Natraject Toelichting voor de leerkracht Ter afsluiting van het bezoek aan de Magneet zijn er twee lessen waaruit gekozen kan worden: Een korte les van 1 uur of een lesmiddag van 2 uur. Een “Talentkrachtige” les Het onderwerp Energie is in De Magneet aangeboden volgens de richtlijnen van TalentenKracht (afgekort TK. Zie ook de toelichting op TK in de documentatie van het voortraject). Deze vervolgles op het bezoek aan De Magneet hanteert ook de aanpak van TalentenKracht. Belangrijke uitgangspunten hiervan zijn: -
De interactie tussen leerling, leerkracht en lesmateriaal staat centraal.
-
Leerlingen zijn uit zichzelf geneigd te onderzoeken.
-
Stel open vragen.
-
Vermijd reproductieve vragen (“feitjes”).
-
Geef leerlingen de tijd om te zoeken naar een antwoord.
-
Stel vervolgvragen. Volg de redenatie van het kind en baseer daar uw vervolgvraag op.
-
Leerlingen kunnen een “talentmoment” beleven (een sprong maken in begripsniveau) door een samenloop van interacties tussen henzelf, de begeleider en het materiaal.
De opdrachten in deze afsluitende les zijn geschikt voor de aanpak van TalentenKracht. Bij wijze van steuntje in de rug kunnen de voorbeelden uit “De wetenschappelijke methode in stappen” en “Vragen die uitnodigen tot nadenken” hierbij praktisch in gebruik zijn (bron: Vakgroep Ontwikkelingspsychologie, RUG ism PA Hanzehogeschool Groningen).
Uit: Talentenkracht A. De wetenschappelijke methode in stappen 1. Stellen van een vraag - Als ik olie op water giet, wat zal er dan gebeuren? - Wat zal er gebeuren als ik dit voorwerp in het water gooi? 2. Opstellen van de hypothese - Ik denk dat de olie blijft drijven op het water - Ik denk dat dat voorwerp gaat zinken/blijft drijven 3. Onderzoeken of de hypothese klopt; redeneren - Om dit na te gaan moet ik het proefje op deze manier uitvoeren - Dan moet ik dus olie en water bij elkaar gieten in dit glas 4. Observeren/constateren - Kijk goed wat er gebeurt bij je proef - Wat zie je dat er gebeurt met de olie? 5. Conclusies trekken - Klopt je hypothese? Ja of nee? Hoe zou dat kunnen?
B. Vragen die uitnodigen tot nadenken 1. Hypotheses opstellen - Wat denk je dat er gaat gebeuren als je dit doet? 2. Vragen vooraf, b.v. over de opzet van een onderzoek - Hoe kun je dat te weten komen? - Wat weet je hier al over? - Hoe ga je dit aanpakken? 3. Vragen naar observaties - Wat gebeurt er nu? - Wat zie je precies? 4. Inzicht, waarom gebeuren dingen op een bepaalde manier? - Hoe denk je dat dat kan? - Waarom gebeurt dat op die manier? 5. Doorvragen - Hoe bedoel je dat? - Kun je dat verder uitleggen? - Waarom denk je dat? - Waar kun je het mee vergelijken?
© RUG-HG, A. Wetzels en C. Geveke 2011, vakgroep Ontwikkelingspsychologie
Lesopbouw (korte les) Benodigde tijd: 1 uur Doelen van de afsluitende les
Leerlingen verdiepen hun kennis van het begrip Energie.
Leerlingen kunnen verschillende soorten energie benoemen naar aanleiding van het bezoek aan De Magneet: Kernenergie, zonne-energie, windenergie en magnetische energie.
Leerlingen verdiepen hun kennis van het concept “energie-omzetting”: het opwekken van een energie-soort gaat altijd ten koste van een andere energiesoort.
Leerlingen formuleren zelf antwoorden op vragen door het doen van onderzoekjes en het voeren van gesprekken met de leerkracht en elkaar.
Leerlingen werken samen om een probleem op te lossen of antwoord te zoeken op vragen .
Introductie van de les (5 – 10 minuten, klassikaal, onderwijsleergesprek) U hebt met de klas een bezoek gebracht aan De Magneet. U heeft foto’s van dat bezoek opgestuurd gekregen en de leerlingen hebben vragen beantwoord in een “labboek”. Zet de foto’s op het digibord.
Evalueer met de leerlingen het bezoek aan De Magneet. Stel vragen zoals: -
Wat was het leukste om te doen?
-
Kunnen jullie uitleggen wat energie precies is?
-
Wat voor soorten energie zijn jullie tegen gekomen in De Magneet?
Breng het gesprek op energie-omzettingen. Stel bijvoorbeeld de volgende vragen:
Wat voor energie “maakt” een windmolen? (elektrische energie).
Hoe komt een windmolen aan die energie? (van de wind die tegen de wieken aan blaast. Een windmolen zet dus wind (bewegingsenergie) om in elektrische energie.)
Probeer in het gesprek het begrip “energie-omzetting” benoemd te krijgen door de leerlingen. Het maken van elektrische energie door een windmolen gaat ten koste van windenergie (d.w.z. de snelheid van de bewegende lucht). Dat geldt net zo voor de andere energie-omzettingen die opgesteld staan in de Magneet: In de zonnetoren wordt het weerkaatste zonlicht geabsorbeerd door de zwarte zonnecollector hoog in de toren. Het zonlicht “verdwijnt” en wordt omgezet in warmte. Dus zonne-energie wordt omgezet in warmte-energie.
Introductie van de proefjes: 5 minuten U begint met een “teaser”, dat is een kort proefje dat de leerlingen aan het denken zet. Daarvoor gebruikt u bijvoorbeeld “Het vliegende theezakje”. De uitvoering van dit proefje staat onderaan het werkblad “Vliegen met warmte.pdf”. Voor de uitvoering kunt u ook dit filmpje op YouTube bekijken:
http://youtu.be/jiBkvkOu0ts Bespreek met de leerlingen welke vormen van energie ze hebben “gezien” tijdens de proef: licht, warmte, beweging omhoog, beweging omlaag door de zwaartekracht. Benoem ook waar die energie vandaan kwam: Uit het papier van het theezakje. Dat is de brandstof die dankzij de verbranding energie omzette in licht en warmte. Leskern: Proefjes-circuit: Proefjes 1 tot en met 3 van het labboek (20-30 minuten) 1. Energie omzetten met je eigen lijf (in twee- of drievoud klaarzetten) 2. Energie op een ballon (in twee- of drievoud klaarzetten) 3. Zelf een heteluchtballon maken (in twee- of drievoud klaarzetten) Benodigdheden: Bij proefje 1: - Een trap waar leerlingen op en af kunnen, of 30 meter op het schoolplein of in een gang. - Een stopwatch - Eventueel een oorthermometer Bij proefje 2: - Een spaarlamp - Ballon - Een bol wol, een lap textiel of een trui - Papiersnippers - Eventueel: een kraan boven een wasbak Bij proefje 3: - Een vuilniszak van dun plastic - Stukjes papier - Paperclips - Schaar - Föhn
Tijdens de les voeren leerlingen drie korte proefjes uit die betrekking hebben op energie. De leerlingen werken in groepjes van twee of drie. De leerlingen gebruiken een labboek om hun verwachtingen en waarnemingen te noteren, net zoals in de Magneet. In het labboek worden de proefjes beschreven en noteren de leerlingen hun antwoorden op vragen en waarnemingen. Stel de proefjes op in “circuitvorm”. Per proef is ongeveer 8 minuten beschikbaar. Gebruik de laatste twee minuten om de leerlingen het materiaal op te ruimen (“terugleggen zoals je het gevonden hebt”). Het is handig om een Time Timer of een eierwekker te gebruiken om de tijd aan te geven. Afsluiten: Bespreken van de proefjes (10 minuten) Bespreek het verloop van de proefjes met de kinderen. Laat kinderen hun verwachtingen benoemen. Ga dan in op het verloop van de proef. Inventariseer de verschillende verklaringen van de verschillende proefjes en bespreek de verschillen. NB: Probeer om de “juiste conclusie” open te houden. Het gaat om de argumenten die kinderen hebben voor hun conclusie. Uitbreiding van de les: 3 doe-opdrachten in een circuit-opstelling Als u een tweede les of een middag wilt besteden met verwerkings-opdrachten, kunt u drie “doe-opdrachten” toevoegen aan het proefjes-circuit. Met dezelfde moeite geeft u dan ook direct een techniek-les. Deze doe-opdrachten staan als proefjes 4, 5 en 6 in het labboek. Proefje 4: Maak een elektromagneet Proefje 5: Een motor op waterkracht. Proefje 6: Een warmtemolentje Benodigdheden: Bij proefje 4: - 1 stalen spijker - dun elektriteitsdraad van 3m lang - 1 batterij - een striptang - 2 paperclips - een schroevendraaier - een stukje papier - plakband - enkele papierklemmen - enkele metalen voorwerpen van verschillend gewicht (spijkers, paperclips, spelden, nietjes...)
Bij proefje 5: - 4 rietjes die gebogen kunnen worden - Papieren bekertje - Dikke spijker of een gaatjestang - Dun touw - Hobbylijm - Wastafel met kraan of een emmer halfvol water en een extra bekertje Bij proefje 6: - Een schaar - Dun touw, ong. 50 cm lang - Plakband - Een verwarming die aan staat, of een waxinelichtje (dat moet wel onder begeleiding, de warmtemolentjes kunnen branden). Alternatieve werkvormen: - In plaats van een proefjes-circuit kunt u ook een aantal proefjes laten uitvoeren door groepjes leerlingen. De leerlingen kunnen na afloop hun proefje presenteren aan de klas. -
Hoekwerk: U kunt werkbladen en benodigdheden klaarzetten als hoekwerk. In de loop van een week kunnen dan alle kinderen van de klas een proefje uitvoeren. Bespreek wel steeds het verloop van de proef, de verwachtingen en conclusies met de leerlingen.