernieuwt en dus verandert. Dan gaat het niet alleen om spellingveranderingen maar ook om ontwikkelingen in schrijftaal onder invloed van sms en msn, alsmede om invloeden vanuit vreemde talen en taalvariaties zoals straattaal en groepstaal. WAAROM ACTUALITEIT IN TAALLESSEN? Belangrijke argumenten voor actualiteit in taallessen zijn: 1 motivatie leerlingen 2 herkenbaarheid voor de leerling 3 onmiddellijk nut in het hier en nu 4 beter inspelen op taalveranderingen ACTUALITEIT IN NIEUW NEDERLANDS Nieuw Nederlands maakt zoveel mogelijk gebruik van actuele teksten. Deze teksten hebben helaas echter in veel gevallen een beperkte levensduur. Daarom past Nieuw Nederlands de volgende manieren toe om de lessen actueel te houden: de variatietip: deze opdracht richt de aandacht van leerlingen op teksten en thema’s van het hier en nu de taken: in de meeste taken gaan leerlingen zelf op zoek naar informatie en komen ze in aanraking met actuele teksten en thema’s de projecten: in de projecten maken leerlingen gebruik van vier verschillende soorten bronnen die actueel zijn ZIE OOK buitenschoolse opdracht – projecten – taken – variatietip – webquests
e
Nieuw Nederlands 4 editie, 1 vmbo-kgt, docentenhandleiding
31
ADVIESTOETS CITO
WAT IS DE ADVIESTOETS CITO? De Adviestoets is een objectieve en methodeonafhankelijke toets van de Cito-groep voor het adviseren en begeleiden van leerlingen in het tweede leerjaar. De Adviestoets wordt aan het einde van de tweede klas afgenomen. De toets geeft u inzicht in het niveau en de voortgang van uw leerlingen bij de volgende kernvaardigheden: Nederlands leesvaardigheid, Engels leesvaardigheid, Wiskunde en Studievaardigheden. Voor Nederlands levert de Volgtoets drie taken: Taak 1: Nederlands leesvaardigheid 1 Taak 2: Nederlands leesvaardigheid 2 Taak 8: Woordenschat Om een rapportage te ontvangen van het niveau bij Nederlands leesvaardigheid dienen beide taken door de leerlingen te worden gemaakt. De opgaven hebben grotendeels betrekking op het begrip van het hoofdonderwerp, de hoofdgedachte of relaties tussen zinnen en alinea’s (oorzaak/reden – gevolg, middel – doel). Bij enkele opgaven komen zaken aan de orde als feiten – meningen en verwijzingen. De taak Woordenschat is gebaseerd op de streefwoordenlijst van Hacquebord. Door afname van deze taak ziet u in hoeverre uw leerlingen de streefwoordenlijst beheersen. De afname van een taak kost een lesuur van minimaal 45 minuten. Na de afname worden de antwoordbladen naar Cito gestuurd voor verwerking. De school is verplicht gebruik te maken van de scorings- en rapportageservice van de Cito-groep. Op deze wijze zijn de normeringsgegevens altijd up-to-date. WAAROM ADVIESTOETS CITO? Argumenten voor de Adviestoets Cito zijn: 1 leerstof- en methode-onafhankelijke toetsing 2 vergelijking mogelijk met grote groep leerlingen in heel Nederland 3 leerstofaanbod beter kunnen bepalen op basis van uitkomsten 4 hulpmiddel bij indeling in leerweg of schooltype ADVIESTOETS CITO EN NIEUW NEDERLANDS Nieuw Nederlands biedt methodegebonden toetsen en toets dus de behandelde leerstof. De Adviestoets Cito is een extra hulpmiddel om het niveau te bepalen. Omdat de Adviestoets de normtabellen baseert op een grote groep leerlingen in heel Nederland, is de Adviestoets geschikt voor determinatie. ZIE OOK digitale proefwerken – toetsen – Volgtoets Cito
e
Nieuw Nederlands 4 editie, 1 vmbo-kgt, docentenhandleiding
ATHENEUM-PLUS Zie: vwo-plus
32
e
Nieuw Nederlands 4 editie, 1 vmbo-kgt, docentenhandleiding
33
BEOORDELEN
WAT IS BEOORDELEN? Door te beoordelen worden leervorderingen van de leerling inzichtelijk gemaakt. Dat kan op verschillende manieren: door het geven van cijfers, bijvoorbeeld van 1 tot en met 10 door het geven van talige waarderingen zoals: onvoldoende / voldoende / goed / uitstekend door mondelinge en/of schriftelijke evaluaties door een portfolio door leerlingen zelf het resultaat te laten presenteren Bij elke vorm van beoordeling worden bij voorkeur product én proces beoordeeld. Een goed proces kan immers – door omstandigheden - tot een slecht product leiden en andersom kan een slecht proces tot een goed product leiden. Daarom wordt de leerling en het leren zelf het meeste recht gedaan als zowel product als proces in ogenschouw wordt genomen. WAAROM BEOORDELEN? Belangrijke doelen van beoordelen zijn: 1 leervorderingen zichtbaar maken 2 motivatie en discipline bevorderen 3 selectie en kwalificatie: voldoende informatie verzamelen voor overgang en niveaubepaling BEOORDELEN IN NIEUW NEDERLANDS In Nieuw Nederlands worden leerlingen doorlopend op product en/of proces beoordeeld. spreek- en schrijfopdrachten: leerlingen beoordelen zichzelf en/of elkaar op vorm en inhoud, op product en proces door hierover enkele gerichte vragen te beantwoorden de D-toets: een diagnostische toets om het instapniveau bij Lezen, Taal en woordenschat, Spelling en Grammatica te beoordelen de hoofdstuktoets: na ieder hoofdstuk maken de leerlingen een toets waarin Lezen, Taal en woordenschat, Spelling en Grammatica worden beoordeeld de deeltoets: voor de volgende onderdelen zijn per hoofdstuk aparte toetsen beschikbaar: Lezen, Taal en woordenschat, Spelling en Grammatica de taken: leerlingen ‘beoordelen’ elkaar doordat ze de uitkomsten van een taak laten zien aan klasgenoten en erover van gedachten wisselen; het resultaat wordt toegevoegd aan het taalportfolio de projecten: leerlingen en/of de docent beoordelen product en proces aan de hand van criteria die vervolgens in cijfers, talige waarderingen of mondelinge en/of schriftelijke evaluaties kunnen uitmonden; het resultaat van het project wordt toegevoegd aan het taalportfolio ZIE OOK diagnostische toetsen – digitale proefwerken – groepsbeoordeling – groepswerk – zelfbeoordeling
e
Nieuw Nederlands 4 editie, 1 vmbo-kgt, docentenhandleiding
34
BUITENSCHOOLSE OPDRACHT
WAT IS EEN BUITENSCHOOLSE OPDRACHT? Een buitenschoolse opdracht is een opdracht die de leerling in of buiten lestijd buiten het schoolgebouw uitvoert. Internet biedt echter de gelegenheid om een buitenschoolse opdracht ook ín de school te maken. WAAROM EEN BUITENSCHOOLSE OPDRACHT? Belangrijke argumenten voor een buitenschoolse opdracht zijn: 1 authentieke leeromgevingen bestaan vooral buiten school 2 motivatie 3 variatie 4 samenhang ontdekken tussen leren in de school en buiten de school BUITENSCHOOLSE OPDRACHTEN IN NIEUW NEDERLANDS In Nieuw Nederlands wordt taal op verschillende manieren buiten de school geoefend: variatietip: bij Lezen en Spreken/kijken/luisteren maken de leerlingen een opdracht die geschikt is om buiten de school uit te voeren omdat er authentieke teksten en gesprekssituaties vereist zijn taken: de taken zijn meestal gericht op de echte, actuele wereld buiten de school projecten: de projecten doen een beroep op informatieverzameling waarvoor ook authentieke, buitenschoolse bronnen (deskundigen, een museumbezoek) ingeschakeld kunnen worden keuzeopdrachten fictiedossier: in de keuzeopdrachten bij Fictie leggen leerlingen een relatie tussen Fictie en de buitenwereld, bijvoorbeeld door deelname aan een dichtwedstrijd of door het zoeken van actuele rapteksten ZIE OOK actualiteit in de lessen – project – taak – variatietip
e
Nieuw Nederlands 4 editie, 1 vmbo-kgt, docentenhandleiding
COMPETENTIEGERICHT LEREN Zie: nieuwe leren (het)
35
e
Nieuw Nederlands 4 editie, 1 vmbo-kgt, docentenhandleiding
CONFLICTHANTERING EEN STAPPENPLAN VOOR CONFLICTHANTERING Onderstaand stappenplan heeft tot doel om het conflict te de-escaleren door de onderlinge relatie te versterken. Niet de straf maar de relatie staat centraal. Niet het probleem maar de oplossing krijgt de aandacht. Gebruik de volgende stappen om ongewenst gedrag te corrigeren: 1 Beschrijf direct de situatie / overtreding en uw oordeel daarover. 2 Vraag of de beschrijving klopt. 3 Laat de leerling zijn gedrag uitleggen. 4 Vat regelmatig neutraal samen. 5 Vraag de leerling hoe het gedrag in de toekomst kan worden voorkomen. 6 Vat de concrete afspraak samen. ZIE OOK ordeproblemen voorkomen
36
e
Nieuw Nederlands 4 editie, 1 vmbo-kgt, docentenhandleiding
COÖPERATIEF LEREN Zie: samenwerkend leren
37
e
Nieuw Nederlands 4 editie, 1 vmbo-kgt, docentenhandleiding
38
CURSUS
WAT IS EEN CURSUS? Een cursus is een aantal lessen die over hetzelfde onderwerp gaan en bij elkaar horen. Een cursus heeft een duidelijk begin- en eindpunt. Als de cursus is afgerond, wordt de leerling geacht de leerstof te beheersen. WAAROM EEN CURSUS? Belangrijke argumenten voor een cursus: 1 effectief: de cursus richt zich op een of meer kerndoelen 2 motivatie: leerling ziet direct het einddoel 3 variatie door voortdurende afwisseling in leeractiviteiten: aanleren (cursus), toepassen (taken), integreren (projecten) 4 onnodige herhaling voorkomen CURSUSSEN IN NIEUW NEDERLANDS Nieuw Nederlands heeft in deel 1 de volgende onderdelen: Lezen, Spreken/kijken/luisteren, Schrijven, Studievaardigheid, Taal en woordenschat, Spelling, Grammatica en Fictie. Elk onderdeel kent zes cursussen (één cursus per hoofdstuk) van gemiddeld twee tot drie lessen. De zes cursussen per onderdeel kunnen ook uit de hoofdstukken worden getild en aaneengesloten worden gegeven. De belangrijkste informatie van een cursus wordt verzameld in de gereedschapskist voor taal. Deze gereedschapskist is aanwezig in het activiteitenboek en kan door de leerling meegenomen worden naar het volgende schooljaar. ZIE OOK diagnostische toets – gereedschapskist voor taal – project – taak
e
Nieuw Nederlands 4 editie, 1 vmbo-kgt, docentenhandleiding
DETERMINATIE Zie: Adviestoets Cito – Volgtoets Cito
39
e
Nieuw Nederlands 4 editie, 1 vmbo-kgt, docentenhandleiding
40
DIAGNOSTISCHE TOETS
WAT IS EEN DIAGNOSTISCHE TOETS? Een diagnostische toets is een toets om het beginniveau van de leerling te bepalen. Uit de diagnostische toets wordt onder andere duidelijk of een leerling weinig, gemiddeld of juist veel training nodig heeft. WAAROM EEN DIAGNOSTISCHE TOETS? Belangrijke argumenten voor een diagnostische toets: 1 maatwerk: rekening kunnen houden met verschillen tussen leerlingen 2 motivatie: leerlingen krijgen onderwijs dat aansluit bij hun niveau 3 warming-up: diagnostische toets kan leerlingen voorbereiden op de cursus 4 leerlinggestuurd onderwijs: leerlingen kunnen zelfstandig leren en werken met de methode DIAGNOSTISCHE TOETSEN IN NIEUW NEDERLANDS Nieuw Nederlands kent voor de volgende onderdelen diagnostische toetsen oftewel D-toetsen: Lezen Taal en woordenschat Grammatica Spelling ZIE OOK beoordeling – D-toets
e
Nieuw Nederlands 4 editie, 1 vmbo-kgt, docentenhandleiding
D-TOETS Zie: diagnostische toets
41
e
Nieuw Nederlands 4 editie, 1 vmbo-kgt, docentenhandleiding
42
DIGITALE PROEFWERKEN
WAT ZIJN DIGITALE PROEFWERKEN? Digitale proefwerken zijn proefwerken die leerlingen on-line – dus via internet – kunnen maken. De docent kan veel tijd besparen met het maken en nakijken van proefwerken. De digitale proefwerken bevatten verschillende vraagtypes. Met deze vraagtypes komen de leerlingen ook in aanraking via de i-clips. WAAROM DIGITALE PROEFWERKEN? Belangrijke argumenten voor digitale proefwerken zijn: 1 tijdwinst 2 variatie in toetsen 3 rapportage mogelijk per leerling, per klas en per vraag DIGITALE PROEFWERKEN BIJ NIEUW NEDERLANDS Bij Nieuw Nederlands zijn digitale proefwerken beschikbaar. Zie www.digitaleproefwerken.nl. ZIE OOK beoordelen – i-clips
e
Nieuw Nederlands 4 editie, 1 vmbo-kgt, docentenhandleiding
DOCENTROLLEN
WAT ZIJN DE DOCENTROLLEN? Bij een activerende didactiek kunnen vier rollen voor de docent worden onderscheiden: de instructeur: de docent is de bron van kennis en opdrachtgever van leeractiviteiten de trainer: de docent werkt via het overdragen van kennis aan vaardigheden door deze vaardigheden voor te doen en door leerlingen te laten oefenen en toepassen de begeleider: de docent zorgt voor omstandigheden waarin leerlingen optimaal kunnen leren de coach: de docent begeleidt de leerling door gerichte vragen te stellen en nauw aan te sluiten bij individuele leerbehoeftes en knelpunten De inzet van een of meer van deze rollen is afhankelijk van de leerstof. In principe is het mogelijk om in één les alle vier rollen afwisselend in te zetten. WAAROM VERSCHILLENDE DOCENTROLLEN? Belangrijke argumenten voor verschillende docentrollen zijn: 1 effectiviteit: door de docentrol en het leerdoel op elkaar af te stemmen 2 verschillende docentrollen zijn een voorwaarde van activerende didactiek 3 variatie in het werk als docent DOCENTROLLEN IN NIEUW NEDERLANDS In Nieuw Nederlands zijn alle vier rollen mogelijk. Bij sommige opdrachten ligt een bepaalde rol meer voor de hand om het gewenste effect te bereiken. Bijvoorbeeld: de cursus: de docent als instructeur en/of trainer en/of begeleider de variatietip: de docent als begeleider de taak: de docent als begeleider het project: de docent als coach ZIE OOK actief leren – activerende didactiek – activerende werkvormen
43
e
Nieuw Nederlands 4 editie, 1 vmbo-kgt, docentenhandleiding
EXPERTWERKVORM Zie: activerende werkvormen – samenwerkend leren – werkwoordspelling met expertwerkvorm
44
e
Nieuw Nederlands 4 editie, 1 vmbo-kgt, docentenhandleiding
45
GEREEDSCHAPSKIST VOOR TAAL
WAT IS DE GEREEDSCHAPSKIST VOOR TAAL? De gereedschapskist is een onderdeel van het activiteitenboek. In de gereedschapskist staat de theorie uit de cursussen. Deze theorie bevat niet alleen de uitleg van belangrijke begrippen maar ook tips, strategieën en stappenplannen. De gereedschapskist hebben leerlingen bijvoorbeeld nodig als ze aan een taak of een project werken. WAAROM EEN GEREEDSCHAPSKIST VOOR TAAL? Belangrijke argumenten voor het gebruik van de gereedschapskist voor taal zijn: 1 snelheid en gemak: leerling vindt snel belangrijke theorie, tips en stappenplannen terug 2 handig hulpmiddel bij uitvoering van taken en projecten 3 compact meeneemnaslagwerk voor volgende schooljaren ZIE OOK activiteitenboek – cursus – project – taak
e
Nieuw Nederlands 4 editie, 1 vmbo-kgt, docentenhandleiding
GROEPSBEOORDELING
WAT IS GROEPSBEOORDELING? Groepsbeoordeling is de beoordeling van groepswerk. Dat kan op verschillende manieren: groepscijfer: de leden van een groep krijgen allemaal hetzelfde cijfer individueel cijfer: de leden van een groep krijgen ieder een individueel cijfer op basis van de eigen inbreng individueel cijfer met bonuspunten: naast het individueel cijfer kunnen leerlingen bonuspunten krijgen op basis van het groepsresultaat zelfbeoordeling per groep: iedere groep krijgt een vaste hoeveelheid punten (bijvoorbeeld 28 punten voor vier personen) die ze onderling moeten verdelen groepsbeloning: een beloning anders dan met cijfers, bijvoorbeeld door het resultaat te laten presenteren, mondeling, schriftelijk, digitaal of een combinatie WAAROM GROEPSBEOORDELING? Belangrijke argumenten voor groepsbeoordeling zijn: 1 samen leren met anderen speelt een belangrijke rol in de onderbouw 2 motivatie voor samenwerken bij groepswerk vergroten 3 evenwichtige aandacht bij het leren voor product en proces 4 vrijblijvendheid en vluchtgedrag bij groepswerk voorkomen GROEPSBEOORDELING IN NIEUW NEDERLANDS Nieuw Nederlands kent verschillende vormen van groepswerk en groepsbeoordeling. Bijvoorbeeld: spreek- en schrijfopdrachten: groepsbeloning de taak: groepsbeloning het project: alle manieren van groepsbeoordeling mogelijk aan de hand van criteria die met cijfers van 1 tot en met 3 gewaardeerd worden; gezamenlijk puntenaantal kan worden omgezet in cijfers ZIE OOK beoordelen – project - samenwerkend leren – taak - zelfbeoordeling
46
e
Nieuw Nederlands 4 editie, 1 vmbo-kgt, docentenhandleiding
GROEPSWERK
WAT IS GROEPSWERK? Groepswerk is het uitvoeren van opdrachten waarbij leerlingen voor een goed resultaat elkaar nodig hebben. Bij groepswerk gaat het niet alleen om het uiteindelijke resultaat maar ook om de totstandkoming van dat resultaat. Product en proces spelen in groepswerk dus allebei een rol. WAAROM GROEPSWERK? 1 samen leren met anderen speelt een belangrijke rol in de onderbouw 2 oefening van mondelinge taalvaardigheid, zowel spreken als luisteren 3 ontwikkelen van sociaal-communicatieve vaardigheden GROEPSWERK IN NIEUW NEDERLANDS In Nieuw Nederlands zit groepswerk vooral in: de laatste opdrachten in de cursussen Spreken/kijken/luisteren de taak het project ZIE OOK groepsbeoordeling – project - sociaal-communicatieve vaardigheden - taak
47
e
Nieuw Nederlands 4 editie, 1 vmbo-kgt, docentenhandleiding
HOOGBEGAAFDE LEERLINGEN Zie: vwo-plus
48
e
Nieuw Nederlands 4 editie, 1 vmbo-kgt, docentenhandleiding
49
I-CLIPS
WAT IS I-CLIPS? De i-clips is de website bij Nieuw Nederlands met extra opdrachten en ondersteunend lesmateriaal. Dit materiaal wordt aangeboden binnen de elektronische leeromgeving Schoolwise. Voor elke cursus in elk hoofdstuk uit het leerlingenboek os extra materiaal beschikbaar. I-clips is toegankelijk met een wachtwoord dat de leerling krijgt samen met het activiteitenboek. In de i–clips vindt u de volgende extra’s: Weet je het? : een controle van de theorie (ook zonder wachtwoord beschikbaar) D-toetsen: de diagnostische toetsen bij Lezen, Taal en woordenschat, Grammatica en Spelling extra oefenstof voor Lezen, Taal en woordenschat, Grammatica en Spelling de kijk- en luisterfragmenten bij iedere cursus van het onderdeel Spreken/kijken/luisteren zes minicursussen Schrijven het taalregister: leerlingen krijgen in een register een korte uitleg over de belangrijkste begrippen uit de theorieblokken instructie voor gebruik van Word, PowerPoint en Excel de voorgelezen fragmenten uit het onderdeel Fictie drie webquests WAAROM I-CLIPS? Belangrijke argumenten voor het gebruik van i-clips zijn: 1 extra oefening bij de leerstof uit de cursussen 2 complete naslagfunctie voor behandeld lesmateriaal 3 motivatie en variatie I-CLIPS IN NIEUW NEDERLANDS De i-clips vindt u op de website www.nieuwnederlands.wolters.nl. Het optionele activiteitenboek geeft toegang via een wachtwoord tot de i-clips en ander lesmateriaal. ZIE OOK buitenschoolse opdrachten – cursus – D-toets – project – Schoolwise – taak – webquest
e
Nieuw Nederlands 4 editie, 1 vmbo-kgt, docentenhandleiding
50
INTERNET
WAT IS INTERNET? Internet – oftewel het world-wide-web – biedt toegang tot een ongekende hoeveelheid informatie. Om het zoeken op internet te vergemakkelijken, zijn er een aantal handige websites: www.davindi.nl: een zoekprogramma voor scholieren; onderdeel van Kennisnet www.startpagina.nl: een pagina met een overzicht van veelgebruikte websites, onderverdeeld in handige rubrieken www.startpagina.nl/dochters: Startpagina kent veel ‘dochterpagina’s’; deze dochterpagina’s bieden een overzicht van websites rond een bepaald thema WAAROM INTERNET? Belangrijke argumenten voor het gebruik van internet door leerlingen zijn: 1 leerlingen komen buiten schooltijd veel in aanraking met internet 2 grote diversiteit aan bronnen 3 actualiteit 4 individueel onderwijs mogelijk dat rekening houdt met verschillen tussen leerlingen 5 variatie en motivatie INTERNET EN NIEUW NEDERLANDS In Nieuw Nederlands speelt internet op verschillende manieren een rol. Bijvoorbeeld: Lezen: leesteksten zijn ontleend aan internet Schrijven: forumdiscussies op internet Studievaardigheid: zoekvaardigheid op internet en beoordelen betrouwbaarheid van informatie Taak: informatie verzamelen op internet Project: internet is een van de bronnen die geraadpleegd kunnen worden I-clips: extra lesmateriaal dat via internet wordt aangeboden, onder andere Meer oefenen, Dtoetsen en minicursussen Schrijven ZIE OOK actualiteit in taallessen - buitenschoolse opdrachten – D-toetsen - i-clips – Meer oefenen - project
e
Nieuw Nederlands 4 editie, 1 vmbo-kgt, docentenhandleiding
51
JAARPLANNER IN NIEUW NEDERLANDS
WAT IS EEN JAARPLANNER IN NIEUW NEDERLANDS? In de onderbouw hebben scholen de vrijheid om een eigen invulling aan de onderbouw te geven. Deze keuzevrijheid van scholen betekent dat in principe iedere school het vak Nederlands een andere vorm én een andere inhoud kan geven, zolang de kerndoelen maar gerealiseerd worden. Voor een lesmethode betekent dit dat de leerstof flexibel moet kunnen worden ingezet. Nieuw Nederlands bevat een jaarplanner waarin alle leerstof aan de orde komt. Om scholen echter te ondersteunen in hun keuzevrijheid, biedt de docentenhandleiding verschillende aanpakken die aansluiten bij de vier scenario’s in de onderbouw. Bijvoorbeeld: Nederlands als 1-uursvak, 2-uursvak en 3-uursvak Nederlands geïntegreerd in een leergebied Nederlands als individueel onderwijs WAAROM EEN JAARPLANNER? Belangrijke argumenten voor een jaarplanner zijn: 1 overzicht bieden van de totale leerstof en benodigde lestijd 2 lesvoorbereiding vergemakkelijken 3 gemakkelijker inhoudelijke keuzes kunnen maken 4 gemakkelijker werkwijzers op maat kunnen maken JAARPLANNER IN NIEUW NEDERLANDS De jaarplanner in Nieuw Nederlands is beschikbaar in de docentenhandleiding. ZIE OOK keuzevrijheid – kerndoelen - scenario’s
e
Nieuw Nederlands 4 editie, 1 vmbo-kgt, docentenhandleiding
52
KERNDOELEN NADER UITGELEGD
TIEN KERNDOELEN Het vak Nederlands in de onderbouw telt tien kerndoelen. De kerndoelen worden hieronder in samenhang beschreven en geanalyseerd. Kort gezegd: wat typeert Nederlands in de onderbouw? TYPERING VAN DE KERNDOELEN In de meeste van de tien kerndoelen zijn de taalvaardigheden geïntegreerd. De kerndoelen 1, 2 en 3 hebben bijvoorbeeld betrekking op zowel schrijf- als spreeksituaties. Taalvaardigheid wordt in de vernieuwde onderbouw gezien als een mengvorm van mondelinge en schriftelijke taalvaardigheid. In taalsituaties combineer je met andere woorden zowel spreek-, luister-, lees- als schrijfvaardigheid. Geïsoleerd gebruik van een van de vaardigheden komt zelden voor. Kerndoel 3 en 4 laten zien dat Nederlands taalonderwijs tot doel heeft strategieën aan te leren. Woordenschatuitbreiding heeft met een apart kerndoel een belangrijke status gekregen binnen de tien kerndoelen. Bij kerndoel 4 staan strategieën centraal om informatie te verwerven uit gesproken en geschreven teksten. Deze informatievaardigheden gebruiken de leerlingen uiteraard niet alleen in het vak Nederlands, maar hebben sterke verwantschap met alle andere vakken waarin leerlingen onderwijs volgen. Lees- en luisterstrategieën spelen in deze kerndoelen een cruciale rol. Informatievaardigheden spelen niet alleen in kerndoel 4 maar ook in kerndoel 5 een prominente rol. In dit kerndoel worden schriftelijke en digitale bronnen genoemd. Leerlingen moeten getraind worden in het zoeken, het ordenen en het beoordelen van informatie op waarde voor hemzelf en anderen. De persoonlijke inschatting van de waarde, het belang van de informatie – zowel voor jezelf als voor anderen - wordt expliciet in dit kerndoel genoemd. Een kritische omgang met informatie wordt hier gepropageerd. In de kerndoelen 6 en 7 worden de mondelinge tekstsoorten genoemd waarin de leerlingen getraind moeten worden: deelnemen aan overleg, planning, discussie in een groep, en het geven van een mondelinge presentatie. Kerndoel 8 gaat in op het lezen van zowel fictie als non-fictie. Ook noemt het kerndoel een criterium voor de keuze van teksten: de teksten moeten tegemoetkomen aan de belangstelling van de leerling én zijn belevingswereld uitbreiden. Kerndoel 9 en 10 benoemen de metacognitieve vaardigheden die bij alle overige kerndoelen gebruikt kunnen worden: een planmatige aanpak van taalactiviteiten, en beter de taal leren door te reflecteren op taalactiviteiten.
e
Nieuw Nederlands 4 editie, 1 vmbo-kgt, docentenhandleiding
KEUZES MAKEN IN DE METHODE Zie: jaarplanning
53
e
Nieuw Nederlands 4 editie, 1 vmbo-kgt, docentenhandleiding
54
KEUZEVRIJHEID
WAT IS KEUZEVRIJHEID? In de onderbouw hebben scholen de keuze om het onderwijs in leerjaar 1 en 2 naar eigen voorkeur in te richten. Belangrijke voorwaarden zijn echter onder andere: het realiseren van de globaal geformuleerde kerndoelen het voldoen aan de zes kenmerken van het leren in de onderbouw De kerndoelen zijn voorgeschreven voor tweederde van de totale leertijd. Het resterende eenderde deel kunnen scholen naar eigen inzicht invullen. Er kunnen extra vakken worden aangeboden maar ook kunnen de verplichte vakken verder verdiept worden. WAAROM KEUZEVRIJHEID? Belangrijke argumenten voor keuzevrijheid van scholen in de onderbouw zijn: 1 recht doen aan verschillen tussen leerlingen 2 meer keuzemogelijkheden voor ouders en leerlingen 3 de school kan doen waar de school goed in is KEUZEVRIJHEID IN NIEUW NEDERLANDS In Nieuw Nederlands is keuzevrijheid op verschillende manieren vormgegeven, zowel voor de school, de docent als de leerling. Bijvoorbeeld: jaarplanner van leerstof met een keur aan varianten variatie in opdrachten, teksten en bronnen onderscheid in cursus, taak en project ZIE OOK cursus – jaarplanning in Nieuw Nederlands – kerndoelen nader uitgelegd – project – taak
e
Nieuw Nederlands 4 editie, 1 vmbo-kgt, docentenhandleiding
KLASSENMANAGEMENT Zie: ordeproblemen – uitgestelde aandacht
55
e
Nieuw Nederlands 4 editie, 1 vmbo-kgt, docentenhandleiding
LEERLINGEN IN DE ONDERBOUW
WAT VINDEN LEERLINGEN? Op een conferentie over de onderbouw is een tiental leerlingen gevraagd wanneer zij school leuk vinden. De leerlingen waren afkomstig uit alle schooltypen. Hun voorkeuren hebben we samengevat in een Top 5. TOP 5 1 Met elkaar kunnen praten / kunnen overleggen. 2 Inlevingsvermogen van de docent: serieuze omgang en niet gemeen doen. 3 Individuele benadering door docent: ‘Ik ben de klas niet!’ 4 Meer ict of gewoon eens wat anders. 5 Niet uit het boek werken maar gewoon iets doen!
56
e
Nieuw Nederlands 4 editie, 1 vmbo-kgt, docentenhandleiding
57
LEERLINGROLLEN
WAT ZIJN DE VERSCHILLENDE LEERLINGROLLEN? Bij groepsopdrachten is wederzijdse afhankelijkheid een voorwaarde om alle leerlingen bij de opdracht te betrekken. Deze wederzijdse afhankelijkheid wordt versterkt als iedere leerling een duidelijke rol heeft. Bijvoorbeeld: schrijver: noteert alle uitkomsten rekenaar: controleert antwoorden met rekenmachine vrager: roept de docent erbij als dat nodig is materiaalchef: haalt en brengt benodigde spullen organisator: verdeelt werk over groepsleden checker: controleert of iedereen de opdracht snapt of kan criticus: stelt lastige vragen opzoeker: raadpleegt naslagwerken uitvoerder: voert praktische handelingen uit scheidsrechter: beslist bij meningsverschillen of schakelt hulp in informant: loopt langs bij andere groepen om antwoorden te controleren of ideeën op te doen pretletter: houdt de moed erin en zorgt voor een goede werksfeer WAAROM VERSCHILLENDE LEERLINGROLLEN? Belangrijke argumenten voor verschillende leerlingrollen zijn: 1 bevorderen wederzijdse afhankelijkheid in groepswerk 2 bieden van duidelijkheid, veiligheid en structuur 3 variatie in leeractiviteiten 4 bevorderen van verantwoordelijkheidsgevoel en sociaal-communicatieve vaardigheden LEERLINGROLLEN IN NIEUW NEDERLANDS In Nieuw Nederlands komen de rollen op verschillende manieren aan de orde. Bijvoorbeeld: cursussen: de opdrachten wisselen rollen zoveel mogelijk af, met name de rol van schrijver, vrager, opzoeker, uitvoerder en informant taken: leerlingen zijn genoodzaakt voor een goede uitvoering van de taak om de rollen te verdelen, met name de rol van materiaalchef, organisator, checker, criticus, opzoeker, uitvoerder, informant en pretletter projecten: in een project spelen alle rollen een rol; in het stappenplan en de criteria wordt expliciet aangestuurd op verdeling van rollen ZIE OOK cursus – groepswerk – project – samenwerkend leren – taak
e
Nieuw Nederlands 4 editie, 1 vmbo-kgt, docentenhandleiding
58
LEERSTIJLEN
WAT ZIJN LEERSTIJLEN? Een leerstijl is de manier waarop een leerling het prettigst en gemakkelijkst leert. Leren gaat het beste als de leerling zijn eigen leerstijl kan toepassen. Om de horizon van leerlingen te verbreden, is het echter ook zinvol om leerlingen kennis te laten maken met andere leerstijlen. Afhankelijk van de leerstijl, ontwikkelt een leerling zijn eigen technieken en trucs om te leren (zie leerstrategieën). Leerstijlen zijn divers. Bijvoorbeeld: leren door te horen, te zien, te voelen, te ruiken of door zelf iets te doen leren door exacte analyse leren door een globale benadering leren door extravert te zijn leren door introvert te zijn leren door reflectief te reageren leren door impulsief te reageren leren door de werkelijkheid open, intuïtief en associatief te benaderen leren door de werkelijkheid gesloten en gestructureerd te benaderen Niet alleen verschillen leerstijlen per leerling, ook doen de schoolvakken vaak een beroep op een bepaalde leerstijl. WAAROM AANDACHT VOOR LEERSTIJLEN? Belangrijke argumenten om aandacht te besteden aan verschillen in leerstijlen zijn: 1 veiligheid bieden aan leerlingen: eigen leerstijl laten benutten 2 effectiviteit: leerling leert beter als hij zijn leerstijl kan toepassen 3 horizon verbreden: leerling andere, misschien voor hem of haar betere leerstijlen laten ontdekken LEERSTIJLEN IN NIEUW NEDERLANDS Nieuw Nederlands biedt in de cursussen, taken en projecten de leerling gelegenheid om zijn eigen leerstijl verder te ontwikkelen. De docent speelt een belangrijke rol door ruimte te bieden aan verschillen in leerstijlen. Opdrachten in Nieuw Nederlands doen een beroep op een ruim scala aan leerstijlen, zodat leerlingen ook kennismaken met andere manieren van leren. ZIE OOK leerstrategieën – meervoudige intelligenties
e
Nieuw Nederlands 4 editie, 1 vmbo-kgt, docentenhandleiding
LEERSTRATEGIEËN
WAT ZIJN LEERSTRATEGIEËN? Leerstrategieën zijn de stappen die de leerling zet om zijn leren effectiever en efficiënter te maken. Leerlingen kiezen strategieën die het beste bij hun leerstijl passen. Er zijn tal van leerstrategieën. Bijvoorbeeld: betekenis van een woord afleiden uit de tekst voorkennis activeren categoriseren (rijtjes maken) concretiseren met voorbeelden schematiseren, bijvoorbeeld oorzaak-gevolg betekenis geven door koppeling aan eigen ervaringen vereenvoudigen door gebruik van metaforen uit je hoofd leren aantekeningen maken concentreren jezelf moed inpraten onderwerpen of invalshoeken kiezen op basis van eigen interesses ontspannen met muziek of sport doelgericht lezen met behulp van een je eigen vooruitgang bijhouden leesstrategie huiswerk plannen vragen stellen om verheldering of lastige woorden en zinnen niet gebruiken verbetering omschrijvingen geven samenwerken met klasgenoten WAAROM AANDACHT VOOR LEERSTRATEGIEËN? Belangrijke argumenten om aandacht te besteden aan leerstrategieën zijn: 1 structuur en veiligheid bieden aan leerlingen 2 effectiviteit: leerling leert beter als hij de bij hem passende leerstrategieën kan toepassen LEERSTRATEGIEËN IN NIEUW NEDERLANDS Leerstrategieën spelen een belangrijke rol in opdrachten in Nieuw Nederlands. Bijvoorbeeld: klasgenoten als bron gebruiken om te leren vragen stellen en doorvragen eigen onderwerpen en invalshoeken kunnen kiezen leesstrategieën schrijfstrategieën spreekstrategieën woordraadstrategieën strategieën om woorden te onthouden ZIE OOK leerstijlen
59
e
Nieuw Nederlands 4 editie, 1 vmbo-kgt, docentenhandleiding
LEREN DOOR TE DOEN Zie: actief leren
60
e
Nieuw Nederlands 4 editie, 1 vmbo-kgt, docentenhandleiding
LEREN LEREN Zie: zelfstandig leren
61
e
Nieuw Nederlands 4 editie, 1 vmbo-kgt, docentenhandleiding
LESPLANNING MAKEN Zie: jaarplanner in Nieuw Nederlands – werkwijzer
62
e
Nieuw Nederlands 4 editie, 1 vmbo-kgt, docentenhandleiding
63
LOKAALINRICHTING
WAT IS EEN GOEDE LOKAALINRICHTING? De lokaalinrichting is afhankelijk van de manier waarop in de klas geleerd wordt. Het lokaal kan op verschillende manieren worden ingericht. Bijvoorbeeld: de busopstelling: tafels staan in tweetallen achter elkaar opgesteld, vaak in drie rijen; alle tafels zijn gericht op de docent en het bord de U-vorm: tafels vormen een U-vorm met een grote binnenruimte; leerlingen kunnen elkaar maar ook de docent en het bord zien eilandvorm: tafels zijn in 3-tallen, 4-tallen of 5-tallen gegroepeerd waarbij de tafels zo zijn opgesteld dat niemand met zijn rug naar het bord of de docent zit Aanvullend op deze drie vormen van lokaalinrichting zijn een aantal varianten mogelijk door hoeken te creëren. Bijvoorbeeld: een rustig-werken-hoek een luisterhoek met apparatuur een computerhoek een opzoekhoek met naslagwerken een lekker-lezen-hoek Bij zelfstandig werken door leerlingen is een instructietafel nodig. Een instructietafel is een tafel in de klas waar een leerling of kleine groepjes leerlingen apart uitleg kunnen krijgen. Andere leerlingen moeten dan wel zelfstandig – zonder hulp van de docent – verder kunnen werken. WANNEER WELKE LOKAALINRICHTING? De keuze van de lokaalinrichting is afhankelijk van de manier van leren. Bijvoorbeeld: de busopstelling: vooral geschikt voor klassikale instructie en presentaties de U-vorm: vooral geschikt voor klassikale instructie en voor groepsgesprekken de eilandvorm: vooral geschikt voor groepswerk, samenwerkend leren, het gebruik van activerende werkvormen en zelfstandig werken De inrichting van hoeken met een speciale functie én een instructietafel is wenselijk bij alle drie vormen. LOKAALINRICHTING BIJ NIEUW NEDERLANDS Nieuw Nederlands is als communicatieve taalmethode gericht op interactie tussen leerlingen. In de lessen oefenen leerlingen hun lees-, schrijf-, spreek-, kijk- en luistervaardigheid. De hoeken en de instructietafel zijn daarom doorlopend gewenst. De opstelling van tafels kan variëren. De opstellingen die klassengesprekken en uitwisseling in kleine groepen mogelijk maken, hebben echter de voorkeur. Bijvoorbeeld: cursus: busopstelling, U-vorm en eilandvorm zijn alle drie mogelijk taken: busopstelling (bij alleen werken en in tweetallen werken) en eilandvorm (bij 3-tallen en meer) zijn mogelijk projecten: eilandvorm bij de projectfasen voorbereiden en uitvoeren; U-vorm en/of eilandvorm bij de projectfasen presentatie en nabespreking ZIE OOK uitgestelde aandacht – zelfstandig leren
e
Nieuw Nederlands 4 editie, 1 vmbo-kgt, docentenhandleiding
MEER OEFENEN
WAT IS MEER OEFENEN? Bij de onderdelen Lezen, Taal en woordenschat, Spelling en Grammatica kunnen de leerlingen extra oefenstof maken op de website www.nieuwnederlands.wolters.nl. WAAROM MEER OEFENEN? Belangrijke argumenten voor Meer oefenen zijn: 1 differentiatie in leerstofaanbod: individuele leerroutes 2 variatie, veiligheid en motivatie door te leren met de computer 3 remedial teaching 4 de leerstof in Meer oefenen (leesvaardigheid, woordenschatverwerving, spellingvaardigheid en grammaticale kennis) spelen een belangrijke rol bij het leren in andere vakken MEER OEFENEN IN NIEUW NEDERLANDS Bij de volgende onderdelen biedt Nieuw Nederlands extra, digitale oefenstof aan: Lezen Taal en woordenschat Spelling Grammatica Bij ieder onderdeel kan de leerling een D-toets maken. Dat is een diagnostische toets waarmee de leerling kan controleren wat zijn niveau is. De leerling kan ook eerst de D-toets maken en daarna besluiten om wel of niet meer te oefenen. ZIE OOK diagnostische toets – i-clips – internet
64
e
Nieuw Nederlands 4 editie, 1 vmbo-kgt, docentenhandleiding
MEERVOUDIGE INTELLIGENTIES
WAT ZIJN MEERVOUDIGE INTELLIGENTIES? Bij het verwerken van nieuwe leerstof zijn verschillende gebieden in de hersenen actief. Uit dit feit is het concept meervoudige intelligentie ontwikkeld. Mensen gebruiken verschillende intelligenties om effectief te leren. Per individu zijn sommige intelligenties meer ontwikkeld dan andere intelligenties. Gebruikmaking van zoveel mogelijk intelligenties biedt een effectiever en efficiënter leerresultaat. Er worden acht intelligenties onderscheiden. Bij iedere intelligentie wordt tussen haakjes ter illustratie een beroep genoemd. logisch / mathematische intelligentie: denken in begrippen; herkennen van redeneringen, patronen en volgorde (de wetenschapper) linguïstische intelligentie: dingen benoemen; gevoelig voor betekenis en volgorde van woorden (de dichter) muzikale / ritmische intelligentie: leven met geluid; gevoelig voor toonhoogte, melodie, ritme en toon (de componist) visueel / ruimtelijke intelligentie: denken in beelden; nauwkeurig waarnemen van de wereld of deze opnieuw vormgeven (de vliegtuigpiloot en de beeldend kunstenaar) lichamelijke / kinesthetische intelligentie: graag bewegen; goed gebruik kunnen maken van het lichaam en van objecten (de atleet of de danser) interpersoonlijke intelligentie: voorkeur voor samenwerken; goed mensen en relaties begrijpen (de koopman of de leraar) WAAROM AANDACHT VOOR MEERVOUDIGE INTELLIGENTIES? Belangrijke argumenten om aandacht te besteden aan meervoudige intelligentie zijn: 1 veiligheid bieden aan leerlingen: eigen intelligenties laten benutten 2 effectiviteit: leerling leert beter als hij gebruik kan en mag maken van al ontwikkelde intelligenties 3 horizon verbreden: leerling andere, minder gebruikte intelligenties laten ontdekken MEERVOUDIGE INTELLIGENTIES IN NIEUW NEDERLANDS Nieuw Nederlands biedt in de cursussen, taken en projecten de leerling gelegenheid om gebruik te maken van al ontwikkelde intelligenties. Leerlingen komen via Nieuw Nederlands door een variatie in type opdrachten in aanraking met alle acht intelligenties. Door de inhoud van het vak Nederlands worden linguïstische intelligentie en interpersoonlijke intelligentie vanzelfsprekend intensiever aangesproken. ZIE OOK leerstijlen – leerstrategieën
65
e
Nieuw Nederlands 4 editie, 1 vmbo-kgt, docentenhandleiding
METHODESITE Zie: i-clips
66
e
Nieuw Nederlands 4 editie, 1 vmbo-kgt, docentenhandleiding
NATUURLIJK LEREN
Zie: nieuwe leren (het)
67
e
Nieuw Nederlands 4 editie, 1 vmbo-kgt, docentenhandleiding
68
NEDERLANDS IN KLEINE, HETEROGENE GROEPEN
WAT IS NEDERLANDS IN KLEINE, HETEROGENE GROEPEN? Soms is er sprake van individueel onderwijs, bijvoorbeeld op kleine scholen, bij thuisonderwijs of op de ruime zeventig vo-scholen van de Stichting Nederlands Onderwijs in het Buitenland (NOB). In deze kleine, vaak heterogene groepen moet er veelal geïndividualiseerd onderwijs worden aangeboden. GEÏNDIVIDUALISEERD ONDERWIJS IN NIEUW NEDERLANDS Met behulp van de jaarplanner en een werkwijzer kan er een geïndividualiseerd traject met Nieuw Nederlands worden samengesteld. De leerling meet zijn vorderingen met behulp van de diagnostische toetsen (D-toetsen), de deeltoetsen en de hoofdstuktoetsen. Eventuele zwakke punten kunnen vervolgens worden getraind met behulp van het activiteitenboek en de extra oefenstof op de i-clips. Door de aanwezigheid van een jaarplanner, werkwijzers, verschillende toetsvormen en extra oefenmateriaal op papier én digitaal, kan er voor individuele leerlingen een taaltraject op maat worden samengesteld. ZIE OOK i-clips – D-toetsen – digitale proefwerken
e
Nieuw Nederlands 4 editie, 1 vmbo-kgt, docentenhandleiding
NEDERLANDS TAALONDERWIJS IN HET BUITENLAND Zie: Nederlands in kleine, heterogene groepen
69
e
Nieuw Nederlands 4 editie, 1 vmbo-kgt, docentenhandleiding
NIEUWE LEREN (HET) WAT IS HET NIEUWE LEREN? Het nieuwe leren is een verzamelnaam voor een grote hoeveelheid concepten in het onderwijs. Belangrijkste overeenkomsten tussen deze concepten zijn: actief en zelfstandig leren: leerling is zelf actief aan de slag, leert zelf zijn eigen leerproces vorm te geven en wordt in staat gesteld om zelf betekenis te geven aan de werkelijkheid leerlinggericht onderwijs: de leerstof is authentiek, voor de leerling herkenbaar en gericht op functionele toepassing in het echte leven samen leren: leerling leert van en samen met anderen Onderwijsconcepten met een sterke of minder sterke relatie met het nieuwe leren zijn: actief leren praktijkgericht onderwijs authentiek en betekenisvol leren probleemgestuurd onderwijs competentiegericht leren projectonderwijs coöperatief leren sociaal-constructivisme leren leren werkplekleren levensecht leren zelfstandig leren natuurlijk leren zelfverantwoordelijk leren ontdekkend leren WAAROM HET NIEUWE LEREN? Belangrijke argumenten voor het nieuwe leren zijn: 1 grotere effectiviteit volgens onderwijskundig onderzoek naar leerprocessen 2 veranderingen in de samenleving en de wensen van ouders en leerlingen 3 een alternatief bieden voor negatieve effecten van het schoolse leren 4 motivatie bij leerlingen bevorderen 5 voortijdige uitval van leerlingen voorkomen HET NIEUWE LEREN IN NIEUW NEDERLANDS Nieuw Nederlands maakt door de driedeling in cursus, taak en project gebruik van zowel aspecten van schools leren als van aspecten van het nieuwe leren. Bijvoorbeeld: cursus: kennis- en vaardigheidsgerichte training; authentieke tekstkeuze; leerlinggericht; samenwerkend leren taak: functionele toepassing van taalvaardigheid in een authentieke situaties project: integratie van verschillende taalvaardigheden; samenwerking met andere vak- en leergebieden; samenwerken met klasgenoten; actief leren ZIE OOK actief leren – zelfstandig leren
70
e
Nieuw Nederlands 4 editie, 1 vmbo-kgt, docentenhandleiding
71
NIEUWE SPELLING WAT IS DE NIEUWE SPELLING? In oktober 2005 is de nieuwe Woordenlijst Nederlandse taal verschenen. Vanaf 1 augustus 2006 is deze Woordenlijst de wettelijke spellingnorm voor onderwijs en overheid. De belangrijkste aanpassingen hebben te maken met drie kwesties die vaak tot spellingvragen leiden: 1 de tussen-n, de ‘pannenkoekregel’ 2 aan elkaar, los of met een streepje’ 3 hoofdletters of kleine letters WAAROM DE NIEUWE SPELLING? De overheid heeft in 1994 besloten dat elke tien jaar een aangepaste Woordenlijst Nederlandse Taal verschijnt, om antwoord te kunnen geven op actuele spellingvragen. Verouderde woorden verdwijnen, nieuwe woorden worden toegevoegd. Bestaande regels worden getoetst aan de praktijk. Het uitgangspunt: zo min mogelijk veranderen, maar wel de noodzakelijke verbeteringen aanbrengen. DE NIEUWE SPELLING IN NIEUW NEDERLANDS Nieuw Nederlands hanteert met ingang van 1 augustus 2006 de nieuwe spelling.
e
Nieuw Nederlands 4 editie, 1 vmbo-kgt, docentenhandleiding
ONTDEKKEND LEREN Zie: nieuwe leren (het)
72
e
Nieuw Nederlands 4 editie, 1 vmbo-kgt, docentenhandleiding
73
ORDEPROBLEMEN VOORKOMEN
WAT ZIJN ORDEPROBLEMEN? Ordeproblemen zijn conflicten tussen docent en leerling(en), waarbij niet het leren centraal staat maar de relatie (lees: het conflict) tussen docent en leerling. In 1-op-1-gesprekken bij conflicten beveelt Teitler (Leren in veiligheid, Uitgeverij Agiel, 2004) aan om responsief te reageren, dat wil zeggen: de docent vraagt de leerling om respons, om een reactie op zijn gedrag. De docent oordeelt niet maar geeft de leerling de gelegenheid om openheid van zaken te geven. Als de leerkracht vraagt “Hoe komt het dat je zo doet?” weet de leerling dat er op hem gelet wordt, hij zal moeten nadenken over zijn gedrag en zal er een reden voor moeten geven. Gedragsproblemen in de klas kunnen echter vaak niet direct worden aangepakt, onder andere omdat de meeste leerlingen niet verantwoordelijk zijn voor het ontstane probleem en omdat anders veel leertijd verloren kan gaan. Om uitstel te creëren en het probleem later te bespreken, kan er ‘gegoocheld worden met aandacht’. In Leren in veiligheid staan enkele manieren en voorbeelden om met aandacht te goochelen en het conflict even in de ijskast te zetten: 1 goochelen met het onderwerp 2 goochelen met plaats en tijd 3 goochelen van inhoud naar betrekking
1 GOOCHELEN MET HET ONDERWERP De aandacht van de leerling wordt verplaatst van het ene onderwerp naar het andere met als doel om welles-nietes-gesprekken of discussies te voorkomen. Niet zo … … maar zo! Leerkracht: “Ga er maar uit!” Leerkracht: “Chantal, ga er maar uit!” Leerling: “Waarom?” Leerling: “Waarom?” Leerkracht: “Omdat je zat te kletsen.” Leerkracht: “Volgens mij heb je me wel gehoord, Leerling: “Ik zei helemaal niks.” daarom gaan wij nu verder met de les. Wie van Leerkracht: “Jawel, ik zag het duidelijk.” jullie weet het antwoord op vraag 6?” Leerling: “Echt niet.”
2 GOOCHELEN MET PLAATS EN TIJD Goochelen met plaats en tijd lukt alleen als leerlingen in de les zelfstandig kunnen werken. Als dat het geval is, kunnen leerlingen namelijk apart worden genomen voor een gesprek. Uitstel van een gesprek naar een moment buiten de les, bijvoorbeeld naar de pauze of naar het eind van de dag, heeft niet de voorkeur omdat ook dan vaak de rust en de concentratie ontbreken voor een goed gesprek. Bovendien kan feedback het beste zo snel mogelijk plaatsvinden. Kies daarom het liefst een moment wanneer andere leerlingen zelfstandig werken. Goochelen met tijd Leerkracht: “Ga er maar uit!” Leerling: “Waarom?” Leerkracht: “Dat leg ik je na de les wel uit” Of: Leerkracht: “Hoe komt het dat je niet aan het werk bent?” Leerling: “Weet ik niet.” Leerkracht: “Dan kom ik zo tijdens Zelfstandig Werken even met je praten.”
Goochelen met plaats Leerling: “Waarom heb ik een onvoldoende?” Leerkracht: “Als je op je plaats gaat zitten, kom ik je dat zo uitleggen.” Of:
74
e
Nieuw Nederlands 4 editie, 1 vmbo-kgt, docentenhandleiding
Leerkracht: “Ga er maar uit.” Leerling: “Waarom?” Leerkracht: “Dat zal ik je zo op de gang vertellen.” Leerling: “Ik wil het nú weten.” Leerkracht: “Dat is goed, loop maar even met me naar de gang, dan zal ik je het vertellen.”
3 GOOCHELEN VAN INHOUD NAAR BETREKKING Bij goochelen van inhoud naar betrekking wordt de aandacht verplaatst van het onderwerp van het gesprek naar de relatie tussen de docent en de leerling. Van een gesprek op inhoudsniveau … Leerkracht: “Vandaag hebben jullie een toets.” Leerling: “Nee hoor, die heeft u voor volgende week opgegeven.” Leerkracht: “Nee, ik weet zeker voor vandaag.” Leerling: “Echt niet.” Leerkracht: “Echt wel.”
… naar een gesprek op betrekkingsniveau Leerkracht: “Vandaag hebben jullie een toets.” Leerling: “Nee hoor, die heeft u voor volgende week opgegeven.” Leerkracht: “Nee, ik weet zeker voor vandaag.” Leerling: “Echt niet.” Leerkracht: “Dat is vervelend. Kijken hoe we dat kunnen oplossen.”
Leerkracht: “Blijf na de les maar even wachten, je zit te snoepen.” Leerling: “Ik snoep helemaal niet.” Leerkracht: “Ik zie toch dat je zit te snoepen.” Leerling: “Echt niet, ik heb niks in mijn mond.” Leerkracht: “Ik zag je toch duidelijk kauwen.” Leerling: “Echt niet.” Leerkracht: “Echt wel.”
Leerkracht: “Blijf na de les maar even wachten, je zit te snoepen.” Leerling: “Ik snoep helemaal niet.” Leerkracht: “Ik zie toch dat je zit te snoepen.” Leerling: “Echt niet, ik heb niks in mijn mond.” Leerkracht: “Volgens mij heb je wat in je mond maar jij zegt van niet. Ik merk dat ik dat heel vervelend vind, tijdens Zelfstandig Werken wil ik het daar even met je over hebben.”
ZIE OOK conflicthantering – uitgestelde aandacht – veilig leren
e
Nieuw Nederlands 4 editie, 1 vmbo-kgt, docentenhandleiding
75
POSITIEVE FEEDBACK
WAT IS POSITIEVE FEEDBACK? Uitgangspunt van positieve feedback is dat leerlingen beter leren als goed gedrag positief bevestigd wordt dan wanneer fout gedrag wordt afgekeurd. Ook kan positieve feedback worden gegeven als een leerling iets niet goed heeft gedaan. In dat geval wordt positieve feedback gegeven door de nadruk te leggen op de oplossing, en niet op het probleem. De feedback is in dat geval constructief; de leerling wordt een kans geboden om het goed te doen. POSITIEVE FEEDBACK IN VIER STAPPEN Gebruik de volgende richtlijnen voor het geven van positieve feedback: 1 Beschrijf het actuele gedrag van de ander specifiek en concreet. 2 Gebruik de ik-vorm. 3 Richt de feedback op veranderbaar gedrag. 4 Spreek een wens uit: welk gedrag wilt u van de leerling zien? ZIE OOK ordeproblemen voorkomen – uitgestelde aandacht – veilig leren
e
Nieuw Nederlands 4 editie, 1 vmbo-kgt, docentenhandleiding
76
PORTFOLIO
WAT IS EEN PORTFOLIO? Een portfolio wordt ook wel eens een bewijzenmap genoemd. Met andere woorden: een portfolio laat zien wat een leerling allemaal heeft gemaakt en gedaan. Een portfolio heeft in het algemeen twee functies: een zachte, pedagogische functie en een harde, kwalificerende functie. WAAROM EEN PORTFOLIO? Belangrijke argumenten voor het gebruik van een portfolio zijn: 1 motivatie: de leerling kan trots laten zien wat hij heeft gemaakt of gedaan; hij ziet in zijn portfolio de groei die hij doormaakt 2 leereffect: de leerling kan via zijn portfolio leren van vroegere ervaringen; het leerproces kan via een portfolio gemakkelijker onderwerp van gesprek worden tussen docent en leerling 3 naslagwerk: de leerling kan bij nieuwe opdrachten een beroep doen op eerdere resultaten die in de portfolio bewaard zijn 4 evaluatie en beoordeling: een portfolio kan gebruikt worden om periodiek de vooruitgang van de leerling te bespreken (pedagogische functie) of te waarderen (kwalificerende functie). PORTFOLIO IN NIEUW NEDERLANDS Het activiteitenboek van Nieuw Nederlands bevat een portfolio. Het portfolio bestaat uit vier onderdelen: A Even voorstellen: de leerling maakt een taalpaspoort met een persoonlijk taalprofiel B Dit kan ik al: de leerling beschrijft periodiek hoe goed hij zichzelf vindt in Lezen, Spreken/kijken/luisteren en Schrijven C Deze toetsen heb ik gedaan: de leerling houdt een overzicht bij van zijn cijfers én van zijn leerpunten D Dit heb ik gedaan: de leerling legt een bewijzenmap aan met de resultaten uit de cursussen, de achttien taken en de drie projecten ZIE OOK beoordeling – taak – project – zelfbeoordeling
e
Nieuw Nederlands 4 editie, 1 vmbo-kgt, docentenhandleiding
PROBLEEMGESTUURD ONDERWIJS Zie: het nieuwe leren
77
e
Nieuw Nederlands 4 editie, 1 vmbo-kgt, docentenhandleiding
PROEFWERKEN Zie: toetsen
78
e
Nieuw Nederlands 4 editie, 1 vmbo-kgt, docentenhandleiding
79
PROFIELWERKSTUK
WAT IS EEN PROFIELWERKSTUK? Het profielwerkstuk maakt deel uit van het schoolexamen havo en vwo van alle profielen. (Leerlingen van het vmbo maken een sectorwerkstuk.) Leerlingen hebben 40 tot 80 (havo) of 80 (vwo) studielasturen tot hun beschikking om de zelfstandige onderzoeksopdracht uit te voeren. Het profielwerkstuk wordt vaak onderscheiden in vier fasen: oriëntatie en keuze onderzoek voorbereiden presentatie presentatie Leerlingen moeten voor het profielwerkstuk een voldoende halen, anders mogen ze niet meedoen aan het centraal examen. Om een profielwerkstuk tot een goed einde te brengen, dienen de leerlingen tal van taalvaardigheden te beheersen, zoals het verwerven, verwerken en presenteren van informatie. Het vak Nederlands neemt daardoor binnen het profielwerkstuk een cruciale positie in. Leerlingen met het profiel cultuur en maatschappij kunnen ook een profielwerkstuk voor het vak Nederlands maken. Wanneer Nederlandse taal en letterkunde bij het profielwerkstuk betrokken is, omvat het profielwerkstuk: een zelfstandig uit te voeren onderzoeksopdracht. Wat de bijdrage van Nederlandse taal en letterkunde betreft, is dit: het uitvoeren van een onderzoek naar een taalkundig of literair onderwerp Het feit dat het profielwerkstuk in de Nederlandse taal gepresenteerd wordt is op zich niet voldoende om aan de eisen van een profielwerkstuk voor wat betreft Nederlandse taal en letterkunde te voldoen. De presentatie van het verrichte werk vindt op een van de volgende wijzen plaats: een geschreven verslag (onderzoeksverslag, verhalend verslag, recensie, verslag van een enquête of weergave van een interview); een essay of artikel (uiteenzetting, beschouwing of betoog); een mondelinge voordracht (uiteenzetting, beschouwing of betoog, forumdiscussie); een reeks stellingen met onderbouwing; een posterpresentatie met toelichting; een presentatie met gebruik van media (audio, video, ICT). WAAROM EEN PROFIELWERKSTUK? Doel van het profielwerkstuk is om kennis en ervaring, die in diverse vakken is opgedaan, op een hoger niveau te integreren. Vaak wordt ook gesproken van een ‘meesterproef’, waarmee de leerling demonstreert dat hij zijn profiel beheerst. PROFIELWERKSTUK IN NIEUW NEDERLANDS Nieuw Nederlands biedt alle taalvaardigheden aan die vereist zijn voor het maken van een profielwerkstuk. Het is aan te bevelen om in de schoolhandleiding voor het profielwerkstuk inzichtelijk te maken op welke onderdelen van de methode leerlingen kunnen terugvallen.
e
Nieuw Nederlands 4 editie, 1 vmbo-kgt, docentenhandleiding
80
PROJECT
WAT IS EEN PROJECT? Een project is een opdracht met een omvang van een aantal lessen waarin leerlingen zelfstandig samenwerken naar aanleiding van een probleemstelling. Een project leidt tot een concreet eindproduct. Verder bevat een project duidelijke aanwijzingen over de probleemstelling, de totale tijdsduur, de te raadplegen bronnen, het verwachte eindproduct en de criteria waarop het totale project beoordeeld wordt. Projecten bestaan meestal uit vier fasen: voorbereiden, uitvoeren, presenteren en evalueren. Omdat samenwerking en planning in een project van groot belang zijn, wordt in een project zowel het product als het proces geëvalueerd. In de onderbouw zijn projecten geschikt om integratie tussen vakonderdelen en tussen vak- en leergebieden aan te brengen. WAAROM EEN PROJECT? Belangrijke argumenten voor een project zijn: 1 bevorderen van actief en zelfstandig leren 2 oefenen van sociaal-communicatieve vaardigheden 3 praktische toepassing van leerstof 4 samenhang tussen vakonderdelen zichtbaar maken 5 integratie met andere vak- en leergebieden PROJECTEN IN NIEUW NEDERLANDS De projecten in Nieuw Nederlands hebben tot doel de aangeleerde taalvaardigheden geïntegreerd toe te passen. Vooral Lezen, Spreken/kijken/luisteren en Schrijven worden in een project in samenhang in de praktijk gebracht. Daarnaast bieden de drie projecten gelegenheid tot samenwerkend leren, het oefenen van sociaal-communicatieve vaardigheden en het toepassen van informatievaardigheden. In deel 1 zijn er drie projecten: Projecten Hoofdstuk 2: Altijd en overal feest! hoofdstuk 4: Hoe leef ik gezonder? Hoofdstuk 6: Boosheid: wat doe je eraan?
Relatie met andere vak- en leergebieden mens en maatschappij, kunst en cultuur (presentaties) mens en natuur, met name biologie en verzorging; kunst en cultuur (presentaties) mens en maatschappij, bewegen en sport (zelfverdediging); sociaal-communicatieve vaardigheden of drama
Bij ieder project horen werkbladen. Deze werkbladen zijn beschikbaar in het optionele activiteitenboek en de docentenhandleiding. ZIE OOK actief leren – beoordeling – groepswerk – lokaalinrichting – taak – webquest – zelfbeoordeling
e
Nieuw Nederlands 4 editie, 1 vmbo-kgt, docentenhandleiding
81
REMEDIAL TEACHING
WAT IS REMEDIAL TEACHING? Remedial teaching is onderwijs dat leerlingen – vaak individueel – krijgen aangeboden om specifieke leerproblemen aan te pakken en/of om leerachterstanden weg te werken. Remedial teaching kan plaatsvinden door de leerling extra oefenstof aan te bieden (meer van hetzelfde) of door de leerling met een andere onderwijskundige aanpak (zelfde leerstof, andere aanpak) te benaderen. WAAROM REMEDIAL TEACHING? Belangrijke argumenten voor remedial teaching zijn: 1 alle leerlingen bij de les houden 2 rechtdoen aan verschillen tussen leerlingen 3 rekening houden met individuele voorkeuren voor leerstijlen en leerstrategieën REMEDIAL TEACHING MET NIEUW NEDERLANDS Nieuw Nederlands streeft er door een gevarieerde aanpak in opdrachttypen naar om leerlingen zoveel mogelijk in de les met elkaar en van elkaar te laten leren. Daarnaast spelen cursusopdrachten, taken en projecten in op verschillende leerstijlen. Ook worden in de cursussen verschillende leerstrategieën aangeboden, onder andere in het onderdeel Studievaardigheid. Op deze wijze wordt geprobeerd om te voorkomen dat leerlingen in hun (stam)klas achterblijven of uitvallen. Verder biedt het portfolio de mogelijkheid om een precies inzicht te krijgen in wensen, mogelijkheden en beperkingen van individuele leerlingen. Nieuw Nederlands biedt verder een aantal varianten aan leerlingen die extra oefenstof nodig hebben. Bijvoorbeeld: extra oefenstof in activiteitenboek voor de onderdelen Lezen, Taal en woordenschat, Grammatica en Spelling extra oefenstof via de i-clips (de website van Nieuw Nederlands) Door de aanwezigheid van een jaarplanner, werkwijzers, verschillende toetsvormen en extra oefenmateriaal op papier én digitaal, kan er voor individuele leerlingen een taaltraject op maat worden samengesteld. ZIE OOK i-clips – leerstijlen – leerstrategieën – Meer oefenen
e
Nieuw Nederlands 4 editie, 1 vmbo-kgt, docentenhandleiding
82
SAMENHANG TUSSEN VAKKEN
WAT IS SAMENHANG TUSSEN VAKKEN? Samenhang tussen vakken betekent dat de verschillende vak- en leergebieden vorm en inhoud van het onderwijs op elkaar afstemmen. Bij aardrijkskunde en geschiedenis kan Pompeï bijvoorbeeld worden aangegrepen om zowel in te gaan op natuurgeweld (aardrijkskunde) als het Romeinse Rijk (geschiedenis). Samenhang tussen vakken speelt een sterke rol voor de vakken Nederlands en wiskunde omdat beide vakken voor een groot deel ondersteunend zijn voor onderwijs in de overige vakken. WAAROM SAMENHANG TUSSEN VAKKEN? Belangrijke argumenten voor samenhang tussen vakken zijn: 1 samenhang tussen vakken speelt een belangrijke rol in het advies voor de onderbouw 2 leerlingen een compleet en samenhangend beeld geven van de werkelijkheid 3 onnodige overlap of conflicten (bijvoorbeeld door verschillende uitleg) tussen vakken voorkomen 4 lestijd besparen en inzetten voor andere werkwijzen, bijvoorbeeld individuele leerlingzorg of een project SAMENHANG TUSSEN VAKKEN IN NIEUW NEDERLANDS Nederlands is voorwaardelijk voor alle vakken en leergebieden in de onderbouw. Dat geldt voor alle onderdelen in Nieuw Nederlands. Nieuw Nederlands werkt op een aantal manieren aan de samenhang met andere vakken. Bijvoorbeeld: het onderdeel Studievaardigheid: de cursussen Studievaardigheid spitsen zich toe op studievaardigheden die voor alle vakken nodig zijn; teksten bij Studievaardigheid worden dan ook ontleend aan andere vak- en leergebieden in de onderbouw het onderdeel Lezen: de leesstrategieën en de kennis van tekstsoorten kunnen leerlingen direct benutten in andere vakken op school het onderdeel Spreken/kijken/luisteren: het voorbereiden en uitvoeren van mondelinge presentaties maar ook het luisteren naar en verwerven van informatie hebben een directe link met andere vakken op school het onderdeel Schrijven: naast begrijpelijk en volledig schrijven, speelt ook bijvoorbeeld het schrijven van verslag een belangrijke rol in alle vakken het onderdeel Taal en woordenschat: leerlingen maken zich strategieën eigen om de betekenis van woorden te raden en te onthouden; ze breiden hun woordenschat uit de onderdelen Grammatica en Spelling: het onderdeel Grammatica heeft een sterke relatie met grammaticaonderwijs bij de moderne vreemde talen, terwijl het onderdeel Spelling toepasbaar is in alle andere vakken het onderdeel Fictie: Fictie heeft een relatie met de kunst- en cultuurvakken maar ook met fictieonderwijs bij moderne vreemde talen de taken: de taken leggen een brug tussen de afzonderlijke vakonderdelen van Nederlands maar spelen zich ook vaak op terreinen van andere vakken af de projecten: de projecten werken aan samenhang tussen alle vakken in de onderbouw ZIE OOK cursus – project – taak – taalgericht vakonderwijs
e
Nieuw Nederlands 4 editie, 1 vmbo-kgt, docentenhandleiding
83
SAMENWERKEND LEREN
WAT IS SAMENWERKEND LEREN? Samenwerkend leren is een werkvorm waarbij leerlingen van elkaar en met elkaar leren. De werkvorm kan deel uitmaken van alle mogelijke typen opdrachten of onderwijsleersituaties. Samenwerkend leren voldoet volgens Ebbens e.a (Samenwerkend leren, Wolters-Noordhoff) in de ideale vorm aan de volgende vijf voorwaarden: positieve wederzijdse afhankelijkheid tussen leerlingen individuele aanspreekbaarheid op taken van de leerling directe interactie tussen leerlingen gebruik van sociaal-communicatieve vaardigheden aandacht voor het groepsproces Een ezelsbrug voor een succesvolle uitvoering van samenwerkend leren biedt het GIPS-model, waarbij de letters van de afkorting achtereenvolgens verwijzen naar Gelijkheid in aandeel, Individuele verantwoordelijkheid, Positieve afhankelijkheid en Simultane activiteit. WAAROM SAMENWERKEND LEREN? Belangrijke argumenten voor samenwerkend leren zijn: 1 samen leren met anderen speelt belangrijke rol in het advies voor de onderbouw 2 negatieve gevolgen van samenwerken zoals ‘bij elkaar zitten’ en ‘ongelijke taakverdeling’ terugdringen 3 actief betrekken van alle leerlingen bij de les 4 ontwikkelen van actief en zelfstandig leren 5 ontwikkelingen in de samenleving SAMENWERKEND LEREN IN NIEUW NEDERLANDS Samenwerkend leren komt in verschillende gedaantes voor in Nieuw Nederlands. Bijvoorbeeld: de cursus: leerlingen wisselen door middel van activerende werkvormen oplossingen, antwoorden en eigen kennis en ervaring uit de taak: de taak betrekt de leerlingen actief bij de les waarbij het resultaat wordt gedeeld met de klasgenoten het project: het project gaat expliciet in op het eerlijk verdelen van taken, het creëren van positieve wederzijdse afhankelijkheid; in de evaluatie van de drie projecten spelen product en groepsproces een gelijkwaardige rol ZIE OOK actief leren – activerende werkvormen – groepsbeoordeling – groepswerk – leerlingen in de onderbouw – project – taak – werkwoordspelling met expertwerkvorm – zelfbeoordeling
e
Nieuw Nederlands 4 editie, 1 vmbo-kgt, docentenhandleiding
84
SCENARIO’S
WAT ZIJN SCENARIO’S? In de onderbouw is er sprake van vier scenario’s. Deze scenario’s zijn modellen om het onderwijs in de onderbouw vorm te geven. De scenario’s hebben tot doel om het gesprek over inhoud en vorm van onderwijs te vergemakkelijken. Alle vier scenario’s streven naar samenhang. Er is geen kwalitatief onderscheid tussen de scenario’s. Binnen ieder scenario kan dus het best mogelijke onderwijs voor leerlingen worden gerealiseerd. De scenario’s kunnen als volgt worden gekarakteriseerd:
1 2 3 4
Samenhang … door leerstofafspraken door combinaties van vakken en projecten door integratie via competenties van leerlingen
Programma schoolvakken blijven uitgangspunt op het rooster, met variaties zoals blokuren en keuzewerkuren vakken en projecten bestaan naast elkaar in een vakrooster en projectrooster integratie van vakken met langere lessen (70/90 minuten) in grotere gehelen, bijv. leergebieden leerlingen kunnen zelf kiezen en werken zonder een rooster maar met flexibele planningen
Team afstemmen maar ieder werkt voor zich afstemmen en samenwerken samenwerken bepaalt het resultaat klantgerichtheid
Het doel van de onderbouw is dat iedere school een eigen scenario ontwikkelt dat optimaal aansluit bij de leerlingen en optimaal gebruikmaakt van kwaliteiten van de docenten. De vier voorbeeldscenario’s dienen ter inspiratie. WAAROM SCENARIO’S? Scenario’s hebben de volgende doelen: 1 model om het onderwijs in de onderbouw vormgeven 2 vergemakkelijken van het gesprek over inhoud en vorm van de onderbouw 3 variatie tussen scholen creëren: elke school een eigen gezicht 4 inzicht bieden aan ouders en leerlingen bij schoolkeuze SCENARIO’S IN NIEUW NEDERLANDS Nieuw Nederlands kan ingezet worden in alle vier scenario’s. In hoofdstuk 5 wordt ingegaan op de leerstofplanning per scenario. Daarnaast is er een vijfde scenario toegevoegd, namelijk een scenario voor geïndividualiseerd onderwijs, bijvoorbeeld voor leerlingen die de methode gebruiken voor remedial teaching of leerlingen van de ruim zeventig scholen voor voortgezet onderwijs in het buitenland waar in kleine klassen wordt gewerkt. ZIE OOK actief leren – beoordelen – lokaalinrichting – project – remedial teaching – samenwerkend leren – taak – zelfbeoordeling
e
Nieuw Nederlands 4 editie, 1 vmbo-kgt, docentenhandleiding
SCHOOLWISE
WAT IS SCHOOLWISE? Schoolwise is de elektronische leeromgeving waarbinnen leerlingen de i-clips krijgen aangeboden. Ook de digitale proefwerken werken binnen Schoolwise. Met uitzondering van het onderdeel Weet je het? moeten leerlingen en docenten inloggen om met Schoolwise te werken. WAAROM SCHOOLWISE? Belangrijke argumenten voor het werken Schoolwise zijn: 1 docenten kunnen met behulp van Schoolwise met de beschikbare onderdelen op de i-clips differentiëren, door bepaalde oefeningen wel of niet in te plannen voor een bepaalde leerling 2 Schoolwise biedt de docent inzicht in de uitvoering van de oefeningen op de i-clips, alsook over de resultaten daarvan 3 docenten kunnen binnen Schoolwise zelfgemaakt lesmateriaal aanbieden 4 met Schoolwise kunnen docenten zelf digitale proefwerken samenstellen, inplannen, afnemen en (geautomatiseerd) nakijken. ZIE OOK i-clips – digitale proefwerken – elektronische leeromgeving
85
e
Nieuw Nederlands 4 editie, 1 vmbo-kgt, docentenhandleiding
86
SECTORWERKSTUK
WAT IS EEN SECTORWERKSTUK? Het sectorwerkstuk maakt deel uit van het schoolexamen vmbo voor de gemengde en theoretische leerweg. Bij het sectorwerkstuk gaat het om een vakoverstijgende thematiek die past binnen de sector. De leerling dient aan het sectorwerkstuk ten minste 20 uur te besteden. Bij het sectorwerkstuk wordt zowel het proces als het product beoordeeld. Het sectorwerkstuk moet met een voldoende worden afgesloten en wordt apart op de cijferlijst vermeld. In het kader van het sectorwerkstuk verzamelt de leerling schriftelijk documentatie. Deze informatie of het sectorwerkstuk is het uitgangspunt voor de opdracht ‘gedocumenteerd schrijven’ in het centraal examen Nederlands. Het sectorwerkstuk wordt vaak onderscheiden in vier fasen: oriëntatie en keuze onderzoek voorbereiden presentatie presentatie Leerlingen moeten voor het sectorwerkstuk een voldoende halen, anders mogen ze niet meedoen aan het centraal examen. Om een sectorwerkstuk tot een goed einde te brengen, dienen de leerlingen tal van taalvaardigheden te beheersen, zoals het verwerven, verwerken en presenteren van informatie. Het vak Nederlands neemt daardoor binnen het sectorwerkstuk een cruciale positie in. WAAROM EEN PROFIELWERKSTUK? Doel van het sectorwerkstuk is om kennis en ervaring, die in diverse (sector)vakken is opgedaan, op een hoger niveau te integreren. Met het sectorwerkstuk laat de leerling zien dat hij zijn sector beheerst. PROFIELWERKSTUK IN NIEUW NEDERLANDS Nieuw Nederlands biedt alle taalvaardigheden aan die vereist zijn voor het maken van een sectorwerkstuk. Het is aan te bevelen om in de schoolhandleiding voor het sectorwerkstuk inzichtelijk te maken op welke onderdelen van de methode leerlingen kunnen terugvallen.
e
Nieuw Nederlands 4 editie, 1 vmbo-kgt, docentenhandleiding
87
SOCIAAL-COMMUNICATIEVE VAARDIGHEDEN
WAT ZIJN SOCIAAL-COMMUNICATIEVE VAARDIGHEDEN? Sociaal-communicatieve vaardigheden zijn alle vaardigheden die leerlingen nodig hebben als ze met elkaar samenwerken. Ebbens e.a. noemen in hun boek Samenwerkend leren (Wolters-Noordhoff, 1997) sociale vaardigheden die nodig zijn om goed te kunnen samenwerken in de klas. Zij hanteren twee uitgangspunten, die door onderzoek positief bevestigd zijn: effectiviteit van leren is groter als leerlingen samen leren samen leren gaat beter als de docent aandacht besteedt aan sociale vaardigheden Deze lijst van sociale vaardigheden dient ter illustratie van wat sociaal-communicatieve vaardigheden zijn: actief kunnen luisteren hulp kunnen verlenen op je beurt kunnen wachten aanwijzingen kunnen opvolgen dank-je-wel kunnen zeggen complimenten kunnen maken materiaal kunnen delen mensen bij hun naam kunnen noemen handen en voeten thuis kunnen houden elkaar aan kunnen moedigen bij de groep kunnen blijven stemvolume aan situatie kunnen aanpassen het oneens kunnen zijn met idee i.p.v. persoon werkruimte kunnen delen afleiding kunnen weerstaan conclusies kunnen trekken door kunnen vragen gericht hulp kunnen vragen WAAROM SOCIAAL-COMMUNICATIEVE VAARDIGHEDEN? Belangrijke argumenten om aandacht te besteden aan sociaal-communicatieve vaardigheden zijn: 1 belangrijk aspect om alle schriftelijke en mondelinge communicatie te doen slagen 2 voorwaarde voor goed samenwerken 3 effectief leren staat en valt bij goede sociaal-communicatieve vaardigheden 4 belangrijk aandachtspunt in het advies voor de onderbouw SOCIAAL-COMMUNICATIEVE VAARDIGHEDEN IN NIEUW NEDERLANDS Nieuw Nederlands besteedt op verschillende manieren aandacht aan sociaal-communicatieve vaardigheden. Bijvoorbeeld: cursussen: sociaal-communicatieve vaardigheden worden actief geoefend bij de onderdelen Spreken/kijken/luisteren en Schrijven; daarnaast passen leerlingen sociaal-communicatieve vaardigheden toe bij het bespreken van antwoorden, eigen kennis, ervaringen en meningen taken: de taken zijn gericht op communicatie tussen leerlingen, hetzij schriftelijk, hetzij mondeling, en doen voortdurend een beroep op sociaal-communicatieve vaardigheden projecten: in de projecten oefenen leerlingen sociaal-communicatieve vaardigheden waaronder ook samenwerken, overleggen, plannen en taken verdelen; de toegepaste vaardigheden worden expliciet geëvalueerd ZIE OOK actief leren – activerende werkvormen – project – samenwerkend leren – taak
e
Nieuw Nederlands 4 editie, 1 vmbo-kgt, docentenhandleiding
SPELLING Zie: nieuwe spelling - werkwoordspelling
88
e
Nieuw Nederlands 4 editie, 1 vmbo-kgt, docentenhandleiding
89
TAAK WAT IS EEN TAAK? In een Nieuw Nederlands-taak passen de leerlingen taalvaardigheden in de praktijk toe. De situatie in de taak is zoveel mogelijk geënt op het gebruik van taalvaardigheden in het echte, buitenschoolse leven. De taak is verder gericht op samenwerking tussen leerlingen en op het verzamelen en presenteren van informatie. Iedere taak bestaat globaal uit vier onderdelen: oriënteren, kiezen, informatie verzamelen en laten zien. oriënteren De inleiding beschrijft kort en uitdagend de prestatie die van de leerling verwacht wordt. kiezen De leerling kiest een aspect van het onderwerp. Hij/zij kan zich de opdracht eigen maken door te kiezen voor eigen ervaring of interesses. informatie verzamelen Op internet, in kranten, bij klasgenoten of deskundigen gaat de leerling op zoek naar informatie. Ook is de leerling soms zelf een informatiebron. laten zien Leerlingen wisselen uit wat zij ontdekt hebben. WAAROM EEN TAAK? Belangrijke argumenten voor het werken met een taak zijn: 1 bevorderen van actief en zelfstandig leren 2 keuzevrijheid voor de leerling bieden 3 bevorderen van buitenschools leren 4 het nieuwe leren simpel in de praktijk brengen TAKEN IN NIEUW NEDERLANDS In Nieuw Nederlands voor havo/vwo en vwo bevat ieder hoofdstuk een taak, in totaal dus zes taken. In iedere taak worden de onderdelen Lezen, Spreken/kijken/luisteren en Schrijven geïntegreerd. ZIE OOK actief leren – actualiteit in taallessen – beoordelen – buitenschoolse opdrachten – groepswerk – nieuwe leren
e
Nieuw Nederlands 4 editie, 1 vmbo-kgt, docentenhandleiding
90
TAALGERICHT VAKONDERWIJS
WAT IS TAALGERICHT VAKONDERWIJS? Taalgericht vakonderwijs heeft als uitgangspunt dat leerlingen bij alle vakken de taal van het vak mondeling en schriftelijk moeten (leren) gebruiken om leerstof te verwerven, te verwerken en te laten zien wat ze ermee kunnen (Hajer en Meestringa, Coutinho, 2004). Taalgerichte vaklessen bevatten drie elementen: leren in interactie leren met taalsteun leren in context WAAROM TAALGERICHT VAKONDERWIJS? Belangrijke argumenten voor taalgericht vakonderwijs zijn: 1 belangrijk kenmerk van onderwijs in de onderbouw is de samenhang tussen vakken 2 taalvaardigheid speelt een cruciale rol bij het leren in alle vakken 3 aandacht voor verschillen in leerstijl en in leerstrategieën bij leerlingen TAALGERICHT VAKONDERWIJS IN NIEUW NEDERLANDS Nieuw Nederlands speelt op verschillende manieren in op taalgericht vakonderwijs. Bijvoorbeeld: de cursussen: in verschillende opdrachttypen wordt leren in interactie gestimuleerd, bijvoorbeeld door antwoorden samen na te kijken, of door associaties (woordweb), meningen, argumenten, kennis en ervaringen met elkaar te vergelijken; door middel van actiegerichte theorie en tips krijgen de leerlingen taalsteun het onderdeel Studievaardigheid: studievaardigheid bereidt leerlingen voor op het leren in andere vakken het onderdeel Taal en woordenschat: bij Taal en woordenschat komen de leerlingen in aanraking met woordraadstrategieën die met name bij andere vakken ingezet zullen worden de taken: in taken oefenen de leerlingen hun taalvaardigheid in een zinvolle en levensechte context ZIE OOK actief leren – activerende werkvormen – samenhang tussen vakken – samenwerkend leren
e
Nieuw Nederlands 4 editie, 1 vmbo-kgt, docentenhandleiding
TAALLESSEN MAKEN Zie: zelf lessen maken
91
e
Nieuw Nederlands 4 editie, 1 vmbo-kgt, docentenhandleiding
92
THUISWERKVRIJ ONDERWIJS
WAT IS THUISWERKVRIJ ONDERWIJS? Thuiswerkvrij onderwijs streeft naar onderwijs waarin leerlingen actief en zelfstandig op school leren en thuis geen huiswerk meer hoeven te maken. De gedachte hierachter is dat huiswerk een belemmerende factor kan zijn voor een activerende didactiek. Huiswerk houdt immers in veel gevallen de traditionele, klassikale les in stand: huiswerk bespreken en/of overhoren, instructie geven en de resterende tijd alvast aan het huiswerk gaan werken, bij voorkeur individueel. WAAROM THUISWERKVRIJ ONDERWIJS? Belangrijke argumenten voor en consequenties van invoering van thuiswerkvrij onderwijs zijn: 1 leerlingen krijgen meer verantwoordelijkheid voor het leren 2 leerlingen krijgen meer begeleiding tijdens het leren 3 uitbreiding van de docentrol: de docent is naast instructeur ook begeleider 4 verwerving van leerstof en kennis is niet het enige doel, ook het leerproces krijgt een belangrijke plaats THUISWERKVRIJ ONDERWIJS EN NIEUW NEDERLANDS Nieuw Nederlands speelt op verschillende manieren in op thuiswerkvrij onderwijs. Bijvoorbeeld: cursussen: aandacht voor actief en zelfstandig leren; ook aandacht voor uitwisseling tussen leerlingen van de uitkomsten van een opdracht; verder wordt in verwerkingsopdrachten stilgestaan bij de aanpak van het leren taken: leerlingen gaan actief en zelfstandig aan de slag projecten: product en proces spelen in gelijke mate een rol ZIE OOK actief leren – cursus – taak – project – zelfstandig leren
e
Nieuw Nederlands 4 editie, 1 vmbo-kgt, docentenhandleiding
93
TOETSEN
WAT ZIJN TOETSEN? Toetsen hebben tot doel om inzicht te krijgen in het niveau en de vooruitgang van de individuele leerling. Toetsen kunnen schriftelijk of digitaal worden afgenomen. Toetsen bieden variatie in vraagtypen en sluiten nauw aan bij de aangeboden leerstof. WAAROM TOETSEN? Belangrijke argumenten voor toetsen zijn: 1 leereffect: leerling kan leren van de feedback op gemaakte toetsen 2 disciplinerend: toetsen versterken de motivatie om te leren 3 feedback op onderwijsaanpak: toetsen geven informatie over effectiviteit van de gevolgde aanpak in de lessen 4 kwalificerend: informatie verzamelen voor de overgang of groepsplaatsing TOETSEN IN NIEUW NEDERLANDS Bij Nieuw Nederlands worden verschillende soorten toetsen aangeboden: diagnostische toetsen of D-toetsen: bij de onderdelen Lezen, Taal en woordenschat, Grammatica en Spelling deeltoetsen per hoofdstuk: bij de onderdelen Lezen, Taal en woordenschat, Grammatica en Spelling. Deze deeltoetsen worden per hoofdstuk op de Servicebox op twee manieren aangeboden: met invullijnen en zonder invullijnen. De toetsen zonder invullijnen kunnen op twee manieren worden afgenomen: met en zonder meerkeuze. De toetsen worden ook zonder meerkeuzevragen aangeboden, waardoor er een groter beroep op de kennis en vaardigheid van de leerlingen wordt gedaan. hoofdstuktoetsen: bij ieder hoofdstuk is er een toets waarin de onderdelen Lezen, Taal en woordenschat, Grammatica en Spelling gezamenlijk worden getoetst. Ook de hoofdstuktoetsen worden op de Servicebox op twee manieren aangeboden: met invullijnen en zonder invullijnen. De toetsen zonder invullijnen kunnen op twee manieren worden afgenomen: met en zonder meerkeuzevragen. digitale proefwerken: leerlingen maken deze proefwerken on-line, dus via internet; de docent kan veel tijd besparen met het maken en nakijken van proefwerken ZIE OOK beoordelen – diagnostische toetsen – digitale proefwerken – i-clips – zelfbeoordeling
e
Nieuw Nederlands 4 editie, 1 vmbo-kgt, docentenhandleiding
UITGESTELDE AANDACHT
WAT IS UITGESTELDE AANDACHT? De eerste stap op weg naar zelfstandig leren is het werken met uitgestelde aandacht. Als leerlingen zelfstandig werken, werken zij alleen, in tweetallen of in groepen, in ieder geval niet klassikaal. Zelfstandig leren en werken betekent dat de leerling niet ieder moment de docent kan inschakelen voor hulp of uitleg. De docent moet immers zijn aandacht over alle leerlingen verdelen. Met andere woorden: leerlingen moeten leren om hun behoefte aan uitleg uit te stellen. De docent maakt bij het werken met uitgestelde aandacht een vaste ronde door de klas. Uitgestelde aandacht kan op verschillende manieren georganiseerd worden. Bijvoorbeeld door een poster op te hangen met deze werkregels: Wanneer de Z op het bord staat gelden deze werkregels: 1 Zs = je werkt in stilte (eventuele vermelding van het aantal minuten) 2 Zf = je mag fluisteren (idem) 3 Steek geen vinger op. De docent komt langs. 4 Je stoort niemand. 5 Je bent aan het werk. 6 Je weet wat je moet doen als je niet verder kunt. 7 Je blijft op je plaats, tenzij er andere afspraken zijn gemaakt, bijvoorbeeld om een woordenboek te pakken. Een andere manier is het werken met een stoplicht. Bijvoorbeeld: ROOD zelfstandig in stilte werken ORANJE je mag fluisteren tijdens het zelfstandig werken GROEN je mag met elkaar overleggen en hulp vragen aan je docent WAAROM UITGESTELDE AANDACHT? Belangrijke argumenten voor het werken met uitgestelde aandacht zijn: 1 uitgestelde aandacht is een voorwaarde voor zelfstandig leren 2 alle leerlingen weten waar ze aan toe zijn doordat ze door de vaste ronde van de docent aandacht krijgen 3 alle leerlingen krijgen door de vaste ronde evenveel aandacht 4 leerlingen die normaal geen aandacht (durven te) vragen of niet nodig hebben, krijgen nu ook aandacht UITGESTELDE AANDACHT IN NIEUW NEDERLANDS Nieuw Nederlands is geschikt voor zelfstandig leren. Het werken met uitgestelde aandacht is hiervan een noodzakelijk onderdeel. Opdrachten in Nieuw Nederlands doen overwegend een beroep op klasgenoten en in mindere mate op de docent. ZIE OOK lokaalinrichting – ordeproblemen voorkomen – werkwijzer – zelfstandig leren
94
e
Nieuw Nederlands 4 editie, 1 vmbo-kgt, docentenhandleiding
VAARDIGHEIDSGERICHT ONDERWIJS Zie: actief leren
95
e
Nieuw Nederlands 4 editie, 1 vmbo-kgt, docentenhandleiding
VARIATIETIP
WAT IS EEN VARIATIETIP? De variatietip is een open opdracht die de kans biedt om de actualiteit in de les te halen. Ook speelt de variatietip in op de eigen leefomgeving en de eigen interesses van de leerling. WAAROM EEN VARIATIETIP? Belangrijke argumenten om de variatietip uit te voeren: 1 variatie in de lessen 2 inspelen op actualiteit en de leefwereld van de leerling 3 de leerstof in een praktische context snel toepassen VARIATIETIP IN NIEUW NEDERLANDS In Nieuw Nederlands komen variatietips met name voor bij de onderdelen Lezen en Spreken/kijken/luisteren. ZIE OOK actief leren – actualiteit in taallessen – leerlingen in de onderbouw
96
e
Nieuw Nederlands 4 editie, 1 vmbo-kgt, docentenhandleiding
VERSCHILLEN TUSSEN LEERLINGEN Zie: leerstijlen – leerstrategieën – leerlingen in de onderbouw – remedial teaching
97
e
Nieuw Nederlands 4 editie, 1 vmbo-kgt, docentenhandleiding
98
VEILIG LEREN
WAT IS VEILIG LEREN? Veilig leren of leren in veiligheid is een concept van drs. P.I. Teitler. In het boek Leren in veiligheid: klassenmanagement en probleemgedrag (Uitgeverij Agiel, 2004) wordt leren in veiligheid als volgt ingeleid: “De manier van werken van leerkrachten binnen scholen voor voortgezet onderwijs wordt wel omschreven als werken binnen een ‘georganiseerde anarchie’: of het nu gaat om zelfstandig werken of om het aansturen van gedrag, elke leerkracht benadert leerlingen op zijn of haar eigen wijze. Dit boek werkt vanuit de stelling dat een dergelijke werkwijze een goede voedingsbodem kan zijn voor het ontstaan of in stand houden van probleemgedrag: wat van de ene leerkracht mag wordt de ander verboden en wat bij de een door de vingers wordt gezien wordt bij de ander bestraft. En dat terwijl leerkracht die samen werken aan de opvoeding en het onderwijs het beste perspectief bieden op een omgeving waarin leerlingen kunnen Leren in Veiligheid. In dit boek wordt een methode gepresenteerd om een werkbaar en leefbaar pedagogisch klimaat in het voortgezet onderwijs te creëren. Daarbij is niet het (probleem)gedrag van de leerling het uitgangspunt, maar de wijze waarop leerkrachten de leerlingen gezamenlijk benaderen.”
e
Nieuw Nederlands 4 editie, 1 vmbo-kgt, docentenhandleiding
99
VOLGTOETS CITO
WAT IS DE VOLGTOETS CITO? De Volgtoets is een objectieve en methodeonafhankelijke toets van de Cito-groep voor het adviseren en begeleiden van leerlingen aan het einde van het eerste leerjaar. De Volgtoets wordt aan het einde van de eerste klas afgenomen. De toets geeft u inzicht in het niveau en de voortgang van uw leerlingen bij de volgende kernvaardigheden: Nederlands leesvaardigheid, Engels leesvaardigheid, Wiskunde en Studievaardigheden. Voor Nederlands levert de Volgtoets drie taken: Taak 1: Nederlands leesvaardigheid 1 Taak 2: Nederlands leesvaardigheid 2 Taak 8: Woordenschat Om een rapportage te ontvangen van het niveau bij Nederlands leesvaardigheid dienen beide taken door de leerlingen te worden gemaakt. De opgaven in de leestaken toetsen behalve betekenissen (van woorden en zinnen), vooral relaties tussen zinnen en alinea’s (oorzaak/reden-gevolg, middeldoel), hoofdonderwerp, hoofdgedachte en schrijfdoel van de schrijver. De taak Woordenschat is gebaseerd op de streefwoordenlijst van Hacquebord. Door afname van deze taak ziet u in hoeverre uw leerlingen de streefwoordenlijst beheersen. De afname van een taak kost een lesuur van minimaal 45 minuten. Na de afname worden de antwoordbladen naar Cito gestuurd voor verwerking. De school is verplicht gebruik te maken van de scorings- en rapportageservice van de Cito-groep. Op deze wijze zijn de normeringsgegevens altijd up-to-date. WAAROM DE VOLGTOETS CITO? Argumenten voor de Volgtoets Cito zijn: 1 leerstof- en methode-onafhankelijke toetsing 2 vergelijking mogelijk met grote groep leerlingen in heel Nederland 3 leerstofaanbod beter kunnen bepalen op basis van uitkomsten 4 hulpmiddel bij indeling in leerweg of schooltype VOLGTOETS CITO EN NIEUW NEDERLANDS Nieuw Nederlands biedt methodegebonden toetsen en toetst dus de behandelde leerstof. De Volgtoets Cito is een extra hulpmiddel om het niveau te bepalen. Omdat de Volgtoets de normtabellen baseert op een grote groep leerlingen in heel Nederland, is de Volgtoets geschikt voor determinatie aan het einde van het eerste leerjaar. ZIE OOK digitale proefwerken – toetsen – Adviestoets Cito
e
Nieuw Nederlands 4 editie, 1 vmbo-kgt, docentenhandleiding
100
VWO-PLUS
WAT IS VWO-PLUS? Vwo-plus is vwo-onderwijs voor leerlingen die behoefte hebben aan meer uitdaging. Zo worden voor vwo-plusonderwijs extra vakken aangeboden, bijvoorbeeld filosofie, drama of een extra moderne vreemde taal zoals Chinees of Spaans. Een andere manier om het onderwijs uitdagender te maken is het aanbieden van de vakken Engels en Duits in de doeltaal. Ook kan door onderzoeksopdrachten een extra uitdaging gecreëerd worden voor deze leerlingen. In de publicatie Nederlands verrijkt (Een handreiking en verrijkingstaken Nederlands voor hoogbegaafde leerlingen in de basisvorming, SLO, Enschede, 2003) worden de volgende criteria opgesomd voor geschikt lesmateriaal voor hoogbegaafden. Het lesmateriaal: 1 heeft een hoge moeilijkheidsgraad 2 bestaat uit interessante en uitdagende onderwerpen 3 bestaat uit open opdrachten 4 laat leerlingen echte problemen oplossen 5 laat leerlingen werken met abstracte begrippen en generalisaties 6 bevat voor leerlingen nieuwe leerstof 7 vraagt van de leerlingen een onderzoekende houding 8 laat leerlingen zoeken naar samenhang en verbanden 9 geeft leerlingen ruimte voor zelfstandigheid en samenwerken 10 laat leerlingen werken met een variatie informatiebronnen 11 stimuleert de metacognitieve vaardigheden van de leerlingen WAAROM VWO-PLUS? Belangrijke argumenten voor vwo-plusonderwijs zijn: 1 meer uitdaging bieden aan getalenteerde, nieuwsgierige leerlingen 2 kwalitatieve diepgang bieden op een hoger abstractieniveau voor leerlingen die dat aankunnen 3 een alternatief bieden voor leerlingen die Grieks en Latijn op het gymnasium niet zien zitten maar wel intellectueel geprikkeld willen worden 4 betere voorbereiding op hoger onderwijs VWO-PLUS MET NIEUW NEDERLANDS Nieuw Nederlands speelt in het havo/vwo-deel en uiteraard vooral in het vwo-deel op verschillende manieren in op vwo-plusleerlingen. Bijvoorbeeld: moeilijker teksten uit moeilijker bronnen bij Lezen, aangevuld met zoekopdrachten en kritische reflectie-opdrachten (Wat denk jij?) die de blik van de leerling op de wereld verruimen de variatietip bij Lezen, Spreken/kijken/luisteren, Schrijven stelt leerlingen in staat om de taalvaardigheid op hun eigen niveau, en op een hoger niveau, in praktijk te brengen leerlingen krijgen bij Taal extra weetjes over taal aangeboden bij Grammatica in het vwo-deel krijgen leerlingen alle grammatica in twee jaar aangeboden: enkelvoudige zinnen in leerjaar 1, samengestelde zinnen in leerjaar 2; alle Latijnse grammaticale termen staan in het activiteitenboek van het vwo-deel de zes geïntegreerde taken bieden de leerlingen de gelegenheid om ‘taalmateriaal’ op hun eigen niveau te kiezen; ook wordt hiermee ingespeeld op de behoefte aan zelfstandig werken en samenwerken de drie projecten vragen van de leerlingen een onderzoekende houding, waarin samenhang en verbanden moeten worden aangebracht variatietips, taken en projecten zijn open opdrachten leerstof en opdrachten in alle cursussen, met name in het vwo-deel, bevat een hogere moeilijkheidsgraad ZIE OOK actief leren – leerstijlen – meervoudige intelligenties – werkwijzer – variatietip – webquest
e
Nieuw Nederlands 4 editie, 1 vmbo-kgt, docentenhandleiding
101
WEBQUEST
WAT IS EEN WEBQUEST? Een webquest is een opdracht waarbij leerlingen onder meer gebruik maken van internet (het web) om een taak (een quest) uit te voeren. Een webquest bestaat meestal uit zeven onderdelen: 1 Inleiding 2 Opdracht 3 Werkwijze 4 Informatiebronnen 5 Beoordelingsschema 6 Terugblik 7 Informatie voor de docent Opdracht, werkwijze, informatiebronnen en criteria worden expliciet aan de leerling aangeboden zodat leerlingen de klus zelfstandig, zonder hulp van de docent, kunnen klaren. WAAROM EEN WEBQUEST? Belangrijke argumenten voor het werken met een webquest zijn: 1 handig leermiddel voor actief leren, vaak gratis beschikbaar 2 gebruik van actuele bronnen op internet 3 een webquest stimuleert door zijn gesloten aanpak systematisch werken 4 een webquest biedt keuzevrijheid aan leerlingen WEBQUESTS IN NIEUW NEDERLANDS Nieuw Nederlands biedt in de i-clips (de methodewebsite) drie webquests aan. Deze webquests zijn afgeleid van de drie projecten: hoofdstuk 2: Altijd en overal feest! hoofdstuk 4: Hoe leef ik gezonder? hoofdstuk 6: Boosheid: wat doe je er aan? ZIE OOK actief leren – actualiteit in taallessen – i-clips – internet
e
Nieuw Nederlands 4 editie, 1 vmbo-kgt, docentenhandleiding
WEDERZIJDSE AFHANKELIJKHEID Zie: groepswerk – leerlingrollen – samenwerkend leren
102
e
Nieuw Nederlands 4 editie, 1 vmbo-kgt, docentenhandleiding
WERKEN MET UITGESTELDE AANDACHT Zie: uitgestelde aandacht
103
e
Nieuw Nederlands 4 editie, 1 vmbo-kgt, docentenhandleiding
WERKVORMEN Zie: activerende werkvormen
104
105
e
Nieuw Nederlands 4 editie, 1 vmbo-kgt, docentenhandleiding
WERKWIJZER
WAT IS EEN WERKWIJZER? Werkwijzers bevatten een instructie voor de leerling om zelfstandig te werken, in actieve samenwerking met zijn docent en/of klasgenoten. Met een werkwijzer kan de leerling zelf aan de slag, zonder volledig of voortdurend van de docent afhankelijk te zijn. Een werkwijzer geeft in leerlingtaal antwoord op zeven vragen: Volledige instructie 1 Welke opdracht ga ik precies doen? 2 Wat heb ik nodig voor deze opdracht? 3 Met wie werk ik samen? 4 Waar kan ik terecht als ik hulp nodig heb? 5 Hoeveel tijd heb ik voor de opdracht? 6 Hoe wordt de opdracht nagekeken of beoordeeld? 7 Wat ga ik doen als ik eerder klaar ben?
Voorbeeld Nieuw Nederlands, p. 103-106, opdr. 1 t/m 5 woordenboek zelf kiezen: alleen, in 2-tallen of in 3-tallen eerst een klasgenoot, daarna pas je docent 3 uur nakijken met antwoordenboek maak de D-toets of kies Meer oefenen
Een werkwijzer is een middel om actief en zelfstandig leren te bevorderen. Echter, een dichtgetimmerde werkwijzer, waarin de route en de tijd volledig zijn vastgelegd, werkt contraproductief en leidt dus vaak niet tot actief en zelfstandig leren. Een voorwaarde voor het werken met een werkwijzer is het werken met uitgestelde aandacht. Zie ook het trefwoord uitgestelde aandacht. WAAROM EEN WERKWIJZER? Belangrijke argumenten voor het gebruiken van een werkwijzer zijn: 1 bevorderen van actief en zelfstandig leren 2 keuzevrijheid bieden aan leerlingen voor bijvoorbeeld extra stof, verdieping of het werken aan een ander vak 3 meer ruimte voor docent om andere rollen uit te voeren, bijvoorbeeld begeleiding WERKWIJZERS IN NIEUW NEDERLANDS Nieuw Nederlands bevat een jaarplanner van de leerstof. Deze globale werkwijzer bevat de volgende aspecten: Schooljaar: Week Les 1
2
Periode:
Klas(sen):
Docent:
Activiteiten Introductie Hoofdstuk 4 thema ‘Gezond’ met behulp van het gedicht ‘Recepten’ Lezen: opdracht 1, theorie, opdracht 2 …
Afronding
…
De jaarplanning kan vorm krijgen in verschillende werkwijzers. Wij noemen vier voorbeelden.
WERKWIJZER 1: een werkwijzer per vak, per vakonderdeel en voor zelfstandige planning Naam:
Klas:
Vak:
Onderdeel Individueel Lezen Spreken/kijken/luisteren … Test
Hoofdstuk: Groepswerk
Aantal uren
Startdatum: Klaar op?
106
e
Nieuw Nederlands 4 editie, 1 vmbo-kgt, docentenhandleiding
WERKWIJZER 2:een werkwijzer voor één vak, per les met leeractiviteiten Naam: Klas:
Vak: Hoofdstuk:
Niveau:
Les: 0 Lezen 0 Maken 0 Nakijken 0 Leren 0 Praktisch werken 0 Werkuur 0 Toetsen
WERKWIJZER 3: een globale werkwijzer voor alle vakken, per week met leeractiviteiten Naam:
Klas:
LEZEN
Week:
LEREN
MAKEN
Mentor:
DOEN
TOETS
Nederlands Engels …
WERKWIJZER 4: een werkwijzer voor één vak, per les, met groeperingsvormen en leeractiviteiten Naam:
Les Datum Lesstof 1 Klassikaal Zelf 2
Klas:
Vak:
Mak. Nakijk. Ler. Extra stof
Docent:
Mak.
Nakijk. Ler.
ZIE OOK actief leren – jaarplanning in Nieuw Nederlands – lokaalinrichting – uitgestelde aandacht – zelfstandig leren
e
Nieuw Nederlands 4 editie, 1 vmbo-kgt, docentenhandleiding
107
WERKWOORDSPELLING MET EXPERTWERKVORM
WAT IS WERKWOORDSPELLING MET EXPERTWERKVORM? De expertwerkvorm is een van de meest gebruikte activerende werkvormen. Leerlingen worden expert in bepaalde leerstofonderdelen en door medeleerlingen als expert aangesproken. Zij moeten zich de kennis zodanig eigen maken dat ze het kunnen overdragen op medeleerlingen. De werkvorm is bedoeld om leerlingen in een actieve rol zelf verantwoordelijk te maken voor hun leerproces en voor het eindresultaat daarvan. Ook kan de werkvorm de leerling extra motiveren. WAAROM WERKWOORDSPELLING MET EXPERTWERKVORM? De spelling van werkwoorden blijkt een moeizaam aan te leren onderdeel van het Nederlands. Een van de verklaringen voor een slechte werkwoordspelling is dat de uitleg per schooltype (primair en voortgezet onderwijs) en per docent in het voortgezet onderwijs verschilt. Hierdoor gebruiken leerlingen verschillende spellingregels door elkaar heen, waardoor interferentiefouten worden gemaakt. De expertwerkvorm kan dit patroon doorbreken doordat leerlingen zichzelf de uitleg gaan eigen maken en een uitleg kiezen die bij hun leerstijl aansluit. WERKWOORDSPELLING MET EXPERTWERKVORM IN NIEUW NEDERLANDS Leerlingen gaan op zoek naar de spellingregels van de tegenwoordige, verleden, voltooide of andere tijd. Zij worden daarin met behulp van Nieuw Nederlands zelf deskundig, maken zelf oefenopdrachten, en geven aan andere leerlingen uitleg. Voorbereiding door docent Maak eilanden van drie of vier tafels. Leg op iedere tafel een lijntjespapier, kladpapier en een stevige geelgekleurde kaart met op de voorkant de tekst Jokerkaart voor de …(naam werkwoordstijd) Laat iedere leerling Nieuw Nederlands meenemen waarin de werkwoordsspelling is uitgelegd. Organisatie 1 Deel de groepen van drie of vier leerlingen zo willekeurig mogelijk in. Zet de leerlingen bijvoorbeeld op volgorde van huisnummer en verdeel ze daarna in groepen van drie of vier leerlingen. 2 (individueel in stilte) Schrijf de spellingregel op die bij jouw werkwoordstijd hoort. 3 (delen) Overleg en kom met elkaar tot de beste formulering van de spellingregel. Noteer de regel op de jokerkaart. Zet op de voorkant de werkwoordtijd: tegenwoordige tijd / verleden tijd / voltooide tijd / … 4 (individueel in stilte) Noteer drie zinnen die een andere leerling straks moet kunnen maken. Jij moet zelf het goede antwoord weten. 5 (delen) Lees je zinnen voor. Kies als groep samen vijf zinnen uit. Schrijf deze zinnen zo netjes mogelijk op een lijntjespapier. 6 (ruilen) Geef het papier met de zinnen aan een groep die een andere werkwoordstijd heeft. 7 (individueel in stilte) Maak de vijf zinnen. 8 (delen) Lees je antwoorden voor. Als jullie een antwoord echt niet weten, mag je de jokerkaart met de regel gaan halen. Kies als groep uit al jullie antwoorden het goede. Schrijf deze antwoorden zo netjes mogelijk op een nieuw lijntjespapier. Zet je groepsnummer erbij. 9 (ruilen) Geef het vragenblad en het antwoordblad terug aan de groep waarmee je geruild hebt. 10 (nakijken en tips geven) Kijk de gemaakte zinnen samen na. Iedere leerling doet om de beurt een zin. Verbeter de fouten en schrijf erbij waarom het antwoord fout was. Geef daarna het blad terug aan de groep die de antwoorden heeft gemaakt. ZIE OOK activerende werkvormen – samenwerkend leren
e
Nieuw Nederlands 4 editie, 1 vmbo-kgt, docentenhandleiding
108
WOORDENSCHATVERWERVING WAT IS WOORDENSCHATVERWERVING? Woordenschatverwerving is de gerichte uitbreiding van de woordenschat van leerlingen. Door gebruik te maken van verschillende onthoudtechnieken, maken leerlingen zich het gebruik van een nieuw woord eigen. In de taallessen worden de nieuwe woorden in een zinvolle context aangeboden, en wordt de juiste betekenis achterhaald. Vervolgens keren nieuwe woorden in verschillende contexten terug, bij voorkeur zowel receptief (lezen en luisteren), als productief (schrijven en spreken). Op de website www.metwoordenindeweer.com van Marianne Verhallen en Dirkje van den Nulft is meer informatie te vinden over een aanpak voor woordenschatonderwijs. WAAROM WOORDENSCHATVERWERVING? Belangrijke argumenten voor woordenschatverwerving zijn: 1 een goede woordenschat is een vereiste voor goede leesvaardigheid 2 bij andere vakken op school komen leerling voortdurend in aanraking met nieuwe woorden 3 nieuwe woorden leren kennen heeft geen zin als deze woorden vervolgens niet duurzaam worden verankerd in het geheugen van de leerling 4 woordenschatuitbreiding is een apart kerndoel in de onderbouw NIEUW NEDERLANDS EN WOORDENSCHATVERWERVING Nieuw Nederlands besteedt bij het onderdeel Taal en woordenschat met ingang van deel 2 aandacht aan verschillende technieken om woordenschat te verwerven en te verankeren, bijvoorbeeld: een woordweb maken een kapstok maken woordkaarten maken beelden bedenken ezelsbruggetjes ‘stampen’ ZIE OOK woordraadstrategieën
e
Nieuw Nederlands 4 editie, 1 vmbo-kgt, docentenhandleiding
109
WOORDRAADSTRATEGIEËN
WAT ZIJN WOORDRAADSTRATEGIEËN? Woordraadstrategieën helpen leerlingen om de context van de tekst te gebruiken om de betekenis van het nog onbekende woord te ontdekken. Leerlingen passen een woordraadstrategie toe nadat ze eerst hebben bepaald of het woord belangrijk is in de tekst (bijvoorbeeld als het woord vaak terugkeert). Als dat het geval is, helpen woordraadstrategieën de leerlingen om de betekenis van het onbekende woord zelfstandig te achterhalen. In het uiterste geval raadpleegt de leerling het woordenboek. WAAROM WOORDRAADSTRATEGIEËN? Enkele argumenten voor het aanleren van woordraadstrategieën zijn: 1 versterking van leesvaardigheid: door woordraadstrategieën toe te passen ontdekt de leerling verbanden in een tekst en geeft hij het lezen van een tekst minder snel op bij het eerste moeilijke woord 2 efficiëntie: het toepassen van woordraadstrategieën gaat sneller dan het opzoeken van onbekende woorden in het woordenboek 3 effectiviteit: woordraadstrategieën vergroten de kans dat de leerling de juiste betekenis van een woord achterhaalt doordat hij de context gebruikt NIEUW NEDERLANDS EN WOORDRAADSTRATEGIEËN Nieuw Nederlands besteedt bij het onderdeel Taal en woordenschat aandacht aan zes woordraadstrategieën: afbeelding(en) bij de tekst bekijken synoniem(en) in de tekst zoeken omschrijving(en) in de tekst zoeken voorbeeld(en) in de tekst zoeken bekend deel of bekende delen van het woord gebruiken tegenstelling(en) in de tekst zoeken Deze strategieën past de leerling toe nadat hij bepaald heeft of kennis van de woordbetekenis relevant is om de tekst te begrijpen. Als de woordraadstrategie niet tot het achterhalen van de juiste betekenis leidt, gebruikt de leerling het woordenboek. Het gebruik van het woordenboek wordt in de delen 1 geoefend. ZIE OOK woordenschatverwerving
e
Nieuw Nederlands 4 editie, 1 vmbo-kgt, docentenhandleiding
110
ZELF LESSEN MAKEN
WAT IS EEN GOEDE LES? Een belangrijk element van een goede les is dat de leerling intrinsiek gemotiveerd raakt. Met een sterke, eigen motivatie leert een leerling het beste en het snelste. Deze motivatie kan op verschillende manieren uitgelokt worden, maar vooral door een les zo echt mogelijk te maken. Bijvoorbeeld: echte vrijheid bij het kiezen van het (deel)onderwerp een echt probleem staat centraal gebruik van echte bronnen, van naslagwerk tot internet, van eigen kennis tot interviews met deskundigen maken van een echt product, bijvoorbeeld een folder, ingezonden brief, een forumbijdrage of een videoclip echt publiek, bijvoorbeeld klasgenoten, lezers van de (school)krant of leden van de sportclub WAAROM ZELF LESSEN MAKEN? Belangrijke argumenten om zelf lessen te maken zijn: 1 inspelen op specifieke interesses of wensen van leerlingen 2 het hier en nu een grotere plaats geven in de lessen LESSEN MAKEN BIJ OF VOOR NIEUW NEDERLANDS Wolters-Noordhoff is altijd geïnteresseerd in auteurs voor Nieuw Nederlands. Wilt u auteur worden van de methode Nieuw Nederlands? Neem dan contact op met Wolters-Noordhoff via www.wolters.nl. ZIE OOK actualiteit in de taalles – keuzevrijheid – leerlingen in de onderbouw
e
Nieuw Nederlands 4 editie, 1 vmbo-kgt, docentenhandleiding
111
ZELFBEOORDELING
WAT IS ZELFBEOORDELING? Bij zelfbeoordeling beoordelen leerlingen hun eigen werk. Zelfbeoordeling heeft als voordeel dat leerlingen kritischer stilstaan bij eigen werk en zich meer bewust worden van hun sterke en zwakke punten. Een ander voordeel is dat de werklast van de docent verminderd wordt. Voorwaarde bij zelfbeoordeling is dat er een evaluatief gesprek plaatsvindt, hetzij tussen docent en leerling, hetzij tussen leerlingen onderling. WAAROM ZELFBEOORDELING? Belangrijke argumenten voor zelfbeoordeling zijn: 1 zelfstandig leren: verantwoordelijkheid nemen voor het leren door de leerling zelf 2 leereffect vergroten 3 tijdbesparing voor de docent ZELFBEOORDELING IN NIEUW NEDERLANDS Nieuw Nederlands biedt op verschillende manieren de mogelijkheid tot zelfbeoordeling. Bijvoorbeeld: de cursus: bij gesloten opdrachten in de cursussen kan zelfbeoordeling plaatsvinden met behulp van het antwoordenboek van Nieuw Nederlands; ook bij de deeltoetsen en hoofdstuktoetsen bestaat de mogelijkheid dat leerlingen zichzelf of elkaar beoordelen, al dan niet met een cijfer de taken: bij open opdrachten, zoals de taken, beoordelen leerlingen zichzelf en/of elkaar door elkaar de eindproducten te laten zien en de eindproducten te bekijken en te bespreken de projecten: bij de projecten zijn criteria beschikbaar waarbij leerlingen per criterium zichzelf of elkaar punten kunnen toekennen beoordelen groepswerk: in diverse opdrachten werken leerlingen samen; ook groepswerk kan door leerlingen zelf beoordeeld worden; een groep van vier leerlingen krijgt bijvoorbeeld 28 punten die ze over hun vieren moeten verdelen, afhankelijk van ieders bijdrage. ZIE OOK beoordelen – digitale proefwerken – groepswerk – samenwerkend leren – toetsen
e
Nieuw Nederlands 4 editie, 1 vmbo-kgt, docentenhandleiding
ZELFSTANDIG LEREN
WAT IS ZELFSTANDIG LEREN? De zelfstandigheid van leerlingen op school kan in vier fasen toenemen: Fase 1: zelf werken Fase 2: zelfstandig werken Fase 3: zelfstandig leren Fase 4: zelfverantwoordelijk leren Bij iedere fase neemt de verantwoordelijkheid van de leerling voor de inhoud en de aanpak toe. Het leren verschuift met andere woorden van meer docentgestuurd naar meer leerlinggestuurd. Zelfstandig leren is de derde van de vier fasen. Bij zelfstandig leren nemen de leerlingen zelf beslissingen over het wat en het hoe van het leren binnen door de docent gestelde kaders. Er is sprake van een gedeelde sturing van docent en leerling. De beslissingen kunnen betrekking hebben op zeven kenmerken van het leren: vaststelling leerdoel omvang en openheid van de opdracht gerichtheid op inhoud (cognitie) of proces (metacognitie) de rol van de docent de rol van de leerling feedback op leerinhoud en/of proces reflectie WAAROM ZELFSTANDIG LEREN? Belangrijke argumenten voor zelfstandig leren zijn: 1 hoger leerrendement 2 eisen van een snel veranderende samenleving 3 voorbereiden op vervolgonderwijs 4 afwisselender rol docent ZELFSTANDIG LEREN IN NIEUW NEDERLANDS Nieuw Nederlands is zowel geschikt voor zelf werken, zelfstandig werken, zelfstandig leren als zelfverantwoordelijk leren. Met behulp van de jaarplanner kunnen werkwijzers worden samengesteld die inspelen op een van deze vier varianten. ZIE OOK actief leren – het nieuwe leren – samenwerkend leren – sociaal-communicatieve vaardigheden – werkwijzer – uitgestelde aandacht
112
e
Nieuw Nederlands 4 editie, 1 vmbo-kgt, docentenhandleiding
ZELFVERANTWOORDELIJK LEREN Zie: zelfstandig leren
113
114
e
Nieuw Nederlands 4 editie, 1 vmbo-kgt, docentenhandleiding
7 ACHTERGRONDLITERATUUR LESMETHODES EN ANDERE LEERMIDDELEN Tekst in zicht. Extra training in leesvaardigheid voor onderbouw vmbo, havo en vwo. WoltersNoordhoff, Groningen. Basistrainer. Ondersteuning examen beroepsgerichte leerweg voor lwoo-leerlingen. WoltersNoordhoff, Groningen. Taal op school. Voor neven- en onderinstromende allochtone leerlingen in het vo. WoltersNoordhoff, Groningen. Wolters’ Literatuur in je Pocket. Wolters-Noordhoff, Groningen, 2005. Wolters’ Nederlands in je Pocket. Wolters-Noordhoff, Groningen, 2005. ‘Wolters’ Spellingboekje voor scholieren. Wolters-Noordhoff, Groningen 2005 (nieuwe spelling).
VAKLITERATUUR Bonset, Helge, Martien de Boer & Tiddo Ekens. Nederlands in de onderbouw. Uitgeverij Coutinho, Bussum 2005. Ebbens, S. & Ettekoven, S. Actief leren, bevorderen van verantwoordelijkheid van leerlingen voor hun eigen leerproces. Wolters-Noordhoff, Groningen, 2000. Ebbens, S. & Ettekoven, S. & van Rooijen, J. Samenwerkend leren, praktijkboek. WoltersNoordhoff, Groningen, 1997. Ebbens, S. & Ettekoven, S. & van Rooijen, J. (1996). Effectief leren in de les, basisvaardigheden voor docenten. Wolters-Noordhoff, Groningen. Ettekoven, S. en ALL-project, Gereedschap voor het werk, circa 100 werkvormen, strategietjes, e voorbeelden en tips, 3 versie, APS, Utrecht. Fogarty, R., Hersenwerk, APS, Utrecht, 1999. Hajer, Maaike & Theun Meestringa. Handboek taalgericht vakonderwijs. Uitgeverij Coutinho, Bussum, 2004. Hoogeveen, P. & Winkels, J., Het didactisch werkvormenboek, variatie en differentiatie in de praktijk, Van Gorcum, Assen, 1996. Nulft, van de, Dirkje & Marianne Verhallen, Met woorden in de weer, Uitgeverij Coutinho, Bussum 2002. Projectgroep Nederlands V.O., Nederlands in de tweede fase, een praktische didactiek, Uitgeverij Coutinho, Bussum, 2002. Samen aan de slag: klein praktijkboek voor actief en zelfstandig leren. PMVO, Den Haag, 1999. Stevens, L., Beekers, P., Evers, M., Wentzel, M., van Werkhoven, W., Zin in school. CPS, 2004 Teitler, P.I., Leren in veiligheid, klassenmanagement en probleemgedrag, Agiel, 2004 Energize!, groepsactiviteiten voor groot en klein, Quest International, 1999
TIJDSCHRIFTEN Levende Talen Onze Taal Onderbouw Magazine
NEDERLANDS OP INTERNET http://didactobank.kennisnet.nl www.aps.nl www.codenamefuture.nl www.cps.nl www.digischool.nl www.eindexamen.nl www.eindexamentraining.nl www.kennisnet.nl www.kidon.com
www.kpc.nl www.levendetalen.nl www.literatuurgeschiedenis.nl www.minocw.nl www.onderbouw-vo.nl www.taalunie.org www.onzetaal.nl www.scholieren.com www.schoolsupport.nl
www.schrijversnet.nl www.taallessen.nl www.talenquest.nl www.davindi.nl www.tumult.nl www.uittreksels.com www.vandale.nl
e
Nieuw Nederlands 4 editie, 1 vmbo-kgt, docentenhandleiding
8 OVERZICHT LEERSTOF VMBO-KGT 1 Lezen Hoofdstuk 1 Het onderwerp van een tekst Elke tekst gaat ergens over. Dit noem je het onderwerp van de tekst. Het onderwerp kun je met één of enkele woorden zeggen. Het is handig om eerst te kijken wat het onderwerp is. Dan snap je de tekst beter als je hem daarna helemaal gaat lezen. Zo vind je het onderwerp van een tekst Je vindt het onderwerp van een tekst door goed te kijken naar: de titel de alinea die vet gedrukt is. Zo’n alinea noem je de lead. foto’s en plaatjes Stel daarna de vraag ‘Waarover gaat deze tekst?’
Hoofdstuk 2 Een tekst bekijken Alinea’s en tussenkopjes maken een tekst overzichtelijk en makkelijker te lezen. Zinnen die bij elkaar horen omdat ze over hetzelfde onderwerp gaan, vormen samen een alinea. Een alinea begint altijd op een nieuwe regel. Soms springt de regel een stukje in, soms is er een regel wit tussen twee alinea’s. Langere teksten hebben ook tussenkopjes. Een tussenkopje staat boven één of meerdere alinea’s. Zo bekijk je snel een tekst Voordat je een tekst helemaal leest, kijk je naar: de titel tussenkopjes de eerste, vet gedrukte alinea anders gedrukte letters, als cursief, vet of GROOT plaatjes en/of tekeningen
Hoofdstuk 3 Precies lezen Je leest een tekst precies als je de tekst goed wilt begrijpen. Bijvoorbeeld: bij een krantenbericht omdat je wilt weten wat er precies gebeurd is; bij een tijdschriftartikel omdat je dit wilt gebruiken voor een werkstuk; bij een gebruiksaanwijzing omdat je wilt weten hoe een apparaat werkt. Zo lees je een tekst precies Lees de tekst helemaal. Ga voor iedere alinea na of je begrepen hebt waarover de alinea gaat. Stel vragen over de dingen die je niet begrijpt aan je docent, een klasgenoot of je ouders. Vertel de belangrijkste dingen hardop na. Zo kun je controleren of je de tekst begrepen hebt.
Hoofdstuk 4 Zoekend lezen
115
e
Nieuw Nederlands 4 editie, 1 vmbo-kgt, docentenhandleiding
Als je op zoek bent naar informatie, hoef je niet altijd een tekst helemaal te lezen. Soms zoek je in de tekst alleen het gedeelte op met de informatie die jij wilt gebruiken. Je leest dan alleen de alinea’s goed die jou interesseren. Dit doe je bijvoorbeeld als een tekst over verschillende onderwerpen gaat en jij alleen maar geïnteresseerd bent in één bepaald onderwerp. Je kunt ook zoekend lezen als je snel bepaalde informatie uit de tekst wilt halen. Zo zoek je in een tekst Let op tussenkopjes. Een tussenkopje geeft aan waarover een gedeelte van een tekst gaat. Let op zinnen als ‘Hieronder volgt een aantal tips om …’ of ‘Een voorbeeld van … wordt hieronder beschreven’. Dit zijn meestal de eerste zinnen van een alinea. Lees alleen het gedeelte dat voor jou interessant is.
Hoofdstuk 5 Kritisch lezen Je moet niet alles geloven wat je leest. Daarom moet je teksten kritisch lezen. Je vraagt je dan af of de informatie uit de tekst wel betrouwbaar is. Zo lees je een tekst kritisch Kijk naar de bron van de tekst. Dat is de krant, het tijdschrift of de website waar de tekst vandaan komt. Een tekst uit een serieus tijdschrift is vaak betrouwbaarder dan een tekst uit een roddelblad. Controleer wie de informatie in de tekst geeft. Je kunt de tekst beter vertrouwen als deze persoon het zelf heeft meegemaakt of er veel verstand van heeft. Ga na wat de schrijver met de tekst wil. Als de schrijver je iets wilt verkopen, is de tekst vaak minder betrouwbaar. Hij zal dan alleen de goede dingen vertellen en niet de minder goede.
Hoofdstuk 6 Doel van een tekst Een schrijver wil iets bereiken met de tekst die hij schrijft. Hij schrijft de tekst met een doel. De meest voorkomende schrijfdoelen zijn: informeren. Bijvoorbeeld: berichten in de krant informeren je over het laatste nieuws. overtuigen. In bijvoorbeeld een ingezonden brief wil de schrijver je ervan overtuigen dat hij gelijk heeft. instructie geven. Recepten, gebruiksaanwijzingen of schoolboeken vertellen je hoe je iets moet doen. amuseren. Fictieteksten, zoals romans, verhalen of gedichten zijn geschreven om je te amuseren.
Zo vind je het doel van een tekst. Bekijk de bron van de tekst. Is het bijvoorbeeld een krant, een kookboek, een leesboek? Ga na wat voor soort tekst het is. Is het een ingezonden brief, een gebruiksaanwijzing, recept of iets anders? Bedenk wat de schrijver met de tekst wil. Informeren, overtuigen, amuseren of instructie geven?
116
e
Nieuw Nederlands 4 editie, 1 vmbo-kgt, docentenhandleiding
117
Spreken / kijken / luisteren Hoofdstuk 1 Vragen stellen Je stelt vragen om iets te weten te komen. Ook kun je een vraag stellen als je iets niet begrijpt. Vragen stellen doe je niet alleen op school. Ook als je bijvoorbeeld iets in een winkel zoekt, is het handig om een vraag te stellen. Als je van iemand een onduidelijk antwoord krijgt, moet je doorvragen. Dat betekent dat je een extra vraag stelt. Zo stel je een vraag Begin met de vraag: Mag ik iets vragen? Dat is beleefd en vaak let de ander dan ook beter op. Stel je vraag. Vraag door als je een onduidelijk antwoord krijgt. Je kunt bijvoorbeeld vragen - om herhaling. Wil je dat nog een keer zeggen? - om een voorbeeld. Kunt u een voorbeeld geven van…? - om meer uitleg. Wat bedoel je precies met…? Soms is het belangrijk dat je iets niet vergeet te vragen. Schrijf dan je vragen van tevoren op.
Hoofdstuk 2 Instructies uitvoeren In een instructie krijg je uitleg hoe je iets moet doen. Op school krijg je veel instructies, bijvoorbeeld een huiswerkopdracht, een uitleg bij techniek of gymnastiek of een roosterwijziging. Je herkent instructies vaak aan doe-woorden: check je e-mail; doe de stekker in het stopcontact pak een woordenboek en maak oefening 18. Zo voer je een instructie uit. Luister goed en kijk naar de spreker. Let op de doe-woorden en op de volgorde van de stappen. Stel direct een vraag als je de instructie niet begrijpt.
Hoofdstuk 3 Interview Een goede manier om ergens achter te komen, is: vragen stellen. In een interview of een vraaggesprek stelt één persoon vragen en de ander geeft antwoord. Bekende mensen, zoals popartiesten of voetballers, worden vaak geïnterviewd. De interviewer probeert er dan achter te komen wat die persoon van allerlei dingen vindt. Zo interview je Bereid je goed voor. Bedenk van tevoren je vragen. Je kunt open en gesloten vragen stellen. Op een gesloten vraag kan iemand alleen met ja of nee antwoorden. Op een open vraag kan iemand uitgebreid antwoord geven. Schrijf je vragen op. Schrijf de antwoorden op die je tijdens je interview op je vragen krijgt. Krijg je een onduidelijk antwoord? Dan moet je doorvragen.
Hoofdstuk 4
e
Nieuw Nederlands 4 editie, 1 vmbo-kgt, docentenhandleiding
Adviesgesprek Een gesprek kan verschillende doelen hebben. In een adviesgesprek vraag je iemand om advies, om raad: een dokter, een mentor, een vriend. Die persoon kan jou alleen helpen als hij ook iets van jou weet. Daarom moet je in zo’n gesprek niet alleen informatie vragen, maar ook informatie geven. Zo vraag je advies Zeg zo duidelijk mogelijk wat je wilt weten. Vertel de ander alles wat hij moet weten om jou te kunnen helpen. Stel vragen over alles wat je wilt weten. Luister goed naar de antwoorden en wees niet te snel tevreden. Vraag dóór als je nog meer wilt weten. Vraag ook naar argumenten, naar het waarom. Wees tijdens het gesprek beleefd en bedank de ander na afloop. Zo geef je advies Luister goed naar de ander. Vraag dóór om erachter te komen wat de ander precies wil weten. Vat nu en dan samen wat de ander zegt. Voorbeeld: Dus je bedoelt dat je …; Als ik het goed begrijp, zit je ermee dat… Geef een advies.
Hoofdstuk 5 Telefoneren Er zijn twee soorten telefoongesprekken: privé-gesprekken en zakelijke gesprekken. Privégesprekken voer je met vrienden, kennissen, familie. Zakelijke gesprekken voer je bijvoorbeeld met een klant, met een dokter, met school om te melden dat je ziek bent of met de helpdesk van een bedrijf omdat je computer kapot is. Zo voer je een zakelijk telefoongesprek Een zakelijk telefoongesprek moet je voorbereiden. Dat doe je zo. Denk van tevoren na over wat je wilt vertellen en wilt weten. Schrijf de belangrijkste vragen op. Houd tijdens het gesprek je pen en papier bij de hand om dingen op te kunnen schrijven. Tijdens het gesprek noem je eigen naam, vraag of het uitkomt dat je belt en zorg je voor een nette afsluiting herhaal je op het eind van het gesprek antwoorden op vragen en afspraken. Bijvoorbeeld: Dus woensdagmiddag om drie uur kan ik een proefles nemen.
Hoofdstuk 6 Discussie In een discussie praat je met anderen over een stelling (standpunt, mening). Daarbij reageer je op elkaar. Ieder zegt wat hij vindt en geeft redenen waarom hij dat vindt: argumenten. Ieder geeft dus argumenten voor zijn mening. Zo voer je een discussie Benoem eerst een voorzitter die de discussie inleidt, ingrijpt en commentaar geeft. Tijdens de discussie
118
e
Nieuw Nederlands 4 editie, 1 vmbo-kgt, docentenhandleiding
geef je je standpunt en je argumenten; luister je goed naar elkaar; laat je de ander uitpraten; reageer je op de argumenten van de ander; dwaal je niet af van het onderwerp.
119
e
Nieuw Nederlands 4 editie, 1 vmbo-kgt, docentenhandleiding
Schrijven Hoofdstuk 1 Begrijpelijk schrijven Je schrijft een tekst omdat je iets vertellen wilt. Bijvoorbeeld over je nieuwe school, je verjaardag of een film die je hebt gezien. Je moet daarbij goed nadenken over ieder woord en iedere zin. De lezer moet je tekst in één keer begrijpen. Zo schrijf je begrijpelijk Schrijf eerst een kladversie van je tekst. Gebruik korte zinnen. Controleer dan of je tekst volledig is. Heb je alles opgeschreven wat de lezer moet weten? Controleer of je tekst duidelijk is. Begrijpt de lezer wat ik bedoel? Verbeter spel- en taalfouten. Schrijf je tekst in het net.
Netjes schrijven Als je met een pen schrijft, moet het ook voor anderen goed te lezen zijn. Zo schrijf je netjes Gebruik een papier dat groot genoeg is. Houd links en rechts een kantlijn aan. Kriebel niet maar schrijf ook geen koeienletters. Zorg dat veranderingen en doorhalingen duidelijk zijn. Begin elke zin met een hoofdletter. Eindig elke zin met een punt. Gebruik bij formulieren blokletters (hoofdletters).
Hoofdstuk 2 Informatie geven Je kunt een tekst schrijven om andere mensen informatie te geven. Denk bijvoorbeeld aan een uitnodiging, een oproep op het prikbord of een berichtje in de schoolkrant. De lezer weet bijna altijd alles wat hij moet weten, als een tekst antwoord geeft op de vijf W-vragen: wie, wat, waar, waarom en wanneer. Zo gebruik je de vijf W-vragen Vraag je af: wie? wat? waar? wanneer? waarom? Werk je antwoorden op de vijf W-vragen uit in volledige zinnen. Controleer na afloop nog één keer of je tekst volledig en duidelijk is.
Lay-out Het mooi maken van een tekst noem je de lay-out of opmaak van een tekst. Op de computer kun je gemakkelijk de lay-out van je tekst maken en veranderen. Zo geef je een tekst een passende lay-out Kies een goed leesbaar lettertype zoals Arial of Times New Roman Kies een goed leesbare lettergrootte (10, 11 of 12) Gebruik vet voor de titel en de tussenkoppen. Gebruik cursief om belangrijke woorden te laten opvallen. Sla met de Enter-toets één of meer regels over tussen twee stukken tekst. Dat zijn witregels. Je kunt de lay-out van een tekst nog mooier maken door een illustratie toe te voegen.
120
e
Nieuw Nederlands 4 editie, 1 vmbo-kgt, docentenhandleiding
121
Hoofdstuk 3 Een tekst indelen Elke tekst heeft een onderwerp. Over het onderwerp zij veel verschillende dingen te vertellen. Als je iets nieuws wilt vertellen, begin je een nieuwe alinea. Zo wordt je tekst veel overzichtelijker. Zo verdeel je een tekst in alinea’s Maak een nieuwe alinea, als je het over iets nieuws gaat hebben. Begin een nieuwe alinea op een nieuwe regel. Spring de eerste zin een eindje in. Schrijf binnen één alinea de zinnen achter elkaar door. Bekijk of je alinea’s in een logische volgorde staan. Vaak is de volgorde waarin iets is gebeurd, de meest logische volgorde.
Teksten opmaken met de computer Met de computer kun je gemakkelijk een tekst indelen en opmaken. Zo maak je een tekst op met de computer Verdeel een tekst in alinea’s met Enter en Tab. Zet woorden en alinea’s in een andere volgorde met Knippen en Kopiëren. Verbeter type- en spelfouten.
Hoofdstuk 4 E-mail Een e-mail is een briefje dat je verstuurt per computer. Vaak is het handiger een e-mail te sturen dan te telefoneren. Je stoort de ander minder en de ontvanger kan jouw bericht rustig lezen. Zo schrijf je een e-mail Begin met de aanhef. - Bij vrienden bijvoorbeeld Beste Jochem, Lieve oma, of Hoi Bart, - Bij onbekenden, volwassenen bijvoorbeeld Geachte heer Slot, Daarna komt de eigenlijke tekst van je e-mail. Sluit af met een groet gevolgd door je naam. - Bij vrienden bijvoorbeeld Tot ziens, CUl8r, of Kusje, - Bij onbekenden, volwassenen bijvoorbeeld Met vriendelijke groet,
Formeel en informeel Als je een tekst schrijft, dan moet je nadenken over de woorden die je kiest. Je woorden moet passen bij de situatie en bij degene(n) aan wie je schrijft. Soms is het beter informele (vriendschappelijke) taal te gebruiken en soms is formele (beleefde) taal beter op zijn plaats. Zo maak je de juiste keuze: Formele taal gebruik je in officiële situaties en tegen onbekende volwassenen. Bijvoorbeeld: Geachte meneer / mevrouw, u, bij voorbaat dank, defect. Informele taal gebruik je in alledaagse situaties, bij mensen die je goed kent en met wie je op gelijke voet staat. Bijvoorbeeld: Beste Eva, jij, doei. Er zijn ook neutrale woorden die je in elke situatie kunt gebruiken. Bijvoorbeeld: mooi, vragen, bedankt.
Hoofdstuk 5 Formulieren invullen Op een formulier of een bon vul je bij de voorgedrukte invulvelden je gegevens in. Het is belangrijk een formulier volledig en precies in te vullen. Je gegevens op het formulier moeten namelijk snel en
e
Nieuw Nederlands 4 editie, 1 vmbo-kgt, docentenhandleiding
122
gemakkelijk verwerkt kunnen worden. Zo vul je een formulier in Lees het formulier eerst helemaal door. Dan weet je precies waar je je gegevens moet invullen en maak je geen fouten. Lees ook de informatie bij het sterretje*. Controleer of je het eens bent met de afspraken die in een formulier staan. Vul de gevraagde gegevens in. Kijk bij keuzeantwoorden goed of je iets moet aankruisen, doorhalen of omcirkelen. Schrijf duidelijk leesbaar. Gebruik bij voorkeur blokletters. Kijk goed hoeveel invulruimte je hebt. Heb je weinig ruimte, schrijf dan klein. Als je klaar bent, controleer je nog één keer of je alles correct hebt ingevuld.
Cijfers invullen Op formulieren moet je ook vaak cijfers invullen, zoals je telefoonnummer, je bankrekeningnummer of je geboortedatum. Je moet elk cijfer in het juiste hokje noteren. Als je bijvoorbeeld een cijfer onduidelijk schrijft op een acceptgirokaart, herkent de computer van de bank het cijfer niet meer. Zo vul je cijfers correct in Kijk goed welke cijfers gevraagd worden. Op veel formulieren heb je voor één letter of cijfer maar één vakje. Begin altijd bij het eerste vakje. Behalve bij bedragen, dan begin je in het laatste vakje. Schrijf de cijfers in de juiste vakjes op. Controleer of je geen cijfer vergeten bent. Controleer of je duidelijk leesbaar hebt geschreven.
Hoofdstuk 6 Het verslag Een verslag is een tekst waarin je een gebeurtenis of een serie gebeurtenissen beschrijft. Je hebt verschillende soorten verslagen, bijvoorbeeld een verslag van een uitstapje met de klas, een verslag van een biologieproef of een verslag van een voetbalwedstrijd voor de clubsite. Zo schrijf je een verslag Verzamel de feiten voor je verslag. Gebruik daarvoor de de vijf W-vragen: wie, wat, waar, wanneer, waarom. Gebruik bij een verslag ook de H-vraag. Bijvoorbeeld: hoe maakte Yusef het eerste doelpunt? (door de bal in de kruising te koppen). Zet de feiten in de volgorde waarin ze gebeurd zijn. Je zet dan de gebeurtenissen in chronologische volgorde. Schrijf je verslag. Als je klaar bent, controleer je nog één keer je tekst. Staan alle feiten erin? Staan de gebeurtenissen in de juiste volgorde? Controleer je verslag ook op spel- en taalfouten.
Tijdsaanduidingen In een verslag beschrijf je gebeurtenissen. Met tijdsaanduidingen maak je voor de lezer duidelijk wanneer en in welke volgorde die gebeurtenissen plaatsvonden. Tijdsaanduidingen geven altijd antwoord op de W-vraag wanneer. Zo gebruik je tijdsaanduidingen Gebruik losse woorden zoals eerst, vandaag, daarna, vervolgens of tot slot. Gebruik ook woordgroepen om de tijd of de volgorde aan te geven. Bijvoorbeeld om twaalf uur, in de pauze of na het weekend. Gebruik zoveel mogelijk verschillende tijdsaanduidingen. Daardoor wordt je tekst prettiger om te lezen.
e
Nieuw Nederlands 4 editie, 1 vmbo-kgt, docentenhandleiding
123
Studievaardigheid Hoofdstuk 1 Vragen en opdrachten Op school maak je veel vragen en opdrachten. Als je de vragen en opdrachten goed doorleest, weet je vaak al welk antwoord verwacht wordt. Vragen herken je aan een vraagwoord, zoals: wie, wat, waar, wanneer, waarom en hoe(veel). Bijvoorbeeld: Hoeveel volt heeft deze batterij? Opdrachten beginnen vaak met een doe-woord, zoals: leg uit, beschrijf, teken of verklaar. Bijvoorbeeld: Leg uit waarom Romeinen zo vaak naar het badhuis gingen. Noem minstens twee redenen. Zo maak je vragen en opdrachten Zoek het vraagwoord op. Kijk goed of er nog meer vraagwoorden in de vraag of opdracht staan. Controleer hoeveel antwoorden er verwacht worden, bijvoorbeeld twee redenen of drie kleuren. Heb je het antwoord opgeschreven? Lees de vraag of opdracht nog een keer door. Controleer of je alles hebt opgeschreven.
Hoofdstuk 2 Studieteksten leren Als je de belangrijkste informatie uit een studietekst wilt onthouden, is één keer doorlezen niet genoeg. Teksten leer je vaak beter als je er op verschillende manieren mee werkt. Hoe meer zintuigen je gebruikt, hoe beter. Bijvoorbeeld: lezen (je gebruikt je ogen), navertellen (je gebruikt je stem en je oren), belangrijke woorden overschrijven (je gebruikt je handen). Zo leer je studieteksten Bekijk de tekst. Lees goed de titel, de tussenkopjes en de eerste alinea. Let op opvallend gedrukte woorden in de tekst. Lees de tekst helemaal door. Schrijf de belangrijkste woorden van een studietekst op een apart papier. Vertel met deze begrippen na wat er in de tekst staat.
Hoofdstuk 3 Zoeken op alfabet In een woordenboek staan alle woorden op alfabetische volgorde. Het woord aai vind je dus aan het begin van het woordenboek, het woord zee vind je aan het eind. In de atlas vind je achterin meestal een register met plaatsnamen. Ook in zo’n register staan alle namen op alfabetische volgorde. Zo zoek je op alfabet Kijk naar de eerste letter van het woord. Staat deze letter voor-, midden- of achterin het alfabet? Je weet nu waar je ongeveer moet zoeken in een register of in een woordenboek. Heb je de woorden gevonden die met deze letter beginnen? Kijk dan naar de volgende letter. Het woord matig staat bijvoorbeeld eerder in het woordenboek dan het woord mode. Dat komt omdat de a in het alfabet vóór de o staat.
Hoofdstuk 4 Zoeken in naslagwerken In naslagwerken kun je snel informatie opzoeken. Informatie staat meestal op drie manieren geordend: op alfabetische volgorde, zoals in het woordenboek of in een encyclopedie op volgorde van tijd, zoals in de tv-gids en de agenda
e
Nieuw Nederlands 4 editie, 1 vmbo-kgt, docentenhandleiding
op onderwerp, zoals in een Bedrijvengids of een kookboek In veel naslagwerken staat boven aan de bladzijde een gidswoord. Deze gidswoorden helpen je om snel de goede bladzijde te vinden. In woordenboeken en encyclopedieën helpen trefwoorden je verder. Trefwoorden zijn vetgedrukte woorden die tegen de linkerkantlijn staan. Zo zoek je in naslagwerken Bekijk het naslagwerk. Staat de informatie op alfabetische volgorde, op volgorde van tijd of op onderwerp? Gebruik gidswoorden en andere informatie boven aan de bladzijde om snel te vinden wat je zoekt.
Hoofdstuk 5 Zoeken op internet Op internet vind je informatie over allerlei onderwerpen. Deze informatie staat op websites. Controleer altijd goed of je de informatie kunt vertrouwen. Kijk bijvoorbeeld wie de informatie op internet heeft gezet. Heeft deze persoon er veel verstand van? Wil iemand jou iets verkopen? Lees de informatie dus kritisch. Zo zoek je op internet Er zijn verschillende manieren om op internet te zoeken. Kies een zoekprogramma, bijvoorbeeld www.google.nl of www.davindi.nl. Tik één of meer zoekwoorden in. Tik het adres van de website in. Je begint met www. en eindigt vaak met .nl of .com. De website van het tijdschrift Pauze is bijvoorbeeld www.pauze.nl. De website van Philips is www.philips.com. Bekijk www.startpagina.nl. Kies één van de onderwerpen om verder te zoeken.
Hoofdstuk 6 Informatie kiezen Je verzamelt voor school regelmatig informatie over een bepaald onderwerp, bijvoorbeeld voor een spreekbeurt, een werkstuk of een discussie. Maar niet alle gevonden informatie is altijd even geschikt. Soms is de gevonden informatie te moeilijk. Soms gaat een informatiebron maar een beetje over jouw onderwerp. Hoe kies je nu de meest geschikte informatie? Zo kies je informatie Verdeel je onderwerp in kleinere onderwerpen. Dat zijn deelonderwerpen. Bijvoorbeeld: Onderwerp: zinloos geweld Deelonderwerp 1: wat is zinloos geweld precies? Deelonderwerp 2: oorzaken van zinloos geweld Deelonderwerp 3: acties tegen zinloos geweld Kijk in informatiebronnen of je informatie kunt vinden over je deelonderwerpen. Kies informatiebronnen die je zelf goed begrijpt. Kopieer, print of onderstreep de gevonden informatie. Je kunt de informatie ook overschrijven. Voeg de gevonden informatie samen in je presentatie. Zet het onderwerp boven de tekst. Maak van de deelonderwerpen tussenkopjes.
124
e
Nieuw Nederlands 4 editie, 1 vmbo-kgt, docentenhandleiding
125
Taal en woordenschat Hoofdstuk 1 Woorden en betekenis: afbeelding Soms kom je in een tekst een woord tegen waarvan je de betekenis niet kent. Meestal is dat helemaal niet erg en begrijp je de tekst, ook al ken je de betekenis van dat woord niet. Maar als je tekst niet meer begrijpt, dan moet je de betekenis van het woorden wel raden. Zo kun je de betekenis van een woord raden Er zijn verschillende manier om achter de betekenis van een woord te komen. Eén van de manieren is: zoek een afbeelding (foto of tekening) bij de tekst. Doe dit als volgt: Kijk of er een afbeelding bij de tekst staat. Kijk goed wat er op de afbeelding staat. Ga na of je nu wel weet waarover de tekst gaat.
Hoofdstuk 2 Woorden en betekenis: synoniem Er zijn verschillende manieren om achter de betekenis van een woord te komen. Je kunt bijvoorbeeld in de tekst zoeken naar een woord dat hetzelfde betekent, een synoniem. Zo zoek je naar een synoniem Kijk of er een woord in de tekst staat dat bijna hetzelfde betekent. Bijvoorbeeld: Je moet zuivere alcohol gebruiken om de wond te ontsmetten, want alleen pure alcohol doodt de bacteriën. zuiver en puur zijn synoniem. Als je niet weet wat zuiver betekent, leer je wat het is door het synoniem puur, dat verderop staat.
Hoofdstuk 3 Woorden en betekenis: omschrijving Woorden die echt belangrijk zijn, worden vaak uitgelegd met een omschrijving. In het woordenboek vind je de omschrijving bij het woord dat je opzoekt. Bijvoorbeeld: journaal: programma met nieuwsberichten dat dagelijks op radio en tv wordt uitgezonden. Een nauwkeurige omschrijving van een woord is een definitie. Definities staan vaak in leerboeken. Bijvoorbeeld: Ondervoeding is de toestand waarin iemand onvoldoende energie krijgt uit het voedsel. Zo vind je een omschrijving van een woord Kijk of het woord in de tekst wordt uitgelegd. De omschrijving kun je meestal achter het woord vinden.
Hoofdstuk 4 Woorden en betekenis: voorbeeld Een moeilijk woord of begrip wordt vaak uitgelegd met een voorbeeld, zodat de lezer snapt wat er bedoeld wordt. Bijvoorbeeld: Mijn moeder is erg hygiënisch. Ze reinigt bijvoorbeeld iedere dag het toilet met chloor. Het woord hygiënisch wordt uitgelegd in de volgende zin met het voorbeeld dat zij iedere dag het toilet met chloor reinigt. Iemand die hygiënisch is, houdt dus waarschijnlijk van schoon.
e
Nieuw Nederlands 4 editie, 1 vmbo-kgt, docentenhandleiding
126
Zo vind je een voorbeeld Let op woorden als: bijvoorbeeld; zoals; een voorbeeld; denk maar aan…; neem nou; zo. Na deze woorden volgt er altijd een voorbeeld.
Hoofdstuk 5 Woorden en betekenis: tegenstelling Soms kun je de betekenis van een woord begrijpen doordat er een tegenstelling van wordt gegeven. Bijvoorbeeld: Het water was toen helder, nu is het troebel. Er is een tegenstelling tussen toen (helder) en nu (troebel). Troebel betekent dus: niet helder. Zo vind je een tegenstelling Let op woorden als: maar; toch; in tegenstelling tot; integendeel; daarentegen wel en niet; toen en nu; vroeger en tegenwoordig; met en zonder. Deze woorden geven aan dat er een tegenstelling in de zin staat.
Hoofdstuk 6 Woorden en betekenis: een bekend woorddeel Als je een onbekend woord in de tekst tegenkomt, kun je meestal gewoon doorlezen. De tekst helpt je op verschillende manieren om het te begrijpen. Soms kun je de betekenis van een woord begrijpen doordat je al een deel van het woord kent. Er zijn woorden: die zijn samengesteld uit twee woorden. Bijvoorbeeld: schuiftrompet, bestaat uit: schuif en trompet. met een voorvoegsel. Bijvoorbeeld: ontzien, bestaat uit het voorvoegsel ont- en zien met een achtervoegsel. Bijvoorbeeld: draagbaar. Het bestaat uit draag en het achtervoegsel -baar. Zo zoek je een bekend woorddeel Ga na uit welke (bekende) woorden of woorddelen het woord bestaat; Let op voorvoegsels. Bijvoorbeeld: on-, ont-, antitrouw – ontrouw; spannen – ontspannen; vries – antivries Let op achtervoegsels Bijvoorbeeld: -er, -aar, -erij, -zaam koop – koper; wandel – wandelaar; bak – bakkerij; spaar – spaarzaam
e
Nieuw Nederlands 4 editie, 1 vmbo-kgt, docentenhandleiding
Grammatica Hoofdstuk 1 Zelfstandige naamwoorden en lidwoorden De woorden van een zin kun je indelen in woordsoorten. De zin De bel rinkelt bestaat bijvoorbeeld uit het lidwoord de, het zelfstandig naamwoord bel en het werkwoord rinkelt. Zo vind je een zelfstandig naamwoord Zelfstandig naamwoorden (zn) zijn woorden voor: mensen: leerling, zangeres, hardloper; dieren: hond, chimpansee, snoek; planten: appelboom, roos, brandnetel; dingen: sporttas, zand, agenda, gemeentehuis. Namen zijn ook zelfstandige naamwoorden: Jantine, Raoul, Bruno, Friesland, België, Ajax, Nike. Zo vind je een lidwoord Een lidwoord hoort altijd bij een zelfstandig naamwoord: de vrouw, het paard, een huis. Tussen het lidwoord en het zelfstandig naamwoord kan nog wel een ander woord staan: een jonge vrouw, het zwarte paard, een leuk huis Er bestaan maar drie lidwoorden (lw): de, het, een.
Hoofdstuk 2 Werkwoorden Een werkwoord (ww) zegt wat iets of iemand doet: - zingen: Marco Borsato zingt de hele avond. - slapen: De twee honden sliepen in één mand. - vallen: Het rotsblok is naar beneden gevallen. Er zijn ook werkwoorden met een vagere betekenis. Bijvoorbeeld: zijn, worden, hebben, mogen, willen, moeten. Zo vind je een werkwoord Een werkwoord kun je allerlei verschillende vormen geven. Dat heet vervoegen: zingen, zing, zingt, zong, zongen, gezongen, zingend. Als je een woord zo kunt veranderen, is het een werkwoord.
Hoofdstuk 3 Persoonsvorm In elke zin staan werkwoorden. Een van die werkwoorden is de persoonsvorm (pv). Zo vind je de persoonsvorm Om te bepalen welk werkwoord de persoonsvorm (pv) is, zet je de zin in een andere tijd: tegenwoordige tijd of verleden tijd. Het werkwoord dat verandert, is de persoonsvorm. Voorbeeld: Gianni moet altijd hard trainen. Gianni moest altijd hard *trainden.
127
e
Nieuw Nederlands 4 editie, 1 vmbo-kgt, docentenhandleiding
128
Je kunt ‘moet’ in een andere tijd zetten en ‘trainen’ niet, dus: ‘moet’ is de persoonsvorm. Onderwerp Zinnen bestaan uit zinsdelen. Het onderwerp (ow) is zo’n zinsdeel. Vrijwel elke zin heeft een onderwerp. Zo vind je het onderwerp 1 Zoek de persoonsvorm. 2 Vraag Wie (Wat) + persoonsvorm? 3 Het antwoord op die vraag is het onderwerp. Bijvoorbeeld: Björn Paulsma ontwierp een gemotoriseerd skateboard. pv = ontwierp Wie ontwierp? Björn Paulsma ow = Björn Paulsma
Hoofdstuk 4 Bijvoeglijke naamwoorden Met een bijvoeglijk naamwoord (bn) kun je iets vertellen over een zelfstandig naamwoord. Je zegt bijvoorbeeld: Wat een mooie scooter! Het bijvoeglijk naamwoord mooie vertelt iets over het zelfstandig naamwoord scooter. De meeste bijvoeglijke naamwoorden hebben een korte vorm en een lange vorm: vreemd – vreemde, groot – grote, dik – dikke, lief – lieve, boos – boze. Zo vind je een bijvoeglijk naamwoord Meestal staat het bijvoeglijk naamwoord vóór het zelfstandig naamwoord: het oude huis, de dikke leraar, een saai verhaal, grote, zwarte auto’s.
Hoofdstuk 5 Zinsdelen: gezegde Zinnen bestaan uit zinsdelen. Het ‘onderwerp’ (ow) ken je al. Een ander zinsdeel is het gezegde (gez). Het gezegde zegt wat het onderwerp ‘doet’ of ‘overkomt’. Zo vind je het gezegde Het gezegde bestaat uit de persoonsvorm plus de andere werkwoorden. Voorbeelden: De balletdanser draait om zijn as. In deze zin staat één werkwoord: draait persoonsvorm = draait gezegde = draait Binnenkort gaat mijn vriendin naar Utrecht verhuizen. In deze zin staan twee werkwoorden: gaat en verhuizen persoonsvorm = gaat gezegde = gaat verhuizen
e
Nieuw Nederlands 4 editie, 1 vmbo-kgt, docentenhandleiding
Hoofdstuk 6 Het lijdend voorwerp Bijna alle zinnen hebben een onderwerp en een gezegde. Een zin kan nog meer zinsdelen hebben, bijvoorbeeld een lijdend voorwerp (lv). In de zin ‘Irene draagt vandaag haar rode T-shirt’ is ‘Irene’ het onderwerp en ‘draagt’ het gezegde. Het lijdend voorwerp is ‘haar rode T-shirt’. Zo vind je het lijdend voorwerp Om het lijdend voorwerp te vinden stel je de vraag: Wat + gezegde + onderwerp? Het antwoord op die vraag is het lijdend voorwerp. Bijvoorbeeld: Wat draagt (gez) Irene (ow)? antwoord = haar rode T-shirt, dus: lv = haar rode T-shirt Let op: niet in alle zinnen staat een lijdend voorwerp. Bijvoorbeeld: André / gaat / vanavond / bowlen. pv = gaat ow = André gez = gaat bowlen Vraag: Wat gaat André bowlen? Dat staat niet in de zin, dus er is geen lijdend voorwerp.
129
e
Nieuw Nederlands 4 editie, 1 vmbo-kgt, docentenhandleiding
Spelling Hoofdstuk 1 Hoofdletters en leestekens Leestekens gebruik je om een tekst beter leesbaar te maken. Zo begint elke zin met een hoofdletter en eindigt met een punt (.), een uitroepteken (!) of een vraagteken (?). Dan kun je goed zien waar een zin begint en waar een zin eindigt. Zo gebruik je hoofdletters en leestekens Hoofdletters schrijf je: aan het begin van een zin : Mijn vriendin heeft een hond. bij namen: Karim, Zernike College, Esso, Pasen, Kruisstraat, Amsterdam. bij woorden die van namen zijn gemaakt: Turks, Zuid-Hollandse, Rotterdamse. De namen van dagen (woensdag), maanden (januari), seizoenen (herfst) en windstreken (zuiden) schrijf je niet met hoofdletters maar met kleine letters. Je schrijft een vraagteken in vraagzinnen: Kunt u mij de weg naar Hamelen vertellen? Een uitroepteken gebruik je als je ergens extra nadruk op wilt leggen: Wat een flauwekul is dat!
Hoofdstuk 2 Meervoudsvormen Er zijn verschillende manieren om het meervoud van een zelfstandig naamwoord schrijven Zo schrijf je de woorden in het meervoud Dit zijn de belangrijkste twee manieren: Meervoud op –en : stoelen, gebouwen, manieren, geesten. Meervoud op –s : appels, havens, trampolines, bevers. Soms verandert er dan ook nog iets anders aan een woord: Er moet een letter bij. Bijvoorbeeld: brug – brug-gen, knal – knal-len Er moet een letter af. Bijvoorbeeld: droom – dro-men, banaan – bana-nen Woorden op –s of –f krijgen soms een –z of een –v. Bijvoorbeeld: huis – hui-zen, staf – sta-ven
Hoofdstuk 3 Einde op –d of –t Bij sommige woorden hoor je op het eind een t-klank. Vaak schrijf je op het eind ook een t, maar soms moet je een d schrijven Zo schrijf je een t-klank Maak het woord langer. Dan kun je goed horen of het een d of t moet zijn. Bijvoorbeeld: geluit of geluid Als je het woord langer maakt, dan zeg je geluiden. Dus schrijf je geluid. mislukt of mislukd Als je het woord langer maakt, dan zeg je mislukte. Dus schrijf je mislukt..
130
e
Nieuw Nederlands 4 editie, 1 vmbo-kgt, docentenhandleiding
Hoofdstuk 4 Tegenwoordige tijd De persoonsvorm is het werkwoord in de zin dat van tijd kan veranderen: Vandaag draagt Thomas een afgesleten spijkerbroek. Gisteren droeg Thomas een afgesleten spijkerbroek. Als je de persoonsvorm goed wilt schrijven, moet je weten wat de stam is van het werkwoord. De stam is de kortste vorm van het werkwoord: je noemt het ook wel de ik-vorm. Bijvoorbeeld: heel werkwoord: snurken – stam is snurk – ik snurk Zo schrijf je de tegenwoordige tijd enkelvoud [toevoegen van poppetjes volgen illustratieformulier NN1 kgt 4-4] - alleen de stam: ik loop - alleen de stam: loop jij - de stam + t: jij loopt - de stam + t: hij loopt Meervoud - wij: wij lopen - jullie: jullie lopen - zij: zij lopen In plaats van ik, jij, hij, jullie, wij, zij, kun je ook namen en andere zelfstandige naamwoorden invullen.
Hoofdstuk 5 Verleden tijd De persoonsvorm is het werkwoord in de zin dat van tijd kan veranderen: Vandaag krijg ik mijn verslag terug. Gisteren kreeg ik mijn verslag terug. Als je de persoonsvorm goed wilt schrijven moet je weten wat de stam is van het werkwoord. De stam is de kortste vorm van het werkwoord: je noemt het ook wel de ik-vorm. Bijvoorbeeld: heel werkwoord: drinken – stam is drink – ik drink Zo schrijf je de persoonsvorm in de verleden tijd Enkelvoud: stam + te: ik /jij / hij fietste stam + de: ik / jij / hij gooide Meervoud: stam + ten: wij /jullie / zij fietsten stam + den: wij / jullie / zij gooiden Als je werkwoorden op deze manier schrijft in de verleden tijd, noem je ze zwakke werkwoorden. Er zijn ook woorden die in de verleden tijd heel anders gaan klinken dan in de tegenwoordige tijd. Dat zijn de sterke werkwoorden, bijvoorbeeld kopen – kochten, vallen – vielen
131
e
Nieuw Nederlands 4 editie, 1 vmbo-kgt, docentenhandleiding
Hoofdstuk 6 Het voltooid deelwoord Het voltooid deelwoord (VD) is nooit het enige werkwoord in de zin. Er staat altijd een persoonsvorm bij. Vaak is dat een vorm van het werkwoord hebben, zijn of worden. Bijvoorbeeld: Milenka heeft (PV) een uur op haar zus gewacht (VD). Vandaag is (PV) de zomer begonnen (VD). De krant wordt (PV) elke dag op tijd bezorgd (VD) Zo schrijf je het voltooid deelwoord Bij sterke werkwoorden schrijf je het voltooid deelwoord meestal op –en: gevangen, gezongen. Bij zwakke werkwoorden is de laatste letter van het voltooid deelwoord een –t of een –d. Dat kun je horen als je het woord langer maakt: gewerkt – gewerkte, gevormd – gevormde.
132
e
Nieuw Nederlands 4 editie, 1 vmbo-kgt, docentenhandleiding
133
Fictie Hoofdstuk 1 Fictie Verhalen over verzonnen mensen, dingen en gebeurtenissen noem je fictie. Zo herken je fictie Fictie is meestal bedoel om jou te vermaken. De auteurs (schrijvers en schrijfsters) verzinnen interessante, spannende, griezelige of ontroerende gebeurtenissen. Het lijkt echt, maar is fantasie. Vaak gaan de verhalen over jongeren zoals jij en over gebeurtenissen die jij zou kunnen meemaken. Zo kun je meeleven met de personen. Het voelt dan net of jij zelf de gebeurtenissen uit het verhaal meemaakt.
Hoofdstuk 2 Boeken zoeken Leuke boeken kun je op allerlei manieren vinden. Je kunt aan klasgenoten, je leerkracht of familieleden vragen wat zij leuke boeken vinden, maar je kunt ook zoeken in de bibliotheek, op internet of in folders en flyers in de bibliotheek of boekwinkel. Zo kun je leuke boeken vinden In de bibliotheek staan de boeken in de kast op de achternaam van de schrijver. Je kunt dan meteen op de achterkant (de flaptekst) zien waar het boek over gaat. Ook kun je in de bibliotheek onder ‘jeugd’ in de computer een schrijver, titel of een woord intypen om een boek te vinden dat bij je past. Als je bijvoorbeeld houdt van boeken over paarden, typ je bij trefwoord ‘paard’ in. Je krijgt dan allerlei titels van boeken waarin paarden een rol spelen. Ook op internet kun je naar leuke boeken zoeken. Veel bibliotheken hebben een eigen site. Je kunt je eigen bibliotheek zoeken op www.bibliotheek.nl. Voor andere sites over boeken typ je ‘jeugdboek’ of ‘kinderboek’ in een zoekmachine. Op die sites kun je vaak zoeken op onderwerp (thema). Zo kun je bijvoorbeeld een lijst opvragen met ‘spannende boeken’. Van die boeken vind je dan ook meestal een korte beschrijving van de inhoud.
Hoofdstuk 3 Verhaalsoorten Er zijn heel veel soorten verhalen. Griezelverhalen, verhalen over liefde, oorlog, school of dieren. Maar ook bijvoorbeeld verhalen die spelen in het verleden. Die noem je historische verhalen. Verhalen die zich afspelen in de toekomst, heten sciencefiction-verhalen. Een ander woord voor verhaalsoort is genre. Vaak horen verhalen bij meer dan één genre. Een liefdesverhaal kan ook over school gaan, in een toekomstverhaal kan een oorlog voorkomen en een griezelverhaal kan heel grappig zijn. Zo ontdek je wat voor soort verhaal het is Kijk naar de titel of naar de illustratie op het omslag. Lees de korte inhoud op de achterkant. Kijk in de bibliotheek naar het pictogram op het boek.
Hoofdstuk 4 Hoofdpersonen In een verhaal komen allerlei personen voor, maar ze spelen niet allemaal een even grote rol. De belangrijkste personen in een verhaal noem je hoofdpersonen. De andere personen in het verhaal noem je bijfiguren.
e
Nieuw Nederlands 4 editie, 1 vmbo-kgt, docentenhandleiding
134
Zo vind je hoofdpersonen en bijfiguren Van de hoofdpersonen kom je heel veel te weten: wat ze meemaken, hoe ze zich voelen en wat ze denken. Daardoor leef je met ze mee. Soms heeft een verhaal maar één persoon van wie je alles weet, soms zijn het er meer.
Hoofdstuk 5 Dagboeken In een echt dagboek beschrijf je niet alleen wat je meemaakt, maar ook wat je denkt en voelt. Zo herken je dagboeken Echte dagboeken zijn vaak heel persoonlijk en daarom ook geheim. Soms zit er zelfs een slot op. Er zijn ook dagboeken waarvan het juist wel de bedoeling is dat je ze leest. Ze zien er alleen maar uit als een dagboek. Die boeken zijn vaak grappig of spannend. Omdat een dagboek altijd in de ik-vorm geschreven is, kun je gemakkelijk meeleven met de schrijver. Het is net of je je eigen ‘geheime aantekeningen’ leest.
Hoofdstuk 6 Meeleven Als je een boek leest, leef je mee met de hoofdpersoon. Het hangt van je stemming af of je zin hebt in een spannend verhaal, of je wilt janken, zwijmelen of griezelen. Zo leef je mee met de hoofdpersoon In een avonturenverhaal bijvoorbeeld beleef je als lezer hetzelfde spannende avontuur als de hoofdpersoon. Je kunt dan dingen meemaken die je in het echt nooit zou beleven. In een zielig verhaal gebeuren soms dingen die je zelf ook kunt meemaken. Je bent dan net als de hoofdpersoon verdrietig en je voelt je rot. In een liefdesverhaal ben je verliefd, heb je liefdesverdriet of ben je jaloers.
e
Nieuw Nederlands 4 editie, 1 vmbo-kgt, docentenhandleiding
9 AUTEURS GEZOCHT De auteursteams van Nieuw Nederlands zijn flink gegroeid, maar wij blijven op zoek naar enthousiaste, ervaren en beginnende docenten die in een team en individueel kunnen werken. Iets voor u? Vindt u het leuk om actief en op een andere manier met uw vak bezig te zijn? Om samen te werken met collega’s van andere scholen in het land? En om materiaal te ontwikkelen dat uitgegeven wordt? Neem dan contact met ons op en informeer naar de mogelijkheden! Wij zijn op zoek naar docenten die
een volledige of parttime baan in het voortgezet onderwijs hebben; met Nieuw Nederlands, een andere methode of met eigen materiaal werken; lesgeven in het vmbo of in het havo/vwo; lesgeven in de onderbouw en/of in de bovenbouw; de lerarenopleiding volgen Nederlands studeren en hun schrijftalenten verder willen ontwikkelen; zich graag verder willen ontwikkelen.
Wilt u samen met dit team en Wolters-Noordhoff praktisch, bruikbaar en inspirerend lesmateriaal ontwikkelen? Stuur dan uw CV naar Elout Roeland, uitgever Nederlands of Gemma Jissink, projectleider Nederlands, onder vermelding van 'auteur Nieuw Nederlands'. e-mail:
[email protected] telefoon: 050-522 67 05 of e-mail:
[email protected], telefoon 050-522 61 67
135