A..." Man-vrouwfirma Drs. A.T. Valkenburg*
"
Inleiding In het MKB is het niet ongebruikelijk dat partners gezamenlijk werkzaam zijn in een onderneming. Uitgangspunt is een eenmanszaak. Voor wat betreft de meewerkende partner kan gekozen worden voor een arbeidsbeloning, de meewerkaftrek of een zogenoemde man-vrouwfirma. Met firma wordt dan niet alleen de mogelijkheid van een vennootschap onder firma aangeduid, maar ook een maatschap. Aan de keuze zullen in hoofdzaak vaak fiscale overwegingen ten grondslag liggen. Vanwege de fiscale aantrekkelijkheid ziet men in de praktijk dat er gepoogd wordt man-vrouwfirma’s te cree«ren waar dat in eerste instantie vanuit samenwerkingsoverwegingen niet de meest logische keuze lijkt, zoals de arts met zijn partner die verpleegster is, de accountant met zijn vrouw die de receptie bemant enz. We spreken hier van man-vrouwfirma, mede omdat dit nu eenmaal de ingeburgerde term is. Dit betekent evenwel niet dat de partners van verschillende sekse moeten zijn. Twee echtgenoten, samenwonende of geregistreerde partners die samen een onderneming beginnen, kunnen een VOF aangaan met elkaar. Dat betekent dat partners van gelijke sekse ook een ‘man-vrouw’firma aan kunnen gaan. * Drs. A.T. Valkenburg, belastingadviseur PKF Wallast, vestiging Amsterdam.
Leidraad voor de AA afl. 76 - februari 2011
A.7.3.1 - 01
ADVIESPRAKTIJK
In een situatie waarin beide partners in de onderneming werkzaam zijn, kan het fiscaal voordelig zijn een man-vrouwfirma aan te gaan. Op deze wijze wordt de fiscale winst van de onderneming over beide partners verdeeld, hetgeen ertoe leidt (althans dat is de bedoeling) dat de totale winst op deze wijze lager belast is. Dit komt vanwege de progressie in de inkomstenbelastingtarieven en de mogelijke toepasbaarheid van de ondernemingsfaciliteiten ook bij de meewerkende partner. Het nadeel van een man-vrouwfirma is gelegen op het juridische vlak. Vennoten bij een vennootschap onder firma zijn hoofdelijk aansprakelijk voor de schulden van de firma! Het aangaan van een man-vrouwfirma heeft dus directe juridische consequenties en, wat men zich niet altijd realiseert, fietst daarmee dwars door zorgvuldig opgestelde huwelijkse voorwaarden heen. We komen hier later uitgebreider op terug en zullen ook zien dat het bij een maatschap en een commanditaire vennootschap weer net even wat anders ligt. We behandelen een en ander op grond van huidige wetgeving. Er is een wetsvoorstel aanhangig op grond waarvan personenvennootschappen als de VOF en CV rechtspersoonlijkheid kunnen verkrijgen. Voor wat betreft de belastingheffing zal de transparantie blijven bestaan en ontstaat er in beginsel ook geen zelfstandige belastingplicht voor de vennootschapsbelasting. Het wetsvoorstel is in Æ reeds aangenomen door de Tweede Kamer en ligt thans bij de Eerste Kamer. Het is op dit moment (we schrijven augustus Æ") evenwel niet te zeggen wanneer de Eerste Kamer het wetsvoorstel zal behandelen. De gedachte invoeringsdatum is ook al vele malen verschoven. Ondernemers die nu een rechtsvorm kiezen of wijzigen, hoeven nog geen rekening te houden met dit wetsvoorstel. De huidige VOF’s en CV’s worden waarschijnlijk automatisch omgezet in openbare vennootschappen. Die omzetting zal met zo min mogelijk overlast voor ondernemers plaatsvinden. In hoofdstuk A...Æ." ‘De Nieuwe Personenvennootschap’ gaat mr. S.D. Scheiberlich dieper in op dit wetsvoorstel en de karakteristieken van de nieuwe personenvennootschap. In dit hoofdstuk willen wij ingaan op de man-vrouwfirma. Wij willen ingaan op de juridische en fiscale gevolgen, de voor- en
A.7.3.1 - 02
Leidraad voor de AA afl. 76 - februari 2011
MAN-VROUWFIRMA
nadelen, de eisen die eraan gesteld worden en de mogelijkheden en onmogelijkheden.
Æ
Voordelen
^
^
^
^
Het aangaan van een man-vrouwfirma kan de partners in vergelijking tot het uitoefenen van de onderneming door e¤e¤n van hen en het meewerken van de ander diverse voordelen opleveren: De winst kan vrijelijk tussen de partners verdeeld worden. Men heeft hier een grote flexibiliteit. De eis waaraan voldaan moet worden is dat de winstverdeling zakelijk is (zie hierna). Door de verdeling van de winst kunnen aanzienlijke progressievoordelen worden behaald. Doordat de inkomstenbelasting bestaat uit schijven, wordt bij verdeling van de winst over de partners de totale winst per saldo lager belast. Indien door beide voldaan wordt aan het zogenoemde urencriterium kunnen beide partners de ondernemersfaciliteiten claimen (zelfstandigenaftrek, FOR e.d.). Bij staking van de onderneming kunnen beiden gebruikmaken van de stakingsfaciliteiten (stakingsaftrek, lijfrentepremieaftrek bij staking e.d.).
Nadelen De nadelen liggen op het juridische vlak. Bij een vennootschap onder firma zijn alle vennoten hoofdelijk aansprakelijk voor de schulden van de vennootschap. Dit houdt in dat elke vennoot kan worden aangesproken voor de gehele schuld. De vennoot is hier met zijn gehele vermogen aansprakelijk voor. De schuldeiser heeft de keuze of de VOF aan te spreken of een van de vennoten. Dit dient men zich goed te realiseren. Zeker in het geval waarbij men veel aandacht heeft besteed aan de huwelijkse voorwaarden en in deze huwelijkse voorwaarden een scheiding der vermogens heeft bewerkstelligd. Door het aangaan van een man-vrouwfirma
Leidraad voor de AA afl. 76 - februari 2011
A.7.3.1 - 03
ADVIESPRAKTIJK
zijn de huwelijkse voorwaarden op dit punt de facto niet meer effectief.
^ ^ ^ ^
Bij een maatschap is het in hoofdlijnen zo dat de maten voor gelijke delen aansprakelijk zijn indien gehandeld wordt door een daartoe bevoegde maat. Wordt gehandeld door een onbevoegde maat dan zijn alle maten voor gelijke delen aansprakelijk indien: de rechtshandeling door de overige maten achteraf wordt goedgekeurd; de rechtshandeling ten voordele van de maatschap heeft gestrekt; de rechtshandeling krachtens zaakwaarneming verbintenissen voor en jegens de maten in het leven roept; de overige maten de schijn hebben gewekt dat de maat bevoegd was. De onbevoegd handelende maat is altijd zelf gebonden en aansprakelijk. Bij de commanditaire vennootschap zijn de beherend vennoten hoofdelijk aansprakelijk en de commanditaire vennoten niet dan voor zover met het door hen ingebrachte vermogen, vermits zij maar geen beheerdaden verrichten.
ª
Eisen voor man-vrouwfirma
^ ^ ^ ^
Een man-vrouwfirma is mogelijk c.q. wordt fiscaal erkend, indien aan de volgende eisen wordt voldaan: beide partners zijn ondernemer; de winstverdeling is zakelijk; een schriftelijk vastgelegde samenwerkingsovereenkomst; ingeschreven zijn bij de Kamer van Koophandel. Wij gaan op elk van deze eisen thans wat uitvoeriger in.
A.7.3.1 - 04
Leidraad voor de AA afl. 76 - februari 2011
MAN-VROUWFIRMA
ª."
Beide partners zijn ondernemer Wil het mogelijk zijn om een firma aan te gaan dan dienen beide partners ondernemer te zijn. Hier wordt bedoeld het fiscale ondernemersbegrip als gedefinieerd door de Wet IB Æ". Zij verstaat onder ondernemer: ‘de belastingplichtige voor rekening van wie een onderneming wordt gedreven en die rechtstreeks wordt verbonden voor verbintenissen betreffende die onderneming.’ Onder ondernemer wordt ook verstaan de zelfstandige beroepsbeoefenaar. Het laatste gedeelte van de ondernemersdefinitie laat zich vrij vertalen als dat men eerst ondernemer is indien men (mede) rechtstreeks aansprakelijk is voor de schulden van de onderneming. Zie ook paragraaf . over ondernemerschap en ongebruikelijke samenwerking. Het aldaar behandelde is ook van belang voor het ondernemerschapscriterium en de vraag of een (fiscaal erkende c.q. zinvolle) man-vrouwfirma kan worden aangegaan.
ª.Æ
Zakelijke winstverdeling
^ ^ ^ ^
De winstverdeling moet zakelijk zijn. Bij de bepaling van de winstverdeling zal rekening gehouden moeten worden met het feit dat een ongelijke kwalitatieve en/of kwantitatieve bijdrage aan het firmaresultaat moet leiden tot een navenante winstverdeling. Denk hierbij aan verschillen in commercie«le, leidinggevende en technische kwaliteiten en verschillen in tijdsbesteding aan de onderneming. In een besluit uit "æææ1 worden voor de beoordeling van de zakelijkheid van de winstverdeling de volgende factoren genoemd: ingebrachte arbeid; interne draagplicht verliezen; ingebracht vermogen; externe aansprakelijkheid van de schulden.
1. Ministerie van Financie«n 14 april 1999, nr. DB99/1140.
Leidraad voor de AA afl. 76 - februari 2011
A.7.3.1 - 05
ADVIESPRAKTIJK
ª.
Schriftelijke overeenkomst Juridische gezien is het niet noodzakelijk de samenwerkingsovereenkomst schriftelijk vast te leggen. Tevens is het niet noodzakelijk de akte notarieel te verleiden. Het mag een onderhandse akte zijn. Het is evenwel wel raadzaam de afspraken schriftelijk vast te leggen, dan is het voor eenieder duidelijk en kunnen er later ook geen misverstanden over bestaan. Fiscaal zal een schriftelijke overeenkomst noodzakelijk zijn, teneinde tegenover de fiscus de afspraken te kunnen aantonen. Het is ook noodzakelijk wil men bij het aangaan van de VOF aan de VOF terugwerkende kracht verlenen.
ª.ª
Inschrijving in de Kamer van Koophandel Op grond van de Handelsregisterwet zijn VOF’s die een onderneming drijven verplicht zich bij de Kamer van Koophandel in te schrijven. Bij de inschrijving kan men tevens de vertegenwoordigingsbevoegdheid van de vennoten aangegeven. Dit heeft dan werking richting derden.
Juridische aspecten
."
Aansprakelijkheid en vertegenwoordiging In paragraaf hebben we het al over de aansprakelijkheid van de firmanten gehad. Behalve gevolgen voor de aansprakelijkheid heeft het aangaan van een firma ook gevolgen voor de zeggenschap. Voorheen had de ondernemende partner/eenmanszaak het volledig voor het zeggen in het bedrijf. De ondernemer die een man-vrouwfirma aangaat dient zich te realiseren dat zijn meewerkende partner hiermee ook zeggenschap in de onderneming krijgt. De ondernemingsbeslissingen worden nu met zijn tweee«n genomen en dienen ook door beide geaccordeerd te worden. Hierbij zijn wel vele verschillende varianten mogelijk.
A.7.3.1 - 06
Leidraad voor de AA afl. 76 - februari 2011
MAN-VROUWFIRMA
In de VOF-akte kan worden opgenomen dat een tweehandtekeningenclausule nodig is voor het verrichten van rechtshandelingen die een bepaalde financie«le omvang te boven gaan. Er kan bepaald worden dat e¤e¤n van de partners volledig zelfstandig bevoegd is en de andere partner tot een bepaalde financie«le omvang geheel zelfstandig en boven een bepaald bedrag alleen gezamenlijk, enz. Uitgangspunt is de realiteit van het drijven van de onderneming. Als de bevoegdheidsbeperkingen worden ingeschreven in het Handelsregister bij de Kamer van Koophandel hebben ze ook externe werking. Indien ze niet worden ingeschreven hebben ze alleen interne werking en kunnen ze nooit aan derden te goeder trouw worden tegengeworpen. Een VOF heeft geen rechtspersoonlijkheid, maar is slechts een samenwerkingsovereenkomst. De VOF heeft weliswaar een afgescheiden vermogen, maar dit wil alleen maar zeggen dat zaakscrediteuren bij voorrang aanspraken op dit vermogen kunnen doen gelden. Het houdt niet in dat het VOF-vermogen is afgeschermd van de prive¤schuldeisers van een van de partners. Bij de Eerste Kamer ligt thans een wetsvoorstel waardoor, indien dit wordt aangenomen, personenvennootschappen als de VOF en CV rechtspersoonlijkheid kunnen verkrijgen.
.Æ
VOF-akte De firma-akte is vormvrij en hoeft niet per se door een notaris te worden opgemaakt. Het is wel belangrijk om een VOFakte schriftelijk vast te leggen. Naast het feit dat de fiscus hier prijs op stelt en het voor terugwerkende kracht (zie hierna) zelfs vereist is, is het ook juridisch gezien van belang dat de afspraken goed worden vastgelegd. Zaken zoals hiervoor behandeld ten aanzien van de zeggenschap, maar ook zaken als winstverdeling, de wijze van voortzetting van de onderneming bij ontbinding van de firma e.d., kunnen maar het beste goed
Leidraad voor de AA afl. 76 - februari 2011
A.7.3.1 - 07
ADVIESPRAKTIJK
geregeld zijn en ter vermijding van discussies achteraf schriftelijk zijn vastgelegd.
.
Huwelijksvermogensrecht Zoals we hiervoor onder paragraaf ª." gezien hebben is voor het aangaan van een VOF en de fiscale aanvaardbaarheid daarvan noodzakelijk dat beide partners ondernemer zijn. De vereisten voor ondernemerschap zijn: de onderneming wordt voor rekening en risico van de ondernemer gedreven en de ondernemer is aansprakelijk voor de schulden van de onderneming. Het gehuwd zijn in algehele gemeenschap van goederen betekent niet automatisch dat de onderneming ook voor rekening en risico van beide partners wordt gedreven. Hiervoor is een afzonderlijke contractuele verhouding vereist. In de praktijk is dit meestal een schriftelijke (onderhandse) vennootschapsakte. Voor het civiele recht mag een echtgenoot die in gemeenschap van goederen is gehuwd met een ondernemer meedelen in de ondernemingsresultaten, dit maakt hem/haar evenwel nog niet tot ondernemer voor het fiscale recht. Dat deze indirecte gerechtigdheid tot het ondernemingsresultaat onvoldoende is voor de kwalificatie ondernemer is in een oud arrest van de Hoge Raad al uitgemaakt.1 In de Wet IB Æ" is dit bevestigd door in de definitie van ondernemer het woordje ‘rechtstreeks’ toe te voegen (zie hiervoor onder paragraaf ª."). Het huwelijksvermogensrecht c.q. het tussen de partners geldende huwelijksgoederenstelsel kan ook betekenis hebben voor de vraag of de ene partner aan de andere partner een zaak ter beschikking stelt in de zin van de tbs-regeling (terbeschikkingstellingsregeling). Zo is bijvoorbeeld in de jurisprudentie beslist2 dat bij een man-vrouwfirma het bestaan van een algehele gemeenschap 1. HR 29 september 1954, BNB 54/333. 2. Hof Leeuwarden, BNB 2003/288.
A.7.3.1 - 08
Leidraad voor de AA afl. 76 - februari 2011
MAN-VROUWFIRMA
van goederen tussen de partners er niet aan in de weg staat dat een door de ene firmant gekochte zaak in zijn geheel deel uitmaakt van zijn (buitenvennootschappelijk) ondernemingsvermogen. Doordat (in het geval van het onderhavige arrest) de man in de betrokken VOF slechts het gebruik van het pand had ingebracht, kreeg zijn vrouw wel zeggenschap over het gebruik ervan, maar niet over het pand zelf. Het financie«le belang dat de vrouw via de huwelijksgemeenschap bij het pand heeft, is onvoldoende om het pand tot haar ondernemingsvermogen te rekenen.
.ª
Alternatieven voor VOF Een vennootschap onder firma is de meest gee«igende vorm van samenwerking. Een alternatief is de maatschap. Fiscaal wordt deze hetzelfde behandeld als de vennootschap onder firma. Het voornaamste verschil zit hem in de aansprakelijkheid van de vennoten (zie onder paragraaf ). Een maatschap wordt vaak gebruikt bij vrije beroepsbeoefenaren en een VOF als sprake is van een bedrijf. Indien de partner niet kwalificeert als ondernemer, is een man-vrouwfirma niet mogelijk. Een man-vrouw-CV kan dan een alternatief zijn. Het is mogelijk met de partner een CV aan te gaan, waarbij deze partner commandiet wordt. Een commandiet is fiscaal gezien geen ondernemer, maar geniet wel winst uit onderneming. Aldus kan men de progressievoordelen in de inkomstenbelasting genieten. Voor de goede orde zij nog opgemerkt dat een commandiet niet de ondernemingsfaciliteiten (ondernemingsaftrek, FOR, stakingslijfrenteaftrek) kan genieten. Een commandiet kan wel de investeringsfaciliteiten genieten. De CV is met name een alternatief in geval van een niet in de onderneming meewerkende partner die wel een financieel belang neemt in de onderneming van de partner.
Leidraad voor de AA afl. 76 - februari 2011
A.7.3.1 - 09
ADVIESPRAKTIJK
.
Ondermaatschap In de praktijk komt men ook wel ondermaatschappen tegen. Een ondermaatschap (onder-VOF) is een maatschap (of firma) waarin de ene partner zijn aandeel in een andere firma inbrengt en de andere partner kapitaal en/of arbeid. Deze opzet is een alternatief indien de partner meewerkt in de onderneming van de partner, maar zelf niet tot de hoofdmaatschap of -firma kan toetreden. De arts en zijn vrouw bijvoorbeeld. Indien de vrouw geen arts is, zal zij over het algemeen niet toe kunnen treden tot de artsenmaatschap (zie ook paragraaf .).
.
Inbreng
".
Æ.
. ª.
In de VOF kan worden ingebracht arbeid en kapitaal (vermogensbestanddelen). Met betrekking tot de inbreng van vermogensbestanddelen kunnen vier hoofdsituaties worden onderscheiden. De (volledige) eigendom van de vermogensbestanddelen wordt ingebracht. Er ontstaat hierdoor mede-eigendom tussen de vennoten. Het economisch eigendom wordt ingebracht. Dit houdt in dat het recht van gebruik en het risico van waardeveranderingen wordt overgedragen aan de VOF. Slechts het recht van gebruik wordt ingebracht. Er vindt geen inbreng plaats maar het vermogensbestanddeel wordt op grond van een overeenkomst ter beschikking van de VOF gesteld. Bijvoorbeeld een pand wordt op grond van een huurovereenkomst verhuurd aan de VOF. In het kader van dit hoofdstuk volstaan wij met deze korte omschrijving van de inbrengmogelijkheden. Het is een kwestie van een afweging van de juridische voor- en nadelen van een inbreng, welke vorm wordt gekozen. Zo kan het bijvoorbeeld, mede in verband met de huwelijkse voorwaarden, verstandig zijn niet het gehele eigendom van een vermogensbestanddeel in te brengen, maar slechts het recht van gebruik of het op grond van een overeenkomst ter beschikking stellen.
A.7.3.1 - 10
Leidraad voor de AA afl. 76 - februari 2011
MAN-VROUWFIRMA
Fiscale aspecten
."
Aangaan van de man-vrouwfirma De toetreding van de partner tot de onderneming leidt tot een gedeeltelijke staking bij de zittende ondernemer. Een staking kan gepaard gaan met overdrachtswinst en herwaarderingswinst. Afrekening is onder andere te voorkomen indien de doorschuivingsfaciliteit toepassing kan vinden. Doorschuivingsfaciliteit Onder de Wet IB Æ" kennen we de mogelijkheid van geruisloze doorschuiving. Wil men van de faciliteit gebruik kunnen maken dan moet de onderneming worden doorgeschoven aan een medeondernemer of werknemer. Hierbij geldt dan als eis dat de overnemer, voordat de bedrijfsoverdracht plaatsvindt, ten minste drie jaar (’ maanden) als medeondernemer of als werknemer bij de onderneming betrokken is geweest. De faciliteit staat evenwel niet open voor de partner die een meewerkbeloning heeft genoten. Ook een geruisloze overdracht binnen de familiesfeer is mogelijk maar dan moet dat familielid wel drie jaar lang (= maanden) medeondernemer zijn geweest (dus winst uit onderneming hebben genoten) of als werknemer in dienst van de onderneming zijn geweest. Op " juli Æ heeft de Staatssecretaris van Financie«n een vraag- en antwoordbesluit het licht doen zien waaruit valt af te leiden dat in allerlei bijzondere situaties flexibel met de driejaarstermijn wordt omgegaan (besluit van " juli Æ, nr. CCPÆ/"M). Dit besluit leert dat de driejaarstermijn wordt verkort in geval van bijvoorbeeld ziekte, overlijden, faillissement en bee«indiging van de samenleving. In geval van overlijden is het geen bezwaar als de onderneming civielrechterlijke korte tijd eigendom van de niet voortzettende erfgenamen is geweest. In geval van geruisloze doorschuiving is de MKB-winstvrijstelling (zie hierna) niet van toepassing op de stakingswinst. Dit is wel het geval als wordt gekozen voor ruisende staking met gebruikmaking van de lijfrenteaftrek. Indien men gebruik
Leidraad voor de AA afl. 76 - februari 2011
A.7.3.1 - 11
ADVIESPRAKTIJK
maakt van de geruisloze doorschuiving is de MKB-winstvrijstelling we¤l van toepassing op de vrijval van de oudedagsreserve, ook als ten laste van de oudedagsreserve een lijfrente wordt bedongen. Terugwerkende kracht In het besluit van ÆÆ maart Æ", nr. CPPÆ"/æM heeft de Staatssecretaris van Financie«n een terugwerkende kracht van negen maanden goedgekeurd, mits de samenwerking schriftelijk is overeengekomen en deze niet verder terugwerkt dan naar het begin van het kalenderjaar. Dit betekent dat indien de firma-overeenkomst vo¤o¤r " oktober van het jaar wordt getekend, de firma feitelijk " januari van datzelfde jaar kan ingaan. Dat kan evenwel alleen indien de partner ook feitelijk vanaf " januari van dat jaar in de onderneming werkzaam is geweest.
.Æ
MKB-winstvrijstelling en Progressievoordelen MKB-winstvrijstelling De Wet inkomstenbelasting kent een winstvrijstelling voor alle IB-ondernemers. De MKB-winstvrijstelling houdt in dat van de winst "Æ% (Æ") mag worden afgetrokken. De MKB-winstvrijstelling wordt berekend over de winst uit de onderneming na aftrek van de ondernemersaftrek. Schematisch kan een en ander als volgt worden weergegeven: Winst -/- ondernemersaftrek Basis voor MKB-winstvrijstelling -/- MKB-winstvrijstelling Belastbare winst uit onderneming Indien de onderneming verlies lijdt, dan werkt de MKB-winstvrijstelling als een bijtelling die het verlies met "Æ% verkleint. Dit lijkt wellicht op het eerste oog vreemd, maar wordt lo-
A.7.3.1 - 12
Leidraad voor de AA afl. 76 - februari 2011
MAN-VROUWFIRMA
gisch als men zich realiseert dat de MKB-winstvrijstelling eigenlijk een tariefsverlaging is. Met ingang van " januari Æ" is het urencriterium komen te vervallen voor de toepassing van de MKB-winstvrijstelling. Een ondernemer die dus niet aan het urencriterium verliest, heeft alsdan wel recht op toepassing van de MKB-winstvrijstelling. Progressievoordelen Het aangaan van een man-vrouwfirma leidt tot progressievoordelen. Dit komt omdat de inkomstenbelasting in box " is opgebouwd uit schijven. Voor een belastingplichtige jonger dan jaar (tarieven Æ""):
1e 2e 3e 4e
schijf schijf schijf schijf
Belastbaar inkomen box 1
tarief
E 0-E 18 628 E 18 628-E 33 436 E 33 436-E 55.694 4 E 55.694
34% 41,95% 42% 52%
Voorbeeld De effecten zijn met een vereenvoudigd voorbeeld te illustreren. Stel een ondernemer maakt een belastbare winst na ondernemingsaftrek van E " . Na toepassing van de MKB-winstvrijstelling bedraagt de winst uit onderneming dan E . De ondernemer moet hier dan E aan inkomstenbelasting over betalen. Stel dat hij een manvrouwfirma aan kan gaan met zijn echtgenote en dat de winstverdeling %/% kan bedragen dan wordt er nu in totaal E Æ aan belasting betaald.
Leidraad voor de AA afl. 76 - februari 2011
A.7.3.1 - 13
ADVIESPRAKTIJK
.
Ondernemerschap en ongebruikelijke samenwerking We hebben hiervoor al aangegeven dat de partner moet kwalificeren als ondernemer wil een man-vrouwfirma mogelijk zijn. Voldoet de partner aan de criteria voor ondernemerschap (de onderneming wordt mede voor zijn/haar rekening en risico gedreven en hij/zij is mede aansprakelijk voor de schulden van de onderneming) dan kunnen er twee situaties ontstaan: ". er is sprake van een ongebruikelijk samenwerkingsverband; Æ. er is sprake van een gebruikelijk samenwerkingsverband. Deze toetsing aan het criterium ‘ongebruikelijk samenwerkingsverband’ (ook wel gebruikelijkheidstoets) is in de wet gekomen met de invoering van de Wet IB Æ" en deze toetsing is ondergebracht bij het urencriterium. De toets is in de wet gekomen om een, in de ogen van de wetgever, te soepele houding van de Hoge Raad te corrigeren. In beide voornoemde gevallen wordt de firma fiscaal wel erkend, maar alleen in het tweede geval bestaat recht op de ondernemingsfaciliteiten zoals zelfstandigenaftrek, startersaftrek, willekeurige afschrijving startende ondernemers en FOR. In het eerste geval (het ongebruikelijke samenwerkingsverband) heeft men geen recht op de ondernemingsfaciliteiten, maar wel op de MKB-winstvrijstelling. Met ingang van " januari Æ" geldt het urencriterium immers niet meer voor de MKBwinstvrijstelling. Wil men in aanmerking komen voor de ondernemingsfaciliteiten dan moet er voldaan worden aan het urencriterium, hetgeen betekent dat er ten minste "ÆÆ uur in de onderneming gewerkt moet worden en meer dan % van de arbeidstijd moet aan de onderneming worden besteed (urencriterium1). Wordt niet aan het urencriterium voldaan dan kan men voren1. Onder het urencriterium wordt verstaan: het gedurende het kalenderjaar besteden van ten minste 1225 uur aan werkzaamheden voor een of meer ondernemingen waaruit de belastingplichtige als ondernemer winst geniet indien de tijd die in totaal wordt besteed aan die ondernemingen en het verrichten van arbeid waarvoor loon genoten wordt en inkomsten uit overige arbeid voor meer dan 50% aan die ondernemingen wordt besteed of de ondernemer in een of meer van de vijf voorafgaande jaren geen ondernemer was. Voor zwangere onderneemsters geldt de fictie dat zij worden geacht het aantal uren te hebben gewerkt van vo¤o¤r de zwangerschap.
A.7.3.1 - 14
Leidraad voor de AA afl. 76 - februari 2011
MAN-VROUWFIRMA
gaande faciliteiten niet genieten, men kan dan evenwel wel gebruikmaken van de stakingsaftrek en de stakingslijfrenteaftrek en zoals gezegd de MKB-winstvrijstelling. Er is sprake van een ongebruikelijk samenwerkingsverband indien: ^ de meewerkende partner hoofdzakelijk ondersteunende werkzaamheden verricht en de partners zodanig verschillende werkzaamheden verrichten dat met een derde geen samenwerkingsverband zou zijn aangegaan. Dit zijn cumulatieve vereisten; ^ een ondermaatschap die dienst verleent aan een onderneming waarin de partner werkzaam is. Hiermee worden bijvoorbeeld man-vrouwfirma’s tussen arts en echtgenote-verpleegster, accountant en partner die receptie/secretaressewerkzaamheden verricht, tandarts en echtgenote ^ tandartsassistente e.d. ondervangen. Als ongebruikelijk wordt aangemerkt elk samenwerkingsverband waarbij aan een bepaalde kwalificatie moet worden voldaan (arts, makelaar, accountant, advocaat e.d.) welke kwalificatie de partner niet heeft. Bij dergelijke man-vrouwfirma’s is de meewerkende partner van de ondernemingsfaciliteiten uitgesloten, wat een groot deel van de aantrekkelijkheid verloren doet gaan. Men kan in dit soort situaties hooguit nog van het progressievoordeel genieten. De vraag is dan evenwel of dit voordeliger is dan een arbeidsbeloning. Dit zou het geval kunnen zijn daar een zakelijk winstaandeel hoger kan zijn dan een zakelijke arbeidsbeloning vanwege de beloning voor het ge|« nvesteerd vermogen.1
.ª
Ondernemingsfaciliteiten Naast het hiervoor reeds enige malen aan de orde gekomen zijnde tariefsvoordeel is een ander groot voordeel van de man-
1. Voor de liefhebber: in het besluit van 9 november 2001, nr. CPP2001/1419M wordt de parlementaire geschiedenis van het ‘ongebruikelijke samenwerkingsverband’ ofwel de ‘gebruikelijkheidstoets’ samengevat.
Leidraad voor de AA afl. 76 - februari 2011
A.7.3.1 - 15
ADVIESPRAKTIJK
^ ^ ^ ^ ^
vrouwfirma gelegen in de dubbele toepassing van de ondernemingsfaciliteiten indien beide partners hiervoor in aanmerking komen. Met name het dubbel toepassen van de ondernemingsfaciliteiten kan een aardig voordeel opleveren. De ondernemingsfaciliteiten, samengevat onder de naam ondernemingsaftrek, zijn: de zelfstandigenaftrek (en startersaftrek); de aftrek voor speur- en ontwikkelingswerk; de meewerkaftrek; de startersaftrek bij arbeidsongeschiktheid; de stakingsaftrek. Daarnaast hebben we nog de bovenbesproken MKB-winstvrijstelling en de FOR. Zelfstandigenaftrek De ondernemer die aan het urencriterium voldoet ("ÆÆ uur op jaarbasis en meer dan % werkzame tijd aan onderneming besteden; voor startende ondernemers (eerste vijf jaar) geldt de eis van meer dan % niet, maar de eis van "ÆÆ uur wel) heeft recht op zelfstandigenaftrek. Bij een winst in Æ" van: meer dan
maar niet meer dan
bedraagt de zelfstandigenaftrek
E E E E E E E
E E E E E E E -
E E E E E E E E
13 16 18 52 54 57 59
960 195 425 750 985 220 450
A.7.3.1 - 16
13 16 18 52 54 57 59
960 195 425 750 985 220 450
9427 8764 8105 7222 6593 5895 5204 4574
Leidraad voor de AA afl. 76 - februari 2011
MAN-VROUWFIRMA
Startersaftrek Voor (startende) ondernemers die in de vijf voorafgaande kalenderjaren niet meer dan twee keer zelfstandigenaftrek hebben genoten, geldt een extra aftrek van E Æ"" (Æ"), onafhankelijk van de hoogte van de winst. Startersaftrek bij arbeidsongeschiktheid De startersaftrek bij arbeidsongeschiktheid geldt met ingang van " januari Ææ voor de ondernemer die een onderneming vanuit een arbeidsongeschiktheidsuitkering start en niet aan het urencriterium voldoet maar wel aan een verlaagd urencriterium van uur. De startersaftrek bij arbeidsongeschiktheid bedraagt E "Æ voor het eerste jaar, E voor het tweede jaar en E ªvoor het derde jaar. De aftrek kan niet hoger zijn dan de genoten winst. Er gelden nog een aantal regels, zoals dat men in een of meer van de voorafgaande vijf jaren geen ondernemer was. FOR (Fiscale Oudedagsreserve) De FOR is een passiefpost op de balans, waarover belastingheffing wordt uitgesteld. De FOR is een balanspost geworden met de invoering van de Wet IB Æ". Doordat de FOR op de fiscale balans is komen te staan, is hij tot het fiscale ondernemingsvermogen gaan behoren. Aardige bijkomstigheid is dat een dotatie aan de FOR de winst vermindert en daarmee een gunstige invloed kan hebben op de zelfstandigenaftrek. Wil men kunnen doteren aan de FOR dan moet aan het urencriterium worden voldaan en mag de ondernemer (voor dotatie) niet ouder zijn dan jaar. De dotatie aan de FOR is afhankelijk van de winst vo¤o¤r de mutaties in de FOR. Daarnaast moet de winst vo¤o¤r dotatie aan de FOR vermeerderd worden met de pensioenpremies en andere bijdragen uit hoofde van pensioenregelingen die ten laste van de winst zijn gekomen. De dotatie aan de FOR zelf
Leidraad voor de AA afl. 76 - februari 2011
A.7.3.1 - 17
ADVIESPRAKTIJK
wordt vervolgens weer verminderd met deze pensioenpremies en -bijdragen. De hoogte van de dotatie aan de FOR is afhankelijk van het gezamenlijk (binnenlands) ondernemingsvermogen van alle ondernemingen van de ondernemer. Onder ondernemingsvermogen wordt verstaan de boekwaarde van de onderneming minus de fiscale reserves, met uitzondering van de FOR. Het staat de ondernemer vrij aan welke onderneming hij de dotatie toerekent en tot welk bedrag, waarbij hij er wel rekening mee moet houden dat de FOR van de desbetreffende onderneming niet uit mag komen boven het ondernemingsvermogen van de desbetreffende onderneming. De toevoeging aan de oudedagsreserve bedraagt "Æ% van de winst met een maximum van E "" "" (Æ"). Het maximumwinstbedrag tot waaraan dotatie kan plaatsvinden is alsdan E æ ªÆ (Æ"). In de navolgende twee gevallen neemt de FOR verplicht af met het bedrag waarmee de FOR het ondernemingsvermogen per het einde van het kalenderjaar overtreft: ". in het kalenderjaar wordt de onderneming geheel of gedeeltelijk gestaakt; Æ. de belastingplichtige voldoet in het kalenderjaar en in het daaraan voorafgaande kalenderjaar (de zogenoemde tweejaarseis) niet aan de vereisten om aan de FOR te doteren, bijvoorbeeld omdat niet voldaan wordt aan het urencriterium. Doet een verplichte vrijval zich voor dan bestaat in het daaropvolgende jaar de mogelijkheid voor een inhaaldotatie. In het geval de belastingplichtige meerdere ondernemingen heeft, geldt in het geval van staking van e¤e¤n van die ondernemingen dat de FOR van die desbetreffende onderneming in beginsel verplicht afneemt. De belastingplichtige heeft echter vervolgens de mogelijkheid om afrekening te voorkomen indien binnen de andere onderneming(en) voldoende ondernemingsvermogen aanwezig is om de vrijgevallen FOR (naar eigen keuze) over te brengen. Voor de goede orde zij opgemerkt dat deze overdrachtsdotatie losstaat van de reguliere dotatie. Uiteraard blijft de eis in stand dat de FOR niet hoger
A.7.3.1 - 18
Leidraad voor de AA afl. 76 - februari 2011
MAN-VROUWFIRMA
mag zijn dan het ondernemingsvermogen aan het einde van het kalenderjaar. Hoe werkt de afname van de FOR? De afbouw van de FOR is geregeld in art. . Wet IB Æ". De FOR neemt in de volgende situaties af, waarbij de volgorde van de afnemingen een dwingende volgorde is. Dit laatste is relevant voor het van toepassing zijnde tarief op de afbouw van de FOR. De afnemingen zijn achtereenvolgens: a. een door de belastingplichtige te kiezen bedrag, maar met ten hoogste het bedrag van de premies voor lijfrenten die in het kalenderjaar als uitgaven voor inkomensvoorzieningen in aanmerking worden genomen; afneming op verzoek gevolgd door omzetting in een lijfrente; b. het bedrag waarmee de oudedagsreserve het ondernemingsvermogen bij het einde van het kalenderjaar overtreft indien: ^ in het kalenderjaar de onderneming of een gedeelte van de onderneming is gestaakt; ^ de belastingplichtige bij de aanvang van het kalenderjaar de leeftijd van jaar heeft behaald; ^ de belastingplichtige in het kalenderjaar en in het voorafgaande kalenderjaar niet aan het urencriterium voldoet (dit wil zeggen niet hoofdzakelijk maar toch ten minste "ÆÆ uur met het drijven van een eigen onderneming bezig is). De afnemingen zijn belast tegen het progressieve tarief in box ". Hieronder worden enkele aspecten van de afnemingen kort aan de orde gesteld: a. Geruisloze doorschuiving FOR en stakingsaftrek Zoals we hiervoor onder paragraaf ." hebben gezien, is er een mogelijkheid tot doorschuiving van de belastingclaim bij overdracht van een onderneming aan een medeondernemer of
Leidraad voor de AA afl. 76 - februari 2011
A.7.3.1 - 19
ADVIESPRAKTIJK
werknemer. De oudedagsreserve kan niet worden doorgeschoven, anders dan aan de fiscale partner. Dit betekent dat de overdrager hetzij er over moet afrekenen, hetzij een lijfrente moet verwerven, wat kan bij een verzekeraar, bank of bij de opvolger. Als bij een geruisloze doorschuiving van een gehele onderneming de oudedagsreserve wordt opgeheven, is de stakingsaftrek van toepassing. Deze stakingsaftrek kan in mindering komen op de gewone winst, terwijl voor de volledige vrijval van de oudedagsreserve een lijfrente kan worden verworven. De oudedagsreserve kan alleen geruisloos worden doorgeschoven naar de fiscale partner en dan tot ten hoogste het bedrag van het ondernemingsvermogen. b. Het bedingen van een lijfrente Art. . Wet IB Æ" kan niet los worden gelezen van art. ."Æ en ."Ææ. Indien een lijfrente wordt bedongen, waarvan de premies afgetrokken worden van het belastbaar inkomen, vindt een afneming van de FOR plaats. Als niet gekozen wordt voor de omzetting in een lijfrente of de lijfrente te laat wordt afgesloten, neemt de FOR af en is de afname/vrijval belast tegen het progressieve tarief van box ". De lijfrente mag worden afgesloten tot een half jaar na afloop van het jaar van staking van de onderneming. Bij inbreng in een BV dient derhalve opgelet te worden wanneer de staking wordt verantwoord. Het bedingen van een lijfrente heeft overigens niets met de staking van de onderneming te maken. Het bedingen van de lijfrente wordt geacht op verzoek plaats te vinden vo¤o¤r het moment van staken van de onderneming (als dit erop volgt). Hierdoor vindt de afneming plaats vo¤o¤r de afneming aan de orde komt. c. Overtreffen ondernemingsvermogen Daling van het ondernemingsvermogen leidt in beginsel niet meer tot verplichte afname van de FOR, zoals dat vroeger het
A.7.3.1 - 20
Leidraad voor de AA afl. 76 - februari 2011
MAN-VROUWFIRMA
geval was. Indien de FOR het ondernemingsvermogen overtreft (gemeten aan het einde van het kalenderjaar) dient een verplichte afname plaats te vinden indien: ^ in het kalenderjaar de onderneming of een gedeelte van de onderneming is gestaakt; ^ de belastingplichtige bij aanvang van het kalenderjaar de leeftijd van jaar heeft bereikt; ^ de belastingplichtige in het kalenderjaar en in het voorafgaande kalenderjaar niet aan het urencriterium voldoet. Laatstgenoemde mogelijkheid betekent dus dat bij inkrimping van de onderneming (minder dan "ÆÆ uur werken gedurende twee jaar) de FOR afneemt tot aan het bedrag van het ondernemingsvermogen. In het licht van het onderhavig onderwerp is het nog zinvol om op te merken dat het onzinnig is om de oudedagsreserve op te nemen op de balans van een samenwerkingsverband, bijvoorbeeld man-vrouwfirma. In dit verband acht de staatssecretaris het geen bezwaar als de oudedagsreserve via een aansluitberekening wordt gepresenteerd. Bij samenwerkingsverbanden wordt er voor de individuele firmanten doorgaans ook een persoonlijke fiscale balans opgesteld waarop de oudedagsreserve kan worden opgenomen. De oudedagsreserve van de firmanten hoort niet op een firmabalans.
.
Meewerkaftrek of arbeidsbeloning Meewerkaftrek Indien de ondernemer voldoet aan het urencriterium en zijn partner voor ten minste Æ uur meewerkt in de onderneming zonder enige vergoeding dan kan de ondernemer gebruikmaken van de meewerkaftrek. De meewerkaftrek is een fictieve aftrekpost op de winst en wordt niet bij de partner belast. Onder meewerken wordt meer verstaan dan de tussen partners gebruikelijke wederzijdse bijstand, zoals huishoudelijke werkzaamheden, aannemen telefoon, representatieve taken (niet van omvangrijke omvang, want dan valt het ons inziens
Leidraad voor de AA afl. 76 - februari 2011
A.7.3.1 - 21
ADVIESPRAKTIJK
niet onder gebruikelijke bijstand). Een vereiste is dat de werkzaamheden specifiek voor de onderneming in kwestie worden verricht. Een aanwezigheidsverplichting voor het aannemen van de telefoon en het doorgeven van telefonische boodschappen, kwalificeert ons inziens wel, want dit is ook meer dan gebruikelijke bijstand. De meewerkaftrek is afhankelijk van het aantal meegewerkte uren op jaarbasis: ^ ^ ^ ^
1750 of meer 1225-1750 875-1225 525-875
: : : :
4% van de winst; 3% van de winst; 2% van de winst; 1,25% van de winst.
Winst is het bedrag na dotatie aan de oudedagsreserve en vo¤o¤r zelfstandigenaftrek. Over het zonder enige vergoeding meewerken valt nog het volgende interessante op te merken. De meewerkaftrek kan ook worden toegepast indien de beloning niet meer is geweest dan E per jaar. Is dat het geval dan is deze beloning niet aftrekbaar bij de onderneming maar ook niet belast bij de meewerkende partner. Het bedrag van E wordt overigens niet naar tijdsgelang toegepast. Een en ander heeft te maken met de wet en een besluit van de staatssecretaris. De wet bepaalt dat een vergoeding van minder dan E aan een in de onderneming meewerkende partner niet aftrekbaar is van de winst. Tegelijkertijd bepaalt de wet dat een dergelijke vergoeding bij de ontvangende partij niet belast is. In een resolutie1 heeft de staatssecretaris goedgekeurd dat onder de woorden ‘zonder enige vergoeding’ ook wordt verstaan een, ondanks de zakelijk te bepalen vergoeding, feitelijk overeengekomen en/of verstrekte vergoeding van minder dan E onder de voorwaarde dat de ondernemer slechts deze
1. Minister van Financie«n 22 juli 2002, nr. CPP2002/667M.
A.7.3.1 - 22
Leidraad voor de AA afl. 76 - februari 2011
MAN-VROUWFIRMA
vergoeding als kostenpost in aanmerking neemt. In zo’n geval kan derhalve toch de meewerkaftrek worden geclaimd. In deze resolutie is voor situaties van gebroken boekjaren ook goedgekeurd dat de totale beloning die betrekking heeft op het gebroken boekjaar, op verzoek bij de aangifte in aanmerking wordt genomen in het kalenderjaar waarin het boekjaar eindigt. De ondernemer kan afzien van de meewerkaftrek en kiezen voor aftrek van een ree«le arbeidsvergoeding. Hierbij dient wel bedacht te worden dat de keuze voor meewerkaftrek of ree«le arbeidsvergoeding aan het begin van het jaar gemaakt dient te worden. Bij het geven van een ree«le vergoeding kan niet bij het opmaken van de aangifte alsnog gekozen worden voor de meewerkaftrek; u hebt dan immers al een vergoeding betaald. Bij de afweging tussen meewerkaftrek en arbeidsbeloning kan de inkomensafhankelijke premie Zvw ook nog een rol spelen. Ervan uitgaande dat de partner geen inkomen heeft, betaalt zij geen inkomensafhankelijke premie Zvw. Een arbeidsbeloning voor de partner en een man-vrouwfirma leiden wel tot verschuldigdheid van inkomensafhankelijke premie Zvw door de partner. In dit verband kan de meewerkaftrek dus interessanter zijn dan een arbeidsbeloning. Dat heeft te maken met de inkomensafhankelijke premie Zvw. Ervan uitgaande dat de partner geen inkomen heeft, betaalt zij geen inkomensafhankelijke premie Zvw. Een arbeidsbeloning voor de partner en een man-vrouwfirma leiden wel tot verschuldigdheid van inkomensafhankelijke premie Zvw door de partner. Arbeidsbeloning Zoals hiervoor aangegeven kan de onderneming ook kiezen voor een ree«le arbeidsvergoeding in plaats van toepassing van de meewerkaftrek. Deze beloning moet zakelijk te onderbouwen zijn en minimaal E bedragen. Zoals hiervoor onder de meewerkaftrek is toegelicht, is een beloning van minder dan E bij
Leidraad voor de AA afl. 76 - februari 2011
A.7.3.1 - 23
ADVIESPRAKTIJK
de ondernemer niet aftrekbaar en bij de ontvanger niet belast en kan in dat geval de meewerkaftrek worden toegepast. Een schriftelijke vastlegging is raadzaam mede met het oog op de bewijslast, maar niet verplicht. De beloning moet feitelijke worden betaald, verrekend of kan eventueel ook rentedragend worden schuldig gebleven. In geval van een ree«le arbeidsbeloning kan de meewerkende partner de arbeidskorting claimen. Een dienstbetrekking tussen gehuwden is juridisch mogelijk. Een dienstbetrekking leidt in het algemeen ook tot verzekeringsplicht voor de werknemersverzekeringen. In dit geval zou een uitzondering op de verzekeringsplicht van toepassing kunnen zijn, omdat in dit soort verhoudingen in de regel de gezagsverhouding in overwegende mate worden gemotiveerd dan wel bepaald worden door de familieverhouding.
.
Afweging arbeidsbeloning, meewerkaftrek of VOF In het geval een ondernemer een meewerkende partner heeft, hangt het van de feiten en omstandigheden af welke variant voor hem het voordeligst is: ^ toekennen van een arbeidsbeloning; ^ gebruikmaken van de meewerkaftrek; ^ man-vrouwfirma. De keuze is afhankelijk van factoren als: ^ winstgevendheid van de onderneming; ^ aantal uren dat de partner meewerkt; ^ mogelijkheid van dubbele toepassing van de ondernemingsfaciliteiten. Het is derhalve niet eenduidig aan te geven welke variant het beste is. Zoals zo vaak in het fiscale, is het een kwestie van rekenen. Laat ons een en ander illustreren aan de hand van een voorbeeld.
A.7.3.1 - 24
Leidraad voor de AA afl. 76 - februari 2011
MAN-VROUWFIRMA
Voorbeeld Stel de bekende heer X drijft een onderneming. Zijn al even bekende echtgenote Y werkt mee in deze onderneming en wel voor " uur per jaar. In het geval van een arbeidsbeloning zou zij E "Æ, per uur krijgen, derhalve E " Æ per jaar. In het geval zij een firma aan zouden gaan, achten zij een winstverdeling %/% zakelijk. Stel de onderneming maakt gemiddeld E winst per jaar. In ons voorbeeld is de man-vrouwfirma het aantrekkelijkste alternatief. Mocht de partner evenwel niet aan het urencriterium voldoen, dan zijn voor haar de ondernemingsfaciliteiten zoals FOR en zelfstandigenaftrek niet van toepassing en dan is de man-vrouwfirma niet zoveel aantrekkelijker dan de arbeidsbeloning in dit geval. Men dient bij de arbeidsbeloning in het achterhoofd te houden dat een gering aantal uren van meewerken in de onderneming vaak geen hoge arbeidsbeloning rechtvaardigt. Men komt dan in conflict met het zakelijkheidsvereiste voor de arbeidsbeloning.
Leidraad voor de AA afl. 76 - februari 2011
A.7.3.1 - 25
ADVIESPRAKTIJK
A.7.3.1 - 26
Leidraad voor de AA afl. 76 - februari 2011
MAN-VROUWFIRMA
.
Afweging VOF of BV Bij hoge winsten kan een BV aantrekkelijk zijn c.q. worden. De voornaamste redenen om voor een BV te kiezen zijn de hoogte van de winsten en de te betalen belasting. Daarnaast spelen juridische afwegingen en het bestedingspatroon ook een belangrijke rol. Fiscaal is de BV aantrekkelijk als dit per saldo leidt tot een lagere heffing.
.
Investeringsaftrek Indien ge|« nvesteerd wordt in bedrijfsmiddelen kan de investeringsaftrek worden toegepast. Dit is een extra bedrag dat ten laste van de winst kan worden gebracht. Investeringsaftrek kan de vorm hebben van kleinschaligheidsinvesteringsaftrek, energie-investeringsaftrek en milieu-investeringsaftrek. Voor de goede orde zij opgemerkt dat de investeringsaftrek geen invloed heeft op de boekwaarde en de afschrijvingsmogelijkheden. De drempel voor de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek bedraagt E Æ (Æ"), dit betreft het investeringsbedrag op jaarbasis. Investeringen per bedrijfsmiddel van E ª en minder zijn uitgesloten. Vanaf E (Æ") bestaat geen recht meer op enige kleinschaligheidsinvesteringsaftrek. Het bestelmoment is beslissend. Voor niet in gebruik genomen bedrijfsmiddelen wordt in het desbetreffende jaar maximaal het bedrag van de betaling als investeringsaftrek in aanmerking genomen. De rest schuift door naar de toekomst. De kleinschaligheidsinvesteringsaftrek wordt toegepast op de gezamenlijke investeringen van de firmanten. De toerekening van het recht op investeringsaftrek geschiedt naar rato van hun kapitaaldeelname, het aandeel in de stille reserves, het aandeel in de winst of via toerekening in gelijke delen. De fis-
Leidraad voor de AA afl. 76 - februari 2011
A.7.3.1 - 27
ADVIESPRAKTIJK
cus sluit zich in beginsel aan bij hetgeen de vennoten ter zake onderling zijn overeengekomen. Voor Æ" geldt de navolgende tabel: Merk op dat de structuur met ingang van " januari Æ" is gewijzigd ten opzichte van voorgaande jaren.
6.9
Investering
Aftrek
tot E 54 000 E 54 000-E 100 000 E 100 000-E 300 000
28% E 15 120 (vast bedrag) E 15 120 minus 7,56% van het bedrag boven E 100 000
Willekeurige afschrijving voor starters Ondernemers die recht hebben op de verhoging van de zelfstandigenaftrek voor startende ondernemers mogen investeringen willekeurig afschrijven. Voorwaarden hiervoor zijn: ^ een startende ondernemer is iemand die in de vijf voorafgaande kalenderjaren niet meer dan twee keer zelfstandigenaftrek heeft genoten; ^ bedrijfsmiddelen moeten niet zijn uitsloten van kleinschaligheidsinvesteringsaftrek, zoals goodwill, personenauto’s en bedrijfsmiddelen die voor de verhuur zijn bestemd; ^ er geldt per kalenderjaar een maximum van E (Æ").
Ontwikkelingen Ten slotte In dit hoofdstuk hebben wij gepoogd de belangrijkste zaken die bij de afweging voor een man-vrouwfirma spelen de revue te laten passeren. Het aangaan van een man-vrouwfirma vergt een gedegen afweging en een goede begeleiding, zowel ten aanzien van de fiscale consequenties als van de juridische con-
A.7.3.1 - 28
Leidraad voor de AA afl. 76 - februari 2011
MAN-VROUWFIRMA
sequenties. Veronachtzaming van zowel de fiscale als de juridische gevolgen kan verstrekkende gevolgen hebben.
Leidraad voor de AA afl. 76 - februari 2011
A.7.3.1 - 29
ADVIESPRAKTIJK
A.7.3.1 - 30
Leidraad voor de AA afl. 76 - februari 2011