388
.
LOUTERING.
denken. Hoe had zij het kunnen dragen? Beroofd van het eenigste dat zij bezat, van de liefde die aan haar leven waarde gaf, vernederd en bedrogen door wie haar lief was boven alles en boven ieder.... En waarom? Waarom? Die vraag herhaalde zij in haar wanhopig schreien. Waarom handelde hij zoo? Wat baatte het hem? Met welk doel had hij schande over haar gebracht? Hij had dus nooit van haar gehouden, het was van hem een spel geweest. Vol zelfvoldoening had hij haar veroverd, haar toen veronachtzaamd, om te zien hoe ver hij kon gaan, zich vermaakt, genoten van haar kwalijk verborgen leed, toen haar teruggewonnen, om zich te overtuigen van eigen macht, en daarna.... Hoe laag en leelijk was de wereld, hoe bitter het leven. . . . Haar moeder had met geen woord noch in het begin noch in het vervolg het voorgevallene ooit tegenover haar aangewend, Mario, haar broer, evenmin. Zij begreep dat de beide getrouwde zusters het wisten, — Rina die in Bologna woonde moest het weten. Dit zwijgen had haar leed verscherpt. Zij gevoelde er verachting in. Van Grazia wist zij_ dat Mario van hem haar brieven had teruggeëischt en verkregen. En niemand van haar huisgenooten had ooit van die correspondentie geweten. Geloofde haar moeder, geloofden haar broer en haar zusters dat alles waar was wat hij vertelde? Als een onwaardige gevoelde zij zich buitengesloten uit hun beraadslagingen. Een jaar was verloopen. Nog scheen haar moeder niet geheel vergeven te hebben. Uiterlijk behandelde zij Lidia als voorheen. Doch Lidia voelde wantrouwen, een onuitgesproken toespeling nu en dan wanneer haar minder vrijheid werd toegekend dan gewoonte was voor een jong meisje van haar jaren. Die hoop, de dwaze onuitroeibare hoop dat alles een verzinsel zou zijn, dat hij onschuldig was... Eerst langzamerhand had zij zich overtuigd... Doch nog altijd be-
greep zij niet... Die dag op de wedrennen in Bologna, verleden herfst... Zij was met Grazia en Carlo Mazzoni kwam gretig vertellen: „Hebt u gezien wie hier is? Mengarini!" Lidia vond de kracht losjes te zeggen: „Waarlijk? Dan heeft hij ons zeker niet opgemerkt, want hij is nog niet gekomen om ons te groeten." Grazia, de stille, begon eensklaps te babbelen met een levendigheid die Lidia niet van haar kende, En Lidia zag Rina's schoonzuster, de boostongige Bice Cardini te midden van een groep vriendinnen pratend in de richting waar Mengarini haar was aangeduid en hoe nu de eene de andere tersluiks omzag naar haar... Grazia, de lieve, goede, die zich in waarheid een vriendin had getoond, beweerde moe te zijn, vroeg of Lidia meeging theedrinken bij Maiani. Zoo waren zij heengegaan, in de tram, en hij had een rijtuig genomen en was gevolgd, zoodat zij beiden het plan opgaven en naar Grazia's huis gingen, dat sedert hij Lidia verried voor hem gesloten was gebleven. Waarom had hij haar gevolgd? Waarom, altijd waarom... Die vraag, die hoop bevatte, het feit dat hij haar had gevolgd, wekten een gloed in haar, een verlangen dat zich uit zou willen snikken in een bede om medelijden,, om goedheid, En nu was hij daar ginds, kwam misschien nooit weer terug... Zoovelen immers kwamen niet terug, vooral van die tweede luitenants... Zou het maar niet beter zijn, als hij dood was ? Lidia voelde de gedachte aan, verwonderd dat de voorstelling haar zoo weinig pijn gaf, alleen weemoed bijna weldadig... Zij had meer gekend die bedriegelijke oogenblikkcn van onverschillig-voelen, als was haar vermogen om pijn waar te nemen soms tijdelijk verstompt, De stem schrikte haar op van haar zuster Maria die met het kleintje bij hen logeerde. Zij trad van het raam terug en liep de kamer in, haar zuster tegemoet die door de open deur binnen kwam, kleine schrale
LOUTERING. nietige gestalte, door het moederschap ontfrischt, geheel onbelangrijk, en waarop het hoofd groot scheen met de hoekige gelaatstrekken en het onbevallig gekapte donkerblonde haar. ,,Kleed jij je nog niet, picenia?" vroeg zij. „Ik wou juist beginnen," antwoordde Lidia. „En jij Mima?" Maria was naar het raam gegaan en een gordijn op zijde schuivend tuurde zij naar buiten. „De Bibina is nog niet terug," zei ze. ,,Als ze komt zal ik mij moeten verstoppen, anders laat ze me niet weer gaan. Ze is zoo lastig vandaag. Lidia had haar blouse afgelegd, en een kapmantel omgeslagen. Voor den spiegel staande begon zij zich de haren los te maken, „Su, Mima," vermaande zij, „ga je kleeden. Anders moeten wij op je wachten en dan is Mario slecht gehumeurd." „Ja, ja, ik ga !" zei Maria haastig, als opgeschrikt uit haar overdenkingen. Achter Lidia langs liep zij heen. Lidia bond de blonde haren opnieuw te samen en bevestigde ze in de gewone knoop achter aan het hoofd. De lijn van die golvende haren was haar eenige sieraad, Ze zag er flets uit. Ongeduldig wreef zij zich de wangen, tot er wat kleur op kwam. Toen liep zij naar de badkamer. Daar bezag zij zich opnieuw in den spiegel en fronsde ontevreden de wenkbrauwen tegen haar beeld. Doch met een spottend lachje wendde zij zich af en begon haar handen te wasschen. Wat deed het er toe? Er zou immers niemand zijn bij Latour. De ouden en de afgekeurden en de gewone embusques. De goeden waren allen vertrokken. Zij ging naar haar kamer terug en verzorgde haar handen. Terwijl zij zich kleedde hoorde zij het gerucht van de huisdeur die werd geopend. - „Ben je haast klaar, Lidia?" vroeg hij in het voorbijgaan. „Dadelijk!" antwoordde zij. Haar broer was thuis met veertien dagen
389
verlof van het front. Een blijde weldadige rustpooze na de afmattende strakke angstspanning, het benauwde voortdurende uitzien naar een mogelijk onheilsbericht... Toch waren zij langzamerhand ook daaraan eenigszins gewend geraakt. Na zijn vertrek zou dat alles weer opnieuw beginnen, dacht Lidia met een zucht. Voor dezen middag had hij haar beiden uitgenoodigd om met hem te gaan thee drinken bij Latour. Terwijl Lidia haar hoed opzette, hoorde zij het kleintje thuis komen. De kindermeid met het schreiende kind op den arm liep door de gang voorbij, naar de kamer van Lidia's moeder. Als Minsa zich nu maar niet vertoonde, anders zou er van uitgaan vooreerst niet komen. Een deur werd gesloten, het geschrei verdoofde.Daar kwamMario uit zijn kamer terug. „Ik ben klaar, weet je!" riep zij, om zijn ontevredenheid te voorkomen, „'t Is goed," zei hij en klopte aan de deur van haar zuster. „Ecco! Ecco!" riep de stem van Maria, „Een halve minuut!" Lidia glimlachte en terwille van haar zuster 'draalde zij nog even. Eindelijk nam zij haar tasch en handschoenen op en trad de gang in, juist toen Maria geheel gereed te voorschijn kwam. Mario stond voor de gangspiegel zijn toilet te inspectceren. „Zijn we klaar?" vroeg hij. „Dangaan we." Zij gingen de huisdeur uit, de trap af, de gang door, waar de portier buigend en glimlachend groette, en de straatdeur uit naar buiten. Op den hoek stoof een windvlaag hun plotseling in 't gezicht. ,.Er is ook twee soldi wind," merkte Lidia op, terwijl zij het hoofd ter verdediging op zij wendde. „Als ik het geweten had. zou ik een voile hebben aangedaan." „Zullen we een rijtuig nemen?" vroeg Mario. En hij richtte zich naar de rij wachtende huurrijtuigen, waar de voorste koetsier reeds wenkend de zweep ophief.
390
•
LOUTERING.
„Neen, neen, Mario, we kunnen met de tram gaan," verzekerden de zusters. „Anders komen we verwaaid aan," voegde Maria er bij. „Zooals jullie wilt," meende Mario. Laten we moed vatten," zei Lidia, „en ons werpen in de armen van nummer dertien." Doch Maria vreesde dat het kleintje haar van uit het raam zou zien. Haastig liep zij voort, voorovergebogen als om zich te verbergen, en vermaande de beide anderen om vooral niet om te kijken. Zij doorliepen de woelige volksstraat, waar vrouwen stonden te praten of kibbelden met morsige. kinderen, straatventers langzaam hun karren voortduwden en achter de winkelruiten met lachwekkende grootdoende opschriften en aanprijzingen goedkoope waren ten toon hingen. „Waarom rennen we zoo?" vroeg Lidia toen zij Via Venti Settembre bereikten. „De Bibina kan ons nu niet meer zien." „Je hebt gelijk," vond Maria. „Neem me niet kwalijk," zei haar broer, „ik had het niet gemerkt." Toen zij de halte bereikten, was er geen nummer dertien te zien. „Maar we zullen niet lang behoeven te wachten," verzekerde Lidia. „Het is een van de dure lijnen en daarvan heeft de maatschappij alle wagens met roerende piëteit aangehouden." De breedc straat stond vroolijk in het heldere middaglicht. Op het trottoir aan den overkant drentelden de voorbijgangers, elkaar bekijkend in de winkelramen. In de groote open ruimte tusschen de lage afgeknotte boomen voor het Ministerie van Financiën speelden kinderen en schreiden, bewaakt en gesust door apathische moeders en onvolgroeide kindermeisjes zelf nog kind, die met belangstelling deelnamen aan het spel der aan haar toevertrouwde kleintjes. Weldra kwam in.de verte om den hoek naast de Porta Pia een tram aanschuiven, die zich als een nummer dertien deed kennen, De wagen kwam nader, vertraagde zijn gang,
hield stil. De zusters stapten in, Mario volgde. Lidia zette zich tegenover haar broer en zuster in den bijna leegen wagen die weldra weer in beweging kwam. „Biglietto!" klonk de schelle stem van de vrouwelijke conducteur. Zij naderde in haar grijsgroen kleed. Uit de zwarte muts die het hoofd omsloot hingen slordige donkere haren langs het grofbeenig gezicht. Mario nam de kaartjes in ontvangst en liet het geld glijden in haar groote grove groezelig paarse hand. Maria sprak over een brief van Rina, dien morgen ontvangen, waarin zij zich beklaagde dat Paolo zooveel te werken had op het militaire bureau. „In plaats van zich dankbaar te toonen! Hoe blij zou 'k zijn, als Eugenio zoo'n plaats kreeg wanneer hij de cursus zal hebben afgeloopen." „Rina is immers nooit tevreden," zei Mario. Lidia volgde zwijgend het gesprek. Doch weldra dwaalden haar gedachten af. Zij herdacht hoe vaak zij drieën vroeger samen waren uitgeweest en hun uitgelaten vroolijkheid, hun ongepaste lachbuien in 't publiek... De tijden waren veranderd. Maria was niet meer de vroolijke pretmaakster van voorheen. Ouder van uiterlijk werd haar belangstelling voor het grootste deel in beslag genomen door man en kind. Li dia's oogen dwaalden naar Mario's gezicht, frisch geschoren onder de welverzorgde vilthoed, en met keurige boord en das — heel anders dan de arme vuile nauw herkenbare poilu die van. het front was thuisgekomen. Zij gevoelde zich trotsch op haar broer, die kalm zijn plicht deed, en met bewondering sprak over anderen, doch ongaarne en slechts gedwongen ertoe te bewegen was te vertellen van eigen lijden en van zelfdoorstane moeilijkheden. Hij was vermagerd, verouderd, een man geworden... En bovendien vond zij een verandering in zijn gezicht die zij niet begreep, en niet kon verklaren, een uitdrukking als van iemand, wijs van nog door geen mensch beleefde ervaringen, als van wie het ongekende in de oogen heeft gezien.... Zij gevoelde ontzag
LOUTERING.
391
voor hem en een innige genegenheid en waar- de tafeltjes vanwaar bij haar voorbijgaan deering. Waren zoo de jonge mannen die alle hooiden naar haar werden opgeheven, terugkwamen? Zou werkelijk na den oorlog Met voorzichtig overleg vatte zij met de de wereld beter zijn dan voorheen? tang de peuterig kleine gebakjes aan die Hij voelde haar onaf gewenden ernstigen zij op een bordje legde en ging daarmee blik, zag haar aan en glimlachte. Glim- naar haar broer en zuster terug. Een lachend wendde zij de oogen af. kellner zette de thee gereed op het rose De tram geraakte vol langzamerhand, marmeren tafelblad en ging heen. Lidia kwam gedrongen te zitten in haar „Wat is er?" vroeg Lidia, getroffen door hoekje naast een dikken man die hinderlijk het ontstemde gezicht van Mario, zijn elleboog tegen haar arm drukte bij „Die dommerds", zei Mario, met een het frommelen in zijn'zak.naar geld voor minachtenden wenk van het hoofd, het kaartje. Ook Mario zweeg, met de Lidia zag om. Een groep jonge lieden doffe oogen eenigszins dom in het rond zat om een tafeltje, — het gewone gezelstarend, schap. De meesten in burgerkleeding, twee Zoemend, met bonkend stooten op de in keurig nieuwe luitenantsuniform, leunden rails, gleed de tram langs Via Nazionale, zij met bestudeerd nonchalante houdingen waar aan weerszijden op de breede trottoirs in hun stoelen, blijkbaar alle bezoekers langs de winkels drentelende wandelaars beurt voor beurt onderzoekend en besprekend, dooreen bewogen. Nu en dan werd stil„Mijn beste Mario", zei ze, terwijl zij gehouden, waarop na waarschuwend schel- begon thee te schenken, ,,als je die niet getink en een „Annanuno" van de vrouw wilt zien dan moest je niet hier komen, in het grijsgroen kleed en de zwarte muts Die zitten hier altijd." de tram met een ruk weer voortbewoog. „Kijk ze eens aan", begon Mario, onder Aan het begin van Piazzo Venezia stond sarcasme zijn ergernis gebrekkig verbergend. Mario op, De zusters volgden en stapten „Zie naar hun gepommadeerde haren, glad uit, de eene na de andere, steunend op • achterover gestreken. Geen haartje is van de hand die hij haar reikte. Zij staken zijn plaats. Als ze op straat niet vermijde rails over en traden de tea-room bin- den kunnen te groeten doen ze het voornen, waar een kleine jongen met veel goud- ziehtig, om zich niet te décoiffeeren. Zie galon en talrijke metalen knoopen en een hun gladgeschoren gezichten. Ze zijn nooit mutsje als een aangekleed aapje hen in de genoodzaakt geweest het scheren ook maar lift naar boven geleidde. eens een enkele keer na te laten. Daar is De hooge zeventiend eeuwsche zaal van de mooie Toscani met zijn monocle en zijn het Palazzo Colonna met bas-relief ver- kwijnend air. Hij heeft zich laten afkeuren sierd aan de wanden en aan het gewelf voor spataderen die hij nooit heeft gehad, rondom het met een bonte beeldengroep En Mazzetti...." beschilderd plafond, waar tussehen de hooge „Die zal wel degelijk zijn afgekeurd", breede ramen beelden in nissen stonden viel Lidia in. ,,De vuilik! Als je hem prikt geflankeerd door wit marmeren zuilen en komt er etter uit in plaats van bloed." in elk der vier hoeken kristallen luchters „De tweede luitenant Caldara," ging hingen, was reeds dicht bezet met bezoekers Mario voort, met spottenden nadruk op den en gevuld met aanhoudend stemgegons. titel. „Die kon natuurlijk niet gaan als De zusters kozen een plaats en Lidia gewoon soldaat, zooals ik. Hij heeft zich trok zich de handschoenen uit om de ge- hier laten plaatsen, anders kwamen er bakjes te gaan kiezen. Zonder naar rechts • modderspatten op zijn uniform. En Gamof links te zien stapte zij door tussehen buotti, die heeft zich bij de cavallerie ge-
392
LOUTERING.
embusqueerd. Hij meent daar veilig te zijn, maar 't kon hem tegenvallen, hij zou nog wel eens aan de beurt kunnen komen. Laf tuig!" zoo barstte hij plotseling uit, „dat thuis blijft hokken! Wacht maar tot alles voorbij is! Het nieuwe Italië zullen wij maken!" Lidia zag hem aan, verwonderd over dezen ongewonen uitval. Maria schudde het hoofd in droefgeestigen twijfel. „Daar is Silvia!" zei Lidia verheugd. Een jong meisje kwam naar hen toe gestapt, klein van gestalte, met gemakkelijke élégance gekleed, guitig lachend donkeroogig gezicht achter een strak getrokken zwarte voile, de zwarte haren sierlijk modieus gekapt onder een coquet hoedje met kundige ervaring op het hoofd geplaatst tot grootst voordeel voor de draagster. Haar volgde met langzamen, bezadigden stap een oudere dame, eenvoudig gekleed. De drie stonden op, begroetingen werden gewisseld, handen gereikt en gedrukt. Mario schoof stoelen bij, allen namen plaats. Een kellner kwam aan wie Silvia met grappige vrijmoedigheid orders gaf, zoodat hij meesmuilend heenging. Silvia lachte en schertste en haar vroolijkheid deelde zich mede aan Lidia en haar broer en zuster. „Kijk eens!" zei Silvia, „de kleine Sacchi met een cavelier en Papa Eccellenza." Een jong meisje trad de zaal binnen, nog een kind, de blonde haren op den rug! Met een behaagziek vrijpostig glimlachje en de pose van een groote dame zag zij in 't rond. Naast haar ging een jonge man, niet veel ouder dan zij zelve, die lachend tot haar sprak met de uitdrukking welke een man heeft tegenover de vrouw die hem toehoort. Een zwaar oudachtig man kwam achter hen die voortliep zonder naar iemand te zien, als wie gewend is de algemeene aandacht te hebben en zich daaraan niet meer stoort. Het kleintje nam plaats aan een tafeltje met veel geaffecteerd bewegen en veel provoqueerend om zich heen zien. De jonge
man ging naast haar zitten, Papa aan den overkant. „De exminister zonder portefeuille, merkte Silvia's moeder op. „De commis-voyageur van het kabinet," zei Silvia. „Gia", zei Lidia. „De man die reist en praat en de waar aanprijst." „Waar is Elena?" vroeg Mario. „Hebben ze haar weer naar de kostschool terug moeten zenden?" „Neen, Elena is in Rome," zeide Silvia. „Heeft de kostschool haar goed gedaan?" vroeg haar moeder glimlachend. „Wat wilt u ?" antwoordde Lidia. „Voor die zou er maar eén carrière zijn „Maar Lidia !" vond Maria noodig haar te berispen. Aan de kristallen luchters ontstaken zich plotseling talrijke onbeweeglijke electrische lichtjes wier glans samenviel met de laatste grauwe schijn van het daglicht door de ramen. „O n z e Ilo Giacomo !" kondigde Silvia aan. Een lange jonge man trad binnen, donker en breedgeschouderd. Een aanhoudende gefixeerde glimlach maakte zijn gezicht eenigszins belachelijk. „Is die niet onder de wapenen?" vroeg Silvia's moeder verwonderd. „Afgekeurd", antwoordde Lidia glimlachend, met minachtend schouderophalen. .„Misschien zal hij door de tweede keuring niet zoo gemakkelijk heenglippen," meende Mario. „Als hij ons maar niet komt begroeten !" zei Maria verschrikt. „Daar is geen gevaar voor", verzekerde Silvia. „Wij zijn geen gravinnen, ons ziet hij niet. Kijk eens, kijk eens," ging zij voort, hevig vermaakt. „Daar begint hij met handenkussen." De lange jonge man was een tafeltje genaderd waaraan drie niet meer jonge dames zaten van wie hij een voor een de hand vatte die hij buigend aan zijn lippen bracht, waarhij zijn glimlach zich tot een grijns verbreedde.