EINDRAPPORTAGE
Marktverkenning Duurzame Energie Gemeente Bloemendaal
Betrokkenen: § Mevr. J. Glorie § Dhr. J. van Kessel § Dhr. M. Maris § Mw. M. Baurdoux
Gemeente Bloemendaal Milieudienst IJmond BECO Groep BECO Groep
BECO Groep Vestiging Amsterdam, Mei 2006
De uitvoering van de Marktverkenning Duurzame Energie en deze bijbehorende rapportage zijn gebaseerd op het format van het Projectbureau Duurzame Energie.
Duurzame Energie Scan Gemeente Bloemendaal – Marktverkenning Duurzame Energie, mei 2006
INHOUD
SAMENVATTING ................................................................................................................................1 1.1 Gebouwde Omgeving – doelgroep Volkshuisvesting .......................................................1 1.2 Gebouwde Omgeving – doelgroep Bedrijven en Kantoren...............................................2 1.3 Bio-energie ........................................................................................................................2 1.4 Algemene maatregelen .....................................................................................................3 1.5 Financiële verkenning .......................................................................................................3 1.6 Van inventarisatie naar ambitie en actieplan ....................................................................3 1
1 INLEIDING EN ACHTERGRONDEN MARKTVERKENNING..................................................1 1.1 Inleiding .............................................................................................................................1 1.2 Achtergronden marktverkenning .......................................................................................2 1.3 Opbouw van het rapport....................................................................................................2
2
ALGEMEEN MARKTGEDEELTE - MARKTPARTIJEN EN INCENTIVES..................................3 2.1 De Marktpartijen-Incentive Matrix .....................................................................................3 2.2 Instrumenten voor sturing en regulering ...........................................................................8 2.3 Algemene Juridische instrumenten ...................................................................................9 2.4 Financiële instrumenten ..................................................................................................11 2.5 Overige instrumenten ......................................................................................................13
3
BELEID EN VISIE GEMEENTE BLOEMENDAAL ....................................................................14 3.1 Algemeen ........................................................................................................................14 3.2 Klimaatbeleid ...................................................................................................................14
4
SPECIFIEK MARKTGEDEELTE – GEBOUWDE OMGEVING ................................................15 4.1 Inleiding ...........................................................................................................................15 4.2 Feiten, aandachtspunten en randvoorwaarden...............................................................16 4.3 Algemene marktpartijen ..................................................................................................19 4.4 Doelgroep: Volkshuisvesting ...........................................................................................21 4.5 Doelgroep: Bedrijven en Kantoren ..................................................................................38 4.6 Hefbomen voor stimulering .............................................................................................46
5
REGIONALE MARKTVERKENNING – BIO-ENERGIE ............................................................49 5.1 Inleiding ...........................................................................................................................49 5.2 Resultaten DE-scan ........................................................................................................50 5.3 Structureren gemeentelijke rol ........................................................................................53 5.4 Inbreng van actoren: evaluatie interviews.......................................................................55 5.5 Advies: acties ter bevordering van bio-energie ...............................................................59
6
FINANCIEEL-ECONOMISCHE VERKENNING DE-POTENTIEEL ..........................................61 6.1 DE-opties binnen de doelgroepen...................................................................................61 6.2 DE-potentieel in de gemeente Bloemendaal...................................................................64
BECO Groep
Duurzame Energie Scan Gemeente Bloemendaal – Marktverkenning Duurzame Energie, mei 2006
7
CONCLUSIE MARKTVERKENNING ........................................................................................65 7.1 Conclusies .......................................................................................................................65 7.2 Conclusie.........................................................................................................................67
BIJLAGEN .........................................................................................................................................69 BIJLAGE 1 – BESCHRIJVENDE DEEL ALGEMENE GEDEELTE MARKTVERKENNING.............70 B.1 Marktpartijen: kansen, knelpunten en incentives ............................................................70 BIJLAGE 2 – GESPREKSVERSLAGEN INTERVIEWS ...................................................................77 B2.1 Algemene marktpartijen – gebouwde omgeving .............................................................77 B2.2 Algemene marktpartijen – gebouwde omgeving .............................................................78 B2.3 Algemene marktpartijen – gebouwde omgeving .............................................................79 B2.4 Volkshuisvesting – gebouwde omgeving ........................................................................81 B2.5 Volkshuisvesting – gebouwde omgeving ........................................................................81 B2.6 Volkshuisvesting – gebouwde omgeving ........................................................................82 B2.7 Volkshuisvesting – gebouwde omgeving ........................................................................83 B2.8 Bedrijven en Kantoren – gebouwde omgeving ...............................................................85 B2.9 Bedrijven en Kantoren – gebouwde omgeving ...............................................................86 B2.10 Bedrijven en Kantoren – gebouwde omgeving ...............................................................88 B2.11 Bedrijven en Kantoren – gebouwde omgeving ...............................................................90 B2.12 Bedrijven en Kantoren – gebouwde omgeving ...............................................................93 B2.13 Bio-energie ......................................................................................................................94 B2.14 Bio-energie ......................................................................................................................95 B2.15 Bio-energie ......................................................................................................................96 B2.16 Bio-energie ......................................................................................................................98 BIJLAGE 3 – LIJST MET GEBRUIKTE AFKORTINGEN ...............................................................100
BECO Groep
Duurzame Energie Scan Gemeente Bloemendaal – Marktverkenning Duurzame Energie, mei 2006
SAMENVATTING
Voor Gemeente Bloemendaal is een Marktverkenning Duurzame Energie uitgevoerd door BECO Groep. De Marktverkenning geeft inzicht in de mogelijkheden van marktpartijen voor het realiseren van meer duurzame energie. Tevens biedt de verkenning inzicht in de kansen van de lokale overheid om de realisatie van duurzame energie te stimuleren. De Marktverkenning Duurzame Energie is uitgevoerd via interviews met belangrijke actoren die een rol kunnen spelen bij de implementatie van duurzame energie. Hierbij is gebruik gemaakt van het format van het Projectbureau Duurzame Energie (PDE) en uitgegaan van de resultaten van de inventarisatiefase van de Duurzame-Energiescan (DE-scan) die bij de gemeente Bloemendaal is uitgevoerd, waaruit bleek dat in Bloemendaal theoretisch maximaal circa 15% duurzame energie gerealiseerd kan worden. De Marktverkenning is voor de gemeente Bloemendaal onderverdeeld in een drietal deelverkenningen, namelijk voor de doelgroepen Volkshuisvesting, Bedrijven & Kantoren en voor de optie bio-energie. Hieronder staan kort de belangrijkste conclusies van de deelverkenningen en de kansrijke maatregelen en/of acties die tijdens de marktverkenning naar voren zijn gekomen. Tevens worden nog enkele algemene acties weergegeven naar aanleiding van de uitvoering van de marktverkenning. 1.1
Gebouwde Omgeving – doelgroep Volkshuisvesting
Mogelijke maatregelen om de realisatie van duurzame energie binnen de doelgroep Volkshuisvesting te sturen en te stimuleren zijn: Maatregelen ten aanzien van project park Tetrode 1. Overleg met projectontwikkelaar BAM Vastgoed. Algemene maatregelen ten aanzien van Volkshuisvesting 1. Overweeg opstellen gebruiksvoorwaarden bij uitgifte van de grond; 2. Zorg voor voldoende kennis binnen de verschillende afdelingen van de gemeente (kennis-workshop); 3. Zet een subsidiefonds voor duurzame energie toepassingen voor particulieren op; 4. Zorg voor een algemene informatiefolder (mee te geven door BWT aan iedereen die bouw- of renovatieplannen heeft); 5. Actieve informatiecampagne opzetten over energiebesparing en duurzame energie; 6. Optimale zonoriëntatie en -benutting vastleggen; 7. Maak in plannen en beleid ruimte voor een duurzame energie paragraaf; 8. Overweeg te komen tot een gemeentelijk ambitieniveau; 9. Benut alle juridische en financiële instrumenten. Regionale maatregelen ten aanzien van Volkshuisvesting 1. Verbeter de onderhandelingspositie van gemeenten door samenwerking en afstemming; 2. Organiseer een symposium of workshop voor projectontwikkelaars en bouwpartijen; 3. (Her)start het overleg met woningbouwcorporaties over duurzame energie; BECO Groep
SV1
Duurzame Energie Scan Gemeente Bloemendaal – Marktverkenning Duurzame Energie, mei 2006
4. 1.2
Start samenwerkingsverbanden met derden.
Gebouwde Omgeving – doelgroep Bedrijven en Kantoren
Mogelijke maatregelen om de realisatie van duurzame energie binnen de doelgroep Bedrijven en Kantoren te sturen en te realiseren zijn: Maatregelen ten aanzien van Strandpaviljoens 1. Start / begeleid het overleg tussen energiebedrijven en de strandpaviljoens; 2. Start een gezamenlijk traject met de kustgemeenten om te komen tot een profilering van deze kustregio als innovatief en duurzaam; Algemene maatregelen ten aanzien van Bedrijven en Kantoren 1. Organiseer workshop over gebouwgebonden duurzame energie-opties energiebesparing; 2. Optimale zonoriëntatie en -benutting vastleggen; 3. Maak in plannen en beleid ruimte voor een duurzame energie paragraaf; 4. Overweeg te komen tot een gemeentelijk ambitieniveau.
en
Regionale maatregelen ten aanzien van Bedrijven en Kantoren 1. Verbeter de onderhandelingspositie van gemeenten door samenwerking en afstemming; 2. Organiseer een symposium of workshop voor projectontwikkelaars en bouwpartijen; 3. Start samenwerkingsverbanden met derden. 1.3
Bio-energie
Mogelijke maatregelen om de realisatie van bio-energie te sturen en te stimuleren zijn: 1. Detail onderzoek naar vrijkomende biomassa stromen in regio IJmond en ZuidKennemerland; 2. Houd contacten met de gemeente Haarlem over ervaringen en resultaten van het project Groen Gas; 3. Stroomlijn de inzameling en verwerking van gemeentelijk snoeihout en dunningshout, tussen de regio gemeenten in IJmond en Zuid-Kennemerland, afhankelijk van de resultaten uit het provinciebrede biomassaonderzoek; 4. Treed gezamenlijk in overleg met de huisvuilcentrale om biomassastromen aan te leveren e ten behoeve van de 4 biomassalijn; 5. Treed in overleg met beheerorganisaties van natuur- en recreatieterreinen binnen de gemeenten over benutting natuur-biomassapotentieel, in samenwerking met HVC; 6. Onderzoek de looptijd van de GFT-inzamelingscontracten. Beschouw het continueren van de inzameling van GFT-afval ook in het licht van de technologische ontwikkelingen op het gebied van vergisting; 7. Ontwikkel op regionale schaal voorlichtingsmateriaal over biomassa en energieopwekking, voor de doelgroepen agrarische bedrijven en burgers om op die manier het draagvlak voor biomassa-energieopwekking al te funderen; 8. Leg contacten met individuele geïnteresseerden, binnen bijvoorbeeld de industrie (Van der Stelt) en agrarische sector (Glijnis) en leer van ervaringen elders in de regio (zoals de bouw van de vergistingsinstallatie in Akersloot); SV2
BECO Groep
Duurzame Energie Scan Gemeente Bloemendaal – Marktverkenning Duurzame Energie, mei 2006
9. Op basis van concrete projecten, kansen en ontwikkelingstermijn ambities en beslismomenten inbouwen, die voorwaardenscheppend zullen zijn voor het kunnen inhaken bij initiatieven die energieopwekking uit biomassa mogelijk maken. 1.4
Algemene maatregelen
Acties ten aanzien van het beschikbaar stellen van informatie en kennis aan potentieel geïnteresseerden naar aanleiding van de uitvoering van de marktverkenning: 1. Een openbaar digitaal eindrapport; 2. Het opstellen en uitsturen van een persbericht; 3. Het schrijven van een artikel in branchenieuwsbrief of tijdschrift; 4. Het via internet beschikbaar stellen van informatie; 5. Het aanwijzen van een voorlichter in de organisatie en bekend maken. 1.5
Financiële verkenning
Uit de financieel-economische verkenning blijkt dat vormen van bio-energie, de toepassing van collectieve warmtepompen, passieve zonne-energie, energie-opslag en - onder voorwaarden - de toepassing van zonneboilers reeds rendabel is. Voor de andere opties geldt dat dit pas in de toekomst het geval zal zijn. 1.6
Van inventarisatie naar ambitie en actieplan
Op basis van de resultaten van de DE-scan en de marktverkenning is voor de gemeente Bloemendaal een voorlopig actieplan opgesteld. Hiermee is het mogelijk om een inschatting te maken van de menskracht en de middelen die benodigd zijn voor het realiseren van de actiepunten uit het actieplan van de gemeente Bloemendaal. De ambitie voor het aandeel duurzame energie dat de gemeente Bloemendaal binnen de energievoorziening wil gaan behalen dient de gemeente nog vast te stellen onder andere op basis van de resultaten van de DE-scan en de marktverkenning.
BECO Groep
SV3
Duurzame Energie Scan Gemeente Bloemendaal – Marktverkenning Duurzame Energie, mei 2006
1
1
INLEIDING EN ACHTERGRONDEN MARKTVERKENNING
1.1
Inleiding
Met de Duurzame-energiescan (DE-scan) is het theoretisch potentieel aan duurzame energie in de gemeente Bloemendaal in beeld gebracht. Om te komen tot de bepaling van een reëel en wenselijk ambitieniveau voor duurzame energie door de gemeente Bloemendaal, is het van belang dat er een verkenning van marktpartijen plaatsvindt. De marktverkenning is bedoeld om te bepalen welke partijen een rol kunnen spelen bij de realisatie van duurzame energie en op welke wijze zij hier aan kunnen bijdragen. Daartoe betreft de marktverkenning een globale inventarisatie van de voorgeselecteerde marktpartijen en hun visie op duurzame energie en projectmogelijkheden. In overleg met de gemeente Bloemendaal is op basis van de uitkomsten van de inventarisatiefase van de Duurzame Energiescan gekozen om de doelgroepen Volkshuisvesting en Bedrijven & Kantoren in de marktverkenning mee te nemen. Met de marktverkenning Duurzame Energie wordt inzicht gegeven in de mogelijkheden van (regionale) marktpartijen en de consequenties voor de eigen rol van gemeente ten aanzien van de doelgroepen Volkshuisvesting en Bedrijven & Kantoren. Met de resultaten van de DE-scan en de marktverkenning kan een vertaalslag worden gemaakt naar een gemeentelijke ambitie en een actieplan. Niet alleen de gemeente Bloemendaal wil nader invulling geven aan de toepassing van duurzame energie en de inhoud van het klimaatbeleid. De DE-scan binnen de gemeente Bloemendaal maakt deel uit van de regionale DE-scan voor de regio's IJmond en Zuid-Kennemerland. De Milieudienst IJmond behartigt hierin de belangen voor gemeenten in de regio. In totaal hebben 4 gemeenten in de regio IJmond: Beverwijk, Uitgeest, Heemskerk en Velsen en 3 gemeenten in de regio ZuidKennemerland: Bloemendaal, Zandvoort en Haarlemmerliede en Spaarnwoude meegedaan aan de regionale DE-scan. Een regionale aanpak van de DE-scans levert synergievoordeel ten opzichte van de uitvoer van afzonderlijke DE-scans Gemeenten. Zo is een aantal regionale marktverkenningsinterviews uit gevoerd die relevant zijn voor meerdere gemeenten. Op basis van de uitkomsten van de inventarisatiefase van de Duurzame Energiescan bij de verschillende gemeenten bleken er overlappende kansen voorhanden binnen de doelgroepen Volkshuisvesting, Infrastructuur en Bedrijven & Kantoren. Op het gebied van Bio-energie bleken de kansen van de individuele gemeenten afzonderlijk niet zeer hoog. Door echter naar de mogelijkheden voor samenwerking te kijken, kan schaalgrootte gerealiseerd worden waarmee duurzame energieopwekking mogelijk eerder interessant wordt en hebben de gemeenten de kans om met elkaar ervaringen uit te wisselen. De samenwerkingsmogelijkheden op het gebied van bio-energie zijn in de regionale marktverkenning globaal verder onderzocht. In het kader van dit project is voor elke gemeente afzonderlijk een rapportage opgesteld met daarin een uitwerking van de lokale en regionale kansen voor duurzame energieopwekking.
BECO Groep
1
Duurzame Energie Scan Gemeente Bloemendaal – Marktverkenning Duurzame Energie, mei 2006
1.2
Achtergronden marktverkenning
Naast de marktpartijen speelt ook de overheid (o.a. de gemeente Bloemendaal) een beslissende rol bij de realisatie van duurzame energieprojecten. De overheid in haar rol als vergunningverlener, aanjager en gebruiker, en de marktpartijen als investeerder en uitvoerder van duurzame energieprojecten. Dat geldt niet alleen bij de toepassing van grootschalige opties zoals windenergie en bio-energie die forse investeringen vragen, maar ook bij gebouwgebonden opties. Immers projectontwikkelaars zijn vaak alleen bereid om extra te investeren in duurzame energie indien de overheid een evenwichtig en uniform (duurzame) energiebeleid voert. Analyse van succesvolle grootschalige duurzame-energieprojecten geeft aan dat eventuele weerstand bij de uitvoering kan worden voorkomen als de (lokale) overheid vroegtijdig alle belangen (burgers, organisaties, gemeenten en provincie) bij de beleids- en besluitvorming betrekt. Een actieve houding van lokale en provinciale overheden en van marktpartijen zijn beide een noodzakelijke voorwaarde om duurzame-energie-projecten daadwerkelijk van de grond te laten komen. Afstemming tussen markt en overheid zijn tijdens het gehele implementatietraject noodzakelijk om te komen tot een realistische inschatting van het realiseerbare DE-potentieel. Hiervoor is het nodig om te verkennen van welke marktpartijen een bijdrage in de uitvoeringsfase mag worden verwacht en wat deze bijdrage globaal zou kunnen inhouden. 1.3
Opbouw van het rapport
In hoofdstuk 2 is het algemene gedeelte van de marktverkenning opgenomen. Hierin wordt een overzicht gegeven van relevante marktpartijen en doelgroepen en wordt ingegaan op knelpunten en stimuli om duurzame energie te realiseren. In de hoofdstukken 3 wordt ingegaan op het beleid en de visie van de gemeente Bloemendaal ten aanzien van duurzame energie. In hoofdstuk 4 wordt verslag gedaan van de drie deelverkenningen voor de doelgroepen Volkshuisvesting en Bedrijven en Kantoren. In Hoofdstuk 5 wordt ingegaan op de regionale verkenning voor bioenergie. In hoofdstuk 6 wordt de financieel-economische verkenning weergegeven. Hoofdstuk 7 bevat de conclusies van de marktverkenning. In bijlage 1 is het beschrijvende deel van het algemene gedeelte van de marktverkenning opgenomen. De gespreksverslagen van de interviews van de deelverkenningen zijn in bijlage 2 terug te vinden. Op verzoek zijn de gespreksverslagen aan de geïnterviewden ter goedkeuring voorgelegd. Aan alle geïnterviewden is aangegeven dat van het interview een gespreksverslag wordt gemaakt dat ter beschikking wordt gesteld aan de gemeente. Geen van de geïnterviewden heeft hier bezwaar tegen gemaakt. In bijlage 3 is een overzicht opgenomen van de in dit rapport gebruikte afkortingen. In het rapport Actieplan Duurzame Energie, Gemeente Bloemendaal is een eerste voorzet voor het actieplan opgenomen.
2
BECO Groep
Duurzame Energie Scan Gemeente Bloemendaal – Marktverkenning Duurzame Energie, mei 2006
2
ALGEMEEN MARKTGEDEELTE - MARKTPARTIJEN EN INCENTIVES
Voor de verschillende marktpartijen die een rol spelen bij de realisatie van duurzame energie bestaan verscheidene incentives. Incentives zijn ‘beloningen’ waarmee men iemand een prikkel geeft tot een extra inspanning. Prikkels die nodig zijn om duurzame energie van de grond te trekken zijn bijvoorbeeld financiële stimuleringsregelingen, wettelijke verplichtingen en een goed imago. In bijlage 1 is een beschrijving opgenomen van de incentives ook voor de volgende marktpartijen: 1. Particuliere woningbezitters: a) Eigenaar-bewoners; b) Vrije-kavelbouwers; 2. Eigenaar-verhuurders: a) Woningcorporaties; b) Institutionele beleggers; 3. Projectontwikkelaars; 4. Agrariërs: a) Akkerbouwers; b) Veeteelthouders; 5. ‘Thuiswerkende’ IB-plichtige ondernemers; 6. Utiliteitsbouw: a) Kantoren; b) Industrie; c) Overige utiliteitsbouw (zorgsector, overige diensten); 7. Afvalverwerkers; 8. Energiebedrijven; 9. Natuurbeheer; 10. Verkeer & Waterstaat, Defensie; 11. Provincies; 12. Gemeenten.
2.1
De Marktpartijen-Incentive Matrix
In tabel 2.1: MI-matrix (Marktpartij-Incentive Matrix) is op basis van de beschrijving in bijlage 1 het overzicht van incentives (stimuli) voor marktpartijen voor realisatie van duurzame energie opgenomen.
BECO Groep
3
Zon-thermisch Zon-PV Warmtepompen + aquifers Bio-energie (warmtelevering)
Zon-thermisch Zon-PV Warmtepompen + aquifers
2a. Eigenaarverhuurders (woningcorporaties)
2b. Eigenaarverhuurders (institutionele beleggers)
4
Zon-thermisch Zon-PV Warmtepompen
1b. particulieren (vrije kavelbouwer)
Relevantie opties
1a. Particulieren (eigenaar-bewoner)
Incentive
(Grootschalige) zonneboiler systemen
Turn-key producten Zonneboiler acties Energiebedrijven Vereniging eigen huis Turn-key producten Duurzame cataloguswoning en
Bestaande marktinitiatieve n
Regionale DUBO akkoorden
Nationaal Akkoord Wonen
Convenant
Overzicht incentives voor marktpartijen – MI-matrix
Zon-thermisch Zon-PV Warmtepompen
Partij
Tabel 2.1
BECO Groep
Energie Prestatienorm – woningen (EPN)
ROB
NEO UKR BSC EOS LT ROB
Constructieve opstelling Energie Prestatienorm – naar woningen (EPN) gemeente, Verhuurbaarheid
Groen Hypotheek
Groen Hypotheek
Financiële drijfveer
Subsidie / fiscale regelingen
Energie Prestatienorm – woningen (EPN)
Wettelijke verplichting
Duurzame Energie Scan Gemeente Bloemendaal – Marktverkenning Duurzame Energie, mei 2006
REB
Maatschap. Verantwoord elijkheid sector
Imago
Publiekrechtelijke instrumenten gemeente
EPA Programma van eisen
Organisatie en financiële ondersteuning / EPA
Statiegeld op bouwgrond Voorbeeldwoning
Zonneboiler acties DE-loket Voorlichting EPA
Niet publiekrechtelijke instrumenten gemeente
Turn-key windturbines & biomassainstallaties
Zon-thermisch Zon-PV Warmtepompen + aquifers Bio-energie (warmtelevering)
Windenergie (grote en kleine windturbines) Bio-energie
Windenergie Mestvergisting/verbranding
Zon-thermisch Zon-PV Warmtepompen
3. Projectontwikkelaars (woningbouw)
4a. Agrariërs (akkerbouwers)
4b Agrariërs (veeteelthouders)
5. IB-plichtige ondernemers
Gezondheidsstro om
Energielease
Relevantie opties
Partij
Bestaande marktinitiatieve n
Incentive
Energie Prestatienorm – woningen (EPN), BAEI
Convenant
Convenant warmtepompen, zonneboilers en zon-PV Convenant DuBO particuliere sector
BECO Groep
Wettelijke verplichting
REB afdrachtskorting
Maakt keuze voor DE voor eigenaar aantrekkelijker
NEO UKR BSC EOS LT ROB
EIA VAMIL EOS ES ROB
EIA VAMIL UKR EOS ES ROB EIA VAMIL UKR ROB
Inkomsten uit DE (wind) als alternatief inkomen. Inkomsten uit DE (wind) als alternatief inkomen.
REB afdrachtskorting
REB
Extra comfort: hogere verkoopprijs woning
Financiële drijfveer
Subsidie / fiscale regelingen
Groen imago naar opdrachtgevers, (gemeenten) en kopers
Imago
Bestemmingsplan voor windenergie + bio-energie milieuvergunning Bestemmingsplan voor windenergie + bio-energie milieuvergunning
Bij nieuwbouw > 500 woningen BAEI
Publiekrechtelijke instrumenten gemeente
5
Voorlichting
Programma van eisen
Niet publiekrechtelijke instrumenten gemeente
Duurzame Energie Scan Gemeente Bloemendaal – Marktverkenning Duurzame Energie, mei 2006
REB akkoord – AVI’s beloven hoger rendement
Bio-energie (WKK)
6c. Utiliteitsbouw (overigen: ziekenhuizen, sport, scholen)
7. Afval (AVI, kolencentrale, riool, slib, en afvalwaterzuivering
BECO Groep
MEP EOS DEMO EOS LT ROB
Convenant bepaalde EnergiebedrijfsPrestatienorm takken: MJA- utiliteitsbouw 2
Zon-thermisch Zon-PV Warmtepompen + aquifers Bio-energie (warmtelevering)
6
Beperkt vanwege staffeling REB Groenfinanciering Leaseconstructies
Windenergie Bio-energie (warmtelevering)
6b. Utiliteitsbouw (Industrie)
EIA/VAMIL Specifieke subsidies Novem Groenfinanciering
EIA/VAMIL Specifieke subsidies Novem (zoals OEI)
Benchmark energieefficiency MJA-2
Financiële drijfveer
6a. Utiliteitsbouw (Kantoren)
Convenant
Wettelijke verplichting
Subsidie / fiscale regelingen
Convenant bepaalde EnergiebedrijfsPrestatienorm takken: MJA- utiliteitsbouw 2
Relevantie opties
Bestaande marktinitiatieve n
Zon-thermisch Zon-PV Warmtepompen + aquifers Bio-energie (warmtelevering)
Partij
Incentive
Duurzame Energie Scan Gemeente Bloemendaal – Marktverkenning Duurzame Energie, mei 2006
Alleen in specifieke gevallen
Voor specifieke branches;
Imago
Extra inkomsten – Schone REBstroom afdrachtskort ing
REB
Milieuvergunning
Bestemmingsplan voor windenergie + bio-energie milieuvergunning
Publiekrechtelijke instrumenten gemeente
Eisen aan gebruik afvalwarmte bij gronduitgifte aan bedrijven
Voorlichting
Concept duurzame bedrijventerreinen; Programma van Eisen
Voorlichting EPA Eisen aan gebruik afvalwarmte bij gronduitgifte aan bedrijven
Niet publiekrechtelijke instrumenten gemeente
Zon-thermisch Zon-PV Warmtepompen + aquifers
9. Natuurbeheer
10. Verkeer & Waterstaat, Defensie
12. Gemeenten: Gebouwen en installaties
Wind, Bio-energie, ZonPV, Zonneboilers, Warmtepompen + aquifers Wind, Bio-energie, ZonPV, Zonneboilers, Warmtepompen + aquifers
Bio-energie Zon-thermisch en warmtepompen (in bezoekerscentra)
11. Provincies: gebouwen en installaties
Alle opties
Relevantie opties
8. Energiebedrijven
Partij
Incentive
Inzameling biomassa t.b.v. bio-energie centrales
Bestaande marktinitiatieve n
Klimaatconvenant (BANS)
Klimaatconvenant (BANS)
Internaliseringsoperatie (ministeries eigen DEbeleid)
Convenant warmtepompen, zonneboilers, zonpv
Convenant
BECO Groep
Energie Prestatienorm Utiliteitsbouw
Energie Prestatienorm Utiliteitsbouw
Energie Prestatienorm Utiliteitsbouw
Wettelijke verplichting
Verkoop biomassa extra inkomstenbron
Binding vrije klanten via inschrijven op BAEI en leaseconstructies
Financiële drijfveer
ROB
ROB
NEO UKR BSC
ROB
Leaseconstructies MEP EIA NEO UKR BSC ROB
Subsidie / fiscale regelingen REB
Voorbeeldfunctie
Voorbeeldfunctie
Voorbeeldfunctie
Natuurvriendelijk imago
Imago
Bestemmingsplan voor windenergie + bioenergie milieuvergunning
Publiekrechtelijke instrumenten gemeente
7
Niet publiekrechtelijke instrumenten gemeente
Duurzame Energie Scan Gemeente Bloemendaal – Marktverkenning Duurzame Energie, mei 2006
Duurzame Energie Scan Gemeente Bloemendaal – Marktverkenning Duurzame Energie, mei 2006
2.2
Instrumenten voor sturing en regulering
Naast het stimuleren van de ontwikkeling van duurzame energietoepassingen zijn er diverse instrumenten beschikbaar ter sturing en regulering. Veel van deze instrumenten hebben betrekking op het planologische of ruimtelijke ordeningsproces. De instrumenten grijpen in op diverse fases in het planvormings, ontwikkelings- en bouwproces en hebben alle betrekking op nieuwbouw. Allereerst passeert een aantal juridische instrumenten de revue, vervolgens komen financiële instrumenten aan bod. Deze paragraaf geeft daarmee inzicht in de wijze waarop nieuwbouwprojecten in de toekomst middels sturing en regulering verder kunnen worden verduurzaamd. Goede toepassing van genoemde instrumenten, in samenspraak met RO en Juridische Afdelingen binnen de gemeente en met overige marktpartijen, maakt het mogelijk bovenwettelijke kwaliteiten, zoals duurzame energietoepassingen, te realiseren. Daarbij is het goed zich te beseffen dat publiekrechtelijke overeenkomsten gaan boven privaatrechtelijke overeenkomsten en dat bovenwettelijke (dus privaatrechtelijke) overeenkomsten niet in strijd kunnen zijn met publiekrechtelijke overeenkomsten, zoals het bouwbesluit. In onderstaande figuur is een overzicht weergegeven van het proces dat wordt doorlopen bij de ontwikkeling van een bouwproject. Natuurlijk verschilt dit proces van project tot project, mede afhankelijk van de grondpositie van de gemeente. Het geeft wel inzicht in het aangrijpingsmoment van de besproken instrumenten en daarmee inzicht in de momenten waarop met interne en externe partners de dialoog gezocht moet worden door milieuafdelingen en energiecoördinatoren.
8
BECO Groep
Duurzame Energie Scan Gemeente Bloemendaal – Marktverkenning Duurzame Energie, mei 2006
2.3
Algemene Juridische instrumenten
Bestemmingsplan Het bestemmingsplan (art. 10 WRO) kan een belangrijke rol spelen bij de realisatie van kwalitatief hoogwaardige plannen. In een bestemmingsplan kunnen ruimtelijk relevante aspecten als waterhuishouding, ecologie, landschap en verkeer worden vastgelegd. Een bestemmingsplan regelt wat mag en niet mag (verbod), en dus niet wat moet (gebod). Een verplichting tot uitvoering kan niet worden opgenomen. De mogelijkheden om eisen te stellen aan woningprogramma, materiaalgebruik en woningindeling zijn er dus in dit kader formeel niet (geen ruimtelijke relevantie). Wel kan er via kavelgrootte, dichtheid van bebouwing, gevelafstanden, oriëntatie, percentages openbaar en bebouwd gebied en bebouwingsgrenzen (indirect) worden gestuurd op het woningprogramma en derhalve op ruimtelijke kwaliteit, zoals bijvoorbeeld zongerichte verkaveling. En kan voorwaardescheppend worden opgetreden voor wat betreft de toepassing van enkele duurzame technieken, zoals de plaatsing van zonneboilers en zonnepanelen. Voorschriften met betrekking tot gevelafstanden leiden dan tot het voorkomen van beschaduwing van potentieel gunstige plaatsingslocaties. Welstandsnota De Welstandsnota is een instrument voor het ruimtelijk kwaliteitsbeleid. Hij is gericht op het tot stand brengen van een betekenisvolle fysieke omgeving en heeft betrekking op alle aspecten daarvan: de esthetische en functionele kwaliteit en duurzaamheid. Aspecten die in een welstandsnota opgenomen zijn, kunnen niet op een andere manier via het beeldkwaliteitsplan worden geregeld. Zichtbare toepassing van zonnepanelen of gebouwgebonden windenergie kunnen in de welstandsnota worden tegengewerkt, het is dus belangrijk hiervoor in de welstandsnota dus geen remmende bepalingen op te nemen. Beeldkwaliteitsplan In een beeldkwaliteitsplan, een buitenwettelijk plan, kunnen stedenbouwkundige en architectonische randvoorwaarden en welstandszaken (op woningniveau) worden opgenomen. Het plan is nauw te koppelen aan de toelichting van (nieuwe) bestemmingsplannen (inhoudelijk en procedureel) en daarmee als een toetsingskader voor de welstandscommissie te beschouwen. Zichtbare toepassing van zonnepanelen of gebouwgebonden windenergie kunnen in de welstandsnota worden tegengewerkt, het is dus belangrijk hiervoor in het beeldkwaliteitsplan geen ‘remmende’ bepalingen op te nemen. Bouwverordening De gemeente kan in haar bouwverordening eisen opnemen voor gebruik en onderhoud van open erven en terreinen (ook erfafscheidingen), het uitvoeren van bouw- en sloopwerkzaamheden (gesloten een grondbalans, bescherming van bestaand groen) en de aansluiting op bepaalde drinkwater- en energienetwerken. Voorschriften van bouwverordening zijn niet van toepassing als ze niet in overeenstemming zijn met de voorschriften van het bestemmingsplan. Bij uitgifte van grond moet er rekening mee gehouden worden dat privaatrechtelijke voorschriften niet in strijd zijn met de bouwverordening. De bouwverordening biedt dus mogelijkheden om te sturen in de infrastructuur voor energie die voor een bouwproject wordt aangeboden. Denk daarbij bijvoorbeeld
BECO Groep
9
Duurzame Energie Scan Gemeente Bloemendaal – Marktverkenning Duurzame Energie, mei 2006
aan het aanleggen van een collectief warmtenet, WKK of collectieve bronnen ten behoeve van energieopslag, gecombineerd met collectieve of individuele warmtepompen. Dergelijke systemen maken de aanleg van een gasinfrastructuur overbodig. Exploitatieverordening en Exploitatieovereenkomst In de exploitatieverordening op grond van art. 42 WRO worden de algemene voorwaarden vastgelegd, waaronder met individuele burgers of bedrijven exploitatie-overeenkomsten zullen worden aangegaan. Kwaliteits- en duurzaamheidsaspecten van de openbare ruimte kunnen hierin worden opgenomen. In de exploitatieovereenkomst kan vervolgens worden opgenomen het soort en aantal te realiseren woningen, de aan te leggen openbare voorzieningen en door wie ze worden gerealiseerd en de bijdrage die de projectontwikkelaar betaalt voor door de gemeente te maken kosten. De overeenkomst kan worden gebruikt – mits dit in de exploitatieverordening is opgenomen – om bepaalde kwaliteits- en duurzaamheidaspecten van de openbare ruimte vast te leggen. Daaraan zal dan contractueel dienen te worden voldaan. Uit jurisprudentie blijkt dat het van groot belang is dat gemeenten zich bij het privaatrechtelijke kostenverhaal in een exploitatieovereenkomst houden aan de regels van de gemeentelijke exploitatieverordening. Als dit niet gebeurt, is er een kans dat de exploitatiebijdrage niet kan worden ingevorderd of moet worden terugbetaald. De VNG raadt gemeenten dan ook aan om in overeenkomsten met marktpartijen, waarin ook zaken worden opgenomen die niet gebaseerd zijn op de exploitatieverordening duidelijk onderscheid te maken tussen het exploitatiedeel en het overige deel. Dit kan in een samenwerkingsovereenkomst. Samenwerkingsovereenkomst Een samenwerkingsovereenkomst zoals beschreven door de VNG bestaat uit drie delen die in tekst en opmaak duidelijk van elkaar zijn te onderscheiden: • 1. algemeen onderdeel, met bijvoorbeeld intentieverklaringen inzake planologische wijzigingen en algemene overwegingen; 2. exploitatiedeel: onderdeel inzake exploitatiebijdragen, afstand van gronden voor publieke voorzieningen e.d. waarbij de exploitatieverordening wordt gevolgd. 3. Onderdeel met overige (kwaliteits-)afspraken, waarin de term exploitatiebijdrage niet vermeld wordt en ook niet verwezen wordt naar de exploitatieovereenkomst. De wederpartij verklaart in dit deel van de overeenkomst uitdrukkelijk deze bepalingen geheel vrijwillig te onderschrijven en bekend te zijn met de stand van de jurisprudentie ten aanzien van financiële bijdragen Gronduitgifte-Overeenkomst In gronduitgifte-overeenkomsten kunnen afspraken over kwaliteit worden opgenomen. Ook hier geldt dat dit op basis van vrijwilligheid dient te gebeuren als er sprake is van bovenwettelijke eisen. Een gemeente mag geen misbruik maken van haar monopoliepositie. Belangrijk is dat bepalingen zo exact mogelijk worden geformuleerd en dat ze worden getoetst op handhaafbaarheid. In het contract dient uitdrukkelijk vermeld te worden dat alle betrokken contractpartners kwaliteit willen bevorderen. Het staat gemeenten vrij om op basis van convenanten meer af te spreken dan in de (bouw)regelgeving is vastgelegd, tenzij de regelgeving zich daartegen verzet, zo kan bijvoorbeeld niet worden opgenomen dat een bouwvergunning kan worden onthouden als convenantsafspraken niet worden nageleefd. 10
BECO Groep
Duurzame Energie Scan Gemeente Bloemendaal – Marktverkenning Duurzame Energie, mei 2006
2.4
Financiële instrumenten
Soms zijn kwaliteitseisen kostprijsverhogend en zeker voor duurzame energietechnieken is dat het geval. Sommige meerkosten zijn te voorkomen door ambities tijdig in het proces mee te nemen, maar daarnaast kunnen financiële instrumenten ervoor zorgen dat de opbrengsten ook bij investeerders terecht komen of meerkosten worden gesubsidieerd. Er zijn algemene en projectspecifieke instrumenten te onderscheiden, deze passeren onderstaand beknopt de revue.
2.4.1
Algemene financiële instrumenten/ financieringsconstructies
Verschillende gemeenten werken met subsidies om gewenste kwaliteiten te realiseren. Om geld vrij te maken hiervoor zijn er verschillende mogelijkheden. OZB-fonds Een verhoging van de OZB-heffing met het doel een fonds vrij te maken voor financiering van extra kwaliteit. Deze maatregel kan ook voor bestaande woningen worden toegepast, denk daarbij bijvoorbeeld aan grootschalige renovatieprojecten of het op meer generieke wijze opzetten van een fonds ten behoeve van het realiseren van energiebesparing en duurzame energietechnologie in een wijk of gemeente. OZB-korting Binnen de Gemeentewet is het toegestaan om vrijstelling te verlenen voor OZB. Hiervan kan een gemeente gebruik maken voor (nieuwbouw) huizen die bijvoorbeeld een bepaalde energieprestatienorm halen of aan woonkeur voldoen. Dit kan stimulerend en uitnodigend werken, en geeft bekendheid aan het beleid op het gebied van duurzaamheid en klimaat. Statiegeldregeling Op de uitgifteprijs van grond kan een opslag worden gezet. Een projectontwikkelaar kan deze terugkrijgen als blijkt dat er aan bepaalde kwaliteitseisen is voldaan. Dit kunnen eisen zijn op basis van het vastgestelde klimaatbeleid, bijvoorbeeld met betrekking tot de ontwikkeling van woningen of bedrijven met een lagere energieprestatie dan de bouwnorm. Dit kan worden beschouwd als het verstrekken van een subsidie. Daarom is een gemeentelijke verordening noodzakelijk als een dergelijke regeling een looptijd heeft van drie jaar of langer. Het is van belang dat het te verkrijgen bedrag een prikkel vormt om aandacht aan duurzaamheid te besteden. Een beperkte, concrete lijst met eisen werkt het beste. Grondexploitatie-opslag Bovenop de grondprijs wordt een opslag gelegd. De inkomsten uit deze opslag worden gebruikt om duurzame ontwikkeling van het bedrijventerrein of de woonwijk te subsidiëren. Fonds uit aandelen verkoop Via privatisering van nuts- en energiebedrijven kan de gemeente overwegen een fonds te creëren, ditt fonds kan worden aangewend om extra duurzaamheid in de planvorming te realiseren.
BECO Groep
11
Duurzame Energie Scan Gemeente Bloemendaal – Marktverkenning Duurzame Energie, mei 2006
Revolverende fondsen Met dit type fondsen verstrekken provincies of gemeenten ‘zachte leningen’, dat wil zeggen leningen tegen een lager tarief dan de marktrente. Aflossingen en rente vloeien terug in het fonds, zodat het fonds zichzelf in stand houdt. Door leningen te verstrekken participeren overheden als een soort maatschappelijke ondernemer nadrukkelijk in risicodragende investeringen. Generieke Subsidies Andere generieke subsidiemogelijkheden zijn besproken in paragraaf 2.1 van dit hoofdstuk in de Market-Incentive matrix.
2.4.2
Projectgebonden financiële constructies
Woonlastengarantie Woningcorporaties en bewoners kunnen een convenant sluiten waarbij de stijging van kale huur als gevolg van duurzame verbouwing wordt gecompenseerd door een lagere energierekening. Een gemeente kan dit organisatorisch ondersteunen. Feitelijk betekent dat de som van de huurlasten en gebruikerslasten gelijk blijft. Soms loopt deze financieringsmogelijkheden aan tegen plafonds die zijn gesteld ten aanzien van de hoogte van de sociale huur en beschikbare huursubsidies. Financiering uit vastgoedverzekering Een vastgoedverzekeraar verzekert de instandhouding van woningen, scholen en andere gebouwen. Dat doet ze door voor een periode van tien tot vijftien jaar tegen een vaste premie de financiële risico’s over te nemen. Tijdens de looptijd van het contract draagt de verzekeraar zorg voor de exploitatie van het gehele project; onderhoud en beheer van de buitenkant tot en met de installaties. Dit pakket kan worden aangevuld met bijvoorbeeld een energiemodule. De verzekeraar kan zo forse schaalvoordelen realiseren. Grondexploitatie. Tot slot kan ook vanuit de grondexploitatie, wanneer de gemeenten de grond in eigendom heeft, een deel van de opbrengst worden gereserveerd voor het stimuleren van duurzaamheid. Gemeente Bloemendaal heeft bijna geen eigen grond. Er zullen zich dan ook weinig mogelijkheden voor grondexploitatie binnen Bloemendaal voordoen. De mogelijkheden zullen beperkt zijn tot de schaarse grond die de gemeente wel in eigendom heeft en eventuele grond die de gemeente in de toekomst aankoopt en weer verkoopt aan projectontwikkelaars, danwel zelf het project ontwikkelt. Dit laatste vindt bijvoorbeeld plaats wanneer een gemeente beslist om bedrijven uit de kern te plaatsen ten gunste van woningbouw. In zo’n geval kan een gemeente de grond aankopen om het vervolgens op korte termijn weer te verkopen.
12
BECO Groep
Duurzame Energie Scan Gemeente Bloemendaal – Marktverkenning Duurzame Energie, mei 2006
2.5
Overige instrumenten
Advisering in het vergunningstraject. Tijdens de bouwvergunningsprocedure vindt een publiekrechtelijke toets plaats. Bouw- en Woningtoezicht heeft als één van de eersten contact op basis van plannen en ideeën met kleinere en grotere bouwprojecten. Kennis en informatie die toegankelijk is via de BWT-afdeling en geschikt is voor projecten van verschillende omvang en niveaus zorgen ervoor dat partijen in een vroeg stadium kunnen worden geïnformeerd over aanvullende kansen die aanvullend beleid, zoals vastgesteld klimaatbeleid, kan bieden. Ook voor de toetsing aan klimaatafspraken en duboconvenanten dient de afdeling BWT te zorgen, ondanks het feit dat zij geen publiekrechtelijke mogelijkheden hebben om hierop te sturen. Besef wel dat dit veel inzet vraagt van de gemeente en daar niet altijd voldoende capaciteit voor is. Kennis en draagvlak zijn belangrijke randcriteria die ervoor kunnen zorgen dat deze rol wordt opgepakt door de afdeling BWT. Communiceren over prestaties van ontwikkelaars/ bouwers Sommige gemeenten zetten ontwikkelaars die goed presteren in het zonnetje, ze vergelijken prestaties van bouwers met elkaar en geven bijvoorbeeld via lokale media aandacht aan goede voorbeelden. Als ze de keus hebben gaan ze ook met die ontwikkelaars in zee bij volgende projecten. Bij de ontwikkeling van woonwijken of bedrijventerreinen in verschillende fases kan een package-deal afgesproken worden met de bouwpartij/ projectontwikkelaar, op voorwaarde dat deze vooraf bepaalde ambities ten aanzien van duurzaamheid afspreekt met de gemeente die verder reiken dan het bouwbesluit en invulling geven aan bovenwettelijk beleid, zoals vastgesteld klimaatbeleid. Instellen van prijzen voor duurzaam bouwen Dit is onder andere toepasbaar bij vrije kavelbouw. Aannemers en architecten kunnen duurzame ontwerpen indienen. De winnaar wordt opgenomen in de catalogus en krijgt kavels ter beschikking om het ontwerp te bouwen. Dit is een heel positief instrument en levert aandacht op voor het onderwerp. Het is ook bewerkelijk. Een toe te kennen prijs moet uiteraard hoog genoeg zijn om serieuze deelnemers te trekken. Communicatie en voorlichting Via workshops, excursies en symposia ervoor zorgen dat bouwpartijen en bevoegde gezagen elkaar kennen, dat kennisoverdracht en ontwikkeling plaatsvindt en er zich een gedeelde visie wordt gevormd ten aanzien van de mogelijkheden en onmogelijkheden op het gebied van de toepassing van duurzaam bouwen en duurzame energietoepassingen. Dergelijke bijeenkomsten hebben in potentie een grote kracht voor het wegwerken van latente onrust onder bouwpartijen, en het wegnemen van onwaarheden ten aanzien van de toepassing van duurzaam bouwen.
BECO Groep
13
Duurzame Energie Scan Gemeente Bloemendaal – Marktverkenning Duurzame Energie, mei 2006
3
BELEID EN VISIE GEMEENTE BLOEMENDAAL
3.1
Algemeen
Het beleid voor duurzame ontwikkeling binnen de gemeente Bloemendaal is vastgelegd in verschillende nota’s: § Plan van aanpak duurzaam bouwen Gemeente Bloemendaal (10 september 1998 vastgesteld door gemeenteraad); § Klimaatbeleid gemeente Bloemendaal (11 mei 2004 door het college vastgesteld) . In de bestemmingsplannen is duurzaamheid niet als aandachtspunt opgenomen. De gemeente heeft geen structuurvisie opgesteld. De gemeente dient naast het eigen beleid en nota’s uiteraard eveneens te voldoen aan de richtlijnen van de provinciale en rijksoverheden.
3.2
Klimaatbeleid
De gemeente Bloemendaal heeft voor de uitvoering van een duurzaam klimaatbeleid beroep gedaan op de beschikbare subsidiegelden uit het programma van het Bestuursakkoord Nieuwe Stijl Klimaatconvenant (BANS). De gemeente Bloemendaal heeft in het kader van de BANSregeling het Klimaatbeleid gemeente Bloemendaal opgesteld. Het klimaatbeleid bevat onder andere een plan van aanpak waarin een aantal concrete projecten en doelstellingen zijn benoemd. Een aantal projecten zijn gericht op (realisatie van) duurzame energie en bevatten de volgende taakstellingen: § Bij renovaties van gemeentelijke gebouwen en voorzieningen uitvoeren van alle vaste en kostenneutrale energiemaatregelen van het nationale pakket duurzame utiliteitsbouw; § Een actief inkoopbeleid inzake energie (waaronder aandacht voor de herkomst); § Bij renovaties van gemeentelijke infrastructurele voorzieningen en installaties uitvoeren van alle energiemaatregelen met een terugverdientijd van < 5 jaar; § Bij nieuwbouw toepassen van een Energie Prestatie op Locatie (EPL) van minimaal 6,5 in woningbouwprojecten met meer dan 250 woningen; § De inspanningsverplichting om bij nieuwbouw een verscherping van de EPC met 10% te bereiken; § Bij bestaande bouw, het realiseren van minimaal 2 randvoorwaarden voor verbeteren toepassing duurzame energiebronnen; § De gemeente voert actief beleid voor inzameling en ter beschikking stellen van biomassareststromen voor energie-opwekking; § Bij uitbreidingsplannen is sprake van minimaal 70% zongerichte verkaveling. Eén taakstelling is al gerealiseerd: Alle gemeentelijke energiebehoeften, waaronder zowel de bestaande gemeentelijke gebouwen als de openbare verlichting en dergelijke vallen, maken sinds begin 2003 gebruik van 100% duurzame energie.
14
BECO Groep
Duurzame Energie Scan Gemeente Bloemendaal – Marktverkenning Duurzame Energie, mei 2006
4
SPECIFIEK MARKTGEDEELTE – GEBOUWDE OMGEVING
4.1
Inleiding
De energievraag in de gekozen sectoren van de gebouwde omgeving, Volkshuisvesting (woningbouw) en Bedrijven en Kantoren worden primair gedomineerd door warmte voor de klimaatregeling. Daarnaast is er de warmtevraag voor warm tapwater en de stijgende elektriciteitsbehoefte. Voor deze energievraag kan men veelal toe met warmte van een relatief laag temperatuurniveau. Afgezien van de zonneboiler is het gebruik van zonnewarmte en omgevingswarmte (bodem/grondwater, lucht en oppervlaktewater, benut met behulp van een warmtepomp) een relatief onbekende en ook weinig zichtbare vorm van duurzame energie. Toch kunnen juist deze bronnen prima in de gebouwde omgeving worden toegepast. Dit stelt echter wel fysieke eisen aan gebouwen en complementaire maatregelen: 1. Beperking van de energievraag (door een goede kwaliteit van het casco van gebouwen). 2. Installatie van afgiftesystemen voor lage-temperatuurverwarming zoals vloer-, wand- en luchtverwarming (wat tevens tot comfortverbetering leidt). De warmtevraag in de gebouwde omgeving en de fysieke voorwaarden voor duurzamewarmteopwekking kunnen slechts op een beperkt aantal momenten worden vastgelegd. Dit is bij nieuwbouw en eventueel (ingrijpende) renovatie. In de tussenliggende perioden ligt het energieconcept vast. Daarom speelt de gemeente Bloemendaal een belangrijke rol: zij draagt de maatschappelijke verantwoordelijkheid voor de realisatie van woningen en gebouwen met een toekomstwaarde. De focus bij de doelgroepen Volkshuisvesting en Bedrijven en Kantoren ligt dan ook op het verduurzamen van de warmtevraag en de fysieke voorwaarden die hiervoor nodig zijn. De realisatie van duurzame energie in de gebouwde omgeving kan echter niet los worden gezien van het terugdringen van de energievraag. Voorkomen is immers beter dan genezen. Bovendien leidt besparing veel sneller tot verduurzaming dan bijplaatsen van duurzame energie opties. De Trias Energetica (figuur 3.1) illustreert het belang van energiebesparing naast duurzame energie. De Trias geeft een volgorde aan die gebruikt dient te worden voor het bereiken van een zo duurzaam mogelijke energievoorziening. Als eerste moet de vraag naar energie beperkt worden (energiebesparing). De energie die toch nodig is kan het best opgewekt worden door gebruik te maken van duurzame energiebronnen. Het resterende energiegebruik dient zo efficiënt mogelijk te worden opgewekt met fossiele brandstoffen.
BECO Groep
15
Duurzame Energie Scan Gemeente Bloemendaal – Marktverkenning Duurzame Energie, mei 2006
Figuur 3.1
Trias Energetica
1. Energiebesparing
Energievraag
3. Optimaliseren fossiel energiegebruik
2. Zoveel mogelijk duurzame energie
Het doel van de deelverkenningen voor de gekozen doelgroepen is inzicht verkrijgen in de mogelijkheden van marktpartijen voor de realisatie van duurzame energie in de gebouwde omgeving en het verkennen van mogelijk sturend en stimulerend beleid van de gemeente Bloemendaal. Dit hoofdstuk bestaat uit de volgende onderdelen: • •
•
Feiten, aandachtspunten en randvoorwaarden voor de realisatie van duurzame energie in de gebouwde omgeving (§ 4.2); Per doelgroep: - Samenvatting van de resultaten van de DE-scan; - Algemene marktperceptie tav de doelgroep; - Bespreking van specifieke projecten binnen de doelgroep; - Aandachtspunten en projecten uit het Klimaatbeleid die betrekking hebben op de doelgroep; - Acties voor de verzilvering van kansen voor duurzame energie binnen de doelgroep; hefbomen voor stimulering (§ 4.4);
Dit laatste onderdeel vormt samen met alle acties voor de verzilvering van kansen het advies en is een overzicht van mogelijke maatregelen voor de gemeente Bloemendaal om de realisatie van duurzame energie binnen de doelgroepen te sturen en te stimuleren.
4.2
Feiten, aandachtspunten en randvoorwaarden
4.2.1
Benutten van gratis zonnewarmte: oriëntatie op de zon
De meest duurzame energiebron vormt de zon. Door de belangrijkste gebruiksruimten van gebouwen op het zuiden te oriënteren en slim te ontwerpen kan het hoogste rendement worden gehaald uit gratis binnenvallende warmte en binnenvallend licht en uit warmteaccumulatie. Via deze zogenoemde passieve zonne-energie en de daarbij behorende bouwkundige randvoorwaarden kan vaak al 20 tot 40 procent van de warmtevraag worden gedekt. De
16
BECO Groep
Duurzame Energie Scan Gemeente Bloemendaal – Marktverkenning Duurzame Energie, mei 2006
ingestraalde zonnewarmte kan ook actief worden opgevangen en via installaties (zonneboiler, warmtepomp) worden ingezet bij de warmtevoorziening van het gebouw. Zonoriëntatie: een beslissing voor eeuwen In Nederland worden in nieuwbouwprojecten veelal grote aantallen gebouwen en grote bouwvolumes in korte tijd en op een beperkt oppervlak gerealiseerd. Deze bebouwing is veelal niet op hetzelfde moment en in dezelfde volgorde aan (technische of economische) vervanging toe. Een fundamenteel andere stedenbouwkundige opzet van het plan met een goede zonoriëntatie en een volledig nieuwe boven- en ondergrondse infrastructuur is om die reden later niet meer mogelijk. De opzet en inhoud van een bestemmingsplan is dus voor een zeer lange periode, soms honderden jaren, bepalend voor de mogelijkheid om passieve zonne-energie effectief te benutten. Daarom dient bij alle stedenbouwkundige plannen, zowel voor uitbreidings- als stedelijke inbreidingsgebieden, een optimale oriëntatie van de bebouwing op de zon uitgangspunt te zijn. De oriëntatie van bebouwing op de zon, afgedwongen via het stedenbouwkundige en het bestemmingsplan, is minstens zo zwaarwegend als de kwaliteit van het ontwerp en de uitvoering van de bebouwing zelf.
4.2.2
Het ontwerp en de uitvoering van gebouwen
Het gegeven dat een groot deel van de energie in de gebouwde omgeving wordt benut voor ruimteverwarming betekent dat investeringen in het casco, die de energieverliezen beperken, na het benutten van passieve zonne-energie de hoogste prioriteit verdienen. Een energetische doelstelling, bijvoorbeeld het halveren van het primaire energieverbruik voor gebouwgebonden energiefuncties (ruimteverwarming, tapwaterverwarming, ventilatie en verlichting) vereist een aantal maatregelen, dat direct tijdens de bouw moeten wordt gerealiseerd. Het op een later tijdstip aanbrengen daarvan kan leiden tot onevenredige extra kosten en technische problemen. Energiezuinig bouwen: een investering voor 100 jaar In principe zou een woning die nu wordt gebouwd om praktische redenen ongeveer een eeuw als woning bruikbaar moeten blijven. In Nederland staan ongeveer 6.500.000 woningen en worden er per jaar gemiddeld ongeveer 65.000 woningen gebouwd. Dat komt overeen met 1% van de woningvoorraad. Bij de huidige woningproductie moet een woning die nu wordt gebouwd dus in principe gedurende 100 jaar zijn functie, ook kwalitatief, kunnen blijven vervullen voordat deze voor vervanging in aanmerking komt. Het is verkeerde zuinigheid als de nieuwbouw woningen van nu in energetisch opzicht niet optimaal worden uitgevoerd. Optimale energiesparende voorzieningen moeten direct bij de bouw worden gerealiseerd. Een eerst volgende gelegenheid voor ingrijpende aanpassingen doet zich pas na 25 tot 40 jaar voor, tijdens de uitvoering van renovatiewerk aan die woningen. Afgezien van de technische problemen zijn de kosten van de aanpassingen dan vele malen hoger dan wanneer die direct bij de nieuwbouw zouden zijn aangebracht en bovendien zijn dan al weer tientallen jaren van onnodig energieverbruik en vermijdbare CO2-emissies verstreken.
De transmissieverliezen komen voor ongeveer de helft voor rekening van de dichte delen (ramen, deuren, muren, vloer en dak) en voor de andere helft door de noodzakelijke ventilatie. Voor ieder nieuw gebouw geldt dat onnodig energieverbruik dient te worden vermeden. Dat betekent niet alleen een optimale isolatie van de dichte delen, maar ook waar relevant de toepassing van een ventilatiesysteem met warmteterugwinning. Bovendien is een lage-temperatuurverwarming (LTV) afgiftesysteem (vloer- en/of wandverwarming) vanwege zijn energie-efficiency en zijn toekomstwaarde (koppeling met DE-opties) een onontbeerlijke voorwaarde.
BECO Groep
17
Duurzame Energie Scan Gemeente Bloemendaal – Marktverkenning Duurzame Energie, mei 2006
De optimale isolatie en ventilatie van gebouwen voorkomt temperatuurverschillen, koudeval, tocht en vocht (condens). Daarnaast zorgt het LTV-afgiftesysteem voor comfort, beperking van de energievraag en een gezonder binnenklimaat. 4.2.3
Installaties: eerst warmte en klimaat, dan elektriciteit
De volgende stap is de inzet van installaties om actief lokale energiebronnen (zon, omgevingswarmte en -koude) te benutten. De technieken waarmee deze bronnen kunnen worden benut zijn warmtepompen, opslag van energie in aquifers en zonnecollectoren. Van iedere duurzame-energieoptie is de werking en technische haalbaarheid inmiddels ruimschoots bewezen. Wel stelt iedere optie specifieke (technische) eisen aan een woning. Door bij het ontwerp van een woning rekening te houden met de op te nemen installaties (verwarming, koeling, tapwater verwarming, warmteafgifte systemen, ventilatie) kan het optimale energetische rendement worden behaald. In de bestaande bouw zal het niet altijd mogelijk of eenvoudig zijn om de gewenste technische aanpassingen in de meest optimale vorm te verwezenlijken. Een groot aantal vormen van duurzame energie in de gebouwde omgeving zijn nagenoeg rendabel, zie tabel 3.1, één en ander is afhankelijk van het soort project Het gaat hierbij om verwarmingsinstallaties die ook bouwkundige randvoorwaarden stellen aan de bouw. Tabel 3.1: Nagenoeg rendabele toepassingen duurzame energie per bouwsegment
Bouwsegment Woningbouw Nieuwbouw
Gebruiksdoel
Techniek / installatie
Ruimteverwarming (en verwarming tapwater)
Warmtepomp
Ruimteverwarming en -koeling
Warmtepomp + seizoensopslag in aquifer Warmtepompboiler
Verwarming tapwater Zonnecollector + –boiler Bestaande bouw
Warmtepompboiler Verwarming tapwater Zonnecollector + –boiler
Utiliteitsbouw Nieuwbouw
Bestaande bouw
ruimteverwarming en -koeling
warmtepomp + seizoensopslag in aquifer
verwarming tapwater
grootschalige zonnecollectoren
verwarming tapwater
grootschalige zonnecollectoren
Vanuit het perspectief van bewoners en betrokkenheid bij duurzame energie is fotovoltaïsche zonne-energie (elektriciteitsopwekking met zonnepanelen, PV) een zeer waardevolle optie. Deze optie vergt geen specifieke voorzieningen aan het gebouw. De kostprijs ligt nog te ongunstig om PV-panelen op grote schaal toe te passen. De kostprijs van PV-panelen op de wereldmarkt zal naar verwachting in de komende decennia aanzienlijk gaan dalen door verwachte sprongsgewijze technologieverbeteringen. PV-panelen voor decentrale elektriciteitsopwekking zijn dan alsnog op woningen en gebouwen te installeren, terwijl voor opwekking van duurzame warmte de kansen verkeken zijn als geen eisen worden gesteld aan het gebouwontwerp en/of de aanleg van omliggende infrastructuur. 18
BECO Groep
Duurzame Energie Scan Gemeente Bloemendaal – Marktverkenning Duurzame Energie, mei 2006
4.3
Algemene marktpartijen
De marktverkenning is onderverdeeld in een lokaal deel, van toepassing alleen voor de gemeente Bloemendaal en een regionaal deel. In deze marktverkenning zijn de resultaten verweven. Immers informatie vanuit andere gemeenten op bijvoorbeeld het thema Volkshuisvesting kunnen ook interessant zijn op dit thema binnen de gemeente Bloemendaal. Deze paragraaf doet verslag van gesprekken met die doelgroepen die overstijgend zijn en daardoor niet in één van de volgende paragrafen zijn opgenomen. Deze overstijgende doelgroepen zijn voor het realiseren van de duurzame energiedoelstellingen op deze doelgroepen wel voorwaardenscheppend kunnen zijn. Regionale marktpartijen CO2-Servicepunt
4.3.1
Dhr. W. van der Plas (Subsidieadviseur)
CO2 Servicepunt: Klimaatcoördinatie en Subsidieverlening
Het CO2-Servicepunt is een informatiepunt van de provincie Noord-Holland voor de gemeenten die klimaatbeleid hebben opgesteld. Oorspronkelijk richtte het servicepunt zich op het leveren van ondersteuning bij het opstellen van Klimaatplannen. Inmiddels is de focus van het Servicepunt verplaatst naar het leveren van ondersteuning bij projecten gericht op energie-efficiëntie en duurzaamheid. Een van de werkzaamheden van het CO2-Servicepunt is het begeleiden en adviseren over de subsidie-aanvragen die gedaan worden op basis van de Subisideregeling Duurzame Energiepakket Noord-Holland. De subsidie waar een gemeente recht op heeft hangt af van het ambitieniveau van het door de gemeente opgestelde Klimaatbeleid. Binnen de BANS-regeling konden gemeenten voor hun Klimaatbeleid kiezen voor een ambitieniveau op basis van een basispakket of op basis van een pluspakket. Het basispakket geeft recht op een subsidie van maximaal €115.000,- via het DE-pakket Noord-Holland. Gemeenten die het pluspakket hebben gekozen hebben recht op maximaal €230.000,- via het DE-pakket. De gemeente Bloemendaal heeft in haar Klimaatbeleid gekozen voor het basispakket en kan dus via het DE-pakket Noord-Holland subsidie voor de toepassing van DE-technieken aanvragen tot een maximum van €115.000,-. Op de lijst van het DE-pakket wordt aangegeven voor welke duurzame energie technieken subsidie aangevraagd kan worden en welk bedrag per techniek maximaal toegekend wordt. Begin 2006 gold hiervoor nog de DE-lijst uit 2005. De Provincie is bezig met een nieuwe lijst voor 2006. Grote wijzigingen ten aanzien van de lijst van 2005 worden echter niet verwacht. De subsidie kan slechts aangevraagd worden door de gemeenten. Deze kunnen er echter voor kiezen om de subsidie zelf weer beschikbaar te stellen aan bedrijven en particulieren. Belangrijk is dat de gemeente de subsidie moet aanvragen voor de start van de uitvoering van het project. Buiten deze eis gelden er geen aanvullende eisen voor de toekenning van de subsidie. Het Servicepunt adviseert over de subsidie-aanvragen maar de beoordeling van de aanvragen en de uiteindelijke beslissing liggen bij de Provincie Noord-Holland.
BECO Groep
19
Duurzame Energie Scan Gemeente Bloemendaal – Marktverkenning Duurzame Energie, mei 2006
De doelstelling van het Servicepunt is dat 75% van het subsidiebedrag vóór 1 januari 2007 verdeeld is over alle gemeenten. Elke gemeente die klimaatafspraken gemaakt heeft met de Provincie Noord-Holland en Klimaatbeleid heeft opgesteld, heeft recht op subsidie. De grote gemeenten hebben echter in korte tijd al aanspraak gemaakt op het maximaal voor hun bestemde subsidiebedrag. De kleine gemeenten hebben daarentegen veelal een groot deel van hun subsidie nog niet benut. De Provincie onderzoekt of het mogelijk is deze onbenutte subsidie beschikbaar te stellen aan de gemeenten die al hun eigen subsidiebedrag hebben gebruikt maar toch nog subsidie kunnen gebruiken voor een aantal concrete geplande projecten. Verwacht wordt dat hier in april of mei 2006 uitsluitsel op komt. De gemeente zou op korte termijn na moeten gaan of zij gebruik wil maken van het toegewezen subsidiebedrag en zo ja voor welk(e) project(en). Het is zaak dit tijdig bij het Servicepunt kenbaar te maken zodat het toegewezen subsidiegeld niet aan een andere (actievere) gemeente wordt toegewezen, indien de Provincie besluit dit mogelijk te maken. Het Servicepunt wordt per 1 januari uitgevoerd door DWA. De nieuwe contactpersonen zijn voornemens om in april 2006 een kennismakingsronde langs de gemeenten te maken. De signalen die in deze ronde uit de gemeenten en uit de markt worden opgevangen zullen richting geven aan de activiteiten die het CO2-Servicepunt in de komende vier jaar zal ontplooien. Een aantal collectieve projecten staan al gepland waaronder het in kaart brengen van de biomassastromen, een ‘herenakkoord’ met marktpartijen over de (verscherpte) EPC en het uitvoeren van EPA’s. Het Servicepunt heeft de Provincie opgedeeld in drie regio’s met elke een eigen regioconsulent binnen het Servicepunt. De gemeente Bloemendaal valt net als de andere Zuid-Kennemerlandse gemeenten in de regio Midden en heeft dus als nieuw contactpersoon bij het Servicepunt dhr. P. van der Glas. De IJmondse gemeenten die deelnemen aan deze regionale DE-scan vallen voor het CO2-Servicepunt onder de regio Noord en hebben als regioconsulent dhr. J. Tent.
20
BECO Groep
Duurzame Energie Scan Gemeente Bloemendaal – Marktverkenning Duurzame Energie, mei 2006
4.4
Doelgroep: Volkshuisvesting
4.4.1
Samenvatting resultaten DE-scan
Het potentieel aan duurzame energie dat Volkshuisvesting kan bijdragen is 28.280 GJ (ter vergelijk: energie voor circa 307 huishoudens). Dit theoretisch potentieel beslaat 12,1 % van het totale geïnventariseerde potentieel binnen de gemeente Bloemendaal. Het potentieel binnen het thema volkshuisvesting wordt veroorzaakt door het grote aantal plaatsen waar DE kan worden toegepast. Bij bestaande woningen zijn vooral zonneboilers en PV-panelen interessant. Met name bij de nieuwbouwlocaties liggen kansen voor de toepassing van duurzame energie. In de komende jaren zijn in totaal circa 500 nieuwbouwwoningen gepland: ▪ circa 10 woningen aan de Prof. van Vlotenweg in Bloemendaal in de periode 2004 – 2005; ▪ circa 5 woningen aan de Deken Zondaglaan in Vogelenzang in de periode 2006 – 2007; ▪ circa 67 seniorenwoningen aan de Bloemendaalseweg in Bloemendaal periode 2005–2007; ▪ circa 28 woningen aan de Wietze Noormanlaan in Bloemendaal in de periode 2005 – 2008; ▪ circa 90 appartementen op Park Tetrode (voormalig Marinehospitaal terrein); ▪ circa 300 woningen Plan Meer en Berg (plan Brederode / PZ-terrein). In geen van deze projecten is stadsverwarming of LTV gepland. De gemeente heeft voor het project Tetrode in het programma van eisen opgenomen dat de kostenneutrale maatregelen uit het Nationaal DuBo-pakket getroffen moeten worden. Voor een uitvoeriger overzicht van het geïnventariseerde theoretisch potentieel aan duurzame energie dat het thema Volkshuisvesting kan bijdragen wordt verwezen naar het Definitief Rapport Duurzame Energie Scan Inventarisatie Duurzaam Energie Potentieel, Gemeente Bloemendaal. 4.4.2
Algemene marktperceptie tav Volkshuisvesting
De marktverkenning is onderverdeeld in een lokaal deel, van toepassing alleen voor de gemeente Bloemendaal, en een regionaal deel. In deze paragraaf wordt ook verslag gedaan van gesprekken met partijen die door voor meerdere van de zeven deelnemende gemeenten relevant zijn. Gesprekken zijn gevoerd met / informatie is aangeleverd door: Specifiek voor gemeente Bloemendaal: Gemeente Bloemendaal
Bouw- en Woningtoezicht: Dhr. R. van Heyst
BAM Vastgoed
Dhr. van Marwijk
Regionale marktpartijen Ooms Avenhorn Holding
Dhr. L. van Zanen
Woningbouwcorporatie PréWonen
Dhr. T. van Honk
Woningbouwcorporatie Woonmaatschappij
Dhr. P. van der Zee
Woonzorg Nederland
Dhr. H. van der Lingen BECO Groep
21
Duurzame Energie Scan Gemeente Bloemendaal – Marktverkenning Duurzame Energie, mei 2006
Beleid en visie Afdeling Bouw- en Woningtoezicht gemeente Bloemendaal tav Volkshuisvesting De afdeling Bouw- en Woningtoezicht is ten aanzien van het toetsen van bouwvergunningsaanvragen gebonden aan het bouwbesluit. De toetsing vindt plaats op publiekrechtelijke gronden en het bouwbesluit is het enige toetsingskader. Andere mogelijkheden binnen het regulerende spoor zijn niet bekend. De geïnterviewde heeft persoonlijke interesse in duurzame energie en ziet het belang van duurzame energie voor de gemeente in. De vele andere aspecten waarmee in de vergunningenprocedure rekening gehouden dient te worden binnen een bepaald tijdsbestek beperken de focus op duurzame energie enigszins.De verscherping van de EPC (naar 0,8 per 1/1/2006) wordt gezien als een kans voor meer duurzame energie in de planontwikkeling. De verscherping van de EPC leidt mogelijk tot hoger kennisniveau-wensen binnen de afdeling Bouw- en Woningtoezicht. De beoogde verscherping van de EPC vanuit het klimaatbeleid zal niet vanuit de activiteiten van Bouw- en Woningtoezicht afgedwongen worden. Verwacht wordt dat deze doelstelling ingevuld zal moeten worden door andere afdelingen van de gemeente door deels een stimulerend spoor en deels via afspraken met bouwpartijen. Binnen de afdeling Bouw- en Woningtoezicht zijn ook kansen voor het stimuleren van duurzame energie geïdentificeerd. Om hier invulling aan te geven is het wenselijk dat vanuit de gemeente een informatiepakket wordt samengesteld waarin duurzame energie een plaats krijgt. Afdeling Bouwen Woningtoezicht kan dit vervolgens tijdens voorbesprekingen op basis van het voorlopig ontwerp of nog eerder in het traject, gebruiken om ideeën ten aanzien van verduurzaming aan te reiken. Beleid en visie bouwpartijen § Ooms Avenhorn Ooms Avenhorn Holding is een projectontwikkelingsbedrijf dat alle aspecten van een project, van het bouwrijp maken, de boven- en ondergrondse infrastructuur aanbrengen en de ontwikkeling, bouw en verkoop van woningen, kan uitvoeren. De verschillende werkzaamheden zijn ondergebracht in drie divisies: Grond-, Weg- en Waterbouw, Handel & Industrie en Bouw. De divisie Grond-, Weg- en Waterbouw heeft een asfaltzonnecollector (Road Energy system) ontwikkeld. Dit systeem kan warmte en koude uit het asfalt benutten. De warmte kan in combinatie met warmtepompen gebruikt worden in de bebouwde omgeving of kan gebruikt worden om de temperatuurbalans bij energie-opslag in de grond in evenwicht te brengen. De koude kan benut worden voor koeling van gebouwen, zowel woonwijken als bedrijven/ kantoorpanden. De asfaltcollector kan op een gewone asfaltweg toegepast worden aangezien verkeer er gewoon op kan rijden. Het heeft verder het bijkomend voordeel dat het de levensduur van het asfalt verlengt. Ooms Avenhorn heeft de asfaltcollector inmiddels in 7 projecten toegepast en ziet groot potentieel om deze toepassing breder in de markt te zetten. Er zijn 2 concurrerende systemen op de markt bekend, te weten de Winnerway (o.a. IF-Technology) en de Zonneweg (KEMA/ KWS).
22
BECO Groep
Duurzame Energie Scan Gemeente Bloemendaal – Marktverkenning Duurzame Energie, mei 2006
Temperatuurbalans bij Energie-opslag in de bodem Bij het toepassen van energieopslag in de bodem geldt de voorwaarde dat het bronsysteem in balans gehouden wordt. Met andere woorden er moet over de tijd evenveel energie (warmte of koude) teruggevoerd worden naar de bron als dat er aan de bron onttrokken wordt. Bij woonwijken, waar de levering van warmte over het jaar vaak groter is dan de levering van koude (als dit al gebeurt), dient dus extra warmte opgewekt te worden om zo het bronsysteem in balans te houden. Dit kan gerealiseerd worden door het toepassen van warmtecollectorsystemen, zoals asfaltcollectoren die energie terugvoeren (bij woonwijken veelal warmte) om het bronsysteem in balans te houden.
De divisie Bouw heeft hoge ambities op het gebied van duurzame energie. Zo heeft Ooms Bouw een aantal woningbouwprojecten met lage EPC-waarden gerealiseerd. Om deze projecten te realiseren is samengewerkt met de Provincie en de gemeenten maar ook met partijen als bijvoorbeeld TNO. Asfaltcollectoren Bij asfaltcollectoren wordt het geasfalteerde oppervlak gebruikt als zonnecollector en/of koeler. De gegenereerde energie van de asfaltcollectoren wordt opgeslagen in de bodem. De opgeslagen energie kan vervolgens gebruikt worden voor koeling en verwarming van bedrijfsgebouwen, woningen en wegen. Asfaltcollectoren hebben verschillende voordelen. Zo blijft de kwaliteit van het asfalt langer gewaarborgd door minder temperatuurwisselingen, wat inhoudt minder onderhoud en een langere levensduur. In de winter is strooien overbodig, omdat de wegen sneeuw- en ijsvrij worden gehouden door de warmte. Wanneer asfaltcollectoren worden ingezet voor het verwarmen van woningen en gebouwen is deze techniek volgens leveranciers al rendabel vanaf ca. 15 woningen.
Ooms Avenhorn heeft de Verklaring Innovatief Bouwen ondertekend, initiatief van de Provincie Noord-Holland. Ook andere projectontwikkelaars, de Provincie zelf en de gemeenten Alkmaar, Hoorn en Texel hebben de Verklaring ondertekend. De Verklaring houdt in dat men in bouwprojecten verder gaat met de toepassing van duurzame energie dan dat het Bouwbesluit wettelijk eist. Binnen dit samenwerkingsverband aangevuld met TNO wordt ook gekeken naar de ontwikkeling van een kwaliteitslabel voor nieuwbouw en bestaande woningen met energieverbruik als belangrijk aspect. Het label zal aansluiten bij de verplichtingen die zullen voortvloeien uit de invoering van het EPBD in Nederland. EPBD Op 4 januari 2006 is de Energy Performance of Buildings Directive van kracht geworden. Deze Europese directive beoogt dat alle utiliteitsgebouwen worden voorzien van een energiecertificaat. Dit energiecertificaat geeft de mate van energiezuinigheid van het betreffende pand aan, op basis van een berekening van de EnergieIndex. Deze EnergieIndex is gerelateerd aan de berekening van de EPC van het huidige gebouw. Nederland zal uiterlijk 1 januari 2009 alle onderdelen van de richtlijn ingevoerd hebben. Begin 2007 zal de certificaatplicht naar verwachting ingebed zijn in de Nederlandse regelgeving. Voor openbare gebouwen geldt dat reeds in het eerste jaar dat de directive van kracht is, het certificaat verkregen moet worden en een zichtbare plaats krijgt voor bezoekers/ medewerkers. Openbare gebouwen zijn niet alleen gemeentelijke gebouwen, maar ook bibliotheken, verzorgingshuizen, scholen, brandweerkazernes, zwembaden en winkelcentra. Wel geldt een minimaal bruikbaar oppervlak van 1.000 m2. Voor andere utiliteitsgebouwen geldt deze verplichting alleen op een natuurlijk moment. Daarmee wordt bedoeld:
BECO Groep
23
Duurzame Energie Scan Gemeente Bloemendaal – Marktverkenning Duurzame Energie, mei 2006
▪ Verkoop; ▪ Verwisseling van huurder; ▪ Grootschalige renovatie (ter waarde van meer dan 25% van de waarde van het pand). Er geldt dat een utiliteitsgebouw minimaal 1.000 m2 moet beslaan. Het certificaat is in alle gevallen 10 jaar geldig. Ook voor Woningbouwcorporaties en Woonwijken heeft de EPBD consequenties: een woningbouwcorporatie zal de gehele woningvoorraad moeten doorlichten om zicht te krijgen op de energieverbruiksklasse van een bepaald type woning. Dit inzicht stuurt kopers en aanbieders in de markt tot het selecteren en/of investeren op energiezuinigheid.
Ooms Avenhorn heeft eenmalig telefonisch contact gehad met de Milieudienst IJmond om te overleggen over eventuele kansen voor samenwerking bij duurzame projecten. Het gesprek leidde niet tot vervolgcontact. Ooms Avenhorn betreurt dit en geeft aan dat het contact met de gemeenten die de Verklaring Innovatief Bouwen hebben ondertekend veel intensiever is. Ter overweging: De gemeente Bloemendaal kan samen met de andere gemeenten uit de regio na gaan wat de Verklaring Innovatief Bouwen precies inhoudt. Vervolgens kan overwogen worden of ondertekening van de Verklaring voordeel oplevert. Dit voordeel zal in eerste instantie in de vorm van expertise en begeleiding komen maar de toepassing van meer duurzame energie en energiebesparende maatregelen in de bouw zal uiteindelijk ook leiden tot kostenbesparing en bijdragen aan het realiseren van de doelstellingen uit het Klimaatbeleid.
§ Woningbouwcorporaties In het kader van de regionale marktverkenning is getracht om een Ronde Tafelbijeenkomst te organiseren met alle woningbouwcorporaties actief in één of meerdere van de zeven deelnemende gemeenten. De reacties hierop waren ondanks meerdere oproepen en nabellen uitermate terughoudend. Een aantal woningbouwcorporaties gaf aan geen interesse te hebben in een bijeenkomst. Eventueel overleg over duurzaamheid zou gedaan worden met de projectleiders van de concrete projecten waarbij duurzaamheid een thema zou zijn. De houding van de woningbouwcorporaties lijkt erop te wijzen dat men dus wel bereid is om over eventueel aanvullende eisen ten aanzien van duurzaamheid te praten maar dan één op één met de gemeente en in het kader van concrete projecten. Individuele gesprekken hebben plaats gevonden met Woningbouwcorporatie PréWonen en Woningbouwcorporatie Woonmaatschappij en Woonzorg Nederland. De uitkomsten van de drie interviews zijn hieronder samengevat. PréWonen Pré Wonen heeft circa 15.000 woningen in Haarlem, Heemstede, Bennebroek, Heemskerk en Beverwijk. Pré Wonen heeft circa tien jaar geleden het voorbeeldproject Bennebroek gerealiseerd, waarbij WKK, collectieve zonne-warmte, HR++ glas, gebalanceerde ventilatie en nog andere innovatieve en duurzame technieken werden toegepast. Deze technieken waren voor die tijd zeer
24
BECO Groep
Duurzame Energie Scan Gemeente Bloemendaal – Marktverkenning Duurzame Energie, mei 2006
vernieuwend. PréWonen had duurzame energie toen hoog in het vaandel staan en was een koploper in de toepassing ervan. Het enthousiasme en daarmee het ambitieniveau ten aanzien van duurzame energie is de afgelopen jaren sterk gedaald. Als oorzaak hiervoor wordt het gebrek aan medewerking van de overheid en de problemen die men als koploper tegenkomt genoemd. Momenteel beperkt PréWonen zich tot het Bouwbesluit en de EPC-eis van 0,8. In overleg is men bereid om verder te gaan dan de wettelijke eisen maar alleen als de wil hiertoe ook bij andere partijen, zoals de gemeente of de provincie, aanwezig is. Om een project met een hoger duurzaamheidsambitie te laten slagen dient volgens PréWonen de volgende stappen plaats te vinden: 1. Reeds bij de start van het project dient het ambitieniveau vastgelegd te worden; 2. Er dient een energiescan uitgevoerd te worden door een extern bureau; 3. Op basis van de schetsontwerpen van de woningen dient een inventarisatie gemaakt te worden van de mogelijk toepasbare duurzame energietechnieken; 4. Projectpartners dienen in een vroeg stadium bij het project betrokken te worden door het geven van een presentatie en het voorzien van goede informatie; 5. Tijdens het project, van planvorming tot en met de oplevering dient een projectgroep regelmatig bij elkaar te komen om elkaar op de hoogte te houden van de ontwikkelingen. Bij het toepassen en stimuleren van duurzame energie heeft PréWonen in het verleden een aantal knelpunten ervaren. Zo mogen corporaties geen gebruik (meer) maken van gunstige fiscale maatregelen. Hierdoor moest in het verleden een derde partij, bijvoorbeeld een energiebedrijf, gezocht worden die de investering en exploitatie van collectieve systemen (denk bijvoorbeeld aan een WKK-installatie) voor zijn rekening nam. Dit had tot gevolg dat de eindgebruiker een langdurige overeenkomst met deze partij aan moest gaan. De gemiddelde eindgebruiker wil zich echter niet voor langere tijd aan één energiebedrijf binden. Daarnaast waren er problemen met het tarief voor de eenmalige aansluiting en de bepaling van de variabele kosten wanneer er werd afgerekend op basis van warmtelevering (per GJ). Inmiddels heeft PréWonen geprobeerd dit deels op te lossen door een eigen BV op te richten om zo de eventuele collectieve systemen zelf te kunnen exploiteren. De wensen van de eindgebruikers spelen uiteraard een grote rol: onbekend maakt onbemind. Voorlichting is er op dit moment nog onvoldoende en een gebrek aan kennis over de juiste bediening en werkwijze maakt dat de eindgebruiker vaker problemen heeft met duurzame (energie)technieken dan met de traditionele oplossingen. Bij problemen en klachten kijkt de eindgebruiker als eerste de woningbouwcorporatie aan. PréWonen ziet mogelijkheden tot verbetering in de sturing die de Milieudienst IJmond en de gemeenten kunnen uitoefenen. Het contact met de Milieudienst is goed maar levert weinig concrete resultaten op. De Milieudienst en de gemeenten kunnen meer doen aan de promotie van duurzame energie bij eindgebruikers. De nadruk moet liggen op het verhoogde comfort dat duurzame energie met zich mee brengt en minder op de techniek zelf. Ook het vernieuwende en vooruitstrevende van duurzame energie kan benadrukt worden, zodat het bouwt aan het imago van de woningbouwcorporatie en haar bewoners. In het verleden heeft er overleg plaats gevonden tussen woningcorporaties WoonOpmaat en PréWonen, Woningbedrijf Velsen, Milieudienst IJmond en de bijbehorende gemeenten om te komen tot een convenant waarin een hoog ambitieniveau op het gebied van duurzame energie zou
BECO Groep
25
Duurzame Energie Scan Gemeente Bloemendaal – Marktverkenning Duurzame Energie, mei 2006
worden vastgelegd. Het convenant is uiteindelijk nooit ondertekend. Dergelijke negatieve ervaringen hebben uiteraard ook een negatieve invloed op het enthousiasme bij PréWonen gehad. Woonmaatschappij Woonmaatschappij is actief in het noordelijk deel van de randstad. De bouwprojecten die gerealiseerd worden zijn grotendeels sociale huurwoningen maar bestaan voor een deel ook uit woning in het hogere huursegment en koopwoningen. Woonmaatschappij richt zich naar de duurzaamheidsaspecten zoals de gemeenten Haarlem en Amsterdam die hanteren. De gemeente Amsterdam heeft in haar eisen het aantal DUBO-maatregelen teruggebracht van 33 naar 12. De gemeente Amsterdam denkt op deze manier sneller en op een doelmatige manier partijen te kunnen sturen op het halen van de landelijke Energieprestatienorm. De gehanteerde DUBO-maatregelen focussen voor het behalen van de EPC-norm op het realiseren van een hoge isolatiewaarde van de gebouwen en het vermijden van technische installaties. De reden hiervoor is dat de gemeente Amsterdam van mening is dat veel bewoners niet goed weten hoe ze de technische installaties (waaronder dus duurzame energie installaties) op de juiste manier moeten gebruiken, bedienen en onderhouden. Woonmaatschappij onderschrijft deze mening en beschouwt deze vereenvoudiging van de DUBO-maatregelen als een goede ontwikkeling. De gemeente Haarlem hanteert nog wel de volledige DUBO-maatregelenlijst. Daarnaast heeft deze gemeente ook een beoordelingsmethode gezocht waarmee duurzaamheids- en kwaliteitsniveau van projecten op een objectieve manier gewaardeerd kunnen worden. Net als de gemeente Heemskerk, heeft Haarlem de oplossing hiervoor gevonden in het GPR-gebouw model. Het ‘GPR-gebouw’ model is ontwikkeld door de gemeente Tilburg in samenwerking met een adviesbureau. GPR staat voor Gemeentelijke Prestatie Richtlijn. Dit model maakt het mogelijk om streefniveaus (1-10) toe te kennen aan zes verschillende categorieën: o Energie, o Materialen, o Afval, o Water, o Gezondheid, o Woonklimaat. Om te voldoen aan het Bouwbesluit dient op alle onderdelen minimaal de score 5 gehaald te worden. Door te voldoen aan alle maatregelen van de DUBO-norm wordt een score van 6 op alle onderdelen behaald. De gemeente Haarlem vraagt dus een GPR-gebouw score van minimaal 6 op alle onderwerpen. Ter overweging: De gemeente Bloemendaal kan overwegen om eveneens op zoek te gaan naar een methode waarmee het op een eenduidige en heldere manier alle wettelijke verplichtingen en aanvullende duurzaamheidseisen kan communiceren zowel intern als extern. Woningbouwcorporatie Woonmaatschappij houdt zich dus aan de eisen zoals opgelegd door de lokale overheid (of de opdrachtgever). Woonmaatschappij geeft duidelijk aan een hogere mate van duurzaamheid niet te beschouwen als een speerpunt in haar beleid. Duurzaamheid heeft de aandacht in die mate dat de inspanningen zijn gericht op het voldoen aan de standaard wettelijke 26
BECO Groep
Duurzame Energie Scan Gemeente Bloemendaal – Marktverkenning Duurzame Energie, mei 2006
eisen. Indien een gemeente aanvullende duurzaamheidsambities heeft die verder gaan dan de landelijke wettelijke eisen dan zal de gemeente hier actief het voortouw in moeten nemen en dit helder richting Woonmaatschappij moeten communiceren Woonzorg Nederland Woonzorg Nederland is met circa 195 zorg- en verpleeghuizen en circa 27.000 woningen de grootste organisatie voor ouderen- en zorginstellingen in Nederland. Woonzorg Nederland heeft woningen en complexen in vier van de zeven gemeenten die deelnemen aan deze regionale DEscan: Beverwijk, Heemskerk, Zandvoort en Bloemendaal. Dhr. Van der Lingen is persoonlijk voorstander van energetisch gunstig bouwen en beschouwt de toepassing van DE als een onderdeel hiervan. De verscherping van de EPC-norm heeft zijns inziens de stap naar toepassing van duurzame energie logischer gemaakt. Toch is hij van mening dat de EPC verscherping niet tot kwalitatief betere woningen leidt. Binnen Woonzorg Nederland wordt gediscussieerd over de invulling van duurzaamheid op bedrijfsniveau. Onder andere het wisselend opdrachtgeverschap heeft ervoor gezorg dat er nog geen helder ambitieniveau ten aanzien van duurzaamheid voor het hele bedrijf is geformuleerd. Binnen een aantal projecten heeft Woonzorg Nederland reeds duurzame energie technieken toegepast, zonnepanelen, wamrtepompen, Lage Temperatuur Verwarming (LTV) en WarmteKoudeopslag. In sommige gevallen vond hierbij samenwerking met derden (bijvoorbeeld energiebedrijf Eneco) plaats. Een drempel voor Woonzorg Nederland om DE-technieken toe te passen vormt de doelgroepen waarvoor de woningen bedoeld zijn. De woningen dienen veelal binnen de sociale huurklasse te vallen, wat inhoudt dat geprobeerd wordt de huur zo laag mogelijk te houden. Extra investeringen in duurzaamheid zouden de huurprijs verhogen en daarmee huursubsidiemogelijkheden kunnen beperken Woonzorg Nederland ontwikkelt ook koopwoningen. De hoge grondprijs belemmert volgens dhr. van der Lingen de toepassing van duurzame technieken. De hoge prijzen bieden onvoldoende investeringsruimte wanneer het gaat om betaalbare koopwoningen. Bij woningen in het duurdere segment zou het toepassen van duurzame technieken zijns inziens wel kunnen. Woonzorg Nederland bouwt volgens de eisen die gesteld worden om te voldoen aan het ‘Woonkeur’ label en het certificaat ‘seniorenstandaard’ (op basis van de Wet voor Gehandicapten). Sporadisch wordt vanuit de betrokken overheid eisen ten aanzien van duurzaamheid aan een bouwproject gesteld die verder gaan dan het Bouwbesluit. Aangezien Woonzorg Nederland de grond veelal reeds in eigendom heeft, stelt Woonzorg dat de overheid weinig (juridische) mogelijkheden heeft om aanvullende eisen te stellen. Woonzorg Nederland geeft aan dat wanneer de gemeente eigenaar van de grond is of in geval van erfpacht er mogelijkheden voorhanden zijn ter stimulering van hogere duurzame ambities. De constructie waarbij de gemeente kortingspercentages op de grondprijs of op de hoogte van het
BECO Groep
27
Duurzame Energie Scan Gemeente Bloemendaal – Marktverkenning Duurzame Energie, mei 2006
erfpachtcanon geeft, afhankelijk van het duurzaamheidsniveau dat gerealiseerd wordt, spreekt de organisatie aan. Woonzorg Nederland verwacht van de gemeente en/of Milieudienst dat de plannen en ambities ten aanzien van duurzaamheid goed beargumenteerd worden. Eveneens verwacht men dat de gemeente en/of Milieudienst voldoende kennis en deskundigheid ter beschikking stelt om de gestelde duurzaamheidseisen succesvol in de planvorming door te voeren. De gemeente moet hierbij wel rekening houden met de doelgroep waarvoor de woningen bestemd zijn en de gewenste duurzame technieken daarop aanpassen.
4.4.3
Nieuwbouwwijk: Park Tetrode
In overleg met de gemeente Bloemendaal is gekozen om binnen de lokale marktverkenning te focussen op de nieuwbouwontwikkelingen op het voormalig Marinehospitaal terrein, oftewel het project Park Tetrode. BAM Vastgoed en de gemeente Bloemendaal zijn begin 2005 gekomen tot een samenwerkingsovereenkomst voor de ontwikkeling van het terrein. De huidige bebouwing wordt gesloopt om plaats te maken voor circa 90 appartementen in vijf gebouwen. Er zullen appartementen voor zowel de huur- als koopsector gerealiseerd worden. In het programma van eisen voor dit project is opgenomen dat de kostenneutrale maatregelen uit het Nationaal DuBopakket getroffen moeten worden. Het toevoegen van milieueisen bleek op een later tijdstip niet meer mogelijk wegens de eerder gemaakte afspraken met BAM Vastgoed. Evaluatie marktinterview(s) BAM Vastgoed voert ten aanzien van duurzaamheid geen pro-actief beleid. Voor wat betreft duurzaamheidseisen heeft BAM Vastgoed aangegeven vooral door de overheid gestuurd te worden. Indien de lokale of provinciale overheid, of anders de opdrachtgever geen extra eisen ten aanzien van duurzaamheid stelt zal BAM deze ook niet uit eigen initiatief toepassen. BAM Vastgoed heeft wel een toolkit duurzame woningbouw ontwikkeld om vanuit de markt te tonen hoe zij invulling kunnen en willen geven aan duurzame woningbouw. De geïnterviewde geeft echter aan dat de interne kennis en draagvlak binnen BAM hierover niet overal even goed is. BAM Vastgoed hanteert als uitgangspunt dat er best veel aan duurzaamheid gedaan kan worden, mits hier een marktconforme prijs mee samenhangt. Met andere woorden, het wordt gezien als iets extra, waarvoor de klant extra moet willen betalen. De visie van de contactpersoon bij BAM is dat de bereidheid van opdrachtgevers om meer te betalen voor duurzaamheid beperkt is. Woonconsumenten zijn volgens de geïnterviewde niet tot weinig geïnteresseerd in energiebesparende maatregelen en duurzame energie maatregelen. Vaak hebben bewoners/(ver-) kopers geen zicht op het eigen energieverbruik en is men ook onbekend met het bestaan van de EPC-norm. Daarnaast hebben woonconsumenten geen weet van de voordelen van energiebesparende / duurzame energie maatregelen en het effect ervan op het energieverbruik. Volgens de geïnterviewde leven bij kopers van huizen in het hogere prijzensegment, zoals gepland staan op in perk Tetrode, percepties ten aanzien van duurzame energie/energiebesparende toepassingen, zoals LTV (bijvoorbeeld vloerverwarming en HR-radiatoren), die een negatief effect hebben op de verkoopbaarheid. Duurzame energie toepassingen zouden comfortverlagend werken 28
BECO Groep
Duurzame Energie Scan Gemeente Bloemendaal – Marktverkenning Duurzame Energie, mei 2006
(zoals een trager verwarmingssysteem) en mensen die hoge prijzen voor een huis neerleggen zouden minder geïnteresseerd zijn in het besparen van kosten op hun energierekening. De onzekerheid of mensen wel bereid zullen zijn om de (hogere) vraagprijs voor duurzamere huizen, te betalen. BAM Vastgoed vertaalt deze onzekerheid in een hoger investeringsrisico. Extra eisen die gesteld worden aan de ontwikkeling van een woonwijk vormen in de ogen van veel projectontwikkelaars een extra verkooprisico (extra techniek, moeilijker verkoopbaar, duurder, etc.). Eventuele lagere gebruiks-/ exploitatiekosten worden door de projectontwikkelaars vaak nog buiten beschouwing gelaten en niet als verkoopargument gebruikt. Op het moment dat de verwachte opbrengst lager zal uitvallen of de verkoopbaarheid lager zal zijn, als gevolg van aanvullende duurzaamheidseisen, zal de projectontwikkelaar een manier zoeken om zijn investeringen te verlagen, om zodanig het investeringsrisico te verlagen. BAM Vastgoed geeft aan dat in de praktijk dit vaak inhoudt dat wanneer de gemeente extra eisen stelt aan de ontwikkeling van een gebied, er een lagere prijs voor de grond zal worden geboden. De gemeente zal zich ervan bewust moeten zijn dat hogere duurzaamheidsambities kunnen leiden tot een verlaging van de grondopbrengst voor een bepaald gebied. De gemeente Bloemendaal heeft voor de ontwikkeling van het voormalige Marinehospitaalterrein geen duurzaamheidseisen gesteld tijdens de grondonderhandelingen. Extra investeringsrisico’s die zouden voortvloeien uit bovenwettelijke duurzaamheidseisen zijn dan ook niet door BAM Vastgoed ingecalculeerd. Ter discussie: Ontwikkelaars blijken keuzes te baseren op percepties die bij kopersgroepen lijken te leven. Deze perceptie is het gevolg van deels verkeerde informatievoorziening. Lage temperatuurverwarming is een comfortverhogende techniek. Stijgende energieprijzen zullen in de komende jaren verwacht worden. Tot 2010 verwacht men een stijging van 30-50%, dat houdt in een nog belangrijker gedeelte van de woonlasten wordt bepaald door het energieverbruik en de rentabiliteit om meer te investeren in energiezuinige en duurzame opties neemt toe. Goede informatie naar ontwikkelaars, bouwpartijen en kopersgroepen is een eerste noodzaak.
BECO Groep
29
Duurzame Energie Scan Gemeente Bloemendaal – Marktverkenning Duurzame Energie, mei 2006
4.4.4
Volkshuisvesting binnen het Klimaatbeleid
De gemeente Bloemendaal heeft in haar plan van aanpak Klimaatbeleid reeds een aantal projecten en doelstellingen ten aanzien van duurzaamheid en (duurzame) energie geformuleerd. In onderstaande tabel zijn de klimaatprojecten opgenomen die direct of indirect te maken hebben met de doelgroep Volkshuisvesting. Voor het project Park Tetrode, het plan Meer en Berg en in het algemeen voor toekomstige inbreidings- en uitbreidingsplannen is aangegeven of het klimaatproject uit het plan van aanpak van toepassing is en of er reeds maatregelen in een programma van eisen zijn opgenomen om te komen tot een realisering van de doelstelling(en).
TAAKSTELLING UIT PvA KLIMAATBELEID
PROJECT
Park Tetrode Project 5: Toepassen van een EPL van minimaal 6,5 in woningbouwprojecten met meer dan 250 nieuwbouwwoningen.
Project 8: Realisering van 2 randvoorwaarden voor verbeteren toepassing duurzame energiebronnen (voorlichting, actie zonnepanelen / zonneboiler)
Project 12: Bij uitbreidingsplannen is sprake van minimaal 70% zongerichte verkaveling
4.4.5
Nee
Nee
Plan Meer en Berg
Ja
Ja
Inbreidingsplannen
Afhankelijk van aantal
Nog nvt
Uitbreidingsplannen
Afhankelijk van aantal
Nog nvt
Bestaande woningen
Nee
Nvt
Ja
Nee
Park Tetrode Project 6: De inspanningsverplichting om bij nieuwbouw een verscherping van de EPC met 10% te bereiken.
Opgenomen in plannen/ Van toepassing op PvE van project? project /voor gebied?
Plan Meer en Berg
Ja
Ja
Inbreidingsplannen
Ja
Nog nvt
Uitbreidingsplannen
Ja
Nog nvt
Bestaande woningen
Nee
Nvt
Park Tetrode
Ja
Nee
Plan Meer en Berg
Ja
Nee
Inbreidingsplannen
Ja
Nee
Uitbreidingsplannen Bestaande woningen
Ja Ja
Nee Nee
Park Tetrode
Ja
Nee
Plan Meer en Berg
Ja
Ja
Inbreidingsplannen
Indien mogelijk
Nog nvt
Uitbreidingsplannen
Ja
Nog nvt
Bestaande woningen
Nee
Nvt
Kansen voor verzilvering
In deze paragraaf worden een aantal mogelijke maatregelen besproken voor de gemeente Bloemendaal om de realisatie van duurzame energie binnen de doelgroep Volkshuisvesting te bevorderen. De maatregelen zijn onderverdeeld in vijf categorieën om zo duidelijk aan te geven of het bijvoorbeeld gaat om een maatregel gericht op een concreet project, een beleidsmaatregel, een maatregel gericht op communicatie of dat het een kans voor regionale samenwerking betreft. In de onderstaande tabel worden de maatregelen opgesomd, in de daarop volgende paragrafen worden de genoemde maatregelen nader toegelicht c.q. beschreven. De voorgestelde maatregelen zijn uitgewerkt terug te vinden in het actieplan in het rapport Actieplan Duurzame Energie, Gemeente Bloemendaal.
30
BECO Groep
Duurzame Energie Scan Gemeente Bloemendaal – Marktverkenning Duurzame Energie, mei 2006
Tabel 1: Overzicht maatregelen voor verduurzaming binnen het thema Volkshuisvesting
Maatregelen ten aanzien van project 1. Overleg met projectontwikkelaar BAM Vastgoed. Algemene maatregelen 1. Overweeg opstellen gebruiksvoorwaarden bij uitgifte van de grond. 2. Zorg voor voldoende kennis binnen de verschillende afdelingen van de gemeente (kennis workshop). 3. Zet een subsidiefonds voor duurzame energie toepassingen voor particulieren op. 4. Algemene informatiefolder. 5. Actieve informatie campagne over energiebesparing en duurzame energie. 6. Optimale zonoriëntatie en -benutting vastleggen. 7. Maak in plannen en beleid ruimte voor een duurzame energie paragraaf. 8. Overweeg te komen tot een gemeentelijk ambitieniveau 9. Benut alle juridische en financiële instrumenten. Regionale maatregelen 1. Verbeteren onderhandelingspositie van gemeenten. 2. Organiseer een symposium of workshop voor projectontwikkelaars en bouwpartijen. 3. Start het overleg met woningbouwcorporaties over duurzame energie. 4. Samenwerkingsverbanden met derden. Maatregelen ten aanzien van Park Tetrode § Overleg met projectontwikkelaar BAM Vastgoed In overleg met projectontwikkelaar BAM Vastgoed kijken of het niet alsnog mogelijk is om duurzame energie toepassingen in het project toe te voegen. In het bijzonder de toepassing van lage temperatuur vloerverwarming zou zowel met het oog op de vraag naar comfort alsook voor eventueel toekomstige duurzame energie toepassingen zeer gunstig zijn. Onderzoek in de praktijk heeft aangetoond dat het relatief groot aandeel aan stralingswarmte, zoals bij wand- en vloerverwarming, door bewoners juist als gunstig wordt ervaren. Lage temperatuurverwarmings-systemen hebben met betrekking tot het binnenmilieu een groot aantal voordelen ten opzichte van de traditionele hoge temperatuur-systemen. Denk hierbij aan: § een betere temperatuurverdeling, § belemmering van de ontwikkeling van huisstofmijt, § minder geur veroorzaakt door stofschroei, § minder zwevende stofdeeltjes, § grotere veiligheid (geen verbrandings- en stootgevaar).
De projectontwikkelaar kan er verder op gewezen worden dat vloer- en wandverwarming geen beslag leggen op de ruimte, waardoor er effectief meer woonoppervlakte verkregen wordt. Het toepassen van lage temperatuurverwarming draagt ook aanzienlijk bij aan het voldoen aan de nieuwe EPC eis van 0,8. Naast het toepassen van LTV, kan de gemeente in het overleg met BAM Vastgoed wijzen op de voordelen van een centrale warmtepomp. Bijzonder aan de warmtepomp in combinatie met lage
BECO Groep
31
Duurzame Energie Scan Gemeente Bloemendaal – Marktverkenning Duurzame Energie, mei 2006
temperatuurverwarming is de ingebouwde mogelijkheid om op warme dagen te koelen (passieve of 'vrije' koeling, om de warmtepomp installatie heen). De overtollige binnenwarmte wordt door de wand- of vloerverwarming afgevoerd. Kortom, het is koeling en verwarming in één, iets wat juist de vraag voor comfort van de meer welvarende kopers zou kunnen beantwoorden. Volgens een berekening van SenterNovem uitgevoerd in 2001 lagen de meerkosten voor het toepassen van een duurzame energie installatie voor woningen, bestaande uit collectieve warmtepompen en lage temperatuurverwarming op circa € 3.700,- per woning vergeleken met het toepassen van een conventionele HR cv-ketel. Technologische ontwikkeling zorgt mogelijk op termijn voor een (nog) gunstiger kostenplaatje. De gemeente kan door het aanleveren van dergelijke kennis BAM Vastgoed, maar ook in de toekomst andere projectontwikkelaars, eventueel overtuigen dat het toepassen van deze duurzame energie technieken gunstig is. Op dit moment bedraagt de terugverdientijd van de meerinvestering ongeveer 7 – 10 jaar. In bedrijfssituaties soms aanmerkelijk korter. Zeker wanneer lage temperatuur verwarming sowieso overwogen wordt, of het totale kostenplaatje voor klimaatbeheersing (koeling, be-/ontvochtiging en verwarming) in beschouwing wordt genomen. Tot slot is het van groot belang dat gebouwschil en installaties een uitgebalanceerd geheel vormen. Steeds vaker wordt gesproken van een bouwconcept; een warmtepompsysteem in combinatie met de juiste bouwschil (isolatiewaarde, gebouwmassa), de juiste ventilatiesystemen, 1 warmteterugwinning en natuurlijke ventilatie en de juiste warmteoverdrachtstechnieken . Voorbeelden hiervan zijn de kwaliteitseisen die aan een Zonnewoning gesteld worden of de Energiewoning van ITHO en modules als de System Integrator. Ook in ondersteunende literatuur 2 wordt steeds vaker gesproken van ‘bouwconcepten’ en ‘systeem integratie’ . Het is belangrijk dat bouwpartijen en de gemeente van deze ontwikkelingen en noodzaak op de hoogte zijn. De gemeente kan verder overwegen om gebruik te maken van de subsidies voor de plaatsing van technieken uit de duurzame energielijst van de Provincie Noord-Holland. Deze liggen in 2006 op €400,- per woning voor het toepassen van LTV en op €400,- per warmtepomp. Door middels de subsidies mee te betalen aan de meerkosten voor LTV en/of warmtepompen kan de gemeente Heijmans misschien alsnog overtuigen.
Algemene maatregelen ten aanzien van Volkshuisvesting § Stel gebruiksvoorwaarden op bij uitgifte van de grond De gemeente kan gebruiksvoorwaarden opstellen indien de gemeente gronduitgever is. Hiermee zijn fysieke voorwaarden voor het behalen van het streefcijfer duurzame warmte voor het betreffende bouwproject (nu of in de toekomst) veilig te stellen. Voorbeeld is het toepassen van LTV. Gebruiksvoorwaarden kunnen in een onderhandelingsproces een effect op de uitgifteprijs hebben. De juridische instrumenten zijn reeds genoemd in hoofdstuk 2 van dit rapport en zullen in samenwerking met de afdelingen RO, Grondzaken en Juridische Zaken binnen de gemeente op de juiste wijze binnen de planontwikkeling moeten worden ingepast. 1 2
Bron: Lesson’s Learned Warmtepompsystemen, uitgevoerd door DWA in opdracht van SenterNovem. Bron: Toolkit Duurzame Woningbouw, opgesteld i.s.m. SenterNovem, BAM Vastgoed, etc. 2e druk komt in juni 2006
32
BECO Groep
Duurzame Energie Scan Gemeente Bloemendaal – Marktverkenning Duurzame Energie, mei 2006
Indien de gemeente kiest voor de hogere duurzaamheidsambitie zal dit duidelijk gecommuniceerd moeten worden naar de afdeling verantwoordelijk voor de grondverkoop en Ruimtelijk Ordening. Er zal ook op toegezien moeten worden dat deze afdeling qua prestatie niet alleen afgerekend wordt op de behaalde grondopbrengst, maar dat het realiseren van de aanvullende eisen (duurzaamheids- en/of sociale eisen aan de ontwikkeling) ook meetelt in de beoordeling. Er zijn verschillende mogelijkheden om extra eisen bij grondafgifte te stellen. Wanneer de grond in eigendom is, ligt het voor de hand dat de gemeente bovenwettelijke eisen opneemt in het programma van eisen voor de uitgifte. Bij het komen tot een prijsafspraak kan de gemeente vervolgens akkoord gaan met een lagere prijs of er kan overwogen worden om een ‘statiegeldregeling’ af te spreken. Wanneer (een bepaald percentage) duurzame energie wordt toegepast, krijgt de nieuwe grondeigenaar een deel van het aankoopbedrag terug. § Zorg voor voldoende kennis binnen de verschillende afdelingen van de gemeente Binnen de gemeente hebben diverse geledingen contacten met projectontwikkelaars, woningbouwcorporaties, architecten en particuliere bouwers. Dit kan vanuit Milieu, Vergunningverlening, Economische Zaken, Bouw- en Woningtoezicht of andere afdelingen zijn. Belangrijk is dat al deze geledingen op de hoogte zijn van EPL, EPC, EPBD, duurzame energie (zon, warmtepomp (+LTV), wind en biomassa), etc. Over de inzet van financiële en juridische instrumenten ontbreekt de kennis op relevante afdelingen, zodat verduurzamingsprocessen onvoldoende gestuurd kunnen worden. Dit item speelt bij meerdere gemeenten die deelnemen aan dit onderzoek, het is dan ook raadzaam in samenspraak met de andere gemeenten en de Milieudienst een cursus/ workshop/ symposium op te zetten om kennislacunes in te vullen. Een regionale aanpak heeft een aanvullend voordeel omdat op deze manier de medewerkers van de verschillende afdelingen duidelijkheid krijgen over de praktische invulling van het gemeentelijk klimaatbeleid en de gemeentelijke duurzaamheidsambities en wordt gewerkt aan beleidsintegratie van klimaatbeleid en milieudoelstellingen in samenwerking met de Milieudienst IJmond. § Subsidiefonds voor duurzame energie toepassingen voor particulieren opzetten De gemeente Bloemendaal kan, omdat klimaatafspraken met de Provincie Noord-Holland gemaakt zijn, gebruik maken van de subsidies van de duurzame-energielijst van de provincie. Op deze lijst staan subsidiebedragen voor de plaatsing van verschillende duurzame energie technieken (zonneboiler, PV-systeem, warmtepomp, LTV) maar ook voor energiebesparende technieken (o.a. dakisolatie, vloerisolatie, spouwmuurisolatie, HR++ glas). De gemeente kan een fonds oprichten van waaruit deze subsidies aan particuliere inwoners uitbetaald worden. Het fonds kan bij de inwoners onder de aandacht gebracht worden door middel van en informatiecampagne over duurzame energie en energiebesparing. Maatregelen ten aanzien van communicatie § Informatiefolder De gemeente kan overwegen om een informatiefolder of een desnoods een simpel A4-tje met informatie op te stellen dat vervolgens bij het eerste contact tussen de gemeente en een particulier, architect of projectontwikkelaar met nieuwbouw- of grootschalige renovatieplannen meegegeven
BECO Groep
33
Duurzame Energie Scan Gemeente Bloemendaal – Marktverkenning Duurzame Energie, mei 2006
wordt. Hierop kan de gemeente wijzen op de duurzaamheidseisen die gesteld worden in het kader van het duurzaam bouwen convenant, het klimaatbeleid en eventueel aanvullende ambities van de gemeente op het gebied van duurzaamheid. In de informatiefolder kan de gemeente erop wijzen dat het toepassen van LTV bijna onmisbaar is om te voldoen aan de wettelijke EPC norm van 0,8 voor woningen. Indien de gemeente net als de gemeente Heemskerk kiest om met de GPRgebouwmethode te werken, moet de informatiefolder deze methode ook introduceren en aan de hand van dat model de verschillende kwaliteits- en duurzaamheidseisen toelichten. § Actieve informatiecampagne over energiebesparing en duurzame energie Momenteel vindt de voorlichting aan burgers, instellingen en organisaties op passieve wijze plaats. Door hier actiever mee om te gaan maakt de gemeente Bloemendaal aan haar inwoners kenbaar hoe de gemeente aan kijkt tegen de toepassing van duurzame energie en geeft zij inzicht in het beleid van de gemeente inzake energiebesparing en duurzame energie. De voorlichting kan gebaseerd worden op het in een ambitiesessie geformuleerde na te streven duurzame energie percentage. De voorlichting kan zich verder richten op de voordelen van duurzame energieopties: verbetering comfort, besparing op energiekosten, gezond binnenklimaat, terugverdientijden (de beperkt hogere hypotheeklast als gevolg van de meerkosten voor de investering worden snel en ruimschoots terugverdiend met de besparingen op het energieverbruik voor de ruimteverwarming en de verwarming van tapwater). Door actieve voorlichting worden partijen die willen renoveren of nieuwbouwplannen hebben, gewezen op de mogelijkheden van energiebesparing en duurzame energie. Door actief te informeren kan men mensen ook eerder geënthousiasmeerd krijgen. In het kader van project 8 van het klimaatbeleid, gericht op de bestaande bouw, wordt reeds gesproken van het voorlichten van doelgroepen over duurzame energie in het algemeen en het oprichten van een fonds voor de subsidiering van zonnepanelen en zonneboilers. Dit is een maatregel die zeer goed uit te voeren is in samenwerking met andere gemeenten en de Milieudienst. Ter discussie: Een goed voorbeeld van een dergelijke samenwerking is het Servicepunt Warm Wonen een initiatief van de gemeenten Leiden, Leiderdorp, Oegstgeest, Voorschoten, Warmond en Zoeterwoude in samenwerking met de Milieudienst West-Holland. Deze 6 gemeenten hebben een gezamenlijke website opgezet met daarop informatie over energiebesparing, duurzame energie technieken die particulieren in hun bestaande woningen kunnen toepassen en subsidie die eventueel op deze technieken gegeven wordt. Om de website en de subsidie te promoten heeft in 2004 en in 2005 een informatiecampagne plaats gevonden door middel van reclameborden langs de wegen en bij bushaltes in de gemeenten en door folders in de post. Dergelijke informatiemiddelen (website, reclameposter, informatiefolder) kunnen eventueel ook gezamenlijk voor de IJmondse en Zuid-Kennemerlandse gemeenten ontwikkeld worden.
34
BECO Groep
Duurzame Energie Scan Gemeente Bloemendaal – Marktverkenning Duurzame Energie, mei 2006
Beleidsmatige maatregelen § Optimale zonoriëntatie en -benutting vastleggen De gemeente Bloemendaal kan de toepassing van duurzame energie bevorderen in een programma van eisen van ieder stedenbouwkundig plan door op te nemen dat alle gebouwen maximaal op het zuiden zijn georiënteerd. De gemeente Bloemendaal kan artikel 9 van het Besluit Ruimtelijke Ordening gebruiken om dit vast te leggen. In een programma van eisen kunnen ook regels opgenomen worden over de bezonning van gevels en buitenruimten, dakoriëntatie, kapvorm, hellingshoek, belemmeringhoek en opgaande beplanting. § Maak in plannen en beleid ruimte voor een duurzame energie paragraaf Het vastleggen van streefcijfers voor het aandeel duurzame energie in het gemeentelijke energieen klimaatbeleid maakt het voor iedereen duidelijk waar de gemeente op het gebied van duurzaamheid en energie naar toe wil. Door in de bestemmingsplannen een duurzaamheidsparagraaf toe te voegen kan hierin eveneens ingegaan worden op het streven om te komen tot een vastgesteld aandeel duurzame energie. Eventueel kan in de plannen gedifferentieerd worden naar gebied en naar een streefwaarde per doelgroep. Door het vastleggen van dergelijke streefcijfers is het mogelijk om op basis van deze ambities concrete afspraken te maken met bijvoorbeeld WBC’s, projectontwikkelaars, particulieren en architecten. § Overweeg te komen tot een gemeentelijk ambitieniveau Organiseer intern een ambitiesessie, wellicht gekoppeld aan de interne kennis workshop en formuleer een duurzame energie ambitie. Binnen de gemeente Bloemendaal is een totaal theoretisch potentieel van circa 15% aanwezig. De gemeente kan overwegen om op basis van de inventarisatie en de marktverkenning een realistisch streefgetal voor duurzame energie te formuleren. Dit percentage kan de gemeente dan vervolgens meenemen in al haar verdere plannen voor ontwikkeling van woningen, gebouwen en bedrijven. Duurzame energie toepassen bij bestaande bouw is veelal lastiger en minder rendabel dan bij nieuwbouw. Nieuwbouw is het natuurlijkst moment om duurzaamheidsmaatregelen toe te passen. Bij het formuleren van een gemeentelijke ambitieniveau is een praktische aanpak te streven naar realisatie van het het potentieel dat ten tijde van dit schrijven in de vorm van nieuwbouwplannen bekend is. Het potentieel voor duurzame energie in aanvullende nieuwbouwplannen kan dan bij dit ambitiepercentage worden opgeteld. Niet al het theoretisch potentieel binnen de nieuwbouwprojecten zal ook echt gerealiseerd worden (overschatting), maar er zal toch ook een (klein) gedeelte van het theoretisch potentieel binnen de bestaande bouw gerealiseerd worden (onderschatting). Op basis van de gegevens zoals deze bekend waren ten tijde van dit project, komt dit voor de gemeente Bloemendaal neer op een streefpercentage van 2,8% (alleen op basis van nieuwbouw). Een deel van het biomassa potentieel is afkomstig uit het gemeentelijk beheer. Aangezien de gemeente Bloemendaal over de verwerking van deze hoeveelheid biomassa zeggenschap heeft, zou het potentieel dus net als het nieuwbouwpotentieel meegenomen kunnen worden bij het vaststellen van het gemeentelijk
BECO Groep
35
Duurzame Energie Scan Gemeente Bloemendaal – Marktverkenning Duurzame Energie, mei 2006
ambitieniveau. Het streefpercentage zou dan uitkomen op 3,6%. Met andere woorden de gemeente Bloemendaal zou zich tot doel kunnen stellen dat 3,6% van het totale energiegebruik in de gemeente duurzaam moet zijn binnen een periode van 6 jaar (uitvoeringstermijn huidige nieuwbouwplannen). Een duidelijk herleidbaar streefgetal vereenvoudigt de communicatie richting externen (bouwpartijen, particulieren, e.a.), maar draagt ook bij aan focus en helderheid binnen de het gemeentelijk apparaat zelf. § Benut alle juridische en financiële instrumenten In §2.3 en §2.4 worden een aantal juridische en financiële instrumenten besproken die gemeenten ter beschikking hebben om duurzaamheid en daaronder ook duurzame energie binnen hun grenzen te stimuleren. De gemeente kan nalopen in hoeverre zij de genoemde instrumenten reeds toepast. Bij de instrumenten die nog niet ingezet worden kan onderzocht worden of deze voor de huidige en voor de geplande toekomstige situatie voor de gemeente Bloemendaal toegevoegde waarde kunnen leveren. Regionale maatregelen § Verbeteren onderhandelingspositie van gemeenten Projectontwikkelaars willen graag zo min mogelijk extra eisen boven op de bestaande landelijke eisen. Om vooruitstrevend te zijn om het gebied van duurzaamheid en in het kader van het gemeentelijk Klimaatbeleid moeten veel gemeenten echter juist wel aanvullende eisen stellen die verder gaan dan het Bouwbesluit of de landelijke EPC-norm. Projectontwikkelaars zullen dus een voorkeur hebben voor gemeenten die geen of zo min mogelijk aanvullende eisen stellen. In de interviews is aangegeven dat er hierdoor een zekere concurrentiestrijd tussen gemeenten is ontstaan. Dit geeft de projectontwikkelaars een zekere machtspositie ten opzichte van de gemeente bijvoorbeeld tijdens de onderhandelingen over de grondprijs. Om dit te voorkomen zouden de gemeenten in een regio zoveel mogelijk dezelfde eisen moeten hanteren, om zo de onderhandelingspositie ten opzichte van de projectontwikkelaars te verbeteren. § Actualiseer het plan van aanpak Duurzaam Bouwen Het plan van aanpak Duurzaam Bouwen is in 1998 door de gemeenteraad vastgesteld. Sindsdien hebben er een aantal veranderingen plaatsgevonden die van invloed (kunnen) zijn op het duurzaam bouwen beleid. Zo is per 1 januari 2006 de EPC-norm verlaagd van voorheen 1,0 naar 0,8. In 2004 heeft de gemeente Bloemendaal net als vele andere gemeenten uit de regio een gemeentelijk Klimaatbeleid opgesteld. Het klimaatbeleid bevat een aantal taaktellingen waar tijdens bouwplannen en -projecten rekening gehouden moet worden. Het is dan ook raadzaam om het plan van aanpak Duurzaam Bouwen te actualiseren en daarbij een vertaling te maken van de taakstellingen uit het Klimaatbeleid naar concrete duurzaam bouwen maatregelen.
36
BECO Groep
Duurzame Energie Scan Gemeente Bloemendaal – Marktverkenning Duurzame Energie, mei 2006
§ Organiseer een symposium of workshop voor projectontwikkelaars en bouwpartijen Er blijkt bij enkele geïnterviewden een aantal vooroordelen over duurzame energie te leven. Onder andere dat het altijd hoge meerkosten met zich meebrengt, dat het veel rompslomp voor bewoners betekend en dat het alleen interessant is voor mensen die kosten willen besparen op hun energierekening. Bij veel projectontwikkelaars is duurzame energie simpelweg geen onderwerp dat leeft. Er wordt dan ook geen specifiek beleid hierop gevoerd. Om een goede gesprekspartner voor de gemeente te vormen is het dus zaak dat de gemeente niet alleen intern zorgt dat iedereen een bepaalde basiskennis heeft, maar dat ook de externe relaties de mogelijkheid wordt geboden om kennis over duurzame energie op te doen. Dit zal betrokken partijen wellicht gelijk enthousiast maken om met projecten aan de slag te gaan en de heersende vooroordelen weghalen. Dit symposium is ook een uitgelezen mogelijkheid om de nieuwe ontwikkelingen te presenteren. Dit kunnen zowel ontwikkelingen zijn in de EPC, de EPDB, maar ook technische ontwikkelingen. Een dergelijk symposium zou bijvoorbeeld, met de provincie in de voortrekkersrol, in regionaal verband opgezet kunnen worden.
§ Start het overleg met woningbouwcorporaties over duurzame energie Uit de marktverkenning is gebleken dat woningbouwcorporaties veelal geen behoefte hadden aan een bijeenkomst om met “concurrenten uit de branche” en een externe partij te discussiëren over duurzame energie. Overleg wordt liever direct met de gemeente gevoerd en het liefst aan de hand van concrete projecten. Door met de woningbouwcorporaties af te stemmen wat de insteek is van de gemeente ten aanzien van duurzame energie kunnen wellicht prestatieafspraken gemaakt worden over bepaalde energieconcepten. Er valt te denken aan het maken van prestatieafspraken bij renovatie- en nieuwbouwprojecten. Gesproken kan worden over voorwaarden voor verduurzaming van de warmtevoorziening, te denken valt aan: o een energetisch goed casco; o het toepassen van lage-temperatuurverwarming; o gebruik maken van omgevings- en/of zonnewarmte (passieve zonne-energie) en seizoensopslag; o een bijpassende energie-infrastructuur. In Nederland worden momenteel diverse convenanten tussen projectontwikkelaars, woningbouwcorporaties en de gemeente ondertekend met betrekking tot duurzaam bouwen. Voorbeelden hiervan zijn: de gemeente Kerkrade met woningbouwcorporaties (genomineerd voor de Nederlandse Energie Toekomsttrofee) en de samenwerkende ISGO gemeenten (ZuidHollandse eilanden) en de bouwpartijen. De vorm en inhoud van deze convenanten kunnen mogelijk bouwpartijen en de (regionale) gemeenten stimuleren. § Samenwerkingsverbanden Ook kan gekeken worden of het mogelijk is om samenwerkingsverbanden aan te gaan met installateurs. Gemeenten kunnen met installateurs in de provincie afspreken dat zij op ieder natuurlijk ketel vervangingsmoment in de bestaande woningbouw de huiseigenaar ook een duurzaam alternatief (zonneboiler) voor rekenen. Deze adviserende rol zullen de installateur of andere partijen ook moeten gaan spelen bij het toekennen van het energielabel aan een woning,
BECO Groep
37
Duurzame Energie Scan Gemeente Bloemendaal – Marktverkenning Duurzame Energie, mei 2006
wanneer uiterlijk in januari 2009 alle maatregelen van het EPBD geïmplementeerd moeten zijn in Nederland. Het gaat daarbij ook niet alleen om het label, maar ook om de mogelijkheden die huiseigenaren hebben om de energieprestatie van hun woning te verbeteren. In een dergelijke afspraak is het tevens mogelijk de uitvoering van EPA-Woningbouw, één van de klimaatbeleidsdoelstellingen te realiseren. Installateurs die aan deze prestatieafspraak willen meewerken krijgen een vermelding op de gemeentelijke site en mogen hun bedrijf presenteren op bijvoorbeeld de gemeentepagina/-site.
4.5
Doelgroep: Bedrijven en Kantoren
4.5.1
Samenvatting resultaten DE-scan
Uit de inventarisatiefase bleek dat het potentieel aan duurzame energie dat bedrijven en kantoren (nieuw + bestaand) 15.933 GJ bedraagt (ter vergelijk: energie voor circa 173 huishoudens). Dit theoretisch potentieel beslaat 6,8% van het totale geïnventariseerde potentieel binnen de gemeente Bloemendaal. Het potentieel binnen het thema Bedrijven en Kantoren wordt met name veroorzaakt door het grote aantal plaatsen waar DE kan worden toegepast. In de gemeente Bloemendaal is slechts één groter bedrijf gevestigd, dat wil zeggen een bedrijf met meer dan 50 werknemers: het Gemeentelijk Waterleidingbedrijf Amsterdam (GWA). De gemeente Bloemendaal is sinds kort bevoegd gezag voor het GWA. Voor zover bekend staan geen grote renovatie of nieuwbouwplannen op stapel. De bedrijfstak die het meest vertegenwoordigd is in de gemeente Bloemendaal is de Horeca. In totaal telt de gemeente circa 50 horecabedrijven, waaronder 7 strandpaviljoenhouders. Voor een uitvoeriger overzicht van het geïnventariseerde theoretisch potentieel aan duurzame energie dat het thema Bedrijven & Kantoren kan bijdragen wordt verwezen naar het Definitief Rapport Duurzame Energie Scan Inventarisatie Duurzaam Energie Potentieel, Gemeente Bloemendaal
4.5.2
Algemene marktperceptie tav Bedrijven en Kantoren
De marktverkenning is onderverdeeld in een lokaal deel, van toepassing alleen voor de gemeente Bloemendaal, en een regionaal deel. In deze paragraaf wordt ook verslag gedaan van gesprekken met partijen die door voor meerdere van de zeven deelnemende gemeenten relevant zijn. Gesprekken zijn gevoerd met / informatie is aangeleverd door:
38
BECO Groep
Duurzame Energie Scan Gemeente Bloemendaal – Marktverkenning Duurzame Energie, mei 2006
Geïnterviewden (regionaal): Strandpaviljoenhouders
Mevr. H. Mel (Zandvoort) Dhr. W. Fisscher (Zandvoort) Dhr. G. Toonen (Zandvoort) Dhr. M. Verhoeven (Bloemendaal)
Gemeente Zandvoort – afdeling Ruimtelijke Ordening
Mevr. S. Bezuien
Beleid en visie gemeente Bloemendaal tav Bedrijven en Kantoren Bloemendaal zich kenmerkt door relatief weinig (industriële) bedrijfsactiviteiten. De bedrijven en kantoren die binnen de gemeente gevestigd zijn grotendeels gehuisvest in vroegere villa’s. Het beleid van de gemeente Bloemendaal is om de vestiging van nieuwe kantoren in villa’s te ontmoedigen vanwege de aantrekkende werking van verkeer. Voor verdere nieuwbouw van kantoren is binnen de bestemmingsplannen geen ruimte. De beperkte omvang van de doelgroep Bedrijven en Kantoren en het feit dat er geen plannen zijn om meer kantoorbedrijvigheid aan te trekken ligt in lijn met de beslissing om binnen het Klimaatbeleid van de gemeente niet te focussen op de doelgroep Bedrijven en Kantoren. De gemeente heeft in haar plan van aanpak Klimaatbeleid geen doelstellingen opgenomen ten aanzien van bedrijven en kantoren.
4.5.3
Duurzame Energie bij strandpaviljoens
De gemeenten Heemskerk, Bloemendaal en Zandvoort tellen samen 48 strandpaviljoens. In de gemeenten Zandvoort en Bloemendaal heeft een aantal strandpaviljoenhouders al richting de gemeenten aangegeven open te staan voor eventuele projecten op het gebied van duurzame energie. De gemeenten Heemskerk, Velsen, Bloemendaal en Zandvoort zouden kunnen overwegen om dit onderwerp regionaal op te pakken, eventueel samen met nog andere kustgemeenten in de regio. Evaluatie marktinterviews Strandpaviljoenhouders Gemeente Zandvoort De gemeente Zandvoort voert geen specifiek beleid om Duurzame Ontwikkeling te stimuleren. Wel heeft de gemeente sinds drie jaar een subsidie beschikbaar gesteld voor de paviljoenhouders. De subsidie is bedoeld voor investeringen in duurzame ontwikkeling op het gebied van energie en milieu. Er was maximaal € 15.000,- beschikbaar. Voorwaarde van de subsidie is echter dat de paviljoenhouders zelf een groter deel van de investering dragen. Veel paviljoenhouders zijn hiertoe niet bereid, waardoor bijna vier jaar later nog maar € 5.000,- aan subsidie is aangevraagd. Van slechts drie paviljoenhouders is bekend dat ze bereid zijn om in duurzame (energie)maatregelen te investeren. In totaal zijn er echter 39 paviljoens en dus blijft een groot deel van de subsidie onbenut. Omdat het merendeel van de paviljoenhouders aangaf geen tijd of interesse voor duurzaamheid te hebben heeft de gemeente Zandvoort het subsidiegeld dat eind 2005 nog overgebleven is gebleven ingetrokken.
BECO Groep
39
Duurzame Energie Scan Gemeente Bloemendaal – Marktverkenning Duurzame Energie, mei 2006
Strandpaviljoenhouders in Zandvoort De subsidie op Duurzame Ontwikkeling aangeboden door de gemeente Zandvoort bleek voor het merendeel van de paviljoenhouders niet voldoende om over te gaan tot investering. Paviljoenhouders kijken hierbij vooral naar de terugverdientijden. Andere voordelen worden uit het oog verloren omdat die zich moeilijker in financiële termen laten uitdrukken. In het kader van duurzame ontwikkeling is gekeken naar de mogelijkheid om elk individueel paviljoen te certificeren volgen de Milieubarometer. Hiertoe heeft een stagiaire van de School voor Toerisme InHolland alle paviljoens gescand op duurzaamheid. Slechts drie van de paviljoens zijn bereid om investeringen te maken om in aanmerking te komen voor certificering. De drie strandpaviljoenhouders die bereikt zijn voor een interview zijn juist de drie trekkers ten aanzien van duurzaamheid binnen de Vereniging van Paviljoenhouders van de gemeente Zandvoort. Deze drie trekkers zouden graag het strand van Zandvoort als Duurzaam Strand van Nederland willen profileren. De drie paviljoens hebben reeds een aantal duurzame maatregelen proberen in te voeren, zoals een grijswatercircuit en gescheiden vuilafvoer. Zelf hebben de drie paviljoenhouders elk een kleine zonneboiler aangeschaft. Hierbij hebben ze gebruik gemaakt van de subsidie van de gemeente Zandvoort. De volgende Duurzame optie die overwogen wordt, is de plaatsing van een kleine windmolen. De plaatsing van een kleine windmolen brengt relatief hoge investeringskosten (circa € 4.000,-) met zich mee terwijl het rendement te laag is om te voldoen aan de energievraag. Er zouden er dus meerdere geplaatst moeten worden. Door invloed van zand en zout wordt verwacht dat de windmolen(s) intensieve onderhoud behoeven en een levensduur van circa 3 jaar zal hebben. De investering samen met de onderhoudskosten wegen dan ook nauwelijks op tegen de energieopbrengst van een dergelijke kleine windmolen. Het voordeel van de windmolen wordt vooral gezien in het feit dat het een zichtbare duurzaamheidsmaatregel is, die een duidelijke bijdrage kan leveren aan het gewenste duurzame imago. Dit zou dan ook de voornaamste reden voor de drie actieve paviljoenhouders zijn om te kiezen voor de plaatsing van een kleine windmolen. De plaatsing van een grote windmolen zou het rendement op de investering behoorlijk vergroten, maar men verwacht niet dat de gemeente dit toe zal staan. Het bestemmingsplan laat de plaatsing van een grote windmolen niet toe. De gemeente Zandvoort wil de duinenrij vrij houden van hogere gezichtbepalende bouwwerken. Een duurzame maatregel waar wel veel paviljoenhouders aan mee wilden werken was de gezamenlijke inkoop van groene stroom. Dit is vanwege communicatie problemen met de energiebedrijven (zowel Nuon als Essent) nog niet gerealiseerd. Dhr. Fisscher zou ook graag de aandacht van de strand- en paviljoenbezoekers willen vestigen op het duurzame karakter van het strand en op de maatregelen die de paviljoenhouders hier toe nemen. Hiertoe zou hij graag informatieborden op het strand en/of op het paviljoen willen plaatsen. De kosten om dergelijke informatieborden te laten maken zijn echter te hoog om ze zelf te financieren. Dhr Toonen is ook gemeenteraadslid in de gemeente Zandvoort. Hij geeft aan dat de afdeling Ruimtelijk Ordening en Milieu het initiatief van ‘Duurzaam Ondernemen op het strand’ ondersteunt, maar het ook breder wil trekken naar de gehele badplaats. In de winter van 2004 is er over dit thema een internationaal minicongres gehouden. Hieruit bleek dat Nederland op dit gebied een 40
BECO Groep
Duurzame Energie Scan Gemeente Bloemendaal – Marktverkenning Duurzame Energie, mei 2006
voorloper is. Het is de bedoeling om in de toekomst meer van dergelijke internationale minicongressen te houden in binnen- en buitenland. Strandpaviljoens Bloemendaal Op het strand van Bloemendaal zijn zeven strandpaviljoens gevestigd. De paviljoens zijn voorzien van netstroom. Veelvuldige stroomstoringen hebben er toe geleid dat de paviljoenhouders zijn overgestapt op gas voor verwarming en koken. Bovendien hebben meerdere paviljoenhouders een dieselaggregaat geplaatst om de elektriciteitsproblemen op te vangen. De paviljoenhouders hebben de voorkeur voor afschaffing van de dieselaggregaten omdat deze voor lawaai- en stankoverlast zorgen en bovendien milieu-onvriendelijk zijn. Pogingen om de problemen in de energievoorziening met de stroomleverancier op te lossen zijn echter mislukt. Het gevoel heerst dat het energiebedrijf niet mee wil werken aan verbetering van de energievoorziening. Dhr. Verhoeven denkt dat de plaatsing van één of meerdere windmolens in de duinen (een deel van) de energieproblemen zou kunnen oplossen. De grootte of aantal van de molens zou aangepast kunnen worden aan de energievraag van de zeven paviljoens. Bijkomend voordeel zou zijn dat het een duurzaam imago aan het strand zou geven, dat met behulp van informatieborden waarop vermeld wordt dat de windmolens de paviljoens van stroom voorzien, nog extra geaccentueerd kan worden. Dhr. Verhoeven heeft met de gemeente Bloemendaal overleg gehad over de plaatsing van één of meer windmolens. De regelgeving biedt volgens de gemeente echter geen ruimte voor windenergie in de duinen en de gemeente wil hier geen uitzondering op maken. Deze beslissing stuit bij dhr. Verhoeven op onbegrip. Zijns inziens doen de wegen en de parkeergelegenheden meer schade aan de duinen dan een windmolen. De rand van een parkeerplaats in de duinen is volgens hem een ideale locatie voor de plaatsing van een windmolen. Het merendeel van de paviljoenhouders op het strand van Bloemendaal zijn volgens hem bereid om de plaatsing van de windmolen mede te financieren, vooral als dit leidt tot een verbetering in de energievoorziening van de paviljoens en de dieselaggregaten daardoor overbodig worden. De plaatsing van PV-panelen en zonnecollectoren worden niet als oplossing gezien, omdat men niet verwacht dat deze voldoende rendement kunnen leveren.
BECO Groep
41
Duurzame Energie Scan Gemeente Bloemendaal – Marktverkenning Duurzame Energie, mei 2006
PV-panelen en zonneboilers aan het strand In het kader van dit project is contact geweest met een tweetal leverancier van zonnepanelen en is de toepassing van zonnepanelen op strandlocaties besproken in relatie tot de levensduur van het paneel. Deze leveranciers waren Technisch Bureau Wilders (Den Haag) en SolarNRG (’s Gravezande). Uit deze gesprekken is naar voren gekomen, dat: 1. De installatie van zonnepanelen op strandlocaties prima mogelijk is. Zout- en windinvloeden hebben naar verwachting niet of nauwelijks invloed op de levensduur van de zonnepanelen. Immers bakens op zee zijn tegenwoordig allemaal uitgerust met zonnepanelen ten behoeve van onder andere de verlichting die prima functioneren. 2. De panelen dienen schuin te worden gemonteerd, zodat zand gemakkelijk van het paneel waait, spoelt of schuift. Veretsing van het glas door het zand vormt doorgaans geen probleem. 3. Er is concrete ervaring opgedaan met de plaatsing van zonnepanelen (en gebouwgebonden windturbine) bij de particuliere strandhuisjes in IJmuiden en een strandpaviljoen in Scheveningen (door Technisch Bureau Wilders); 4. Het opbouwen en afbreken van de strandtenten levert een extra beschadigingsrisico op voor de zonnepanelen. Bij de toepassing bij de strandhuisjes in IJmuiden is dat risico eveneens aanwezig, omdat ook deze huisjes in de zomer worden opgebouwd en weer afgebroken. Doorgaans levert dit echter geen problemen op. Het plaatsen van een degelijk frame waarop de zonnepanelen worden bevestigd kan daarnaast er aan toe bijdragen dat het risico voor beschadiging van de panelen verkleint.
Ter overweging: De gemeente Bloemendaal gebruikt zelf 100% groene stroom. De gemeente(n) en de Milieudienst kunnen overwegen om invulling te geven aan de stimulerende rol van de overheid door de overstap van de strandpaviljoens op groene stroom te helpen realiseren. Zo kan de gemeente en/of de Milieudienst overwegen om op te treden als procesbegeleider bij de onderhandelingen met de energiebedrijven. Dit zou prima passen binnen de taken van de gemeente als kennisleverancier. Daarnaast is toepassing van zonnestroomtechniek langs het strand goed mogelijk en draagt dit bij aan een duurzame uitstraling van de strandpaviljoens. Uit de interviews komt naar voren dat de exploitanten zich wel betrokken voelen en gemotiveerd kunnen worden voor de inpassing van duurzame energietechnieken.
42
BECO Groep
Duurzame Energie Scan Gemeente Bloemendaal – Marktverkenning Duurzame Energie, mei 2006
4.5.4
Bedrijven en Kantoren binnen het Klimaatbeleid
De gemeente Bloemendaal heeft in haar plan van aanpak Klimaatbeleid geen projecten of doelstellingen ten aanzien van duurzaamheid en (duurzame) energie binnen de doelgroep Bedrijven en Kantoren geformuleerd. In onderstaande tabel zijn de klimaatprojecten opgenomen die indirect te maken hebben met de doelgroep Bedrijven en Kantoren. Voor de mogelijkheden voor duurzame energie bij strandpaviljoens en voor bestaande en toekomstige bedrijven en kantoren in het algemeen is aangegeven of het klimaatproject uit het plan van aanpak van toepassing is en of er reeds maatregelen in plannen of in een programma van eisen zijn opgenomen om te komen tot een realisering van de doelstelling(en). TAAKSTELLING UIT PvA KLIMAATBELEID
Project 8: Realisering van 2 randvoorwaarden voor verbeteren toepassing duurzame energiebronnen (voorlichting, actie zonnepanelen / zonneboiler) Project 12: Bij uitbreidingsplannen is sprake van minimaal 70% zongerichte verkaveling
4.5.5
PROJECT
Opgenomen Van toepassing in plannen/ op project? PvE van project?
DE bij strandpaviljoens
Ja
Onbekend
Bestaande bedrijven en kantoren
Ja
Onbekend
Nieuw te vestigen bedrijven en kantoren
Ja
Onbekend
DE bij strandpaviljoens
Nee
Nvt
Bestaande bedrijven en kantoren
Nee
Nvt
Ja
Nee
Nieuw te vestigen bedrijven en kantoren
Kansen voor verzilvering
In deze paragraaf worden een aantal mogelijke maatregelen besproken voor de gemeente Bloemendaal om de realisatie van duurzame energie binnen de doelgroep Bedrijven en Kantoren te bevorderen. De maatregelen zijn onderverdeeld in vier categorieën om zo duidelijk aan te geven of het bijvoorbeeld gaat om een maatregel gericht op een concreet project, een algemene maatregelen voor alle (toekomstige) projecten, een beleidsmaatregel of dat het een kans voor regionale samenwerking betreft. In de onderstaande tabel worden de maatregelen opgesomd, in de daarop volgende paragrafen worden de genoemde maatregelen nader toegelicht c.q. beschreven. De voorgestelde maatregelen zijn uitgewerkt terug te vinden in het voorlopig actieplan in het rapport Actieplan Duurzame Energie, Gemeente Bloemendaal. Tabel 3: Overzicht maatregelen voor verduurzaming binnen het thema Bedrijven en Kantoren
Maatregelen ten aanzien van project 1. (Her)Start / begeleid het overleg tussen energiebedrijven en de strandpaviljoens. 2. Start een gezamenlijk traject met de kustgemeenten om te komen tot een profilering van deze kustregio als innovatief en duurzaam. Algemene maatregelen 3. Organiseer workshop over gebouwgebonden duurzame energieopties en energiebesparing. 4. Optimale zonoriëntatie en -benutting vastleggen. 5. Maak in plannen en beleid ruimte voor een duurzame energie paragraaf. 6. Overweeg te komen tot een gemeentelijk ambitieniveau.
BECO Groep
43
Duurzame Energie Scan Gemeente Bloemendaal – Marktverkenning Duurzame Energie, mei 2006
Regionale maatregelen 7. Verbeteren onderhandelingspositie van gemeenten. 8. Organiseer een symposium of workshop voor projectontwikkelaars en bouwpartijen. 9. Samenwerkingsverbanden met derden. Maatregelen ten aanzien van Strandpaviljoens § (Her)Start of begeleid het overleg tussen energiebedrijven en de strandpaviljoens De strandpaviljoens op het strand van Bloemendaal hebben aangegeven graag van de dieselaggregaten af te willen, maar hiervoor dient eerst een oplossing gevonden te worden voor de haperende stroomvoorziening. Het overleg tussen de strandpaviljoenhouders en het energiebedrijf lijkt in een impasse terecht te zijn gekomen. Voor de gemeente Bloemendaal ligt hier een kans om invulling te geven aan de stimulerende rol als overheidsorganisatie. De gemeente zou de strandpaviljoenhouders en het energiebedrijf (of energiebedrijven) weer om tafel moeten laten zitten zodat het overleg over de energievoorziening van de strandpaviljoens hervat wordt. Hierbij kan de gemeente (en/of de Milieudienst) op treden als procesbegeleider om ervoor te zorgen dat men deze keer komt tot een oplossing die de dieselaggregaten overbodig maken. Bovendien kan de gemeente het overleg ook benutten om de strandpaviljoens te begeleiden in de stap naar 100% groene stroom. Dit zou prima passen binnen de taken van de gemeente als kennisleverancier. Ook zonnestroom toepassingen kunnen bijdragen in het vinden van een duurzame oplossing voor de energieleverantie. Echter dan vooral vanuit het oogpunt van imagoverbetering/ profilering als innovatief en duurzaam. § Start een traject met de kustgemeenten om te komen tot een profilering van deze kustregio als innovatief en duurzaam Voer samen met de gemeente Zandvoort, Heemskerk en Velsen een onderzoek uit naar alle mogelijke duurzaamheidsmaatregelen die op een strand toegepast kunnen worden. Kijk hiervoor ook naar ervaringen in het buitenland. Het is mogelijk dat door een gezamenlijke aanpak bepaalde maatregelen wel rendabel worden. Wanneer de paviljoenhouders zelf minder hoeven te investeren zal de drempel om mee te werken lager worden. Het is zaak om van elke gemeente de trekkers tussen de paviljoenhouders intensief te betrekken bij het overleg. Zowel in de gemeente Zandvoort als in de gemeente Bloemendaal is het idee geopperd om via informatieborden het duurzame karakter van het strand te promoten. De gemeenten kunnen overwegen hier voor een groot deel aan bij te dragen. Het zal dan niet gericht zijn op de individuele stranden maar op de promotie van de gehele kustregio als innovatief en duurzaam. Mogelijk kan ook Stichting Nederland Schoon betrokken worden door op de informatieborden ook aandacht aan (duurzaam) afvalbeleid te besteden.
Algemene maatregelen ten aanzien van bedrijven en kantoren § Organiseer workshop over gebouwgebonden duurzame energieopties en energiebesparing Veel bedrijven ontbreekt het zicht op (aanvullende) mogelijkheden om de bedrijfsvoering te verduurzamen op het gebied van energie, zeker in geval van nieuwbouw of renovatie. Organiseer als gemeente Bloemendaal hierover een workshop. Toenadering hiervoor zoeken met de bedrijvenvereniging is een must om te zorgen voor een goede opkomst van de bedrijven. Via een 44
BECO Groep
Duurzame Energie Scan Gemeente Bloemendaal – Marktverkenning Duurzame Energie, mei 2006
workshop komen de bedrijven meer te weten over de technische mogelijkheden, kosten en consequenties voor de toepassing van duurzame energie en de mogelijkheden actief bezig te zijn met het reduceren van het energieverbruik. Vooraf aan dit traject is het raadzaam wanneer de gemeente zich bezint op het vervolg, na een dergelijke workshop. Het komt nog al eens voor dat bedrijven vervolgens de behoefte hebben aan vervolgondersteuning of meer specifieke advisering op het gebied van energiebesparing en de toepassing van duurzame energie. Door vooraf hiervoor al de contacten te leggen en eventueel subsidie of gezamenlijk schaalvoordeel te creëren kunnen bedrijven na een dergelijke workshop ook concrete vervolgstappen zetten op het gebied van energiebesparing en duurzame energie. Beleidsmatige maatregelen § Optimale zonoriëntatie en -benutting vastleggen De gemeente Bloemendaal kan de toepassing van duurzame energie bevorderen in het bestemmingsplan of in het programma van eisen voor ieder stedenbouwkundig plan door op te nemen dat kantoorgebouwen waar mogelijk georiënteerd zijn dat ze optimaal gebruik maken van de mogelijkheden voor passieve zonne-energie. De gemeente Bloemendaal kan artikel 9 van het Besluit Ruimtelijke Ordening gebruiken om dit vast te leggen. § Maak in plannen en beleid ruimte voor een duurzame energie paragraaf Het vastleggen van streefcijfers voor het aandeel duurzame energie in het gemeentelijke energieen klimaatbeleid maakt het voor iedereen duidelijk waar de gemeente op het gebied van duurzaamheid en energie naar toe wil. Door in de bestemmingsplannen een duurzaamheidsparagraaf toe te voegen kan hierin eveneens ingegaan worden op het streven om te komen tot een vastgesteld aandeel duurzame energie. Eventueel kan in de plannen gedifferentieerd worden naar gebied en naar een streefwaarde per doelgroep. Zo kan voor kantoorgebouwen een streefpercentage voor het gebruik van duurzame energiebronnen vastgelegd worden. Het vastleggen bevordert de communicatie en maakt het mogelijk om op basis van deze ambitie concrete afspraken te maken met bedrijven zelf maar ook met projectontwikkelaars, bouwpartijen en architecten. § Overweeg te komen tot een gemeentelijk ambitieniveau Organiseer intern een ambitiesessie, wellicht gekoppeld aan de interne kennis workshop en formuleer een duurzame energie ambitie. Binnen de gemeente Bloemendaal is een totaal theoretisch potentieel van circa 15% aanwezig. De gemeente kan overwegen om op basis van de inventarisatie en de marktverkenning een realistisch streefgetal voor duurzame energie te formuleren. Dit percentage kan de gemeente dan vervolgens meenemen in al haar verdere plannen voor ontwikkeling van woningen, gebouwen en bedrijven. De gemeente kan overwegen om bij het vastleggen van het gemeentelijk ambitieniveau te differentiëren tussen doelgroepen. Door andere streefscores vast te leggen voor de verschillende doelgroepen kan voor iedere doelgroep apart bepaald worden op welke categorie(ën) de gemeente wil focussen. Zo kan het in lijn met de trend voor het stimuleren van duurzame bedrijventerreinen de streefscores voor de doelgroep bedrijven en kantoren gemiddeld wat hoger liggen.
BECO Groep
45
Duurzame Energie Scan Gemeente Bloemendaal – Marktverkenning Duurzame Energie, mei 2006
Alle toekomstige nieuwbouwkantoren binnen de gemeente zouden dan dus minimaal aan die score moeten voldoen, maar er kan desgewenst in het programma van eisen een hogere score voor bepaalde onderwerpen geëist worden. Ook hier geldt nieuwbouwplannen hebben veel meer kans voor het realiseren van het potentieel dan bestaande bouw. Een praktisch hanteerbaar streefpercentage voor bedrijven & kantoren zou het potentieel voor duurzame energie op nieuw te ontwikkelen bedrijven en kantoren kunnen zijn. Regionale maatregelen Met uitzondering van de actie gericht op regionaal overleg met de Woningbouwcorporaties zijn de bij paragraaf Volkshuisvesting voorgestelde regionale maatregelen ook van toepassing voor de doelgroep Bedrijven en Kantoren.
4.6
Hefbomen voor stimulering
In de gebouwde omgeving moet veel gebeuren om het aandeel duurzame energie op langere termijn structureel te verhogen. De gemeente Bloemendaal heeft daarbij (evenals marktpartijen) een maatschappelijke verantwoordelijkheid. Voor de stimulering van duurzame-warmtebenutting uit lokale bronnen bestaan afhankelijk van het type bouwproject een aantal concrete mogelijkheden. Door PDE (Projectbureau Duurzame Energie) is een Leidraad voor de gemeente: hefbomen voor 3 stimulering opgesteld. Hierin wordt benadrukt dat het belangrijk is om eerst de kaders goed vast te leggen: Zorg ervoor dat met het gemeentelijke energie- en klimaatbeleid ook streefcijfers voor het aandeel duurzame energie in de bouw worden verankerd. Door tijdige communicatie ontstaat een basis om met lokale projectrealisatoren afspraken te maken over toepassingen in concrete projecten. Tevens kunnen de voorwaarden voor verduurzaming van de warmtevoorziening expliciet worden gemaakt: - een energetisch goed casco; - lage-temperatuurverwarming (en hanteren van ISSO-publicatie 51); - gebruik van omgevings- en/of zonnewarmte en seizoensopslag; - een bijpassende energie-infrastructuur.
•
ISSO publicatie ISSO is het kennisinstituut voor de installatiesector en voorziet in de technische kennisbehoefte van die sector. ISSO levert voor de installatietechniek de normstellende publicaties. De normstellende ISSO-publicaties komen tot stand in samenwerking met deskundigen uit het vakgebied en zijn breed geaccepteerd in de installatiesector. Een aantal voorbeelden van publicaties zijn: • publicatie 49: Vloerverwarming/wandverwarming en vloer-/wandkoeling; • publicatie 50: Kwaliteitseisen verwarmingsinstallaties woningen; • publicatie 51: Warmteverliesberekening voor woningen en woongebouwen.
Neem een pro-actieve houding aan waarmee marktpartijen met enig voorwerk van de overheid kunnen worden geholpen, bijvoorbeeld door in samenspraak met de provincie de
•
3
Deze leidraad is onderdeel van de brochure Duurzame-energievisie, leidraad voor gemeentelijke beslissers
46
BECO Groep
Duurzame Energie Scan Gemeente Bloemendaal – Marktverkenning Duurzame Energie, mei 2006
mogelijkheden en voorwaarden (criteria voor vergunningen) voor het plaatsen van bodemwarmtewisselaars of het aanboren van aquifers op toekomstige bouwlocaties helder te krijgen. Hiermee wordt voorkomen dat het realisatieproces voor een projectontwikkelaar vertraging of extra werk oplevert. •
Maak afspraken met vaste partners zoals woningcorporaties om streefcijfers of energieconcepten te realiseren. Ga na of de provincie hierin als beheerder van Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing (ISV) en eigen stimuleringsfondsen ook een kaderstellende en stimulerende rol kan spelen.
Overigens komt het voor dat projectontwikkelaars of corporaties op eigen initiatief een duurzaam warmteconcept willen realiseren maar de gemeente dit vanwege de hogere stichtingskosten niet ziet zitten. Bij individuele warmtepompen met bodemwarmtewisselaars bedragen de meerkosten (na aftrek subsidies) bijvoorbeeld ongeveer 1 à 2 procent van de totale stichtingskosten, geen slechte prijs indien de extra toekomstwaarde, de besparing op de energielasten, de koelcapaciteit in de zomer en het comfort in de berekening worden meegenomen. Indien de totale stichtingskosten voor een woning € 300.000,= bedragen. Betekent 1 à 2 procent meerkosten een bedrag tussen de € 3.000,- en € 6.000,-. Bij 5% rente en 40% IB betekent dit dat uiteindelijk de lasten 3% hoger uitvallen, oftewel tussen de € 90,- en € 180,- per jaar. Dit verdient zich terug op de energierekening.
BECO Groep
47
Duurzame Energie Scan Gemeente Bloemendaal – Marktverkenning Duurzame Energie, juli 2006
5
REGIONALE MARKTVERKENNING – BIO-ENERGIE
5.1
Inleiding
Biomassa is de meest multifunctionele duurzame-energiebron. In alle deelnemende gemeenten aan deze DE-scan maakt het potentieel voor duurzame energie voortkomend uit biomassa het grootste aandeel uit. Dit heeft een aantal bronnen: - Het ongescheiden (huishoudelijk) afval dat wordt verbrand met energieopwekking wordt in de systematiek voor 50% aangemerkt als ‘duurzaam’, omdat de afvalstroom voor ongeveer 50% uit organisch materiaal bestaat (overigens niet meegerekend in de systematiek); - De aan dit onderzoek deelnemende gemeenten beschikken over een groot buitengebied en recreatieterrein; - Snoei- en Tuinafval wordt apart ingezameld hoewel veelal aangeboden voor compostering in plaats van energieopwekking; - Het aantal agrarische bedrijven is beperkt, mest heeft daarom slechts een beperkt aandeel in het DE-potentieel in de regio. Afhankelijk van de conversietechniek kan met biomassa elektriciteit, warmte, gas en/of vloeibare brandstof worden geproduceerd. Biomassa kan ook gemakkelijk worden opgeslagen, in tegenstelling tot bijvoorbeeld wind en zonlicht. Wat is biomassa? Biomassa is een verzamelwoord voor organisch materiaal van plantaardige of dierlijke oorsprong: de ‘levende natuur’. Voorbeelden zijn hout, gras, stro, mest, cacaodoppen, plantaardige en dierlijke oliën/vetten. Veel soorten biomassa worden ingezet als grondstof om producten van te maken, waaronder voedingsmiddelen of papier. Het feit dat bij die processen weer biomassa in de vorm van rest- of afvalstromen beschikbaar komt, is voor energietoepassing relevant: wij willen ons er van ontdoen en kunnen er toch nuttig gebruik van maken. Denk bijvoorbeeld aan reststromen uit de agrarische sector, bosbouw, plantsoenen, huishoudens of industrie. Er kan ook worden gedacht aan speciaal voor energieopwekking geteelde gewassen; in Nederland wordt hiermee in een aantal proefprojecten ervaring opgedaan. Hierbij wordt inzicht verkregen in onder meer de wijze van oogsten, de overige logistiek en de economische haalbaarheid van energieteelt. Voor de grootschalige inzet van biomassa in Nederland vindt soms import van biomassa plaats.
Het beleidskader waarbinnen bio-energie valt, is multidisciplinair: beleid ten aanzien van ruimtelijke ordening, afval, emissies, landbouw, plattelandsontwikkeling, reconstructie, bos- en landschapsbeheer et cetera, bepaalt in belangrijke mate de kansen voor bio-energie. Grootschalige, ‘centrale’ conversie van biomassa is gangbaar. De rentabiliteit en haalbaarheid van de kleinschalige, ‘decentrale’ toepassingen van bio-energie (100 kW – 25 MW) hangt over het algemeen af van het aanbod van een specifieke biomassastroom (en eventuele kosten om zich hier momenteel van te ontdoen) en de mogelijkheden voor warmteafzet. Het stimuleren van de ontwikkeling van bio-energie betekent: 1. via diverse beleidsvelden biomassastromen beschikbaar laten komen en 2. op een zo optimaal mogelijke locatie inzetten voor productie en benutting van de opgewekte energie.
BECO Groep
49
Duurzame Energie Scan Gemeente Bloemendaal – Marktverkenning Duurzame Energie, april 2007
In de afgelopen jaren is in de regio IJmond en Zuid-Kennemerland diverse malen het onderwerp biomassa-inzameling ter sprake gekomen. De gemeente Haarlem heeft een trekkende rol vervuld in een poging biomassastromen te clusteren en aan te bieden ten behoeve van energieopwekking. De locatie voor de opslag en verwerking van deze stromen zou het Afvalzorgterrein worden in Halfweg. Plannen zijn echter gewijzigd en het Afvalzorgterrein krijgt een andere bestemming. Naar alternatieven voor het gebruiken van biomassastromen wordt gezocht. In de provincie NoordHolland is via het CO2 Servicepunt een project gestart gericht op het provinciebreed inzamelen en verwerken van biomassa. In de marktverkenning op het thema biomassa is met projectpartners/trekkers besproken in hoeverre nieuwe initiatieven op dit moment kansrijk zijn. Het doel van de deelverkenning is het verkrijgen van inzicht in de verkrijgbaarheid van biomassastromen, inzicht in de afzetmogelijkheden van biomassa voor energieopwekking en het verkennen van de rol van marktpartijen en van de gemeenten. De rapportage van de deelverkenning voor bio-energie bestaat uit de volgende onderdelen: • • • •
de uitkomsten van de DE-scan voor bio-energie (§ 5.2); het structureren van de gemeentelijke rol (§ 5.3); de houding en/of inbreng van belangrijke actoren (§ 5.4); acties ter bevordering van bio-energie (§ 5.5).
Dit laatste onderdeel vormt samen met paragraaf 6.3 het advies en is een overzicht van mogelijke maatregelen voor de gemeenten op Goeree-Overflakkee om de realisatie van bio-energie te sturen en te stimuleren om zo te komen tot concrete acties om biomassastromen beschikbaar te laten komen en op een zo optimaal mogelijke locatie in te zetten voor productie en benutting van energie. 5.2
Resultaten DE-scan
In de deelnemende gemeenten aan deze DE-scan inventarisatie bedraagt het maximale potentieel voor bio-energie 673.000 GJ per jaar. Dit staat equivalent aan de energievraag van 7.300 huishoudens binnen de gemeenten. Het potentieel voor biomassa verschilt sterk van gemeente tot gemeente. De procentuele verdeling van het totale potentieel is weergegeven in onderstaande taartdiagram.
50
BECO Groep
Duurzame Energie Scan Gemeente Bloemendaal – Marktverkenning Duurzame Energie, april 2007
Figuur 8 Totale potentieel voor energieopwekking uit biomassa per gemeente
Totaal Potentieel Biomassa per gemeente Totaal = 673.000 GJ → 7.300 huishoudens 13%
Bloemendaal
17%
Beverwijk
5% 19% 9%
Haarlemmerliede & Spaarnwoude Heemskerk Uitgeest
3%
Velsen Zandvoort
34%
Belangrijkste reden tot de verschillen in potentieel zijn: 1. Verschillen in aantal hectares buitenruimte (bos, recreatieterreinen, natuurgebied); 2. Inzameling van GFT-afval en houtinzameling verschilt sterk van gemeente tot gemeente.
De opbouw van het potentieel per gemeente naar oorsprong is weergegeven in onderstaande grafiek: Figuur 9: Mogelijkheden voor conversie van biomassa naar oorsprong
Potentieel voor Bio-energie naar Oorsprong
Afvalinzameling Beheer openbare ruimte Bos Recreatie
Gemeente
Zandvoort
Tuinbouw Landbouw
Velsen Uitgeest Heemskerk
Haarlemmerliede & Spaarnwoude Beverwijk Bloemendaal
-
50.000
100.000
150.000
200.000
250.000 GJ
Het potentieel voor biomassaopwekking is met name gelegen in de doelgroepen Afvalinzameling (Velsen, Heemskerk) en in de categorie buitenruimte, te weten bos en recreatie (met name de
BECO Groep
51
Duurzame Energie Scan Gemeente Bloemendaal – Marktverkenning Duurzame Energie, april 2007
kustgemeenten). Landbouw is niet of nauwelijks in de gemeenten vertegenwoordigd en levert dan ook een minimale bijdrage aan het op te wekken biomassapotentieel in de regio. Bij het benutten van het potentieel gaat het met name om de inzameling van GFT-stromen, tuinafval, snoeiafval, afval uit gemeentelijk groenbeheer. Daarnaast vormen de bossen en recreatieterreinen potentieel een bron voor biomassa-inzameling en energieopwekking. Het huidige beheer kenmerkt zich echter door het laten liggen van biomassa zelf (organisch beheer) in alle gemeenten. Dit beleid staat in gemeenten (nog) niet ter discussie. Er bestaat een groot aantal combinaties van biomassastromen en conversietechnologieën. Niet iedere biomassasoort kan namelijk met dezelfde conversietechniek worden omgezet in energie (zie figuur 10). Figuur 10
Mogelijkheden voor conversie van biomassa
Om de kansrijke mogelijkheden voor bio-energie voor gemeenten voor de betrokken gemeenten te kunnen bepalen is het belangrijk inzicht te hebben in de bronnen en grootte van de deelstromen van biomassa, die in de DE-scan hebben geleid tot het totale bio-energiepotentieel. In figuur 11 staat het in de DE-scan geïnventariseerde potentieel onderverdeeld naar de hoeveelheid bio-energie die met een bepaalde techniek kan worden opgewekt.
52
BECO Groep
Duurzame Energie Scan Gemeente Bloemendaal – Marktverkenning Duurzame Energie, april 2007
Figuur 11
Opsplitsing bio-energiepotentieel in GJ energie per type verwerkingstechnologie
Bij-/Meestook in Energiecentrales
Potentieel voor Biomassa per Technologie
Verbranden/Vergassen (stand-alone) Vergisting
Gemeenten
Zandvoort Velsen Uitgeest Heemskerk Haarlemmerliede & Spaarnwoude Beverwijk Bloemendaal -
50.000
100.000
GJ
150.000
200.000
250.000
Dit betekent echter niet dat het mogelijk is om dit geïnventariseerde potentieel direct in te zetten voor bio-energie. Alternatieve verwerkingsvormen of gebruikstoepassingen leggen beperkingen op aan de verkrijgbaarheid en verwerkbaarheid van het potentieel. 5.3
Structureren gemeentelijke rol
In de inleiding van dit hoofdstuk is al vermeld dat de ontwikkeling van bio-energie afhangt van de biomassa die voor energietoepassing beschikbaar is en op een zo optimaal mogelijke wijze kan worden ingezet. 4
De gemeenten kunnen daaraan het nodige doen. Het Projectbureau Duurzame Energie heeft een 5 Leidraad voor het structureren van de gemeentelijke rol opgesteld die gemeenten met algemene richtlijnen op weg helpt bij de implementatie van bio-energie. Deze richtlijnen worden in de navolgende paragrafen kort toegelicht. Pro-actief beleid •
Integreer het eigen beleid met betrekking tot energie, afval en landbouw ten gunste van bioenergie; dit betekent bio-energie als kans opnemen in onder meer bestemmingsplannen, reconstructie en plannen voor plattelandsvernieuwing en natuurontwikkeling;
•
Waar mogelijk kan in bestemmingsplannen rekening gehouden worden met het toestaan van bedrijfsactiviteiten gericht op de opwekking van met bio-energie (milieucategorie);
•
Zorg ervoor dat projectinitiatieven uit de markt worden ondersteund. Bekijk bijvoorbeeld of voldoende expertise en capaciteit voor behandeling van vergunningaanvragen aanwezig is
4
De activiteiten van het Projectbureau Duurzame Energie zijn sinds 2005 beëindigd en opgegaan in SenterNovem te Utrecht. Deze leidraad is onderdeel van de brochure Duurzame-energievisie, leidraad voor gemeentelijke beslissers
5
BECO Groep
53
Duurzame Energie Scan Gemeente Bloemendaal – Marktverkenning Duurzame Energie, april 2007
danwel deze kennis en kunde regionaal geclusterd kan worden. Leer van ervaringen elders en geef marktpartijen inzicht in het beleid c.q. de houding als bevoegd gezag ten aanzien van bioenergie-installaties en neem kennis van de plannen van eventuele marktpartijen. Op die manier worden verwachtingen het beste op elkaar afgestemd. Inzicht in potentieel biomassa •
Maak bij een inventarisatie van het potentieel onderscheid in bestaande stromen en potentiële nieuwe stromen (GFT-inzamelingsdiscussie bijvoorbeeld);
•
Houd een gedifferentieerd inzicht in de beschikbare biomassastromen en tel alleen gelijksoortige stromen op om in een verdere verkenning kansen voor specifieke biomassa/technologie-combinaties te bepalen.
•
Onderzoek de specifieke sturingsmogelijkheden voor biomassastromen gemeentelijke verantwoordelijkheid vallen, zoals knip- en snoeihout.
•
Onderzoek de aanwezigheid van biomassastromen bij industriële bedrijven, vooral bij houtverwerkende en voedingsmiddelenindustrie (bijvoorbeeld aan de hand van milieuvergunningen).
•
Stel vast wanneer contracten met composteerders/groeninzamelaars aflopen.
die
onder
Bevordering inzet biomassa voor energie •
Maak bij het afsluiten van contracten voor afvalverwerking afspraken over aanwending voor energieopwekking. Zorg in het contract met de AVI ervoor dat ook daadwerkelijk het huishoudelijk afval in de installatie wordt verbrand. Loop bestaande contracten met de AVI hierop na;
•
Overweeg de inzet van GFT voor energie. Loop de bestaande contracten hierop na;
•
Verleen geen gedoogvergunning voor verbranding van biomassa op het land, in de open lucht;
•
Zorg voor een (regionale) inzamelstructuur, vooral voor knip- en snoeiafval, zodat inzet in een bestaande of eventueel nieuwe bio-energie-installatie kan plaatsvinden;
•
Op regionale schaal zal diepgaander moeten worden geïnventariseerd voor welke industriële bedrijven bio-energie een interessante optie is, bijvoorbeeld wanneer zij kosten maken voor afzet van reststromen. Inventariseer voor deze bedrijven de mogelijkheden voor inzet van de biomassa. In Bloemendaal is dit niet van toepassing, gezien branches en de kleinschaligheid van de bedrijven die in de gemeente zijn gevestigd.
Faciliteren van de ontwikkeling van een bio-energie-installatie •
Laat op basis van de DE-scan en de marktverkenning de haalbaarheid van kansrijke biomassa/technologie-combinaties berekenen door een gespecialiseerd adviesbureau.
•
Stel vast op welke locaties de energievraag, logistiek van het biomassa-aanbod en geïnteresseerde en/of biomassabezittende marktpartijen optimale condities voor een bioenergie-installatie scheppen.
54
BECO Groep
Duurzame Energie Scan Gemeente Bloemendaal – Marktverkenning Duurzame Energie, april 2007
5.4
Inbreng van actoren: evaluatie interviews
Voor het thema bio-energie is een drietal regionale interviews uitgevoerd. De geïnterviewde partijen zijn: Geïnterviewden (regionaal): Afval Overleg Orgaan (SenterNovem)
De heer H. Huisman
Huisvuilcentrale Alkmaar
De heer B. Kessel
Gemeente Haarlem
De heer P. Tromp
Veehouderij Gebroeders Glijnis
De heer P. Glijnis
5.4.1
Concrete projecten in de regio
Het AOO monitort de AfvalVerbrandingsInstallaties (AVI) op hoeveelheid geproduceerde energie en het aandeel biomassa-energie hierin. Dit geldt ook voor de Huisvuilcentrale Noord Holland in Alkmaar. Daarnaast voert het AOO een jaarlijkse sorteeranalyse uit bij de AVI’s, om te bepalen wat de tegemoetkoming moet worden in het kader van de MEP. De Groencertificaten hangen hiermee samen. Met name gaat het om het aandeel hout, slib en diermeel. Bij hout wordt niet zozeer rekening gehouden met hout wat direct van bomen afkomstig is, maar veel meer van sloophout. Het aandeel sloophout is namelijk vele malen groter dan het aandeel hout van directe kap. Een deel van de biomassa wordt als secundaire brandstof gebruikt in energiecentrales, maar ook in de ‘energieverslindende’ cementindustrie wordt gebruik gemaakt van biomassa als extra energiebron. In 2003 is ongeveer 550.000 ton afval toegepast als secundaire energiebron bij 5 energiecentrales en in de cementindustrie bij 1 cementoven. De Biomassalijn van de Huisvuilcentrale Alkmaar Op dit moment is er een uitbreiding van de capaciteit gaande bij de Huisvuilcentrale Noord Holland. De Huisvuilcentrale Noord Holland heeft momenteel al drie ovenlijnen in gebruik en een vierde is in aanbouw. De bedoeling is dat deze vierde lijn een aparte biomassalijn wordt. Op de bestaande lijnen wordt op dit moment met name het integraal ingezameld huisvuil verbrand (waarvan een organische component een 30-40% uitmaakt). De bestaande lijnen zijn aan het einde van de bijstookcapaciteit organisch afval. De uitbreiding is naar verwachting in 2007 gereed. De verbrandingsenergie die daarbij vrijkomt zal worden gebruikt voor de opwekking van elektriciteit en in z’n geheel als ‘groene stroom’ ingezet kunnen worden. Vanwege deze productie van ‘groene stroom’ zijn er subsidiemogelijkheden in het kader van de MEP. De toekenning van deze subsidiestroom maakt dat de inrichting van de vierde lijn als biomassa-lijn voor de productie van ‘groene stroom’ rendabel wordt.
BECO Groep
55
Duurzame Energie Scan Gemeente Bloemendaal – Marktverkenning Duurzame Energie, april 2007
Regionaal aanhaakpotentieel Om voldoende biomassa voor deze lijn binnen te krijgen zal er een groot beroep gedaan worden op de sorteerbedrijven die onderdeel zijn van de Huisvuilcentrale Noord Holland. Er zitten onder andere sorteerbedrijven in Middenmeer, Halfweg en in Alkmaar. Een groot deel van de uitgesorteerde biomassa van deze bedrijven wordt momenteel nog naar Duitsland afgevoerd. Hier liggen de subsidiebijdragen van de overheden (veel) hoger dan in Nederland. Duitsland is daardoor ook al veel verder met het op duurzame manier produceren van energie. Naast het verleggen van de sorteerstromen van Duitsland naar Alkmaar ten behoeve van de vierde ovenlijn, ligt het ook in de bedoeling om actief op zoek te gaan naar andere biomassastromen. Die stromen worden vooral gezocht in natuurbeheer. Hiervoor zullen dan ook natuurbeheersorganisaties worden benaderd om te inventariseren wat zij hierin kunnen betekenen.
Het AOO heeft over de initiatieven in Alkmaar nauw contact met de HVC en participeert in tests en verbeteringen aan biomassacentrales. Hiertoe worden dan ook randvoorwaarden opgesteld waarmee andere installaties in de toekomst rekening moeten gaan houden. Groen Gas in de gemeente Haarlem Binnen de gemeente Haarlem heeft men het initiatief genomen voor het project ‘Groen Gas’. De bedoeling van dit project is om vrijkomend biogas op te werken tot aardgaskwaliteit en dit toe te voegen aan het bestaande aardgasnet. Binnen de gemeente bevindt zich de voormalige stortplaats Schoteroog. Deze is niet meer in gebruik en is geheel afgedekt. Onder deze afdekking ontstaat biogas, wat verzameld wordt en daarna afgefakkeld, waardoor een heleboel nuttig te gebruiken energie verloren gaat. Daarnaast produceert de gemeente Haarlem biogas in de Rioolzuiveringsinstallatie Rijnmond. Hier wordt zuiveringsslib vergist waarbij biogas ontstaat. Dit biogas wordt gebruikt in een WKK-installatie op het eigen terrein. Deze WKK-installatie kan voor 65% voorzien in de eigen electriciteitsbehoefte. De vrijkomende warmte wordt gebruikt om de vergisting op temperatuur te houden en om (in de winter) de gebouwen te verwarmen. Overtollige warmte wordt, vooral in de zomer, geloosd. De bedoeling van het Project Groen Gas is nu om beide biogasstromen samen te voegen en naar een opwerkingsinstallatie te leiden. In deze nog te bouwen installatie wordt vervolgens het teveel aan CO2 uit het biogas verwijderd, zodat het op dezelfde kwaliteit uitkomt als het standaard Nederlandse Slochteren aardgas en het derhalve aan het net kan worden toegevoerd. Verwerking van GFT-afval voor bio-energieopwekking Het GFT-afval uit Haarlem wordt niet als biomassa beschouwd en wordt ook niet verbrand in de Huisvuilcentrale Alkmaar, maar wordt gecomposteerd. HVC denkt na over andere opties voor verwerking van GFT-afval, zodat er energie opwekking kan plaatsvinden. Een van de opties is vergisting, een andere is een proces om van vloeibaar gemaakte biomassa brandstof te maken door middel van het HTU-proces (Hydro Thermal Upgrade). Ook het initiatief van Groen Gas in de gemeente Haarlem kan op termijn potentieel bieden, omdat de doelstelling is het project uit te bouwen door ook de mogelijkheid van het (mee-)vergisten van het GFT-afval te onderzoeken. Vergelijkbare projecten spelen in het buitenland, waar men in Haarlem intensief mee samenwerkt op dit gebied. In Stockholm Zweden en vooral in Lille Frankrijk is men hier al erg ver mee. Op dit gebied is voor veel steden nog een heleboel te winnen. 56
BECO Groep
Duurzame Energie Scan Gemeente Bloemendaal – Marktverkenning Duurzame Energie, april 2007
Regionaal Aanhaakpotentieel Voor het opwekken van bio-energie uit GFT-stromen is het belangrijk dat deze afvalstromen in kwalitatief hoogwaardige toestand, gescheiden ingezameld beschikbaar blijven. Voorlopig zal echter de energieopwekking uit GFT-afval via de HVC nog niet kunnen worden aangeboden.
Openbaar Vervoer op Aardgas Binnen de gemeente Haarlem is men bezig met het project voor de ombouw van alle Openbaar Vervoer voertuigen op aardgas. Vanaf 2006 moeten alle bussen op aardgas kunnen rijden, evenals alle taxi’s die in het Openbaar Vervoerssysteem functioneren. Het gehele Openbaar Vervoerssysteem in Haarlem is Europees aanbesteed. Deze aanbesteding is door vervoersbedrijf Connexion gewonnen. Een van de voorwaarden die hieraan verbonden waren was het gegeven dat alle voertuigen op aardgas moesten gaan rijden. Samen met energiebedrijf COGAS is hiervoor een plan opgesteld en dit plan is per eind 2005 / begin 2006 in werking getreden. Vanaf dat moment rijden er in Haarlem 85 bussen en 45 taxi’s op aardgas. Wanneer het Project Groen Gas van de grond komt is het de bedoeling van de Gemeente Haarlem om het Openbaar Vervoer over te laten schakelen van aardgas op Groen Gas. Technisch zijn hiervoor geen veranderingen noodzakelijk omdat immers het Groen Gas wat binnen Haarlem geproduceerd moet gaan worden dezelfde kwaliteit zal hebben als aardgas en gewoon in het aardgasnet zal worden gepompt. Organisatorisch is het echter de bedoeling dat het geproduceerde Groene Gas dan toegeschreven wordt aan het Openbaar Vervoer. Men wil dit gaan realiseren door middel van certificaten. Dit zou moeten gaan werken op een vergelijkbare manier als het CO2emissiecertificatensysteem. In eerste instantie wil men dit lokaal gaan inrichten. Mocht het systeem werken en succesvol blijken dan is het wellicht landelijk uit te breiden. Regionaal Biomassaplan CO2 Servicepunt In samenwerking met EcoFys loopt een project waarin op Noord-Hollandse schaal het inzamelingspotentieel onderzocht voor biomassa en de mogelijke technieken voor conversie van deze stromen in bio-energie. Hiervoor is in 2005 een aantal bijeenkomsten belegd. De huidige voortgang lijkt wat te worden geremd. Onduidelijk is op welke wijze en termijn er concrete resultaten uit dit initiatief kunnen worden verwacht. Regionaal aanhaakpotentieel Verder vergroten van de omvang van het potentieel voor de opwekking van bioenergie uit biomassastromen. Schaalgrootte bevordert de rentabiliteit, nivelleert mogelijk de tijdsbesteding voor het van de grond krijgen van een dergelijk initiatief en vergroot het aandeel bio-energie in de provincie. Contact hierover met SenterNovem en CO2 Servicepunt vanuit de regio is noodzakelijk. Deze activiteit kan het beste op het niveau van de Milieudienst IJmond uitgevoerd worden.
Biogasopwekking in de agrarische sector Op een veehouderijbedrijf als Gebroeders Glijnis wordt veel mest geproduceerd. Gebroeders Glijnis denken zeker na over de mogelijkheden voor vergisting. Dit speelt echter niet op korte termijn, maar op termijn van minimaal 5 jaar. In hoeverre deze gedachten zich verder ontwikkelen hangt af van een aantal interne en externe factoren. De interne factoren betreffen vooral de BECO Groep
57
Duurzame Energie Scan Gemeente Bloemendaal – Marktverkenning Duurzame Energie, april 2007
bedrijfsvoering, de beschikbare tijd en de financiële situatie van dat moment. Er is onlangs ingrijpend gerenoveerd en de resultaten qua bedrijfsvoering zijn nog niet helemaal uitgekristalliseerd. Hier zal nog wel een jaar overheen gaan. Qua externe factoren speelt vooral de regelgeving vanuit de overheid een grote rol. Dit heeft met name betrekking op de mestboekhouding en de regelgeving in relatie tot mestverwerking en mestafvoer. Wanneer deze regels strakker worden kan dit enerzijds een bedreiging zijn voor de bedrijfsvoering, anderzijds gaat er een groter mestprobleem ontstaan. Het zou kunnen dat mestvergisting dan eerder opgepakt zal moeten worden. Dan is het echter geen eigen keuze maar een opgelegde plicht. Indien mestvergisting nu zou moeten worden ingevoerd, dan zou dit zonder subsidie financieel niet haalbaar zijn, denk de heer Glijnis. Om een financieel aantrekkelijker plan te maken zou er samengewerkt kunnen worden met veehouderijbedrijven in de omgeving. Dhr. Glijnis geeft aan dat er met deze bedrijven nog niet is overlegd over deze mogelijkheden. Zo’n samenwerking maakt het plan wel lastiger beheersbaar. Dhr. Glijnis meldt dat bij een boerderij in Akersloot op dit moment een biogasinstallatie wordt gerealiseerd. Hij geeft ook aan wel degelijk geïnteresseerd te zijn in het faciliteren en betrokken zijn bij ontwikkelingen vanuit de gemeente(n) op dit gebied. Extra informatie is derhalve zeer welkom. Regionale Slib- en Mestverwerker Van der Stelt Overigens is er in Beverwijk een groot bedrijf, Van der Stelt, dat zich bezighoudt met mest- en slibverwerking, echter niet voor energieopwekking. Mogelijk liggen hier meer en grootschaliger mogelijkheden voor opwekking en (regionale) samenwerking. 5.4.2
Aandachtspunten
Om het Groen Gas project in Haarlem goed van de grond te krijgen krijgt een aantal knelpunten allereerst aandacht. Een gemeente mag zelf niet participeren in een opwerkingsinstallatie, en de exploitatie zal dan ook moeten gebeuren door een andere partij. Hiervoor heeft de gemeente Haarlem energiebedrijf NUON benaderd. NUON ziet vooralsnog af van participatie/ exploitatie in dit initiatief, omdat het financieel niet aantrekkelijk genoeg lijkt en technologische vraagstukken eerst nog moeten worden opgelost. De gemeente Haarlem is nu in overleg met het energiebedrijf COGAS, mede omdat zij participeren in Openbaar Vervoerproject van de gemeente Haarlem. In het verleden werd Groen Gas vrijgesteld van de Regulerende Energie Belasting (REB). Per 1 januari 2005 is dit afgeschaft door de Rijksoverheid en geldt de nu genoemde Energie Belasting ook voor deze groene energie. Dit vormt een de stimulans voor de implementatie van Duurzame Energie. Daarnaast remt de complexiteit en omvang van regelgeving een voortvarende aanpak van Duurzame Energie. Ook de Provincie speelt in het Groen Gas project een belangrijke rol. De gemeente Haarlem zegt vanuit de provincie weinig ondersteuning voor het Gas-initiatief te ontvangen. Tot slot vormt de beschikbaarheid van GFT-afval voor biovergisting een aandachtspunt. Vanwege langlopende contracten voor de afvoer van dit afval speelt de mogelijkheid voor extra productie van biogas uit GFT-afval pas op langere termijn, bij afloop van contracten. Dit gegeven bemoeilijkt de 58
BECO Groep
Duurzame Energie Scan Gemeente Bloemendaal – Marktverkenning Duurzame Energie, april 2007
rentabiliteit van de opwerkingsinstallatie en pas op langere termijn kan deze vorm van biogas in de berekeningen worden meegenomen. Er zal dan ook nog geen vergistingsinstallatie gebouwd moeten worden, of de installatie van de waterzuivering moet hiervoor aangepast kunnen worden. 5.4.3
Dienstverlening aan deelnemende gemeenten
Ondersteuning aan gemeenten wordt door het AOO onder andere geboden in de vorm van inventarisaties naar hoeveelheden ook gekeken, kosten, energieopbrengsten en methoden van verwerking. Ook wordt er gekeken naar ontwikkelingen op het gebied van afvalverwerking en afvalbeheer. Zoals gezegd zal HVC actief op zoek gaan naar het vergroten van de hoeveelheid biomassa die kan worden ingezameld. Natuur- en recreatiegebieden vormen daarbij een doelgroep. Alle IJmondse en Zuid-Kennemerlandse gemeenten hebben kust-, natuur- en buitenruimte die daarvoor in aanmerking komt. Op voorwaarde dat de partijen die nu voor het beheer zorgen (Staatsbosbeheer e.d.) medewerking hieraan kunnen en willen verlenen. HVC zal gemeenten hierbij willen ondersteunen. Een financieel economische verkenning op het thema bio-energie komt beknopt aan bod in het volgende hoofdstuk. 5.5
Advies: acties ter bevordering van bio-energie
In deze paragraaf wordt een overzicht gegeven van de mogelijke maatregelen voor de gemeenten in de regio IJmond en Zuid-Kennemerland om de realisatie van bio-energie te bevorderen. In tabel 6 worden de maatregelen opgesomd en beknopt uitgewerkt. Tabel 6
Overzicht maatregelen om realisatie van bio-energie te bevorderen
1. Start een kerngroep biomassa binnen de regio IJmond en Zuid-Kennemerland. Raadzaam is om de regiefunctie hiervoor bij de Milieudienst te leggen. Vanuit de kerngroep kunnen de overige activiteiten op dit thema gecoördineerd worden en is de ontwikkeling van kennis en (informatie-)materiaal, als ook het delen van informatie het meest effectief te organiseren. Zoek voor de kerngroep iemand met affiniteit met biomassa en gerelateerde werkervaring (zoals Groenbeheer, Afvalbeheer etc.); 2. Detail onderzoek naar vrijkomende biomassa stromen in regio IJmond en ZuidKennemerland, in samenwerking met CO2 Servicepunt en Milieudienst IJmond; 3. Houd periodiek contacten met de gemeente Haarlem over ervaringen en resultaten van het project Groen Gas, laat dit contact lopen via de Milieudienst IJmond, de Milieudienst koppelt de resultaten en kansen terug naar de gemeenten in de regio; 4. Stroomlijn de inzameling en verwerking van gemeentelijk snoeihout en dunningshout, tussen de regio gemeenten in IJmond en Zuid-Kennemerland, afhankelijk van de resultaten uit het provinciebrede biomassaonderzoek en het onder 1 genoemde project. Clustering vindt plaats tussen Milieudienst IJmond en de gemeenten in de regio. Het initiatief ligt bij de Milieudienst 5. Treed gezamenlijk in overleg met de huisvuilcentrale om biomassastromen aan te leveren e ten behoeve van de 4 biomassalijn, laat dit contact lopen via de Milieudienst IJmond, de Milieudienst koppelt de resultaten en kansen terug naar de gemeenten in regio; 6. Treed in overleg met beheerorganisaties van natuur- en recreatieterreinen binnen de BECO Groep
59
Duurzame Energie Scan Gemeente Bloemendaal – Marktverkenning Duurzame Energie, april 2007
7.
8.
9.
10.
60
gemeenten over benutting natuur-biomassapotentieel, in samenwerking met HVC, laat dit contact lopen via de Milieudienst IJmond, de Milieudienst koppelt de resultaten en kansen terug naar de gemeenten in regio; Kijk in hoeverre afstemming mogelijk is bij de looptijd van de GFT-inzamelingscontracten en houtafval- snoeiafval- e.d. contracten tussen de gemeenten in de regio. Binnen dit project is geïnventariseerd wanneer GFT-inzamelcontracten aflopen. Beschouw het continueren van de inzameling van GFT-afval ook in het licht van de technologische ontwikkelingen op het gebied van vergisting en schaf de gescheiden inzameling van GFT-afval niet zomaar af. Informeer naar de stand der techniek ten aanzien van GFT-vergisting en de experimenten die hiervoor lopen in Alkmaar bij de HVC en in de gemeente Haarlem. Daarnaast kan periodiek contact gezocht worden over dit thema met het Afval Overleg Orgaan (AOO). Koppel de contracttermijnen van de huidige inzamelingscontracten terug aan de Milieudienst IJmond, zodat aldaar het overall beeld aanwezig is van de kansen voor intergemeentelijke reorganisatie van diverse biomassastromen en tot actie en coördinatie kan worden overgegaan om contracttermijnen en verwerkings- en inzamelinitiatieven op elkaar kunnen worden afgestemd. Op dit manier wordt schaalgrootte gerealiseerd en neemt naar verwachting de rentabiliteit van het (gezamenlijke) initiatief toe; Ontwikkel op regionale schaal voorlichtingsmateriaal over biomassa en energieopwekking, voor de doelgroepen agrarische bedrijven en burgers om op die manier het draagvlak voor biomassa-energieopwekking al te funderen. Gezien het feit dat biomassakansen in alle gemeenten in IJmond (en Zuid-Kennemerland) zijn aangestipt, is het wenselijk deze informatie regionaal te ontwikkelen op basis van bestaand informatiemateriaal. Diverse informatiemateriaal op dit thema is reeds aanwezig bij SenterNovem (Projectbureau Duurzame Energie had diverse brochures over biomassa ontwikkeld). Het initiatief voor de ontwikkeling; van dergelijk regionaal communicatiemateriaal kan het beste bij de Milieudienst liggen; Leg vanuit de regionale Milieudienst contacten met individuele geïnteresseerden, binnen de industrie (bijvoorbeeld Van der Stelt) en agrarische sector (bijvoorbeeld Glijnis) en leer van ervaringen elders in de regio (zoals de bouw van de vergistingsinstallatie in Akersloot). Het initiatief ligt bij de betreffende gemeente (Uitgeest). Resultaten moeten worden teruggekoppeld naar de andere gemeenten in de regio. Op basis van concrete projecten, kansen en ontwikkelingstermijn ambities en beslismomenten inbouwen, die voorwaardenscheppend zullen zijn voor het kunnen inhaken bij initiatieven die energieopwekking uit biomassa mogelijk maken.
BECO Groep
Duurzame Energie Scan Gemeente Bloemendaal – Marktverkenning Duurzame Energie, april 2007
6
FINANCIEEL-ECONOMISCHE VERKENNING DE-POTENTIEEL
Uit de DE-scan volgt een groot potentieel voor duurzame energie in de gemeente Bloemendaal. Deze financieel-economische verkenning is uitgevoerd om globaal te kunnen bepalen welk deel van het DE-potentieel op een economisch rendabele wijze te realiseren. Dit is gedaan voor de opties waarvan sprake is binnen de doelgroepen Volkshuisvesting, Gemeentelijk Vastgoed en Bedrijven en Kantoren. 6.1
DE-opties binnen de doelgroepen
6.1.1
Individuele Warmtepomp
Volkshuisvesting In een project waarbij nieuwbouwwoningen worden gebouwd, zal de toepassing van individuele warmtepompen leiden tot een flinke meerprijs. Meer nog dan voor grootschalige warmtepompen, zoals die toegepast worden bij grote appartementencomplexen of grote kantoorgebouwen, geldt dat de techniek nog volop in ontwikkeling is. De terugverdientijd voor een individuele warmtepomp en opzichte van conventionele verwarming ligt tussen de 10-20 jaar. Naast het plaatsen van individuele warmtepompen is het in de nieuwbouw ook mogelijk om een collectieve warmtepomp te plaatsen voor meerdere woningen (bijvoorbeeld een rijtje van circa 10 huizen). De rentabiliteit van een collectieve warmtepomp is gunstiger dan die van individuele warmtepompen. De rentabiliteit hangt er eveneens vanaf of koeling wordt benut, bijvoorbeeld door gebruik te maken van energieopslag (warmte-koude opslag). Ondanks de wat langere terugverdientijd zijn warmtepompen een interessante investering. Zeker wanneer de extra voordelen van een warmtepomp worden vergeleken met een ketel die eveneens circa 20 jaar mee gaat. Zo levert een warmtepomp een belangrijke bijdrage aan het halen van de EPC-norm. Zeker wanneer de warmtepomp eveneens gebruikt wordt voor koeling, verhoogt dit het leefcomfort en daarmee vaak de waarde van het huis. Bovendien is het mogelijk om de investering voor de warmtepomp te verhypothekiseren. Hierdoor kunnen de kosten over een grotere tijd gespreid worden en de hogere hypotheeklasten worden terugverdiend door de lagere energielasten. Gemeentelijk Vastgoed en Bedrijven en Kantoren Hetzelfde geldt voor grotere gebouwen zoals van de gemeente of andere kantoren. Een investering in een warmtepomp levert in vergelijking met alternatieve technieken extra comfort. Naast ruimte- en tapwaterverwarming biedt een warmtepomp ook de mogelijkheid tot ruimtekoeling wat voor met name kantoren extra rendement oplevert. Bij toepassing in nieuwbouw en in combinatie met opslag van warmte en koude in aquifers (en voldoende koudevraag) is de toepassing van grootschalige warmtepompen voor utiliteitsgebouwen reeds rendabel, veelal in combinatie met lage temperatuur verwarming (vloerverwarming e.d.). De gemiddelde terugverdientijd is ongeveer 5 jaar. De toepassing van lage temperatuurverwarmingsystemen ligt bij het gebruik van warmtepompen voor de hand. Voor bovengenoemde terugverdientijden is er vanuit gegaan dat voor deze LTV-systemen in de bouwplannen reeds gekozen is.
BECO Groep
61
Duurzame Energie Scan Gemeente Bloemendaal – Marktverkenning Duurzame Energie, april 2007
6.1.2
PV-panelen
Voor netgekoppelde PV geldt vooralsnog een zeer lange terugverdientijd. Door grootschaligere productie en verbetering van de techniek biedt de toepassing van PV op langere termijn veel perspectieven. Zonnepanelen zijn een hele goede mogelijkheid om draagvlak te creëren voor duurzame energie. Een gemeente kan, bij plaatsing op eigen gebouwen, zonnepanelen gebruiken om op die manier zichzelf in een voorbeeldrol te manoeuvreren. Voor instellingen biedt de optie PV een goede mogelijkheid om een groen en duurzaam imago te creëren, wat de maatschappelijke verantwoordelijkheid van de instelling benadrukt. Het is verstandig om grote investeringen in deze techniek in de tijd vooruit te schuiven. 6.1.3
Zonneboilers
Voor de toepassing van zonneboilers dient bij projectmatige nieuwbouw van woningen een meerprijs te worden betaald, omdat een zonneboiler wordt geplaatst in combinatie met, over het algemeen, een HR-ketel. De per jaar bespaarde hoeveelheid aardgas zorgt voor een terugverdientijd van 8 tot 15 jaar. Hiermee zijn zonneboilers een redelijk rendabele optie voor woningen. Extra aanvullende subsidie, bijvoorbeeld van een energiebedrijf of van de gemeente, zal de rentabiliteit vergroten. De toepassing van zonneboilers in de woningbouw zal in de toekomst meer rendabel kunnen worden, onder andere door daling van de kostprijs als gevolg van grootschaligere productie. Evenals voor grootschalige warmtepompen geldt dat toepassing van grootschalige zonneboilers in utiliteitsgebouwen (bijvoorbeeld zorginstellingen) rendabel kan zijn, mede ook als gevolg van door marktpartijen aangeboden mogelijke leaseconstructies. Bij bedrijven en kantoren is de terugverdientijd aanmerkelijk langer, wanneer geen warm proceswater gebruikt wordt. 6.1.4
Zon-passief
Voor passieve zonne-energie hoeven geen ingewikkelde installaties gebouwd te worden. Men maakt gebruik van binnenschijnend zonlicht voor het verlichten en verwarmen van huizen en kantoren. Inspelen op passieve zonne-energie gebeurd op het niveau van het concept en de constructie van woningen en kantoren. Wat van belang is, zijn bijvoorbeeld de oriëntatie, goede isolatie, winddichtheid, aangepaste glasoppervlakten, en dergelijke. Door deze ingrepen kan het stookseizoen aanzienlijk worden verkort. Bij nieuwbouw zijn dit evidente ingrepen, maar bij renovatie zijn ze, afhankelijk van de situatie en de omvang van de verbouwing, ook mogelijk. Een belangrijk kenmerk van passieve zonne-energie is, dat veel maatregelen niet tot extra kosten leiden. Dat geldt onder andere voor de oriëntatie van bouwblokken op de zon, het zongericht verdelen van de glasvlakken over de gevels en de realisatie van een woningplattegrond die op de zuidoriëntatie van de woning is geënt. De kosten voor extra voorzieningen als een serre, een grote bouwmassa en ventilatie kunnen vrij hoog zijn. Daar staat tegenover dat deze voorzieningen niet alleen leiden tot een lager energieverbruik, maar ook tot een verbetering van het wooncomfort. Ze worden door bewoners zeer hoog gewaardeerd. 6.1.5
Gebouwgebonden windenergie
Deze optie is in het bijzonder interessant voor bedrijven en kantoorgebouwen, dus ook voor gemeentelijke gebouwen. In woongebieden is voor dakplaatsing van gebouwgebonden
62
BECO Groep
Duurzame Energie Scan Gemeente Bloemendaal – Marktverkenning Duurzame Energie, april 2007
windenergie veelal onvoldoende ruimte, behalve wanneer het nieuwbouw van appartementencomplexen betreft. Voor gebouwgebonden windenergietoepassingen geldt een terugverdientijd tussen de 15 – 30 jaar, afhankelijk van de beschikbare subsidiemogelijkheden. Enkele energiebedrijven leveren een gebouwgebonden windturbine tegen sterk gereduceerd tarief, in combinatie met een groene stroomcontract aan bedrijven. De veranderingen in de belastingstructuren voor de subsidie op groene stroom sinds begin 2005, beperken deze mogelijkheden. Bijkomend voordeel voor gebouwgebonden windenergie is gelegen in de grote bijdrage ten aanzien van de duurzame uitstraling van het bedrijfs- of kantoorpand. 6.1.6
Energie-opslag
Als het ’s winters koud is, slaat de verwarmingsketel automatisch aan. Als de temperatuur in een gekoeld gebouw ’s zomers te hoog oploopt, reageert de airconditioningsinstallatie onmiddellijk met levering van koele lucht. De vraag naar warmte of koude (energie) wordt direct gedekt door de aanbod van warmte of koude. Het aanbod van warmte of koude laat zich echter niet altijd zo gemakkelijk sturen. In de winter is relatief veel koude in de omgeving aanwezig. Dat is eigenlijk ’s zomers pas nodig. En andersom: ’s zomers is er veel warmte over, die ’s winters goed gebruikt kan worden. Het niet-overeenkomen van energievraag en energie-aanbod in de tijd, kan worden verholpen door tijdelijke energie-opslag. Koude wordt in de winter opgeslagen en in de zomer gebruikt. Warmte die bijvoorbeeld met de zomerzon vrijkomt, kan opgeslagen worden voor gebruik in de winter. Energie-opslag wordt daarom ook wel seizoensopslag van energie genoemd. Het opslaan van warmte en koude gedurende een seizoen gebeurt meestal in ondergrondse, natuurlijke buffers. De rentabiliteit van energieopslag in de bodem varieert voor verschillende toepassingsgebieden. Hieronder worden globaal de terugverdientijden weergegeven van enkele sectoren. Volkshuisvesting In de woningbouw wordt energieopslag voornamelijk toegepast voor woonwijken. In veel gevallen wordt energieopslag in de bodem in combinatie met warmtepompen toegepast. In de zomer kan ook koeling geleverd worden waardoor het wooncomfort toeneemt. De beschikbare koude kan echter slechts voor een deel gebruikt worden voor koeling van de woningen. Het tekort aan warmte in de bodem zal in veel gevallen aan moeten worden gevuld middels regeneratiemethoden zoals zonne- of asfaltcollectoren. Mede hierdoor is de rentabiliteit minder gunstig dan in de utiliteitsbouw en ligt deze tussen de 8 - 15 jaar. Een bepalende factor hierbij is de manier waarop het comfort van koeling in geld wordt uitgedrukt. Kantoren In de utiliteitsbouw (kantoren, zorginstellingen, ziekenhuizen, etc.) is energieopslag voornamelijk toegepast in middelgrote en grote gebouwen. In veel gevallen wordt energieopslag in de bodem gecombineerd met de toepassing van warmtepompen. In dit energieconcept levert de energieopslag in de winter de bronwarmte voor de warmtepompen en in de zomer levert de energieopslag rechtstreeks de koudevraag. Door dit gecombineerde gebruik ligt de rentabiliteit tussen de 3 - 8 jaar.
BECO Groep
63
Duurzame Energie Scan Gemeente Bloemendaal – Marktverkenning Duurzame Energie, april 2007
6.2
DE-potentieel in de gemeente Bloemendaal
In tabel 5.1 staat een samenvattend overzicht van de uitkomsten van de financieel-economische verkenning voor de gekozen doelgroepen Volkshuisvesting en Bedrijven en Kantoren en voor de optie Bio-energie. Tabel 6.1: Overzicht financieel-economische verkenning per DE-optie
% van het DEpotentieel
Gemiddelde terugverdientijd (jaren)
Rentabiliteit t.o.v. conventionele technieken
Collectieve warmtepomp Volkshuisvesting
0,24 %
7
Rendabel bij Nieuwbouw
Individuele zonneboiler Volkshuisvesting
8,91 %
12
Niet rendabela
PV Volkshuisvesting
2,80 %
> 20
Niet rendabel
Zon-passief Volkshuisvesting
0,12 %
5
Rendabel
0,22 %
3-8
Rendabel bij Nieuwbouw
DE-optie
Percentage gebaseerd op locatie Elswout. Is echter al in te ver gevorderd ontwikkelingsstadium.
Energie-opslag Bedrijven en Kantorenb
Gebouwgebonden windenergie Bedrijven en Kantoren
0,10 %
15 - 30
Niet rendabel
Bio-energie afkomstig uit Gemeentelijk Beheer 5,5 %c 3–8 Rendabel a: Gezien de stijgende energieprijzen is het mogelijk dat deze optie op termijn wel rendabel is. b: Het gaat hier om het potentieel voor energie-opslag bij nieuwbouw van bedrijven en kantoren. Het theoretische potentieel voor energie-opslag binnen de doelgroep Zorgsector is hier niet meegenomen. c: Totaal theoretisch Biomassa potentieel is 49,9%: 44,3% afkomstig uit het Buitengebied, 5,5% afkomstig uit Gemeentelijk Beheer en 0,03% afkomstig van Agrarische bedrijven.
Uit de financieel-economische verkenning blijkt dat de toepassing van vormen van bio-energie, collectieve warmtepompen, passieve zonne-energie, energie-opslag en - onder voorwaarden - de toepassing van zonneboilers reeds rendabel is. Voor de andere opties geldt dat dit pas in de toekomst het geval zal zijn. De nu reeds rendabele opties binnen de doelgroep Volkshuisvesting leveren samen met het Bioenergie afkomstig van het Gemeentelijk beheer circa 6,1% van het totale potentieel van de gemeente Bloemendaal. Wanneer ook het potentieel voor zonneboilers binnen de doelgroep Volkshuisvesting meegenomen wordt ligt dit percentage op circa 15%. Een groot deel van het potentieel kan op een economisch rendabele wijze gerealiseerd worden. Hierbij dient echter wel de kanttekening te worden gemaakt dat over het algemeen geldt dat hoe meer duurzame energie er gerealiseerd is, hoe lager de rentabiliteit zal zijn. Voor bio-energie geldt bijvoorbeeld dat in eerste instantie de makkelijkst (en goedkoopst) in te zamelen biomassastromen zullen worden gebruikt voor conversie. Wanneer de inzamelstructuur uitgebreider en duurder wordt, zal dit ten koste gaan van de rentabiliteit. Er is uitsluitend gerekend met biomassa afkomstig van het Gemeentelijk beheer. Dit neemt niet weg dat de gemeente alert dient te blijven op veranderingen in het biomassa beleid van de beheerders van de buitengebieden.
64
BECO Groep
Duurzame Energie Scan Gemeente Bloemendaal – Marktverkenning Duurzame Energie, april 2007
7
CONCLUSIE MARKTVERKENNING
7.1
Conclusies
Duurzame energie komt alleen van de grond bij samenwerking tussen markt en overheid. Het grootste gedeelte van de DE-opties zal gerealiseerd moeten worden door marktpartijen. De gemeenten dienen zorg te dragen voor de juiste randvoorwaarden. De marktverkenning levert een beeld van welke kansen daadwerkelijk en op korte termijn benut kunnen worden. Daartoe biedt zij een overzicht van bestaande incentives voor marktpartijen en verslagen van de gesprekken met marktpartijen en tenslotte een verkenning van de rentabiliteit van het DE-potentieel.
7.1.1
Doelgroep Volkshuisvesting
De deelverkenning Volkshuisvesting had als doel inzicht te verkrijgen in de mogelijkheden van marktpartijen voor de realisatie van energiebesparing en duurzame energie in de gebouwde omgeving en het verkennen van mogelijk sturend en stimulerend beleid van de gemeente Bloemendaal. Ten aanzien van de doelgroep Volkshuisvesting is gebleken dat het gebrek aan kennis en verankering van het Klimaatbeleid en van duurzaam bouwen binnen de gemeentelijke organisatie er ook toe leidt dat kansen voor de realisering van het duurzaam energie potentieel binnen de woningbouw onbenut blijven. De gemeente heeft nog geen duidelijke ambities of doelstellingen ten aanzien van duurzaamheid geformuleerd. De rollen van de verschillende afdelingen binnen de gemeente bij de invulling van het Klimaatbeleid zijn nog onvoldoende helder en concreet gemaakt. In het plan van aanpak Klimaatbeleid staat bij de taakstellingen de uitvoerende partijen genoemd. Bij sommige taakstellingen staan er echter meerdere uitvoerende partijen genoemd die elk een deel van de taakstelling moeten realiseren, waarbij de een moet wachten tot de andere partij zijn deel heeft afgerond. Welke afdeling uiteindelijk de verantwoordelijkheid heeft voor de totale uitvoer van de taakstelling en dus voor de opstart, de planning, de coördinatie en de uiteindelijke controle op de uitvoer is niet altijd duidelijk. Hierdoor en doordat de (concrete) doelstellingen van de gemeente onvoldoende bekend zijn, maakt dat kansen vaak in een te laat stadium van een project worden opgemerkt. Het gebrek aan verankering van het Klimaatbeleid in de dagelijkse werkzaamheden van de gemeente maakt dat bij de huidige bouwprojecten binnen de gemeente de taakstellingen uit het Klimaatbeleid nog niet worden gehanteerd. Dit zou deels verholpen kunnen worden door een trekker voor elke taakstelling uit het Klimaatbeleid te benoemen. Meerdere van de taakstellingen uit het Klimaatbeleid blijken uit de marktverkenning wel degelijk bij te kunnen dragen aan de realisering van het duurzaam energie potentieel binnen het thema Volkshuisvesting. Hierbij wordt onder andere gedacht aan het vastleggen van zongerichte verkaveling in plannen, voorlichting over duurzame energieopties naar de burger en het maken van afspraken over duurzaamheid in de bouw met ontwikkelaars, bouwpartijen en WBC's.
BECO Groep
65
Duurzame Energie Scan Gemeente Bloemendaal – Marktverkenning Duurzame Energie, april 2007
7.1.2
Doelgroep Bedrijven en Kantoren
De deelverkenning Bedrijven en Kantoren heeft in het algemeen als doel inzicht te verkrijgen in de mogelijkheden van marktpartijen voor de realisatie van energiebesparing en duurzame energie bij zakelijke en industriële gebouwen en op bedrijventerreinen en het verkennen van mogelijk sturend en stimulerend beleid van de betreffende gemeente. De gemeente Bloemendaal kenmerkt zich door relatief weinig (industriële) bedrijfsactiviteiten. De bedrijven en kantoren die binnen de gemeente gevestigd zijn grotendeels gehuisvest in vroegere villa’s. Het beleid van de gemeente Bloemendaal is om de vestiging van nieuwe kantoren in villa’s te ontmoedigen vanwege de aantrekkende werking van verkeer. Voor verdere nieuwbouw van kantoren is binnen de bestemmingsplannen geen ruimte. De beperkte omvang van de doelgroep Bedrijven en Kantoren en het feit dat er geen plannen zijn om meer kantoorbedrijvigheid aan te trekken ligt in lijn met de beslissing om binnen het Klimaatbeleid van de gemeente niet te focussen op de doelgroep Bedrijven en Kantoren. De gemeente heeft in haar plan van aanpak Klimaatbeleid geen doelstellingen opgenomen ten aanzien van bedrijven en kantoren. Desondanks liggen er kansen binnen de doelgroep Bedrijven en Kantoren. De meest voor de hand liggende kans is het begeleiden van het overleg tussen de energiebedrijven en de strandpaviljoenhouders om zo te komen tot afschaffing van de vervuilende en hinderlijke dieselaggregaten en eventueel tot de overstap van de paviljoens op groene stroom. Andere kansen liggen op het gebied van kennisoverdracht en stimulering van bestaande (en eventueel toch nog te vestigen) bedrijven om hen te overtuigen van de mogelijkheden voor de toepassing van duurzame energie en energiebesparing. Regionaal is er een kans om in samenwerking met andere kustgemeenten te komen tot een profilering van deze kustregio als innovatief en duurzaam.
7.1.3
Optie Bio-energie
Biomassa leeft in de regio. Diverse projecten zijn opgestart en uit de markt komen vragen met betrekking tot informatie en concrete aanbieding van biomassastromen. Met het uitvoering geven aan de maatregelen die ten behoeve van het opwekken van bio-energie uit biomassa kansrijk en – deels – noodzakelijk zijn, kan belangrijke vooruitgang geboekt worden in het vergroten van het aandeel bio-energie dat wordt opgewekt. Aandachtspunten die met deze maatregelen echter nog niet kunnen worden opgelost liggen in de invloedssfeer van: - Technologie: bepalen de haalbaarheid voor verwerking van enkele afvalstromen op dit moment nog, zoals vergisting van GFT-afval; - Capaciteit: uitbreiding van capaciteit is allereerst noodzakelijk om stromen als e (sloop-) houtafval te kunnen verwerken, zoals de 4 verwerkingslijn in de HVC; wijzigende (nationale) regelgeving, - Nationale wetgeving: terugleveringsvergoedingen en belastingstructuren zorgen voor een risicovol investeringsklimaat, dat marktpartijen belet investeringen te doen.
7.1.4
Financieel-economische verkenning
Uit de financieel-economische verkenning blijkt dat de toepassing van vormen van bio-energie, collectieve warmtepompen, passieve zonne-energie, energie-opslag en - onder voorwaarden - de toepassing van zonneboilers reeds rendabel is. Voor de andere opties geldt dat dit pas in de 66
BECO Groep
Duurzame Energie Scan Gemeente Bloemendaal – Marktverkenning Duurzame Energie, april 2007
toekomst het geval zal zijn. De nu reeds rendabele opties binnen de doelgroep Volkshuisvesting leveren samen met het Bio-energie afkomstig van het Gemeentelijk beheer circa 6,1% van het totale potentieel van de gemeente Bloemendaal. Een groot deel van het potentieel kan op een economisch rendabele wijze gerealiseerd worden. Voor de andere opties geldt dat dit pas in de toekomst het geval zal zijn. In de toekomst zal de rentabiliteit van deze opties en van de andere opties verder toenemen. Dit zal het gevolg zijn van onder andere een grootschaligere productie en verbeterde technologieën en de stijgende energieprijzen. Grote investeringen in zon-PV zullen pas op langere termijn rendabel kunnen zijn.
7.2
Conclusie
Het theoretisch potentieel is berekend met behulp van de standaard methodiek van SenterNovem, waarbij gebruik wordt gemaakt van landelijke kengetallen en gemiddelden. Soms zijn er echter omstandigheden waardoor het potentieel op korte en middellange termijn niet gerealiseerd kan worden ook al is er volgens de methodiek een groot potentieel aanwezig. Dit is bij de gemeente Bloemendaal bijvoorbeeld het geval voor de optie Bio-energie. Het merendeel van het biomassapotentieel is afkomstig uit het buitengebied. De verschillende buitengebieden vallen echter onder het beheer van derden en de gemeente Bloemendaal heeft geen zeggenschap over de afvoer en verwerking van het aanwezige biomassa. Over het biomassa afkomstig van het Gemeentelijk beheer heeft de gemeente wel zeggenschap en dus is dit een meer realistisch potentieel (zie Tabel 7.1). Het potentieel uit het buitengebied blijft theoretisch aanwezig aangezien het beheerbeleid kan wijzigen en de gemeente hierop kan inspelen. Tabel 7.1: Theoretisch potentieel versus (realistisch) marktverkenningspotentieel
Doelgroep Bio-energie Volkshuisvesting Infrastructuur
Theoretisch potentieel
Geschat Marktverkenningspotentieel
49,9 %
6%
12,1%
1%
17,2%
5%
6,8%
0,05%
a
b
Bedrijven en Kantoren
c
Actie Afwachten uitkomst regionaal onderzoek Vroegtijdig sturen in het project Voor PZ terrein mogelijkheden bespreken met projectontwikkelaar en leverancier. s
a: Gebaseerd op de enkele nieuwbouwplannen. Het potentieel voor zonneboilers bij privé-zwembaden kon niet worden gekwantificeerd. Het is echter wel zinvol om dit potentieel verder aandacht te geven. b: Infrastructuur is hier toegevoegd gezien het potentieel voor asfaltcollectoren op de Brederodelaan in combinatie met nieuwbouw op het PZ-terrein en eventueel op de Houtvaartkade in combinatie met de herontwikkeling van het Haringbuisterrein. c: Geschat percentage wanneer strandpaviljoens starten met DE-opwekking.
Duurzame energie toepassen bij bestaande bouw is veelal lastiger en minder rendabel dan bij nieuwbouw. Nieuwbouw is het natuurlijkst moment om duurzaamheidsmaatregelen toe te passen. Bij het formuleren van een gemeentelijke ambitieniveau is een praktische aanpak te streven naar
BECO Groep
67
Duurzame Energie Scan Gemeente Bloemendaal – Marktverkenning Duurzame Energie, april 2007
realisatie van het het potentieel dat ten tijde van dit schrijven in de vorm van nieuwbouwplannen bekend is. Het potentieel voor duurzame energie in aanvullende nieuwbouwplannen kan dan bij dit ambitiepercentage worden opgeteld. Niet al het theoretisch potentieel binnen de nieuwbouwprojecten zal ook echt gerealiseerd worden (overschatting), maar er zal toch ook een (klein) gedeelte van het theoretisch potentieel binnen de bestaande bouw gerealiseerd worden (onderschatting). Op basis van de gegevens zoals deze bekend waren ten tijde van dit project, komt dit voor de gemeente Bloemendaal neer op een streefpercentage van 2,8% (alleen op basis van nieuwbouw). Een deel van het biomassa potentieel is afkomstig uit het gemeentelijk beheer. Aangezien de gemeente Bloemendaal over de verwerking van deze hoeveelheid biomassa zeggenschap heeft, zou het potentieel dus net als het nieuwbouwpotentieel meegenomen kunnen worden bij het vaststellen van het gemeentelijk ambitieniveau. Het streefpercentage zou dan uitkomen op 3,6%. Met andere woorden de gemeente Bloemendaal zou zich tot doel kunnen stellen dat 3,6% van het totale energiegebruik in de gemeente duurzaam moet zijn binnen een periode van 6 jaar (uitvoeringstermijn huidige nieuwbouwplannen). Een duidelijk herleidbaar streefgetal vereenvoudigt de communicatie richting externen (bouwpartijen, particulieren, e.a.), maar draagt ook bij aan focus en helderheid binnen de het gemeentelijk apparaat zelf.
68
BECO Groep
Duurzame Energie Scan Gemeente Bloemendaal – Marktverkenning Duurzame Energie, april 2007
BIJLAGEN
BECO Groep
69
Duurzame Energie Scan Gemeente Bloemendaal – Marktverkenning Duurzame Energie, april 2007
BIJLAGE 1 – BESCHRIJVENDE DEEL ALGEMENE GEDEELTE MARKTVERKENNING
B.1
Marktpartijen: kansen, knelpunten en incentives
B.1.1
Particulieren
Particulieren (woningbezitters) kunnen onderscheiden worden in twee groepen: a. eigenaar-bewoners b. kavelbouwers. Voor zowel bestaande bouw als nieuwbouw is er sinds 1 januari 2001 de Energiepremieregeling (EPR) die een subsidiemogelijkheid biedt. Deze is echter in de laatste jaren geminimaliseerd waardoor voor diverse duurzame energie-opties de bijdrage of volledig is vervallen of is afgenomen. De EPR zal in 2005 waarschijnlijk alleen beschikbaar zijn voor de plaatsing van zonneboilers en zonnepanelen binnen het kader van een project, zoals de bouw van een nieuwe woonwijk. Alleen projectontwikkelaars komen nog in aanmerking voor het geld. Bij de bestaande bouw kan een gemeente een kant en klaar pakket aanbieden bestaande uit bijvoorbeeld een energieprestatieadvies (EPA), een HR-ketel en een zonneboiler. Hiervoor kan een gemeente samenwerken met een energiebedrijf, locale installateurs of Vereniging Eigen Huis (VEH). Als de energievoordelen van de HR-ketel en de zonneboiler worden opgeteld behoort deze combinatie – na aftrek van de subsidie – tot de meer kosteneffectieve maatregelen welke in het kader van een EPA kunnen worden genomen. Bij vrije kavelbouw (nieuwbouw) kan de gemeente een extra bedrag zetten op de verkoopprijs van de grond en dit bedrag als statiegeld of als subsidie / uitkering op het moment dat een EPC wordt gerealiseerd van bijvoorbeeld 0,7 of 0,8. bij een dergelijke EPC wordt toepassing van duurzame energie bijna noodzaak. Zodra de subsidie (eventueel incl. EPR) de meerkosten van de betreffende voorziening overstijgt levert een dergelijke subsidie voor de eigenaar een krachtige incentive om duurzame energie ook daadwerkelijk in de nieuwbouwwoning toe te passen. B.1.2
Eigenaar-verhuurders
a. Woningcorporaties Bij toepassing van duurzame energie door woningcorporaties kan worden gedacht aan zonneboilers, grootschalige zonneboilersystemen, zon-PV, warmtepompen (opslag in aquifers) en warmtelevering (bio-energie) in bestaande bouw en in nieuwbouw. Woningcorporaties hebben als primaire taak het verhuren van woningen aan de doelgroep van beleid dat wil zeggen mensen die uit oogpunt van hun inkomen vooral zijn aangewezen op goedkopere huurwoningen. Die doelstelling stelt grenzen aan het ondernemen van andere activiteiten die hiermee geen directe relatie onderhouden. Incentives voor toepassing van duurzame energie door woningcorporaties liggen onder ander op het vlak van het Convenant Duurzaam Bouwen en het Nationaal Akkoord Wonen dat onder andere een referentiekader formuleert op het gebied van energiebesparing en de toepassing van duurzame energie.
70
BECO Groep
Duurzame Energie Scan Gemeente Bloemendaal – Marktverkenning Duurzame Energie, april 2007
Problemen die woningcorporaties ondervinden bij de realisatie van duurzame energie zijn onder andere: § De onrendabele top moet uit de algemene bedrijfsreserves worden weggesubsidieerd; § Vangnetvoorzieningen ingeval er problemen ontstaan met een (experimentele) technieken ontbreken veelal; § Al snel zal een huurverhoging moeten worden doorgevoerd welke hoger is dan de gerealiseerde besparing; § Toepassing van duurzame energie vergt een ingewikkeld en tijdintensief proces met vele actoren; § Subsidieverstrekkers blijken in de praktijk een tamelijk formalistische opstelling te hebben met weinig oog voor de praktijk. De gemeente kan een faciliterende en stimulerende rol vervullen door: § Procesondersteuning (meedenken) door als gemeente een actieve bijdrage te leveren (in een bouwteam) door het bij elkaar brengen van partijen, subsidie aan te vragen, etc.; § Formuleren van een EPL > 6 voor uitbreidings- en inbreidingslocaties. Hiervoor kan een gemeente gebruik maken van BAEI; § Stroomlijnen van de vergunningprocedure (grootschalige) zonneboilersystemen; § Ondersteunen van corporaties bij de uitvoering van een energieprestatieadvies (EPA); § Sturen op EPN, EPL en een percentage duurzame energie. Een gemeente kan hierbij samenwerken met woningcorporaties; § Verstrekken van informatie over kosteneffectieve duurzame-energiesystemen; § Woningcorporaties een streepje voor geven bij toedeling van woningbouwlocaties indien ze zich inspannen voor de realisatie van duurzame energie; § Samen met de woningcorporaties een masterplan maken voor toepassing van kosteneffectieve opties zoals (grootschalige) zonneboilersystemen in de bestaande bouw; § Lokaal uitvoering geven aan het Nationaal Akkoord Wonen b. Institutionele beleggers Ook institutionele beleggers zijn partij bij het Nationaal Akkoord Wonen 2001-2005. Hun toezeggingen gaan echter minder ver dan die van Aedes, de vereniging voor de collectieve belangenbehartiging van woningcorporaties. Woningcorporaties die lid zijn van Aedes dienen zich te houden aan de AedesCode, een soort gedragscode. Er wordt gewerkt aan een vernieuwde AedesCode, die 1 januari 2007 in werking moet treden . Institutionele beleggers zullen hun leden stimuleren zonne-energiesystemen of qua energierendement tenminste gelijkwaardige systemen toe te passen bij nieuwbouw. Zij hebben zich echter niet verbonden aan de streefwaarde van 50%. B.1.3
Projectontwikkelaars
Bij de toepassing van duurzame energie in nieuwbouwlocaties kan worden gedacht aan woninggebonden maatregelen en energie-infrastructuur. Woninggebonden maatregelen liggen in het algemeen binnen het domein van de projectontwikkelaars en woningcorporaties (zie paragraaf 2.1.2.). Het betreft met name zonneboilers, zon-PV en warmtepompen (opslag/aquifers). De bemoeienis van projectontwikkelaars beperkt zich vrijwel altijd tot de nieuwbouwfase. Mits de kosten beperkt zijn, zijn projectontwikkelaars in de praktijk meestentijds bereid tot het aanbieden van duurzame energie als meerwerkoptie. Omdat de kosten hiervan echter vaak zeer hoog zijn is
BECO Groep
71
Duurzame Energie Scan Gemeente Bloemendaal – Marktverkenning Duurzame Energie, april 2007
de belangstelling hiervoor in het algemeen gering. Een goedkopere optie is om duurzame energie als standaardvoorziening in de woning toe te passen. Communicatie met projectontwikkelaars kan door de gemeente plaatsvinden met behulp van EPN of EPL. Afspraken kunnen worden neergelegd in een door partijen onderschreven programma van eisen. Het Besluit Aanleg Energie Infrastructuur (BAEI), regelt de aanleg van energie-infrastructuur en de wijze van aanbesteding door gemeenten voor nieuwbouwwijken van meer dan 500 woningen of woningequivalenten. Voor de EPR in 2005 gaat waarschijnlijk gelden dat alleen projectontwikkelaars nog in aanmerking komen voor deze regeling. De EPR is waarschijnlijk alleen beschikbaar zijn voor de plaatsing van zonneboilers en zonnepanelen binnen het kader van een project, zoals de bouw van een nieuwe woonwijk. Door gebruik te maken van een constructie als de zogenaamde Vinex-VOF, kunnen alle bij de bouw van een woning betrokken partijen, dus zowel projectontwikkelaar als (toekomstige) bewoners, profiteren van fiscale voordelen. B.1.4
Agrariërs (akkerbouw/tuinbouw/veeteelt)
De prikkel (incentive) voor agrariërs bij de toepassing van duurzame energie moet vooral worden gezocht bij het genereren van nieuwe bedrijfsactiviteiten, het genereren van extra inkomsten (financiële drijfveer) en het zoeken naar een oplossing voor het mestvraagstuk. Koepelorganisaties als LTO bieden momenteel ondersteuning aan individuele boeren bij toepassing van duurzame energie. § Nieuwe bedrijfsactiviteiten liggen onder andere in de toepassing van windturbines. Het provinciaal beleid vraagt om clustering van turbines. Dat betekent dat slechts enkele agrariërs van eventuele plaatingsruimte kunnen profiteren. Een oplossing kan zijn dat meerdere agrariers in een windpark participeren. Dat kan met name als een gemeente het initiatief voor de realisatie van een windpark naar zich toetrekt. De gemeente kan hier een stimulerende en coördinerende rol vervullen. § Toepassing van bio-energie door agrariers is een terrein dat momenteel volop in ontwikkeling is. Daarbij kan worden gedacht aan biomassateelt, maar ook aan mestverbranding of mestvergisting. Met name deze twee laatste opties staan sterk in de belangstelling omdat deze een bijdrage leveren aan de duurzame energievoorziening, maar ook aan het mestoverschot. § Voor de champignonteelt is een MJA met als looptijd 1995-2005 waarin de doelstelling is opgenomen van 5% duurzame energie in 2005. B.1.5
‘Thuiswerkende’ IB-plichtige ondernemers
Tot de ‘thuiswerkende’ IB-plichtige ondernemers behoren ondernemers met een kantoor of praktijk aan huis, zoals huisartsen, tandartsen, belastingadviseurs, etc. Deze doelgroep is beperkt van omvang. Aan de andere kant hebben zij een zodanig belastingvoordeel bij de aanschaf van duurzame energie, dat een investering voor hen al snel rendabel kan zijn. Met name door het Besluit van het Ministerie van Financiën dat dit belastingvoordeel ook van toepassing is indien de zonneboiler, zonnepanelen of warmtepomp in de (praktijk-)woning wordt geplaatst. Daarnaast kan deze doelgroep een rol vervullen bij het stimuleren van de bekendheid van duurzame energie. 72
BECO Groep
Duurzame Energie Scan Gemeente Bloemendaal – Marktverkenning Duurzame Energie, april 2007
De gemeente kan in samenwerking met een installateur van zonneboilers of een leverancier van PV-panelen) gericht IB-plichtige ondernemers benaderen met een aanbod. B.1.6
Utiliteitsbouw
De MJA-2 (Meerjarenafspraak Energie-efficiency 2001-2012) is een incentive die voor een groot aantal verschillende marktpartijen relevant kan zijn. De MJA is ondertekend door de ministers van EZ, LNV en VROM, IPO, VNG, ondernemingen, branche-organisaties, productschappen en gemeenten. Voor deze laatste vier groepen geldt dat deze alsnog kunnen toetreden. a. Kantoren Gebruik van aquifers (buitenlucht, oppervlaktewater en ventilatielucht) voor verwarming en koeling is bij kantoren en bedrijfsgebouwen een kansrijke optie. Mede door een grote koelvraag is sprake van relatief korte terugverdientijden. Voorwaarde is wel de beschikbaarheid van aquifers voor energieopslag (koude en warme bron). De toepassing van verwarming en koeling door middel van het gebruik van aquifers in combinatie met warmtepompen is sterk in ontwikkeling. Inmiddels bestaan er meerdere daarin gespecialiseerde bedrijven die betrouwbare producten kunnen leveren. Daarnaast zijn er met name voor kantoorgebouwen ruime toepassingsmogelijkheden voor elektriciteit uit zonne-energie (PV). Aantrekkelijke kanten van PV zijn onder andere de eenvoudige toepassingsmogelijkheden en de zichtbaarheid waardoor draagvlak en bekendheid van duurzame energie verder kunnen toenemen. Probleem is dat de kosten nog te hoog zijn om tot een rendabele exploitatie te kunnen komen. In de PV-sector is er echter sprake van gestaag dalende prijzen. Extrapolatie van deze ontwikkeling leert dat deze optie op de middellange termijn (na 2010) wellicht wel concurrerend is. Vooral ten aanzien van grootschalige toepassing van zon-PV is het dan ook raadzaam eerst plannen te ontwikkelen met een wat langere horizon zodat de techniek de tijd krijgt zich tot een qua prijs-kwaliteitverhouding tot een concurrerende speler op de markt te ontwikkelen. Locaties Bij nieuwe kantorenlocaties kan de gemeente een onderzoek naar de mogelijkheden van aquifers voor de koeling en verwarming van kantoorgebouwen. Ook zou zij de aanleg kunnen stimuleren van een al dan niet lage temperatuur warmtenet/koudenet. Wettelijke mogelijkheden daartoe dienen zich aan als gevolg van het Besluit Aanleg Energie Infrastructuur (BAEI). b. Industrie De industrie heeft belang bij energie-efficiency. Dit belang is ten eerste financieel gedreven. Daarnaast zien echter ook met name de grote, meer strategisch georiënteerde industrieën zoals Shell, in dat door zaken voor zich uit te schuiven er een moment kan komen dat men zelf de grip op het proces verliest en wordt geconfronteerd met harde maatregelen van de overheid. Vandaar de bereidheid om mee te werken aan een Convenant Benchmarking waarin men toezegt zich te kunnen meten met wereldwijd de meest energie-efficiënte bedrijven. De REB is een van de maatregelen die voortvloeien uit de vergroening van het belastingstelsel. De verhoging van de REB voor grootverbruikers levert ongetwijfeld een krachtige incentive voor toepassing van allerhande maatregelen om het fossiele energieverbruik te beperken.
BECO Groep
73
Duurzame Energie Scan Gemeente Bloemendaal – Marktverkenning Duurzame Energie, april 2007
Een klein aantal industrieën, waaronder Van Melle, werkt reeds volop aan de toepassing van duurzame energie. Dergelijk bedrijven kunnen een belangrijke rol vervullen bij de vergroting van de bekendheid en het gebruik van duurzame energie in onder meer de industrie. Duurzame bedrijventerreinen Een gemeente kan lokaal sturen door bij de ontwikkeling van een nieuw bedrijventerrein een energievisie te maken. Op basis van zo'n visie blijkt welke energiebesparing-/duurzameenergieopties tegen welke kosten realiseerbaar zijn. Op basis van een dergelijke energievisie kan vervolgens een BAEI-procedure worden gestart, waarin de markt wordt gevraagd een offerte uit te brengen. Ieder industrieterrein heeft te maken met grenzen aan geluid en emissies. Door toepassing van wind- en bio-energie kunnen deze grenzen wellicht (eerder) worden overschreden. Een gemeente kan aan de oplossing hiervan als bevoegd gezag een belangrijke bijdrage leveren. c. Overige utiliteitsbouw (zorgsector, overige diensten) Bij utiliteitsgebouwen zoals zwembaden, sporthallen, ziekenhuizen, verzorgings- en verpleeginrichtingen zijn de beïnvloedingsmogelijkheden van de overheid op het bouw- en energieconcept betrekkelijk groot. Dit uit zich onder andere in een groot aantal MJA’s zoals afgesloten in het kader van MJA 2. In zijn algemeenheid is de toepassing van de combinatie aquifers/warmtepompen maar ook van grootschalige zonneboilersystemen zowel financieel als technisch goed mogelijk. Met name bij ziekenhuizen, verzorgings- en verpleeginrichtingen kan de financieringsstructuur die wel aandacht besteed aan de stichtingskosten maar niet aan de exploitatielasten een belemmering vormen voor de toepassing van dergelijke opties. Outsourcing van de installatie kan wellicht een oplossing bieden (zie hiervoor bij de Vinex-VOF). B.1.7
Afvalverwerkers
Naast verhoging van het elektrische rendement van centrales betreft een voor de hand liggende mogelijkheid de benutting van de afval- / restwarmte van de centrales. De lokale overheid kan via inzet van haar RO-instrumentarium hierin een faciliterende rol vervullen bij mogelijke benutting van dit afvalwarmtepotentieel bij bestaande en nieuw te ontwikkelen bedrijven, industrie en woningbouwlocaties. B.1.8
Energiebedrijven
Energiedistributiebedrijven hadden tot en met 2000 een convenant met de rijksoverheid, het Milieu Actie Plan of MAP, waarin afspraken over milieudoelstellingen (energiebesparing en duurzame energie) waren opgenomen. Op basis van deze afspraken zijn veel duurzame energieprojecten gerealiseerd. Energiebedrijven beschikken over een grote kennis van duurzame energie. Tegelijk zullen energiebedrijven eventuele acties vooral beoordelen op hun positie in de vrije markt voor (duurzame) energie. Dat betekent zeker niet dat zij het thema duurzame energie links zullen laten liggen. Incentives die van toepassing zijn, zijn bijvoorbeeld: § Het leveren van duurzame energie aan vrije klanten die dit wensen (vanaf 1-7-2001 is de markt voor groene energie vrijgemaakt) § Het hebben van een groen imago in een vrije markt; 74
BECO Groep
Duurzame Energie Scan Gemeente Bloemendaal – Marktverkenning Duurzame Energie, april 2007
§ § B.1.9
Het uitbrengen van een offerte op basis van een BAEI-procedure. (Om marktaandeel te behouden maar ook in verband met de mogelijkheid gebonden klanten te verwerven); De levering van warmte aan deze (gebonden) klanten. (levering van warmte valt niet onder de huidige of toekomstige liberalisering). Natuurbeheer
Uit onderzoek is gebleken dat natuurbeherende organisaties zijn geïnteresseerd in duurzame energie en dat niet als waan van de dag, maar in een verankering naar beleidsdoelstellingen. Men spreekt van een naadloze aansluiting. Natuurbeheerorganisaties zoals Staatsbosbeheer, Natuurmomenten en provinciale landschapsorganisaties hebben sterke troeven in handen voor de verdere realisatie van duurzame energie. Allereerst beschikken deze organisaties over grote voorraden biomassa zoals dunningshout uit bossen. Deze biomassa kan worden verbrand in biomassacentrales. Vanuit milieuoogpunt (rendementen en NOx) heeft verbranding in grotere centrales de voerkeur boven verbranding in allesbranders en openhaarden. Daarnaast geven organisaties aan dat zij bij een gunstige subsidieregeling direct aan de slag willen met het realiseren van concrete PV-projecten. Omdat deze organisaties niet in aanmerking kunnen komen voor de gunstige Energiepremie Regeling, lopen er op dit moment oriënterende besprekingen met het Ministerie van Economische Zaken om de mogelijkheden te onderzoeken voor een dergelijke subsidieregeling. B.1.10 Verkeer & Waterstaat, Defensie Autowegen en spoorlijnen nemen ongeveer drie procent van de ruimte buiten de bebouwde kom in beslag. Slechts een deel van deze ruimte wordt door het verkeer gebruikt. De vraag rijst of deze niet benutte ruimte (bermen, taluds) voor andere doeleinden gebruikt zou kunnen worden zoals het opwekken van (duurzame) energie. In opdracht van de Dienst Weg- en Waterbouwkunde (DWW) van Rijkswaterstaat (beheerder van het terrein op en rond de snelweg) is een definitiestudie uitgevoerd met als doel energiewinningtechnologieën (windenergie, bio-energie, warmtewisselaars en fotovoltaïsche (PV)-systemen) te identificeren en te beoordelen in hoeverre deze toegepast kunnen worden langs de snelweg. Binnen het innovatieprogramma van Rijkswaterstaat “Wegen naar de Toekomst” wordt ook gezocht naar vernieuwingen en innovaties op het gebied de wegeninfrastructuur. Defensie beschikt over een groot grondgebied en veel gebouwen en heeft daardoor goede mogelijkheden voor toepassing van duurzame-energieopties als windenergie, bio-energie en zonne-energie. B.1.11 Provincies De provincie treedt in haar publiekrechtelijke en privaatrechtelijke rol zowel op als leverancier van incentives voor (andere) marktpartijen, maar ook in de rol van marktpartij. In haar publiekrechtelijke rol is de provincie een belangrijke schakel in de Ruimtelijke Ordening van Nederland; als eigenaar c.q. beheerder van gebouwen en installaties vervult zij vooral een private functie.
BECO Groep
75
Duurzame Energie Scan Gemeente Bloemendaal – Marktverkenning Duurzame Energie, april 2007
Zo hebben de provincies onlangs getekend voor een nieuw windconvenant (Bestuursovereenkomst Landelijke Ontwikkeling Windenergie, BLOW) dat de plaatsing beoogt van 1500 MW aan windvermogen op land in 2010. Als eigenaar c.q. beheerder van gebouwen en installaties heeft de provincie onder andere de volgende incentives: § Eigen energiebeleid; § Klimaatconvenant; § Voorbeeldfunctie. B.1.12 Gemeenten Voor een gemeente geldt in grote lijnen hetzelfde verhaal als voor een provincie. Ook een gemeente treedt in haar publiekrechtelijke en privaatrechtelijke rol zowel op als leverancier van incentives voor (andere) marktpartijen, als marktpartij zelf. In haar rol van eigenaar c.q. beheerder van gebouwen en installaties liggen er incentives op het terrein van: § eigen energiebeleid; § het klimaatconvenant; § voorbeeldfunctie.
76
BECO Groep
Duurzame Energie Scan Gemeente Bloemendaal – Marktverkenning Duurzame Energie, april 2007
BIJLAGE 2 – GESPREKSVERSLAGEN INTERVIEWS
In deze bijlage worden de resultaten van de interviews met diverse relevante actoren bondig beschreven. Hierbij wordt een uitsplitsing gemaakt naar de deelverkenningen.
B2.1
Algemene marktpartijen – gebouwde omgeving
Naam: Organisatie:
dhr. W. van der Plas CO2-servicepunt
Subsidieregeling Duurzame Energiepakket Noord-Holland Op dit moment geldt het Duurzame Energiepakket 2005 nog. Dat wil zeggen dat voorlopig de energielijst en hoogte van de subsidiëring van bepaalde duurzame energietechnieken zal worden gehandhaafd op basis van de 2005-regeling. De provincie Noord-Holland is bezig met het publiceren van de regeling voor 2006, het betreft een deelverordeing, grote wijzigingen zijn niet te verwachten. De subsidie kan en zal door de gemeenten (moeten) worden aangevraagd. Bedrijven en particulieren kunnen hierop niet direct aanspraak maken. Doelstelling is om vóór 1-1-2007 75% van het subsidiebedrag van alle gemeenten te hebben beschikt. Elke gemeente heeft recht op subsidie. De totale subsidie die per gemeente beschikbaar is, hangt af van het ambitieniveau van het klimaatbeleidsplan. Een basispakket ontvangt maximaal 115.000 EUR. Een pluspakket ontvangt maximaal 230.000 EUR. Belangrijk is dat de subsidie moet worden aangevraagd voor de start van de uitvoering van het project. Er gelden verder geen aanvullende eisen. De provincie Noord-Holland beraadt zich momenteel op een mogelijke ontschotting van de subsidieregeling. Met name de grote gemeenten hebben in relatief korte tijd al aanspraak gemaakt op het volledige voor hun bestemde subsidiebedrag. Overwegend kleine klimaatgemeenten hebben daarentegen nog vaak een groot deel van de subsidie nog niet benut. Onderzocht wordt in hoeverre mogelijkerwijs onbenutte subsidie door de ene gemeente kan worden ‘overgeheveld’ naar andere gemeenten die voor een aantal concrete projecten nog op subsidie hopen. Naar verwachting volgt hierop in april of mei 2006 uitsluitsel. Nieuw in de beoordeling is dat de advisering over subsidie aanvragen wordt uitgevoerd door het CO2 SP, maar dat de beoordeling en uiteindelijke beschikking in handen ligt van de provincie Noord-Holland. Wijzigingen binnen het CO2 servicepunt Het CO2-Servicepunt wordt per 1-1-2006 uitgevoerd in opdracht van de provincie Noord-Holland door DWA. In week 10 e.v. zullen de nieuwe contactpersonen binnen de deelregio’s een kennismakingsronde maken met de contactpersonen in de gemeentes. De signalen die worden opgevangen uit de markt en gemeenten zullen richting geven aan de activiteiten die het CO2 SP de komende vier jaar zullen ontplooien. Een aantal collectieve projecten staat echter al vast, dit zijn onder andere: BECO Groep
77
Duurzame Energie Scan Gemeente Bloemendaal – Marktverkenning Duurzame Energie, april 2007
-
Biomassastromen in kaart brengen en clusteren (EcoFys); Uitvoeren EPA’s; ‘herenakkoord’ met marktpartijen over de (verscherpte) EPC.
De verdeling van de werkzaamheden over de contactpersonen bij het CO2 Servicepunt is: - Wilfred van der Plas – Subsidieadviseur - Peter van der Glas – Coördinator CO2 SP & Regioconsulent Midden - Jeroen Tent – Regioconsulent Noord - Eloi Burdorf – Regioconsulent Zuid - Jaap Neeleman – Regionaal DuBo Consulent
B2.2
Algemene marktpartijen – gebouwde omgeving
Naam: Organisatie:
dhr. L. van Zanen Ooms Avenhorn Holding
Ooms Avenhorn Holding bestaat uit drie divisies: Grond-, Weg- en Waterbouw, Handel & Industrie en Bouw. De divisies opereren alle zelfstandig, maar ook in combinatie. Zij zijn in staat om complete projecten van begin tot eind te realiseren: van het bouwrijp maken, de ondergrondse infrastructuur, de ontwikkeling, bouw en verkoop van woningen tot aan de bovengrondse infrastructuur, zoals asfalteren en groenvoorzieningen aanbrengen. Zowel binnen de divisie Grondbouw als binnen de divisie Bouw vinden activiteiten plaats op het gebied van duurzame energie. Divisie Grond-, Weg- en Waterbouw Binnen deze divisie is de asfaltzonnecollector ontwikkeld (Road Energy Systems). Met dit systeem kan energie in de bodem gebufferd worden. Deze energie kan middels warmtepompen in de bebouwde omgeving worden gebracht. Hierdoor is het mogelijk gas te vervangen door thermische warmte. Tevens is het mogelijk om de koude uit het asfalt te benutten ten behoeve van koeling van gebouwen. Het voordeel hiervan is dat verbruik van de fossiele brandstof aardgas en de benodigde fossiele brandstof ter opwekking van elektriciteit en daarmee gepaard gaande uitstoot van CO2 vermeden wordt. Met dit systeem is het tevens mogelijk om de bodem te regenereren zodat er een temperatuursbalans ontstaat. Een ander voordeel van dit systeem is het effect van verlenging van de levensduur van de asfaltconstructie. De asfaltzonnecollector is onverbrekelijk verbonden en vormt dus één geheel met de totale asfaltconstructie. De asfaltzonnecollector kan ook benut worden als rijweg voor het verkeer. De collector is tot op heden in zeven projecten toegepast: twee maal op een bedrijventerrein, twee maal voor een kantorencomplex, een maal voor een woningcomplex (project Naamsloot met warmtepompen), een maal voor een viaduct (winter: ijsvrij, zomer: koeler asfalt, minder slijtage) en op een vliegveld in Woensdrecht. Er zijn twee concurrerende systemen bekend, Winnerway (van o.a. IF-technology) en de Zonneweg (KEMA/KWS), maar daarmee zijn voor zover bekend nog geen projecten gerealiseerd. Divisie Bouw
78
BECO Groep
Duurzame Energie Scan Gemeente Bloemendaal – Marktverkenning Duurzame Energie, april 2007
De divisie bouw ontwikkelt woningbouwprojecten waarbij Ooms hoge ambities heeft op het gebied van duurzame energie. Een aantal projecten met lage EPC-waarden is reeds gerealiseerd. Daarbij vindt samenwerking plaats met provincie, gemeenten maar ook met partijen als bijvoorbeeld TNO. De contacten zijn goed. Op initiatief van Albert Moens, gedeputeerde van de provincie Noord-Holland, hebben diverse projectonwtikkelaars in deze provincie, de provincie zelf en de gemeenten Alkmaar, Hoorn en Tessel een Verklaring Innovatief Bouwen ondertekend. Daarin spreekt men uit in bouwprojecten verder te willen gaan met de toepassing van duurzame energie dan het bouwbesluit voorschrijft. Een ander doel binnen dit samenwerkingsverband is het ontwikkelen van een kwaliteitslabel voor woningen waarin energieverbruik een belangrijk aspect vormt. Ook TNO werkt hieraan mee. Men hoopt dat, ondanks het bestaan van andere labels, dit eigen label een landelijke erkenning krijgt. Het label, voor nieuwbouw en bestaande bouw zal aansluiten op de ontwikkelingen op Europees gebied aangaande dit onderwerp. Samenwerking met de Milieudienst IJmond Lex heeft één maal telefonisch contact gehad met de Milieudienst IJmond maar kreeg niet het idee dat daaruit veel initiatieven voort zouden komen. Dat vindt hij jammer. De contacten met de gemeenten die de bovennoemde verklaring hebben ondertekend zijn veel intensiever.
B2.3
Algemene marktpartijen – gebouwde omgeving
Naam: Organisatie:
dhr. J. van der Lingen Woonzorg Nederland
Algemene Informatie Woonzorg Nederland is de grootste speler op het gebied van ouderen- en zorginstellingen. Woonzorg Nederland beschikt over 195 zorg-& verpleeghuizen en heeft circa 27.000 woningen in haar bestand. Woonzorg Nederland heeft locaties in de gemeenten: - Zandvoort; - Heemskerk; - Beverwijk; - Bloemendaal; - Heemstede. In Beverwijk vindt momenteel renovatie plaats van de Warandeflat. Daarnaast is het instelling Lommerlust in de planfase van de ontwikkeling. Voor Bloemendaal geldt dat de complexen de afgelopen 1,5 jaar zijn verbouwd/ vernieuwbouwd. Houding ten aanzien van duurzame energie Van der Lingen is groot voorstander van energievriendelijk bouwen. Daar hoort duurzame energie bij. Hij is van mening dat de verscherping van de EPC per 1/1/20006 de toepassing van duurzame energie logischer zal maken. Op bedrijfsniveau woedt al enige tijd de interne discussie om invulling te geven aan duurzaamheid. Het ontwikkelen van het ambitieniveau voor duurzaamheid binnen Woonzorg Nederland valt
BECO Groep
79
Duurzame Energie Scan Gemeente Bloemendaal – Marktverkenning Duurzame Energie, april 2007
daaronder. Op dit moment staat hierover echter niets op papier. Het wisselende opdrachtgeverschap van bouwprojecten van Woonzorg Nederland draagt er niet aan toe bij dat tot nu toe een helder ambitieniveau kon worden geformuleerd. Ervaring met duurzame energie in bouwprojecten Woonzorg Nederland kan bogen op een brede ervaring met de toepassing van duurzame energie. In de regio Zuid-Kennemerland beperkt zich dat tot het project Huis in de Duinen te Zandvoort, waarop zonnepanelen zijn toegepast. In Rotterdam is een zorginstelling gerealiseerd met warmtepompen, LTV en Warmte-Koude-Opslag, in samenwerking met ENECO. EPC verscherping naar 0,8 zal naar verwachting van Van der Lingen geen betere woningen opleveren. Standaardisatie, Kwaliteit en aanvullende eisen vanuit overheid Woonzorg Nederland bouwt vrijwel uitsluitend onder ‘Woonkeur’ label, met certificaat ‘seniorenstandaard’. Sporadisch worden nadere eisen op het gebied van milieu gesteld door overheden waarmee bouwprojecten gerealiseerd worden. Veelal betreffen bouwprojecten locaties waarvoor Woonzorg NL reeds de grond in eigendom heeft, in dat geval is er vanuit de overheid buiten het bouwbesluit weinig te sturen. In geval van erfpacht of grondverkoop vanuit de overheid, zijn er wel meer mogelijkheden. Van der Lingen geeft aan enthousiast te zijn over mogelijke kortingspercentages op de grond of de hoogte van het erfpachtcanon, wanneer duurzaamheid gerealiseerd wordt. Doorgaans geldt echter dat woningen gebouwd worden in de sociale huurklasse en daarmee de huurprijs zo laag mogelijk gehouden wordt. Daarnaast geldt hiervoor dat huursusbidies gebaseerd worden op de kale huurprijs. Extra investeringen verhogen de huurprijs. Dit houdt extra investeringen in duurzaamheid tegen. In de koopsector is Van der Lingen van mening dat de grondprijs veel te hoog is. Dit belemmert de investeringsruimte voor toepassingen van duurzame technieken. Voor de duurdere sector acht Van der Lingen de toepassing van duurzame techniek ‘geen punt’. Rol van gemeenten en evt. Milieudiensten Van der Lingen verwacht van gemeenten een rol op het gebied van kennis-input en deskundigheid, wanneer duurzaamheid succesvol in de planvorming doorgevoerd moet worden. Argumenteer de plannen en ambities vanuit de gemeente goed. Beschouw de doelgroep goed voor de te ontwikkelen plannen. Wat wordt er ontwikkeld en voor wie en welke duurzame bouwconcepten passen daarbij het beste. Kennisbehoefte vanuit Woonzorg Nederland Geïnformeerd worden over consistent samengestelde bouwconcepten/ -systemen waarmee de EPC < 0,8 kan worden gerealiseerd. Bij voorkeur deze concepten gekoppeld aan diverse doelgroepen zodat in de projectontwikkeling optimaal bij de woonwensen van een doelgroep kan worden aangesloten en daarnaast het duurzame karakter van de bouw te kunnen vergroten. Splits de concepten uit naar duurzaamheid op het gebied van verwarming, koeling, warm-water etc
80
BECO Groep
Duurzame Energie Scan Gemeente Bloemendaal – Marktverkenning Duurzame Energie, april 2007
B2.4
Volkshuisvesting – gebouwde omgeving
Naam: Organisatie:
dhr. R. van Heyst Gemeente Bloemendaal Afdeling Bouw- en Woningtoezicht
Houding ten aanzien van duurzame energie Persoonlijke interesse in duurzame energie, ziet het belang er van in voor de gemeente. Bekendheid met duurzame energietechnieken, EPC-invloed e.d. en beschikbaarheid middelen In principe is het kennisniveau voldoende. Verscherpte EPC (per 1-1-2006) leidt mogelijk tot hoger kennisniveau-wensen. Tijd en middelen zijn doorgaans ook in voldoende mate aanwezig. Wel beperkt de drukte de focus op duurzame energie enigszins. Er zijn zo vele andere aspecten waarmee in de vergunningenprocedure rekening gehouden dient te worden. Kansen voor duurzame energie in eigen werkzaamheden Enige kans die is geïdentificeerd is het bewandelen van het stimulerende spoor. Daartoe is het wenselijk wanneer vanuit de gemeente een informatiepakket wordt samengesteld waarin duurzame energie een plaats krijgt. In de voorbesprekingen met BWT op basis van het voorlopig ontwerp, of nog eerder in het traject, kunnen ideeën ten aanzien van verduurzaming dan worden aangereikt. Voor het regulerende spoor is vanuit de afdeling BWT geen extra stappen mogelijk. De afdeling toetst aan het bouwbesluit. Niets meer en niets minder. Een verscherping van de EPC op basis van het bouwbesluit (per 1/1/2006) vormt een kans voor meer duurzame energie in de planontwikkeling. Op publiekrechtelijke gronden geeft de afdeling BWT hieraan invulling. Het bouwbesluit is ook het enige toetsingskader voor de bouwplannen vanuit de afdeling BWT. De beoogde verscherping van de EPC vanuit het klimaatbeleid (tot 10% verscherpt) zal niet vanuit de activiteiten van BWT worden afgedwongen. Dit zal deels stimulerend deels in afspraken met bouwpartijen door (andere afdelingen binnen) de gemeente handen en voeten gegeven moeten worden.
B2.5
Volkshuisvesting – gebouwde omgeving
Naam: Organisatie:
dhr. van Marwijk BAM Vastgoed
Voor BAM Vastgoed geldt: zij hebben de toolkit duurzame woningbouw ontwikkeld. Om vanuit de markt te tonen hoe zij invulling kunnen en willen geven aan duurzame woningbouw. BAM gaf echter zelf ook al aan dat ook intern hiervoor het draagvlak en hierover de kennis niet overal even goed is. De toolkit is dus ook wel een intern instrument.
BECO Groep
81
Duurzame Energie Scan Gemeente Bloemendaal – Marktverkenning Duurzame Energie, april 2007
Het uitgangspunt van BAM is dat er best veel aan duurzaamheid gedaan kan worden, mits de klant bereid is te betalen. Hun visie is dat die bereidheid beperkt is (het verhaal over het snel kunnen verwarmen en dergelijke in de hogere prijsklasse...). Zij gaven aan dat zij vooral gestuurd worden door overheid op het gebied van duurzaamheid. Worden hieraan geen exttra kaders meegegeven, dan zal BAM op eigen houtje niet heel veel duurzame actie ondernemen. Belangrijkste leerpunt uit dit interview was: gemeente, wanneer je de grond zelf uitgeeft en je bent nog in de fase dat je het programma van eisen voor de uitgifte (prijsvraag) kunt opstellen, zorg er dan voor dat alle maatrgelen die verder reiken dan het bouwbesluit hierin vervat zijn. Dat kan op het gebied van milieu, duurzaamheid zijn, maar ook op sociale woningbouw etc. Daarnaast geldt dat de gemeente dan wel rekening moet houden met een íets' lagere grondopbrengst. Ontwikkelaars denken in risico's. Investerings risico's worden gedragen door maximalisatie van de opbrengst. Dit houdt in dat wanneer extra eisen worden gesteld aan de ontwikkeling van een gebied dit in de ogen van de projectontwikkelaar vaak een extra verkooprisico oplevert (extra techniek, moeilijker verkoopbaar, duurder etc.). Zij zijn niet bezig met het zoeken naar balans tussen investeringskosten en exploitatiekosten van een woning, Kortom, is er meer risico door aanvullende eisen dan zal bijvoorbeeld de grondprijs die een ontwikkelaar bereid is te betalen lager zijn.
B2.6
Volkshuisvesting – gebouwde omgeving
Naam: Organisatie:
dhr. T. van Honk Woningbouwcorporatie PréWonen
PréWonen is een woningbouwcorporatie die duurzame energie hoog in het vaandel had staan. Reeds tien jaar geleden hebben ze voorbeeldproject Bennebroek gerealiseerd met voor die tijd vernieuwende technieken als WKK, collectieve zonnewarmte, HR++-glas, gebalanceerde ventilatie, wasdrogers op gas en "hotfill" wasmachines. Tegenwoordig is men minder enthousiast vanwege het gebrek aan medewerking vanuit de overheid en de problemen die men als voorloper tegenkomt. Ambities Het ambitieniveau is de afgelopen jaren sterk gedaald. In principe houdt de corporatie zich bij nieuwbouwprojecten op dit moment aan het bouwbesluit met een EPC van 0,8. In sommige gevallen wil men nog wel verder gaan, maar dan dient er ook een wil te zijn bij andere partijen zoals de gemeente of provincie. Knelpunten bij toepassing van duurzame energie • Collectieve systemen zijn goedkoper dan individuele maar leveren problemen op voor de overeenkomst met de eindgebruiker. Deze wil zich niet voor langere tijd aan een partij binden, iets wat bij collectieve systemen wel gebruikelijk is. • Corporaties mogen geen gebruik maken van gunstige fiscale maatregelen. Daarom werd in het verleden een derde partij gezocht die de investering in en exploitatie van collectieve systemen voor zijn rekening neemt, bijvoorbeeld een energiebedrijf. Nadeel daarvan is wederom de
82
BECO Groep
Duurzame Energie Scan Gemeente Bloemendaal – Marktverkenning Duurzame Energie, april 2007
langdurige binding maar ook het tarief van de eenmalige bijdrage voor de aansluiting en de bepaling van de variabele kosten als er wordt afgerekend op basis van warmtelevering. PréWonen heeft inmiddels een eigen BV opgericht om deze problemen weg te nemen of in ieder geval in eigen hand te houden. • Over het algemeen is de communicatie met de klant een probleem. Voorlichting is nog steeds een zorgenkindje. Daardoor zijn de eindgebruikers vaak ontevreden waarna de corporatie wordt aangekeken. Bij traditionele oplossingen speelt dit probleem veel minder. • Samen met woningbouwcorporatie WoonOpmaat, Woningbedrijf Velzen, Milieudienst IJmond en de bijbehorende gemeenten heeft PréWonen in het verleden geprobeerd een convenant te ondertekenen waarbij een hoog ambitieniveau op het gebied van duurzame energie zou worden vastgelegd. Het convenant is uiteindelijk niet ondertekend. Dit had een negatieve invloed op het enthousiasme. Aanpak bij projecten met hoger dan gebruikelijk ambitieniveau • Reeds bij de start van het project wordt het ambitieniveau vastgelegd. • Er wordt een energiescan op locatie uitgevoerd door een extern bureau. • Op basis van de schetsontwerpen van de woningen worden de mogelijk toepasbare duurzame energietechnieken geïnventariseerd. • Vervolgens wordt een presentatie gegeven aan alle betrokkenen om hen al in een vroeg stadium bij het project te betrekken en van goede informatie te voorzien. • Tijdens het proces van planvorming tot en met de oplevering komt een projectgroep regelmatig bij elkaar om op de hoogte te blijven van de laatste ontwikkelingen. Relatie met Milieudienst IJmond • Contactpersoon is Theo van Son. • Contact met de Milieudienst is goed maar levert weinig concrete resultaten op. Suggesties voor verbeteringen • Meer sturing vanuit de Milieudienst en de gemeenten. • Betere promotie van duurzame energie bij eindgebruikers. Minder nadruk leggen op techniek, meer op comfort en het vernieuwende of vooruitstreven van duurzame energie. het moet iets worden wat een klant graag wil hebben ("gadget").
B2.7
Volkshuisvesting – gebouwde omgeving
Naam: Organisatie:
dhr. P. van der Zee Woningbouwcorporatie Woonmaatschappij
Woonmaatschappij is een woningbouwcorporatie die zich voornamelijk richt op het noordelijke deel van de randstad en heeft ongeveer 33.000 woningen in bezit in de regio Amsterdam, Haarlem en Haarlemmermeer. De corporatie houdt zich daarnaast bezig met veel nieuwbouw- en herstructureringsprojecten. De focus ligt hierbij op sociale woningen, maar is ligt ook een belang in de wat hoger gesitueerde marktsegmenten.
BECO Groep
83
Duurzame Energie Scan Gemeente Bloemendaal – Marktverkenning Duurzame Energie, april 2007
De bouwprojecten die gerealiseerd worden kunnen voor een deel ook bestaan uit koopwoningen, wat ook het geval is bij het project St. Adalbertus. Project St. Adalbertus Het relatief kleine project St. Adalbertus in Spaarndam bestaat uit 18 huurwoningen en 8 koopwoningen. De bedoeling was oorspronkelijk om ook de nieuwbouw van de St. Adalbertusschool hierbij te betrekken, maar de gemeente heeft de nieuwbouw van de school uit het project gehaald. Voor wat betreft de duurzaamheid die nagestreeft wordt bij dit project geeft dhr. Van der Zee aan dat Woonmaatschappij hier de algemene richtlijnen volgt zoals vastgelegd in het Bouwbesluit, waarbij naar een EPC van 0,8 wordt gewerkt, zoals die na 1 januari 2006 van kracht zal zijn. De DUBO-norm zal worden gevolgd. Ook in de voorwaarden die de gemeente Haarlemmerliede en Spaarnwoude heeft vastgelegd in hun ‘Milieuprogramma Haarlemmerliede en Spaarnwoude’ en in het ‘Plan van Aanpak’ worden door de corporatie gevolgd, maar dhr. Van der Zee legt uit dat in deze programma’s in feite de landelijke DUBO-norm als leidraad wordt gehanteerd. Naast deze voorwaarden werkt de gemeente Haarlemmerliede en Spaarnwoude met subsidiemogelijkheden. Hiervoor is er een lijst opgesteld met de beschikbare mogelijkheden, maar daarin is echter veel nog erg onduidelijk en Woonmaatschappij heeft de gemeente dan ook gevraagd om dit verder uit te zoeken. Omdat de gemeente echter erg klein is en ook beschikt over een klein ambtelijk apparaat gaat dit erg moeizaam en duren dergelijke zaken lang. Dit wordt door Woonmaatschappij als een behoorlijk nadeel gezien van een kleine gemeente, waarnaast uiteraard ook voordelen staan. Duurzaam bouwen en renoveren De algemene leidraad voor Woonmaatschappij zijn de duurzaamheidsaspecten zoals die worden gehanteerd door de gemeenten Haarlem en Amsterdam. De gemeente Amsterdam hanteert inmiddels een vereenvoudigd model van de DUBO-maatregelen om op die manier sneller en eenvoudiger aan de normen te kunnen voldoen. Het komt er op neer dat de gemeente Amsterdam op een sobere en doelmatige manier de landelijke Energieprestatienorm wenst te halen. Hiervoor is een korte lijst opgesteld met daarin in feite niets anders dan eisen om woningen te realiseren met een hoge isolatiewaarde. Zo wordt onder andere een RCwaarde voor daken van 5 gehanteerd en overal plaatsing van HR++glas. Er wordt zoveel mogelijk afgezien van het halen van de EPC door middel van complexe installaties. Het blijkt namelijk dat veel bewoners niet goed weten hoe ze met dergelijke installaties op een juiste manier om moeten gaan, en velen die het wel weten handelen daar niet naar. De gemeente Amsterdam heeft door deze vereenvoudiging het aantal DUBO-maatregelen teruggebracht van 33 naar 12. Woonmaatschappij beschouwt dit als een goede ontwikkeling. De gemeente Haarlem hanteert nog wel de volledige DUBO-normlijst die beschouwd wordt als de basiskwaliteit duurzame bouw. Echter daarnaast is de gemeente bezig om ook de door de gemeente Tilburg ontwikkelde methode van het rekeninstrument GPR-Gebouw toe te passen. (GPR staat voor Gemeentelijke Prestatie Richtlijn). In dit systeem wordt rekening gehouden met alle vormen van duurzaamheid, dus niet alleen die van energie, maar ook materialen, afval, water, woonkwaliteit en gezondheid komen aan bod en worden alle onderling gewogen. Dit geeft een score van 1 tot 10, waarbij 10 staat voor maximale duurzaamheid. De maatregelen zoals die in het Bouwbesluit worden genoemd geven een score van 5 en de maatregelen volgens de DUBO-norm 84
BECO Groep
Duurzame Energie Scan Gemeente Bloemendaal – Marktverkenning Duurzame Energie, april 2007
geeft een score van 6 in het rekeninstrument GPR-Gebouw. De gemeente Haarlem wil projectontwikkelaars en woningbouwcorporaties en ook andere partijen stimuleren om op min of meer vrijwillige basis hogere ambities te gaan realiseren dan de door de gemeente gevraagde GPR-Gebouw-waarde van 6. Woonmaatschappij en duurzaam bouwen Woonmaatschappij beschouwt een hogere mate van duurzaamheid niet als een speerpunt van beleid. Het heeft wel aandacht, maar het streven is er op gericht om de standaard eisen te halen en geen extra inspanningen op dit gebied te doen. Ook bij renovatie wordt er naar gestreefd om de nieuwbouw EPC te halen. Dit hangt echter ook grotendeels af van de huursprong die gemaakt moet worden in relatie tot de verbetering van woonkwaliteit. Vaak hebben huurders er wel oren naar, waarbij echter vaak met huurderscommissies in overleg wordt getreden. In deze commissie zitten vaak gemotiveerde huurders die nogal eens meer wensen dan de gemiddelde huurder die ze vertegenwoordigen. Dit wordt door Woonmaatschappij als positeif ervaren. Dhr. Van der Zee geeft tenslotten nog aan dat zijn verwachting is dat de overheid regelgeving niet nog verder gaat aanscherpen, maar dat eerst naar vereenvoudiging zal worden gestreefd. Zodra er ingewikkelde apparatuur nodig is om besparingen te realiseren wordt het voor veel bewoners lastig. Het streven zal er op gericht moeten zijn om eenvoudig bedienbare apparatuur te installeren, maar liever nog helemaal geen extra apparatuur. Dhr. Van der Zee zou graag een kopie van de marktverkenning en eventuele eindrapportage toegezonden krijgen.
B2.8
Bedrijven en Kantoren – gebouwde omgeving
Naam: Organisatie:
mevr. H. Mel Strandpaviljoen Jeroen (Zandvoort)
Vereniging van Paviljoenhouders Binnen de gemeente Zandvoort bestaat er de Vereniging van Paviljoenhouders. Binnen deze vereniging is mevr. Mel de voorzitter. Van de 39 paviljoenhouders van Zandvoort zijn 38 lid van deze vereniging, waardoor het een grote vereniging is. Binnen de vereniging is uitgebreid gesproken over de beschikbaarheid van de subsidie van de Gemeente Zandvoort. Het blijkt echter erg moeilijk om de voordelen van investeringen ten behoeve van duurzaamheid duidelijk voor het voetlicht te brengen. Men is voornamelijk geneigd om allereerst naar de financiële consequenties te kijken. De terugverdientijden worden dan al snel als veel te lang beschouwd, terwijl andere voordelen die zich moeilijk in financiële zin laten uitdrukken, uit het oog worden verloren. Alle paviljoens zijn inmiddels wel gescand op Duurzame Ontwikkeling door een stagiare van de School voor toerisme InHolland. De bedoeling hiervan was om na te gaan in hoeverre de certificering volgens de Milieubarometer van toepassing kan zijn op elk individueel paviljoen. Inmiddels heeft verreweg het grootste deel van de leden afgehaakt bij verdere investeringsplannen voor duurzaamheid. Drie paviljoenhouders gaan hier nu mee verder en mevr. Mel is een van deze drie. Mogelijkheden en investeringen
BECO Groep
85
Duurzame Energie Scan Gemeente Bloemendaal – Marktverkenning Duurzame Energie, april 2007
Er zijn een aantal mogelijkheden voor duurzaam beheer van de paviljoens onderzocht. De toepassing van een kleine zonneboiler is daar een van, en deze is dan ook door elk van de drie paviljoens die meedoen aangeschaft. Twee ervan zijn inmiddels geïnstalleerd, die van Paviljoen Jeroen wordt bij de opbouw van het paviljoen in het voorjaar van 2006 geïnstalleerd. Op de aanschaf is via het subsidiepotje van Gemeente Zandvoort bijgedragen. De drie deelnemende paviljoens gaan ook voor de certificering volgens de Milieubarometer. Het blijkt echter dat de Milieubarometer voor recreatieve voorzieningen niet van toepassing is op de strandpaviljoens, maar op campings, hotels, recreatiegebieden, e.d. De paviljoens worden beschouwd als horeca, waarvoor dit certificaat niet geldt. Dit probleem moet nog worden opgelost en daar is men mee bezig. De plaatsing van een kleine windmolen is een volgend plan. De investering hiervoor is echter vrij hoog (ongeveer € 4000,-) wat toch een drempel opwerpt. Daarnaast speelt het nadeel dat de omgeving niet erg vriendelijk is voor een windmolen, door de aanwezigheid van zout en zand. De attentiewaarde is echter hoog. Er is inmiddels ook de nodige tijd gestoken in het organiseren van een duurzamere vorm van vuilafvoer en vuilverwerking. Nu nog wordt alle afval ongescheiden opgehaald op verschillende dagen door verschillende vuilophaaldiensten of –verwerkers. Paviljoens doen hierbij zowel zaken met Van Gansewinkel als met Sita. Het plan was om alle paviljoens te betrekken bij de overstap naar gescheiden inzameling door een afvalverwerker. Het bedrijf Van Gansewinkel wilde hierin wel meegaan. Echter de meeste paviljoenhouders lieten alles liever bij het oude en wilden alleen mee overstappen als hen dit financieel gewin opleveren zou. Men is ook bezig geweest met Groene Stroom. De bedoeling was om een gezamenlijk contract af te sluiten met een energieleverancier voor Groene Stroom voor alle paviljoens. Hiervoor waren binnen de vereniging veel medestanders. De meeste van hen zitten echter bij de NUON en dit bedrijf werkt hierin slecht mee. Daarna is er via Essent gezocht naar een goede oplossing, maar ondanks dat Essent wel mee wilde werken is het door stroperigheid binnen hun logge apparaat niet van de grond gekomen.
B2.9
Bedrijven en Kantoren – gebouwde omgeving
Naam: Organisatie:
dhr. W. Fisscher Strandpaviljoen Adam & Eva (Zandvoort)
Duurzaam strand Dhr. Fisscher is voorzitter van het Ondernemersplatform Zandvoort en bestuurslid van de Vereniging van Paviljoenhouders in Zandvoort en voelt zich daardoor ook trekker van de projecten voor duurzaamheid. Hij zou graag zien dat het strand bij Zandvoort als geheel aangemerkt zou worden als Duurzaam Strand van Nederland. Hij merkt echter dat veel collega-paviljoenhouders dat niet zo zien zitten. Zij zien veel meer de financiële kant van de projecten en vragen zich af of duurzaamheid promotioneel wel zoveel voordeel biedt. De meeste ondernemers hebben daarom ook afgehaakt bij de plannen, hoewel dhr. Fisscher aangeeft dat er nog steeds binnen de vereniging aan getrokken wordt, door met name de drie paviljoenhouders die wel bereid zijn om hierin te investeren.
86
BECO Groep
Duurzame Energie Scan Gemeente Bloemendaal – Marktverkenning Duurzame Energie, april 2007
Mogelijkheden en investeringen Evenals mevr. Mel geeft ook dhr. Fisscher aan dat drie paviljoens inmiddels een zonneboiler hebben aangeschaft met subsidie uit het potje van de gemeente. Twee ervan zijn al in gebruik genomen en worden gebruik voor warm water en voor de afwasmachine. Nadeel van dit laatste is o echter dat de watertemperatuur maximaal 55 C mag zijn. Hierop worden de boilers dan ook ingesteld. Dit geeft echter onvoldoende veiligheid tegen legionellabesmetting. Graag hadden ze hierover via Essent een soort workshop gevolgd, maar vanwege de enorme traagheid bij Essent is dat er niet van gekomen. Dhr. Fisscher ziet dit niet als onwil van Essent. Verder is men bezig met de Milieubarometer waarvoor al een inventarisatie had plaatsgevonden. Echter voor de horeca blijkt deze niet van toepassing. Nu moet dit hele proces opnieuw, waarbij de Milieubarometer betrokken zal moeten worden op horeca-ondernemingen en daarvoor zal dus opnieuw certificering gedaan moeten worden. De provincie werkt hieraan echter mee, zodat er goede hoop is dat dit voor elkaar zal komen. Tijdens de zomer hebben de plannen hiervoor stilgelegen vanwege de drukte, maar nu het weer rustig is wordt dit weer opgepakt. Een volgend plan is de installatie van een kleine windmolen. Het voordeel van een windmolen is de grote attentiewaarde die dit geeft en het schept een imago van duurzaamheid. Dhr. Fisscher wil zich graag, samen met de andere twee paviljoenhouders, profileren als een bedrijf waar Duurzaamheid hoog in het vaandel staat. Ook een grijs watercircuit past in dit plan. Men wil hiervoor een pomp aanschaffen die grondwater oppompt waarmee de toiletten gespoeld kunnen worden en wat eventueel als schrobwater gebruikt kan worden. Dit mag niet van zeewater omdat dit een te grote belasting oplevert voor de rioolwaterzuiveringsinstallatie. Gescheiden vuilafvoer komt nog niet van de grond. Men is er mee bezig. Dhr. Fisscher geeft aan dat veel paviljoenhouders bij verschillende afvalverwerkers zijn aangesloten, die allemaal op andere dagen met hun vrachtwagen het afval komen ophalen. Graag zou hij dit zoveel mogelijk beperkt zien. Het voorstel ligt er dan ook om alle paviljoens te laten kiezen voor een vervoerder, die al het afval, gescheiden in grijs en groen afval, ophaalt. Dit is goed voor het milieu en voor het duurzame karakter van het strand en het beperkt het aantal vrachtwagenbewegingen op het strand, maar ook door de bebouwde kom. Het komt echter nog niet van de grond omdat te weinig paviljoenhouders mee willen doen. Ze blijven om onduidelijke redenen liever bij hun ‘eigen’ vervoerder. Met betrekking tot Groene Stroom zijn er ook plannen, die echter moeizaam van de grond komen. Essent denkt wel positief mee, maar laat ook steken vallen door een grote mate van traagheid en stroperigheid. De meeste paviljoenhouders willen pas mee als Groene Stroom hen financieel voordeel biedt. Men hecht nauwelijks waarde aan een uitstraling van duurzaamheid. Duurzaamheid als meerwaarde Dhr. Fisscher ziet duidelijk de voordelen van duurzaamheid. Niet alleen als PR-middel maar ook vanwege natuurbehoud zelf. Hij staat hier dan ook erg positief tegenover. Hij wil ook graag zaken aanpakken die strandbezoekers en bezoekers van de paviljoens de aandacht laten vestigen op het duurzame karakter van het strand en het paviljoen. Daarom zou hij ook graag de maatregelen die genomen worden breed uitmeten voor het publiek middels borden op het strand of aan het paviljoen. Deze borden zouden dan voor het publiek aantrekkelijk aangekleed moeten worden met relevante en prettig leesbare informatie. Daarbij kan dan ook gewezen worden op de aanwezige zonneboiler, die nu bijvoorbeeld nauwelijk in beeld is omdat de collector op het zuiden is gericht, BECO Groep
87
Duurzame Energie Scan Gemeente Bloemendaal – Marktverkenning Duurzame Energie, april 2007
terwijl het strand, en dus het publiek op het westen ligt. Ook de andere genomen maatregelen of wellicht plannen kunnen op deze borden het publiek bewust maken van duurzaam ondernemen. Echter het (laten) maken van dergelijke borden kost geld. En daar ligt toch een groot probleem. Dhr. Fisscher zou graag een kopie van de marktverkenning en eventuele eindrapportage toegezonden krijgen.
B2.10 Bedrijven en Kantoren – gebouwde omgeving Naam: Organisatie:
dhr. G. Toonen Strandpaviljoen Take Five (Zandvoort)
Paviljoen en Vereniging van Strandpaviljoenhouders Dhr. Gert Toonen is directeur en eigenaar van het grote strandpaviljoen “Take Five”. Hij is ook lid van de Vereniging van Strandpaviljoenhouders in Zandvoort en tevens lid van de gemeenteraad van Zandvoort. Van de Vereniging van Strandpaviljoenhouders in Zandvoort zijn 38 van de 39 paviljoenhouders lid. Aan het hele Noordzeestrand zitten ongeveer 210 paviljoenhouders. Strandpaviljoen “Take Five” is op het strand van Zandvoort het enige paviljoen dat het hele jaar door open is. Hierdoor is ook het energie- en waterverbruik navenant hoger. Duurzaam Ondernemen Dhr. Toonen heeft Duurzaamheid hoog in het vaandel en heeft binnen z’n paviljoen inmiddels diverse toepassingen voor Duurzame Energie en Milieubescherming doorgevoerd. Zo wordt er Groene Stroom gebruikt. Een van de toepassingen voor Duurzame Energie in Paviljoen “Take Five” is het gebruik van een zonneboiler. Via een zonnecollector op het dak wordt water opgewarmd door de zon en naar een verzameltank geleid waar het eventueel naverwarmd kan worden. Het warme water wordt gebruikt voor de afwasmachine waardoor flink wordt bespaard op elektriciteit. Het energiebeleid binnen “Take Five” is enigszins geformaliseerd. Het personeel is goed geïnstueerd om zoveel als mogelijk is de verlichting uit te doen en apparatuur die niet (meer) wordt gebruikt uit te schakelen. Ook wanneer zalen in het gebouw niet worden gebruikt is de verwarming dichtgedraaid. Het gaat hierbij om radiatoren die onderdeel uitmaken van een grotere cv-installatie. De radiatorkranen moeten overigens wel met de hand worden dichtgezet. Voor toiletten en andere kleine ruimten worden geen bewegingssensoren toegepast. Hiermee valt dan nog wel iets te besparen. Het watergebruik is een belangrijk punt in het paviljoen. Er is een “grijswatercircuit” in gebruik. Hiervoor wordt grondwater opgepompt en gefilterd, waarna dit gebruikt wordt voor het spoelen van de toiletten en voor gebruik als spoel- en schrobwater. Daarnaast zijn veel kranen die gebruikt worden voor het wassen van handen uitgevoerd met een infra-rood bewegingsmelder. Hierdoor wordt de waterstroom onderbroken zodra men de handen onder de kraan vandaan haalt, wat vrij veel water bespaart en tevens biedt dit een groot voordeel qua hygiëne. Voor het gebruik van schoonmaakmiddelen probeert dhr. Toonen een zo milieuvriendelijk mogelijk beleid te voeren. Er wordt daarvoor binnen het paviljoen gebruik gemaakt van een doseerautomaat voor schoonmaakmiddelen. Hierdoor wordt voorkomen dat personeelsleden te kwistig met deze middelen omgaan en wordt steeds de juiste dosering van de verschillende middelen gebruikt.
88
BECO Groep
Duurzame Energie Scan Gemeente Bloemendaal – Marktverkenning Duurzame Energie, april 2007
Toekomstplannen Samen met beide paviljoens “Jeroen” en “Adam & Eva” streeft dhr. Toonen er naar om ook andere leden van de Vereniging van Strandpaviljoenhouders in Zandvoort mee te krijgen met een aantal andere plannen, maar dit gaat erg moeizaam. De drie paviljoenhouders proberen een gescheiden afvalsysteem op te zetten. Hierbij wordt niet alleen aan de paviljoens zelf gedacht, maar ook aan het strand. Het idee is hierbij om op een aantal plaatsen in de nabijheid van de paviljoens een aantal verschillende afvalbakken neer te zetten waar het publiek z’n afval in kwijt kan. Het gaat dan om een bak voor glas, een voor papier en een bak voor het restafval. De bedoeling hiermee is tevens om meer milieubewustheid bij de strandganger te bewerkstelligen. Daarnaast is het de bedoeling om voor het publiek zakjes beschikbaar te stellen waar mensen hun afval in kunnen verzamelen om het daarna in een afvalbak te deponeren. Dit om te voorkomen dat mensen (een deel van) hun losse afval in het zand laten liggen. Dit wil men opzetten in samenwerking met de Stichting Nederland Schoon. Ook wil men via deze weg dispencers gaan plaatsen met losse asbakjes op een prikstander zodat mensen hun peuk niet in het zand uitdrukken. De verwachting is dat degenen die bereid blijken om deze asbak te gebruiken, die ook wel zullen terugbrengen en legen. Een ander plan dat er nog ligt is de installatie van een kleine windmolen voor de productie van elektriciteit. Vanwege allerlei voorschriften en bestemmingsplannen zouden er alleen kleine windmolens geplaatst mogen worden. Deze molens leveren echter een dermate klein aandeel van het totale verbruik van het paviljoen dat voor het totale verbruik van “Take Five” er ongeveer 40 nodig zouden zijn. Daarnaast heeft een windmolen op het strand een aantal nadelen zoals de invloed van zand en zout. De investering samen met de instandhoudingskosten wegen dan ook nauwelijks op tegen de energieopbrengst van een dergelijke kleine windmolen. De levensduur van een dergelijke molen wordt op 3 jaar geschat. Het plaatsen van een grotere zou het rendement al behoorlijk vergroten, echter dit is niet toegestaan omdat de gemeente de duinenrij vrij wil houden van hogere gezichtsbepalende bouwsels. Mocht “Take Five” toch overgaan op de installatie van een kleine windmolen en de vergunningen leveren geen problemen op, dan zal dit vooral gaan om de uitstraling van Duurzaam Ondernemen te bevorderen. De drie samenwerkende paviljoens zijn ook bezig met de Milieubarometer van de Stichting Keurmerk Milieu, Veiligheid en Kwaliteit (SKMVK). In het recente verleden is een stagiaire van de Hogeschool InHolland uit Delft bezig geweest met een verkennend onderzoek. Zij heeft een map samengesteld met adviezen en tips om tot certificering te komen. Echter is gebleken dat dit certificaat niet is toegesneden op hun paviljoens. Ten behoeve van dit keurmerk zou er dan ook een apart certificatietraject opgezet moeten worden. In de ontwikkeling hiervan gaat echter dermate veel tijd en energie zitten dat er sterk aan de haalbaarheid getwijfeld wordt. Daarnaast speelt het probleem dat er minimaal tien bedrijven moeten meedoen in de certificatietraject. Dit is voor de vereniging in Zandvoort op dit moment nog nauwelijks haalbaar. Een alternatief waarnaar gekeken wordt is de plaatsing van een soort milieuplaquettes of milieudisplays bij de paviljoens. De bedoeling is dan om op deze plaquettes of displays aan te geven wat er door het betreffende paviljoen aan Duurzaamheid wordt gedaan. Ook zou er dan in grafiekvorm of anders door het publiek te volgen moeten zijn hoeveel er is bespaard op energie en water, wat de status is van de afvalscheiding, en andere zaken die voor het publiek interessant kunnen zijn. Er is inmiddels geïnformeerd naar de mogelijkheden voor de productie van dergelijke plaquettes of displays, maar het hele proces vergt erg veel tijd. BECO Groep
89
Duurzame Energie Scan Gemeente Bloemendaal – Marktverkenning Duurzame Energie, april 2007
Gemeente Zandvoort Dhr. Toonen geeft aan dat de gemeente Zandvoort erg positief staat tegenover initiatieven voor Duurzaam Ondernemen. In het takenpakket van de wethouder van de afdeling Ruimtelijke Ordening en Milieu speelt ook duurzaamheid een rol. Zo ondersteunt deze afdeling van de gemeente het initiatief van “Duurzaam Ondernemen op het strand”, maar wil dit ook graag breder trekken naar de badplaats als geheel. Vanwege dit gegeven is er vorige winter al een internationaal minicongres gehouden over dit thema. Dezelfde milieuproblematiek speelt immers ook in andere landen. Nederland is op dit gebied echter een duidelijke voorloper en daardoor loopt een groot deel van de informatiestroom van Nederland richting buitenlandse badplaatsen. Voor vele buitenlandse ondernemers zijn dit echte eyeopeners. Het ligt dan ook zeker in de bedoeling meer van deze internationale minicongressen te houden in binnen- en buitenland. Hoe het gemeentelijk beleid in de toekomst zal worden geformuleerd kan dhr. Toonen niet zeggen. Dhr. Toonen zou graag een kopie van de marktverkenning en eventuele eindrapportage toegezonden krijgen.
B2.11 Bedrijven en Kantoren – gebouwde omgeving Naam: Organisatie:
dhr. M. Verhoeven Strandpaviljoen Woodstock (Bloemendaal) Woordvoerder Belangenvereniging Bloemendaal
Paviljoen Woodstock staat op het strand van Bloemendaal waar zeven strandpaviljoens gevestigd zijn. Dit is een van de smalste stukken strand van dat deel van de kust, wat tot gevolg heeft gehad dat eerder dit jaar bij slecht weer een stuk van het paviljoen is weggeslagen door de zee. Dhr. Verhoeven is nu bezig om middels een vergunningenprocedure de nieuwbouw van dit deel van het paviljoen op palen te mogen zetten en tevens om dit definitief te maken, dat wil zeggen dat het paviljoen dan in de winter kan blijven staan. Nu is het nog zo dat ieder najaar het paviljoen, net als alle andere paviljoens, gedemonteerd en weggehaald moet worden en in het voorjaar weer moet worden geplaatst. Daar wil hij erg graag van af. Daarnaast speelt uiteraard dat er ook in najaar, winter en voorjaar omzet te behalen is, terwijl het strand daardoor ook in dit seizoen aantrekkelijk blijft vanwege de aanwezigheid van een horecavoorziening. Een ander voordeel is dat bij definitieve plaatsing er veel meer ruimte is voor Duurzaam Ondernemen, vooral op het gebied van Duurzamen Energie. Dit omdat installaties en panelen dan niet meer gedemonteerd hoeven te worden. Immers tijdens de verwijdering en de plaatsing bestaat er een aanzienlijk risico dat installaties, maar vooral zonnepanelen beschadigd raken. Paviljoen Woodstock is een van de drukst bezochte paviljoens op het Noordzeestrand, terwijl het strand bij Bloemendaal het drukst bezochte stuk Noordzeestrand is. Het paviljoen wordt bezocht door jong en oud en heeft een grote aantrekkingskracht, terwijl het tot ver in het buitenland bekend is. Electriciteitsvoorziening Op het strand van Bloemendaal zijn alle paviljoens voorzien van netstroom. Het probleem hierbij is echter dat het afgenomen vermogen door de paviljoens zo hoog is dat de energievoorziening regelmatig haperingen vertoont. De paviljoens zijn vanwege dit probleem al zoveel mogelijk
90
BECO Groep
Duurzame Energie Scan Gemeente Bloemendaal – Marktverkenning Duurzame Energie, april 2007
overgegaan op gas voor verwarming en de bereiding van voedsel. Desondanks leiden de nog steeds voorkomende haperingen tot veelvuldige storingen in allerlei (electronische) systemen. Dhr. Verhoeven heeft dit voor zijn paviljoen opgelost door het plaatsen van een dieselaggregaat van 100 kVA. Andere paviljoens hebben dit probleem op dezelfde wijze aangepakt. De stroomleverancier blijkt niet mee te willen werken aan verbeteringen op dit punt. Voor paviljoen Woodstock geldt dat de aggregaat permanent meedraait, vooral omdat het paviljoen op het einde van de netvoedingskabel zit. Het gebruik van een dieselaggregaat heeft een aantal behoorlijke nadelen, waardoor verbetering van de netstroomvoorziening veruit de voorkeur zou hebben gehad boven de plaatsing van een aggregaat. Het duidelijk hoorbare lawaai is een van die nadelen, zelfs ondanks dat de unit is ingebouwd in een sterk geluiddempende omkasting. Op rustige momenten wordt hier soms zelfs nog over geklaagd en is daarmee een blijvend probleem. Een ander nadeel is de door de dieselmotor uitgestoten gassen. Deze zijn milieu-onvriendelijk en zijn goed te ruiken. Dhr. Verhoeven is momenteel bezig om deze dieselmotor aan te passen en te voorzien van een roetfilter, wat echter niet alle uitlaatgasproblemen oplost. Het gebruik van biobrandstoffen is nog niet overwogen, maar het zou wellicht tot de mogelijkheden kunnen behoren. Het liefst zou dhr. Verhoeven echter helemaal van het dieselaggregaat afzien. Duurzame energie Om (een deel van) de energieproblemen te ondervangen zou de installatie van een of meer windmolens in de duinen volgens dhr. Verhoeven een ideale optie zijn. Vooral 1 grote molen biedt veel voordelen. Direkt aan zee is voor een windmolen een erg gunstige locatie vanwege het aanbod van wind, waardoor een relatief hoge opbrengst te verwachten is. De grootte zou afgestemd kunnen worden op het verbruik van de zeven aanwezige strandpaviljoens in Bloemendaal. Daarnaast kan de molen ook als aandachtstrekker gelden en een duurzaam imago aan dat deel van het strand geven, wat met borden nog weer geaccentueerd zou kunnen worden. Dhr. Verhoeven heeft hierover al overleg gehad met de Gemeente Bloemendaal, maar geeft aan dat deze gemeente weinig flexibel omgaat met de regelgeving op dat gebied. Er worden eigenlijk geen uitzonderingen toegelaten. Het irriteert dhr. Verhoeven dat een windmolen niet kan, terwijl een molen in feite niet ten koste gaat van het duin, maar dat er wel wegen en volop parkeergelegenheid wordt aangelegd in het duin. De rand van een dergelijk parkeerterrein zou een ideale plek zijn om een windmolen te installeren. De paviljoenhouders zijn vrijwel allemaal bereid om hieraan financieel behoorlijk aan bij te dragen, vooral wanneer de bouw van een molen er toe kan leiden dat de stroomvoorziening van de paviljoens verbeterd wordt en ze hun aggregaten kunnen weghalen. Wat betreft zonnecellen en een zonnecollector met –boiler is dhr. Verhoeven minder enthousiast. Hij ziet dit meer als hobbyisme en vindt eigenlijk dat energievoorziening redelijk grootschalig moet worden aangepakt om rendabel te kunnen zijn. Een groot bijkomend probleem is de jaarlijkse bouw en afbraak van het paviljoen. Er is een aanzienlijke kans dat de panelen van een PV-systeem of een boilersysteem zullen beschadigen, waardoor de kosten nog hoger worden dan ze al zijn. Dergelijke systemen zijn alleen een optie wanneer een paviljoen het hele jaar kan blijven staan. Om de verbruikte hoeveelheid energie binnen de perken te houden worden door het hele paviljoen spaarlampen toegepast. Daarnaast gaat tussen twaalf uur en half een ’s nachts alles uit, inclusief de buitenverlichting en ook het aggregaat wordt dan uitgeschakeld.
BECO Groep
91
Duurzame Energie Scan Gemeente Bloemendaal – Marktverkenning Duurzame Energie, april 2007
Waterbesparing Paviljoen Woodstock maakt gebruik van een grijs-watercircuit. Hiervoor wordt grondwater opgepompt en gefilterd, waarna het gebruikt wordt voor de toiletten en als schrobwater voor vloeren en buitenterrein. Daarnaast zijn alle kranen en stortbakken in de toiletten uitgevoerd als drukkranen. Ook in de keuken word met drukkranen gewerkt. Verder zitten er sensoren op de spoelbakken in de bar, waardoor er geen continue stroming op deze spoelbakken nodig is. Afvalbeheersing De afvalbeheersing op het strand en rond de paviljoens is een enorm groot probleem. De oorzaak hiervoor zit in de mentaliteit van de bezoekers. Paviljoenhouders doen er van alles aan om de mensen hun afval maar in de daarvoor bestemde bakken te laten gooien, maar dat lukt maar zeer moeizaam. Ook op de parkeerterreinen speelt dit probleem, waarbij mensen hun rommel niet meenemen in hun auto, maar achterlaten op het parkeerterrein. Vrijwel ieder paviljoen heeft mensen in dienst die de hele dag over het strand lopen om mensen aan te spreken op hun gedrag en om de rommel op te ruimen die mensen laten liggen. Ieder paviljoen is verantwoordelijk voor z’n eigen stuk strand. Woodstock kiest er voor om mensen te confronteren. Zo staan er op hun strand fel gekleurde afvalbakken en rolcontainers en hangt er een bord met zakjes waar mensen hun losse afval in kunnen doen. Die zakjes worden daarna echter maar door een klein deel van de mensen in en afvalbak of container gegooid. 90% laat de zakjes op het strand achter. Paviljoen Woodstock heeft 20 rolcontainers voor glas in z’n nabijheid staan, maar mensen die hun afval dan wel wegbrengen kieperen dan ook gewoon alles in een glascontainer in plaats van dit gescheiden te houden, want er staan ook containers voor papier en restafval. Voor restafval worden de afvalbakken geleegd en het afval in een aanwezige perscontainer gedeponeerd. Ook stelt het paviljoen speciale kokertjes beschikbaar die dienen als asbak en om te voorkomen dat peuken in het zand verdwijnen. Deze worden echter ook maar mondjesmaat in de afvalbakken gegooid. Veel worden door de reinigingsploegen opgepikt. Om de op het strand aanwezige rolcontainers te legen heeft paviljoen Woodstock de beschikking over een vierwielaangedreven heftruck. Daarbij lopen iedere drukke dag ongeveer 25 mensen over het strand om achtergelaten rommel op te ruimen en mensen aan te spreken op hun gedrag. Als het mooi weer is en het druk wordt op het strand, dan gaan de paviljoens over op het schenken van dranken in plastic bekers in plaats van in glazen, wat gebruikelijk en milieuvriendelijk is. Dit is nodig omdat er anders veel te veel glazen sneuvelen en de scherven in het zand terecht komen, mede omdat mensen hun glas gewoon van zich af gooien. Daarnaast speelt een rol dat de aanwezige machine die het zand van rommel kan reinigen een deel van de in het zand liggende glazen kapot stoot, waardoor er nog meer splinters in het zand komen. Ten overvloede geeft dhr. Verhoeven nog aan dat, wanneer mensen alcohol genuttigd hebben, de afvalmentaliteit nog veel slechter wordt. Vandaar dat ook bij evenementen en andere grote drukte plastic bekers en houten lepeltjes gebruikt worden. Om mensen op hun mentaliteit aan te spreken heeft dhr. Verhoeven een grote poster van 4 meter bij 6 meter van een met rommel vervuild palmenstrand op z’n paviljoen gehad, en heeft hij de methode om afvalbakken en containers heel erg zichtbaar te maken met felle kleuren en geplaatst in het looppad van de bezoekers. Hij vertelt over de gemeente Bloemendaal die een kunstenaar had ingehuurd om afvalbakken te verfraaien, maar die afvalbakken werden naderhand door bezoekers niet gezien als afvalbakken en werden daardoor onvoldoende gebruikt. 92
BECO Groep
Duurzame Energie Scan Gemeente Bloemendaal – Marktverkenning Duurzame Energie, april 2007
Tot slot geeft dhr. Verhoeven nog aan dat andere paviljoenhouders anders omgaan met hun afvalbeleid door afvalbakken met neutralere kleuren en meer langs dan op de looproutes. Dit heeft echter tot gevolg dat mensen nog meer troep op het strand en in de omgeving achterlaten dan bij paviljoen Woodstock het geval is, maar dat die paviljoenhouders daar bewust voor kiezen en zelf nog intensiever er voor zorgen dat het strand acceptabel schoon blijft.
B2.12 Bedrijven en Kantoren – gebouwde omgeving Naam: Organisatie:
mevr. S. Bezuien gemeente Zandvoort - afdeling Milieu
Beleid duurzaamheid gemeente Zandvoort m.b.t. het strand Vanuit de gemeente wordt er geen specifiek beleid gevoerd om Duurzame Ontwikkeling te stimuleren. Er is wel aangehaakt bij de Stichting Nederland Schoon om te pogen de stranden schoner te houden, maar de verantwoordelijkheid hiervoor ligt voor een groot deel bij de strandpaviljoenhouders. Aan hen wordt wel regelgeving opgelegd, maar die heeft vooral betrekking op het aantrekkelijk houden van het strand en de gemeente in het algemeen. Wel heeft de gemeente een subsidie voor Duurzaamheid beschikbaar gesteld voor de paviljoenhouders. Beschikbare subsidie Er is sinds ruim drie jaar een subsidie beschikbaar van de gemeente Zandvoort die ten goede zou moeten komen aan investeringen in Duurzame Ontwikkeling ten behoeve van de op het Zandvoortse strand aanwezige paviljoens. De gemeente heeft hiervoor in aanvang een bedrag beschikbaar gesteld van € 15.000,-. Er is aan de paviljoenhouders gevraagd om hier mee aan het werk te gaan. Echter, nu bijna vier jaar later zit er nog steeds € 10.000,- in het potje, terwijl de overige € 5000,- pas onlangs is toegekend. Deze subsidie is beschikbaar voor Duurzame Ontwikkeling zoals op het gebied van energie en van milieu waarbij de ondernemers zelf een groter deel van de investering dragen. Hier lijkt echter het probleem te liggen. Er zijn in Zandvoort 39 strandpaviljoens. Momenteel is het zo dat slechts 3 van hen daadwerkelijk bereid lijken om te investeren in duurzaamheid. Zij zullen dan ook als trekkers van deze duurzaamheid gezien moeten worden. Omdat dit er slechts 3 zijn blijft een groot deel van de subsidie onbenut. De overige paviljoenhouders geven er blijk van nauwelijks zicht te hebben in de positieve effecten van duurzaamheid. Daarnaast speelt natuurlijk mee dat het financiële rendement niet erg hoog is en men er daarom nauwelijks moeite voor wil doen. Tijdens de zomermaanden is men erg druk om de paviljoens draaiende te houden en zijn de meesten sowieso niet bereid om er tijd voor vrij te maken. Ook een slechte zomer maakt die bereidheid bepaald niet groter. De ondernemers geven er ook blijk van dat ze het liefst alle laten zoals het is. Met betrekking tot afvalbeheer wordt door mevr. Bezuien gesteld dat er wel pogingen gedaan zijn om hierin een stukje duurzaamheid te genereren, maar dat ook dit niet van de grond komt. Als er aan het einde van dit jaar 2005 nog geld in deze subsidiepot zit dan zal dit door de gemeente worden ingetrokken en niet meer beschikbaar zijn.
BECO Groep
93
Duurzame Energie Scan Gemeente Bloemendaal – Marktverkenning Duurzame Energie, april 2007
Meewerkende paviljoenhouders De paviljoenhouders die wel meedoen met duurzame projecten hebben allemaal geïnvesteerd in een zonneboiler en zijn bezig om een certificering volgens de Milieubarometer te verkrijgen. Ook zijn zij de trekkers voor wat betreft gescheiden afvalinzameling. Daarnaast zijn zij nog bezig om te onderzoeken of een kleine windmolen bij hun paviljoens mogelijk is. De paviljoens die meedoen aan deze projecten zijn de volgende: Paviljoen Jeroen, contactpersoon is mevr. Hanneke Mel. Paviljoen Adam & Eva, contactpersoon is dhr. Wim Fisscher. Paviljoen Take five, contactpersoon is dhr. Gert Toonen.
B2.13 Bio-energie Naam: Organisatie:
dhr. H. Huisman Afval Overleg Orgaan
Het Afval Overleg Orgaan (AOO) is sinds enige tijd ondergebracht bij Senter Novem. Dit proces is bijna afgerond en daarmee is de afbouw van de AOO in het eindstadium beland. Het AOO is opgericht als platvorm voor overleg over het afvalbeheer in Nederland. Dit overleg vindt plaats tussen Rijksoverheid, provincies en gemeenten en wordt begeleid door de AOO. Het bestaat daarom ook uit vertegenwoordigers van het ministerie van VROM, van de provincies en van de VNG. Er wordt regelmatig overleg gevoerd met het bedrijfsleven en met maatschappelijke instanties. De directie van de AOO heeft als hoofdthema momenteel klimaatzorg en analyse van de problemen die hieruit voortvloeien of gaan voortvloeien. Afdeling Uitvoering Afvalbeheer De afdeling Uitvoering Afvalbeheer is de afdeling die zich met name bezighoudt met Duurzame Energie en Duurzame Ontwikkeling en ondersteunt ook het ministerie van VROM bij haar beleidsvorming ten aanzien van duurzaamheid. Het beleid van de Afdeling Uitvoering Afvalbeheer is met name gefocust op het vergroten van het aandeel groene energie en dan met name biomassa-energie. Om dit te realiseren biedt de afdeling mogelijkheden voor andere organisaties om informatie in te winnen of om informatie te verstrekken. Het wordt sterk gestimuleerd dat andere organisaties in het land meedenken om tot oplossingen te komen voor de vraagstukken die actueel zijn in het kader van Duurzame Energie en Duurzame Ontwikkeling en dan met name gericht op ontwikkeling en uitbreiding van biomassa-energieopwekking. Taken Onder de taken van de afdeling valt de inventarisatie van afval in het algemeen, waaronder biomassa. Bij deze inventarisatie wordt behalve naar hoeveelheden ook gekeken naar kosten, energieopbrengsten en methoden van verwerking. Ook wordt er gekeken naar ontwikkelingen op het gebied van afvalverwerking en afvalbeheer. De AfvalVerbrandingsInstallaties (AVI) worden gemonitord op de hoeveelheid geproduceerde energie en het aandeel biomassa-energie hierin. Dit geldt ook voor de Huisvuilcentrale Noord
94
BECO Groep
Duurzame Energie Scan Gemeente Bloemendaal – Marktverkenning Duurzame Energie, april 2007
Holland in Alkmaar. Daarnaast wordt een jaarlijkse sorteeranalyse gemaakt bij de AVI’s, mede om te bepalen wat de tegemoetkoming moet worden in het kader van de MEP. Tevens hangen de Groencertificaten hiermee samen. Bij deze sorteeranalyse wordt handmatig gekeken wat het aandeel aan organische stoffen in het afval is dat bij de installaties wordt aangeboden. Met name gaat het om het aandeel hout, slib en diermeel. Bij hout wordt niet zozeer rekening gehouden met hout wat direkt van bomen afkomstig is, maar veel meer van sloophout. Het aandeel sloophout is namelijk vele malen groter dan het aandeel hout van direkte kap. Een deel van de biomassa wordt als secundaire brandstof gebruikt in energiecentrales, maar ook in de energieverslindende cementindustrie wordt gebruik gemaakt van biomassa als extra energiebron. In 2003 is ongeveer 550.000 ton afval toegepast als secundaire energiebron bij 5 energiecentrales en in de cementindustrie bij 1 cementoven. Toekomstverwachting De AOO verwacht dat de energiecapaciteit met betrekking tot biomassa nog flink zal groeien. Ook als vervanger van kolen in energiecentrales en bijvoorbeeld bij industriële ovens verwacht men steeds meer vervanging door afvalverbranding. Maar daarnaast speelt dat een deel van de capaciteit die voor afvalverbranding beschikbaar komt mogelijk gebruikt gaat worden voor de verbranding van biomassa uit natuurlijke bronnen, zoals snoei- en dunningshout. Er is nog niet veel zicht op de logistiek problemen die zich kunnen voordoen bij vergroting van de capaciteit aan niet-afvalgebonden biomassa. Op dit moment is er een uitbreiding van de capaciteit gaande bij de Huisvuilcentrale Noord Holland, bij de AVR en bij Twence in Hengelo. Hier houdt de afdeling Uitvoering Afvalbeheer continu de vinger aan de pols, en wordt er getest en gekeken naar verbeteringen aan biomassacentrales. Hiertoe worden dan ook randvoorwaarden opgesteld waarmee andere installaties in de toekomst rekening moeten gaan houden.
B2.14 Bio-energie Naam: Organisatie:
dhr. B. Kessel Huisvuilcentrale Noord-Holland Alkmaar
Huisvuilcentrale Noord Holland De Huisvuilcentrale Noord Holland heeft momenteel drie ovenlijnen in gebruik en een vierde is in aanbouw. De bedoeling is dat deze vierde lijn een aparte biomassa-lijn wordt. Op de bestaande lijnen wordt op dit moment met name het integraal ingezameld huisvuil verbrand. Biomassa Een deel van het ingezamelde huishoudelijk afval bestaat uit biomassa. Daarnaast wordt biomassa bijgevoerd vanuit sorteerinstallaties. Het totaal aan biomassa-bijstook ligt momenteel al tussen de 30 en 40 %. De bestaande lijnen zitten daarmee aan hun maximum capaciteit. Het GFT-afval wordt niet als biomassa beschouwd en wordt ook niet verbrand in de centrale, maar wordt gecomposteerd. Er wordt binnen de organisatie wel nagedacht over andere opties voor dit GFT-afval, zodat er energie uit te halen is. Een van de opties is vergisting, een andere is een
BECO Groep
95
Duurzame Energie Scan Gemeente Bloemendaal – Marktverkenning Duurzame Energie, april 2007
proces om van vloeibaar gemaakte biomassa brandstof te maken door middel van het HTU-proces (Hydro Thermal Upgrade). Onder andere de ECN is hiervoor bezig met een onderzoek. Nieuwe ovenlijn De vierde ovenlijn die in aanbouw is zal wellicht aan het eind van 2007 gereed zijn en in bedrijf genomen kunnen worden. Het is de bedoeling dat deze lijn specifiek ingericht wordt voor de verbranding van biomassa. De verbrandingsenergie die daarbij vrijkomt zal worden gebruikt voor de opwekking van elektriciteit en in z’n geheel als ‘groene stroom’ ingezet kunnen worden. Vanwege deze productie van ‘groene stroom’ zijn er subsidiemogelijkheden in het kader van de MEP. De toekenning van deze subsidiestroom maakt dat de inrichting van de vierde lijn als biomassa-lijn voor de productie van ‘groene stroom’ rendabel wordt. Om voldoende biomassa voor deze lijn binnen te krijgen zal er een groot beroep gedaan worden op de sorteerbedrijven die onderdeel zijn van de Huisvuilcentrale Noord Holland. Er zitten onder andere sorteerbedrijven in Middenmeer, Halfweg en in Alkmaar. Een groot deel van de uitgesorteerde biomassa van deze bedrijven wordt momenteel nog naar Duitsland afgevoerd. Hier liggen de subsidiebijdragen van de overheden (veel) hoger dan in Nederland. Duitsland is daardoor ook al veel verder met het op duurzame manier produceren van energie. Naast het verleggen van de sorteerstromen van Duitsland naar Alkmaar ten behoeve van de vierde ovenlijn, ligt het ook in de bedoeling om aktief op zoek te gaan naar andere biomassastromen. Dhr. Kessel geeft aan dat die stromen vooral gezocht gaan worden in natuurbeheer. Hiervoor zullen dan ook natuurbeheersorganisaties worden benaderd om te inventariseren wat zij hierin kunnen betekenen. Toch ligt het in de verwachting dat het aandeel natuur-biomassa niet heel erg groot zal worden. Dhr. Kessel zou graag een kopie van de marktverkenning en eventuele eindrapportage toegezonden krijgen.
B2.15 Bio-energie Naam: Organisatie:
dhr. P. Tromp Gemeente Haarlem - afdeling Milieu
Project Groen Gas productie Huidige situatie Binnen de gemeente Haarlem heeft men het initiatief genomen voor het project ‘Groen Gas’. De bedoeling van dit project is om vrijkomend biogas op te werken tot aardgaskwaliteit en dit toe te voegen aan het bestaande aardgasnet. Binnen de gemeente bevindt zich de voormalige stortplaats Schoteroog. Deze is niet meer in gebruik en is geheel afgedekt. Onder deze afdekking ontstaat biogas, wat verzameld wordt en daarna afgefakkeld, waardoor een heleboel nuttig te gebruiken energie verloren gaat. Een andere installatie binnen de gemeente die eveneens biogas produceert is de Rioolzuiveringsinstallatie Rijnmond. Hier wordt zuiveringsslib vergist waarbij biogas ontstaat. Dit biogas wordt gebruikt in een WKK-installatie op het eigen terrein. Deze WKK-installatie kan voor 65% voorzien in de eigen electriciteitsbehoefte. De vrijkomende warmte wordt gebruikt om de
96
BECO Groep
Duurzame Energie Scan Gemeente Bloemendaal – Marktverkenning Duurzame Energie, april 2007
vergisting op temperatuur te houden en om (in de winter) de gebouwen te verwarmen. Overtollige warmte wordt, vooral in de zomer, geloosd. Beoogde situatie De bedoeling van het Project Groen Gas is nu om beide biogasstromen van zowel de voormalige stortplaats als van de zuiveringsinstallatie samen te voegen en naar een opwerkingsinstallatie te leiden. In deze nog te bouwen installatie wordt vervolgens het teveel aan CO2 uit het biogas verwijderd, zodat het op dezelfde kwaliteit uitkomt als het standaard Nederlandse Slochteren aardgas en het derhalve aan het net kan worden toegevoerd. Op termijn zou dit dan uit te bouwen zijn door ook het GFT-afval te gaan vergisten. Vergelijkbare projecten spelen in het buitenland, waar men in Haarlem intensief mee samenwerkt op dit gebied. In Stockholm Zweden en vooral in Lille Frankrijk is men hier al erg ver mee. Op dit gebied is voor veel steden nog een heleboel te winnen. Problemen Om dit project goed van de grond te krijgen zouden er een aantal problemen uit de weg geruimd moeten worden. De gemeente mag zelf niet participeren in de opwerkingsinstallatie, en de exploitatie zal dan ook moeten gebeuren door een andere partij. Hiervoor heeft de gemeente het energiebedrijf NUON benaderd, maar dit bedrijf ziet er van af omdat het financieel niet aantrekkelijk genoeg is, terwijl er nog wel de nodige ontwikkeling bij komt kijken. Dit risico vinden zij te groot. De gemeente is nu in overleg met het energiebedrijf COGAS, mede omdat zij participeren in een ander gasproject van de gemeente Haarlem (zie hierna). Eind november 2005 zal bekend zijn of dit energiebedrijf wel of niet verder wil met deze plannen. In het verleden werd Groen Gas vrijgesteld van de Regulerende Energie Belasting (REB). Per 1 januari 2005 is dit echter afgeschaft door de Rijksoverheid en geldt de nu genoemde Energie Belasting ook voor deze groene energie, wordt door dhr. Tromp aangegeven. Deze en andere maatregelen van de overheid zijn bepaald geen stimulans voor de implementatie van Duurzame Energie. Daarnaast speelt het probleem van het woud van regelgeving dat in de weg staat voor een voortvarende aanpak van Duurzame Energie. Naast het gegeven dat de Rijksoverheid erg tegenstrijdige maatregelen neemt, waarbij aan de ene kant energieverbruiks- en emissie-eisen worden opgelegd, maar aan de andere kant stimulerende maatregelen worden ingetrokken, speelt ook de Provincie een rol. Van de kant van de Provinciale overheid ervaart dhr. Tromp ook nauwelijks enige stimulans. Positieve en ondersteunende maatregelen worden ook van die kant niet genomen. Hierdoor heeft het er alle schijn van de de gemeente er alleen voor staat en zelf maar moet zien. Dit werkt bepaald niet motiverend om verder aan de slag te gaan met Duurzame Energie. Vanuit de lagere overheid moet er dan zoveel energie ingestopt worden, vooral omdat de financiële mogelijkheden zo beperkt zijn en de regelgeving zo uitgebreid, dat het steeds moeilijker wordt om Duurzame Energie en Duurzame Ontwikkeling van de grond te krijgen. Een volgend probleem is de beschikbaarheid van GFT-afval voor biovergisting. Vanwege langlopende contracten voor de afvoer van dit afval speelt de mogelijkheid voor de extra productie van biogas uit GFT-afval pas op langere termijn, bij de afloop van deze contracten. Dit gegeven bemoeilijkt eveneens de rentabiliteit van de opwerkingsinstallatie en pas op langere termijn (welke kon dhr. Tromp zo niet aangeven) kan deze vorm van biogas in de berekeningen worden
BECO Groep
97
Duurzame Energie Scan Gemeente Bloemendaal – Marktverkenning Duurzame Energie, april 2007
meegenomen. Er zal dan ook nog een vergistingsinstallatie gebouwd moeten worden, of de installatie van de waterzuivering moet hiervoor aangepast kunnen worden. Project Openbaar Vervoer Openbaar Vervoer op Aardgas Binnen de gemeente Haarlem is men bezig met het project voor de ombouw van alle Openbaar Vervoer voertuigen op aardgas. Vanaf begin 2006 moeten alle bussen op aardgas kunnen rijden, evenals alle taxi’s die in het Openbaar Vervoerssysteem functioneren. Het gehele Openbaar Vervoerssysteem in Haarlem is Europees aanbesteed en het vervoersbedrijf Connexion heeft dit binnengehaald. Een van de voorwaarden die hieraan verbonden waren was het gegeven dat alle voertuigen op aardgas moesten gaan rijden. Samen met energiebedrijf COGAS is hiervoor een plan opgesteld en dit plan treedt eind 2005 / begin 2006 in werking. Vanaf dat moment zullen er in Haarlem 85 bussen en 45 taxi’s op aardgas rijden. De implementatie hiervan is in volle gang. Openbaar Vervoer op Groen Gas Wanneer het Project Groen Gas van de grond komt is het de bedoeling van de Gemeente Haarlem om het Openbaar Vervoer over te laten schakelen van aardgas op Groen Gas. Technisch zijn hiervoor geen veranderingen noodzakelijk omdat immers het Groen Gas wat binnen Haarlem geproduceerd moet gaan worden dezelfde kwaliteit zal hebben als aardgas en gewoon in het aardgasnet zal worden gepompt. Organisatorisch is het echter de bedoeling dat het geproduceerde Groene Gas dan toegeschreven wordt aan het Openbaar Vervoer. Men wil dit gaan realiseren door middel van certificaten. Dit zou moeten gaan werken op een vergelijkbare manier als het CO2emissiecertificatensysteem. In eerste instantie wil men dit lokaal gaan inrichten. Mocht het systeem werken en succesvol blijken dan is het wellicht landelijk uit te breiden.
B2.16 Bio-energie Naam: Organisatie:
dhr. P. Glijnis Melkveehouderij Gebroeders Glijnis
Duurzaam ondernemen Gebroeders Glijnis runnen een voor de regio groot veehouderijbedrijf. Door de aard van het bedrijf hebben ze al een zekere binding met de natuur en gaat het milieu hen aan het hart. Daarnaast zijn ze ook ondernemers en moeten investeringen weer terugverdiend kunnen worden. Duurzaamheid staat bij hen wel hoog in het vaandel. Een van de duurzame ideeën die inmiddels gerealiseerd zijn is het gebruik van regenwater als drinkwater voor de dieren. Vanwege het grote aantal dieren gaat er op een dergelijke boerderij erg veel water op aan drinkwater voor de dieren. Vanaf het dak van de stallen wordt nu het water opgevangen en gefilterd en toegevoerd naar de drinkbekkens van de dieren. Overige maatregelen met betrekking tot duurzaamheid zijn nog niet genomen, maar er wordt wel over nagedacht.
98
BECO Groep
Duurzame Energie Scan Gemeente Bloemendaal – Marktverkenning Duurzame Energie, april 2007
Windmolen In het verleden, ongeveer 5 jaar geleden, zijn een aantal regionale boeren, waaronder de Gebroeders Glijnis, bezig geweest met de realisatie van een aantal windmolens. Het was de bedoeling om 5 of 6 windmolens op lijn te plaatsen. Deze zouden dan op het land van een aantal boeren komen te staan en 55 meter hoog moeten worden. Het hele plan is echter niet doorgegaan omdat de gemeentelijke overheid niet wilde meewerken. De gemeente wilde het landschap open houden en beschouwde windmolens als een aantasting van dit open landschap, als horizonvervuiling. Inmiddels heeft diezelfde gemeente vlakbij de toenmalig geplande rij windmolens nu wel een windmolen toegestaan. Deze staat op een kilometer afstand van de boerderij van de gebroeders Glijnis en is zelfs 85 meter hoog. Dat het blijkbaar een paar jaar later ineens wel kan met een zelfs nog grotere molen frustreerd dhr. Glijnis toch wel enigermate. Wat echter nog grotere iritaties met zich meebrengt is het gegeven dat de gemeente niet eens de moeite heeft genomen om de plannen uit het verleden er bij te halen, zelfs niet eens de betrokken boeren in te lichten over op handen zijnde plannen. Er overheerst nu het gevoel dat de gemeente bij de molens van de boeren niet mee kon profiteren en met de nu geplaatste molen dat wel kan. Deze staat namelijk op grond van de gemeente en niet op particuliere grond. Een (locale) overheid die zo met haar burgers omgaat moet eens flink bij zichzelf te rade gaan. Biogas Op een veehouderijbedrijf wordt mest geproduceerd. Vanwege de grote hoeveelheid die vrijkomt op het bedrijf van de gebroeders Glijnis wordt er zeker nagedacht over de mogelijkheden voor vergisting. Dit speelt echter niet op korte termijn, maar op de wat langere, over minimaal 5 jaar. In hoeverre deze gedachten zich verder ontwikkelen hangt af van een aantal interne en externe factoren. De interne factoren betreffen vooral de bedrijfsvoering, de beschikbare tijd en de financiële situatie van dat moment. Er is onlangs ingrijpend gerenoveerd en de resultaten qua bedrijfsvoering zijn nog niet helemaal uitgekristalliseerd. Hier zal nog wel een jaar overheen gaan. Qua externe factoren speelt vooral de regelgeving vanuit de overheid een grote rol. Dit heeft met name betrekking op de mestboekhouding en de regelgeving in relatie tot mestverwerking en mestafvoer. Wanneer deze regels strakker worden kan enerzijds de bedrijfsvoering in de knel komen, anderzijds gaat er een enorm mestprobleem ontstaan. Het zou kunnen dat mestvergisting dan eerder opgepakt zal moeten worden. Dan is het echter geen eigen keuze maar een opgelegde plicht. Indien mestvergisting nu zou moeten worden ingevoerd, dan zou dit zonder subsidie financieel eigenlijk nauwelijks haalbaar zijn. Dit is althans het gevoel van dhr. Glijnis. Om een financieel aantrekkelijker plan te maken zou er samengewerkt kunnen worden met veehouderijbedrijven in de omgeving. Dhr. Glijnis geeft aan dat er met deze bedrijven nog niet is overlegd over deze mogelijkheden. Zo’n samenwerking maakt het plan wel lastiger beheersbaar. Dhr. Glijnis meldt dat bij een boerderij in Akersloot op dit moment een biogasinstallatie wordt gerealiseerd. Hij geeft ook aan wel degelijk geïnteresseerd te zijn en dat extra informatie zeer welkom is. Overigens is er in Beverwijk een groot bedrijf, Van der Stelt, die zich bezighoudt met mest- en slibverwerking, echter niet voor energieopwekking. Misschien liggen hier meer en grootschaliger mogelijkheden.
BECO Groep
99
Duurzame Energie Scan Gemeente Bloemendaal – Marktverkenning Duurzame Energie, april 2007
BIJLAGE 3 – LIJST MET GEBRUIKTE AFKORTINGEN
AVI
Afvalverwerkingsinstallatie
BAEI
Besluit Aanleg Energie-Infrastructuur
DE
Duurzame Energie
DuBo
Duurzaam Bouwen
EIA
Energie Investeringsaftrek
EPA
Energieprestatie Advies
EPBD
Europese richtlijn: Energy Performance of Buildings Directive
EPN
Energie Prestatienorm
EPR
Energie Premie Regeling
IA
Investeringsaftrek
IB-plichtig
Inkomstenbelastingplichtig
LTV
Lage Temperatuur Verwarming
MI-matrix
Markt Incentive matrix
MJA-2
Meerjarenafspraak Energie-efficiency 2001-2012
OEI
Optimale Energie Infrastructuur
PDE
Projectbureau Duurzame Energie
REB
Regulerende Energiebelasting
VAMIL
Regeling Willekeurige Afschrijving Milieu-investeringen
VINEX
Vierde Nota Ruimtelijke Ordening Extra
WBC
Woningbouw Corporatie
WKK
Warmtekracht Koppeling
Zon-PV
Fotovoltaïsche zonne-energie
Zon-th
Thermische zonne-energie
100
BECO Groep