Moluks Theologisch Seminarie
voorgangerstraject 2015-2017 Dr. S. Ririhena Houten, 11 juli 2015 Versie 3.1 11 augustus 2015
1
Inhoudsopgave 1. Voorgangerstraject 1.1. Aanleiding 1.2. Inleiding 2. Doelen 2.1. Algemene doelen 2.2. Specifieke doelen 3. Programma voorgangerstraject 3.1. Organisatie 3.2. Duur 3.3. Doelgroep 3.4. Doelstelling 3.5. Inhoud 3.5.1. Niveau van de vakken 3.5.2. Pastoraat 3.5.3. Liturgie 3.5.4. Diaconie 3.6. Werkwijze 3.7. Toetsing 3.8. Aanleveren essays 3.9. Opmerking 3.10. Impressie van een literatuuroverzicht
03 03 03 04 04 04 05 05 05 05 05 06 06 06 06 07 07 07 07 07 07
Bijlage 1 Bijlage 2 Bijlage 3 Bijlage 4 Bijlage 5
09 15 18 25 27
Visie en beleid van een GIM Theologische opleiding Curriculum voor een GIM Theologische opleiding Domeincompetenties van het voorgangerstraject EC’s (European Credits) en docenten Theoretisch kader van de Molukse theologie
2
1. Voorgangerstraject 1.1. Aanleiding Het structureel tekort aan predikanten binnen de Molukse kerken in Nederland en binnen de GIM in het bijzonder, drukt zwaar op de gehele kerkelijke organisatie. Steeds vaker wordt een beroep gedaan op ouderlingen om voor te gaan, die veelal niet de cursus preekvaardigheid hebben gevolgd en helaas daardoor (mogelijk) het vak van preken ondergraven. 1.2. Inleiding De Molukse kerk heeft in al haar geledingen goed opgeleide en betrokken leden.1 Tegen de hierboven geschetste achtergrond is het een goede strategische keuze om de eigen bronnen binnen de kerk aan te boren en te effectueren. Het Synode bestuur heeft aan het Seminarie gevraagd een voorgangerstraject te ontwikkelen voor leden met minimaal een Hbo-opleiding, dat op zeer korte termijn (2015) geïmplementeerd kan worden. Het tekort aan predikanten doet zich in alle geledingen van de kerkelijke organisatie voelen. Met name het pastoraat, de belangrijkste kerntaak van de kerk, kan niet naar behoren worden uitgevoerd. Aan deze zorgelijke situatie wil de kerk een einde maken en hoopt met het ontwikkelen van een voorgangerstraject het tekort aan predikanten aan te vullen en tevens om de leden van de kerk beter te kunnen bedienen. In bijlage 1 vindt u de visie en het beleid van de theologische opleidingen van het Seminarie.2 Het curriculum van waaruit wordt gedoceerd is beschreven in bijlage 2. In bijlage 3 kunt u de competenties lezen waaraan de voorganger moet voldoen. Het voorgangerstraject duurt twee jaar en heeft totaal 120 EC’s (1 EC=28 uur), dat is 60 EC per studiejaar. U vindt het aantal EC’s verdeeld over de vakken in bijlage 4. Tenslotte vindt u in bijlage 5 het CDP-model3 dat het Seminarie heeft ontwikkeld om de Molukse theologie inzichtelijk te maken.
1
In Nederland zijn ongeveer 35.000 Molukse Protestanten. De Interne Leerroute, HBO-Minor, MA-Specialisatie en voorgangerstraject. 3 CDP=Cyclisch Dynamisch Proces. 2
3
2. Doelen 2.1. Algemene doelen a. het op theologisch niveau professionaliseren van kandidaten met minimaal een Hbo-diploma voor het ambt van voorgangers binnen de Geredja Indjili Maluku (de Moluks Evangelische kerk ); b. het opleiden van professionele en vakkundige voorgangers, die op academisch niveau zowel geschoold zijn in christelijke theologie en in het bijzonder in de Molukse theologie als in relevante sociale wetenschappen; c. het opleiden van voorgangers die een gedegen kennis hebben van diverse religies en levensbeschouwingen en zowel de Molukse als de Nederlandse normen en waarden goed kennen en respecteren; d. het opleiden van voorgangers die vanuit hun Moluks hermeneutische horizon adequaat kunnen reageren op actuele religieuze en maatschappelijke vraagstukken; e. het opleiden van voorgangers die zich inzetten voor de intra- en interreligieuze dialoog om op deze wijze er begrip voor bij te brengen en die een brug kunnen slaan tussen andere religieuze denominaties; f. het opleiden van voorgangers die een sociale en culturele binding hebben met Nederland en actief participeren in de Nederlandse samenleving; g. het opleiden van voorgangers die niet alleen hun moedertaal machtig zijn maar ook de Nederlandse en de Engelse taal; h. het opleiden van voorgangers die een positieve bijdrage kunnen leveren aan de beeldvorming van het Christendom en in het bijzonder die van de Molukse christelijke gemeenschap in Nederland; i. het opleiden van voorgangers die een positieve bijdrage kunnen leveren aan de saamhorigheid binnen de Nederlandse samenleving. 2.2. Speciale doelen a. het opleiden van voorgangers door docenten die bekwaam zijn op het gebied van Molukse- en interculturele theologie; b. het opleiden van voorgangers die een gedegen kennis hebben van stromingen, hun methoden en principes en daarbij in staat zijn deze adequaat toe te passen; c. het opleiden van voorgangers die in staat zijn om traditionele bronnen (Adat, symbolisch universum) adequaat te vertalen naar de hedendaagse Nederlandse context en zodoende ook kunnen adviseren en oplossingen aandragen voor actuele religieuze en maatschappelijke vraagstukken; d. het opleiden van voorgangers die vanuit de religieuze traditie breed inzetbaar zijn voor zowel christenen als publieke instellingen; e. het opleiden van voorgangers die niet alleen beschikken over gedegen vakkennis maar ook de noodzakelijke beroeps- en interculturele vaardigheden; f. het opleiden van voorgangers die communicatief vaardig zijn om op een positieve en constructieve manier deel te kunnen nemen aan het hedendaagse debat rondom religie en levensbeschouwingen en actuele maatschappelijk vraagstukken; g. het versterken van de Molukse christelijke identiteit binnen de hedendaagse Nederlandse context;
4
3. Programma voorgangerstraject Coördinator:
Dr. S. Ririhena
Docenten:
- Intern, vanuit het Seminarie/ de GIM-kerk - Extern vanuit VU, Windesheim, ETF-Leuven, etc.
Duur:
4 semesters = 2 studiejaren
Studiebelasting:
120 ECTS verdeeld over twee jaar.
Locatie
MKC te Houten
3.1. Randvoorwaarden Kandidaten dienen het volledig ingevulde inschrijfformulier te samen met een uitgebreide CV en kopieën van diploma’s naar het Seminarie te sturen. Verder dient minimaal twee weken voor aanvang van het eerste college van het studiejaar het collegegeld van € 510,00 (inclusief de kosten van de Readers) te zijn gestort op de bankrekening van het Seminarie. 3.2. Duur Het voorgangerstraject duurt twee jaar inclusief een stagejaar. 3.3. Doelgroep Aan het voorgangerstraject kunnen alleen die mensen meedoen, die aantoonbaar minimaal een Hbo-opleiding hebben genoten, dan wel over een Hbo-denkniveau beschikken. Dat laatste kan eventueel via een EVC-test (door Ervaring Verkregen Competenties) getoetst worden. Kandidaten die twee jaar de Interne Leerroute Molukse Theologie aan het Moluks Theologisch Seminarie hebben gestudeerd en twee certificaten kunnen overhandigen, mogen eveneens deelnemen aan dit traject. 3.4. Doelstelling De doelstelling van het voorgangerstraject is om het tekort aan predikanten tijdelijk aan te vullen en de kwaliteit van het korps te verhogen. De student van het voorgangerstraject: -
kan in grote lijnen een beeld geven van de ingrijpende gedaanteverandering die momenteel in de niet-Westerse christenheid voltrekt. De Molukse theologie kan daarbij leidend zijn. (Voorbeelden: de Molukse theoloog Z.P. Pattikayhatu promoveerde op de vertaling van de Psalmen in de inheemse taal van het eiland Nusalaut4, S. Ririhena die het bijbels verbond vanuit de Molukse Pela (bloedverbond) beschrijft in zijn proefschrift5 en R. Iwamony
4
Z.P. Pattikayhatu, Van binnenuit. De Psalmen vertaald in de landstaal van Nusalaut, GIM Capelle aan den IJssel: VU, 2013. 5 S. Ririhena, Christus, de Pela par excellence. De Pela als hart van de Molukse theologie in Nederland, ISMC: VU, 2014.
5
-
die promoveerde op de verzoenende kracht van de Pela 6) ; heeft inzicht in de fundamentele vragen aangaande de definitie van pastoraat en de verschillende functies van het pastoraat in de Molukse context in Nederland; kan reflecteren op de positie van de pastor/voorganger en pastoraat in een multiculturele en multireligieuze context; heeft inzicht in de liturgie (wetenschap) en de Molukse liturgie in het bijzonder en hun geschiedenis; heeft bijbels theologische criteria voor de inrichting van de Molukse eredienst; weet de verworven inzichten op verantwoorde wijze te gebruiken voor het vormgeven en invullen van orden van dienst.
3. 5. Inhoud 3.5.1. Niveau van de vakken De student volgt de negen vakken7 van de Molukse theologie, die aan het Moluks Theologisch Seminarie worden gegeven en door de Christelijke Hogeschool Windesheim zijn geaccrediteerd. Deze vakken worden op Bachelor of Arts (BA) en Master of Arts (MA) niveau8 gedoceerd door zowel Molukse als niet-Molukse gastdocenten. Aangezien de praktijk van het kerkelijk werk aantoont dat met name het Pastoraat, Diaconaat en Liturgie extra aandacht behoeft, zal in dit traject daar extra aandacht aan worden besteed. Kort en puntig staan hieronder de beschrijvingen van de inhoud. De inhoud van de negen vakken vindt u in de Reader 9. 3.5.2. Pastoraat Dit traject gaat in op vragen naar de definitie en de verschillende functies van het pastoraat: Bijbelse gezichtspunten, historische achtergronden en ontwikkelingen. Daarnaast gaat het in op enkele voorname pastoraal theologische thema’s, zoals de pastor/voorganger, functies van het pastoraat, de plaats van Woord en gebed en de psychologie van het pastorale gesprek binnen het Molukse culturele referentiekader van de Nederlandse context. 3.5.3. Liturgie Dit traject geeft tevens een eerste oriëntatie op de liturgie een haar geschiedenis zoals die door de zendelingen naar de Molukken zijn gebracht en waarvan de sporen nog duidelijk herkenbaar zijn in de GIM en andere Molukse kerken in Nederland. Daarnaast gaat het in op de Bijbels theologische criteria voor het inrichten van de eredienst. In de colleges worden aan de hand van opdrachten, de onderdelen van de gewone eredienst en de orden voor de bijzondere diensten behandeld. 6
R. Iwamony, The Reconciliatory Potential of the Pela in The Moluccas, Amsterdam: VU, 2010. De negen vakken aan het Seminarie zijn: Molukse Theologie (contextueel), Molukse Kerkgeschiedenis, Moluks Pastoraat, Molukse Homiletiek, Molukse Liturgie, Molukse Diaconie, Molukse Spiritualiteit, Molukse Ethiek, Molukse Missiologie. (zie www.molukstheologischseminarie.nl) 8 Op geen andere Theologische opleidingsinstituut worden de geaccrediteerde vakken van het Moluks Theologisch Seminarie gegeven. Studenten van een Hbo-instelling als Universitaire studenten kunnen de Molukse theologie volgen als hun Minor (HBO) of specialisatie (universiteit). De laatste groep zal meer internationaal literatuur onderzoek doen terwijl de Hbo-student zich veel meer zal richten op de beroepsgerichte competenties (kennis, vaardigheden en gedrag). In het voorgangerstraject worden beide onderwijsvisies gecombineerd. 9 Voor elk vak is een Reader samengesteld. In de Reader vindt de student een Studiewijzer en capita selecta. 7
6
3.5.4. Diaconie Dit thema biedt een verkenning op het gebied van de diaconie vanuit een Westers- en een Moluks cultuurhistorisch perspectief. Daarnaast gaat het in op de Bijbels theologische criteria voor inhoudelijke uitwerking van diaconie. Aan de hand van opdrachten en het bespreken van casuïstiek wordt diaconie in de context van dit tijdsgewricht geplaatst. Een voorbeeld van een opdracht zou kunnen zijn: ‘Bestudeer traditionele gemeenteopbouw, nieuwe kerken die spontaan ontstaan en niet-westerse kerken zonder gebouw, maar die wel een gemeenschap hebben’. 3.6. Werkwijze Hoor- en werkcolleges. Ter voorbereiding van elk college krijgt de student een leesopdracht, die tijdens het college wordt behandeld. In het tweede jaar wordt stage gelopen. De student benadert een predikant. De student vergezelt hem/haar bij een aantal huisbezoeken (minimaal vijf) ter observatie. Daarbij observeert hij de pastor, de pastorant en de wijze waarop het contact verloopt. Daarnaast voert de student zelf tenminste drie pastorale gesprekken. Van deze gesprekken schrijft hij een korte persoonlijke indruk, maar geen woordelijk verslag. Deze impressie (maximaal twee pagina’s A4) wordt in de loop van het tweede jaar bij de docent ingeleverd en besproken. 3.6.1. Toetsing Tussentijdse tentamens (20%), praktijkopdrachten (40%) en het schrijven van een essay (40%). 3.6.2. Aanleveren van essays De eindopdrachten, in de vorm van een essay, zullen beoordeeld worden volgens het decimale stelsel en dienen uiterlijk drie weken na het laatste college van een vak zowel digitaal als op papier bij de Management Assistent te zijn ingeleverd. Op de essay staan de naam van de student, welk vak, datum en jaartal, studentenkaartnummer en de naam van de docent. 3.7. Kwaliteitsborging en –bewaking De borging en bewaking van de kwaliteit van de opleiding geschied door de Christelijke Hogeschool Windesheim, die de vakken10 van het Moluks Theologisch Seminarie hebben geaccrediteerd. De borging en bewaking van de opleidingskwaliteit vindt plaats door jaarlijks een evaluatie te houden van de behaalde resultaten in relatie tot de gestelde doelstellingen. Daarnaast zal de ‘Plan-Do-Check’ formule op de beleidscyclus worden toegepast. Verder kan de kwaliteit bewaakt worden door de ingestelde Adviesraad waarin zitting hebben de samenwerkende opleidingsinstellingen zoals de Christelijke Hogeschool Windesheim, Christelijke Hogeschool Ede (CHE), Evangelische Faculteit Leuven (ETF) en de Vrije Universiteit (VU) van Amsterdam. 3.8. Locatie Voor het voorgangerstraject is het Moluks Kerkelijk Centrum (MKC) bij uitstek een geschikte locatie omdat het de beschikking heeft over voldoende parkeerplaatsen en
10
Het betreft de negen vakken die in bijlage 4 genoemd worden.
7
via het openbaar vervoer relatief makkelijk te bereiken is. Verder heeft het MKC ruime en lichte lokalen waarin onderwijs kan worden gegeven. 3.9. College tijden De colleges worden op de donderdagen van 16.00- 20.00 uur gegeven. Op het rooster van het studiejaar staan de data wanneer de vakken worden gegeven. 3.10. Partners Het Seminarie werkt nauw samen met de volgende partners: De Vrije Universiteit Amsterdam, Evangelische Theologische Faculteit (ETF)-Leuven, International Reformed Theological Institute (IRTI), Universitas Kristen Indonesia Maluku (UKIM), de Christelijke Hogeschool Ede (CHE) en de Christelijke Hogeschool Windesheim in Zwolle. Besprekingen worden gevoerd met het Beijers Naudé Centrum voor publieke Theologie en de Universiteit Stellenbosch van Zuid-Afrika . 3.11. Onderwijsmethodiek 3.11.1. Duaal Onderwijs Met duaal onderwijs wordt bedoeld dat elk vak of onderwijsonderdeel zowel theoretisch- als praktisch gericht moet zijn. Op de onderwijsinstelling (bijvoorbeeld MKC) wordt aan kennis overdracht en vorming gedaan, die dan in de praktijk zullen worden toegepast en getoetst. 3.11.2. Competentiegericht onderwijs11 De GIM stelt competenties vast voor het ambt van predikant en voor specifieke werkers in het kerkelijk werk. Het is noodzakelijk dat het onderwijs daarop naadloos aansluit. 3.11.3. Context-gebonden Voor de opleidingen theologie zullen kernopgaven ontwikkeld worden, die aan de praktijk van de voorganger verbonden zijn. Op deze wijze wordt getracht aandacht te schenken aan de specifieke context van de lokale kerkelijke gemeenten. Een gemeente in de Randstad heeft andere behoeften en noden dan een gemeente op het platte land in het Oosten van het land. 3.11.4. Buddy-systeem Het Seminarie stimuleert het werken in kleine groepen. Dat kan in het uitwerken van werkopdrachten en het schrijven van de eindopdrachten in de vorm van een essay. Hoewel het bespreken van de opdrachten een gezamenlijk proces kan zijn, is het een voorwaarde dat de essay het stempel draagt van de afzonderlijke student. Dat kan blijken uit de keuze van de voorbeelden (en casuïstiek). Uit eerdere ervaring met Molukse predikanten, die via de Mbo en Hbo opstapcursus van ISMC 12 en VU aan de twee jarige Theologische Master-opleiding van de VU hadden deelgenomen, bleek het gemis aan een persoonlijke begeleiding. Het resultaat was dat na slechts een half jaar alle negen Molukse predikanten13 waren afgehaakt. 11
Zie bijlage Domeincompetentie van het voorgangerstraject. Instituut voor Strategie, Management en Communicatie te Apeldoorn. 13 De predikanten (deelnemers) waren lid van de NGPMB, Mrt 53 en GIM. Uiteraard zullen meerdere factoren aangevoerd kunnen worden voor het voortijdig verlaten van de studie, maar praktisch alle 12
8
De belangrijkste behoefte was een ‘Buddy’, een persoonlijke begeleider die met name in het eerste jaar de student/cursist wegwijs kon maken in bijvoorbeeld het samenvatten van literatuur, schrijven van een essay, hoe de tijd juist in te delen, etc. 3.11.5. Presentie Deelname aan de colleges is verplicht waarbij een 80% aanwezigheidsplicht geldt. Actieve participatie tijdens de colleges wordt beoordeeld. 3.12. Impressie van een literatuuroverzicht14 - Bediako, K., Jesus in Africa. The Christian Gospel in African History and Experience, Cumbria, 2000 - Brinkman, M.E., De niet-Westerse Jezus. Jezus als bodhisattva, avatarra, goeroe, profeet, voorouder en genezer, Zoetermeer: Meinema, 2007 - Crijns, H., Hogema, E., Miedema, L., e.a. (red.), Diaconie in beweging. Handboek Diaconiewetenschap, Kampen: Kok, 2011 - Immink, F.G., Het heilige gebeurt. Praktijk, theologie en traditie van de Protestantse kerkdienst, Zoetermeer: Boekencentrum, 2011 (2e druk) - Iwamony, R., The Reconciliatory potential of the Pela in the Moluccas, Amsterdam, 2010 - Jansen, M.M., God op de grens. Missiologie als theologische begeleiding bij grensoverschrijding, inaugurele rede uitgesproken bij de aanvaarding van het ambt van bijzonder hoogleraar diaconaat op 18 november 2008, PthU, 2008 - Miedema, L.P., en Ririhena, S., The Calling of the Church. Liber Amicorum for the Moluccan Theological Council, Stellenbosch, 2014 - Pattikayhatu, Z.P., Van binnenuit. De Psalmen vertaald in de landstaal van Nusalaut, Amsterdam: GIM, 2013 - Patty, E.S., ‘A Means of Grace’ in: E.A.J.G. Van der Borght, D. Van Keulen en M.E. Brinkman, Studies in Reformed Theology 6, Faith and Ethnicity, Zoetermeer: Meinema, 2002, 146-163 - Patty, E.S., ‘Liminality and worship in the Korean American context. Comments on Sang Hyun Lee’s paper’ in: M.E. Brinkman en D. van Keulen, Studies in Reformed Theology 8, Christian Identity in Cross-Cultural Perspective, Zoetermeer : Meinema, 2003, 90-97 - Ririhena, S., ‘Pela as an Inclusive Socio-Cosmic System in the Central Moluccas’ in: M.E. Brinkman en D. van Keulen (eds.), Studies in Reformed Theology, Christian Identity in Cross-Cultural Perspective, Zoetermeer: Meinema, 2003, 18-41 - Ririhena, S., Christus. De Pela par excellence. De Christologie van de Pela als hart van de Molukse theologie in Nederland, Amsterdam: ISMC, 2014 - Ririhena, S., e.a., Piring Natzar. De waarde en betekenis van een oud-Moluks religieus symbool in een geseculariseerde westerse wereld, Lier: MTB,1994 - Ririhena, S., e.a., Tete Manis temidden van de tete nenek mojang. De functie van de voorouders in de Molukse cultuur- en geloofsbeleving, Lier: MTB, 1998
deelnemende predikanten vonden het ontbreken van een individuele begeleiding de voornaamste oorzaak. Vanuit een collectieve cultuur is dat begrijpelijk en het Seminarie pleit er voor de culturele waarden en normen optimaal te benutten in het bi-culturele (Moluks-Nederlands) onderwijs. 14 Het voorlopige literatuuroverzicht heeft als doel de student een indruk te geven van de nationale- en internationale boeken die over uiteenlopende relevante theologische thema’s gaan. Ondanks de grote verscheidenheid is de rode draad het nadenken over thema’s, die op het snijvlak liggen van Cultuur en Evangelie. In de Readers vindt de student een uitgebreider capita selecta.
9
- Van de Beek, A., Jezus Kurios. De Christologie als hart van de theologie, Kampen: Kok, 1998 - Van der Kooi, C., en Van den Brink G., Brandpunten in de verkondiging, Theologische handreiking aan predikanten, kerkenraden en gemeenten van de Protestantse Kerk in Nederland, Generale Synode November 2014 - Wagenaar, H., Schaaf, Y., Van der Meiden, A., Een eigen theologie?. Friese en Saksische antwoorden op Afrikaanse vragen, Kampen: Kok, 2000 Dr. S. Ririhena, Houten, 6 juli 2105.
10
Bijlage 1
Visie en beleid van een GIM Theologische opleiding
11
Visie en beleid van GIM Theologische opleidingen. 1. Filosofie De filosofie achter het ontwikkelen en uitvoeren van opleidingen in de breedste zin van het woord voor predikanten, voorgangers, pastorale medewerkers, assistent pastoraal medewerker, ouderlingen en kerkbesturen van de GIM luidt ‘We can not build the future for our churchleaders. But we can build our churchleader for the future’. 15 2.Visie In haar zestigjaar bestaan zijn de Molukse kerken en de GIM in het bijzonder onderdeel van de Nederlandse samenleving. Vanuit dat gegeven wil zij, vanuit haar etnische identiteit, een bijdrage leveren aan de opbouw van kerk en samenleving. Zij wil dat bereiken door intern de kwaliteit van mens en organisatie te verhogen en extern door de bestaande contacten met andere kerken en instituten uit te breiden en te intensiveren. 3. Missie De GIM wil in de komende vijf jaar in zowel kwaliteit als kwantiteit groeien. Zij wil dat bereiken door voorgangers met een Hbo-denkniveau op zeer korte termijn te werven om het tekort aan predikanten aan te vullen. Samen met predikanten en voorgangers kunnen de kerkelijke gemeenten beter bediend worden, waardoor pastoraat en ledental kunnen toenemen. 4. Aanleiding De leden van het bestaande predikantenkorps van de GIM hebben veelal een theologische opleiding op Mbo/Hbo niveau genoten. Een handvol heeft een academische graad in de theologie behaald aan een van de Nederlandse universiteiten en twee zijn gepromoveerd. Door de afnemende belangstelling voor het predikantschap, is op dit moment een acuut tekort ontstaan aan predikanten. De oplossing werd in het verleden gevonden in de instroom van predikanten uit Indonesië. Deze predikanten hebben over het algemeen een opleiding gevolgd op Hbo niveau, maar missen de sensitiviteit voor de Nederlandse context en beheersen het Nederlands onvolledig. Tegen deze grof geschetste achtergrond heeft de GIM besloten voorgangers op te leiden, die niet alleen het Maleis en het Nederlands goed beheersen, maar zich ook kunnen bewegen in zowel de Molukse- als de Nederlandse (kerk)cultuur. 5. Inleiding De GIM is zich bewust van de noodzaak van een voorgangerstraject waarin studenten in de Moluks-Nederlandse context kunnen worden opgeleid en gevormd. Het Seminarie is belast met de uitvoering van het tweejarige traject waaraan kandidaten mogen deelnemen met een Hbo-denkniveau.. 6. Noodzaak tot veranderen Naast het tekort aan predikanten zijn kerkleden in toenemende mate goed tot hoog opgeleid, uitstekend geïnformeerd over maatschappelijke en godsdienstige 15
Franklin D. Roosevelt (1827-1945) ‘We cannot build the future for our children. But we can build our children for the future’.
12
vraagstukken en over het algemeen welbespraakt. Van de voorganger wordt verwacht (terecht of ten onrechte) dat hij/zij vanuit zijn/haar ambt en geloofstraditie het gesprek met al zijn/haar leden kan voeren. De tijd is definitief voorbij, dat de voorganger beschouwd werd als de allesweter en alleskunner.16 Die ‘ascribed status’17 is geschiedenis, hij/zij moet zijn/haar status en positie als het ware verdienen (achieved status). De context waarin de geestelijke verzorger aan het begin van 21ste eeuw moest werken, is in vergelijking met de actualiteit van vandaag sterk veranderd. Enkele voorbeelden zijn: de verkleuring van de kerkgangers door het aangaan van gemengde huwelijken (Molukse en Nederlandse of andere etnische identiteit), de veranderde kijk op de betekenis en functie van de RMS, het op zoek zijn naar de Molukse identiteit onder jongeren van de derde en vierde generatie, de erosie van de Adat Istiadat en de mindere prestaties van de vierde generatie in het voortgezet onderwijs18 waardoor zij in een maatschappelijke isolatie terecht kunnen komen. Deze veranderende omstandigheden vereisen van de kerk een adequate toerusting van al haar werkers en met name van de voorgangers. 7. Doelstelling De doelstelling is om een kwaliteitsslag te maken. Het beoogde effect van de kwaliteitsverhoging (in kennis en kunde) is om de theologische- en pastorale uitgangspunten te verduidelijken en waar nodig aan te scherpen. Een tweede doelstelling is om het tekort aan predikanten aan te vullen. Een andere doelstelling is om door de instroom van nieuwe werkers19 de ‘self esteem’ (eigenwaarde) van de gehele kerkelijke organisatie te verhogen. Een laatste doelstelling is om de ‘high potentials’ van de kerk te selecteren en die via een ‘Management development’ traject naar een hoger niveau te brengen. Daar kan zowel het individu als de kerkelijke organisatie baat bij hebben. In het voorgangerstraject staat de beroepsgerichtheid centraal. Het gemeentewerk vereist een praktische ‘hands on’ mentaliteit, waarbij naast kennis vooral vaardigheden en gedrag in onder meer het pastoraat zwaar wegen (zie de negen competenties van de voorganger in bijlage 3: domeincompetenties). Het ambt van voorganger behelst echter meer. De voorganger moet in eerste instantie een deskundige zijn op zijn/haar eigenlijke vakgebied. Hij/zij moet kennis hebben van de laatste ontwikkelingen op theologisch gebied, weten hoe exegese gedaan moet worden en hoe het hermeneutische principe toe te passen. Voor voorgangers die de potentie en de capaciteit hebben om een academische opleiding te volgen, kan de kerk de noodzakelijke randvoorwaarden scheppen. Ten aanzien van deze geselecteerde groep heeft de kerk als uitgangspunt dat er een juiste balans moet zijn tussen studeren en werken. Te denken valt aan bijvoorbeeld twee dagen in de week vrijstelling voor studie. De kerk is bereid daarin te investeren (tijd = geld). Dit MD-traject (Management Development) voor ‘high potentials’ heeft als doel tegemoet te komen aan zowel de persoonlijke- als aan de organisatiebehoefte. Een belangrijk instrument 16
Casper Dullemond, In gesprek met Bert de Lede. Je loopt niet weg. Dat zit heel diep in mij, PthUNie, jaargang 9, nummer 2, juli 2015, 11-15. 17 Ascribed status: gezag en status die horen bij een functie of ambt. Zoals de opvolger van de koning dezelfde status en eer toegedicht krijgt als zijn voorganger. Achieved status: eer, status en positie moet iemand verdienen. 18 Zie onderzoek van J. Veenman, 2005. 19 De nieuwe kerkelijke werkers zijn niet alleen de voorgangers maar ook de APMers (Assistent Pastoraal Medewerkers) en de PMers (Pastorale Medewerkers).
13
daarbij kan de POP (Persoonlijke Opleidingsplan) zijn. Door met alle voorgangers een POP te maken, kan de kerk de beste kandidaten selecteren voor een MD-traject. Het een en ander dient nog nader uitgewerkt te worden. 8. Doelgroep De doelgroep zijn mensen die een afgeronde Hbo-opleiding dan wel een Hbodenkniveau (via EVC test) hebben en zich al vele jaren op verschillende niveau’s hebben ingezet voor de kerk. Tot deze groep wordt ook gerekend de gecertificeerde20 Assistent Pastoraal Medewerkers (APM) en de Hbo-studenten theologie aan bijvoorbeeld de Christelijke Hogeschool Windesheim die hun aan het Seminarie hun Minor-diploma hebben gehaald. Dr. S. Ririhena, Houten, 6 juli 2015.
20
Alleen APMers die twee certificaten kunnen overleggen, worden toegelaten tot het voorgangerstraject. Aangezien aan het Seminarie alleen op Hbo- en academisch niveau wordt gedoceerd, kan gesteld worden dat afgestudeerden na twee jaar theologische educatie en vorming een Hbo-denkniveau hebben.
14
Bijlage 2
Curriculum voor een GIM Theologische opleiding
15
Curriculum voor een Theologische opleiding Molukse kerken in Nederland 1. Aanleiding In 2010 werd in de schotse stad Edinburg stilgestaan bij honderd jaar zending. In dezelfde stad werd in 1910 de World Mission Conference gehouden en waar aan het einde van de conferentie de zendingsgebieden tussen de genootschappen werden verdeeld. Het zal tegenwoordig niemand verbazen dat praktisch alle zendingsgebieden, zo niet alle, in het Zuidelijke deel bevonden. Dat beeld en het denken van toen over zending zijn radicaal veranderd. De zogenaamde zendingsgebieden zijn in 2010 niet alleen te vinden in de ‘global south’ maar in toenemende mate ook in de ‘global North’. Evangelisten uit het Zuiden brengen hun Christendom onder meer naar de steden van het Noord-Atlantisch gebied. De Eurocentrische visie van het Westers Christendom, die eeuwen de wijze van verkondiging van de Goede Boodschap heeft bepaald, verliest haar zeggingskracht door processen van inculturatie, contextualisatie en interreligieuze dialogen.
2. Inleiding De Migrantenkerken en de Molukse kerken in het bijzonder, willen haar medewerkers adequaat voorbereiden op de nieuwe ontwikkelingen op het terrein van onder meer pastoraat en theologie. Die voorbereiding begint met het ontwikkelen en opzetten van een visie- en een beleidsstuk (zie bijlage 1) voor de opleiding van haar voorgangers. De kerk van de 21ste eeuw moet meer nog dan in het verleden het geval was, ook een kerk zijn voor en van leken21. Uitdagingen en implicaties zijn: de noodzaak/kans om het curriculum van het Seminarie zodanig in te vullen dat het aansluit bij de actuele ontwikkelingen en behoeften van deze tijd.
3. Doelstellingen van een nieuw curriculum 1. Het ontwikkelen van geïntegreerde theologische en pastorale opleidingen en trainingen. 2. Het ontwikkelen, opleiden en onderwijzen op een interdisciplinaire methode 3. Integreer Missie/Zending in alle programmaonderdelen.
4. Vier curriculum principes 1. Benadruk en verhelder activiteiten van het predikantschap (ministerial activity) 2. Erken het belang van context in alle vormen van theologie beoefening. 3. Toon respect voor de interreligieuze wereld (realiteit) voor de uitoefening van theologie. 4. Benadruk de karakteristieke en authentieke rol van de christelijke traditie.
5. Het programma Vier programma curricula: P.A.R.T. 21
In de slotverklaring van honderd jaar zending in Edinburg in 2010 werd gesteld dat de toekomst van de kerk moet zijn: a lay-church, een lekenkerk.
16
1. 2. 3. 4.
Pastorale practicum (Ministry) Art of theology (Methodiek) Religie in context (Context) Traditie: Sources Through History.
6. Aanvullende kern cursussen/vakken (4) P (keuze vakken) A (Keuze vakken) R (keuze vakken) T (Verplicht: Introductie tot Bijbel Studies)
7. Geïntegreerde kern cursussen/vakken In dit onderdeel wordt Missie/Zending op een meer expliciete en formele manier onderwezen. P – Getuigen en verkondiging: ‘De God van Jezus Christus’. A – Rechtvaardigheid, vrede & Integriteit van de schepping (Integrity of Creation): ‘De waarden van Gods Koninkrijk uitdragen in je leven’. R – Inculturatie en interreligieuze dialoog: ‘Ministry at the margins’ (kerkenwerk bv. In de sloppenwijken van Calcuta). T – Liturgie, gebed, bezinning (contemplatie): Ecclesial Spirituality’.
8. Pastorale practicum/ Theologische reflectie 9. Keuzevakken m.b.t. programma-eisen - Bijbel - Systematische theologie - Liturgie - Geschiedenis - Canon Law - Persoonlijke interesse Dr. S. Ririhena. Houten, 6 juli 2015
17
Bijlage 3 Domeincompetenties van het GIM voorgangerstraject
18
1. Inleiding De samenleving en de daaruit voortvloeiende vragen zijn complexer geworden. De voorganger zal niet op alle maatschappelijke en theologische vragen een adequaat antwoord hebben, maar hij/zij kan in de uitoefening van het ambt de herder zijn voor een ieder die een geestelijke schuilplaats zoekt, die wil grazen op groene weiden. Over welke competenties moet de voorganger in deze tijd beschikken? 2. Competenties Definitie: Een competentie is een specifieke bekwaamheid, bestaande uit een geïntegreerde combinatie van kennis, vaardigheden en attitude, die essentieel is om succesvol een beroep uit te oefenen. Competenties uiten zich in en zijn daarom ook toetsbaar aan een bepaald gedrag. Dat gedrag vormt dus een indicatie, dat iemand in een bepaalde mate een competentie verworven heeft. In de opleiding zijn negen competenties gedefinieerd met daaraan gekoppeld een aantal gedragsindicatoren waarin de betreffende competenties zichtbaar worden en waaraan hij ook getoetst kan worden. 2.1. Domein competentieprofiel De negen competenties vormen een basale invulling van het competentieprofiel, waarin werkveld en opleidingen zich in kunnen vinden. De Molukse Evangelische kerk geeft aan de negen competenties haar eigen invulling, zodat er een ‘match’ is tussen werkveld en opleiding. Afhankelijk van hun specialisering zullen Molukse studenten die inkleuring aangeven. 2.2. Competenties en vakinhoudelijke kennis Hoewel competenties belangrijk zijn, mag de vakinhoudelijk kennis in de GIMOpleiding niet ontbreken. Dat wil zeggen: kennis van de bronnen en de historische ontwikkeling van de eigen en andere religieuze of levensbeschouwelijke tradities, het vermogen deze tradities systematisch vanuit de verschillende vakdisciplines en methoden te doordenken en deze kennis op adequate wijze te vertalen naar en toe te passen op de actuele situatie van de mens in zijn context. 3. De negen competenties van het voorgangertraject Elke van de hiernavolgende negen competenties zijn onderscheiden in een definitie en gedragsindicatoren. 3.1. Hermeneutische competentie Definitie: Het vermogen om enerzijds de bronnen van de religieuze traditie, gemeenschap en/of organisatie, die hij/zij vertegenwoordigt en anderzijds de mens in zijn huidige context in hun onderlinge betekenisvolle samenhang te vertolken. Gedragsindicatoren: a. Legt op methodische wijze verbanden tussen de religieuze traditie en de actuele situatie. b. Brengt hedendaagse levensbeschouwelijke vragen van mensen in verbinding met de religieuze traditie en geeft daaraan een levensbeschouwelijke interpretatie. c. Duidt maatschappelijke en culturele processen in het licht van de religieuze traditie.
19
d. Heeft inzicht in de referentiekaders van anderen en betrekt zijn/haar eigen geschiedenis en achtergrond zinvol bij de interpretatie van de situatie van anderen. e. Reflecteert op en geeft uidrukking aan de betekenis van zijn zijn/haar religieuze traditie voor de huidige cultuur en samenleving. 3.2. Pastorale competentie Definitie: Het vermogen om mensen, individueel en groepsgewijs, vanuit een contextuele optiek op hermeneutisch verantwoorde wijze te ondersteunen in het omgaan met religieuze- en levensvragen in zeer uiteenlopende situaties. Gedragsindicatoren: a. Hanteert het onderscheid tussen een gewoon gesprek, hulpverlening en pastoraat. b. Hanteert pastorale zorg vanuit het zicht op wat nodig is. c. Hanteert verschillende gesprekstechnieken en stelt adequate pastorale diagnoses. d. Herkent en hanteert grenzen van eigen bevoegdheid en handelen, en kan op basis van eigen analyse eventueel passend verwijzen naar derden. e. Heeft inzicht in menselijk gedrag, psychologische en geestelijke processen en heeft oog voor de pastoranten in hun context. f. Gaat integer en ethisch verantwoord om met de pastoranten en hu situatie, is nabij en leeft mee maar houdt gepaste professionele afstand. g. Refereert aan religieuze bronnen en traditie, appelleert aan het zelfoplossend vermogen van de pastoranten en maakt mensen bewust van hun situatie. h. Herkent levensvragen en de religieuze en ethische dimensies en kan hierbij begeleiden. i. Maakt in samenspraak met pastoranten gebruik van riten, symbolen en liturgisch/ religieuze handelingen. 3.3. Liturgische competentie Definitie: Het vermogen om religieuze vieringen en rituelen van verschillende aard en doelstellingen gestalte te geven en daarin (mede) voor te gaan. Gedragsindicatoren: a. Geeft de liturgie op een passende wijze vorm, aansluitend bij een gegeven context. b. Overlegt en werkt samen met andere participanten in de viering. c. Put op verantwoorde wijze uit de liturgische traditie. d. Maakt en houdt een overdenking in voorkomende gevallen. e. Formuleert passende gebeden. f. Handelt ritueel gepast en expressief en gaat op een authentieke wijze voor. g. Verricht liturgische handelingen in het bewustzijn van hun betekenis. 3.4. Missionaire competentie Definitie: Het vermogen om de eigen religieuze traditie met andere te communiceren en uit te dragen en op een open en uitnodigende wijze aanwezig te zijn in de samenleving, ook in een poli-etnische context. Gedragsindicatoren:
20
a. Is betrokken op en aanwezig in de samenleving en heeft brede en actuele kennis van maatschappelijke en poli-etnische ontwikkelingen in plaatselijke en wereldwijde context. b. Reflecteert vanuit de religieuze traditie op de ontwikkelingen in cultuur en samenleving. c. Organiseert activiteiten voor verschillende doelgroepen, die diverse opvattingen en religieuze tradities met elkaar in contact en gesprek brengen. d. Vertolkt op respectvolle wijze de eigen religieuze traditie in het ges[rek met anderen. e. Legt contact met mensen van buiten de eigen kerk of gemeenschap. f. Levert een bijdrage aan een interreligieuze dialoog. g. Rust mensen toe tot een missionaire houding. 3.5. Educatieve competentie Definitie: Het vermogen om een krachtige leeromgeving voor individuen en groepen te creëren en om leer- en vormingsprocessen met levensbeschouwelijke thema’s te faciliteren. Gedragsindicatoren: a. Formuleert voor diverse individuen en groepen leer- en ontwikkelingsdoelen. b. Verdiept zich in de beginsituatie van de lerende(n) en herkent religieuze ontwikkelingen en ervaringen en kiest op basis daarvan leerinhoud en werkvormen. c. Motiveert individuen en groepen in hun religieuze leervragen, daagt hen uit en begeleidt hen waar nodig zodat zij in staat zijn het eigen leer- en vormingsproces te sturen. d. Staat open voor reflectie en feedback van de lerende(n) en is flexibel in het aanpassen van de leeractiviteiten. e. Speelt in op groepsdynamische processen. f. Rust vrijwilligers en/of professionals toe om zelfstandig taken uit te voeren in gemeente, organisatie en instellingen. 3.6. Agogische competentie Definitie: Het vermogen om vanuit de religieuze traditie, gemeenschap en/of organisatie die men vertegenwoordigt op een bewuste, doelgerichte, procesmatige en systematische wijze (samen) te werken aan veranderingen. Gedragsindicatoren: a. Analyseert bestaande situaties en maakt op basis van de analyse een samenhangend ontwerp/plan ter verbetering. b. Voert op gestructureerde wijze de voorgenomen plannen uit. c. Stelt evaluatie criteria op en reflecteert regelmatig op product en proces van uitvoering en toetst het eigen handelen aan vooraf gestelde eisen. d. Draagt constructief bij aan het behalen van de gemeenschappelijke doelen in groepen en samenwerkingsverbanden. e. Verantwoordt en motiveert de wijze van samenwerking met collega’s en andere organisaties en instellingen. f. Stimuleert de identiteit van instelling, gemeente, bisdom of organisatie onder de verantwoordelijkheid waarvan zij/hij werkzaam is.
21
g. Legt relaties et relevante organisaties, instellingen en individuen, bouwt deze uit, onderhoudt deze en behartigt daarbij de belangen van de te vertegenwoordigende organisatie of gemeenschap. 3.7. Leiderschap Definitie: Het vermogen om individuen (professionals en vrijwilligers), groepen en organisaties te leiden en te begeleiden op levensbeschouwelijke gebied, gericht op het bereiken van gestelde doelen. Gedragsindicatoren: a. Draagt verantwoordelijkheid voor en geeft transparant en integer leiding aan geestelijke processen bij individuen en groepen. b. Is zich bewust van de voorbeeldfunctie die een leider altijd heeft en handelt hoer ook naar. c. Stemt zijn/haar handelen af op de grondslag/tradities en regels van de organisatie of gemeenschap. d. Gaat op een professionele en oplossingsgerichte wijze om met weerstanden; durft te confronteren en te corrigeren. Verzoent en stimuleert. e. Ontwikkelt en implementeert en evalueert visie en beleid. f. Geeft leiding aan overtuigingssituaties en besluitvormings- en veranderingsprocessen en speelt daarbij in op groepsdynamische processen. g. Enthousiasmeert en mobiliseert. h. Delegeert effectief taken met daarbij behorende verantwoordelijkheden. 3.8. Communicatie Definitie: Het vermogen om adequaat en doelgericht te communiceren met individuen, groepen en organisatie zowel mondeling als schriftelijk, verbaal als nonverbaal. Gedragsindicatoren: a. Maakt gebruik van symbolen, beelden en voorbeelden om levensbeschouwelijke onderwerpen ter sprake te brengen en uit te leggen. b. Verstaat en interpreteert signalen van individuen en groepen en vraagt waar nodig om verduidelijking. c. Leeft zich in in gedachten, gevoelens en situaties van anderen. d. Brengt eigen standpunten en beslissingen overtuigend en met enthousiasme onder woorden en legitimeert deze vanuit diverse inzichten, daarbij respect tonend voor de ander. e. Schrijft heldere teksten met een duidelijke structuur en opbouw. f. Kiest de juiste communicatie passend bij de doelgroep en maakt daarbij gebruik van informatie- en communicatietechnologie. 3.9. Persoonlijke competentie Definitie: Het vermogen om uit de eigen spiritualiteit die hij/zij zich heeft eigengemaakt vanuit de religieuze gemeenschap en/of organisatie die hij/zij vertegenwoordigt, te reflecteren op attitude, identiteit en handelen in beroepssituaties en om zich persoonlijk en professioneel te ontwikkelen.
22
Gedragsindicatoren: a. Analyseert het eigen functioneren en heeft daardoor een goed beeld van zijn/haar competenties en blijft planmatig werken aan de ontwikkeling hiervan. b. Ontwikkelt een visie op het beroep, op basis van theologische inzichten, eigen levensovertuiging en ervaringen in de beroepsuitoefening, passend binnen de religieuze traditie en/of organisatie die hij/zij vertegenwoordigt. c. Reflecteert op de religieuze traditie van de stroming of organisatie die hij/zij vertegenwoordigt, bijbehorende geschriften, gebruiken en symbolen en weet die op waarde te schatten. d. Geeft persoonlijk gestalte aan zijn/haar identiteit, is daarin evenwichtig en handelt op authentieke, integere en ethisch verantwoorde wijze. e. Reflecteert op de eigen religieuze en spirituele ontwikkeling. f. Toont relativeringsvermogen en kent zijn/haar grenzen. g. Verantwoordt zijn/haar gemaakte keuzes. Dr. S. Ririhena Houten, 6 juli 2015
23
Bijlage 4 Verdeling van de EC’s (European Credits) en docenten in concept
24
Voor het voorgangerstraject is twee jaar, dat is in totaal 120 EC’s (1 EC= 28 uur). De EC’s zijn per studiejaar verdeeld over de vakken. Dit betekent dat elk studiejaar 60 EC’s heeft (2 semesters per jaar). De docenten in onderstaand schema zijn nog onder voorbehoud. De definitieve docentenlijst wordt aan het begin van het studiejaar uitgereikt. Samen met de kerndocenten vormen de docenten een vakgroep. De kerndocenten zijn de vaste waarden van de vakgroep.
Code Vak
Kerndocent
Docenten
EC’s Uren
MT
Molukse theologie
Dr. S. Ririhena
Ds. J. Pattikawa Prof. Dr. M.E. Brinkman (VU) Dr. Z.P. Pattikayhatu Prof. Dr. R. Van Moere
10
280
MM
Molukse Missiologie
Dr. S. Ririhena
Ds. O. Matulessy Drs. B. Kruit (PKN) Drs. E. Groen (Windesheim)
7
196
MP
Moluks pastoraat
Drs. E.S. Patty
Dr. N. Atmatja Ds. M.J. Pattinasarany Prof. Dr. R.R. Ganzevoort (VU)
8
224
MK
Molukse Kerkgeschiedenis
Drs. E.S. Patty
Ds. J. Rutumalessy Ir. R. Matulessy
8
224
MD
Moluks Diaconaat
Dr. S. Ririhena
Ds. M.J. Pattinasarany Ds. M. Siegers-Latupeirissa Dr. L. Miedema (VU)
7
196
ME
Molukse Ethiek
Drs. E.S. Patty
Ds. O. Matulessy Ir. R. Matulessy
6
174
MS
Molukse Spiritualiteit
Dr. S. Ririhena
Ds. M. Tahitu Dr. P. Roelofsma (VU) Drs. B. Kruit (PKN) Ds. O.M.H. Pattikawa
6
174
MH
Molukse Homiletiek
Drs. E.S. Patty
Ds. O. Matulessy
4
112
ML
Molukse Liturgie
Dr. S. Ririhena
Ds. O.M.H. Pattikawa Ds. M.J. Pattinasarany
4
112
TOTAAL
60
1.692
Dr. S. Ririhena, Houten, 6 juli 2015
25
Bijlage 5 Theoretisch kader van de Molukse Theologie
26
Theoretisch kader van de Molukse Theologie. 1. Inleiding Vanuit welk samenhangend theoretisch concept wordt de Molukse Theologie aan het Seminarium ontwikkeld en gedoceerd? Wij doen dat vanuit het Harmonisch model van de schepping, vanuit de binaire oppositie dat God het centrum van het leven is en dat de mens zich als Periferie in Harmonie verhoudt tot het Centrum. De mens streeft daarnaar in een Cyclisch Dynamisch Proces (CDP). In de hiernavolgende alinea’s zullen wij de begrippen Harmonie, Cyclisch Dynamisch Proces en Centrum-Periferie kort toelichten. 2. Harmonie (keseimbangan)22 Vanuit het perspectief van het Moluks wereldbeeld zijn Molukkers religieuze mensen. Zij gaan uit van de harmonie23 tussen mens, natuur en bovennatuur. Met het begrip Harmonie bedoelen we het voortdurend zoeken naar balans, naar evenwicht tussen God en Zijn schepping (natuur). Hoewel dit begrip door onder meer de wijsgeren24 van de Verlichting werd gebruikt, komt het woord Harmonie in hun interpretatie het dichtst bij de beleving van de Molukse ziel (sumangan= bezielde beleving). Die Harmonie komt tot uiting in bijvoorbeeld het offeren aan de watergoden voordat een Molukker een rivier oversteekt. Hij vraagt de geest van de boom om vergeving en brengt eveneens een offer om de geest welgevallig te zijn voordat hij de boom kapt. Er bestaat een innige relatie tussen mens, natuur en bovennatuur (metafysica). Dit harmonisch perspectief ziet men o.a. terug in de liturgische handelingen (rituelen) en symbolen bij de Piring Natzar. In de dagelijkse- en wekelijkse liturgie komt het aardse en het hemelse, het humane en het goddelijke bijeen in de mystiek van de sacrale handeling (de liturgie). In die bijzondere ontmoeting wordt als het ware de afstand tussen God en mens verkleind, de chaos gestructureerd, wordt eenzaamheid tweezaamheid, ziet de mens in God Zijn menselijk gelaat en God laat het goddelijke in de mens naar voren komen (Ps. 8:1-10). In de beleving van de dagelijkse liturgie ervaart de Molukker de herschepping vanuit een (cultureel bepaalt en niet aangeboren) harmonisch perspectief, dat door de voorganger van de kerk wekelijks bevestigd wordt in de woorden ‘Onze hulp is in de naam van de Heer, Die de hemel 22
Keseimbangan is het Maleise woord voor het proces van evenwicht, in balans komen en van harmonie. Het is een samengesteld woord van de woorden Ke= wording, Se= één en Imbang=evenwicht. 23 Carl E. Braaten, Paul Tillich, Perspectief op de Protestantse Theologie in de 19e en 20ste eeuw, Utrecht: Ambo, 1967, 80-83. Harmonie is een fundamenteel geloof van de Verlichting. De ‘ultimate concern’ (de uiteindelijke bekommernis) van Paul Tillich. In de Verlichting is harmonie een paradoxaal begrip. Dit betekent, dat het altijd gekwalificeerd doet worden met het woord ’ondanks’. De oude Pythagoreeërs spraken van een universele harmonie, een kosmische harmonie, ondanks het feit dat elk afzonderlijk ding en elk individueel menselijk wezen schijnbaar hun eigen gang gaan. Toch was er een overkoepelende harmonie. Het Griekse woord ‘kosmos’, dat wij vertalen met universum, betekende oorspronkelijk schoonheid en harmonie. Plato is de eerste geweest die het begrip harmonie introduceert als voorzienigheid. ‘Dit is ook een fundamenteel begrip in de christelijke theologie en in het bijzonder in het dagelijks leven van de christen. Zij vinden in hun geloof de voorzienigheid om beschutting te vinden in de wisselvalligheden van hun leven. Voorzienigheid betekent dat God op elk ogenblik scheppend werkzaam is en alles in de geschiedenis leidt naar een uiteindelijke voltooiing in het rijk van God…Dit is de Christelijke opvatting, die zo belangrijk is voor het persoonlijke leven van de religieuze mens en voor alle christenen overal’. Zie ook A. van de Beek, Schepping, De wereld als voorspel voor de eeuwigheid, Baarn: Callenbach, 1996, 22-23. 24 Van de vele wijsgeren van de Verlichting noem ik G.W. Leiniz ( 1632-1702) en J. Locke (16461716)
27
en de aarde gemaakt heeft, Die trouw houdt tot in eeuwigheid en niet laat varen de werken van Zijn handen (Votum en groet)’. God wil de mens, deze ChristenMolukker, ontmoeten omdat Hij niet laat varen de werken die Zijn handen gemaakt heeft. 3. Dynamisch Cyclisch Proces Voor de Molukker is de liturgie niet alleen een zichtbare handeling eenmaal in de week en dan ook nog op een specifieke plaats: de kerk. Het is niet een één wekelijks gebeuren, een één wekelijkse ontmoeting met God, maar veel eerder een Dynamisch Cyclisch Proces dat zich dagelijks voltrekt bij het sacrament (het mysterie van Gods nabijheid) van de Piring Natzar. Het is dynamisch, omdat de gelovige het ritueel bij de Piring Natzar doet, zodat er interactie mogelijk kan zijn tussen God en de gelovige. Het is tevens cyclisch25 omdat het proces zich in een bepaalde regelmaat en volgorde voltrekt. Daarom is het omgaan met God in de Molukse Nederlandse context een Cyclisch Dynamisch Proces (CDP). De meeste autochtone Nederlandse Christenen gaan over het algemeen van zondag naar zondag. De zondag staat als het ware geïsoleerd van de rest van de week in zowel vorm als inhoud (boodschap). In dit lineaire proces beperkt de liturgie zich bijna alleen en uitsluitend op de zondagse eredienst en heeft die, over het algemeen, niet of nauwelijks een toepassing of effect op de dagelijkse bezigheden van de gelovige26. 4. Centrum – Periferie In het boek Piring Natzar staat het schema afgebeeld van Centrum – Periferie. Het is voor een goed verstaan van beide begrippen aan te raden de betreffende pagina’s van het boek te lezen. Doordeweeks is het centrum de ouderlijke slaapkamer waar de Piring Natzar staat en is de rest van het huis de periferie, terwijl de kerk binnen de wijk het passieve centrum voorstelt. In het huis staat het gezin en de familie centraal. Echter op zondag staat de kerk in het Centrum (actieve Centrum) van de liturgie en is de ouderlijke slaapkamer van de woning voor dat moment het passieve centrum en het huis als deel van de wijk de periferie. In de kerk ligt de focus op de liturgie voor de gehele gemeenschap van de wijk. Overigens zijn de termen passief en actief in dit verband slechts relatief. Met de term passief willen we slechts aangeven dat de ontmoeting tussen God en mens voor een moment geografisch ergens is (niet thuis maar in de kerk. Na de kerkdienst is het huis en in het bijzonder de ouderlijke slaapkamer weer het actieve Centrum). 5. Toepassing De begrippen Harmonie, Cyclisch Dynamisch Proces (CDP) en Centrum-Periferie vormen als het ware de bouwtekening van de Molukse Theologische Opleiding. De 25
De beschrijving van het woord cyclus in de Van Dale dekt de lading zoals die in de tekst wordt gebruikt namelijk, ‘een reeks van overleveringen (en handelingen)… die op een zelfde centraal thema betrekking hebben en meer of minder een aaneengeschakeld geheel vormen’. De handelingen bij de Piring Natzar en bij de voorbereidingen (collectegeld opzij zetten, de zondagse kleren strijken en klaarleggen, etc.) zijn een reeks handelingen die hetzelfde thema dienen, namelijk de ontmoeting met de Schepper. 26 Het niet doortrekken van de liturgische lijn/beleving als een cyclisch dynamisch proces in de week bij de autochtone Nederlandse christenen heeft onder meer te maken met het gegeven dat zij geen ‘Piring Natzar’, hebben. Mogelijk hebben protestantse christenen andere vormen gevonden. Rooms Katholieke gelovigen hebben over het algemeen een huisaltaar evenals veel Aziatische en Afrikaanse christenen.
28
negen vakken worden aan de hand van dit CDP-model, ontwikkeld, op- en uitgebouwd. De begrippen zijn onderscheiden, maar vormen tegelijkertijd één samenhangend geheel.
Dr. S. Ririhena Houten, 6 juli 2015
29