REICHSSCHULE V A L K E N B U R G I N O P D R A C H T V A N D E G E R M A A N S C H E ff I N N E D E R L A N D U I T G E G E V E N D O O R U I T G E V E R I J „ S T O R M " TE A M S T E R D A M
JONGENS LEVEN
Het is heerlijk vrij te kunnen ravotten, te kunnen vechten, te kunnen kruipen door de kleinste gaatjes tuschen de boomen in het bosch, altijd weer je weg te zoeken, daar waar hij nog niet werd gebaand. Want de echte jongen volgt nooit gebaande wegen, maar zoekt zijn eigen weg. Dat is een eigenschap die wij ouderen niet moeten onderdrukken, maar in goede banen moeten leiden. Het kind moet in den man blijven voortleven, want het kind in den man beteekent de frischheid tegenover het leven niet verloren te hebben, beteekeni vrij tegenover dat leven te staan en het te vormen tot heil van anderen. Dit jong zijn, deze levenslust, deze moed tot wagen werden maar al te veel door onderwijs en door burgerlijk fatsoen onderdrukt. Ook een kind leerde reeds in een star gareel te loopen, en daarmede ging het wezen van de jeugi, het beste in den man te gronde. Ging te gronde. Want wij zijn er ons van bewust, dat deze echte jongenseigenschappen niet langer te gronde mogen gaan, dat zij integendeel een wezenlijk bestanddeel van den echten man zijn. Wij willen onze zonen niet meer opgeleid zien tot nette kantoorheertjes, die met 25 jaren met een rottinkje met zilveren knop loopen, die dag in dag uit achter hun bureau hun tijd besteden met uit te denken hoe zij weinig kunnen doen zonder ontslagen te worden. Wij willen van onze jongens geen mannen maken, die altijd den gemakkelijken weg zoeken, die nooit eenig risico voor lichaam of geest durven nemen, maar wij willen hen zien opgroeien tot mannen en vaders die het leven aandurven, die het initiatief niet aan anderen overlaten, die iedere verantwoordelijkheid durven dragen, steunend op het zelfvertrouwen dat eigen grenzen kent. Wij willen kerels zien, die meer zijn dan schijnen, mannen die voor hun meening staan, die niet de niet bij ons ras behoorende aarzeling hebben over wat goed en slecht is. Dat zijn de mannen van de toekomst en onze zonen moeten deze mannen van de toekomst zijn. Onze kinderen, uit Noordrasbloed gesproten hebben alle eigenschappen in zich, die daartoe noodzakelijk zijn. Maar het bezit van die eigenschappen al]een is niet voldoende. Raszuiverheid alleen is weliswaar de grondslag, waarop wij voortbouwen moeten, maar voortgebouwd moet er dan ook worden. Opleiding en opvoeding zijn daarbij onmisbaar. Daarom dienen wij voor onze zonen een opleiding te vinden, die alle aangeboren eigenschappen tot ontwikkeling brengt, die het karakter staalt, die
4
harde mannen van hen maakt, doelbewuste mannen, die niet hun vreugde en levenstaak in de beschouwing zoeken, maar weten, dat slechts de daad, dat slechts de bereidheid tot het offer den man maakt. Een dergelijke opleiding vinden wij in de Reichsschule te Valkenburg. Hier hebben wij de zekerheid dat onze stamhouders opgeleid worden tot de eenige levenshouding, die voor ons ras past, tot het nationaalsocialisme van de daad. Hier hebben wij eveneens de zekerheid, dat alle goede eigenschappen, die de jongen bij zijn geboorte van vader en moeder, ja van zijn geheele sibbe, meekreeg, ook werkelijk tot ontwikkeling gebracht worden. Het doel, dat deze school zich stelt, waarborgt voor den jongen een volkomen zich als jongen kunnen uitleven. Hier wordt niet gelet op een gescheurde broek, hier weet men, dat een boom er is om in te klimmen, dat een muur er is om overheen te komen. Een kind klimt in den boom, niet alleen omdat dit groot staat tegenover zijn kameraden, maar ook omdat hij verder de wereld in wil zien dan van den beganen grond af mogelijk is. Een kind wil niet alleen over een muur klimmen, omdat het daarmede bewijst een „jongen" te zijn, maar ook omdat het weten wil, wat er aan de andere zijde te vinden is, omdat iedere jongen van ons ras ontdekkersbloed in de aderen heeft en er niet mee tevreden is te hooren wat een ander zegt over wat zich aan de andere zijde bevindt. Hij wil zien, hij wil ervaren, hij wil uit eigen ondervinding weten. Daarom hebben al deze dingen beteekenis in het jongensleven, dat het leven van den toekomstigen man is.
5
Boven: De jongens maken een marsen door Valkenburg. Rechts: Een der vele werkkamers voor de Jungmannen.
En daarom wordt dit alles in Valkenburg ook aangewakkerd en tevens in goede banen geleid. Natuurlijk niet zonder discipline, want zonder discipline is een leven in een gemeenschap onmogelijk. Deze opvoeding is niet gericht op een zich volkomen onbeheerscht uitleven, zooals ook al in vroeger tijd als opvoedingsaxioma door velen onderschreven werd. Vrijheid je zelf te zijn moet inhouden dat de wil ontwikkeld wordt een onderdeel van een gemeenschap te vormen, je in die gemeenschap in te leven en er een plaats in te vervullen. Daarom wil dit alles ook weer niet zeggen, dat iedere waaghalzerij aangemoedigd wordt, dat alle egoïstische eigenschappen ontwikkeld worden. Jongens zijn de kleine menschen van de daad. Mannen moeten groote menschen van de daad zijn. Onze jongens moeten dus de wil en de durf tot de daad in zich dragen, ook als zij eenmaal mannen geworden zijn. Dat hebben wij als volk noodig. Dat hebben onze jongens noodig om in het leven te slagen en om als strijders en leiders door het leven te gaan. Deze jongens zullen zich inzetten waar hun inzet wordt verlangd. Zij die nu van deze school komen, zullen zeker weten, dat hun plaats aan het front is. Daar kan geen man gemist worden. En zeker geen man, die strijden moet uit de aard van zijn bloed. Is de oorlog eens voorbij, dan zullen deze jongens — man geworden — steeds overal aan het front staan. Zij zullen het front zoeken, alweer uit de aard van hun bloed, omdat zij slechts aan het front kunnen leven. Alleen zal dat dan geen oorlogsfront meer zijn, maar gestreden zal er toch moeten worden. Zij het dan ook niet meer met oorlogswapens. Zoo wordt het jongensleven ook als man verder geleefd. Niet door de saaien en tammen, niet door de moederszoontjes, die met twaalf jaar al bang zijn voor de vouw in hun broekje. Die hebben den wil tot de daad in aangeleerde zorg voor zichzelf gesmoord. Zoo wordt de jongen tot den man, zonder breuk in zijn ontwikkelingsgang. Zoo is de opvoeding, die wij voor onze zonen wenschen, de opvoeding waarin de aard van ons ras, het leven zelf, de leidende rol toegewezen kreeg.
In de eetzaal.
8
REICHSSCHULE VALKENBURG
Tegen
de heuvels boven Valkenburg, in het Limburgsche Geuldal, ligt een groot gebouw. Een uitgestrekt park omgeeft het, den achtergrond vormt een donker bosch, dat zich langs de heuvelhellingen uitstrekt. Een rustig oord in het blakende zonlicht van den eersten zomerdag. Vlugge kinderstappen gaan over de steenen vloeren, muziek klinkt door het gebouw, afgebroken tonen van een signaal of stemmen, die een lied aanheffen. Overal is leven en beweging. Want in dit gebouw is de eerste Reichsschule gevestigd, een school dus, die een uiting is van den wil tot het Groot-Germaansche Rijk. Laten wij even nagaan wat dit beteekent. Het woordje „Reich" in Reichsschule heeft niets met het Duitsche Rijk te maken. Dit is geen Duitsche school in Nederland, dit is een school waarin burgers van het Groot-Germaansche „Rijk" worden gevormd. Burgers dus, die eens zullen behooren tot een staatsvorm, welke eerst na den oorlog zijn definitieve gestalte krijgen zal. Zijn definitieve vorm, mede door hen, die nu reeds geestelijk tot dat „Rijk" behooren. In dat „Rijk" is plaats voor allen, die van ons bloed zijn. En deze plaats is niet meer beperkt door nationaliteiten, door vooroorlogsche grenzen, door vooroordeelen en door wat niet al meer, deze plaats roept een ieder, die over de noodzakelijke karaktertrekken beschikt, daar waar zijn speciale kunnen het beste voor allen gebruikt worden kan. Ook de Nederlanders. Ook de Duitschers. Zooals nu reeds Nederlandsche officieren in de Waffen- ff het bevel voeren over Duitsche troepen, zoo zullen ook Nederlanders behooren tot het leiderscorps in het nieuwe Rijk. Zij zullen voor hun taak die eigenschappen medebrengen, die tot ons ras behooren, maar dan ook in die vorm die somtijds specifiek Nederlandsch genoemd kan worden. Daarom kan bij een Reichsschule nooit sprake zijn van een onderdrukking van het besef tot een der Germaansche volkeren te behooren. Allen zijn welkom, want allen kunnen ten voordeele zijn aan het algemeen, dat wij „Rijk" noemen. Afkomst mag nooit vergeten worden, dat kan dan ook niet, want het doel van de Reichsschule is van eigen kracht bewuste jonge mannen te vormen. Slechts zwakkelingen kunnen hun vaderland vergeten, voor hen, die niet erg vast in de schoenen staan is een dergelijk gevolg te vreezen. Maar niet slechts burgers van het Rijk wil deze school vormen, ook leiders, luist leiders zouden wij eigenlijk moeten zeggen, want tot deze school hebben alleen zij toegang, die boven de middelmaat begaafd zijn en dus voorbeschikt zijn in de toekomst een leiderspost te vervullen. Hier worden de leerlingen uitgezocht, speciaal om hun eigenschappen. Geeste-
9
Hjke, zoowel als lichamelijke. Zoo wordt een zeer zware keuring toegepast. Een keuring, die in de eerste plaats een rassenkeuring is. Want alleen jongens met een Germaanschen geest in een Germaansch lichaam kunnen voor deze school in aanmerking komen. Wanneer wij dan ook deze jongens zien, deze „Jungmannen", zooals hun officieele titel luidt, dan krijgen wij wel zeer sterk den indruk van een elite. En toch, de meesten van deze jongens komen uit wat men zoo noemt „eenvoudige" kringen. Er zijn maar weinige dokters- en burgemeesterszoontjes bij, de arbeiders- en boerenstand is ruim vertegenwoordigd. Zoo zien wij ook hier weer hoe het socialisme in onze praktijk doorgevoerd wordt. Van een standen-school is dan ook hier geen sprake, slechts de inborst en de mogelijkheden, die in den jongen man schuilen, geven den doorslag. Geestelijk moeten deze jongens boven de middelmaat staan. Slechts daardoor is het mogelijk hen in een tijd van 8 jaar — normaal van 10 tot 18 — , waarin zeer veel aan sport en andere dingen wordt gedaan, die niet op het programma van onze H.B.S.-en voorkomen, voor een universitaire studie klaar te maken. Want aan het einde van de schooljaren moet de geheele wereld voor hen openstaan. Dan moeten zij vrij een vak of beroep kunnen kiezen al naar hun aanleg en hun liefhebberij. Maar welk beroep zij ook voor hun verdere leven tot het hunne willen maken, altijd zullen zij in staat moeten zijn, leiding te geven. Daarmede komen wij tot een eigenschap, die al deze jongens moeten bezitten en die door het onderwijs nog verder moet worden versterkt. Leider zijn beteekent in nationaalsocialistischen zin: voorbeeld zijn, de moed tot het leven te hebben. Dat beteekent ook zichzelf uit te kunnen schakelen, het groote doel hooger te stellen dan het eigen kleine ik. Alles wat een leider aanpakt, moet hij aanpakken met zijn geheele wezen, hij moet zich aan zijn opgave vastbijten Links: Schoenpoetsen.
Onder: De jongsten op bezoek bij de „Heimmutter".
Blz. 12 13: De vlaggenparade. Op deze blz.: Bezoek van den Reichsführer/^
Heinrich Himmler.
en haar niet eerder loslaten dan na de vervulling. Dat eischt moed en zelfverloochening. Kennis vergaren is dus niet de hoofdzaak, de verworven kennis te kunnen toepassen, daar gaat het om. Hst onderwijs most niet uitgaan op beschouwing, maar op de daad. Daarmede staat dan dit onderwijs in het middelpunt van het leven. Want in het leven zijn zij, die een daad kunnen volbrengen waardevoller, dan zij, die slechts op hun voorgangers kunnen vegeteeren. Het Nederlandsche volk heeft in het verleden blijk gegeven al deze eigenschappen te bezitten. Met en door hen hebben wij eenmaal de wereld aan ons onderworpen, met en door hen hebben wij ons ook een plaats in de wetenschappelijke wereld kunnen veroveren, die er zijn mag. Deze eigenschappen leven nog in ons, deden velen in dezen tijd van revolutie naar de wapens grijpen en dienst nemen om aan het Oostfront te strijden. Maar deze eigenschappen gaven ook de stoot tot het droogmaken van de Zuiderzee en tot zoovele groote ondernemingen, waarop wij met recht tro'sch zijn. Maar in ons volk als geheel genomen leefden deze eigenschappen niet meer. Daarvoor waren wij te burgerlijk geworden, daarvoor hechtten wij teveel aan een net boordje en een hoed op Zondaa. Maar dood zijn zij niet, zij slapen slechts. Daarom moet onze schoolopvoeding, daarom moet ook de geest in het huisgezin weer een andere worden. En dat kan gebeuren door een andere opleiding, die deze krachten in ons niet onderdrukt maar naar voren brengt. „Voorbeeld zijn" is een van de belangrijkste punten in deze zoo noodzakelijke opvoeding. Zij die het onderwijs op de Rexhsschule leiden, weten er alles van. Hun taak is geen gemakkelijke. Zij is niet afgeloopen met enkele of meerdere lesuren per dag en wat huiswerk corrigeeren 's avonds. Naast hun leeraarschap .hebben zij hun plichten als „Zugführer", dat wil zoo ongeveer zeggen: vader-zijn over hun „Zug", hun klas. Zoo zijn zij, waar de leerlingen allen intern zijn, den geheelen dag in de weer, mceten toezicht houden op het huiswerk en de jongens bijstaan in alle groote en kleine gebeurtenissen in het jongensleven. Zij moeten „meedoen", een vriend, een voorbeeld zijn voor allen en zoo hun invloed laten gelden op de karaktervorming der Jungmannen. Wordt van den „Erzieher" veel qeverqd, van de jongens geschiedt dat ook. Klaarmaken voor de universiteit is vanzelfsprekend maar in hoofdzaak is toch de opleiding er op gericht de Jungmannen klaar te maken voor het volle leven. Daarom neemt sport in alle vormen een zoo groote plaats in deze opvoeding in. Het lichaam moet steeds mee kunnen komen, waar de geest voorgaat. Het voorbeeld zijn, dat voor deze jongens, eenmaal man geworden, iets vanzelfsprekends is, eischt van hen soms het allerzwaarste. Daarom moeten zij dan ook alles kunnen: boksen, schermen, paardrijden, een auto besturen, skiloopen, zweefvliegen en wat niet al meer. Maar s^ort heeft meer te beteekenen dan alleen het stalen van het lichaam. Zij moet de kameraadschap aankweeken, zij moet tevens aansporen steeds het hooaste te geven. Dat zijn beide opvoedende factoren van de allergrootste waarde. Waar zal het leven van deze jongens hen heendrijven? Waar zullen zij het terrein van hun arbeid vinden. Eenigen zullen den weg der wetenschap opgaan. 15
Links: Wedstrijd met eigengebouwde modelvliegtuigen. Onder: Bij het veldspel kan het heet toegaan.
Poppentheater.
18
anderen zullen, al naar gelang van hun gaven, een praktisch beroep kiezen. Sommigen zullen nieuwe gebieden ontginnen, anderen weer zullen nieuwe arbeidsmethoden en nieuw socialistisch denken in oude bedrijven brengen. Overal echter zullen zij baanbrekend werk moeten verrichten. Staatslieden zullen er onder zijn, maar ook boeren. Het ieven biedt zoo vele mogelijkheden, maar overal is plaats voor mannen met doorzettingsvermogen, met leidersgeest. Het verantwoordelijkheidsgevoel, dat zij allen in hooge mate moeten beziiten, wordt reeds in de schooljaren getoetst en aangekweekt. Daarom moeten zij op school reeds in het klein toonen leider te kunnen zijn. Dit zoowel bij de veldspelen, die een belangrijke plaats in dit onderwijs innemen, als in de klassen, bij het werk, bij de dagelijksche beslommeringen, waarvan elk zijn deel krijgt. De ochtenduren zitten zij in hun fleurige leslokalen, des middags doen zij aan sport. Dat is een dagindeeling, die alle jongens bevallen zal, die het leeren makkelijk maakt. Wel is waar vergi deze dagindeeling veel van het uithoudingsvermogen, zoowel geestelijk als lichamelijk, maar zwakke broeders kan men dan ook hier niet gebruiken. Met de praktijk van het leven komen zij natuurlijk ook in aanraking. Geen man kan werkelijk voorbeeld, kan leider zijn, die niet zelf ook het minste werk heeft leeren kennen. Tweemaal gedurende hun acht jaren trekken zij het volle leven in, dan zijn zij boerenknecht en arbeider. Zoo zal geen van deze Jungmannen ooit verachtend tegenover het werk of tegenover den werkman kunnen siaan. Zoo blijft de band met het volk steeds bewaard, mei het volk waaruit zijzelf voortkomen en waartoe zij hun heele leven zullen behooren. Breede opvattingen moeten deze jongens hebben, van alle markten moeten zij thuis zijn. Daarom moeten zij ook andere volkeren leeren kennen, moeten met eigen oogen en met eigen hersens opmerken, wat anders, wat waardevol en wat dat niet is. Reizen zullen zij, niet slechts naar Duitschland, maar overal heen, waar men waardevolle ervaringen kan opdoen. Naar Engeland, naar Amerika ook, al is dat natuurlijk in dezen oorlogstijd uitgeslo'.en. Dat zijn zoo enkele grepen uit het programma, dat voor de Jungmannen opgesteld is. Daarvoor zijn zij acht jaren lang leerling van de Reichsschule. Om dit leerlingschap iederen jongen mogelijk te maken, die de noodzakelijke gaven bezit, komen de kosten van dit onderwijs waar dit noodzakelijk is, geheel ten laste van de gemeenschap. Toch worden de jongens uit den aard der zaak niet van huis vervreemd. Eenmaal in de maand krijgen zij eenige dagen verlof om naar hun ouders te gaan, opdat de band met hen en met hun broers en zusters niet wordt afgesneden en opdat ook de ouders hunnerzijds hun invloed op de kinderen kunnen laten gelden. Dat het den jongens op school aan nie;s ontbreekt, dat behoeft natuurlijk eigenlijk niet eens gezegd te worden. Daar de school in het bezit van een eigen boerderij is — die ook al weer zijn plaats in de opvoeding heeft — en bovendien, hetgeen in dezen tijd uiterst belangrijk is, aan de school extra toewijzingen verstrekt worden, is voor de inwendige mensch uitstekend gezorgd. Ook de kleeding gaat geheel op schoolkosten. Natuurlijk dragen de jongens een
19
De viije natuur in. De omgeving der school biedt daartoe alle gelegenheid.
20
Boven: Het veldspel gaat beginnen. Onder: De overwinnaars.
uniform en zij zijn er wat trotsch op. Maar ook in alle andere dingen is voor hen gezorgd. Uitstekende kelders bijvoorbeeld zijn voor hen ingericht als schuilplaats bij luchtaanvallen. Hier kunnen de jongens zelfs in eigen bedden de door een alarm onderbroken slaap verder genieten. Het is alles voortreffelijk in orde, maar dat moet ook, want deze kinderen vormen een deel uit het bes'e wat ons volk voor de toekomst bezit. Duitschers en Nederlanders, Nederlanders en Duitschers gaan hier op school. Duitsch is de voertaal, want een voertaal moet er zijn. Maar de Duitsche jongens krijgen bijvoorbeeld ook les in het Nederlandsch, terwijl dat voor de Nederlandsche jongens natuurlijk van zelf spreekt. Zoo zullen dus de toekomstige leiders van Nederlandschen stam zich overal in het „Rijk" kunnen bewegen, alle arbeid aanpakken en nergens met een mond vol tanden staan. Reichsschule Valkenburg, voor hen wiens kind hier school gaat, voor hen, die deze inrichting bezoeken is deze naam tot een begrip geworden. Het is een instelling, die het beste uit de kinderen naar voren haalt en hen tot werkelijke mannen doet opgroeien. Mannen, die met volle overtuiging in het leven staan, die nooit zullen schipperen, die onder alle omstandigheden weten wat hen te doen staat, die weten wat goed en wat slecht is, die naar hun overuiging zullen durven leven én anderen daarin zullen kunnen steunen. Hier worden leiders gevormd, die onze gemeenschap noodig heeft en die wij zullen moeten bezitten, wil ons volk tot in verre toekomst blijven bestaan. 22
Overzicht van de bepalingen voor opname en opleiding aan de Reichsschule voor jongens in Nederland. 1. De Reichsschule voor jongens staat open voor Duitsche en Nederlandsche jongens, die naar lichaam en geest, karakter en erfgezondheid meer dan middelmatig zijn. Zij is opgericht in opdracht van den Rijkscommissaris, Rijksminister Dr. Seyss-Inguart. Er werken zoowel Duitsche als Nederlandsche opvoeders aan. 2. De Jungmannen, die na de voorkeuring geschikt bevonden worden, blijven tot de definitieve opname een jaar op proef in de school. Jongens, waarvan de prestaties verminderen, kunnen ook later nog teruggestuurd worden. De Reichsschule zorgt dan, naar keuze van de ouders, voor overgang naar een andere Nederlandsche of Duitsche school. 3 De Reichsschule is een internaat. Zij stelt kost en inwoning en een volledige uitrusting aan kleeren, ondergoed, schoenen en uniform ter beschikking. De Jungman heeft gelegenheid, op de Zondagen, dat hij verlof heeft, naar zijn ouders te gaan. De vacanties brengen de jongens door in den kring van hun familie. 4. In de les worden alle vakken van de middelbare school onderwezen. Op sport en muziek wordt in het bijzonder nadruk gelegd. Het deelnemen aan het werk op het land en in de mijn, in de fabriek en bij de visschers, en het deelnemen aan reizen in het buitenland is verplicht. De opleiding wordt afgesloten door een eindonderzoek. Het diploma geeft dezelfde rechten, als de einddiploma's H.B.S. en Gymnasium samen. De jongen heeft het recht tot studie in ieder vak aan een hoogeschool of universiteit. De beroepskeuze staat vrij. Bij een dienovereenkomstige flinkheid staan de hoogste beroepen open. 5. De stand en de geldelijke omstandigheden van de ouders spelen bij de opname van de jongens geen rol. Alleen de geschiktheid van den jongen is van belang. Van de ouders wordt een geringe bijdrage in de opvoeding en een klein bedrag voor zakge'd verlangd, dat ingedeeld is naar het inkomen en het vermogen van de ouders. Vrijplaatsen staan ter beschikking. Onbemiddelde ouders, kinderrijke gezinnen met meer dan vier kinderen en weduwen krijgen vrijplaatsen voor hun zoons. De verzorging door arts en tandarts is kosteloos vcor de ouders, daar de jongens tegen ziekte en ongevallen verzekerd zijn.
23 Foto'B: Meeuwsen, G. W. N. (11) B. de Kok (3) Fellinga (4)
Drukkerij „De Tampon" - Utrecht