Landelijke Regeling Verpleegkundige Vervolgopleidingen
Utrecht, 15 juni 2000
NVZ VAZ AVVV
vereniging van Ziekenhuizen Vereniging Academische Ziekenhuizen Algemene Vergadering Verplegenden en Verzorgenden
Landelijke Regeling Verpleegkundige Vervolgopleidingen
Utrecht, 15 juni 2000
NVZ VAZ AVVV VOVV
vereniging van Ziekenhuizen Vereniging Academische Ziekenhuizen Algemene Vergadering Verplegenden en Verzorgenden Vereniging van Opleidingsinstituten voor Verpleegkundige Vervolgopleidingen
Inhoudsopgave
Convenant
4
Landelijke Regeling
6
Verklaring van begrippen
10
Erkenningsvoorwaarden
12
Bijlage A: Format Opleidingsdocument
15
Bijlage B: Beschrijving van deskundigheidsgebieden (concept)
17
Convenant Met de opheffing van bestaande regelingen van overheidswege inzake de aantekening van enkele verpleegkundige vervolgopleidingen en met de toekomstige uitstroom van verpleegkundigen uit het nieuwe stelsel van initiële verpleegkundige beroepsopleidingen, ontstaat de behoefte aan een nieuwe regeling waarbinnen de organisatie en uitvoering van het verpleegkundig vervolgonderwijs efficiënter en effectiever geregeld kan worden. In een gezamenlijk traject hebben NVZ en VAZ en beroepsorganisaties een Landelijke Regeling Verpleegkundige Vervolgopleidingen (hierna te noemen: de Regeling) ontwikkeld. In dit kader zijn de NVZ Vereniging van Ziekenhuizen, de Vereniging Academische Ziekenhuizen (VAZ) en de Algemene Vergadering Verplegenden en Verzorgenden (AVVV) het navolgende overeengekomen: 1.
2.
3.
4.
5.
6. 7.
de verplichting om ten spoedigste en in ieder geval in het jaar 2000 de Regeling te implementeren en wel zodanig dat reeds in dat jaar ziekenhuizen zich kunnen voorbereiden op het indienen van een aanvraag voor de erkenning van een of meer in de Regeling opgenomen verpleegkundige vervolgopleidingen; de verplichting van de NVZ Vereniging van Ziekenhuizen en de Vereniging Academische Ziekenhuizen gezamenlijk om voldoende middelen ter beschikking te stellen en activiteiten te ontplooien voor de inrichting van de structuur en het administratieve apparaat als voorwaarden voor het functioneren van de Regeling; de aanvaarding dat de Regeling een tijdelijk karakter heeft in die zin dat er tijdens de looptijd van de Regeling tussen partijen zal worden samengewerkt om een samenhangend en doelmatig stelsel van vervolgopleidingen verder tot ontwikkeling te brengen en op grond hiervan de Regeling aan te passen of indien daar voldoende redenen voor zijn deze zelfs geheel te vervangen; de toepassing en werking van de Regeling bij start te beperken tot de in de Regeling genoemde verpleegkundige vervolgopleidingen, maar beroepsgroepen, opleidingen en ziekenhuizen vanaf 2001 de mogelijkheid bieden om gemotiveerde verzoeken tot opname in de Regeling van andere of nieuwe verpleegkundige vervolgopleidingen bij het College in te dienen; de Regeling in te laten gaan bij het tekenen van het Convenant door alle partijen op 15 juni 2000 met een geldingsduur van drie jaren. De Regeling zal in ieder geval na 2 jaar moeten worden geëvalueerd, ten einde te bepalen of deze in al dan niet gewijzigde vorm zal worden voortgezet, dan wel moet vervallen; het bevorderen van een correcte uitvoering door en gebruik van de Regeling door de respectievelijke achterbannen; het mee laten instemmen door de Vereniging van Opleidingsinstituten voor Verpleegkundige Vervolgopleidingen (VOVV) met de Regeling.
Convenant
4
Aldus overeengekomen te Utrecht, de 15e juni 2000
NVZ Vereniging van Ziekenhuizen Prof.dr. W. Lemstra, voorzitter
Vereniging Academische Ziekenhuizen Prof.dr. N.A.M. Urbanus, bestuurslid
Algemene Vergadering voor Verplegenden en Verzorgenden P.J.M. Koopman, voorzitter
De landelijke regeling zoals overeengekomen tussen de NVZ, VAZ en AVVV met instemming mede ondertekend.
Vereniging van Opleidingsinstituten voor Verpleegkundige Vervolgopleidingen Drs. A.R.J. Kleijn, voorzitter
Convenant
5
Convenant
6
Landelijke Regeling Verpleegkundige Vervolgopleidingen 1.
Regeling
Er is een Regeling voor de erkenning van vervolgopleidingen voor gespecialiseerd verpleegkundigen wier beroepsuitoefening samenhangt met medische specialismen en ziekenhuisfuncties. Deze erkenning kan worden aangevraagd door een ziekenhuis in combinatie met een opleidingsinstituut, waarbij het betreffende ziekenhuis als "penvoerder" van de aanvraag optreedt. De erkenning omvat zowel het praktijk- als het theoriedeel van de betreffende vervolgopleiding. De bedoelde vervolgopleidingen zijn in de Regeling nader aangeduid.
2.
Uitgangspunten voor de regeling
-
Het belang van ziekenhuizen (academische, algemene en categorale) om waarborgen te hebben dat verpleegkundigen adequaat worden opgeleid voor een verantwoorde beroepsuitoefening als gespecialiseerd verpleegkundige; Het belang van beroepsorganisaties dat verpleegkundigen opgeleid worden conform vereisten die aan een verantwoorde beroepsuitoefening als gespecialiseerd verpleegkundige worden gesteld en zoals neergelegd in beroepsdeelprofielen van betreffende beroepsorganisaties; Het belang van cursisten om waarborgen te hebben dat zij door verpleegkundige vervolgopleidingen adequaat worden voorbereid op hun beroepsuitoefening als gespecialiseerd verpleegkundige; Het belang van samenhang in het verpleegkundig vervolgonderwijs, en deze waar mogelijk en nodig bevorderen; Het belang dat het verpleegkundig vervolgonderwijs aansluit op de nieuwe kwalificatie- en opleidingsstructuur van het initieel onderwijs in de verpleging en verzorging.
-
-
3.
Doel van de Regeling
De Regeling beoogt het verkrijgen van waarborgen met betrekking tot de kwaliteit, effectiviteit en doelmatigheid van de gespecialiseerde vervolgopleidingen en in dat licht te bewaken dat: ziekenhuizen en opleidingsinstituten kwalitatief verantwoord en doelmatig vervolgopleidingen tot gespecialiseerde verpleegkundigen verzorgen; het civiel effect van vervolgopleidingen wordt bewerkstelligd; de duur en kosten van vervolgopleidingen worden beheerst; samenhang in het verpleegkundig vervolgonderwijs ontstaat; de continuïteit van de opleidingen tot gespecialiseerde verpleegkundigen gewaarborgd is ten behoeve van de personeelsvoorziening; de kwaliteit van de opleidingen nauwgezet kan worden gecontroleerd en aangepast in overeenstemming met ontwikkelingen in de zorg.
Landelijke Regeling Verpleegkundige Vervolgopleidingen
6
4.
Zeggenschap
Ziekenhuizen en beroepsorganisaties rekenen de kwaliteit, de effectiviteit, de doelmatigheid en het rendement van vervolgopleidingen tot gespecialiseerd verpleegkundige tot hun gezamenlijke verantwoordelijkheid. Daartoe achten zij het noodzakelijk zeggenschap uit te (doen) oefenen door middel van een Landelijk College, nader aan te duiden met het College Verpleegkundige Vervolgopleidingen Ziekenhuizen; een Opleidingscommissie per vervolgopleiding; een secretariaat voor dit College en opleidingscommissies.
5.
Toepassing en werking van de Regeling
-
Ziekenhuizen die samen met een intern of extern opleidingsinstituut een bepaalde vervolgopleiding tot gespecialiseerd verpleegkundige verzorgen of willen gaan verzorgen, kunnen een aanvraag indienen ter verkrijging van een erkenning; Erkenning houdt in dat het ziekenhuis heeft aangetoond (in samenwerking met een opleidingsinstituut en eventueel een of meer andere ziekenhuizen) te voldoen aan de voorwaarden in deze Regeling en dat zij zich daartoe schriftelijk hebben verbonden; Een aanvraag tot erkenning dient vergezeld te gaan van het Opleidingsdocument, waarin is beschreven hoe, gegeven het deskundigheidsgebied van een gespecialiseerd verpleegkundige en de eindtermen (het product), de vervolgopleiding op hoofdlijnen de verpleegkundigen naar het gewenste eindniveau brengt (het proces). Het staat ziekenhuizen vrij om (gedeelten van) de opleiding uit te besteden; Een erkende opleiding kan aan potentiële cursisten en beroepsorganisaties aangeven, dat de vervolgopleiding voldoet aan de in dit kader overeengekomen eisen en dat er waarborgen zijn met betrekking tot het (te behalen) eindniveau en de civielrechtelijke betekenis van het diploma; De regeling heeft betrekking op het erkennen van een bepaalde vervolgopleiding tot gespecialiseerd verpleegkundige. De gespecialiseerd verpleegkundigen die op dit moment in aanmerking komen, zijn: - Intensive Care Verpleegkundige - Intensive Care Kinderverpleegkundige - Intensive Care Neonatologie Verpleegkundige - Kinderverpleegkundige - Obstetrisch en Gynaecologisch Verpleegkundige - Oncologie Verpleegkundige - Spoedeisende Hulp Verpleegkundige - Dialyse Verpleegkundige De Regeling biedt mogelijkheden tot erkenning van nieuwe opleidingen tot verpleegkundige vervolgkwalificaties.
Landelijke Regeling Verpleegkundige Vervolgopleidingen
7
6.
Organisatiestructuur
Het College Verpleegkundige Vervolgopleidingen Ziekenhuizen Er is een College Verpleegkundige Vervolgopleidingen Ziekenhuizen (verder aangeduid in de Regeling als het College), ingesteld door NVZ en VAZ. De leden worden benoemd en ontslagen door VAZ en NVZ gezamenlijk, waarbij twee leden worden benoemd op voordracht van de AVVV. Het adviserend lid wordt door VAZ en NVZ gezamenlijk benoemd op voordracht van het bestuur van de VOVV. 1.
2.
3.
Het College bestaat uit: - een lid van de NVZ en een lid van de VAZ; - twee leden vanuit de AVVV; - een adviserend lid voor te dragen door het bestuur van de VOVV. De commissie kan op eigen initiatief één of meer adviseurs aan haar vergaderingen toevoegen. VAZ en NVZ vervullen in nader onderling overleg het voorzitterschap. Alleen in geval van het staken van stemmen over het al of niet erkennen van een vervolgopleiding, beslist de voorzitter gemotiveerd. VAZ en NVZ dragen zorg voor het secretariaat. De werkwijze van het College wordt na raadpleging van haar bepaald door VAZ en NVZ en na overleg met de AVVV neergelegd in een huishoudelijk reglement dat geacht wordt deel uit te maken van de Regeling. Tot de taken van het College behoren onder meer: - Het vaststellen van het deskundigheidsgebied van de betreffende gespecialiseerde verpleegkundigen dat onder de Regeling valt; - Het vaststellen en actualiseren van de regeling voor erkenning van ziekenhuizen; - Het vaststellen van de landelijke eindtermen voor vervolgopleidingen tot gespecialiseerde verpleegkundige; - Het vaststellen van de minimumduur en omvang van vervolgopleidingen tot gespecialiseerd verpleegkundige; - Het bewaken van de civielrechtelijke betekenis van de diploma’s; - Het benoemen van leden van de opleidingscommissies; - Het doen van voorstellen aan VAZ, NVZ en AVVV omtrent opheffing of instelling van Opleidingscommissies; - Het nemen van besluiten naar aanleiding van ingebrachte adviezen door de Opleidingscommissie; - Het formuleren van een vrijstellingenbeleid; - Het bevorderen van de onderlinge samenhang tussen vervolgopleidingen; - Het voeren van een retrograde erkenningenbeleid; - Het uitbrengen van een jaarverslag aan betreffende organisaties; - Het na raadpleging van de opleidingscommissie vaststellen van een reglement voor de opleidingscommissie.
Landelijke Regeling Verpleegkundige Vervolgopleidingen
8
Opleidingscommissie Er is een Opleidingscommissie voor elke in de Regeling genoemde vervolgopleiding tot gespecialiseerd verpleegkundige. Het College benoemt en ontslaat de leden van de opleidingscommissie. 1.
2.
3.
7.
Een Opleidingscommissie bestaat uit: - een lid van de NVZ en een lid van de VAZ en indien beiden dat willen een derde lid afkomstig uit een van de achterbannen; - een evengroot aantal als door NVZ en VAZ benoemd uit de betreffende beroepsorganisatie, tevens lid van de AVVV; - één of maximaal twee adviserende leden voor te dragen door het bestuur van de VOVV; De commissie kan op eigen initiatief een of meer adviseurs aan haar vergaderingen toevoegen. VAZ en NVZ vervullen in nader onderling overleg het voorzitterschap. VAZ en NVZ dragen zorg voor het secretariaat. De werkwijze van een Opleidingscommissie wordt door het College vastgesteld na raadpleging van haar en neergelegd in een huishoudelijk reglement dat geacht wordt deel uit te maken van de Regeling. Tot de taken van de Opleidingscommissies, waarover zij het College adviseren, behoren: - Definiëring en actualisering van het deskundigheidsgebied van betreffende gespecialiseerd verpleegkundige; - Formulering van de landelijke eindtermen voor betreffende vervolgopleiding tot gespecialiseerd verpleegkundige; - Bepaling van de minimum duur en omvang van betreffende vervolgopleiding tot gespecialiseerd verpleegkundige; - Het signaleren van ontwikkelingen op de arbeidsmarkt en het doen van aanbevelingen omtrent opleidingsbehoeften; - Het bewaken van de aansluiting met het initiële onderwijs; - Het bewaken van de omvang van de theoretische component en de beroeps-praktijkvorming in de vervolgopleiding; - Het ontwikkelen van criteria voor de beroepspraktijkvorming en de leerplaats; - Het beoordelen van erkenningsaanvragen en vervolgens adviseren van het College op betreffende terrein.
Duur van de Regeling
De Regeling gaat in per 15 juni 2000 en heeft voorshands een geldigheidsduur van drie jaren. De Regeling zal na 2 jaar worden geëvalueerd, teneinde te bepalen of deze in al dan niet gewijzigde vorm zal worden voortgezet, dan wel geheel zal moeten worden herzien.
Landelijke Regeling Verpleegkundige Vervolgopleidingen
9
Verklaring van begrippen In deze Regeling wordt verstaan onder: AVVV: Algemene Vergadering Verplegenden en Verzorgenden Beroepsdeelprofiel: Het profiel zoals vastgesteld door de betreffende beroepsorganisatie van een gespecialiseerd verpleegkundige met aanduiding van de aard van de zorgvragen en zorgvragers, de setting waarin de functie wordt uitgeoefend en de taken en deskundigheden Beroepsorganisatie: Een samenwerkingsverband van verplegenden en/of verzorgenden die zich op een specifiek aandachtsgebied van de verpleging en verzorging richten Beroepspraktijkvorming: het onderricht in de praktijk van het beroep College Verpleegkundige Vervolgopleidingen Ziekenhuizen Het landelijk orgaan Vervolgopleidingen tot gespecialiseerd verpleegkundige Deskundigheidsgebied: een beschrijving van de competentie-vereisten en kwalificatiecriteria voor de beroeps-uitoefening van een gespecialiseerd verpleegkundige Erkenning: een bevestiging, af te geven aan een ziekenhuis (eventueel in samenwerking met een opleidingsinstituut en of andere ziekenhuizen) door het College, dat een vervolgopleiding tot gespecialiseerd verpleegkundige zowel wat betreft de theoretische, als de praktische component voldoet aan de bepalingen van deze Regeling. Geschillencommissie: de beroepscommissie Vervolgopleidingen tot gespecialiseerd verpleegkundige die belast is met de uitvoering van de geschillenregeling. Geschillenregeling: de regeling op grond waarvan een ziekenhuis in beroep kan (kunnen) gaan tegen een beslissing van het landelijk College. Gespecialiseerd Verpleegkundige: een verpleegkundige met inhoudelijk specialistische kennis op het vakgebied, verkregen door een vervolgopleiding met een beroepsverdiepend karakter, en met ervaring in het betreffende specialisme.
Verklaring van begrippen
10
LRVV: Landelijke Regeling Verpleegkundige Vervolgopleidingen NVZ: NVZ vereniging van Ziekenhuizen Opleiding: een vervolgopleiding tot gespecialiseerd verpleegkundige waarvoor landelijk het deskundigheids-gebied en de eindtermen zijn vastgesteld. Het onderwijs is gericht op het verwerven van extra deskundigheid op het terrein van beroepsspecifieke vaardigheden, die verpleegkundigen niet door hun initiële beroepsopleiding hebben verworven en die niet kan worden verworven door alleen leren en ervaring opdoen in de werksituatie, maar waarvoor ook een substantiële theoretische onderbouwing en beroepspraktijkvorming noodzakelijk is. Opleidingscommissie: de Opleidingscommissie voor een vervolgopleiding tot gespecialiseerd verpleegkundige ingesteld door het College Verpleegkundige Vervolgopleidingen Ziekenhuizen. Opleidingsdocument: De concretisering van de bepalingen uit deze regeling met betrekking tot een verpleegkundige vervolgopleiding beschreven in een document. VAZ: Vereniging Academische Ziekenhuizen VOVV: Vereniging van Opleidingsinstituten voor Verpleegkundige Vervolgopleidingen
Verklaring van begrippen
11
Erkenningsvoorwaarden Artikel 1 De erkenning van een vervolgopleiding tot gespecialiseerd verpleegkundige zoals verzorgd door een ziekenhuis in Nederland met een (intern of extern) opleidingsinstituut en eventueel in samenwerking met een of meer andere ziekenhuizen of zorginstellingen, is op verzoek van het betreffende ziekenhuis mogelijk als deze voldoet aan de erkenningsvoorwaarden.
Procedure voor erkenning Artikel 2 1. Om een vervolgopleiding tot gespecialiseerd verpleegkundige te laten erkennen, moet het aanvragende ziekenhuis met overlegging van het Opleidingsdocument een verzoek indienen bij de Opleidingscommissie. Het betreffende ziekenhuis treedt hierbij tevens als het ware op als penvoerder van het opleidingsinstituut waarvoor mede de erkenning wordt aangevraagd. 2. Het initiatief tot erkenning ligt altijd bij een ziekenhuis, maar omvat tevens het theoriedeel dat door een opleidingsinstituut wordt verzorgd. 3. Na het indienen van een verzoek ontvangt de aanvrager binnen maximaal 6 maanden een antwoord op dit verzoek. Dit antwoord kan bestaan uit een gemotiveerde afwijzing, een verzoek om nadere informatie of het geven van een erkenning dan wel een erkenning onder voorwaarden. 4. De Opleidingscommissie geeft een advies over de erkenningsaanvraag aan het College. Het College beslist op basis van dit advies over de gevraagde erkenning eventueel onder voorwaarden, en stelt de aanvragende instantie en de opleidingscommissie hiervan in kennis. 5. Vervolgopleidingen tot gespecialiseerd verpleegkundige die een erkenning ontvangen, worden opgenomen in het register dat wordt beheerd door het College. 6. Het register van erkende opleidingen is openbaar. In het register staat zowel het ziekenhuis als het opleidingsinstituut dat het theorie-gedeelte van de opleiding verzorgt, vermeldt. Artikel 3 1. Een erkenning heeft een geldigheidsduur van maximaal 3 jaar. Een ziekenhuis moet zelf stappen ondernemen voor de erkenning van de volgende periode. 2. De erkenning kan (tussentijds) worden ingetrokken door het College indien de vervolgopleiding niet of niet langer voldoet aan de erkenningsvoorwaarden.
Bezwaar Artikel 4 1. Tegen de schriftelijke mededeling, als bedoeld in artikel 2, derde lid en lid 4, tweede volzin, juncto artikel 2, de leden 1 en 2, dat een erkenning niet wordt verleend respectievelijk wordt ingetrokken, kan een ziekenhuis binnen een maand na ontvangst van de mededeling, schriftelijk bezwaar aantekenen bij het College. 2. Het bezwaarschrift bevat tenminste - de naam en vestigingsplaats van het ziekenhuis; - een omschrijving van het besluit waartegen het bezwaar is gericht; Erkenningsvoorwaarden
12
- de gronden van het bezwaar. 3.
Het College vernoemd doet - indien het bezwaarschrift ontvankelijk wordt verklaard - opnieuw nagaan of aan de voorwaarden is voldaan, neemt op grond daarvan een al dan niet gewijzigd besluit en stelt het ziekenhuis hiervan, binnen een termijn van 16 weken na ontvangst van het bezwaarschrift met opgave van de redenen op de hoogte.
Beroep Artikel 5 1. Tegen de beslissing van het College inzake een bezwaarschrift als bedoeld in artikel 4, kan het betreffende ziekenhuis (of kunnen de betreffende samenwerkende ziekenhuizen) binnen een termijn van een maand na ontvangst daarvan in beroep komen bij de Geschillencommissie. 2. Het beroepsschrift bevat tenminste - de naam en vestigingsplaats van het ziekenhuis (de ziekenhuizen); - een omschrijving van het besluit waartegen het beroep is gericht; - de gronden van het beroep. 3. De Geschillencommissie brengt binnen 16 weken na ontvangst van het beroepsschrift een bindend advies uit aan het College. Het advies wordt aan het ziekenhuis dat het beroepsschrift heeft ingediend, schriftelijk medegedeeld. Artikel 6 De leden van de in het vorige artikel genoemde Geschillencommissie worden door de NVZ en de VAZ benoemd. De commissie is als volgt samengesteld: één lid uit de kring van de VAZ; één lid uit de kring van de NVZ; één lid uit de kring van de AVVV. Het lidmaatschap van de Geschillencommissie is onverenigbaar met dat van enige andere commissie en College voornoemd. De wijze van besluitvorming van de Geschillencommissie wordt neergelegd in een huishoudelijk reglement dat geacht wordt deel uit te maken van de Regeling. Dit reglement wordt vastgesteld door NVZ en VAZ.
Artikel 7 Een ziekenhuis kan een erkenning voor een opleiding ontvangen indien voldaan wordt aan de in artikel 8 omschreven voorwaarden. De erkenning vindt plaats door het College na een advies van de betreffende Opleidingscommissie. Artikel 8 1. De opleiding is volledig gebaseerd op het door het College vastgestelde deskundigheidsgebied en ingericht voor het bereiken van de landelijke eindtermen van betreffend gespecialiseerd verpleegkundige. 2. 3.
De duur en omvang van de opleiding komen ten minste overeen met de duur en omvang van betreffende vervolgopleiding, zoals bepaald door het College. Hantering van een eventueel afwijkende duur en omvang kunnen verantwoord worden.
Erkenningsvoorwaarden
13
4.
5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. 18. 19.
20. 21. 22. 23.
Het ziekenhuis beschikt (eventueel op basis van overeenkomsten met andere ziekenhuizen) over voldoende en gevarieerde beroepspraktijkvormingsplaatsen voor de verwerving van beroepsspecifieke vaardigheden. De kwaliteit van bedoelde plaatsen voor beroepspraktijkvorming kan worden aangetoond. Ziekenhuis en opleidingsinstituut beschikken over een overlegstructuur om de opleiding af te stemmen op de context waarbinnen het specialisme uitgeoefend wordt. Ziekenhuis en opleidingsinstituut beschikken over een overlegstructuur om de opleiding up-to-date te houden. Ziekenhuis en opleidingsinstituut beschikken over een monitoringssysteem om de opleiding af te stemmen op veranderingen op arbeidsmarkt en in functie- uitoefening. Ziekenhuis en opleidingsinstituut streven naar samenwerking met andere instellingen voor het aanbod van verpleegkundige vervolgopleidingen. Ziekenhuis en opleidingsinstituut bieden verwante vervolgopleidingen zo mogelijk in samenhang aan. Er is een duidelijk beleid inzake de eigen inzet en verantwoordelijkheden van cursisten gedurende de opleiding. Er is een duidelijk instroombeleid, gebaseerd op welomschreven startkwalificaties waarover een cursist dient te beschikken. Er is een transparant vrijstellingenbeleid, gebaseerd op een systeem ter bepaling van het begin niveau van cursisten. Er is een beleid inzake de aansluiting van de opleiding op het initiële onderwijs c.q. op de beroeps/werkervaring van cursisten. De wijze waarop de leerinhoud van de opleiding is bepaald en vastgesteld, wordt verantwoord. Er zijn bekwame docenten en inhoudsdeskundigen uit de praktijk, die kunnen worden ingezet voor de overdracht en verwerving van de benodigde kennis en vaardigheden. Duidelijk is in welk verband genoemde docenten en deskundigen worden ingezet. De wijze waarop en de vormen waarin kennisoverdracht en kennisverwerving plaats vinden, wordt verantwoord. De wijze waarop training van handelingen en vaardigheden plaats vindt, wordt verantwoord. Er is een samenhangend systeem van opleidingsevaluatie, op basis waarvan de kwaliteit en doelmatigheid van het onderwijs en de voorwaarden waaronder dit onderwijs wordt gegeven kan worden bepaald, de opleiding kan worden geactualiseerd en het rendement kan worden gemeten. Het ziekenhuis beschikt over relevante praktijkleerplaatsen. Het ziekenhuis biedt garanties dat binnen het arbeidsproces, al dan niet verspreid over meerdere praktijkleerplaatsen, de eindtermen van de opleiding kunnen worden bereikt. Het ziekenhuis stelt voldoende tijd en deskundigheid beschikbaar voor de professionele begeleiding van cursisten. Het aantal cursisten mag niet groter zijn dan het aantal gespecialiseerde verpleegkundigen.
Erkenningsvoorwaarden
14
Bijlage A: Format opleidingsdocument Naam Verpleegkundige Vervolgopleiding: Naam Ziekenhuis: Naam opleidingsinstituut:
Gerelateerd aan deskundigheidsgebied een omschrijving van: 1. De kwalificaties en competenties waarover de verpleegkundige dient te gaan beschikken. Met betrekking tot de beroepsorganisatie dient omschreven te zijn: 1. De wijze waarop afstemming plaats vindt op wensen en verwachtingen van de beroepsorganisatie en veranderingen en ontwikkelingen in beroeps- en functie uitoefening vertaald worden in de opleiding. Met betrekking tot het praktijkveld als afnemer van gespecialiseerd verpleegkundigen dient omschreven te zijn: 1. De wijze waarop afstemming plaats vindt op specifieke wensen van de arbeidsorganisatie en de context waarbinnen het specialisme uitgeoefend wordt. 2. De wijze waarop afstemming plaats vindt op veranderingen op arbeidsmarkt en in functie- uitoefening. 3. De prijs verbonden aan het opleiden van cursisten/werknemers. Met betrekking tot het praktijkveld als deelnemer aan het verpleegkundig vervolgonderwijs dient omschreven te zijn: 1. De bijdrage die de organisatie aan het opleiden levert (begeleiding, praktijkleersituaties). 2. De praktijkleersituaties die worden aangeboden. Met betrekking tot de cursist als afnemer van het onderwijs dient omschreven te zijn: 1. Diens perspectief in beroepsuitoefening en op arbeidsmarkt. 2. Diens eigen inzet en verantwoordelijkheden gedurende de opleiding. 3. De startkwalificaties waarover een cursist dient te beschikken Met betrekking tot het onderwijs als proces dient omschreven te zijn: 1. De wijze waarop de leerinhoud van de opleiding is bepaald en vastgesteld. 2. De wijze waarop de aansluiting op het initiële onderwijs c.q. op de beroeps-/werkervaring van de cursist gerealiseerd wordt. 3. Hoe lang de opleiding duurt en waarop de opleidingsduur is gebaseerd. 4. Hoe en op welke gronden vrijstellingen worden verleend. 5. De inhoudelijk en onderwijskundig deskundigen die ingezet zullen worden bij het onderwijs en in het verband waarbinnen deze deskundigen worden ingezet. 6. De wijze waarop en de vormen waarin kennisoverdracht en kennisverwerving plaatsvinden. 7. De wijze waarop training van handelingen en vaardigheden plaatsvindt. 8. De (praktijk)leersituaties die de cursist krijgt aangeboden om expertise op te doen 9. De wijze waarop het onderwijs geëvalueerd en geactualiseerd wordt.
Bijlage A: Format opleidingsdocument
15
Bijlage A: Format opleidingsdocument
16
Bijlage B: Beschrijving van deskundigheidsgebieden (concept) Binnen het Landelijk Kader vervult het deskundigheidsgebied van een gespecialiseerd verpleegkundige een belangrijk referentiepunt voor een vervolgopleiding. Met de beschrijving van het deskundigheidsgebied zoals hier gehanteerd kan de beroepsuitoefening van een verpleegkundige binnen een specialisme in essentie en vergelijkbaar met die binnen andere specialismen worden weergegeven. Met het deskundigheidsgebied worden geëxpliciteerd: 1. De handelingscontext van een gespecialiseerd verpleegkundige. 2. De specifieke eisen om als verpleegkundige binnen een specialisme te kunnen functioneren. ad 1 Met de handelingscontext van een gespecialiseerd verpleegkundige kan worden aangegeven in welke setting en onder welke omstandigheden de beroepsuitoefening plaats vindt. Dat wil zeggen: a. de patiëntcategorie en de specifieke kenmerken van deze categorie; b. de voor deze setting kenmerkende, meest voorkomende medische onderzoeken en behandeling; c. de fysieke omgeving waarin gewerkt wordt; d. de psycho-sociale omgeving waarin gewerkt wordt. ad 2 Met de specifieke eisen om als verpleegkundige binnen een specialisme te kunnen functioneren kan, geordend naar (deel)kwalificaties en gerelateerd aan de handelingscontext, worden aangegeven over welke specifieke kennis en vaardigheden de verpleegkundige dient te (gaan) beschikken. Specifiek in die zin dat een initiële opleiding daarin niet voorziet c.q. dat deze kennis en vaardigheden niet middels werken alleen verworven kunnen worden. Refererend aan ‘Gekwalificeerd voor de Toekomst’ (1996) kan hierbij gebruik gemaakt worden van onderstaande clusters van activiteiten en interventies van verpleegkundigen: 1. Methodische beroepsuitoefening: - verzamelen en interpreteren van gegevens; - plannen van zorg; - uitvoeren van zorg: basiszorg (somatisch en psychosociaal), verpleegtechnische handelingen en zorg voor de omgeving; - evalueren van en rapporteren over verleende zorg 2. Preventie, GVO en voorlichting 3. Coördineren en organiseren van zorg 4. Kwaliteitszorg en deskundigheidsbevordering Onderstaande deskundigheidsgebieden zijn opgesteld voor verpleegkundige specialisaties die samenhangen met centrale medische specialismen en ziekenhuisfuncties en waarvoor in de huidige situatie vervolgopleidingen van langere duur bestaan. Het betreft Versie 002, die bij inwerkingtreding van de Landelijke Regeling door de respectieve Opleidingscommissies aangevuld en definitief gemaakt kan worden.
Bijlage B: Beschrijving deskundigheidsgebieden (concept)
17
Bijlage B: Beschrijving deskundigheidsgebieden (concept)
18
Deskundigheidsgebied dialyse verpleegkundige De beschrijving van het deskundigheidsgebied van de Dialyse Verpleegkundige is ontleend aan het Profiel van de dialyse verpleging in Nederland van de Landelijke Vereniging voor Dialyse en Transplantatie (LVDT).
1.
De handelingscontext
Op het gebied van dialyse verpleging heeft de verpleegkundige in hoofdzaak te maken met patiënten met een chronische nierfunctiestoornis. Daarnaast bestaat ook een kleine groep zorgvragers met een acuut (levensbedreigend) nierfalen. Het kenmerk van deze patiënten categorie is dat zij afhankelijk zijn van een nierfunctievervangende therapie. Daarbij onderscheidt men naast de (ambulante) hemodialyse de peritoneale dialysebehandeling. Vaak vinden beide behandelwijzen binnen een centrum/afdeling plaats, maar in het algemeen door aparte teams dialyseverpleegkundigen. De zorgvragers variëren in leeftijd. De grootste groep bevindt zich in de leeftijdscategorie van 65 t/m 74 jaar. Een acute of chronische nierfunctiestoornis veroorzaakt bij de patiënt een grote diversiteit aan problemen. De zorgvrager zal doorgaans overlijden als de therapie achterwege blijft. Dit brengt een nadrukkelijke aandacht voor problemen op zowel het fysieke als psycho-sociale vlak met zich mee. Bij de chronische nierfunctiestoornis kenmerkt de aard van de zorgvraag zich door een langdurige verpleegrelatie. Deze relatie wordt pas beëindigd als de hulpvrager overlijdt, getransplanteerd wordt of stopt met de behandeling. Bovendien bestaat er in de verpleegrelatie een grote dynamiek ten gevolge van de te verwachte wisselingen in de gezondheidssituatie van de patiënt. Vaak bestaat er een opeenstapeling van zowel acute als chronische verpleegproblemen. De zorgverlening door dialyseverpleegkundigen wordt gekenmerkt door een grote mate van eigen verantwoordelijkheid en zelfstandig handelen. De behandeling van patiënten vindt vrijwel altijd plaats zonder de permanente aanwezigheid van een arts. De dialyseverpleegkundige neemt voortdurend zelfstandig diagnostische en therapeutische beslissingen om complicaties bij zowel de chronische als acute dialyses te voorkomen of te behandelen, totdat de arts arriveert. De dialyseverpleegkundige is werkzaam in situaties met een hoge complexiteit: de onvoorspelbare en soms snel veranderende toestand van de patiënt, een niet altijd bekende en soms meerdere tegelijkertijd aanwezige ziektebeelden en een al dan niet duidelijk aanwezige zorgvraag. De complexiteit wordt tevens gekenmerkt door de noodzaak van communicatie met alle bij de behandeling betrokken disciplines. De kern van het behandelend team wordt gevormd door nefrologen en dialyseverpleegkundigen. Optimale behandeling van patiënten vereist ook betrokkenheid van andere disciplines zoals maatschappelijk werkenden, diëtisten, chirurgen en technici. Daarnaast dient in een context waarin de techniek prominent aanwezig is, aandacht geschonken te worden aan de menselijke aspecten. De zorgverlening vindt plaats in: intramurale settings (algemene en academische ziekenhuizen, zelfstandige dialysecentra); extramurale settings (thuisdialyse); semimurale settings (hoteldialyse, vakantiedialysecentra). Bijlage B: Beschrijving deskundigheidsgebieden (concept)
19
De behandeling van kinderen m.b.v. nierfunctievervangende therapie vindt in het algemeen in speciale dialysecentra plaats. Binnen de geschetste handelingscontext zijn de beroepsspecifieke vaardigheden, zoals verworven door een initiële opleiding ontoereikend. Dialyse verpleegkundigen worden geacht te beschikken over specifieke kennis en specifieke vaardigheden.
2.
De specifieke eisen om als dialyseverpleegkundige te kunnen functioneren
In zijn algemeenheid is te stellen dat het specifieke karakter van het functioneren van deze gespecialiseerde verpleegkundige, gelegen is in de specifieke kennis van nierfunctie-stoornissen en nierfunctie vervangende behandelingen, van fysieke en psycho-sociale problemen en verschijnselen als gevolg van stoornissen en behandeling en de toepassing van deze kennis op aspecten van het systematisch verpleegkundig handelen. Naast vaardigheden en kennis om op verantwoorde en professionele wijze verpleegkundige zorg te verlenen aan zowel chronische als acute (nier) zieke patiënten, omvat de functie ook aspecten op medisch, technisch, administratief, pedagogisch en organisatorisch gebied. De zorg voor de patiënt met een nierfunctiestoornis vereist verpleegkundigen, die kunnen omgaan met snelle en onvoorspelbare veranderingen in de gezondheidstoestand van de patiënt. De verpleegkundige dient ook om te kunnen gaan met langdurige verpleegrelaties. De dialyse verpleegkundige dient, binnen de grenzen van haar eigen deskundigheid en bekwaamheid, de verantwoordelijkheid te kunnen nemen en dragen voor het totale zorgproces van patiënten met nierfunctiestoornissen en nierfunctie vervangende behandelingen Binnen de totale zorgverlening aan dialyse patiënten, die multidisciplinair verleend moet worden, is de dialyseverpleegkundige verantwoordelijk voor dat deel dat beschreven staat in functieomschrijvingen binnen het ziekenhuis of de instelling, en waarvan de grenzen beschreven worden in dit profiel. De zorg voor de patiënt met een nierfunctiestoornis vereist verpleegkundigen, die verantwoordelijk kunnen zijn voor het voortdurend verzamelen en interpreteren van informatie over en gegevens van de patiënt. Deze informatie is vaak afkomstig uit diverse bronnen. Op basis van deze informatie is de dialyse verpleegkundige in staat bij een verandering in de toestand van de patiënt verpleegproblemen en prioriteiten in de zorgverlening vast te stellen;
-
-
verantwoordelijk kunnen zijn voor de uitvoering van de activiteiten zoals beschreven in het beroepsprofiel. Zij dient zich hierbij bewust te zijn van de grenzen aan de eigen bekwaamheid/deskundigheid. In het kader van een optimale zorgverlening dient zij bij het ontoereikend zijn van de eigen bekwaamheid/deskundigheid te verwijzen naar andere disciplines; verantwoordelijk kunnen zijn voor het regelmatig evalueren van de door haar/hem verleende zorg; verantwoordelijk kunnen zijn voor de coördinatie van de zorg van de aan haar/hem toegewezen patiënten.
Bijlage B: Beschrijving deskundigheidsgebieden (concept)
20
3.
Specifieke kenmerken van de zorg
Refererend aan ‘Gekwalificeerd voor de Toekomst’ (1996) wordt met gebruikmaking van onderstaande clusters van activiteiten en interventies van verpleegkundigen gewezen op specifieke kenmerken van een Dialyse Verpleegkundige. Deze zijn ontleend aan de taken en verrichtingen in het kader van de behandeling. 3.1Methodische beroepsuitoefening 3.1.1 Verzamelen en interpreteren van gegevens Inherent aan een methodische verpleegkundige beroepsuitoefening verzamelt de dialyse verpleegkundige systematisch gegevens. Daartoe behoren de activiteiten: voeren van een anamnesegesprek; op basis van analyse en interpretatie van gegevens verkregen uit anamnese, observatie, overdrachtsrapportage e.d. op gestructureerde wijze gegevens verzamelen en problemen signaleren op het gebied van lichamelijke conditie, psychische conditie en sociaal functioneren; samen met de patiënt opstellen van verpleegproblemen. Binnen de geschetste handelingscontext krijgen de activiteiten hun eigen accenten. 3.1.2 Plannen van zorg Binnen de geschetste handelingscontext liggen m.b.t. dit aspect van methodische beroepsuitoefening accent op: afspraken maken met de patiënt over activiteiten, en planning van de uitvoering; formuleren van te bereiken resultaten, de daarvoor benodigde acties/interventies en evaluatiemomenten; afspraken met andere disciplines inplannen; zorgplan en afspraken vastleggen in het dossier. 3.1.3 Uitvoeren van zorg Naast de gangbare acties en interventies van verpleegkundigen, kan hierin bij de dialyse verpleegkundige een onderscheid gemaakt worden naar de behandeling die de patiënt krijgt en de apparatuur die daarbij gebruikt wordt.
Bijlage B: Beschrijving deskundigheidsgebieden (concept)
21
3.1.3.1 Zorg rondom de hemodialyse patiënt De zorg met betrekking tot de hemodialyse patiënt wordt in zowel chronische als acute situaties verleend. De zorg bestaat uit: hulp verlenen bij het zich verplaatsen, de houding en houdingsveranderingen in stoel of bed tijdens de dialyse, het wegen, de voeding en de uitscheiding; observatie van de algemene conditie van de patiënt; controle en interpretatie van de vitale functies voor, tijdens en na de behandeling; controle en interpretatie van het gewicht voor en na de behandeling; voorbereiding van - en zelfstandig aanprikken van de shunt; aanprikken en fixatie van de naalden; voorbereiding van - en zelfstandig aansluiten van de subclavia/jugulariskatheter; zelfstandig aansluiten van de patiënt op het extracorporale systeem; afname van bloed voor routinematig-, spoed- of citobepaling van bloedwaarden en interpretatie van deze waarden; op basis van deze uitslagen het dialysebeleid aanpassen in overleg met de nefroloog; klaarmaken en toediening van medicijnen: oraal, subcutaan intramusculair, intraveneus via een infuus of via het extracorporale systeem; geven van bloedtransfusies; observatie van de patiënt en preventieve maatregelen uitvoeren tijdens de dialyse; tijdig inschakelen van de arts wanneer er gevaar dreigt voor de patiënt; beëindigen van de dialysebehandeling. 3.1.3.2 Met betrekking tot de dialyse machine De dialyseverpleegkundige draagt in het kader van de dialysebehandeling een eigen verantwoordelijkheid voor het gebruik van de dialyseapparatuur. Hij/zij verricht daartoe de volgende handelingen: de dialysemachine bedrijfsklaar maken; bloedlijnen aanbrengen op de machine; het systeem laten doorlopen; de machine instellen in overeenstemming met het afgesproken beleid; controle van de alarminstellingen; interpretatie van de alarmen voor, tijdens en na de behandeling controle van de machine op de juiste werking tijdens de behandeling; bediening van de dialysemachine; herkenning en handelen bij problemen met betrekking tot de apparatuur; verwisselen van apparatuur voor, tijdens en na de behandeling bij problemen; het bloedsysteem geheel of gedeeltelijk vervangen; bij problemen van 2 naalds overgaan op 1 naalds dialyse; aansluiten van infuuspompen op de bloedlijnen. Na afloop van de behandeling: bloedlijnen van de machine verwijderen; de dialysemachine uit- en inwendig schoonmaken; de machine desinfecteren; evt. microbiologische controle van de waterbereiding en de dialysemachine.
Bijlage B: Beschrijving deskundigheidsgebieden (concept)
22
3.1.3.3 In geval van calamiteiten waarschuwen van de verantwoordelijke arts; handelen in overeenstemming met de richtlijnen aangaande calamiteiten tot de aankomst van de arts zoals: - toediening van volume - patiënt afsluiten - toediening van zuurstof - adequate houding van de patiënt - hartmassage - klaarzetten noodmedicijnen - waarschuwen van het IC personeel wanneer de arts gearriveerd is assistentie verlenen bij: - creëren van een toegang tot de bloedbaan - reanimatie en beademing d.m.v. mond op mond beademing of ambu ballon - controle/bewaking van de vitale functies 3.1.3.4 Zorg rondom de peritoneale patiënt De zorg met betrekking tot de peritoneale patiënt bestaat uit: beoordeling van de algehele conditie van de PD patiënt; controle en interpretatie van de vitale functies; controle en interpretatie van het gewicht; zelfstandig uitvoeren van een PD wisseling; relevante maatregelen met betrekking tot de PD katheter; de patiënt voorbereiden op implantatie van de katheter; uitvoeren van de eerste wisseling na katheter implantatie; inspectie van de katheterpoort; zelfstandig verwisselen van het PD systeem; herkennen van complicaties van de PD behandeling bijv. peritonitis, katheter dislocatie, lekkage; tijdig waarschuwen van de arts wanneer er gevaar dreigt voor de patiënt; toediening van medicijnen: oraal, subcutaan, intramusculair, intraveneus, intra peritoneaal; bloedafname. 3.1.3.5 Met betrekking tot de cycler of andere pd machines De dialyseverpleegkundige draagt in het kader van de uitvoering van de PD behandeling een eigen verantwoordelijkheid voor het gebruik van PD apparatuur. bedienen van de apparatuur in overeenstemming met de gebruiksaanwijzing; voorbereiden van - en aanbrengen van de lijnen op de machine; interpretatie en correctie van de alarmen; patiënt zelfstandig aansluiten op de machine; vervanging van het apparaat voor, tijdens of na de behandeling bij problemen; het verwijderen van de lijnen of materialen na beëindiging van de behandeling; de patiënt opleiden zodat deze zelfstandig de PD behandeling met behulp van de apparatuur kan uitvoeren.
Bijlage B: Beschrijving deskundigheidsgebieden (concept)
23
3.1.3.6 Uitvoering van andere behandelingsvormen Naast de eerder genoemde behandelingsvormen voert de dialyseverpleegkundige de hieronder genoemde technieken, behandelingen zelfstandig uit. continue technieken: CVVH(D); hemoperfusie bij intoxicaties; Au-antigeen positieve hemodialyse; Plasmaferesebehandeling. 3.1.4 Psychosociale zorg en begeleiding De psycho-sociale zorg en begeleiding door een Dialyse verpleegkundige verschilt in principe niet van die door verpleegkundigen, maar wordt wel gekenmerkt door de specifieke behoeften en eisen van de patiëntencategorie binnen deze setting. Daarbij ligt het accent op de begeleiding van de patiënt en diens naasten bij de gewenning aan en acceptatie van de (veranderde) gezondheids- en leefsituatie. Het geven van begeleiding en ondersteuning van de patiënt en diens naasten kan derhalve gericht zijn op: omgaan met de lichamelijke beperkingen ten gevolge van de ziekte; gevoelens van angst en onzekerheid; gevoelens van afhankelijkheid; veranderingen in het rolpatroon en de seksualiteit; gevoelens van eenzaamheid; zingeving; wachttijd op een transplantatie; 3.1.5 -
Pedagogische aspecten begeleiden en beoordelen van cursisten die de cursus dialyseverpleegkunde volgen; inwerken, begeleiden en beoordelen van nieuwe medewerkers; training en scholing van patiënten en hun partner zodat deze zelfstandig de PD - of thuishemodialyse behandeling kunnen uitvoeren; training en scholing in overeenstemming met de actuele inzichten; regelmatige toetsing van de vaardigheden van de patiënt en hun behoefte aan bijscholing; het geven van klinische lessen; het begeleiden en uitleg geven over dialyse aan stagiaires en arts-assistenten.
3.2Preventie, GVO en voorlichting Gegeven de context van de dialyseverpleging liggen binnen dit aspect van beroepsuitoefening de accenten op het geven van voorlichting en info; mondeling, schriftelijk of met behulp van audiovisuele middelen aan de patiënt en diens naasten over onder meer: functie en werking van de nieren; effecten van nierinsufficiëntie op het lichamelijk/psychisch functioneren; doel en verloop van de nierfunctievervangende therapie, de verschillende vormen, de voor- en nadelen; de medicijnen; doel, werking en evt. bijwerkingen; het dieet en de vochtbeperking; o.a. reden van de diverse beperkingen, effecten van voeding en vocht op het welbevinden; voorkomen en herkennen van complicaties; verzorging/regels met betrekking tot de toegang tot de bloedbaan;
Bijlage B: Beschrijving deskundigheidsgebieden (concept)
24
-
onderzoeken en bloedafnames; procedures rondom de transplantatie.
3.3Coördineren en organiseren van zorg De dialyse verpleegkundige draagt verantwoordelijkheid voor de organisatie van de zorg van de hem/haar toegewezen patiënten. In de context van de dialyseverpleging liggen binnen dit aspect van beroepsuitoefening andere accenten op: de te voeren gesprekken zoals anamnese gesprek, ontslaggesprek, begeleidings-gesprekken met de patiënt en/of diens familie of naasten; de overplaatsing van de patiënt naar een ander centrum; de noodzakelijke administratieve handelingen verrichten; plannen en organiseren van vakantiedialyses voor de patiënt; het brengen van een huisbezoek bij een PD- of thuisdialysepatiënt; deelnemen aan werkoverleg, aan patiëntenbesprekingen en aan interdisciplinaire besprekingen; zorg dragen voor een goede verpleegkundige overdracht, mondeling en/of schriftelijk; visite lopen met de arts; adequate rapportage van gegevens betreffende het verloop van de dialysebehandeling ; vastlegging/uitwerking van afspraken of belangrijke gegevens/info in het zorgplan/ dossier; gevraagd of ongevraagd andere disciplines, die betrokken zijn bij de zorg voor de patiënt, informeren en adviseren; medeverantwoordelijkheid dragen voor het bestellen en opslaan van materialen; verantwoording dragen voor het, overeenkomstig de richtlijnen, gebruik van machines en een efficiënt gebruik van disposables, instrumenten, et cetera; het verrichten van bereikbaarheidsdiensten.
3.4
Kwaliteitszorg en deskundigheidsbevordering
Op het gebied van kwaliteitszorg en deskundigheidsbevordering heeft een dialyse verpleegkundige haar verantwoordelijkheden en taken. In de context van de dialyseverpleging liggen binnen dit aspect van beroepsuitoefening accenten op: uitvoering van testen (KtIV, PET test of PCR) en interpretatie van de resultaten hiervan ter controle van de effectiviteit van de HD of PD behandeling; signaleren van gebreken in de zorgverlening wat betreft organisatie en technische voorzieningen en een bijdrage leveren aan verbetering daarvan; het verwerken van klachten en/of suggesties van patiënten of diens familie het melden van ongevallen en bijna ongevallen; de eigen deskundigheid op peil houden (scholing, deelname symposia en vakliteratuur); deelname aan werkgroepen die zich bezighouden met kwaliteitstoetsing of het ontwikkelen en verbeteren van protocollen en richtlijnen; leveren van bijdragen aan onderzoek op het gebied van dialyseverpleegkunde en –geneeskunde; toepassing van onderzoeksresultaten in de praktijk; overdragen van gespecialiseerde kennis aan verpleegkundigen van andere verpleegafdelingen.
Bijlage B: Beschrijving deskundigheidsgebieden (concept)
25
Deskundigheidsgebied intensive care verpleegkundige De beschrijving van het deskundigheidsgebied van de Intensive Care Verpleegkundige is ontleend aan het functieprofiel van de Intensive Care Verpleegkundige (mei 97) van de Nederlandse Vereniging voor Intensive Care Verpleegkundigen (NVIC-V).
1.
De handelingscontext
Op het gebied van de Intensive Care heeft de verpleegkundige te maken met patiënten met een dreigende of aanwezige ernstige stoornis van één of meerdere vitale functies. Het betreft patiënten van alle leeftijdscategorieën, van beide geslachten en met verschillende sociaal-culturele achtergronden. Een dreigende of aanwezige ernstige stoornis van één of meerdere vitale functies veroorzaakt bij de patiënt een grote diversiteit aan problemen. Problemen die op zowel het fysieke als het psycho-sociale vlak liggen. Bij deze patiënten doet zich een buitengewone verscheidenheid aan medische problemen, verpleegproblemen en combinaties van verpleegproblemen voor, tot uiting komend in verschijnselen die kenmerkend zijn voor het levensbedreigende karakter van de situatie. Voor het vaststellen van verpleegproblemen, heeft de IC-verpleegkundige naast haar eigen waarneming en haar kennis en inzicht in wat voor de patiënt normaal is, de beschikking over een uitgebreid instrumentarium. Gegevens afkomstig van de op de patiënt aangesloten apparatuur, uit het frequente overleg met de arts en van derden, verschaffen de IC-verpleegkundigen een gedetailleerd beeld van patiënten. IC-verpleegkunde is onderdeel van de intramurale gezondheidszorg en vindt plaats in algemene, categorale en academische ziekenhuizen. Gespecialiseerde artsen en verpleegkundigen vormen op IC-afdelingen de kern van het behandelend team. Voor een optimale behandeling zijn daarnaast ook anderen bij de zorg betrokken zoals fysiotherapeuten, analisten, bacteriologen en technici. Kenmerkend voor de IC is de aanwezigheid en het gebruik van uitgebreide technische voorzieningen. De beperkingen die voortvloeien uit de conditie van de patiënt vragen om interventies, waarbij vaak gebruik gemaakt wordt van specifieke apparatuur en/of hulpmiddelen. Verpleegkundige activiteiten bij instabiele ernstig zieke patiënten kunnen alleen verantwoord worden toegepast, indien effecten van deze procedures kunnen worden gecontroleerd De vitale functies van de patiënt worden op de IC bewaakt, ondersteund en/of overgenomen. De toestand van de patiënt is vaak instabiel. De kans op onverwachte complicaties met ernstige, zo niet fatale gevolgen is groot. Gegevens, afkomstig uit verschillende bronnen, over één of enkele patiënten dienen continu geanalyseerd te worden om subtiele veranderingen in de toestand van de patiënt bijtijds te signaleren.
Bijlage B: Beschrijving deskundigheidsgebieden (concept)
26
De voortdurende observatie, diagnostisering en interventies zijn noodzakelijk om de conditie van de patiënt te stabiliseren, complicaties te voorkomen. Daarnaast is een continue observatie noodzakelijk vanwege de grote risico's, die de toegepaste therapieën met zich meebrengen. Een snelle toepassing van de geselecteerde interventies is noodzakelijk, omdat de toestand van de patiënt vaak te weinig ruimte laat voor uitstel. Het is duidelijk dat binnen geschetste handelingscontext de beroepsspecifieke vaardigheden, zoals verworven door een initiële opleiding ontoereikend zijn. Intensive Care verpleegkundigen worden geacht te beschikken over specifieke kennis en specifieke vaardigheden.
2.
De specifieke eisen om als Intensive Care verpleegkundige te kunnen functioneren
In zijn algemeenheid is het specifieke karakter van het functioneren van deze gespecialiseerde verpleegkundige, gelegen is in de kennis van fysieke en psycho-sociale problemen en verschijnselen als gevolg van stoornissen in vitale functies, kennis van de medische behandelmethoden bij genoemde problemen en de toepassing van deze kennis op alle aspecten van het verpleegkundig handelen. De ICverpleegkundige dient, binnen de grenzen van zijn eigen deskundigheid en bekwaamheid, de verantwoordelijkheid te kunnen nemen en dragen voor het totale zorgproces van patiënten op een IC. De zorg voor de IC-patiënt vereist verpleegkundigen, die kunnen omgaan met acute en onvoorspelbare veranderingen in de toestand van de patiënt. IC-verpleegkundigen dienen situaties snel te kunnen overzien en efficiënt en effectief te reageren. Zij zijn in staat in complexe, voortdurend veranderende situaties geschikte procedures te kiezen of te creëren en toe te passend Zij zijn in staat mee te denken in de ontwikkeling van nieuwe procedures, tactieken en strategieën, zowel op micro- als op meso-niveau. Eerdergenoemde kennis dient bij de IC-Verpleegkundige tot uiting te komen in: het voortdurend verzamelen en interpreteren van gegevens over de patiënt, afkomstig van verschillende bronnen; het onderkennen van verpleegproblemen bij IC-patiënten op zowel het fysieke vlak als op het psychosociale vlak en daarin ook de naasten van de patiënt betrekken; tot een juiste prioriteitsstelling komen bij snelle en onverwachte veranderingen in de toestand van de patiënt; het verlenen van zorg aan de patiënt in een multi-disciplinaire aanpak; het communiceren met de ondersteunende disciplines, die bij de zorg voor de patiënt betrokken zijn; het coördineren van de zorg van de hem toegewezen patiënten.
3.
Specifieke kenmerken van de zorg
Refererend aan ‘Gekwalificeerd voor de Toekomst’ (1996) wordt met gebruikmaking van onderstaande clusters van activiteiten en interventies van verpleegkundigen gewezen op specifieke kenmerken van een Intensive Care Verpleegkundige. 3.1
Methodische beroepsuitoefening
Bijlage B: Beschrijving deskundigheidsgebieden (concept)
27
3.1.1 Verzamelen en interpreteren van gegevens De IC-Verpleegkundige volgt (veranderingen in) de lichamelijke en psychosociale toestand van de patiënt en diens reactie op de zorg/behandeling nauwlettend op basis van analyse en interpretatie van gegevens verkregen uit anamnese, observatie, apparatuur, laboratoriumuitslagen, overdracht, rapportage De IC-verpleegkundige stelt aan de hand van de verschijnselen die zich voordoen vast welke (verpleeg) problemen van de patiënt behandeling behoeven Deze ‘algemene’ verpleegkundige vaardigheid krijgt zijn specifieke karakter tegen de achtergrond van (snel) veranderende gezondheidssituaties van patiënten en de noodzaak van snel en adequaat handelen. Het specifieke karakter is ook te ontlenen aan de diversiteit van informatiebronnen en interpretatiemogelijkheden. 3.1.2 Plannen van zorg De IC-Verpleegkundige maakt afspraken met de patiënt of diens naasten over activiteiten in het kader van de zorg en behandeling. Hij stelt het te bereiken resultaat, de daarvoor benodigde interventies en evaluatiemomenten vast. Hij plant interventies, gericht op het voorkomen van complicaties, die in verband met de aandoening, diagnostiek of therapie te verwachten zijn en deze uitvoeren. Deze verpleegkundige vaardigheid krijgt zijn specifieke karakter door de handelingscontext van de ICverpleegkundige, waarin snel, flexibel en efficiënt handelen een belangrijk kenmerk is. 3.1.3 Uitvoeren van zorg en bewaking Naast de gangbare acties en interventies van verpleegkundigen, worden die van de IC-verpleegkundige gekenmerkt door de beschikking over en toepassing van een groter arsenaal aan verzorgings- en bewakingstechnieken (hier niet opgenomen, maar wel beschreven in het functieprofiel). 3.1.4 Verpleegtechnische handelingen Het verpleegtechnisch handelen van de IC-Verpleegkundige wordt gekenmerkt door een uitgebreid handelingsrepertoire voor bewaking, ondersteuning en/of overname van de vitale functies. Dit heeft betrekking op de circulatie, respiratie, nierfunctie, neurologie, lijnen/catheters/drains en geneesmiddelen. 3.1.5 Psychosociale zorg en begeleiding De specifieke behoeften en eisen van de patiëntencategorie binnen eerder beschreven setting, veelal extra gecompliceerd doordat de patiënt niet aanspreekbaar is, leggen een hogere druk op de psycho-sociale zorg en begeleiding door de IC-verpleegkundige. 3.1.6 Zorg voor de omgeving De specifieke behoeften en eisen van de patiëntencategorie geplaatst binnen de handelingscontext leggen een hogere druk op de zorg voor de omgeving door de IC-verpleegkundige.
Bijlage B: Beschrijving deskundigheidsgebieden (concept)
28
3.1.7 Evalueren van en rapporteren over de zorg De context waarbinnen de verpleegkundige zorg wordt verleend (onvoorspelbaarheid, snelheid, multidisciplinaire samenwerking), geven aan dit aspect van methodische beroepsuitoefening een extra dimensie.
3.2Preventie, GVO en voorlichting De IC-verpleegkundige neemt maatregelen ter voorkoming van infecties, gerelateerd aan de immunogecompromiteerde toestand van patiënten op de IC-afdeling De IC-verpleegkundige neemt maatregelen ter voorkoming van accidentele verwijdering van therapeutische of diagnostisch hulpmiddelen. Op de overige acties en interventies met betrekking tot Preventie, GVO en voorlichting, onderscheidt de ICverpleegkundige zich niet van de verpleegkundige.
3.3Coördineren en organiseren van zorg De IC-verpleegkundige dient in staat te zijn verantwoordelijkheid te dragen voor de organisatie en coördinatie van de zorg rond individuele patiënten. Hij kan overleg voeren met de eigen discipline en andere disciplines. Hierin verschilt hij niet van de coördinatie en organisatie van zorg door verpleegkundigen, maar zal de handelingcontext zijn stempel op de inhoud drukken
3.4Kwaliteitszorg en deskundigheidsbevordering Op het gebied van kwaliteitszorg en deskundigheidsbevordering heeft een IC-verpleegkundige zijn verantwoordelijkheden en taken. De patiëntencategorie en de context waarbinnen de verpleegkundige zorg wordt verleend (onvoorspelbaarheid, snelheid, multidisciplinaire samenwerking), geven aan dit aspect een extra dimensie.
Bijlage B: Beschrijving deskundigheidsgebieden (concept)
29
Deskundigheidsgebied kinderverpleegkundige De beschrijving van het deskundigheidsgebied van de Kinderverpleegkundige is ontleend aan het concept functieprofiel Kinderverpleegkundige (nov.98) van de Vereniging van Kinder Verpleegkundigen (VVKV).
1.
De handelingscontext
Op het gebied van de zorg aan kinderen, heeft de verpleegkundige te maken met kinderen en hun ouders/verzorgers. Voor beiden heeft zij een specifieke verantwoordelijkheid, omdat kind en ouders een onlosmakelijke eenheid vormen. De zorg strekt zich uit van pasgeborenen tot en met adolescenten, kinderen in verschillende leeftijdsfases die elk een eigen benaderingswijze vragen. Een belangrijk kenmerk van de zorg aan deze categorie patiënten is dat verpleegkundigen te maken hebben met individuen die in ontwikkeling zijn, waarbij elk ontwikkelingsniveau een eigen benadering vraagt. Het ontwikkelingsniveau van het kind is primair bepalend voor de zorg. Een kind reageert op zijn eigen wijze op zijn ziek-zijn en dit komt tot uiting op zowel psychisch, somatisch als op sociaal vlak. Een kind heeft zijn eigen interpretatie van de werkelijkheid en een bepaald verbaal vermogen om dit te uiten. Een bijzonder aspect is tevens dat aandoening, behandeling en ziekenhuisverblijf een impact kunnen hebben op de verdere ontwikkeling van het kind. Hierdoor is het van essentieel belang het normale leef- en ontwikkelingsritme zo veel mogelijk te continueren en te stimuleren. Een kind heeft ondersteuning in de zorg nodig, aangepast aan diens ontwikkelingsniveau en mate van zelfredzaamheid. Verpleegkundige zorg voor kinderen vindt plaats in zowel intra-, trans- als extramurale zorgsituaties. Intramuraal wordt verpleegkundige zorg voor kinderen verleend op de kinderafdelingen in algemene ziekenhuizen en academische ziekenhuizen, in kinderklinieken, op kinder-intensieve zorgafdelingen, op spoedeisende hulpafdelingen, op (kinder)poliklinieken, in revalidatie-klinieken, in categorale instellingen voor de kinderpsychiatrie en in instellingen voor kinderen met lichamelijke en/of verstandelijke handicap. Transmuraal ligt het accent op professionele ondersteuning door kinderverpleegkundigen van ouders, die hun kinderen die langdurig ziek zijn zoveel mogelijk in de thuissituatie verzorgen. Extramuraal wordt verpleegkundige zorg aan kinderen gegeven door verpleegkundigen van de thuiszorgorganisaties. De verpleegkundige zorg aan kinderen is niet onder alle omstandigheden gelijk en wordt, naast de aard van de aandoening, beïnvloed door omgevingsfactoren als: de aard en omvang van de organisatie waarbinnen de zorg verleend wordt; de aanwezigheid en betrokkenheid van andere disciplines en daarmede de aard en inhoud van onderzoek en behandeling door andere disciplines; de intensiteit van de samenwerking met andere disciplines in de gezondheidszorg; de aanwezigheid van mantelzorg en de kwaliteit hiervan; de aanwezigheid van specifieke hulpmiddelen aangepast aan de leeftijd/ ontwikkelingsfase van het kind; het volgen van specifieke methoden, aangepast aan het ontwikkelingsniveau van het kind;
Bijlage B: Beschrijving deskundigheidsgebieden (concept)
30
-
de mate waarin de omgeving, aangepast aan de ontwikkelingsfase van het kind, voor het kind herkenbaar, betrouwbaar, veilig en acceptabel is.
De betrokkenheid van andere disciplines bij het behandel- en beleidsplan is afhankelijk van de aard van het probleem waarvoor kinderen zijn opgenomen. In interdisciplinaire teams werken onder meer samen: medisch specialisten waaronder kinderartsen, kinderchirurgen en anderen, kinderverpleegkundigen, pedagogisch medewerker, medisch maatschappelijk werker, psycholoog, diëtist, logopedist, ergotherapeut en fysiotherapeut en orthopedagoog. Het is duidelijk dat binnen geschetste handelingscontext de beroepsspecifieke vaardigheden, zoals verworven door een initiële opleiding ontoereikend zijn. Kinderverpleegkundigen worden geacht te beschikken over specifieke kennis en specifieke vaardigheden.
2.
De specifieke eisen om als kinderverpleegkundige te kunnen functioneren
In zijn algemeenheid is te stellen dat het specifieke karakter van het functioneren van deze gespecialiseerde verpleegkundige, gelegen is in de kennis van leeftijd- en ontwikkelingsfasen van het kind, de in deze fasen voorkomende pathologie en medische behandeling hiervan en de toepassing van deze kennis op alle aspecten van het verpleegkundig handelen. Deze kennis dient bij de kinderverpleegkundige tot uiting te komen in: het relateren van het methodisch handelen aan het leeftijds- en ontwikkelingsniveau van het kind; het pedagogisch handelen, in nauwe samenwerking en afstemming met de ouders, pedagogisch medewerker, kinderpsycholoog en maatschappelijk werker; specifieke psycho-motorische vaardigheden wat betreft observatietechnieken, technische uitvoering, materiaal- en apparatuurgebruik; communicatieve vaardigheden, toegespitst op het ontwikkelingsniveau en belevingswereld van het kind; handelingen gericht op continuering en stimulering van het normale leef- en ontwikkelingsritme; het hanteren van werkwijzen bij de uitvoering van verpleegkundige zorg, die gerelateerd zijn aan de leeftijd, het ontwikkelingsniveau en de mogelijkheden van het kind; nauw samenwerken en afstemming zoeken met de ouders. De beroepshouding van de kinderverpleegkundige dient gekenmerkt te worden door: een gerichtheid op het kind of een groep kinderen; de houding naar zijn of hun ouders; het ingaan op de noden en de behoeften van het kind en ouders; het aansluiten bij de belevingswereld van het kind, zodat het kind veiligheid en geborgenheid ervaart. 3.
Specifieke kenmerken van de zorg
Refererend aan ‘Gekwalificeerd voor de Toekomst’ (1996) wordt met gebruikmaking van onderstaande clusters van activiteiten en interventies van verpleegkundigen gewezen op specifieke kenmerken van een kinderverpleegkundige.
Bijlage B: Beschrijving deskundigheidsgebieden (concept)
31
3.1Methodische beroepsuitoefening 3.1.1 Verzamelen en interpreteren van gegevens De kinderverpleegkundige verzamelt gegevens van het kind in samenwerking met de ouders over somatische-, psychische-, sociale-, spirituele- en omgevingsaspecten. 3.1.2 Plannen van zorg Vergelijkbaar met verpleegkundigen verwerkt de kinderverpleegkundige gegevens systematisch in een individueel verpleegplan. 3.1.3 Uitvoeren van zorg In de uitvoering van zorg, onderscheiden naar somatische-, psychische-, sociale- en omgevingsaspecten zijn onderstaande activiteiten specifiek voor een kinderverpleegkundige. Somatische aspecten: gevoelens en vragen van het kind rond seksualiteit en voortplanting serieus nemen; alert zijn op signalen van mishandeling; psychische aspecten; de harmonische ontwikkeling van de persoonlijkheid van het kind stimuleren, er zorg voor dragen dat, met uitzondering van bijzondere omstandigheden, het kind niet van de ouders gescheiden wordt; ondersteunen en stimuleren van de mogelijkheden om te spelen, zich te vermaken, al naar gelang de leeftijd en lichamelijke conditie van het kind, de mogelijkheden voor onderwijs aan het kind aanbieden; opstellen en bewaken van het dagprogramma van het kind; het kind begeleiden, waarbij rekening gehouden wordt met het taalgebruik en het ontwikkelingsniveau van het kind; ondersteuning bieden aan een kind in een (levens)bedreigende situatie; het kind begeleiden bij psychosomatische en psychosociale problemen; een kind met stoornissen in het gedrag begeleiden en in zijn interactie met de omgeving structuur bieden; het kind beschermen tegen overbodige handelingen en onderzoeken en tegen oneigenlijk gebruik van de persoonlijke gegevens; wijze van communicatie en waarneming bij kinderen aanpassen wat betreft ontwikkelingsniveau en ook bij kinderen die de Nederlandse taal niet beheersen. Sociale aspecten: ondersteuning bieden bij de zorg voor sociale vrijheid; zorg dragen dat kinderen in eenzelfde leeftijds- en ontwikkelingsfase contact met elkaar hebben; zorg dragen dat ouders bij het zieke kind aanwezig kunnen zijn; zorg dragen dat het sociale netwerk onderhouden wordt. 3.1.4 Verpleegtechnische handelingen Bij de uitvoering van verrichtingen of handelingen is een belangrijk verschil dat de te hanteren werkwijze mede bepaald wordt door de leeftijd en het ontwikkelingsniveau van het kind. 3.1.5 Zorg voor de omgeving Specifieke voor de kinderverpleegkundige is de zorg voor: het aanbieden aan het kind van een stimulerende, veilige omgeving waar voldoende deskundig toezicht is en die berekend is op kinderen van alle leeftijds- en ontwikkelingsniveaus;
Bijlage B: Beschrijving deskundigheidsgebieden (concept)
32
-
de woonomgeving, door ouders te adviseren over de aspecten waaraan de woonomgeving voor een kind moet voldoen en waar nodig verwijzen naar andere hulpverleners
3.1.6 Zorg voor het pedagogisch klimaat Het kind heeft, aangepast aan het ontwikkelingsniveau en de mate van zelfredzaamheid ondersteuning in de zorg nodig. Hiertoe behoren ook opvoedende taken omdat het van belang is dat het normale leef- en ontwikkelingsritme zoveel mogelijk gecontinueerd en gestimuleerd wordt. Zowel de verzorgende alsmede de opvoedende taken moeten in nauwe samenwerking en afstemming met de ouders en pedagogisch medewerker uitgevoerd worden. De pedagogische taken van de kinderverpleegkundige kunnen beschreven worden als algemene pedagogische vaardigheden in het omgaan met kinderen, waardoor structuur, veiligheid en geborgenheid geboden wordt. Aansluiten bij wat zich in de belevingswereld van het kind afspeelt, is hierbij een uitgangspunt 3.1.7 Begeleiden en instrueren van ouders De begeleiding van ouders is een specifieke taak van een kinderverpleegkundige. Dit betekent dat zij: ouders verpleegtechnische vaardigheden aanleert, zodat zij deze in de thuissituatie bij hun kind kunnen aanleren; tijdens de dagelijkse zorg voor het kind tijd neemt voor persoonlijk contact met de ouders; op deze momenten informatie verstrekt en afspraken maakt over de participatie van de ouders bij de zorg van het kind en de wijze waarop zij voorbereid worden; de ouders begeleidt en ondersteunt in de relatie tot hun kind. 3.1.8 Rapporteren van en evalueren over verleende zorg Hierin zijn geen verschillen te duiden tussen verpleegkundige en kinderverpleegkundige.
3.2Preventie, GVO en voorlichting De kinderverpleegkundige past primaire, secundaire en tertiaire preventie toe De wijze waarop deze wordt uitgevoerd, wordt mede bepaald door de ontwikkelingsfase waarin het kind zich bevindt. Van de kinderverpleegkundige wordt verwacht dat zij in staat is zowel verbale als non-verbale signalen van het kind op de juiste wijze te interpreteren.
Bijlage B: Beschrijving deskundigheidsgebieden (concept)
33
3.3Consultatie De kinderverpleegkundige verleent, gevraagd en ongevraagd, consult aan andere hulp- en zorgverleners. Het specifieke van de consultfunctie is gelegen in de ervaringskennis van kinderverpleegkundigen m.b.t. de uitvoering van complexe interventies, waarbij niet op standaardprocedures kan worden teruggevallen. Ook de ervaringskennis m.b.t. kinderen met specifieke gezondheidsproblemen en/of in problematische psychosociale situaties m,aakt de consultfunctie specifiek.
3.4Coördineren en organiseren van zorg De kinderverpleegkundige dient in staat te zijn verantwoordelijkheid te dragen voor de organisatie van de zorg rond individuele zorgvragers Zij kan overleg voeren met de eigen discipline en andere disciplines. Daarnaast kan de kinderverpleegkundige een zorginhoudelijke regiefunctie vervullen. Hierin verschilt zij niet van de coördinatie en organisatie van zorg door verpleegkundigen. Specifiek voor de kinderverpleegkundige is wel: de coördinatie van verrichtingen die, na overleg met de ouders, door de ouders uitgevoerd zullen worden; de opstelling als intermediair tussen het kind en andere hulpverleners.
3.5Kwaliteitszorg en deskundigheidsbevordering Ook op het gebied van kwaliteitszorg en deskundigheidsbevordering heeft een kinderverpleegkundige haar verantwoordelijkheden en taken. In dat opzicht verschilt zij niet van een verpleegkundige, zij het dat het object ‘gekleurd’ wordt door de patiëntencategorie.
Bijlage B: Beschrijving deskundigheidsgebieden (concept)
34
Bijlage B: Beschrijving deskundigheidsgebieden (concept)
35
Deskundigheidsgebied intensive care kinder verpleegkundige De beschrijving van het deskundigheidsgebied van de ICK verpleegkundige is ten dele ontleend aan het functieprofiel van de Intensive Care Verpleegkundige (mei 97) van de Nederlandse Vereniging voor Intensive Care Verpleegkundigen (NVIC-V) en het concept functieprofiel Kinderverpleegkundige (juni 1999) van de Vereniging Van Kinderverpleegkundigen (VVKV).
1.
De handelingscontext
De ICK verpleegkundige zorgt voor kinderen met een dreigende of aanwezige ernstige stoornis van één of meerdere vitale functies. Een dreigende of aanwezige ernstige stoornis van één of meerdere vitale functies veroorzaakt bij het kind een grote diversiteit aan problemen. Deze problemen liggen op het fysieke vlak, in psychosociale groei en ontwikkeling. Ook heeft de ICK verpleegkundige te maken met ouders en gezinsleden. Voor beiden heeft zij1 een specifieke verantwoordelijkheid, omdat kind en ouders/gezin een onlosmakelijke eenheid vormen. De zorg strekt zich uit van pasgeborenen tot en met kinderen van 17 jaar. Een belangrijk kenmerk hiervan is dat een ICK verpleegkundige te maken heeft met individuen die in ontwikkeling zijn, waarbij elk ontwikkelingsniveau een eigen benadering vraagt. Het ontwikkelingsniveau van het kind is mede bepalend voor de zorg. Ieder kind heeft een eigen beleving en interpretatie van de werkelijkheid en geen of onvoldoende verbale vermogens. Een kind reageert op zijn eigen wijze op ziek zijn en dit komt tot uiting op zowel psychisch, somatisch als sociaal vlak. Een bijzonder aspect is tevens dat aandoening, behandeling en ziekenhuisverblijf een impact kunnen hebben op de verdere ontwikkeling van het kind. Hierdoor is het streven naar beperking van achterstand in c.q. continuering en stimulering van het normale leef- en ontwikkelingsritme van essentieel belang. Een kind heeft totale zorg of ondersteuning in de zorg nodig, aangepast aan diens ontwikkelingsniveau en mate van zelfredzaamheid. Bij een kind op een Intensive Care voor Kinderen (ICK) doet zich een buitengewone verscheidenheid aan (verpleeg)problemen en combinaties van (verpleeg)problemen voor, tot uiting komend in verschijnselen die kenmerkend zijn voor het levensbedreigende karakter van de situatie. Voor het vaststellen van (verpleeg)problemen, heeft de ICK verpleegkundige naast haar eigen waarneming, kennis en inzicht in wat voor de patiënt normaal is, de beschikking over een uitgebreid instrumentarium. Gegevens afkomstig van de aan het kind aangesloten apparatuur, uit het frequente overleg met (zo mogelijk het kind zelf), de ouders, eigen en andere disciplines, verschaffen de ICK verpleegkundige een gedetailleerd beeld van één of twee patiënten. ICK verpleegkunde is onderdeel van de intramurale gezondheidszorg en vindt plaats in academische ziekenhuizen (last resort) Een specifieke terrein is de verpleegkundige begeleiding van het interklinisch intensive care transport. Onder het interklinisch transport wordt verstaan: transport van het ernstig zieke kind tussen academische centra 1 In deze tekst kan het woord "zij" (de ICK verpleegkundige) vervangen worden door "hij", tevens kan het woord "ouders" vervangen worden door "ouder" of "verzorgers".
Bijlage B: Beschrijving deskundigheidsgebieden (concept)
36
het stabiliseren van het ernstig zieke kind voor transport in een niet academisch ziekenhuis en het transporteren naar een academisch ziekenhuis. De handelingscontext, specifieke eisen voor functie uitoefening en methodische beroepsuitoefening zijn hierbij van toepassing. Met dien verstande dat de handelingscontext binnen een niet academisch ziekenhuis en tijdens het transport nauwere grenzen met zich meebrengt. De ICK verpleegkundige moet zich met klinische excellentie bewegen binnen deze grenzen. Gespecialiseerde artsen en verpleegkundigen vormen op een ICK de kern van het behandelend team. Voor een optimale behandeling en verzorging zijn daarnaast ook ouders/gezinsleden en andere in het kind gespecialiseerde disciplines bij de zorg betrokken. Kenmerkend voor de ICK is de aanwezigheid en het gebruik van uitgebreide technische voorzieningen. Kenmerkend is ook de aanpassing van de omgeving aan de leeftijd en ontwikkelingsfase van het kind, waarbij ernaar gestreefd wordt dat deze voor het kind herkenbaar, betrouwbaar, veilig en acceptabel is. De beperkingen die voortvloeien uit de conditie van het kind vragen om interventies, waarbij vaak gebruik gemaakt wordt van specifieke apparatuur, hulpmiddelen en methoden aangepast aan de leeftijd en ontwikkelingsfase van het kind. Verpleegkundige activiteiten bij intensive care behoeftige kinderen kunnen alleen verantwoord worden toegepast, indien effecten van deze procedures kunnen worden gecontroleerd. De vitale functies van het kind worden op de ICK bewaakt, ondersteund en/of overgenomen. De lichamelijke toestand van het kind is vaak (potentieel) instabiel. De kans op onverwachte complicaties met ernstige, zo niet fatale gevolgen is groot. Gegevens, afkomstig uit verschillende bronnen dienen continu geanalyseerd te worden om subtiele veranderingen in de toestand van het kind bijtijds te signaleren. De voortdurende observatie, diagnostisering en interventies zijn noodzakelijk om de conditie van het kind te stabiliseren en te optimaliseren, welzijn te bevorderen en complicaties te beperken en voorkomen. Daarnaast is een continue observatie noodzakelijk vanwege de grote risico's, die de toegepaste therapieën met zich meebrengen. Een snelle toepassing van de geselecteerde interventies is noodzakelijk, omdat de toestand van het kind vaak geen of te weinig ruimte laat voor uitstel. Het is duidelijk dat binnen de geschetste handelingscontext de beroepsspecifieke vaardigheden, zoals verworven door een initiële of andere specialistische vervolgopleiding ontoereikend zijn. Intensive Care Kinderverpleegkundigen worden geacht te beschikken over specifieke kennis en vaardigheden.
Bijlage B: Beschrijving deskundigheidsgebieden (concept)
37
2.
De specifieke eisen om als ICK-verpleegkundige te kunnen functioneren
Het specifieke karakter van deze gespecialiseerde verpleegkundige functie, waarmee verschillen met initieel en andere gespecialiseerde opgeleiden geduid kunnen worden, is gelegen in de kennis van groei en ontwikkelingsstoornissen, fysieke en psychosociale problemen en verschijnselen bij kinderen als gevolg van ernstige stoornissen in vitale functies en de toepassing van deze kennis op de onderscheiden aspecten van het verpleegkundig handelen. De zorg voor de ICK patiënt vereist een gespecialiseerde verpleegkundige, die kan omgaan met acute en onvoorspelbare veranderingen in de lichamelijke toestand van het kind. Een ICK verpleegkundige dient situaties snel te kunnen overzien en efficiënt en flexibel te reageren. Zij is in staat in complexe, voortdurend veranderende situaties geschikte procedures te kiezen of te creëren en toe te passen. Zij is in staat mee te denken in (en uitvoering te geven aan) de ontwikkeling van nieuwe procedures, tactieken en strategieën, zowel op micro- als op meso-niveau. De ICK verpleegkundige dient, binnen de grenzen van haar eigen deskundigheid, bevoegdheid en bekwaamheid, de verantwoordelijkheid te kunnen nemen en dragen voor het totale zorgproces van kinderen op een ICK (en tijdens interklinisch transport) Dit houdt in dat een ICK verpleegkundige de competenties heeft om: voortdurend gegevens over het kind, afkomstig uit verschillende bronnen, te verzamelen en te interpreteren; bij snelle en onverwachte veranderingen in de toestand van het kind te komen tot een juiste prioriteitsstelling; de zorg van de haar toegewezen kinderen te coördineren; bepaalde leeftijd en patiëntencategorieën op een specifieke wijze te benaderen, toegespitst op de groei- en ontwikkelingsfase en belevingswereld waarin zij verkeren; zowel (verpleeg)problemen op het fysieke vlak als (verpleeg)problemen op het psychosociale en groei en ontwikkelingsvlak te onderkennen en daarin ook de ouders en het gezin te betrekken; de eigen emotionele belasting en emotionele belasting van anderen te bewaken en te bespreken; om in een multi-disciplinaire aanpak zorg te verlenen aan het kind en ouders/gezin; op constructieve wijze te communiceren met eigen en andere disciplines, die bij de zorg voor het kind betrokken zijn; bij alle ICK patiënten observatietechnieken, technische uitvoering, materiaal en apparatuurgebruik toe te passen; voorstellen te doen en uitvoering te geven aan verbetering van de algemene kwaliteit van zorg op de ICK.
3.
Specifieke kenmerken van de zorg
Refererend aan ‘Gekwalificeerd voor de Toekomst’ (1996) wordt met gebruikmaking van onderstaande clusters van activiteiten en interventies van verpleegkundigen gewezen op specifieke kenmerken van een Intensive Care Kinderverpleegkundige.
Bijlage B: Beschrijving deskundigheidsgebieden (concept)
38
3.1Methodische beroepsuitoefening Verzamelen en interpreteren van gegevens De ICK-Verpleegkundige volgt (veranderingen in) de lichamelijke, psychosociale en groei en ontwikkelingstoestand van het kind en diens reactie op de zorg/behandeling nauwlettend op basis van analyse en interpretatie van gegevens verkregen van ouders, uit anamnese, observatie, apparatuur, laboratoriumuitslagen, overdracht, rapportage. De ICK-verpleegkundige stelt aan de hand van de verzamelde gegevens vast welke (verpleeg) problemen van de patiënt behandeling behoeven Deze Kinderverpleegkundige vaardigheid krijgt zijn specifieke karakter tegen de achtergrond van (snel) veranderende gezondheidssituaties van patiënten en de noodzaak van snel en adequaat handelen. Het specifieke karakter is ook te ontlenen aan de diversiteit van informatiebronnen en interpretatiemogelijkheden. Plannen van zorg De ICK-Verpleegkundige maakt afspraken met de patiënt, ouders/verzorgers over activiteiten in het kader van de zorg en behandeling. Zij stelt het te bereiken resultaat, de daarvoor benodigde interventies en evaluatiemomenten vast. Zij plant interventies, gericht op het welzijn van het kind binnen het behandelplan. Deze verpleegkundige vaardigheid krijgt zijn specifieke karakter door de handelingscontext van de ICKverpleegkundige, waarin snel, flexibel en efficiënt handelen een belangrijk kenmerk is. Uitvoeren van zorg en bewaking Naast de gangbare acties en interventies van kinderverpleegkundigen, worden die van de ICKverpleegkundigen gekenmerkt door de beschikking over en toepassing van een groter arsenaal aan verzorging- en bewakingstechnieken. In de uitvoering van zorg, onderscheiden naar somatische, psychische, sociale en omgevingsfactoren zijn onderstaande activiteiten specifiek voor een ICK verpleegkundige Somatische aspecten ondersteuning bieden bij het recht van het kind op medische verzorging; gevoelens en vragen van het kind rond seksualiteit en voortplanting serieus nemen; alert zijn op signalen van mishandeling. Psychische aspecten de harmonische ontwikkeling van de persoonlijkheid van het kind stimuleren, er voor zorg dragen dat, met uitzondering van omstandigheden, het kind zo weinig mogelijk van zijn ouders/gezin gescheiden wordt; ondersteunen en stimuleren van de mogelijkheden om te spelen, zich te vermaken, al naar gelang de (geestelijke) leeftijd en lichamelijke conditie/beperkingen van het kind; de mogelijkheden van onderwijs aan het kind aanbieden; opstellen en bewaken van een dagprogramma van het kind waarin binnen de mogelijkheden voldoende rustmomenten worden gecreëerd; het kind en ouders begeleiden, waarbij rekening gehouden wordt met taalgebruik, communicatie mogelijkheden en ontwikkelingsniveau; ondersteuning bieden aan kind en ouders in een (levens)bedreigende situatie; het kind begeleiden bij psychosomatische en psychosociale problemen;
Bijlage B: Beschrijving deskundigheidsgebieden (concept)
39
-
een kind met stoornissen in het gedrag begeleiden en in zijn interactie met de omgeving structuur bieden; het kind beschermen tegen onderbehandeling, overbodige handelingen en onderzoeken en tegen oneigenlijk gebruik van gegevens; wijze van communicatie en waarneming van kinderen aanpassen wat betreft ontwikkelingsniveau, ook bij kinderen die de Nederlandse taal niet beheersen.
Sociale aspecten ondersteuning bieden bij de zorg voor sociale vrijheid; zorg dragen dat ouders bij het zieke kind aanwezig kunnen zijn; het bevorderen en faciliteren van andere belangrijke sociale contacten. Verpleegtechnische handelingen Het verpleegtechnisch handelen van de ICK-Verpleegkundige wordt gekenmerkt door een uitgebreid handelingsrepertoire voor bewaking, ondersteuning en/of overname van de vitale functies. Dit heeft betrekking op de circulatie, respiratie, nierfunctie, neurologie, lijnen/catheters/drains en geneesmiddelen. Bij de uitvoering van verrichtingen of handelingen is een belangrijk verschil dat de te hanteren werkwijze mede bepaald wordt door de leeftijd en ontwikkelingsniveau van het kind. Op deze gebieden onderscheidt zij zich duidelijk van verpleegkundigen met alleen een initiële opleiding en andere gespecialiseerde verpleegkundigen. Zorg voor de omgeving Specifiek voor de ICK verpleegkundige is de zorg voor: het aanbieden aan het kind van een veilige en hygiënische omgeving; het streven naar een positief stimulerende omgeving; een omgeving waar voldoende deskundige toezicht is en die is berekend is op kinderen van alle leeftijd -en ontwikkelingsniveaus; de woonomgeving, door ouders te adviseren over de aspecten waaraan de woonomgeving voor een kind moet voldoen en waar nodig verwijzen naar andere hulpverleners. Zorg voor pedagogisch klimaat Het kind heeft, aangepast aan het ontwikkelingsniveau, en de mate van zelfredzaamheid, ondersteuning in zorg nodig. Hiertoe behoren ook opvoedende taken omdat het van belang is dat er naar gestreefd wordt om het normale leef- en ontwikkelingsritme, zoveel mogelijk gecontinueerd en gestimuleerd wordt. Zowel de verzorgende alsmede de opvoedende taken moeten in nauwe samenwerking en afstemming met de ouders en pedagogisch medewerker uitgevoerd worden. De pedagogische taken van een ICK verpleegkundige kunnen beschreven worden als algemene pedagogische vaardigheden in het omgaan met kinderen, waardoor structuur, veiligheid en geborgenheid geboden wordt. Aansluiten wat zich in de belevingswereld van het kind afspeelt, is hierbij een uitgangspunt. Begeleiden en instrueren van ouders De begeleiding van ouders is een specifieke taak van de (IC) Kinderverpleegkundige, dit betekent dat zij:
Bijlage B: Beschrijving deskundigheidsgebieden (concept)
40
-
ouders verpleegtechnische vaardigheden aanleert, zodat zij deze in de thuissituatie bij hun kind kunnen toepassen; tijdens de zorg voor het kind tijd neemt voor persoonlijk contact met de ouders; de ouders informatie verstrekt en structureel gesprekken organiseert met verantwoordelijke artsen en actief deelneemt aan deze gesprekken; binnen de mogelijkheden veilige ouderparticipatie stimuleert; afspraken maakt over participatie van de ouders bij de zorg van het kind en de wijze waarop zij voorbereid worden; de ouders begeleidt en ondersteunt in de relatie tot hun kind en het ziektebeeld; ouders en gezin begeleidt en ondersteunt bij het stervensproces van het kind.
Evalueren van en rapporteren over de zorg Hierin zijn geen verschillen te duiden tussen verpleegkundige en ICK-verpleegkundige, zij het dat de inhoud bepaald wordt door de handelingscontext.
3.2Preventie en voorlichting De ICK-verpleegkundige neemt maatregelen ter voorkoming van infecties, gerelateerd aan de immunogecompromiteerde toestand van patiënten op de ICK-afdeling. De ICK-verpleegkundige voorkomt accidentele verwijdering van therapeutische of diagnostisch hulpmiddelen. De ICK verpleegkundige past primaire, secundaire en tertiaire preventie toe. De wijze waarop deze wordt uitgevoerd, wordt mede bepaald door de ontwikkelingsfase waarin het kind zich bevindt. Van de ICK verpleegkundige wordt verwacht dat zij in staat is zowel verbale als non verbale signalen van het kind en ouders op juiste wijze te interpreteren. Op de overige acties en interventies met betrekking tot preventie en voorlichting, onderscheidt de ICKverpleegkundige zich niet van de verpleegkundige.
3.3
Consultatie
De ICK verpleegkundige verleent gevraagd en ongevraagd, consult aan andere hulpverleners. Het specifieke van de consultatie is gelegen in de ervaringskennis van ICK verpleegkundigen m.b.t. de uitvoering van complexe observaties en interventies, waarbij niet op de standaardprocedures kan worden teruggevallen c.q. de ervaringskennis m.b.t. kinderen met specifieke gezondheidsproblemen en/of in problematische psychosociale situaties.
3.4Coördineren en organiseren van zorg De ICK verpleegkundige dient in staat te zijn verantwoordelijkheid te dragen voor de organisatie van de zorg rond individuele zorgvragers. Zij kan overleg voeren met de eigen en andere disciplines. Daarnaast kan de ICK verpleegkundige een zorginhoudelijke regiefunctie vervullen. Hierin verschilt zij niet van de coördinatie en organisatie van zorg door verpleegkundigen.
Bijlage B: Beschrijving deskundigheidsgebieden (concept)
41
Specifieke (IC) Kinderverpleegkundige vaardigheid is wel: de coördinatie van verrichtingen die, na overleg met de ouders, door de ouders uitgevoerd zullen worden; de opstelling als intermediair tussen het kind/ouders en andere hulpverleners.
3.5Kwaliteitszorg en deskundigheidsbevordering Ook op het gebied van kwaliteitszorg en deskundigheidsbevordering heeft een ICK verpleegkundige haar verantwoordelijkheden en taken. In dat opzicht verschilt zij niet van een verpleegkundige, zij het dat het object ‘gekleurd’ wordt door de patiëntencategorie, de academische i.c. setting en de zeer snelle ontwikkelingen binnen het vakgebied, waarbinnen de verpleegkundige zorg wordt verleend.
3.6Onderzoek en onderwijs Ook op het gebied van onderzoek en onderwijs heeft een ICK-verpleegkundige haar verantwoordelijkheden en taken. Specifiek voor de verpleegkundige vaardigheid is het ondersteunen en (mede) uitvoering geven aan onderwijs en wetenschappelijk onderzoek waarbij het object ‘gekleurd’ wordt door de patiëntencategorie en de academische setting waarbinnen de verpleegkundige zorg wordt verleend.
Bijlage B: Beschrijving deskundigheidsgebieden (concept)
42
Bijlage B: Beschrijving deskundigheidsgebieden (concept)
43
Deskundigheidsgebied intensive care neonatologie verpleegkundige De beschrijving van het deskundigheidsgebied van de ICN verpleegkundige is ten dele ontleend aan het functieprofiel van de Intensive Care Verpleegkundige (mei 97) van de Nederlandse Vereniging voor Intensive Care Verpleegkundigen (NVIC-V) en het concept functieprofiel Kinderverpleegkundige (juni 1999) van de Vereniging Van Kinderverpleegkundigen (VVKV).
1.
De handelingscontext
Op het gebied van de Neonatologie heeft de verpleegkundige te maken met pasgeborenen met een dreigende of aanwezige stoornis van één of meerdere vitale functies. Een dreigende of aanwezige ernstige stoornis van één of meerdere vitale functies veroorzaakt bij de pasgeborene een grote diversiteit aan problemen. Deze problemen liggen op het fysieke vlak, in (psychosociale) groei en ontwikkeling. De ICN verpleegkundige heeft te maken met ouders en gezinsleden. Voor beiden heeft zij2 een specifieke verantwoordelijkheid, omdat kind en ouders/gezin een onlosmakelijke eenheid vormen. De ouders moeten hun kind leren kennen in een uitzonderlijke situatie en de hechting tussen kind en ouders moet gestimuleerd worden. De ICN verpleegkundige verleent zorg aan kinderen die zijn geboren na een zwangerschapsduur van 24 tot 43 weken. Daardoor heeft de verpleegkundige te maken met een individu dat in ontwikkeling is. Dit specifieke ontwikkelingsniveau is bepalend voor de zorg die wordt verleend. De pasgeborene beschikt over onvoldoende verbale vermogens om te reageren op zijn ziek zijn. Daarnaast is de pasgeborene totaal afhankelijk van de verpleegkundige zowel op het sociale, somatische als psychische vlak. Een bijzonder aspect is tevens dat aandoening, behandeling en ziekenhuisverblijf een impact kunnen hebben op de verdere ontwikkeling van de pasgeborene. Hierdoor is de stimulering van de normale ontwikkeling van de pasgeborene van essentieel belang, teneinde het oplopen achterstand in ontwikkeling te beperken. Bij een pasgeborene op een Neonatale Intensive Care Unit (NICU) doet zich een buitengewone verscheidenheid aan (verpleeg)problemen en combinaties van (verpleeg)problemen voor, tot uiting komend in verschijnselen die kenmerkend zijn voor het levensbedreigende karakter van de situatie. Voor het vaststellen van (verpleeg)problemen, heeft de ICN verpleegkundige naast haar eigen waarneming, kennis en inzicht in wat voor de patiënt normaal is, de beschikking over een uitgebreid instrumentarium. Gegevens afkomstig van de aan de pasgeborene aangesloten apparatuur, uit het frequente overleg met de ouders, eigen en andere disciplines, verschaffen de ICN verpleegkundige een gedetailleerd beeld van één of twee patiënten.
2
In deze tekst kan het woord "zij" (de ICN verpleegkundige) vervangen worden door "hij", tevens kan het woord "ouders" vervangen worden door "ouder" of "verzorgers".
Bijlage B: Beschrijving deskundigheidsgebieden (concept)
44
ICN verpleegkunde is onderdeel van de intramurale gezondheidszorg en vindt momenteel plaats in 10 neonatale centra, gesitueerd in 8 academische ziekenhuizen en 2 algemene ziekenhuizen (artikel 2 functie). Daarnaast vindt kortdurende IC-zorg van maximaal 24 uur plaats op kinder-/couveuseafdelingen in algemene ziekenhuizen. Gespecialiseerde artsen en verpleegkundigen vormen op een NICU de kern van het behandelend team. Voor een optimale behandeling en verzorging zijn daarnaast ook ouders/gezinsleden en andere in het kind gespecialiseerde disciplines bij de zorg betrokken. Kenmerkend voor de zorg op een NICU is de aanwezigheid en het gebruik van uitgebreide technische voorzieningen. Kenmerkend is ook de aanpassing van de omgeving aan de specifieke ontwikkelingsfase van de pasgeborene, waarbij ernaar gestreefd wordt dat deze voor het kind en de ouders betrouwbaar, veilig en acceptabel is. De beperkingen die voortvloeien uit de conditie van de pasgeborene vragen om interventies, waarbij vaak gebruik gemaakt wordt van specifieke apparatuur, hulpmiddelen en methoden aangepast aan de specifieke ontwikkelingsfase van de pasgeborene. Verpleegkundige activiteiten bij intensive care behoeftige pasgeborenen kunnen alleen verantwoord worden toegepast, indien effecten van deze procedures kunnen worden gecontroleerd. De vitale functies van de pasgeborene worden op de NICU bewaakt, ondersteund en/of overgenomen. De lichamelijke toestand van de pasgeborene is vaak (potentieel) instabiel. De kans op onverwachte complicaties met ernstige, zo niet fatale gevolgen is groot. Gegevens, afkomstig uit verschillende bronnen dienen continu geanalyseerd te worden om subtiele veranderingen in de toestand van het kind bijtijds te signaleren. De voortdurende observatie, diagnostisering en interventies zijn noodzakelijk om de conditie van de pasgeborene te stabiliseren en te optimaliseren, welzijn te bevorderen en complicaties te beperken en voorkomen. Daarnaast is een continue observatie noodzakelijk vanwege de grote risico's, die de toegepaste therapieën met zich meebrengen. Een snelle toepassing van de geselecteerde interventies is noodzakelijk, omdat de toestand van het kind vaak geen of te weinig ruimte laat voor uitstel. Het is duidelijk dat binnen de geschetste handelingscontext de beroepsspecifieke vaardigheden, zoals verworven door een initiële of andere specialistische vervolgopleiding ontoereikend zijn. Intensive Care Neonatologie verpleegkundigen worden geacht te beschikken over specifieke kennis en vaardigheden.
2.
De specifieke eisen om als ICN-verpleegkundige te kunnen functioneren
Het specifieke karakter van deze gespecialiseerde verpleegkundige functie, waarmee verschillen met initieel en andere gespecialiseerde opgeleiden geduid kunnen worden, is gelegen in de kennis van groei en ontwikkelingsstoornissen, fysieke en psychosociale problemen en verschijnselen bij kinderen als gevolg van ernstige stoornissen in vitale functies en de toepassing van deze kennis op de onderscheiden aspecten van het verpleegkundig handelen. De zorg voor de IC patiënt vereist een gespecialiseerde verpleegkundige, die kan omgaan met acute en onvoorspelbare veranderingen in de lichamelijke toestand van de pasgeborene. Een ICN verpleegkundige dient situaties snel te kunnen overzien en efficiënt en flexibel te reageren.
Bijlage B: Beschrijving deskundigheidsgebieden (concept)
45
Zij is in staat in complexe, voortdurend veranderende situaties geschikte procedures te kiezen of te creëren en toe te passen. Zij is in staat mee te denken in (en uitvoering te geven aan) de ontwikkeling van nieuwe procedures, tactieken en strategieën, zowel op micro- als op meso-niveau. De ICN verpleegkundige dient, binnen de grenzen van haar eigen deskundigheid, bevoegdheid en bekwaamheid, de verantwoordelijkheid te kunnen nemen en dragen voor het totale zorgproces van pasgeborenen op een NICU. Dit houdt in dat een ICN verpleegkundige in staat is om: voortdurend gegevens over de pasgeborene, afkomstig uit verschillende bronnen, te verzamelen en te interpreteren; bij snelle en onverwachte veranderingen in de toestand van de pasgeborene te komen tot een juiste prioriteitsstelling; de zorg van de haar toegewezen pasgeborenen te coördineren; (verpleeg)problemen op zowel het fysieke vlak als op het psychosociale en groei en ontwikkelingsvlak te onderkennen en daarin ook de ouders en het gezin te betrekken; de eigen emotionele belasting en emotionele belasting van anderen te bewaken en te bespreken; in een multidisciplinaire aanpak zorg te verlenen aan de pasgeborene en ouders/gezin; op constructieve wijze te communiceren met eigen en andere disciplines, betrokken bij de zorg voor de pasgeborene; bij alle patiënten observatietechnieken, technische uitvoering, materiaal en apparatuurgebruik toe te passen; nauw samenwerking en afstemming te zoeken met de ouders; voorstellen te doen en uitvoering te geven aan verbetering van de algemene kwaliteit van zorg op de NICU; het verpleegkundig handelen te relateren aan de zwangerschapsduur waarna het kind is geboren.
3.
Specifieke kenmerken van de zorg
Refererend aan “Gekwalificeerd voor de Toekomst” (1996) wordt met gebruikmaking van onderstaande clusters van activiteiten en interventies van verpleegkundigen gewezen op specifieke kenmerken van een Intensive Care Neonatologie verpleegkundige.
3.1
Methodische beroepsuitoefening
Verzamelen en interpreteren van gegevens De ICN-verpleegkundige volgt (veranderingen in) de lichamelijke, psychosociale en groei en ontwikkelingstoestand van de pasgeborene en diens reactie op de zorg/behandeling nauwlettend op basis van analyse en interpretatie van gegevens verkregen van ouders, uit anamnese, observatie, apparatuur, laboratoriumuitslagen, overdracht, rapportage. De ICN-verpleegkundige stelt aan de hand van de verzamelde gegevens vast welke (verpleeg)problemen van de patiënt behandeling behoeven
Bijlage B: Beschrijving deskundigheidsgebieden (concept)
46
Deze Kinderverpleegkundige vaardigheid krijgt zijn specifieke karakter tegen de achtergrond van (snel) veranderende gezondheidssituaties van patiënten en de noodzaak van snel en adequaat handelen. Het specifieke karakter is ook te ontlenen aan de diversiteit van informatiebronnen en interpretatiemogelijkheden. Plannen van zorg De ICN-verpleegkundige maakt afspraken met de ouders/verzorgers over activiteiten in het kader van de zorg en behandeling. Daarbij houdt zij rekening met de sterke afhankelijkheid die de patiënt heeft van de verpleegkundige. Zij stelt het te bereiken resultaat, de daarvoor benodigde interventies en evaluatiemomenten vast. Zij plant interventies, gericht op het welzijn van de pasgeborene binnen het behandelplan. Deze verpleegkundige vaardigheid krijgt zijn specifieke karakter door de handelingscontext van de ICNverpleegkundige, waarin snel, flexibel en efficiënt handelen een belangrijk kenmerk is. Uitvoeren van zorg en bewaking Naast de gangbare acties en interventies van (kinder)verpleegkundigen, worden die van de ICNverpleegkundigen gekenmerkt door de beschikking over en toepassing van een groter arsenaal aan verzorging- en bewakingstechnieken. In de uitvoering van zorg, onderscheiden naar somatische, psychische, sociale en omgevingsfactoren zijn onderstaande activiteiten specifiek voor een ICN verpleegkundige Somatische aspecten - ondersteuning bieden bij het recht van de pasgeborene op medische verzorging; - alert zijn op signalen van pijn, stress en onwel bevinden. Psychische aspecten de harmonische ontwikkeling van de persoonlijkheid van het kind stimuleren, er voor zorg dragen dat, met uitzondering van omstandigheden, de pasgeborene zo weinig mogelijk van zijn ouders/gezin gescheiden wordt; ondersteunen en stimuleren van de normale ontwikkeling van de pasgeborene , al naar gelang de lichamelijke conditie en beperkingen van de pasgeborene; de mogelijkheden aanbieden zodat de pasgeborene zich prettig kan voelen; zodanig plannen van de zorg dat er voldoende rustmomenten worden gecreëerd; ouders begeleiden, waarbij rekening gehouden wordt met taalgebruik, communicatie mogelijkheden en ontwikkelingsniveau; ondersteuning bieden aan pasgeborene en ouders in een (levens)bedreigende situatie; de pasgeborene beschermen tegen onderbehandeling, overbodige handelingen en onderzoeken en tegen oneigenlijk gebruik van gegevens. Sociale aspecten - zorg dragen dat ouders bij het zieke kind aanwezig kunnen zijn; - het bevorderen en faciliteren van andere belangrijke sociale contacten.
Bijlage B: Beschrijving deskundigheidsgebieden (concept)
47
Verpleegtechnische handelingen Het verpleegtechnisch handelen van de ICN-verpleegkundige wordt gekenmerkt door een uitgebreid handelingsrepertoire voor bewaking, ondersteuning en/of overname van de vitale functies. Dit heeft betrekking op de circulatie, respiratie, nierfunctie, neurologie, lijnen/catheters/drains en geneesmiddelen. Bij de uitvoering van verrichtingen of handelingen is een belangrijk verschil dat de te hanteren werkwijze mede bepaald wordt door de duur van de zwangerschap en het ontwikkelingsniveau van de pasgeborene. Op deze gebieden onderscheidt zij zich duidelijk van verpleegkundigen met alleen een initiële opleiding en andere gespecialiseerde verpleegkundigen. Zorg voor de omgeving Specifiek voor de ICN verpleegkundige is de zorg voor: het aanbieden aan de pasgeborene van een veilige en hygiënische omgeving; het streven naar een positief stimulerende omgeving; de woonomgeving, door ouders te adviseren over de aspecten waaraan de woonomgeving voor een kind moet voldoen en waar nodig verwijzen naar andere hulpverleners. Zorg voor pedagogisch klimaat De pasgeborene heeft, aangepast aan het ontwikkelingsniveau volledige ondersteuning in zorg nodig. Hiertoe behoren ook, afhankelijk van het ontwikkelingsniveau opvoedende taken. Zowel de verzorgende alsmede de opvoedende taken moeten in nauwe samenwerking en afstemming met de ouders en pedagogisch medewerker uitgevoerd worden. De pedagogische taken van een ICN verpleegkundige kunnen beschreven worden als algemene pedagogische vaardigheden in het omgaan met pasgeborenen, waardoor structuur, veiligheid en geborgenheid geboden wordt. Begeleiden en instrueren van ouders De begeleiding van ouders is een specifieke taak van de (IC) Neonatologie verpleegkundige, dit betekent dat zij: ouders stimuleert contact te leggen met hun kind met als doel een gezonde ouder-kind relatie op te bouwen; ouders verpleegtechnische vaardigheden aanleert, zodat zij deze in de thuissituatie bij hun kind kunnen toepassen; tijdens de zorg voor het kind tijd neemt voor persoonlijk contact met de ouders; de ouders informatie verstrekt en structureel gesprekken organiseert met verantwoordelijke artsen en actief deelneemt aan deze gesprekken; binnen de mogelijkheden veilige ouderparticipatie stimuleert; afspraken maakt over participatie van de ouders bij de zorg van het kind en de wijze waarop zij voorbereid worden; de ouders begeleidt en ondersteunt in de relatie tot hun kind en het ziektebeeld; ouders en gezin begeleidt en ondersteunt bij het stervensproces van het kind. Evalueren van en rapporteren over de zorg Hierin zijn geen verschillen te duiden tussen verpleegkundige en ICN-verpleegkundige, zij het dat de inhoud bepaald wordt door de handelingscontext.
3.2
Preventie en voorlichting
Bijlage B: Beschrijving deskundigheidsgebieden (concept)
48
De ICN-verpleegkundige neemt maatregelen ter voorkoming van infecties, gerelateerd aan de immunogecompromiteerde toestand van patiënten op de NICU-afdeling. De ICN-verpleegkundige voorkomt accidentele verwijdering van therapeutische of diagnostisch hulpmiddelen. De ICN verpleegkundige past primaire, secundaire en tertiaire preventie toe. De wijze waarop deze wordt uitgevoerd, wordt mede bepaald door de ontwikkelingsfase van de pasgeborene. Van de ICN verpleegkundige wordt verwacht dat zij in staat is non verbale signalen van de pasgeborene en verbale en non-verbale signalen van de ouders op juiste wijze te interpreteren. Op de overige acties en interventies met betrekking tot preventie en voorlichting, onderscheidt de ICN verpleegkundige zich niet van de verpleegkundige.
3.3
Consultatie
De ICN verpleegkundige verleent gevraagd en ongevraagd, consult aan andere hulpverleners. Het specifieke van de consultatie is gelegen in de ervaringskennis van ICN verpleegkundigen m.b.t. de uitvoering van complexe observaties en interventies, waarbij niet op de standaardprocedures kan worden teruggevallen c.q. de ervaringskennis m.b.t. pasgeborenen met specifieke gezondheidsproblemen en/of in problematische psychosociale situaties.
3.4
Coördineren en organiseren van zorg
De ICN verpleegkundige dient in staat te zijn verantwoordelijkheid te dragen voor de organisatie van de zorg rond individuele zorgvragers. Zij kan overleg voeren met de eigen en andere disciplines. Daarnaast kan de ICN verpleegkundige een zorginhoudelijke regiefunctie vervullen. Hierin verschilt zij niet van de coördinatie en organisatie van zorg door verpleegkundigen. Specifieke ICN verpleegkundige vaardigheid is wel: de coördinatie van verrichtingen die, na overleg met de ouders, door de ouders uitgevoerd zullen worden; de opstelling als intermediair tussen het kind/ouders en andere hulpverleners.
3.5
Kwaliteitszorg en deskundigheidsbevordering
Ook op het gebied van kwaliteitszorg en deskundigheidsbevordering heeft een ICN verpleegkundige haar verantwoordelijkheden en taken. In dat opzicht verschilt zij niet van een verpleegkundige, zij het dat het object “gekleurd” wordt door de patiëntencategorie, de academische IC-setting en de zeer snelle ontwikkelingen binnen het vakgebied, waarbinnen de verpleegkundige zorg wordt verleend.
Bijlage B: Beschrijving deskundigheidsgebieden (concept)
49
3.6
Onderzoek en onderwijs
Ook op het gebied van onderzoek en onderwijs heeft een ICN-verpleegkundige haar verantwoordelijkheden en taken. Specifiek voor de verpleegkundige vaardigheid is het ondersteunen en (mede) uitvoering geven aan onderwijs en wetenschappelijk onderzoek waarbij het object “gekleurd” wordt door de patiëntencategorie en de academische setting waarbinnen de verpleegkundige zorg wordt verleend.
Bijlage B: Beschrijving deskundigheidsgebieden (concept)
50
Bijlage B: Beschrijving deskundigheidsgebieden (concept)
51
Deskundigheidsgebied obstetrische en gynaecologische verpleegkundige De beschrijving van het deskundigheidsgebied van de Obstetrische en Gynaecologische Verpleegkundige is ontleend aan het functieprofiel voor de Obstetrische en Gynaecologische Verpleegkundige (nov.1997)van de Beroepsvereniging voor Obstetrische en Gynaecologische Verpleegkundigen (B*O*G).
1.
De handelingscontext
Op het gebied van de Obstetrie, heeft de verpleegkundige te maken met vrouwen, hun ongeboren c.q pasgeboren kinderen en hun partners. Voor allen heeft zij een specifieke verantwoordelijkheid, waardoor zij haar zorg soms tegelijk aan twee, drie of meer personen verleent. De zorg strekt zich uit van zwangeren, barenden, kraamvrouwen tot en met pasgeborenen, die elk hun specifieke zorgvragen hebben en een eigen benaderingswijze vragen. Een belangrijk kenmerk van de zorg aan deze categorie patiënten is dat verpleegkundigen te maken hebben met zorgvragen die voortkomen uit de pathologie rond de zwangerschap en met zorgvragen die voortkomen uit de ontwikkelingsfase waarin de vrouw zich bevindt. Als gevolg van zwangerschap, baring of medische behandeling van vrouw en/of kind kan er sprake zijn van grote wisselingen in de gezondheidssituatie van de patiënt. Op het gebied van de Gynaecologie, heeft de verpleegkundige te maken met vrouwen, die zorgvragen hebben voortkomend uit algemeen, oncologisch, urologisch of endocrinologisch gynaecologische aandoeningen, als ook uit fertiliteits- en geboorteregelingsproblemen of seksuologische stoornissen. Ook hier heeft zij te maken met vrouwen en hun partners, voor wie zij in haar zorgverlening verantwoordelijkheid draagt. Verpleegkundige zorg aan de verloskundige en/of gynaecologische patiënt vindt plaats in zowel intra-, transals extramurale zorgsituaties. Deze zijn: Algemeen en Academisch ziekenhuis: afdeling obstetrie, afdeling gynaecologie; high-care afdeling verloskunde; afdeling medium-care neonatologie; spoedeisende hulpafdeling voor obstetrie en neonatologie; operatie-afdeling, intensive care afdeling voor volwassenen; short-stay afdeling; afdeling psychiatrie; polikliniek voor obstetrie, gynaecologie en fertiliteitbehandeling; Perinatologisch centrum; Thuiszorg; Extra murale kraamzorg in diverse vormen; Abortuskliniek; Klinisch genetisch centrum. Verpleegkundige zorg aan de verloskundige en/of gynaecologische patiënt vindt plaats in verpleegsituaties met de volgende kenmerken: op de verlosafdeling met high-care verpleegsituaties en een spoedeisend karakter; op de verloskamers met verantwoordelijkheid voor de verpleegkundige observaties, op basis waarvan direct medisch handelen plaats vindt; -
met eigen verantwoordelijkheid in acute en levensbedreigende situaties voor vrouw en pasgeborenen; met snel wisselende gezondheidssituaties;
Bijlage B: Beschrijving deskundigheidsgebieden (concept)
52
-
met kortdurende verpleegrelaties en hoge turnover; met uitersten in emotionele ervaring van patiënten op een zelfde afdeling, als geboorte en intrauteriene vruchtdood; met ethische vragen en dilemma’s, als euthanasie, zwangerschapsafbreking en behandeling vroeggeborenen; met eigen verantwoordelijkheid voor een verpleegkundig spreekuur; waarin groepsgewijs en individueel voorlichting en begeleiding wordt gegeven aan patiënten en mantelzorg; waarbij maatschappelijke veranderingen (als normen en waarden rondom seksualiteit en voortplanting, vluchtelingenproblematiek, media) en wetenschappelijke ontwikkelingen (als gentherapie, palliatieve zorg) direct invloed hebben op de dagelijkse praktijk.
De zorg aan de verloskundige en/of gynaecologische patiënt vindt plaats in en met multidisciplinaire behandelteams, die vaak uit vele verschillende, wisselende en intra- en extramuraal werkende disciplines bestaan. Het multidisciplinaire behandelteam kan bestaan uit obstetricus, gynaecoloog, kinderarts, neonatoloog, verloskundige, huisarts, kinder-, neonatologie- en IC-verpleegkundige, extramuraal kraamzorgbureau, verpleegkundige ouder-kindzorg en consultatiebureau arts, seksuoloog, oncoloog, medisch maatschappelijk werk, psychiater, psycholoog, diëtist, ouder- en patiëntenverenigingen en (maatschappelijke) instellingen als asielzoekerscentra, FIOM, raad voor de kinderbescherming. Binnen de geschetste handelingscontext zijn de beroepsspecifieke vaardigheden, zoals verworven door een initiële opleiding niet geheel ontoereikend. O&G Verpleegkundigen worden geacht te beschikken over specifieke kennis en specifieke vaardigheden.
2.
De specifieke eisen om als O&G-verpleegkundige te kunnen functioneren
In zijn algemeenheid is te stellen dat het specifieke karakter van het functioneren van deze gespecialiseerde verpleegkundige binnen genoemde handelingscontext op het gebied van de Obstetrie gelegen is in kennis van de pathologie en ontwikkelingsfasen met betrekking tot zwangerschap en baring, de medische behandeling hiervan en de toepassing van deze kennis op alle aspecten van het verpleegkundig handelen. Op dit gebied zal de gespecialiseerd verpleegkundige dienen te beschikken over specifieke kennis, met name op het gebied van de obstetrie, neonatologie, menswetenschappen en verpleegkunde Op het gebied van de Gynaecologie is kennis vereist van de pathologie met betrekking tot voortplanting en seksualiteit, de medische behandeling hiervan en de toepassing van deze kennis op alle aspecten van het verpleegkundig handelen. Op dit gebied zal de gespecialiseerd verpleegkundige dienen te beschikken over specifieke kennis, met name op het gebied van de gynaecologie, menswetenschappen en verpleegkunde.
Bijlage B: Beschrijving deskundigheidsgebieden (concept)
53
Op beide gebieden dient de gespecialiseerd verpleegkundige te beschikken over: cognitieve, psychomotorische, interactieve en reactieve vaardigheden; het vermogen de ontwikkelingen in het vakgebied te vertalen naar consequenties voor het verpleegkundig handelen, bijvoorbeeld: toename multipathologie, transmuralisering, technische ontwikkelingen, ethische vraagstukken. De O&G-verpleegkundige dient, binnen de grenzen van haar eigen deskundigheid en bekwaamheid, de verantwoordelijkheid te kunnen nemen en dragen voor het totale zorgproces van zwangeren, barenden, kraamvrouwen, pasgeborenen en gynaecologische patiënten. Dit houdt in dat een O&G-verpleegkundige: in staat verantwoordelijkheid te dragen voor het zelfstandig plannen van verpleegkundige activiteiten en interventies en het interpreteren en registreren van de effecten hiervan. De diagnoses op grond waarvan zij verpleegkundige interventies kiest, kan zij stellen aan de hand van standaarden; verantwoordelijkheid kan dragen voor de uitvoering van deze activiteiten en interventies en voor activiteiten op het terrein van preventie, GVO en voorlichting; in staat is ook in situaties waarin geen standaarden of behandelingsvoorschriften voorhanden zijn, diagnoses te stellen en interventies te kiezen; in staat is een initiërende en coördinerende rol in te nemen m.b.t. activiteiten op het terrein van preventie, GVO en voorlichting.
3.
Specifieke kenmerken van de zorg
Refererend aan ‘Gekwalificeerd voor de Toekomst’ (1996) wordt met gebruikmaking van onderstaande clusters van activiteiten en interventies van verpleegkundigen gewezen op specifieke kenmerken van een O&G Verpleegkundige. In de beroepsuitoefening wordt onderscheid gemaakt naar kwalificatieniveau 4 en 5. Gespecialiseerd verpleegkundigen op niveau 4 en 5 beschikken over specialistisch medische kennis, waarmee zij hun overeenkomstige zorgtaken uitvoeren Gespecialiseerd verpleegkundigen op niveau 5 geven ook uitvoering aan de taken die voortvloeien uit de competenties van dat niveau. Het betreft met name: verpleegkundige diagnostiek, zorginhoudelijke regiefunctie, consultfunctie, opstellen van preventie- en voorlichtingsprogramma’s, beoordelen van materiaal op bruikbaarheid voor de specifieke doelgroep. Alle onderstaande aspecten van verpleegkundig handelen als Obstetrische en Gynaecologische Verpleegkundige berusten op het beschikken van voornoemde specifieke kennis en vaardigheden.
3.1
Methodische beroepsuitoefening
De gespecialiseerd verpleegkundige O & G verleent zorg in het verlengde van het specialistisch medisch handelen.
Bijlage B: Beschrijving deskundigheidsgebieden (concept)
54
3.1.1 Verzamelen en interpreteren van gegevens De O&G-verpleegkundige verzamelt en interpreteert gegevens in relatie tot de specifieke kenmerken van de onderscheiden zorgcategorieën. De O&G-verpleegkundige stelt de zorgvraag vast en gaat na welke factoren van invloed zijn op de zorgvraag 3.1.2 Plannen van zorg De O&G-verpleegkundige plant zelfstandig verpleegkundige activiteiten en interventies. Zij bepaalt welke interventies uitgevoerd moeten worden, in welke volgorde en door welke beroepsbeoefenaren (indicatiestelling); De diagnoses op grond waarvan zij verpleegkundige interventies kiest, stelt zij aan de hand van standaarden. Zij verwerkt gegevens systematisch in een individueel verpleegplan. 3.1.3 Uitvoeren van zorg De uitvoering van zorg door een O&G-verpleegkundige vindt plaats op geleide van het verpleegplan, waarbij voor elk van de onderscheiden patiënten categorieën (zwangeren, barenden, kraamvrouwen, pasgeborenen en gynaecologische patiënten) specifieke accenten gelegd worden. 3.1.4 Rapporteren van en evalueren over verleende zorg De O&G-verpleegkundige rapporteert mondeling over de gezondheidstoestand, de zorgbehoefte en de zorgverlening van de patiënt, aan het team of aan degene die de zorg overneemt en schriftelijk volgens het daartoe bestemde systeem in de betreffende zorginstelling. Zij selecteert en rapporteert relevante gegevens over de patiënt ten behoeve van andere disciplines. De O&G-verpleegkundige toetst of de doelstelling vanuit haar professionaliteit en de doelstellingen van de cliënt behaald zijn
3.2
Preventie, GVO en voorlichting
De O&G-verpleegkundige past preventie en GVO toe in situaties, waarin sprake is van gezondheid, ziekte en/of bedreiging bij genoemde patiëntencategorieën. Zij kan dit individueel en groepsgewijs.
3.3
Coördineren en organiseren van zorg
De O&G Verpleegkundige werkt samen met andere professionals binnen een multidisciplinair behandelteam aan het verzamelen van informatie over de patiënt, het stellen van de verpleegkundige diagnoses en verpleegdoelen, de planning en uitvoering van interventies en de evaluatie van de zorg. De complexiteit van de verpleegsituatie, het werken met veel disciplines in wisselende settings, geven aan dit aspect van verpleegkundige handelen haar bijzondere karakter.
Bijlage B: Beschrijving deskundigheidsgebieden (concept)
55
3.4
Kwaliteitszorg en deskundigheidsbevordering
De O&G-verpleegkundige heeft op het gebied van kwaliteitszorg en deskundigheidsbevordering haar verantwoordelijkheden en taken. De inhoud hiervan zal bepaald worden door de kenmerken van de patiëntencategorie waaraan zij haar zorg verleent en de setting waarbinnen zij werkzaam is.
Bijlage B: Beschrijving deskundigheidsgebieden (concept)
56
Bijlage B: Beschrijving deskundigheidsgebieden (concept)
57
Deskundigheidsgebied oncologie verpleegkundige De beschrijving van het deskundigheidsgebied van de Oncologie Verpleegkundige is ontleend aan het functieprofiel van de Oncologie Verpleegkundige (augustus 1998) van de Vereniging van Oncologie Verpleegkundigen (VvOV) en aan de herziene versie van het ‘Core Curriculum for a Post-registration Course in Cancer Nursing (mei 1999) van de European Oncology Nursing Society (EONS).
1.
De handelingscontext
Op het gebied van de zorg aan patiënten met oncologische aandoeningen, heeft de verpleegkundige te maken met een steeds groter wordende patiëntengroep in de Nederlandse gezondheidszorg en samenleving. De toenemende vergrijzing, waardoor het aantal patiënten met oncologische aandoeningen toeneemt en de verbetering van de diagnostiek, waardoor steeds vroeger oncologische aandoeningen worden opgespoord en nieuwe vormen van kanker ontdekt, vormen hiervan de oorzaak. De zorg betreft patiënten van alle leeftijdscategorieën, van beide geslachten en met verschillende sociaal-culturele achtergronden. Kanker komt voor in alle orgaanstelsels van het lichaam. Kanker heeft een ingrijpend karakter en heeft gevolgen voor het fysieke, psychische, sociale, emotionele en spirituele welbevinden van de patiënt en diens kwaliteit van leven. Behandelingsvormen krijgen een steeds agressiever karakter door de snelle medische ontwikkelingen als gevolg van experimenteel onderzoek. Dit leidt tot zowel psychische als somatische blootstelling van patiënten aan een groter risico op complicaties en bijwerkingen tengevolge van die behandelingsvormen. In de zorg aan patiënten met oncologische aandoeningen heeft de verpleegkundige te maken met actuele en potentiële verpleegproblemen en combinaties van verpleegproblemen. Verpleegproblemen als gevolg van de diagnostiek en de behandeling van de tumor en waarbij vaak zonder vastgestelde protocollen gehandeld zal moeten worden. Daarnaast ontstaan vaak onvoorspelbare en voor de patiënt levensbedreigende (potentiële) verpleegproblemen, als gevolg van de ingrijpende behandelingen Palliatieve zorg is een belangrijke ontwikkeling in de zorg voor oncologie patiënten. Verpleegkundige zorg aan patiënten met oncologische aandoeningen vindt plaats in zowel intra-, trans- als extramurale zorgsituaties. In nagenoeg alle settings vindt verpleegkundige zorg voor deze categorie patiënten plaats. Deze settings zijn verpleegafdelingen en de poliklinieken van de academische en algemene ziekenhuizen en de specialistische oncologische centra (categorale ziekenhuizen), de thuissituatie van de patiënt (thuiszorg), verpleeghuizen, verzorgingshuizen en hospices. Een bijzonder kenmerk van de oncologische zorg is het gegeven dat in meerdere settings gewerkt wordt in ‘experimentele zorg’. De Oncologie Verpleegkundige werkt in de preventie, curatie, nazorg, palliatieve zorg en terminale zorg, waardoor het zorgbereik waarbinnen zij zich beweegt, breed is. Specifieke kenmerken van de setting zijn de multidisciplinaire samenstelling van het behandel- en zorgteam en het multi-specialistisch karakter ervan. Het team kan bestaan uit de oncoloog/hematoloog, chirurg, internist, kinderarts/oncoloog, radioloog, radiotherapeut, laborant, fysiotherapeut, diëtist, geestelijk verzorger, psycholoog, maatschappelijk werkende, huisarts, wijkverpleegkundige-verzorgende. Binnen het Bijlage B: Beschrijving deskundigheidsgebieden (concept)
58
krachtenveld van deze samenwerking dient de Oncologie Verpleegkundige vanuit haar eigen deskundigheid positie in te nemen. Mantelzorg vormt een essentieel onderdeel van de verpleegkundige zorg. Tussen Oncologie Verpleegkundige en mantelzorg bestaat een intensieve samenwerking. Binnen de geschetste handelingscontext zijn de beroepsspecifieke vaardigheden, zoals verworven door een initiële opleiding niet geheel ontoereikend. Oncologie Verpleegkundigen worden geacht te beschikken over specifieke kennis en specifieke vaardigheden.
2.
De specifieke eisen om als Oncologie verpleegkundige te kunnen functioneren
In zijn algemeenheid is te stellen dat het specifieke karakter van het functioneren van deze gespecialiseerde verpleegkundige, gelegen is in de kennis en inzicht van actuele en potentiële problemen die gerelateerd zijn aan kanker en de behandeling van kanker bij patiënten in alle leeftijdscategorieën, en de toepassing van deze kennis op een groot aantal aspecten van het verpleegkundig handelen. Om als Oncologie Verpleegkundige te kunnen functioneren dient de verpleegkundige te beschikken over specifieke kennis en inzichten van de oncologische aandoeningen, specifieke diagnostiek, ingrijpende oncologische behandelingen in het bijzonder en de daarbij horende verpleegkundige interventies gedurende alle stadia van het ziek-zijn van de patiënt. De zorg voor de oncologie patiënt vereist verpleegkundigen, die op het hele continuüm van preventie tot terminale zorg, kunnen omgaan met de problemen en de specifieke zorgvragen van de oncologie patiënt. Inschatting van de zorgsituatie en uitvoering van complexe interventies behoort tot de competentie van een Oncologie Verpleegkundige. Daarbij werkt zij deels volgens procedures en combinaties van procedures. Deels ontwikkelt en initieert zij nieuwe procedures, voert deze uit en onderwerpt ze aan toetsing en evaluatie. Haar handelingsrepertoire zal gekenmerkt moeten worden door de beschikking over analytische en probleemoplossende vaardigheden, gesprekstechnieken en communicatieve vaardigheden. Specifieke kennis is benodigd op het gebied van: de onderscheiden behandelvormen als: Chemotherapie en het omgaan met toxische stoffen; Radiotherapie; Nucleaire therapieën en het omgaan met open radioactieve bronnen; Biotherapie; Chirurgie; Hormonale therapie; Complementaire therapieën; de begeleiding van de patiënt en zijn naasten, gedurende alle fasen van het ziekteproces; de biologische en psychische ontwikkeling van de mens in al zijn levensfasen. In het bijzonder de lichamelijke en psychische ontwikkeling van kinderen met kanker en de gevolgen van de behandeling in verband met het ontstaan van tweede primaire tumoren bij kanker overlevenden op langere termijn; de anatomie/fysiologie en pathologie van de orgaansystemen; de experimentele behandelingen en het leveren van een bijdrage aan klinisch wetenschappelijk onderzoek. De Oncologie Verpleegkundige neemt binnen de grenzen van haar deskundigheid en bekwaamheid, de verantwoordelijkheid voor het totale zorgproces van oncologie patiënten en hun naasten. Dit houdt in dat een Oncologie Verpleegkundige: zelfstandig, algemene en specifieke oncologische verpleegproblemen identificeert, doelen opstelt, verpleegkundige interventies en activiteiten plant, interventies uitvoert en evalueert; in situaties, waarin geen standaarden of handelingsvoorschriften voorhanden zijn, diagnoses stelt en interventies kiest;
Bijlage B: Beschrijving deskundigheidsgebieden (concept)
59
-
specifieke aandacht en begeleiding geeft aan mantelzorgers; als professional samenwerkt met vertegenwoordigers van andere disciplines.
3.
Specifieke kenmerken van de Oncologie Verpleegkundige
Refererend aan ‘Gekwalificeerd voor de Toekomst’ (1996) wordt met gebruikmaking van onderstaande clusters van activiteiten en interventies van verpleegkundigen gewezen op specifieke kenmerken van een Oncologie Verpleegkundige. Alle onderstaande aspecten van verpleegkundig handelen als Oncologie Verpleegkundige berusten op het beschikken van voornoemde specifieke kennis en vaardigheden.
3.1
Methodische beroepsuitoefening
Oncologie Verpleegkundigen zijn in staat gegevens te verzamelen en te interpreteren, verpleegkundige diagnoses en doelen te stellen, interventies te plannen en deze ook uit te voeren en te evalueren. 3.1.1 Verzamelen en interpreteren van gegevens De Oncologie Verpleegkundige verzamelt systematisch en continu informatie betreffende de gezondheidstoestand van de patiënt. De onvoorspelbaarheid van de gezondheidssituatie en het levensbedreigend karakter voor de patiënt en zijn naasten, compliceren dit aspect van de zorg. De verzamelde informatie wordt geregistreerd, is toegankelijk voor, en wordt besproken met leden van het multidisciplinaire team die betrokken zijn bij het zorgproces van de oncologie patiënt. De Oncologie Verpleegkundige is in staat relevante gegevens te verzamelen, deze op de juiste wijze te interpreteren om vervolgens de verpleegkundige diagnose te stellen. Het specifieke in dit onderdeel van de methodische beroepsuitoefening is, dat het interpreteren van gegevens sterk wisselt en afhangt van de actuele en potentiële problemen tengevolge van de ingrijpende behandelingen. 3.1.2 Diagnostische en therapeutische besluitvorming De Oncologie Verpleegkundige analyseert vastgelegde gegevens om te komen tot verpleegkundige diagnoses. Deze diagnoses vormen de basis voor het stellen van de doelen, het plannen van de totale zorg, het uitvoeren van de verpleegkundige interventies en evalueren van de zorg met de patiënt.
Bijlage B: Beschrijving deskundigheidsgebieden (concept)
60
Verpleegkundige diagnoses betreffen zowel problemen van lichamelijke, als ook psychische, sociale, emotionele en spirituele problemen van de oncologie patiënt. Naar tijdsduur variëren deze problemen van tijdelijk, langdurig of permanent als gevolg van de kanker zelf en/of de gevolgen van de intensieve en ingrijpende behandeling. 3.1.3 Plannen van verpleegkundige zorg De Oncologie Verpleegkundige ontwikkelt een op resultaten gericht individueel verpleegplan. Dit plan is gebaseerd op de vastgestelde verpleegkundige diagnoses en bevat o.a. preventieve, therapeutische, rehabilitatieve, palliatieve en terminale verpleegkundige interventies. Gezien het vaak chronische karakter van de ziekte kanker en de gevolgen van de ingrijpende behandelingen, wordt de Oncologie Verpleegkundige geacht in staat te zijn een langetermijnplanning te maken. Daarbij houdt zij rekening met het onvoorspelbare karakter van de ziekte en de uitkomsten van de behandeling die de termijnplanning kunnen verstoren. 3.1.4 Uitvoeren van zorg De Oncologie Verpleegkundige gebruikt het verpleegplan om beoogde doelen voor de patiënt te bereiken. De specifieke interventies waarin zich de Oncologie Verpleegkundige onderscheidt van verpleegkundigen zijn gerelateerd aan de ingrijpende behandelingen en de onderliggende principes en gevolgen. Deze behandelingen/gevolgen en specifieke interventies zijn: Behandelingen - Chirurgische behandeling - Radiotherapeutische behandeling - Chemotherapie - Hormonale therapie - Iimuno-therapie - Gen therapie - Complementaire therapieën - Experimentele behandelingen
Specifieke interventies - Onderliggende principes - Toedieningsvormen - Biologische gevolgen - Bijwerkingen van behandelingen - Veiligheidsvoorschriften bij toedienen van chemotherapie en het werken met open radioactieve bronnen - Gevolgen voor de kwaliteit van leven van de patiënt - Uitkomsten van de behandelingen - Bijdrage leveren aan klinische trials
De Oncologie Verpleegkundige maakt hierbij gebruik van haar specifieke kennis, inzichten en vaardigheden ten aanzien van symptoombestrijding en ondersteunende zorg.
3.2
Preventie, gezondheidsvoorlichting en opvoeding
De activiteiten en interventies in dit aspect van verpleegkundige zorg berusten op de specifieke kennis van door medisch onderzoek vastgestelde ontstaanswijzen van kwaadaardige tumoren en de kennis van door medisch en verpleegkundig onderzoek vastgestelde oorzakelijke verbanden tussen leefpatronen en kanker. De Oncologie Verpleegkundige: geeft mondelinge voorlichting en verstrekt schriftelijke informatie aan mensen over een gezond leefpatroon en de risico s op het krijgen van kanker in relatie tot een ongezond leefpatroon en verwijst zo nodig door naar de juiste instanties (primaire preventie);
Bijlage B: Beschrijving deskundigheidsgebieden (concept)
61
-
-
3.3
geeft mondelinge voorlichting en verstrekt schriftelijke informatie (bijv. screeningsprogramma’s, zelfonderzoek etc.) aan mensen die een risicogroep vormen op het krijgen van specifieke vormen van kanker en verwijst zo nodig door naar de juiste instanties (secundaire preventie); verricht verpleegkundige interventies bij een patiënt met kanker gericht op het beperken van de gevolgen van kanker en kankerbehandeling (tertiaire preventie); tot deze laatste vorm van preventie behoren nadrukkelijk ook het instrueren van patiënten over het gebruik van cytostatica in de thuissituatie en het verzorgen van hulpmiddelen, lichaamsverzorging, omgaan met excreta na behandeling met cytostatica en open radioactieve bronnen etc.
Coördineren en organiseren van zorg
De Oncologie Verpleegkundige werkt samen met andere professionals binnen een multidisciplinair team aan het verzamelen van informatie over de patiënt, het stellen van de verpleegkundige diagnoses en verpleegdoelen, de planning en uitvoering van interventies en de evaluatie van de zorg. De complexiteit van de verpleegsituatie, de onvoorspelbaarheid van de gevolgen en uitkomsten van de behandeling, het werken met veel disciplines in wisselende settings, geven aan dit aspect van verpleegkundige handelen haar bijzondere karakter.
3.4
Kwaliteitszorg en deskundigheidsbevordering
3.4.1 Kwaliteitszorg De Oncologie Verpleegkundige ontwikkelt professionele praktijkstandaarden om de zorg voor de oncologie patiënt mede te kunnen waarborgen en te optimaliseren. Zij levert een actieve en deskundige bijdrage aan het ontwikkelen van landelijke richtlijnen als onderdeel van het Landelijk Oncologisch Beraad (LOB). 3.4.2 Deskundigheidsbevordering en consultfunctie Evenals andere niet-gespecialiseerd en gespecialiseerd verpleegkundigen, neemt de Oncologie Verpleegkundige haar eigen verantwoordelijkheid voor professionele ontwikkeling en continue scholing, opdat zij kan aantonen up-to-date deskundig te zijn. Dit is van belang voor de registratie en accreditatie. Op Europees niveau (EONS) wordt reeds gewerkt met een systeem van accreditatie voor continue onderwijsactiviteiten in het kader van eigen deskundigheidsbevordering. Daarnaast speelt de Oncologie Verpleegkundige een belangrijke rol in de deskundigheidsbevordering van collega s die niet dagelijks met oncologie patiënten werken. Zij organiseert onderwijsactiviteiten voor verpleegkundigen en andere hulpverleners in alle settings waar oncologische zorg verleend wordt. In het kader van voorlichting en preventie organiseert de Oncologie Verpleegkundige patiëntenbijeenkomsten over specifieke thema s, of neemt als deskundige deel aan specifieke patiëntenbijeenkomsten. De Oncologie Verpleegkundige is tevens op basis van haar deskundigheid in staat om consult te verlenen aan andere disciplines.
Bijlage B: Beschrijving deskundigheidsgebieden (concept)
62
Bijlage B: Beschrijving deskundigheidsgebieden (concept)
63
Deskundigheidsgebied spoedeisende hulp verpleegkundige De beschrijving van het deskundigheidsgebied van de Spoedeisende Hulp Verpleegkundige is ontleend aan het functieprofiel Spoedeisende Hulp Verpleegkundige (1996) van de Nederlandse Vereniging Spoedeisende Hulp Verpleegkundigen (NVSHV).
1.
De handelingscontext
SEH verpleegkundigen vervullen hun functie binnen de setting van de spoedeisende hulp afdeling. Daarnaast worden zij ook in- en extern ingezet, waarbij een beroep wordt gedaan op de deskundigheid en het uitvoeren van specifieke medisch/verpleegkundige handelingen. (bv reanimaties in het ziekenhuis, inzet bij medische mobiele teams en ambulancezorg. (soms in de thuiszorg3) De spoedeisende hulp afdeling is een multidisciplinaire afdeling binnen de ziekenhuisorganisatie die 24 uur per dag open is. Ruimte, benodigdheden en personeel zijn gereserveerd voor verpleegkundige en medische specialistische hulp aan patiënten. De activiteiten op de spoedeisende hulp afdeling zijn speciaal afgestemd op ontvangst, onderzoek, beoordeling, eerste behandeling, begeleiding, informatie, overdracht en zorg dragen voor de nazorg van de patiënt. Dit geldt voor zowel de acute patiënt als voor de “eerstelijns” patiënten, waarbij het acute karakter niet altijd aanwezig is. De spoedeisende hulp afdeling is een plek waarin in een wisselend tempo gewerkt wordt in verschillende situaties, van eenvoudig tot hectisch en van laag- tot hoogcomplexe zorg. De doelstelling van de spoedeisende hulp afdeling is: 1. om bij patiënten met een acute zorgvraag, in een zo kort mogelijke tijd, te komen tot een diagnose en het instellen van een eerste noodzakelijke therapie, om de directe- en indirecte gevolgen van het letsel of ziekte te voorkomen of te beperken. 2. zo mogelijk voorkomen van een ziekenhuisopname. Bij spoedeisende hulpverlening zijn meerdere disciplines (en organisaties) betrokken, die op een snelle en doeltreffende wijze met elkaar moeten samenwerken. Zo ook is samenwerking en afstemming tussen artsen en verpleegkundigen rondom patiëntenzorg noodzakelijk, waarbij protocollen en richtlijnen een belangrijke voorwaarde zijn in de taakafbakening. Deze samenwerking en taakafbakening is met name van belang in situaties, waarin de verpleegkundige als eerste geconfronteerd wordt met patiënten wier gezondheidsprobleem (medisch) nog niet is gediagnosticeerd. Dat wil zeggen, de spoedeisende hulp verpleegkundige ziet als eerste de patiënt en beoordeelt diens situatie. De verpleegkundige stelt door middel van anamnese, onderzoek en erkende scoringssystemen de zorgbehoefte vast. Hij stelt prioriteiten in het zorgplan en initieert het acuut handelen. Een belangrijk kenmerk van de SEH afdeling is dat patiënten zich melden met een letsel, symptoom of klacht waarbij er nog geen diagnose is gesteld en waarbij de zorgvraag door de verpleegkundige nog moet worden vastgesteld.
3
Wat betreft de thuiszorg: er zijn een aantal ziekenhuizen waarbij verpleegkundigen van de SEH interventies doen bij patiënten in de thuiszorg als extra service, bijvoorbeeld inbrengen van infusen.
Bijlage B: Beschrijving deskundigheidsgebieden (concept)
64
Om de kwaliteit te kunnen bewaken en te toetsen worden er in toenemende mate normen en indicatoren opgesteld en wordt er volgens vastgestelde procedures, protocollen en richtlijnen gewerkt. SEH verpleegkundigen komen in contact met patiënten voor alle specialismen. Dit betreft traumatologische en/of somatisch en/of psycho-sociaal zieke patiënten. Maar ook patiënten die voor controle komen of telefonisch hulpvragen hebben. Patiënten melden zich in alle leeftijdscategorieën. De patiënt wordt vaak vergezeld door familie of begeleiders. Deze variëteit en complexiteit maken dat de spoedeisende hulp verpleegkundige regelmatig onder fysieke en psychische druk komt te staan. Geplaatst binnen de context van een SEH afdeling, vervult de SEH verpleegkundige een belangrijke initiërende rol als zorgcoördinator en het stellen van prioriteiten. In samenwerking met de medicus en andere disciplines stemt de verpleegkundige de patiëntenzorg goed op elkaar af. De verpleegkundige voert zo nodig zelfstandig interventies uit bij levensbedreigende problemen.
2.
De specifieke eisen om als SEH-verpleegkundige te kunnen functioneren
In zijn algemeenheid is te stellen dat het specifieke karakter van het functioneren van deze gespecialiseerde verpleegkundige, gelegen is in de kennis van een breed scala aan symptomen, klachten en letsels. De verpleegkundige verzamelt, analyseert en interpreteert gegevens om de juiste zorgvraag en prioriteit vast te stellen. De verpleegkundige coördineert de zorg en verricht zelfstandig handelingen binnen eigen grenzen. De hoge complexiteit van zorgsituaties, de vele behandelingsmogelijkheden, maar ook de geprotocolleerde en gestandaardiseerde werkwijzen op een spoedeisend hulp afdeling, vragen een specifieke verpleegkundige deskundigheid. De Spoedeisende Hulp Verpleegkundige dient, binnen de grenzen van zijn eigen deskundigheid en bekwaamheid, de verantwoordelijkheid te kunnen nemen en dragen voor het totale zorgproces van patiënten en hun naasten, specifiek in de anamnese- en diagnosefase. Dit houdt in dat een Spoedeisende Hulp Verpleegkundige: beschikt over kennis van en ervaring met uiteenlopende gezondheidsproblemen van patiënten voor alle specialismen, de symptomen, klachten en letsels, de onderzoeken en mogelijke behandelingen en/of interventies daarvan; binnen de kaders van protocollen en richtlijnen anamnese kan afnemen en onderzoeken kan doen om te komen tot het vaststellen van de zorgvraag en het bepalen van de prioriteit; zelfstandig interventies kan verrichten bij levensbedreigende situaties; familie en of begeleiders van de patiënt ged kunnen begeleiden en informeren; in staat is in te spelen op de aangeboden problematiek, waarbij optimaal wordt omgegaan met ruimte, apparatuur en personeel; dient te beschikken over vaardigheden bij het verrichten van een aantal medisch-technische handelingen; in staat is in korte tijd situaties te overzien, zonder details uit het oog te verliezen; beschikt over doorzettingsvermogen, overredingskracht, invoelend vermogen en geduld; verpleegkundige kennis en ervaring heeft; in staat is tot nauwkeurigheid in en snelheid van handelen; beschikt over een scherp klinisch observatievermogen; op de hoogte is van procedures van de organisatie voor het snel inroepen van hulp; kennis heeft van de voorhanden zijnde in- en externe rampenplannen.
Bijlage B: Beschrijving deskundigheidsgebieden (concept)
65
3.
De verschillen met de functie-uitoefening op basis van een intiële opleiding c.q. van niet gespecialiseerde verpleegkundigen
Refererend aan ‘Gekwalificeerd voor de Toekomst’ (1996) wordt met gebruikmaking van onderstaande clusters van activiteiten en interventies van verpleegkundigen gewezen op specifieke kenmerken van een Spoedeisende Hulp Verpleegkundige.
3.1
Methodische beroepsuitoefening
Verzamelen van gegevens Specifiek voor de SEH verpleegkundige geldt dat de patiënt zich meldt met een symptoom, klacht en of letsel en de zorgvraag nog moet worden vastgesteld. Dit betekent het systematisch verzamelen van de medisch/verpleegkundige gegevens via de diverse bronnen om te komen tot een klinisch oordeel betreffende de actuele lichamelijke en psychische conditie van de patiënt. Dit gebeurt via erkende scoringssystemen die worden onderverdeeld in een primaire en in een secundaire fase. Analyseren van gegevens De SEH verpleegkundige dient de objectieve en subjectieve gegevens verkregen in de primaire en secundaire fase goed en snel te kunnen analyseren voor een juiste prioritering. Potentiële problemen dienen tijdig onderkend te worden. Interpreteren van gegevens Toetst de objectieve gegevens aan gestandaardiseerde waarden. Vormt zich, naar aanleiding van de objectieve en subjectieve gegevens, een beeld van de toestand van de patiënt. Vaststellen van de zorgvraag Bepaalt aan de hand van de geïnterpreteerde gegevens de lichamelijke en psychische zorgvraag en bepaalt vanuit diens deskundigheid de mate van urgentie in de zorgvraag. Plannen van verpleegkundige zorg Bepaalt, naar aanleiding van de situatie in de zorgvraag, de te nemen activiteiten. Waarschuwt, naar aanleiding van de situatie in de zorgvraag, de medische en ondersteunende disciplines Verpleegkundige zorg/ handelingen bij opvang Zorgt voor eerste adequate opvang rekening houdend met symptomen, klachten en/of letsels waarbij er nog geen diagnose bekend is. Begint bij noodsituaties, indien nodig, op grond van verpleegkundig onderzoek en prioritering alvast met de eerste behandeling/interventies indien geen arts direct beschikbaar is. Informeert patiënt en coördineert familie, begeleiders of andere hulpverleners. Onderzoek/ behandeling Treft maatregelen voor coördinatie en uitvoering van onderzoek en behandeling. Sluit bewakingsapparatuur aan en stelt deze in.
Bijlage B: Beschrijving deskundigheidsgebieden (concept)
66
Observeert, interpreteert, registreert en rapporteert de objectieve en subjectieve parameters, voor zover noodzakelijk, gedurende de fase van het onderzoek en de behandeling. Stelt de zorgvraag bij aan de hand van veranderingen in de (objectief en subjectief) verkregen gegevens. Zorgt voor het zelfstandig uitvoeren van verpleegkundige handelingen ten behoeve van onderzoek en behandeling. Zorgt voor het in opdracht uitvoeren van handelingen binnen eigen grenzen. Verricht assisterende handelingen bij onderzoek en behandeling van ondersteunende of medische disciplines. Begeleiding/informatie overdracht/nazorg Informeert, ondersteunt en coördineert informatie naar patiënt en /of begeleiders over onderzoek, behandeling en verblijf op de SEH afdeling. Zorgt bij opname voor een verpleegkundige mondelinge en schriftelijke overdracht zowèl- als extern naar overige hulpverleners. Zorgt voor het maken van vervolgafspraken en het meegeven van instructies en schakelt indien nodig de extramurale hulpverlening in.
3.2
Preventie, GVO en voorlichting
Informeert de patiënt en zijn omgeving over letsel en ziekte oorz~o waarop de patient zelf invloed kan uitoefenen. Informeert de patiënt over de te nemen handelingen en eventuele complicaties en maatregelen die de patiënt zelf kan nemen om complicaties te voorkomen of te beperken. Herkent bij de patiënt beperkingen in kennis en kunde die belemmerend zouden kunnen werken op de voortgang van de behandeling en het genezingsproces. Informeert de patiënt over veiligheid, hygiëne, rechten en plichten.
3.3
Coördineren en organiseren van zorg en beheren
In de context van een Spoedeisende Hulp Afdeling zijn de volgende taken als ‘specifiek’ te duiden: onderhoudt contacten met medici en ondersteunende diensten omtrent melding, voorbereiding, onderzoek, behandeling en zorgaspecten van patiënten; ontvangt opdrachten van andere disciplines en voert deze uit. Voert indien nodig ook zelfstandig opdrachten en interventies uit binnen de grenzen van zijn eigen werkterrein; initieert en coördineert, in overleg met de behandelend arts, de activiteiten naar de ondersteunende disciplines die betrokken zijn bij de onderzoeken en de behandeling van de patiënt. Bewaakt de voortgang; onderhoudt contacten met ondersteunende diensten binnen de instelling over veiligheid, hygiëne, organisatie, administratie en doorstroming; onderhoudt contacten met verpleegkundigen van vervolg-afdelingen intramuraal over opnameplaatsing, overdracht en behandeling van de patiënt; zorgt voor voldoende gebruiksvoorraad van materialen en middelen; zorgt voor de steriliteit van de voorraad steriele materialen en middelen; zorgt voor dagelijkse controle en gebruiksklaar zijn van de apparatuur en het (medisch) meubilair; zorgt voor het operationeel zijn van ruimtes;
Bijlage B: Beschrijving deskundigheidsgebieden (concept)
67
-
zorgt mede voor het verwerken van de instroom van de verwijs- en behandelgegevens in patiëntendossiers met inachtneming van de wet persoonsregistratie.
3.4
Kwaliteitszorg en deskundigheidsbevordering
Ook op het gebied van kwaliteitszorg en deskundigheidsbevordering heeft een Spoedeisende Hulp Verpleegkundige zijn verantwoordelijkheden en taken. levert een bijdrage aan de ontwikkeling, het maken en verwezenlijken van protocollen en richtlijnen en legt kwaliteitscriteria vast ten aanzien van zijn eigen functie; zorgt voor de verwezenlijking van samenwerkingsafspraken in de keten van zorg, zowel intra- als extramuraal; levert zo nodig een bijdrage aan onderzoek gericht op kennisontwikkeling ten behoeve van de spoedeisende hulpverlening; begeleidt aankomende verpleegkundige beroepsbeoefenaren tijdens hun opleiding; onderhoudt door middel van intercollegiale vaardigheidstrainingen zijn praktische en theoretische kennis en kunde.
Bijlage B: Beschrijving deskundigheidsgebieden (concept)
68