Achtergrondinformatie voor de leerkracht Versie maart 2013
Inleiding India, meer een continent dan een land, is moeilijk in een paar woorden te vatten. Het beeld dat in Europa over India bestaat, is meestal erg gekleurd door de media of de reisverslagen van toeristen. Al te vaak wordt India voorgesteld aan de hand van extremen. De ene keer lijkt het een sprookjesachtig oord met exotische stranden, felgekleurde markten en altijd lachende Indiërs. De andere keer toont men beelden van spectaculaire treinongevallen of extremistisch politiek en religieus geweld. Het gaat om kleine losse fragmenten, die we zouden kunnen vergelijken met de steentjes van een mozaïek. Elk steentje draagt bij tot het totaalbeeld, maar door ons blind te staren op de afzonderlijke onderdeeltjes, vergeten we dat de schoonheid van een mozaïek pas tot zijn recht komt wanneer we die als een geheel aanschouwen. In dit lespakket proberen we India in al zijn facetten te belichten. Dit is geen sinecure; geen enkel land is in een paar bladzijden te vatten. Met dit onderdeel willen we u als leerkracht de nodige achtergrond en handvaten aanreiken om met uw klas in India op verkenning te gaan.
1 Achtergrondinformatie bij het project ‘Wonen en leven in India’
maart 2013
1. Steekkaart van India
Officiële naam: Staatsvorm:
Oppervlakte: Ligging: Uurverschil: Hoofdstad: Grootste steden (wat betreft inwoners): Bevolkingsaantal: Bevolkingsdichtheid:
Buurlanden :
Bharat Ganarajya (Hindi) Republic of India India is op basis van de grondwet uit 1979 een federale parlementaire democratische republiek met een president als staatshoofd. Deze wordt om de 5 jaar verkozen. Het systeem van parlementaire democratie nam India over van de Britten waarvan ze in 1947 onafhankelijk werden. Sindsdien kent het land vrije verkiezingen (in principe om de 4 jaar). 3. 287. 590 km² of 100 keer zo groot als België en daarmee het zevende grootste land van de wereld. tussen 8°4' en 37°6' noorderbreedte en 68°7' en 97°25' oosterlengte In India is het vier en een half uur later dan bij ons. In de zomertijd is het verschil drie en een half uur. New Delhi 1. Mumbai ( 16 miljoen), 2. Kolkata ( 13 miljoen), 3. Delhi ( 13 miljoen), 4. Chennai (6,5 miljoen), 5. Bangalore (5,5 miljoen) 1.166.079.217 (in 2009). Enkel in China wonen nog meer mensen. 1 op 6 mensen in de wereld is Indiër. 355 inwoners / km², hetzelfde als in België. In India woont 16,7% van de wereldbevolking op maar 2,4% van de totale landoppervlakte van deze aardbol. In bepaalde gebieden is de bevolkingsdichtheid dan ook zeer hoog. Er zijn een 27-tal miljoenensteden. Bangladesh, Bhutan, Birma, China, Nepal, Pakistan, Sri Lanka De totale landgrenzen van India bedragen 14.103 km.
Vlag: Het oranje staat symbool voor de moed en de opofferingsgezindheid en verwijst ook naar de hindoebevolking. De kleur groen staat voor het geloof in vruchtbaarheid en verwijst naar de islamitische bevolking. Het wit symboliseert reinheid en waarheid en het verlangen naar vrede tussen beide bevolkingsgroepen. De blauwe charkha (spinnewiel) is een oudboeddhistisch symbool dat beweging en vreedzame verandering weergeeft. 22 officiële talen: Hindi, Tamil, Marathi, Urdu, Telugu, Punjabi, Bengaals, Gujarati, Oriya, etc. 1 extra officiële taal: Engels
Talen:
Munt: = roepie. 1 is onderverdeeld in 100 paisas. 1 lakh is
100.000
Via http://www.tijd.be/wisselkoersen kan je de wisselkoers van de roepie opzoeken. Levensverwachting: Godsdienst:
64,1 jaar, in België bedraagt de levensverwachting 80,6 jaar. Hindoes: 82% Moslims: 12,1% Christenen: 2,3% Sikhs: 1,9% Boeddhisten: 0,8%
2 Achtergrondinformatie bij het project ‘Wonen en leven in India’
maart 2013
Economie:
Jains: 0,4% Overigen: 0,5% Een jaarlijkse economische groei van meer dan 7% sinds 1997 (met uitzondering van 2008). Aandeel in het BBP: landbouw: 17%, industrie: 28% en diensten: 55%
3 Achtergrondinformatie bij het project ‘Wonen en leven in India’
maart 2013
2. Geografie
India maakt deel uit van het Indische subcontinent, een gebied in Zuid-Azië waartoe ook Bangladesh, Pakistan, Sri Lanka en delen van Nepal, Bhutan, Myanmar en China behoren. In het Noorden wordt India begrensd door het Himalayagebergte. Het meest zuidelijke deel van het subcontinent vormt een schiereiland dat in het Oosten grenst aan de Golf van Bengalen en in het Zuiden en het Westen aan de Indische oceaan. Door deze natuurlijke grenzen bleef het gebied afgezonderd van de rest van Azië en ontwikkelde het een eigen cultuur.
Bron: wikimedia commons
Bron: wikimedia commons
India kent een grote diversiteit aan landschappen. Het Noorden is zeer bergachtig. Hier ontspringen een aantal belangrijke rivieren, zoals de Ganges, de Brahmaputra en de Indus, die de noordelijke vlaktes bevloeien en zeer vruchtbaar maken. In het westen, in de deelstaat Rajasthan, ligt de Tharwoestijn. Het zuiden van India bestaat uit een groot plateau, de Decan, die zowel in het Oosten als in het Westen van de zee wordt afgescheiden door gebergtes. Ook hier stromen een aantal grote rivieren: de Kaveri, de Godavari, de Mahanadi en de Krishna. India ligt in de tropische klimaatgordel, toch vinden we er een grote diversiteit aan klimaten. In het Noorden heerst een gebergteklimaat. In het Noord-Westen en ten oosten van de West-Ghats is het klimaat erg droog. De kustgebieden in het Westen kennen een tropisch klimaat, dat altijd warm en vochtig is. De Oostkust en het centrale binnenland daarentegen hebben een tropisch klimaat dat zowel een natte als een droge periode kent. De grote vlaktes, aan de voet van het gebergte, hebben een subtropisch, altijd nat klimaat. Het klimaat in India wordt sterk bepaald door de moesson. In de zomer waait tropische, vochtige lucht uit de Indische oceaan het subcontinent binnen en in de winter stroomt ‘koude’, droge lucht er weer uit weg. De moesson valt echter niet in gans India tijdens exact dezelfde periode. Ze begint in juni in het Zuid-Westen en in het Oosten en trekt zo over het land. In het Noorden duurt de moesson tot eind augustus, in het Zuiden tot eind oktober. De variatie in landschap en klimaat zorgt ook voor een grote biodiversiteit. In heel India zijn 45000 plantensoorten en 77000 wilde diersoorten bekend, bijna 8% van alle soorten ter wereld. Veel soorten worden echter bedreigd. De gevaren komen uit verschillende hoeken.
4 Achtergrondinformatie bij het project ‘Wonen en leven in India’
maart 2013
Zware industrie, mijnbouw en het vele verkeer veroorzaken lucht- en waterverontreiniging. Het gebruik van chemicaliën en de monocultuur in de landbouw zorgen voor een verarming van de bodem. De aanwezigheid van al die schadelijke stoffen in lucht, water of bodem vormen een ware bedreiging voor vele ecosystemen en zetten de biodiversiteit onder druk. Ook de opwarming van het klimaat is één van de gevolgen van deze vervuiling. De natuur wordt steeds minder voorspelbaar, stormen worden heviger, de jaarlijkse moesson woedt veel te hevig en zorgt voor grote overstromingen, of laat net op zich wachten, waardoor de oogst mislukt. De houtkap zet India’s bossen onder druk. En ook de jacht op de genetische codes van geneeskrachtige planten door Westerse farmaceutische bedrijven vormt een bedreiging voor de rijkdom van het woud.
5 Achtergrondinformatie bij het project ‘Wonen en leven in India’
maart 2013
3. Geschiedenis Vóór de onafhankelijkheid van India in 1947, werden de culturele en socio-economische ontwikkelingen er gedurende duizenden jaren sterk beïnvloed door andere volkeren die van buitenaf het gebied binnendrongen. Dit heeft een unieke vermenging van culturen tot gevolg gehad. India is een echte smeltkroes. Vanaf ongeveer 3000 v.C. floreert in het Noorden van India en het huidige Pakistan de Indusbeschaving. Het is één van de grootste beschavingen uit de Oudheid, vergelijkbaar met Egypte en Mesopotamië. Op het hoogtepunt strekt het gebied zich uit tot Zuid-India. De inwoners van dit gebied, de Dravidiërs, leven van de handel gebaseerd op landbouwproducten. Ze kennen muntgeld, het schrift en technische voorzieningen zoals waterleidings- en afvoersystemen. Vanaf 2000 v.C. raakt het rijk om onverklaarbare reden in verval. Rond 1500 v.C. vallen de Ariërs, blanke nomadenstammen uit de Zuid-Russische steppen, het sterk verzwakte Dravidische rijk binnen en onderwerpen het. Er vindt een vermenging van culturen plaats. Toch zakt een groot deel van de donkere Dravidische bevolking af naar het zuiden van het schiereiland, waar de invloed van de Ariërs beperkt zal blijven. In beide gebieden, Noord en Zuid, ontstaan min of meer onafhankelijke koninkrijken. Tot op vandaag bestaan er verschillen tussen Noord- en Zuid-India in gebruiken en gewoonten, in taal en huidskleur. Met de Ariërs doet het veelgodendom zijn intrede in de Indische cultuur en ook het kastenstelsel zou hier zijn oorsprong vinden. Tussen 600 v.C. en 300 v.C. vinden de Perzen en de Grieken hun weg naar het Indische subcontinent. Eerst veroveren de Perzen het noordwestelijk deel van het gebied dat ze gedurende twee eeuwen kunnen besturen. In de 4de eeuw v.C. vallen de Grieken binnen onder leiding van Alexander de Grote, die op die manier zijn keizerrijk uitbreidt tot aan de Indusvallei. In deze periode wordt ook Siddharta Gautama, de grondlegger van het Boeddhisme, geboren. Hij wordt in 560 v.C. geboren als zoon van een koning en groeit op in grote luxe. Op 29-jarige leeftijd doet hij afstand van al zijn bezittingen en trekt de wereld in op zoek naar de waarheid. Hij predikt zijn leer van vreedzaamheid en matigheid in de taal van de gewone mensen, en kent dan ook veel aanhang. Rond 300 v.C. grijpt Chandragupta Maurya de macht. Over zijn afkomst is bijna niets geweten. Hij is de eerste keizer van het Indische rijk die erin slaagt de vele kleine koninkrijken in noorden van het gebied te verenigen. Hij onderhoudt ook goede contacten met de nog aanwezige Grieken in de regio. Wat we over de Mauryadynastie weten, komt dan ook vooral uit verslagen van die Grieken. Ook de kleinzoon van Chandragupta, Ashoka, is een machtige heerser. Hij slaagt erin bijna heel het huidige India en Pakistan in één rijk te verenigen. Onder zijn bewind is het boeddhisme de grootste godsdienst. In de zes eeuwen die volgen, van 300 v.C. tot 300 n.C. valt het Maurya-rijk uiteen in verschillende koninkrijken en republieken. Het is pas in 320 n.C. dat een nieuw, groot keizerrijk opkomt, dat van de Gupta’s. Onder het bewind van de Guptakoningen kennen kunst, literatuur, wetenschap en architectuur een grote bloei. Het hindoeisme is nu de grootste godsdienst. Deze periode wordt ook wel het Klassieke Tijdperk van Indië genoemd. Door invallen van de Hunnen uit Centraal-Azië brokkelt het rijk opnieuw beetje bij beetje uiteen in kleinere koninkrijken. Vanaf het jaar 1000 wordt Indië geplaagd door aanvallen van Arabieren uit Afghanistan. Jaar na jaar plunderen bendes overvallers de rijk gedecoreerde hindoetempels. Een kleine 200 jaar later hebben ze
6 Achtergrondinformatie bij het project ‘Wonen en leven in India’
maart 2013
het hele noordwesten in handen. Vanaf de 13de eeuw was het sultanaat van Delhi de grootste macht in de gangesvallei en het noorden van Indië. Heel wat mosliminvloeden kwamen via het sultanaat de Indische cultuur binnen. In het zuiden ontwikkelden zich in diezelfde periode (13de tot 16de eeuw) twee onafhankelijke koninkrijken: het islamitische koninkrijk Bahmani en het hindoestaanse koninkrijk Vidyayanagar. De scheidingslijn tussen deze twee rijken was de rivier de Krishna. Beide rijken beconcurreren elkaar hevig om zoveel mogelijk vruchtbaar gebied in handen te krijgen. In het midden van de 16de eeuw wordt het hindoestaanse rijk verslaan door de moslims. Vanaf de 15de en 16de eeuw trekken ook Europeanen naar Indië. Vasco Da Gama zet als eerste Europese handelaar een Portugese handelspost op aan de zuidkust, in Goa. Ook de Nederlanders en de Fransen zetten algauw handelsposten op en dingen naar het handelsmonopolie over de streek. Internationale handel op het Indische subcontinent is niet nieuw, eerder dreven ook de Arabieren en de Romeinen handel met de Indiërs. Er worden heel wat goederen geëxporteerd naar Europa: rijst, sandelhout, kruidnagel en verfstoffen. Na de val van de sultans bleef Indië gedurende nog een paar eeuwen overheerst door moslims. Vanaf de 16de eeuw stichten de machtige Mogols hun rijk en laten hun invloed tot in Zuid-Indië gelden. Het Mogolrijk kent briljante communicatiesystemen en administratieve methodes die door de Britten grotendeels worden overgenomen om hun Indische kolonie te besturen. De Mogols zijn ook bekend omwille van de prachtige hoven, tuinen, kunst en literatuur. Zo bouwt de Groot-Mogol Sjoh Djahan enkele van India’s bekendste bouwwerken: de Taj Mahal, een graftombe voor zijn overleden echtgenote Mumtaz Mahal; het Rode Fort in Delhi en het fort in Agra. Ook de Mogolkeizer Akbar de Grote was heel bekend. Hij had een hof dat groter en rijker was dan dat van koningin Elizabeth I van Engeland die in dezelfde tijd regeerde. Om over heel Indië te kunnen heersen had hij de steun nodig van alle bevolkingsgroepen. Daarom voerde hij een verzoeningspolitiek tussen islamieten en hindoes, hij schafte de belasting voor niet-islamieten af en stelde heel wat hindoes aan in zijn regering. Onder de laatste Groot-Mogol, Aurangzeb, bereikte het rijk haar grootste omvang, maar tevens werd ook het zaad voor de ondergang ervan gezaaid. Door zijn intolerante houding tegenover moslims groeide de opstand tegen zijn heerschappij. In 1858 verjagen de Britten de laatste koning van het sterk verzwakte rijk. De Britten hadden via de handel al heel wat invloed in Indië verkregen. Tussen 1756 en 1767 wint de Britse Oost-Indische compagnie terrein en slaagt erin een eigen leger te krijgen ter bescherming van haar belangen. Ze interesseert zich nu ook in het land en de politiek. Na het verslaan van de Franse OostIndische compagnie controleert ze nog meer Indiase gebieden. De onvrede van de Indiase bevolking tegen de Oost-Indische compagnie en de Britten hoopt zich op en komt in 1857 tot uitbarsting tijdens de Indiase Muiterij. Het Britse parlement en de kroon zien met lede ogen de manier aan waarop de compagnie in Indië haar zaakjes afhandelt. In 1858 schaft ze de compagnie af en neemt zelf het bestuur over Indië over. In 1876 wordt koningin Victoria officieel uitgeroepen tot keizerin van Indië. Eigenlijk hebben de Britten slechts twee derde van het gebied in handen, de rest bestaat uit zo’n 565 prinselijke staten, die geregeerd worden door maharadja’s, radja’s of nizams. Deze prinsen mochten hun titel en land behouden als ze trouw zouden zweren aan de Britten, en zo controleerden de Britten toch het volledige gebied, bekend onder de naam Brits Indië. De Britse Raj kende haar hoogtijdagen van 1858 tot 1905. Tegen het einde van de 19de eeuw groeit het verzet tegen de Britse overheerser. Vele Britten in Indië leven immers een kopie van hun vroegere leven in het moederland en trekken zich van de Indische
7 Achtergrondinformatie bij het project ‘Wonen en leven in India’
maart 2013
bevolking niks aan, er bestaat een duidelijke afstand tussen beide groepen. In 1885 wordt de Nationale Indiase Congrespartij opgericht, een politieke partij die zich bezighoudt met het vertegenwoordigen van de Indische ideeën in de Britse regering. Ze willen Indië hervormen en eisen zelfbestuur; het Indische volk moet over haar eigen land kunnen heersen. De Congrespartij bestaat voornamelijk uit hindoes en dus wordt aan islamitische zijde in 1906 de Moslim Liga opgericht. Ook zij willen zelfbestuur en ijveren voor de oprichting van een eigen islamitische staat, Pakistan. Eén van de belangrijkste figuren binnen de onafhankelijkheidsbeweging was Mohandas K. Gandhi, later Mahatma Gandhi genoemd, wat ‘Grote Ziel’ betekent. Hij verspreidde de boodschap van onafhankelijkheid onder de Indiase bevolking door het bezoeken van duizenden plattelandsdorpen. De Britten echter, houden geen rekening met de groeiende verzuchting van het Indische volk naar eigen bestuur en lossen hun belofte het volk meer macht te geven niet in. Als Britse soldaten in 1919 in Jallianwala Bagh het vuur openen op een groep Indische burgers, is de maat vol. De bevolking komt massaal in opstand tegen de Britse overheerser. Toch verlaten de Britten Indië pas definitief na de Tweede Wereldoorlog. De aanloop naar deze onafhankelijkheid gaat gepaard met een bittere strijd tussen hindoes en moslims, gekend als de ‘deling van Indië’. Op 15 augustus 1947 wordt India onafhankelijk. Op hetzelfde moment worden ook WestPakistan en Oost-Pakistan, respectievelijk het huidige Pakistan en Bangladesh, in het leven geroepen. We spreken vanaf nu niet meer van Indië, maar van India.
Bronnen: GANERI, Anita, Verkenningsreizen in India. 1997. Ars Scribendi bv, Harmelen. ARS, Brigitte, India. Landenreeks. 2005. KIT Publishers, Amsterdam.
8 Achtergrondinformatie bij het project ‘Wonen en leven in India’
maart 2013
4. Bevolking 4.1. Algemeen 1 op 6 mensen in de wereld is Indiër. Daarmee heeft India de op één na grootste bevolking ter wereld, na China. Als we India met andere plaatsen in de wereld vergelijken, zien we dat er meer mensen in India wonen dan in heel Afrika en het Midden-Oosten samen, een gebied dat 11 keer zo groot is als India. Bovendien groeit de bevolking in India nog steeds zeer snel. Elk jaar komen er ongeveer 16 miljoen Indiërs bij. Dit plaatst de Indiase overheid voor enorme uitdagingen. Al die nieuwe mensen hebben immers nood aan een woonplaats, gezondheidszorg en onderwijs. Ze leggen ook beslag op het milieu. Er zijn verschillende oorzaken van de stijging van het bevolkingsaantal: door een betere bestrijding van ziekten en hongersnoden is het sterftecijfer gedaald en de levensverwachting gestegen (van 39 naar 64 jaar in de laatste 50 jaar). Bovendien kent India de traditie dat kinderen later voor hun ouders zorgen, dus hoe meer kinderen, hoe beter. Armoede en gebrek aan scholing houden dit eeuwenoude patroon in stand, voornamelijk op het platteland. Door onderwijs voor meisjes en het verbeteren van de economische omstandigheden hoopt de regering het aantal geboortes te kunnen beperken. Zo raken vrouwen immers op de hoogte van de problematische bevolkingsgroei in India. Bovendien weten ze dat ze, als ze weinig kinderen krijgen, ze die vervolgens meer mogelijkheden kunnen bieden. Het werk van de vrouwen speelt ook een rol in deze voorkeur, omdat de meeste vrouwen hun werk niet kunnen combineren met een gezin van meer dan twee kinderen. India is zeer dicht bevolkt. Per km² wonen er evenveel mensen als in België. Ondanks een toenemende verstedelijking woont 70% van de Indiërs op het platteland. In sommige gebieden kom je weinig mensen tegen, maar op andere plaatsen wonen dan weer enorm veel mensen samen. India telt een 43-tal miljoenensteden. De bekendste zijn Mumbai, Delhi, Bangalore, Kolkata, Chennai en Hyderabad. In een stad zoals Mumbai wonen gemakkelijk 20000 inwoners per vierkante kilometer. Ter vergelijking: in Brussel wonen 7025 mensen per vierkante kilometer.
4.2. Bevolkingsgroepen In India zijn er veel verschillende bevolkingsgroepen. Dit heeft te maken met de uitgestrektheid van het land, de historische invasies van vreemde bevolkingsgroepen en de vermenging met reeds aanwezige groepen, zoals uitgelegd bij het onderdeel over geschiedenis op bladzijde 6. Een aparte groep is de Adivasi. Dat zijn de inheemse, oorspronkelijke inwoners van India. Adivasi betekent letterlijk ‘eerste bewoner’. Het gaat om zo’n 8% van de totale bevolking. Volgende zaken onderscheiden hen van andere bevolkingsgroepen, al moeten we wel opletten met veralgemeningen. • Ze leven teruggetrokken in afgelegen streken, in bosrijke en bergachtige gebieden van CentraalIndia. • Ze leven van landbouw en van het woud. • Meestal horen ze niet tot het hindoeïsme (zie 8.2 hindoeïsme op blz. 33). • Ze vallen buiten het kastensysteem (zie 7.1 kastenstelsel op blz. 25). • Zij beschouwen zichzelf als de oererfgenamen van het land, als de rechtmatige bezitters van moeder- en vadergronden.
9 Achtergrondinformatie bij het project ‘Wonen en leven in India’
maart 2013
Dit laatste heeft vaak problemen veroorzaakt als vreemdelingen hun land willen inpalmen. Ook vandaag staan de gronden van de Adivasi onder druk door de oprukkende industrialisering en de nood aan energie. Zij wonen bijvoorbeeld in gebieden met rijkdom onder de grond of waar men stuwdammen wil inplanten (bv. Narmada project en de bouw van de Sardar Sarovar dam in de deelstaat Gujarat). Hierdoor komen ze regelmatig in conflict met politieke en economische machten, die veelal eigenbelang boven dat van de inheemse volkeren verkiezen. Tot de komst van de Scheduled Tribes and Forest Dwellers Act in 2006 bestond er geen wettelijk kader waarmee de Adivasi de rechten op hun grond konden claimen. Sinds de wet in voege is kunnen ze de beschikking krijgen over een stuk land van 2,5 ha. Daarvoor moeten inheemse families aantonen dat zij al van het land gebruik maakten vóór 25 oktober 1980. Dit is geen sinecure. De Adivasi die hun aanwezigheid kunnen bewijzen, krijgen onder andere het recht te leven en te werken in de aangewezen bosgebieden en het recht op kleine schaal gebruik te maken van de natuurlijke bronnen van het bos.
4.3. Bevolkingsdruk op de steden De grote bevolkingsgroei en de plattelandsvlucht doen de druk op de steden groeien. In Mumbai bijvoorbeeld komen elke dag duizenden nieuwe migranten toe, op zoek naar een beter bestaan. De meeste van hen komen in slums, sloppenwijken, of op de stoep terecht. Mumbai leefbaar houden voor al zijn inwoners is een gigantische uitdaging. In 2004 besliste de toenmalige deelstaatpremier Vilasrao Deshmukh om Mumbai in een periode van 10 tot 15 jaar om te toveren tot een stad van wereldallure. De strategie om dit te doen werd uitgetekend in samenwerking met niet-gouvernementele organisaties, bedrijven en overheden en werd het Vision Mumbai project genoemd. De krijtlijnen voor het plan bevinden zich op twee fronten: de economische groei van de stad aanwakkeren en de levenskwaliteit in de stad verbeteren. De economische groei wil men bewerkstelligen door de wijde omgeving van Mumbai aantrekkelijker te maken voor investeerders. De infrastructuur van de stad moet daarvoor dringend vernieuwd worden, de haven Nhava Sheva kan worden uitgebreid en de capaciteit van de autowegen en de spoorwegen kan worden verhoogd. In Mumbai nemen 5,5 miljoen pendelaars elke dag de trein. Tijdens de spits vervoeren de treinen drie maal de toegestane capaciteit aan reizigers. Ook de hoge taksen moeten naar omlaag, bijvoorbeeld door het creëren van een Speciale Economische Zone rond Mumbai. In die zone betalen bedrijven geen belastingen en gelden de strenge arbeidswetten niet. Men hoopt een half miljoen extra jobs te creëren. Dit kan door het uitbouwen van de financiële sector, de gezondheidszorg en het toerisme. Bovendien wil men van Mumbai ook een echt commercieel centrum maken, met supermarkten en grote winkelcentra voor de groeiende stedelijke middenklasse. Op het vlak van de levenskwaliteit zijn de grootste zorgen voor de stad Mumbai de beschikbaarheid van drinkbaar water en van betaalbare woningen. De vastgoedprijzen in deze stad zijn even hoog als in New York en Hong Kong, maar de kwaliteit is er niet naar. Het tekort aan huisvesting en de hoge prijzen zorgen ervoor dat 50 tot 60 procent van de Mumbaikar in sloppenwijken wonen. Zeker de gelukszoekers die migreren vanop het platteland belanden bijna sowieso in een sloppenwijk en vaak gewoon op de stoep, waar ze met gevonden materialen een tijdelijk onderkomen bouwen. Dit tijdelijk onderkomen
10 Achtergrondinformatie bij het project ‘Wonen en leven in India’
maart 2013
wordt meestal hun vaste woonplaats. Maar ook mensen met een vaste job wonen in de slums, omdat de huurprijzen in Mumbai tot de hoogste ter wereld behoren. Onder druk van alle geplande stadsvernieuwings- en infrastructuurwerken, dreigen steeds meer stoepen slumbewoners uit hun huizen te worden gezet. De deelstaatregering hoopt in 10 jaar tijd 1,1 miljoen nieuwe woningen bij te bouwen: 0,8 miljoen voor de herhuisvesting van de onteigende Mumbaikar en nog eens 0,3 miljoen om een antwoord te bieden op de groeiende vraag naar woningen door de grote migratietoestroom in de stad. De herhuisvestingsprojecten zijn een complexe materie en brengen heel wat moeilijkheden met zich mee. Eerst zouden de slopbewoners een gratis nieuwe woning krijgen. Ondertussen is er beslist dat de overheid het land voor de nieuwe huizen gratis ter beschikking stelt, maar dat de bouwkosten voor rekening van de onteigende slumbewoners zijn. Ze worden ook geen eigenaar van de grond, maar krijgen voor een bepaalde periode (bv. 35 jaar) het gebruiksrecht op dat stuk land. Ten tweede krijgen enkel de mensen die kunnen bewijzen dat ze voor 1996 op die plaats woonden een nieuwe woonst. Wie geen eigenaar is en een woning huurt, of een kamer in een woning, moet verhuizen, maar kan geen aanspraak maken op een nieuw onderkomen. De gronden waarop slums als bijvoorbeeld Dharavi zich bevinden zijn vaak aantrekkelijk gelegen voor de bouw van winkelcentra, kantoorgebouwen of luxe-appartementen. Er worden dus niet altijd op dezelfde plaats als waar de slums werden gesloopt betere woonvoorzieningen gebouwd voor de armere bevolking. De appartementen waar de slumbewoners opnieuw ondergebracht worden, liggen meestal ver van het centrum waar zij hun job hebben. Wonen en werken zijn in de slums vaak verweven. Mensen wonen boven hun naai-atelier of hebben in hun woning een winkeltje. Als ze een nieuw appartement krijgen toegewezen, is daar geen plaats voor een atelier en verliezen ze hun job. Ook op het gebied van infrastructuur is er in de slums nog heel wat werk aan de winkel. De meeste slumwoningen beschikken niet over sanitaire voorzieningen. De inwoners zijn afhankelijk van de gemeenschappelijke sanitaire blokken die her en der worden opgetrokken, maar daarvan zijn er te weinig. Vaak is de watertoevoer in grote delen van de slums onbestaand of onvoldoende, zeker in droge periodes. Mensen zijn dan afhankelijk van water dat met watertanks wordt aangevoerd en waarvoor ze veel geld moeten betalen. Een handvol ‘slum kings’ wanen zich heer en meester van het gebied en hebben van armoede een business gemaakt. Zij vragen onmetelijk hoge huurprijzen en regelen de elektriciteits- en watertoevoer voor woekerprijzen. In Dharavi kost een kubieke meter zuiver water 1,12 dollar, in een chiquere wijk betaal je daarvoor slechts 0,03 dollar. Samen met organisaties als de Society for the Promotion of Area Ressource Centres (SPARC) of de National Slumdwellers Federation (NSF) proberen de slumbewoners hun stem te laten horen. Door zich te organiseren als groep, proberen ze invloed uit te oefenen op de politieke besluitvorming. Via protestacties en dialoog met lokale politici proberen ze sanitaire voorzieningen en wateraansluitingen te verkrijgen in bestaande wijken. Ze oefenen ook druk uit zodat er voldoende land ter beschikking wordt gesteld voor de herhuisvestingsprojecten. SPARC zet bijvoorbeeld spaarprogramma’s op, zodat gemeenschappen samen een spaarpot kunnen aanleggen. Het bijeengespaarde geld kunnen ze gebruiken voor dringende uitgaven in gezondheid of
11 Achtergrondinformatie bij het project ‘Wonen en leven in India’
maart 2013
onderwijs of ze kunnen sparen voor het bekostigen van hun woning op het stuk land dat ze toegewezen krijgen. Essentieel voor deze organisaties is dat de inwoners zichzelf organiseren en zelf op zoek gaan naar oplossingen voor de problemen die zich voordoen. Zij weten immers het beste welke oplossingen voor hen het meest haalbaar zijn, zowel financieel als praktisch. Als de overheid projecten zelf uitvoert, blijkt vaak dat ze niet inspelen op de werkelijke noden van de armsten. Oplossingen die gedragen worden door de mensen zelf, blijken sowieso tot positievere resultaten te leiden. Zo werden bijvoorbeeld sanitaire blokken door de inwoners zelf gebouwd en daarna ook door henzelf beheerd, wat de kwaliteit en hygiëne van de blokken ten goede kwam. Een ander essentieel onderdeel van de werking van SPARC en NSF is het uitwisselen van ervaringen tussen inwoners van verschillende slums. Op die manier kunnen de leden leren van elkaar en wordt er heel wat expertise opgebouwd.
12 Achtergrondinformatie bij het project ‘Wonen en leven in India’
maart 2013
5. Economie 5.1. Sectoren 5.1.1. Landbouw India legt goede groeicijfers voor in de economie, maar de landbouwsector lijkt geen voordeel te kunnen halen uit deze situatie. Ze lijdt onder grote tekorten en blijft te sterk afhankelijk van de jaarlijkse moesson, het regenseizoen tussen juni en september. De landbouwsector maakt dan ook slechts 17% van het bruto nationaal product (BNP) uit. Nochtans is de helft van de Indiërs er werkzaam. Vele boeren hebben geen eigen land, maar huren grond van een grootgrondbezitter of werken als landarbeider op zijn velden. Dat de landbouwsector weinig performant is, heeft verschillende redenen. Eén van de belangrijkste is de waterschaarste in sommige regio’s en de onvoorspelbaarheid van de moesson. Niet iedereen wordt hierdoor op dezelfde manier getroffen. Het zijn vooral de kleine boeren, zonder kapitaal voor een elektrische waterpomp en een uitgebreid irrigatiesysteem die het eerst slachtoffer worden van droogte. Voor de kapitaalkrachtige grootgrondbezitters is de droogte minder een probleem. Moderne technologie stelt hen in staat hun landbouwbedrijf ook in drogere periodes goed te runnen. Er bestaat zelfs een systeem om vanop afstand hun elektrische pomp aan en uit te schakelen: Nano Ganesh. Het systeem werd door een Indiaas bedrijf ontwikkeld en kreeg een prijs voor beste gsmtoepassing. Toch zou de waterschaarste ook voor rijke boeren een probleem kunnen vormen. Verschillende wetenschappers vrezen immers dat het grondwater tegen 2025 uitgeput zou kunnen geraken. De redenen hiervoor zijn uiteenlopend: • De jaarlijkse moessonregens laten het afweten waardoor er neerslagtekorten ontstaan. • De bevolking groeit aan en het waterverbruik van de huishoudens stijgt. • De rivieren en meren raken meer vervuild door de oprukkende industrie, waardoor die waterreserves niet langer geschikt zijn als drinkwater. • De intensieve landbouw gebruikt teveel water. • In de steden wordt veel water verspild omdat de prijs te laag is en de mensen zich niet bewust zijn van het risico van watertekorten. Een tweede oorzaak van de ondermaatse prestaties van de Indiase landbouw heeft te maken met de economische liberalisering. Boeren werden nooit geleerd hoe om te gaan met het vrije markt principe en weten niet hoe te reageren op sterke prijsschommelingen voor hun producten op de wereldmarkt. Bijvoorbeeld: In de toeristische deelstaat Kerala zijn de heuvels bedekt met velden met kardemom, peper, kruidnagels, vanille en andere specerijen. De laatste jaren kwamen de specerijenboeren in zwaar weer terecht. De prijzen in de wereldhandel van met name peper kelderden. Concurrentie uit vooral Vietnam zorgde voor een sterke prijsdaling. Boeren moesten bij de bank en bij geldschieters geld lenen, maar konden de leningen niet terugbetalen. In de deelstaat Uttar Pradesh zijn het de suikerrietplanters die geen uitweg meer zien, in Maharasthra de katoenboeren. Veel boeren verhoogden hun landareaal toen de wereldmarktprijs voor de gewassen steeg. Toen de prijzen daalden, wisten ze zich geen raad. Ook het terugschroeven van subsidies voor zaken als irrigatie en kunstmest droegen verder bij aan de verarming van de boeren. Velen staken zich voor het aankopen van landbouwinput zoals zaden en meststoffen in de schulden nog voor ze ook maar iets hadden geoogst. Als de oogst dan door de droogte (of gekelderde prijzen) niet de voorziene winst opbrengt, kunnen de boeren hun leningen niet
13 Achtergrondinformatie bij het project ‘Wonen en leven in India’
maart 2013
terugbetalen. De schande van de schulden en de uitzichtloosheid van hun situatie drijft veel boeren tot zelfmoord. Men spreekt zelfs van een nationaal fenomeen. Op het platteland verenigen kleine boeren zich om samen sterker te staan. Verschillende initiatieven bloeien op, afhankelijk van de noden van de plaatselijke bevolking. Een paar voorbeelden: • Samen huren vrouwen een stuk land zodat ze niet afhankelijk zijn van het werk dat ze doen op de velden van de grootgrondbezitters. • Boeren verenigen zich in een spaargroep zodat ze samen betere werktuigen of een elektrische pomp kunnen kopen voor het bevloeien van hun velden. • Mannen en vrouwen zoeken naar aanvullende arbeid bij hun werk als landbouwer, zodat ze minder afhankelijk zijn van de opbrengst van hun land alleen. Ze starten met behulp van een lokale organisatie een mattenbedrijfje waar ze riet kleuren en weven tot kleurrijke slaapmatten om in de nabijgelegen stad te verkopen. Zo hebben ze een extra inkomen waarvan ze onderwijsen gezondheidskosten kunnen betalen. • Een plaatselijk organisatie bouwt een educatieve boerderij waar boeren uit de buurt scholing krijgen over duurzame landbouwmethodes. Iedereen die deelneemt aan het scholingsprogramma helpt mee de velden bewerken en oefent zo tegelijkertijd de nieuwe technieken in. 5.1.2. Industrie Kort na de onafhankelijkheid heeft India zich ontwikkeld als een echte industriestaat. De overheid voerde een beleid dat gericht was op zelfvoorziening om een maximale onafhankelijkheid tegenover het buitenland te verwerven. De voorrang werd gegeven aan zware industrieën die nodig waren voor de economische opbouw van het land: hoogovens, staalfabrieken, olieraffinaderijen, elektrisch centrales, kernreactoren… Mede hierdoor behoort India vandaag tot de top tien van de grootste industrielanden ter wereld. Het beschikt bovendien over het derde potentieel van technici en wetenschapslui ter wereld. Op straat rijden stoere auto’s van Indiaas fabricaat (Tata). India produceert zijn eigen wapens, tractoren, jeeps, vrachtwagens, televisies, computerchips, gsm’s enz. Ook de elektriciteitsproductie vanaf stuwdammen over turbines en kabels tot lampen zijn 100% ‘made in India’. Maharashtra is de leidende industriële staat en verantwoordelijk voor 14% van de nationale industriële productie. De industrie maakt in India 28% van het BNP uit. Sinds de liberalisering in 1991 vinden ook buitenlandse bedrijven de weg naar India. Velen plaatsen een deel van de productie van hun goederen over naar India. De lonen zijn er lager en je vindt er veel hooggeschoolde werknemers. Zo hebben de Belgische bedrijven Bekaert, Delcredere, KBC en Tractebel vestigingen in India. Veel buitenlandse bedrijven sluiten ook belangrijke samenwerkingsovereenkomsten af met de Indiase overheid of met de privésector. Maar ook de Indiase bedrijven investeren ver buiten hun landsgrenzen. Momenteel investeren er meer Indiase bedrijven in België, dan Belgische bedrijven in India. Zo werden bijvoorbeeld de Belgische staalbedrijven Cockerill Sambre en Sidmar overgenomen door het Indiase Arcelor Mittal. De meest rendabele industrietakken in India zijn de textielindustrie, de chemische industrie, de software-industrie en de staalindustrie.
14 Achtergrondinformatie bij het project ‘Wonen en leven in India’
maart 2013
In de textielindustrie worden heel wat mensen tewerkgesteld. Het gaat zowel over het produceren van ruwe materialen zoals jute, katoen, zijde en wol als het afleveren van eindproducten zoals T-shirts, broeken, sportschoenen, … De chemische industrie bestaat in India al lang en vormt ook een belangrijk onderdeel van de export. Er worden allerlei chemische producten zoals plastic, pesticiden of cosmetica geproduceerd. Ook de agrochemische en farmaceutische sector zijn in volle expansie. India produceert het grootste aantal generisch geneesmiddelen in de wereld. Vandaag doet ook de automobielsector het heel goed, die op zijn beurt dan weer de staalsector aandrijft. Autofabrieken zijn vooral in Pune en in Chennai te vinden. Staalfabrieken vestigen zich dan automatisch in de buurt om van de geografische nabijheid van een directe afzetmarkt te profiteren. De voedingsverwerkende sector draait voorlopig op een laag pitje, hoewel India één van de grootse voedselproducerende landen in de wereld is. Slechte infrastructuur en de distributieproblemen die daardoor veroorzaakt worden, zijn de boosdoener van het feit dat deze tak zich nog niet ten volle heeft ontplooid. Met de nodige investeringen en een toenemende bevolking zit hier wel een enorm groeipotentieel.
5.1.3. Diensten De dienstensector maakt in India 55% van het BNP uit. Hieronder vallen dienstverlenende activiteiten zoals de horeca, het toerisme, de callcenters, telecommunicatie, bank- en financiewezen, immobiliën, enz.
ICT en telecom De snelle groei van de ICT sector is één van de redenen waarom India vaak wordt genoemd als één van de nieuwe economische grootmachten. De economie van de Westerse landen ziet er namelijk net zo uit als deze in India: een sterke dienstensector en industrie en een klein aandeel voor de landbouw. Toch is India Frankrijk of Duitsland niet. De economische groei is slechts voor een klein deel van de bevolking een echte zegen. Een grote horde armen blijft ter plaatse trappelen en heeft enkel toegang tot Westerse luxeartikelen via een klein televisiescherm in hun krottenwoning. Iedereen van de vergaarde rijkdommen laten meegenieten, zal politieke wil en een ingenieuze herverdelingspolitiek vragen. India’s ICT-business toont het belang aan van investeringen in het onderwijs. De bloei van deze sector heeft veel te maken met het grote aantal hoogopgeleide informatici die in India beschikbaar zijn. Bovendien liggen de lonen er veel lager dan in Europa of Amerika, wat een concurrentieel voordeel oplevert in de geglobaliseerde wereldeconomie. Nergens anders ter wereld zijn er zoveel telefonische helpdesks te vinden als in India. Dit kan een helpdesk van een internetprovider, klantenservice van een supermarktketen of een online herstelservice voor hardware zijn. De jobs worden veelal ingenomen door Indiase universitairen. Ze krijgen een opleiding waarin ze het accent van de streek leren waarvan ze de telefoons ontvangen. Ze krijgen ook informatie over de cultuur van het land in kwestie. Als je bijvoorbeeld de dienstregeling van de trein London-Oxford telefonisch opvraagt, krijg je iemand uit Bangalore in India aan de lijn.
15 Achtergrondinformatie bij het project ‘Wonen en leven in India’
maart 2013
De Indiase ICT’ers ontwikkelen ook heel wat software. Een toepassing die velen van ons dagelijks gebruiken, Hotmail, is door een Indiër ontworpen: Sabeer Bhatia. Hij verkocht het voor een slordige 400 miljoen dollar aan Microsoft. Er zijn dan ook talrijke voorbeelden van Westerse bedrijven die hun informaticadiensten naar India outsourcen: Philips, Colruyt, enz. Eén van de specialiteiten is software voor boekhouding. Verschillende Europese en Amerikaanse ondernemingen laten hun balansen via informaticanetwerken uit India opmaken. Ook de computerprogramma’s van bepaalde Belgische banken worden in India gemaakt. Westerse bedrijven proberen ook om Indiase informatici naar het Westen te halen. Vooral eind jaren 80 migreerden Indiase wetenschappers in groten getale naar Amerika omdat er op de lokale arbeidsmarkt weinig werk was. Bovendien konden ze in Amerika veel meer verdienen. Het wegtrekken van hoogopgeleide potentiële werknemers wordt braindrain genoemd. Sinds de liberalisering begin jaren 90 werd deze braindrain meer en meer omgezet in een braingain. Door de verbeterde economisch situatie in India vonden gemigreerde Indiërs de weg terug naar hun thuisland. Verrijkt met Westerse technologieën, software en industriële ervaring vormen ze een troef voor de Indiase economie.
Toerisme India is lange tijd vooral een bestemming geweest voor rugzaktoeristen en hippies, maar ook het reguliere toerisme is in opmars. Jaarlijks bezoeken ongeveer drie miljoen buitenlanders India. Potentiële bezoekers worden helaas nog afgeschrikt door angst voor infectieziekten, de gespannen relatie met Pakistan en het tekort aan goede hotelaccomodatie. Toch is het toerisme in het moderne India met een jaarlijkse omzetgroei van enkele miljarden dollars een van de groeisectoren. Ze is weliswaar nog klein, met een bijdrage van 5,6% aan het BNP. Nu het toerisme zich volop ontwikkelt, is het wel opletten voor de sociale en ecologische problemen die massatoerisme met zich meebrengt. De ontwikkeling van Goa als paradijselijke vakantiebestemming toont goed hoe toerisme een mes is dat aan twee kanten snijdt. Sommige toeristen willen Westerse luxe, waardoor buitenlandse investeerders al snel in de rij staan om luxehotels met zwembaden, golfbanen en tuinen te bouwen. Die hotels gebruiken grote hoeveelheden water. De daling van het grondwater is op sommige plekken in Goa direct te relateren aan toerisme. De nieuwe aanstroom van toeristen creëert nieuwe jobs. Veel Goanen werken in beroepen die de toerist dienen: belwinkels, recreatieve voorzieningen, prostitutie, taxi’s, … De traditionele beroepen en manier van leven zoals het vissersbestaan verdwijnen. Door het volbouwen van Goa worden duinen en andere natuurlijke barrières sterk aangetast door erosie of zelfs geheel afgebroken, net als de ecosystemen die hiermee samenhangen.
5.2. India in de wereldeconomie 5.2.1. Van economisch eiland naar economische grootmacht? Sinds de onafhankelijkheid van de Britten in 1947 is India lange tijd een economisch eiland geweest. De centrale overheid voerde een beleid dat gericht was op zelfvoorziening om een maximale onafhankelijkheid tegenover het buitenland te verwerven. Deze economie kende heel wat resultaten: India werd zelfvoorzienend op voedselgebied; diverse goeddraaiende industrieën werden opgezet; de kwaliteit van de beroepsbevolking steeg, enzovoort.
16 Achtergrondinformatie bij het project ‘Wonen en leven in India’
maart 2013
Deze self-reliance kon maar worden opgebouwd door de mobilisatie van veel binnenlands kapitaal. En dat was in handen van een elite, die maar meewerkte met de staat als ze er zelf ook aan verdiende. Corruptie is een uitwas van dit systeem. Er bleken evenwel ook grote tekortkomingen. De economie groeide te langzaam. De armoede bleef enorm en er ontstonden grote sociaal-economische verschillen tussen de deelstaten. Het produceren voor de eigen afgeschermde markt bracht met zich mee dat de producten qua uitzicht, gebruiksvriendelijkheid en gebruikte technologie niet direct aan de spits staan op de wereldmarkt en moeilijk kunnen concurreren met Japanse, Amerikaanse of Europese kleppers. Door de mechanisatie nam ook de werkloosheid toe. Vanaf 1984 kwam onder premier Rajiv Gandhi een proces van liberalisering van de economie op gang. In ruil voor leningen pleitten IMF en de Wereldbank voor verregaande privatisering. 1991 was het magische jaar van de ‘globalisatie’, met de ‘nieuwe economische politiek’ van de regering van Narasimha Rao. De markt werd opengegooid, buitenlandse investeerders werden aangetrokken en handelsbarrières werden gesloopt. De economie kreeg hierdoor een geweldige impuls: de verdere uitbouw van de infrastructuur, de telecommunicatie, banksystemen… Er groeien forse federale reserves en de Wereldbank applaudisseerde. Sinds het pad van de liberalisering ondergaat India een heuse metamorfose. Overal worden wegen, bruggen, viaducten, kantoorgebouwen en fabrieken gebouwd. Vliegvelden en havens worden geprivatiseerd. Nieuwe shoppingmalls openen wekelijks hun deuren in de grote steden. Bijna alle buitenlandse merken, van Channel tot Benneton, zijn in India vertegenwoordigd. Dagelijks verschijnen er duizenden nieuwe auto’s in de straten. Sinds 1997 tekent India elk jaar een economische groei van 7% of meer op, met uitzondering van 2008. Deze groei is te danken aan de binnenlandse consumptiemarkt, in tegenstelling tot in andere groeilanden, waar het de exportcijfers zijn die verantwoordelijk zijn voor groei. India lijkt zich in snel tempo om te vormen tot een wereldmacht, maar niet alle Indiërs delen in de nieuwe weelde… Over het algemeen geldt dat de rijken en de middenklasse vooruitgaan, terwijl de armen, de kleine boeren, de arbeiders en het milieu de dupe zijn. De sterke economische groei gaat trouwens gepaard met een stijgende inflatie. De prijs van brandstof jaagt de prijzen van voedsel en andere consumptiegoederen de hoogte in. De armere huishoudens zijn hier het eerste slachtoffer van.
5.2.2. Export en import In India maken inkomsten uit export slechts 15% van het BNP uit. India exporteert het grootste deel van zijn goederen en diensten naar de Verenigde Staten (13%), de Verenigde Arabische Emiraten (10%), China (7%) en Singapore (4%). Andere afnemers van India zijn Hong Kong, Duitsland en het Verenigd Koninkrijk, enz. Het grootste aandeel van de export is voor olie, edelstenen en juwelen. Ook chemische producten (waaronder geneesmiddelen), textiel en machines maken een voornaam deel van de export uit. Aan de importzijde is een groot deel voor de betaling van olie en olieafgeleide producten zoals kunststoffen (32%). Elektronica, machines en benodigdheden voor transport vormen een ander belangrijk onderdeel van de import. De meeste van de goederen en diensten die India invoert, komen uit China, de Verenigde Staten en Saoedi-Arabië.
17 Achtergrondinformatie bij het project ‘Wonen en leven in India’
maart 2013
Bron: Ministry of commerce and Industry of India - http://commerce.nic.in/eidb/default.asp
5.2.4. Duurzame economie? De snelle ontwikkeling legt een enorm beslag op het milieu. De rijken, de middenklasse en het bedrijfsleven eigenen zich te veel natuurlijke hulpbronnen toe, terwijl de arme en ongeschoolde bevolking vaak niet meer op de hoogte is hoe op een duurzame manier met de natuurlijke omgeving om te gaan. Bij dit alles komt nog eens de groei van de bevolking en het feit dat de bestaande milieuwetgeving nauwelijks wordt afgedwongen. De druk op India’s resterende bossen is groot. De helft van het bosoppervlak wordt geëxploiteerd, waarbij met name sandelhout en teakhout geliefd zijn. Herbebossingsprojecten moeten de sterke afname van bossen tegengaan. Grote delen van het land beschikken nog niet over elektriciteit of veilig drinkwater. De sterk groeiende behoefte aan energie heeft geleid tot de bouw van talloze dammen. Milieuorganisaties hebben veel kritiek op de bouw van grote stuwdammen, waar veel lokale bewoners en natuur de dupe van worden. Maar India investeert ook in duurzame energieoplossingen. India was trouwens het eerste land dat een zelfstandig ministerie voor duurzame energie opzette. De grootste zwakte van zijn economie, namelijk zijn olieafhankelijkheid, zorgt er mede voor dat India al een goed eind op weg is wat betreft de uitbouw van wind- en zonne-energie. India heeft de vijfde grootste capaciteit aan windenergie in de wereld. Suzlon, een bekend bedrijf dat windmolens produceert, is Indiaas. Met 300 zonnedagen per jaar, lijkt zonne-energie voor India een perfecte hernieuwbare energiebron. De Indiase regering lanceerde in 2009 de ‘National Solar Mission’ die tegen 2013 genoeg elektriciteit wil opwekken om 750 000 gezinnen via zonnepanelen van energie te voorzien. Toch blijft de uitdaging groot, aangezien de technologie nog zeer duur is en veel land nodig heeft, iets wat in India schaars is. De toekomst zal uitwijzen of investeringen in deze sector voor India op lange termijn een goede keuze zijn.
5.2.5. Uitdagingen India moet dringend werk maken van het uitbouwen van een betere infrastructuur en de strijd tegen corruptie als het zijn economische groei wil verderzetten. Ook het verminderen van de zware bureaucratie en het opleiden van arbeiders zijn nodig om de economie stabiel te houden. De grootste uitdaging zal erin bestaan de gegenereerde rijkdommen ten goede te laten komen van de miljoenen armen. Investeringen in een performantere landbouw, het herbekijken van de strikte landwetten en het toegankelijk maken van lager en middelbaar onderwijs voor iedereen kunnen hiervoor stapstenen zijn.
5.3. Arbeid 5.3.1. Informele economie Stukwerk of huisarbeid
18 Achtergrondinformatie bij het project ‘Wonen en leven in India’
maart 2013
Van de volledige arbeidsbevolking in India werkt zo’n 90% in de ongeorganiseerde of informele sector. Het gaat over ondernemingen die, ofwel de minimale grootte niet halen, of die niet formeel geregistreerd zijn. Over het aandeel van de informele sector in het BNP, de export of het inkomen zijn er geen officiële cijfers. Vaak is huisarbeid geïntegreerd in de specifieke noden van bepaalde sectoren of subsectoren. Zo verschenen microstudies waaruit blijkt dat stukwerk of huisarbeid belangrijk is in ondermeer de tapijt-, voetbal-, juwelen-, kleding- en wierrookproductie. Een groot deel van de huisarbeid is onderdeel van de assemblagelijn van de grote binnenlandse en mondiale markt. Huisarbeid is voor bedrijven economisch interessant omdat het kostenverminderd werkt. Het bedrijf beschikt over arbeid voor een lagere prijs dan de minimumlonen en het kan gemakkelijk de arbeidswet omzeilen. Wettelijke verplichtingen zoals sociale zekerheid, moederschapsverlof, gezonde en veilige werkomstandigheden e.d. kosten de werkgever namelijk veel geld. Huisarbeider kan je bovendien flexibel inzetten, als er veel werk is, put je uit je reserves, is er weinig werk, dan krijgen anderen gewoon periodiek geen opdrachten. Ook de arbeidstijd van de arbeiders die stukwerk doen bij hen thuis is enorm flexibel. De werkdruk kan dan ook enorm oplopen. Bijgevolg schakelen veel arbeiders hun kinderen in om het werk te helpen rondkrijgen. De arbeiders zijn afhankelijk van de werkgever, maar die draagt geen enkele van de verantwoordelijkheden die hij heeft tegenover arbeiders met een formeel arbeidsstatuut. Daarom is het belangrijk huisarbeid te erkennen en binnen de invloedssfeer van de wet te brengen. In India, net als in andere landen in Zuid-Azië, is het probleem dat de IAO basisnormen (normen van de Internationale Arbeidsorganisatie) — vrijheid van vereniging, collectieve organisatie en onderhandeling, vrijheid van dwangarbeid, van kinderarbeid, en minimum werkomstandigheden — zich niet uitstrekken tot de huisarbeiders. Bron: http://www.schonekleren.be/themas/informele_economie.htm#ind
Domestic work: Vele migrerende jongeren uit inheemse gemeenschappen op het platteland komen aan in de stad met de hoop op werk, geld en betere levensomstandigheden. Een enkeling maakt van zijn dromen werkelijkheid, maar in vele gevallen komen deze jongeren terecht in een situatie van onzichtbare uitbuiting. Deze kwetsbare jongeren worden tewerkgesteld als bonded labour in de bouwsector of als dienstmeisjes in huishoudens van de rijkere en middenklasse. De huisarbeidsters worden in de Indiase samenleving als inferieur beschouwd en ook zo behandeld. Zij zijn gebonden aan hun werknemer, werken voor een hongerloon en kunnen geen aanspraak maken op de voordelen van sociale zekerheid. Degenen die inwonen, bevinden zich in een nog grotere afhankelijkheidspositie, met als gevolg dat de kansen op fysieke, verbale en seksuele mishandeling aanzienlijk toenemen. In India richtte zuster Jeanne Devos in 1985 de National Domestic Workers Movement (NDMW) op om de positie te verbeteren van deze vrouwen en jongeren, en om actie en netwerking te creëren rond migratie en mensenhandel. De organisatie is ondertussen uitgegroeid tot een beweging waarin huisarbeidsters zelf het heft in handen nemen om hun situatie en die van miljoenen lotgenoten te verbeteren. In verschillende deelstaten slaagden ze erin om minimumlonen voor domestic work af te dwingen. In de wet op kinderarbeid wordt domestic work verboden voor kinderen jonger dan 14 jaar. De strijd gaat verder met o.a. het verkrijgen van een minimale sociale zekerheid op de agenda.
19 Achtergrondinformatie bij het project ‘Wonen en leven in India’
maart 2013
5.3.2. Kinderarbeid De Internationale Arbeidsorganisatie schat dat wereldwijd zo’n 218 miljoen kinderen tussen 5 en 17 jaar werken. Naargelang de definitie die je voor kinderarbeid hanteert, werken in India tussen de 20 en 110 miljoen kinderen. Ze werken in steenfabrieken en in de bouw, op boerderijen en als huishoudelijk personeel en in de industrie, een vaak informele industrie: lucifer-, vuurwerk-, sigaretten-, koper-, glasen tapijtindustrie. Dikwijls zijn het kleinere bedrijfjes, onderaannemingen die producten leveren voor grotere bedrijven uit de georganiseerde sector. Klusjes na schooltijd in het huishouden, op het veld thuis of een krantenwijk vallen niet onder de noemer kinderarbeid. Kinderarbeid kent diverse oorzaken. De globalisering is daar één van. Arbeidsintensieve jobs worden verplaatst naar landen waar arbeid het goedkoopst is. Temidden van alle werkkrachten daar, zijn kinderen goedkoper dan volwassenen. Ze zijn bovendien volgzamer, gemakkelijker te manipuleren, voeren een aantal taken sneller uit (tapijten knopen, lucifers in doosjes stoppen) en zijn niet georganiseerd in vakbonden. Kortom, kinderen verhogen het concurrentievermogen. Armoede is een tweede oorzaak, maar die kan niet losgekoppeld worden van onderwijs. Vaak zien ouders die ongeletterd zijn de noodzaak van onderwijs voor de toekomst van hun kinderen niet in. De extra inkomsten die de kinderen verdienen zijn voor het gezin broodnodig. Schuldslavernij is een specifieke vorm van kinderarbeid die veroorzaakt wordt doordat mensen schulden opbouwen die ze niet kunnen terugbetalen. De geldschieters eisen vaak heel hoge interesten. Kinderen werken dan hun hele leven om de schuld van hun ouders af te betalen. Dat gaat soms door van generatie op generatie. Wat betreft het wetgevend kader rond kinderarbeid bestaat er geen internationaal verbod. De Internationale Arbeidsorganisatie bepaalt wel een aantal minimumleeftijden voor kinderarbeid. Daarnaast heeft ze ook een aantal zeer gevaarlijke en/of schadelijke jobs verboden voor kinderen. Ook het Internationaal Verdrag voor de Rechten van het Kind (art. 32) stelt als dusdanig geen algemeen verbod op kinderarbeid. In India was sinds 1986 kinderarbeid al verboden in fabrieken, mijnen en op andere gevaarlijke arbeidsplaatsen voor kinderen jonger dan 14 jaar. Toch werken nog veel kinderen in fabrieken omdat de naleving van de wet niet wordt afgedwongen o.a. als gevolg van corruptie en een loodzware bureaucratie. Sinds 2006 is er een nieuwe wet die ook arbeid van kinderen jonger dan 14 jaar verbiedt in theestalletjes, huishoudens en hotels. De wet is een belangrijk signaal dat er een mentaliteitswijziging aan de gang is. Toch is de strijd nog lang niet gestreden. De landbouw die veel kinderen tewerk stelt, blijft voorlopig buiten schot. Ook arbeid die kinderen thuis verrichten, zoals voetballen stikken of sigaretten rollen, vallen buiten de wet. Kinderarbeid bestrijden is een complex probleem. Het is niet zo eenvoudig om zomaar te stellen dat kinderarbeid radicaal moet verboden worden. Heel vaak is een familie om te overleven afhankelijk van de inkomsten die ook de kinderen binnenbrengen. Sommige kinderen kunnen enkel naar school gaan als ze werken. Met het geld dat ze verdienen kunnen ze het vervoer naar school, hun uniform en schoolboeken betalen. Onaanvaardbare situaties – zoals schuldslavernij, prostitutie of kinderhandel – vallen onder het strafrecht en moeten door politie en gerecht worden aangepakt. In andere gevallen waar het gaat om te lage lonen of slechte werkomstandigheden, kunnen er over die concrete klachten specifieke eisen worden gesteld. In elk geval moeten de werkomstandigheden worden verbeterd. Kinderen mogen
20 Achtergrondinformatie bij het project ‘Wonen en leven in India’
maart 2013
geenszins gevaarlijk of zwaar werk doen. Dat ze op een redelijke manier wat geld verdienen en ook nog naar school kunnen gaan, is soms een goede oplossing. Ideaal zou natuurlijk zijn dat geen enkel kind zou moeten werken. Het is belangrijk toe te zien op het naleven van het wettelijk kader dat al over kinderarbeid in India bestaat. Dat is niet voor alle vormen van kinderarbeid evident. Hoe controleer je immers het werk in huishoudens achter gesloten deuren? De regering staat ook voor de taak alle kinderen gratis en kwaliteitsvol onderwijs aan te bieden zodat werken overbodig wordt. Het massaal verwijderen van kinderen uit het arbeidsproces door ze naar school te sturen heeft pas zin als er ook aandacht is voor de werkgelegenheid van volwassenen. Als volwassenen een goed salaris krijgen waarmee ze hun kinderen kunnen voeden, kleden en naar school sturen kan de vicieuze cirkel doorbroken worden. De Rural Employment Guarantee Act is een stap in de goede richting. Met dit initiatief biedt de regering alle volwassenen die zich hiervoor inschrijven 100 dagen betaalde arbeid per jaar. Als ze geen baan vinden, krijgen ze voor die tijd een uitkering. Verschillende ngo’s, zowel Indiase als internationale, proberen kinderarbeid terug te dringen. Velen organiseren een vorm van informeel onderwijs voor werkende kinderen, zoals Arunodhaya in Chennai. Ze gaan ook ouders bezoeken om hen te overtuigen van het belang van onderwijs. Andere organisaties bieden opvang aan voor gevluchte of mishandelde kindarbeiders. Ook internationaal is er aandacht voor de problematiek. Grote bedrijven staan meer en meer onder druk om ‘propere’ producten af te leveren. Er worden bv. labels toegekend aan tapijten die vrij zijn van kinderarbeid.
21 Achtergrondinformatie bij het project ‘Wonen en leven in India’
maart 2013
6. Politiek 6.1. Een federale, parlementaire, democratische republiek “Wij, het volk van India, hebben plechtig besloten om India tot een soevereine, socialistische, seculiere, democratische republiek in te stellen en om aan al zijn bewoners het volgende te verzekeren: • rechtvaardigheid: sociaal, economisch en politiek; • vrijheid: van denken, zich uiten, overtuiging, geloof en eredienst; • gelijkheid: van status en van kansen; • broederlijkheid: voor iedereen, om de waardigheid van het individu en om de eenheid en de integriteit van de natie te verzekeren.” Zo luidt de aanhef van de grondwet die op 26 november 1949 werd gestemd in de jonge onafhankelijke natie (1947). India is op basis van de grondwet uit 1947 een federale, parlementaire, democratische republiek met een president als staatshoofd. Het systeem van parlementaire democratie nam India over van de Britten. Sedertdien kent het land vrije verkiezingen, vrijheid van meningsuiting, drukpers, organisatievorming en een onafhankelijke rechtspraak. Er zijn duizenden vakbonden en organisaties van landarbeiders, boeren, vrouwen, slumbewoners… maar een kleine elite van politici, industriëlen en grootgrondbezitters heeft in deze ‘grootste democratie ter wereld’ de macht in handen. Machtsmisbruik, corruptie en vriendjespolitiek zijn velen van hen niet vreemd. Toch dient beklemtoond te worden dat het een prestatie is om één zesde van de wereldbevolking op een relatief vreedzame en democratische manier zijn problemen te doen oplossen, ondanks de dikwijls uiteenlopende belangen.
6.2. Bestuurlijke indeling De republiek India bestaat uit een unie van staten met een overwegend federale structuur. De officiële naam is The Republic of India. Aan het hoofd staat een president. De taken van deze president zijn grotendeels ceremonieel. De president en de vicepresident worden ieder vijf jaar gekozen door een speciaal kiescollege. De termijnen lopen niet gelijk en de vicepresident volgt niet automatisch de president op bij diens overlijden. De uitvoerende macht ligt bij de raad van ministers (het kabinet), die geleid worden door een minister-president. De president benoemt de minister-president die wordt voorgedragen door de regerende politieke partij of coalitie. De president benoemt dan de ministers op advies van de minister-president. Het parlement van India kent 2 kamers, het Hogerhuis genaamd Rajya Sabha (Nederlands: De raad van de staten) en het Lagerhuis genaamd Lok Sabha (Nederlands: Het huis van de mensen). De regering legt verantwoording af aan de Lok Sabha. Bestuurlijk is de federatieve republiek India ingedeeld in 28 deelstaten en zeven unieterritoria. De Indiase grondwet regelt de verdeling van de bevoegdheden tussen de centrale overheid en de deelstaten. De deelstaten hebben bestuurlijke autonomie op het gebied van landbouw, welzijn, politie en lokaal transport. De federale regering gaat over onder andere defensie, buitenlandse politiek, spoorwegen en posterijen. In sommige domeinen is er een gedeelde verantwoordelijkheid. Aangezien de deelstaten hun financiële middelen grotendeels van de centrale overheid krijgen, zijn ze in praktijk afhankelijk van het centrale gezag gebleven.
22 Achtergrondinformatie bij het project ‘Wonen en leven in India’
maart 2013
De uniterritoria worden rechtstreeks vanuit New Delhi bestuurd en de president benoemt voor elk territorium een administrateur; ook benoemd hij de gouverneurs van de deelstaten. Verder is er een onderverdeling in districten, talugs of tehsils (bestaande uit enige honderd dorpen), steden en dorpen. Op al deze niveaus zijn er nieuwe bestuursorganisaties opgezet, de panchayats, die de bevolking sterker moeten betrekken bij de sociaal-economische opbouw van het land. De gram panchayat is de kleinste administratieve eenheid in het Indiase politieke systeem. Het is een verkozen orgaan dat verantwoordelijk is voor het dagelijks bestuur in een dorp. Zijn functie werd vastgelegd in de Indiase grondwet door het 73ste amendement in 1992. De gram panchayat kan beslissingen nemen aangaande lokale ontwikkelingsplannen en sociale rechtvaardigheid. Het kan ook bepaalde taksen heffen. Op het niveau van de ‘talugs’ of ‘blocks’, een groepering van dorpen, is er de panchayat samiti. Op dit niveau kan de panchayat beslissen over de oprichting van gezondheidscentra, lagere scholen, watertoevoerinstallaties en irrigatiesystemen, herstel van wegen, aanmoedigen van kleinschalige industrie en coöperatieves en het oprichten van jongerengroepen. Grote steden worden bestuurd door corporaties, geleid door een gekozen burgemeester. Op het niveau van de districten tot slot, spreekt men van de Zilla Parishad of de ‘district councel’. Aan het hoofd staat de ‘district collector’. Ook op districtniveau zijn er bevoegdheden op het vlak van openbare werken, landbouw, gezondheidszorg, onderwijs, welzijn, enz. Op alle niveaus worden de leden om de vijf jaar verkozen en is er speciale aandacht voor het integreren van dalits, Adivasi en vrouwen.
6.3. Partijen India kent heel wat politieke partijen: Indiaas Nationaal Congres (INC): sinds haar oprichting in 1947 tot 1989, domineerde deze partij de Indiase politiek. Zij situeert zich links van het politieke spectrum. In 2004 kwam de partij terug meer op de voorgrond met Manmohan Singh als eerste minister. Bharatiya Janata Partij (BJP): centrum-rechtse partij, steeds belangrijker in de Indiase politiek in de jaren 1990. Janata Dal is een belangrijke centrumpartij. Communistische Partij van India (Marxistisch) (CPI-M) kent nogal wat aanhang met een goeie 5% stemmen tijdens de verkiezingen van 2004. Kleinere partijen zijn de Akali Dal, All-India Anna DMK, Asom Gana Parishad, Bahujan Samaj Partij, Communistische Partij van India, Dravida Munnetra Kazhagam, Samajwadi Partij, Shiv Sena en Telugu Desam. Na de onafhankelijkheid waren heel wat regeringen uitsluitend door de INC bevolkt. Sinds 1989 is men meestal gedwongen om een coalitie te sluiten tussen enkele partijen.
6.4. Conflicten 6.4.1. Jammu en Kasjmir Bij de onafhankelijkheid deelden de Britten Brits-Indië op in een seculier India en een islamitisch Westen Oost-Pakistan. De prijs die hiervoor betaald werd, was hoog. Een week voor de dag van de
23 Achtergrondinformatie bij het project ‘Wonen en leven in India’
maart 2013
onafhankelijkheid begon één van de grootste migraties ooit; in totaal trokken ongeveer 7 miljoen moslims naar Pakistan, terwijl tien miljoen hindoes en sikhs naar India trokken. De betrekkingen tussen India en Pakistan worden sinds 1947 grotendeels bepaald door de kwestie Kasjmir. Het probleem ontstond door de weifelende houding van de hindoevorst van het overwegende islamitische Jammu en Kasjmir, die tenslotte toch koos zich aan te sluiten bij India. Sinds de onafhankelijkheid werd dit gebied betwist door India en Pakistan. Zij eisen beiden de heerschappij over de volledige staat op. Momenteel is het gebied tussen drie landen verdeeld en bestuurd. Pakistan heeft de controle over het noordwestelijk deel van de staat waar drie miljoen inwoners wonen. China bezit een klein gedeelte en India heeft de rest van de staat, iets meer dan de helft, waar negen miljoen inwoners wonen. Deze officieuze grenzen worden de ‘line of control’ genoemd. Het conflict in Kasjmir kostte al aan tienduizenden mensen het leven. Bijna elke dag komen bij beschietingen langs de Pakistaans-Indiase bestandslijn in Kasjmir mensen om. Pakistan baseert zijn aanspraak op het gebied op grond van de godsdienstige overtuiging van de meerderheid van de bevolking. Dat het conflict al zo lang aansleept, is vooral te verklaren door het strategische belang van deze regio. Jammu en Kasjmir is immers een zeer vruchtbare regio, die dienst doet als graanschuur van zowel Pakistan als India. Er ontspringen ook een aantal machtige en grote rivieren die cruciaal zijn voor de waterbevoorrading van beide landen. De nood aan water wordt in deze regio alsmaar groter en verschillende ruzies zijn al ontstaan over de bouw van stuwdammen op deze rivieren. Tot slot lopen er ook een aantal bergpassen die onontbeerlijk zijn voor de regionale handel. De twist om Jammu en Kasjmir blijft een lont in een kruitvat. Een constructieve oplossing is voorlopig nog niet in zicht. Elk klein incident kan de spanning snel doen oplopen. De internationale gemeenschap volgt dit conflict van nabij aangezien zowel India als Pakistan kernmachten zijn en een escalatie van dit conflict gevaar kan betekenen voor de hele regio.
6.4.2. Separatistische bewegingen In India waren en zijn er verschillende separatistische bewegingen actief. In de staat Punjab streden extremistische sikhs voor een onafhankelijke staat. Het noordoosten van India wordt al sinds de onafhankelijkheid geteisterd door groeperingen die tegen de staat en tegen elkaar vechten. Communistische militanten zijn vooral actief in het midden van het land. Spanningen tussen hindoes en moslims blijven aanwezig. Het kastenstelsel, discriminatie van Dalits, overbevolking, armoede en milieuproblemen vormen andere bronnen van problemen.
24 Achtergrondinformatie bij het project ‘Wonen en leven in India’
maart 2013
7. Samenleving 7.1. Kastenstelsel Over het kastenstelsel spreken is niet eenvoudig, alleen al omdat het kastensysteem al onze classificaties zoals beroep, familieverband, religie, sociale groep… overstijgt. Een toenemend aantal Indiërs stelt zich meer en meer vragen bij het effect van uitsluiting dat een gevolg is van het kastenstelsel.
7.1.1. Ontstaan Het kastenstelsel heeft historische en culturele wortels. In feite is het een resultaat van de heel eigen manier waarop de oude Indische maatschappij heeft gereageerd op het samenkomen van verschillende elementen. In de eerste plaats was er de inval van vreemde volkeren. Het Sanskrietwoord voor de bestaande klassen was ‘varna’ wat kleur betekent. Dit wijst er volgens sommigen op dat deze klassenmaatschappij voortkwam uit angst voor de lichtgekleurde veroveraars (de Ariërs) voor vermenging met de donkere oorspronkelijke bevolking. Motieven om het eigen ras te beschermen, zouden zo mee aan de grondslag van het strenge kastensysteem liggen. Maar dit is slechts één theorie. Ook de ontwikkeling van koninkrijken met een feodaal stelsel heeft een invloed gehad. Bestaande bevolkingsgroepen werden meer en meer in een hiërarchische ordening met een strak keurslijf geplaatst. Meteen was het kastenstelsel ingesteld als een harmonische hiërarchie. Dit werd later nog versterkt door het Britse kolonialisme. Daarnaast is er zeker ook de rol van de religie. Hygiënische principes, en met name de tegenstelling tussen rein en onrein, leven en dood, werden ideologisch uitgediept in het hindoeïsme met onder meer het geloof in de wedergeboorte. Bijzonder onrein zijn: speeksel, bloed, urine, haar, leder, wasgoed, vuil op straat, een lijk… wie daarmee omgaat is per definitie onrein en moet worden gemeden. Vandaar de term ‘onaanraakbaren’ of ‘dalits’.
7.1.2. Een piramidale mozaïek Al deze ontwikkelingen creëerden een mozaïek van kleine, vaste eenheden die hiërarchisch zijn gestructureerd en endogaam zijn (men huwt binnen de eigen groep). Traditioneel wordt het kastenstelsel als volgt voorgesteld: men wordt in een bepaalde kaste geboren als resultaat van de daden uit een vorig leven. Door de verplichtingen verbonden aan de kaste waartoe men behoort goed uit te voeren, kan men in een volgend leven tot een hogere kaste behoren. Men is genoodzaakt zich bij de huidige situatie neer te leggen en zit als het ware geklemd tussen verleden en toekomst. Het kastenstelsel is echter niet zo rigide als traditioneel wordt voorgesteld in de ‘klassieke’ literatuur. De vorm ervan is tijdsgebonden, het is bijzonder flexibel en past zich steeds weer aan de veranderende tijden aan. Op- en neerwaartse mobiliteit is mogelijk. Lagere kasten proberen economische en politieke macht te verwerven en ook rituele reinheid te bereiken. Vooral dalits gebruiken dit proces om een betere status te verwerven in de samenleving. Er bestonden volgens sommige bronnen – maar dit ligt zeer gevoelig en is gecontesteerd – oorspronkelijk vier grote categorieën of standen (‘varna’s’): brahmanen (de priesters en geleerden),
25 Achtergrondinformatie bij het project ‘Wonen en leven in India’
maart 2013
kshatrya’s (de koningen en de krijgers), vaisya’s (de grote boeren en kooplieden) en shoedra’s (de groep van de handenarbeiders, landbouwers, veeboeren en artisanalen). Elk van deze varna’s werd onderverdeeld in duizenden jati’s (subkasten). Toen in 1909 een volledige tabellering werd opgemaakt, telde men 2378 hoofdkasten. Er waren tussen de 200 en 300 kasten in elke taalregio. Het woord kaste (Portugese ‘casta’) betekent eigenlijk ‘ras’, (zuivere) soort, groep mensen van hetzelfde beroep. Van zo’n kaste is men uitsluitend lid op grond van geboorte. Men huwt steeds binnen de kaste. Een grote groep van de bevolking (ongeveer 16% of zo’n 180 miljoen mensen) valt buiten het kastenstelsel: de kastelozen of onaanraakbaren of ‘harijans’ zoals Gandhi ze noemde (kinderen/volk van God). Tegenwoordig wordt geopteerd voor de term ‘dalits’. ‘Dalit’ betekent ‘gebroken, vertrapte mens’ wat verwijst naar de jarenlange discriminatie tegenover deze bevolkingsgroep. Naast de dalits vallen ook de tribalen of adivasi buiten het kastenstelsel. De dominante kasten (niet altijd per se de Brahmanen) hebben de politieke en economische macht en dikwijls ook de rituele superioriteit. Het kastensysteem bestaat in India ook buiten het hindoeïsme, bij sommige groepen christenen en moslims.
7.1.3. Evolutie Na de onafhankelijkheid van India werd de ‘onaanraakbaarheid’ in de grondwet afgeschaft en werd elke discriminatie op grond van kaste bij wet verboden (Untouchability Offence Act, 1955). Dit betekent evenwel niet dat het kastenstelsel in de praktijk nog grotendeels de organisatie van de samenleving bepaalt. In de grote steden is het fenomeen tegenwoordig niet meer zo openlijk zichtbaar. In de stad leeft men anoniemer. Men weet niet van iedereen de kaste. In de steden vervangen de moderne klassentegenstellingen nu steeds meer het kastenbesef. Dat wil echter niet zeggen dat alle sporen van deze traditie zijn uitgewist. Het kastensysteem is zeker nog aanwezig in het dagelijkse leven. Er bestaan tegenwoordig bijvoorbeeld gecomputeriseerde huwelijksbureaus waar de klanten netjes per kaste zijn opgeslagen. Kinderen kunnen wel samen in dezelfde school zitten, maar worden niet bij elkaar thuis uitgenodigd. Vooral in de dorpen is de invloed van het kastenstelsel in de praktijk zeker nog steeds merkbaar. De meerderheid van de kastelozen zijn landloze landarbeiders; de enkelingen met grondeigendom zijn kleine boeren met minder dan 1 ha grond. Een unieke karakteristiek van alle Indiase dorpen zijn de twee verschillende woonplaatsen voor de kastenbevolking en voor de dalits. De dalits wonen doorgaans aan de zuidzijde van het dorp, want de zuidkant is het meest onheilspellend. Op de meeste plaatsen is het dorpsleven volledig afgescheiden. In het theehuis – middenin het dorp – mogen de dalits niet binnen. Ze blijven buiten staan en hun thee wordt naar buiten gebracht. De dalits hebben geen toegang tot de waterputten van de kastenbevolking. Iemand van een kaste zal desnoods water putten met een ‘niet-dalit-emmer’ en het water vervolgens overgieten in de ‘dalit-emmer’. Deze praktijken van uitsluiting op basis van kaste zijn eigenlijk bij wet verboden. Voor kastelozen en tribalen werden door de Indiase overheid nochtans speciale ontwikkelingsprogramma’s opgesteld met een positieve discriminatie op het vlak van onderwijs, politiek en overheidsdiensten. Zo zijn een aantal parlementszetels voorbehouden voor dalits. Er zijn in sommige deelstaten reeds dalits die het tot een Eerste Ministerpost hebben gebracht. Toch hebben deze maatregelen niet het verhoopte effect gehad. Dat kan te wijten zijn aan een gebrek aan informatie of door een fatalistische houding van de betrokkenen. Maar zeker was er ook tegenkanting en verzet van gevestigde groepen en rechtse
26 Achtergrondinformatie bij het project ‘Wonen en leven in India’
maart 2013
hindoegroeperingen. Zo’n dalitminister moest op een keer een standbeeld van Gandhi inhuldigen… De volgende dag kwam een brahmaan terug naar het standbeeld en besmeurde het beeld met mest om het daarna te kunnen reinigen In juli 1997 werd voor de eerste maal een president verkozen die van geboorte dalit is. Kocheril Raman Narayanan kwam in de entourage van de Nehru’s terecht. Na een lange diplomatieke carrière, werd hij op 76-jarige leeftijd tot president verkozen.
7.1.4. Verzet door twee sleutelfiguren In de jaren dertig steunden en mobiliseerden zowel Ambedkar als Gandhi de dalits in hun onrechtvaardige situatie en in het streven naar verandering in het bewustzijn van de Indiase maatschappij.
Bhimrao Ramji Ambedkar (1891-1956) Ambedkar, die als dalit zelf de discriminaties die daarmee gepaard gaan aan den lijve ondervonden had, besloot zijn leven te wijden aan de strijd tegen de onaanraakbaarheid. Hij behaalde twee doctoraatsdipoma’s (School voor Economie te London en aan de Universiteit van Colombia), was minister voor financiën, professor en advocaat en had in Mumbai ook een politieke loopbaan. Hij werd de architect van de Indiase grondwet en streefde hierbij naar de volledige afschaffing van de onaanraakbaarheid. De dalits moesten gelijke en fundamentele burgerrechten krijgen, ze moesten verkozen kunnen worden en vertegenwoordigd worden. Ook moesten er een aantal jobs binnen overheidsdiensten en onderwijs voorbehouden worden voor dalits. De theorie van gelijkheid mag er dan zijn op papier, men merkt vandaag nog steeds dat er een grote kloof is met de praktijk. Voor Ambedkar was het hindoeïsme onlosmakelijk verbonden met het kastensysteem en was het deze hiërarchische structuur die de weg verhinderde naar de verbetering voor de Dalits. Hij zag klassen en kastes als bron van onderdrukking en conflicten in de samenleving. Hij werd steeds radicaler tegenover het hindoeïsme en kondigde aan dat de dalits dit moesten verlaten voor een andere godsdienst: “I have been born a Hindu but I will not die a Hindu. (…) If you want tot gain selfrespect, change your religion. If you want to create a cooperating society, change your religion. If you want power, change your religion. If you want equality, change your religion.” De dag erna volgden een half miljoen van zijn medestanders deze oproep en ook daarna volgden nog vele bekeringen, ook naar andere godsdiensten zoals het christendom. In de idealen en verhalen van de dalits symboliseert hij een opkomende zon, een vuurbol die niet te doven is.
27 Achtergrondinformatie bij het project ‘Wonen en leven in India’
maart 2013
Mahamtma Gandhi (1869 – 1948) “Mijn missie beperkt zich niet tot de broederschap onder de volkeren van India. Zij omvat ook meer dan de vrijheid van India, hoewel dat in de praktijk heel mijn leven en tijd in beslag neemt. Door het bereiken van de vrijheid voor India hoop ik ook een ander doel te bevorderen: broederschap onder de mensheid.” Morandas Karamchand Gandhi, een van de meest charismatische historische figuren van de 20ste eeuw, wordt ook wel de geestelijke vader van India genoemd. Hij zette zich in voor de onafhankelijkheid van India, met als enige strijdmiddel vreedzaam verzet. Zijn bijnaam “Mahatma” betekent “groot van ziel” in het Sanskriet. Tegen het einde van zijn leven was India onafhankelijk en werd de magere, kale man door miljoenen Indiërs op handen gedragen. Zijn leer en methodes raakten bekend over de hele wereld. Op 30 januari 1948 werd hij vermoord door een fanatieke hindoe.
7.1.5. Dalitbewegingen De Dalitbewegingen van vandaag verwerpen echter de ideologie van Gandhi. Als gelovige Hindoe wilde Gandhi het kastensysteem niet afschaffen, maar de kastelozen als een vijfde kaste in het systeem incorporeren. Het spreekt echter voor zich dat de Dalits op die manier nog steeds onderaan de sociale ladder zouden staan. Vandaag de dag blijft dus nog maar één van de twee helden overeind. De voorkeur van de onaanraakbaren gaat ongetwijfeld uit naar Ambedkar, die nog steeds een bron van trots en respect is voor de dalits. Zijn foto is op vele plaatsen in India te zien. Nog steeds is zijn gedachtegoed de motor van honderden organisaties van kastelozen. De dalits vandaag zeggen: ‘wij zijn mensen’. Van onderuit zijn mensen aan het opstaan. Sinds kort worden de dalits niet louter meer gezien als potentiële stemmers maar moeten ze serieus genomen worden. Er worden partijen opgericht die zich specifiek naar bepaalde kastengroepen gaan richten. Dalits gaan zich meer en meer organiseren, en gaan ook een zelfwaardegevoel ontwikkelen. Men legt zich niet meer neer bij de onrechtvaardige situatie waarin men verkeert. De ingesteldheid is niet langer de berusting… In India zijn meer dan drieduizend bekende boeken over het kastenstelsel en over onaanraakbaarheid… De meningen over het kastenstelsel zijn nogal verdeeld, zowel bij de Indiërs als bij Indiakenners bij ons. Vast staat in elk geval dat hierover niet veralgemenend en in één pennentrek kan worden geschreven. Als we het globaal bekijken, en wel vanuit de armen, kunnen we evenwel niet anders dan stellen dat er nog het een en ander zou moeten veranderen…
7.2. Onderwijs Sinds 1 april 2010 dient de regering voor alle kinderen tussen 6 en 14 jaar verplicht gratis lager onderwijs te voorzien.
28 Achtergrondinformatie bij het project ‘Wonen en leven in India’
maart 2013
Volgens de statistieken gaan zeer veel kinderen naar school: 94% volgt lager onderwijs. Velen zijn geregistreerd, maar gaan in werkelijkheid niet. Cijfers spreken van een vijfde van de kinderen die nooit naar school gaan. En zeven op tien zou de school niet afmaken. Een schoolloopbaan bestaat uit verschillende fases: • De kleuterschool: vroeger onbestaand, maar komt meer en meer voor, zeker in de steden, waar beide ouders uit werken gaan. • De lagere fase: van klas 1 tot 5. De toelating tot de eerste klas is over het algemeen 5 of 6 jaar. • De middenfase: van klas 6 tot 8. • De lagere secundaire fase: klas 9 en 10. • De hogere secundaire fase: klas 11 en 12, ook wel high school of junior college genaamd. • De secundaire fase dient als brug tussen het basis en het hoger onderwijs en bereidt jongeren tussen 14 en 18 jaar voor op werk of het hoger onderwijs. • De hogere fase, of het hoger onderwijs, bestaat uit meer dan 320 universiteiten en 16000 colleges. Aan de meeste universiteiten worden de opleidingen in het Engels gedoceerd. Voor de kinderen van de kastelozen, die tot de armste en meest verdrukte laag van de bevolking behoren, is onderwijs geen prioriteit. Dit is een gevolg van het door de maatschappij opgedrongen minderwaardigheidscomplex – “kinderen van armen zijn geboren om zware en ongeschoolde arbeid te verrichten; armen via onderwijs bewust maken, is niet nodig of niet wenselijk,” is dan de redenering. Verder wordt het belang van onderwijs onvoldoende naar waarde geschat, maar is de grootste oorzaak van de onderwijsachterstand vooral ook de armoede zelf. Zelfs het jongste kind is immers vaak genoodzaakt om te werken. Er worden te weinig middelen in het onderwijs geïnvesteerd, vooral dan in het basisonderwijs. Van het beschikbare budget gaat immers een zeer groot deel naar het voortgezet en hoger onderwijs waarvan voornamelijk de rijken en de hogere kastengroepen kunnen profiteren. India heeft een relatief hoog aantal universitair gediplomeerden. Cijfers over het hoger onderwijs tonen dat 59% van de jongens en 52% van de meisjes na hun 14de verder studeren. Er zijn zo’n 200 universiteiten en hogescholen met universitaire status. Terzelfder tijd is – in vergelijking met andere landen – het analfabetisme in India hoog. Slechts 62% van de bevolking kan lezen en schrijven (Unesco). Daarbij valt een onevenwicht op tussen mannen en vrouwen: 74% van de mannen en 51% van de vrouwen zijn geletterd. Ongeschikte uren, ongemotiveerde leerkrachten, grote klassen en onaangepaste leerstof maken de school weinig aantrekkelijk voor ouders en kinderen. Bovendien kunnen ouders best extra hulp gebruiken en een extra inkomen gebruiken. Ten slotte ondermijnt het toenemend aantal afgestudeerde werklozen verder het vertrouwen in het onderwijssysteem. Toch dient gezegd dat er de laatste tietallen jaren een opmerkelijke groei was op alle niveaus. De laatste drie decennia verdubbelde het aantal mensen dat kan lezen en schrijven. De kwaliteit van het onderwijs verschilt sterk: in privé-scholen is het niveau doorgaans veel hoger dan in de overheidsscholen, die gratis zijn. In de privé-scholen betalen de leerlingen om les te kunnen volgen. Deze scholen zijn dan ook vooral een privilege voor de rijken. Hier wordt ook vaak lesgegeven in het Engels, wat essentieel is om verder te kunnen studeren. Een aantal Indiase sociale organisaties heeft een eigen school opgericht, waar kinderen ervaringsgericht les krijgen. Lesuren worden hier vaak aangepast aan de kinderen die werken. Je vindt zulke scholen in de
29 Achtergrondinformatie bij het project ‘Wonen en leven in India’
maart 2013
krottenwijken van de steden, maar ook in dorpen. Ook de volwassenen, vooral vrouwen, kunnen er vorming volgen om te leren lezen en schrijven. Een belangrijk accent ligt op bewustmaking. Dit soort onderwijs wordt ‘non formal education’ genoemd. Bron: http://stats.uis.unesco.org/unesco/TableViewer/document.aspx?ReportId=121&IF_Language=eng&BR_Country=3560&BR_Regi on=40535
7.3. Gezondheid en gezondheidszorg De levensverwachting in India bedraagt 65 jaar. Vrouwen (66 jaar) leven er gemiddeld iets langer dan mannen (63 jaar). India kent een van de hoogste cijfers in de wereld wat betreft moedersterfte: 254 op 100 000 levende geboortes. Meestal kan het overlijden van de moeder vermeden worden indien zij in goede conditie verkeerd op het moment van de geboorte en de nodige faciliteiten aanwezig zijn. Gezien veel vrouwen aan bloedarmoede lijden, is het risico dat een bloeding bij de bevalling een slechte afloop kent groter. Ook de kindersterfte is in India relatief hoog. 66 op 1000 kinderen halen hun 5de levensjaar niet. Vaak overlijden jonge kinderen aan longontsteking of diarree. 48% van de kinderen jonger dan vijf jaar hebben last van ondergewicht, wat wijst op ondervoeding en hun toekomstige ontwikkeling mogelijk hypothekeert. Op veel plaatsen in India zijn basisvoorzieningen zoals water of riolering onbestaand of weinig uitgebouwd, wat een bedreiging vormt voor de volksgezondheid. 12% van de Indiase bevolking heeft geen toegang tot drinkbaar water. Slechts 31% van de Indiase huishoudens zijn aangesloten op een uitgebouwd rioleringssysteem. Op het platteland laten mensen zich verzorgen in een eerstelijns gezondheidscentrum, dat gerund wordt door paramedicussen, maar waar niet altijd een dokter aanwezig is. Vaak worden deze centra ingezet voor het verspreiden van programma’s over familieplanning wat niet altijd positief onthaald wordt door de lokale bevolking. Dit creëert een sfeer van wantrouwen waardoor mensen zich niet snel genoeg tot het gezondheidscentrum wenden als er een probleem is. Deze centra verschaffen enkel kleine zorgen. Voor ernstige problemen moeten mensen naar de dichtstbijzijnde stad. De gezondheidzorg in India heeft ook ziekenhuizen van wereldformaat. Vooral de private gezondheidssector is de laatste jaren enorm gegroeid met aanzienlijke investeringen in hoogtechnologische medische apparatuur en gespecialiseerde dokters. De kwalitatieve zorgen die in deze instellingen beschikbaar zijn, zijn een magneet voor medisch toerisme. Aangetrokken door de lage kostprijs voor een medische behandeling of operatie, laten mensen uit Westerse landen zich in Indiase ziekenhuizen behandelen. Sommige instellingen profileren zich zelf expliciet als bestemming voor medische toeristen zoals de Apollo Hospital Group, die nauw samenwerkt met ziekenhuizen en universiteiten uit de Verenigde Staten en Europa. Bron: http://www.who.int/gho/countries/ind.pdf http://www.unicef.org/infobycountry/india_statistics.html http://www.medical-tourism-india.com
30 Achtergrondinformatie bij het project ‘Wonen en leven in India’
maart 2013
7.4. Armoede en ongelijkheid Er bestaat nogal wat discussie over de armoedecijfers in India. Verschillende instellingen publiceerden rapporten die telkens andere cijfers tonen, afhankelijk van de gebruikte statistische methodes. Volgens de Wereldbank leeft 42% van de Indiërs onder de armoedelijn van 1,25 dollar per dag. 80% van de Indiërs moet rondkomen met minder dan 2 dollar per dag. Als we kijken naar de Human Development Index, waarin naast inkomen ook gezondheid en onderwijs meegerekend worden om de armoede van een land te bepalen, dan zien we dat India het niet zo goed doet. Het staat op de 122ste plaats van de 172. Ter vergelijking: België staat op plaats 17. Hoewel de Indiase economie in de laatste decennia gegroeid is, zien we dat de groei onevenwichtig verdeeld is. We zien grote verschillen in welvaart tussen sociale en economische groepen, tussen regio’s en tussen steden en het platteland. Zo beschikt de tien procent rijkste Indiërs beschikt over 31 procent van het inkomen, de armste tien procent moeten het stellen met 3,6 procent. De veertig rijkste zakenmannen in India zijn samen 170 miljard dollar waard. Een ander frappant voorbeeld van de grote ongelijkheid is dat in hetzelfde jaar dat India de ergste agrarische crisis in tientallen jaren meemaakt, het ook het twee hoogste aantal miljardairs ter wereld telt. Ondanks deze grote ongelijkheid komen elk jaar toch zo’n 40 miljoen Indiërs terecht in de middenklasse. Deze steeds groeiende groep is medemotor van de economie; zij zijn het immers die meer en meer consumeren. Volgens een rapport van het National Council for Applied Economic Research (NCAER) behoren 160 miljoen individuen tot de middenklasse. De NCAER berekende dat deze groep, hoewel ze slechts 13% van de bevolking vertegenwoordigt, 49% van het aantal auto’s bezit, 21% van de televisies, 53% van de computer, 38% van de microgolfovens en 46% van alle kredietkaarten. De hoge middenklasse is meestal goed opgeleiden die werken in moderne sectoren zoals bv. de software-industrie of als ingenieur. Ze hebben een huis met een grote tuin, een koelkast, een wasmachine en vaak ook een huishoudster en/of een tuinman om dat alles te helpen onderhouden. Ze dragen Westerse kledij en zappen van Bollywoodfilms naar Amerikaanse soaps. Shoppen doen ze in de nieuwe winkelcentra van de grote steden of via het internet. In het weekend gaan ze eten in de Pizza Hut of bij Mc Donalds en daarna naar de cinema. Ze verheerlijken de Westerse levensstijl. Hierdoor veranderen ook een aantal traditionele patronen in verband met het huwelijk en de relatie tussen mannen en vrouwen wat bij bepaalde groepen op felle kritiek stuit. Bron: http://www.worldbank.org.in/WBSITE/EXTERNAL/COUNTRIES/SOUTHASIAEXT/INDIAEXTN/0,,contentMDK:21880725~pagePK:1 41137~piPK:141127~theSitePK:295584,00.html http://articles.economictimes.indiatimes.com/2011-02-06/news/28424975_1_middle-class-households-applied-economicresearch
31 Achtergrondinformatie bij het project ‘Wonen en leven in India’
maart 2013
8. Religie 8.1. Welke religies en hoe verhouden ze zich? In de grootste democratie ter wereld wonen mensen van allerlei religieuze strekkingen. De twee grootste godsdiensten zijn het hindoeïsme (81%) en de islam (13%). Door zijn grote bevolkingsaantal is India daarmee de op drie na grootste moslimstaat ter wereld, na Indonesië en Pakistan. Het christendom en het sikhisme vertegenwoordigen elk 2% van de bevolking. De overige twee procent is boeddhist, jaïn of belijden een natuurgodsdienst. Het sikhisme is een monotheïstische godsdienst die in het begin van de 16de eeuw ontstond in noordelijk India. Het bestaat uit een combinatie van elementen uit het hindoeïsme en de islam. De meeste aanhangers wonen in de staat Punjab. Tien goeroes, intellectuele leraren wiens hoofddoel in het leven het geestelijke en morele welzijn van de massa was, legden tussen 1469 en 1708 de principes van deze religie vast. Het jainisme ontstond in de 5de eeuw v. Chr. als reactie op een verstarring in het hindoeïsme. Het is net als het boeddhisme, meer een filosofisch systeem en een gedragscode, dan een echte godsdienst. Het doel van het jainisme is om de ziel te bevrijden van de materie en de heilloze cyclus van wedergeboortes te doorbreken. De zachtaardige jaina’s hebben zeer veel respect voor het leven. Ze zijn vegetariër, dragen geen leren voorwerpen en het doden van een levend wezen is volstrekt uit den boze. De circa vier miljoen Jaina’s wonen vooral in de miljoenenstad Mumbai en in de deelstaten Gujarat, Maharashtra en Rajasthan. In de twintigste eeuw komt het vreedzaam samenleven met verschillende godsdiensten meer en meer op de helling te staan onder invloed van de Britse overheersing en hindoenationalistische bewegingen (RSS, VHP, BjP). De laatste jaren leiden tegenstellingen tussen hindoes en moslims, hindoes en sikhs en hindoes en christenen regelmatig tot conflicten. Het meest opvallende fenomeen van de eeuwwisseling is de definitieve doorbraak van het hindoenationalisme in het Indiase politieke landschap. De Bharatiya janata Party (BJP) kende sinds het begin van de jaren tachtig een sterke opgang. De BJP wil India omvormen tot een sterke moderne staat op basis van een nationale eenheid gefundeerd op het hindoeïsme. Drie pijlers staan centraal: één natie, één volk en één religie. Het ideeëngoed van het hindoenationalisme wordt samengevat door Hindutva (“het hindoe zijn”). Het is een ideologie die de hindoe-identiteit centraal stelt en religieuze minderheden weinig of geen rechten gunt. Andere religies worden enkel geaccepteerd zolang ze een deel worden van het hindoeïsme, niet als ze ‘vreemd’ blijven. De moslimgemeenschap in India wordt in dit geval bekeken als de zondebok, waardoor het smeden van een hindoe-identiteit gemakkelijker wordt. Leden van hindoe-organisaties zoals de Shiv Sena en het Rashitrya Swayam Sevak Sangh (RSS) doen het hindoeïsme geen eer aan en benadrukken de verschillen in levenswijze tussen hindoes en moslims. De moslims van hun kant nemen als reactie hierop ook een starre houding aan. Er komen ook steeds meer spanningen voor tussen hindoegroeperingen onderling. De laagste kasten beginnen zich meer en meer te roeren en de beschermende wetgeving voor de minderheden, waaronder de laagste kasten en de kastelozen, zet bij hindoes van de hogere kasten dan weer kwaad bloed. Al deze toenemende spanningen zijn te wijten aan allerlei factoren, historische en politieke, maar vaak ook economische waarover dan een religieus vernislaagje wordt gelegd.
32 Achtergrondinformatie bij het project ‘Wonen en leven in India’
maart 2013
8.2. Hindoeïsme Het woord 'hindoeïsme' betekent oorspronkelijk 'de levenswijze van de bewoners van India'. Het hindoeïsme is dus meer dan een religie, het is ook een cultureel gegeven. Iedere definitie van het hindoeïsme is onvolledig en onnauwkeurig. Het hindoeïsme is voor ons in veel opzichten ongrijpbaar: het heeft niet één stichter, zoals het boeddhisme; er bestaat niet één door allen gerespecteerd boek zoals de Koran; je kunt niet spreken over één organisatie met een centrale autoriteit die waakt over de leer zoals bij de christenen. Men kan geen hindoe worden, men wordt als hindoe geboren. Het hindoeïsme omvat een opeenhoping van geloofspunten, rituelen, sociale codes... Binnen het hindoeïsme heb je een veelheid van richtingen. Elke hindoe is hindoe omdat hij zichzelf ziet als een onderdeel van de hindoecultuur. Toch zijn er een aantal krachtlijnen en thema's die - in een of andere vorm - doorgaans terug te vinden zijn bij allen die zichzelf als hindoe beschouwen.
8.2.1. Hindoefilosofie Je wordt hindoe door geboorte. Hindoe zijn heeft in eerste instantie nog niet direct iets te maken met het belijden van een bepaald geloof. Je bent hindoe als je drie zaken in acht neemt: • je hebt eerbied voor de heilige koe en voor alle levende wezens • je huwt je kinderen uit en je eet binnen de voorschriften van de jati (subkaste - zie verder) waartoe je behoort • je leeft vanuit het besef dat je telkens opnieuw wordt herboren volgens de wetmatigheid van het 'karma': elke daad heeft zijn gevolgen en alleen de dader zal die gevolgen dragen, nu of later. Soms wordt hieraan nog een vierde toegevoegd: een hindoe organiseert zijn leven volgens de wetten van het 'dharma’. Dit is een soort geweten dat in elk individu zit. De hindoefilosofie stelt dit begrip 'dharma' centraal. Dit zijn een aantal leefregels of verplichtingen die voor iedere mens verschillen, afhankelijk van de groep waartoe men behoort. Je 'karma' (je daden) moet in overeenstemming met zijn met je 'dharma'. Inbreuk daartegen geeft consequenties voor het volgende leven. De hindoes geloven namelijk in de reïncarnatie of wedergeboorte. Het ego dat mij bezielt, komt telkens terug in een ander lichaam. Als je goed hebt geleefd in je vorige leven, ben je beter af in je volgende leven. Hoe beter iedere hergeboorte is, des te dichter kom je bij het 'moksha' of de verlossing. Dit 'moksha' is het uiteindelijke doel van het leven van de hindoe. Het is het loskomen uit de 'samsara' waarin alle leven gevangen zit: de cyclus van geboorte, dood en wedergeboorte. De filosofie van oorzaak en gevolg, van de onherroepelijk op een daad volgende 'beloning' of 'straf' in de volgende geboorte, draagt natuurlijk een gevaar in zich. Al te gemakkelijk worden actuele toestanden afgedaan als een gevolg van daden in vroegere levens, en men doet geen moeite om een verbetering in de situatie tot stand te brengen. Anderzijds zou je kunnen stellen dat het reïncarnatiegeloof de 'stress' vermindert: niet alles moet nu gebeuren; als het nu niet goed is, wordt het een volgende keer wel beter. Westerlingen, die meer vertrouwd zijn met een efficiëntiedenken, kunnen deze houding tussen aanvaarding en gelatenheid niet goed begrijpen en interpreteren het heel vlug als fatalistisch.
33 Achtergrondinformatie bij het project ‘Wonen en leven in India’
maart 2013
8.2.2. Heilige teksten Het geloof van de hindoes staat opgetekend in vele verschillende heilige teksten. De zogenaamde 'Veda's' zijn de oudste teksten: vier verzamelingen spreuken, lofzangen, gebeden, regels voor rituelen, enzovoort. Bij de heilige boeken behoren ook twee grote gedichten: de bekende epossen, de 'Mahabharata' en de 'Ramayana'. De Mahabharata vertelt het verhaal van twee wedijverende families, de Kaurava's en de Pandava's, die vechten om de heerschappij over het koninkrijk Hastinapura. Het belangrijkste deel van de Mahabharata is de Bhagavad Gita, het 'Lied van de Heer'. Daarin herinnert de god Krishna Arjuna, een van de Pandava's, eraan dat een mens onzelfzuchtig zijn plicht moet doen om gered te worden. De Ramayana is het verhaal waarin Rama zijn vrouw Sita redt uit de handen van de geestenkoning Ravana. Rama wordt geholpen door zijn trouwe vriend, de apengod Hanuman. Na vele avonturen volbrengen zij hun taak en keren Rama en Sita terug naar huis in Ayodhya om er tot koning en koningin te worden gekroond. Dit verhaal ligt aan de basis van het Divalifeest.
8.2.3. Hindoepantheon Kenmerkend voor het hindoeïsme is de veelheid van godenfiguren. Hindoes geloven in een opperwezen 'Brahman': het Ene, het Al, de Almachtige, de Oneindige. Om het mysterie van het leven te verbeelden, worden aan God drie 'gezichten' toegekend: God als Schepper (Brahma), God als Beschermer (Vishnoe) en God als Vernietiger en Herschepper (Shiva). Dit wordt ook wel trimurti genoemd. Deze drie 'gezichten' van God zijn onderworpen aan een opeenvolging van reïncarnaties. Ze worden vereerd onder vele namen en in talloze gedaantes, die per streek verschillen. BRAHMA is de schepper van het heelal. Hij wordt afgebeeld met vier hoofden (waarmee hij in alle windrichtingen kan kijken) en vier armen. Hij rijdt op een gans of zit op een lotusbloem. Zijn vrouw is SARASWATI, de godin van de kunst en de wijsheid. VISHNU is de beschermer van het heelal. Hij wordt vaak afgebeeld met een hemelsblauwe huid, zittend op een adelaar of slapend op een reuzenslang. Zijn vrouw is LAKSHMI, de godin van schoonheid en rijkdom. Vishnoe heeft de aarde negen keer bezocht om redding te brengen, telkens in een andere gedaante of vermomming. De bekendste verschijningsvormen van Vishnoe zijn Rama (de ideale man). Krishna (de blauwe god) en Boeddha (de stichter van het boeddhisme). SHIVA is de vernietiger van het kwaad in het heelal. Zijn drietand is het symbool van de vernietiging. Op zijn voorhoofd draagt hij het derde oog (het oog van de kennis). Shiva rijdt op een stier. De vrouw van Shiva is PARVATI en Ganesh, de populaire god met het olifanten kop, is zijn zoon. De drie aspecten van het goddelijke in deze klassieke hindoetriade, zijn zeker geen drie losstaande concepten. Wij hebben misschien vlug de neiging deze drie te sterk te systematiseren en in vakjes in te delen. Hindoes bidden tot het goddelijke en doen dat via hun 'voorkeurgod' die een of andere kant van de godheid laten zien. De keuze van de verschijningsvorm hangt af van de situatie, de familie, de streek waar men woont... Hindoes respecteren iedere vorm van hindoeïsme. Vereerders van Shiva zijn geen concurrenten of vijanden van vereerders van Vishnu.
34 Achtergrondinformatie bij het project ‘Wonen en leven in India’
maart 2013
8.2.4. Dagelijkse impact De meeste hindoes beginnen hun dag met een bad, een gebed en een offer voor het familiealtaar. Soms gaan ze op pelgrimstocht naar heilige steden (bv. Benares/Varanasi) of baden ze in heilige rivieren (bv. de Ganges). Hindoetempels zijn steeds aan één godheid gewijd en veel hindoes ondernemen lange pelgrimstochten om de tempel van hun familietraditie te bezoeken. In de dorpen is de tempel het middelpunt van het leven. Maar ook in de huizen is de godsdienst zichtbaar: huisaltaartjes waar men dagelijks een 'puja' houdt (gebedsmoment). Wie minder begoed is, heeft wel een hoekje of een wand waar een godenprent prijkt. Die wordt dagelijks versierd met verse bloemenkransen en er worden wierookstokjes voor gebrand. De 'goede' hindoe brengt dagelijks een paar ogenblikken van meditatie voor dit huisaltaar door. Vaste tijden daarvoor bestaan evenmin als er vaste gebedstijden in de tempels zijn. Op elk moment dat iemand daaraan behoefte voelt, spreekt hij met zijn god en zegt een paar heilige verzen op. Op belangrijke hindoeïstische feestdagen worden vaak langdurige en grootscheepse puja's (gebedsdiensten) gehouden, waarop ook verwanten samenkomen. Voor de godenbeelden worden dan de offergaven gelegd, zoals bloemen, kokosnoten, zoetigheden en rijst. De geschenken worden dan heilige spijzen ('prasad'), waarvan de godheid symbolisch gegeten heeft en die dan onder de aanwezigen worden verdeeld. De godsdienst doortrekt ieder aspect van het leven. Elke gebeurtenis vat de Indiër op als een uitdrukking van de wil van god: niets gebeurt zomaar, alles hangt met elkaar samen,
8.2.5. Heilige symbolen De koe Het belangrijkste dier voor de Indiase boeren is ongetwijfeld de koe. Het is een geschenk van de goden. De koe is symbool van de vruchtbare wereld. De meesten hindoes zouden nooit een koe doden en eten ook geen koeienvlees. Dat hangt trouwens samen met hun geloof in de kringloop van het leven, met hun beeld over het leven op aarde en het leven na de dood. De veelgehoorde stelling dat deze mentaliteit een enorme verspilling betekent terwijl zoveel mensen honger lijden, houdt geen rekening met de vele economische functies van de koe: trek- en ploegdier op het veld, melkproducten, mest als brandstof, geneeskundige werking van de urine, opbrengst van de verkoop van een kalf per jaar... Een koe is tegelijk tractor, melkfabriek en lederland... De verering van de koe heeft ook te maken met bepaalde tradities en de interpretatie ervan. Zo was er het versterken van de eigen identiteit tegenover de bezetter, eerst de moslims en later de Engelsen: "Wij onderscheiden ons van de koeienvleesetende bezetter." Verder zou ook de populariteit van Krishna, een van de neerdalingen van Vishnoe, een versterking van de koeverering hebben meegebracht. Krishna was oorspronkelijk een koeherder, de 'patroon van de veehoudende boeren, een tribalengod die door het hindoeïsme werd geassimileerd. "De koe is de moeder van de mens. Ze is lief. Ze geeft altijd maar en vraagt niets terug, daarom is de koe het symbool van de zorg van God voor ons. Als we goed voor de koe zorgen, is dat een bewijs dat we goed voor de schepping en alle schepselen willen zorgen." (Mahatma Gandhi)
35 Achtergrondinformatie bij het project ‘Wonen en leven in India’
maart 2013
De Ganges De Ganges vloeit door de hele breedte van Noord-India en is de langste stroom in India. Het water is vreselijk vuil, tien keer vuiler dan de Indiase norm. Maar voor de hindoes blijft het de meest heilige rivier. Ze geloven dat het Gangeswater hun lichaam en ziel zuivert van alle schuld. Een hindoe droomt ervan te kunnen sterven aan de oevers van de Ganges. Hindoes worden gecremeerd: het lijk van de overledenen wordt op een brandstapel gelegd. Nadien wordt de as uitgestrooid in de heilige rivier. Op die manier wordt men tweemaal gezuiverd: eerst door het vuur, daarna door het water. De lijken van kinderen, brahmanen, koeien en melaatsen worden evenwel ongecremeerd in het water geworpen: zij zijn al ritueel zuiver. De Ganges is een onderdeel van de eeuwigdurende kringloop van het water en de hindoes geloven dat het ook zo gaat met de as van de doden. De Ganges voert de verstrooide as van de overledenen weg en iedereen wordt telkens opnieuw geboren.
Ohm Ohm of aum is een mystieke of heilige lettergreep. Ze wordt veelal aan het begin van Hindoeteksten geplaatst, als heilige uitroep. Het is de heilige oerklank waaruit alle Goden zijn ontstaan en symbool voor de heilige drievuldigheid. Het is de basis van vele mantra’s.
Swastika Al sinds ongeveer 3000 jaar voor Christus wordt de swastika in India gebruikt. Voor de boeddhisten en hindoes is het een heilig symbool vergelijkbaar met het kruis voor de christenen. De armen van de swastika geven de evolutionaire dynamiek en voortgang aan. De rechtsdraaiende swastika staat voor de evolutie, de voortgang. De linksdraaiende swastika voor de involutie, de teruggang. Het is al eeuwenlang het symbool van voorspoed en geluk. In het Westen echter heeft de swastika een negatief imago omdat het door het nazisme is misbruikt. Het verschil tussen de swastika en het hakenkruis is dat de swastika rechte en het hakenkruis alleen schuine lijnen gebruikt. Lotus De lotus is de nationale bloem van India, maar ook een religieus symbool. Het is een teken van zuiverheid. In de hindoemythologie staan veel goden en godinnen afgebeeld met een lotus in de hand.
36 Achtergrondinformatie bij het project ‘Wonen en leven in India’
maart 2013
9. Cultuur 9.1. De filmindustrie De Indiase filmindustrie is een bloeiende sector. In de verschillende Indiase talen worden elk jaar zo’n duizend films geproduceerd, drie keer zoveel als in Hollywood. Elke week komen er zo’n 15 nieuwe films uit. De filmproducties in het Hindi, meestal gemaakt in de stad Mumbai, worden Bollywoodfilms genoemd. Deze naam is samengesteld uit de B van Bombay, de vroegere naam van Mumbai, en Hollywood. Andere steden waar films worden gemaakt zijn bv. Tollygunj, een plaats in Bengalen waar de meeste films in het Bengali worden gemaakt en dat naar analogie met Bollywood, Tollywood wordt genoemd. Kollywood verwijst dan naar de filmproducties in het Tamil, met productiecentrum in Kolkata. De Indiase filmindustrie stelt zo’n zes miljoen mensen tewerk en haalde in 2008 een omzet van ongeveer 6 miljard euro. Elke dag gaan 23 miljoen Indiërs naar de bioscoop. Afgaande op het gemiddeld uurloon in India, moeten Indiërs slechts 16 minuten werken om een cinematicket te betalen. Belgen moeten daarvoor 30 minuten werken en wereldwijd moeten mensen gemiddeld bijna een uur werken om een uitje naar de cinema te betalen. Film is in India de populairste vorm van vermaak. Wie een bioscoopkaartje koopt, wil even aan de werkelijkheid ontsnappen. Wat op het scherm verschijnt, moet dan ook vooral entertainen, en of het verhaal onwaarschijnlijk of absurd is, maakt voor de Indiërs niet uit. De Bollywoodfilms zijn veelal musicals en masala. Dit laatste wil zeggen dat het een mengelmoes is van verschillende genres: komedie, actie, romantiek, thriller… voor elk wat wils. In film kan (bijna) alles, toch wat de verhaallijnen betreft. Maar niet alles wordt expliciet in beeld gebracht. Bollywoodfilms bevatten nauwelijks kusscènes en al zeker geen seksscènes. Al is dit de laatste jaren, onder invloed van tv-series en films uit het Westen toch aan het veranderen. De laatste jaren zien we een nieuwe generatie filmmakers verschijnen die ook meer gedurfde en gevoelige onderwerpen aansnijden zoals homoseksualiteit, aids, kinderminshandeling, prostitutie, draagmoederschap, enz. Een greep uit het aanbod: • Neecha Nagar van Chetan Anand won in 1946 de eerste Gouden Palm ooit op het filmfestival van Cannes. • Mother India van Mehboob Kahan uit 1957, die nog elke dag in de zalen speelt, net als Mughale-Azam(1960), Sholay (1975) en Hum Aapke Hain Koun (1994). • Lagaan (2001) van Ashutosh Gowariker. • Black (2005) van Sanjay Leela Bhansali. • Tare Zameen Par (2007) van Aamir Khan. Naast de filmindustrie hebben ook de radio en de tv in de laatste decennia een enorme vlucht genomen. Amerikaanse en Britse series verschijnen op de Indiase buis, maar er worden ook eigen series gemaakt, zoals bijvoorbeeld een hindiversie van ‘Friends’. India heeft ook zijn eigen muziekzender: Channel V, de Indiase variant van MTV. Maar ook MTV India bestaat, met zijn eigen VJ’s en een mengeling van Westerse pop, rock, r & b, bollywoodsongs, enz. Bron: SAHI, Shabnam, India voor beginners. Snapshots van thuis. 2009. Gent: Witsand Uitgevers.
37 Achtergrondinformatie bij het project ‘Wonen en leven in India’
maart 2013
9.2. Sport Hoewel cricket de naam van nationale sport moet afstaan aan hockey, is het toch de meest populaire sport van het land. Het deed zijn intrede in India met de Britse kolonisatoren en houdt tot op vandaag heel India in de ban. Waar open ruimtes zijn, zie je kinderen en jongeren cricket spelen. Over de oorsprong van cricket is het laatste woord nog niet geschreven. Men heeft lang gedacht dat het spel ontstaan is uit Engelse kinderspelen. De eerste verwijzingen naar het spel zijn in 17de eeuw in Engeland terug te vinden. Ondertussen is er een onderzoek verschenen waarin de oorsprong van cricket in Vlaanderen wordt gesitueerd. Een Duitse en een Australische professor hebben een gedicht teruggevonden uit de 16de eeuw waarin verwezen wordt naar “shut up your wickettes” en “kings of crekettes”. Het gedicht gaat over de Vlaamse wevers die zich in die tijd in Zuid- en Oost-Engeland kwamen settelen. Deze vondst en het feit dat het woord cricket aan geen enkel bestaand Engels woord kan verbonden worden, doet het vermoeden groeien dat cricket misschien in België zijn oorsprong vindt. Bovendien zou een vroege vorm van het spel voorkomen op een schilderij van Pieter Breugel de Oudere uit het midden van de 16de eeuw. De spelregels van cricket zijn complex. Hoe het spel eenvoudig kan gespeeld worden is terug te vinden in de muzische fiches in de handleiding. Andere populaire sporten die de Britten in India introduceerden zijn voetbal, rugby, golf en tennis. Ook in een aantal oorspronkelijk Indiase sporten zoals badminton, kabaddi en kho kho zijn er competities. De speluitleg van deze laatste twee zijn ook in de muzische fiche terug te vinden. Twee bekende bordspelen, namelijk schaken en carrom zouden hun oorsprong in India vinden. De oudste herkenbare vorm van schaken zou in Oost-Perzië, nu Noord-India, in de zesde eeuw al bestaan hebben. Carrom is een combinatie van sjoelen en biljart, waarbij twee spelers schijven van een verschillende kleur in gaten in de hoeken van een spelbord proberen te schieten met hun vingers. Bron: http://news.bbc.co.uk/2/hi/europe/7919429.stm
9.3. Kunst Plastische kunsten De geschiedenis van de kunst op het Indiase schiereiland begint al van rond 3000 v.C. met de aanwezigheid van prehistorische rotstekeningen en juwelen. Met de groei van de steden doen ook architectuur en beeldhouwkunst hun intrede. Vooral het hindoeïsme en het boeddhisme zijn een inspiratiebron en leiden tot het oprichten van tempels en het verfraaien ervan met beelden ter ere van de goden. Met de komst van de Britten deden Westerse invloeden ook in de kunst hun intrede. Vandaag zijn de kunstvormen al even divers als het land zelf. Vaak ook is de kruisbestuiving tussen het oosten en het westen een thema aangezien veel kunstenaars gemigreerde Indiërs zijn, die hun diaspora tot onderwerp van hun kunst maken.
38 Achtergrondinformatie bij het project ‘Wonen en leven in India’
maart 2013
Kunst als investering en tijdverdrijf blijft iets van een hele rijke elite en enkel in grote steden als New Delhi en Mumbai vind je een kunstscene.
Literatuur Naast de oude teksten zoals de Veda’s en de Ramayana (die we eerder duidden bij 8. Hindoeïsme) heeft India heel wat wereldwijd bekende moderne auteurs. De meesten van hen schrijven in het Engels. Wellicht is Salman Rushdie de bekendste auteur van Indiase afkomst. Ook Arundanthi Roy, de schrijfster van ‘De god van kleine dingen’ is in het Westen bekend. Naast auteur is zij ook politiek activiste en steeds meer onder die noemer bekend. India heeft ook een auteur in haar rangen die de Nobelprijs voor Literatuur gewonnen heeft, Rabindranath Tagore. Hij is een Bengaals dichter, wijsgeer, toneel- en romanschrijver. Hij leefde van 1861 tot 1941. Hij is ook de auteur van het Indiase volkslied jana-gana-mana.
Muziek en dans De twee grote klassieke muziektradities in India zijn de Hindoestaanse muziek uit Noord-India en de Carnatische muziek uit Zuid-India. De eerste is sterk beïnvloed door de Arabische muziek. Een paar muziekinstrumenten uit India zijn wereldwijd bekend zoals de sitar en de tabla. Jongeren in India luisteren vaak naar de muziek uit Bollywoodfilms, die een mengeling is tussen Westerse pop-rock en meer traditionele elementen. Het genre is enorm populair.
9.4. Culturele symbolen Rangolifiguur Rangoli is een vorm van zandschilderen. Meestal maakt men rangoli’s buiten, bij de ingang van het huis. Met fijn wit poeder en gekleurd poeder maakt met een geometrisch patroon. De figuren zijn meestal geïnspireerd door de natuur: pauwen, zwanen, mango’s, bloemen, enz. Als je voor een huis in India een rangoli aantreft, is dat een teken dat het huis gereinigd is en dat je welkom bent. Het aanbrengen van een rangoli is ook bedoeld om onheil af te wenden en voorspoed en geluk te vragen voor de inwoners van het huis en zijn bezoekers.
Tikka, tilak of bindi Het woord bindi is afgeleid van het Sanskriet ‘bindu’ wat druppel betekent. De bindi wordt gedragen op het voorhoofd, tussen de wenkbrauwen en markeert zo de ‘agna chakra’, de zesde chakra. Het is een symbool van gunst, devotie en geluk. De zesde chakra wordt beschouwd als het gebied van de latente wijsheid. Een hindoe meent dat alle spirituele ervaringen hier worden verzameld en zich concentreren. De bindi zorgt ervoor dat deze energie niet kan ontsnappen, de concentratie versterkt en bescherming biet tegen kwade geesten en ongeluk.
39 Achtergrondinformatie bij het project ‘Wonen en leven in India’
maart 2013
Met de bindi of tikka verwijst men veelal naar de stip die als deel van de make-up is aangebracht. Dit kan door middel van bindipoeder of met een stickertje. De traditionele tikka is rood, maar ondertussen vind je tikka’s in alle kleuren, formaten en vormen. Getrouwde vrouwen dragen meestal een donkerrode bindi van vermiljoen. Het is een teken van verbondenheid. Ook de sindoor, de rode streep in de scheiding van het haar, heeft deze betekenis. Deze wordt voor het eerst aangebracht door de bruidegom op hun trouwdag. De sindoor staat symbool voor de godin Pravati en vrouwelijke energie. Het dragen van de sindoor door de vrouw beschermt haar echtgenoot. Weduwen worden dan ook geacht geen tilak en sindoor meer te dragen. Het teken, vaak geschilderd, dat priesters, ingewijden en gelovigen op het voorhoofd dragen, wordt tilak genoemd. Mannen dragen een rode tilak als symbool van spirituele wijsheid en tijdens ceremonies. Van de gele tilak wordt gezegd dat het de kracht heeft om het intellect te stimuleren. Ze is vaak gemaakt van sandelhoutpoeder. Het sandelhout heeft een verkoelend effect op het 6de chakra, wat gewaardeerd wordt tijdens meditatie. De rode en gele tilak worden vaak aangeboden na een ceremonie of om bezoekers te begroeten. Dit gebaar geeft expressie aan de gastvrijheid van de gastheer en zijn gebeden van voortdurend geluk voor de gasten. Met festivals worden ook de goden versierd met een tilak. De volgelingen van Shiva (Saivites) dragen een tilak welke gemaakt wordt van as. Ze bestaat uit drie horizontale lijnen welke vaak licht gebogen zijn en wordt tripundra genoemd. De volgelingen van Vishnoe (Vaisnavas) gebruiken gedroogde klei uit een heilige rivier, soms vermengt met sandelhoutpoeder. De tilak heeft de vorm van twee verticale lijnen die aan de onderkant zijn verbonden. Ze wordt de urdhva-pundra genoemd. De volgelingen van Ganesha (Ganapatya) gebruiken rood sandelhout. De tilak is gevormd als een u met een lijn in het midden. Volgelingen van Krishna gebruiken o.a. de witte klei die gevonden wordt in mierenhopen. Hun tilak heeft een u vorm met aan de onderkant een blad. Er bestaan binnen deze traditie verschillende vormen van tilak die het gevolgde pad van de toegewijde aangeeft. In ieder geval heeft de tilak de functie om de gelovige te zegenen en zijn lichaam te markeren als de tempel van god. De tilak werd in vroegere tijden ook gebruikt om aan te geven tot welke kaste je behoorde. De verticale lijnen behoorden tot de Brahmins (de priesters), zij gebruikten hiervoor sandelhout poeder. De horizontale lijnen behoorden tot de Ksatryas (landeigenaren), en gebruikten hiervoor rode kumkum. De halve maan behoorde tot de Vaishyas (de verkooplui) en maakten die van geelwortel en de ronde tilak behoorde tot de Sudras. (landwerkers) welke van houtskool werd gemaakt. Het dragen van een tilak is in veel gevallen geen vereiste (meer) maar de Indiërs hechten veel waarde aan deze tradities en ze zijn nog volop in gebruik. Bron: http://www.ezinenieuwemaan.nl/36.html#bindi
40 Achtergrondinformatie bij het project ‘Wonen en leven in India’
maart 2013