Universiteit Gent Academiejaar 2008-2009
MUSEUM HUIS MEHEUS Negentiende-eeuws wonen in Olsene
TEKST
Masterproef voorgelegd aan de Faculteit Letteren en Wijsbegeerte Vakgroep Kunst-, Muziek- en Theaterwetenschappen voor het verkrijgen van de graad van Master door Jasmien De Smedt promotor: Prof. dr. A. Bergmans
Dankwoord Prof. dr. Anna Bergmans, promotor Daniel Van Quickelberghe, fotoheemkundige kring De gemeente Olsene met in het bijzonder: Ann Bothuyne, conciërge De medewerkers op de dienst cultuur en toerisme Catherine De Smet, Schepen Burgerlijke stand en begraafplaatsen, Cultuur en toerisme. Claudine, Kathleen, Lieven en Jasper onmisbare praktische hulp Bram De Jonghe, (hulp bij de) vormgeving Steven Notteboom, tekenen van de grondplannen en gevel Ellen Colle, nalezen van de tekst Rebecca Van Ooteghem, fotografische assistentie Stefanie Hap, nuttig advies en ondersteuning Patrick Smessaert, meubelmaker Dries, Finn en Mil, voor hun geduld En alle anderen die op de een of andere manier bijgedragen hebben aan dit onderzoek
Inhoudstafel Inleiding .....................................................................................................................1 Gebruikte afkortingen ................................................................................................4 Methodologie .............................................................................................................5 I Historische situering ..............................................................................................8 I.1 De geschiedenis van Olsene ............................................................................. 8 I.1.1 De Kerkstraat........................................................................................... 10 I.2 Negentiende-eeuwse bouw- en interieurkunst ................................................. 11 I.2.1 Neoclassicistische burgerbouwkunst ........................................................ 11 I.2.2 Plattegrond en ruimte-indeling ................................................................. 12 I.2.3 Interieurdecoratie in Franse stijl ............................................................... 13 II Historiek van de woning en haar bewoners.......................................................16 II.1 De familie Meheus als grootgrondbezitters .................................................... 16 II.1.1 De achttiende eeuw ................................................................................ 16 II.1.2 De negentiende eeuw .............................................................................. 17 II.1.3 De twintigste eeuw ................................................................................. 18 II.2 Bouwgeschiedenis ......................................................................................... 20 II.2.1 De achttiende en negentiende eeuw ........................................................ 20 II.2.2 De twintigste eeuw ................................................................................. 21 III De woning Adolphe Meheus in huidige staat ...................................................23 III.1 Inplanting en oriëntatie ................................................................................ 23 III.2 Bespreking van het exterieur ........................................................................ 24 III.2.1 Voorgevel aan de straatzijde.................................................................. 24 III.2.1 (a) Het hoofdgebouw............................................................................. 24 III.2.1 (b) Het bijgebouw ................................................................................. 26 III.2.1 (c) Het stokerijgebouw .......................................................................... 27 III.2.1 (d) Gevel aan Leibulklos ....................................................................... 27 III.2.2 Achtergevel aan de tuinzijde ................................................................. 28 III.2.2 (a) Het woonhuis en bijgebouw ............................................................. 28 III.2.2 (b) Het ontmoetingscentrum .................................................................. 30 III.3 Plattegrond en ruimteverdeling .................................................................... 31 III. 3.1 Het woonhuis ....................................................................................... 31
III.3.2 Het bijgebouw ....................................................................................... 34 IV Bespreking van het interieur ............................................................................36 IV.1 Het woonhuis .............................................................................................. 36 IV.1.1 De gelijkvloerse verdieping .................................................................. 36 IV.1.1 (a) Inkomhal ......................................................................................... 36 IV.1.1 (b) Bureau............................................................................................. 41 IV.1.1 (c) Eetkamer ......................................................................................... 46 IV.1.1 (d) Groene salon ................................................................................... 52 IV.1.1 (e) Traphal ............................................................................................ 60 IV.1.1 (f) Zithoek ............................................................................................ 63 IV.1.1 (g) Achterkamer .................................................................................... 67 IV.1.2 De eerste verdieping ............................................................................. 69 IV.1.2 (a) Traphal ............................................................................................ 69 IV.1.2 (b) Kamer tuinzijde ............................................................................... 72 IV.1.2 (c) Kamer straatzijde ............................................................................. 73 IV.1.2 (d) Salon ............................................................................................... 75 IV.1.2 (e) Slaapkamer ...................................................................................... 79 IV.1.2. (f) Badruimtes ...................................................................................... 82 IV.2 Het bijgebouw ............................................................................................. 86 IV.2.1 Keuken ................................................................................................. 86 IV.2.2 Gang ..................................................................................................... 87 IV.2.3 Voorkamer ............................................................................................ 88 IV.3 Bespreking van het interieur ........................................................................ 90 V Museum Huis Meheus: een toekomstvisie .........................................................93 V.1 Een casusvoorbeeld: het Mastboomhuis ........................................................ 93 V.2 Voorstellen voor de toekomst ........................................................................ 95 VI Besluit ................................................................................................................98 Bibliografie ..............................................................................................................99
Inleiding De woning Meheus is gelegen in de Kerkstraat te Olsene. Deze straat is historisch een belangrijke oude dorpsstraat die de Grote Steenweg met het ommuurd kerkhof (en tot 1880 de oude kerk) aan de Leie verbindt. 1 De woning in de Kerkstraat is een negentiende-eeuwse woning opgetrokken in neoclassicistische stijl. Na het overlijden van zijn laatste bewoner in 1968 zijn het herenhuis en het voormalige stokerijgebouw in bezit van de gemeente gekomen. Adolphe Meheus heeft in zijn testament laten optekenen dat het woonhuis in authentieke staat moet bewaard blijven, met inbegrip van het interieur, het meubilair, de schilderijen, de boeken, het porselein en zilverwerk. Het is zijn wil geweest dat de woning ontsloten zou worden als museum. De voormalige stokerij, paardenstallen en garage hebben intussen plaats geruimd voor een feestzaal of ontmoetingscentrum en de tuin is thans gemeentelijk parkdomein. Het sobere exterieur van het woonhuis doet niet vermoeden welke rijkdom er binnenin bewaard is gebleven. De tijd lijkt er stil te zijn blijven staan. Hoewel de laatste bewoners er vermoedelijk pas hun intrek hebben genomen na 1925, hebben zij het laat negentiende-eeuwse familie-interieur grotendeels onaangetast gelaten. Moderniseringen zijn beperkt gebleven tot functionele ruimtes als de badkamer, keuken en het aanleggen van elektriciteit en centrale verwarming. Vanuit mijn interesse voor historisch interieur ben ik terecht gekomen bij dit voorstel van de cultuurdienst van de gemeente Zulte/Olsene. Bij aanvang van het onderzoek hoopte ik ruim archiefdocumenten en bouwaanvragen en plannen en eventueel literatuur met betrekking tot de woning ter beschikking te hebben. Hoe verder het onderzoek echter vorderde, des te duidelijker het werd dat de monumentale bron de voornaamste bron ging zijn. De voornaamste bron voor dit onderzoek is de woning en het interieur zelf. Er wordt op zoek gegaan naar de herinneringen, opgeslagen in het interieur. Enerzijds zal vanuit de bespreking van het interieur getracht worden het portret van de bewoners te vervolledigen. Tot welke sociale klasse behoort de familie Meheus, wie zijn ze? Wat vertelt het interieur over de wooncultuur? Is de woning representatief voor de bouwen interieurkunst van de tijd waarin zij gebouwd en bewoond werd? Anderzijds zal de problematiek van de museumwoning belicht worden. De woning is reeds 40 jaar in het bezit van de gemeente Olsene. Er zal getracht worden een antwoord te geven op de vraag hoe er omgegaan wordt met dit legaat. Ervaart de 1
Zie online inventaris van het bouwkundig erfgoed, straatinfo: http://inventaris.vioe.be/dibe/geheel/6745, laatst geconsulteerd op 23 juli 2009, (bijlage V).
1
gemeente de historische woning als een culturele meerwaarde of blijkt het eerder een vergiftigd geschenk te zijn? Hoe geven zij gestalte aan de wens van de laatste bewoner om het huis als museum te bewaren? Hoe wordt het museum ontsloten? Worden er actieve stappen ondernomen om het interieur te conserveren of te restaureren? Daarnaast wordt er een korte vergelijking gemaakt met andere museumwoningen, eventueel eveneens uit schenkingen aan een gemeente. Tot slot zal er gereflecteerd worden over de toekomst van de woning. Er wordt getracht een evaluatie te maken van de bewaartoestand, met eventuele suggesties naar de toekomst toe. Voorts wordt er ingegaan op de museumfunctie en de invulling daarvan. Het is helaas niet zeker of al deze vragen, opgeworpen bij aanvang van het onderzoek, naar wens beantwoord zullen worden. Dit wordt in een besluit geëvalueerd. Concreet zullen in een volgend punt de gebruikte bronnen en methodiek worden toegelicht. Er wordt dieper ingegaan op de status quaestionis. In hoeverre werd het onderwerp reeds onderzocht tot op heden? Voorts worden de primaire bronnen voor het onderzoek toegelicht: het bronnenonderzoek, het veldwerk, de iconografische bronnen, en mondelinge bronnen kort toegelicht. Hierna wordt het belang van literatuuronderzoek benadrukt. Een eerste hoofdstuk schetst kort de geschiedenis van de gemeente Olsene en gaat wat dieper in op de negentiende-eeuwse bouwkunst. Een tweede hoofdstuk behandelt de historiek van de woning en haar bewoners. De eigenaargeschiedenis wordt gereconstrueerd aan de hand van informatie van op het kadaster, bronnen uit het Rijksarchief Gent, en genealogische informatie uit de bevolkingsregisters uit het Rijksarchief Ronse aangevuld met mondelinge bronnen. Zowel voor de eigenaars- als voor de bouwgeschiedenis werd er terug gegaan in de tijd tot en met einde achttiende eeuw, gezien er tot dan een band met de woning of toch het perceel kan worden aangetoond. In een derde hoofdstuk volgt er een grondige bespreking van het exterieur. Voor deze bespreking geldt de huidige toestand als vertrekpunt. Er wordt getracht een relatie te leggen tussen de visuele kenmerken en bouwgeschiedenis. Het interieur zelf wordt beschreven in een vierde hoofdstuk. De kamers worden elk afzonderlijk besproken. De beschrijving van elk vertrek geschiedt op basis van fotografische documentatie en documentatieformulieren. De systematische bespreking wordt besloten met een stijlanalyse. Er wordt getracht een relatie te leggen tussen het interieur, de bouwgeschiedenis en de opeenvolgende bewoners. Een vijfde hoofdstuk belicht de problematiek van huismusea. Schenking aan de gemeente… en dan? Er wordt een vergelijking gemaakt met een gelijkaardige casus.
2
En er wordt een persoonlijke toekomstvisie voor het huis geformuleerd, de conclusies uit vorige hoofdstukken in acht genomen. In een besluit wordt het onderzoek geëvalueerd met aandacht voor de vooraf opgeworpen vragen. In hoeverre zijn deze beantwoord kunnen worden? Ter aanvulling zijn er in bijlage relevante (archief)documenten opgenomen naast de documentatieformulieren en fotografisch materiaal.
3
Gebruikte afkortingen Bouwen…12n3:
Franse franje…
MF: RAG: RAR: tek. tent. cat.: Toponymie…
Bouwen door de eeuwen heen, Inventaris van het cultuurbezit in België: architectuur, deel 12n3, Arrondissement Gent Kantons Deinze-Nazareth, Turnhout, Brepols 1991. Franse franje naar Gentse maat: de burgerbouwkunst te Gent in de achttiende eeuw, Gent, Stad Gent. Dienst voor culturele zaken, 1984 (tent. cat.). Microfilm Rijksarchief Gent Rijksarchief Ronse tekeningen tentoonstellingscatalogus GOEMINNE, L., VANDEPUTTE M. en D. VAN QUICKELBERGHE, Toponymie van Olsene: oude en nieuwe plaatsnamen, Olsene, s.n., 2002.
4
Methodologie Het onderzoek naar de woning Meheus en haar bouw- en bewonersgeschiedenis is tot op heden beperkt. Enkel de plaatselijke heemkundige kring legt zich uit interesse op de materie toe. De woning Meheus is evenwel opgenomen in de inventaris “Bouwen door de eeuwen heen”. 2 Maar noch het interieur, noch het exterieur of de familie is vooralsnog het onderwerp geweest van een publicatie. De primaire bronnen die van nut zijn voor dit onderzoek zijn beperkt. Er is helaas tot zover bekend geen familiearchief bewaard gebleven. Bruikbare geschreven bronnen beperken zich dan ook tot wat er in het kadaster beschikbaar is aan eigenaarinformatie en mutatieschetsen. Daarnaast zijn er enkele documenten bewaard gebleven in het archief van de gemeente dat te consulteren is in het Rijksarchief te Gent. Om de historiek van het huis en zijn bewoners te reconstrueren wordt er beroep gedaan op deze archiefdocumenten uit het Rijksarchief. Het betreft zowel het oude als het moderne archief van de gemeente Olsene, hetgeen documenten omvat die dateren vanaf de zeventiende tot en met de tweede helft van de negentiende eeuw. 3 Naast twee achttiende-eeuwse landboeken zijn er vooral kadastrale leggers uit de eerste helft van de negentiende eeuw geconsulteerd. Deze gegevens zijn aangevuld met informatie uit het kadaster zelf. Hiervoor zijn de Aanvullende aanwijzende tabel 209, de Kadastrale legger 212, mutatieschetsen (schets 207) en de toelichting bij de mutatie (mutatiestaat 223) geconsulteerd. Daarnaast wordt de familiegeschiedenis en afstamming gereconstrueerd aan de hand van parochieregisters en registers van de burgerlijke stand die geconsulteerd zijn in het Rijksarchief te Ronse. Ontbrekende gegevens zijn aangevuld door de dienst burgerlijke stand van de gemeente Olsene zelf. De voornaamste primaire bron blijkt dus de monumentale bron: de woning en het interieur zelf te zijn. Verscheidene hoofdstukken zijn hoofdzakelijk gebaseerd op de monumentale bron. Een groot voordeel is dat het historische interieur, op vraag van de laatste bewoner, grotendeels in de oorspronkelijke staat bewaard is gebleven. Om een conciërge te laten inwonen zijn er weliswaar enkele ruimtes vrijgemaakt. Daarnaast zijn er vermoedelijk een aantal meubelstukken verplaatst. Visuele waarneming en analyse van zowel exterieur als interieur vormen een belangrijk uitgangspunt bij de bespreking van de woning. Hierbij zijn we, bij gebrek aan bouwaanvragen, plattegronden of andere documenten in verband met bijvoorbeeld ruimte-indeling, louter aangewezen op de huidige toestand. Het 2 3
Bouwen…12n3, p. 239. GENT, RAG, Oud Archief Olsene 097/C, nrs 5 097/C, nrs 214-217 en nrs. 219-221.
5
7,
5
8,
en GENT, RAG, Modern Archief Olsene
archiefonderzoek naar de bouw- en bewonersgeschiedenis kan hier de analyse aanvullen. De verschillende bouwfases kunnen zo eventueel verbonden worden met een eigenaar/bewoner. Ook bij de beschrijving van de interieuraankleding en de meubilering is de visuele analyse van het grootste belang. Het veldwerk vormt als het ware de basis voor het onderzoek. Het veldwerk is hoofdzakelijk uitgevoerd van het najaar van 2008 tot het voorjaar van 2009. Voor de documentatie is er gebruik gemaakt van het documentatieformulier dat reeds is gebruikt voor de oefening interieur in het kader van de cursus interieurgeschiedenis in de 3de bachelor. Bij het invullen van het formulier wordt er eerst gekeken naar de vloer, de wand, en het plafond en hun constructie en afwerking. Vervolgens komen de wanddoorbrekende elementen aan bod: de deuren en vensters en de schoorsteen. Daarna worden de nagelvaste onderdelen genoteerd en vervolgens de technische voorzieningen. Tot slot komt het meubilair aan bod. Bij deze documentatieformulieren wordt er ruimschoots illustrerend fotomateriaal voorzien. Er moet echter gemeld worden dat de bespreking zich toespitst op de visueel waarneembare onderdelen, met name bij bijvoorbeeld meubilair. De analyse en duiding van het meubilair is tevens hoofdzakelijk gebaseerd op stilistische kenmerken, gezien mijn techniek- en materiaalkennis beperkt zijn. Via de fotoheemkring -Zo leeft ons dorp- van de gemeente is er iconografisch materiaal geconsulteerd. Het betreffen hier voornamelijk persoonlijke familiefoto’s van de laatste generatie Meheus, alsook enkele foto’s waarop de woning te zien is of als achtergrond fungeert. Via de website van het KIK is er eveneens een foto uit circa 1945 van het interieur terug gevonden. Van het exterieur zijn er extra foto’s uit 1985, genomen bij inventarisatie, voorhanden. Daarnaast is er ook wat fotografisch materiaal in het bezit van de gemeente. In het Rijksarchief Gent zijn er kaarten van de omgeving/wijk uit de laat achttiende en negentiende eeuw consulteerbaar. Er zijn ook enkele mondelinge bronnen geconsulteerd die voornamelijk extra informatie hebben kunnen verschaffen in verband met de laatste eigenaar en diens voorouders: Daniel Van Quickelberghe en Simonne Vermeersch. Daniel Van Quickelberghe, lid van de fotoheemkring, is de kleinzoon van een pachter die een groentenhof heeft onderhouden voor Adolphe Meheus. Simonne Vermeersch is de weduwe van Aduul Devriese, een goede vriend van wijlen Adolphe Meheus. Daarnaast is er contact geweest met de Monumentenwacht Oost-Vlaanderen vzw en de Dienst Monumentenzorg en Cultuurpatrimonium van de Provincie OostVlaanderen. In het kader van de identificatie van het meubilair werd er ook contact opgenomen met een meubelmaker, Patrick Smessaert, en een restauratieatelier, Atelier Vermeulen te Gent.
6
Om tot nadere identificatie en duiding van de in- en exterieurelementen over te gaan is degelijk literatuuronderzoek van groot belang. Er zijn zowel werken geconsulteerd die handelden over negentiende-eeuwse architectuur, als boeken die specifieker de negentiende-eeuwse interieurdecoratie en meubilair belichten. Een goed overzichtswerk dat zowel negentiende-eeuwse architectuur als interieur behandelt is De negentiende eeuw in België: architectuur en interieurs, van J. Vandenbreeden en F. Dierkens-Aubry. 4 In de publicatie worden de verschillende bouwstijlen die typerend zijn voor de negentiende eeuw toegelicht, zoals het neoclassicisme, de neogotiek, het eclecticisme, de neorenaissance en het ontstaan van de art-nouveau. Werken die een overzicht bieden van historische interieurstijlen, zoals Het Nederlandse interieur in beeld 1600-1900 van W. Fock, vormen een goed uitgangspunt voor verder literatuuronderzoek. 5 Daarnaast wordt literatuur geraadpleegd die specifieker ingaat op het negentiende-eeuwse woonhuis, zoals Nineteenth-century decoration: the art of the interior van C. Gere. 6 Voor de duiding en identificatie van het historische meubilair is het werk Le mobilier domestique: vocabulaire typologique van N. De Reyniès onmisbaar. 7 Daarnaast zijn er nog verscheidene andere werken over meubelkunst geraadpleegd, waaronder bijvoorbeeld Meubelkunst: 40 eeuwen meubelgeschiedenis van A. Hofstede 8, alsook literatuur betreffende de verschillende interieurstijlen. Uit de reeks Le mobilier français zijn er verscheidene delen geconsulteerd. Ook de werken van C. Ossut in verband met historisch zitmeubilair zijn erg van nut gebleken voor de nadere identificatie van het talrijk aanwezige zitmeubilair. 9 Tot slot zijn er enkele specifiekere werken rond materialen en technieken zoals marmer- en houtsoorten geconsulteerd. De geschiedenis van Olsene wordt aan de hand van het werk van F. De Potter 10 en de publicatie Toponymie van Olsene: oude en nieuwe plaatsnamen door L. Goeminne, M. Vandeputte en D. Van Quickelberghe, beschreven. 11 Digitale bronnen beperken zich tot de online raadpleegbare inventaris van het bouwkundig erfgoed 12 en een korte vermelding van de woning en de familie op een website van de plaatselijke basisschool (Vrije Basisschool van Olsene). 13
4 5 6 7 8 9 10 11 12
13
J. VANDENBREEDEN en F. DIERKENS-AUBRY, 1994. W. FOCK (ed.), 2001. C. GERE, 1989. N. DE REYNIES, 1992. A. HOFSTEDE, 1997. C. OSSUT, 1996, en C. OSSUT, 2000. F. DE POTTER en J. BROECKAERT, 1870. Toponymie… Inventaris van het bouwkundig erfgoed, Kerkstraat 36, http://inventaris.vioe.be/dibe/relict/38453, laatst geconsulteerd op 23 juli 2009. Woning Meheus, op de website van de Vrije Basisschool van Olsene, http://www.vbsolsene.be/webpagina/omgevingsboek/ontmoetingscentrum.htm, laatst gerconsulteerd op 28 mei 2009.
7
I Historische situering I.1 De geschiedenis van Olsene 14 Het Oost-Vlaamse dorp Olsene is een deelgemeente van Zulte en is gelegen aan de Leie (bijlage I-IV). De gemeente grenst in het noorden aan Gottem, in het oosten aan Machelen en Kruishoutem, in het zuiden aan Zulte en in het westen aan de Leie, Oeselgem en Gottem. De baan Gent-Kortrijk doorkruist de gemeente. De gemeente is opgedeeld in verschillende wijken. De oudste wijken zijn den Ham, D’hoie en het Veld. 15 In het landboek van 1763 spreekt met over de Ham, de Kerkwyck, de Casteelwyck en de Meulenwyck (bijlage I). 16 F. De Potter noemt de Kasteelhoek, de Driesch, d’Hooie en t’Veld. De voormalige dorpskern bevindt zich langs de Leie. In de loop van de negentiende eeuw hebben de steenweg en de spoorweg Gent-Kortrijk aan belang gewonnen, met het gevolg dat de dorpskern zich verplaatst heeft naar de vroegere Stationstraat (thans Centrumstraat). Er zijn een nieuwe kerk en pastorie opgetrokken en ook het gemeentehuis en de school hebben zich hier gevestigd. De oude kerk aan de Leie werd in 1880 gesloopt. Het ommuurde kerkhof is behouden. De plaatsnaam Olsene komt in het jaar 1088 voor het eerst voor in een openbare akte.17 Over de betekenis van de plaatsnaam zijn de meningen verdeeld. Er wordt onder andere gesteld dat de naam afgeleid zou kunnen zijn van olle, een oud woord voor stier. 18 Anderen refereren aan het oud Dietse ole of ol, hetgeen “bedding van een beek of waterloop” betekent. F. De Potter stelt dat Olsene ook zou kunnen afgeleid zijn van holt-sne, houtsnede of snede in het bos, hetgeen zou verwijzen naar het ontstaan van het dorp op een open plek in het bos.19 Aan het einde van de elfde eeuw behoort de heerlijkheid van Olsene tot een ridderlijk geslacht, waaronder de in 1088 vermelde Willem van Olsene. De dorpsheerlijkheid Olsene is van oudsher een vrij eigendom, hetgeen inhoudt dat de plaatselijke heer een hoge rechtsmacht bezit en enkel afhangt van God en de zon. Wie het vrij eigendom in zijn bezit heeft, is de heer van Olsene. Voor de periode van de twaalfde tot veertiende 14
15 16 17
18
19
Op basis van: F. DE POTTER en J. BROECKAERT, 1870 en Toponymie… en de online inventaris van het bouwkundig erfgoed, straatinfo: http://inventaris.vioe.be/dibe/geheel/6745, laatst geconsulteerd op 23 juli 2009, (bijlage V). Toponymie... , p. 30. GENT, RAG Oud Archief Olsene 097/C, 5 7, Landboek van de parochie Olsene, met kaarten, 1763. In 814 zou de plaatsnaam Olfne ook al in bronnen zijn verschenen, zo vermeldt Toponymie.. het is in 1088 dat de huidige schrijfwijze voor het eerst zo voorkomt. Op de website van de basisschool wordt er “ster” ipv stier opgegeven als betekenis van het woord Olle. Geschiedenis van Olsene, op de website van de Vrije Basisschool van Olsene, http://www.vbsolsene.be/webpagina/omgevingsboek/geschiedenis%20olsene.htm, laatst geraadpleegd op 29 mei 2009. F. DE POTTER en J. BROECKAERT, 1870, p. 1 (hfdst 3). In Toponymie.. wordt gesteld dat Olsene en omstreken tijdens de Middeleeuwen lange tijd sterk bebost gebied bleven.
8
eeuw is het niet bekend wie de dorpsheren zijn geweest. Pieter van der Zijpe, ridder, heer van Wasières, Oudewalle en Dentergem en eerste voorzitter van de raad van Vlaanderen, heeft in het laatste kwart van de veertiende eeuw de heerlijkheid in bezit. Hierna gaat deze vanaf 1440 over naar de familie Quévin. Bij het huwelijk met Jacoba Quévin wordt Pieter Lanchhals in 1502 de nieuwe heer. Deze familie blijft enkele generaties aan het hoofd staan tot in 1727, na de dood van de kinderloos gebleven laatste naamdrager, een vrouwelijke telg van de familie trouwt met Jan-Frans de Kerckhove, heer van Etikhove, Vaulx, La Deuze,… die aan het hoofd komt te staan van de heerlijkheid. Een andere zuster trouwt met Jan Piers, heer van Nieuwenhuize en Welle, hoogpunter der kasselrij van Kortrijk, wiens afstammelingen de familie Piers de Ravenschoot zijn. 20 Frans-Antoon-Maximiliaan de Kerkhove de laatste heer van Olsene en baron van Exaarde sterft in 1850. Het Hof ter Walle met een omgrachte motte en een uitgestrekt park is de zetel van de heerlijkheid geweest. Thans is op dit domein het kasteel van de heren Piers de Ravenschoot gelegen. De gegevens die over Olsene terug te vinden zijn in historische archieven zijn beperkt. Er wordt vermeld dat ten tijde van de godsdienstoorlogen de Malcontenten zwaar kwamen roven en plunderen, waarop een groot deel van de Olsense bevolking richting Gent vluchtte. In 1596 volgt een bezetting door de Spaanse troepen. De Franse bezetting in 1645-1646 veroorzaakt grote verliezen en latere invallen van Lodewijk XIV hebben eveneens nefaste gevolgen. Na de oorlogen van de achttiende eeuw zit Olsene in diepe schulden. Aan de zware belastingseisen van de Fransen kunnen de inwoners niet voldoen. De toestand wordt onhoudbaar en het bevolkingsaantal daalt zienderogen. De gemeente kent een zware periode van verval. In 1735 staan de Fransen gelukkig een belastingsvermindering toe. In de tweede helft van de negentiende eeuw telt het dorp twee bierbrouwerijen, een azijnleggerij, twee stokerijen, en een zwingelmolen. 21 Deze laatsten worden alle drie aangedreven door stoom. Daarnaast zijn er twee windmolens. De landbouw is één van, zoniet dé voornaamste bron van inkomsten. Men is met name gespecialiseerd geweest in de vlasteelt. In de loop van de twintigste eeuw ontstaan er geïndustrialiseerde productiecentra van textielwaren, meubelen, landbouwmachines en -gereedschap en lederwaren. 22
20
21
22
Tussen 1825 en 1946 bekleedt een telg van de adelijke Piers de Ravenschoot familie het burgemeestersambt. Hieronder valt wellicht ook de stokerij Meheus. Een zwingelmolen is een molen die gebruikt wordt in het kader van de vlasteelt om vlas tot linnen te verwerken. Geschiedenis van Olsene, op de website van de Vrije Basisschool van Olsene, http://www.vbsolsene.be/webpagina/omgevingsboek/geschiedenis%20olsene.htm, laatst geraadpleegd op 29 mei 2009.
9
Olsene kent een vrij verspreide landelijke bebouwing. F. De Potter haalt in zijn geschiedschrijving enkele architecturale verwezenlijkingen aan. Het Kasteel van Olsene, zoals hierboven reeds vermeld, is gebouwd op de plaats van het oudheerlijke verblijf der dorpsheren. Het betreft een kasteel met een vierkant grondplan, opgetrokken in neorenaissancestijl naar een ontwerp van Louis Minard (1801-1875). Het is gebouwd in opdracht van Polydore Piers de Raveschoot in 1854 en voltooid in 1858. Het gebouw wordt omringd door een park, lust- en groentenhof, samen goed voor een oppervlakte van circa 50 hectare. Er zijn salons bemeubeld in achttiende-eeuwse stijl. Het kasteel is door de familie bewoond geweest tot de dood van de laatste telg Solange Piers de Ravenschoot in 2002. Het Klein Kasteeltje in de Kerkstraat is circa 1800 in opdracht van toenmalig griffier d'Haveloose gebouwd op de plaats van een behuysde hofstede. Het betreft een landhuis met vierkante walgracht. F. De Potter noemt notaris Soinne als eigenaar in de tweede helft van de negentiende eeuw. Notaris Soinne heeft opdracht gegeven tot enkele verbouwingen en/of verfraaiingen zoals de nieuwe getoogde toegangspoort met ijzeren hek onder leien schilddak die gebouwd werd in 1922. 23
I.1.1 De Kerkstraat De Kerkstraat is de belangrijkste oude dorpstraat. Ze vormt de verbinding tussen het voormalige oude centrum aan de Leie en het hedendaagse centrum nabij de Grote Steenweg. In de achttiende eeuw is de parochie Olsene opgedeeld in vier cantons. De Kerkstaat duidt de grens aan tussen het eerste canton, de Ham en het tweede, genaamd de Kerkwijk. De Kerkstraat komt uit bij de Leie waar er naar verluidt in circa 1645 een eerste Leiebrug zou aangelegd zijn door Lodewijk XIV. In het laatste kwart van de negentiende eeuw wordt er een metalen brug gebouwd. Na rechttrekking van de Leiebochten verdwijnt deze in 1939. De straat heeft een erg bochtig tracé en een zeer heterogene bebouwing. Het vroegere centrum bevindt zich in de Kerkwijk, met als middelpunt de gotische kerk, daterend van na 1600, met aanpassingen van latere datum. 24 Na de sloop in 1880 bleef het ommuurde kerkhof behouden. In de directe nabijheid van de kerk waren er verscheidene, thans stopgezette, herbergen gelegen waaronder: St.-Petrus (nr. 66), In St.-Antonius (nr. 68), t Brug- of Veerhuis (nr. 69), De drij Klokken (nr. 71) en De Linde (nr. 78).25 Voorts zijn er in de Kerkstraat verscheidene laat negentiende-eeuwse boeren- en arbeidershuisjes gelegen, maar eveneens villa’s met voortuinen uit circa 1900 (onder
23 24 25
Bouwen…12n3, p. 238. In de inventaris wordt er “daterend uit XVI” geschreven. Zie online inventaris van het bouwkundig erfgoed, straatinfo: http://inventaris.vioe.be/dibe/geheel/6745, laatst geconsulteerd op 23 juli 2009, (bijlage V).
10
meer nr. 20, 22), 26 alsook de negentiende-eeuwse villa De twee leeuwen (nr.39) en het landhuis Klein Kasteeltje (nr.25).
I.2 Negentiende-eeuwse bouw- en interieurkunst De negentiende-eeuwse kunst en architectuur vindt veelvuldig inspiratie in het verleden. De antieke wereld, de gotiek, alsook de romaanse, renaissance, barok en rococokunst dienen als bron van inspiratie. Verschillende neostijlen komen tot bloei: neoclassicisme, neogotiek, neorenaissance… allen teruggaand op een geïdealiseerde voorstelling van het verleden. In het eclecticisme versmelten deze verschillende invloeden tot een nieuw geheel. 27 Frankrijk blijft cultureel dominant. De Franse architecturale en interieurontwikkelingen komen met vertraging over naar onze streken. Onder het bewind van Napoleon (1804-1815) wint de empirestijl aan populariteit, gevolgd door Louis Philippe (1830-1848). Onder Napoleon III (1852-1870) komt de second empire-stijl tot bloei.
I.2.1 Neoclassicistische burgerbouwkunst 28 De versoberde neoclassicistische architectuur die aan het einde van de achttiende eeuw in zwang geraakt kent een verdere bloei tot diep in de negentiende eeuw. De neoklassieke woningarchitectuur kenmerkt zich door zijn typische strak bepleisterde, witgeschilderde gevels. Alle bouwmaterialen zoals baksteen, occasioneel natuursteen en hout worden overpleisterd en vervolgens geschilderd. De eenvoudigste straatgevel is voorzien van een glad en onversierd wandvlak waarbinnen de rechthoekige raamopeningen gelijkmatig over de gevel verdeeld zijn. Bij gevels van het lijstgeveltype wordt de benedenverdieping voorzien van imitatievoegen, opgebouwd als sokkelzone en afgescheiden van een hogere verdieping door een horizontale lijst. Horizontaal lijstwerk en een eventuele fries onderscheiden de verschillende verdiepingen. Door het op elkaar afstemmen van verschillende verdiepingshoogten kan de bel-etage benadrukt worden als de schone verdieping. De gevelbepleistering wordt zowel vlak als iets grafischer of geprononceerder uitgewerkt met imitatievoegen en versierde sluitstenen.
26
27 28
Zie online inventaris van het bouwkundig erfgoed, straatinfo: http://inventaris.vioe.be/dibe/geheel/6745, laatst geconsulteerd op 23 juli 2009, (bijlage V). K. DE WOLF, 1999, p. 18. Paragraaf gebasseerd op: J. VANDENBREEDEN en F. DIERKENS-AUBRY, 1994, pp. 50-52. En K. DE WOLF, 1999, pp. 18-19.
11
De typische witte bepleisterde gevels vullen in vele Belgische steden het stadsbeeld. In het streven naar uniformiteit in het straatbeeld worden zelfs oude topgevels omgevormd tot lijstgevels met horizontale kroonlijsten. Op het negentiende-eeuwse platteland is de elitaire stijlarchitectuur echter slechts weggelegd voor de statige burgerwoningen van de dorpsnotabelen (dokter, advocaat, notaris, handelaar,...). Deze burgerwoningen zijn veelal van het dubbelhuistype en tellen twee verdiepingen, zoals ook bij de woning Meheus te Olsene het geval is. De meerderheid van de bebouwing in het dorp bestaat uit eenvoudige dorpswoningen, langwerpige boerderijen en arbeidershuisjes van één bouwlaag, waarvan er een groot deel in de negentiende eeuw nog uitgevoerd is in vakwerkbouw. 29
I.2.2 Plattegrond en ruimte-indeling 30 De plattegrond van de negentiende-eeuwse burgerwoning is in navolging van de achttiende eeuw veelal rechthoekig. Symmetrie geniet nog steeds de voorkeur maar de plattegrond wordt in de tweede helft van de eeuw vrijer. Smalle stadswoningen worden in de diepte uitgewerkt, bredere dubbelhuizen in de breedte. De woningen zijn meestal toegankelijk via een zijwaarts gelegen inkompartij. Een centrale toegang is voorbehouden voor de meest luxueuze herenhuizen, met een gevelbreedte die de tien meter overschrijdt. Een opdeling in een brede en smalle beuk is een basisprincipe bij de burgerlijke stadswoning. 31 De verdere ruimteverdeling staat vrij vast en omvat een opgehoogd gelijkvloers, waaronder de halfondergrondse keuken, wasplaats en kelders gelegen zijn. De keuken is zo ver mogelijk verwijderd van de leefruimtes van de heer en vrouw des huizes. De voordeur in de smalle beuk van het huis geeft uit op de inkom van de vestibule. Deze is toegankelijk via enkele treden en een dubbele glazen deur. Een trappenhuis en een gang liggen in het verlengde hiervan. Een dubbele deur in de vestibule geeft uit op de in elkaar overlopende salon- en eetkamerruimte in de brede beuk van het huis. Deze suite met dubbele deuren tussen voor- en achterkamer wordt de norm in de eerste helft van de negentiende eeuw. De porte-brisé, oorspronkelijk bestaande uit dubbele deuren wordt vervangen door schuifdeuren. De verdieping omvat slaapkamers, een intiem salon en vanaf het einde van de eeuw een badkamer. De eerste badkamers hadden nog het karakter van een woonvertrek. Kamers van ouders en kinderen komen dichter bij elkaar te liggen en het echtpaar deelt een kamer. Het personeel heeft slaapruimtes in de kelder of de zolder.
29 30
31
K. DE WOLF, 1999, p. 22. Paragraaf gebasseerd op: J. VANDENBREEDEN en F. DIERKENS-AUBRY, 1994, pp. 197-217, W. FOCK (ed.), 2001, pp. 343-355 en pp. 405-417. En Franse franje…, 1984, p. 118. T. ELIENS, in: W. FOCK (ed.), 2001, p. 406.
12
Grotere herenhuizen hebben complexere programma’s. Er wordt aparte circulatie voorzien voor personeel en leveranciers. Voorts geldt er een strikte scheiding tussen ontvangstruimtes, paradekamers die de voornaamheid en rijkdom van de heer des huizes etaleren, en de knussere, intiemere privé vertrekken. Daarnaast wordt het standaard programma aangevuld met vertrekken als de bibliotheek, studeerkamer, biljartkamer,… Het trappenhuis is gesitueerd aan de achterzijde, tuinzijde of binnenplaats. De ontvangstkamers zijn in stadswoningen gelegen aan straatzijde. Een andere indeling die typerend is voor de tweede helft van de negentiende eeuw is de inrijpoort met een portaal in het midden dat toegang verleent tot een vestibule met monumentale trap. Er wordt algemeen gestreefd naar symmetrie en logica in het plan. Doch, vanaf de jaren tachtig van de negentiende eeuw ontwikkelt zich voor vrijstaande huizen een asymmetrisch plattegrond naar buitenlands model. Het middelpunt van dit plattegrond is de hal. Rondom deze centraal gelegen hal groeperen zich verschillende vertrekken. Naar Engels model kan er in de hal een cosy corner ingericht worden, een gezellige zithoek bij een open haard, in een afgelegen gedeelte van de hal.
I.2.3 Interieurdecoratie in Franse stijl De negentiende eeuw vangt aan met de empirestijl, wordt besloten met de art nouveau en wordt gekenmerkt door het historisme, of het teruggrijpen naar verschillende historische stijlen. Er wordt nog steeds vertrouwen gesteld in de Franse goede smaak. Het is voornamelijk de aankleding van representatieve ruimtes die geïnspireerd wordt op de grote Franse stijlen. Daarbij wordt vaak teruggegrepen naar de Lodewijkstijlen. Deze worden echter niet stijlzuiver, maar in combinatie met elkaar aangewend. Er kan gesproken worden van een tous les Louis-stijl. 32 De neostijlen worden echter zelden historisch exact nagestreefd. Het historisme leeft ook in de eerste helft van de twintigste eeuw nog voort. In het eerste kwart van de eeuw komt onder het bewind van Napoleon de empirestijl tot bloei. 33 Deze kenmerkt zich door zijn Grieks-Romeinse en Egyptisch geïnspireerde vormentaal. Meubelen zijn massief en hebben strenge proporties. Ze worden ontworpen om frontaal bezichtigd te worden. Donker gepolitoerd mahoniehout wordt spaarzaam opgeluisterd met bronsbeslag. Tijdens de hierop volgende restauratiestijl wordt er veelal gebruik gemaakt van lichte, inheemse houtsoorten. Het meubilair wordt versierd met inlegwerk van donker hout op een lichte ondergrond. De vormentaal uit de empirestijl blijft populair.
32 33
T. ELIENS, in: W. FOCK (ed.), 2001, p. 411. A. HOFSTEDE, 1997, pp. 227-233.
13
Onder Louis Philippe (1830-1848) breekt het tijdperk van de neostijlen aan. neogotiek, neorenaissance en de neo-Lodewijkstijlen kennen een bloei. 34 Er wordt teruggegrepen naar donkere houtsoorten. Veel meubilair wordt van dan af op messing zwenkwieltjes geplaatst. De Napoleon III-stijl (1848-1871) of het second empire kenmerkt zich eveneens door een verdere bloei van de neostijlen en de combinatie van deze verschillende stijlen binnen eenzelfde meubel. 35 Er wordt gebruik gemaakt van pronkerige materialen: Louis XV en Louis XVI meubilair wordt voorzien van vuurverguld bronsbeslag en er worden neo-Boullemeubelen vervaardigd. De toegenomen mechanisatie in de meubelindustrie heeft tot gevolg dat het steeds gemakkelijker wordt om vroegere meubelstijlen na te maken. In Vlaanderen kent de Mechelse meubelproductie een grote bloei. De eikenhouten meubelen worden zowel in gotische stijl, als eclectisch, als in Vlaamse neorenaissance vervaardigd. Het imiteren van kostbare materialen in een goedkoper materiaal is veel voorkomend. Marmer wordt bijvoorbeeld geïmiteerd op papier door middel van beschildering en goedkopere houtsoorten worden beschilderd met de nerf van een duurder hout. Deze materiaalimitatie neemt grote uitbreiding in de tweede helft van de negentiende eeuw. Om het effect van oosters lakwerk te benaderen worden goedkopere houtsoorten zwart of rood beschilderd met daarop een oosterse voorstelling. Vervolgens wordt het oppervlak gepolijst, vernist en in de was gezet. 36 Neo-Boullemeubelen worden ingelegd met imitatie schildpadschelp. Zowel de man als de vrouw hebben hun inbreng in de inrichting van de woning. Mannelijke ruimtes zoals de studeerkamer, bureau, bibliotheek, rookkamer, en andere, worden ingericht in een mannelijker (bijvoorbeeld Vlaamse) stijl. Vrouwelijke ruimtes, zowel ontvangst-, als privéruimtes in vrouwelijker (Franse) stijl. 37 Dit blijkt ook uit de aankleding van de woning Meheus. Bij de inrichting van de woning blijft men een sterk onderscheid maken tussen ontvangst- en privéruimtes. Dit is onder andere af te lezen aan de vloeren. Ontvangstruimtes worden voorzien van parket en kamerbrede vloerkleden. Voor eenvoudiger ruimtes op de etages volstaan plankenvloeren en eenvoudige kleden of matten. De wanden worden tot in de tweede helft van de eeuw nog voorzien van lambrisering en betimmering. Deze worden vorm gegeven geïnspireerd op de Lodewijkstijlen, of neorenaissance. De mode schrijft in de laatste helft van de eeuw voor dat de ruimte boven de lambrisering best kan worden behangen. 38 Voor de vervaardiging en het aanbrengen van wandbespanning wordt er gebruik gemaakt van 34 35 36 37 38
A. HOFSTEDE, 1997, p. 235. A. HOFSTEDE, 1997, pp. 236-237. T. ELIENS, in: W. FOCK (ed.), 2001, p. 416. J. VANDENBREEDEN en F. DIERKENS-AUBRY, 1994, pp. 179-180. T. ELIENS, in: W. FOCK (ed.), 2001, p. 413.
14
de diensten van een behanger. De behanger kan echter ook voor de gordijnen en vloerkleden zorgen, alsook voor de levering van beklede meubelen. 39 De overgang naar het plafond wordt gemarkeerd door lijstwerk. Het plafond wordt veelal onversierd gelaten op een centraal gestuukt rozet na. Vanaf de jaren 1880 wordt er decoratie uitgewerkt in carton-pierre. Carton-pierre wordt samengesteld op basis van dierenlijm, krijt, fijne klei, in water opgeloste papiervezels en lijnolie en wordt voornamelijk gebruikt voor de serieproductie van ornamenten met behulp van mallen. 40 Tien jaar later gebruikt men ook papierstuc. 41 Schoorsteenmantels zijn laag en breed. Bij de vormgeving van de marmeren schoorsteenmantels wordt er eveneens regelmatig teruggegrepen naar de Lodewijkstijlen. Het schoorsteenblad rust op sculpturaal vormgegeven consoles. Deze dragers worden vanaf 1870 schuin op de mantel geplaatst. Vaak wordt de boezem opgeluisterd met een spiegel met vergulde lijst. Binnen de schoorsteenmantel kunnen insluithaarden geplaatst worden. Raampartijen worden voorzien van rijk gedrapeerde gordijnen. Er hangen tot drie lagen gordijnen: stores, glasgordijnen en overgordijnen. Deze worden gecombineerd met vallen, cantonnières en andere textiele omlijstingen. 42 In de eerste helft van de eeuw maakt het meubilair zich geleidelijk aan los van de wand. Het meubilair verplaatst zich naar en rondom de haard. Ook bij het venster wordt er meubilair geschikt om het daglicht optimaal te benutten. De interieurs worden overvloediger gemeubileerd. In de tweede helft van de eeuw ontstaan er verscheidene nieuwe typen zitmeubilair, waaronder een groot aantal gecapitonneerde comfortstoelen. 43 Vanaf de tweede helft van de eeuw is er een toegenomen belangstelling voor antiek meubilair en oude familiestukken, die voorheen enkel occasioneel deel uitmaakten van de inrichting. 44
39 40 41 42 43 44
R. BAARSEN, in: R. BAARSEN, J. D. VAN DAM (et al), 1995, p. 22. J. SNAET en K. DECKERS, in: A. BERGMANS (ed.), 2006, p. 66. T. ELIENS, in: W. FOCK (ed.), 2001, p. 414. W. MERTENS (ed.), 2001, p. 15. T. ELIENS, in: W. FOCK (ed.), 2001, p. 415. T. ELIENS, in: W. FOCK (ed.), 2001, p. 415.
15
II Historiek van de woning en haar bewoners II.1 De familie Meheus als grootgrondbezitters II.1.1 De achttiende eeuw De familie Meheus is reeds in de zeventiende eeuw woonachtig te Olsene, zo blijkt uit de parochieregisters die bewaard zijn gebleven op de burgerlijke stand. 45 Vanaf de achttiende eeuw zijn er ook gegevens voorhanden in verband met hun grondbezit. Uit het Landt boek der prochie van Olsene uit 1763 blijkt dat de familie dan reeds verscheidene percelen land in zijn bezit heeft. 46 De zeven naamdragers Meheus bezitten samen circa 160 hectare land te Olsene. 47 De belangrijkste grondbezitters uit de familie die vernoemd worden zijn Joannes Ferdinandus Meheus, baljuw van Olsene en de weduwe, hoors en kinderen van Aernout Meheus. 48 De weduwe, hoors en kinderen van Aernout Meheus bezitten 19 percelen, waarvan 10 partije lant, 5 bosch, en 4 behuijsde hofsteden. Eén van deze 4 behuijsde hofsteden en een stuk land zijn gelegen aan de Kerkstraat en kunnen aangeduid worden als het perceel (nr. 46, thans 724) waarop ook de huidige woning gelegen is. Een landboek van latere datum bevestigt dit. Hier vernoemde Aernout Meheus kan geïdentificeerd worden als Arnoldus Meheus, op. 6 december 1698 geboren als zoon van Joannes Meheus en Arnauda Overstichele. 49 Arnoldus Meheus is de eerste gekende eigenaar van de woning in de Kerkstraat. Hij trouwt op 29-jarige leeftijd met Maria Vansteenbrugghe en samen krijgen ze een dochter. 50 Na het vroegtijdig overlijden van zijn vrouw hertrouwt hij op 9 mei 1738 met Petronella Lessens uit Machelen. 51 Uit dit huwelijk komen twee zonen voort, waaronder Benedictus of Benoit (31 okt 1750).52 Arnoldus Meheus overlijdt op 4 mei 1759 op 60-jarige leeftijd. 53 Hij laat zijn bezittingen en landgoed na aan zijn weduwe, Petronella Lessens en hun kinderen. Petronella Lessens sterft twaalf jaar later, waarna de bezittingen op naam komen te staan van de zoon, Benedictus. 54 Benoit Meheus trouwt op 27-jarige leeftijd met Christine Vanmelle. 55 De volkstelling van het jaar 1796 vermeldt dat Benoit Meheus, dan 45 jaar oud, van beroep landbouwer, woonachtig is in de kerckestraete, met zijn vrouw Christine 45 46 47 48
49 50 51 52 53 54 55
De bewaarde parochieregisters gaan slechts terug tot 1609. Stamboom in bijlage (bijlage VI). GENT, RAG, Oud Archief Olsene 097/C, 5 7, 1763. Toponymie…Olsene, s.n., 2002, p. 86. GENT, RAG, Oud archief Olsene 097/C, 257, een transcriptie van dit document is niet in bijlage opgenomen wegens de beperkte relevantie ervan voor dit onderzoek. RONSE, RAR, Parochieregisters Olsene, dopen 1664-1778, MF 1073963. RONSE, RAR, Parochieregisters Olsene, dopen 1664-1778, huwelijk 1613-1796 MF 1073963. RONSE, RAR, Parochieregisters Machelen, periode 1709-1778, MF LD118. RONSE, RAR, Parochieregisters Olsene, dopen 1664-1778, MF 1073963. RONSE, RAR, Parochieregisters Olsene, overlijden 1659-1796, MF 1073963. RONSE, RAR, Parochieregisters Olsene, overlijden 1659-1796, MF 1073963. RONSE, RAR, Parochieregisters Olsene, huwelijk 1613-1796, MF 1073963.
16
Vanmelle, 37 jaar oud, hun 5 kinderen, een dienstmeisje en een knecht.56 Eén van deze kinderen is Ludovicus of Louis Meheus, geboren op 18 oktober 1786. Vader Benoit Meheus komt te overlijden op 50-jarige leeftijd.
II.1.2 De negentiende eeuw In de negentiende eeuw is het familiebezit, bestaande uit een 40 tal percelen, eigendom geworden van de weduwe en kinderen van Benoit Meheus, zo blijkt uit de Kadastrale legger van 1814 met aantekeningen tot 1823. 57 Onder deze 41 percelen zijn er nog 8 van de in het Landboek genoteerde percelen, de andere 33 zijn in de loop der jaren nieuw verworven. In de reeks percelen die al het langst in hun bezit is bevindt zich ook perceel nr. 46, waarbij melding gemaakt wordt van een stuk land, een grande maison en een distillerie. De zoon, Louis Meheus is intussen getrouwd met Henriette Minne. Vanaf 1818 wordt hij opgegeven als gebruiker van het huis en bouwt hij wellicht de brouwerij-stokerij uit.58 Weduwe Benoit Meheus verhuist naar Nevele, waar ze als rentenier leeft. 59 Het echtpaar Meheus-Minne krijgt twee zonen, Henri Ferdinand Ghislain, geboren op 17 september 1820 en Adolphus/Adolphe geboren op 18 februari 1823. 60 Van 1818 tot 1825 beoefent Louis Meheus het burgemeestersambt. 61 Daarna is hij werkzaam als brouwer. Hij breidt eveneens het grondbezit aanzienlijk uit. In bovengenoemde kadastrale legger staan ook op naam van Louis Meheus percelen genoteerd. Enkele jaren later zijn dat er reeds 48 zo blijkt uit de Legger van de rol van de grondbelasting uit 1827. 62 Louis Meheus staat te boek als brasseur à Olsene (burgemeester is doorstreept), en is eigenaar van zowel de distillerie, alsook van de brasserie en het aanpalende woonhuis met tuin. 63 Uit het register houdende inschryving der opgaven van eigendoms-overangen vanaf 1827 wordt duidelijk dat Louis Meheus de percelen van de brouwerij/stokerij eerst bij partage in zijn bezit heeft. Na het overlijden van de weduwe Benoit Meheus rond 1830 komen 75 percelen eveneens op naam van Louis Meheus te staan. 64 Dezelfde documenten bevestigen dat hij daarnaast ook nog regelmatig nieuwe gronden/percelen verwerft. In de documenten van de grondbelasting (dubbels van de rollen van de grondbelasting 1823-1837) staat Louis Meheus, woonachtig in de kerckstraete, in 1831 genoteerd op de vierde plaats als 56 57 58 59
60
61 62 63 64
RONSE, RAR, Hedendaags Archief, Volkstelling 1796, nrs. 127-131. GENT, RAG, Modern Archief Olsene 097/C, 214, art.97. GENT, RAG, Modern Archief Olsene 097/C, 214. GENT, RAG, Modern Archief Olsene 097/C, 216, register houdende inschryving der opgaven van eigendoms-overangen. RONSE, RAR, Hedendaags Archief, Burgerlijke stand Olsene geboorten 1796-1822 en 1823-1870, MF 778490 en MF 778491. F. DE POTTER en J. BROECKAERT, 1870. p. 11. GENT, RAG, Modern Archief Olsene 097/C, 215, art.102 en 111. GENT, RAG, Modern Archief Olsene 097/C, 215, art. 111. GENT, RAG, Modern Archief Olsene 097/C, 216, register houdende inschryving der opgaven van eigendoms-overangen.
17
grootgrondbezitter van de gemeente Olsene. 65 Uit de Oorspronkelijke kadastrale legger of alfabetische lijst der grondeigenaars van circa 1850 blijkt dat hij intussen circa 200 percelen in zijn bezit heeft. 66 Hij bezit 96 ha grond binnen de gemeente Olsene. 67 Louis Meheus is eveneens erg toegewijd aan de kerk. Een opschrift op de kleine klok van de oude kerk dat geciteerd wordt door F. De Potter, vermeldt dat het echtpaar Meheus meter en peter is van de klok. 68 “Ik ben gegoten ten jaere 1857 door de zorg en op de kosten van het kerkbestuur van Olsene. Ik ben toegewyd aen den heyligen apostel Petrus, patroon dezer kerk, en aen den H. Antonius, abt. Ik heb voor peter M. L.-J. Meheus en voor meter Madame Meheus (geboren Minne). En P.-J. Maerckx, pastor, J. De ryck, Onderpastor, Jean De Clercq, tresorier, Frans de Ruyck, Leandre Steuperaert, Conrad Lefebvre, leden. Leuven, 1857. J.-A. van Arschodt, succr de Van den Gheyn, me fecit.”
Louis Meheus kan aangeduid worden als de belangrijkste telg in de familiegeschiedenis. Hij heeft een grote rol gespeeld in de uitbreiding van het familiebezit en in de brouwerij-stokerij. Hij overlijdt in 1858. Louis’ jongste zoon, Adolphe Meheus trouwt met Eugenie Augusta Colette Van Cauwenberghe. Op 5 maart 1856 sterft ze, een jaar na de geboorte van hun zoon Ernest Marie Joseph Meheus (5 januari 1855). Adolphe hertrouwt met haar zuster Euphrasie van Cauwenberghe. De van Cauwenberghes zijn dochters van een vermogende familie. Na de dood van weduwe Louis Meheus op 21 jan 1873 komt de stokerij op naam van de zonen te staan: Henri Ferdinand Ghislain en Adolphe Meheus, stoker te Olsene. 69 Een jaar later staat deze enkel op naam van Adolphe, die de stokerij en het woonhuis van zijn broer heeft overgekocht. Adolphe neemt met vrouw en kind zijn intrek in de woning. Vanaf 1885 staat hij te boek als propriétaire. Het hoofdstuk van de stokerij is afgesloten. In 1892 wordt Adolphe weduwnaar. Vijftien jaar later volgt hij zijn vrouw. II.1.3 De twintigste eeuw Ernest Marie Joseph Meheus trouwt met Rachel Van de Genachte (geboren te Aalst op 17 maart 1869). In afwachting van de bouw van een nieuwe woning in de 65 66 67 68 69
GENT, RAG, Modern Archief Olsene 097/C, 220. GENT, RAG, Modern Archief Olsene 097/C, 219. Toponymie…, p. 86. F. DE POTTER en J. BROECKAERT, 1870. pp. 14-15 (hfdst 4). GENT, KADASTER, Zulte 2de afdeling, lijst der grondeigenaren, kadastrale legger, 212, Art. 424.
18
Kerkstraat (tegenover de brouwerswoning) wonen ze tijdelijk in Machelen. Hun zoon, Adolphe Meheus, wordt er geboren op 5 juni 1892. Ernest Meheus en zijn vrouw zijn de enigen in lijn die niet in de stokerijwoning zullen gewoond hebben. Wel erft hij de woning na het overlijden van zijn vader in 1907. Ernest Meheus staat te boek als eigenaar/zonder beroep. Hij is schepen geweest van de gemeente Olsene, voorzitter van de Onderlingen Bijstand en van de Muziekmaatschappij (bijlage VII). Daarnaast is hij lid van christelijke genootschappen, waaronder de Konfrerie van het Allerheiligste Sakrament. 70 In zijn vrije tijd legt hij zich onder andere toe op de duivensport. Hij sterft op 5 mei 1935. Zijn vrouw overleeft hem, en zelfs hun zoon. Ze sterft enkele maanden voor haar 100 ste verjaardag Adolphe Meheus trouwt op 16 juni 1925 met Isabella Deschietere (geboren te Kerkhove op 30 april 1900), waarna ze hun intrek nemen in de voormalige stokerijwoning. Beiden zijn enig kind van vermogende ouders. Adolphe Meheus is van beroep eveneens bijzondere, hetgeen inhoudt dat hij rentenier is en kan leven van het verpachten van grond en verhuren van woningen die in zijn bezit zijn. Adolphe Meheus is erg actief in het verenigingsleven (bijlage VII). Hij is voorzitter van de Commissie van Openbaren Onderstand (COO, heden OCMW), ondervoorzitter van de gewestelijke afdeling en voorzitter van de plaatselijke afdeling van het Nationaal Christelijk Middenstandsverbond (NCMV, heden Markant), voorzitter van de plaatselijke afdeling van de Christelijke Mutualiteit, voorzitter van de plaatselijke afdeling van de Christelijke Volkspartij, lid van het schoolcomité, ridder in de kroonorde, vereerd met het burgerlijk kruis eerste klasse en verscheidene andere eretekens. 71 Voorts heeft hij een grote voorliefde voor de jacht en is hij actief in een boogschuttersgilde: de gilde van St.-Sebastiaan een genootschap van handboogschutters dat bestaat sinds 1767. 72 Tot zijn andere hobby’s behoren onder andere de vinkenzetting, duivensport en biljart. 73 Meneer en mevrouw Meheus hebben een knecht, Michel Marga, en een huishoudster, Madeleine de Moer, in dienst. Het echtpaar houdt geregeld (jacht)diners, ze ontvangen regelmatig gasten. Tot hun spijt blijft het echtpaar kinderloos. Madame Isa, zoals ze gekend was in het dorp, sterft jong op 42-jarige leeftijd aan de gevolgen van een bronchitis tijdens de zwangerschap. 74 Adolphe Meheus is weduwnaar gebleven. Desalniettemin zijn er geruchten dat hij een relatie zou hebben gehad of zelfs in het huwelijk zou hebben willen treden met Solange Piers de Ravenschoot.75 Op 13 maart 1968 is hij overleden op 75-jarige 70 71 72 73 74 75
Mondelinge informatie, verkregen van Simonne Vermeersch, op 06 mei 2009. Mondelinge informatie, verkregen van Simonne Vermeersch, op 06 mei 2009. F. DE POTTER en J. BROECKAERT, 1870, p. 22 (hfdst 5). Mondelinge informatie, verkregen van met Daniel Van Quickelberghe op 3 februari 2009. Mondelinge informatie, verkregen van Simonne Vermeersch, op 06 mei 2009. Mondelinge informatie, verkregen van Simonne Vermeersch, op 06 mei 2009.
19
leeftijd. Na zijn dood gaat een deel van zijn erfenis naar zijn moeder die hem overleeft. Daarnaast gaat er een bedrag van 1 miljoen BEF naar de kerkfabriek van Olsene en gaan de juwelen naar zijn petekind, Stéphane Maere, uit Deinze. De rest van zijn bezit schenkt hij aan Michel Marga, zijn knecht, en Madeleine de Moer, de dienstmeid. Zij betalen hierop 75% successierechten. De gemeente Olsene, tot slot, krijgt het domein met het woonhuis bij legaat.76
II.2 Bouwgeschiedenis II.2.1 De achttiende en negentiende eeuw De informatie die verband houdt met de bebouwing van het perceel in de Kerkstraat gaat terug tot in de late achttiende eeuw (bijlage VIII en IX). Uit de achttiende-eeuwse landboeken van de parochie Olsene blijkt dat de familie Meheus in 1763 reeds in het bezit was van het perceel in de Kerkstraat. Het perceel staat omschreven als een behuijsde erfve met land. 77 Benoit Meheus, die van beroep landbouwer is, en zijn echtgenote hebben deze behuijsde hofstede bewoond in de periode van circa 1771 (na overlijden van de weduwe van diens vader) tot circa 1818, wanneer Louis Meheus er zijn intrek neemt en de stokerij opstart. In de eerste helft van de negentiende eeuw, rond 1814 wordt de stokerij vermeld en spreekt men van een grande maison. Er worden bij het huis 10 vensters en deuren aangeduid. 78 De legger van de rol van de grondbelasting en de belasting op deuren en vensters uit 1827 maakt melding van 19 vensters en deuren. 79 Exacte (ver)bouwdata zijn helaas niet genoteerd. Het is evenwel zeer waarschijnlijk dat er voor 1820 in opdracht van Louis Meheus verbouwingswerken zijn uitgevoerd. Het feit dat hij vanaf 1818 het burgemeestersambt beoefent, ondersteunt eveneens deze stelling. Wellicht liet hij de behuijsde hofstede, een boerderijwoning, verbouwen en vergroten tot een herenwoning. Eveneens in 1827 wordt het bedrijf uitgebreid met een brouwerij. Kort na 1834 wordt daar een moulin à grain à la vapeur of een stoom-graanrosmolen bijgebouwd. 80 In de tweede helft van de negentiende eeuw wordt de moulin à vapeur achtereenvolgens samengevoegd met de stokerij, wordt er verbouwd aan de stokerij en verandert diens functie van stokerij naar stokerij à vapeur, stoomstokerij. Op het kadastraal plan uit de Atlas der Buurtwegen uit 1844 lijkt de woning minder diep te zijn als heden. 81 Op de mutatieschetsen uit 1859 is te zien dat de woning op dezelfde manier in het perceel 76 77 78 79 80 81
Infobrochure Legaat Adolf Meheus, zie bijlage. GENT, RAG, Oud Archief Olsene 097/C, 5 7. GENT, RAG, Modern Archief Olsene 097/C, 214. GENT, RAG, Modern Archief Olsene 097/C, 216. Toponymie…, p. 27. Kadastraal plan uit 1844, uit de Atlas der buurtwegen, verkregen van de dienst Ruimtelijke Ordening van de Gemeente Olsene, (bijlage X).
20
ingeplant is, en ongeveer de zelfde afmetingen heeft als heden (bijlage X). Het grote rechthoekige woonhuis ligt niet op de rooilijn, maar is een beetje dieper in het perceel gelegen. Het is verbonden met het L-vormig bouwvolume van de stokerij/brouwerij dat de contouren van het perceel volgt. Vermoedelijk is de woning dus vergroot tussen 1844 en 1859. In 1860 staat de brouwerij bekend als Brouwerije Louis Meheus. 82 In 1873 wordt de brouwerij afgebroken en het jaar daarop als stokerij heropgebouwd. Het deel van de brouwerij dat aan het woonhuis aangebouwd is en dieper in het perceel aansluit op de achterbouw van de stokerij, wordt afgebroken. Uit bijbehorende schetsen kunnen we afleiden dat het huidige bijgebouwtje en de keuken van het huis in deze bouwcampagne tot stand zijn gekomen. 83 Er gebeurt eveneens een kleine uitbouw aan de noordoostelijke zijde. Tijdens deze belangrijke bouwcampagne in opdracht van Adolphe Meheus krijgt het geheel zijn huidige uitzicht. Uit verscheidene interieurelementen en de bemeubeling blijkt dat op dit moment ook een grondige herbemeubeling en decoratie plaatsvond. In 1885 wordt de functie van de stoomstokerij gewijzigd en wordt deze samengevoegd met het huis, waarna het huis een jaar later opnieuw wordt opgedeeld in huis en magazijn. Hier houdt de geschiedenis van de brouwerij/stokerij op.
II.2.2 De twintigste eeuw In 1906 worden huis en magazijn weer samengevoegd en is er geen sprake meer van een magazijn, wel van een batiment rural. Dertig jaar later wordt er een autostaanplaats vernoemd. In de jaren 1920, voordat de laatste bewoners er hun intrek nemen, worden er onderhoudswerken, met name in het interieur, gedaan. Deze werken omvatten wellicht het vervangen van een deel van de vloeren, alsook het (her)decoreren van de wanden in verscheidene ruimten. Deze stelling kan evenwel helaas niet ondersteund worden door archiefdocumenten. Na het overlijden van Adolphe Meheus in 1968 komen de woning, de aanpalende gebouwen en de tuin enkele jaren later in 1973 bij legaat in het bezit van de gemeente. Uit een opmeting in 1980 blijkt dat er kleine verbouwings- of renovatiewerken aan het huis zijn uitgevoerd (bijlage X). De uitbouw aan noordoostelijke zijde lijkt gewijzigd. Aan tuinzijde, ter hoogte van de keuken en het bijgebouw, is er een uitbouw gebeurd. Er zijn een veranda en sanitaire voorziening bijgebouwd. Een deel van het magazijn of de autostaanplaats lijkt te zijn afgebroken. Ook het losstaand volume ten noordoosten van het woonhuis, naar verluidt een duiventil, is verdwenen. In 1987 wordt het huis opnieuw afgescheiden van de aanbouw. Het voormalige stokerijgebouw, het magazijn en de autostaanplaats ruimen plaats voor de bouw van het ontmoetingscentrum. De buitenmuren aan straatzijde worden hierbij gedeeltelijk behouden, zo blijkt uit de vergelijking van fotomateriaal dat dateert van voor de bouw 82 83
Toponymie… Olsene, s.n., 2002, p. 86 GENT, KADASTER, Zulte 2de afdeling, mutatieschets schets 207, 1874/3.
21
met de hedendaagse toestand (afb. 1, 4 en 5). De achterbouw ruimt plaats voor een nieuwbouw. Het ontmoetingscentrum is gebouwd naar een ontwerp van architect Ignace De Clercq uit Zulte. De aannemer is Leon De Vreese uit Aarsele. Onderhoudswerken Uit de beschikbare rekeningen van de gemeente uit de periode van 1995 tot 2007 blijkt dat er in deze periode verschillende onderhoudswerken zijn uitgevoerd aan inen exterieur. 84 Een mondelinge bron bevestigt dat er ook voorheen, in 1992/93 verscheidene schilderwerken zijn uitgevoerd (groene salon, hal, bureau en eetkamer). De grootste werken omvatten dakwerken, vernieuwing van de dakbedekking en vernieuwing van de dakvensters in 1998/99 en werken aan de badkamer (leggen van een nieuwe tegelvloer en nieuw bad/betegeling in 2004). Daarnaast zijn er in 1997 herstellingswerken aan een muur uitgevoerd, wellicht de eetkamermuur, gezien het personeel van de gemeente melding maakte van een vochtprobleem bij de noordwestelijke eetkamermuur. 85 Er wordt meerdere malen melding gemaakt van een aankoop van verf (1995, 1996, 1997, 1998 en 2005) maar er wordt zelden exact vermeld waarvoor het verfmateriaal werd aangewend. In 1997 wordt er verf aangekocht voor de voordeur, in 1998 vermoedelijk voor de buitenwand. Op verschillende tijdstippen zijn er gordijnen geleverd: overgordijnen in 1995, 1996, 1997 en glasgordijnen in 2001. Herstellingen aan meubilair, met name stoelen, zijn uitgevoerd in 1996 en 2004. In 2000 werd er een koperen naamplaat op de gevel aangebracht. Deze is in september datzelfde jaar ingehuldigd. In 2007 wordt er een alarmsysteem geïnstalleerd.
84
85
Grootboek van de budgettaire verrichtingen, uitgaven periode 1995-2007. Uittreksels van deze facturen zijn opgenomen in (bijlage XI). Mondelinge informatie, verkregen van een medewerker van de gemeente.
22
III De woning Adolphe Meheus in huidige staat III.1 Inplanting en oriëntatie Het herenhuis is gelegen in de Kerkstraat, met bijgebouwen grenzend aan de Leibulklos. De Kerkstraat is een van de belangrijkste oude dorpsstraten die de Grote Steenweg met de toenmalige kerk (daterend van na 1600, 86 met aanpassingen van latere datum en afgebroken in 1880) aan de Leie verbindt. 87 Huisnummer 36 situeert zich ongeveer halverwege tussen de Kerkhoek, zoals de buurt rond de voormalige kerk, thans enkel begraafplaats, aangeduid wordt, en het huidige centrum met nieuwe kerk aan de Grote Steenweg en Centrumstraat. De Leibulklos is een onbewoonde uitweg die uitgeeft op de Kerkstraat. Deze weg is oorspronkelijk bedoeld voor vlassers met roothekkens aan de Leie. Het domein heeft een totale oppervlakte van 1 hectare 63 are en 62 centiare en omvat het herenhuis met bijgaande gronden en het park met een vijver. Woonhuis nr 36 heeft heden na verschillende mutaties door de jaren heen perceelsnummer 724L op het kadasterplan (bijlage XII). Het huidige ontmoetingscentrum en de tuin vallen onder kadasternummer 742M. Perceel 714D is het achterliggende land, het gemeentepark. Dit perceel grenst aan perceel 724M en aan de Leibulklos. Perceel 724M grenst zowel aan de Leibulklos als aan de Kerkstraat en aan het voornoemde perceel 714D. Het perceel 724L grenst aan de Kerkstraat. De voorgevel van het herenhuis is georiënteerd op het noordoosten. Aan zuidoostelijke zijde is de woning door een bijgebouw van één bouwlaag verbonden met het flankerende ontmoetingscentrum. De achtergevel geeft uit op de tuin en is georiënteerd op het zuidwesten en een blinde zijgevel geeft uit op het noordwesten. De woning, het bijgebouw, bedrijfsgebouw en aangebouwd ontmoetingscentrum vormen samen als het ware een L-vorm met de korte zijde aan de Kerkstraat en de lange zijde aan de Leibulklos. Het woonhuis ligt op enkele meters van de rooilijn achter een smalle voortuin met een laag bakstenen muurtje. Aan de noordwestelijke zijgevel is er een overdekte fietsenstalling in aanbouw. Aan de tuinzijde is er ter hoogte van de eetkamer een terras afgezet met een gietijzeren hek. Aan het enkellagige bijbouw is er ter hoogte van de keuken een uitbouw met veranda en wc. Dit bijgebouw heeft aan straatzijde een tweede inkom en ligt op de rooilijn. Hiernaast zijn de voormalige bedrijfsgebouwen, thans ontmoetingscentrum, ingeplant. Dit gebouw heeft een korte voorgevel aan de zijde van de Kerkstraat en een op enkele venstertjes na, blinde zijgevel aan de Leibulklos. Het langwerpige gebouw verbreedt naar achteren toe. Het 86 87
In de inventaris wordt er “daterend uit XVI” geschreven. Zie online inventaris van het bouwkundig erfgoed, straatinfo: http://inventaris.vioe.be/dibe/geheel/6745, laatst geconsulteerd op 23 juli 2009, (bijlage V).
23
ontmoetingscentrum heeft aan de tuinzijde een licht vooruitspringende inkompartij en daarnaast een groter rechthoekig uitspringend volume. Het gedeelte dat het diepst in het perceel ligt maakt achteraan opnieuw een kleine uitsprong.
III.2 Bespreking van het exterieur De beschrijving van het exterieur vangt aan met de gevel van het woonhuis aan de straatzijde, waarna de straatgevels van de bijgebouwen aan bod komen. Vervolgens wordt er een beschrijving gegeven van de tuinzijde van het herenhuis en van de aanpalende bijgebouwen. Waar mogelijk worden eventuele bouwsporen gekoppeld aan de bouwgeschiedenis. Voor dit hoofdstuk vormen de documentatieformulieren de basis (bijlage XX).
III.2.1 Voorgevel aan de straatzijde
III.2.1 (a) Het hoofdgebouw De voorgevel van het dubbelhuis is zeven traveeën breed en twee bouwlagen hoog (afb. 1-5). Alle traveeën zijn even breed en de deur- en vensteropeningen zijn gelijkmatig over de gevel verdeeld (bijlage XIII tot XV). Het is een sobere neoclassicistische gevel. De behandeling van de straatgevel, in combinatie met de gesloten zijgevels duidt erop dat de inspiratie voor de exterieurvormgeving veeleer teruggaat op het stedelijke herenhuis, dan wel op het landhuis. 88 Boven de lage gefrijnde arduinen plint is de gevel bepleisterd en volledig wit geschilderd (afb. 6).89 Op fotografisch materiaal uit de jaren 1980 is te zien dat de omlijsting van vensters en deur op dat ogenblik grijskleurig zijn (afb. 5). Aan de eerste travee aan rechterzijde zijn sporen te zien van een vroegere begroeiing met klimop. Waar de begroeiing verdwenen is is de vorige verflaag van de gevel zichtbaar. Net boven de plint zijn er in deze travee twee luchtroostertjes in de gevel aangebracht (afb. 7). De gelijkvloerse verdieping is, zoals kenmerkend is voor de neoclassicistische lijstgevel, versierd met ononderbroken imitatiebanden over de gehele breedte. Een fijne geprononceerde lijst markeert de scheiding tussen beide verdiepingen (afb. 8). De tweede bouwlaag is geornamenteerd met imitatievoegen. Er zijn zes vensters en een voordeur in de onderste bouwlaag en zeven vensters in de bovenste. De rechthoekige vensters zijn gevat in een vlakke omlijsting met oren en sluitsteen (afb. 9). Bij de vensters van de benedenverdieping is de sluitsteen afgewerkt met een geprononceerde diamantkop en onderaan, net boven de dorpel, een decoratief motief (afb. 10). De 88
89
Mondelinge informatie, verkregen van Patrick Devos, Dienst Monumentenzorg Cultuurpatrimonium van de Provincie Oost-Vlaanderen, (bijlage XIX). Vòòr herschildering in het wit, grijze omlijsting van deur en vensters, zie (afb. 4).
24
en
omlijsting van de vensters op de bovenverdieping is volledig vlak. Onder de doorlopende vensterdorpel is er op de borstwering onder elk venster een subtiel decoratief motief uitgewerkt. De omlijsting wordt als het ware doorgetrokken onder de dorpel en in elke hoek benadrukt door een vlak cirkelmotief. De voordeur is in de derde travee (van rechts geteld) gesitueerd (afb. 11). De deur is noch in het midden, noch aan de zijkant ingepast. Dit is een eerder atypische plaatsing die het gevolg kan zijn van een uitbreiding of verbouwing van het (vroegere) woonhuis. Bij dergelijke grote herenwoning zou de deur normaliter in de centrale travee geplaatst zijn. De deuropening is geïntegreerd in de strakke gevelopbouw. Hij is bijgevolg gevat in eenzelfde omlijsting als die van de vensters met diamantkopsluitsteen en met boven de plint dito decoratiemotief. Er zijn twee kleine treden. De grijsblauw beschilderde paneeldeur is afgewerkt met lijstwerk. Het onderste paneel wordt gearticuleerd door verticale groeven. Op een centraal paneeltje is een U-vormige deurtrekker bevestigd, zoals typerend is voor een neoclassicistisch woonhuis. 90 Hierboven bevinden er zich twee smalle langgerekte deurroosters. De zwart geverfde metalen roosters zijn uitgewerkt in een symmetrisch decoratief motief van krullen, bloemknoppen en centraal een cirkel met goudkleurig bloemetje in het midden. De venstertjes erachter zijn in mat structuurglas. Boven de deur is er een beglaasd bovenlicht. Het glas-in-lood is uitgevoerd in ruitmotief waarrond er een band is in een donkerder glas. Boven de deuromlijsting is er net boven het lijstje dat beneden- en bovenverdieping scheidt een kleine lantaarn bevestigd. De zeshoekige lantaarn is opgehangen aan een ijzeren S-vormige houder. De ijzeren lantaarn heeft matglazen ruitjes. Rechts naast de deur bevindt er zich een bel in leeuwenkopvorm en links van de deur een koperen naamplaat met volgende inscriptie: “Uit dankbaarheid aan weldoener de heer Adolphe Meheus voor de schenking van zijn domein aan “GEMEENTE OLSENE” op 9 mei 1975 onder het bestuur van Burgemeester Antoine de Mahieu Schepenen Remi Goemine en Henri Verleyen Secretaris Joseph Devenyn”
Het venster aan de linkerzijde van de deur is eveneens een glas-in-lood raam met ruitmotief, omboord door een band in donkerder glas en met centraal een paneel met bloemenkorf (afb. 12). De overige vensters van de benedenverdieping zijn op circa 1/3 hoogte van bovenaf in twee opgedeeld door een houten regel. De vensters hebben een vast boven- en een vast onderlicht. De vensters van het gelijkvloers kunnen verduisterd worden met behulp van rolluiken. De rolluikkasten zijn aan de binnenzijde ingebracht en zijn bijgevolg van buitenaf niet zichtbaar. De vensters op de bovenverdieping hebben een T-indeling met twee openende raamvleugels en vast 90
G. Everaert, in: Deuren en poorten, p. 127.
25
bovenlicht. Er zijn hier geen rolluiken. Het houtwerk van alle vensters is grijsblauw geschilderd. De herenwoning wordt bekroond met een zadeldak met zwarte dakpannen evenwijdig met de voorgevel. Het dak is recentelijk , eind 20ste of begin 21ste eeuw vernieuwd. In het dak zitten drie kleine vierkante zoldervenstertjes ter hoogte van de tweede, derde en vierde travee. Aan elke kopgevel is er een schouwtje te zien. Vanuit de dakgoot loopt er aan de linkerzijde een regenpijp naar beneden. De noordwestelijke zijgevel is bepleisterd en voorzien van imitatievoegwerk over de gehele hoogte (afb. 13). De onderste bouwlaag van de witgeschilderde zijgevel wordt ritmisch doorbroken door twee maal twaalf luchtroosters. Ter hoogte van de overgang tussen twee verdiepingen zijn er telkens muurankers bevestigd. Onder de afgeplatte nok wordt de gevel doorbroken door een klein zoldervenster. Vanuit de dakgoot aan straat- en tuinzijde lopen smalle regenbuizen naar beneden. III.2.1 (b) Het bijgebouw Het bijgebouw) vormt de (visuele) verbinding tussen het woonhuis en het voormalige bedrijfsgebouw (afb. 14. Het zit als het ware ingepast tussen beide volumes. Het bijgebouwtje van één bouwlaag heeft een noordwestelijke gevelzijde die haaks op de gevel van het woonhuis staat en een noordoostelijke gevel op de rooilijn, evenwijdig met de straat. Er is een venster, uitkijkend op de straat en een deur in de noordwestelijke gevel. De arduinen plint van het hoofdgebouw is doorgetrokken over het bijgebouw. Onder het venster wordt de plint doorbroken door een luchtrooster. Het eenlagig gebouw is eveneens bepleisterd en wit beschilderd. De imitatiebanden van het woonhuis lopen over deze gevel door. De deur en het raam hebben een subtiele vlakke omlijsting. Het venster is in een verdiept muurvlak geplaatst. Links van de deur, vlak bij de hoek is er een ijzeren zuiltje half ingemetseld in de gevel (afb. 15). De zuil staat op een lage (oorspronkelijk zeshoekige) sokkel. De oorspronkelijk ronde geribde voet versmalt naar boven toe. Het opnieuw verbrede stuk dat hierboven komt is gedecoreerd met een vegetaal motief. Daarboven wordt een effen band tussen twee parellijstjes gevat. De smalle gecanneleerde zuilschacht erboven is bovenaan eveneens afgeboord met een boord tussen twee, heden versleten, parellijstjes. Op het bladkapiteel dat de zuil bekroont is een korf geplaatst. In de gevel, evenwijdig met de straat, bevindt er zich naast het venster een brievenbusgleuf. De donkerhouten deur wordt geritmeerd door verticale stroken en bovenaan afgerond (afb. 16). De deur is afgewerkt met beslag. Er zijn twee deurhengsels in de vorm van een liggend anker. Elk anker is gedecoreerd met een zaagtandmotief. De steel is versierd met een uitgesneden klaverbladmotief en twee vertakkende C-curven eindigend op knop. Ook de versmallende steel eindigt op een knop. Centraal op de deur is een klein ankertje bevestigd, waarop een ronde knopvormige deurknop gemonteerd is. Er is een kijkgaatje op ooghoogte. Rechts van de deur is er een
26
hedendaagse deurbel van het merk Friedland. Eveneens rechts van de deur is er een kleine lantaarn bevestigd. Het is een vierkante lantaarn met glazen ruitjes. Het venster aan straatzijde heeft een T-indeling met twee openende raamvleugels (afb. 17). Het houtwerk is grijsblauw geverfd, alsook de rolluik. Het bijgebouwtje wordt bekroond met een plat dak.
III.2.1 (c) Het stokerijgebouw Het voormalige stokerijgebouw dat het bijgebouwtje flankeert is opgetrokken uit baksteen (afb. 18). De vroeger volledig donkere bakstenen gevel is thans gedeeltelijk gewit. Het gebouw van twee bouwlagen is drie traveeën breed en heeft eveneens een arduinen plint. In de bovenste helft van de plint zijn er drie kelderraampjes/verluchtingsgaten met elk drie tralies. De gevel heeft twee vooruitspringende hoekpartijen met op de rechtse hoek een muuranker dat afgewerkt is met gekrulde uiteinden (afb. 19). De zes vensteropeningen zijn omlijst met eenvoudige licht geprofileerde banden. De scheiding tussen beide verdiepen wordt gemarkeerd door een fijne geprofileerde lijst die de contour van de bovenrand van de vensters van de onderste bouwlaag volgt. Het gebouw heeft een verbouwde top in donkere baksteen. Onder de nok van het dak is een modern veelhoekig venster gestoken. Van de drie vensters in de onderste bouwlaag is er een blind venster. De andere twee vensters hebben twee openende raamvleugels. Voor beide vensters is er een ijzeren vensterkorf geplaatst. De vensters in de tweede bouwlaag hebben eveneens vensterkorven en twee openende raamvleugels. Uit fotografisch materiaal van de jaren 1980 blijkt dat op dat ogenblik de vensters van de onderste bouwlaag alle drie blinde vensters waren (afb. 21). Deze zijn dus geopend bij (ver)bouw(ing) van het ontmoetingscentrum in 1987. De twee buitenste vensters op de verdieping waren toen voorzien van een T-indeling met vast bovenlicht en openende raamvleugels met opdeling in kleinere ruitjes. De indeling van het middelste venster is op de foto niet met 100% zekerheid te bepalen, maar het neigt naar een kruisvormige indeling met twee openende raamvleugels. Het veelhoekige venster onder het dak heeft een middenpartij over de gehele hoogte van de zolderverdieping, met ernaast twee driehoekige vensters. De bovenranden van de vensters volgen de contouren van de dakrand. Het houtwerk is donkerbruin. Uit het fotomateriaal van de jaren 1980 is af te leiden dat het vroegere stokerijgebouw oorspronkelijk twee parallelle vleugels met voorpuntgevels onder twee zadeldaken had. Thans is er sprake van één zadeldak.
III.2.1 (d) Gevel aan Leibulklos De gevel aan de Leibulklos wordt voor een deel uitgemaakt door de oorspronkelijke gevel van de stokerij en anderzijds door de gevel van het nieuwe aangebouwde ontmoetingscentrum (afb. 20). Het is een volledig bakstenen gevel waarvan het eerste
27
gedeelte wit beschilderd is. Het deel van de gevel onder het zadeldak telt twee bouwlagen, het achterste deel één. Op de foto’s uit de jaren 1980 is te zien hoe de oorspronkelijke gevel van het bedrijfsgebouw geritmeerd werd door een soort pilasters, met tussenliggende dieperliggende blinde muurvelden (afb. 21). In de plint waren kleine getraliede (verluchtings) venstertjes voorzien. Heden is deze muur behouden tot de vierde pijler met daartussen drie blinde muurvlakken. Dit deel van de gevel is voorzien van een lage gecementeerde plint. De kelderraampjes in de plint zijn, op het laatste na, gedicht bij de verbouwing in 1987. Ze zijn evenwel nog goed leesbaar in de gevel (afb. 22). De eerste twee muurvelden worden doorbroken door een viertal (drie in het eerste, één in het tweede) luchtroostertjes. In het derde muurveld is een groot vast vierkant venster ingebracht. Naast de tweede pilaster, in het derde muurveld is er een muuranker bevestigd. De verdere bakstenen gevel van het ontmoetingscentrum is onbeschilderd en volledig vlak (afb. 23 en 24). Naast het vierkante venster wordt de bakstenen gevel doorbroken door twee smalle vensters met de bovenzijde op gelijke hoogte als de bovenzijde van het vierkante venster. Iets onder de dakrand bevindt er zich ter hoogte van het eerste smalle venster een gelijkaardig venster. Verderop wordt de gevel doorbroken door een stalen deur die toegang verschaft tot de nutsvoorzieningen en door twee kleine venstertjes opgebouwd uit zes glasbouwstenen. Het laatste gedeelte, de gevel van één bouwlaag is volledig blind. Op regelmatige afstand zijn er regenpijpen die van de dakgoot naar beneden lopen.
III.2.2 Achtergevel aan de tuinzijde III.2.2 (a) Het woonhuis en bijgebouw De achtergevel van het woonhuis aan de tuinzijde is zeven traveeën breed en twee bouwlagen hoog (afb. 25-26). De indeling van de achtergevel wijkt sterk af van die van de voorgevel. De afzonderlijke traveeën zijn niet gelijk verdeeld waardoor de muurdammen verschillende breedtes hebben. De gevel is wit gecementeerd en erg sober opgevat. Er is geen omlijsting rond deur of vensters. De vensters van de bovenverdieping hebben een doorlopende vensterdorpel. Boven deze vensters loopt er een fijn geprofileerd lijstje (afb. 27). In de eerste bouwlaag zijn er drie vensters, een deur en een blind venster. Zowel de vensters als de deur op de gelijkvloerse verdieping kunnen afgesloten worden met een blauwe rolluik. De bovenverdieping telt vijf vensters waarvan er twee blind zijn. De gevel wordt doorbroken door drie luchtroostertjes op verschillende hoogte, naast het eetkamervenster. Tussen de vijfde en de zesde travee loopt er over de gehele hoogte van het huis een scheur. Dit zou een bouwspoor kunnen zijn, maar deze stelling valt niet te staven aan de hand van archiefdocumenten.
28
De achterdeur op de gelijkvloerse verdieping situeert zich in de derde travee van links (afb. 28). Voor- en achterdeur geven recht op elkaar uit. De paneeldeur is blauw geverfd en is beglaasd. In het bovenste paneel is een glas-in-loodraam ingebracht. Het betreft hier eveneens een ruitvormig patroon, omboord met een fijn randje met afwisselend rechthoekige en vierkante stukjes glas. Centraal in het glas-in-lood venster bevindt zich een paneel met een veelkleurige bloemenruiker in een vaas. Boven de deur bevindt er zich, net als bij de voordeur, een beglaasd bovenlicht. Het betreft hier eveneens een glas-in-loodraam met ruitpatroon. Boven de deur is er een blauwe stalen latei geornamenteerd met twee rozetten. Verdeeld over de twee traveeën links van de deur bevindt er zich een breed eetkamervenster (afb. 29). Het houtwerk is eveneens blauw van kleur. De twee middelste vensters maken deel uit van een terrasdeur. Aan beide zijden van de centrale deurvensters is er een vast venster. Deze vier ruiten hebben een gebogen bovenste vensterregel. Het vaste bovenlicht met gebogen onderregel is opgedeeld in een breed en twee smalle bovenlichten. Er is eveneens een rolluik die heden in onbruik is. De bovendrempel wordt gevormd door een stalen latei, gedecoreerd met 4 rozetten. In de travee rechts naast de deur bevindt zich een blind venster. Daarnaast is er een glas-in-loodvenster met T-indeling, openende raamvleugels en vast bovenlicht. Het glas-in-lood is hier eveneens uitgevoerd in het ruitpatroon met een smalle boord. Ter hoogte van de zesde en zevende travee is er een tweede groot venster (afb. 30), verticaal opgedeeld in vier even grote raamvleugels en een vast driedelig bovenlicht. De bovendorpel wordt eveneens gevormd door een latei met drie decoratieve rozetten. Het schrijnwerk van de vensters van de onderste bouwlaag is voorzien van neuzen, het schrijnwerk van de vensters op de bovenverdieping is vlak. Alle vensters op de bovenverdieping hebben een T-indeling met openende raamvleugels en vast bovenlicht (afb. 31). Onder de bovendorpel zijn er korte (zonne)schermen bevestigd, decoratief afgewerkt met een accoladeboog. De vensters in de eerste twee traveeën van links zijn voorzien van helder glas. De drie overige vensters zijn uitgewerkt in glas in lood in het gekende ruitpatroon met boord. In de vierde en zesde travee zijn er blinde vensters uitgewerkt om de ritmering niet te doorbreken. Aan de kopgevels zijn er twee symmetrisch geplaatste schoorstenen te zien, hetgeen het totaal brengt op vier schoorstenen, en tevens op de aanwezigheid van vier haarden duidt. Er is een hedendaags pannendak met een klein vierkant zoldervenstertje ter hoogte van de vijfde travee. Er loopt een vertakte pijpleiding aan rechterzijde naar beneden. De ene regenpijp vertrekt net onder de dakgoot, de tweede pijpleiding net onder het bovenste lijstje. Beide leidingen komen samen ter hoogte van de bovenrand van het venster op de onderste bouwlaag. Ongeveer op de scheiding tussen het woonhuis en het bijgebouw is er nog een laag klein vierkant bijgebouwtje gesitueerd, daterend van een bouwcampagne in 1980. Het
29
gebouwtje heeft een donkerhouten deur in de zijde die haaks op het woonhuis staat en een venstertje in de andere gevel. Het is afgedekt met een plat dak. Ter hoogte van het eenlagige bijgebouw naast het woonhuis is er een veranda-uitbouw in donker gekleurd hout met bakstenen plint (afb. 32). De hedendaagse veranda is toegankelijk via een bijna volledig beglaasde deur in de wand, haaks op de gevel van het woonhuis. Naast de deur bevindt er zich een smal venstertje. De andere wand van het gebouw is, op de plint na, volledig beglaasd met een opeenvolging van smalle venstertjes. Deze beglazing wordt voortgezet op het schuine gedeelte van het dak, hetgeen voor een zenitale lichtinval zorgt. De rest van het dak is vlak. De oorspronkelijke buitengevel met de keukendeur en het keukenvenster die behouden zijn, is door de veranda aanbouw een binnengevel geworden (afb. 33-34). De zuidoostelijke zijgevel van het hoofdgebouw (afb. 35), die boven het bijgebouw uitkomt is wit gecementeerd. Er zijn verscheidene muurankers bevestigd. De gevel wordt doorbroken door een zoldervenster onder de afgeplatte nok.
III.2.2 (b) Het ontmoetingscentrum De zijwand van het voormalige bedrijfsgebouw die boven het bijgebouw uitsteekt is een blinde gevel (afb. 36). De bakstenen wand is wit geverfd. Het zadeldak wordt ter hoogte van de overgang tussen het platte dak en het beglaasde dak van het bijgebouw doorbroken door een smalle dakkapel met venster, uitgevend op een stalen brandladder. Deze witgeschilderde bakstenen gevel loopt verder door boven een beglaasde veranda-achtige uitbouw die een hoek vormt met de veranda van het woonhuis. De veranda is op eenzelfde wijze uitgevoerd. De bakstenen gevel wordt in de tweede bouwlaag doorbroken door twee vierkante vensters (afb. 37). Hiernaast is de vooruitspringende inkompartij aangebouwd. De inkompartij heeft een blind muurvlak haaks op de witte bakstenen gevel. In de gevel evenwijdig aan de bakstenen gevel is een dubbele beglaasde deur met eigele deurtrekkers geplaatst. Deze beslaat ongeveer de gehele breedte van de smalle uitbouw. Meteen boven de deur vangt een licht uitkragende vensterpartij aan, verder doorlopend in het zadeldak. De vensterpartij wordt geritmeerd door twee houten stijlen. De nok van het dak is bovenaan gedeeltelijk beglaasd. Naast de inkompartij bevindt zich een uitbouw. Deze uitbouw staat haaks op het volume van het hoofdgebouw van het ontmoetingscentrum en heeft bijgevolg drie gevels aan tuinzijde, onder een apart zadeldak. In de gevel die uitkijkt op het woonhuis zijn er twee smalle venstertjes geplaatst op circa 2 m hoogte. De kopgevel wordt in de eerste bouwlaag eveneens doorbroken door twee smalle/langwerpige symmetrisch geplaatste vensters (afb. 38). In de nok van de gevel is er een veelhoekig venster geplaatst met een driehoekige glazen erker (afb. 39), rustend op een half
30
piramidevormige console. De derde en korte gevel van deze uitbouw wordt enkel doorbroken door een deur. De gevel van het hoofdgebouw van het ontmoetingscentrum loopt verder door naar achteren (afb. 40). Dit gedeelte heeft slechts één bouwlaag. De wand wordt doorbroken door een ruim bemeten venster over de gehele hoogte van de wand. Het onderste deel van beide vensters is symmetrisch in twee opgedeeld waarvan een deel fungeert als schuifdeur. Daarboven bevindt zich een vast bovenlicht, dat horizontaal in twee gedeeld wordt door roeden en een centraal vierkant dat op de punt staat. Naast het tweede venster vertrekt er een laag uitgebouwd volume. De uitbouw is volledig met hout bekleed (de planken zijn horizontaal geschikt). Er zijn twee keer twee vensters. Deze aanbouw heeft een plat dak. Ter hoogte van beide vensters zijn er in het zadeldak telkens drie naast elkaar geplaatste dakramen.
III.3 Plattegrond en ruimteverdeling
III. 3.1 Het woonhuis Het woonhuis is twee verdiepingen hoog. Het is niet onderkelderd, maar wel voorzien van een ruime zolder. Aan zuidoostelijke zijde is er een bijgebouw aangebouwd. Het bijgebouw telt één bouwlaag en heeft een kelder (die zich strikt genomen onder het voormalige bedrijfsgebouw bevindt). Het ontmoetingscentrum laten we hier buiten beschouwing. De plattegrond en ruimteverdeling van de herenwoning refereren op het eerste gezicht aan de indeling van het negentiende-eeuwse landhuis met centrale hal. Dit in contrast met de exterieurbehandeling als brede stadswoning, hetgeen af te lezen valt aan de quasi blinde zijgevels die in contrast staan met de behandeling van de voorgevel. De voordeur geeft uit op de centrale hal (bijlage XVI). Deze inkomhal gaat over in de traphal en beslaat als dusdanig de gehele diepte van het gebouw (afb. 41-42). Inkomhal en traphal worden visueel gescheiden door een rondboog. De hal beslaat echter slechts de gelijkvloerse verdieping. Hij is niet opgetrokken over meerdere verdiepingen zoals men bij een negentiende-eeuws landhuis zou verwachten. Het vertrek is ongeveer 4 m breed en een kleine 9 m diep (de inkomhal 4,55 m en de traphal 3,80 m). De hal is de centrale ruimte waaromheen de andere vertrekken geschikt zijn, zoals men van een landhuisindeling kan verwachten. Op deze hal geven de belangrijkste ruimtes van de gelijkvloerse verdieping uit. Deze indeling zou de centrale plaatsing van de voordeur voorschrijven, een voorschrift waaraan echter niet voldaan wordt. Dit zou kunnen wijzen op de verbouwing van een oudere kern met
31
behoud van de plaatsing van de voordeur. 91 Wie de voordeur betreedt heeft direct zicht op de trappartij. Voorts ligt in het directe verlengde van de voordeur, de achterdeur die uitgeeft op de tuin. In de hal zijn de deuren naar de omliggende vertrekken symmetrisch geplaatst. De dubbele deur naar de salon staat tegenover de dubbele deur naar het bureau. De dubbele deur rechts van de inkom geeft uit op het bureau (afb. 43). Dit vertrek heeft een afmeting van 4,90 m breed op 3,70 m diep. Het bureau is gelegen aan de straatzijde en staat in open verbinding met de eetkamer die uitgeeft op de tuinzijde. Deze suite van voor- en achterkamer is typerend voor het negentiende-eeuwse woonhuis. De scheiding tussen beide vertrekken wordt gemarkeerd door een opening met ter hoogte van het plafond subtiel afgeronde hoeken. Deze twee vertrekken beslaan samen eveneens de volledige diepte van het huis. Vanuit het bureau is er, mits de dubbele deuren naar de hal geopend zijn, een doorzicht mogelijk van de schouw tot aan de schouw van de groene salon. In het bureau ontving de heer des huizes zijn bezoek en nam hij op tweede kerst de huursom van de huurwoningen in ontvangst. Pachters die kwamen betalen werden ontvangen in de hal. 92 De eetkamer die in verbinding staat met het bureau heeft een afmeting van 4,90 m breed op 4,70 m diep (afb. 44). Deze ruimte geeft via een terrasdeur uit op de tuin, en via een dubbele deur op de traphal. In deze kamer hadden talrijke diners plaats, hiervan getuigen de bewaarde menuopstellingen. Thans wordt deze ruimte eenmaal per maand als eet- en ontvangstruimte gebruikt voor de jubilarissen van de gemeente. Aan de andere zijde van de inkomhal geeft de dubbele deur uit op de groene salon (afb. 45). De salon dankt zijn benaming aan het kleurgebruik in de wanddecoratie. De ontvangstsalon meet 6,60 m bij 4,50 m, met de lengte evenwijdig met de straatgevel. De decoratie en interieurafwerking van de salon wil de sfeer oproepen van een laat achttiende- begin negentiende-eeuws paradesalon. De salon heeft in de zuidwestelijke wand een enkele deur die uitgeeft op een kleinere achterkamer. De inkomhal loopt over in de traphal aan de tuinzijde van de woning (afb. 42). Deze geeft via een achterdeur in de zuidwestelijke wand toegang tot de tuin. Links van de achterdeur zet de trap naar de verdieping aan. Aan zuidoostelijke zijde staat de traphal in open verbinding met een kleine zithoek voorzien van een valse haard (afb. 46-48). Deze ruimte ligt ietwat verscholen. De zithoek is vanuit de deuropening in de inkomhal niet direct volledig waarneembaar en laat zich pas zien aan de bezoeker die dieper in de ruimte treedt. Deze ruimte is 3,65 m diep en 2,55 m breed. Dit was de zithoek waar de heer des huizes graag vertoefde 91
92
Mondelinge informatie, verkregen van Patrick Devos, Dienst Monumentenzorg en Cultuurpatrimonium van de Provincie Oost-Vlaanderen, (bijlage XIX). Mondelinge informatie, verkregen van Daniel Van Quickelberghe, 28 april 2009.
32
en persoonlijke vrienden ontving. 93 Links van de haard biedt een deur toegang tot een volgende achterkamer. Deze deur heeft aan de andere kant van de traphal zijn visuele tegenhanger, de dubbele deur naar de eetkamer. Dit deel van de woning met grote voorkamer (de groene salon) en kleine achterkamer(s) kan verwijzen naar een kern van boerderijwoning. 94 Typerend voor het type van de boerderijwoning is eveneens de inkom in een centrale kamer waar alle andere kamers op uitkomen. Vooraan was de grote, warme kamer gelegen, achteraan een of meerdere koelere kleine (op)kamers. De beperkte hoogte van de benedenverdieping (3,4 m), die vooral opvalt in de groene salon, kan eveneens deze stelling ondersteunen. De achterkamer had vroeger de functie van privé-salon van de vrouw des huizes, waar ze goede vrienden ontving (afb. 29).95 Deze kamer van 3,65 m diep op 4,20 m breed vormt de verbinding tussen de keuken in het bijgebouw en het hoofdvolume van de woning. De deur links van de schouw in de zuidoostelijke wand biedt toegang naar de keuken, de daar tegenoverliggende wand wordt doorbroken door de deur naar de voornoemde zithoek. Via deze as kon het huispersoneel vanuit de keuken recht naar de eetkamer om te serveren. De achterkamer staat eveneens in verbinding met de groene salon, via een deur in de noordoostelijke wand. Vanuit de traphal is via de statige slingertrap de verdieping te bereiken. De trap komt uit op een ruime traphal op de eerste verdieping en loopt van daar verder door naar de zolder. De hal op de eerste verdieping staat net als de hal op de gelijkvloerse verdieping in directe verbinding met de voornaamste ruimtes (afb. 50). De traphal is 4 m op 5 m groot (bijlage XVII). Deze ruimte staat in open verbinding met een klein intiem salon aan straatzijde (afb. 51). De ruimtes van de bovenverdieping zijn 3,5 m hoog. Dit impliceert dat ze met hun 3,5 m 10 cm hoger zijn dan de kamers op het gelijkvloers. We krijgen hier een omkering van de verhouding. Normaliter zijn herenhuizen voorzien van een hoge eerste bouwlaag en een lagere en soberdere verdieping. Vanuit de traphal heeft men via de deur in de noordwestelijke wand, toegang tot een kamer aan de tuinzijde (afb. 52), gelegen boven de eetkamer. Deze ruime rechthoekige kamer met haard meet 5,05 m op 4,75 m. De tweede kamer is toegankelijk via een deur in de salon (afb. 53). Deze kamer van 3,80 m op 5,05 m is aan straatzijde gelegen, boven het bureau.
93 94
95
Mondelinge informatie, verkregen van Daniel Van Quickelberghe, 28 april 2009. Mondelinge informatie, verkregen van Patrick Devos, Dienst Monumentenzorg en Cultuurpatrimonium van de Provincie Oost-Vlaanderen, (bijlage XIX). Mondelinge informatie, verkregen van Daniel Van Quickelberghe, 28 april 2009.
33
De salon meet 4,05 m op 3,70 m (afb. 51). De scheiding met de traphal wordt gemarkeerd door een rondboogopening en kan afgeschermd worden door middel van een zwaar gordijn. Zoals hierboven vermeld staat de salon in verbinding met de kamer aan straatzijde. Uiterst links in de zuidoostelijke wand ertegenover bevindt zich een deur die toegang geeft naar een volgende kamer aan straatzijde, met name de slaapkamer van de heer en vrouw des huizes. De slaapkamer van de heer en vrouw des huizes is vanuit de traphal via de eerste deur in de zuidoostelijke wand toegankelijk (afb. 54). Deze langwerpige kamer aan de straatzijde meet 6,60 m bij 4,70 m en is gelegen boven de groene salon. De kamer staat, zoals reeds vermeld in verbinding met de salon. Deze deur is evenwel in onbruik. Een deur links in de zuidwestelijke wand geeft toegang tot de badkamer. De laatste deur in de zuidoostelijke wand van de traphal geeft uit op een kleine achterkamer aan de tuinzijde van 2,30 m op 3,80 m (afb. 55). Hierin bevindt zich het sanitair: een lavabo en een afgeschermd toilet. Recht tegenover deze deur opent de deur naar de badkamer. De badkamer meet 4,15 m op 3,80 m en staat op zich weer in verbinding met de slaapkamer van de heer en mevrouw des huizes, zoals reeds vermeld (afb. 56). Vanuit de traphal op de eerste verdieping loopt de slingertrap verder omhoog naar de zolder. De zolder is opgedeeld in drie kleine kamers (afb. 58-60), een kleine en een grote bergruimte (afb. 61). III.3.2 Het bijgebouw Het bijgebouw is het smalst aan straatzijde (3,65 m ) en verbreedt naar de tuinzijde toe (5,60 m ). Zoals reeds vermeld staat het woonhuis in verbinding met de keuken via de achterkamer. De ruime keuken met haard geeft aan zuidwestelijke zijde uit op de veranda aan de tuinzijde (afb. 62). Deze ruimte meet 4,70 m (die verbreedt tot 5 m) op 5,10 m en verbreedt een weinig naar de tuinzijde toe tot 5,60 m. Het eigenlijke keukenmeubel is van recente datum, op het behoud van de oude dubbele pomp na. In de noordoostelijke wand geeft een schuifdeur toegang tot een bergruimte van 1,55 m op circa 3,40 m. Rechts van deze schuifdeur wordt de wand doorbroken door een deur die toegang geeft tot een lange smalle gang (1 m breed en 4,20 m lang) (afb. 63). In deze gang zijn er drie deuren. De eerste deur aan rechterzijde in zuidoostelijke wand is in onbruik; (deze gaf vroeger toegang tot het bedrijfsgebouw) de deur ernaast opent naar de kelder onder het voormalige bedrijfsgebouw (afb. 64). Tegenover de kelderdeur geeft een derde deur uit op een ruimte waarin thans de verwarmingsinstallatie is ondergebracht (afb. 65). Binnen deze ruimte is er een niveauverschil in de vloer. De noordoostelijke helft ligt een stuk lager.
34
De laatste deur aan het einde van de gang biedt toegang tot een voorkamer aan straatzijde (afb. 66). De kamer is 4 m (verbreedt tot ca 4,10 m) diep en versmalt van 3,90 m tot 3,65 m aan straatzijde. Deze ruimte heeft in de noordwestelijke wand een inkomdeur die uitgeeft in de Kerkstraat. Een groot tablet onder het venster aan straatzijde doet vermoeden dat deze ruimte een loket- of ontvangstfunctie (van goederen) had. 96 Via deze inkom kon men dus zowel de woning, via de keuken, als het bedrijfsgebouw bereiken. Dit bijgebouw vormt de verbinding tussen beide. Het gaf ook de mogelijkheid aan personeel om via deze inkom recht naar de keuken te gaan. Het personeel hoefde op deze wijze het eigenlijke woonhuis niet te betreden.
96
Mondelinge informatie, verkregen van Patrick Devos, Dienst Monumentenzorg en Cultuurpatrimonium van de Provincie Oost-Vlaanderen, (bijlage XIX).
35
IV Bespreking van het interieur IV.1 Het woonhuis In de woning Adolphe Meheus is in een groot aantal vetrekken de negentiendeeeuwse en/of begin twintigste-eeuwse aankleding bewaard gebleven. De gelijkvloerse verdieping telt zeven vetrekken (inkomhal, traphal, bureau, eetkamer, groen salon, achterkamer, zithoek). Er zijn tal van originele interieurelementen behouden gebleven, zoals de vloeren, wandbekleding en stucversiering, deurvleugels en marmeren schoorstenen. De interieuraankleding heeft een eclectisch karakter. Er wordt teruggegrepen naar verschillende stijlen, zoals kenmerkend is voor de late negentiende eeuw. In de aankleding van de groene salon overheersen neoLodewijkstijlen. De aankleding van de zithoek is neo-Vlaamse renaissance. Het meubilair is overwegend uitgevoerd in Louis Philippe of Napoleon III-stijl. Het is niet met 100% zekerheid te zeggen of alle meubilair zich op de oorspronkelijke plaats, of toch in de ruimte waar het oorspronkelijk voor bedoeld was, bevindt. De verdieping telt eveneens zeven vertrekken (traphal, salon, kamer aan tuinzijde, kamer aan straatzijde, slaapkamer, toiletruimte en badkamer). De vertrekken op de verdieping zijn soberder ingericht. De badkamer, toiletruimte en slaapkamer van de heer en vrouw des huizes zijn (her)ingericht in de jaren 1920.
IV.1.1 De gelijkvloerse verdieping IV.1.1 (a) Inkomhal De voordeur van de woning geeft rechtstreeks uit op de inkomhal. Het is een ruime inkomhal die overloopt in de traphal. Op de inkomhal geven de belangrijkste ontvangstruimtes rechtstreeks uit. De rechthoekige ruimte meet 4,05 m op 4,55 m. De vloer ligt op gelijke hoogte met de omliggende vertrekken (afb. 67). Deze terrazzovloer bestaat uit grote rechthoekige witte vlakken van 1,08 m bij 1,28 m die afgeboord zijn door een enkele centimeters breed boordje van afwisselend witte en zwarte vierkante marmeren mozaïekblokjes. De scheiding met de traphal wordt in de vloer gemarkeerd door een 34 cm brede band in oud roze. Deze brede band loopt verder langs de drie wanden en volgt de contouren van de ruimte. In de hoeken wordt er geen rechte hoek gemaakt, deze worden schuin afgesneden. Terrazzo wordt gemaakt uit een mengsel van steenslagkorrels (marmer-, graniet-, kalksteen- of andere natuursteenkorrels) en kalk of cement dat na verharding opgeschuurd en eventueel gepolijst wordt. Het gebruik van mozaïeksteentjes in de vorm van kleurige banen of ter begrenzing van de vloervelden is veel voorkomend bij terrazzovloeren. Terrazzo is ontstaan uit de
36
mozaïekkunst en werd door de Italianen ontwikkeld tot zijn huidige vorm. Aan het einde van de negentiende eeuw kwam de terrazzokunst/kennis naar onze streken. In het begin van de twintigste eeuw waren terrazzovloeren erg populair, met name in openbare gebouwen. 97 Deze vloer is wellicht niet de oorspronkelijke vloer, maar werd gelegd vòòr de laatste bewoners hun intrek namen in de woning. Dit zou dan vermoedelijk in de jaren 1920 geweest zijn. De vloer vertoont intussen verschillende breuklijnen (afb. 68). De indeling van de noordwestelijke en daar tegenover liggende zuidoostelijke wand is symmetrisch en op elkaar afgestemd. De wanden worden centraal doorbroken door een dubbele deur. De wanden van de inkomhal zijn bekleed met een lambrisering bestaande uit een houten kader waarbinnen een grofgeweven linnen opgespannen is (afb. 69- 73). Boven de lage houten plint begint het smalle kader van de lambrisering. Het kader loopt langs de deurposten omhoog en sluit zich op de hoogte van circa 2,18 m. Deze horizontale bovenrand van het kader is decoratief afgewerkt met accoladebogen. De bovenste richel is voorzien van een verbreed stuk dat afgewerkt is met holle gleuven om porselein op te kunnen tentoonstellen. Het textiel is rood geverfd op een zwarte ondergrond die door de bovenste verflaag doorschemert. Deze wandbekleding dateert vermoedelijk uit de jaren 1920, hetgeen af te leiden valt uit de afwerking van de rondboog en de decoratieve afwerking van de bovenrand van de lambrisering. Het grootste deel van de wandbekleding wordt aan het zicht onttrokken door de plaatsing van het meubilair. De zichtbare delen van de wand worden opgeluisterd met schilderijen (waaronder een schilderij van de abdij van Ename) en porselein. Ook op de daarvoor voorziene richel van de lambrisering zijn verscheidene stukken blauwwit porselein geplaatst. Het muurvlak hierboven is effen gepleisterd en crèmewit geschilderd. De overgang naar het plafond wordt gemaakt door een opeenvolging van verschillende lijsten (afb. 74). Het constructiemateriaal van het plafond is aan het zicht onttrokken. Het vlakke plafond is afgewerkt met wit geschilderd structuurbehangpapier. Centraal in het plafond is er een rozet uitgewerkt waaraan het lichtarmatuur is opgehangen. Het rozet is opgebouwd uit een cirkelvormige bolle lijst, waarbinnen een holle lijst van bladwerk de overgang maakt naar de eigenlijke knop die versierd is met bladwerk. Er zijn drie deuren die toegang verlenen tot de inkomhal. Aan straatzijde in de noordoostelijke wand bevindt zich de achterzijde van de voordeur (afb. 75). De houten paneeldeur is sober wit geschilderd en naar analogie met de buitenzijde voorzien van lijstwerk. Het onderste paneeltje wordt gevat binnen een kleine rechthoekige lijst. Een grotere lijst omboordt de bovenste helft van de deur met inbegrip van het centrale 97
Herstel en onderhoud van terrazzovloeren, 2001, pp. 2-3. En R. STEUVERT in: E. KOLDEWEIJ (red.), 2008, pp. 302-303.
37
paneeltje en de venstertjes van de deurroosters. De twee smalle venstertjes kunnen van binnenuit geopend worden. De deur kan afgesloten worden met behulp van een opgebouwd slot (afb. 76) en twee insteek dagsloten met draaibare kop. Daarnaast is er een extra haak-en-oog slot voorzien. Boven het opgebouwd slot is er een deurgreep geplaatst. Om extra licht in de hal te trekken is er boven de deur een beglaasd bovenlicht voorzien. Het bovenlicht heeft hetzelfde glas-in-lood in ruitvormig patroon als de deurvenstertjes. De andere twee deuren in de inkomhal zijn dubbele paneeldeuren (afb. 77). Deze deuren zijn symmetrisch tegenover elkaar geschikt, respectievelijk in de noordwestelijke en de zuidoostelijke wand. In het houten deurkozijn zijn de sobere deurvleugels gevat. Elke deurvleugel is onderaan voorzien van een plintachtig paneeltje, waarboven vanuit elke bovenhoek een lijst vertrekt die de contouren van de vlakke deurvleugel volgt. De dubbele deuren sluiten met behulp van een insteekslot. Op elke deurvleugel is een langwerpig koperen sleutelplaatje met afgeronde hoeken aangebracht en een sobere deurklink (afb. 78). De paneeldeuren zijn vermoedelijk laat negentiende-eeuws. Boven de deuren is telkens een schilderijtje opgehangen: een klein natuurtafereel met dieren. Naast de voordeur, in de noordoostelijke wand bevindt zich het enige venster in het vertrek (afb. 79). Een donkerhouten bekisting onttrekt de rolluikbak, het rolluiklint en de gorijnrails aan het zicht. Er is een witgrijs gespikkelde marmeren vensterbank. Binnen het crèmekleurig houtwerk is een glas-in-lood venster gevat. Het glas-in-lood is, zoals reeds vermeld, een ruitvormig patroon met een buitenboordje en een centraal paneel (afb. 80). In het centrale paneel is een bloemenruiker, samengesteld uit verschillende soorten bloemen in een vaas, afgebeeld. Dit glas-in-lood is samengesteld uit gebrandschilderd glas. Het venster is niet voorzien van hang- en sluitwerk. Tot de nagelvaste onderdelen behoort het verlichtingselement (afb. 81), aan het centrale plafondrozet opgehangen. Het betreft een geëlektrificeerde gaslamp. 98 De drielichtkroon is opgebouwd uit twee cirkelvormige elementen die op drie plaatsen met elkaar verbonden worden door verticale elementen die boven en onderaan samenkomen. Centraal in het midden begint bovenaan een rond, buisvormig element waaruit ongeveer ter hoogte van het midden tussen de twee cirkels, drie horizontale vertakkingen komen, die elk op hun uiteinde een lichtsokkel dragen, gevat in een vaasvormig trekglas. Dit diende oorspronkelijk om de brander af te schermen. 99 Hieruit blijkt dat de luchter voor het gebruik van elektriciteit, op gas functioneerde.
98 99
F. VAN BURKOM (red.), 2001, p. 185. M. STOKROOS, 2001, p. 86.
38
Vanwege schadelijke dampen werd gas in huis vooral in de grotere ruimtes gebruikt voor verlichting. 100 Onder de technische voorzieningen valt de elektriciteit. Vanaf circa de jaren 1930 was er elektriciteit beschikbaar voor een paar 100 woningen in Olsene. 101 De opeenvolgende schakelaars bevinden zich naast de rechterdeurpost van de voordeur, en naast de linkerdeurpost van de dubbele deur naar het bureau. Er zijn twee types schakelaars, hetgeen kan getuigen van het feit dat er op twee verschillende tijdstippen elektriciteitsleidingen zijn gelegd. Aan de zuidoostelijke wand, links van de dubbele deur naar de groene salon is er een verwarming geplaatst, verborgen in een houten betimmering met metaalgaas (afb. 82). De leidingen van de verwarming lopen achter de lambrisering in de hoek naar boven. Zowel de verwarmingsinstallatie als de elektriciteit zijn wellicht in opdracht van de laatste bewoners geplaatst. Voorts is er inbraakbeveiliging aanwezig. De sensor bevindt zich op de bovenrand van de lambrisering in de hoek tussen de noordoostelijke en zuidoostelijke wand. Het venster is voorzien van stoffering. Er is een dubbel gordijn. De twee crèmekleurige katoenen gordijnen worden elk samengehouden door een gefronst gordijnlint. De inkomhal is bemeubeld met een tafel, een theetafeltje, vier stoelen, een fauteuil en een armstoel en twee kasten. Centraal in de ruimte is er een kleine donkere olmhouten -in combinatie met eiken hout- tafel geplaatst (afb. 83-84). 102 De slanke poten hebben een lichte S-vorm. De binnenste contouren van de poten lopen over in de schort en vormen daar een accoladeboog. De aanzet van de poten onder het blad is gedecoreerd met een gesculpteerd draperiemotief. Het vlakke tafelblad heeft afgeronde hoeken. Deze tafel dateert vermoedelijk uit de eerste helft van de twintigste eeuw. Onder het venster is een houten theetafeltje met marmeren blad geplaatst (afb. 85). De marmersoort betreft wellicht brèche du benou jaune, een marmersoort die gebruikt werd in de achttiende eeuw, maar heden ook nog verkrijgbaar is. 103 Het tafeltje rust op ranke, gewelfde pied-de-biche poten. 104 De voeten zijn ter bescherming voorzien van decoratieve sabots. De aanzet van de poten onder het blad is gedecoreerd met geappliqueerde bronzen ornamentiek. De schort met accoladeboogvormige onderrand, is eveneens voorzien van geappliqueerde bronzen ornamentiek. Het blad wordt omboord door een ajour hekwerkje. De vormgeving van het tafeltje is geïnspireerd op de Louis XV-stijl. Het meubel is vermoedelijk laat negentiende-eeuws.
100
T. ELIENS, in: W. FOCK (ed.), 2001, p. 416. Mondelinge informatie, verkregen van Daniel Van Quickelberghe, juni 2009. 102 Medewerkers van Monumentenwacht Oost-Vlaanderen vzw stelden op basis van een foto dat het om olm zou gaan, maar de meubelmaker, Patrick Smessaert die mee ter plaatse kwam is van mening dat het blad en de poten wellicht eik zijn, en het dan enkel om een olmhouten schort zou gaan. 103 Op zicht geidentificeerd aan de hand van: J. DUBARRY DE LASSALE, 2000, pp. 136-137. 104 N. DE REYNIES, 1992, p. 322. En A. HOFSTEDE, 1997, p. 216. 101
39
Rondom de centraal in de ruimte geplaatste tafel staan vier mahoniehouten stoelen geschikt (afb. 86). De stoelen rusten vooraan op taps toelopende gecanneleerde balusterpoten en achteraan op sabelpoten, zoals veel voorkomend is voor zitmeubilair in Louis Philippe-stijl vanaf het midden van de negentiende eeuw. 105 De zitting is gestoffeerd met een stof met motieven van bloemen en vogels in groene en roze tinten op een bleke ondergrond. De opengewerkte middenregel van de rugleuning wordt gevormd door twee keer, twee langgerekte gespiegelde S-curven die samenkomen aan een centraal medaillon met margrietmotief (afb. 87). De volle kapregel van de rugleuning wordt gevormd door een centraal palmetmotief dat gevat is in een C-krul, van waartegen aan beide zijden een uitgerokken S-curve vertrekt die op de hoeken tot een voluut opkrult, waaruit op zijn beurt een bladmotief ontspringt. De onderrand van de bovenregel wordt in het midden beaccentueerd door twee samenkomende krulletjes. Ter hoogte van de dubbele deur naar het bureau staat er een eikenhouten armstoel opgesteld (afb. 88). De voluutvormige poten staan op messingzwenkwieltjes, hetgeen typerend is voor negentiende-eeuws meubilair. De poten worden verbonden door een H-regel. De stoel is voorzien van open armen en voluutarmleggers (afb. 89) met bladmotief snijwerk. 106 Zowel de hoge, rechte rugleuning als de zitting zijn gestoffeerd met textiel met een bont vegetatief motief en afgezet met spijkers. Het is een laat negentiende-eeuwse armstoel in Louis XIV-stijl. 107 Een laatste zitmeubel is de fauteuil confortable pompadour die naast de verwarming geplaatst is (afb. 90). 108 De laat negentiende-eeuwse fauteuil is volledig gestoffeerd. Enkel het houtwerk van de zitregel en de pootjes is zichtbaar. Zowel de twee voorste balusterpootjes als de achterste sabelpootjes zijn op zwenkwieltjes geplaatst. De fauteuil heeft licht naar buiten krullende armleuningen, en een holle, ook licht naar buiten krullende rugleuning. Het zitmeubel is gestoffeerd met een okerbruin en grijsblauw reliëffluweel (afb. 91). De okerbruine decoratieve florale/vegetale motieven zijn in reliëf uitgevoerd op de grijsblauwe effen ondergrond. Rechts van de dubbele deur naar de groene salon bevindt er zich een eikenhouten vitrinekast (afb. 92). De eikenhouten vierdeurskast heeft twee volle kastdeuren (onderkast) en twee beglaasde kastdeuren. De onderste kastdeuren zijn voorzien van lijstwerk dat bovenaan gewelfd is en onderaan holle uitsparingen heeft met behoud van de rechte hoeken. De beglaasde kastdeuren, met licht getoogde bovenrand, zijn elk opgedeeld in zes ruitjes. In het bovenste kastdeel zijn er legplanken met gleufjes voorzien om servies op te presenteren. 109 De kast staat op platte bolpoten. De
105 106 107 108 109
A. HOFSTEDE, 1997, p .235. T. FORREST, 1998, p. 21. C. OSSUT, 2000, pp. 18-19. Zie ook S. CHADENET en M. ESPERANCE (tek.), 1996, p. 32. N. DE REYNIES, 1992, p. 124. N. DE REYNIES, 1992, p. 556.
40
achttiende-eeuwse kast is voorzien van decoratief lijst- en snijwerk in Louis XIV-stijl, waaronder snijwerk van ruitmotief ingevuld met bloemetjes (afb. 93). 110 Tegen de noordwestelijke wand, links van de dubbele deur naar het bureau is er een eikenhouten secretairekabinet of topbureau geplaatst (afb. 94). Het topbureau is oorspronkelijk een Engels kasttype met boven het klepbureau een tweedeurs bovenkast waarachter een secretaire-indeling met laatjes en vakjes verscholen gaat.111 Het meubel heeft een onderkast, ofte klepbureau met twee deuren, een lade en neerklappend blad. Het blad is met groene vilt bekleed en kan rusten op twee uittrekbare steunen. In de kastruimte die bij het neerslaan van het blad wordt vrijgemaakt zijn kleine laatjes en vakjes van verschillende grootte voorzien (afb. 95). De bovenkast herbergt de hierboven omschreven secretaire-indeling. Het beteft een klassiek vormgegeven laat achttiende- of vroeg negentiende-eeuwse kast. Aan dit bureau werd de pacht ontvangen. 112 De wanden in de ruimte zijn opgeluisterd met enkele kleine schilderijen van natuurtaferelen en een ingelijste zijden vaandel met geschilderd medaillon uit de jaren 1800 van De Jonghe Gilde van Kerkhove. 113 Verscheidene stukken blauwwit porselein sieren de bovenrand van de lambrisering en ook op de vensterbank en het secretairekabinet zijn vazen van Chinees porselein opgesteld. Er staan opgezette vogels tentoongesteld op de vitrinekast en boven de lambrisering van de muurdam tussen de voordeur en het venster. Deze verwijzen naar de grote voorliefde van de laatste bewoner voor de jacht. De aankleding van de inkomhal, de vloer en de wandafwerking zijn vermoedelijk te dateren in de jaren 1920, vòòr de laatste bewoners hun intrek in de woning namen. De inrichting van de inkomhal valt niet in een stijlbenaming te omschrijven. Met meubilair vanuit verschillende stijlperioden is er een eclectisch geheel gecreëerd. Voorts dient er opgemerkt te worden dat we ons moeten afvragen of het meubilair aanwezig in deze ruimte, hetzelfde meubilair betreft als ten tijden van de laatste bewoners. In de beknopte inventaris van de gemeente vermeldt men hier namelijk niet de hierboven beschreven olmhouten tafel, maar een tafel die zich heden ten dage in de groene salon bevindt. Naar verluidt veranderen sommige zitmeubels regelmatig van plaats.
IV.1.1 (b) Bureau Rechts van de inkomhal is, eveneens aan straatzijde, het bureau gelegen. Het rechthoekige vertrek meet 4,90 m op 3,70 m. De vloer van deze ruimte ligt op 110 111 112 113
S. CHADENET en M. ESPERANCE (tek.), 1996, p. 27 en p. 31. A. HOFSTEDE, 1997, p. 116 en p. 119. Mondelinge informatie, verkregen van Daniel Van Quickelberghe. Infobrochure Legaat Adolf Meheus, (bijlage XVIII).
41
dezelfde hoogte als die van de omliggende vertrekken. Het eikenhouten parket is opgebouwd uit smalle stroken van 25 x 5 cm en 50 x 5 cm die per vijf respectievelijk een vierkant (25 x 25) en een rechthoekig (50 x 25) paneel vormen (afb. 96). Deze panelen zijn geschrankt gelegd en vormen samen als het ware een geweven patroon. Deze vloer dateert hoogstwaarschijnlijk van het interbellum. De houten vloer is thans onbedekt gelaten, maar werd vermoedelijk tijdens de bewoning bedekt met tapijt(en). 114 Het parket is aan de randen, voornamelijk links van de schouwpartij, aangetast (afb. 97). Vermoedelijk dateert het parket, net als de terrazzovloer in de inkomhal, uit de jaren 1920. De wanden zijn zo symmetrisch mogelijk ingedeeld (afb. 98-101). Aan de noordwestelijke wand is centraal in het midden de schouwpartij geplaatst. De noordoostelijke wand aan straatzijde wordt verdeeld door de twee vensteropeningen en de muurdam ertussen. De zuidoostelijke wand is niet geheel symmetrisch opgedeeld, hetzij wel in drie vlakken (muur-deur-muur) om het evenwicht te bewaren. De wanden zijn tot op een hoogte van 2,35 m behangen. Deze zone wordt van de effen lichtblauw beschilderde bovenzone afgescheiden met lijstwerk (afb. 102). Het behangpapier heeft verschillende blauwige tinten met mistig, gesponst effect en is gedecoreerd met vegetale motieven in een bruingrijze tint (afb. 103). Het betreft een hedendaags papier dat bij opfrissingwerken aan het begin van de jaren 1990 is aangebracht. De decorateur in kwestie liet weten dat het huidige uitzicht de vroegere toestand benadert, maar hierover is vanzelfsprekend geen zekerheid. Het verticale lijstwerk is lichtblauw geschilderd met in alle bovenhoeken bronskleurige ornamentiek, bestaande uit een binnen een vierkant gevat bloemenmotief en een reeks van vijf afhangende bloemkelken of fleurons, gescheiden door een parel. De verticale lijsten die de schoorsteenpartij en de muurdam tussen beide vensters flankeren worden geritmeerd door holle halfronde groeven. De horizontale lijsten worden uitgemaakt door een bronskleurige decoratieve rais-de-coeurlijst met daarboven een bleekblauwe effen lijst. Aan beide zijden van de schouw zijn deze lijsten vervangen door een bleekblauwe lijst die een boog beschrijft. In het bovenste muurveld van de schouw en de muurdam tussen beide vensters is er een paneel, omboord door een parellijst, met een voorstelling in bas-reliëf aangebracht. De afgebeelde figuren zijn verguld. 115 De afwerking van de wanden is vermoedelijk aangepast vòòr de laatste bewoners omstreeks 1925 hun intrek namen in de woning. De vormgeving van de doorgang naar de eetkamer en de afwerking van de betimmering van de vensterpartijen kunnen hiervoor een indicatie zijn. De overgang naar het plafond wordt gemaakt door een opeenvolging van lijsten. Het constructieve materiaal van het plafond is aan het zicht onttrokken. Binnen de 114
115
Op zolder zijn er verscheidene tapijten bewaard gebleven en historisch fotomateriaal getuigt van de aanwezigheid van tapijt, hetzij wel in de groene salon. Aan deze afbeeldingen is naar verluidt niet geraakt bij renovatiewerken.
42
omlijsting is het plafond vlak gelaten op een klein centraal rozet binnen een cirkelvormige lijst na. De zuidoostelijke wand wordt doorbroken door de dubbele paneeldeur die uitgeeft op de inkomhal (afb. 105). Beide deurvleugels worden door middel van horizontale lijsten opgedeeld in drie kleinere panelen. De grootste panelen in de bovenste helft beslaan de helft van het deuroppervlak. Het paneel eronder is een smal paneel (ter hoogte van het hang- en sluitwerk). De onderste zone heeft middelgrote panelen. De lijsten zijn lichtblauw geschilderd, de panelen blauwwit conform de kleurstelling van het plafond. De deur is voorzien van een insteekslot. Beide sleutelplaatjes hebben een langgerekte ruitvorm die onderaan en bovenaan besloten wordt met een palmet (afb. 106). De gelijkvormige deurkruk is decoratief afgewerkt met een bloemenmotief. Er rest enkel een deurkruk aan de linker deurvleugel, de deurkruk van de rechtervleugel is afgebroken. De paneeldeur dateert uit de late negentiende eeuw, wellicht uit 1873. Aan straatzijde wordt de noordoostelijke wand doorbroken door twee identieke vensters (afb. 107). De bekisting van de vensters is decoratief afgewerkt conform de wandafwerking met lijstwerk en rondboogopening. Het venster is gevat in een houten raamkozijn. Beide vensters zijn heden vast; hang- en sluitwerk ontbreekt. De vensters van enkel helder glas zijn voorzien van een vast bovenlicht. De vensterbank is vervaardigd uit wit marmer. De betimmering rond de vensters dateert vermoedelijk uit de jaren 1920. In het midden van de noordwestelijke wand is de schoorsteen opgesteld (afb. 108). Het is een cheminée à la royale met boven de witmarmeren schoorsteenmantel een spiegel in vergulde lijst aan de schoorsteenwand. 116 De schoorsteenmantel is vervaardigd uit Italiaans Arabescato marmer. 117 De gesculpteerde schoorsteenmantel heeft een symmetrische indeling. De bovendrempel met accoladevormige onderrand draagt centraal een schelpvormig motief. De voluutvormige rechtstanden zijn afgeschuind. De dekplaat volgt de contouren van de schoorsteenmantel. De vloerplaat is uit baksteen vervaardigd. Daarboven bevindt zich een insluithaard met rondbogige opening en gedecoreerde plaat, voorzien van een rooster en vuurkorf om het vuur op te laten branden. 118 Aan beide zijden van de haardopening staan decoratieve bronzen vuurbokken opgesteld. Deze deden oorspronkelijk dienst om houtblokken tegen te houden. 119 Op de schouw staan (in navolging van de achttiende-eewse mode) kandelaars, klokken en beeldjes opgesteld. 120 De schoorsteenpartij dateert waarschijnlijk uit de negentiende eeuw, maar kan ook van dezelfde datum zijn als de wandafwerking en is barok geïnspireerd. 116 117 118 119 120
Franse franje…, 1984, p. 123. Op zicht geïdentificeerd aan de hand van: J. DUBARRY DE LASSALE, 2000, pp. 210-211. M. STOKROOS, 2001, p. 9. Franse franje…, 1984, p. 123. Franse franje…, 1984, p. 122.
43
Tot de nagelvaste onderdelen behoort de spiegel aan de schoorsteenwand. De vierkante spiegel is door een ondiepe groef visueel opgedeeld in vier gelijke delen. Aan de noordoostelijke wand is tussen beide vensteropeningen een gelijkaardige spiegel bevestigd (afb. 109). Beide spiegels zijn gevat in een vergulde lijst. Aan het centrale rozet in het plafond is een twaalfarmige kroonluchter (afb. 110) uit verguld brons opgehangen. De luchter wordt opgeluisterd met kristallen hangers die het licht helpen verspreiden in de ruimte. De technische voorzieningen bestaan uit elektriciteit, verwarming en inbraakbeveiliging. Twee elektrische schakelaars zijn rechts van de dubbele deur bevestigd. Rechts van de schoorsteenmantel is er een stopcontact voorzien. De verwarming staat tussen de twee vensters opgesteld en wordt aan het zicht onttrokken door een houten betimmering met metaalgaas die afgedekt wordt door een marmeren dekblad (afb. 111). De inbraaksensor bevindt zich rechts op de noordoostelijke wand op de bekisting van het meest rechtse venster vlak boven de horizontale lijst van de wanddecoratie. Voor de vensters hangen witte voile glasgordijnen en dubbele blauwe katoenen gordijnen die samengehouden worden met een gefronst gordijnlint. Het bureau is bemeubeld met een bureaumeubel waaraan twee stoelen zijn aangeschoven, twee fauteuils, een bibliotheekkast en een boekenmolen. Het mahoniehouten bureaumeubel neemt een centrale plaats in in de ruimte (afb. 112113). Het bureaumeubel heeft een dergelijke afmeting dat er met twee personen kan aan gewerkt worden indien gewenst. 121 Het grote schrijfbureau of bureau ministre heeft een groenvilten bekleed schrijfblad, bedekt met glazen oplegplaat. Onder het werkblad zijn er drie lades voorzien. Het schrijfblad rust op twee blokvormige bergruimtes of piëdestals. 122 Alle vier de zijden van de piëdestals zijn sober versierd met lijstwerk. Het meubelstuk dateert wellicht uit de tweede helft van de negentiende eeuw. Het zitmeubilair bestaat uit een bureaustoel, een stoel en twee fauteuils. Achter het bureaumeubel staat de bureaustoel opgesteld (afb. 114). Dit zitmeubel is geïnspireerd op het Griekse klismostype. 123 De bureaustoel heeft een met leder beklede zitting en een gecapitonneerde halfronde rugleuning. De bekleding is afgezet met spijkers en vertoont tekenen van slijtage. De stoel heeft balusterpoten vooraan en licht schuin geplaatste poten achteraan. Hij dateert eveneens uit de tweede helft van de negentiende eeuw. Aan de achterzijde van het bureau is een stoel aangeschoven. De mahoniehouten stoel heeft een gestoffeerde zitting (afb. 115), de voorste stoelpoten zijn taps toelopende 121 122 123
N. DE REYNIES, 1992, p. 376 en p. 380. R. FABRI, e.a., H. DEVISSCHER (eindred.), 2000, p. 151. T. FORREST en P. ATTERBURY (red.), 1998, p. 27.
44
balusterpoten, de achterste poten zijn sabelpoten. Net als in de inkomhal betreft het een stoel in Louis Philippe-stijl, daterend uit de tweede helft van de negentiende eeuw. 124 De zitting is gestoffeerd met een lichtgroene fluweel met kreukeffect. De rugleuning heeft een sterk gedecoreerde midden- en kapregel. De middenregel wordt gevormd door een centraal uitwaaierend bundelmotief geflankeerd door twee liggende S-krullen. De boorden van de kapregel zijn versierd met gesneden curven en tegencurven en op de hoeken een voluutvormig element. De onderrand beschrijft een accoladevorm, de bovenrand wordt gevormd door rankversiering van acanthusbladeren. Aan het rechter venster staat een lichtblauw gestoffeerde fauteuil bout de table opgesteld afb. 116).125 De voorste poten hebben een licht gewelfde vorm, de achterste poten zijn recht, ietwat schuin naar buiten geplaatst. De leunstoel heeft een relatief hoge zithoogte en eerder lage bovenregel. De dichte armleuningen lopen over in de rug/bovenregel. De fluwelen stof is afgezet met spijkers. Dit stuk dateert van circa 1925 en kan dus met zekerheid aangeduid worden als, voor zover gekend, één van de meubelstukken die door de laatste bewoners zullen aangeschaft zijn. Onder het linker venster is een laat negentiende-eeuws fauteuil geplaatst afb. 117). Het betreft de tegenhanger van de fauteuil die in de inkomhal naast de verwarming staat opgesteld. Het is een volledig gestoffeerde fauteuil confortable pompadour. 126 Enkel het houtwerk van de zitregel en de pootjes is zichtbaar gebleven. Zowel de twee voorste balusterpootjes als de achterste sabelpootjes zijn op zwenkwieltjes geplaatst. De fauteuil heeft licht naar buiten krullende armleuningen en een holle, eveneens licht naar buiten krullende rugleuning. Het zitmeubel is gestoffeerd met een okerbruin en grijsblauw velours reliëffluweel (afb. 118). 127 Er dient echter opnieuw opgemerkt te worden dat de plaatsing van het zitmeubilair niet volledig vast is. Op bepaalde momenten zijn namelijk beide fauteuils in het bureau te vinden, elk langs een kant van de haard, zo blijkt uit fotografisch materiaal. Links van de dubbele deur in de zuidoostelijke wand staat er een mahoniehouten bibliotheekkast (afb. 119). 128 De kast is tweedelig en bestaat uit een onderkast met twee deuren en twee lades, waarop een iets teruggesprongen bovenkast met twee beglaasde deuren is opgesteld. De lades kunnen geopend worden door middel van handgrepen in de vorm van een hanger. In de bovenkast zijn er drie legplanken op verschillende hoogten waarop boeken zijn geplaatst. De kast is afgewerkt met fijn lijstwerk in een iets donkerdere kleur. De bovenste profiellijst van de bovenkast is geprononceerd en verbreedt iets naar boven toe.
124 125 126 127 128
A. HOFSTEDE, 1997, p. 235. C. OSSUT, 2000, p. 95. N. DE REYNIES, 1992, p. 124. W. MERTENS (ed.), 2001, p. 169, afb 68. N. DE REYNIES, 1992, p. 572 en p. 576.
45
Een tweede bibliotheekmeubel bevindt zich links naast de schouwpartij. Het is een lage boekenmolen met vierkant grondplan en een kruisvormige vaste voet (afb. 120). Het meubel is roteerbaar om zijn as. De boekenmolen heeft twee niveaus en is aan elke zijde gedeeltelijk open en gedeeltelijk afgeschermd door verticale, op een korte afstand naast elkaar geplaatste latjes. Dit meubeltype was in gebruik tijdens de second empire tijd en dateert bijgevolg uit de tweede helft van de negentiende eeuw. 129 In de rechterhoek naast de dubbele deur staat een statige staande klok opgesteld (afb. 121). De staande klok is voorzien van een lange smalle eikenhouten kast. De kast is afgewerkt met inlegwerk met een donkerdere houtsoort in geometrische motieven. Tot de verdere decoratie van de ruimte behoren twee portretten, opgehangen links en rechts van de schouwpartij. Het betreffen negentiende-eeuwse geschilderde portretten van niet nader geïdentificeerde personen, gevat in vergulde lijsten. Zoals reeds vermeld, staat op de schouw een ensemble van een schouwpendule en twee kandelaars opgesteld. Op het marmeren tablet van de houten betimmering met metaalgaas staat een weersstation opgesteld, aan beide zijden geflankeerd door een porseleinen vaas. Op de boekenmolen is een beeldengroep tentoongesteld en op een piëdestal rechts van de schouw een denkerfiguur (met inscriptie: Penseur par MichelAnge). De boekenkast wordt opgesierd door een beeldje van een hond en een porseleinen pot met houten deksel. Op het bureau staan de gebruikelijke schrijfattributen, waaronder inktpotten, een vloei om inkt te deppen, een briefweegschaal, pennen- en brievenhouder en ook boekenstaanders. Deze ruimte is, zoals de meeste kamers op de gelijkvloerse verdieping vermoedelijk tijdens het interbellum voorzien van een nieuwe vloer. De wandafwerking is op datzelfde tijdstip vermoedelijk eveneens vernieuwd. Aan het einde van de twintigste eeuw is het behangpapier vervangen en zijn de geverfde onderdelen voorzien van een nieuwe laag. Het meubilair is op enkele zitmeubels na vrij goed op elkaar afgestemd. De meubelstukken zijn overwegend laat negentiende-eeuws.
IV.1.1 (c) Eetkamer De eetkamer is aan tuinzijde in het verlengde van het bureau gelegen. Beide ruimtes staan in open verbinding met elkaar. Het rechthoekige vertrek meet 4,90 m op 4,70 m. De vloer van deze ruimte ligt op dezelfde hoogte als die van de omliggende vertrekken. De vloer van het bureau loopt door in de eetkamer; er ligt eenzelfde parket. Het eikenhouten parket is net als bij het bureau opgebouwd uit smalle stroken van 25 x 5 cm en 50 x 5 cm die per vijf telkens een vierkant (25 x 25) en een rechthoekig (50 x 25) paneel vormen (afb. 122). De panelen zijn ook hier geschrankt
129
N. DE REYNIES, 1992, p. 600.
46
geschikt en vormen samen als het ware een geweven patroon. Dit parket dateert vermoedelijk eveneens uit de jaren 1920. De wanden zijn zo symmetrisch mogelijk ingedeeld (afb. 123-126). De tegenoverliggende zuidoostelijke en noordwestelijke wanden zijn beide opgedeeld in drie met elkaar corresponderende muurvlakken. De indeling van de tuingevel is eveneens drieledig. Voor de afwerking van de wanden is er een combinatie gemaakt van verschillende materialen waaronder behangpapier, lijst- en schilderwerk. De noordwestelijke wand heeft een lage donkergroen geverfde plint waarboven het muurvlak bleek pistachegroen geschilderd is. Op een hoogte van circa 30 cm lopen de horizontale lijsten. Het lijstwerk vormt drie kaders van verschillende afmeting op de wand (afb. 127). Het meest linkse en smalste kader sluit zich op een hoogte van circa 2,20 m. Binnen het bronskleurige kader is de donkergroene kleur en een pastelkleurig behangpapier aangebracht (afb. 128). Het papier met florale motieven tegen een witte achtergrond is eveneens laat twintigste-eeuws en werd aangebracht in de jaren 1990. Het middelste en grootste kader sluit zich pas op een hoogte van circa 3 m. Het bovenste gedeelte van het kader is iets breder dan de onderste helft. Het behangpapier is aangebracht tot op de hoogte van 2,20 m, naar analogie met de twee andere kaders. In het bovenste gedeelte zijn tegen een donkergroene achtergrond vijf guirlandes gehangen, gevormd door verschillende bloemen die met elkaar verbonden worden door bladeren. Buiten de kaderrand vlak onder het verbrede gedeelte bevindt er zich een afhangend bloemenmotief. Het meest rechtse kader is op eenzelfde manier opgebouwd als het linkse, hetzij van iets bredere afmeting. De restruimte rond de kaders heeft een bleek pistachegroene tint. De noordoostelijke wand bestaat voor het grootste deel uit de open verbinding met de bureauruimte. Deze opening overspant een afmeting van 3,25 m. De bovenhoeken zijn afgerond maar op de wand vormt het kader een rechte hoek waarbinnen een restruimte ontstaat. De korte stukken wand die resten zijn voorzien van een halve kader, ingevuld met behangpapier tegen de donkergroene ondergrond. De verdeling van de zuidoostelijke wand is analoog aan die van de noordwestelijke wand maar met de centrale grote kader correspondeert de dubbele deur. De twee smalle kaders links en rechts van de deur hebben beide een verbreed bovenstuk, geornamenteerd met telkens drie bloemenguirlandes op een donkergroen geschilderde ondergrond. Buiten de kaderrand vlak onder het verbrede gedeelte bevindt er zich een afhangend bloemenmotief. De wandafwerking dateert uit de jaren 1920. De overgang naar het plafond wordt gemaakt door een witte lijst (afb. 129). Binnen een opeenvolging van verschillende fijne lijsten wordt het plafondvlak geritmeerd door cassetten. Het betreft een vals cassettenplafond. In de centrale cassette is in het midden een rozet uitgewerkt bestaande uit florale motieven binnen een cirkel. In de zuidoostelijke wand geeft een dubbele houten paneeldeur toegang tot de traphal (afb. 130). Deze deur heeft een gelijkaardige indeling als die in het bureau. Elke
47
deurvleugel omvat drie panelen, afgescheiden door lijstwerk. De bovenste helft bestaat uit één paneel, de onderste helft uit twee panelen. Het deurkader is donkergroen geschilderd, de lijsten op de deurvleugels bleek pistache en de panelen in een bleek crèmewit. De deur is voorzien van een insteekslot. De sleutelplaatjes hebben een langgerekte ruitvorm die onder- en bovenaan besloten wordt met een palmet (afb. 131). De gelijkvormige deurkrukken zijn decoratief afgewerkt met een bloemenmotief. De paneeldeur is laat negentiende-eeuws. De wand aan tuinzijde wordt doorbroken door een grote vensterpartij (afb. 132). Het venster is gevat in een bekisting bestaande uit een brede crèmewitte band, gevolgd door een bronskleurig, geribbeld lijstje en een pistachegroen boordje. Het brede venster is opgedeeld in vier ramen en een driedelig vast bovenlicht. De twee middelste ramen zijn in een openende terrasdeur geïncorporeerd maar deze is heden buiten gebruik. De twee buitenste ramen hebben een wit marmeren vensterbank. De onderregel van het bovenlicht beschrijft een lichte boog. Het breedste bovenlicht beslaat de breedte van beide deurvensters en wordt geflankeerd door twee smalle bovenlichten, corresponderend met de buitenste vensters. Het houtwerk is wit geschilderd. Het hang- en- sluitwerk omvat eenzelfde klink en sleutelplaatje als dat van de hierboven beschreven dubbele paneeldeur. De vensterpartij wordt aan beide zijden geflankeerd door een ingebouwde vitrinekast (afb. 133-134), die tot de nagelvaste onderdelen behoren. De ondiepe mahoniehouten inbouwkasten hebben een beglaasde deur, glazen legplanken en een spiegelende achter- en zijwand. De kasten zijn voorzien van een decoratief gesculpteerd fronton. Twee liggende langgerekte S-curven raken elkaar in het midden waar ze bekroond worden door een halfcirkelvormig palmet. De uiteinden van de S-curven krullen op tot cirkels met daarbinnen een bloemenmedaillon. Deze ingebouwde kasten dateren uit de eerste helft van de twintigste eeuw, vermoedelijk uit de jaren 1920. Centraal aan het plafondrozet is een luchter opgehangen (afb. 135). De vergulde bronzen luchter heeft vier armen van waaruit telkens vijf kleinere armen vertakken die de eigenlijke lampen dragen. De armen zijn geschikt rondom een centraal, half bolvormig verlichtingselement in bleek oranjebruin gemarmerd glas. De luchter is geornamenteerd met guirlandes, florale motieven, maskers en vier sfinxen. 130 De luchter dateert vermoedelijk uit de twintigste eeuw. Aan beide zijden van de opening tussen de eetkamer en het bureau is er wandverlichting bevestigd (afb. 136). Het zijn vijfarmige lichtarmaturen uit verguld brons. Tot de technische voorzieningen behoort de elektriciteit. Er zijn evenwel geen lichtschakelaars in de ruimte aanwezig. Stopcontacten bevinden zich op verschillende 130
B. RIESE, 2007, p. 385.
48
plaatsen boven de plint. Voorts is er zowel een oude als een nieuwe geluidsinstallatie aanwezig. Het historische exemplaar (een oude Philips met houten cover) (afb. 137), thans in onbruik, staat rechts van de dubbele deur op een consoletafel opgesteld. De hedendaagse installatie bevindt zich op het naaitafeltje rechts van de grote vitrinekast tegen de noordwestelijke wand (afb. 138). Er zijn twee verwarmingstoestellen aanwezig aan beide zijden van het venster, onder de ingebouwde vitrinekasten. De verwarming is ingewerkt in een houten betimmering met metaalgaas. Tot slot is er in de noordelijke hoek van het plafond een rookmelder bevestigd (afb. 139). De stoffering (afb. 140) bestaat uit een decoratieve drapering en een double-rideau relevé: een dubbel gordijn van groen katoen dat bijeengehouden wordt door een gefronste gordijnkoord. 131 De decoratieve draperieën aan de bovenrand bestaan uit een opeenvolging van vier festons tête plein bijeengehouden door linten. 132 Het vaste ondergordijn bestaat uit een wit, voile glasgordijn. Deze stoffering is van recente datum en werd in opdracht van de gemeente vervaardigd. Gegevens over de vroegere stoffering ontbreken. Het eetkamermeubilair omvat een eettafel, enkele kleinere tafeltjes, vier stoelen en een driezitsbank, een grote vitrinekast en een desserte. De mahoniehouten eettafel heeft acht balusterpoten op messingzwenkwieltjes (afb. 141). Het tafelblad is tweedelig en uitschuifbaar tot een grotere tafel, mits toevoeging van een extra blad. Vier van de acht tafelpoten komen dan onder het toegevoegde blad te staan. Het betreft een table à allonges médianes of tafel met verlengstuk in het midden. Dit meubel dateert uit de tweede helft van de negentiende eeuw. 133 Rechts van de deur staat er een kleine consoletafel opgesteld. De mahoniehouten trumeau heeft een plintvormige basis (afb. 142). 134 De twee voorste zuilvormige tafelpootjes zijn aan de aanzet onder- en bovenaan gedecoreerd met een bronzen ring. De console heeft een grijswit geaderd marmeren blad. Wellicht Gris Sainte-Anne Belge marmer. 135 Het meubelstuk is te dateren rond 1820 en sluit stilistisch aan bij de restauratiestijl. 136 Rechts van de grote vitrinekast bevindt zich een sofanaaitafeltje of table canapé à ouvrage. 137 Het donkerhouten naaitafeltje heeft een rechthoekig blad en halfronde afhangende zijkleppen (afb. 143). In de gewelfde schortlade bevindt zich een klein sleutelgat. De kleppen kunnen omhooggeslagen worden en vastgezet met vliegende steunen die uit de zijwand klappen (afb. 144). Het blad boven de lade kan geopend worden. Het heeft een spiegelende binnenzijde (afb. 145). De twee balusterpoten 131 132 133 134 135 136 137
C. OSSUT, 1996, p. 179. C. OSSUT, 1996, p. 197. N. DE REYNIES, 1992, p. 306. R. BAARSEN, J. D. VAN DAM (et al), 1995, p. 50. Op zicht geïdentificeerd aan de hand van: J. DUBARRY DE LASSALE, 2000, pp. 280-281. J. LERIS-LAFFARGUE, 1994, p. 30. N. DE REYNIES, 1992, p. 358.
49
splitsen elk tot een dubbele poot die verbonden worden door een middenregel. De poten die geornamenteerd zijn met een dubbele voluut vertonen laat negentiendeeeuwse kenmerken. 138 De poten rusten op messing zwenkwieltjes. Aan de zuidwestelijke gevel staat er een canapé (afb. 146). De mahoniehouten (een combinatie van fineer en volhouten onderdelen) canapé is gestoffeerd met een okergeel ribfluweel. De zitbank heeft een gewelfde kapregel die centraal bovenaan geornamenteerd is met gesneden decoratief acanthusbladwerk. De zijstijlen zijn versierd met voluten en bladwerk. De onderregel met centraal medaillon is omgeven door bladwerk en aan beide zijden een acanthusbladmotief. De canapé rust op leeuwenpoten met ingewerkt zwenkwiel, en is bovenaan versierd met een opkrullend acanthusblad. Het meubelstuk dateert uit de tweede helft van de negentiende eeuw en is vormgegeven in Louis Philippe-stijl. De vier stoelen die rond de tafel opgesteld staan, zijn geassorteerd met de zitbank. De mahoniehouten stoelen hebben een met okergeel ribfluweel gestoffeerde zitting (afb. 147). De voorste stoelpoten zijn taps toelopende gecanneleerde balusterpoten, de achterste poten sabelpoten. De rugleuning heeft een sterk gedecoreerde midden- en kapregel (afb. 148). De middenregel wordt gevormd door een centraal uitwaaierend bundelmotief geflankeerd door twee liggende S-krullen. De buitenranden van de kapregel zijn versierd met gesneden curven en tegencurven en op de hoeken een voluutvormig opkrullend bladmotief. De onderrand beschrijft een accoladevorm, de bovenste rand wordt gevormd door een rankversiering van acanthusbladeren. Langs de wanden staan er op wisselende plaatsen nog vier stoelen opgesteld (afb. 149). De stoelen hebben een met leder beklede zitting en rugstuk. De voorste stoelpoten en regel zijn afgewerkt met draaiwerk. De voor- en achterpoten zijn op twee niveaus met elkaar verbonden door middel van regels. De laagst geplaatste regels verbinden de achter- en voorpoten en de twee achterpoten, de regels ter hoogte van het midden van de poten verbinden beide voorpoten met elkaar en opnieuw voor- en achterpoten. De lederen bekleding is afgezet met spijkers. De bekleding is ongeschonden. Wellicht dateren de stoelen uit de twintigste eeuw. Het van naderbij bekijken van de onderkant van de zitting kan hierover uitsluitsel geven: de onderzijde wordt gevormd met zwart gelakte metalen vering. 139 Het model van de stoelen is evenwel een model dat reeds voorkomt in de zeventiende eeuw. 140 Tegen de noordwestelijke wand staat er een grote vitrinekast opgesteld (afb. 150). De mahoniehouten kast heeft een zware plintzone en vier houten legplanken. De ondiepe kast heeft beglaasde zijwanden en een beglaasde voorzijde, samengesteld uit drie volledig glazen schuifdeuren. De houten achterwand is bleek van kleur. De vitrinekast is bekroond met een decoratief fronton (afb. 151). De bovenrand wordt gevormd door 138 139 140
T. FORREST en P. ATTERBURY (red.), 1998, p. 45. De negentiende-eeuwse zitmeubels hebben een onderzijde van gevlochten/geweven banden. T. FORREST en P. ATTERBURY (red.), 1998, p. 21.
50
twee liggende langgerekte S-curven. De uiteinden van de S-curven krullen op tot cirkels waarbinnen een bloemenmedaillon gevat is. Centraal wordt het fronton bekroond door een half cirkelvormig motief. In de restruimte tussen de bovenrand en de kastrand is aan beide zijden van de bloemenmedaillons bladwerkversiering. De vitrinekast dateert uit de eerste helft van de twintigste eeuw. Links van de dubbele deur bevindt zich een donkerhouten desserte (afb. 152-153). 141 De open kast heeft gedraaide zijstijlen en een spiegelende achterwand. De zware plint rust op bolpootjes. Er zijn nog twee dunne legplanken. Onder het grijs marmeren blad zijn er in de schort twee lades. De desserte dateert vermoedelijk uit de laat negentiende of begin twintigste eeuw. Aan beide zijden van de dubbele deur is er een geschilderd portret in vergulde kader opgehangen. Rechts een achttiende-eeuws portret van, naar verluidt, de Capitaine de Feins en links een portret van Jean François De Wree-Veranneman met vergulde lijst uit later tijdperk. 142 Boven de deur hangt er een kruisbeeld. De grote vitrinekast wordt aan beide zijden geflankeerd door een guéridon met een grote kandelaar (afb. 154-155). De zwarthouten guéridons hebben een koloniaal geïnspireerd uitzicht. 143 De negenarmige kandelaars rusten elk op vier leeuwenpoten. De vergulde kandelaars zijn geornamenteerd met bloemenslingers, putti en maskers. In de hoek rechts van de grote vitrinekast staat er een piëdestal (afb. 156). De zwartgelakte piëdestal met sporen van vergulde ornamentiek in de cannelures van de zuil, draagt een beeld van een vrouwentorso. De verschillende vitrinekasten herbergen een grote collectie porselein. De collectie omvat zowel Chinees, Japans als Frans porselein. De nadruk ligt op het theeservies. In de grote vitrine staan verscheidene thee- en koffieserviezen tentoongesteld, bestaande uit thee- of koffiekopjes, onderbordjes, thee-, koffie- en melkkan, suikerpot en een schaal, waarschijnlijk voor biscuit. Tegen de achterwand staan er verscheidene decoratieve borden opgesteld. De porseleinen pendule op de bovenste plank is een pronkstuk (afb. 157). De pendule is gesigneerd Leroy, hologer du roy (Parijs) en bestaat uit een boitier en losse sokkel in Saxe porselein. 144 De pendule is vormgegeven in Louis XV-stijl. De twee ingebouwde vitrinekasten naast het venster bevatten voornamelijk sierborden, maar ook porseleinen beeldjes en enkele kruiken, vaasjes en sakeflesjes. De desserte biedt plaats aan een collectie glaswerk. Deze bevat kelkvormige schaaltjes van verschillende afmetingen in koperen houders, enkele schalen op voet, bonbonnières en glazen bekers. Boven op het marmeren blad staan twee kandelaars, overvloedig gedecoreerd met kristallen hangers en een grote schaal in koperen houder. 141 142 143 144
N. DE REYNIES, 1992, p. 332. Infobrochure Legaat Adolf Meheus, (bijlage XVIII). T. FORREST en P. ATTERBURY (red.), 1998, p. 60. Infobrochure Legaat Adolf Meheus, (bijlage XVIII).
51
De wandafwerking van de eetkamer, met inbegrip van de ingebouwde kasten en vermoedelijk ook de vensterpartij, dateren uit de eerste helft van de twintigste eeuw, wellicht uit de jaren 1920. Het meubilair dateert zowel uit de laat negentiende als uit de twintigste eeuw. Het meubilair is allemaal uitgevoerd in mahonie. De Louis Philippe-stijl overheerst voor het zitmeubilair. Maar ook de decoratie van de twintigste-eeuwse vitrinekasten sluit hier goed bij aan.
IV.1.1 (d) Groene salon De groene salon of ontvangstsalon is aan de linkerzijde van de hal gelegen. Deze kamer heeft een afmeting van 6,6 m op 4,5 m. De vloer (afb. 158) van deze ruimte is een eikenhouten parket gelegd volgens eenzelfde motief als in het bureau en de eetkamer. De vloer ligt op dezelfde hoogte als die van de omliggende vertrekken. Het eikenhouten parket is hier eveneens opgebouwd uit smalle stroken van 25 x 5 cm en 50 x 5 cm die per vijf telkens een vierkant (25 x 25) en een rechthoekig (50 x 25) paneel vormen. De panelen zijn geschrankt geschikt en vormen samen als het ware een geweven patroon. De vloer vertoont op verschillende plaatsen sporen van aantasting (afb. 159). Vermoedelijk dateert dit parket van uit de jaren 1920. De wanden zijn zo symmetrisch mogelijk behandeld (afb. 160-163). De twee korte wanden zijn elk in drie delen opgedeeld: paneel-deur-paneel tegenover paneelschouwpartij-paneel. De verdeling van de wand aan straatzijde wordt bepaald door de plaatsing van de vensters. Er zijn drie vensters met ertussen muurdammen. Aan de tegenoverliggende wand corresponderen hiermee drie grote panelen. Door de plaatsing van de deur helemaal links in deze wand wordt hierbij een vierde vlak gevoegd. De wanden zijn afgewerkt met houten panelen en decoratief lijstwerk en zijn opgedeeld in een plintzone en een bovenzone. De wanden zijn geschilderd in een licht pistachegroen, het lijstwerk heeft een donkerder groene kleur met vergulde accenten. De decoratie in stucwerk is verguld. Naar verluidt is er bij schilderwerken gepoogd de originele kleurstelling zo goed mogelijk te benaderen. Aan de goudkleurige ornamenten is niet geraakt. Op deze plaatsen schemert ook de vorige kleur door, een eerder bleke olijfachtige kleur die toch afwijkt van de huidige. De plintzones zijn verdeeld in kaders, elk opgebouwd uit een rechthoekige groene lijst met goudkleurige binnenrand waarbinnen een kleiner houten paneel aan de wand bevestigd is. Op de vier hoeken van dat paneel is een decoratief motief aangebracht, bestaande uit twee elkaar kruisende C-curven die naar de buitenranden van de hoek toe overgaan in bladwerk met ertussen telkens een bloemetje (afb. 164). Bij de plintzone aan zuidwestelijke wand ontbreekt de groene omlijsting. De bovenbouw is eveneens opgebouwd uit groene omlijsting rondom een houten paneel. De omlijsting van zowel de noordoostelijke, noordwestelijke als zuidoostelijke wanden heeft een gewelfde bovenrand met kwartholle uitsparingen aan
52
de hoeken en centraal een decoratief motief (afb. 165). De vergulde decoratie bestaat uit een centrale rocaille, aan beide zijden omgeven door uitwaaierend (acanthus)bladwerk. De beide hoeken van de onderlijst zijn kwarthol uitgespaard en geornamenteerd met C-curve waarvan de uiteinden overgaan in bladwerk (afb. 166). De schouwboezem wordt aan beide zijden geflankeerd door een lijst met decoratieve motieven. Een onderste motief is opgebouwd uit een met bladwerk omgeven roccaile, gesupperposeerd door een fleuron. Hoger in het midden bevindt zich een motief dat is samengesteld uit een centraal ovalen medaillon, ingevuld met zonnebloemmotief, aan boven- en onderzijde afgewerkt met fleurons. Helemaal bovenaan wordt het eerst beschreven rocailleornament herhaald in omgekeerde uitvoering (rocaille boven, fleuron afhangend). De afwerking van de zuidwestelijke wand verschilt van de overige wanden. De groene buitenste omlijstingen met vergulde binnenboord zijn recht en de vier afzonderlijke velden worden afgescheiden door een pilaster. Binnen de grote rechthoekige omlijstingen zijn in de kwartholle uitsparingen van het houten paneel decoratieve motieven aangebracht. Het betreft een samenspel van een als rocaille uitgewerkte C-curven en krullend bladwerk. Op de pilasters zijn telkens bovenaan, centraal in het midden en onderaan decoraties aangebracht. De boven- en onderste motieven zijn opgebouwd uit een centraal schelpmotief, omgeven door breed uitgewerkte C-curven met erboven (of onder) uitlopende fleurons of bloemvormige versiering (afb. 167).145 Het centrale motief bestaat uit een gestileerde zonnebloem (afb. 168), omgeven door twee C-curven en boven en onderaan afgewerkt met fleurons, fijne blad- en bloemvormige motieven. Stillistisch neigt de wandafwerking naar een combinatie van Louis XIV en régence-stijl. 146 De wandafwerking is vermoedelijk in de jaren 1920 aangepast, mogelijk naar negentiende-eeuws voorbeeld. De overgang naar het plafond) wordt gemaakt door een opeenvolging van verschillende lijsten (afb. 169. Het lijstwerk is geschilderd in verschillende tinten. Er is een bleke, groenige lijst gevolgd door enkele blauwgrijze lijsten en een binnenste crèmekleurige lijst in dezelfde tint als het plafondvlak (afb. 170). Het centrale rozet wordt gevormd uit een vierkant waarvan de vier zijden doorbroken worden door halfrond lijstwerk. Het binnenvlak is ingevuld met bladwerk. Er is een dubbele deur in de noordwestelijke wand en een houten paneeldeur in de zuidwestelijke wand. De dubbele paneeldeur is gevat in een deurkader met groene omlijsting (afb. 171). Op elke deurvleugel zijn er drie panelen onderscheiden door lijsten. Het onderste paneel is iets hoger dan plinthoogte, het middelste paneel is vrij smal en het bovenste paneel beslaat de bovenste helft van het deurvlak. De omlijstingen hebben een groene kleur conform het lijstwerk van de wanden, de panelen hebben eenzelfde bleke pischtache tint. Er zijn goudkleurige accenten aangebracht op de binnenranden van de groene lijsten en op de decoratieve motieven 145 146
H. MARTIN, origineel 1927, p. 41. S. CHADENET en M. ESPERANCE (tek.),1996, pp. 26-27 en pp. 39-40.
53
op de hoeken van de panelen. Deze motieven zijn een kleinere versie van de motieven die aangewend zijn ter decoratie van de plintzone en bestaan uit twee elkaar kruisende C-curven die naar de buitenranden van de hoek toe overgaan in bladwerk, met ertussen telkens een bloemetje. De deur is voorzien van een insteekslot. De langgerekte, rechthoekige, geelkoperen sleutelplaatjes zijn uitgevoerd in een opengewerkt ruitpatroon met bloemmotief op elke kruising (afb. 172). Onderaan en bovenaan wordt het sleutelplaatje afgewerkt met een palmetmotief. De deurklinken zijn vormgegeven als bundels, omwikkeld met lint en aan het uiteinde uitlopend in een decoratieve knop. Boven de deur is er een supra porta voorzien die opgebouwd is uit het groene lijstwerk van het kader dat verder doorloopt naar boven toe en zich sluit op zelfde hoogte als de flankerende lijsten van de twee andere velden van deze wand. De hoeken van de bovenrand van de supra porta zijn kwarthol uitgespaard en gedecoreerd met een C-curve uitwaaierend in bladwerk. Het veld binnen de omlijsting is niet gedecoreerd. De paneeldeur in zuidwestelijke wand is op gelijkaardige wijze afgewerkt (afb. 173). Er zijn evenwel slechts twee panelen, eveneens met middenveld met decoratieve hoeken. Deze hoeken zijn tijdens de herschilderwerken echter wel behandeld. Men heeft getracht ze van een nieuwe goudkleurige laag te voorzien, hetgeen jammer genoeg niet zo zorgvuldig gebeurd is. De contouren zijn erg flou geworden en de decoratie heeft erg veel van zijn diepte verloren. Het sleutelplaatje en de klink zijn van het hierboven beschreven type (afb. 172). Aan het supra porta dat ongeveer dubbel zo hoog is als dat van de dubbele paneeldeur kan men zien dat deze deur beduidend lager is. Het lijstwerk heeft bovenaan eveneens kwartholle hoeken, zonder extra decoratieve afwerking. Binnen het lege veld is er een ovalen kader met schilderijtje opgehangen. Beide paneeldeuren zijn laat negentiende-eeuws, de decoratieve afwerking mogelijk van latere datum. De noordoostelijke wand wordt doorbroken door drie identieke vensters (afb. 174). De vensters zijn volledig gevat in een bekisting. Deze houten betimmering heeft bovenaan een gebogen onderrand met kwarthol uitgespaarde hoeken, conform de verdere wandafwerking. Het centrale decoratieve motief bestaat uit een kleine cartouche met erboven een schelpmotief, aan beide zijden geflankeerd door afkrullend bladwerk. Het venster zelf is gevat in een houten raamkozijn. De vensters met bovenlicht zijn heden vast, het hang- en sluitwerk ontbreekt. Het houtwerk is wit geschilderd. De vensters hebben een marmeren vensterbank. De vensterbetimmering dateert vermoedelijk uit de jaren 1920. Centraal tegen de zuidoostelijke wand staat een cheminée à la royale opgesteld (afb. 175-183). De grijswit geaderde marmeren schoorsteenmantel is afgewerkt met gesculpteerde decoratieve motieven (afb. 177-179). De schouwmantel is uitgevoerd in Sainte-Anne marmer, een marmer dat gebruikt werd voor schouwen in de negentiende
54
eeuw. 147 De schoorsteenmantel rust op een marmeren plint die tevens de bakstenen stookvloer van het parket in de kamer afscheidt. De schoorsteenwangen zijn decoratief afgewerkt met onderaan gesculpteerd bladwerk en op de bovenhoeken een S-curve, uitwaaierend tot een rocaille. Naar onderen toe een bloesemtak, bovenaan een bladertakje. De bovendrempel beschrijft onderaan een accoladevormige curve en is eveneens voorzien van kwarthol uitgespaarde hoeken. Centraal is er een mascaron uitgewerkt (afb. 178). De baard van de mannelijke figuur loopt over in bladwerk, de haren in krullend bladwerk en bloesemtakken. De dekplaat van de schouwmantel volgt de contouren van de gesculpteerde bovendrempel en wangen. De stookwand bestaat uit grijze baksteentjes. Tegen de achterwand staat een smeedijzeren haardplaat opgesteld. De schoorsteenmantel is te zien op een foto uit 1945 in de online raadpleegbare fotodatabase van het KIK (afb. 177).148 In de bijkomende informatie wordt deze gedateerd tussen 1750 en 1775. Rond dit tijdstip wordt deze woning bewoond door Arnoldus Meheus en Petronella Lessens, vermoedelijk landbouwers.149 Het is waarschijnlijker dat de schoorsteenmantel negentiende-eeuws is. De schoorsteenboezem is afgewerkt met een spiegel (afb. 180), gevat in een groene, met goudkleurige decoratieve, elementen afgewerkte lijst (afb. 181-182). De spiegel heeft een gebogen bovenrand, met behoud van de rechte hoeken. De centrale decoratie op de bovenrand omvat een palmet (afb. 182), waarvan de onderscheiden delen afgewerkt zijn met bloemknopjes, en met naar beide zijden toe ontkrullend (acanthus)bladwerk. De zijkanten zijn onderaan afgewerkt met acanthusbladwerk (zie afb. 181). Het spiegelglas zelf is door middel van een ondiepe groef visueel in vier delen opgedeeld. Boven de spiegel is binnen een vierkant kader een fijne vierkante en sterk gedecoreerde vergulde lijst aangebracht met erbinnen een rond kader met schilderstuk (afb. 183). De ornamenten binnen de kwarthol uitgespaarde hoeken van de vierkante lijst worden gevormd door kruisende C-curven en bladwerk. De ronde lijst wordt rondom als het ware omwikkeld door een bloesemslinger. Het onderste decoratief motief omvat een schelpachtig motief en bladwerk, het bovenste een palmet met twee C-curven. Op de schildering wordt er een vaas met tuinboeket afgebeeld, een motief dat terugkeert in de glas-in-loodvensters. Links van de schouwpartij is er een kolenkit geplaatst (afb. 176). 150 Deze wordt bovenaan afgesloten door scharnierend deksel, om de dagelijkse kolenvoorraad in te bewaren. Het betreft een exemplaar uit de tweede helft van de negentiende eeuw.
147
148
149 150
Op zicht geïdentificeerd aan de hand van: J. DUBARRY DE LASSALE, 2000, pp. 254-255, maar lijkt ook sterk op Saint-Anne grand dessin op pp. 296-297. Marmeren schoorsteenmantel, foto uit 1945, foto in het bezit van KIKIRPA geconsulteerd via de website, http://www.kikirpa.be/www2/cgibin/wwwopac.exe?DATABASE=obj2&LANGUAGE=1&OPAC_URL=&%250=71347&LIMIT=5 0 Zie punt II.1.1 De achttiende eeuw, onder hoofdstuk II Historiek van de woning en haar bewoners. N. DE REYNIES, 1992, p. 481.
55
Als nagelvast onderdeel bevat de groene salon drie penant- of consoletafels, waaronder een vierpotige halfronde consoletafel met wit arabescato marmeren blad die centraal tegen de zuidwestelijke wand staat opgesteld (afb. 184. 151 Onder het blad loopt een eierlijst. Het vlak daaronder is tussen de poten telkens opengewerkt. De rechthoekige opening is omboord door een fijne rais-de-coeur-lijst. 152 De onderrand van de schort wordt gevormd door een lint-lijst. De opengewerkte schort is centraal gedecoreerd met een medaillon waarop een vrouwenportret in profiel is afgebeeld. Het medaillon is bovenaan afgewerkt met een striklint, onderaan met omhoog krullend bladwerk en een bloemknop. Aan beide zijden van het medaillon vertrek een guirlande van laurierbladeren naar de aanzet van de tafelpoten en vandaar met een aanhechtingspunt tussen de poten naar de aanzet van de achterste poten. Het blad rust op vier taps toelopende gecanneleerde poten. De aanzet van de poten is dobbelsteenvormig met centraal een bloemenknopmotief (afb. 185). Deze dé de raccordement herhaalt zich onderaan met een margrietje. Deze laat negentiendeeeuwse console haalt de inspiratie voor de ornamentiek en vormgeving bij de Louis XVI-stijl. 153 Tot de nagelvaste onderdelen behoren eveneens de twee penanttafels aan de muurpenanten tussen de vensters (afb. 186). De ondiepe penanttafels met marmeren blad zijn vast aan de muur bevestigd. Het blad is uitgevoerd in Belgisch Rouge Royal marmer. 154 De rand onder het blad is decoratief afgewerkt met een liggend zonnebloemmotief, omgeven door twee dubbele, elkaar aan de uiteinden kruisende Ccurven, en fleurons aan beide kanten. Op de afgeronde hoeken bevindt zich een klein fragment bladwerk, ook de half klokvormige basis is gedecoreerd met bladwerk. Boven deze penanttafels zijn er penantspiegels aangebracht (afb. 187-188). De spiegels zijn gevat in een groene lijst met gouden accent, afgewerkt op dezelfde wijze als de spiegel op de schouwpartij met gebogen bovenrand met kwarthol uitgespaarde hoeken, zelfde centraal palmet en bladvormige decoratie, tot het omkrullende bladwerk op de onderste hoeken toe. Het spiegelglas is door middel van een ondiepe groef visueel opgedeeld in zes vlakken. Aan beide spiegels is een wandlamp bevestigd. Deze worden verder besproken. Boven de hierboven besproken vierpotige console is een grote ovalen spiegel bevestigd (afb. 189). De spiegel is gevat in een sterk gedecoreerde vergulde dubbele lijst. De buitenrand wordt gevormd door een laurierbladlijst omwikkeld met linten en een binnenste lijst is opgebouwd uit parels. De bovenrand van de spiegel is versierd met een decorstuk in muziekaal thema dat is opgebouwd uit twee blaasinstrumenten, een tamboerijn en een koppel duiven. Het geheel is afgewerkt met laurierbladtakken, linten en bloemenslingers. De zijranden zijn versierd met twee gespiegelde C-curven en bladwerk (afb. 190). De decoratie van de onderrand is aan het zicht onttrokken. 151 152 153 154
Op zicht geïdentificeerd aan de hand van: J. DUBARRY DE LASSALE, 2000, pp. 210-211. S. CHADENET en M. ESPERANCE (tek.), 1996, p. 72. S. CHADENET en M. ESPERANCE (tek.), 1996, pp. 72-73. Op zicht geïdentificeerd aan de hand van: J. DUBARRY DE LASSALE, 2000, pp. 78-79.
56
Verder zijn er nog enkele verlichtingselementen die tot de nagelvaste onderdelen behoren waaronder twee wandarmaturen en een luchter. De driearmige wandlampjes zijn elk aan de penantspiegels tussen de vensters bevestigd om het licht beter in de ruimte te verspreiden (afb. 191). Ze zijn gedecoreerd met kristallen hangers. De twaalfarmige kroonluchter van verguld brons is eveneens overvloedig gedecoreerd met kristallen hangers en slingers van kristallen kralen (afb. 192). Deze verlichtingselementen dateren van de laatste helft van de negentiende eeuw. De technische voorzieningen omvatten elektriciteit, verwarming en inbraakbeveiliging. Zoals in de overige kamers zijn ook hier twee types van lichtschakelaars te vinden. Deze zijn rechts van de dubbele deur en eveneens rechts van de paneeldeur gesitueerd. Tevens zijn er meerdere stopcontacten geplaatst. Deze bestaan ook in twee modellen waarvan de oudste versies zich links en rechts van de schouw bevinden. Stopcontacten van recentere datum bevinden zich onder de penanttafeltjes aan straatzijde. Onder het eerste en laatste venster is er verwarming verborgen in een houten betimmering met metaalgaas met glazenblad (afb. 193). De sensor van de inbraakbeveiliging is aan zuidoostelijke wand aan de linkerkant in het paneel links van de schouw op circa 2 m hoogte bevestigd. De vensters zijn gestoffeerd met een dubbelgordijn en een ondergordijn. De fijne synthetische glasgordijnen hangen vast voor het venster. De rood katoenen dubbele gordijnen worden aan beide zijden van elk venster samengehouden door een gefronst gordijnlint. Deze overgordijnen dateren van halverwege de jaren 1990, zo blijkt uit rekeningen van de gemeente. De salon is bemeubeld met drie kaarttafels, een set in elkaar schuivende bijzettafeltjes en nog twee andere bijzettafeltjes. Het zitmeubilair omvat twee zitbanken, twee armstoelen en drie stoelen. Verder staat er een bonheur du jour. Tot het meubilair behoort een zwartgelakte kaarttafel versierd met koperen filet inlegwerk en goudkleurige decoratieve accenten op de boorden (afb. 194-197). In gesloten toestand is op het bovenste blad een centraal ovaal ingelegd motief te zien (afb. 195). Het motief is opgebouwd uit centraal twee gekruiste pijlen waaromheen zich rankwerk en enkele geometrische motieven schikken. Het dubbele rechthoekige blad is voorzien van een openklappende vleugel. Door het blad open te klappen wordt een vierkant speelblad blootgelegd, bekleed met groene vilt (afb. 196). Het blad kan vastgelegd worden door het een kwartslag te draaien. 155 Het blad rust op slanke, gecanneleerde, taps toelopende balusterpoten, waarvan de vormgeving geïnspireerd is op de Louis XVI-stijl. 156 Deze laat negentiende-eeuwse kaarttafel dateert uit de Napoleon III periode.
155 156
N. DE REYNIES, 1992, p. 308. A. HOFSTEDE, 1997, pp. 199-200.
57
Tegen de zuidoostelijke en tegen de zuidwestelijke wand staan nog twee mahoniehouten kaarttafels opgesteld. De tafel aan zuidoostelijke wand bevindt zich links van de schouw (afb. 198). De binnenzijde van het blad is ingelegd met een rond groenvilten speelblad (afb. 199). De vilt is voorzien van een zwart decoratief patroon. De schort onder het blad heeft een golvend uitgesneden onderrand. Het blad rust op een enkele bolpoot die onderaan vertakt tot vier voeten. Om het blad vast te leggen dient het eveneens een kwart gedraaid te worden. Het betreft een tafel uit de tweede helft van de negentiende eeuw in Louis Philippe-stijl. De kaarttafel aan de zuidwestelijke wand is van hetzelfde type maar in die zin afwijkend dat de balusterpoot zich onderaan opsplitst in drie voeten met een geknikte vorm (afb. 200). De schort heeft een rechte onderrand met versmalling aan de zijden. Het geopende tafelblad is eveneens ingelegd met een rond groenvilten speelvlak met centraal ronde zwartkleurige decoratie (afb. 201). Deze kaarttafel in Louis Philippe-stijl is eveneens dateerbaar in de tweede helft van de negentiende eeuw. Onder het middelste venster staat een set van vier in elkaar schuivende bijzettafeltjes opgesteld (afb. 202-205). De zwartgelakte tafeltjes zijn afgewerkt met goudkleurige decoratie. Zowel de liervormige opengewerkte zijstijlen als de bladen zijn versierd. De poten worden verbonden door een gebogen regel. De bladen zijn versierd met chinoiserie schilderingen in het thema “scènes uit het dagelijks leven” (afb. 204-205). Er zijn meerdere personages afgebeeld met verschillende gebouwen en bomen op de achtergrond. Dit centrale tafereel is omkaderd met banden, florale motieven en kleinere taferelen. Deze tafeltjes zijn erg typerend voor de Napoléon III of second empire tijd en dateren uit de tweede helft van de negentiende eeuw. 157 Naast de consoletafel aan de zuidwestelijke wand staan aan beide zijden twee bijzettafeltjes (afb. 206). Twee gesuperposeerde ovalen bladen met glazen opleg zijn aan beide kanten vastgehecht aan stijlen die bovenaan samenkomen in een decoratief gesneden motief bestaande uit een rocaille en spiraalvormige krullen. De stijlen worden onderaan met elkaar verbonden door een regel. Elke stijl loopt uit in twee pootjes, onderaan afgewerkt met bladsnijwerk. Links van de dubbele deur bevindt zich een laat negentiende-eeuwse canapé in Louis Philippe-stijl (afb. 207). 158 Het zitmeubel is bekleed met rode reliëfvelours met granaatmotief dat afgezet is met spijkers (afb. 208). De canapé heeft een elegant gewelfde bovenregel. De poten staan op messing zwenkwieltjes. Het overige zitmeubilair in de salon vormt een ensemble (afb. 209-212). Dit omvat een zitbank, twee armstoelen en drie stoelen. Het zitmeubilair is uitgevoerd in zwartgelakt hout, afgewerkt met goudkleurige accenten en gestoffeerd met zijde. De stof heeft roze banen en is daartussen versierd met pastelkleurige kandelabermotieven tegen een witte achtergrond (afb. 212). De zijde stoffering is afgezet met een lichtroze passement. De voorste poten zijn telkens taps toelopende gecanneleerde balusterpoten met als 157 158
S. CHADENET en M. ESPERANCE (tek.), 1996, pp. 145-146. C. OSSUT, 2000, p. 26, p. 74 en p. 81.
58
aanzet een dé de raccordement met verguld bloemmotief, de achterste poten zijn sabelpoten. Er zijn messing zwenkwieltjes bevestigd onder de voorste poten, en bij de zitbank ook onder de achterste poten. Centraal op de zitregel is telkens een gesneden decoratief (blad)motief aangebracht. Gecanneleerde balusters met dobbelstenen op verschillende hoogten en afgewerkt met draaiwerk, vormen de stijlen van de rugleuning. Op de gewelfde bovenregel bevindt zich centraal een decoratief motief. De armleuningen van de armstoelen en de zitbank zijn open (afb. 209-210). De aanzet is een beetje teruggesprongen, de leuning heeft een gestoffeerde armlegger. Dit ensemble zitmeubilair dateert uit de tweede helft van de negentiende eeuw en is vormgegeven in Napoléon III-stijl. Het is geïnspireerd op de Louis XVI-stijl. Rechts van de dubbele deur bevindt er zich een bonheur du jour of sécretaire met lade. 159 De bonheur du jour staat op slanke S-poten met decoratieve espagnolettes en eindigt op een sabot (afb. 213). 160 In de schort met gewelfde onderrand is er een lade voorzien. Het bovenstuk is opgebouwd uit een ondiepe tweedeurskast met twee kleine laatjes eronder (afb. 214). Het bovenstuk staat op de achterste helft van het tafelblad. Het dekblad van het bovenstuk is voorzien van een ajour hekwerkje. Het meubelstuk is decoratief afgewerkt met neo-Boulle marquetterie van imitatie schildpadschelp en geel koper, gelegd in sierlijke krullende motieven. Beide kastdeuren zijn afgewerkt met een centraal medaillon, eveneens voorzien van inlegwerk. Deze bonheur du jour dateert uit de tweede helft van de negentiende eeuw en past binnen de Napoléon IIIstijl. Het meubelstuk is helaas in erg slechte staat. Het inlegwerk is op verscheidene plaatsen losgekomen (afb. 215), onder andere ten gevolge van de plaatsing van het meubel naast een verwarming. Tot de verdere decoratie van de ruimte behoren verschillende portretten in vergulde lijsten. De gouache links van de dubbele deur stelt de laatste bewoner, Adolphe Meheus voor. Rechts van de deur hangt het portret van zijn vrouw, Isabella De Schietere. Aan de noordoostelijke wand hangt tussen het tweede en derde venster een portret van de vader van Adolphe Meheus, Ernest Meheus. De overige portretten zouden (vroegere) familieleden van mevrouw voorstellen, hetgeen echter niet bevestigd kon worden. Verder hangen er nog enkele kleinere schilderijtjes en prenten. In de linkerhoek naast de dubbele deur staat er een beeld op een hoge sokkel. Het betreft een groot bronsstuk van een jongedame die speelt met twee engelen. Op de tafels en kasten staan er verschillende stukken Chinees porselein tentoongesteld. Een kist met een kristallen set drinkglaasjes en een houten sigarenbewaardoos staan op de mahoniehouten kaarttafels, een kistje met sakéset op de bonheur du jour (afb. 216-218). Zowel op de schouw als op de consoletafel aan zuidwestelijke wand staat er een pendule. De pendule op de schouw is een variant op de kolompendule (er zijn twee
159 160
N. DE REYNIES, 1992, p. 1123. S. CHADENET en M. ESPERANCE (tek.), 1996, p. 37.
59
kolommen in plaats van de voorgeschreven vier) (afb. 219). 161 Dit model pendule is gedurende de hele negentiende eeuw in productie geweest. De pendule is opgebouwd uit een witmarmeren voetstuk, twee zwarte kolommen en een wit sluitstuk waaraan de eigenlijke klok bevestigd is. De kolompendule is voorzien van ornamenten uit verguld brons. De consolependule is uitgevoerd in (verguld) brons (afb. 220). Het voetstuk wordt gedragen door twee maal twee zwanen. Het horloge zelf wordt gedragen door twee putti. De pendule is geornamenteerd met een rozentak. Op de hoeken van het voetstuk wordt het motief van de gekruiste pijlen dat reeds op de zwartgelakte kaarttafel voorkomt, herhaald. De bemeubeling van de ruimte is, op de Louis Philippe canapé na, volledig uitgevoerd in Napoleon III-stijl. Het meubilair dateert wellicht van de herinrichting in 1873 in opdracht van Adolphe Meheus, de grootvader van de laatste bewoner. De wandafwerking is vermoedelijk in de jaren 1920 aangepast, wellicht naar negentiende-eeuws voorbeeld. Stillistisch neigt de wandafwerking naar een combinatie van Louis XIV en régence-stijl. In deze ruimte is door de aankleding het feit dat de woning een oudere kern bevat, het best merkbaar. Door de beperkte plafondhoogte komt de luchter te laag te hangen. Ook de consolespiegel is in zijn omvang niet goed afgestemd op de ruimte. De eronder geplaatste consoletafel houdt eveneens geen rekening met de wandafwerking.
IV.1.1 (e) Traphal De inkomhal staat in open verbinding met de traphal. Deze ruimte meet 4,05 m op 3,80 m. De vloer ligt op gelijke hoogte met de omliggende vertrekken. De terrazzovloer van de inkomhal, loopt in deze ruimte door. De vloer is opgebouwd uit grote rechthoekige witte vlakken van verschillende afmetingen (afb. 221). Het rechthoekige vlak na de scheiding met de inkomhal meet 1,42 m bij 1,28 m, het aanpalende vlak 1,08 m bij 1,28 m en het vlak bij de achterdeur 1,12 m bij 1,28 m. Deze zijn afgeboord door een enkele centimeters breed boordje van witte en zwarte, vierkante, marmeren mozaiekblokjes. De scheiding met de inkomhal wordt visueel gemarkeerd door de oud roze band van 34 cm breed. Deze brede band volgt de contouren van de ruimte en loopt verder langs de wanden. De hoeken worden afgeschuind. Deze vloer werd, zoals reeds vermeld, vermoedelijk gelegd vóór de laatste bewoners hun intrek namen in de woning. Dit zou dan in de jaren 1920 geweest zijn. De vloer vertoont verschillende breuklijnen. Op de deurmat bij de achterdeur na, is er geen vloerbedekking. De afwerking van de wanden is conform de wandafwerking van de inkomhal uitgevoerd (afb. 222-225). Binnen een donkerhouten kader is er een grofgeweven linnen opgespannen. De met accoladebogen decoratief afgewerkte bovenste rand van het 161
J. ZEEMAN, 2003, p. 124.
60
kader situeert zich op een hoogte van circa 2,18 m. De bovenste richel is voorzien van een verbrede plank die afgewerkt is met holle gleuven om porselein op tentoon te stellen. Het textiel is rood geverfd op een zwarte ondergrond die door de bovenste verflaag doorschemert. Voor het wandtextiel zijn eveneens schilderijen en porselein opgehangen. Aan de noordwestelijke en noordoostelijke wand is het muurvlak boven de lambrisering effen bepleisterd en crèmewit geschilderd. Aan de zuidwestelijke wand aan tuinzijde loopt het textiel door tot op de verdieping. Aan zuidoostelijke kant staat de traphal in open verbinding met een klein salon in de ruimte naast de trap. De wandafwerking dateert vermoedelijk uit de jaren 1920. Er is geen lijstwerk dat de overgang naar het plafond vormt. Op het plafond zelf loopt er rondom wel een fijn lijstje (afb. 226). Het plafond is behangen en effen crèmewit geschilderd. De zuidwestelijke wand aan straatzijde wordt doorbroken door de achterdeur (afb. 227). Deze houten paneeldeur is voor de bovenste helft beglaasd. De deur heeft onderaan een lage plint met erboven een paneel gevat in een fijn lijstje. Daarboven is de deur voorzien van een glas-in-loodvenster. Het venster herneemt het thema van het venster aan straatzijde, met ruitpatroon en centraal paneel met bloementafereel in gebrandschilderd glas. De deur kan afgesloten worden met behulp van een insteekslot en twee kleine schuifgrendelslootjes. Er is een langwerpig koperen sleutelplaatje met afgeronde hoeken en een koperen deurklink. Het houtwerk van de deur is witgeschilderd. Boven de deur is er eveneens een beglaasd bovenlicht voorzien. Het bovenlicht heeft hetzelfde glas-in-lood in ruitvormig patroon als het deurvenster. Het bovenlicht en de deur kunnen door middel van een rolluik verduisterd worden. Boven het bovenlicht bevindt er zich een rolluikbak, die gedeeltelijk door een decoratieve betimmering aan het zicht wordt onttrokken. Dit kader loopt aan beide zijden van de deur naar beneden en verbergt eveneens het rolluiklint. Een dubbele paneeldeur in de noordwestelijke wand biedt toegang tot de eetkamer (afb. 228). In het houten deurkozijn zijn twee sobere deurvleugels gevat. Elke deurvleugel heeft onderaan een lage plint, waarboven vanuit elke bovenhoek een lijst vertrekt die de contouren van de vlakke deurvleugel volgt. De deur is voorzien van een tongnaald of stopnaald, waartegen de vleugels sluiten. De dubbele deuren zijn voorzien van een insteekslot. Op elke deurvleugel is een langwerpig sleutelplaatje met afgeronde hoeken aangebracht, hetzelfde als dat van de achterdeur. Ook de deurklink is gelijkaardig. Boven deze deur is eveneens een klein geschilderd natuurtafereel opgehangen. Links van de achterdeur zet de houten trap aan (afb. 229-233). De trap is vermoedelijk vervaardigd uit een combinatie van houtsoorten: eik voor de treden, noten of beuk voor de trappaal en olm of es voor de leuning. 162 De slingertrap heeft een zwart Bleu 162
Mondelinge informatie, verkregen van Patrick Smessaert op 15 juli 2009.
61
Belge marmeren bloktrede (afb. 230). 163 De buitenboom volgt over een kwart de muur en is verder vrijstaand. 164 Dit vrijstaande deel van de buitenboom verloopt cirkelvormig. 165 De trap is voorzien van een gebeeldhouwde trappaal met bovenaan een sierlijk verlichtingsarmatuur (afb. 230 en 232), zoals wel vaker voorkomt bij een negentiende-eeuwse trap. 166 Het verlichtingselement bestaat uit een geelkoperen kelk met bloemenruiker uitgevoerd in gekleurd glas, waartussen er zich een lamp bevindt. De trapleuning is opgebouwd uit een handlijst die rust op fijne beschilderde balusters. Van aan de trappaal zet de binnenste trapleuning aan met een leuningwrong. Een tweede handlijst aan rechterzijde vangt aan ter hoogte van de zesde trede, waar de treden niet langer verbonden zijn met de muur. Halverwege de draai naar boven is de trap verankerd aan de vloerplaat van de verdieping (afb. 233). Aan achterzijde zijn de treden zichtbaar gebleven (afb. 231). De technische voorzieningen omvatten elektriciteit en een rookmelder. Telkens aan linkerzijde van beide deuren zijn er lichtschakelaars bevestigd. Naast de buitendeur zijn er enkel schakelaars van het oudste type gesitueerd, naast de dubbele deur bevinden zich beide types. De rookmelder bevindt zich centraal op het plafond. Het meubilair omvat enkel een eikenhouten linnenpers (afb. 234). 167 De linnenpers staat opgesteld in de hoek rechts naast de dubbele deur. De onderkast rust vooraan op twee platte bolpoten, die met hun donkere vernislaag sterk afsteken tegen de rest van de kast. Mogelijk zijn deze van latere datum dan het meubelstuk zelf. De onderkast is voorzien van twee gesuperposeerde deuren. De gehele voorzijde is sterk gedecoreerd met gesneden motieven. De centrale medaillons van beide deuren zijn voorzien van een inscriptie: in de bovenste cartouche IHS, in het onderste cartouche de (niet goed leesbare) initialen M. A. R. De cartouches worden aan beide zijden geflankeerd door eenden in profiel (hoofd en hals) en blad- en andere vegetatieve motieven. Op de twee zijstijlen zijn er helemaal bovenaan verweerde leeuwenkoppen uitgesneden. Daaronder bevindt zich op de rechter stijl een musicerende figuur en op de linker een lezende figuur. Onder deze motieven zijn er vegetatieve motieven uitgesneden. De eigenlijke pers bovenop de kast bestaat uit een plaat waaronder het linnengoed kan worden geplaatst en die vervolgens door middel van een schroefsysteem kan aangeschroefd worden om de kreuken glad te strijken. 168 Het is een Vlaams barok meubeltype dat veel voorkomend was in de achttiende eeuw, maar dit exemplaar is wellicht van latere datum.
163 164 165 166 167 168
Op zicht geïdentificeerd aan de hand van: J. DUBARRY DE LASSALE, 2000, pp. 280-281. H. JANSE, 1995, p. 55. H. JANSE, 1995, p. 55. L. CHARLES (et al), 2001, p. 85. T. WOLVESPERGES, 2000, p. 109. En N. DE REYNIES, 1992, p. 876. N. DE REYNIES, 1992, p. 876.
62
Naast de trappaal is er een beeld geplaatst (afb. 235). Het witte plaasteren beeld staat op een veelhoekige zuilvormige sokkel. Het beeld stelt een jongeling bij een boomstronk voor, die in zijn omhooggehouden hand een eend bij de poten houdt. Centraal in de doorgang van de traphal naar de inkomhal staat er op een vierkante sokkel een decoratieve olielamp opgesteld (afb. 236). De lamp is opgebouwd uit een rond vlak, dat op drie poten met bokken- of geitenpootvoetjes staat. Op het cirkelvormige vlak staan drie eenden met opengespreide vleugels. Van rond hun nek krult een slangachtige vormgegeven houder waaraan telkens aan drie kettingen olielampen opgehangen zijn. Links en rechts in de doorgang staat er een grote Japanse porseleinen vaas opgesteld op een ebbenhouten guéridon. De ronde vierpotige guéridon is gedecoreerd met houtsnijwerk. Aan de wanden zijn naast de porseleinen borden verschillende schilderijen in vergulde kaders opgehangen. Links van de dubbele deur hangt een stilleven met bloemen en fruit en daarboven een ateliertafereel. Links van de achterdeur bij de trap hangen verschillende werken: een jachttafereel met jachthoorn en het geschoten wild (een ondersteboven opgehangen haas), daar onder een ingelijste prent en links van het jachttafereel een impressionistisch aandoend stilleven van een vrouwenbuste onder een stolp met enkele gebruiksvoorwerpen.
IV.1.1 (f) Zithoek Aan zuidoostelijke zijde loopt de traphal over in een kleine zithoek. Deze ruimte meet circa 2,55 m op 3,65 m. De vloerhoogte is gelijk aan die van de omliggende vertrekken. De terrazzovloer van in de traphal loopt ook in deze ruimte door (afb. 237238). Er is eveneens een patroon gevormd van grote rechthoekige witte vlakken van 1,42 m bij 1,28 m, 1,08 m bij 1,28 m en 1,12 m bij 1,28 m, omboord door zwart-witte mozaïeksteentjes. De scheiding met de traphal wordt in de vloer gemarkeerd door een 34 cm brede vleeskleurige band. Deze omgeeft eveneens het gehele vloervlak en heeft zoals reeds vermeld, afgeschuinde hoeken. De wandafwerking bestaat uit een 2 m hoge lambrisering afgewerkt met eiken houten fineer (afb. 239-243). De afzonderlijke panelen zijn met de nerven diagonaal geplaatst en per twee zo geschikt dat ze haaks op elkaar komen te staan. De verbreedde bovenrichel is voorzien van gleuven. Het muurvlak boven de lambrisering is bespannen met textiel (afb. 243). Het linnen met ingeweven decoratie is uitgevoerd in roze, blauwgroene en geelwitte tinten tegen een bruine achtergrond. Er zijn bloementakken, druiventrossen en vazen afgebeeld. Het textiel is beschadigd net boven de richel in de rechterhoek van de noordoostelijke wand.
63
De overgang naar het plafond wordt gevormd door een smalle houten lat. Het plafond bestaat uit een vals balkenplafond (afb. 245). 169 Ter hoogte van de trapopening naar de bovenverdieping bevindt zich een brede balk, aan beide uiteinden ondersteund door een sterk versierde voluutconsole (afb. 244). Haaks hierop is in het midden een iets smallere balk geplaatst, en parallel met de brede balk drie smalle balkjes. De tussenliggende plafondvlakken zijn behangen en wit geschilderd. Zowel dat wandafwerking als het valse balkenplafond dateren vermoedelijk van de jaren 1920. De zuidoostelijke wand wordt links van de schouw doorbroken door een paneeldeur (afb. 246). Deze deur is met hout bekleed, conform de wandafwerking. Vier panelen in het centrale deurvlak zijn als het ware in een lijst gevat. De deur met insteekslot heeft een sterk geornamenteerde koperen klink en een sleutelplaatje (afb. 247). Het sleutelplaatje is versierd met bovenaan een water- of vuurspuwend masker, daaronder twee hybride wezens met een hondachtig hoofd en slangachtig lijf, die onder de klink samenkomend op twee krullen en helemaal onderaan vegetale motieven. De klink zelf is afgewerkt met bloem- en bladmotieven. De paneeldeur dateert uit de negentiende eeuw, maar de afwerking is vermoedelijk twintigtse eeuws. Via deze deur wordt er een verbinding gevormd tussen de keuken (via de achterkamer) en de eetkamer (via de kleine salon en de traphal). De deuropeningen van deze deur en de deur naar de keuken liggen op een lijn. Personeel kon via deze weg het eten serveren. Het enige venster bevindt zich in de zuidwestelijke wand (afb. 248). Het venster en de rolluikbak zijn gevat in een donkerhouten bekisting/kader, waarvan de zijstijlen bovenaan geornamenteerd zijn met een wortelmotief. Het venster heeft een T-indeling met twee openende raamvleugels en een vast bovenlicht. Zowel de raamvleugels als het bovenlicht zijn beglaasd met een glas-in-lood venster met ruitpatroon en een boordje. De vensterbank is uit witte marmer vervaardigd, het houtwerk van het venster is eveneens wit geschilderd. Het hang-en-sluitwerk omvat een spanjolet met sierlijk vormgegeven handgreep in geelkoper (afb. 249). 170 De blikvanger in de ruimte is de valse haard aan zuidoostelijke wand (afb. 250-251). De ondiepe haard heeft een bakstenen stookvloer en achterwand, waartegen er een decoratieve gietijzeren haardplaat staat opgesteld. Achteraan in het midden van de stookvloer bevindt er zich een opening waardoor de terrazzovloer nog te zien is (afb. 251). Hieruit is op te maken dat de haard, en vermoedelijk de gehele decoratie van de zithoek dateren van na de terrazzovloer en bijgevolg in opdracht van de laatste bewoners uitgevoerd zijn. Op twee sterk geprofileerde Noir Français marmeren voluutstaanders rust de eiken houten schouwbalk. 171 Het stookgat is bovenaan 169
170 171
Mondelinge informatie, verkregen van Patrick Devos, Dienst Monumentenzorg en Cultuurpatrimonium van de Provincie Oost-Vlaanderen, (bijlage XIX). Het venster, 1993, p. 107. Op zicht geïdentificeerd aan de hand van: J. DUBARRY DE LASSALE, 2000, pp. 284-285.
64
gedecoreerd met een schouwval uit roodwit geruit katoen. De schouwbalk is versierd met snijwerk. Een centrale cartouche wordt aan beide zijden geflankeerd door slingerend rankwerk, afgewerkt met vruchten en bloemen. Onder de bovenrand bevindt zich een decoratieve eierlijst. De boezem is volledig met hout bekleed. Het vlak wordt geritmeerd door een centraal vierkant kader met errond geometrisch lijstwerk (twee maal een half vierkant beschrijvend). In het centrale kader is een jachttrofee bevestigd. Het betreft een zwijnenkop met opengesperde mond. De schouwpartij is uitgewerkt in neorenaissancestijl maar dateert zoals vermeld uit de twintigste eeuw. Tot de nagelvaste onderdelen behoren een centraal aan de middelgrote plafondbalk opgehangen luchter, en een wandlampje rechts van de vensterpartij in zuidwestelijke wand. De luchter is opgehangen aan een schakelketting en bestaat uit een aaneenschakeling van bolvormige elementen van waaruit het centrale element vijf sierlijke armen ontspringen die elk een matglazen kelk dragen (afb. 252). Het glas is gedecoreerd met een gesneden motief. De eenarmige wandlamp heeft een omgekeerde toortsvorm en is vervaardigd uit een mat structuurglas (afb. 253). In de linkerhoek naast de vensterpartij is er een olielamp aan de wand opgehangen. De technische voorzieningen omvatten elektriciteit, inbraakbeveiliging, internet, bellen en verwarming. De lichtschakelaars bevinden zich uiterst rechts op de noordoostelijke wand. Er zijn drie verschillende types. Drie oude schakelaars en een hedendaagse. De kabels lopen slordig over de lambrisering naar boven. Boven de lambrisering bevindt zich in dezelfde hoek de sensor van de inbraakbeveiliging. Op de bovenrand loopt een internetkabel, richting bovenverdieping. Rechts van de deur vlak naast de schouwboezem, bevinden zich twee bellen; onder de trap naast de console bevinden zich eveneens bellen. De verwarming bevindt zich onder de vensterpartij en is gevat in een donkere houten betimmering met metaalgaas met glazen opleg bovenaan (afb. 254). De zithoek is bemeubeld met een tafel, vier stoelen, twee armstoelen, twee fauteuils, een piano met pianokruk en een muziekpartituurmeubel. Centraal in de ruimte staat er een eikenhouten tafel opgesteld (afb. 255-257). De tafel heeft aan beide korte zijdes een (bestek)lade in de schort. De verbinding tussen de schort en de poten wordt gevormd door een decoratief opengewerkt motief. De poten worden aan de korte zijdes onderaan met elkaar verbonden door middel van een Hregel. Aan deze tafel staan vier stoelen aangeschoven (afb. 258). De poten van de eikenhouten stoelen worden onderaan verbonden door een vooraan geopende kistregel. Op halve hoogte van de stoelpoten herhaalt zich eenzelfde verbinding, maar dan geopend tussen de achterpoten. De stoelen hebben een biezen zitting. De stoelrug
65
is opengewerkt en heeft een tot vier versmallende spijlen opengewerkte centrale rugstijl. Het zitmeubilair is twintigste-eeuws en in erg goede staat. Aan beide zijden van de valse haard bevindt er zich een armstoel (afb. 259-260). Het zijn eveneens eikenhouten stoelen met een biezen zitting. De poten van de armstoel aan rechterzijde worden verbonden met een H-regel en onder de zitting met een tussenregel (afb. 259). De armsteunen zijn een beetje naar achteren geplaatst. De rugleuning heeft een middenstuk dat gevormd wordt door gebundelde spijlen en heeft twee gesupperposeerde bovenregels. De armstoel aan linkerkant heeft door een gecombineerde kist- en H-regel verbonden poten (afb. 260). De stoelrug heeft een smal rugstuk dat enigszins opengewerkt is om het effect te bekomen van gebundelde spijlen. Tegen de noordoostelijke wand staan er twee zeteltjes (afb. 260-261). Deze lage zeteltjes zijn van het type fauteuil lambrequin en hebben een licht wijduitlopende, holle rugleuning met achteruitkrullende rand en naar buiten toe krullende armleuning. 172 De zeteltjes zijn volledig gestoffeerd met een bleek textiel dat afgezet is met spijkers. De decoratie van de stof is opgebouwd uit verschillende banen met afwisselend bloemen en bladranken en geometrische motieven. De armleuningen en uiteinden van de rugleuning zijn afgewerkt met kwastjes (afb. 262). De poten staan op messing zwenkwieltjes. Deze fauteuils dateren uit de tweede helft van de negentiende eeuw. Onder de trap staat er een piano met tabouret de piano of pianokruk opgesteld (afb. 173 De palissanderhouten piano is voorzien van inlegwerk in verschillende 263-264). houtsoorten en heeft twee geelkoperen kaarsenhouders en handgrepen aan de zijkanten. De piano dateert uit de tweede helft van de negentiende eeuw. 174 Het krukje heeft een balusterpoot met driehoekig voetstuk (afb. 264). De zitting is geborduurd. Naast de zeteltjes aan de noordoostelijke wand bevindt zich een muziekpartituurmeubel (afb. 265). Het mahoniehouten bergmeubel is voorzien van open vakken om gebonden muziekboeken in op te bergen. 175 De vakken zijn van elkaar gescheiden door spijltjes, het middenvak is voorzien van een handgreep en kan omhooggetrokken worden. Het meubel staat op zwenkwieltjes. Deze ruimte is overvloedig gedecoreerd met vaatwerk, tinnen kruiken en schilderijen en prenten in het thema van de jacht. Met name de noordoostelijke wand is opgeluisterd met verscheidene kaders. Aan het bovenste muurvlak hangt een schilderij van de paardenjacht dat naar verluidt een kopie zou zijn van een schilderij 172 173 174 175
N. DE REYNIES, 1992, p. 50 en p. 127. N. DE REYNIES, 1992, p. 59. R. BAARSEN, J. D. VAN DAM (et al), 1995, p. 114. N. DE REYNIES, 1992, pp. 672-673. En T. FORREST en P. ATTERBURY (red.), 1998, pp. 146147.
66
op het kasteel van Olsene. De laatste bewoner had hier zijn oog op laten vallen en een exemplaar laten vervaardigen voor de eigen woning. 176 Verder hangen er enkele waterkruikjes en een hoorn aan de wand. Rechts van de schouw is er een beschilderde tamboerijn opgehangen, een souvenir van een jachtpartij. Op de piano staan enkele mooie dozen van Japans lakwerk.
IV.1.1 (g) Achterkamer De achterkamer vormt de verbinding tussen de keuken in het bijgebouw, de zithoek en de groene salon. De ruimte is 4,20 m bij 3,65 m groot. Het was de voormalige favoriete kamer van mevrouw Isabella De Schietere. De kamer is heden ontdaan van zijn bemeubeling en doet dienst als opslagplaats voor tafels. De vloerhoogte is gelijk aan die van de omliggende vertrekken en is bekleed met een kamerbreed grijskleurig vasttapijt (afb. 266). Op de plaatsen waar dit tapijt loskomt is de onderliggende stenen tegelvloer zichtbaar (afb. 267). De wanden zijn voorzien van een 1,75 m hoge lambrisering met een bovenrichel met gleuven (afb. 268-271). De lambrisering is behangen met een overschilderd licht gestructureerd papier. Ook het houtwerk van de lambrisering en het bovenveld van de wanden zijn beschilderd. De wanden hebben een egale bleeklila kleur, die eveneens gebruikt is bij de beschildering van het plafond. De hoeken in overgang tussen de wanden en het plafond zijn lichtjes afgerond. Het plafond is volledig vlak behandeld en beschilderd in de hierboven vermelde kleur (afb. 272). De wandafwerking is vermoedelijk vroeg twintigste-eeuws. De noordoostelijke en noordwestelijke wanden worden doorbroken door twee identieke paneeldeuren. Naast de schouwpartij bevindt zich in de zuidoostelijke wand een doorgang naar de keuken (afb. 275). De paneeldeuren zijn opgebouwd uit een lijst die de contouren volgt en net onder het midden van het vlak een opdeling maakt in twee delen (afb. 273). De twee gecreëerde vlakken zijn elk voorzien van twee even grote paneeltjes. De langwerpige panelen zijn telkens op elke hoek afgewerkt met een decoratief rozet. De deur is voorzien van een insteekslot en een koperen deurklink. Het koperen sleutelplaatje is langwerpig met een gewelfde boven- en onderrand, met behoud van de rechte hoeken (afb. 274). De deuren zijn origineel en dateren van de late negentiende eeuw. De zuidwestelijke wand aan tuinzijde wordt doorbroken door een brede vensterpartij (afb. 276). Het venster is opgedeeld in vier smallere vensters en drie vaste bovenlichten. De twee middelste raamvleugels openen, Het houten raamwerk is witgeschilderd. Er is een zwarte marmeren vensterbank. Het hang- en sluitwerk omvat
176
Mondelinge informatie, verkregen van, Daniel Van Quickelberghe.
67
een spanjolet met sierlijk vormgegeven handgreep in geelkoper (afb. 277). Deze is van hetzelfde type als de handgreep van het venster in de zithoek. Centraal aan zuidoostelijke wand bevindt zich een cheminée à la royale (afb. 278). De stookplaats omvat een marmeren schouwmantel en boezem met achthoekige spiegel. De schouwmantel is uitgevoerd in zwart-wit geaderd Gris Sainte-Anne Belge marmer waaraan enkele accenten worden toegevoegd in wit Arabescato marmer. 177 De schouwmantel is vrij sober met rechte, niet geornamenteerde wangen, en een rechte dekplaat, ondersteund door witte voluutconsoles. Het zwarte marmer van de schouwbalk wordt centraal in het midden vervangen door een stuk wit-grijs geaderde marmer. De dekplaat vertoont aan de rechterkant een breuk en de marmeren bekleding van de rechterwang laat ter hoogte van de rechtse voluutconsole los (afb. 279). De haardopening is gedicht en voorzien van een inbouwhaard. Deze haard opent vooraan en is zowel vooraan als bovenaan voorzien van een luchtrooster. Onderaan bevindt er zich een aslade. De boezem is afgewerkt met een veelhoekige spiegel in houten kader. Het witte kader is voorzien van goudkleurige accenten. Een goudkleurig lijstje omgeeft het spiegelglas. De restruimte van de onderste hoeken is eveneens ingevuld met een gouden kleurvlak. Ook de lijstjes bovenaan de decoratieve pilasters die de spiegel aan beide zijden flankeren zijn afgewerkt met een goudkleurig accent. Deze schouwpartij met spiegel in art deco-stijl dateert vermoedelijk uit de jaren 1920. Tot de nagelvaste onderdelen behoort de hierboven beschreven spiegel en het hedendaagse verlichtingselement dat centraal aan het plafond is opgehangen (afb. 280). Het is opgebouwd uit een rond goudkleurig plafondstuk van waaruit drie lampjes met een matglazen lampenkapje neerhangen. De lampen hangen op verschillende hoogte en worden in evenwicht gehouden door verzwaarde druppelvormige elementen. De technische voorzieningen omvatten inbraakbeveiliging, elektriciteit, televisieaansluiting, internet en de thermostaat van de verwarming. De sensor van de inbraakbeveiliging bevindt zich op de noordoostelijke wand. Er bevinden zich stopcontacten, links naast de deur in noordoostelijke wand en uiterst links in deze wand. De lichtschakelaar is links van de schouwpartij gesitueerd. Rechts van de schoorsteenmantel bevindt zich een stopcontact, een televisieaansluiting en een internet modem, van waaruit een kabel naar de zithoek loopt. De verwarming onder het venster is ingewerkt in een houten betimmering met metalen gaas en glazen opleg (afb. 281). Het venster is voorzien van stoffering bestaande uit een voile glasgordijn en een dubbel gordijn. De dubbele gordijnen zijn veelkeurig (geeloranje, blauwgrijs, roze) en 177
Op zicht geïdentificeerd aan de hand van: J. DUBARRY DE LASSALE, 2000, pp. 210-211 en pp. 280-281.
68
hebben een drukke print. De kamer is zoals reeds vermeld onbemeubeld. De ruimte werd vrijgemaakt om als leefruimte dienst te doen voor een inwonende conciërge, maar is nu in gebruik als opslagruimte. De vraag welk meubilair er zich hier bevond is vooralsnog onbeantwoord gebleven. Mogelijk is het meubilair over de rest van het huis verspreid geraakt, of opgeslagen op zolder, of heeft het nog een andere bestemming gekregen.
IV.1.2 De eerste verdieping IV.1.2 (a) Traphal De slingertrap in de traphal leidt naar de traphal op de eerste verdieping. Op deze ruimte geven zo goed als alle kamers van deze verdieping uit. Deze ruimte meet 4 m bij 5,05 m. De vloerhoogte van deze ruimte is gelijk aan die van de omliggende vertrekken. De vloer is volledig voorzien van kamerbreed vast tapijt (afb. 282). Het geelbruine tapijt vertoont sterke slijtsporen vlakbij de trap en lichtere slijtsporen ter hoogte van de doorgang naar de salon. De wanden zijn op een gelijkaardige wijze als die van de inkom- en traphal van de gelijkvloerse verdieping afgewerkt (afb. 283-286). Tot op een hoogte van 2,45 m zijn de wanden bespannen met linnen, gevat in een houten kader. Op de noordoostelijke wand beschrijft de bovenrand van het kader een boog, parallel aan de rondboogvormige opening naar de salon. Deze boogvormige opening is op identieke wijze als de boog op de benedenverdieping uitgewerkt. Aan zuidwestelijke wand loopt de bovenrand links van het venster schuin naar boven, waar de trap verder omhoog loopt naar de zolder. Het linnen is net als op de benedenverdieping rood geschilderd met een doorschemerende zwarte onderlaag. Het bovenste muurvlak is effen bepleisterd en beschilderd in een crèmegele tint. Aan de zuidoostelijke wand bevindt er zich ter hoogte van het tussenstuk tussen de twee deuren in het bovenveld een scheur. De wandafwerking is vermoedelijk twintigste-eeuws. Het plafond is behangen met licht gestructureerd, witgeschilderd papier en rondom afgewerkt met een fijn lijstje (afb. 287). Er zijn drie identieke deuren. De noordwestelijke wand wordt doorbroken door een deur die toegang geeft tot een kamer aan tuinzijde. De hier tegenover liggende zuidoostelijke wand wordt doorbroken door twee naast elkaar geplaatste deuren die toegang verschaffen tot de slaapkamer en de toiletruimte (afb. 288). Alle drie de houten deuren zijn van éénzelfde type. De paneeldeuren hebben een lage plint en een fijne lijst die de contouren volgt. Het hang-en sluitwerk omvat enkel een koperen deurklink (afb. 289). Er is geen sleutelplaatje. Zowel de deuren als deurkaders zijn bruingeschilderd. De twee deuren aan zuidoostelijke wand zijn gevat in eenzelfde
69
deurkader. Het vlak tussen beide deuren is betimmerd en wordt geritmeerd door lijstwerk. De paneeldeuren zijn vermoedelijk negentiende-eeuws. De zuidwestelijke wand aan straatzijde wordt doorbroken door een venster (afb. 290). Het betreft een venster met T-indeling met vast bovenlicht en openende raamvleugels. Het venster is omgeven door een donker houten kader. Het houtwerk van het venster zelf is crèmekleurig geschilderd. De beglazing bestaat uit een glas-in-lood venster in het op de benedenverdieping reeds aangewende ruitpatroon. De vensterbank is vervaardigd uit hout en geschilderd in hetzelfde kleur als het overige houtwerk. Het hang- en sluitwerk omvat een sober eveneens crèmekleurig geschilderde spanjolet met een handgreep met een ronde koperen knop (afb. 291). Links van het venster vangt de trap naar de zolderverdieping aan (afb. 292-293). Het betreft een verderzetting van de slingertrap die de gelijkvloerse verdieping met de eerste verdieping verbindt. Er loopt dus een siertrap naar de zolder hetgeen veelal ongebruikelijk is. De buitenboom komt evenwel niet terug vrij maar blijft tegen de muur. 178 De trapleuning loopt van de aanzet aan de trappaal op de gelijkvloerse verdieping verder door naar de zolder. De trapleuning is opgebouwd uit een handlijst die rust op fijne balusters. Het schalmgat is cilindervormig (afb. 293). Aan de achterzijde zijn de treden eveneens zichtbaar gebleven. De treden zijn voorzien van een traploper. De nagelvaste onderdelen omvatten een verlichtingselement, centraal aan het plafond bevestigd (afb. 294). Het betreft een gloeilamp, bevestigd aan de onderzijde van het lichaam van een opgezette gans. De vogel heeft de vleugels gespreid, alsof ze aan het vliegen is. Tot de technische voorzieningen behoort de elektriciteit, inbraakbeveiliging, verwarming en internet. Lichtschakelaars zijn gesitueert op de korte noordoostelijke wand, links van de doorgang naar de salon en tussen beide deuren aan zuidoostelijke wand. Er zijn wederom twee verschillende types schakelaars. Het bedieningspaneel van de inbraakbeveiliging bevindt zich links naast de hierboven vermelde lichtschakelaars op de noordoostelijke wand. De verwarming is gesitueerd onder het venster in zuidwestelijke wand en is aan het zicht onttrokken door een houten betimmering met metaalgaas en bovenaan een glazen oplegplaat (afb. 290). De internetkabel loopt van de benedenverdieping via het trapgat naar deze ruimte en ligt thans los op de grond ongeveer ter hoogte van de deur naar de slaapkamer.
178
H. JANSE, 1995, p. 53.
70
Het venster is voorzien van stoffering bestaande uit een enkel rolgordijn. Het katoenen rolgordijn heeft een vale, sterk verschenen blauwe kleur en toont sporen van slijtage. De ruimte is bemeubeld met twee stoelen, een canapé en een vijfdeurskast. Deze vijfdeurskast staat opgesteld aan de noordwestelijke wand wordt aan beide zijden geflankeerd door een stoel (afb. 295). Het zijn twee identieke lichte stoelen die een sterke gelijkenis vertonen met het Italiaanse stoelmodel charivari. 179 De stoeltjes hebben slanke taps toelopende balusterpoten vooraan en sabelpoten achter. De zitting is gestoffeerd en afgewerkt met borduurwerk van florale motieven in pasteltinten. Het rugstuk is opengewerkt met een boven- en onderregel, waartussen vijf spijlen gevat zijn. Het houtwerk van de stoel is goudkleurig geschilderd. Dit model dateert uit de second empire tijd in de tweede helft van de negentiende eeuw. Voor de balustrade ter hoogte van de deuropening naar de toiletruimte in zuidoostelijke wand staat er een canapé opgesteld (afb. 296). Het betreft een zitbank van het type canapé crapaud. 180 Het zitmeubel is volledig gestoffeerd en heeft een omkrullende leuning afgewerkt met kwastjes aan de uiteinde van de armleuningen (afb. 297). De stoffering vertoont echter sterke sporen van slijtage. De stof van de zitting is op meerdere plaatsen volledig doorgesleten waardoor er een witte onderlaag zichtbaar is geworden. De canapé is voorzien van balustervormige voorste poten. Het zitmeubel vormt een ensemble met de zetels van het aanpalende salon en dateert van de late negentiende eeuw, mogelijk circa 1880. Tegen de noordwestelijke wand staat er een eiken houten vijfdeurskast opgesteld (afb. 181 De kast is opgebouwd uit een onderkast met twee deuren en een lage 298). bovenkast met drie deuren. De deurvleugels van de onderkast zijn elk sober afgewerkt met een horizontale en verticale elkaar kruisende opdeling en vier vlakke paneeltjes. De zijstijlen van de onderkast zijn gecanneleerd. De drie deurtjes van de bovenkast zijn elk voorzien van een sculpturaal uitgewerkte leeuwenkop met bronzen ring in de bek (afb. 299). Ook de vier stijlen tussen en naast de kastdeuren zijn bovenaan afgewerkt met een gelijkaardige leeuwenkop in kleiner formaat. Op het deel van de stijlen tussen de deurvlakken is er een half wortelmotief aangebracht. 182 Boven de kastdeuren loopt een licht uitspringende kroonlijst met margrietmotieven. Het betreft een negentiende-eeuwse kast in Vlaamsche Renaissance. 183
179
180 181 182 183
C. OSSUT, 2000, p. 80. N. DE REYNIES, 1992, p. 163. T. WOLVESPERGES, 2000, pp. 106-107. R. FABRI (et al), 2000, p. 145. R. FABRI (et al), 2000, p. 145.
71
De ruimte is naar analogie met de traphal beneden afgewerkt met decoratief porselein en verschillende ingelijste schilderijen en prenten waaronder aan zuidoostelijke wand bij de trap een werk van Charles Tschaggeny (St. Joost ten Node, 1815-1894). 184
IV.1.2 (b) Kamer tuinzijde De eerste deur in de noordwestelijke wand van de traphal geeft uit op een kamer aan tuinzijde. Deze ruimte meet 5,05 m op 4,75 m en heeft een vloerhoogte, gelijk aan die van de omliggende vertrekken. De vloer van deze ruimte is een onbehandelde grenenhouten plankenvloer (afb. 300). De vloer vertoont sporen van een vroegere vaste bekleding. De wanden zijn effen behandeld, behangen en overschilderd in een lila-roze tint (afb. 301-304). Het plafond is effen bepleisterd en geschilderd in een lichtere tint (afb. 305). De zuidoostelijke wand wordt uiterst links doorbroken door de deur naar de traphal (afb. 306). Het betreft een houten paneeldeur die wit geschilderd is. De deur heeft een lage plintzone en wordt door lijstwerk opgedeeld in vier vlakken met paneeltjes. In de onderste helft bevindt zich een laag paneel, hierboven een hoog vlak met twee verticale panelen die in het midden van elkaar afgescheiden zijn door het lijstwerk en tot slot bovenaan een laatste, licht getoogd paneel van een zelfde grootte als het onderste paneel. Het hang- en sluitwerk omvat een insteekslot met een verticale langwerpige koperen deurknop en erboven een opgebouwd extra messing draaigrendelslot. De zuidwestelijke wand wordt doorbroken door twee identieke vensters (afb. 307). Beide vensters hebben een T-vormige indeling met twee opende raamvleugels en vast bovenlicht. De vensters zijn voorzien van helder glas. Het houtwerk is wit geschilderd en ook de vensterbank is vervaardigd uit hout en is wit geschilderd. Het hang- en sluitwerk omvat een sobere spanjolet met handgreep met ronde koperen knop (afb. 308). Centraal aan de noordwestelijke wand bevindt zich een schouwpartij (afb. 309). De schoorsteenmantel is uitgevoerd in hout en is sober gedecoreerd met aan beide kanten twee rechthoekige consoles onder de dekplaat en sober lijstwerk op de staanders en bovendorpel. De haardopening is volledig afgesloten door een haardscherm (afb. 310). Het scherm is afgewerkt met een centraal vierkant vlak dat geritmeerd wordt door een ruitvormig patroon met bloemmotieven op de kruisingen. De hoeken van de omlijsting zijn kwarthol uitgespaard om plaats te bieden aan decoratieve rocailles. Het haardscherm is goudkleurig geschilderd. De boezem is ongedecoreerd.
184
Schilder van genretaferelen, dier- en marinestukken, broer van Edmond Tschaggeny. Bron: http://nl.wikipedia.org/wiki/Charles_Tschaggeny , laatst geconsulteerd op 15 juli 2009.
72
De ruimte is niet uitgerust met nagelvaste onderdelen, het verlichtingselement centraal aan het plafond is niet meer aanwezig. De technische voorzieningen omvatten elektriciteit en verwarming. Links naast de deur is er een lichtschakelaar aangebracht. Vlak boven de lage plint van de zuidoostelijke en zuidwestelijke wand zijn er stopcontacten aangebracht verbonden door een kabel. In de hoek links van de schouw bevinden zich eveneens stopcontacten. Het verwarmingselement bevindt zich onder het meest rechtse venster (afb. 311). De radiator is afgewerkt met een metaalkleurige verflaag. De vensters zijn voorzien van stoffering bestaande uit een wit, voile glasgordijn, een rolgordijn en dubbele overgordijnen. Het rolgordijn is vervaardigd uit een lichtwerende stof en heeft een bleke bruinachtige kleur. De katoenen overgordijnen zijn uitgevoerd in grijze en roze tinten en hebben een erg drukke print die geometrische met florale motieven combineert. De kamer is onbemeubeld op twee identieke stoelen na. De houten stoelen zijn blauw geverfd met zilverkleurige ringvormige accenten (afb. 312). De voorste poten zijn voorzien van twee maal twee decoratieve ringen. De poten worden aan voor- en achterzijde verbonden door een regel (vooraan gedecoreerd met drie zilveren ringen) en aan de zijkanten door twee gesuperposeerde regels. De rugleuning heeft twee middenregels en een lichtgebogen bovenregel. De zijstijlen van de leuning zijn versierd met drie zilverkleurige ringen.
IV.1.2 (c) Kamer straatzijde De deur in de noordwestelijke wand van de salon geeft toegang tot een kamer aan straatzijde. Deze ruimte heeft een afmeting van 5,05 m bij 3,80 m. De vloerhoogte is gelijk aan die van de omliggende vertrekken. De houten plankenvloer is bekleed met een kamerbreed grijskleurig vasttapijt (afb. 313). De wanden zijn volledig vlak en net als in de kamer aan tuinzijde behangen en overschilderd in een lilakleurige tint (afb. 314-317). Afhankelijk van de lichtinval zijn er op een hoogte van circa 2,40 m sporen te zien van vermoedelijk vroeger lijstwerk en/of een opdeling in behangen onderste zone en effen bepleisterde bovenveld. Het plafond is effen bepleisterd en geschilderd in dezelfde tint (afb. 318). De zuidoostelijke wand wordt uiterst rechts doorbroken door een deur die in de salon uitgeeft (afb. 319). De deur is op dezelfde manier afgewerkt als de deur in de kamer aan tuinzijde. Het betreft eveneens een houten paneeldeur die wit geschilderd is. De deur is voorzien van een lage plintzone en wordt door lijstwerk opgedeeld in vier vlakken met daarbinnen paneeltjes. In de onderste helft bevindt zich een laag paneel, hierboven een groter vlak met twee verticale panelen, in het midden van elkaar afgescheiden door het lijstwerk, en tot slot bovenaan een laatste, licht getoogd paneel
73
van een zelfde grootte als het onderste paneel. Het hang- en sluitwerk omvat een insteekslot met een verticale langwerpige koperen deurknop. Er is wederom geen sleutelplaatje. De noordoostelijke wand aan straatzijde wordt doorbroken door twee identieke vensters (afb. 320). Beide vensters hebben een T-vormige indeling met twee openende raamvleugels en vast bovenlicht. De vensters zijn voorzien van helder glas. Het houtwerk en de houten vensterbank zijn wit geschilderd. Het hang- en sluitwerk bestaat uit een sober spanjolet met handgreep met ronde koperen knop. Centraal aan de noordwestelijke wand bevindt zich een schouwpartij (afb. 321), sterk gelijkend op de schouwpartij van de kamer aan tuinzijde. De schoorsteenmantel is eveneens uitgevoerd in hout en sober gedecoreerd met twee rechthoekige consoles onder de houten dekplaat en sober lijstwerk op de wangen en bovendorpel. De haardopening is volledig afgesloten en afgewerkt met een licht gestructureerd papieren behang dat overschilderd is in dezelfde kleur van de wanden. De boezem is ongedecoreerd. Tot de nagelvaste onderdelen behoort een spiegel en een verlichtingselement. Tussen beide vensters bevindt zich een langwerpige penantspiegel (afb. 322). De lijst heeft afgeronde bovenhoeken en is bovenaan voorzien van decoratie. Het decorstuk bestaat uit een centraal kelkmotief, aan beide zijden omgeven door vuurspuwende draakjes waarvan de vleugels en staarten overgaan in bladwerk. Het verlichtingselement is centraal aan het plafond bevestigd. Het betreft een laat twintigste-eeuws verlichtingselement bestaande uit drie spots (afb. 323). De lamp is opgehangen aan een krullende draad. De spotjes zijn wit-zwart, vermoedelijk in plastic en/of gecombineerd met geverfd metaal. De technische voorzieningen omvatten elektriciteit, telefoonaansluiting en verwarming. Links naast de deur bevindt zich zowel een lichtschakelaar als de telefoonaansluiting en een stopcontact. Aan noordoostelijke wand bevindt zich vlak boven de plint eveneens een stopcontact. Het verwarmingselement bevindt zich onder het meest linkse venster (afb. 324). De radiator is voorzien van een bleek groenkleurige verflaag. De vensters zijn voorzien van stoffering bestaande uit een wit voilen glasgordijn, een rolgordijn aan het meest rechtse venster en dubbele overgordijnen in een gebloemde stof. Het rolgordijn is vervaardigd uit een oorspronkelijk donkere blauwe katoenen stof, maar is heden sterk afgeschenen en vertoont sporen van slijtage waaronder gaten in de onderste rand.
74
De ruimte is zo goed als onbemeubeld op enkele stukken na. Er bevinden zich twee kasten en een ligzetel in de ruimte, maar deze zijn ogenschijnlijk willekeurig in de kamer geplaatst. Links van de schouw bevindt zich een ligzetel of chaise longue met een lage armleuning en een geassorteerd voetbankje (afb. 325-327). De zetel is volledig gestoffeerd met een reliëffluweel met cirkelvormige bloemenpatronen (afb. 326). De motieven zijn blauwgrijs op een beige ondergrond. De korte balusterpootjes staan op zwenkwieltjes. Achter het zitmeubel bevindt zich naast de schoorsteenpartij een toilettafel (afb. 328). De mahoniehouten commode heeft vier laden, drie grote en een bovenste smallere lade en een witmarmeren dekblad met opstaande zij- en achterrand. Daarboven bevindt zich een rechthoekige spiegel in een gesculpteerde staander. De houders van de spiegel zijn gedecoreerd met (acanthus)bladwerk en C-curven. De spiegelomlijsting is eveneens voorzien van gelijkaardige gesneden decoratie. Rechts van de schouw staat er een hoge ladekast opgesteld (afb. 329). Deze hoge commode of chiffonier is eveneens uitgevoerd in mahonie. 185 Het bergmeubel telt zes laden van gelijke afmeting. Tot slot bevindt er zich nog een handdoekenrekje in de kamer (afb. 330). Het betreft een donkerhouten exemplaar waarvan de regels en stijlen voorzien zijn van draaiwerk.
IV.1.2 (d) Salon De salon bevindt zich aan straatzijde in het verlengde van de traphal. Deze ruimte meet 4,05 m bij 3,70 m. De vloerhoogte is gelijk aan die van de omliggende vertrekken. Deze ruimte is, net als de traphal, voorzien van een vast kamerbreed tapijt (afb. 331). Het tapijt heeft eenzelfde geelbruine kleur en vertoont eveneens sporen van slijtage. De wanden zijn bekleed met textiel tot op een hoogte van circa 2,90 m (afb. 332-335). Het bruin-beige textiel is een keperweving met een ingeweven vlechtpatroon (afb. 336). De bekleding is bovenaan afgeboord met een houten lijstje. Het bovenveld van de wand is telkens afgewerkt met een gestructureerd behangpapier in een witte tint. Een kooflijst vormt de overgang naar het plafond. Het effen plafond is bekleed met eenzelfde papier als dat van de bovenste velden van de wanden (afb. 337). De zuidoostelijke en de daartegenoverliggende noordwestelijke wanden worden beide doorbroken door een deur. De deur in zuidoostelijke wand is uiterst links geplaatst en biedt toegang tot de slaapkamer. Deze deur is heden in onbruik. De deur in de noordwestelijke wand bevindt zich eveneens uiterst links en biedt toegang tot de hierboven beschreven kamer aan straatzijde (afb. 338). Deze paneeldeuren in houten kader zijn van eenzelfde type als de deuren in de traphal. Ze hebben een lage plint en een fijne lijst die de contouren volgt. Het hang-en sluitwerk omvat enkel een koperen 185
N. DE REYNIES, 1992, p. 506.
75
deurklink. Er zijn geen sleutelplaatjes. Zowel de deuren als deurkaders zijn bruin geschilderd. De noordoostelijke wand wordt doorbroken door twee identieke vensters (afb. 339). Het zijn, net als de overige vensters aan straatzijde op deze verdieping, vensters met een T-indeling met vast bovenlicht en twee openende raamvleugels. De vensters zijn voorzien van helder glas. Zowel de houten vensterbank als het houtwerk is witgeschilderd. Het hang- en sluitwerk omvat eveneens een spanjolet met koperen knop. Tot de nagelvaste onderdelen horen een penantspiegel en een verlichtingselement. De spiegel bevindt zich tussen de twee vensters (afb. 340). Het is een ovalen exemplaar met dubbele goudkleurige, sterk gedecoreerde lijst. De decoratie omvat centraal bovenaan linten, een laurierkrans en naar beide zijden afhangende bloementakken. De bloementakken komen aan beide zijden halverwege samen op een bloementros. De decoratie centraal onderaan de lijst omvat eveneens linten en een lauriertak. Centraal aan het plafond is een sierlijk vormgegeven twaalfarmige luchter opgehangen (afb. 341). De armen zijn geornamenteerd met krullend bladwerk. De koperen luchter is afgewerkt met een goudkleurige laag. De technische voorzieningen omvatten elektriciteit en verwarming. De lichtschakelaar van de centrale luchter bevindt zich evenwel in de traphal maar aan noordoostelijke wand, vlak boven de plint, is er een stopcontact gesitueerd. Het verwarmingselement omvat een radiator (afb. 342). Deze is tussen beide vensters geplaatst en gevat in een houten betimmering met metaalgaas en glazen oplegplank. De vensters zijn voorzien van stoffering, bestaande uit een voile glasgordijn en een rolgordijn. Het betreft wederom een blauw katoenen rolgordijn, identiek aan de exemplaren in de kamer aan straatzijde en de traphal. De twee rolgordijnen van de salonvensters zijn echter het best bewaard gebleven. De stof is licht verdund, maar nog niet doorgesleten. Het meubilair van deze kamer bestaat uit een tafel, twee stoelen, twee lage fauteuils, twee zetels en twee kasten. De tafel staat centraal in de ruimte opgesteld (afb. 343-345). Het betreft een zwartgelakte houten tafel afgewerkt met goudkleurige accenten. De tafel staat op taps toelopende gecanneleerde balusterpoten op zwenkwieltjes die onderaan verbonden worden door een entrejambe en x. 186 Op de samenkomst van de delen van de entrejambe bevindt zich een draaiwerkornament (afb. 345). De poten zijn aan de aanzet in de schort en onderaan versierd met een decoratieve dé de raccordement met bij deze in de schort een goudkleurig bloemmotief (afb. 344). Het blad van de tafel is 186
N. DE REYNIES, 1992, pp. 386-387.
76
onversierd en heeft halfronde korte zijden met kleine rechthoekige uitsprongen bij de aanzet van de poten. De tafel dateert van de laatste helft van de negentiende eeuw en is identificeerbaar als zijnde Napoléon III. Het meubelstuk doet sterk terugdenken aan het zitmeubilair in de groene salon. Aan de tafel staan er twee identieke lichte stoelen aangeschoven (afb. 346). Deze stoelen vertonen een sterke gelijkenis met de stoelen in de traphal. Ze refereren eveneens naar het Italiaanse stoelmodel charivari. 187 De stoeltjes hebben slanke taps toelopende balusterpoten vooraan en sabelpoten achteraan. De zitting is gestoffeerd en afgewerkt met borduurwerk met een centraal rood-blauw wapenschild met opschrift Z +, + Z, met erboven een witte kroon. Dit geheel is omgeven door eveneens geborduurde bladeren in groene en bruinige tinten. Het rugstuk is opengewerkt met een boven- en onderregel waartussen vijf spijlen van draaiwerk gevat zijn. Het houtwerk van de stoel is goudkleurig geschilderd. Dit model dateert uit de second empire tijd in de tweede helft van de negentiende eeuw. Rechts van de deuropening in noordwestelijke wand staat er een lage fauteuil opgesteld, met aan de wand ertegenover zijn tegenhanger (afb. 347-349). Beide zetels zijn van het type chauffeuse. 188 Ze hebben een lage zitting en een lage rugleuning en zijn volledig gestoffeerd met een fluweel met geometrische motieven in rode tinten, dat op verscheidene plaatsten lichte sporen van slijtage toont (afb. 349). Het exemplaar aan zuidoostelijke wand is voorzien van een extra geassorteerd zitkussen. De korte pootjes op zwenkwielen worden aan het zicht onttrokken door passement (afb. 348). Dergelijke chauffeuses waren een veelal vrouwelijk zitmeubel, waarop de vrouwen aan de haard zaten en bijvoorbeeld naaiwerk uitvoerden. 189 Deze stukken dateren uit de tweede helft van de negentiende eeuw en zijn mogelijk nog voorzien van originele stoffering. Aan noordoostelijke wand bevinden zich in de linker- en rechterhoek nog twee zetels (afb. 350-353). Het zijn de zetels die een ensemble vormen met de hierboven besproken canapé crapaud in de traphal. Beide fauteuils zijn volledig gestoffeerd in dezelfde roodroze stof met ingeweven bloemmotief als de canapé in de traphal (afb. 353). Ze hebben balustervormige voorpootjes en licht naar achteren geplaatste achterste pootjes. De meest linkse fauteuil is van het type fauteuil crapaud met een lage ronde zitting en licht naar buiten gekrulde armleuningen die overgaan in de rugleuning (afb. 190 De uiteinden van de armleuningen zijn versierd met kwastjes (afb. 351). De 350). meest rechtse fauteuil leunt sterk aan bij het type fauteuil pompadour (afb. 352).191 Deze fauteuil heeft een brede, diepe zitting en eveneens licht naar buiten krullende armleuningen afgewerkt met kwastjes. De hoge rugleuning is vioolvormig. Het ensemble dateert uit de late negentiende eeuw, mogelijk 1880. 187 188 189 190 191
C. OSSUT, 2000, p. 80. C. OSSUT, 2000, p. 85. N. DE REYNIES, 1992, p. 44. N. DE REYNIES, 1992, p. 49. C. OSSUT, 2000, p. 85. En N. DE REYNIES, 1992, p. 124.
77
Aan zuidoostelijke wand bevindt zich een eikenhouten klepbureau (afb. 354-355).192 Het onderste gedeelte is voorzien van twee deuren en staat op platte bolpoten. De bovenzijde kan neerklappen en op twee uittrekbare regels rusten. Achter het klepblad bevinden zich op twee niveaus kleine lades van verschillende afmetingen (afb. 355). De kastdeuren zijn afgewerkt met een centraal paneel met rechte uitgespaarde hoeken en een fijne omlijsting bestaande uit pareltjes afgewisseld met vlakke stukken. Tussen beide deuren bevindt zich een decoratief motief bestaande uit een gekruld lint. Aan de hier tegenoverliggende noordwestelijke wand staat er een zwart gelakt meuble d’appui of lage kast met wit marmeren blad opgesteld (afb. 356). 193 Dit bergmeubel op platte bolpoten is assorti met de tafel. De kast met afgeronde zijkanten heeft een centrale kastdeur en een lade aan voorzijde. Deze is gedecoreerd met een centraal paneel met uitspringende hoeken en decoratief snijwerk. De zijkanten zijn voorzien van een gelijkaardig vormgegeven paneel, op de centrale decoratie met muzikaal thema na. Het snijwerk stelt een tokkelinstrument, een panfluit, een fluit, een ander blaasinstrument en een banderolle voor, omgeven door linten en bloemen. Dit ornament is helaas sterk beschadigd en thans onvolledig. De kastdeur wordt aan beide zijden geflankeerd door stijlen in de vorm van gecanneleerde pilasters, bovenaan afgewerkt met goudkleurige accenten. De lade onder het blad is voorzien van een or moulu sleutelplaatje en twee ronde goudkleurige trekkers. Aan beide zijden bevinden zich naast de lade decoratieve rozetornamenten. Dit meubel is eveneens vormgegeven in Napoleon III-stijl en dateert uit de laatste helft van de negentiende eeuw. De ruimte is verder opgeluisterd met enkele stukken porselein en enkele schilderijen en prenten aan de wanden. Boven het meuble d’appui bevindt zich een schilderij van Edmond Tschaggeny (Brussel, 1818-1873) dat een tafereel in de woestijn voorstelt 194 (afb. 357). Op de wand ertegenover bevindt zich een stilleven met bloemen, gesigneerd Ardenti. Achter de fauteuil pompadour bevindt zich een staande lamp. De lamp is voorzien van een kap uit roze zijde, afgewerkt met bloemen. De bemeubeling van deze ruimte is vermoedelijk vrij ongemoeid gelaten sinds het overlijden van de laatste bewoner. Ondanks het feit dat de verschillende stukken niet perfect op elkaar afgestemd zijn qua stijlen en/of kleuren oogt het wel als een geheel. De zwartgelakte meubels vertonen evenwel een sterk verwantschap met het zitmeubilair in de groene salon.
192 193 194
A. HOFSTEDE, 1997, p. 120. N. DE REYNIES, 1992, p. 514. Edmond Tschaggeny was de broer van bovengenoemde Charles Tschaggeny. Hij schilderde landschappen en dieren en verzorgde de illustratie van enkele publicaties over de anatomie van het rund en het paard. Hij bracht de laatste jaren van zijn leven ’s winters door in Algerije, waar mogelijks ook dit werk tot stand kwam. Bron: http://nl.wikipedia.org/wiki/Edmond_Tschaggeny, laatst geconsulteerd op 15 juli 2009.
78
IV.1.2 (e) Slaapkamer De slaapkamer van de heer en de vrouw des huizes bevindt zich aan straatzijde en is toegankelijk via een deur links in de zuidoostelijke wand van de traphal. De vloerhoogte van deze kamer is gelijk aan die van de omliggende vertrekken. De ruimte meet 6,60 m bij 4,70 m. Er ligt een planken vloer die sporen vertoont van een vroegere bekleding (afb. 358). De wanden zijn afgewerkt met behangpapier (afb. 359-363). Het roze gebloemd papier is bovenaan afgeboord met een bronskleurig lijstje op 2,70 m hoogte, waarboven over de resterende hoogte van de wand een effen roze papier is aangebracht. De zuidoostelijke wand heeft centraal in het midden een circa 3 m breed, 2 m hoog en 30 cm verdiept muurvlak. Deze insprong met gewelfde bovenrand refereert naar de achttiende-eeuwse alkoofkamers. 195 Het plafond is effen wit met rondom lijstwerk (afb. 364). De wanden worden op drie plaatsen doorbroken door deuren. In de noordwestelijke wand bevinden zich twee deuren, uiterst links de deur naar de traphal en uiterst rechts de deur naar de salon. De deur in de zuidwestelijke wand geeft toegang tot de badkamer. Alle drie de deuren zijn op eenzelfde wijze afgewerkt (afb. 365). De houten paneeldeuren hebben een lage plintzone, van waaruit op de hoeken een lijst vertrekt die de contouren van de deur volgt. Het vlak hierbinnen is afgewerkt met eenzelfde behangpapier als dat van de wanden. Het zichtbaar gebleven houtwerk is wit geschilderd. Het hang- en sluitwerk bestaat uit een rechthoekig messing sleutelplaatje en sobere rechte klink (afb. 366). De deuren in de noordwestelijke wand zijn voorzien van een opgebouwd draai-grendel slot. De noordoostelijke wand aan straatzijde wordt doorbroken door drie vensters (afb. 367). De vensters zijn omvat door een wit geschilderde houten omlijsting. De drie identieke vensters hebben elk een T-indeling met twee openende raamvleugels en vast bovenlicht. De vensters zijn van helder glas. Het houtwerk en de houten vensterbank zijn wit geschilderd. Het hang- en sluitwerk bestaat uit een sober spanjolet met handgreep met ronde koperen knop. Tot de nagelvaste onderdelen behoort de halfronde eenpotige penanttafel die bevestigd is aan de zuidwestelijke wand (afb. 368). 196 De penanttafel heeft een wit Carrare Blanc Veiné marmeren blad. 197 De rand onder het blad is opengewerkt met een gegolfd meanderpatroon. Op de aanzet van de poot bevindt zich een sculpturaal
195
196 197
Mondelinge informatie, verkregen van Patrick Devos, Dienst Monumentenzorg en Cultuurpatrimonium van de Provincie Oost-Vlaanderen, (bijlage XIX). N. DE REYNIES, 1992, p. 286. Op zicht geïdentificeerd aan de hand van: J. DUBARRY DE LASSALE, 2000, pp. 214-215.
79
uitgewerkte leeuwenkop (afb. 369). De naar onderen toe versmallende poot beschrijft een S-vorm en eindigt tegen de wand op een bol voetje. Aan linker- en rechterzijde van de ondiepe alkoof aan zuidoostelijke wand bevindt zich een ingebouwde kast (afb. 370). De kast is beglaasd. De beglazing is opgedeeld in acht vlakken doormiddel van een middenstijl en drie gewelfde regels. Het houtwerk is wit geschilderd. Centraal aan het plafond is er een vijfarmige koperen luchter opgehangen (afb. 371). Uit een centraal element van opeenvolgende bolvormige elementen ontspringen vijf S-vormige armen die elk een kaarsvormige lampenhouder dragen. Een tweede verlichtingselement bevindt zich aan het hoofdeinde van de bedden tegen zuidoostelijke wand (afb. 372). Het bestaat uit een cilindervormig structuurglazen kapje en een zilverkleurige sokkel en kan vanuit het bed bediend worden door middel van een treksysteem. De kamer is voorzien van elektriciteit en centrale verwarming. Lichtschakelaars bevinden zich links van de deur naar de badkamer en rechts van de deur naar de traphal. Een stopcontact bevindt zich aan noordoostelijke wand. Eveneens aan noordoostelijke wand staan de verwarmingselementen opgesteld. Onder elk venster bevindt zich een radiator. De middelste is in een houten betimmering gevat (afb. 373). De vensters zijn gestoffeerd met voile glasgordijnen en dubbele roze rode katoenen gordijnen. De vensters van de deuren van de ingebouwde kasten zijn eveneens voorzien van stoffering. De gefronste stof is aan de binnenzijde van de kast bevestigd. De bovenkast van de kast aan zuidwestelijke wand is op identieke wijze afgewerkt met witgrijze voile. De bedden zijn opgemaakt met een witte gehaakte sprei. Het meubilair omvat een kaarttafel, een wandtafeltje, twee nachttafeltjes, een set van vier stoelen, een stoel, twee bedden, een toilettafel, een linnenkast en een kast. De kaarttafel staat centraal in de ruimte opgesteld (afb. 374-377). De mahoniehouten tafel staat op cabriolepoten die boven- en onderaan versierd zijn met acanthusbladwerk. Op de aanzet in de schort bevindt zich een decoratief medaillonmotief, gevat tussen twee schelpachtig vormgegeven C-curven. De decoratie centraal op de schort vooraan bestaat uit een aan beide zijden door bladwerk omgeven cartouche. De twee achterste poten zijn uittrekbaar (afb. 375). Zo kan het frame vergroot worden en kan het opengevouwen blad erop rusten. Het blad is binnenin ingelegd met een rond, groenvilten speelvlak (afb. 377). De tafel is vormgegeven in Louis Philippe-stijl en dateert vermoedelijk uit de late negentiende eeuw. Aan de wand tussen het meest rechtse en centrale venster bevindt zich een wandtafeltje (afb. 378). Het (donker geverfde) houten tafeltje heeft ranke S-vormige poten. De binnenste contourlijn van de poten loopt door in de schort en vormt er een dubbele accoladeboog. In de schort bevindt zich een kleine lade. Het tafeltje heeft een grijs marmeren blad.
80
Links en rechts van de hoofdeinden van de bedden bevindt zich een nachttafeltje (afb. 384). De mahoniehouten tafeltjes zijn cilindervormig en hebben een rouge royal marmeren blad. 198 De tafeltjes hebben een lichtjes uitspringende plint en binnenin een ronde bergruimte met een legplank. Deze nachttafeltjes dateren uit de tweede helft van de negentiende eeuw en zijn vormgegeven in Louis Philippe-stijl. 199 Rond de kaarttafel staan vier identieke stoelen geschikt (afb. 379). De poten van de mahoniehouten stoelen beschrijven een lichte S-vorm. De onderrand van de zitregel is gewelfd. De zitting en rugleuning zijn met gevlochten riet bespannen. De rugleuning is medaillonvormig. De verbinding met de zitting wordt gemaakt door twee voluutvormige elementen. De rugleuning is bovenaan afgewerkt met decoratief snijwerk van bloemen en bladeren (afb. 380). Deze stoelen in Louis Philippe-stijl dateren uit de late negentiende eeuw. 200 Tegen de wand aan straatzijde tussen het meest linkse en het middelste venster bevindt zich een vijfde stoel (afb. 381). De stoel heeft een met leder beklede zitting en rugstuk. De voorste stoelpoten zijn afgewerkt met draaiwerk. De voor- en achterpoten zijn onderaan met elkaar verbonden door middel van regels. De voorpoten zijn bovenaan met elkaar verbonden door een regel. De lederen bekleding is afgezet met spijkers. De bekleding is ongeschonden, hoogst waarschijnlijk dateren de stoelen uit de twintigste eeuw, net als de gelijkaardige exemplaren in de eetkamer op de benedenverdieping. Tegen de zuidoostelijke wand bevinden zich twee bedden met het hoofdeinde tegen de muur (afb. 382-383). De mahoniehouten bedden hebben een hoog hoofdeinde en een lager voeteinde, beiden met gewelfde bovenrand (afb. 383). De korte, sculpturaal uitgewerkte pootjes staan op messing zwenkwieltjes. De laat negentiende-eeuwse bedden zijn vormgegeven in Louis Philippe-stijl. Aan de noordwestelijke wand staat er een grote tweedeurs linnenkast opgesteld (afb. 387). De mahoniehouten kast staat op bolpootjes. In de basis zijn twee lades verwerkt. De twee hoge deuren zijn door lijstwerk opgedeeld in elk twee panelen. De profiellijst bovenaan is lichtjes uitspringend. Binnenin is de kast voorzien van een legplank en een kleerhangerbaar. 201 Links van deze kast bevindt zich een toilettafel (afb. 385). De commode met spiegel is van hetzelfde type als die in de kamer aan straatzijde, maar is vormelijk iets anders uitgewerkt. De commode rust op platte bolpootjes en heeft drie lades van gelijke afmetingen en een bovenste vierde lade die lager is en twee licht verzonken handgrepen heeft (de meest rechtse is afgebroken) (afb. 386). Het blad is bekleed met witmarmer en heeft een opstaande achterrand. Daarboven bevindt zich een spiegel, 198 199 200 201
Op zicht geïdentificeerd aan de hand van: J. DUBARRY DE LASSALE, 2000, pp. 78-79. S. CHADENET en M. ESPERANCE (tek.), 1996, p. 132. C. OSSUT, 2000, p. 74 en p. 80. N. DE REYNIES, 1992, p. 534.
81
gevat in een mahoniehouten lijst en gedragen door dubbele (acanthus)voluutstaanders. De spiegel heeft een gewelfde omlijsting met centraal bovenaan een decoratief gesneden ornament. De kast aan zuidwestelijke wand is opgebouwd uit een tweedeurs onderkast met twee lades onder het blad en een minder diepe bovenkast met beglaasde deuren (afb. 388). Het betreft dezelfde mahoniehouten kast als in het bureau. De indeling van de bovenkast is evenwel afwijkend. Deze kast is ingericht als armoire à fusils met een systeem om geweren in op te hangen. 202 De ruimte is gedecoreerd met een weinig porselein, enkele ingekaderde modeprenten, een set koperen kandelaars en twee beeldjes, waaronder op de penenttafel een neogotisch maria met kind beeld.
IV.1.2. (f) Badruimtes De laatste deur in de traphal geeft uit in een toiletruimte. Deze kleine kamer van 2,30 m bij 3,80 m heeft een vloerhoogte, gelijk aan die van de omliggende vertrekken. Het is eveneens een plankenvloer (afb. 389). De muren zijn bepleisterd en beschilderd in een effen, zeer licht muntgroene tint (afb. 390-393). Het muurvlak wordt op 2,20 m hoogte opgedeeld door een geribbelde zilverkleurige lijst. De overgang van de wanden naar het plafond is lichtjes afgerond. Het plafond is afgewerkt met rondom een fijn lijstje en centraal een cirkelvormig rozet (afb. 394). Het plafond is behangen en beschilderd met een blekere tint als die van de wanden. De noordwestelijke en de zuidoostelijke wand worden beide doorbroken door een deur. De deuren zijn tegenover elkaar geplaatst: de deur in zuidoostelijke wand uiterst links, de ertegenoverliggende deur in noordwestelijke wand uiterst rechts. De houten paneeldeuren zijn van hetzelfde type als de deuren die uitgeven op de inkomhal (afb. 395). Ze hebben een lage plintzone en een fijne rondom lopende lijst. De deuren zijn dennengroen geschilderd met zilverkleurige accenten op het lijstwerk. Het hang- en sluitwerk omvat een messing sleutelplaatje en klink. De vensterpartij bevindt zich in de zuidwestelijke wand (afb. 396). Het venster bevindt zich uiterst rechts. Het is bovenaan afgewerkt met een korte getrapte houten betimmering, beschilderd in het dennengroen met zilverkleurige accenten. Het venster zelf heeft een T-indeling met openende raamvleugels en een vast bovenlicht. Het glas is een glas-in-lood, uitgevoerd in een blauw-geel-wit ruitpatroon. Het patroon is evenwel iets anders dan dat van het venster in de traphal. De ruiten zijn iets breder uitgevoerd met accenten die een driedimensionaal effect genereren. Het hang- en sluitwerk bestaat uit een spanjolet met koperen knop. Het houtwerk en de houten vensterbank zijn bleek muntgroen geschilderd. 202
N. DE REYNIES, 1992, p. 578.
82
Aan noordwestelijke en noordoostelijke wand zijn er kapstokken bevestigd over de gehele breedte van de wand (afb. 397). De kapstokken zijn getrapt vormgegeven. Het hout is dennengroen geschilderd, de randen zilverkleurig. De haken zijn eveneens zilverkleurig. Aan noordwestelijke wand is de kapstok tweedelig met ertussen een langwerpige spiegel (afb. 398). De spiegel is aan de vier hoeken bevestigd aan de muur en is niet gevat in een lijst. Een tweede spiegel bevindt zich boven de lavabo aan zuidoostelijke wand (afb. 399). De rechthoekige spiegel is op dezelfde wijze bevestigd en heeft afgeschuinde hoeken. Onder de spiegel bevindt zich een wandplaat met tablet en een lavabo. De lavabo dateert van de jaren 1930 en heeft twee kranen met een draaiknop en een afsluitingssysteem dat bediend kan worden door middel van een hendel (afb. 400). Rechts van de lavabo bevindt zich een laag ingebouwd kastje met ernaast een groter ingebouwd volume dat het eigenlijke toilet herbergt (afb. 401-402). Op de bovenrand loopt het lijstwerk van de muur verder door. De bovenzijde is afgesloten met een structuurglazen plaat. Het toiletvolume heeft drie wanden, waarvan de middelste bestaat uit een deur. De deur is vormgegeven conform de andere deuren. Het hang- en sluitwerk omvat een deurtrekker en een toiletslot met opschrift (libre-occupé). Het geheel is beschilderd met dezelfde dennengroene tint en zilverkleurige accenten. Aan de tegenoverliggende noordwestelijke wand bevindt zich een tweede ingebouwde kast. Het volume komt evenwel een twintigtal centimeters uit de muur. De kast is op zelfde wijze afgewerkt met identieke kleurstelling en met op de bovenrand doorlopende lijst en deurtrekker. Verlichtingselementen bevinden zich aan beide zijden van de spiegel boven de lavabo en centraal aan het plafond. De verlichting boven de lavabo is opgebouwd uit een zilverkleurige halfronde houder en een cilindervormige matglazen element dat de eigenlijke lamp afschermt. Centraal aan het plafond is een verlichtingselement bevestigd binnen het plafondrozet. Het is een matglazen druppelvormig exemplaar. De technische voorzieningen omvatten elektriciteit, water en verwarming. Lichtschakelaaars bevinden zich telkens net naast de deur. Een lavabo en toilet bevinden zich aan de zuidoostelijke wand. Onder het venster is er een smalle radiator geplaatst, afgewerkt met metaalkleurige verflaag. De kamer is onbemeubeld op een donker houten kistvormig element links naast de lavabo na. De inrichting en afwerking van de ruimte dateert uit de jaren 1930. Via de deur in zuidoostelijke wand is de eigenlijke badkamer toegankelijk. Deze ruimte heeft een afmeting van 4,15 m bij 3,80 m. Het is de enige kamer waarvan de vloerhoogte enkele centimeters hoger is dan die van de omliggende vertrekken. Enkele jaren terug is er in deze kamer een nieuwe vloer gelegd. Het betreft een mozaïekvloer, opgebouwd uit witte vierkante steentjes (afb. 403). De wanden zijn effen bepleisterd en door middel van een horizontale lijst op 2,50 m hoogte opgedeeld in twee delen (afb. 404-407). Het onderste deel van de wand is
83
lichtblauw geschilderd, het bovenste veld licht grijsblauw. Het lijstwerk heeft een donkerdere blauwe tint. In de hoek van de zuidwestelijke met de noordwestelijke wand, waar zich het bad bevindt is de wand betegeld met vierkante, witte tegels. Het valse plafond is geritmeerd door opeenvolgende stroken plastic (afb. 408). Zowel de noordwestelijke als de noordoostelijke wand worden doorbroken door een deur. In noordwestelijke wand is de deur uiterst rechts geplaatst, in noordoostelijke wand centraal. De blauwe houten paneeldeuren zijn wederom van hetzelfde type (afb. 409). De lage plint heeft een zilverkleurige bovenrand en het lijstwerk is eveneens zilverkleurig geverfd. Er is een messing klink en sleutelplaatje. De zuidwestelijke wand wordt doorbroken door een vensterpartij (afb. 410). Het venster is bovenaan afgewerkt met een korte betimmering, waardoor de gordijnrails aan het zicht worden onttrokken. De betimmering heeft een omgekeerd V-vormige onderrand en is beschilderd met dezelfde kleuren als de wanden. Het venster zelf heeft een T-indeling met twee openende raamvleugels en een vast bovenlicht. Het glas-in-lood is uitgevoerd in een blauw-geel-wit ruitpatroon, zoals het venster in de toiletruimte. Het hang- en sluitwerk omvat een spanjolet met koperen knop. Het houtwerk en de houten vensterbank zijn wit geschilderd. Centraal aan zuidoostelijke wand is er een schoorsteenpartij (afb. 411). De sober vormgegeven schouwmantel is uitgevoerd in hout. De schouwbalk is op de hoeken afgewerkt met diamantkoppen. De haardopening is gedicht en bekleed met overschilderd behangpapier. Aan deze gedichte haardopening is er een halfronde etagère bevestigd. De boezem is eveneens afgewerkt met behangpapier en lichtblauw geschilderd. De bovenrand wordt gevormd door een geribbelde lijst. Op de boezem zijn er een spiegel en een verlichtingselement bevestigd. Tot de nagelvaste onderdelen behoort onder andere de hierboven vernoemde spiegel. De spiegel is rechthoekig en heeft geen kader. Aan de tegenover liggende wand is boven de twee lavabo’s een tweede grote spiegel bevestigd. De spiegel vertoont aan de randen sporen van slijtage (verwering van de spiegelende laag). Onder de spiegel is er een marmeren blad bevestigd met glazen tablet. Hieronder staan er twee identieke lavabo’s opgesteld (afb. 412). Een hedendaags badmeubel bevindt zich aan zuidwestelijke wand (afb. 413), in de hoek met de noordwestelijke wand. Het witte bad is voorzien van een openklappende douche-afscherming ter hoogte van de lavabo’s, en twee glazen tabletten langs de zuidwestelijke wand. Links naast de schouw bevindt er zich een ingebouwde kast (afb. 414). De kast heeft een hoogte van circa 2 m en heeft twee smalle deuren met op de rechter deur een deurtrekker. De kast is blauw geverfd met zilverkleurige bovenrand en omlijsting op de deuren. De verlichting bestaat uit TL verlichting boven de spiegel aan de lavabo en een wandlampje boven de spiegel op de schouwboezem. Het wandlampje heeft een zilverkleurige basis en matglazen kap.
84
De technische voorzieningen omvatten elektriciteit, water en verwarming. Een stopcontact bevindt zich links van de deur in de noordwestelijke wand, een lichtschakelaar op het kastje naast de deur in de noordoostelijke wand. Er bevinden zich twee lavabo’s en een badmeubel aan de noordwestelijke wand. Op de zolder bevindt zich een grote waterbak van waaruit een leiding, vroeger water aanvoerde naar de badkamer. De verwarming is onder het venster gesitueerd (afb. 415). De gordijnen zijn gestoffeerd met een dubbel gordijn in bonte rood-geel-blauw gebloemde stof. De badkamer is sober bemeubeld met een etagère, twee stoelen, een handdoekenrekje en een kastje. Aan de gedichte haardopening van de schouw is er een halfronde etagère bevestigd (afb. 416). Deze is opgebouwd uit twee half cirkelvormige plateaus die met elkaar verbonden worden door middel van een kolom. Het bovenste plateau is iets kleiner dan het onderste. Beiden zijn bekleed met een witte kunststof met geometrische motieven. Voor de schouwpartij staan er twee stoelen opgesteld (afb. 417). De stoelen tonen een sterke verwantschap met het stoelmodel nr 14 van Thonet. 203 De stoelen zijn blauw geschilderd. Centraal in de ruimte bevindt zich een handdoekenrekje, eveneens blauw geschilderd (afb. 419). Het badkamerkastje bevindt zich links naast de deur aan noordoostelijke wand (afb. 418). Het is opgebouwd uit een ondiepe onderkast met een vierkante kastdeur, daarboven een vide met legplank en een ondiepe bovenkast met vierkante, volledig bespiegelde kastdeur. De kast is blauw geschilderd en afgewerkt met zilverkleurige accenten. De badkamerruimte is gedecoreerd op hetzelfde tijdstip als de aanpalende toiletruimte, met name in de jaren 1930.
203
A. HOFSTEDE, 1997, p. 258.
85
IV.2 Het bijgebouw
IV.2.1 Keuken De keuken bevindt zich aan tuinzijde in het bijgebouw en is toegankelijk via de achterkamer van het woonhuis. De keuken verbreedt naar tuinzijde toe. De gedeelde noordwestelijke wand met het woonhuis is 4,70 m breed, de noordoostelijke wand 5,10 m. De tegenoverliggende zuidwestelijke wand meet circa 5,55 m en de zuidoostelijke wand 5 m. De vloerhoogte is gelijk aan die van de omliggende vertrekken. De keuken is voorzien van een tegelvloer (afb. 420). Rode en witte tegels vormen een dambordpatroon. De wanden zijn behangen en overschilderd in een witte tint (afb. 421-424). Aan de noordoostelijke wand zijn er op twee verschillende hoogten horizontale lijsten aan gebracht. Het constructieve materiaal van het plafond is aan het zicht onttrokken door een vals plafond. Het valse plafond wordt geritmeerd door rechthoekige stroken die geschikt zijn tot een plankenmotief (afb. 425). Er zijn drie deuren die op de keuken uitgeven en een open verbinding met de achterkamer. De noordoostelijke wand wordt doorbroken door twee deuren, de zuidwestelijke wand door één deur. Alle drie de deuren zijn beglaasde paneeldeuren (afb. 426). De houten deuren zijn opgebouwd uit een vierkant paneel in de onderste helft, verticaal opgedeeld in twee stroken, en een bovenste helft met twee naast elkaar geplaatste verticale glasramen. De beglazing van de deuren in de noordoostelijke wand is uitgevoerd in gestructureerd glas en de beglazing van de deuren in de zuidwestelijke wand in helder glas. Het hang- en sluitwerk omvat een geelkoperen deurklink. De klink van de meest rechtse deur in de noordoostelijke wand heeft een cirkelvormig sleutelplaatje en de deur in de zuidwestelijke wand een rechthoekige sleutelplaatje. Deze laatste deur heeft onderaan en bovenaan een insteek dagslot met draaibare kop. De meest linkse deur in noordoostelijke wand heeft geen hang- en sluitwerk, het betreft een schuifdeur die toegang biedt tot een bergruimte. De deuren zijn wit geschilderd. De zuidwestelijke wand wordt doorbroken door twee vensters (afb. 422). De eerste vensterpartij bestaat uit een bijna vierkant vast venster met een gedeeltelijk openend bovenlicht en de beglaasde deur met een vast bovenlicht. Beide bovenlichten zijn telkens in vier (twee maal twee) opgedeeld. De tweede vensterpartij omvat een bijna vierkant vast venster en een vast driedelig bovenlicht. Het houtwerk van de vensters is wit geschilderd. Naast de (deur)opening in de noordwestelijke wand bevindt zich een schouwpartij (afb. 427). De schoorsteenmantel is beperkt tot een grenenhouten schouwbalk met
86
barre porte instruments de cuisine, een horizontaal bevestigde houten stok en met grenen hout beklede staanders. 204 In de ruime haardopening bevindt zich een bakstenen volume, waaraan centraal een haardplaat bevestigd is met onderaan een opening ter bevestiging van een kachel. De haardopening is volledig bekleed met grijze baksteen, waaraan er haken bevestigd zijn en er onder andere een oud wafelijzer ophangt. Op de vloer bevindt zich een zwartmarmeren haardplaat. Links naast de schouwpartij bevindt zich een ingebouwde kast. De onderste helft van de kast is voorzien van twee kastdeuren, de bovenste helft is open. Aan de tegenoverliggende zuidoostelijke wand bevindt zich een hedendaags keukenmeubel. Het betreft een wit meubel waarbij het onderste gedeelte opgebouwd is uit kasten en lades met daarboven een aanrecht met kookvuur en daarboven nog een reeks keukenkastjes. Het onderste kastgedeelte loopt verder door aan de zuidwestelijke wand. Hier bevindt zich de gootsteen. Uiterst rechts is er een dubbele pomp bewaard gebleven (afb. 428). Deze is heden in onbruik. De verlichtingselementen bestaan uit een sokkel met gloeilamp zonder lampenkap die centraal aan het plafond is bevestigd en twee hedendaagse spots die zich boven de gootsteen aan zuidwestelijke wand bevinden. De keuken is uitgerust met technische voorzieningen, waaronder elektriciteit, water en inbraakbeveiliging. Het bedieningspaneel van de inbraakbeveiliging bevindt zich rechts naast de doorgang naar de achterkamer in de noordwestelijke wand. Een sensor van de inbraakbeveiliging is in de hoek van deze wand met de noordoostelijke wand gesitueerd. De stoffering omvat gordijnen van laat twintigste-eeuwse of begin enentwintigste-eeuwse makelij. De gordijnen zijn uitgevoerd in een oranje-bruine stof met penseelstreekachtig motief. Het meubilair omvat twee hedendaagse tafels en stoelen. De tafels hebben een wit blad en metalen poten, de stoelen een zwart plastic zitting en rugleuning en houten poten. De keuken heeft een hedendaagse inrichting (keukenmeubel, tafels en stoelen) maar er zijn nog verscheidene originele elementen bewaard gebleven waaronder negentiende-eeuwse deuren, de tegelvloer, schouwpartij en dubbele pomp.
IV.2.2 Gang De meest rechtse deur in de noordoostelijke wand van de keuken geeft toegang tot de gang die de keuken met de voorkamer van het bijgebouw verbindt (afb. 429-432). De gang heeft een breedte van 1 m en is 4,20 m lang. De vloerhoogte van de gang is enkele centimeters lager dan die van de keuken. De vloer is betegeld met een 204
N. DE REYNIES, 1992, p. 626.
87
hedendaagse tegel (afb. 429). De wanden van de gang zijn behangen en overschilderd in een witte tint (afb. 430-431). De wanden worden horizontaal in twee gelijke delen opgedeeld door een lijstje. Het plafond is eveneens behangen en overschilderd in dezelfde kleur als de wanden. Het is rondom voorzien van een fijn lijstje (afb. 432). De gangwanden worden op verschillende plaatsen doorbroken door deuren. Deze deuren zijn van hetzelfde type als de deuren in de keuken. Het zijn eveneens beglaasde paneeldeuren. De houten deuren zijn opgebouwd uit een vierkant paneel in de onderste helft, verticaal opgedeeld in twee stroken, en een bovenste helft met twee naast elkaar geplaatste verticale glasramen. De beglazing is uitgevoerd in gestructureerd glas. Het hang- en sluitwerk omvat een geelkoperen deurklink en een cirkelvormig sleutelplaatje. De deur in noordoostelijke wand geeft toegang tot de voorkamer. In zuidoostelijke wand bevindt zich links de deur naar de kelder en rechts een dichtgemaakte deuropening, wellicht de voormalige toegang tot het bedrijfsgebouw. De deur in zuidwestelijke wand geeft uit in de keuken. Centraal in noordwestelijke wand bevindt zich de deur naar de ruimte van de verwarmingsinstallatie. De ruimte is uitgerust met een centraal verlichtingselement, een eenvoudige gloeilamp in een sokkel. Er is dus elektriciteit aanwezig. Een sensor van de inbraakbeveiliging bevindt zich in de linkerhoek boven de deur in noordoostelijke wand.
IV.2.3 Voorkamer De gang geeft aan noordoostelijke zijde uit op de voorkamer. De vloerhoogte van deze ruimte is gelijk aan die van de omliggende vertrekken. De voorkamer meet 3,65 m aan noordoostelijke zijde en deze afmeting verbreedt tot 3,95 m aan de tegenoverliggende zuidwestelijke wand. De noordwestelijke wand meet 4 m, de tegenover liggende zuidoostelijke wand circa 4,10 m. De vloer is betegeld met dezelfde hedendaagse vierkante tegel als die van de gang (afb. 433). De wanden zijn behangen en overschilderd in een witte tint (afb. 434-437). Op circa 1,50 m hoogte is er een horizontaal lijstje aangebracht. Het plafond is effen en heeft dezelfde kleur als de wanden (afb. 438). De zuidwestelijke en de noordwestelijke wand worden doorbroken door een deur. De deur in de zuidwestelijke wand bevindt zich uiterst links en is de deur naar de gang. Het is wederom een beglaasde paneeldeur. De houten deur is opgebouwd uit een vierkant paneel in de onderste helft, verticaal opgedeeld in twee stroken, en een bovenste helft met twee naast elkaar geplaatste verticale glasramen. De beglazing is uitgevoerd in gestructureerd glas. Het hang- en sluitwerk omvat een geelkoperen deurklink en een cirkelvormig sleutelplaatje. De deur in de noordwestelijke wand is de achterzijde van de buitendeur (afb. 437). Het deurkader is hoger dan de deur zelf. De
88
deur heeft een licht getoogde bovenzijde. De houten deur is met de wanden mee geschilderd. Het hang- en sluitwerk omvat een metaalkleurige klink en langwerpig sleutelplaatje. Er is een insteekslot en twee kleine insteek dagsloten met draaibare kop. Het enige venster bevindt zich centraal in de noordoostelijke wand (afb. 434). Het venster heeft een T-indeling met twee openende raamvleugels en een vast bovenlicht. De vensterbank is uitgewerkt als een tablet. Vermoedelijk had dit venster een functie die kaderde binnen de voormalige stokerij. Het houtwerk is wit geschilderd. Bovenaan het venster bevindt zich een gordijnkast. In de rechterhoek naast de achterzijde van de buitendeur bevindt zich een hoge smalle ingebouwde kast. Links van het venster bevindt zich de ingebouwde brievenbus. Aan de zuidoostelijke wand is er een kapstok bevestigd met daarboven een vitrinekast (afb. 439). De houten vitrine heeft twee legplanken en glazen schuifdeuren. De kast is gevuld met opgezette eenden. De verlichting bestaat uit een lichtsokkel met spaarlamp, centraal aan het plafond. De technische voorziening bestaat uit elektriciteit. Lichtschakelaars bevinden zich telkens naast de deurpost. De stoffering van het venster is uitgevoerd in dezelfde oranje-bruine stof met penseelstreekachtig motief als die van de keuken. De dubbele gordijnen worden aan beide kanten samengehouden door een gordijnlint. Het meubilair omvat een mahoniehouten commode en een ondiepe open kast om vaatwerk op te etaleren. Beiden staan aan de zuidwestelijke wand opgesteld. De mahoniehouten commode heeft drie lades van dezelfde afmeting en net onder het blad een lagere vierde lade (afb. 440). De open kast erboven heeft twee legplanken met gleuven.
89
IV.3 Bespreking van het interieur Uit de reconstructie van de bouwhistoriek en de visuele analyse van de woning is gebleken dat er verschillende bouw- en decoratiecampagnes te onderscheiden zijn. Helaas zijn er slechts beperkt archiefdocumenten die deze stellingen kunnen ondersteunen. De oudste, nog zichtbare, aanpassingen zijn gebeurd in 1873 in opdracht van Adolphe Meheus, grootvader van de laatste bewoner. In deze periode kreeg het huis vermoedelijk zijn huidige indeling. Interieurelementen die uit deze periode behouden zijn, zijn vermoedelijk de plankenvloeren op de verdieping en de paneeldeuren op beide verdiepingen. Ook de schoorsteenmantels en de trap zijn vermoedelijk uit deze periode afkomstig. Een tweede decoratiecampagne is dateerbaar omstreeks 1920, vóór de laatste bewoners, Adolphe Meheus en Isabella De Schietere, hun intrek in het huis namen. Uit deze periode dateert de terrazzovloer in de inkomhal, traphal en zithoek. De parketvloeren uit het bureau, de eetkamer en de groene salon zijn vermoedelijk ook op dat tijdstip geplaatst. De wandaankleding van de benedenverdieping is vermoedelijk eveneens dateerbaar rond 1920. Dit blijkt voornamelijk uit de vormgeving van de boogvormige overgangen tussen inkomhal en traphal en tussen het bureau en de eetkamerruimte. Ook de afwerking van de vensteromkadering getuigt hiervan. De aankleding van de wanden in het bureau en de groene salon zijn mogelijk in de geest van de vroegere negentiende-eeuwse aankleding uitgevoerd. De wandafwerking van de inkomhal en traphal en bij uitbreiding de traphal op de verdieping, zijn eveneens in deze periode dateerbaar. De wandafwerking van de zithoek, met inbegrip van het valse plafond en de valse haard, dateert van na de plaatsing van de terrazzovloer, gezien deze door de opening in de valse stookvloer zichtbaar gebleven is. De toiletruimte en badkamer op de bovenverdieping zijn mogelijk zelfs van recentere datum. De lavabo dateert van de jaren 1930. Mogelijk is ook de wandaankleding van de ruimten van deze datum. De aankleding van de slaapkamer en in het bijzonder het behangpapier is mogelijks zelfs van nog latere datum. Aan het einde van de twintigste eeuw zijn er in opdracht van de gemeente eveneens aanpassingen gebeurd. Deze omvatten voornamelijk het aanbrengen van een nieuwe laag verf in de meeste ruimten. De badkamer is gedeeltelijk gemoderniseerd. Er is een nieuw badmeubel en een mozaïekvloer geplaatst. De stoffering van de meeste vensters is ook laat twintigste-eeuws.
90
De architectuur van de woning sluit aan bij de negentiende-eeuwse neoclassicistische woonhuisarchitectuur. De architectuur van de woning is zoals vermeld geïnspireerd op de stadswoning. Dit uit zich tevens in de ruimteverdeling: de ontvangstruimten zijn aan de straatzijde gelegen. Uit de ruimteverdeling blijkt eveneens de inspiratie van het late negentiende-eeuwse landhuistype met centrale hal. In de woning zijn naar dit voorbeeld de belangrijkste vertrekken rond de hal gegroepeerd. Zoals vermeld heeft deze indeling vermoedelijk gedeeltelijk zijn oorsprong bij de oude woningkern maar de planindeling sluit evenwel goed aan bij de gangbare negentiende-eeuwse plattegrond. De stijl van de interieuraankleding van de woning valt moeilijk onder één noemer te vatten. De aankleding is eclectisch en geïnspireerd op verschillende historische stijlen naar negentiende-eeuws voorbeeld. Voor de aankleding van de voornaamste ontvangstruimte is er teruggegrepen naar een vrouwelijke Franse stijl. De aankleding van de groene salon is uitgevoerd in Louis XIV en régence-stijl. De mannelijke ruimten zoals het bureau en de zithoek naast de traphal zijn aangekleed in een mannelijkere stijl. De wandafwerking in het bureau is eerder classicistisch. De zithoek is in neorenaissancestijl aangekleed. Naar negentiende-eeuws voorbeeld is er een sterk onderscheid gemaakt tussen de ontvangst- en privéruimten. De vertrekken op de benedenverdieping zijn, zoals hierboven beschreven, sterk aangekleed. De bovenverdieping is soberder. Dit uit zich ook in de vloeren. De benedenverdieping is voorzien van parket en een terrazzovloer, oorspronkelijk wellicht voorzien van tapijten. Voor de bovenverdieping volstaat een plankenvloer. De inspiratie op historische stijlen komt eveneens terug in het meubilair. Het overgrote deel van het meubilair is laat negentiende-eeuws. Bij de bemeubeling van de voornaamste ruimten op de gelijkvloerse verdieping is er een combinatie gemaakt van Louis Philippe en Napoléon III meubilair. Dit meubilair kenmerkt zich door het refereren aan historische (Franse) stijlen. Het Napoléon III meubilair is voornamelijk geïnspireerd op de Louis XVI-stijl, in het bijzonder de vormgeving van de zwart gelakte meubelstukken. De bonheur du jour en het theetafeltje in de inkomhal zijn vormgegeven in régence en Louis XV-stijl. Het meubilair, met name in de groene salon, staat op voor de negentiende eeuw typerende wijze in de ruimte geplaatst. Het twintigste-eeuwse meubilair bevindt zich vooral in de zithoek en de eetkamer. Qua materiaalgebruik en vormgeving van de decoratie sluiten de vitrinekasten in de eetkamer vrij goed aan bij het Louis Philippe zitmeubilair. Hoewel het de wil was van de laatste bewoner om zijn woning met inbegrip van de interieuraankleding en bemeubeling te behouden in de staat zoals het was bij zijn overlijden, is het niet met zekerheid te zeggen dat dat ook effectief zo gebeurd is. Naar verluidt hebben de erfgenamen nog een deel van het meubilair en de
91
kunstvoorwerpen opgeeïst. 205 Op fotografisch materiaal is inderdaad te zien hoe er bij een van de erfgenamen exact dezelfde stoelen als er in de eetkamer zijn, staan. Ook de kaarttafel uit de slaapkamer bestond blijkbaar in tweevoud. De plaatsing van het in de woning aanwezige meubilair is vermoedelijk ook licht gewijzigd. Er zijn namelijk enkele kamers leeggemaakt om plaats te maken voor een inwonende conciërge. Waar het in de kamers aanwezige meubilair naartoe is verhuisd, is onbekend. Op zolder bevinden zich nog verscheidene meubelstukken. De architectuur van de woning en de interieurinrichting geven uitdrukking aan het streven van de bewoners om bij de adelijke klasse te horen. Louis Meheus maakt in de negentiende eeuw fortuin. Hij heeft een succesvolle brouwerij en investeert in landgoed. Zo komt hij, zoals eerder vermeld op de vierde plaats in de ranglijst van de grondbelastingsbetalers. 206 Vermoedelijk verbouwt Louis Meheus de boerderijwoning tot een herenwoning, geïnspireerd op de neoklassieke stadswoningen. De plaatsing van de voordeur verraadt zoals vermeld deze verbouwing. Van de interieurinrichting uit deze periode is wellicht niets bewaard gebleven. Diens zoon, Adolphe Meheus geeft in 1873 opdracht tot de herinrichting van de woning, zoals blijkt uit het talrijk bewaard gebleven meubilair uit deze periode. De kleinzoon, Adolphe Meheus, behoudt dit meubilair en kiest ervoor om de woning in negentiende-eeuwse stijl te herdecoreren. Op verscheidene plaatsen, met name in de groene salon is duidelijk dat men de decoratie groots zag, maar beperkt werd door de ruimte zelf (de beperkte plafondhoogte getuigt van de vroegere bebouwing). In het bijzonder de omvang van de penantspiegel, die bijna buiten de contouren van het muurvlak treedt en de omvang van de kroonluchter die in verhouding veel te laag hangt, getuigen hiervan. Daarnaast suggeren de talrijk aanwezige historische portretten een belangwekkende afstamming. Het is evenwel zoals vermeld onduidelijk of het werkelijk familieleden betreft. Uit de overige schilderijen en prenten blijkt de grote voorliefde voor de jacht. Het thema is meestal de adelijke (paarden)jacht. De laatste generatie Meheus hield ook contact met de Piers-de Ravenschoot van het kasteel van Olsene. Verschillende mannelijke telgen Meheus trouwden vrouwen van rijke komaf, maar een adelijk huwelijk is er, voor zover bekend, nooit geweest.
205 206
Mondelinge informatie, verkregen van Simonne Vermeersch, op 06 mei 2009. Zie punt II.1.2 De negentiende eeuw, onder het deel II.1 De familie Meheus als grootgrondbezitters
92
V Museum Huis Meheus: een toekomstvisie V.1 Een casusvoorbeeld: het Mastboomhuis Een museumwoning die enkele raakpunten heeft met de woning Adolphe Meheus is het Mastboomhuis (bijlage XXI). 207 Het Mastboomhuis is gelegen in het West-Brabantse Oud Gastel in Nederland. De voorname, maar niet opvallende, woning dateert uit 1874 en is gebouwd in opdracht van Petrus Mastboom208 (1819-1896), de toenmalige burgemeester van het dorp. De Mastboomfamilie is een familie van brouwers en notabelen. Petrus Mastboom zet in navolging van zijn vader de bierbrouwerij van de familie voort. Petrus’ zoon, Antonius (1868-1954), volgt hem op als burgemeester. Antonius Mastboom treedt in 1904 in het huwelijk met Maria Brosens (1879-1963). Het echtpaar krijgt een zoon, Henri (1907-1999). Henri is voorbestemd om zijn vader als burgemeester op te volgen. Wanneer dit niet doorgaat nadat zijn vader op pensioen gaat in 1940 legt Henri zich toe op het beheer van het familiebezit, dat talrijke boerderijen en uitgestrekte landerijen in West-Brabant en de Belgische Noorderkempen omvat. Hij blijft bij zijn ouders inwonen en na hun dood zorgt hij ervoor dat de woning en het interieur behouden blijft in zijn oorspronkelijke staat, zoals zijn ouders het ingericht hebben. Henri heeft het huis en zijn vermogen nagelaten aan de door hemzelf opgerichte Mastboom-Brosens Stichting opdat de woning als museum zou bewaard kunnen worden voor de toekomst. Het Mastboomhuis zoals het heden bestaat omvat een hoofdhuis, een nevenhuis, een schuur en een tuin. De hierboven vermelde woning is het hoofdhuis. De voorgevel van het laat negentiende-eeuwse huis is opgetrokken in eclectische neoclassicistische stijl. De zij- en achtergevels zijn sobere bakstenen gevels. Het hoofdgebouw heeft een min of meer symmetrische plattegrond. Aan de achterzijde van de woning bevinden zich de keuken en twee bijkeukens in aanbouw. De interieurinrichting omvat onder andere een historiserende salon in neo-Lodewijk XVI-stijl en een neorenaissance eetkamer en een kantoor. De salons aan de voorzijde van de woning hebben een formeel karakter, de achterzijde en aanbouw zijn informeler uitgewerkt. Zowel de oorspronkelijke indeling, als de afwerking van de ruimte en de bemeubeling zijn behouden gebleven. Op de later aangebrachte voorzieningen zoals verlichting, elektriciteit en verwarming na, lijkt het dat de tijd er sinds het einde van de 207
208
Paragraaf gebasseerd op: website van het mastboomhuis: http://www.mastboomhuis.nl laatst geconsulteerd op 24 juli 2009, (bijlage XXI), F. VAN BURKOM (red.), 2001, pp. 198-199. En W. VAN LEEUWEN, en R. VAN DE WEIJER, in: A. BERGMANS (et al), 2002, pp. 76-97. Zowel F. VAN BURKOM als W. VAN LEEUWEN en R. VAN DE WEIJER duiden Hendrik Mastboom (1835-1887) aan als bouwheer. De website van het Masboomhuis zelf duidt Petrus Mastboom aan als bouwheer. Hendrik Mastboom is opdrachtgever van een huis aan de Kerkstraat in hetzelfde dorp.
93
negentiende eeuw is blijven stilstaan. Tapijten, (rol)gordijnen en draperiën, behangsels uit 1900, (pronk)kasten met inbegrip van hun inhoud,… tot de zinken badinrichting: alles is bewaard gebleven en geconserveerd in de staat waarin het zich bevond. Voor de conservering is er uitgegaan van de toestand op het moment van overlijden van Henri Mastboom in november 1999. Dit moment biedt als einddatum van de geschiedenis van de familie het meest complete beeld, waarvan de overgeleverde materie het meest tastbare bewijs vormt. Onder deze materie vallen de bouwkundige constructiedelen, de afwerkingen zoals verfwerk en behang, tegelvloeren, parket, vloerbedekking, stucplafond, hang- en sluitwerk, alsook installaties van water, elektriciteit, verwarming e.d., die vlak voor het overlijden van Henri Mastboom zijn aangebracht. Ook slijtagesporen, vervuiling en verval zijn alsdusdanig bewaard gebleven. Enkel indien op termijn het behoud in gevaar kwam is er ingegrepen. Hierbij heeft men getracht zoveel mogelijk van het oorspronkelijke materiaal te bewaren, teneinde de band met het verleden zo sterk mogelijk te houden. Uniek is dat de woning met inbegrip van imperfecties, zoals loszittend behang geconserveerd is. De woning is heden op afspraak te bezoeken in groepen van maximum vier personen. Er zijn verschillende paralellen tussen het Mastboomhuis, de woning Meheus en de beide families. Het zijn twee laat negentiende-eeuwse woningen van een familie van brouwers en burgemeesters. De Mastboomfamilie was net als de familie Meheus in bezit van landgoederen. De laatste telgen van beider families besloten uit respect voor hun voorouders, om hun woning met inbegrip van de aankleding, bemeubeling, kunstvoorwerpen, etcetera te behouden. Henri Mastboom heeft hiervoor zelf de eerste stappen gezet door een stichting de “Mastboom-Brosens Stichting” op te richten en hieraan zijn vermogen na te laten. Dit schiep de mogelijkheid voor de unieke conservatiecampagne. De woning Meheus werd door Adolphe Meheus nagelaten aan de gemeente Olsene, die het heden in haar bezit heeft.
94
V.2 Voorstellen aan de gemeente voor de toekomst In dit onderdeel worden enkele suggesties gedaan omtrent het behoud en beheer van de woning Meheus. De woning Meheus vormt een boeiende getuigenis van het laat negentiende-eeuwse en begin twintigste-eeuwse wonen. Uniek is dat de woning relatief goed bewaard is met in goede staat verkerende interieurafwerking, meubilair, kunstvoorwerpen en porseleincollectie. Om het behoud van dit erfgoed echter voor de toekomst te verzekeren moet er door de gemeente met een cultuurhistorische visie en de gepaste middelen gehandeld worden. In het kader van dit onderzoek adviseerde ik aan de gemeente Olsene om de woning aan te sluiten bij Monumentenwacht Oost-Vlaanderen vzw. Op dit advies werd positief gereageerd. Aan de hand van het rapport dat na inspectie door Monumentenwacht Oost-Vlaanderen vzw opgesteld wordt, zal de gemeente een goed zicht hebben op de precieze staat van het gebouw en het interieur en adviezen krijgen voor het verdere onderhoud. Monumentenwacht Oost-Vlaanderen vzw heeft verscheidene nuttige informatiebrochures (te downloaden via internet) waarin men nuttige richtlijnen kan vinden bij verschillende uiteenlopende problemen. Zoals blijkt uit onze studie, zijn de voornaamste problemen die zich heden voordoen de aantasting van het eikenhouten parket, vermoedelijk door een zwam, zowel in de salon, het bureau als de eetkamer; en op de zolder de aantasting van één van de balken door houtborende insecten. Het is wenselijk hiervoor zo spoedig mogelijk gespecialiseerde hulp in te roepen teneinde uitbreiding van de problemen te vermijden. Ook de vochtproblemen in de eetkamer zouden best snel aangepakt worden om verdere aantasting te vermijden. Voor de toekomst is het wenselijk om de klimatisatie in het oog te houden en een hiervoor geschikte installatie aan te schaffen. Ook voor de talrijk aanwezige kunstvoorwerpen is dat een voordeel. De schade aan de bonheur du jour in de groene salon is vermoedelijk voor een groot deel te wijten aan de plaatsing van het meubel naast de chauffage. Het inlegwerk en het hout reageeren op verchillende manieren op de temperatuur en de luchtvochtigheid, waardoor het inlegwerk loskomt. 209 Het zou mooi zijn indien dit pronkmeubel gerestaureerd wordt. Voor de eventuele restauratie van schilderijen of andere meubelen zou men kunnen contact opnemen met een organisatie voor restauratieopleidingen met de vraag of zij in het kader van de opleiding kunstvoorwerpen ter restauratie aanvaarden. Om de vloeren op de benedenverdieping beter te beschermen is het wenselijk de tapijten terug te leggen. Uit verscheidene foto’s blijkt dat er vroeger tapijten lagen en
209
Mondelinge informatie, verkregen van Restauratieatelier Vermeulen.
95
deze zijn bewaard gebleven op zolder. Het veelvuldig verplaatsen van het meubilair in het kader van de etentjes is eveneens niet zonder risico voor de vloeren. Naast het dagelijkse onderhoud kan van tijd tot tijd een groter onderhoud voorzien worden, waarbij bijvoorbeeld metaalwerk wordt opgepoetst of houtwerk geboend of in de was gezet. Heden zien verschillende lichtarmaturen er redelijk dof uit. Deze oppoetsen kan erg bijdragen tot de sfeer. Het is van belang bij het onderhoud de bovenverdieping (en zolderverdieping) niet uit het oog te verliezen. Gezien er in het verleden ruimten zijn vrijgemaakt om een conciërge te laten inwonen kan er eventueel in de toekomst opnieuw geopteerd worden voor een inwonende huisbewaarder. Dit kan verscheidene voordelen hebben waaronder het nauwer opvolgen van de klimatisatie en eventueel sneller opmerken van schade of defecten in de woning. Hoewel het de wil was van de laatste bewoner om de woning open te stellen als museum is deze functie tot op heden slechts beperkt ingevuld geworden. Er is geen vaste bezoekregeling, er zijn enkel in het verleden gidsbeurten geweest op speciale aanvraag. Indien men deze functie alsnog wenst uit te bouwen is het wenselijk hieromtrent een duidelijk beleid uit te tekenen. De woning is gebaat bij een zacht gebruik. Het is wenselijk om het bezoekersaantal per gidsbeurt te beperken en aandacht te schenken aan de bescherming tegen diefstal van de losse (kunst)voorwerpen. Het kan interessant zijn om een educatief-cultureel project uit te denken omtrent bijvoorbeeld historisch wonen in de regio. Er zijn ongetwijfeld nog andere interessante woningen in de gemeente of aanpalende gemeenten. Er kan eventueel een route uitgestippeld worden waarop men per fiets of te voet op ontdekking kan gaan. Dit kan men koppelen aan een tijdelijke tentoonstelling over bijvoorbeeld het leven in de negentiende en begin twintigste eeuw, in het Ontmoetingscentrum of een ander cultureel centrum in de streek. Naar aanleiding van een dergelijke gelegenheid kan men in overweging nemen om een mooie brochure uit te brengen. Het is van belang dat een dergelijk document een degelijke uitleg biedt waaraan eventueel gidsbeurten ter plaatse kunnen gekoppeld worden. Een andere manier is om de woning gedurende een bepaalde periode van het jaar op vaste tijdstippen open te stellen zoals bijvoorbeeld de eerste zondagnamiddag van de maand. Ter gelegenheid van erfgoeddag of open monumentendag zou men ook de woning kunnen openstellen. Men kan als gemeente ook met dit erfgoed naar buiten treden door de publicatie van een artikel over dit erfgoed. En in dit kader kan het interessant zijn om ook een mooie website te creeëren (de site van het Mastboomhuis met online digitale rondleiding is een erg goed voorbeeld) en ervoor te zorgen dat daar op andere sites naar verwezen wordt, bijvoorbeeld door de woning aan te sluiten bij het netwerk Historische Huizen Vlaanderen. 210
210
Zie http://www.historischehuizen.be voor meer informatie.
96
Een compleet andere, niet cultuurhistorische, optie indien de museumfunctie niet haalbaar blijkt kan de herbestemming van de woning en het bijgebouw zijn. Men zou kunnen opteren om er een (gemeentelijke) dienst te incorporeren met eventueel een publieke functie. Hierbij zou men gebruik kunnen maken van de inkom in het bijgebouw en het bijgebouw herinrichten voor loketfuncties en eventuele bureau’s in de lege kamers in de woning incorporeren. Een herbestemming houdt natuurlijk consequenties in. Het gebruik van de woning zal intensiever zijn, waardoor er vermoedelijk een intensiever onderhoud vereist is en er sneller slijtage zal optreden die een vermindering in artistieke waarde met zich mee kan brengen. Op de vraag naar wat er in de toekomst met de museum woning Meheus dient te gebeuren is zoals blijkt geen eenduidig sluitend antwoord. Vast staat dat het goede onderhoud en tijdig aanpakken van problemen van belang zijn om de woning in een goede staat te behouden voor de toekomst. Voor het gebruik van de woning zijn er natuurlijk verschillende opties. Het is vanzelfsprekend aan de gemeente zelf om na te gaan welk soort optie er het best bij hun noden aansluit. Hierboven werden in dit kader enkele eerste suggesties gedaan, waaruit duidelijk blijkt dat de mogelijkheden groot zijn maar dat deze een lange termijnvisie en aangepast budget vereisen. Ter afronding benadrukken we de korte termijn nood om acute problemen aan te pakken om dit waardevolle erfgoed in een goede staat te behouden.
97
VI Besluit Aan het einde van deze verhandeling kunnen we de vragen die gesteld werden bij aanvang van het onderzoek hernomen worden en wordt er nagegaan in hoeverre deze beantwoord zijn tijdens het onderzoek. Uit het moeizame archiefonderzoek naar de bouwgeschiedenis van de woning is helaas geen exacte (ver)bouwdatum van de woning naar voor gekomen. De meeste data hebben rechtstreeks betrekking op de brouwerij-stokerij. Het was dan ook van het grootste belang om deze gegevens naast de aan de hand van genealogisch onderzoek opgemaakte stamboom te leggen en deze beide te toetsen aan de visuele analyse van de woning en het interieur. Hieruit is gebleken dat er verschillende fases te onderscheiden zijn. De familie Meheus was, zo blijkt, in de achttiende eeuw een familie van landbouwers, die verschillende stukken land bezat. In de negentiende eeuw start Louis Meheus een brouwerij-stokerij, een onderneming die winstgevend blijkt. Louis Meheus investeert verder in landgoed en verbouwt vermoedelijk zijn woning tot een herenwoning hetgeen zijn status als rijke industrieel alle eer aandoet. Zijn nageslacht kan de vruchten van zijn rijkdom plukken en slaagt er goed in het familiekapitaal en bezit te beheren. Zowel Adolphe Meheus, de grootvader, als Adolphe Meheus, de kleinzoon, kunnen als rentenier leven en zich wijden aan het beheer van hun landgoed en onder andere het (voorzitterschap van het) verenigingsleven. De woning blijft een belangerijke rol spelen in het uitdrukken van hun status, in 1873 vindt er een grondige decoratiecampagne in Franse stijl plaats waarvan heden het behouden meubilair nog getuigt. In de loop van het onderzoek is gebleken dat wellicht ook de laatste bewoners de vaste interieuraankleding vernieuwd hebben. Opmerkelijk is dat zij, in de twintigste eeuw, ervoor gekozen hebben om in negentiende-eeuwse stijl te leven en ervoor gezorgd hebben dat de woning behouden bleef voor het nageslacht. Uit bevraging van de gemeente en verschillende bezoeken aan de woning tijdens het afgelopen jaar kon ik een beeld vormen van de manier waarop er omgegaan wordt met dit legaat. De gemeente is met deze woning in het bezit van een mooi stuk cultureel erfgoed waar er tot op heden weinig mee gebeurt. De wens van de bewoner om het als museum open te stellen is slechts beperkt ingevuld. Er ontbreekt een degelijke visie of beleid rond het erfgoed. Om het behoud te verzekeren in de toekomst dient dit uitgewerkt te worden. In het onderdeel voorstellen voor de toekomst zijn hieromtrent enkele eerste suggesties gedaan. Aan het einde van dit onderzoek kunnen we stellen dat de voornaamste vragen die opgeworpen werden bij aanvang beantwoord zijn. Hopelijk kan dit onderzoek van betekenis zijn voor de toekomst van het Museum Huis Meheus.
98
Bibliografie Geschreven bronnen RAG GENT, RAG, Oud Archief Olsene 097/C, 5 7, Landboek van de parochie Olsene, met kaarten, 1763. GENT, RAG, Oud Archief Olsene 097/C, 5 8, Landboek van de parochie Olsene, met kaarten, begin negentiende eeuw. 211 GENT, RAG, Oud Archief Olsene 097/C, 257, Proces voor de hoogpointers en vrijschepenen van de kasselrij Kortrijk betreffende de pointing en zetting: Livinus Dhaveloose (Olsene) en Joannes Meheus, Baljuw van Olsene, 1738-1739. GENT, RAG, Modern Archief Olsene 097/C, 214, Kadastrale legger 1814, met aantekeningen tot 1823. GENT, RAG, Modern Archief Olsene 097/C, 215, Legger van de rol van de grondbelasting (1827) met eigendomsovergangen of mutaties, 1828-1829. GENT, RAG, Modern Archief Olsene 097/C, 216, Legger van de rol van de grondbelasting en de belasting op deuren en vensters, 1827. GENT, RAG, Modern Archief Olsene 097/C, 216, register houdende inschryving der opgaven van eigendoms-overangen (mutaties), 1828-1833. GENT, RAG, Modern Archief Olsene 097/C, 217, Inschrijvingsregister van de mutaties of eigendomsovergangen, 1827-1829. GENT, RAG, Modern Archief Olsene 097/C, 219, oorspronkelijke kadastrale legger of alfabetische lijst der grondeigenaars, s.d (rond 1850). GENT, RAG, Modern Archief Olsene 097/C, 220, dubbels der rollen van de grondbelasting, 1823-1837. GENT, RAG, Modern Archief Olsene 097/C, 221, rollen van de grondbelasting, 1832-1871. 211
Op basis van het genealogisch onderzoek naar de familie Meheus dient opgemerkt te worden dat de datering van dit document niet kan kloppen. Er zit niet zo’n groot tijdsverschil tussen beide landboeken.
99
RAR RONSE, RAR, Oud Archief, Parochieregisters Machelen, gegevens uit de periode 1709-1778, MF LD118. RONSE, RAR, Oud Archief, Parochieregisters Olsene, index dopen, huwelijken, overlijdens, 1609-1797, MF 1172106 en MF 1073485 (voor de periode 1771-1796). RONSE, RAR, Oud Archief, Parochieregisters Olsene, dopen 1664-1778, MF 1073963. RONSE, RAR, Oud Archief, Parochieregisters Olsene, huwelijk 1613-1796, MF 1073963. RONSE, RAR, Oud Archief, Parochieregisters Olsene, overlijden 1659-1796, MF 1073963. RONSE, RAR, Hedendaags Archief, Volkstelling van het jaar IV (1796), kanton Deinze, 1796. RONSE, RAR, Hedendaags Archief, Burgerlijke stand Olsene, tienjarige tafel, 17961842. MF 778490. RONSE, RAR, Hedendaags Archief, Burgerlijke stand Olsene, geboorten 1796-1822, MF 778490. RONSE, RAR, Hedendaags Archief, Burgerlijke stand Olsene, geboorten 1823-1870, MF 778491. Kadaster GENT, KADASTER, Zulte 2de afdeling, mutatieschets schets 207, 1859/2. GENT, KADASTER, Zulte 2de afdeling, mutatieschets schets 207, 1864/2. GENT, KADASTER, Zulte 2de afdeling, mutatieschets schets 207,1873/40. GENT, KADASTER, Zulte 2de afdeling, mutatieschets schets 207,1874/3. GENT, KADASTER, Zulte 2de afdeling, mutatieschets schets 207, 1885/2. GENT, KADASTER, Zulte 2de afdeling, mutatieschets schets 207,1886/1.
100
GENT, KADASTER, Zulte 2de afdeling, mutatieschets schets 207, 1906/16. GENT, KADASTER, Zulte 2de afdeling, mutatieschets schets 207, 1971/12. GENT, KADASTER, Zulte 2de afdeling, mutatieschets schets 207, 1980/1. GENT, KADASTER, Zulte 2de afdeling, mutatieschets schets 207,1987/9. GENT, KADASTER, Zulte 2de afdeling, aanvullende aanwijzende tabel 209, 1941. GENT, KADASTER, Zulte 2de afdeling, lijst der grondeigenaren, kadastrale legger, 212, (art. 111, art. 373, art. 424, art. 501, art. 1126, art. 826), 1851 tot 1968. GENT, KADASTER, Zulte 2de afdeling, toelichting bij mutatiestaat 223, 1851 tot 1987. Onuitgegeven werken EVERAERT, G., cursus Interieurafwerking, Hoger Instituut voor Architectuurwetenschappen Henry van de Velde, opleiding Monumenten en Landschapszorg, uitgave februari 2009. EVERAERT, G., cursus Exterieur, Hoger Instituut voor Architectuurwetenschappen Henry van de Velde, opleiding Monumenten en Landschapszorg, uitgave februari 2009. GEENS, L., Het interieur van het kasteel van Bouchout te Meise, vanaf de negentiende eeuw tot vandaag, (onuitgegeven licentiaatsverhandeling Universiteit Gent, Vakgroep Kunst-, Muziek- en theaterwetenschappen), 2007. LAPORTE, D., cursus Interieur en Meubilair, Hoger Instituut voor Architectuurwetenschappen Henry van de Velde, opleiding Monumenten en Landschapszorg, uitgave september 2008. VAN DEN ABEELE, G., Hotel Verhaeghen-Lammens. Een blik achter de gevel, (onuitgegeven licentiaatsverhandeling Universiteit Gent, Vakgroep Kunst-, Muzieken theaterwetenschappen), 2001.
101
Uitgegeven werken BAARSEN, R., De kunstnijverheid van het historisme in Nederland. Enkele achtergronden en karakteristieken, in: BAARSEN, R., VAN DAM J. D. (et al) 'De lelijke tijd': pronkstukken van Nederlandse interieurkunst 1835-1895 (tent. cat.), Amsterdam, Rijksmuseum, 1995, pp. 13-27. BAARSEN, R., VAN DAM J. D. (et al) 'De lelijke tijd': pronkstukken van Nederlandse interieurkunst 1835-1895 (tent. cat.), Amsterdam, Rijksmuseum, 1995. BERGMANS, A., DE MAEYER, J., DENSLAGEN, W. en W. VAN LEEUWEN (red.) Neostijlen in de negentiende eeuw: Zorg geboden?, Leuven, Universitaire pers, 2002. BERGMANS, A. (ed.), Gentse bijdragen tot de interieurgeschiedenis, vol. 35, Leuven, Peeters, 2006. Bouwen door de eeuwen heen, Inventaris van het cultuurbezit in België: architectuur, deel 12n3, Arrondissement Gent - Kantons Deinze-Nazareth, Turnhout, Brepols 1991. BUYLE, M. (ed.), De mythe van de retour à l’origine. Authenticiteit en interpretatie in de conservatie-restauratie, Brussel, postprint BRK-APROA studiedagen ism VIOE, 2008, pp. 21-32. BUYLE, M., De onbereikbare mythe van de terugkeer naar het originele kunstwerk, in: BUYLE, M. (ed.), De mythe van de retour à l’origine. Authenticiteit en interpretatie in de conservatie-restauratie, Brussel, postprint BRK-APROA studiedagen ism VIOE, 2008, pp. 21-32. CHADENET, S. en ESPERANCE M. (tek.) Tous les styles. Du Louis XIII à l’Art Déco, Parijs, Elina-Sofédis, 1996. CHARLES, L., EVERAERT, G., LALEMAN, M. C. en LIEVOIS D., Erf, huis en mens: huizenonderzoek in Gent, Gent, Stichting Mens en Kultuur, 2001. e
CHRIST, I., L’art au XIX Parijs, Flammarion, 1961. CHRIST, I., L’art au XIX Flammarion, 1962.
e
Siècle. 1:La Restauration et la Monarchie de juillet,
Siècle. 2: Du Second empire à la fin du siècle, Parijs,
102
DECLERCQ, R., VANLOOCKE, D. en LEM, J., Open of dicht: geschiedenis van sleutel en slot, Nieuwpoort, Litto, 1998. DE MAEYER, J., Adel en burgerij in gehistoriseerde kastelen: ideologische aspecten van een cultuurhistorisch fenomeen, in: BERGMANS, A., DE MAEYER, J., DENSLAGEN, W. en VAN LEEUWEN W. (red) Neostijlen in de negentiende eeuw: Zorg geboden?, Leuven, Universitaire pers, 2002, pp. 45-68. DE POTTER, F. en BROECKAERT J., Geschiedenis van de gemeenten der provincie Oost-Vlaanderen. 1e reeks.: 12: Gottem, Grammene, Olsene, Poeke, Ursel, Wontergem, Zulte , Gent, Annoot-Braeckman, 1870. DE REYNIES; N., Le mobilier domestique: vocabulaire typologique, Parijs, Imprimerie Nationale, 1992. DE RICCI, S., Le style Louis XVI: mobilier et décoration, Parijs, Hachette, s.d. Deuren en poorten, Gent, Stad Gent Dienst Monumentenzorg, 1995. DE WOLF, K., Architectuurgids Zuid-Oost-Vlaanderen. Van empire tot art nouveau: de negentiende-eeuwse neostijlen (1800-1918), Zottegem, Marnixring Sotteghem, 1999. DUBY, G. en ARIES P. (red.), Geschiedenis van het persoonlijk leven. De negentiende eeuw: materiële cultuur en de wereld van het individu, Amsterdam, Agon, 1993. DUCHER, R., Caractéristique des styles, Parijs, Flammarion, 1963. ELIENS, T. M., 1800-1850, in: FOCK, W. (ed.), Het Nederlandse interieur in beeld 1600-1900, Zwolle, Waanders, 2001, pp. 343-355. ELIENS, T. M., 1850-1900, in: FOCK, W. (ed.), Het Nederlandse interieur in beeld 1600-1900, Zwolle, Waanders, 2001, pp. 405-417. FABRI, R. (et al), DEVISSCHER, H. (eindred.), Meubelen uit Mechelen, 1820-1960 (tent. cat.), deel 2, Sint-Niklaas, Openbaar Kunstbezit in Vlaanderen, 2000. FOCK, W. (ed.), Het Nederlandse interieur in beeld 1600-1900, Zwolle, Waanders, 2001.
103
FORREST, T. en ATTERBURY, P. (red.), Antieke Meubelen: een geïllustreerde handleiding voor het herkennen van stijlperiode, detail en ontwerp, Lisse, Zuidboeken producties, 1998 Franse franje naar Gentse maat: de burgerbouwkunst te Gent in de achttiende eeuw, (tent. cat.), Gent, Stad Gent. Dienst voor culturele zaken, 1984. GERE, C., Nineteenth-century decoration: the art of the interior, New York, Abrams, 1989. GOEMINNE L., VANDEPUTTE M. en VAN QUICKELBERGHE D., Toponymie van Olsene: oude en nieuwe plaatsnamen, Olsene, s.n., 2002. Herstel en onderhoud van terrazzovloeren, infobrochure Restauratie en Beheer, Rijksdienst voor Monumentenzorg, nr. 23, maart 2001. HOFSTEDE, A., Meubelkunst: 40 eeuwen meubelgeschiedenis, Utrecht, Ons huis/Taurus, 1997. Interieurs belicht, Jaarboek Rijksdienst voor de Monumentenzorg, Zwolle, Waanders, 2001. JAENEN, M., Safeguarding the spirit of an historic interior on the basis of the ‘Naragrid’, in: Icomos Contact, viermaandelijks informatieblad, jg. 21, nr. 2, december 2008. JANSE, H., Trap en trede: houten trappen in Nederland een bouwhistorische beschouwing, Zeist, Rijksdienst voor monumentenzorg, 1995. JANNEAU, G., Historique du meuble: sélection de 200 modèles de meubles anciens français et étrangers en tous genres et tous styles, Parijs, Moreau, 1978. KOLDEWEIJ, E. (red.), Over de vloer: met de voeten getreden erfgoed, Zwolle, Waanders, Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten, 2008. LERIS-LAFFARGUE, J., Le mobilier français. Restauration Louis Philippe, Parijs, Massin, 1994. MARTIN, H. Le style Louis XIV, Parijs, Flammarion, (vertaald uit Engels, origineel: 1927), 1962.
104
MARTIN, H. Le style Louis XV, Parijs, Flammarion, (vertaald uit Engels, origineel: 1928), 1966. MERTENS, W. (ed.), IJdel stof. Interieurtextiel in West-Europa van 1600 tot 1900, (tent. cat.), Antwerpen, 2001. MONTENEGRO, R. en GLERUM J. P. (vert. en bew.), Meubelen, Baarn, Tirion, De Antieke Bibliotheek, 1995. NICKL, P., Parkett. Historische Holzfussböden und zeitgenössische Parkettkultur, Munchen, Klinkhardt & Biermann, 1996. NOUVEL-KAMMERER, O., Le mobilier français. Napoléon III, années 1880, Parijs, Massin, 1996. OSSUT, C., Tapisserie d’ameublement, Dourdan, Vial, 1996. OSSUT, C., Le siège et sa garniture, Dourdan, Vial, 2000. QUETTE, A.-M., Le mobilier français. Louis XIII, Louis XIV, Parijs, Massin, 1996. RIESE, B. Seemans Lexikon der Ikonografie. Religiöse und profane Bildmotive, Leipzig, Seemann-Verlag, 2007. SNAET, J. en DECKERS K., De spektakelzaal van de koninklijke muntschouwburg in Brussel en het gebruik van carton-pierre, in: A. BERGMANS (ed.), Gentse bijdragen tot de interieurgeschiedenis, vol. 35, Leuven, Peeters, 2006, pp. 57-80. STEUVERT, R., Hygiënische vloeren: vloerentaxonomie 1850-1965, in: KOLDEWEIJ, E. (red.), Over de vloer: met de voeten getreden erfgoed, Zwolle, Waanders, Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten, 2008., pp. 290-325. STOKROOS, M., Verwarmen en verlichten in de negentiende eeuw, Zupthen, Walburg Pers, 2001. THORNTON, P., Authentic decor: the domestic interior 1620-1920, Londen, Weidenfeld and Nicolson, 1993. VAN BURKOM, F. (red), Leven in toen: vier eeuwen Nederlands interieur in beeld, Zwolle, Waanders, 2001.
105
VANDENBREEDEN, J. en DIERKENS-AUBRY F., De negentiende eeuw in België: architectuur en interieurs, Tielt, Lannoo, 1994. VAN HAK, C., Van “authentieke staat” tot “valsche herschepping”. Authenticiteit en interpretatie van museumwoningen in europese context, in: BUYLE, M. (ed.), De mythe van de retour à l’origine. Authenticiteit en interpretatie in de conservatierestauratie, Brussel, postprint BRK-APROA studiedagen ism VIOE, 2008, pp. 69-80. VAN LEEUWEN, W. en VAN DE WEIJER, R., De “fortune critique” van het binnenhuis. Het negentiende-eeuwse interieur tussen behoud en herbestemming, in: BERGMANS, A., DE MAEYER, J., DENSLAGEN, W. en VAN LEEUWEN W. (red) Neostijlen in de negentiende eeuw: Zorg geboden?, Leuven, Universitaire pers, 2002, pp. 76-97. Het venster: zeven eeuwen techniek en esthetiek, Gent, Stad Gent Dienst Monumentenzorg, 1993. VERSCHAFFEL, T., Een hoogmoedige tijd. Visies op de eigenheid van de negentiende eeuw, in: BERGMANS, A., DE MAEYER, J., DENSLAGEN, W. en VAN LEEUWEN W. (red) Neostijlen in de negentiende eeuw: Zorg geboden?, Leuven, Universitaire pers, 2002, pp. 13-22. WIEGANDT, C-P., Le mobilier français: Régence, Louis XV, Parijs, Massin, 1994. WIEGANDT, C-P., Le mobilier français: Transition, Louis XVI, Parijs, Massin, 1995. WOLVESPERGES, T., Meubelkunst in België 1500-1800, Brussel, Racine, 2000. ZEEMAN, J., Het klokken lexicon, Zwolle, Waanders, 2003. Krantenknipsels 212 D.T.Z., Nieuwe vergaderzaal in het domein Adolphe Meheus te Zulte, krant Het Volk, 5-6 maart 1977. Huldiging naamplaat Adolphe Meheus, krant van West-Vlaanderen, 2 juni 2000. J.D.V., Nieuw ontmoetingscentrum voor Olsense verenigingen, Het nieuwsblad, 22 juni 1987.
212
De bibliografische referenties van deze documenten zijn onvolledig bijgehouden. Knipsels geconsulteerd via D. Van Quickelberghe.
106
W.N., Weldra openstelling van het gemeentepark te Olsene, krant Het Volk, 20 augustus 1973. W.N., Opening van gloednieuw ontmoetingscentrum Olsene, krant Het Volk, 19 juni 1987. W.N., Olsene blij met nieuw ontmoetingscentrum, krant Het Volk, 22 juni 1987. W.N., Beschikt Olsene in de toekomst over een museum?, krant Het Volk, s.d. W.N., Olsene schenkt deel van legaat aan rijke erfgename, krant Het Volk, s.d. Websites Charles Tschaggeny, op de website Wikipedia: http://nl.wikipedia.org/wiki/Charles_Tschaggeny. Edmond Tschaggeny, op de website Wikipedia: http://nl.wikipedia.org/wiki/Edmond_Tschaggeny. KIK: Koninklijk Instituut voor het Kunstpatrimonium, http://www.kikirpa.be . Monumentenwacht Oost-Vlaanderen vzw, http://www.monumentenwacht.be . Online inventaris van het bouwkundig erfgoed, straatinfo Kerkstraat: http://inventaris.vioe.be/dibe/geheel/6745. Online inventaris van het bouwkundig erfgoed, Kerkstraat 36, http://inventaris.vioe.be/dibe/relict/38453. Website van het Mastboomhuis: http://www.mastboomhuis.nl. Website van de Vrije Basisschool van Olsene, http://www.vbsolsene.be/webpagina/omgevingsboek/geschiedenis%20olsene.htm. Gecontacteerde personen en diensten Atelier Vermeulen, restauratieatelier, Gent. Bogaert Christiane, Erfgoedconsulent bouwkundig erfgoed, Agentschap R O Vlaanderen, afdeling Oost-Vlaanderen, Gent.
107
Dienst Monumentenzorg en Cultuurpatrimonium van de Provincie Oost-Vlaanderen, contactpersoon Patrick Devos, Gent. Monumentenwacht Oost-Vlaanderen vzw, Gent. Smessaert Patrick, meubelmaker, Drongen. Van Quickelberghe Daniel, fotoheemkring “Zo leeft ons dorp” Olsene. Vermeersch Simonne, weduwe Aduul Devriese, Olsene.
108