LANDELIJKE REGELING VERPLEEGKUNDIGE VERVOLGOPLEIDINGEN
Utrecht, november 2001 NVZ VAZ AVVV VOVV
Vereniging van Ziekenhuizen Vereniging Academische Ziekenhuizen Algemene Vergadering Verpleegkundigen en Verzorgenden Vereniging van Opleidingsinstituten voor Verpleegkundige Vervolgopleidingen
INHOUDSOPGAVE Deel 1: Algemeen Convenant Landelijke Regeling Verpleegkundige Vervolgopleiding Verklaring van begrippen Erkenningsvoorwaarden Bepalingen voor verpleegkundige vervolgopleidingen Handleiding erkenningsaanvraag verpleegkundige vervolgopleiding • Gedragscode (toegevoegd april 2002) • Standaardformulier erkenningsaanvraag verpleegkundige vervolgopleiding (wijziging laatste pagina april 2002) • Beoordelingskader erkenningsaanvraag verpleegkundige vervolgopleiding Bijlage A: Format beschrijving van deskundigheidsgebieden Bijlage B: Format beschrijving van eindtermen
Deel 2: Regelingen Verpleegkundige Vervolgopleidingen Opleiding Dialyse Verpleegkundige Opleiding Intensive Care Verpleegkundige Opleiding Intensive Care Kinderverpleegkundige Opleiding Intensive Care Neonatologie Verpleegkundige Opleiding Kinderverpleegkundige Opleiding Obstetrische en Gynaecologische Verpleegkundige Opleiding Oncologie Verpleegkundige Opleiding Spoedeisende Hulp Verpleegkundige (aanpassing m.b.t. methodiek conform Collegebesluit april 2002)
DEEL 1 : ALGEMEEN
Convenant
blad 2 van 39
Landelijke Regeling Verpleegkundige Vervolgopleiding
blad 3 van 39
Verklaring van begrippen
blad 6 van 39
Erkenningsvoorwaarden
blad 8 van 39
Bepalingen voor verpleegkundige vervolgopleidingen
blad 11 van 39
Handleiding erkenningsaanvraag verpleegkundige vervolgopleiding • Gedragscode (toegevoegd april 2002) • Standaardformulier erkenningsaanvraag verpleegkundige vervolgopleiding (wijziging laatste pagina april 2002) • Beoordelingskader erkenningsaanvraag verpleegkundige vervolgopleiding
blad 18 van 39 blad 22 van 39 blad 23 van 39 blad 31 van 39
Bijlage A: Format beschrijving van deskundigheidsgebieden Bijlage B: Format beschrijving van eindtermen
LRVV Deel 1: Algemeen
november 2001; blad 1 van 39
CONVENANT Met de opheffing van bestaande regelingen van overheidswege inzake de aantekening van enkele verpleegkundige vervolgopleidingen en met de toekomstige uitstroom van verpleegkundigen uit het nieuwe stelsel van initiële verpleegkundige beroepsopleidingen, ontstaat de behoefte aan een nieuwe regeling waarbinnen de organisatie en uitvoering van het verpleegkundig vervolgonderwijs efficiënter en effectiever geregeld kan worden. In een gezamenlijk traject hebben NVZ en VAZ en beroepsorganisaties een Landelijke Regeling Verpleegkundige Vervolgopleidingen (hierna te noemen: de Regeling) ontwikkeld. In dit kader zijn de NVZ Vereniging van Ziekenhuizen, de Vereniging Academische Ziekenhuizen (VAZ) en de Algemene Vergadering Verpleegkundigen en Verzorgenden (AVVV) het navolgende overeengekomen: 1.
2.
3.
4.
5.
6. 7.
de verplichting om ten spoedigste en in ieder geval in het jaar 2000 de Regeling te implementeren en wel zodanig dat reeds in dat jaar ziekenhuizen zich kunnen voorbereiden op het indienen van een aanvraag voor de erkenning van een of meer in de Regeling opgenomen verpleegkundige vervolgopleidingen; de verplichting van de NVZ Vereniging van Ziekenhuizen en de Vereniging Academische Ziekenhuizen gezamenlijk om voldoende middelen ter beschikking te stellen en activiteiten te ontplooien voor de inrichting van de structuur en het administratieve apparaat als voorwaarden voor het functioneren van de Regeling; de aanvaarding dat de Regeling een tijdelijk karakter heeft in die zin dat er tijdens de looptijd van de Regeling tussen partijen zal worden samengewerkt om een samenhangend en doelmatig stelsel van vervolgopleidingen verder tot ontwikkeling te brengen en op grond hiervan de Regeling aan te passen of indien daar voldoende redenen voor zijn deze zelfs geheel te vervangen; de toepassing en werking van de Regeling bij start te beperken tot de in de Regeling genoemde verpleegkundige vervolgopleidingen, maar beroepsgroepen, opleidingen en ziekenhuizen vanaf 2001 de mogelijkheid bieden om gemotiveerde verzoeken tot opname in de Regeling van andere of nieuwe verpleegkundige vervolgopleidingen bij het College in te dienen; de Regeling in te laten gaan bij het tekenen van het Convenant door alle partijen op 15 juni 2000 met een geldingsduur van drie jaren. De Regeling zal in ieder geval na 2 jaar moeten worden geëvalueerd, ten einde te bepalen of deze in al dan niet gewijzigde vorm zal worden voortgezet, dan wel moet vervallen; het bevorderen van een correcte uitvoering door en gebruik van de Regeling door de respectievelijke achterbannen; het mee laten instemmen door de Vereniging van Opleidingsinstituten voor Verpleegkundige Vervolgopleidingen (VOVV) met de Regeling.
Aldus overeengekomen te Utrecht, de 15e juni 2000 NVZ Vereniging van Ziekenhuizen Prof. dr. W. Lemstra, voorzitter Vereniging Academische Ziekenhuizen Prof. dr. N.A.M. Urbanus, bestuurslid Algemene Vergadering voor Verpleegkundigen en Verzorgenden P.J.M. Koopman, voorzitter De landelijke regeling zoals overeengekomen tussen de NVZ, VAZ en AVVV met instemming mede ondertekend. Vereniging van Opleidingsinstituten voor Verpleegkundige Vervolgopleidingen Drs. A.R.J. Kleijn, voorzitter.
LRVV Deel 1: Algemeen
november 2001; blad 2 van 39
LANDELIJKE REGELING VERPLEEGKUNDIGE VERVOLGOPLEIDINGEN 1.
Regeling
Er is een Regeling voor de erkenning van vervolgopleidingen voor gespecialiseerd verpleegkundigen wier beroepsuitoefening samenhangt met medische specialismen en ziekenhuisfuncties. Deze erkenning kan worden aangevraagd door een ziekenhuis in combinatie met een opleidingsinstituut, waarbij het betreffende ziekenhuis als 'penvoerder' van de aanvraag optreedt. De erkenning omvat zowel het praktijk- als het theoriedeel van de betreffende vervolgopleiding. De bedoelde vervolgopleidingen zijn in de Regeling nader aangeduid.
2.
Uitgangspunten voor de regeling
Het belang van ziekenhuizen (academische, algemene en categorale) om waarborgen te hebben dat verpleegkundigen adequaat worden opgeleid voor een verantwoorde beroepsuitoefening als gespecialiseerd verpleegkundige; • Het belang van beroepsorganisaties dat verpleegkundigen opgeleid worden conform vereisten die aan een verantwoorde beroepsuitoefening als gespecialiseerd verpleegkundige worden gesteld en zoals neergelegd in beroepsdeelprofielen van betreffende beroepsorganisaties; • Het belang van cursisten om waarborgen te hebben dat zij door verpleegkundige vervolgopleidingen adequaat worden voorbereid op hun beroepsuitoefening als gespecialiseerd verpleegkundige; • Het belang van samenhang in het verpleegkundig vervolgonderwijs, en deze waar mogelijk en nodig bevorderen; • Het belang dat het verpleegkundig vervolgonderwijs aansluit op de nieuwe kwalificatie- en opleidingsstructuur van het initieel onderwijs in de verpleging en verzorging.
3.
Doel van de Regeling
De Regeling beoogt het verkrijgen van waarborgen met betrekking tot de kwaliteit, effectiviteit en doelmatigheid van de gespecialiseerde vervolgopleidingen en in dat licht te bewaken dat: • ziekenhuizen en opleidingsinstituten kwalitatief verantwoord en doelmatig vervolgopleidingen tot gespecialiseerde verpleegkundigen verzorgen; • het civiel effect van vervolgopleidingen wordt bewerkstelligd; • de duur en kosten van vervolgopleidingen worden beheerst; • samenhang in het verpleegkundig vervolgonderwijs ontstaat; • de kwaliteit van de opleidingen nauwgezet kan worden gecontroleerd en aangepast in • overeenstemming met ontwikkelingen in de zorg.
4.
Zeggenschap
Ziekenhuizen en beroepsorganisaties rekenen de kwaliteit, de effectiviteit, de doelmatigheid en het rendement van vervolgopleidingen tot gespecialiseerd verpleegkundige tot hun gezamenlijke verantwoordelijkheid. Daartoe achten zij het noodzakelijk zeggenschap uit te (doen) oefenen door middel van: • een Landelijk College, nader aan te duiden met het College Verpleegkundige Vervolgopleidingen Ziekenhuizen; • een Opleidingscommissie per vervolgopleiding; • een secretariaat voor dit College en opleidingscommissies.
LRVV Deel 1: Algemeen
november 2001; blad 3 van 39
5.
Toepassing en werking van de Regeling
•
Ziekenhuizen die samen met een intern of extern opleidingsinstituut een bepaalde vervolgopleiding tot gespecialiseerd verpleegkundige verzorgen of willen gaan verzorgen, kunnen een aanvraag indienen ter verkrijging van een erkenning; • Erkenning houdt in dat het ziekenhuis heeft aangetoond (in samenwerking met een opleidingsinstituut en eventueel een of meer andere ziekenhuizen) te voldoen aan de voorwaarden in deze Regeling en dat zij zich daartoe schriftelijk hebben verbonden; • Een aanvraag tot erkenning dient vergezeld te gaan van het Opleidingsdocument, waarin is beschreven hoe, gegeven het deskundigheidsgebied van een gespecialiseerd verpleegkundige en de eindtermen (het product), de vervolgopleiding op hoofdlijnen de verpleegkundigen naar het gewenste eindniveau brengt (het proces). Het staat ziekenhuizen vrij om (gedeelten van) de opleiding uit te besteden; • Een erkende opleiding kan aan potentiële cursisten en beroepsorganisaties aangeven, dat de vervolgopleiding voldoet aan de in dit kader overeengekomen eisen en dat er waarborgen zijn met betrekking tot het (te behalen) eindniveau en de civielrechtelijke betekenis van het diploma; • De regeling heeft betrekking op het erkennen van een bepaalde vervolgopleiding tot gespecialiseerd verpleegkundige. De gespecialiseerd verpleegkundigen die op dit moment in aanmerking komen, zijn: • Dialyse Verpleegkundige • Intensive Care Verpleegkundige • Intensive Care Kinderverpleegkundige • Intensive Care Neonatologie Verpleegkundige • Kinderverpleegkundige • Obstetrisch en Gynaecologisch Verpleegkundige • Oncologie Verpleegkundige • Spoedeisende Hulp Verpleegkundige De Regeling biedt mogelijkheden tot erkenning van nieuwe opleidingen tot verpleegkundige vervolgkwalificaties.
6.
Organisatiestructuur
Het College Verpleegkundige Vervolgopleidingen Ziekenhuizen Er is een College Verpleegkundige Vervolgopleidingen Ziekenhuizen (verder aangeduid in de Regeling als het College), ingesteld door NVZ en VAZ. De leden worden benoemd en ontslagen door VAZ en NVZ gezamenlijk, waarbij twee leden worden benoemd op voordracht van de AVVV. Het adviserend lid wordt door VAZ en NVZ gezamenlijk benoemd op voordracht van het bestuur van de VOVV. 1. • • •
2.
Het College bestaat uit: een lid van de NVZ en een lid van de VAZ; twee leden vanuit de AVVV; een adviserend lid voor te dragen door het bestuur van de VOVV. Het College kan op eigen initiatief één of meer adviseurs aan haar vergaderingen toevoegen. VAZ en NVZ vervullen in nader onderling overleg het voorzitterschap. Alleen in geval van het staken van stemmen over het al of niet erkennen van een vervolgopleiding, beslist de voorzitter gemotiveerd. VAZ en NVZ dragen zorg voor het secretariaat. De werkwijze van het College wordt na raadpleging van haar bepaald door VAZ en NVZ en na overleg met de AVVV neergelegd in een huishoudelijk reglement dat geacht wordt deel uit te maken van de Regeling.
LRVV Deel 1: Algemeen
november 2001; blad 4 van 39
3. • • • • • • • • • • • • •
Tot de taken van het College behoren onder meer: het vaststellen van het deskundigheidsgebied van de betreffende gespecialiseerde verpleegkundigen dat onder de Regeling valt; het vaststellen en actualiseren van de regeling voor erkenning van ziekenhuizen; het vaststellen van de landelijke eindtermen voor vervolgopleidingen tot gespecialiseerde verpleegkundige; het vaststellen van de minimumduur en omvang van vervolgopleidingen tot gespecialiseerd verpleegkundige; het bewaken van de civielrechtelijke betekenis van de diploma's; het benoemen van leden van de opleidingscommissies; het doen van voorstellen aan VAZ, NVZ en AVVV omtrent opheffing of instelling van Opleidingscommissies; het nemen van besluiten naar aanleiding van ingebrachte adviezen door de Opleidingscommissie; het formuleren van een vrijstellingenbeleid; het bevorderen van de onderlinge samenhang tussen vervolgopleidingen; het voeren van een retrograde erkenningenbeleid; het uitbrengen van een jaarverslag aan betreffende organisaties; het na raadpleging van de opleidingscommissie vaststellen van een reglement voor de opleidingscommissie.
Opleidingscommissie Er is een Opleidingscommissie voor elke in de Regeling genoemde vervolgopleiding tot gespecialiseerd verpleegkundige. Het College benoemt en ontslaat de leden van de opleidingscommissie. 1. •
3. • • • • • • • •
Een Opleidingscommissie bestaat uit: een lid van de NVZ en een lid van de VAZ en indien beiden dat willen een derde lid afkomstig uit een van de achterbannen; een even groot aantal als door NVZ en VAZ benoemd uit de betreffende beroepsorganisatie, tevens lid van de AVVV; één of maximaal twee adviserende leden voor te dragen door het bestuur van de VOVV; De commissie kan op eigen initiatief een of meer adviseurs aan haar vergaderingen toevoegen. VAZ en NVZ vervullen in nader onderling overleg het voorzitterschap. VAZ en NVZ dragen zorg voor het secretariaat. De werkwijze van een Opleidingscommissie wordt door het College vastgesteld na raadpleging van haar en neergelegd in een huishoudelijk reglement dat geacht wordt deel uit te maken van de Regeling. Tot de taken van de Opleidingscommissies, waarover zij het College adviseren, behoren: definiëring en actualisering van het deskundigheidsgebied van betreffende gespecialiseerd verpleegkundige; formulering van de landelijke eindtermen voor betreffende vervolgopleiding tot gespecialiseerd verpleegkundige; bepaling van de minimum duur en omvang van betreffende vervolgopleiding tot gespecialiseerd verpleegkundige; het signaleren van ontwikkelingen op de arbeidsmarkt en het doen van aanbevelingen omtrent opleidingsbehoeften; het bewaken van de aansluiting met het initiële onderwijs; het bewaken van de omvang van de theoretische component en de beroepspraktijkvorming in de vervolgopleiding; het ontwikkelen van criteria voor de beroepspraktijkvorming en de leerplaats; het beoordelen van erkenningaanvragen en vervolgens adviseren van het College op betreffende terrein.
7.
Duur van de Regeling
• •
2.
De Regeling gaat in per 15 juni 2000 en heeft voorshands een geldigheidsduur van drie jaren. De Regeling zal na 2 jaar worden geëvalueerd, teneinde te bepalen of deze in al dan niet gewijzigde vorm zal worden voortgezet, dan wel geheel zal moeten worden herzien. LRVV Deel 1: Algemeen
november 2001; blad 5 van 39
VERKLARING VAN BEGRIPPEN
In deze Regeling wordt verstaan onder: AVVV: Algemene Vergadering Verpleegkundigen en Verzorgenden. Beroepsdeelprofiel: Het profiel zoals vastgesteld door de betreffende beroepsorganisatie van een gespecialiseerd verpleegkundige met aanduiding van de aard van de zorgvragen en zorgvragers, de setting waarin de functie wordt uitgeoefend en de taken en deskundigheden. Beroepsorganisatie: Een samenwerkingsverband van verplegenden en/ of verzorgenden die zich op een specifiek aandachtsgebied van de verpleging en verzorging richten. Beroepspraktijkvorming: Het onderricht in de praktijk van het beroep. College Verpleegkundige Vervolgopleidingen Ziekenhuizen Het landelijk orgaan Vervolgopleidingen tot gespecialiseerd verpleegkundige. Deskundigheidsgebied: Een beschrijving van de competentievereisten en kwalificatiecriteria voor de beroepsuitoefening van een gespecialiseerd verpleegkundige. Erkenning: Een bevestiging, af te geven aan een ziekenhuis (eventueel in samenwerking met een opleidingsinstituut en of andere ziekenhuizen) door het College, dat een vervolgopleiding tot gespecialiseerd verpleegkundige zowel wat betreft de theoretische, als de praktische component voldoet aan de bepalingen van deze Regeling. Geschillencommissie: De beroepscommissie Vervolgopleidingen tot gespecialiseerd verpleegkundige die belast is met de uitvoering van de geschillenregeling. Geschillenregeling: De regeling op grond waarvan een ziekenhuis in beroep kan (kunnen) gaan tegen een beslissing van het landelijk College. Gespecialiseerd Verpleegkundige: Een verpleegkundige met inhoudelijk specialistische kennis op het vakgebied, verkregen door een vervolgopleiding met een beroepsverdiepend karakter, en met ervaring in het betreffende specialisme. LRVV: Landelijke Regeling Verpleegkundige Vervolgopleidingen. NVZ: NVZ vereniging van Ziekenhuizen. LRVV Deel 1: Algemeen
november 2001; blad 6 van 39
Opleiding: Een vervolgopleiding tot gespecialiseerd verpleegkundige waarvoor landelijk het deskundigheidsgebied en de eindtermen zijn vastgesteld. Het onderwijs is gericht op het verwerven van extra deskundigheid op het terrein van beroepsspecifieke vaardigheden, die verpleegkundigen niet door hun initiële beroepsopleiding hebben verworven en die niet kan worden verworven door alleen leren en ervaring opdoen in de werksituatie, maar waarvoor ook een substantiële theoretische onderbouwing en beroepspraktijkvorming noodzakelijk is. Opleidingscommissie: de Opleidingscommissie voor een vervolgopleiding tot gespecialiseerd verpleegkundige ingesteld door het College Verpleegkundige Vervolgopleidingen Ziekenhuizen. Opleidingsdocument: De concretisering van de bepalingen uit deze regeling met betrekking tot een verpleegkundige vervolgopleiding beschreven in een document. VAZ: Vereniging Academische Ziekenhuizen VOVV: Vereniging van Opleidingsinstituten voor Verpleegkundige Vervolgopleidingen.
LRVV Deel 1: Algemeen
november 2001; blad 7 van 39
ERKENNINGSVOORWAARDEN
Artikel 1 De erkenning van een vervolgopleiding tot gespecialiseerd verpleegkundige zoals verzorgd door een ziekenhuis in Nederland met een (intern of extern) opleidingsinstituut en eventueel in samenwerking met een of meer andere ziekenhuizen of zorginstellingen, is op verzoek van het betreffende ziekenhuis mogelijk als deze voldoet aan de erkenningsvoorwaarden.
Procedure voor erkenning Artikel 2 1. Om een vervolgopleiding tot gespecialiseerd verpleegkundige te laten erkennen, moet het aanvragende ziekenhuis met overlegging van het Opleidingsdocument een verzoek indienen bij de Opleidingscommissie. Het betreffende ziekenhuis treedt hierbij tevens als het ware op als penvoerder van het opleidingsinstituut waarvoor mede de erkenning wordt aangevraagd. 2. Het initiatief tot erkenning ligt altijd bij een ziekenhuis, maar omvat tevens het theoriedeel dat door een opleidingsinstituut wordt verzorgd. 3. Na het indienen van een verzoek ontvangt de aanvrager binnen maximaal 6 maanden een antwoord op dit verzoek. Dit antwoord kan bestaan uit een gemotiveerde afwijzing, een verzoek om nadere informatie of het geven van een erkenning dan wel een erkenning onder voorwaarden. 4. De Opleidingscommissie geeft een advies over de erkenningsaanvraag aan het College. Het College beslist op basis van dit advies over de gevraagde erkenning eventueel onder voorwaarden, en stelt de aanvragende instantie en de opleidingscommissie hiervan in kennis. 5. Vervolgopleidingen tot gespecialiseerd verpleegkundige die een erkenning ontvangen, worden opgenomen in het register dat wordt beheerd door het College. 6. Het register van erkende opleidingen is openbaar. In het register staat zowel het ziekenhuis als het opleidingsinstituut dat het theoriegedeelte van de opleiding verzorgt, vermeldt. Artikel 3 1. Een erkenning heeft een geldigheidsduur van maximaal 3 jaar. Een ziekenhuis moet zelf stappen ondernemen voor de erkenning van de volgende periode. 2. De erkenning kan (tussentijds) worden ingetrokken door het College indien de vervolgopleiding niet of niet langer voldoet aan de erkenningsvoorwaarden.
Bezwaar Artikel 4 1. Tegen de schriftelijke mededeling, als bedoeld in artikel 2, derde lid en lid 4, tweede volzin, juncto artikel 2, de leden 1 en 2, dat een erkenning niet wordt verleend respectievelijk wordt ingetrokken, kan een ziekenhuis binnen een maand na ontvangst van de mededeling, schriftelijk bezwaar aantekenen bij het College. 2. Het bezwaarschrift bevat tenminste • de naam en vestigingsplaats van het ziekenhuis; • een omschrijving van het besluit waartegen het bezwaar is gericht; • de gronden van het bezwaar.
LRVV Deel 1: Algemeen
november 2001; blad 8 van 39
3.
Het College vernoemd doet - indien het bezwaarschrift ontvankelijk wordt verklaard - opnieuw nagaan of aan de voorwaarden is voldaan, neemt op grond daarvan een al dan niet gewijzigd besluit en stelt het ziekenhuis hiervan, binnen een termijn van 16 weken na ontvangst van het bezwaarschrift met opgave van de redenen op de hoogte.
Beroep Artikel 5 1. Tegen de beslissing van het College inzake een bezwaarschrift als bedoeld in artikel 4, kan het betreffende ziekenhuis (of kunnen de betreffende samenwerkende ziekenhuizen) binnen een termijn van een maand na ontvangst daarvan in beroep komen bij de Geschillencommissie. 2. Het beroepsschrift bevat tenminste: • de naam en vestigingsplaats van het ziekenhuis (de ziekenhuizen); • een omschrijving van het besluit waartegen het beroep is gericht; • de gronden van het beroep. 3. De Geschillencommissie brengt binnen 16 weken na ontvangst van het beroepsschrift een bindend advies uit aan het College. Het advies wordt aan het ziekenhuis dat het beroepsschrift heeft ingediend, schriftelijk medegedeeld. Artikel 6 De leden van de in het vorige artikel genoemde Geschillencommissie worden door de NVZ en de VAZ benoemd. De commissie is als volgt samengesteld: • één lid uit de kring van de VAZ • één lid uit de kring van de NVZ; • één lid uit de kring van de AVVV. Het lidmaatschap van de Geschillencommissie is onverenigbaar met dat van enige andere commissie en College voornoemd. De wijze van besluitvorming van de Geschillencommissie wordt neergelegd in een huishoudelijk reglement dat geacht wordt deel uit te maken van de Regeling. Dit reglement wordt vastgesteld door NVZ en VAZ. Artikel 7 Een ziekenhuis kan een erkenning voor een opleiding ontvangen indien voldaan wordt aan de in artikel 8 omschreven voorwaarden. De erkenning vindt plaats door het College na een advies van de betreffende Opleidingscommissie. Artikel 8 1. De opleiding is volledig gebaseerd op het door het College vastgestelde deskundigheidsgebied en ingericht voor het bereiken van de landelijke eindtermen van betreffend gespecialiseerd verpleegkundige. 2. Duur en omvang van de opleiding komen ten minste overeen met de duur en omvang van betreffende vervolgopleiding, zoals bepaald door het College. 3. Hantering van een eventueel afwijkende duur en omvang kunnen verantwoord worden. 4. Het ziekenhuis beschikt (eventueel op basis van overeenkomsten met andere ziekenhuizen) over voldoende en gevarieerde beroepspraktijkvormingsplaatsen voor de verwerving van beroepsspecifieke vaardigheden. De kwaliteit van bedoelde plaatsen voor beroepspraktijkvorming kan worden aangetoond. 5. Ziekenhuis en opleidingsinstituut beschikken over een overlegstructuur om de opleiding af te stemmen op de context waarbinnen het specialisme uitgeoefend wordt. 6. Ziekenhuis en opleidingsinstituut beschikken over een overlegstructuur om de opleiding up-to-date te houden. 7. Ziekenhuis en opleidingsinstituut beschikken over een monitoringssysteem om de opleiding af te stemmen op veranderingen op arbeidsmarkt en in functie-uitoefening. 8. Ziekenhuis en opleidingsinstituut streven naar samenwerking met andere instellingen voor het aanbod van verpleegkundige vervolgopleidingen. LRVV Deel 1: Algemeen
november 2001; blad 9 van 39
9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. 18. 19.
20. 21. 22. 23.
Ziekenhuis en opleidingsinstituut bieden verwante vervolgopleidingen zo mogelijk in samenhang aan. Er is een duidelijk beleid inzake de eigen inzet en verantwoordelijkheden van cursisten gedurende de opleiding. Er is een duidelijk instroombeleid, gebaseerd op welomschreven startkwalificaties waarover een cursist dient te beschikken. Er is een transparant vrijstellingenbeleid, gebaseerd op een systeem ter bepaling van het begin niveau van cursisten. Er is een beleid inzake de aansluiting van de opleiding op het initiële onderwijs c.q. op de beroeps-/werkervaring van cursisten. De wijze waarop de leerinhoud van de opleiding is bepaald en vastgesteld, wordt verantwoord. Er zijn bekwame docenten en inhoudsdeskundigen uit de praktijk, die kunnen worden ingezet voor de overdracht en verwerving van de benodigde kennis en vaardigheden. Duidelijk is in welk verband genoemde docenten en deskundigen worden ingezet. De wijze waarop en de vormen waarin kennisoverdracht en kennisverwerving plaats vinden, wordt verantwoord. De wijze waarop training van handelingen en vaardigheden plaats vindt, wordt verantwoord. Er is een samenhangend systeem van opleidingsevaluatie, op basis waarvan de kwaliteit en doelmatigheid van het onderwijs en de voorwaarden waaronder dit onderwijs wordt gegeven kan worden bepaald, de opleiding kan worden geactualiseerd en het rendement kan worden gemeten. Het ziekenhuis beschikt over relevante praktijkleerplaatsen. Het ziekenhuis biedt garanties dat binnen het arbeidsproces, al dan niet verspreid over meerdere praktijkleerplaatsen, de eindtermen van de opleiding kunnen worden bereikt. Het ziekenhuis stelt voldoende tijd en deskundigheid beschikbaar voor de professionele begeleiding van cursisten. Het aantal cursisten mag niet groter zijn dan het aantal gespecialiseerde verpleegkundigen.
LRVV Deel 1: Algemeen
november 2001; blad 10 van 39
BEPALINGEN VOOR DE VERPLEEGKUNDIGE VERVOLGOPLEIDINGEN De bepalingen voor de verpleegkundige vervolgopleidingen zijn vastgesteld door het College Verpleegkundige Vervolgopleidingen Ziekenhuizen (juli 2001) en kennen een geldigheidsduur van drie jaar. In de navolgende bepalingen wordt voor alle verpleegkundige vervolgopleidingen uitgegaan van een zogenoemde ‘standaardbeginsituatie' van de cursist. Deze standaardbeginsituatie is gelijkgesteld met de kwalificatie van de MBO opgeleide verpleegkundige (kwalificatieniveau 4), zonder een aan de vervolgopleiding verwante differentiatie. In relatie tot de standaardbeginsituatie, wordt tevens uitgegaan van een standaard opleidingstraject waarmee een cursist naar het gewenste eindniveau, zoals verwoord in de eindtermen, wordt gebracht.
1.
Toelatingvoorwaarden voor verpleegkundige vervolgopleidingen
1.1 Algemene toelatingsvoorwaarden voor verpleegkundige vervolgopleidingen Om te worden toegelaten tot een van de verpleegkundige vervolgopleidingen vallend onder de LRVV gelden de volgende toelatingsvoorwaarden: • de cursist staat in het BIG-register geregistreerd als verpleegkundige; • de cursist heeft gedurende de vervolgopleiding een praktijkleerovereenkomst met de instelling waar de praktijkleerdoelen kunnen worden behaald. Beroeps- en werkervaring als toelatingsvoorwaarde voor de vervolgopleidingen De LRVV bevat geen algemeen geldende bepalingen over duur en omvang van de minimaal vereiste beroeps- en werkervaring alvorens een cursist kan instromen in een verpleegkundige vervolgopleiding. Het al dan niet beschikken over beroeps- en werkervaring als verpleegkundige met resultaatverantwoordelijkheid heeft consequenties voor enerzijds de studeerbaarheid en studielast voor de cursist, anderzijds voor de benodigde begeleidingsintensiteit en de kwaliteit van de opleiding. In het overleg tussen het ziekenhuis en het opleidingsinstituut kunnen (regionaal) afspraken gemaakt worden over het al dan niet hanteren van aanvullende toelatingsvoorwaarden. De LRVV beoogt kwalitatief verantwoorde vervolgopleidingen ten behoeve van een kwalitatief verantwoorde beroepsuitoefening door gespecialiseerde verpleegkundigen. In de erkenningsaanvraag wordt het instroombeleid verantwoord. 1.2
Aanvullende toelatingsvoorwaarden voor de vervolgopleidingen intensive care neonatologie verpleegkundige en intensive care kinderverpleegkundige Voor de vervolgopleidingen intensive care kinderverpleegkundige en intensive care neonatologie verpleegkundige gelden aanvullende voorwaarden voor toelating tot de vervolgopleiding: • Voor de vervolgopleiding tot intensive care neonatologie verpleegkundige geldt dat de cursist beschikt over kennis en vaardigheden op het gebied van de zorg aan de gezonde en zieke pasgeborene / zuigeling, op het niveau van betreffend deel uit de verpleegkundige vervolgopleiding tot kinderverpleegkundige. • Voor de vervolgopleiding tot intensive care kinderverpleegkundige geldt dat de cursist beschikt over kennis en vaardigheden op een relevant (deel)terrein van de kinderverpleegkunde. De eisen m.b.t. deze kennis en vaardigheden worden in gezamenlijk overleg door de verantwoordelijk leidinggevenden van het ziekenhuis en het opleidingsinstituut vastgesteld. Hierbij zijn de volgende uitgangspunten richtinggevend: • de cursist heeft scholing op het terrein van de kinderverpleegkunde gevolgd; inhoudelijk is het niveau van deze scholing vergelijkbaar met betreffend deel van de Vervolgopleiding Kinderverpleegkundige; • de cursist heeft stage gelopen op een kinderafdeling, waarbij de lengte van de stage is afgestemd op de leervragen van de cursist. Een stageperiode van 6 tot 8 weken is hierbij richtinggevend. In de aanvraag voor erkenning van de opleiding wordt het instroombeleid verantwoord.
LRVV Deel 1: Algemeen
november 2001; blad 11 van 39
2. Structuur en inhoud van een verpleegkundige vervolgopleiding Een verpleegkundige vervolgopleiding bestaat uit een binnenschoolse component en een praktijkcomponent, die onderwijskundig en inhoudelijk een consistente en congruente opbouw dienen te hebben. Met de binnenschoolse component van een vervolgopleiding worden bedoeld die delen van de opleiding, voorafgaand aan of volgend op de praktijk, waarin leeractiviteiten onder verantwoordelijkheid vallen van (docenten van) het opleidingsinstituut. Met de praktijkcomponent van een vervolgopleiding worden bedoeld die delen van de opleiding, voorafgaand aan of volgend op de binnenschoolse component, waarin leeractiviteiten onder verantwoordelijkheid vallen van functionarissen in het ziekenhuis, belast met opleiding en begeleiding van cursisten. Inhoud, duur en omvang van beide componenten dienen verantwoord te worden op basis van alle noodzakelijk geachte leerinterventies en leersituaties voor een cursist om vanuit de standaardbeginsituatie de eindtermen te behalen. Voor de bepaling van de duur en omvang van de praktijkcomponent spelen de leermogelijkheden in en van de praktijk in het ziekenhuis een belangrijke rol. 2.1 Binnenschoolse component De binnenschoolse component van een verpleegkundige vervolgopleiding valt onder verantwoordelijkheid van een opleidingsinstituut. Van het opleidingsinstituut wordt verwacht dat het de kwaliteit van zijn docenten en inhoudsdeskundigen aantoont door zorgvuldige beoordeling van de relevantie van hun opleiding, hun inhoudelijke deskundigheid en het beschikken over didactische vaardigheden. De coördinator van de vervolgopleiding, dient in het bezit te zijn van een diploma leraar verpleegkunde of een vergelijkbare kwalificatie en bij voorkeur in het bezit te zijn van het betreffende diploma van de gespecialiseerde verpleegkundige. 2.2 Praktijkcomponent Het ziekenhuis is verantwoordelijk voor de beschikbaarstelling van voldoende tijd en deskundigheid voor professionele begeleiding van cursisten. Voor de directe begeleiding van een cursist voorziet het ziekenhuis in werkbegeleiding. Werkbegeleiders beschikken over het diploma van de betreffende verpleegkundige vervolgopleiding. Voor de indirecte begeleiding van leerprocessen voorziet het ziekenhuis in een functionaris met de taak van praktijkopleider. De praktijkopleider treedt op als procesbegeleider en fungeert als aanspreekpunt voor werkbegeleiders. Het ziekenhuis is verantwoordelijk voor de beschikbaarstelling van praktijkleerplaatsen en staat garant voor het behalen van de eindtermen van de opleiding binnen het arbeidsproces. Van het ziekenhuis wordt verwacht dat het de kwaliteit van zijn afdelingen als praktijkleerplaatsen aantoont. Het leerplaatsprofiel is het middel daartoe en geeft een beeld van de leermogelijkheden en leeromstandigheden op een afdeling. Als uitkomst van het leerplaatsprofiel kan de cursist gedurende de opleiding werkzaam zijn op een of meerdere afdelingen binnen het eigen ziekenhuis c.q. een ander ziekenhuis en indien nodig en nuttig afdelingen ter oriëntatie bezoeken.
3.
Duur en inhoud van een verpleegkundige vervolgopleiding
3.1 Inleiding Een vervolgopleiding omvat die leerinhouden en leersituaties, die de cursist met eerder genoemde standaardbeginsituatie brengt naar een eindsituatie, zoals verwoord in de eindtermen voor de betreffende vervolgopleiding. De opleidingsduur van de verpleegkundige vervolgopleiding brengt tot uitdrukking hoeveel tijd benodigd is om de vereiste kennis, vaardigheden en attituden te verwerven voor en toe te passen op het specifieke terrein van de verpleegkundige beroepsuitoefening. De overbrugging van het verschil tussen enerzijds de startkwalificatie van de cursist en anderzijds de eindkwalificatie van de gespecialiseerd verpleegkundige, vindt plaats in zowel de binnenschoolse als de praktijkcomponent LRVV Deel 1: Algemeen
november 2001; blad 12 van 39
van de vervolgopleiding. Het gegeven dat de cursist reeds gekwalificeerd is als verpleegkundige benadrukt het belang van leersituaties en leeractiviteiten waarmee de cursist in staat wordt gesteld de transfer te maken naar toepassing van eerder verworven kennis en vaardigheden in de gespecialiseerde context. 3.2 De duur en omvang van de vervolgopleidingen De duur en omvang van de opleidingen worden gerelateerd aan de standaardbeginsituatie. Vanwege de te verwachten diversiteit in gerealiseerde uitstroomkwalificaties van afgestudeerde verpleegkundigen opgeleid volgens het nieuwe samenhangende stelsel van het initiële verpleegkundige beroepsonderwijs, zijn -nog- geen definitieve bepalingen omschreven over de minimaal benodigde duur en omvang van de vervolgopleidingen. In de komende periode zal een nadere onderbouwing leiden tot definitieve bepalingen over duur en omvang van zowel de binnenschoolse als de praktijkcomponent. Richtlijnen voor de duur en omvang van de vervolgopleidingen zijn, in afwachting van een definitieve onderbouwing, vooralsnog gebaseerd op het bestaande peil. Onderstaand wordt in een overzicht voor alle vervolgopleidingen richtinggevend aangegeven: de omvang van de binnenschoolse component in contacturen van 50 minuten en de omvang van de praktijkcomponent in (klok)uren. Vervolgopleiding
Binnenschoolse component
Praktijkcomponent
Dialyse verpleegkundige
175
1500
IC verpleegkundige
260
2000
IC kinderverpleegkundige
200
1200
IC neonatologie verpleegkundige
200
1200
Kinderverpleegkundige
245
1000
250 (160 O / 90 G)
1600 (1050 O / 550 G)
Oncologie verpleegkundige
155*
1200
Spoedeisende hulp verpleegkundige
175**
1000
Obstetrische & Gynaecologische verpleegkundige
*: Aansluiting bij recente richtlijnen over de benodigde duur en omvang van de vervolgopleiding tot oncologie verpleegkundige van de European Oncology Nursing Society (EONS) betekent een binnenschoolse omvang van minimaal 200 contacturen. De nadere onderbouwing van de benodigde duur en omvang zal bij de vervolgopleiding tot oncologie verpleegkundige waarschijnlijk tot een verhoging van het aantal contacturen leiden. **: In het deskundigheidsgebied en de eindtermen van de opleiding tot Spoedeisende hulp verpleegkundige wordt melding gemaakt van de zorg voor het kind op de SEH afdeling. Daarnaast is het streven de vervolgopleiding met betrekking tot de methodiek traumaopvang zodanig inhoud te geven dat directe stapeling van opleidingen niet (meer) nodig is. Deze gegevens leiden tot de verwachting dat de onderbouwing van de duur en omvang zal leiden tot een uitbreiding van zowel de binnenschoolse als de praktijkcomponent. De LRVV hanteert het uitgangspunt dat het volgen van een verpleegkundige vervolgopleiding in deeltijd mogelijk moet zijn. Ten behoeve van zowel de continuïteit van de zorg als van het leerproces wordt het uitgangspunt gehanteerd dat hierbij een aanstelling van gemiddeld 24 uur per week als minimumvereiste geldt.
LRVV Deel 1: Algemeen
november 2001; blad 13 van 39
3.3 Aanpassingen in de duur van de opleiding Het is te verwachten dat voor een verpleegkundige vervolgopleiding zich verpleegkundigen melden met een grote verscheidenheid aan opleidings- en werkervaring. Diverse beginsituaties, anders dan de standaardbeginsituatie, zijn mogelijk. Hierbij valt te denken aan: • verpleegkundigen gekwalificeerd middels initiële opleidingen uit het voormalige stelsel, waaronder inservice A, MBO-V en HBO-V ‘oude stijl'; • verpleegkundigen gekwalificeerd middels de huidige initiële opleidingen als MBO opleiding (kwalificatieniveau 4) mét relevante differentiatie en de HBO-V met of zonder relevante differentiatie (zie ook 3.3.2); • cursisten die reeds een andere (verpleegkundige) vervolgopleiding hebben gevolgd en gekwalificeerd zijn als gespecialiseerd verpleegkundige. Naast genoemde verschillen in kwalificaties mag verondersteld worden dat cursisten verschillen naar beroepservaring en in de praktijk verworven kennis en vaardigheden. 3.3.1 Uitgangspunten LRVV De LRVV beoogt een samenhangend stelsel van verpleegkundige vervolgopleidingen, aansluitend bij het samenhangend stelsel van initiële verpleegkundige beroepsopleidingen, om zo verpleegkundigen zonder herhaling van stappen en leerinhouden, effectief, efficiënt en verantwoord op te leiden tot gespecialiseerd verpleegkundige. Het verlenen van vrijstellingen voor de binnenschoolse en/of praktijkcomponent dan wel het aanbieden van opleidingen-op-maat, gebaseerd op het individuele beginniveau anders dan de geformuleerde 'standaardbeginsituatie', zijn hiertoe de geëigende maatregelen. Leidend principe hierbij is het erkennen van reeds verworven kwalificaties en in de praktijk opgedane kennis en vaardigheden van de cursist die aan een vervolgopleiding wil deelnemen. Het beoordelen van de beginsituatie van cursisten dient te geschieden met behulp van (valide) toetsinstrumenten en -procedures. In dat kader speelt het portfolio van de aspirant-cursist, waarin leerresultaten en leerervaringen zichtbaar gemaakt worden en achtergronddocumentatie is opgenomen, een belangrijke rol. Naast de "afwijkende" beginsituatie zijn er ook andere redenen om een opleiding naar duur, omvang en/of inhoud aan te passen aan de cursist. Afstemming op het aanstellingspercentage van de cursist, inspelen op onvoorziene gebeurtenissen rond de cursist en tempodifferentiatie zijn hier voorbeelden van. Ten aanzien van tempodifferentiatie wenst het College Verpleegkundige Vervolgopleidingen Ziekenhuizen in de komende jaren te komen tot een nadere -algemene- uitwerking van randvoorwaarden waaronder tempodifferentiatie in zowel de binnenschoolse als de praktijkcomponent van de opleiding kan plaatsvinden. Ongeacht de aanleiding tot aanpassingen, dient vooropgesteld te worden dat aanpassing geen afbreuk mag doen aan de te behalen kwalificatie, die garant staat voor het niveau en de kwaliteit van de beroepsuitoefening als gespecialiseerd verpleegkundige. 3.3.2 Vrijstellingen op basis van samenhang tussen LRVV en stelsel van initiële verpleegkundige beroepsopleidingen Vanwege de te verwachten diversiteit in gerealiseerde uitstroomkwalificaties van afgestudeerde verpleegkundigen, opgeleid volgens het nieuwe stelsel van het initiële verpleegkundige beroepsonderwijs, worden in deze regeling - nog - geen ‘standaard' uitspraken gedaan over vrijstellingen gerelateerd aan differentiaties die verwant zijn aan een verpleegkundige vervolgopleiding. Het portfolio van de cursist vormt de basis voor het individueel vast te stellen opleidingstraject. Vrijstellingen in een verpleegkundige vervolgopleiding zijn denkbaar voor een HBO opgeleide verpleegkundige (kwalificatieniveau 5) op basis van overeenkomsten in leerdoelen behorend bij de generiek geformuleerde eindtermen van de deelkwalificaties ‘Preventie en GVO', ‘Coördineren en organiseren van zorg' en ‘Kwaliteitszorg en deskundigheidsbevordering'. In voorkomende situaties dient de cursist gedurende de vervolgopleiding die leersituaties aangeboden te krijgen, waarmee de cursist de gelegenheid krijgt om de transfer te maken van generieke kennis en vaardigheden naar toepassing in de context van de gespecialiseerde verpleegkundige beroepsuitoefening.
LRVV Deel 1: Algemeen
november 2001; blad 14 van 39
3.3.3 Vrijstellingen op basis van samenhang tussen de verpleegkundige vervolgopleidingen vallend onder de LRVV De eindtermen van alle in de LRVV opgenomen vervolgopleidingen zijn, in relatie tot de specifieke patiëntencategorieën en context, waar mogelijk op eenduidige wijze geformuleerd en in deelkwalificaties ondergebracht. Hiermee komen overeenkomsten en verschillen tussen de in de Regeling opgenomen vervolgopleidingen naar voren. Met betrekking tot contextgebonden en beroepsspecifieke kennis en vaardigheden kan gesteld worden dat op basis van overeenkomsten in leerdoelen vrijstellingen kunnen worden verleend. hierbij kan vooral gedacht worden aan overeenkomsten tussen de vervolgopleidingen: • IC volwassenen, IC kinderen, IC neonatologie, spoedeisende hulp • Kinderverpleegkunde, IC kinderen, IC neonatologie, Obstetrie en Gynaecologie • Oncologie, Obstetrie & Gynaecologie. Dit overzicht laat onverlet dat onder invloed van verdergaande vergelijking en operationalisering van leerinhouden, ook tussen andere (niet genoemde) opleidingen mogelijkheden zijn tot het bieden van vrijstellingen. De generiek geformuleerde eindtermen in de deelkwalificaties ‘Preventie en GVO', ‘Coördineren en organiseren van zorg' en ‘Kwaliteitszorg en deskundigheidsbevordering', die beroepsonafhankelijke kennis en vaardigheden omvatten, impliceren overeenkomsten. Dit biedt mogelijkheden voor vrijstellingen tussen alle vervolgopleidingen. In voorkomende situaties is het van belang dat de cursist die leersituaties aangeboden krijgt waarmee de cursist de gelegenheid krijgt om de transfer te maken van generieke kennis en vaardigheden naar toepassing in de nieuwe context van de gespecialiseerde verpleegkundige beroepsuitoefening. 3.3.4 Besluitvorming inzake het aanbieden van aangepaste opleidingstrajecten Besluitvorming inzake het aanbieden van aangepaste opleidingstrajecten vindt, in gezamenlijk overleg, plaats door de verantwoordelijk leidinggevenden van het ziekenhuis en het opleidingsinstituut. Hierbij wordt in overweging genomen: • de genoten verpleegkundige beroepsopleiding; • de gevolgde differentiatie in de initiële verpleegkundige beroepsopleiding; • de genoten verpleegkundige vervolgopleiding(en); • genoten andere relevante vervolgopleiding(en); • tijdstip van afsluiten van de genoten beroeps- en vervolgopleiding(en); • tijdstip en relevantie van de praktijkervaring. Van de verleende vrijstellingen wordt aantekening gedaan in het praktijkopleidingsboek. 3.3.5 Verlenging en onderbreking van een verpleegkundige vervolgopleiding Het niet behalen van leerresultaten, al dan niet ten gevolge van onvoorziene omstandigheden rond de persoon van de cursist, leidt tot verlenging van de vervolgopleiding. Verlenging van de opleidingsduur kan ook een gevolg zijn van een langdurige onderbreking van de verpleegkundige vervolgopleiding als gevolg van persoonlijke omstandigheden van de cursist. Verlenging van de opleidingsduur roept het vraagstuk van de geldigheidsduur van de reeds behaalde resultaten op. Over de geldigheidsduur van behaalde leerresultaten worden binnen de LRVV geen standaard voorschriften gegeven. Behaalde leerresultaten moeten in de context van de geoperationaliseerde vervolgopleiding bezien worden, dat wil zeggen op lokaal en regionaal niveau. Van de aanbieder wordt verwacht dat hij zich laat leiden door factoren als ontwikkelingen in het betreffende vakgebied, "houdbaarheid" van kennis en vaardigheden, voortgang in het leerproces en de opleiding op het moment van de onderbreking en de duur van de onderbreking. Besluitvorming over het verlenen van de mogelijkheid van een om meerdere verlengingsperioden dan wel beëindiging van de vervolgopleiding vindt, in gezamenlijk overleg, plaats door de verantwoordelijk leidinggevende van het ziekenhuis en het opleidingsinstituut. In de erkenningsaanvraag wordt het toets- en studievorderingsbeleid verantwoord.
LRVV Deel 1: Algemeen
november 2001; blad 15 van 39
4.
Documenten betreffende de verpleegkundige vervolgopleidingen
4.1 Leerplaatsprofiel Beroepspraktijkvorming neemt in de vervolgopleidingen een prominente plaats in, gebaseerd op het uitgangspunt dat slechts reële praktijksituaties op een afdeling gelegenheid bieden om beroepsvaardigheden tot op productief niveau eigen te maken. De kwaliteit van een opleiding berust voor een groot deel op de kwaliteit van de afdelingen die tijdens de opleiding als leerplaats voor cursisten worden ingezet. Concreet gaat het erom dat in het praktijkdeel alle in de praktijk te behalen leerdoelen behaald kunnen worden. Het ziekenhuis dient, eventueel op basis van overeenkomsten met andere ziekenhuizen, te beschikken over voldoende, relevante en gevarieerde praktijkleerplaatsen voor de verwerving van de kennis en vaardigheden zoals verwoord in de landelijk vastgestelde eindtermen. Bij een erkenningaanvraag wordt het ziekenhuis geacht bedoelde kwaliteit van zijn afdeling(en) als praktijkleerplaats(en), naar leermogelijkheden en leeromstandigheden aan te tonen. Het beoogde middel daartoe is het zogeheten leerplaatsprofiel. Een leerplaatsprofiel van een afdeling c.q. een ziekenhuis dient het volgende beeld op te leveren: Met betrekking tot de leerinhouden: • een omschrijving van de patiëntencategorieën waar de zorg op de afdeling zich op richt; • een omschrijving van de vaardigheden die benodigd zijn voor de uitvoering van de primaire zorgverlening op de betreffende afdeling; • de kennis en vaardigheden c.q. competenties van de gespecialiseerde verpleegkundige waar de afdeling een beroep op doet; • het niveau (naar verantwoordelijkheid, complexiteit en transfer) waarop handelingen op de afdeling worden verricht. Met betrekking tot de leeromstandigheden: • de beroepsbeoefenaren die op de afdeling functioneren en als rolmodel voor de cursist kunnen fungeren (aantal verpleegkundigen op de afdeling / de verhouding gediplomeerden : cursisten / overige disciplines); • de typering van de leer- en opleidingscultuur op de afdeling; • de materiële en immateriële middelen waarover de afdeling beschikt voor leer- en begeleidingsprocessen. Voor álle afdelingen die gedurende de opleiding als praktijkleerplaats worden ingezet, wordt een leerplaatsprofiel geschetst. Een volledig leerplaatsprofiel van een afdeling maakt inzichtelijk welke leerdoelen – en in welke fase van de opleiding- in de praktijk kunnen worden behaald en voor welke leerdoelen aanvullende beroepspraktijkvorming op andere afdelingen of in andere instellingen benodigd zijn. Een volledig leerplaatsprofiel maakt eveneens duidelijk onder welke leer- en werkomstandigheden het leerproces van een cursist kan verlopen. 4.2 Praktijkopleidingsboek In elke verpleegkundige vervolgopleiding wordt ten behoeve van sturing en voortgangsbewaking van het individuele praktijkleerproces van de cursist een praktijkopleidingsboek gehanteerd. De inhoud van het praktijkopleidingsboek is een resultante van gezamenlijk overleg en gezamenlijke verantwoordelijkheid van het ziekenhuis en het opleidingsinstituut. Het praktijkopleidingsboek als sturingsinstrument bevat informatie over: • afdelingen waar de cursist het praktijkdeel van de opleiding zal doorbrengen en de duur van deze praktijkperioden; • de leerdoelen die in de praktijk behaald moeten worden, geordend naar fase van de opleiding en onderscheiden naar praktijkafdelingen; • de wijzen waarop gedurende de praktijk het leerproces gestuurd en de cursist ondersteund en beoordeeld wordt, uitgewerkt naar: • formele praktijkleeropdrachten; LRVV Deel 1: Algemeen
november 2001; blad 16 van 39
• structurele vormgeving van begeleiding en ondersteuning; • beoordelingsmomenten en beoordelingscriteria. Het praktijkopleidingsboek als middel voor studievoortgangsbewaking bevat informatie over: • de verleende vrijstellingen; • de uitwerking en resultaten van praktijkleeropdrachten; • de beoordeling van praktijkleeropdrachten. De cursist draagt verantwoordelijkheid voor het beheer van het praktijkopleidingsboek en overige bewijsstukken van verworven kennis en vaardigheden ter aanvulling van het eigen portfolio. 4.3 Studiegids Voor aanvang van een vervolgopleiding dient de cursist een studiegids te ontvangen met daarin opgenomen: • refererend aan de LRVV de omschrijving van het deskundigheidsgebied en de eindtermen van de betreffende verpleegkundige vervolgopleiding; • organisatie (o.a. organisatiestructuur, medewerkers, onderwijsaanbod, vrijstellingenbeleid); • opleidingsreglement (o.a. toelatingsvoorwaarden, duur en omvang, toetsingsprocedure); • leerplan (o.a. structurering opleiding, studievorderingsbeleid).
LRVV Deel 1: Algemeen
november 2001; blad 17 van 39
HANDLEIDING ERKENNINGSAANVRAAG VERPLEEGKUNDIGE VERVOLGOPLEIDINGEN 1.
Inleiding
In deze 'Handleiding Erkenningsaanvraag Verpleegkundige Vervolgopleidingen' (in het vervolg de Handleiding genoemd), vindt u informatie over de erkenningsprocedure. Hiermee wordt het proces van erkenning inzichtelijk. De handleiding is een onderdeel van de Landelijke Regeling Verpleegkundige Vervolgopleidingen (in het vervolg de Regeling genoemd). De Handleiding bevat informatie over de procedure en de instrumenten waarmee: 1. erkenningen kunnen worden aangevraagd; 2. erkenningsaanvragen worden beoordeeld. In de 2e paragraaf wordt omschreven hoe de erkenningsaanvraag procedureel verloopt. Vervolgens wordt in paragraaf 3 omschreven op welke wijze beoordeling plaatsvindt door de opleidingscommissie van betreffende verpleegkundige vervolgopleiding en het College Verpleegkundige Vervolgopleidingen Ziekenhuizen (in het vervolg het College genoemd). Op gestandaardiseerde wijze worden de bevindingen van de opleidingscommissie gerapporteerd aan het College. De richtlijnen hiervoor zijn opgenomen in paragraaf 4. Tot slot treft u in paragraaf 5 informatie aan over het register van erkende verpleegkundige vervolgopleidingen. De Handleiding bevat vervolgens de volgende instrumenten: 1. Standaardaanvraagformulier voor erkenning van een verpleegkundige vervolgopleiding 2. Beoordelingskader voor de erkenningsaanvraag van een verpleegkundige vervolgopleiding
2.
Procedure van erkenningsaanvragen
De aanvragende instelling Het ziekenhuis treedt op als aanvrager van de erkenning voor een verpleegkundige vervolgopleiding. De erkenningsaanvraag omvat zowel het praktijk- als het binnenschoolse deel van de vervolgopleiding. De aanvrager stuurt het aanvraagformulier schriftelijk en op een diskette naar de secretaris van de College, die het doorstuurt naar de leden van de opleidingscommissie van de betreffende vervolgopleiding. Het aanvragende ziekenhuis draagt zorg voor verzending van tien schriftelijke exemplaren van de erkenningsaanvraag. Ten behoeve van de secretaris van het College dient één studiegids en één praktijkopleidingsboek beschikbaar te zijn. Alle benodigde informatie voor de beoordeling van de erkenningsaanvraag dient in het standaardaanvraagformulier te worden vermeld. Aanvraagformulieren waarin voor informatie wordt verwezen naar verschillende bijlagen worden niet in behandeling genomen. Aanvraagformulieren worden enkel in behandeling genomen als deze zijn ingediend door het aanvragende ziekenhuis. Standaard aanvraagformulier erkenningsaanvraag verpleegkundige vervolgopleiding Het standaardaanvraagformulier voor de erkenningsaanvraag voor verpleegkundige vervolgopleidingen is opgemaakt in Word. Het formulier is via www.lrvv.nl te downloaden.
3.
Procedure van beoordeling erkenningsaanvragen
De secretaris van het College De secretaris van het College vormt de verbinding tussen de ziekenhuizen die verpleegkundige vervolgopleidingen voor erkenning aanbieden, de opleidingscommissies en het College. De secretaris van het College is verantwoordelijk voor het logistieke proces van de erkenningsaanvragen zoals omschreven in de Regeling (zie hiervoor de tekst van de Regeling, deel 1 - erkenningsvoorwaarden: onderdelen 'procedure voor erkenning', 'bezwaar' en 'beroep'. De secretaris van het College adviseert het College en de opleidingscommissies gevraagd en ongevraagd.
LRVV Deel 1: Algemeen
november 2001; blad 18 van 39
Binnenkomst van de aanvraag bij het secretariaat Het aanvragende ziekenhuis dient de erkenningsaanvraag voor de verpleegkundige vervolgopleiding in met behulp van het standaardaanvraagformulier volgens de procedure zoals omschreven in deze Handleiding en richt deze aan de secretaris van het College. Bij binnenkomst van de aanvraag toetst de secretaris van het College de erkenningsaanvraag op volledigheid en stuurt de aanvrager óf 1] een ontvangstbevestiging óf 2] de erkenningsaanvraag retour. Indien sprake is van bevestiging van goede ontvangst, wordt vervolgens de erkenningsaanvraag doorgestuurd naar de opleidingscommissie ter beoordeling. Beoordeling van de erkenningsaanvraag door de opleidingscommissie De opleidingscommissie van betreffende vervolgopleiding beoordeelt de erkenningsaanvraag aan de hand van de in de Regeling en deze Handleiding geformuleerde procedure. De opleidingscommissie komt tot een onafhankelijk oordeel. Op het moment dat een erkenningsaanvraag voorligt van een ziekenhuis en opleidingsinstituut waar een lid van de opleidingscommissie werkzaam is, onthoudt het betreffende commissielid zich van deelname aan de beoordeling. Aan de hand van het in de Handleiding opgenomen beoordelingskader en het door de instelling aangeleverde aanvraagformulier voor de erkenning, onderzoekt de opleidingscommissie in hoeverre de vervolgopleiding aan de gestelde criteria voldoet. In de bespreking van de erkenningsaanvraag binnen de opleidingscommissie dient de opleidingscommissie tot een beargumenteerd oordeel te komen met betrekking tot de kwaliteit van de verpleegkundige vervolgopleiding. Ten behoeve van de voorbereiding van dit oordeel is in deze Handleiding het beoordelingskader opgenomen; hierdoor kunnen op inzichtelijke en onderling vergelijkbare wijze beoordelingen tot stand komen. Artikel 8 van de Regeling vormt samen met de bepalingen voor verpleegkundige vervolgopleidingen (opgenomen in deel 1) en de omschrijving van het deskundigheidsgebied van de gespecialiseerde verpleegkundige en de eindtermen voor de betreffende verpleegkundige vervolgopleiding (opgenomen in deel 2) het referentiekader waaraan de erkenningsaanvraag wordt getoetst. Bij de beoordeling zal aandacht worden besteed aan de samenhang tussen de eindtermen en de uitwerking daarvan in leerdoelen en de inrichting van de leeromgeving (het leerplaatsprofiel) waarin de eindtermen kunnen worden behaald. Tevens gaat aandacht uit naar het bestaan en functioneren van een kwaliteitssysteem, waarmee kwaliteitsborging en -verbetering vorm en inhoud wordt gegeven, en aansluiting bij ontwikkelingen op het vak- en onderwijskundig gebied gerealiseerd worden. Aan de hand van het 'beoordelingskader erkenningsaanvraag verpleegkundige vervolgopleiding' toetst de opleidingscommissie of de vervolgopleiding aan de gestelde voorwaarden voldoet. Zo nodig wordt het aanvragende ziekenhuis verzocht aanvullende informatie aan te leveren. De opleidingscommissie formuleert aan de hand van de bespreking een rapportage met een advies aan het College (zie paragraaf 4) welke door de voorzitter van de opleidingscommissie wordt verzonden naar het College. Het verlenen van erkenningen door het College Nadat de secretaris van het College van de voorzitter van de opleidingscommissie de eindrapportage heeft ontvangen, wordt deze ter vaststelling aan het College voorgelegd. Het College valideert de uitvoering van de beoordeling van de erkenningsaanvraag. Centrale vragen hierbij zijn: • is de beoordeling overeenkomstig de geldende procedures correct uitgevoerd; • voldoet de vervolgopleiding aan de voorwaarden zoals gesteld in het algemene deel van de Regeling en de specifieke informatie betreffende de vervolgopleiding; • is het oordeel van de opleidingscommissie over de vervolgopleiding in voldoende mate beargumenteerd. De voorzitter van de opleidingscommissie licht desgewenst ter vergadering van het College de gevolgde gang van zaken en het advies toe. Op grond van bespreking in het College volgt het besluit door het College dat drie modaliteiten kent: • gemotiveerde afwijzing • erkenning onder nadere voorwaarden • erkenning (met een geldigheidsduur van maximaal 3 jaar)
LRVV Deel 1: Algemeen
november 2001; blad 19 van 39
Het besluit van het College wordt schriftelijk aan de contactpersoon van het aanvragende ziekenhuis bekend gemaakt. Een kopie van de besluitvorming wordt verzonden naar het hoofd van het opleidingsinstituut (de medeondertekenaar van de erkenningsaanvraag) en de opleidingscommissie van de betreffende vervolgopleiding. Ziekenhuizen kunnen tegen het besluit van het College bezwaar maken. Voor informatie over bezwaar en beroep wordt verwezen naar de Regeling - deel 1, erkenningsvoorwaarden, onderdelen 'bezwaar' en 'beroep'.
4.
Rapportage van de opleidingscommissie aan het College
De rol van de opleidingscommissies in de beoordeling van erkenningsaanvragen stelt eisen aan de opzet van de rapportages aan het College. Er dient sprake te zijn van een zo groot mogelijke uniformiteit en vergelijkbaarheid van de rapportages van de verschillende opleidingen. Daarnaast moet blijken dat bij de beoordeling daadwerkelijk gebruik is gemaakt van de het beoordelingskader als richtsnoer. Deze twee voorwaarden betekenen, vertaald naar de opzet van de rapportages het volgende: • in de inleiding wordt de opleiding op hoofdpunten kort getypeerd, waaronder de plaats van de opleiding in de organisatie en enkele karakteristieken van de betreffende opleiding. Indien nodig worden in deze paragraaf enkele bijzondere omstandigheden geschetst die van invloed zijn geweest op de beoordeling van de opleidingscommissie; • de paragrafen die volgen corresponderen met de verschillende onderdelen van het beoordelingskader; elke paragraaf beschrijft kort de situatie van de opleiding ten aanzien van de verschillende (sub)onderdelen van het beoordelingskader en een beoordeling van de opleidingscommissie; • de beoordeling van de opleidingscommissie is voldoende onderbouwd, duidelijk wordt aangegeven op basis van welke informatie men tot een beoordeling is gekomen; • na bespreking en beoordeling van de afzonderlijke (sub)onderdelen, geeft de opleidingscommissie aan wat hun bevindingen zijn ten aanzien van sterke en zwakke punten, tevens welke verbeteractiviteiten wenselijk / nodig zijn; • in de slotparagraaf formuleert de opleidingscommissie, op basis van de beoordeling per onderdeel een beargumenteerd advies tot afwijzing, erkenning onder nadere voorwaarden of erkenning.
5.
Het register van erkende verpleegkundige vervolgopleidingen
Door het College erkende verpleegkundige vervolgopleidingen worden opgenomen in het openbare 'register erkende verpleegkundige vervolgopleidingen ziekenhuizen'. Naast de vermelding van erkende vervolgopleidingen als resultante van de samenwerking tussen het ziekenhuis en het opleidingsinstituut, wordt in een overzicht inzichtelijk gemaakt welke opleidingsinstituten betrokken zijn bij erkende vervolgopleidingen. Het register is in te zien via www.lrvv.nl. Ziekenhuizen dienen zelf het initiatief te nemen voor hernieuwing van de erkenning. In het register blijven in het verleden verleende erkenningen zichtbaar. Op deze wijze wordt de continuïteit van de kwaliteit van de opleiding zichtbaar gemaakt.
6.
Tot slot
Het College is van oordeel dat met behulp van gepresenteerde procedure en instrumenten de kwaliteit van opleidingen zo objectief mogelijk kan worden vastgesteld. In het beoordelingsproces zullen opleidingscommissies gaandeweg tot een beargumenteerd advies komen. De opleiding voldoet, of voldoet niet in voldoende mate aan de norm zoals omschreven in de Landelijke Regeling Verpleegkundige Vervolgopleidingen en de specifieke regeling voor betreffende vervolgopleiding. Aan niet alle onderdelen zal in even sterke mate worden voldaan, opleidingen maken keuzes. De argumenten daartoe zijn belangrijk, op grond daarvan maakt de opleidingscommissie een afweging. De weging van criteria en het leggen van accenten kunnen per opleidingscommissie, mede in relatie tot de aard en inhoud van de opleidingen, enigszins verschillen.
LRVV Deel 1: Algemeen
november 2001; blad 20 van 39
Het beoordelen van erkenningsaanvragen is in dit opzicht, per opleidingscommissie en per opleiding, een uniek proces dat van alle betrokkenen veel inspanning vereist. Tegelijkertijd geeft de erkenning uiting aan een objectief vastgesteld hoog niveau van de gespecialiseerde verpleegkundige beroepsuitoefening.
LRVV Deel 1: Algemeen
november 2001; blad 21 van 39
GEDRAGSCODE
De Landelijke Regeling Verpleegkundige Vervolgopleidingen beoogt het verkrijgen van waarborgen met betrekking tot de kwaliteit, effectiviteit en doelmatigheid van gespecialiseerde verpleegkundige vervolgopleidingen. Gegevens zoals verstrekt in de erkenningsaanvraag en verwoord in de beoordeling worden vertrouwelijk behandeld door de leden van de opleidingscommissies, het College Verpleegkundige Vervolgopleidingen Ziekenhuizen en de secretaris van het College. Het College verstrekt op geen enkele wijze aan derden wijze inzage in erkenningsaanvragen en de beoordeling van erkenningsaanvragen. De beoordeling van de erkenningsaanvraag door het College wordt verzonden naar de Raad van Bestuur van het aanvragende ziekenhuis, met een afschrift aan het hoofd van het betrokken opleidingsinstituut. Inzage in de tekst van de erkenningsaanvraag en de beoordeling ervan, kan enkel verleend worden door de Raad van Bestuur van het betreffende aanvragende ziekenhuis. Het College publiceert de erkende verpleegkundige vervolgopleidingen in het register van erkende vervolgopleidingen, in te zien via www.lrvv.nl Leden van de opleidingscommissies, het College en de secretaris verplichten zich tot geheimhouding van alle gegevens waarvan hij/zij kennis neemt in het kader van de beoordeling van een erkenningsaanvraag van een verpleegkundige vervolgopleiding, uitgevoerd in het kader van de Landelijke Regeling Verpleegkundige Vervolgopleidingen op verzoek van het College Verpleegkundige Vervolgopleidingen Ziekenhuizen. De geheimhouding geldt niet voor die gegevens waarvoor de Raad van Bestuur van het aanvragende ziekenhuis toestemming heeft gegeven om deze aan derden te verstrekken danwel ter inzage te geven. De leden van de opleidingscommissies, het College en de secretaris verplichten zich na gebruik van genoemde gegevens, deze gegevens afdoende te vernietigen.
LRVV Deel 1: Algemeen
november 2001; blad 22 van 39
STANDAARDFORMULIER ERKENNINGSAANVRAAG VERPLEEGKUNDIGE VERVOLGOPLEIDING Toelichting bij het gebruik van het standaardformulier: Het College Verpleegkundige Vervolgopleidingen Ziekenhuizen erkent enkel die opleidingen die volledig zijn gebaseerd op het door het College vastgestelde deskundigheidsgebied van de gespecialiseerd verpleegkundige en ingericht zijn op het bereiken van de landelijk vastgestelde eindtermen voor de betreffende verpleegkundige vervolgopleiding. Niet iedere verpleegkundige vervolgopleiding is bij openbaarmaking van de Regeling inclusief de aanvraag- en beoordelingsprocedure (november 2001) reeds als zodanig ingericht. Het College hanteert een termijn van twee jaar om ziekenhuizen in de gelegenheid te stellen opleidingen zodanig bij te stellen en in te richten dat aan de landelijke regeling voldaan wordt en een erkenning aangevraagd en verleend kan worden. Alle benodigde informatie voor de beoordeling van de erkenningsaanvraag dient in het standaardaanvraagformulier te worden vermeld. Onvolledig ingevulde formulieren, of formulieren waarin wordt verwezen naar andere documenten zoals de studiegids of het praktijkopleidingsboek worden niet in behandeling genomen. Het aanvraagformulier is opgemaakt in tabelvorm en bevat verschillende tekstblokken. In elke blok staat aangegeven welke informatie van belang is voor de opleidingscommissie en het College om te komen tot een beoordeling van uw erkenningsaanvraag. Naast ja / nee vragen worden ook open vragen gesteld. Bij het beantwoorden van de open vragen maakt u tijdens het invullen het blok groter. De erkenningsvoorwaarden behorend bij vraag 1 tot en met 4 (*) zijn bepalend c.q. discriminerend voor het al dan niet erkennen van uw vervolgopleiding. Niet voldoen aan deze voorwaarden betekent niet erkend worden. Bij de overige erkenningsvoorwaarden is het College van mening dat het belangrijk is dat aan deze voorwaarden voldaan wordt, maar dat een ontwikkelingstraject mogelijk moet zijn. Een in de tijd gelimiteerde en eenmalige erkenning onder voorwaarden is hierbij mogelijk. Bij die vragen waar uw vervolgopleiding nog niet voldoet aan de gestelde erkenningsvoorwaarden, wordt u verzocht te omschrijven op welke wijze en op welke termijn aan de erkenningsvoorwaarden voldaan zal worden (**). Bij het beoordelen van de volgende erkenningsaanvraag wordt beoordeeld of de erkenning vervolgens kan worden verleend. Vraag 14 en 16 worden als informatief beschouwd en worden in de beoordeling van uw erkenningsaanvraag niet meegewogen. Alvorens u over gaat tot het invullen van het erkenningsaanvraagformulier is het aan te bevelen kennis te nemen van het beoordelingskader. Het beoordelingskader is een werkdocument voor de opleidingscommissies. Het beoordelingskader bevat verwijzingen naar de algemene erkenningsvoorwaarden (artikel 8), de bepalingen voor de vervolgopleidingen, de beschrijving van het deskundigheidsgebied en de eindtermen; het referentiekader waaraan uw aanvraag wordt getoetst. Bij vragen kunt u contact opnemen met de secretaris van het College Verpleegkundige Vervolgopleidingen Ziekenhuizen. Succes.
LRVV Deel 1: Algemeen
november 2001; blad 23 van 39
AANVRAAGFORMULIER ERKENNING VERPLEEGKUNDIGE VERVOLGOPLEIDING Algemene informatie Naam vervolgopleiding
Verpleegkundige vervolgopleiding tot ...
Naam aanvragend ziekenhuis Gegevens contactpersoon ziekenhuis Naam Functie Adres Postadres Postcode Telefoonnummer Faxnummer E-mailadres Naam opleidingsinstituut Het ziekenhuis en opleidingsinstituut verzorgen bovengenoemde vervolgopleiding sinds
LRVV Deel 1: Algemeen
november 2001; blad 24 van 39
1*. Inhoud en eindkwalificaties - eindtermen en leerdoelen Binnenschoolse component - beschrijf in dit gedeelte op welke wijze de eindtermen zijn vertaald in leerdoelen voor afzonderlijke onderwijseenheden.
Binnenschoolse component - beschrijf in dit gedeelte op welke wijze de benodigde kennis en vaardigheden van cursisten wordt getoetst.
Praktijkcomponent - beschrijf in dit gedeelte op welke wijze de eindtermen zijn vertaald in leerdoelen voor afzonderlijke praktijkleerperioden.
Praktijkcomponent - beschrijf in dit gedeelte op welke wijze de benodigde kennis en vaardigheden van cursisten in de praktijk worden getoetst.
Beschrijf in dit gedeelte op welke wijze de onderwijseenheden samenhangen met de praktijkleerperioden (integratie).
Beschrijf in dit gedeelte welk beleid geformuleerd is hoe omgegaan wordt met onvoldoende binnenschoolse en praktijkbeoordelingen en (langdurige) onderbrekingen van de opleiding.
2*. Inhoud en eindkwalificaties - praktijkleerplaatsprofiel Beschrijf in dit gedeelte het leerplaatsprofiel van alle praktijkleerplaatsen waar de cursist gedurende de vervolgopleiding werkzaam is of stage loopt, waarbij aandacht wordt besteed aan de volgende onderdelen: M.b.t. leerinhouden: • Patiëntencategorieën • Behandelingswijzen • Welke leerdoelen kunnen worden behaald op betreffende leerplaats en in welke fase van de opleiding M.b.t. leeromstandigheden: • Aantal verpleegkundigen op de afdeling / verhouding gediplomeerden:cursisten • Overige disciplines • Typering leerklimaat. Praktijkleerplaats 1:
Praktijkleerplaats 2:
Praktijkleerplaats 3:
Praktijkleerplaats 4:
LRVV Deel 1: Algemeen
november 2001; blad 25 van 39
3*. Personeel - binnenschoolse component Beschrijf in dit gedeelte welke docenten en inhoudsdeskundigen worden ingezet (met vermelding van functie/ inhoudelijke deskundigheid/ didactische vaardigheden, dit in relatie tot de reeds beschreven onderwijseenheden/ leerdoelen).
Heeft het opleidingsinstituut beleid geformuleerd met betrekking tot relevante verpleegkundige praktijkervaring van docenten? Ja / Nee Zo ja, hoe is dit beleid geformuleerd?
Beschikt het opleidingsinstituut over een bekwame opleidingscoördinator (zie bepalingen: met de kwalificatie van leraar verpleegkunde of vergelijkbare kwalificatie en bij voorkeur in het bezit van het betreffende diploma van gespecialiseerd verpleegkundige). Ja / Nee
4*. Personeel - praktijkcomponent Beschrijf in dit gedeelte op welke wijze het ziekenhuis voorziet in deskundige werkbegeleiding van de cursist (zie bepalingen: in het bezit van de kwalificatie van betreffende vervolgopleiding).
Op welke wijze worden de werkbegeleider(s) gefaciliteerd (tijd, deskundigheid, materieel) om een adequate begeleiding van cursisten mogelijk te maken?
Beschrijf in dit gedeelte op welke wijze het ziekenhuis voorziet in de taken / functie van praktijkopleider, verantwoordelijk voor de procesbegeleiding en aanspreekpunt voor de werkbegeleider(s).
5. Werkvormen Binnenschoolse component: beschrijf in dit gedeelte welke werkvormen (activiteiten van docenten) gehanteerd worden en welke studieactiviteiten (activiteiten van cursisten) verricht worden in relatie tot de onderwijseenheden / leerdoelen.
Praktijkcomponent: beschrijf in dit gedeelte welke werkvormen (activiteiten van werkbegeleiders) gehanteerd worden en welke leer-/werkactiviteiten (activiteiten van de cursist) verricht worden in relatie tot de praktijkleerperioden / leerdoelen.
6. Duur en omvang Motiveer in dit gedeelte de duur en omvang van de binnenschoolse component van de vervolgopleiding.
Motiveer in dit gedeelte de duur en omvang van de praktijkcomponent van de vervolgopleiding.
LRVV Deel 1: Algemeen
november 2001; blad 26 van 39
7. Instroom- en vrijstellingenbeleid Hanteert het ziekenhuis naast de landelijk vastgestelde toelatingsvoorwaarden aanvullende toelatingsvoorwaarden voor deelname aan de vervolgopleiding? Ja / Nee Zo ja, welke aanvullende toelatingsvoorwaarden (gaarne motiveren)
Heeft het ziekenhuis i.s.m. het opleidingsinstituut beleid geformuleerd inzake de aansluiting van de vervolgopleiding op: Het initiële beroepsonderwijs Ja / Nee** De beroeps- en werkervaring van de cursist Ja / Nee** Overige vervolgopleidingen vallend onder de LRVV Ja / Nee** Beschrijf in dit gedeelte het systeem / de instrumenten waarmee de individuele startkwalificatie van de cursist wordt bepaald ten behoeve van de aansluiting van de vervolgopleiding op de individuele startkwalificatie en het verlenen van vrijstellingen.
8. De cursist Heeft het opleidingsinstituut een beleid geformuleerd inzake de eigen inzet en verantwoordelijkheid van de cursist gedurende de vervolgopleiding? Ja / Nee** Heeft het ziekenhuis een beleid geformuleerd inzake de eigen inzet en verantwoordelijkheid van de cursist gedurende de vervolgopleiding? Ja / Nee**
9. Organisatorische aspecten - samenwerking in aanbod vervolgopleidingen Heeft het ziekenhuis beleid geformuleerd inzake samenwerking met andere instellingen voor het aanbod van verpleegkundige vervolgopleidingen? Ja / Nee** Benoem hier de samenwerkingsverbanden die het ziekenhuis met andere instellingen is aangegaan
Heeft het opleidingsinstituut beleid geformuleerd inzake samenwerking met andere instellingen voor het aanbod van verpleegkundige vervolgopleidingen Ja / Nee** Benoem hier de samenwerkingsverbanden die het opleidingsinstituut met andere instellingen is aangegaan.
10. Organisatorische aspecten - samenhangend aanbod Beschrijf in dit gedeelte of en hoe verwante verpleegkundige vervolgopleidingen in samenhang met elkaar worden geboden voor zowel de binnenschoolse als de praktijkcomponent.
LRVV Deel 1: Algemeen
november 2001; blad 27 van 39
11. Organisatorische aspecten - materiële randvoorwaarden Zijn de onderwijsruimten voor activiteiten behorend tot de binnenschoolse component adequaat toegerust voor de toegepaste werkvormen en studieactiviteiten? Ja / Nee** Zijn de praktijkleerplaatsen adequaat toegerust voor de toegepaste werkvormen en leer-/werkactiviteiten? Ja / Nee** Voorziet het ziekenhuis en/of het opleidingsinstituut in de mogelijkheid voor cursisten om vaardigheden (zelfstandig) patiëntonafhankelijk te oefenen? Het ziekenhuis Ja / Nee** Het opleidingsinstituut Ja / Nee** Voorziet het ziekenhuis en/of het opleidingsinstituut in de een bibliotheek waarmee de cursist toegang heeft tot relevante (wetenschappelijke) publicaties en tijdschriften? Het ziekenhuis Ja / Nee** Het opleidingsinstituut Ja / Nee** Voorzien het ziekenhuis en het opleidingsinstituut in voldoende mate toegang tot actuele informatie- en communicatiemiddelen (PC, email, internet) Het ziekenhuis Het opleidingsinstituut
Ja / Nee** Ja / Nee**
12. Kwaliteitsborging - actualisatie Beschikken het ziekenhuis en het opleidingsinstituut over een overlegstructuur om de opleiding af te stemmen op de context waarbinnen het specialisme uitgeoefend wordt en de opleiding up-to-date hierop aansluit? Ja / Nee** Zo ja, benoem hier de verschillende overlegvormen en -niveaus tussen het ziekenhuis en het opleidingsinstituut. Zo ja, op welke wijze wordt de leerinhoud van de vervolgopleiding bepaald en vastgesteld?
Beschikken het ziekenhuis en het opleidingsinstituut over een monitoringssysteem om de opleiding af te stemmen op veranderingen in de arbeidsmarkt en in de functie-uitoefening? Het ziekenhuis Ja / Nee** Het opleidingsinstituut Ja / Nee** Benoem hier overige overlegvormen waarmee afstemming op het specialisme, de functieuitoefening en de arbeidsmarkt worden gerealiseerd voor zowel het opleidingsinstituut als het ziekenhuis.
LRVV Deel 1: Algemeen
november 2001; blad 28 van 39
13. Kwaliteitsborging - evaluatie Beschikken het ziekenhuis en het opleidingsinstituut over een samenhangend systeem van opleidingsevaluatie waarmee bepaald wordt: de kwaliteit, de doelmatigheid en het rendement van het onderwijs en de voorwaarden waaronder dit onderwijs gegeven kan worden? Ja / Nee** Beschrijf op welke wijze wordt omgegaan met evaluatiegegevens, op welke wijze leidt evaluatie tot kwaliteitsborging en -verbetering?
14. Kwaliteitsborging - innovatie Beschrijf in dit gedeelte wat uw plannen zijn voor innovatie in de verpleegkundige vervolgopleiding (inhoudelijk, didactisch, organisatorisch) voor de komend periode van maximaal drie jaar.
15. Wijzigingen in de opleiding Verwacht u in de komende drie jaar fundamentele wijzigingen in de vervolgopleiding aan te brengen (inhoudelijke, didactische of organisatorische veranderingen zoals bijv. fusie/samenvoeging van afdelingen etc.) op onderdelen gerelateerd aan de bepalende c.q. discriminerende erkenningsvoorwaarden? Ja / Nee Zo ja, welke wijzigingen betreft het? Zo ja, op welke termijn worden deze wijzigingen ingevoerd?
16. Ter informatie Indien gewenst kunt u hier aanvullende informatie geven over de vervolgopleiding waarvoor u erkenning aanvraag. De informatie die u hier onder de aandacht brengt van het College en/of de opleidingscommissie wordt niet meegewogen in de beoordeling van uw erkenningsaanvraag.
*: ** :
Bepalende c.q. discriminerende erkenningsvoorwaarde voor al dan niet erkennen van een vervolgopleiding Daar waar u nog niet aan de erkenningsvoorwaarden voldoet wordt u verzocht aan te geven op welke wijze en op welke termijn u realiseert dat de vervolgopleiding voldoet aan de landelijk gestelde erkenningsvoorwaarden.
LRVV Deel 1: Algemeen
november 2001; blad 29 van 39
Bij deze erkenningsaanvraag zijn de volgende bijlagen gevoegd: 1. 9 kopieën van deze erkenningsaanvraag 2. 1 elektronische versie van de ingevulde erkenningsaanvraag (diskette) T.b.v. de secretaris van het College draagt het opleidingsinstituut zorg voor verzending van de studiegids en het praktijkopleidingsboek van de vervolgopleiding.
Aldus naar waarheid ingevuld en voor akkoord getekend namens de directie / Raad van Bestuur van het ziekenhuis: Datum: Naam: Functie: Handtekening:
Voor wat betreft de informatie over de praktijkcomponent: Aldus naar waarheid ingevuld en voor akkoord getekend door de schrijver van dit gedeelte: Datum: Naam: Functie: Handtekening:
Voor wat betreft de informatie over de binnenschoolse component: Aldus naar waarheid ingevuld en voor akkoord getekend door het hoofd van het opleidingsinstituut: Datum: Naam: Handtekening:
De erkenningsaanvraag kunt u sturen naar: Landelijke Regeling Verpleegkundige Vervolgopleidingen T.a.v. de secretaris van het College Verpleegkundige Vervolgopleidingen Ziekenhuizen p/a NVZ vereniging van ziekenhuizen Postbus 9696 3506 GR UTRECHT LRVV Deel 1: Algemeen
november 2001; blad 30 van 39
BEOORDELINGSKADER ERKENNINGSAANVRAAG VERPLEEGKUNDIGE VERVOLGOPLEIDING Toelichting bij het gebruik van het beoordelingskader: Het beoordelingskader is een werkdocument voor opleidingscommissies om zo op een eenduidige en zo objectief mogelijke wijze het College Verpleegkundige Vervolgopleidingen Ziekenhuizen te adviseren over het al dan niet erkennen van een verpleegkundige vervolgopleiding. Het beoordelingskader kent een zelfde structuur als het standaardaanvraagformulier. Het beoordelingskader is een uitwerking van de erkenningsvoorwaarden zoals omschreven in artikel 8 in het algemene deel van de Regeling, aangevuld met verwijzingen naar de bepalingen voor verpleegkundige vervolgopleidingen, het deskundigheidsgebied van de gespecialiseerde verpleegkundige en de landelijke eindtermen voor de betreffende vervolgopleiding, en geconcretiseerd in ijkpunten. Artikel 8 van de Regeling beschrijft 23 erkenningsvoorwaarden. Zekere voorwaarden zijn 'harder' dan andere. In het beoordelingskader is met de vermelding van de bepalende c.q. discriminerende voorwaarden reeds een weging van erkenningsvoorwaarden aangegeven. De erkenningsvoorwaarden behorend bij vraag 1 tot en met 4 zijn bepalend c.q. discriminerend. Niet voldoen aan deze voorwaarden betekent niet erkend worden. Bij de overige erkenningsvoorwaarden is het College van mening dat het belangrijk is dat aan deze voorwaarden voldaan wordt, maar dat een ontwikkelingstraject mogelijk moet zijn. Een in de tijd gelimiteerde en eenmalige erkenning onder voorwaarden is dan mogelijk. Bij die erkenningsvoorwaarden waar de vervolgopleiding nog niet voldoet, dient omschreven te zijn op welke wijze en op welke termijn aan de erkenningsvoorwaarden voldaan zal worden. Bij de volgende erkenningsaanvraag wordt beoordeeld of de erkenning vervolgens kan worden verleend. De vragen 14 en 16 zijn als informatief te kenschetsen, en worden als zodanig niet meegenomen in de advisering over het al dan niet verlenen van een erkenning. De opleiding voldoet, of voldoet niet in voldoende mate aan de voorwaarden zoals omschreven in de Regeling. Op basis van de bespreking en beoordeling van alle onderdelen van de erkenningsaanvraag komen de opleidingscommissies tot een beargumenteerd advies tot afwijzing, erkenning onder nadere voorwaarden of erkenning. Een erkenning wordt verleend voor een periode van maximaal drie jaar.
LRVV Deel 1: Algemeen
november 2001; blad 31 van 39
BEOORDELINGSKADER ERKENNINGSAANVRAAG VERPLEEGKUNDIGE VERVOLGOPLEIDING Erkenningsvoorwaarden 1. Inhoud en eindkwalificaties (1) De vervolgopleiding is volledig gebaseerd op het door het College vastgestelde deskundigheidsgebied en ingericht voor het bereiken van de landelijke eindtermen van betreffend gespecialiseerd verpleegkundige (art 8 - lid 1 / zie ook beschrijving deskundigheidsgebied en eindtermen)
Oordeel Ja
Opmerkingen
Nee
Bepalend / discriminerend voor verlening van een erkenning
Ijkpunten: Aangetoond wordt dat alle eindtermen kunnen worden behaald: • Binnenschoolse component: voor afzonderlijke onderwijseenheden zijn leerdoelen geformuleerd die inzicht geven in kennis en vaardigheden waarover cursisten beschikken na afloop van het betreffende onderdeel; • Praktijkcomponent: voor afzonderlijke praktijkleerperioden zijn leerdoelen geformuleerd die inzicht geven in kennis en vaardigheden waarover cursisten beschikken na afloop van de betreffende praktijkleerperiode; • De leerdoelen zijn relevant voor het bereiken van de landelijk vastgestelde eindtermen; • Er is sprake van samenhang in het curriculum: de binnenschoolse en praktijkcomponent worden in samenhang met elkaar aangeboden; het programma is gericht op integratie van binnenschools en praktijkleren. • Aangetoond wordt dat kennis en vaardigheden worden getoetst op het vereiste niveau waarop deze kennis en vaardigheden beheerst dienen te worden; • Er is beleid geformuleerd hoe omgegaan wordt met onvoldoende binnenschoolse en praktijkbeoordelingen en (langdurige) onderbrekingen van de opleiding.
LRVV Deel 1: Algemeen
november 2001; blad 32 van 39
2. Inhoud en eindkwalificaties (2)
Ja
Nee
Opmerkingen Bepalend / discriminerend voor verlening van een erkenning!
Het ziekenhuis biedt garanties dat binnen het arbeidsproces, al dan niet verspreid over meerdere praktijkleerplaatsen, de eindtermen van de opleiding kunnen worden bereikt. Het ziekenhuis beschikt daarvoor (eventueel op basis van overeenkomsten met andere ziekenhuizen) over voldoende, gevarieerde en relevante praktijkleer-plaatsen. De kwaliteit van deze praktijkleerplaatsen kan worden aangetoond. Hierbij mag het aantal cursisten niet groter zijn dan het aantal gespecialiseerde verpleegkundigen (art. 8 - lid 4, 20, 21, 23 / zie ook eindtermen / zie ook bepalingen voor verpleegkundige vervolgopleidingen) Ijkpunten: • M.b.t. de leerinhouden: aangetoond wordt dat de cursist met alle patiëntencategorieën zoals genoemd in de (inleiding op de) eindtermen in aanraking komt, op zodanige wijze dat eindtermen op vereist niveau eigen gemaakt kunnen worden; • M.b.t. de leeromstandigheden: aannemelijk wordt gemaakt dat de cursist in voldoende mate de gelegenheid krijgt om te leren naast te werken op de afdeling die fungeert als praktijkleerplaats.
3. Personeel (1) Binnenschoolse component: er zijn bekwame docenten en inhoudsdeskundigen uit de praktijk, die worden ingezet voor de overdracht en verwerving van benodigde kennis en vaardigheden (art. 8- lid 15) Duidelijk wordt gemaakt in welk verband bovengenoemde docenten en inhoudsdeskundigen worden ingezet (art. 8 - lid 16 / zie ook bepalingen voor verpleegkundige vervolgopleidingen)
Ja
Nee
Opmerkingen Bepalend / discriminerend voor verlening erkenning
Ijkpunten: • De docenten en inhoudsdeskundigen zijn bekwaam t.a.v. de inhoud en de gehanteerde werkvormen; • Er is beleid geformuleerd met betrekking tot relevante verpleegkundige praktijkervaring van docenten; • Het opleidingsinstituut beschikt over een bekwame opleidingscoördinator fungerend als contactpersoon voor docenten en inhoudsdeskundigen.
LRVV Deel 1: Algemeen
november 2001; blad 33 van 39
4. Personeel (2)
Ja
Nee
Opmerkingen Bepalend / discriminerend voor verlening erkenning
Praktijkcomponent: het ziekenhuis stelt voldoende tijd en deskundigheid beschikbaar voor professionele begeleiding van cursisten (art. 8 - lid 22 / zie ook bepalingen voor verpleegkundige vervolgopleidingen) Ijkpunten: • De cursist wordt begeleidt door een of meer werkbegeleider(s) die beschikken over het diploma van betreffende opleiding; • Aannemelijk wordt gemaakt dat werkbegeleiders over voldoende faciliteiten beschikken voor de begeleiding van de cursist; • Het ziekenhuis kent een of meer praktijkopleiders (of functionarissen belast met deze taken), die verantwoordelijk zijn voor procesbegeleiding en aanspreekpunt zijn voor de werkbegeleider(s)
5. Werkvormen
Ja
Nee
Opmerkingen
De wijze waarop en de vormen waarin kennisoverdracht en kennisverwerving plaatsvinden worden verantwoord (art 8 - lid 17) De wijze waarop training van handelingen en vaardigheden plaats vindt, wordt verantwoord (art 8 - lid 18) Ijkpunten: • Binnenschoolse component: de werkvormen (activiteiten van docenten) en studieactiviteiten (activiteiten van de cursist) worden verantwoord in relatie tot de onderwijseenheden en leerdoelen; • Praktijkcomponent: de werkvormen (activiteiten van werkbegeleiders) en leer-/ werkactiviteiten (activiteiten van de cursist) worden verantwoord in relatie tot de praktijkleerperioden en leerdoelen.
LRVV Deel 1: Algemeen
november 2001; blad 34 van 39
6. Duur en omvang
Ja
Nee
Opmerkingen Toelichting: Bepalingen m.b.t. de duur en omvang zijn vooralsnog als richtinggevend geformuleerd. Bij de beoordeling is het van belang dat in de erkenningsaanvraag aangetoond wordt dat in de gehanteerde duur van de opleiding de eindtermen op kwalitatief verantwoorde wijze op vereist niveau eigen gemaakt kunnen worden.
De duur en omvang van de vervolgopleiding komt tenminste overeen met de duur en omvang zoals bepaald door het College (art. 8 - lid 3 / zie ook bepalingen voor verpleegkundige vervolgopleidingen) Hantering van een eventueel afwijkende duur en omvang kan worden verantwoord (art. 8 - lid 4) Ijkpunt: • Zie toelichting • Bij opleiden in deeltijd geldt een minimumaanstelling van gemiddeld 24 uur per week.
7. Instroom- en vrijstellingenbeleid
Ja
Nee
Opmerkingen
Er is sprake van een duidelijk instroombeleid, gebaseerd op welomschreven startkwalificaties waarover een cursist dient te beschikken. Er is een beleid inzake de aansluiting van de vervolgopleiding op het initiële onderwijs c.q. op de beroeps-/ werkervaring van cursisten en er is een transparant vrijstellingenbeleid, gebaseerd op een systeem ter bepaling van het beginniveau van de cursist (art. 8 - lid 11, 12, 13 / zie ook bepalingen voor verpleegkundige vervolgopleidingen) Ijkpunten: • De vervolgopleiding voert een beleid gericht op (verbetering van) de aansluiting op de individuele startsituatie (kwalificaties en andere relevante kenmerken) van de cursist; • De gehanteerde toelatingsvoorwaarden voor de vervolgopleiding worden verantwoord; • Er is beleid inzake de aansluiting van de vervolgopleiding op het initiële beroepsonderwijs; • Er is beleid inzake de aansluiting van de opleiding op (het al dan niet beschikken over) beroeps- en werkervaring van de cursist; • Er is beleid inzake de aansluiting van de vervolgopleiding op overige vervolgopleidingen vallend onder de LRVV; • Het systeem waarmee het beginniveau van de cursist wordt bepaald wordt verantwoord.
LRVV Deel 1: Algemeen
november 2001; blad 35 van 39
8. De cursist
Ja
Nee
Opmerkingen
Ja
Nee
Opmerkingen
Ja
Nee
Opmerkingen
Er is een duidelijk beleid inzake de eigen inzet en verantwoordelijkheden van de cursist gedurende de opleiding (art. 8 - lid 10) Ijkpunten: • Binnenschoolse component: het opleidingsinstituut heeft beleid geformuleerd inzake de eigen inzet en eigen verantwoordelijkheid van de cursist; • Praktijkcomponent: het ziekenhuis heeft beleid geformuleerd inzake de eigen inzet en eigen verantwoordelijkheid van de cursist.
9. Organisatorische aspecten (1) Het ziekenhuis en het opleidingsinstituut streven naar samenwerking met andere instellingen voor het aanbod van verpleegkundige vervolgopleidingen (art 8. - lid 8) Ijkpunten: • Het ziekenhuis heeft beleid geformuleerd terzake samenwerking met andere instellingen voor het aanbod van verpleegkundige vervolgopleidingen; • Het opleidingsinstituut heeft beleid geformuleerd terzake samenwerking met andere instellingen voor het aanbod van verpleegkundige vervolgopleidingen; • Concrete samenwerkingsverbanden worden benoemd.
10. Organisatorische aspecten (2) Ziekenhuis en opleidingsinstituut bieden verwante vervolgopleidingen zo mogelijk in samenhang aan (art 8 - lid 9) Ijkpunten: • Omschreven is of en hoe verwante vervolgopleidingen in samenhang worden aangeboden.
LRVV Deel 1: Algemeen
november 2001; blad 36 van 39
11. Organisatorische aspecten (3)
Ja
Nee
Opmerkingen
Ja
Nee
Opmerkingen
Materiële randvoorwaarden benodigd voor de opleiding zijn beschikbaar Ijkpunten: • Onderwijsruimten en werkplekken zijn adequaat toegerust gegeven de toegepaste werkvormen en studieactiviteiten; • De mogelijkheden om vaardigheden (zelfstandig) patiëntonafhankelijk te oefenen wordt geboden; • De bibliotheek biedt toegang tot relevante (wetenschappelijke) publicaties en tijdschriften; • Docenten, cursisten en werkbegeleiders hebben in voldoende mate toegang tot actuele informatie- en communicatiemiddelen.
12. Kwaliteitsborging (1) Het ziekenhuis en het opleidingsinstituut beschikken over een overlegstructuur om de opleiding af te stemmen op de context waarbinnen het specialisme uitgeoefend wordt en de opleiding up-to-date te houden (art 8 - lid 5, 6) Tevens beschikken het ziekenhuis en het opleidingsinstituut beschikken over een monitoringssysteem om de opleiding af te stemmen op veranderingen op de arbeidsmarkt en in functie-uitoefening (art. 8 - lid 7) De wijze waarop de leerinhoud van de opleiding is bepaald en vastgesteld wordt verantwoord (art. 8 - lid 14) Ijkpunten: • Vertegenwoordigers van het ziekenhuis voeren regelmatig overleg met vertegenwoordigers van het opleidingsinstituut over de vervolgopleiding; • De verschillende overlegvormen en -niveaus zijn beschreven; • Overige overlegvormen, waarmee afstemming op het specialisme, de functie-uitoefening en de arbeidsmarkt wordt gerealiseerd, zijn benoemd.
LRVV Deel 1: Algemeen
november 2001; blad 37 van 39
13. Kwaliteitsborging (2)
Ja
Nee
Opmerkingen
Ja
Nee
Opmerkingen
Er is een samenhangend systeem van opleidingsevaluatie, op basis waarvan de kwaliteit en doelmatigheid van het onderwijs en de voorwaarden waaronder dit onderwijs gegeven kan worden bepaald, de vervolgopleiding kan worden geactualiseerd en het rendement kan worden gemeten (art 8. - lid 19) Ijkpunten: • Omschreven wordt hoe wordt omgegaan met evaluatiegegevens; hoe vindt kwaliteitsverbetering plaats.
14. Kwaliteitsborging (3)
Informatief
Omschreven is wat de ideeën zijn voor innovatie van de vervolgopleiding (inhoud, proces, organisatie), uit te voeren in de periode tot de volgende erkenning (een termijn van maximaal drie jaar)
15. Wijzigingen in vervolgopleiding
Ja
Aangegeven is of in de komende drie jaar fundamentele wijzigingen te verwachten zijn in de opleiding op onderdelen gerelateerd aan de discriminerende erkenningsvoorwaarden.
Opmerkingen
Nee
Van belang voor advisering over de termijn van erkenning
16. Ter informatie Informatie ter kennisgeving aan de opleidingscommissie en/of het College.
LRVV Deel 1: Algemeen
Opmerkingen Informatie
november 2001; blad 38 van 39
Eindoordeel / advies
LRVV Deel 1: Algemeen
november 2001; blad 39 van 39
BIJLAGE A:
FORMAT BESCHRIJVING VAN DESKUNDIGHEIDSGEBIEDEN
Binnen de Landelijke Regeling Verpleegkundige Vervolgopleidingen vervult het deskundigheidsgebied van een gespecialiseerd verpleegkundige een belangrijk referentiepunt voor een vervolgopleiding. Met de beschrijving van het deskundigheidsgebied zoals hier gehanteerd kan de beroepsuitoefening van een verpleegkundige binnen een specialisme in essentie en vergelijkbaar met die binnen andere specialismen worden weergegeven. Met het deskundigheidsgebied worden geëxpliciteerd: 1. De handelingscontext van een gespecialiseerd verpleegkundige. 2. De specifieke eisen om als verpleegkundige binnen een specialisme te kunnen functioneren. ad 1 Met de handelingscontext van een gespecialiseerd verpleegkundige kan worden aangegeven in welke setting en onder welke omstandigheden de beroepsuitoefening plaats vindt. Dat wil zeggen: a. de patiëntcategorie en de specifieke kenmerken van deze categorie; b. de voor deze setting kenmerkende, meest voorkomende medische onderzoeken en behandeling; c. de fysieke omgeving waarin gewerkt wordt; d. de psycho-sociale omgeving waarin gewerkt wordt. ad 2 Met de specifieke eisen om als verpleegkundige binnen een specialisme te kunnen functioneren kan, geordend naar (deel)kwalificaties en gerelateerd aan de handelingscontext, worden aangegeven over welke specifieke kennis en vaardigheden de verpleegkundige dient te (gaan) beschikken. Specifiek in die zin dat een initiële opleiding daarin niet voorziet c.q. dat deze kennis en vaardigheden niet middels werken alleen verworven kunnen worden. Refererend aan ‘Gekwalificeerd voor de Toekomst' (1996) kan hierbij gebruik gemaakt worden van onderstaande clusters van activiteiten en interventies van verpleegkundigen: 1. Methodische beroepsuitoefening: • verzamelen en interpreteren van gegevens; • plannen van zorg; • uitvoeren van zorg: somatische en psychosociale zorg, verpleegtechnische handelingen en zorg voor de omgeving; • evalueren van en rapporteren over verleende zorg. 2. Preventie en GVO. 3. Coördineren en organiseren van zorg. 4. Kwaliteitszorg en deskundigheidsbevordering. De deskundigheidsgebieden zoals opgenomen in de regeling zijn opgesteld voor verpleegkundige specialisaties die samenhangen met centrale medische specialismen en ziekenhuisfuncties en waarvoor in de huidige situatie vervolgopleidingen van langere duur bestaan.
LRVV Deel 1: Algemeen - Bijlage A
november 2001; blad 1 van 1
BIJLAGE B:
FORMAT BESCHRIJVING VAN EINDTERMEN
De verpleegkundige vervolgopleidingen vallend onder de Landelijke Regeling Verpleegkundige Vervolgopleidingen worden gekenmerkt door het in-service karakter van de opleidingen. De verpleegkundige vervolgopleidingen berusten op het principe van werkend leren; een integratie van theoretisch onderwijs en praktijkleersituatie. Opgedane kennis en vaardigheden dienen aan te sluiten bij de dagelijkse praktijk, waarbinnen men het geleerde eigen kan maken. Binnen de LRVV vormen de beschrijvingen van de deskundigheidsgebieden en de daarop aansluitende eindtermen voor een verpleegkundige vervolgopleiding tezamen het referentiepunt voor de uitwerking van de opleidingsstructuur en -inhoud. Met de eindtermen wordt geëxpliciteerd aan welke kwalificaties de gespecialiseerde verpleegkundige bij diplomering voldoet. Eindtermen zijn geformuleerd in termen van kennis en vaardigheden van de cursist. Refererend aan ‘Gekwalificeerd voor de toekomst' (1996) en aansluitend bij de beschrijving van de deskundigheidsgebieden in de LRVV wordt gebruik gemaakt van onderstaande clusters van verpleegkundige activiteiten en interventies: 1. • • • • 2. 3. 4.
Methodische beroepsuitoefening verzamelen en interpreteren van gegevens plannen van zorg uitvoeren van zorg: somatische en psychosociale zorg, verpleegtechnische handelingen en zorg voor de omgeving evalueren en rapporteren van de verleende zorg. Preventie en GVO. Coördineren en organiseren van zorg. Kwaliteitszorg en deskundigheidsbevordering.
LRVV Deel 1: Algemeen - Bijlage B
november 2001; blad 1 van 1
DEEL 2 :
REGELINGEN VERPLEEGKUNDIGE VERVOLGOPLEIDINGEN
Opleiding Dialyse Verpleegkundige Opleiding Intensive Care Verpleegkundige Opleiding Intensive Care Kinderverpleegkundige Opleiding Intensive Care Neonatologie Verpleegkundige Opleiding Kinderverpleegkundige Opleiding Obstetrische en Gynaecologisch Verpleegkundige Opleiding Oncologie Verpleegkundige Opleiding Spoedeisende Hulp Verpleegkundige (aanpassing m.b.t. methodiek conform Collegebesluit april 2002)
LRVV Deel 2: Regelingen Verpleegkundige Vervolgopleidingen
november 2001; blad 1 van 1
OPLEIDING DIALYSE VERPLEEGKUNDIGE
1.
Deskundigheidsgebied van de dialyse verpleegkundige
blad 2 van 19
2.
Eindtermen voor de opleiding dialyse verpleegkundige
blad 13 van 19
LRVV Deel 2: Opleiding Dialyse Verpleegkundige
november 2001; blad 1 van 19
OPLEIDING DIALYSE VERPLEEGKUNDIGE De opleiding tot dialyse verpleegkundige heeft tot doel de cursist de vereiste kennis en vaardigheden eigen te laten maken, die hem / haar in staat stelt verantwoordelijkheid te dragen voor de verpleegkundige zorg aan patiënten, die afhankelijk zijn of worden van nierfunctie vervangende behandeling. De cursist dient aan het einde van de opleiding te voldoen aan het gestelde in het deskundigheidsgebied, zoals nader uitgewerkt in de eindtermen.
Deskundigheidsgebied van de Dialyse Verpleegkundige De beschrijving van het deskundigheidsgebied van de dialyse verpleegkundige is ontleend aan het functieprofiel van de dialyse verpleegkundige in Nederland (1999) van de Landelijke Vereniging voor Dialyse en Transplantatie (LVDT). Het deskundigheidsgebied van de dialyse verpleegkundige is vastgesteld door het College Verpleegkundige Vervolgopleidingen Ziekenhuizen (februari 2001) en kent een geldigheid van drie jaar.
1.
De handelingscontext
Op het gebied van de dialyse verpleging heeft de verpleegkundige in hoofdzaak te maken met patiënten met een chronische nierfunctiestoornis. Daarnaast bestaat er ook een kleine groep zorgvragers met een acuut nierfalen. Een nierfunctiestoornis heeft o.a. als gevolg dat de patiënt zijn afvalstoffen, die geheel of voor een belangrijk deel door de nierfunctie worden verwijderd, niet kan uitscheiden en de water- en zouthuishouding ontregeld raakt. Wanneer de nierfunctie uitvalt, tijdelijk of blijvend, moet deze door middel van een nierfunctie vervangende behandeling worden overgenomen. Blijft de behandeling uit dan ontstaat een levensbedreigende situatie en zal de patiënt overlijden. Tot de nierfunctie vervangende behandelingen worden gerekend: hemodialyse, peritoneaal dialyse, filtertechnieken. Ook niertransplantatie valt hier in principe onder. De patiëntenpopulatie op een dialyseafdeling vormt een afspiegeling van de Nederlandse bevolking; het gaat om patiënten van beide geslachten, met verschillende culturele achtergronden en van alle leeftijden. De grootste en snel groeiende categorie patiënten behoort tot de leeftijdscategorie ouder dan 60 jaar. De functie van dialyse verpleegkundige wordt gekenmerkt door een grote mate van eigen verantwoordelijkheid en zelfstandig handelen. De behandeling gebeurt vrijwel altijd zonder de permanente aanwezigheid van een arts. Kenmerkend voor de hemodialyse en filtertechnieken is het invasieve karakter van de behandelmethoden waarbij gebruik wordt gemaakt van een extracorporeel circuit. Het bloed wordt door middel van een bloedpomp buiten het lichaam geleid en na behandeling teruggegeven. Een dergelijk systeem vereist een uitgebreide bewaking van patiënt en apparatuur. Specifieke kennis en vaardigheden omtrent de verschillende toegangen tot de bloedbaan is voor de dialyse verpleegkundige essentieel. Tijdens deze behandelingen treden in korte tijd grote veranderingen in het interne milieu van de patiënt op. Door de volume- en osmoregulatie bij een behandeling kan de toestand van de patiënt snel en onverwacht veranderen. In deze context neemt de dialyse verpleegkundige voortdurend zelfstandig diagnostische en therapeutische beslissingen om complicaties te voorkomen of te behandelen, totdat de arts, indien nodig, arriveert. Kenmerkend voor peritoneaal dialyse is dat er door middel van een catheter een toegang tot de buikholte wordt gecreëerd. Middels een machine of handmatig wordt dialysaat in de buikholte gebracht. Tijdens deze behandeling beïnvloedt de samenstelling van het dialysaat het interne milieu van de patiënt. De behandeling wordt door de patiënt zelf, in de thuissituatie uitgevoerd. De dialyse verpleegkundige neemt in deze context op afstand zelfstandig diagnostische en therapeutische beslissingen. Zo nodig wordt de arts geconsulteerd. In deze context, waarin technologie prominent aanwezig is, vereist het rekening houden LRVV Deel 2: Opleiding Dialyse Verpleegkundige
november 2001; blad 2 van 19
met menselijke aspecten extra aandacht. Vormgeving van het individuele begeleidingsproces hangt samen met de (ontwikkelings-)fase waarin de patiënt verkeert. Deze fase kan bovendien een aanpassing van de behandeling vergen. Een belangrijk gegeven hierbij is de lange duur en intensiteit van de relatie die de verpleegkundige met de dialyse patiënt aangaat. Noodzakelijk voor een optimale zorgverlening is communicatie met alle bij de behandeling betrokken disciplines. De dialyse verpleegkundige vormt de kern van het behandelend team, en coördineert de zorg gegeven door de diverse disciplines. Om de zorg aan (toekomstige) dialyse patiënten op verantwoorde en professionele wijze te kunnen verlenen dient de dialyse verpleegkundige naast adequate kennis op dialyseverpleegkundig gebied ook over kennis en vaardigheden op instrumenteel-technisch, administratief, didactisch, agogisch en organisatorisch gebied te beschikken. Dialyse verpleegkunde vindt plaats in: • intramurale settings (algemene - en academische ziekenhuizen, zelfstandige dialysecentra) • extramurale settings (thuisdialyse) • semimurale settings (hoteldialyse, vakantiedialysecentra) Bij de nierfunctie vervangende behandeling onderscheidt men naast (ambulante) chronische en acute hemodialyse de peritoneaal dialyse en de filtertechnieken. Vaak vinden deze behandelwijzen binnen één centrum of afdeling plaats. Het behandelen van kinderen met nierfunctie vervangende therapie vindt over het algemeen in speciale kinderdialysecentra plaats. In Nederland vormt de dialyse verpleegkundige samen met de nefroloog de kern van het behandelend team. De nefroloog is eindverantwoordelijk voor het medisch behandelzorgplan. Dit behandelend team bestaat verder uit: maatschappelijk werkenden, diëtisten, chirurgen, interventie radiologen en technici. Binnen dit multidisciplinaire team vervult de dialyse verpleegkundige vaak een coördinerende en initiërende rol. De dialyse verpleegkundige gaat meestal een langdurige zorgrelatie aan met de dialyse patiënt en diens naasten. Hij/ zij ziet bij de patiënten een grote verscheidenheid aan zorgvragen en verpleegproblemen, op zowel somatisch als psycho-sociaal vlak. Zorgvragen worden beïnvloed door de soort dialysebehandeling en de situatie, waarin de patiënt zich bevindt; zoals predialysefase, chronische dialyse met of zonder uitzicht op transplantatie, wisseling van therapie en de mate van zelfredzaamheid. Elke leeftijdscategorie heeft bovendien zijn eigen specifieke zorgvragen. Tevens vloeien deze zorgvragen voort uit het feit dat de dialysehandeling een levensverlengende behandeling is. Wanneer de behandeling uitblijft zal de patiënt doorgaans overlijden. In dit kader kunnen zorgvragen ontstaan vanuit de situatie waarin een patiënt wil of moet stoppen met de dialysebehandeling. De dialyse verpleegkundige is werkzaam in situaties met een hoge complexiteit: de onvoorspelbare en soms snel veranderende (fysiologische) toestand van de patiënt met daaraan gerelateerde vitale functies; vaak meerdere, tegelijkertijd aanwezige ziektebeelden en eventueel ook onbekende symptomen. Daarmee is de zorgvraag niet altijd duidelijk. Binnen de geschetste handelingscontext zijn de beroepsspecifieke vaardigheden, zoals verworven door een initiële opleiding ontoereikend. Dialyse verpleegkundigen worden geacht te beschikken over specifieke kennis en specifieke vaardigheden.
2.
De specifieke eisen om als dialyseverpleegkundige te kunnen functioneren
In zijn algemeenheid is te stellen dat het specifieke karakter van het functioneren van deze gespecialiseerde verpleegkundige gelegen is in de specifieke kennis van nierfunctiestoornissen en nierfunctie vervangende behandelingen, van fysieke en psychosociale problemen en verschijnselen als gevolg van deze stoornissen en behandeling en de toepassing van deze kennis op aspecten van het systematisch verpleegkundig handelen. Naast vaardigheden en kennis om op verantwoorde en professionele wijze verpleegkundige zorg te verlenen aan zowel chronische als acute (nier)zieke patiënten, omvat de functie ook aspecten op medisch, technisch, administratief, pedagogisch en organisatorisch gebied.
LRVV Deel 2: Opleiding Dialyse Verpleegkundige
november 2001; blad 3 van 19
De dialyse verpleegkundige is op basis van haar deskundigheid verantwoordelijk voor het verplegen van patiënten bij wie een van de nierfunctie vervangende behandelingen uitgevoerd wordt of zal gaan worden. Het behoort tot de verpleegkundige zorg om in samenwerking met andere disciplines en binnen de verpleegkundige mogelijkheden deze patiënten geestelijk en lichamelijk voor te bereiden op de nierfunctie vervangende behandeling, deze uit te voeren en de patiënt eventueel voor te bereiden op een niertransplantatie. Binnen het behandelteam vormt de verpleegkundige de spil. Ook heeft de dialyse verpleegkundige een zeer belangrijke signalerende functie. Hiervoor gaat de dialyse verpleegkundige een intensieve en langdurige verpleegrelatie met de (chronische) dialyse patiënt aan. Wanneer nodig zal zij voor de begeleiding van patiënten bij psychosociale problematiek deze doorverwijzen naar andere disciplines. Ook heeft de dialyse verpleegkundige een zeer belangrijke signalerende functie naar de internist-nefroloog en in een aantal centra direct naar andere medisch specialisten als de chirurg en de radioloog. In overleg met de arts wordt een beleid opgesteld en uitgevoerd betreffende de uitvoering van de nierfunctie vervangende behandeling. Daarnaast wordt een (verpleegkundig) behandelingsplan opgesteld en uitgevoerd, waarbij de benodigde apparatuur wordt bediend. Binnen de verpleegkundige mogelijkheden en bevoegdheden is de dialyse verpleegkundige verantwoordelijk om door middel van het nemen van diagnostische en therapeutische maatregelen complicaties tijdens de behandeling te voorkomen c.q. te behandelen. De zorg voor de patiënt met een nierfunctiestoornis vereist verpleegkundigen, die kunnen omgaan met snelle en onvoorspelbare veranderingen in de gezondheidstoestand van de patiënt. De verpleegkundige dient ook om te kunnen gaan met langdurige verpleegrelaties. Tevens moet de dialyse verpleegkundige een bijdrage leveren op het gebied van verpleegkundige en medisch-technische ontwikkelingen. Zij neemt daartoe deel, binnen de verpleegkundige mogelijkheden aan, ontwikkeling en onderzoek op het gebied van de dialyse. Tenslotte draagt de dialyse verpleegkundige verantwoordelijkheid in het overdragen van kennis en vaardigheden aan enerzijds patiënten en hun naasten zodat deze de behandeling zelfstandig kunnen uitvoeren en zo zelfstandig mogelijk kunnen functioneren en anderzijds aan verpleegkundigen in opleiding tot dialyse verpleegkundige c.q. van andere verpleegafdelingen of aan medewerkers uit andere disciplines. Dit laatste in het kader van de multidisciplinaire behandeling van de patiënt met een nierfunctie vervangende behandeling. Binnen de totale zorgverlening aan dialyse patiënten, die multidisciplinair verleend moet worden, is de dialyse verpleegkundige verantwoordelijk voor dat deel dat beschreven staat in functieomschrijvingen binnen het ziekenhuis of de instelling, en waarvan de grenzen beschreven worden in dit deskundigheidsgebied. Bij alle handelingen dient nagegaan te worden in hoeverre die dialyse verpleegkundige bekwaam en bevoegd is in het uitvoeren hiervan. De zorgvuldigheid die hierbij vereist is dient vastgelegd te zijn in schriftelijke afspraken omtrent verantwoordelijkheden, taken en bevoegdheden, onder andere in de vorm van richtlijnen en protocollen.
3.
Specifieke kenmerken van de zorg
Refererend aan >Gekwalificeerd voor de Toekomst= (1996) wordt met gebruikmaking van onderstaande clusters van activiteiten en interventies van verpleegkundigen gewezen op specifieke kenmerken van een dialyse verpleegkundige. Deze zijn ontleend aan de taken en verrichtingen in het kader van de behandeling.
3.1
Methodische beroepsuitoefening
De dialyse verpleegkundige vormt zich een beeld van de patiënt en zijn (uitgangs-)situatie. Daarnaast maakt zij de patiënt wegwijs: zij informeert de patiënt over de gang van zaken binnen de afdeling / instelling en bespreekt de mogelijkheden van de zorg.
LRVV Deel 2: Opleiding Dialyse Verpleegkundige
november 2001; blad 4 van 19
3.1.1 Verzamelen en interpreteren van gegevens De dialyse verpleegkundige verzamelt en interpreteert op systematische wijze gegevens over de situatie van de patiënt. Zij haalt deze uit het anamnesegesprek, observaties, overdrachten, dossiers enz. Voor de behandeling is het in ieder geval van belang te weten: • oorzaak van de nierinsufficiëntie; • restfunctie; • toegang tot de bloedbaan / buikholte; • leeftijd; • infecties en bloedoverdraagbare aandoeningen (BOA); • gewicht; • lengte; • dieet; • medicatie; • algemene conditie; • sociale achtergrond; • levensovertuiging; • mogelijkheden, gewoonten en beperkingen; • hoe ervaart de patiënt zijn ziekte; • zijn zorgbehoefte; • hoe hij de toekomst ziet; • eventuele angst voor de toekomst en of deze angst emotioneel of lichamelijk is; • kennis omtrent zijn ziektebeeld en de nierfunctie vervangende therapie; • voorkeur (indien mogelijk) voor een bepaalde vorm van nierfunctie vervangende therapie. Aan de hand van de verzamelde gegevens stelt de dialyseverpleegkundige in samenwerking met de patiënt een verpleegkundige diagnose vast. Aandachtsgebieden hierbij kunnen zijn: • gevolgen die de behandeling (chronische of acute dialyse, of een van de filtertechnieken) voor de patiënt heeft; • welke complicaties er eventueel kunnen optreden; • welke resultaten behaald moeten worden (op korte en lange termijn); • welke problemen er bij de patiënt op lichamelijk, psychisch en sociaal gebied kunnen optreden; • of en de mate waarin de patiënt getraind kan worden voor actieve (thuis of hotel-)hemodialyse of PD. Al deze gegevens resulteren in een zorgplan. 3.1.2 Plannen van zorg Binnen de geschetste handelingscontext liggen met betrekking tot dit aspect van methodische beroepsuitoefening accenten op: • in overleg met de nefroloog afspraken maken over het behandelingsbeleid; • het op basis van de verzamelde gegevens opstellen van een verpleegplan met daarin opgenomen eventuele zelfzorgtekorten en hun oorzaak; • in overleg met de patiënt (indien mogelijk) vaststellen van acties / activiteiten / interventies om de resultaten te bereiken; • eventuele afspraken met andere disciplines organiseren; • • •
formuleren van evaluatiecriteria en plannen van evaluatiemomenten; in overleg met de patiënt afspraken maken over data en tijden van de behandeling of training; maken van een trainingsplan (ten behoeve van actieve hemodialyse of PD).
LRVV Deel 2: Opleiding Dialyse Verpleegkundige
november 2001; blad 5 van 19
3.1.3 Uitvoeren van zorg Naast de gangbare acties en interventies van verpleegkundigen, kan hierin bij de dialyse verpleegkundige een onderscheid gemaakt worden naar de behandeling die de patiënt krijg en de apparatuur die daarbij gebruikt wordt. 3.1.3.1 Rondom de hemodialyse patiënt De zorg met betrekking tot de hemodialysepatiënt wordt door de dialyseverpleegkundige in zowel chronische als acute situaties verleend. De zorg voor de chronische dialysepatiënt bestaat uit: • hulp verlenen bij het zich verplaatsen, de houding en houdingsveranderingen in stoel of bed tijdens de dialyse, het wegen, de voeding en de uitscheiding observeren van de algemene conditie van de patiënt bijv: kleur, benauwdheid, oedemen; • controleren en interpreteren van de vitale functies voor, tijdens en na de behandeling; • controleren en interpreteren van het gewicht voor en na de behandeling; • verzorgen en bewaken van de shunt; • zelfstandig aanprikken van de shunt; • voorbereiden van en zelfstandig aansluiten van de dialysekatheter met onder andere: - inspectie van de insteekopening; - desinfectie en verzorging; • afname van bloed voor routinematig- of spoedbepaling van bloedwaarden en interpretatie van deze waarden; • op basis van deze uitslagen het dialysebeleid aanpassen in overleg met de nefroloog; • zelfstandig aansluiten van de patiënt op het extracorporele systeem; • klaarmaken en toediening van medicijnen: oraal, subcutaan, intramusculair, intraveneus via een infuus of via het extracorporele systeem; • geven van bloedtransfusies; • observatie van de patiënt en preventieve maatregelen uitvoeren tijdens de dialyse zoals: - meten van de bloeddruk; - toepassen van de Trendelenburghouding; - toedienen van infusievloeistoffen; - aanpassen van de UF en/ of de pompsnelheid; - gebruik maken van bewakingsapparatuur; • tijdig inschakelen van de arts wanneer er gevaar dreigt voor de patiënt; • beëindiging van de dialysebehandeling; - zelfstandig verwijderen van de dialysenaalden; - afdrukken van de shunt; - afsluiten van de dialysekatheter. Naast de klinische hemodialyse vindt er ook hotel- of thuisdialyse plaats. Het doel daarbij is de patiënt de kennis en vaardigheden aan te leren, die nodig zijn om (een deel van) de behandeling zelfstandig uit te voeren. Daarbij zal de patiënt altijd assistentie nodig hebben van een verpleegkundige, een partner of een dialyse-assistent. Speciale vormen van nierfunctie vervangende therapie zijn hemofiltratie en hemodiafiltratie. De zorg rondom de patiënt behandeld met behulp van hemofiltratie is in vele opzichten gelijk aan de zorg voor de chronische hemodialysepatiënt. Hierbij wordt een grote hoeveelheid bloed gefilterd. Dit ultrafiltraat wordt dan geheel of voor het grootste deel vervangen door een substitutievloeistof. Ook de zorg voor de patiënt die behandeld wordt door middel van hemodiafiltratie, een combinatie van hemofiltratie en dialyse, wijkt in wezen niet af van de zorg voor de chronische hemodialysepatiënt of die voor de hemofiltratiepatiënt. Voor zowel de hemofiltratie als de hemodialfiltratie geldt dat in overleg met de nefroloog een behandelplan wordt opgesteld.
LRVV Deel 2: Opleiding Dialyse Verpleegkundige
november 2001; blad 6 van 19
Tenslotte dient de zorg rondom de acute hemodialysepatiënt vermeld te worden. Er kan een scheiding gemaakt worden tussen patiënten met acute nierinsufficiëntie en chronische patiënten met acute problemen die behandeld worden buiten een regulier chronisch behandelschema. Tot de acute hemodialyse behandelingen worden gerekend: • de eerste hemodialysebehandeling; • dialyse na niertransplantatie; • dialyse wegens hyperkaliëmie, overhydratie, uremie, uremische pericarditis en metaboliacidose. In overleg met de nefroloog wordt een behandelingsplan opgesteld. Bekend moet zijn wat de reden van de dialyse is, welke medicijnen de patiënt gebruikt en de gegevens uit de anamnese van de patiënt. Assistentie wordt verleend bij het eventueel inbrengen van een dialysecatheter. Bij de eerste dialyse wordt hepatitis B bepaald. Bij een acute dialyse geldt dat er een intensieve controle van de vitale functies dient plaats te vinden; de kans op complicaties is, zeker gezien de vaak aanwezige co-morbiditeit, in een acute situatie groter dan bij een chronische dialyse. Na afloop van de dialyse vindt er een schriftelijke overdracht plaats voor de afdeling waar de patiënt ligt opgenomen. In deze overdracht wordt in ieder geval vermeld: • verloop van de dialyse; • bloeddruk na de dialyse; • kans op ontwikkelen van een desequilibriumsyndroom na dialyse; • gewichtsverlies (de hoeveelheid onttrokken vocht); • instructies over verzorging van de toegang tot de bloedbaan; • mogelijke andere complicaties na dialyse; • datum en tijd volgende dialyse. 3.1.3.2 Uitvoering van de zorg met betrekking tot de dialyseapparatuur De dialyse verpleegkundige draagt in het kader van de dialysebehandeling een eigen verantwoordelijkheid voor het gebruik van de dialyseapparatuur: • de dialysemonitor (hemofiltratiemachine) bedrijfsklaar maken; • bloedlijnen aanbrengen op de monitor; • het systeem laten doorlopen; • evt. zakken met substitutievloeistof klaarhangen; • de monitor instellen in overeenstemming met het afgesproken beleid; • controle van de alarminstellingen; • interpretatie en correctie van de alarmsystemen voor, tijdens en na de behandeling; • controle van de monitor op juiste werking tijdens de behandeling; • bediening van de monitor; • herkenning en handelen bij problemen met betrekking tot de apparatuur; • verwisselen van apparatuur voor, tijdens en na de behandeling; • het bloedsysteem geheel of gedeeltelijk vervangen; • bij problemen overgaan van twee- op éénnaalds dialyse; • aansluiten van infuuspompen op de bloedlijnen; Na afloop van de behandeling behelst deze verantwoordelijkheid het erop toezien of uitvoeren van: • de bloedlijnen en kunstnier/filter van de monitor verwijderen en afvoeren; • het schoonmaken van de dialyseapparatuur; 3.1.3.3 Calamiteiten Onder een calamiteit wordt een levensbedreigende situatie verstaan: • de dialyse verpleegkundige waarschuwt de verantwoordelijke arts; • de dialyse verpleegkundige handelt in overeenstemming met de richtlijnen aangaande calamiteiten tot de aankomst van de arts, wanneer de arts gearriveerd is, assistentie verlenen bij: LRVV Deel 2: Opleiding Dialyse Verpleegkundige
november 2001; blad 7 van 19
• • •
creëren van een toegang tot de bloedbaan; reanimatie en beademing door middel van mond op mond beademing of gebruik makend van hulpmiddelen; controle/ bewaking van de vitale functies.
3.1.3.4 Uitvoering van zorg rondom de peritoneaal dialyse patiënt. De zorg van de dialyse verpleegkundige is gericht op het voorbereiden van de patiënt en de thuissituatie op de dialyse, het trainen van de patiënt en het verlenen van nazorg. Doel van de training is de patiënt de vereiste kennis en vaardigheden aan te leren, zodat de behandeling op verantwoorde wijze door de patiënt zelf uitgevoerd kan worden. Daarnaast adviseert en ondersteunt de verpleegkundige de patiënt in het (leren) leven met de behandeling in het dagelijks leven, op school of werk, of vakantie en dergelijke. Indien de patiënt niet volledig zelfredzaam is, zal de training (deels) gegeven worden aan een partner of andere hulpverleners zoals wijk- en algemeen verpleegkundigen en ziekenverzorgenden. De zorg bestaat uit: • kennis maken met anamnese van de patiënt; • vaststellen van de motivatie; - mate van zelfredzaamheid; - eventuele visuele / motorische stoornissen; - inpasbaarheid van de behandeling in het dagelijks leven; - eventuele visuele / motorische stoornissen. • patiënt voorbereiden voor PD behandeling; - brengen van een huisbezoek, onder andere om te kijken naar de hygiënische omstandigheden, de aanwezigheid; - van een geschikte ruimte voor de behandeling, en de aanwezigheid van voldoende opslagruimte; - adviseren over eventuele huisaanpassingen. • zorg voor en na de katheterimplantatie verlenen: - samen met de patiënt bepalen van de plaats van de katheterpoort en voorlichting geven over de operatie; - doorgankelijk houden van de katheter; - inspecteren van de huid op lekkage langs de huidpoort- fixeren van de katheter; - observeren van infectieverschijnselen en zo nodig kweken; - de patiënt aanleren de katheter zelf te verzorgen. • het starten van de peritoneaal dialyse: - trainen van de patiënt, afgestemd op diens individuele situatie; - zo nodig aanleren van het gebruik van hulpmiddelen bij visueel of motorisch gehandicapte patiënten; - thuisplaatsen van getrainde patiënt. • nazorg verlenen in de niet-klinische situatie: - patiënt poliklinisch volgen door middel van telefonisch contact, het brengen van huisbezoeken of bezoeken van de patiënt aan polikliniek; - zorgvraag vaststellen bij problemen met de dialyse en zo nodig andere hulpverleners consulteren; - spreekuren houden, in samenwerking met de arts; - trainen van een partner of andere hulpverleners, waarbij zij de basis dialysevaardigheden aangeleerd krijgen die geprotocolleerd en gestandaardiseerd zijn; - regelen en uitvoeren van onderzoek met betrekking tot effectiviteit van de PD-behandeling; het geven van adviezen naar aanleiding van de uitslagen; - hertraining van patiënt bij wijziging van PD-behandeling. •
in de klinische situatie: - zelfstandig uitvoeren van de peritoneaal dialyse; - verzorgen van de dialysekatheter; - herkennen van complicaties van de behandeling en indien nodig tijdig de arts waarschuwen; - toediening van medicijnen: oraal, subcutaan, intramusculair, intraveneus, intraperitoneaal;
LRVV Deel 2: Opleiding Dialyse Verpleegkundige
november 2001; blad 8 van 19
-
regelen van bloedafnames en interpreteren van de waarden; afnemen van dialysaatmonsters en interpreteren van de waarden.
3.1.3.5 Uitvoering van de zorg met betrekking tot de PD apparatuur De dialyse verpleegkundige is verantwoordelijk voor het gebruik van de machines die gebruikt kunnen worden voor de uitvoering van de dialysebehandeling: • programmeren van de apparatuur; • aanbrengen van de lijnen op de machine; • primen van de lijnen; • interpretatie en correctie van alarmen; • patiënt zelfstandig aan- en afsluiten van de machine; • vervanging van het apparaat voor of tijdens de behandeling bij problemen; • het verwijderen van de lijnen en materialen na afloop van de behandeling en behandelgegevens interpreteren. 3.1.3.6 Uitvoering van filtertechnieken Continue filtertechnieken worden in het algemeen uitgevoerd op intensive care afdelingen. Ook in ziekenhuizen waar geen dialyseafdeling is. Ook komt het voor dat de dialyseafdeling in het geheel niet betrokken is bij deze vorm van nierfunctie vervangende therapie op de intensive care afdeling. Wanneer de dialyseafdeling wel een rol speelt bestaat er in het algemeen een belangrijke taak van de dialyse verpleegkundige uit het geven van informatie en instructie over doel, aandachtspunten, principes en eventuele complicaties van de behandeling aan de IC verpleegkundigen. Dialyse verpleegkundigen vervullen via de bereikbare dienst een consultatiefunctie voor de IC verpleegkundigen, bij vragen en/ of problemen met de behandeling. In overleg met de nefroloog wordt een behandelingsplan opgesteld. Eventueel assisteert de dialyse verpleegkundige bij het inbrengen van een toegang tot de bloedbaan en wordt de behandeling zelfstandig uitgevoerd. De dialyse verpleegkundige controleert dagelijks de behandeling. Wanneer het filter vervangen moet worden zal de dialyse verpleegkundige de behandeling weer herstarten. 3.1.3.7
Uitvoering van andere behandelingsvormen
Hemoperfusie Vorm van acute dialyse die wordt toegepast bij intoxicaties. Voorafgaand aan de behandeling dienen de volgende zaken bekend te zijn: soort intoxicatie, ingenomen dosis, bloedspiegels, klinische toestand van de patiënt en de mogelijk te verwachten complicaties. In overleg met de nefroloog wordt een behandelingsplan opgesteld en dit wordt door de dialyseverpleegkundige zelfstandig uitgevoerd. Dit vereist specifieke kennis. Regelmatig zal de dialyseverpleegkundige bloedmonsters afnemen om de concentratie van de te verwijderen stof, stollings- en bloedwaarden te laten bepalen. Dialyse van patiënten met een bloed-overdraagbare aandoening. De dialyses bij deze >positieve= patiënten verschillen in technische zin niet van de dialyses bij >negatieve= patiënten. De dialyseverpleegkundige draagt een grote verantwoordelijkheid bij voorkoming van het besmet raken van andere dialysepatiënten of personeelsleden van de dialyseafdeling. Plasmaferese / Plasmafiltratie. Dit is geen nierfunctie vervangende behandeling, maar wordt in sommige dialysecentra toch uitgevoerd omdat deze techniek verwant is aan de dialysetechniek vanwege het extracorporele karakter. De behandeling kan worden uitgevoerd met behulp van een centrifuge of een filter. In overleg met de nefroloog en/ of de verantwoordelijke van de bloedtransfusiedienst, wordt een behandelingsplan afgesproken. De dialyseverpleegkundige voert de behandeling vervolgens zelfstandig uit. Analoog aan dialysebehandeling wordt de patiënt door middel van een toegang tot de bloedbaan en een extracorporeel systeem met de machine (dialysemonitor of speciale plasmaferese machine) verbonden. Tijdens de plasmaferese controleert de dialyse verpleegkundige de vitale functies, observeert de algehele conditie van de patiënt, houdt een vochtbalans bij en herkent en handelt bij het optreden van complicaties. Dit vereist specifieke kennis. LRVV Deel 2: Opleiding Dialyse Verpleegkundige
november 2001; blad 9 van 19
3.1.3.8 Het verrichten van bereikbare dienst Deze bestaat uit: • (telefonisch) beantwoorden van vragen van zowel de patiënt (vanuit thuissituatie) als betrokken hulpverleners; • uitvoeren van een acute dialyse; • uitvoeren van een filtertechniek; • uitvoeren van een PD behandeling; • (telefonisch) overleg met de arts, als intermediair tussen patiënt en andere hulpverleners, aan hem/ haar de vragen van de patiënt of de andere hulpverleners voorleggen en acties ondernemen op basis van dit overleg, vaak zonder de mogelijkheid de opdrachten schriftelijk te laten vastleggen; • patiënt doorverwijzen naar de arts.
3.2
Preventie en GVO
Bij het geven van voorlichting en begeleiding gaat de dialyseverpleegkundige uit van de individuele situatie van de patiënt. Beide taken worden in alle fasen van de behandeling uitgevoerd. Mede van invloed zijn de ingrijpendheid, complexiteit en chroniciteit van de nierziekte en de nierfunctie vervangende behandeling. Ook de leeftijd en de klachten van de patiënt spelen een rol. Gezien de ver gaande invloed van nierziekte en de nierfunctie vervangende behandeling op het dagelijks leven van de patiënt dient ook zijn omgeving bij dit proces betrokken te worden. De mate van voorlichting wordt aangepast aan de behoefte, de draagkracht en het vermogen tot het opnemen of begrijpen van informatie van de patiënt. Voorlichting Wanneer duidelijk is dat de patiënt in aanmerking komt voor nierfunctie vervangende behandeling of hier reeds aan begonnen is dan bestaat de voorlichting door de dialyse verpleegkundige standaard uit de volgende aspecten: • de normale functie van de nieren; • het toepassen van deze theorie bij nierfunctie vervangende behandelingen; • de betekenis van nierinsufficiëntie; • de theorie van nierfunctie vervangende behandelingen; Totdat duidelijk is dat de acute nierfunctie vervangende behandeling zal overgaan in een chronische behandeling, zal de voorlichting aan een acute patiënt niet verder gaan dan de bovengenoemde aspecten. Bij chronische behandeling zullen patiënten ook op de hoogte moeten worden gebracht van: • het verloop van het ziekteproces totdat nierfunctie vervangende behandeling nodig is (bij patiënten in de predialysefase); • de voor- nadelen van de verschillende vormen van nierfunctie vervangende behandeling; • het aanleggen van een shunt, de implantatie van een PD katheter; • de inhoud van de trainingen voor peritoneaal dialyse of hotel-, thuisdialyse; • de plaats waar de trainingen gehouden worden; • de poliklinische nazorg; • psychosociale aspecten; • de organisatie van de dialyseafdeling; • de klachtenprocedure. De dialyse verpleegkundige heeft een rol in het aanleren van vaardigheden door de patiënt: • training en scholing van patiënten, hun partner of andere hulpverleners zodat ze zelfstandig of samen de PD of thuisdialyse behandeling kunnen uitvoeren; • regelmatig toetsen van de vaardigheden van de patiënt en inventarisatie van hun behoefte aan bijscholing.
LRVV Deel 2: Opleiding Dialyse Verpleegkundige
november 2001; blad 10 van 19
Wanneer de patiënt in aanmerking komt voor een niertransplantatie wordt ook voorlichting gegeven over: • de voorbereiding op de transplantatie; • procedure rond de donormelding. En basale informatie over: • de OK en de nabehandeling; • de meest voorkomende onderzoeken post OK; • de medicatie; • de meest voorkomende complicaties en hun behandeling. Begeleiding Reeds eerder werd gemeld dat een nierziekte en een nierfunctie vervangende behandeling een ingrijpende en complexe aangelegenheid is. De dialyse verpleegkundige dient de aard, oorzaken en gevolgen van psychosociale problematiek te herkennen, de patiënt op adequate wijze te begeleiden en in contact te brengen met andere hulpverleners. Hierbij kan gedacht worden aan: • ziekteverwerkingsproces (overgang van vitaliteit naar ziekte en afhankelijkheid, ingrijpende regels en beperkingen opgelegd krijgen, innemen van een uitzonderingspositie in maatschappij en omgeving); • gevolgen van de ziekte en behandeling voor het sociale netwerk, werk en school; • verlies van status en verantwoordelijkheden; • verlies van toekomstperspectief; • problemen op het gebied van de seksualiteit. Naast de begeleiding op de hierboven genoemde psychosociale aspecten geeft de dialyse verpleegkundige ook begeleiding bij zaken als: • problemen met betrekking tot de behandeling (zoals therapieontrouw, of problemen met betrekking tot de toegang tot de bloedbaan); • keuze van de therapievorm; • het uitvoeren van een actieve (hemo)dialysevorm; • de soms lange wachttijd op een niertransplantatie.
3.3
Coördineren en organiseren van zorg
• • • • • •
anamnese gesprek voeren met de patiënt; begeleidings- en evaluatiegesprekken voeren met de patiënt, diens familie en/ of naasten; plannen en organiseren van vakantiedialyses voor de patiënt; patiënt overplaatsen naar een ander centrum; het voeren van een ontslaggesprek bij overplaatsing van een patiënt; zorg dragen voor een verpleegkundige overdracht, verslaglegging na iedere belangrijke gebeurtenis en informatie uitwerken in het dossier; deelnemen aan interdisciplinaire besprekingen; de noodzakelijke administratieve handelingen verrichten wanneer de patiënt start met de behandeling; deelnemen aan werkoverleg; deelnemen aan verpleegkundige en multidisciplinaire patiëntenbesprekingen; deelnemen aan interdisciplinaire besprekingen; inschakelen van andere disciplines op basis van dialyse specifieke vraagstukken; de zorg die door meerdere disciplines bij een patiënt verleend wordt coördineren;
• • • • • • •
LRVV Deel 2: Opleiding Dialyse Verpleegkundige
november 2001; blad 11 van 19
• • • • • • •
de zorg voor een patiënt die opgenomen is op een andere (verpleeg)afdeling coördineren; gevraagd en ongevraagd andere disciplines, die betrokken zijn bij de zorg voor de patiënt, informeren en adviseren; visite lopen met de artsen; brengen van een huisbezoek bij een PD- of thuisdialyse-patiënt; advisering over noodzakelijke aanpassingen; medeverantwoordelijkheid dragen voor het bestellen en opslaan van materialen; (mede)verantwoordelijkheid dragen voor de keuze van machines en materialen.
3.4
Kwaliteitszorg en deskundigheidsbevordering
De rol en taken van de dialyse verpleegkundige op dit gebied kunnen als volgt omschreven worden: • medeverantwoordelijkheid dragen voor het multidisciplinaire behandelplan rondom de nierfunctie vervangende behandeling. De dialyse verpleegkundige signaleert problemen en/ of complicaties op zowel dialyseverpleegkundig, medisch, psychosociaal of technisch gebied. Door de aard van haar relatie met de patiënt en de aard van haar werkzaamheden vervult zij een kernfunctie bij de behandeling. Indien nodig zal zij de arts of andere disciplines inschakelen; • op basis van deskundigheid de arts of medewerkers uit andere disciplines adviseren en/ of consultatie verlenen, ter verbetering van de behandeling; • effectiviteit van de HD of PD behandeling beoordelen door uitvoering van effectiviteitstesten en interpretatie van de resultaten van de testen; • gebreken in de zorgverlening, organisatie en technische voorzieningen signaleren en een bijdrage leveren aan verbetering daarvan; • het verwerken van klachten en/ of suggesties van patiënten of diens familie; • ongevallen en bijna ongevallen melden aan de leidinggevende en de daarvoor ingestelde commissie in de instelling; • deskundigheid op peil houden door het volgen van scholing, deelname aan symposia en het lezen van vakliteratuur; • inwerken, begeleiden en beoordelen van nieuwe medewerkers; • uitleg geven, begeleiden en beoordelen van cursisten die de vervolgopleiding tot dialyse verpleegkundige volgen, cursisten van andere opleidingen, stagiaires en arts-assistenten; • deelname aan werkgroepen op de afdeling en daarbuiten (regionaal, landelijk of internationaal) die zich bezighouden met kwaliteitstoetsing, nieuwe ontwikkelingen of het ontwikkelen en verbeteren van protocollen en richtlijnen; • ontwikkelen van lesmaterialen en -methoden voor de training van patiënten; • gespecialiseerde kennisoverdracht aan beroepsgenoten en anderen door middel van referaten, symposia, workshops, klinische lessen en vakliteratuur; • resultaten van onderzoek toepassen in de praktijk; • het uitvoeren van en een bijdrage leveren aan onderzoek op het gebied van dialyseverpleegkunde en -geneeskunde; - het kind beschermen tegen onderbehandeling, overbodige handelingen en onderzoeken en tegen oneigenlijk gebruik van gegevens; - wijze van communicatie en waarneming van kinderen aanpassen wat betreft ontwikkelingsniveau, ook bij kinderen die de Nederlandse taal niet beheersen.
LRVV Deel 2: Opleiding Dialyse Verpleegkundige
november 2001; blad 12 van 19
Eindtermen voor de vervolgopleiding tot dialyse verpleegkundige De beschrijving van de eindtermen voor de vervolgopleiding tot dialyse verpleegkundige is ontleend aan het deskundigheidsgebied van de dialyse verpleegkundige van de LRVV (februari 2001). De eindtermen voor de vervolgopleiding tot dialyse verpleegkundige zijn door het College Verpleegkundige Vervolgopleidingen Ziekenhuizen vastgesteld (juli 2001) en kennen een geldigheidsduur van 3 jaar.
Deelkwalificaties De eindtermen voor de verpleegkundige vervolgopleiding tot dialyse verpleegkundige zijn onderverdeeld in deelkwalificaties volgens het format beschrijving van eindtermen (zie bijlage in deel 1 van de Regeling). De volgende deelkwalificaties zijn uitgewerkt: DIA-01: Methodische beroepsuitoefening • verzamelen en interpreteren van gegevens • plannen van zorg • uitvoeren van zorg: somatische en psychosociale zorg, verpleegtechnische handelingen en zorg voor de omgeving • evalueren van en rapporteren over verleende zorg DIA-02: Preventie en GVO DIA-03: Coördineren en organiseren van zorg DIA-04: Kwaliteitszorg en deskundigheidsbevordering
Inleiding op de eindtermen De eindtermen voor de vervolgopleiding tot dialyse verpleegkundige zijn van toepassing op patiënten die nierfunctievervangende therapie (gaan) behoeven. Specifiek voor de dialyse verpleegkunde is de zorg aan patiënten met een chronische of acute nierinsufficiëntie waarbij het bewaken en verzorgen van de toegang tot de bloedbaan, het bewaken van het extracorporele circuit; de regulering van de water- en zouthuishouding en de verwijdering van afvalstoffen van de patiënt kenmerkend is. Wanneer in de eindtermen de algemene formulering 'de patiënt die nierfunctievervangende therapie behoeft' vermeld is, includeert deze algemene omschrijving de volgende patiëntencategorieën: • • • • • • • •
de patiënt die nierfunctievervangende behandeling gaat behoeven (predialyse) de patiënt met hemodialyse de patiënt met peritoneaal dialyse de patiënt met filtratietechnieken de patiënt met plasmafiltratie/-ferese de patiënt met hemoperfusie de patiënt die een niertransplantatie behoeft de patiënt die een niertransplantatie heeft ondergaan
De cursist dient zich de eindtermen (tenzij anders aangegeven) in de praktijk tot op productief niveau eigen te maken. De volgende eindtermen zijn geformuleerd voor de vervolgopleiding tot dialyse verpleegkundige:
LRVV Deel 2: Opleiding Dialyse Verpleegkundige
november 2001; blad 13 van 19
Deelkwalificatie DIA-01 Methodische beroepsuitoefening Onderstaande eindtermen zijn specifiek en als zodanig van toepassing op de patiënt die nierfunctievervangende therapie behoeft, zoals omschreven in de inleiding op de eindtermen. Verzamelen en interpreteren van gegevens 1
De dialyse verpleegkundige kan: op systematische wijze gegevens verzamelen aan de hand van observatie, standaarden en verpleegkundige anamnese bij de patiënt die nierfunctievervangende therapie behoeft, teneinde zich een totaalbeeld te kunnen vormen van de (uitgangs)situatie van de patiënt, verpleegkundige diagnoses te formuleren en een verpleegplan op te stellen. Plannen van zorg
2
De dialyse verpleegkundige kan: op basis van verpleegkundige diagnoses de beoogde resultaten van zorgverlening formuleren en de keuze en prioriteitstelling voor bepaalde interventies beargumenteren. Uitvoeren van zorg
3
De dialyse verpleegkundige kan: uitvoering geven aan de verpleegkundige zorg aan de pre-dialyse patient. Specifieke aandachtspunten hierbij zijn: • zodanig de patiënt informeren en begeleiden, in samenwerking met de arts, zodanig dat de patiënt een weloverwogen keuze kan maken ten aanzien van toekomstige behandeling en zorgverlening (informed consent).
4
verpleegkundige zorg verlenen aan de patiënt met hemodialyse. Specifieke aandachtspunten hierbij zijn: • volgens geldende protocollen en procedures uitvoering geven aan de hemodialyse behandeling, hierbij op juiste wijze gebruikmakend van apparatuur en hulpmiddelen; • opvangen van acute complicaties waarbij specifieke verpleegkundige zorg is vereist; • aandacht voor leefregels zoals medicijnen, dieet en vochtbalans; • de gevolgen voor het dagelijks leven door het chronische karakter van de aandoening en de behandeling.
5
uitvoering geven aan de verpleegkundige zorg de patiënt met peritoneaal dialyse. Specifieke aandachtspunten hierbij zijn: • volgens geldende protocollen en procedures uitvoering geven aan de peritoneaal dialyse, hierbij op juiste wijze gebruikmakend van apparatuur en hulpmiddelen; • opvangen van acute complicaties waarbij specifieke verpleegkundige zorg is vereist; • aandacht voor leefregels zoals medicijnen, dieet en vochtbalans; • de gevolgen voor het dagelijks leven door het chronische karakter van de aandoening en de behandeling; • het mogelijk acute karakter van de behandeling, waarbij onvoorspelbare veranderingen in de conditie van de patiënt continue observatie, interpretatie en snelle toepassing van interventies vereisen teneinde de toestand van de patiënt te stabiliseren.
LRVV Deel 2: Opleiding Dialyse Verpleegkundige
november 2001; blad 14 van 19
6
uitvoering van verpleegkundige zorg aan de patiënten behandeld met filtertechnieken, met name continue venoveneuze hemofiltratie (CVVH), continue arterioveneuze hemofiltratie of dialyse (CAVH(D)) en slow continuous ultrafiltration (SCUF) (reproductief). Specifieke aandachtspunten hierbij zijn: • het acute karakter van de behandeling, waarbij onvoorspelbare veranderingen in de conditie van de patiënt continue observatie, interpretatie en snelle toepassing van interventies vereisen teneinde de toestand van de patiënt te stabiliseren; • het uitvoeren van de behandeling op andere dan dialyse afdelingen (intensive care); • volgens geldende protocollen en procedures uitvoering geven aan de behandeling met filtertechnieken, hierbij op juiste wijze gebruikmakend van apparatuur en hulpmiddelen; • opvangen van acute complicaties waarbij specifieke verpleegkundige zorg is vereist.
7
verpleegkundige zorg verlenen aan de patiënt met hemodiafiltratie (HDF) en hemofiltratie (HF). • volgens geldende protocollen en procedures uitvoering geven aan de behandeling met filtertechnieken, hierbij op juiste wijze gebruikmakend van apparatuur en hulpmiddelen; • opvangen van acute complicaties waarbij specifieke verpleegkundige zorg is vereist.
8
verpleegkundige zorg verlenen aan de patiënt met plasmafiltratie en plasmaferese. (reproductief). Specifieke aandachtspunten hierbij zijn: • volgens geldende protocollen en procedures uitvoering geven aan de plasmafiltratie en plasmaferese, hierbij op juiste wijze gebruikmakend van apparatuur en hulpmiddelen; • opvangen van complicaties waarbij specifieke verpleegkundige zorg is vereist.
9
uitvoering geven aan de verpleegkundige zorg aan de patiënt met hemoperfusie. (reproductief). Specifieke aandachtspunten hierbij zijn: • het acute karakter van de behandeling, waarbij onvoorspelbare veranderingen in de conditie van de patiënt continue observatie, interpretatie en snelle toepassing van interventies vereisen teneinde de toestand van de patiënt te stabiliseren; • het uitvoeren van de behandeling op andere dan dialyse afdelingen (intensive care); • volgens geldende protocollen en procedures uitvoering geven aan de behandeling met perfusietechnieken, hierbij op juiste wijze gebruikmakend van apparatuur en hulpmiddelen; • opvangen van acute complicaties waarbij specifieke verpleegkundige zorg is vereist.
10
verpleegkundige zorg verlenen aan de patiënt die een niertransplantatie behoeft. Specifieke aandachtpunten hierbij zijn: • verstrekken van informatie over donor- en transplantatieprocedure; • psychosociale belasting voor de patiënt en zijn/haar naasten.
11
verpleegkundige zorg verlenen aan de patiënt die een niertransplantatie heeft ondergaan. (reproductief). Specifieke aandachtspunten hierbij zijn: • complicaties, immunosuppressie en de gevolgen daarvan, medicatie.
12
psychosociale problematiek signaleren en psychosociale begeleiding verlenen aan de patiënt die nierfunctievervangende therapie behoeft, zijn/haar partner en/of naasten tijdens alle fasen van het ziekteproces en hierbij vaststellen wat behoort tot de verantwoordelijkheid van een andere discipline.
LRVV Deel 2: Opleiding Dialyse Verpleegkundige
november 2001; blad 15 van 19
Evalueren van en rapporteren over verleende zorg 13
De dialyse verpleegkundige kan: gegevens en zorgresultaten van de patiënt, continu en systematisch evalueren, rapporteren en overdragen en de verpleegkundige zorg zonodig bijstellen aan de hand van de resultaten.
LRVV Deel 2: Opleiding Dialyse Verpleegkundige
november 2001; blad 16 van 19
Deelkwalificatie DIA-02 Preventie en GVO De eindtermen van de deelkwalificatie 'Preventie en GVO' zijn generiek voor de vervolgopleidingen vallend onder de LRVV. Onderstaande eindtermen zijn specifiek van toepassing op de patiënt die nierfunctievervangende therapie behoeft, zoals omschreven in de inleiding op de eindtermen. Kennis en vaardigheden dienen tot uiting te komen in de specifieke context van de dialyse verpleegkundige beroepspraktijk.
1
De dialyse verpleegkundige kan: bij de patiënt gezondheidsbedreigende symptomen op fysiek, psychisch en sociaal terrein signaleren en op grond van deze signalen maatregelen nemen om gezondheidsbedreigingen te voorkomen of te beperken.
2
in samenwerking met de arts en rekening houdend met de eigen beroepsgrenzen de feitelijke en de te verwachten gevolgen van onderzoek en behandeling bespreken met de patiënt en/of naasten, zodanig dat de patiënt weloverwogen besluiten kan nemen ten aanzien van de behandeling en zorgverlening.
3
voorlichting geven aan de patiënt en/of naasten teneinde de patiënt en/of naasten zoveel mogelijk de gelegenheid te bieden de zorg voor zichzelf cq de patiënt uit te voeren. Specifieke aandachtspunten hierbij zijn: • individueel en groepsgewijs voorlichting geven; • (leren) omgaan met een chronische aandoening; • participatie in de behandeling; • (zelfstandig) leren omgaan met nierfunctievervangende apparatuur en mogelijke complicaties bij verkeerd gebruik.
4
het effect en het proces van de gegeven voorlichting evalueren en op grond van deze evaluatie zonodig de voorlichting bijstellen, zowel inhoudelijk als in de wijze van uitvoering.
LRVV Deel 2: Opleiding Dialyse Verpleegkundige
november 2001; blad 17 van 19
Deelkwalificatie DIA-03 Coördineren en organiseren van zorg De eindtermen van de deelkwalificatie 'Coördineren en organiseren van zorg' zijn generiek voor de vervolgopleidingen vallend onder de LRVV. Onderstaande eindtermen zijn specifiek van toepassing op de patiënt die nierfunctievervangende therapie behoeft, zoals omschreven in de inleiding op de eindtermen. Kennis en vaardigheden dienen tot uiting te komen in de specifieke context van de dialyse verpleegkundige beroepspraktijk.
1
De dialyse verpleegkundige kan: verantwoordelijkheid dragen voor de organisatie en coördinatie van de verpleegkundige zorg rond de patiënt en hierbij op het juiste moment verschillende overlegsituaties initiëren, coördineren en hierin participeren.
2
verantwoordelijkheid dragen voor afstemming met de verschillende disciplines die binnen de multidisciplinaire samenwerking bij de uitvoering van de behandeling betrokken zijn, om zo de zorginhoudelijke regiefunctie te vervullen teneinde de continuïteit van zorg te waarborgen.
3
de gehele verpleegsituatie op systematische wijze overdragen aan anderen bij interne en externe overplaatsing.
LRVV Deel 2: Opleiding Dialyse Verpleegkundige
november 2001; blad 18 van 19
Deelkwalificatie DIA-04 Kwaliteitszorg en deskundigheidsbevordering De eindtermen van de deelkwalificatie 'Kwaliteitszorg en deskundigheidsbevordering' zijn generiek voor de vervolgopleidingen vallend onder de LRVV. Onderstaande eindtermen zijn specifiek van toepassing op de patiënt die nierfunctievervangende therapie behoeft, zoals omschreven in de inleiding op de eindtermen. Kennis en vaardigheden dienen tot uiting te komen in de specifieke context van de dialyse verpleegkundige beroepspraktijk.
1
De dialyse verpleegkundige kan: een bijdrage leveren aan de verbetering van de kwaliteit van de verpleegkundige zorg aan de patiënt door: • kwaliteitscriteria mede te ontwikkelen en toe te passen in de dagelijkse specifieke verpleegkundige zorg; • reflecteren op het eigen functioneren in de individuele zorg en in samenwerkingsverbanden; • genomen verpleegkundige beslissingen bij het uitvoeren van de behandeling van en zorg voor de patiënt te verantwoorden tegenover zichzelf en anderen.
2
een bijdrage leveren aan actuele beroepsontwikkelingen binnen de gespecialiseerde verpleegkundige beroepsuitoefening op afdelings-, organisatie- en landelijk niveau, door: • te participeren in overlegsituaties; • bij te dragen aan de ontwikkeling van een specifieke beroepshouding en beroepsnorm met betrekking tot het verplegen van de patiëntencategorie zoals omschreven in de inleiding; • te participeren in de uitvoering van (verplegings-) wetenschappelijk onderzoek. (reproductief)
3
een bijdrage leveren aan de ethische besluitvorming met betrekking tot de behandeling en de zorg voor de patiënt door actief te participeren in overlegsituaties op patiënten- en afdelingsniveau.
4
verantwoordelijkheid dragen voor het op peil houden van de eigen (gespecialiseerde) verpleegkundige deskundigheid door middel van scholing en literatuurstudie.
5
een bijdrage leveren aan de deskundigheidsbevordering en professionalisering van cursisten en collega verpleegkundigen, door intercollegiale ondersteuning en feedback, werkbegeleiding en medewerking aan verpleegkundige scholing op afdelings- en organisatieniveau.
6
vanuit verpleegkundig perspectief consult verlenen, advies en instructie geven aan verpleegkundigen en overige beroepsbeoefenaren met betrekking tot de zorg aan de patiëntencategorie zoals omschreven in de inleiding.
LRVV Deel 2: Opleiding Dialyse Verpleegkundige
november 2001; blad 19 van 19
OPLEIDING INTENSIVE CARE VERPLEEGKUNDIGE
1.
Deskundigheidsgebied van de intensive care verpleegkundige
blad 2 van 11
2.
Eindtermen voor de opleiding intensive care verpleegkundige
blad 6 van 11
LRVV Deel 2: Opleiding Intensive Care Verpleegkundige
november 2001; blad 1 van 11
OPLEIDING TOT INTENSIVE CARE VERPLEEGKUNDIGE De opleiding tot intensive care verpleegkundige heeft tot doel de cursist de vereiste bekwaamheid (kennis, inzicht, vaardigheden en attitude) eigen te laten maken, die hem / haar in staat stelt verantwoordelijkheid te kunnen dragen voor de verpleegkundige zorg voor patiënten opgenomen op de afdeling intensive care. De cursist dient aan het einde van de opleiding te voldoen aan het gestelde in het deskundigheidsgebied, zoals nader uitgewerkt in de eindtermen.
Deskundigheidsgebied van de intensive care verpleegkundige De beschrijving van het deskundigheidsgebied van de intensive care verpleegkundige is ontleend aan het functieprofiel van de intensive care verpleegkundige (mei ‘97) van de Nederlandse Vereniging voor Intensive Care Verpleegkundigen (NVICV). Het deskundigheidsgebied van de intensive care verpleegkundige is vastgesteld door het College Verpleegkundige Vervolgopleidingen Ziekenhuizen (juli 2001).
1.
De handelingscontext
De intensive care (IC) verpleegkundige heeft de zorg voor één of meerdere patiënten met een dreigende of aanwezige ernstige stoornis van één of meerdere vitale functies. Het primaire aandachtsgebied van IC verpleegkundigen betreft volwassen patiënten. Voor de eerste opvang en stabilisatie kan dit echter ook patiënten in andere leeftijdscategorieën betreffen. Een dreigende of aanwezige ernstige stoornis van één of meerdere vitale functies, veroorzaakt bij de patiënt een grote diversiteit aan gezondheidsproblemen. Bij deze patiënten kan zich een verscheidenheid aan gezondheidsproblemen voordoen die kenmerkend zijn voor het levensbedreigende karakter van de situatie. De IC verpleegkundige stemt haar zorg af op de specifieke situatie waarin de IC patiënt zich bevindt, een situatie waarin de patiënt totaal afhankelijk kan zijn van zorgverleners en apparatuur in een hoogcomplexe zorgsituatie. Voor het vaststellen van gezondheidsproblemen beschikt de IC verpleegkundige over de juiste bekwaamheid. Vakkundig, methodisch, doelgericht, resultaatgericht en patiëntgericht werken zijn daar kenmerken van. De IC verpleegkundige verschaft zich een gedetailleerd beeld van patiënten door gegevens afkomstig uit heteroanamnese, observaties, gegevens verkregen uit onderzoek en gegevens afkomstig van de op de patiënt aangesloten apparatuur met elkaar in relatie te brengen, te registreren, te interpreteren en te rapporteren en door frequent overleg te voeren met de arts en andere leden van het inter- en multidisciplinaire team. IC verpleegkunde is een onderdeel van de intramurale gezondheidszorg. Binnen het multidisciplinaire behandelteam zijn de IC verpleegkundigen en gespecialiseerde artsen de kerndisciplines van de intensive care (IC) afdeling. Door voortdurende aanwezigheid heeft de IC verpleegkundige een coördinerende functie en is de zorg continu van karakter. Kenmerkend voor IC afdeling is de aanwezigheid en het gebruik van uitgebreide instrumenteel-technische voorzieningen en de complexe farmacotherapeutische behandeling. De beperkingen die voortvloeien uit de ernst van de aandoening van de patiënt vragen om interventies waarbij, vaak handelend volgens protocollen en standaardprocedures, gebruik gemaakt wordt van specifieke apparatuur en/of hulpmiddelen. De IC verpleegkundige wordt geacht deze apparatuur en/of middelen adequaat en doelgericht toe te passen, hierbij voorbehouden en risicovolle handelingen adequaat te verrichten, dit vaak in opdracht van de arts en binnen de grenzen van haar eigen deskundigheid, bevoegdheid en bekwaamheid. Naast het uitvoeren van deze vaak complexe en technische zorg, besteedt de ic verpleegkundige in ruime mate aandacht aan de begeleiding van de patiënt en/of diens naasten.
LRVV Deel 2: Opleiding Intensive Care Verpleegkundige
november 2001; blad 2 van 11
De kernbekwaamheid van de IC verpleegkundige betreft het bewaken, ondersteunen en/of overnemen van de vitale functies van de patiënt, die op de IC afdeling wordt behandeld. De toestand van de patiënt kan snel wisselen en daardoor is de zorg vaak weinig voorspelbaar van karakter. De kans op (onverwachte) complicaties met ernstige, zo niet fatale gevolgen is groot. De IC verpleegkundige verzamelt continu gegevens en maakt daarbij gebruik van verschillende bronnen. De IC verpleegkundige dient deze gegevens continu te analyseren, te interpreteren en met elkaar te integreren om subtiele veranderingen in de toestand van de patiënt bijtijds te signaleren, en de verpleegkundige interventies daarop af te stemmen. Door voortdurende observatie, diagnosticering en het toepassen van interventies draagt de IC verpleegkundige bij aan het stabiliseren van de conditie van de patiënt en het voorkomen van complicaties. Daarnaast observeert de IC verpleegkundige de patiënt continu vanwege de (dreigende) risico's, die de toegepaste behandelingen met zich meebrengen. Omdat de toestand van de patiënt vaak te weinig ruimte laat voor uitstel is het noodzakelijk dat de IC verpleegkundige in staat is om snel te kunnen beoordelen welke interventies noodzakelijk zijn. Het is duidelijk dat binnen geschetste handelingscontext de beroepsspecifieke vaardigheden, zoals verworven door een initiële opleiding ontoereikend zijn. IC verpleegkundigen worden geacht te beschikken over specifieke kwalificaties, gekoppeld aan patiënten met hoog complexe gezondheidsproblemen.
2.
De specifieke eisen om als intensive care verpleegkundige te kunnen functioneren
Het specifieke karakter van het functioneren van de IC verpleegkundige is gelegen in de bekwaamheid van de verpleegkundige gezondheidsproblemen te diagnosticeren en verschijnselen als gevolg van (dreigende) stoornissen in vitale functies tijdig te herkennen, op te sporen en zonodig te ondersteunen. De IC verpleegkundige dient inzicht te hebben in de meest voorkomende onderzoeken en medische behandelmethoden bij genoemde problemen en dient bekwaam te zijn de daaruit voortvloeiende specifieke verpleegkundige zorg uit te voeren. In dit kader dient de IC verpleegkundige bekwaam te zijn in het verlenen van zorg aan patiënten met hoog complexe gezondheidsproblemen. Deze zorg richt zich op verschillende gezondheidsproblemen of een combinatie hiervan. De IC verpleegkundige dient, binnen de grenzen van haar bekwaamheid en bevoegdheid, de verantwoordelijkheid te kunnen nemen en dragen voor het totale zorgproces van patiënten op een IC afdeling. De zorg voor een intensive care patiënt vereist dat de verpleegkundige kan omgaan met acute en onvoorspelbare veranderingen in de toestand van de patiënt, die ingrijpend van karakter kunnen zijn. IC verpleegkundigen hebben een actieve rol in de dialoog over morele, ethische en juridische vraagstukken op de IC afdeling. IC verpleegkundigen dienen situaties snel te kunnen overzien en efficiënt en effectief te reageren. Zij dienen bekwaam te zijn om zowel in complexe, voortdurend veranderende situaties als ook in situaties waarin langdurend intensive care zorg wordt verleend, geschikte procedures te kiezen of te creëren en deze toe te passen. Zowel in de acute fase, als in de latere fases van het zorgproces heeft de IC verpleegkundige een cruciale rol in de opvang en begeleiding van de patiënt en diens naasten. IC verpleegkundigen dragen verantwoordelijkheid voor het behoud van de eigen deskundigheid en kunnen de eigen deskundigheid inzichtelijk te maken. Daarnaast leveren IC verpleegkundigen een bijdrage aan de ontwikkeling van hun vakgebied door nieuwe werkmethodes en procedures te initiëren, te ontwikkelen, te implementeren en te evalueren. Zij zijn medeverantwoordelijk voor de inrichting van hun werkomgeving en dienen zij bekwaam te zijn in het overdragen van vakspecifieke en beroepsoverstijgende kennis, inzicht, vaardigheden en attitude.
LRVV Deel 2: Opleiding Intensive Care Verpleegkundige
november 2001; blad 3 van 11
3.
Specifieke kenmerken van de zorg
Refererend aan ‘Gekwalificeerd voor de Toekomst’ (1996) wordt met gebruikmaking van onderstaande clusters van activiteiten en interventies van verpleegkundigen gewezen op specifieke kenmerken van een IC verpleegkundige.
3.1
Methodische beroepsuitoefening
3.1.1 Verzamelen en interpreteren van gegevens De IC verpleegkundige volgt (veranderingen in) de lichamelijke en psychosociale toestand van de patiënt en diens reactie op de zorg/behandeling nauwlettend op basis van analyse, interpretatie en verificatie van gegevens verkregen uit (hetero) anamnese, continue observatie, in meer of mindere mate gebruik makend van apparatuur, uitslagen van onderzoeken en de verpleegkundige overdracht en rapportage. De IC verpleegkundige stelt aan de hand van gegevens verkregen uit directe observatie van de patiënt vast welke (al dan te verwachten) gezondheidsproblemen van de patiënt intensieve zorg behoeven. Deze verpleegkundige vaardigheid krijgt zijn specifieke karakter tegen de achtergrond van (snel) veranderende gezondheidssituatie van de patiënt en de noodzaak van snel en adequaat handelen. Het specifieke karakter is ook te ontlenen aan de diversiteit van informatiebronnen en interpretatiemogelijkheden.
3.1.2 Plannen van zorg Het plannen van zorg op de IC afdeling onderscheidt zich van de planning van zorg op andere (verpleeg)afdelingen. De planning van zorg wordt door de onvoorspelbaarheid van de zorgvraag gekenmerkt door een kort-cyclisch karakter, waarbij de IC verpleegkundige in staat moet zijn prioriteiten te stellen. In de acute fase van de opname lukt het, door de ernst van de aandoening van de patiënt, vaak niet afspraken te maken met de patiënt of diens naasten over activiteiten in het kader van de zorg en behandeling. Belangrijk in deze is de informatie die de IC verpleegkundige aan de patiënt en/of diens naasten geeft over haar handelen. 3.1.3 Uitvoeren van zorg Onder het uitvoeren van zorg worden de volgende verpleegkundige vaardigheden verstaan: • bewaking van de patiënt; • uitvoeren van instrumenteel technische handelingen; • somatische zorg; • psychosociale zorg en begeleiding; • zorg voor de omgeving; • evalueren van en rapporteren over de zorg. Deze aspecten van de zorg krijgen hun specifieke karakter door de context waarbinnen het verpleegkundig handelen plaatsvindt.
3.2
Preventie en GVO
De IC verpleegkundige neemt, vanuit het oogpunt van preventie, maatregelen ter voorkoming van infecties, gerelateerd aan de immuun gecompromitteerde toestand van patiënten op de IC afdeling. Daarnaast voert de IC verpleegkundige preventieve taken uit door gezondheidsrisico’s en risicovermijdend gedrag (leefadvies) met patiënten en/of diens naasten te bespreken. Van groot belang bij patiënten die een verstoorde circulatie en/of respiratie hebben en/ of patiënten die langdurend op de IC afdeling verblijven, is het voorkomen van bedcomplicaties. In dit licht is zorg voor goede voeding ook van belang. De IC verpleegkundige anticipeert daarnaast op mentale (gedrags)veranderingen bij patiënten die (soms langdurend) op de intensive care verblijven. Ten aanzien van de overige acties en interventies met betrekking tot preventie en GVO onderscheidt de intensive care verpleegkundige zich niet van andere verpleegkundigen. LRVV Deel 2: Opleiding Intensive Care Verpleegkundige
november 2001; blad 4 van 11
3.3
Coördineren en organiseren van zorg
De IC verpleegkundige draagt de verantwoordelijkheid voor de organisatie en coördinatie van de intensieve multidisciplinaire zorg rond individuele patiënten. Specifiek voor deze situatie is dat de IC verpleegkundige nauw samenwerkt en veelvuldig overleg voert met de leden van het inter– en multidisciplinaire team.
3.4
Kwaliteitszorg en deskundigheidsbevordering
De IC verpleegkundige verleent binnen de context van het eigen deskundigheidsgebied gevraagd en ongevraagd consulten aan andere professionele beroepsbeoefenaren. De specifieke ervaringskennis van IC verpleegkundigen richt zich vooral op de uitvoering van complexe observaties en interventies, waarbij niet altijd kan worden teruggevallen op standaardprocedures of protocollen. Op het gebied van kwaliteitszorg en deskundigheidsbevordering neemt de IC verpleegkundige initiatieven in het bewaken van de kwaliteit van de zorg. De IC verpleegkundige evalueert de zorg systematisch en draagt zorg voor het actualiseren van werkmethodes en procedures. Ook levert zij inspanningen om de eigen deskundigheid en die van andere beroepsbeoefenaren op het gewenste niveau te houden. Daartoe verzorgt de IC verpleegkundige onderwijs aan (toekomstige) collega’s en houdt ontwikkelingen in het vakgebied bij. De IC verpleegkundige kan participeren in (wetenschappelijk) onderzoek en/of projecten.
LRVV Deel 2: Opleiding Intensive Care Verpleegkundige
november 2001; blad 5 van 11
Eindtermen vervolgopleiding intensive care verpleegkundige De beschrijving van de eindtermen voor de vervolgopleiding tot intensive care verpleegkundige is ontleend aan het deskundigheidsgebied intensive care verpleegkundige van de LRVV (februari 2001). De eindtermen voor de vervolgopleiding tot intensive care verpleegkundige zijn door het College Verpleegkundige Vervolgopleidingen Ziekenhuizen vastgesteld (juli 2001) en kennen een geldigheidsduur van 3 jaar.
Deelkwalificaties De eindtermen voor de vervolgopleiding tot intensive care (IC) verpleegkundige zijn onderverdeeld in deelkwalificaties volgens het format beschrijving van eindtermen (zie bijlage in deel 1 van de Regeling). De volgende deelkwalificaties zijn uitgewerkt: IC-01: Methodische beroepsuitoefening • verzamelen en interpreteren van gegevens • plannen van zorg • uitvoeren van zorg: somatische en psychosociale zorg, verpleegtechnische handelingen en zorg voor de omgeving • evalueren van en rapporteren over verleende zorg IC-02: Preventie en GVO IC-03: Coördineren en organiseren van zorg IC-04: Kwaliteitszorg en deskundigheidsbevordering
Inleiding op de eindtermen De eindtermen voor de vervolgopleiding tot IC verpleegkundige zijn van toepassing op patiënten in een hoogcomplexe verpleegsituatie op een intensive care afdeling met een (dreigende) stoornis van een of meer vitale functies die ondersteund of zonodig door apparatuur overgenomen worden. Onder vitale functies worden verstaan: • hersenfunctie / neurologische toestand • temperatuursregulatie • respiratie • circulatie • milieu interne Het primaire aandachtsgebied van IC verpleegkundigen betreft volwassen patiënten. Voor de eerste opvang en stabilisatie kan dit echter ook patiënten in andere leeftijdscategorieën betreffen. De verpleegkundige zorg aan de IC patiënt wordt verleend in een multidisciplinaire setting en vormt een onderdeel van de multidisciplinaire behandeling. Wanneer in de eindtermen de algemene formulering ‘de patiënt op de intensive care (IC) afdeling' wordt gebruikt, includeert deze algemene omschrijving de patiënten zoals hierboven omschreven. De cursist dient zich de eindtermen (tenzij anders aangegeven) in de praktijk tot op productief niveau eigen te maken. Voor de vervolgopleiding tot IC verpleegkundige zijn volgende eindtermen geformuleerd:
LRVV Deel 2: Opleiding Intensive Care Verpleegkundige
november 2001; blad 6 van 11
Deelkwalificatie IC-01
Methodische beroepsuitoefening
Onderstaande eindtermen zijn specifiek en als zodanig van toepassing op de patiënt op de IC afdeling, zoals omschreven in de inleiding op de eindtermen. Verzamelen en interpreteren van gegevens 1
De IC verpleegkundige kan: door middel van heteroanamnese en continue verzameling van directe en indirecte gegevens zich een gedetailleerd beeld vormen van de gezondheidsproblematiek van de patiënt op de IC afdeling in voorspelbare en acute situaties. Dit houdt in: het verzamelen, controleren, selecteren, analyseren en interpreteren van de gegevens en deze met elkaar in relatie brengen om te komen tot diagnostiek.
2
aan de hand van de etiologische factoren en diagnostiek de complexiteit van de zorgsituatie vaststellen. Hierbij wordt rekening gehouden met de volgende factoren: • het kort-cyclische karakter van de zorgsituatie • de communicatieve beperkingen van de patiënt • de typerende kenmerken van de intensive care omgeving en de invloeden daarvan op de patiënt, de partner en/of naasten Plannen van zorg
3
De IC verpleegkundige kan: aan de hand van potentiële en actuele gezondheidsproblemen, de beoogde zorgresultaten formuleren en komen tot de correcte prioriteitstelling van verpleegkundige interventies en ondersteuning van het medische beleid en het opstellen van een verpleegplan. Uitvoeren van zorg en bewaking
4
De IC verpleegkundige kan: op verantwoorde en doeltreffende wijze bewaking uitvoeren en zorg verlenen bij een patiënt waarbij een of meerdere vitale functies zijn bedreigd, die leiden tot: • ondersteuning van vitale functies; • overname van vitale functies; • overname van zelfzorg; • complexe farmacotherapeutische behandeling; • ondersteuning bij onderzoek en behandelingen; • acuut handelend optreden, • hierbij zorgdragend voor een situatie waarin de patiënt zo min mogelijk last ondervindt van apparatuur instrumentarium en omgevingsfactoren.
5
verpleegtechnische handelingen uitvoeren ten behoeve van de ondersteuning van vitale functies met behulp van: • uitgebreide instrumenteel technische voorzieningen; • speciale technieken; • geldende protocollen, richtlijnen en standaardprocedures waarbij risicovolle en voorbehouden handelingen uitgevoerd worden binnen de vigerende juridische kaders, hierbij zorgdragend voor apparatuur en instrumentarium.
LRVV Deel 2: Opleiding Intensive Care Verpleegkundige
november 2001; blad 7 van 11
6
de patiënt op de IC afdeling voorbereiden op en mede begeleiden bij intern en extern transport.
7
psychosociale problematiek signaleren en psychosociale begeleiding verlenen aan de patiënt op de IC afdeling, de partner en/of naasten en hierbij vaststellen wat behoort tot de verantwoordelijkheid van een andere discipline Specifieke aandachtspunten hierbij zijn: • begeleiding bij ingrijpende medische behandeling, cultuur en ziektebeleving, overlijden en/of orgaandonatie. Evalueren van en rapporteren over verleende zorg
8
De IC verpleegkundige kan: gegevens en zorgresultaten van de patiënt continu en systematisch evalueren, rapporteren en overdragen en de verpleegkundige zorg zonodig bijstellen aan de hand van de resultaten.
LRVV Deel 2: Opleiding Intensive Care Verpleegkundige
november 2001; blad 8 van 11
Deelkwalificatie IC-02
Preventie en GVO
De eindtermen van de deelkwalificatie ‘Preventie en GVO' zijn generiek voor alle vervolgopleidingen vallend onder de LRVV. De eindtermen zijn van toepassing op de patiënt op de IC afdeling, zoals omschreven in de inleiding op de eindtermen. Kennis en vaardigheden dienen tot uiting te komen in de specifieke context van de IC verpleegkundige beroepspraktijk.
1
De IC verpleegkundige kan: bij de patiënt gezondheidsbedreigende symptomen op fysiek, psychisch en sociaal terrein signaleren en op basis van deze signalen maatregelen nemen om gezondheidsbedreigingen te voorkomen of te beperken. Specifieke aandachtspunten hierbij zijn: • de juiste voorzorgsmaatregelen nemen om complicaties die bij de patiënt kunnen voortvloeien uit de specifieke intensive care zorg en omgeving te voorkomen en/of te beperken; • bij de patiënt met een immuumgecompromitteerde toestand de juiste maatregelen ter voorkoming van infecties te nemen; • preventief voorlichting geven met betrekking tot het gevaar van infecties en daaruit voortvloeiende complicaties aan de patiënt, de partner en/of naasten en andere disciplines ter voorkoming van (kruis)infecties.
2
in samenwerking met de arts en rekening houdend met de eigen beroepsgrenzen, de feitelijke en de te verwachten gevolgen van onderzoek en behandeling bespreken met de patiënt, de partner en/of naasten, zodanig dat deze weloverwogen besluiten kunnen nemen ten aanzien van de behandeling en de zorgverlening.
3
voorlichting geven aan de patiënt, zijn/haar partner en/of naasten teneinde de patiënt zoveel mogelijk de gelegenheid te bieden de zorg voor zichzelf uit te voeren. Specifiek aandachtspunt hierbij is: • voorlichting geven aan de patiënt, de partner en/of naasten en andere disciplines in het omgaan met technologiën en mogelijke daaruit voortvloeiende complicaties.
4
het effect en het proces van de gegeven voorlichting evalueren en op grond van deze evaluatie zonodig de voorlichting bijstellen, zowel inhoudelijk als in de wijze van uitvoering.
LRVV Deel 2: Opleiding Intensive Care Verpleegkundige
november 2001; blad 9 van 11
Deelkwalificatie IC-03
Coördineren en organiseren van zorg
De eindtermen van de deelkwalificatie ‘Coördineren en organiseren van zorg' zijn generiek voor alle vervolgopleidingen vallend onder de LRVV. De eindtermen zijn van toepassing op de patiënt op de IC afdeling, zoals omschreven in de inleiding op de eindtermen. Kennis en vaardigheden dienen tot uiting te komen in de specifieke context van de IC verpleegkundige beroepspraktijk.
1
De IC verpleegkundige kan: verantwoordelijkheid dragen voor de organisatie en coördinatie van de verpleegkundige zorg rond de patiënt en hierbij op het juiste moment verschillende overlegsituaties initiëren, coördineren en hierin participeren.
2
verantwoordelijkheid dragen voor afstemming met de verschillende disciplines die binnen de multidisciplinaire samenwerking bij de uitvoering van de behandeling betrokken zijn, om zo de zorginhoudelijke regiefunctie te vervullen teneinde de continuïteit van zorg te waarborgen.
3
de gehele verpleegsituatie op systematische wijze overdragen aan anderen bij interne en externe overplaatsing.
LRVV Deel 2: Opleiding Intensive Care Verpleegkundige
november 2001; blad 10 van 11
Deelkwalificatie IC-04
Kwaliteitszorg en deskundigheidsbevordering
De eindtermen van de deelkwalificatie ‘Kwaliteitszorg en deskundigheidsbevordering' zijn generiek voor alle vervolgopleidingen vallend onder de LRVV. De eindtermen zijn van toepassing op de patiënt op de IC afdeling, zoals omschreven in de inleiding op de eindtermen. Kennis en vaardigheden dienen tot uiting te komen in de specifieke context van de IC verpleegkundige beroepspraktijk.
1
De IC verpleegkundige kan: een bijdrage leveren aan de verbetering van de kwaliteit van de verpleegkundige zorg aan de patiënt door: • kwaliteitscriteria mede te ontwikkelen en toe te passen in de dagelijkse specifieke verpleegkundige zorg; • reflecteren op het eigen functioneren in de individuele zorg en in samenwerkingsverbanden; • genomen verpleegkundige beslissingen bij het uitvoeren van de behandeling van en zorg voor de patiënt te verantwoorden tegenover zichzelf en anderen.
2
een bijdrage leveren aan actuele beroepsontwikkelingen binnen de gespecialiseerde verpleegkundige beroepsuitoefening op afdelings-, organisatie- en landelijk niveau, door: • te participeren in overlegsituaties; • bij te dragen aan de ontwikkeling van een specifieke beroepshouding en beroepsnorm met betrekking tot het verplegen van de patiëntencategorie zoals omschreven in de inleiding; • te participeren in de uitvoering van (verplegings-) wetenschappelijk onderzoek. (reproductief)
3
een bijdrage leveren aan de ethische besluitvorming met betrekking tot de behandeling en de zorg voor de patiënt door actief te participeren in overlegsituaties op patiënten- en afdelingsniveau.
4
verantwoordelijkheid dragen voor het op peil houden van de eigen (gespecialiseerde) verpleegkundige deskundigheid door middel van scholing en literatuurstudie.
5
een bijdrage leveren aan de deskundigheidsbevordering en professionalisering van cursisten en collega verpleegkundigen, door intercollegiale ondersteuning en feedback, werkbegeleiding en medewerking aan verpleegkundige scholing op afdelings- en organisatieniveau.
6
vanuit verpleegkundig perspectief consult verlenen, advies en instructie geven aan verpleegkundigen en overige beroepsbeoefenaren met betrekking tot de zorg aan de patiëntencategorie zoals omschreven in de inleiding.
LRVV Deel 2: Opleiding Intensive Care Verpleegkundige
november 2001; blad 11 van 11
OPLEIDING INTENSIVE CARE KINDERVERPLEEGKUNDIGE
1.
Deskundigheidsgebied van de intensive care kinderverpleegkundige
blad 2 van 13
2.
Eindtermen voor de opleiding intensive care kinderverpleegkundige
blad 8 van 13
LRVV Deel 2: Opleiding Intensive Care Kinderverpleegkundige
november 2001; blad 1 van 13
OPLEIDING INTENSIVE CARE KINDERVERPLEEGKUNDIGE
De opleiding tot intensive care kinderverpleegkundige heeft tot doel de cursist de vereiste kennis en vaardigheden eigen te laten maken, die hem / haar in staat stelt verantwoordelijkheid te kunnen dragen voor de verpleegkundige zorg voor opgenomen kinderen en de begeleiding van de ouders/verzorgers op de afdeling intensive care kinderen. De cursist dient aan het einde van de opleiding te voldoen aan het gestelde in het deskundigheidsgebied, zoals nader uitgewerkt in de eindtermen.
Deskundigheidsgebied van de intensive care kinderverpleegkundige De beschrijving van het deskundigheidsgebied van de intensive care kinderverpleegkundige is ten dele ontleend aan het functieprofiel van de Intensive Care Verpleegkundige (mei 97) van de Nederlandse Vereniging voor Intensive Care Verpleegkundigen (NVIC-V) en het functieprofiel Kinderverpleegkundige (april 1999) van de Vereniging Van Kinderverpleegkundigen (VVKV). Het deskundigheidsgebied van de intensive care kinderverpleegkundige is vastgesteld door het College Verpleegkundige Vervolgopleidingen Ziekenhuizen (februari 2001) en kent een geldigheid van 3 jaar.
1.
De handelingscontext
De intensive care kinderverpleegkundige (ICK verpleegkundige) zorgt voor kinderen met een dreigende of aanwezige ernstige stoornis van één of meerdere vitale functies. Een dreigende of aanwezige ernstige stoornis van één of meerdere vitale functies veroorzaakt bij het kind een grote diversiteit aan problemen. Deze problemen liggen op het fysieke en psychosociale vlak en op het gebied van groei en ontwikkeling. Ook heeft de ICK verpleegkundige te maken met ouders en gezinsleden. Voor beiden heeft zij1 een specifieke verantwoordelijkheid, omdat kind en ouders / gezin een onlosmakelijke eenheid vormen. De zorg strekt zich uit van kinderen van 0 tot 18 jaar. Een belangrijk kenmerk hiervan is dat een ICK verpleegkundige te maken heeft met individuen die in ontwikkeling zijn, waarbij elk ontwikkelingsniveau een eigen benadering vraagt. Het ontwikkelingsniveau van het kind is mede bepalend voor de zorg. Ieder kind heeft een eigen beleving en interpretatie van de werkelijkheid en geen of onvoldoende verbale vermogens. Een kind reageert op zijn eigen wijze op ziek zijn en dit komt tot uiting op zowel psychisch, somatisch als sociaal vlak. Een bijzonder aspect is tevens dat aandoening, behandeling en ziekenhuisverblijf een impact kunnen hebben op de verdere ontwikkeling van het kind. Hierdoor is het streven naar beperking van achterstand in c.q. continuering en stimulering van het normale leef- en ontwikkelingsritme van essentieel belang. Een kind heeft totale zorg of ondersteuning in de zorg nodig, aangepast aan diens ontwikkelingsniveau en mate van zelfredzaamheid. Bij een kind op een intensive care voor kinderen (ICK) doet zich een buitengewone verscheidenheid aan (verpleeg)problemen en combinaties van (verpleeg)problemen voor, tot uiting komend in verschijnselen die kenmerkend zijn voor het levensbedreigende karakter van de situatie.
1
In deze tekst kan het woord "zij" (de ICK verpleegkundige) vervangen worden door "hij", tevens kan het woord "ouders" vervangen worden door "ouder" of "verzorgers".
LRVV Deel 2: Opleiding Intensive Care Kinderverpleegkundige
november 2001; blad 2 van 13
Voor het vaststellen van (verpleeg)problemen, heeft de ICK verpleegkundige naast haar eigen waarneming, kennis en inzicht in wat voor de patiënt normaal is, de beschikking over een uitgebreid instrumentarium. Gegevens afkomstig van de aan het kind aangesloten apparatuur, uit het frequente overleg met (zo mogelijk het kind zelf), de ouders, en multidisciplinair overleg, verschaffen de ICK verpleegkundige een gedetailleerd beeld van één of twee patiënten. ICK verpleegkunde is onderdeel van de intramurale gezondheidszorg en vindt plaats in academische ziekenhuizen (last resort). Een specifieke terrein is de verpleegkundige begeleiding van het inter klinisch intensive care transport. Onder het inter klinisch transport wordt verstaan: • transport van het ernstig zieke kind tussen academische centra; • het stabiliseren van het ernstig zieke kind voor transport in een niet academisch ziekenhuis en het transporteren naar een academisch ziekenhuis. De handelingscontext, specifieke eisen voor functie-uitoefening en methodische beroepsuitoefening zijn hierbij van toepassing. Met dien verstande dat de handelingscontext binnen een niet academisch ziekenhuis en tijdens het transport nauwere grenzen met zich meebrengt. De ICK verpleegkundige moet zich met klinische excellentie bewegen binnen deze grenzen. Gespecialiseerde artsen en verpleegkundigen vormen op een ICK de kern van het behandelend team. Voor een optimale behandeling en verzorging zijn daarnaast ook ouders / gezinsleden en andere in het kind gespecialiseerde disciplines bij de zorg betrokken. Kenmerkend voor de ICK is de aanwezigheid en het gebruik van uitgebreide technische voorzieningen. Kenmerkend is ook de aanpassing van de omgeving aan de leeftijd en ontwikkelingsfase van het kind, waarbij ernaar gestreefd wordt dat deze voor het kind herkenbaar, betrouwbaar, veilig en acceptabel is. De beperkingen die voortvloeien uit de conditie van het kind vragen om interventies, waarbij vaak gebruik gemaakt wordt van specifieke apparatuur, hulpmiddelen en methoden aangepast aan de leeftijd en ontwikkelingsfase van het kind. Verpleegkundige activiteiten bij intensive care behoeftige kinderen kunnen alleen verantwoord worden toegepast, indien effecten van deze procedures kunnen worden gecontroleerd. De vitale functies van het kind worden op de ICK bewaakt, ondersteund en/of overgenomen. De lichamelijke toestand van het kind is vaak (potentieel) instabiel. De kans op onverwachte complicaties met ernstige gevolgen is groot. Gegevens, afkomstig uit verschillende bronnen dienen continu geanalyseerd te worden om subtiele veranderingen in de toestand van het kind bijtijds te signaleren. De voortdurende observatie, diagnostisering en interventies zijn noodzakelijk om de conditie van het kind te stabiliseren en te optimaliseren, welzijn te bevorderen en complicaties te beperken en voorkomen. Daarnaast is een continue observatie noodzakelijk vanwege de grote risico's, die de toegepaste therapieën met zich meebrengen. Een snelle toepassing van de geselecteerde interventies is noodzakelijk, omdat de toestand van het kind vaak geen of te weinig ruimte laat voor uitstel. Het is duidelijk dat binnen de geschetste handelingscontext de beroepsspecifieke vaardigheden, zoals verworven door een initiële of andere specialistische vervolgopleiding ontoereikend zijn. Intensive Care Kinderverpleegkundigen worden geacht te beschikken over specifieke kennis en vaardigheden.
2.
De specifieke eisen om als ICK verpleegkundige te kunnen functioneren
Het specifieke karakter van deze gespecialiseerde verpleegkundige functie, waarmee verschillen met initieel en andere gespecialiseerde opgeleiden geduid kunnen worden, is gelegen in de kennis van de pathofysiologie van groei en ontwikkelingsstoornissen, fysieke en psychosociale problemen. Daarnaast wordt het specifieke karakter gekenmerkt door
LRVV Deel 2: Opleiding Intensive Care Kinderverpleegkundige
november 2001; blad 3 van 13
kennis van verschijnselen bij kinderen als gevolg van ernstige stoornissen in vitale functies en de toepassing van deze kennis op de onderscheiden aspecten van het verpleegkundig handelen. De zorg voor de ICK patiënt vereist een gespecialiseerde verpleegkundige, die kan omgaan met acute en onvoorspelbare veranderingen in de lichamelijke toestand van het kind. Een ICK verpleegkundige dient situaties snel te kunnen overzien en efficiënt en flexibel te reageren. Zij is in staat in complexe, voortdurend veranderende situaties geschikte procedures te kiezen of te creëren en toe te passen. Zij is in staat mee te denken in (en uitvoering te geven aan) de ontwikkeling van nieuwe procedures, tactieken en strategieën, zowel op micro- als op meso-niveau. De ICK verpleegkundige dient, binnen de grenzen van haar eigen deskundigheid, bevoegdheid en bekwaamheid, de verantwoordelijkheid te kunnen nemen en dragen voor het totale zorgproces van kinderen op een ICK (en tijdens inter klinisch transport) Dit houdt in dat een ICK verpleegkundige de competenties heeft om: • voortdurend gegevens over het kind, afkomstig uit verschillende bronnen, te verzamelen en te interpreteren; • bij snelle en onverwachte veranderingen in de toestand van het kind te komen tot een juiste prioriteitsstelling; • de zorg van de haar toegewezen kinderen te coördineren; • bepaalde leeftijd en patiëntencategorieën op een specifieke wijze te benaderen, toegespitst op de groei- en ontwikkelingsfase en belevingswereld waarin zij verkeren; • zowel (verpleeg)problemen op het fysieke vlak als (verpleeg)problemen op het psychosociale en groei en ontwikkelingsvlak te onderkennen en daarin ook de ouders en het gezin te betrekken; • de eigen emotionele belasting en emotionele belasting van anderen te bewaken en te bespreken; • om in een multidisciplinaire aanpak zorg te verlenen aan het kind en ouders/gezin; • op constructieve wijze te communiceren met eigen en andere disciplines, die bij de zorg voor het kind betrokken zijn; • bij alle ICK patiënten observatietechnieken, technische uitvoering, materiaal en apparatuurgebruik toe te passen; • voorstellen te doen en uitvoering te geven aan verbetering van de algemene kwaliteit van zorg op de ICK.
3.
Specifieke kenmerken van de zorg
Refererend aan ‘Gekwalificeerd voor de Toekomst’ (1996) wordt met gebruikmaking van onderstaande clusters van activiteiten en interventies van verpleegkundigen gewezen op specifieke kenmerken van een Intensive Care Kinderverpleegkundige.
3.1
Methodische beroepsuitoefening
3.1.1 Verzamelen en interpreteren van gegevens De ICK verpleegkundige volgt (veranderingen in) de lichamelijke, psychosociale en groei en ontwikkelingstoestand van het kind en diens reactie op de zorg / behandeling nauwlettend op basis van analyse en interpretatie van gegevens verkregen van ouders, uit anamnese, observatie, apparatuur, laboratoriumuitslagen, overdracht, rapportage. De ICK verpleegkundige stelt aan de hand van de verzamelde gegevens vast welke (verpleeg) problemen van de patiënt behandeling behoeven. Deze Kinderverpleegkundige vaardigheid krijgt zijn specifieke karakter tegen de achtergrond van (snel) veranderende gezondheidssituaties van patiënten en de noodzaak van snel en adequaat handelen. Het specifieke karakter is ook te ontlenen aan de diversiteit van informatiebronnen en interpretatiemogelijkheden.
LRVV Deel 2: Opleiding Intensive Care Kinderverpleegkundige
november 2001; blad 4 van 13
3.1.2 Plannen van zorg De ICK verpleegkundige maakt afspraken met de patiënt, ouders / verzorgers over activiteiten in het kader van de zorg en behandeling. Zij stelt het te bereiken resultaat, de daarvoor benodigde interventies en evaluatiemomenten vast. Zij plant interventies, gericht op het welzijn van het kind binnen het behandelplan. Deze verpleegkundige vaardigheid krijgt zijn specifieke karakter door de handelingscontext van de ICK verpleegkundige, waarin snel, flexibel en efficiënt handelen een belangrijk kenmerk is. 3.1.3 Uitvoeren van zorg en bewaking Naast de gangbare acties en interventies van kinderverpleegkundigen, worden die van de ICK verpleegkundigen gekenmerkt door de beschikking over en toepassing van een groter arsenaal aan verzorging- en bewakingstechnieken. In de uitvoering van zorg, onderscheiden naar somatische, psychische, sociale, ethische en omgevingsfactoren zijn onderstaande activiteiten specifiek voor een ICK verpleegkundige: • -
Somatische aspecten: ondersteuning bieden bij het recht van het kind op medische verzorging; gevoelens en vragen van het kind rond seksualiteit en voortplanting serieus nemen; alert zijn op signalen van mishandeling.
• -
Psychische aspecten: de harmonische ontwikkeling van de persoonlijkheid van het kind stimuleren, er voor zorg dragen dat, met uitzondering van omstandigheden, het kind zo weinig mogelijk van zijn ouders / gezin gescheiden wordt; ondersteunen en stimuleren van de mogelijkheden om te spelen, zich te vermaken, al naar gelang de (geestelijke) leeftijd en lichamelijke conditie / beperkingen van het kind; de mogelijkheden van onderwijs aan het kind aanbieden; opstellen en bewaken van een dagprogramma van het kind waarin binnen de mogelijkheden voldoende rustmomenten worden gecreëerd; het kind en ouders begeleiden, waarbij rekening gehouden wordt met taalgebruik, communicatie mogelijkheden en ontwikkelingsniveau; ondersteuning bieden aan kind en ouders in een (levens)bedreigende situatie; het kind begeleiden bij psychosomatische en psychosociale problemen; een kind met stoornissen in het gedrag begeleiden en in zijn interactie met de omgeving structuur bieden; het kind beschermen tegen onderbehandeling, overbodige handelingen en onderzoeken en tegen oneigenlijk gebruik van gegevens; wijze van communicatie en waarneming van kinderen aanpassen wat betreft ontwikkelingsniveau, ook bij kinderen die de Nederlandse taal niet beheersen.
-
• -
Sociale aspecten: ondersteuning bieden bij de zorg voor sociale vrijheid; zorg dragen dat ouders bij het zieke kind aanwezig kunnen zijn; het bevorderen en faciliteren van andere belangrijke sociale contacten.
• -
Ethische aspecten: participeren in medisch ethische besprekingen; kennis nemen van processen die kunnen leiden tot staken respectievelijk niet starten van de behandeling; ondersteunen van het kind en de ouders tijdens bovengenoemde processen.
3.1.4 Verpleegtechnische handelingen Het verpleegtechnisch handelen van de ICK verpleegkundige wordt gekenmerkt door een uitgebreid handelingsrepertoire voor bewaking, ondersteuning en/of overname van de vitale functies. Bij de uitvoering van verrichtingen of handelingen is LRVV Deel 2: Opleiding Intensive Care Kinderverpleegkundige
november 2001; blad 5 van 13
een belangrijk verschil dat de te hanteren werkwijze mede bepaald wordt door de leeftijd en ontwikkelingsniveau van het kind. Op deze gebieden onderscheidt zij zich duidelijk van verpleegkundigen met alleen een initiële opleiding en andere gespecialiseerde verpleegkundigen. 3.1.5 Zorg voor de omgeving Specifiek voor de ICK verpleegkundige is de zorg voor: • het aanbieden aan het kind van een veilige en hygiënische omgeving; • het streven naar een positief stimulerende omgeving; • een omgeving waar voldoende deskundige toezicht is en die is berekend op kinderen van alle leeftijd- en ontwikkelingsniveaus; • de woonomgeving, door ouders te adviseren over de aspecten waaraan de woonomgeving voor een kind moet voldoen en waar nodig verwijzen naar andere hulpverleners. 3.1.6 Zorg voor pedagogisch klimaat Het kind heeft, aangepast aan het ontwikkelingsniveau, en de mate van zelfredzaamheid, ondersteuning in zorg nodig. Hiertoe behoren ook opvoedende taken omdat het van belang is dat er naar gestreefd wordt dat het normale leef- en ontwikkelingsritme zoveel mogelijk gecontinueerd en gestimuleerd wordt. Zowel de verzorgende alsmede de opvoedende taken moeten in nauwe samenwerking en afstemming met de ouders en pedagogisch medewerker uitgevoerd worden. De pedagogische taken van een ICK verpleegkundige kunnen beschreven worden als algemene pedagogische vaardigheden in het omgaan met kinderen, waardoor structuur, veiligheid en geborgenheid geboden wordt. Aansluiten bij wat zich in de belevingswereld van het kind afspeelt, is hierbij een uitgangspunt. 3.1.7 Begeleiden en instrueren van ouders De begeleiding van ouders is een specifieke taak van de ICK verpleegkundige, dit betekent dat zij: • tijdens de zorg voor het kind tijd neemt voor persoonlijk contact met de ouders; • de ouders informatie verstrekt en structureel gesprekken organiseert met verantwoordelijke artsen en actief deelneemt aan deze gesprekken; • binnen de mogelijkheden veilige ouderparticipatie stimuleert; • afspraken maakt over participatie van de ouders bij de zorg van het kind en de wijze waarop zij voorbereid worden; • de ouders begeleidt en ondersteunt in de relatie tot hun kind en het ziektebeeld; • ouders verpleegtechnische vaardigheden aanleert, zodat zij deze in de thuissituatie bij hun kind kunnen toepassen; • ouders en gezin begeleidt en ondersteunt bij het stervensproces van het kind. 3.1.8 Evalueren van en rapporteren over de zorg Hierin zijn geen verschillen te duiden tussen verpleegkundige en ICK verpleegkundige, zij het dat de inhoud bepaald wordt door de handelingscontext.
3.2
Preventie en GVO
De ICK verpleegkundige neemt maatregelen ter voorkoming van infecties, gerelateerd aan de conditie van patiënten op de ICK afdeling. De ICK verpleegkundige voorkomt accidentele verwijdering van therapeutische of diagnostische hulpmiddelen. De ICK verpleegkundige past primaire, secundaire en tertiaire preventie toe. De wijze waarop deze wordt uitgevoerd, wordt mede bepaald door de ontwikkelingsfase waarin het kind zich bevindt. Van de ICK verpleegkundige wordt verwacht dat zij in staat is zowel verbale als non verbale signalen van het kind en ouders op juiste wijze te interpreteren. Op de overige acties en interventies met betrekking tot preventie en voorlichting, onderscheidt de ICK verpleegkundige zich niet van de verpleegkundige. LRVV Deel 2: Opleiding Intensive Care Kinderverpleegkundige
november 2001; blad 6 van 13
3.3
Coördineren en organiseren van zorg
De ICK verpleegkundige dient in staat te zijn verantwoordelijkheid te dragen voor de organisatie van de zorg rond individuele zorgvragers. Zij kan overleg voeren met de eigen en andere disciplines. Daarnaast kan de ICK verpleegkundige een zorginhoudelijke regiefunctie vervullen. Hierin verschilt zij niet van de coördinatie en organisatie van zorg door verpleegkundigen. Specifieke (IC) Kinderverpleegkundige vaardigheid is wel: • de coördinatie van verrichtingen die, na overleg met de ouders, door de ouders uitgevoerd zullen worden; • de opstelling als intermediair tussen het kind / ouders en andere hulpverleners.
3.4
Kwaliteitszorg en deskundigheidsbevordering
Ook op het gebied van kwaliteitszorg en deskundigheidsbevordering heeft een ICK verpleegkundige haar verantwoordelijkheden en taken. In dat opzicht verschilt zij niet van een verpleegkundige, zij het dat het object ‘gekleurd’ wordt door de patiëntencategorie, de academische i.c. setting en de zeer snelle ontwikkelingen binnen het vakgebied, waarbinnen de verpleegkundige zorg wordt verleend. Van de ICK verpleegkundige wordt een kritische houding verwacht met betrekking tot bestaande en nieuwe ontwikkelingen binnen het vakgebied ICK verpleegkunde De ICK verpleegkundige verleent gevraagd en ongevraagd, consult aan andere hulpverleners. Het specifieke van de consultatie is gelegen in de ervaringskennis van ICK verpleegkundigen m.b.t. de uitvoering van complexe observaties en interventies, waarbij niet op de standaardprocedures kan worden teruggevallen c.q. de ervaringskennis m.b.t. kinderen met specifieke gezondheidsproblemen en/of in problematische psychosociale situaties. Tevens heeft de ICK verpleegkundige op het gebied van onderzoek en onderwijs haar verantwoordelijkheden en taken. De ICK verpleegkundige is in staat een bijdrage te leveren aan het onderwijsleerproces van collegae, cursisten en stagiaires. Specifiek voor de verpleegkundige vaardigheid is het ondersteunen en (mede) uitvoering geven aan onderwijs en onderzoek waarbij het object ‘gekleurd’ wordt door de patiëntencategorie en de academische setting waarbinnen de verpleegkundige zorg wordt verleend.
LRVV Deel 2: Opleiding Intensive Care Kinderverpleegkundige
november 2001; blad 7 van 13
Eindtermen voor de vervolgopleiding tot intensive care kinderverpleegkundige De beschrijving van de eindtermen voor de vervolgopleiding tot intensive care kinderverpleegkundige is ontleend aan het deskundigheidsgebied van de intensive care kinderverpleegkundige van de LRVV (februari 2001). De eindtermen voor de vervolgopleiding tot intensive care kinderverpleegkundige zijn door het College Verpleegkundige Vervolgopleidingen Ziekenhuizen vastgesteld (juli 2001) en kennen een geldigheidsduur van 3 jaar.
Deelkwalificaties De eindtermen voor de vervolgopleiding tot intensive care kinder(ICK)verpleegkundige zijn onderverdeeld in deelkwalificaties volgens het format beschrijving van eindtermen (zie bijlage in deel 1 van de Regeling). ICK-01: Methodische beroepsuitoefening • verzamelen en interpreteren van gegevens • plannen van zorg • uitvoeren van zorg: somatische en psychosociale zorg, verpleegtechnische handelingen en zorg voor de omgeving • evalueren van en rapporteren over verleende zorg ICK-02: Preventie en GVO ICK-03: Coördineren en organiseren van zorg ICK-04: Kwaliteitszorg en deskundigheidsbevordering
Inleiding op de eindtermen De eindtermen voor de vervolgopleiding tot ICK verpleegkundige zijn van toepassing bij kinderen in een hoogcomplexe verpleegsituatie op een intensive care kinderafdeling met een (dreigende) stoornis van een of meer vitale functies die ondersteund of zonodig door apparatuur overgenomen worden. Wanneer in de eindtermen de algemene formulering 'het kind op de intensive care kinder(ICK)afdeling' wordt gebruikt, includeert deze algemene omschrijving de volgende aspecten. De verschillenden ontwikkelingsfasen van het kind: • pasgeborene / zuigeling; • peuter / kleuter; • schoolgaand kind; • tiener / adolescent. De volgende categorieën van stoornissen bij het kind op de intensive care: • stoornissen met betrekking tot de respiratie; • stoornissen met betrekking tot de circulatie; • stoornissen met betrekking tot het zenuwstelsel; • stoornissen met betrekking tot vocht, voeding en uitscheiding; • stoornissen met betrekking tot de afweer; • stoornissen met betrekking tot houding, beweging en rust. De context van de hoogcomplexe verpleegsituatie op de intensive care kinderafdeling. De cursist dient zich de eindtermen (tenzij anders aangegeven) in de praktijk tot op productief niveau eigen te maken. De volgende eindtermen zijn voor de vervolgopleiding tot ICK verpleegkundige geformuleerd: LRVV Deel 2: Opleiding Intensive Care Kinderverpleegkundige
november 2001; blad 8 van 13
Deelkwalificatie ICK-01 Methodische beroepsuitoefening Onderstaande eindtermen zijn specifiek en als zodanig van toepassing op het kind op de ICK afdeling, zoals omschreven in de inleiding op de eindtermen. Verzamelen en interpreteren van gegevens 1
De ICK verpleegkundige kan: continu en op systematische wijze gegevens verzamelen aan de hand van observatie, standaarden en verpleegkundige anamnese bij kinderen in een hoogcomplexe verpleegsituatie met een (dreigende) stoornis van een of meer vitale functies, teneinde zich een totaalbeeld te vormen van de (uitgangs)situatie van de patiënt, verpleegkundige diagnoses te formuleren en een verpleegplan op te stellen. Plannen van zorg
2
De ICK verpleegkundige kan: op basis van verpleegkundige en medische diagnostiek de beoogde resultaten van zorgverlening formuleren, beargumenteren van de keuze en prioriteitstelling voor bepaalde verpleegkundige interventies en het medisch beleid ondersteunen. Hierbij rekening houdend met: • stabiliteit van vitale functies; • actuele gezondheidstoestand van het kind; • wel / niet medisch gediagnosticeerd; • voorspelbaarheid en verloop van de gezondheidsproblemen ; • te verlenen (basis) zorgactiviteiten; • mate van communicatie; • de persoonlijke ontwikkeling van het kind; • de ouders / verzorgers; • leeftijd/ cultuur en achtergrond; • mate van emotionele ondersteuning; • betrokken disciplines; • sociaal netwerk. Uitvoeren van zorg
3
De ICK verpleegkundige kan: op verantwoorde en doeltreffende wijze bewaking uitvoeren en zorg verlenen bij het kind waarbij een of meerdere vitale functies zijn bedreigd wat kan leiden tot: • ondersteuning van de vitale functies; • overname van de vitale functies; • complexe farmacotherapeutische behandeling; • acuut handelend optreden; • overname van de zelfzorg, zoveel mogelijk in overleg en samenwerking met het kind en de ouders/ verzorgers, hierbij rekening houdend met de ontwikkelingsfase van het kind; • ondersteuning bij onderzoek en behandelingen; • ervoor zorgen dat het kind zo min mogelijk last ondervindt van apparatuur, instrumentarium en omgevingsfactoren.
LRVV Deel 2: Opleiding Intensive Care Kinderverpleegkundige
november 2001; blad 9 van 13
4
verpleegtechnische handelingen uitvoeren met behulp van: • uitgebreide instrumenteel technische voorzieningen; • speciale technieken gericht op kinderen; • geldende protocollen, richtlijnen en standaardprocedures waarbij risicovolle en voorbehouden handelingen uitgevoerd worden binnen de vigerende juridische kaders, hierbij zorg dragend voor apparatuur en instrumentarium.
5
het kind en de ouders/verzorgers voorbereiden en mede begeleiden bij intern en extern transport.
6
psychosociale zorg en begeleiding bieden aan het kind op de afdeling ICK, de ouders/verzorgers en naasten, zodanig dat in het zorgproces rekening wordt gehouden met factoren die een voor het kind normale ontwikkeling en het welzijn in stand houden dan wel bevorderen. Specifieke aandachtspunten hierbij zijn: • dat er een klimaat wordt gecreëerd waarin de normale fysieke, geestelijk en sociale ontwikkeling doorgang kan vinden met het doel dat het kind kind kan blijven, ouders de ouderrol kunnen blijven vervullen en dat de relatie tussen het kind en de sociale omgeving in stand gehouden kan worden dan wel bevorderd; • dat er ruimte is voor zelfzorg; • dat de zorgverlening is afgestemd op de gezondheidsbeleving van het kind en de ouders/verzorgers; • dat het zorgproces zo ingericht wordt dat de culturele en levensbeschouwelijke achtergronden van kind en ouders/verzorgers zo veel als mogelijk tot hun recht komen; • de begeleiding van het kind, ouders/verzorgers en het gezin in de setting van de ICK afdeling bij het stervensproces van het kind. Evalueren van en rapporteren over verleende zorg
7
De ICK verpleegkundige kan: gegevens en zorgresultaten van het kind op de ICK afdeling en de ouders/verzorgers continu en systematisch evalueren, rapporteren en overdragen en de verpleegkundige zorg zonodig bijstellen aan de hand van de resultaten.
LRVV Deel 2: Opleiding Intensive Care Kinderverpleegkundige
november 2001; blad 10 van 13
Deelkwalificatie ICK-02 Preventie en GVO De eindtermen van de deelkwalificatie 'Preventie en GVO' zijn generiek voor de vervolgopleidingen vallend onder de LRVV. Onderstaande eindtermen zijn van toepassing op het kind op de ICK afdeling, zoals omschreven in de inleiding op de eindtermen. Kennis en vaardigheden dienen tot uiting te komen in de specifieke context van de ICK verpleegkundige beroepspraktijk.
1
De ICK verpleegkundige kan: bij de patiënt gezondheidsbedreigende symptomen op fysiek, psychisch en sociaal terrein signaleren en op basis van deze signalen maatregelen nemen om gezondheidsbedreigingen te voorkomen of te beperken. Specifieke aandachtspunten hierbij zijn: • de juiste voorzorgsmaatregelen nemen om complicaties die bij het kind kunnen voortvloeien uit de specifieke intensive care zorg en omgeving te voorkomen en/of te beperken; • bij het kind met een immuungecompromitteerde toestand maatregelen nemen ter voorkoming van infecties; • preventief voorlichting geven m.b.t. het gevaar van infecties en daaruit voortvloeiende complicaties aan het kind, de ouders/verzorgers en/of naasten en andere disciplines ter voorkoming van (kruis)infecties.
2
in samenwerking met de arts en rekening houdend met de eigen beroepsgrenzen, de feitelijke en de te verwachten gevolgen van onderzoek en behandeling bespreken met de patiënt en/of naasten, zodanig dat de patiënt weloverwogen besluiten kan nemen ten aanzien van de behandeling en zorgverlening. Specifiek aandachtspunt hierbij is: • de ontwikkelingsfase van het kind en de betrokkenheid en verantwoordelijkheid van de ouders/verzorgers.
3
voorlichting geven aan de patiënt en/of naasten teneinde de patiënt en/of naasten zoveel mogelijk de gelegenheid te bieden de zorg voor zichzelf cq de patiënt uit te voeren. Specifiek aandachtspunten hierbij zijn: • voorlichting geven aan het kind, de ouders/verzorgers en andere disciplines in het omgaan met technologieën en mogelijke daaruit voortvloeiende complicaties; • ouders informeren over patiëntenverenigingen en anderen die hen ondersteuning kunnen bieden in de periode na ontslag m.b.t. de zorg voor hun kind en ter ondersteuning van henzelf.
4
het effect en het proces van de gegeven voorlichting evalueren en op grond van deze evaluatie zonodig de voorlichting bijstellen, zowel inhoudelijk als in de wijze van uitvoering.
LRVV Deel 2: Opleiding Intensive Care Kinderverpleegkundige
november 2001; blad 11 van 13
Deelkwalificatie ICK-03 Coördineren en organiseren van zorg De eindtermen van de deelkwalificatie ‘Coördineren en organiseren van zorg’ zijn generiek voor de vervolgopleidingen vallend onder de LRVV. Onderstaande eindtermen zijn van toepassing op het kind op de ICK afdeling, zoals omschreven in de inleiding op de eindtermen. Kennis en vaardigheden dienen tot uiting te komen in de specifieke context van de ICK verpleegkundige beroepspraktijk.
1
De ICK verpleegkundige kan: verantwoordelijkheid dragen voor de organisatie en coördinatie van de verpleegkundige zorg rond de patiënt en hierbij op het juiste moment verschillende overlegsituaties initiëren, coördineren en hierin participeren.
2
verantwoordelijkheid dragen voor afstemming met de verschillende disciplines die binnen de multidisciplinaire samenwerking bij de uitvoering van de behandeling betrokken zijn, om zo de zorginhoudelijke regiefunctie te vervullen teneinde de continuïteit van zorg te waarborgen.
3
de gehele verpleegsituatie op systematische wijze overdragen aan anderen bij interne en externe overplaatsing.
LRVV Deel 2: Opleiding Intensive Care Kinderverpleegkundige
november 2001; blad 12 van 13
Deelkwalificatie ICK-04 Kwaliteitszorg en deskundigheidsbevordering De eindtermen van de deelkwalificatie 'Kwaliteitszorg en deskundigheidsbevordering' zijn generiek voor de vervolgopleidingen vallend onder de LRVV. Onderstaande eindtermen zijn van toepassing op het kind op de ICK afdeling, zoals omschreven in de inleiding op de eindtermen. Kennis en vaardigheden dienen tot uiting te komen in de specifieke context van de ICK verpleegkundige beroepspraktijk.
1
De ICK verpleegkundige kan: een bijdrage leveren aan de verbetering van de kwaliteit van de verpleegkundige zorg aan de patiënt door: • kwaliteitscriteria mede te ontwikkelen en toe te passen in de dagelijkse specifieke verpleegkundige zorg; • reflecteren op het eigen functioneren in de individuele zorg en in samenwerkingsverbanden; • genomen verpleegkundige beslissingen bij het uitvoeren van de behandeling van en zorg voor de patiënt te verantwoorden tegenover zichzelf en anderen.
2
een bijdrage leveren aan actuele beroepsontwikkelingen binnen de gespecialiseerde verpleegkundige beroepsuitoefening op afdelings-, organisatie- en landelijk niveau, door: • te participeren in overlegsituaties; • bij te dragen aan de ontwikkeling van een specifieke beroepshouding en beroepsnorm met betrekking tot het verplegen van de patiëntencategorie zoals omschreven in de inleiding; • te participeren in de uitvoering van (verplegings-) wetenschappelijk onderzoek. (reproductief)
3
een bijdrage leveren aan de ethische besluitvorming met betrekking tot de behandeling en de zorg voor de patiënt door actief te participeren in overlegsituaties op patiënten- en afdelingsniveau.
4
verantwoordelijkheid dragen voor het op peil houden van de eigen (gespecialiseerde) verpleegkundige deskundigheid door middel van scholing en literatuurstudie.
5
een bijdrage leveren aan de deskundigheidsbevordering en professionalisering van cursisten en collega verpleegkundigen, door intercollegiale ondersteuning en feedback, werkbegeleiding en medewerking aan verpleegkundige scholing op afdelings- en organisatieniveau.
6
vanuit verpleegkundig perspectief consult verlenen, advies en instructie geven aan verpleegkundigen en overige beroepsbeoefenaren met betrekking tot de zorg aan de patiëntencategorie zoals omschreven in de inleiding.
LRVV Deel 2: Opleiding Intensive Care Kinderverpleegkundige
november 2001; blad 13 van 13
OPLEIDING INTENSIVE CARE NEONATOLOGIE VERPLEEGKUNDIGE
1.
Deskundigheidsgebied van de intensive care neonatologie verpleegkundige
blad 2 van 12
2.
Eindtermen voor de opleiding intensive care neonatologie verpleegkundige
blad 7 van 12
LRVV Deel 2: Opleiding Intensive Care Neonatologie Verpleegkundige
november 2001; blad 1 van 12
OPLEIDING INTENSIVE CARE NEONATOLOGIE VERPLEEGKUNDIGE
De opleiding tot intensive care neonatologie verpleegkundige heeft tot doel de cursist de vereiste kennis en vaardigheden eigen te laten maken, die hem / haar in staat stelt verantwoordelijkheid te dragen voor de verpleegkundige zorg aan pasgeborenen opgenomen op de afdeling intensive care neonatologie. De cursist dient aan het einde van de opleiding te voldoen aan het gestelde in het deskundigheidsgebied, zoals nader uitgewerkt in de eindtermen.
Deskundigheidsgebied van de intensive care neonatologie verpleegkundige De beschrijving van het deskundigheidsgebied van de intensive care neonatologie verpleegkundige is ten dele ontleend aan het functieprofiel van de intensive care verpleegkundige (mei 97) van de Nederlandse Vereniging voor Intensive Care Verpleegkundigen (NVIC-V) en het functieprofiel Kinderverpleegkundige (april 1999) van de Vereniging Van Kinderverpleegkundigen (VVKV). Het deskundigheidsgebied van de intensive care neonatologie verpleegkundige is vastgesteld door het College Verpleegkundige Vervolgopleidingen Ziekenhuizen (februari 2001).en kent een geldigheid van drie jaar.
1.
De handelingscontext
Op het gebied van de neonatologie heeft de verpleegkundige te maken met pasgeborenen met een dreigende of aanwezige stoornis van één of meerdere vitale functies. Een dreigende of aanwezige ernstige stoornis van één of meerdere vitale functies veroorzaakt bij de pasgeborene een grote diversiteit aan problemen. Deze problemen liggen op het fysieke vlak en op het terrein van (psychosociale) groei en ontwikkeling. De intensive care neonatologie (ICN) verpleegkundige heeft te maken met ouders en gezinsleden. Voor beiden heeft zij2 een specifieke verantwoordelijkheid, omdat kind en ouders / gezin een onlosmakelijke eenheid vormen. De ouders moeten hun kind leren kennen in een uitzonderlijke situatie en de hechting tussen kind en ouders moet gestimuleerd worden. De ICN verpleegkundige verleent zorg aan kinderen die zijn geboren na een zwangerschapsduur vanaf 24 weken. Daardoor heeft de verpleegkundige te maken met een individu dat in ontwikkeling is. De ICN verpleegkundige stemt haar zorg af op het specifieke ontwikkelingsniveau van de pasgeborene. De pasgeborene beschikt over onvoldoende verbale vermogens om te reageren op zijn ziek zijn. Daarnaast is de pasgeborene totaal afhankelijk zowel op het sociale, somatische als psychische vlak. Deze totale afhankelijkheid van de pasgeborene in een hoogcomplexe zorgsituatie kenmerkt de context waarin de ICN verpleegkundige zorg verleend wordt. Een bijzonder aspect is tevens dat aandoening, behandeling en ziekenhuisverblijf een impact kunnen hebben op de verdere ontwikkeling van de pasgeborene. Hierdoor is de stimulering van de normale ontwikkeling van de pasgeborene van essentieel belang, teneinde het oplopen van een achterstand in ontwikkeling te beperken. Bij een pasgeborene op een Neonatale Intensive Care Unit (NICU) doet zich een buitengewone verscheidenheid aan (verpleeg)problemen en combinaties van (verpleeg)problemen voor, tot uiting komend in verschijnselen die kenmerkend zijn voor het levensbedreigende karakter van de situatie. Voor het vaststellen van (verpleeg)problemen, heeft de ICN verpleegkundige naast haar eigen waarneming, kennis en inzicht in wat voor de patiënt normaal is, de beschikking over een uitgebreid instrumentarium. Gegevens afkomstig van de aan de pasgeborene aangesloten apparatuur, uit het frequente overleg met de oudersen van eigen en andere disciplines, verschaffen de ICN verpleegkundige een gedetailleerd beeld van één of twee patiënten.
2
In deze tekst kan het woord "zij" (de ICN verpleegkundige) vervangen worden door "hij", tevens kan het woord "ouders" vervangen worden door "ouder" of "verzorgers".
LRVV Deel 2: Opleiding Intensive Care Neonatologie Verpleegkundige
november 2001; blad 2 van 12
ICN verpleegkunde is onderdeel van de intramurale gezondheidszorg en vindt momenteel plaats in 10 neonatale centra, gesitueerd in 8 academische ziekenhuizen en 2 algemene ziekenhuizen (artikel 2 functie). Daarnaast vindt kortdurende ICzorg van maximaal 24 uur plaats op kinder- / couveuseafdelingen in algemene ziekenhuizen. Het is de taak van de ICN-verpleegkundige om een ernstig ziek kind te stabiliseren en klaar te maken voor transport naar een centrum, en ook om bewaakt transport te kunnen uitvoeren binnen de kliniek. Gespecialiseerde artsen en verpleegkundigen vormen op een NICU de kern van het behandelend team. Voor een optimale behandeling en verzorging zijn daarnaast ook ouders / gezinsleden en andere in het kind gespecialiseerde disciplines bij de zorg betrokken. Kenmerkend voor de zorg op een NICU is de aanwezigheid en het gebruik van uitgebreide technische voorzieningen. Kenmerkend is ook de aanpassing van de omgeving aan de specifieke ontwikkelingsfase van de pasgeborene, waarbij ernaar gestreefd wordt dat deze voor het kind en de ouders betrouwbaar, veilig en acceptabel is. De beperkingen die voortvloeien uit de conditie van de pasgeborene vragen om interventies, waarbij vaak gebruik gemaakt wordt van specifieke apparatuur, hulpmiddelen en methoden aangepast aan de specifieke ontwikkelingsfase van de pasgeborene. Verpleegkundige activiteiten bij intensive care behoeftige pasgeborenen kunnen alleen verantwoord worden toegepast, indien effecten van deze procedures kunnen worden gecontroleerd. De vitale functies van de pasgeborene worden op de NICU bewaakt, ondersteund en/of overgenomen. De lichamelijke toestand van de pasgeborene is vaak (potentieel) instabiel. De kans op onverwachte complicaties met ernstige, zo niet fatale gevolgen is groot. Gegevens, afkomstig uit verschillende bronnen dienen continu geanalyseerd te worden om subtiele veranderingen in de toestand van het kind bijtijds te signaleren. De voortdurende observatie, diagnostisering en interventies zijn noodzakelijk om de conditie van de pasgeborene te stabiliseren en te optimaliseren, welzijn te bevorderen en complicaties te beperken en voorkomen. Daarnaast is een continue observatie noodzakelijk vanwege de grote risico's, die de toegepaste therapieën met zich meebrengen. Een snelle toepassing van de geselecteerde interventies is noodzakelijk, omdat de toestand van het kind vaak geen of te weinig ruimte laat voor uitstel. Het is duidelijk dat binnen de geschetste handelingscontext de beroepsspecifieke vaardigheden, zoals verworven door een initiële of andere specialistische vervolgopleiding ontoereikend zijn. Intensive Care Neonatologie verpleegkundigen worden geacht te beschikken over specifieke kennis en vaardigheden.
2.
De specifieke eisen om als ICN verpleegkundige te kunnen functioneren
Het specifieke karakter van deze gespecialiseerde verpleegkundige functie, waarmee verschillen met initieel en andere gespecialiseerde opgeleiden geduid kunnen worden, is gelegen in de kennis van groei en ontwikkelingsstoornissen, fysieke en psychosociale problemen en verschijnselen bij pasgeborenen als gevolg van ernstige stoornissen in vitale functies en de toepassing van deze kennis op de onderscheiden aspecten van het verpleegkundig handelen. De zorg voor de IC patiënt vereist een gespecialiseerde verpleegkundige, die kan omgaan met acute en onvoorspelbare veranderingen in de lichamelijke toestand van de pasgeborene. Een ICN verpleegkundige dient situaties snel te kunnen overzien en efficiënt en flexibel te reageren. Zij is in staat in complexe, voortdurend veranderende situaties geschikte procedures te kiezen of te creëren en toe te passen. Zij is in staat mee te denken in (en uitvoering te geven aan) de ontwikkeling van nieuwe procedures, tactieken en strategieën, zowel op micro- als op meso-niveau. De ICN verpleegkundige dient, binnen de grenzen van haar eigen deskundigheid, bevoegdheid en bekwaamheid, de verantwoordelijkheid te kunnen nemen en dragen voor het totale zorgproces van pasgeborenen op een NICU.
LRVV Deel 2: Opleiding Intensive Care Neonatologie Verpleegkundige
november 2001; blad 3 van 12
Dit houdt in dat een ICN verpleegkundige in staat is om: • voortdurend gegevens over de pasgeborene, afkomstig uit verschillende bronnen, te verzamelen en te interpreteren; • bij snelle en onverwachte veranderingen in de toestand van de pasgeborene te komen tot een juiste prioriteitsstelling; • de zorg van de haar toegewezen pasgeborenen te coördineren; • (verpleeg)problemen op zowel het fysieke vlak als op het psychosociale en groei en ontwikkelingsvlak te onderkennen • en daarin ook de ouders en het gezin te betrekken; • de eigen emotionele belasting en emotionele belasting van anderen te bewaken en te bespreken; • in een multidisciplinaire aanpak zorg te verlenen aan de pasgeborene en ouders / gezin; • op constructieve wijze te communiceren met eigen en andere disciplines, betrokken bij de zorg voor de pasgeborene; • bij alle patiënten observatietechnieken, technische uitvoering, materiaal en apparatuurgebruik toe te passen; • adequate begeleiding bieden te geven aan de ouders en overige familieleden, kan zo nodig doorverwijzen naar andere hulpverleners; • voorstellen te doen en uitvoering te geven aan verbetering van de algemene kwaliteit van zorg op de NICU; • het verpleegkundig handelen te relateren aan de zwangerschapsduur waarna het kind is geboren.
3.
Specifieke kenmerken van de zorg
Refererend aan “Gekwalificeerd voor de Toekomst” (1996) wordt met gebruikmaking van onderstaande clusters van activiteiten en interventies van verpleegkundigen gewezen op specifieke kenmerken van een Intensive Care Neonatologie verpleegkundige.
3.1
Methodische beroepsuitoefening
3.1.1 Verzamelen en interpreteren van gegevens De ICN verpleegkundige volgt nauwlettend (veranderingen in) de lichamelijke en psychosociale toestand, de groei en ontwikkelingstoestand van de pasgeborene en diens reactie op de zorg / behandeling op basis van analyse en interpretatie van gegevens verkregen van ouders, uit anamnese, observatie, apparatuur, laboratoriumuitslagen, overdracht, rapportage. De ICN verpleegkundige stelt aan de hand van de verzamelde gegevens vast welke (verpleeg)problemen van de patiënt behandeling behoeven. Deze ICN verpleegkundige vaardigheid krijgt zijn specifieke karakter tegen de achtergrond van (snel) veranderende gezondheidssituaties van patiënten en de noodzaak van snel en adequaat handelen. Het specifieke karakter is ook te ontlenen aan de diversiteit van informatiebronnen en interpretatiemogelijkheden. 3.1.2 Plannen van zorg De ICN-verpleegkundige maakt afspraken met de ouders/verzorgers over activiteiten in het kader van de zorg en behandeling. Daarbij houdt zij rekening met de sterke afhankelijkheid die de patiënt heeft van de verpleegkundige. Zij stelt het te bereiken resultaat, de daarvoor benodigde interventies en evaluatiemomenten vast. Zij plant interventies, gericht op het welzijn van de pasgeborene binnen het behandelplan. Deze verpleegkundige vaardigheid krijgt zijn specifieke karakter door de handelingscontext van de ICN-verpleegkundige, waarin snel, flexibel en efficiënt handelen een belangrijk kenmerk is. 3.1.3 Uitvoeren van zorg en bewaking Naast de gangbare acties en interventies van (kinder)verpleegkundigen, worden die van de ICN-verpleegkundigen gekenmerkt door de beschikking over en toepassing van een groter arsenaal aan verzorging- en bewakingstechnieken. LRVV Deel 2: Opleiding Intensive Care Neonatologie Verpleegkundige
november 2001; blad 4 van 12
In de uitvoering van zorg, onderscheiden naar somatische, psychische, sociale en omgevingsfactoren zijn onderstaande activiteiten specifiek voor een ICN verpleegkundige. • -
Somatische aspecten: ondersteuning bieden bij het recht van de pasgeborene op medische verzorging; alert zijn op signalen van pijn, stress en onwel bevinden.
• -
Psychische aspecten: de harmonische ontwikkeling van de persoonlijkheid van het kind stimuleren, er voor zorg dragen dat, met uitzondering van omstandigheden, de pasgeborene zo weinig mogelijk van zijn ouders/gezin gescheiden wordt; ondersteunen en stimuleren van de normale ontwikkeling van de pasgeborene, al naar gelang de lichamelijke conditie en beperkingen van de pasgeborene; de mogelijkheden aanbieden zodat de pasgeborene zich prettig kan voelen; zodanig plannen van de zorg dat er voldoende rustmomenten worden gecreëerd; ouders begeleiden, waarbij rekening gehouden wordt met taalgebruik, communicatie mogelijkheden en ontwikkelingsniveau; ondersteuning bieden aan pasgeborene en ouders in een (levens)bedreigende situatie; de pasgeborene beschermen tegen onderbehandeling, overbodige handelingen en onderzoeken en tegen oneigenlijk gebruik van gegevens.
-
• -
Sociale aspecten: zorg dragen dat ouders bij het zieke kind aanwezig kunnen zijn; het bevorderen en faciliteren van andere belangrijke sociale contacten.
• -
Ethische aspecten participeren in medisch ethische besprekingen; kennis nemen van processen die kunnen leiden tot staken respectievelijk niet starten van de behandeling; ondersteunen van het kind en de ouders tijdens bovengenoemde processen.
3.1.4 Verpleegtechnische handelingen Het verpleegtechnisch handelen van de ICN verpleegkundige wordt gekenmerkt door een uitgebreid handelingsrepertoire voor bewaking, ondersteuning en/of overname van de vitale functies. Bij de uitvoering van verrichtingen of handelingen is een belangrijk verschil dat de te hanteren werkwijze mede bepaald wordt door de duur van de zwangerschap en het ontwikkelingsniveau van de pasgeborene. Op deze gebieden onderscheidt zij zich duidelijk van verpleegkundigen met alleen een initiële opleiding en andere gespecialiseerde verpleegkundigen. 3.1.5 Zorg voor de omgeving Specifiek voor de ICN verpleegkundige is de zorg voor: • het aanbieden aan de pasgeborene van een veilige en hygiënische omgeving; • het streven naar een positief stimulerende omgeving; • de woonomgeving, door ouders te adviseren over de aspecten waaraan de woonomgeving voor een kind moet voldoen en waar nodig verwijzen naar andere hulpverleners. 3.1.6 Begeleiden en instrueren van ouders De begeleiding van ouders is een specifieke taak van de ICN verpleegkundige, dit betekent dat zij: • ouders stimuleert contact te leggen met hun kind met als doel een gezonde ouder-kind relatie op te bouwen; • ouders verpleegtechnische vaardigheden aanleert, zodat zij deze in de thuissituatie bij hun kind kunnen toepassen;
LRVV Deel 2: Opleiding Intensive Care Neonatologie Verpleegkundige
november 2001; blad 5 van 12
• • • •
de ouders informatie verstrekt en structureel gesprekken organiseert met verantwoordelijke artsen en actief deelneemt aan deze gesprekken; afspraken maakt over participatie van de ouders bij de zorg van het kind; de ouders begeleidt en ondersteunt in de relatie tot hun kind en het ziektebeeld; ouders en gezin begeleidt en ondersteunt bij het stervensproces van het kind.
3.1.7 Evalueren van en rapporteren over de zorg Hierin zijn geen verschillen te duiden tussen verpleegkundige en ICN verpleegkundige, zij het dat de inhoud bepaald wordt door de handelingscontext.
3.2
Preventie en GVO
De ICN verpleegkundige neemt maatregelen ter voorkoming van infecties, gerelateerd aan de immunogecompromiteerde toestand van patiënten op de NICU-afdeling. De ICN verpleegkundige voorkomt accidentele verwijdering van therapeutische of diagnostisch hulpmiddelen. De ICN verpleegkundige past preventie toe. De wijze waarop deze wordt uitgevoerd, wordt mede bepaald door de ontwikkelingsfase van de pasgeborene. Van de ICN verpleegkundige wordt verwacht dat zij in staat is non-verbale signalen van de pasgeborene en verbale en non-verbale signalen van de ouders op juiste wijze te interpreteren.
3.3
Coördineren en organiseren van zorg
De ICN verpleegkundige dient in staat te zijn verantwoordelijkheid te dragen voor de organisatie van de zorg rond individuele zorgvragers. Zij kan overleg voeren met de eigen en andere disciplines. Daarnaast kan de ICN verpleegkundige een zorginhoudelijke regiefunctie vervullen. Hierin verschilt zij niet van de coördinatie en organisatie van zorg door verpleegkundigen. Specifieke ICN verpleegkundige vaardigheid is wel: • de coördinatie van verrichtingen die, na overleg met de ouders, door de ouders uitgevoerd zullen worden; • de opstelling als intermediair tussen het kind / ouders en andere hulpverleners.
3.4
Kwaliteitszorg en deskundigheidsbevordering
Ook op het gebied van kwaliteitszorg en deskundigheidsbevordering heeft een ICN verpleegkundige haar verantwoordelijkheden en taken. In dat opzicht verschilt zij niet van een verpleegkundige, zij het dat het object “gekleurd” wordt door de patiëntencategorie, de gespecialiseerde NICU-setting en de zeer snelle ontwikkelingen binnen het vakgebied, waarbinnen de verpleegkundige zorg wordt verleend. De ICN verpleegkundige verleent gevraagd en ongevraagd, consult aan andere hulpverleners. Het specifieke van de consultatie is gelegen in de ervaringskennis van ICN verpleegkundigen m.b.t. de uitvoering van complexe observaties en interventies, waarbij niet op de standaardprocedures kan worden teruggevallen c.q. de ervaringskennis m.b.t. pasgeborenen met specifieke gezondheidsproblemen en/of in problematische psychosociale situaties. Ook op het gebied van onderzoek en onderwijs heeft een ICN verpleegkundige haar verantwoordelijkheden en taken. Specifiek voor de verpleegkundige vaardigheid is het ondersteunen en (mede) uitvoering geven aan onderwijs en wetenschappelijk onderzoek waarbij het object “gekleurd” wordt door de patiëntencategorie en de gespecialiseerde NICUsetting waarbinnen de verpleegkundige zorg wordt verleend.
LRVV Deel 2: Opleiding Intensive Care Neonatologie Verpleegkundige
november 2001; blad 6 van 12
Eindtermen voor de vervolgopleiding tot intensive care neonatologie verpleegkundige De beschrijving van de eindtermen voor de vervolgopleiding tot intensive care neonatologie verpleegkundige is ontleend aan het deskundigheidsgebied intensive care neonatologie verpleegkundige van de LRVV (februari 2001). De eindtermen voor de vervolgopleiding tot intensive care neonatologie verpleegkundige zijn door het College Verpleegkundige Vervolgopleidingen Ziekenhuizen vastgesteld (juli 2001) en kennen een geldigheidsduur van 3 jaar.
Deelkwalificaties De eindtermen voor de vervolgopleiding tot intensive care neonatologie (ICN) verpleegkundige zijn onderverdeeld in deelkwalificaties volgens het format beschrijving van eindtermen (zie bijlage in deel 1 van de Regeling). De volgende deelkwalificaties zijn uitgewerkt: ICN-01: Methodische beroepsuitoefening • verzamelen en interpreteren van gegevens • plannen van zorg • uitvoeren van zorg: somatische en psychosociale zorg, verpleegtechnische handelingen en zorg voor de omgeving • evalueren van en rapporteren over verleende zorg ICN-02: Preventie en GVO ICN-03: Coördineren en organiseren van zorg ICN-04: Kwaliteitszorg en deskundigheidsbevordering
Inleiding op de eindtermen De eindtermen voor de vervolgopleiding tot ICN verpleegkundige zijn van toepassing op pasgeborenen in een hoogcomplexe verpleegsituatie op een neonatale intensive care afdeling met een (dreigende) stoornis van een of meer vitale functies die ondersteund of zonodig door apparatuur overgenomen worden. Wanneer in de eindtermen de algemene formulering 'de pasgeborene op de neonatale intensive care unit (NICU)' wordt gebruikt , includeert deze algemene omschrijving de volgende aspecten. De verschillende ontwikkelingsfasen van het kind: • pré-/dysmature pasgeborene / zuigeling De volgende categorieën van stoornissen bij de pasgeborene op de neonatale intensive care unit: • stoornissen met betrekking tot de respiratie; • stoornissen met betrekking tot de circulatie; • stoornissen met betrekking tot het zenuwstelsel; • stoornissen met betrekking tot het milieu interne; • stoornissen met betrekking tot het gastro- intestinale systeem; • stoornissen met betrekking tot de temperatuurregulatie; • stoornissen met betrekking tot de afweer • verstoring van houding, beweging en rust De context van de hoogcomplexe verpleegsituatie op de NICU. De cursist dient zich de eindtermen (tenzij anders aangegeven) in de praktijk tot op productief niveau eigen te maken. De volgende eindtermen zijn voor de vervolgopleiding tot ICN verpleegkundige geformuleerd:
LRVV Deel 2: Opleiding Intensive Care Neonatologie Verpleegkundige
november 2001; blad 7 van 12
Deelkwalificatie ICN-01
Methodische beroepsuitoefening
Onderstaande eindtermen zijn specifiek en als zodanig van toepassing op de pasgeborene op de NICU, zoals omschreven in de inleiding op de eindtermen. Verzamelen en interpreteren van gegevens 1
De ICN verpleegkundige kan: door middel van heteroanamnese en continue verzameling van directe en indirecte gegevens een gedetailleerd beeld vormen van de gezondheidsproblematiek van de pasgeborene op de NICU in voorspelbare en acute situaties. Dit houdt in: het verzamelen, selecteren, analyseren, interpreteren en controleren van de gegevens en deze met elkaar in relatie brengen om te komen tot diagnostiek en het opstellen van een verpleegplan.
2
aan de hand van de etiologische factoren en diagnostiek de complexiteit van de zorgsituatie vaststellen. Hierbij wordt rekening gehouden met de volgende factoren: • de gezondheidsproblemen van de moeder en het kind gedurende de zwangerschap; • stabiliteit van de vitale functies (postpartum); • actuele gezondheidstoestand van de pasgeborene; • zwangerschapsduur, leeftijd en ontwikkelingsniveau van de pasgeborene; • het specifieke van de zorgsituatie bij meerlingen; • de onvoorspelbaarheid en snelle verandering van de gezondheidsproblemen /zorgsituatie; • continue aanpassing van de verpleegkundige interventies in samenhang met het medisch beleid; • de typerende kenmerken van de neonatale intensive care omgeving en de invloeden daarvan op de pasgeborene en zijn ouders/verzorgers; • snel optredende ethische dilemma's; • cultuur en achtergrond; • betrokken disciplines. Plannen van zorg
3
De ICN verpleegkundige kan: aan de hand van de verpleegkundige- en medische diagnostiek, potentiële en actuele problemen komen tot de correcte prioriteitstelling van verpleegkundige interventies en ondersteuning van het medische beleid. Uitvoeren van zorg
4
De ICN verpleegkundige kan: op verantwoorde en doeltreffende wijze bewaking uitvoeren en zorg verlenen aan een pasgeborene op de NICU waarbij een of meerdere vitale functies zijn bedreigd wat kan leiden tot: • ondersteuning van de vitale functies; • overname van de vitale functies; • complexe farmacotherapeutische behandeling; • acuut handelend optreden; • overname van de zelfzorg, zoveel mogelijk in overleg en samenwerking met het kind en de ouders/ verzorgers, hierbij rekening houdend met de ontwikkelingsfase van het kind; • ondersteuning bij onderzoek en behandelingen; • ervoor zorgen dat het kind zo min mogelijk last ondervindt van apparatuur, instrumentarium en omgevingsfactoren.
LRVV Deel 2: Opleiding Intensive Care Neonatologie Verpleegkundige
november 2001; blad 8 van 12
5
verpleegtechnische handelingen uitvoeren met behulp van: • uitgebreide instrumenteel technische voorzieningen; • speciale technieken gericht op pasgeborenen; • technieken ter ondersteuning van de moeder bij het afkolven van moedermelk; • geldende protocollen, richtlijnen en standaardprocedures; waarbij risicovolle en voorbehouden handelingen uitgevoerd worden binnen de vigerende juridische kaders, hierbij zorg dragend voor apparatuur en instrumentarium.
6
de pasgeborene op de NICU en de ouders/verzorgers voorbereiden en mede begeleiden bij intern en extern transport.
7
psychosociale zorg en begeleiding bieden aan de pasgeborene op de NICU, de ouders/verzorgers en naasten. Specifieke aandachtspunten hierbij zijn: • de begeleiding van de pasgeborene in alle fasen van het ziekteproces en binnen het zorgproces de correcte interventies uitvoeren met betrekking tot stress- en pijnreductie; • binnen het zorgproces rekening houden met factoren die een normale ontwikkeling en het welzijn van de pasgeborene in stand houden dan wel bevorderen; • scheppen van mogelijkheden om de relatie tussen de pasgeborene en zijn ouders te ontwikkelen en in stand te houden; • de emotionele begeleiding van de ouders/verzorgers en/of naasten van de pasgeborene in alle fasen van het ziekteproces van hun kind(eren); • in de setting van de NICU de pasgeborene, de ouders/verzorgers en familieleden begeleiden in het stervensproces van het kind; • het zorgproces zo inrichten dat de levensbeschouwelijke en culturele achtergronden en behoeften van de ouders zo veel mogelijk tot hun recht komen; • de ouders/verzorgers ondersteunen bij het ingaan op de zorgbehoefte van hun kind(eren) en hen zoveel mogelijk betrekken in de zorg tot volledige overname mogelijk is; • in het zorgproces rekening houden met psychosociale omstandigheden, die gevolgen kunnen hebben voor de gezondheid en het welzijn van de pasgeborene en de positie van de ouders; • de moeder, na de kraamperiode, ondersteunen in het kunnen geven van borstvoeding. Evalueren van en rapporteren over verleende zorg
8
De ICN verpleegkundige kan: gegevens en zorgresultaten van de pasgeborene op de NICU en de ouders/verzorgers continu en systematisch evalueren, rapporteren en overdragen en de verpleegkundige zorg zonodig bijstellen aan de hand van de beoogde en gerealiseerde resultaten.
LRVV Deel 2: Opleiding Intensive Care Neonatologie Verpleegkundige
november 2001; blad 9 van 12
Deelkwalificatie ICN-02
Preventie en GVO
De eindtermen van de deelkwalificatie 'Preventie en GVO' zijn generiek voor de vervolgopleidingen vallend onder de LRVV. Onderstaande eindtermen zijn van toepassing op de pasgeborene op de NICU, zoals omschreven in de inleiding op de eindtermen. Kennis en vaardigheden dienen tot uiting te komen in de specifieke context van de ICN verpleegkundige beroepspraktijk.
1
De ICN verpleegkundige kan: bij de patiënt gezondheidsbedreigende symptomen op fysiek en sociaal terrein signaleren en op basis van deze signalen maatregelen nemen om gezondheidsbedreigingen te voorkomen of te beperken. Specifieke aandachtspunten hierbij zijn: • de juiste voorzorgsmaatregelen nemen om complicaties die bij de pasgeborenen kunnen voortvloeien uit de specifieke intensive care zorg en omgeving te voorkomen en/of te beperken; • bij de pasgeborene met een immuungecompromitteerde toestand de juiste maatregelen ter voorkoming van infecties nemen; • preventief voorlichting geven over het gevaar van infecties en daaruit voortvloeiende complicaties aan allen die de NICU betreden en ouders/verzorgers en andere disciplines in het voorkomen van (kruis) infecties bij pasgeborenen op de NICU.
2
in samenwerking met de arts en rekening houdend met de eigen beroepsgrenzen, de feitelijke en de te verwachten gevolgen van onderzoek en behandeling bespreken met de patiënt en/of naasten, zodanig dat de patiënt weloverwogen besluiten kan nemen ten aanzien van de behandeling en zorgverlening. Specifiek aandachtspunt hierbij is: • de volledige afhankelijkheid van de pasgeborene en de betrokkenheid bij / verantwoordelijkheid voor de pasgeborene van de ouders/verzorgers.
3
voorlichting geven aan de ouders/verzorgers teneinde de ouders/verzorgers zoveel mogelijk de gelegenheid te bieden de zorg voor de patiënt uit te voeren. Specifiek aandachtspunten hierbij zijn: • voorlichting geven aan de ouders/verzorgers en andere disciplines in het omgaan met technologieën en mogelijke daaruit voortvloeiende complicaties bij de zorg voor de pasgeborene; • ouders/verzorgers informeren over patiëntenverenigingen en anderen die hen ondersteuning kunnen bieden in de periode na ontslag m.b.t. de zorg voor hun pasgeborene en ter ondersteuning van henzelf.
4
het effect en het proces van de gegeven voorlichting evalueren en op grond van deze evaluatie zonodig de voorlichting bijstellen, zowel inhoudelijk als in de wijze van uitvoering.
LRVV Deel 2: Opleiding Intensive Care Neonatologie Verpleegkundige
november 2001; blad 10 van 12
Deelkwalificatie ICN-03
Coördineren en organiseren van zorg
De eindtermen van de deelkwalificatie 'Coördineren en organiseren van zorg' zijn generiek voor de vervolgopleidingen vallend onder de LRVV. Onderstaande eindtermen zijn van toepassing op de pasgeborenen op de NICU, zoals omschreven in de inleiding op de eindtermen. Kennis en vaardigheden dienen tot uiting te komen in de specifieke context van de ICN verpleegkundige beroepspraktijk.
1
De ICN verpleegkundige kan: verantwoordelijkheid dragen voor de organisatie en coördinatie van de verpleegkundige zorg rond de patiënt en hierbij op het juiste moment verschillende overlegsituaties initiëren, coördineren en hierin participeren.
2
verantwoordelijkheid dragen voor afstemming met de verschillende disciplines die binnen de multidisciplinaire samenwerking bij de uitvoering van de behandeling betrokken zijn, om zo de zorginhoudelijke regiefunctie te vervullen teneinde de continuïteit van zorg te waarborgen.
3
de gehele verpleegsituatie op systematische wijze overdragen aan anderen bij interne en externe overplaatsing.
LRVV Deel 2: Opleiding Intensive Care Neonatologie Verpleegkundige
november 2001; blad 11 van 12
Deelkwalificatie ICN-04
Kwaliteitszorg en deskundigheidsbevordering
De eindtermen van de deelkwalificatie 'Kwaliteitszorg en deskundigheidsbevordering' zijn generiek voor de vervolgopleidingen vallend onder de LRVV. Onderstaande eindtermen zijn van toepassing op de pasgeborenen op de NICU, zoals omschreven in de inleiding op de eindtermen. Kennis en vaardigheden dienen tot uiting te komen in de specifieke context van de ICN verpleegkundige beroepspraktijk.
1
De ICN verpleegkundige kan: een bijdrage leveren aan de verbetering van de kwaliteit van de verpleegkundige zorg aan de patiënt door: • kwaliteitscriteria mede te ontwikkelen en toe te passen in de dagelijkse specifieke verpleegkundige zorg; • reflecteren op het eigen functioneren in de individuele zorg en in samenwerkingsverbanden; • genomen verpleegkundige beslissingen bij het uitvoeren van de behandeling van en zorg voor de patiënt te verantwoorden tegenover zichzelf en anderen.
2
een bijdrage leveren aan actuele beroepsontwikkelingen binnen de gespecialiseerde verpleegkundige beroepsuitoefening op afdelings-, organisatie- en landelijk niveau, door: • te participeren in overlegsituaties; • bij te dragen aan de ontwikkeling van een specifieke beroepshouding en beroepsnorm met betrekking tot het verplegen van de patiëntencategorie zoals omschreven in de inleiding; • te participeren in de uitvoering van (verplegings-) wetenschappelijk onderzoek. (reproductief)
3
een bijdrage leveren aan de ethische besluitvorming met betrekking tot de behandeling en de zorg voor de patiënt door actief te participeren in overlegsituaties op patiënten- en afdelingsniveau.
4
verantwoordelijkheid dragen voor het op peil houden van de eigen (gespecialiseerde) verpleegkundige deskundigheid door middel van scholing en literatuurstudie.
5
een bijdrage leveren aan de deskundigheidsbevordering en professionalisering van cursisten en collega verpleegkundigen, door intercollegiale ondersteuning en feedback, werkbegeleiding en medewerking aan verpleegkundige scholing op afdelings- en organisatieniveau.
6
vanuit verpleegkundig perspectief consult verlenen, advies en instructie geven aan verpleegkundigen en overige beroepsbeoefenaren met betrekking tot de zorg aan de patiëntencategorie zoals omschreven in de inleiding.
LRVV Deel 2: Opleiding Intensive Care Neonatologie Verpleegkundige
november 2001; blad 12 van 12
OPLEIDING KINDERVERPLEEGKUNDIGE
1.
Deskundigheidsgebied van de kinderverpleegkundige
blad 2 van 12
2.
Eindtermen voor de opleiding kinderverpleegkundige
blad 7 van 12
LRVV Deel 2: Opleiding Kinderverpleegkundige
november 2001; blad 1 van 12
OPLEIDING KINDERVERPLEEGKUNDIGE
De opleiding tot kinderverpleegkundige heeft tot doel de cursist de vereiste kennis en vaardigheden eigen te laten maken, die hem / haar in staat stelt verantwoordelijkheid te dragen voor de verpleegkundige zorg aan zieke kinderen. De cursist dient aan het einde van de opleiding te voldoen aan het gestelde in het deskundigheidsgebied, zoals nader uitgewerkt in de eindtermen.
Deskundigheidsgebied van de kinderverpleegkundige De beschrijving van het deskundigheidsgebied van de Kinderverpleegkundige is ontleend aan het functieprofiel Kinderverpleegkundige (april 1999) van de Vereniging van Kinder Verpleegkundigen (VVKV). Het deskundigheidsgebied van kinderverpleegkundige is vastgesteld door het College Verpleegkundige Vervolgopleidingen Ziekenhuizen (februari 2001) en kent een geldigheid van drie jaar.
1.
De handelingscontext
Op het gebied van de zorg aan kinderen, heeft de verpleegkundige te maken met kinderen en hun ouders/verzorgers. Voor beiden heeft zij een specifieke verantwoordelijkheid, omdat kind en ouders een onlosmakelijke eenheid vormen. De zorg strekt zich uit van pasgeborenen tot en met adolescenten, kinderen in verschillende ontwikkelingsfasen die elk een eigen benaderingswijze vragen. Een belangrijk kenmerk van de zorg aan deze categorie patiënten is dat verpleegkundigen te maken hebben met individuen die in ontwikkeling zijn, waarbij elk ontwikkelingsniveau een eigen benadering vraagt. Het ontwikkelingsniveau van het kind is primair bepalend voor de zorg. Een kind reageert op zijn eigen wijze op zijn ziek-zijn en dit komt tot uiting op zowel psychisch, somatisch als op sociaal vlak. Een kind heeft zijn eigen interpretatie van de werkelijkheid en een bepaald verbaal vermogen om dit te uiten. Een bijzonder aspect is tevens dat aandoening, behandeling en ziekenhuisverblijf een impact kunnen hebben op de verdere ontwikkeling van het kind. Hierdoor is het van essentieel belang het normale leef- en ontwikkelingsritme zo veel mogelijk te continueren en te stimuleren. Een kind heeft ondersteuning in de zorg nodig, aangepast aan diens ontwikkelingsniveau en mate van zelfredzaamheid. Verpleegkundige zorg voor kinderen vindt plaats in zowel intra-, trans- als extramurale zorgsituaties. Intramuraal wordt verpleegkundige zorg voor kinderen verleend op de kinderafdelingen in algemene ziekenhuizen en academische ziekenhuizen, in kinderklinieken, op kinder-intensieve zorgafdelingen, op spoedeisende hulpafdelingen, op (kinder)poliklinieken, in revalidatie-klinieken, in categorale instellingen voor de kinderpsychiatrie en in instellingen voor kinderen met lichamelijke en/of verstandelijke handicap. Transmurale zorg betreft de zorg waarbij ouders hun kinderen die langdurig ziek zijn, zoveel mogelijk in de thuissituatie kunnen verzorgen: zij worden daarin bijgestaan door kinderverpleegkundigen die de ouders op professionele wijze kunnen ondersteunen. Extramuraal wordt verpleegkundige zorg aan kinderen gegeven door verpleegkundigen van de thuiszorgorganisaties. De verpleegkundige hoort rekening te houden met de omstandigheden waaronder de zorg geboden wordt, onder andere; • de aard en omvang van de organisatie waarbinnen zij werkzaam is; • het al dan niet aanwezig zijn van andere disciplines, aard en inhoud van onderzoek en behandeling door andere disciplines; • de intensiteit van de samenwerking met andere disciplines in de gezondheidszorg; LRVV Deel 2: Opleiding Kinderverpleegkundige
november 2001; blad 2 van 12
• • • •
de aanwezigheid van mantelzorg; het al dan niet aanwezig zijn van specifieke hulpmiddelen, aangepast aan de leeftijd-/ en ontwikkelingsfase van het kind; het gebruik maken van een specifieke methode, aangepast aan het ontwikkelingsniveau van het kind; dermate waarin de omgeving herkenbaar, betrouwbaar, veilig en acceptabel is, aangepast aan de ontwikkelingsfase van het kind.
De betrokkenheid van andere disciplines bij het behandel- en beleidsplan is afhankelijk van de aard van het probleem waarvoor kinderen zijn opgenomen. In interdisciplinaire teams werken onder meer samen: medisch specialisten waaronder kinderartsen, kinderchirurgen en anderen, kinderverpleegkundigen, pedagogisch medewerker, medisch maatschappelijk werker, psycholoog, diëtist, logopedist, ergotherapeut en fysiotherapeut en orthopedagoog. Het is duidelijk dat binnen geschetste handelingscontext de beroepsspecifieke vaardigheden, zoals verworven door een initiële opleiding ontoereikend zijn. Kinderverpleegkundigen worden geacht te beschikken over specifieke kennis en specifieke vaardigheden.
2.
De specifieke eisen om als kinderverpleegkundige te kunnen functioneren
In zijn algemeenheid is te stellen dat het specifieke karakter van het functioneren van deze gespecialiseerde verpleegkundige, gelegen is in de kennis van leeftijd- en ontwikkelingsfasen van het kind, de in deze fasen voorkomende pathologie en medische behandeling hiervan en de toepassing van deze kennis op alle aspecten van het verpleegkundig handelen. Deze kennis dient bij de kinderverpleegkundige tot uiting te komen in: • het relateren van het methodisch handelen aan het leeftijds- en ontwikkelingsniveau van het kind; • het pedagogisch handelen, in nauwe samenwerking en afstemming met de ouders, pedagogisch medewerker, kinderpsycholoog en maatschappelijk werker; • specifieke psycho-motorische vaardigheden wat betreft observatietechnieken, technische uitvoering, materiaal- en apparatuurgebruik; • communicatieve vaardigheden, toegespitst op het ontwikkelingsniveau en belevingswereld van het kind; • handelingen gericht op continuering en stimulering van het normale leef- en ontwikkelingsritme; • het hanteren van werkwijzen bij de uitvoering van verpleegkundige zorg, die gerelateerd zijn aan de leeftijd, het ontwikkelingsniveau en de mogelijkheden van het kind; • nauw samenwerken en afstemming zoeken met de ouders. De beroepshouding van de kinderverpleegkundige dient gekenmerkt te worden door: • een gerichtheid op het kind of een groep kinderen; • de houding naar zijn of hun ouders; • het ingaan op de noden en de behoeften van het kind en ouders; • het aansluiten bij de belevingswereld van het kind, zodat het kind veiligheid en geborgenheid ervaart.
3.
Specifieke kenmerken van de zorg
Refererend aan ‘Gekwalificeerd voor de Toekomst’ (1996) wordt met gebruikmaking van onderstaande clusters van activiteiten en interventies van verpleegkundigen gewezen op specifieke kenmerken van een kinderverpleegkundige.
LRVV Deel 2: Opleiding Kinderverpleegkundige
november 2001; blad 3 van 12
3.1
Methodische beroepsuitoefening
3.1.1 Verzamelen en interpreteren van gegevens De kinderverpleegkundige verzamelt gegevens van het kind in samenwerking met de ouders over somatische, psychische, sociale, spirituele- en omgevingsaspecten. 3.1.2 Plannen van zorg Vergelijkbaar met verpleegkundigen verwerkt de kinderverpleegkundige gegevens systematisch verpleegplan.
in een individueel
3.1.3 Uitvoeren van zorg In de uitvoering van zorg, onderscheiden naar somatische-, psychische-, sociale- en omgevingsaspecten zijn onderstaande activiteiten specifiek voor een kinderverpleegkundige. • • -
• -
Somatische aspecten: gevoelens en vragen van het kind rond seksualiteit en voortplanting serieus nemen; alert zijn op signalen van mishandeling; ondersteuning bieden bij de lichaamshygiene en uiterlijke verzorging van het kind; het kind ondersteuning bieden bij de uitscheiding; het slaap-waakritme van het kind stimuleren en ondersteunen; zorg dragen voor houding en (voort)beweging van het kind; ondersteuning bieden aan het kind bij het recht op medische verzorging; gevoelens en vragen van het kind rond seksualiteit en voortplanting serieus nemen; alert zijn op signalen van mishandeling. Psychische aspecten: de harmonische ontwikkeling van de persoonlijkheid van het kind stimuleren, er zorg voor dragen dat, met uitzondering van bijzondere omstandigheden, het kind niet van de ouders gescheiden wordt; ondersteunen en stimuleren van de mogelijkheden om te spelen, zich te vermaken, al naar gelang de leeftijd en lichamelijke conditie van het kind; de mogelijkheden voor onderwijs aan het kind aanbieden; opstellen en bewaken van het dagprogramma van het kind; het kind begeleiden, waarbij rekening gehouden wordt met het taalgebruik en het ontwikkelingsniveau van het kind; ondersteuning bieden aan een kind in een (levens)bedreigende situatie; het kind begeleiden bij psychosomatische en psychosociale problemen; een kind met stoornissen in het gedrag begeleiden en in zijn interactie met de omgeving structuur bieden; het kind beschermen tegen overbodige handelingen en onderzoeken en tegen oneigenlijk gebruik van de persoonlijke gegevens; wijze van communicatie en waarneming bij kinderen aanpassen wat betreft ontwikkelingsniveau en ook bij kinderen die de Nederlandse taal niet beheersen. Sociale aspecten: ondersteuning bieden bij de zorg voor sociale vrijheid; met het oog hierop stimuleert de kinderverpleegkundige de speciale zorg aan het kind en zijn ouders; ervoor zorg dragen dat kinderen in eenzelfde leeftijds- en ontwikkelingsfase contact met elkaar hebben; ervoor zorg dragen dat ouders bij het zieke kind aanwezig kunnen zijn; ervoor zorg dragen dat het sociale netwerk onderhouden wordt.
LRVV Deel 2: Opleiding Kinderverpleegkundige
november 2001; blad 4 van 12
• -
Spirituele en culturele aspecten: gelegenheid bieden om spirituele aspecten die belangrijk zijn voor het kind en de ouders te continueren, rekening houdend met de situatie waarin het kind zich bevindt; gelegenheid geven om culturele gebruiken te continueren, die belangrijk zijn voor het kind en zijn ouders.
3.1.4 Verpleegtechnische handelingen Op het terrein van de medische diagnostiek en behandeling; • verrichtingen toepassen en handelingen uitvoeren op basis van juridische verantwoorde voorschriften van de arts, conform regelgeving van de wet BIG. Bij het uitvoeren van diagnostische en therapeutische taken de werkwijze hanteren, die mede bepaald wordt door de leeftijd en het ontwikkelingsniveau van het kind; • deze werkwijze methodisch en consequent toepassen. 3.1.5 Zorg voor de omgeving Specifieke voor de kinderverpleegkundige is de zorg voor: • het aanbieden aan het kind van een stimulerende, veilige omgeving waar voldoende deskundig toezicht is en die berekend is op kinderen van alle leeftijds- en ontwikkelingsniveaus; • de woonomgeving, door ouders te adviseren over de aspecten waaraan de woonomgeving voor een kind moet voldoen en waar nodig verwijzen naar andere hulpverleners. 3.1.6 Zorg voor het pedagogisch klimaat Het kind heeft ondersteuning in de zorg nodig, aangepast aan het ontwikkelingsniveau en de mate van zelfredzaamheid. Hiertoe behoren ook opvoedende taken omdat het van belang is dat het normale leef- en ontwikkelingsritme zo veel mogelijk gecontinueerd en gestimuleerd wordt. Zowel de verzorgende alsook de opvoedende taken moeten in nauwe samenwerking en afstemming met de ouders en pedagogisch medewerker worden uitgevoerd. Dit betekent onder andere dat de kinderverpleegkundige er zorg voor draagt dat: • ouders in de zorg om hun kind participeren; • er instructie gegeven wordt aan ouders en/of kinderen; • de dag indeling van het kind zoveel mogelijk gehandhaafd blijft, bijvoorbeeld het volgen van onderwijs. De pedagogische taken van de kinderverpleegkundige kunnen beschreven worden als algemene pedagogische vaardigheden in het omgaan met kinderen, waardoor structuur, veiligheid en geborgenheid geboden wordt. Uitgangspunt in aansluiting bij wat zich in de belevingswereld van het kind afspeelt. Hieraan kan op de volgende wijze inhoud gegeven worden: • het ondersteunen van de ouders in hun opvoedende taken; • het creëren van een klimaat waarin kinderen zich zo positief mogelijk kunnen ontwikkelen en hun ontplooiing zo min mogelijk wordt geschaad; • het tonen van begrip, geduld en liefde voor kinderen; • het geven van veiligheid en geborgenheid van kinderen in een voor hen vreemde omgeving; • het continueren van de opvoedende taken van de ouders; • het beschermen van het kind tegen alle vormen van verwaarlozing, wreedheid en uitbuiting. 3.1.7 Begeleiden en instrueren van ouders De begeleiding van ouders is een specifieke taak van een kinderverpleegkundige. Dit betekent dat zij: • ouders verpleegtechnische vaardigheden aanleert, zodat zij deze in de thuissituatie bij hun kind kunnen uitvoeren en/of aanleren; • tijdens de dagelijkse zorg voor het kind tijd neemt voor persoonlijk contact met de ouders; • op deze momenten informatie verstrekt en afspraken maakt over de participatie van de ouders bij de zorg van het kind en wijze waarop zij voorbereid worden; • de ouders begeleidt en ondersteunt in de relatie tot hun kind. LRVV Deel 2: Opleiding Kinderverpleegkundige
november 2001; blad 5 van 12
3.1.8 Rapporteren van en evalueren over verleende zorg Hierin zijn geen verschillen te duiden tussen verpleegkundige en kinderverpleegkundige.
3.2 Preventie en GVO De kinderverpleegkundige past primaire, secundaire en tertiaire preventie toe. Hierin verschilt zij niet van andere verpleegkundigen. Specifiek voor de kinderverpleegkundige betreft de wijze waarop deze wordt uitgevoerd, dit wordt mede bepaald door de ontwikkelingsfase waarin het kind zich bevindt. Van de kinderverpleegkundige wordt verwacht dat zij in staat is zowel verbale als non-verbale signalen van het kind op de juiste wijze te interpreteren.
3.3
Coördineren en organiseren van zorg
De kinderverpleegkundige dient in staat te zijn verantwoordelijkheid te dragen voor de organisatie van de zorg rond individuele zorgvragers Zij kan overleg voeren met de eigen discipline en andere disciplines. Daarnaast kan de kinderverpleegkundige een zorginhoudelijke regiefunctie vervullen. Hierin verschilt zij niet van de coördinatie en organisatie van zorg door verpleegkundigen. Specifiek voor de kinderverpleegkundige is wel: • de coördinatie van verrichtingen die, na overleg met de ouders, door de ouders uitgevoerd zullen worden; • de opstelling als intermediair tussen het kind en andere hulpverleners.
3.4
Kwaliteitszorg en deskundigheidsbevordering
Ook op het gebied van kwaliteitszorg en deskundigheidsbevordering heeft een kinderverpleegkundige haar verantwoordelijkheden en taken. In dat opzicht verschilt zij niet van een verpleegkundige, zij het dat het object ‘gekleurd’ wordt door de patiëntencategorie. Op basis van de specifieke deskundigheid is de kinderverpleegkundige in staat om gevraagd en ongevraagd consult te verlenen aan andere hulp- en zorgverleners. Het specifieke van de consultfunctie is gelegen in de ervaringskennis van kinderverpleegkundigen m.b.t. de uitvoering van complexe interventies, waarbij niet op standaardprocedures kan worden teruggevallen. Ook de ervaringskennis m.b.t. kinderen met specifieke gezondheidsproblemen en/of in problematische psycho-sociale situaties maakt de consultfunctie specifiek.
LRVV Deel 2: Opleiding Kinderverpleegkundige
november 2001; blad 6 van 12
Eindtermen voor de vervolgopleiding tot kinderverpleegkundige De beschrijving van de eindtermen voor de vervolgopleiding tot kinderverpleegkundige is ontleend aan het deskundigheidsgebied kinderverpleegkundige van de LRVV (februari 2001). De eindtermen voor de vervolgopleiding tot kinderverpleegkundige zijn door het College Verpleegkundige Vervolgopleidingen Ziekenhuizen vastgesteld (juli 2001) en kennen een geldigheidsduur van 3 jaar.
Deelkwalificaties De eindtermen voor de vervolgopleiding tot kinderverpleegkundige zijn onderverdeeld in deelkwalificaties volgens het format beschrijving van eindtermen (zie bijlage in deel 1 van de Regeling) De volgende deelkwalificaties zijn uitgewerkt: KV-01: Methodische beroepsuitoefening • verzamelen en interpreteren van gegevens • plannen van zorg • uitvoeren van zorg: somatische en psychosociale zorg, verpleegtechnische handelingen en zorg voor de omgeving • evalueren van en rapporteren over verleende zorg KV-02: Preventie en GVO KV-03: Coördineren en organiseren van zorg KV-04: Kwaliteitszorg en deskundigheidsbevordering
Inleiding op de eindtermen De eindtermen voor de vervolgopleiding tot kinderverpleegkundige zijn van toepassing op zieke kinderen in een verpleegsituatie intra- en transmuraal. Wanneer in de eindtermen de algemene formulering 'het (zieke) kind' wordt gehanteerd, includeert deze algemene omschrijving de volgende aspecten: De verschillenden ontwikkelingsfasen van het kind: • pasgeborene / zuigeling • peuter / kleuter • schoolgaand kind • tiener / adolescent De volgende patiëntencategorieën: • het kind met een handicap • het kind met chronische gezondheidsproblemen • het kind met psychosociale en / of psychosomatische gezondheidsproblemen • het kind dat een chirurgische ingreep ondergaat • het kind met interne gezondheidsproblemen Betrokkenheid van ouders/verzorgers bij de zorg voor het kind De cursist dient zich de eindtermen (tenzij anders aangegeven) in de praktijk tot op productief niveau eigen te maken. Voor de vervolgopleiding tot kinderverpleegkundige zijn de volgende eindtermen geformuleerd:
LRVV Deel 2: Opleiding Kinderverpleegkundige
november 2001; blad 7 van 12
Deelkwalificatie KV-01
Methodische beroepsuitoefening
Onderstaande eindtermen zijn specifiek en als zodanig van toepassing op het zieke kind zoals omschreven in de inleiding. Verzamelen en interpreteren van gegevens 1
De kinderverpleegkundige kan: continu en op systematische wijze gegevens verzamelen aan de hand van verpleegkundige anamnese en observatie bij het zieke kind, om zich een totaalbeeld te vormen van de (uitgangs)situatie van het kind, verpleegkundige diagnoses te formuleren en een verpleegplan op te stellen, hierbij gebruikmakend van protocollen en standaarden. Plannen van zorg
2
De kinderverpleegkundige kan: op basis van verpleegkundige en medische diagnostiek de beoogde resultaten van zorgverlening formuleren, beargumenteren van de keuze en prioriteitstelling voor bepaalde verpleegkundige interventies en ondersteunen van het medisch beleid. Hierbij rekening houdend met: • actuele gezondheidstoestand van het kind; • voorspelbaarheid en verloop van de gezondheidsproblemen; • te verlenen (basis) zorgactiviteiten; • mate van communicatie; • de persoonlijke ontwikkeling van het kind; • de ouders / verzorgers; • leeftijd; • cultuur; • sociaal netwerk; • betrokken disciplines. Uitvoeren van zorg
3
De kinderverpleegkundige kan: op verantwoorde en doeltreffende wijze zorg verlenen aan het zieke kind. Specifieke aandachtspunten hierbij zijn: • zorgprocessen zodanig inrichten dat er ruimte is voor zelfzorg en mantelzorg; • voorbereiding op, ondersteuning bij en uitvoeren van onderzoek en behandelingen; • een kindvriendelijke omgeving; • multidisciplinaire samenwerking; • continuïteit van zorg.
LRVV Deel 2: Opleiding Kinderverpleegkundige
november 2001; blad 8 van 12
4
psychosociale zorg en begeleiding bieden aan het zieke kind en de ouders/verzorgers zodanig dat in het zorgproces rekening wordt gehouden met factoren die een voor het kind normale ontwikkeling in stand houden dan wel bevorderen. Specifieke aandachtspunten hierbij zijn: • dat er een klimaat wordt gecreëerd waarin de normale fysieke, psychische en sociale ontwikkeling doorgang kan vinden met het doel dat het kind kind kan blijven, ouders de ouderrol kunnen blijven vervullen en dat de relatie tussen het kind en de sociale omgeving in stand gehouden kan worden dan wel bevorderd; • dat de zorgverlening is afgestemd op de gezondheidsbeleving van het kind en de ouders/verzorgers; • dat het zorgproces zo ingericht wordt dat de culturele en levensbeschouwelijke achtergronden van kind en ouders/verzorgers zo veel als mogelijk tot hun recht komen; • begeleiding van het kind, ouders/verzorgers op de kinderafdeling . Evalueren van en rapporteren over verleende zorg
5
De kinderverpleegkundige kan: zorggegevens en resultaten van het zieke kind en de ouders/verzorgers continu en systematisch evalueren, rapporteren en overdragen en de verpleegkundige zorg zonodig bijstellen aan de hand van de resultaten.
LRVV Deel 2: Opleiding Kinderverpleegkundige
november 2001; blad 9 van 12
Deelkwalificatie KV-02
Preventie en GVO
De eindtermen van de deelkwalificatie 'Preventie en GVO' zijn generiek voor de vervolgopleidingen vallend onder de LRVV. Onderstaande eindtermen zijn van toepassing op het zieke kind, zoals omschreven in de inleiding op de eindtermen. Kennis en vaardigheden dienen tot uiting te komen in de specifieke context van de kinderverpleegkundige beroepspraktijk.
1
De kinderverpleegkundige kan: bij de patiënt gezondheidsbedreigende symptomen op fysiek, psychisch en sociaal terrein signaleren en op basis van deze signalen maatregelen nemen om gezondheidsbedreigingen te voorkomen of te beperken. Specifieke aandachtspunten hierbij zijn: • zowel individueel als bij groepen kinderen symptomen signaleren en maatregelen treffen; • de juiste voorzorgsmaatregelen nemen om complicaties die bij het kind kunnen voortvloeien uit de specifieke zorg en omgeving te voorkomen en/of te beperken; • bij het kind met een immuungecompromitteerde toestand maatregelen nemen ter voorkoming van infecties; • preventief voorlichting geven m.b.t. het gevaar van infecties en daaruit voortvloeiende complicaties aan het kind, de ouders/verzorgers en/of naasten en andere disciplines ter voorkoming van (kruis)infecties.
2
in samenwerking met de arts en rekening houdend met de eigen beroepsgrenzen, de feitelijke en de te verwachten gevolgen van onderzoek en behandeling bespreken met de patiënt en/of naasten, zodanig dat de patiënt weloverwogen besluiten kan nemen ten aanzien van de behandeling en zorgverlening. Specifiek aandachtspunt hierbij is: • de ontwikkelingsfase van het kind en de betrokkenheid en verantwoordelijkheid van de ouders/verzorgers.
3
voorlichting geven aan de patiënt en/of naasten teneinde de patiënt en/of naasten zoveel mogelijk de gelegenheid te bieden de zorg voor zichzelf cq de patiënt uit te voeren. Specifiek aandachtspunten hierbij zijn: • voorlichting geven aan het kind, de ouders/verzorgers en andere disciplines in het omgaan met technologieën en mogelijke daaruit voortvloeiende complicaties; • ouders informeren over patiëntenverenigingen en anderen die hen ondersteuning kunnen bieden in de periode na ontslag m.b.t. de zorg voor hun kind en ter ondersteuning van henzelf.
4
het effect en het proces van de gegeven voorlichting evalueren en op grond van deze evaluatie zonodig de voorlichting bijstellen, zowel inhoudelijk als in de wijze van uitvoering.
LRVV Deel 2: Opleiding Kinderverpleegkundige
november 2001; blad 10 van 12
Deelkwalificatie KV-03
Coördineren en organiseren van zorg
De eindtermen van de deelkwalificatie 'Coördineren en organiseren van zorg' zijn generiek voor de vervolgopleidingen vallend onder de LRVV. Onderstaande eindtermen zijn van toepassing op het zieke kind, zoals omschreven in de inleiding op de eindtermen. Kennis en vaardigheden dienen tot uiting te komen in de specifieke context van de kinderverpleegkundige beroepspraktijk.
1
De kinderverpleegkundige kan: verantwoordelijkheid dragen voor de organisatie en coördinatie van de verpleegkundige zorg rond de patiënt en hierbij op het juiste moment verschillende overlegsituaties initiëren, coördineren en hierin participeren.
2
verantwoordelijkheid dragen voor afstemming met de verschillende disciplines die binnen de multidisciplinaire samenwerking bij de uitvoering van de behandeling betrokken zijn, om zo de zorginhoudelijke regiefunctie te vervullen teneinde de continuïteit van zorg te waarborgen.
3
de gehele verpleegsituatie op systematische wijze overdragen aan anderen bij interne en externe overplaatsing.
LRVV Deel 2: Opleiding Kinderverpleegkundige
november 2001; blad 11 van 12
Deelkwalificatie KV-04
Kwaliteitszorg en deskundigheidsbevordering
De eindtermen van de deelkwalificatie 'Kwaliteitszorg en deskundigheidsbevordering' zijn generiek voor de vervolgopleidingen vallend onder de LRVV. Onderstaande eindtermen zijn van toepassing op het zieke kind, zoals omschreven in de inleiding op de eindtermen. Kennis en vaardigheden dienen tot uiting te komen in de specifieke context van de kinderverpleegkundige beroepspraktijk.
1
De kinderverpleegkundige kan: een bijdrage leveren aan de verbetering van de kwaliteit van de verpleegkundige zorg aan de patiënt door: • kwaliteitscriteria mede te ontwikkelen en toe te passen in de dagelijkse specifieke verpleegkundige zorg; • reflecteren op het eigen functioneren in de individuele zorg en in samenwerkingsverbanden; • genomen verpleegkundige beslissingen bij het uitvoeren van de behandeling van en zorg voor de patiënt te verantwoorden tegenover zichzelf en anderen.
2
een bijdrage leveren aan actuele beroepsontwikkelingen binnen de gespecialiseerde verpleegkundige beroepsuitoefening op afdelings-, organisatie- en landelijk niveau, door: • te participeren in overlegsituaties; • bij te dragen aan de ontwikkeling van een specifieke beroepshouding en beroepsnorm met betrekking tot het verplegen van de patiëntencategorie zoals omschreven in de inleiding; • te participeren in de uitvoering van (verplegings-) wetenschappelijk onderzoek. (reproductief)
3
een bijdrage leveren aan de ethische besluitvorming met betrekking tot de behandeling en de zorg voor de patiënt door actief te participeren in overlegsituaties op patiënten- en afdelingsniveau.
4
verantwoordelijkheid dragen voor het op peil houden van de eigen (gespecialiseerde) verpleegkundige deskundigheid door middel van scholing en literatuurstudie.
5
een bijdrage leveren aan de deskundigheidsbevordering en professionalisering van cursisten en collega verpleegkundigen, door intercollegiale ondersteuning en feedback, werkbegeleiding en medewerking aan verpleegkundige scholing op afdelings- en organisatieniveau.
6
vanuit verpleegkundig perspectief consult verlenen, advies en instructie geven aan verpleegkundigen en overige beroepsbeoefenaren met betrekking tot de zorg aan de patiëntencategorie zoals omschreven in de inleiding.
LRVV Deel 2: Opleiding Kinderverpleegkundige
november 2001; blad 12 van 12
OPLEIDING OBSTETRISCHE EN GYNAECOLOGISCHE VERPLEEGKUNDIGE
1.
Deskundigheidsgebied van de obstetrische en gynaecologische verpleegkundige
blad 2 van 15
2.
Eindtermen voor de opleiding tot obstetrische en gynaecologische verpleegkundige
blad 7 van 15
LRVV Deel 2: Opleiding Obstetrische & Gynaecologische Verpleegkundige
november 2001; blad 1 van 15
OPLEIDING OBSTETRISCHE EN GYNAECOLOGISCHE VERPLEEGKUNDIGE De opleiding tot obstetrische en gynaecologische verpleegkundige heeft tot doel de cursist de vereiste kennis en vaardigheden eigen te laten maken, die hem / haar in staat stelt verantwoordelijk te zijn voor de verpleegkundige zorg aan zwangeren, barenden, kraamvrouwen en pasgeborenen en gynaecologische patiënten. De cursist dient aan het einde van de opleiding te voldoen aan het gestelde in het deskundigheidsgebied, zoals nader uitgewerkt in de eindtermen.
Deskundigheidsgebied van de obstetrische en gynaecologische verpleegkundige De beschrijving van het deskundigheidsgebied van de obstetrische en gynaecologische verpleegkundige is ontleend aan het functieprofiel voor de Obstetrische en Gynaecologische Verpleegkundige (nov.1997) van de Beroepsvereniging voor Obstetrische en Gynaecologische Verpleegkundigen (B*O*G). Het deskundigheidsgebied van de obstetrische en gynaecologische verpleegkundige is vastgesteld door het College Verpleegkundige Vervolgopleidingen Ziekenhuizen (februari 2001) en kent een geldigheid van drie jaar
1.
De handelingscontext
Op het gebied van de obstetrie, heeft de verpleegkundige te maken met vrouwen, hun ongeboren c.q. pasgeboren kinderen en hun partners. Voor allen heeft zij een specifieke verantwoordelijkheid, waardoor zij haar zorg soms tegelijk aan twee, drie of meer personen verleent. De zorg strekt zich uit van zwangeren, barenden, kraamvrouwen tot en met pasgeborenen, die elk hun specifieke zorgvragen hebben en een eigen benaderingswijze vragen. Een belangrijk kenmerk van de zorg aan deze categorie zorgvragers3 is dat verpleegkundigen te maken hebben met zorgvragen die voortkomen uit de pathologie rond de zwangerschap en met zorgvragen die voortkomen uit de ontwikkelingsfase waarin de vrouw zich bevindt. Als gevolg van zwangerschap, baring of medische behandeling van vrouw en/of kind kan er sprake zijn van grote wisselingen in de gezondheidssituatie van de zorgvrager. Op het gebied van de gynaecologie, heeft de verpleegkundige te maken met vrouwen, die zorgvragen hebben voortkomend uit algemeen, oncologisch, urologisch of endocrinologisch gynaecologische aandoeningen, als ook uit fertiliteits- en geboorteregelingsproblemen of seksuologische stoornissen. Ook hier heeft zij te maken met vrouwen en hun partners, voor wie zij in haar zorgverlening verantwoordelijkheid draagt. Verpleegkundige zorg aan de verloskundige en/of gynaecologische zorgvrager vindt zowel intra-, trans- als extramuraal plaats: • Algemeen en Academisch ziekenhuis: afdeling obstetrie, afdeling gynaecologie; high-care afdeling verloskunde; afdeling medium-care neonatologie; spoedeisende hulpafdeling voor obstetrie en neonatologie; operatie-afdeling, intensive care afdeling voor volwassenen; short-stay afdeling; afdeling psychiatrie; polikliniek voor obstetrie, gynaecologie en fertiliteitbehandeling; • Perinatologisch centrum; • Thuiszorg; • Extra-murale kraamzorg in diverse vormen; • Abortuskliniek; • Klinisch genetisch centrum.
3
In de omschrijving van het deskundigheidsgebied van de O&G verpleegkundige wordt gesproken over zorgvragers. Het begrip zorgvrager includeert de patiënt en de context.
LRVV Deel 2: Opleiding Obstetrische & Gynaecologische Verpleegkundige
november 2001; blad 2 van 15
Verpleegkundige zorg aan de verloskundige en/of gynaecologische zorgvrager vindt plaats in verpleegsituaties met de volgende kenmerken: • op de verlosafdeling met high-care verpleegsituaties en een spoedeisend karakter; • op de verloskamers met verantwoordelijkheid voor de verpleegkundige observaties, op basis waarvan direct medisch handelen plaats vindt; • met eigen verantwoordelijkheid in acute en levensbedreigende situaties voor vrouw en pasgeborenen; • met snel wisselende gezondheidssituaties; • met kortdurende verpleegrelaties en hoge turnover; • met uitersten in emotionele ervaring van zorgvragers op een zelfde afdeling, als geboorte en intra-uteriene vruchtdood; • met ethische vragen en dilemma’s, als euthanasie, zwangerschapsafbreking en behandeling vroeggeborenen; • met eigen verantwoordelijkheid voor een verpleegkundig spreekuur; • waarin groepsgewijs en individueel voorlichting en begeleiding wordt gegeven aan zorgvragers; • waarbij maatschappelijke veranderingen (als normen en waarden rondom seksualiteit en voortplanting, vluchtelingenproblematiek, media) en wetenschappelijke ontwikkelingen (als gentherapie, palliatieve zorg) direct invloed hebben op de dagelijkse praktijk. De verpleegkundige zorg aan de verloskundige en/of gynaecologische zorgvrager vindt plaats in en met multidisciplinaire behandelteams, die vaak uit vele verschillende, wisselende en intra- en extramuraal werkende disciplines bestaan. Het multidisciplinaire behandelteam kan bestaan uit obstetricus, gynaecoloog, kinderarts, neonatoloog, verloskundige, huisarts, kinder-, neonatologie- en IC-verpleegkundige, extramuraal kraamzorgbureau, verpleegkundige ouder-kindzorg en consultatiebureau arts, seksuoloog, oncoloog, medisch maatschappelijk werk, psychiater, psycholoog, diëtist, ouder- en patiëntenverenigingen en (maatschappelijke) instellingen als asielzoekerscentra, FIOM, raad voor de kinderbescherming. Binnen de geschetste handelingscontext zijn de beroepsspecifieke vaardigheden, zoals verworven door een initiële opleiding niet geheel ontoereikend. O&G verpleegkundigen worden geacht te beschikken over specifieke kennis en specifieke vaardigheden.
2.
De specifieke eisen om als O&G verpleegkundige te kunnen functioneren
In zijn algemeenheid is te stellen dat het specifieke karakter van het functioneren van deze gespecialiseerde verpleegkundige binnen genoemde handelingscontext op het gebied van de obstetrie gelegen is in kennis van: • de pathologie en ontwikkelingsfasen met betrekking tot zwangerschap en baring; • de medische behandeling hiervan; • en de toepassing van deze kennis op alle aspecten van het verpleegkundig handelen. Op dit gebied zal de gespecialiseerd verpleegkundige dienen te beschikken over specifieke kennis, met name op het gebied van de obstetrie, neonatologie, menswetenschappen en verpleegkunde. Deze kennis dient bij de O&G verpleegkundige tot uiting te komen in: • het ondersteunen en begeleiden van de zwangere en partner tijdens opname binnen de afdeling zwangeren en verloskamer; • het ondersteunen en begeleiden van de zorgvragers binnen de kraamafdeling; • specifieke psycho-motorische vaardigheden wat betreft observatietechnieken, technische uitvoering, materiaal en apparatuurgebruik; • communicatieve vaardigheden, toegespitst op de hechtingsrelatie tussen zorgvragers en pasgeborene; • het pedagogisch handelen, in nauwe samenwerking en afstemming met de zorgvragers en maatschappelijk werk; • handelingen gericht op continuering en stimulering van het normale leef- en ontwikkelritme.
LRVV Deel 2: Opleiding Obstetrische & Gynaecologische Verpleegkundige
november 2001; blad 3 van 15
Op het gebied van de gynaecologie is kennis vereist van: • de fysiologie en de pathologie met betrekking tot voortplanting en seksualiteit; • de pathologie m.b.t. infectieuze, urologische, endocrinologische en oncologische gynaecologie; • de medische behandeling m.b.t. stoornissen in voortplanting en seksualiteit; • de medische behandeling m.b.t infectieuze, urologische, endocrinologische en oncologische gynaecologische aandoeningen; • het specialistisch verpleegkundig handelen voortvloeiend uit de specifieke gynaecologische medische diagnose en behandeling en de specifieke behoefte gestuurde zorgvraag. Tevens dient de O&G verpleegkundige dienen te beschikken over specifieke kennis van menswetenschappen gerelateerd aan de specifieke zorgvraag van zorgvragers binnen de gynaecologie. Op beide gebieden dient de gespecialiseerd verpleegkundige te beschikken over: • cognitieve, psychomotorische, interactieve en reactieve vaardigheden; • het vermogen de ontwikkelingen in het vakgebied te vertalen naar consequenties voor het verpleegkundig handelen, bijvoorbeeld: toename multipathologie, transmuralisering, technische ontwikkelingen, ethische vraagstukken. De O&G verpleegkundige dient, binnen de grenzen van haar eigen deskundigheid en bekwaamheid, de verantwoordelijkheid te kunnen nemen en dragen voor het totale zorgproces van zwangeren, barenden, kraamvrouwen, pasgeborenen en gynaecologische patiënten. Dit houdt in dat een O&G verpleegkundige: • in staat is verantwoordelijkheid te dragen voor het zelfstandig plannen van verpleegkundige activiteiten en interventies en het interpreteren en registreren van de effecten hiervan. De diagnoses op grond waarvan zij verpleegkundige interventies kiest, kan zij stellen aan de hand van standaarden; • in staat is ook in situaties waarin geen standaarden of behandelingsvoorschriften voorhanden zijn, diagnoses te stellen en interventies te kiezen; • verantwoordelijkheid kan dragen voor de uitvoering van deze activiteiten en interventies en voor activiteiten op het terrein van preventie, GVO en voorlichting; • in staat is een initiërende en coördinerende rol in te nemen m.b.t. activiteiten op het terrein van preventie, GVO en voorlichting.
3.
Specifieke kenmerken van de zorg
Refererend aan ‘Gekwalificeerd voor de Toekomst’ (1996) wordt met gebruikmaking van onderstaande clusters van activiteiten en interventies van verpleegkundigen gewezen op specifieke kenmerken van een O&G Verpleegkundige. Alle onderstaande aspecten van verpleegkundig handelen als Obstetrische en Gynaecologische Verpleegkundige berusten op het beschikken van voornoemde specifieke kennis en vaardigheden.
3.1
Methodische beroepsuitoefening
De O&G verpleegkundige verleen zorg in de context van de specialistische medische problematiek en de hieruit voortvloeiende individuele behoefte gestuurde zorgvraag. 3.1.1 Verzamelen en interpreteren van gegevens De O&G verpleegkundige verzamelt en interpreteert gegevens in relatie tot de specifieke kenmerken van de onderscheiden zorgcategorieën. De O&G verpleegkundige stelt de zorgvraag vast en gaat na welke factoren van invloed zijn op de zorgvraag.
LRVV Deel 2: Opleiding Obstetrische & Gynaecologische Verpleegkundige
november 2001; blad 4 van 15
3.1.2 Plannen van zorg De O&G verpleegkundige plant zelfstandig verpleegkundige activiteiten en interventies op basis van verpleegkundige diagnoses die - voor zover aanwezig - gebaseerd zijn op standaarden. Op basis van gesignaleerde zorgvragen draagt de O&G verpleegkundige zorg voor het inschakelen van overige hulpverlenende disciplines, dit in samenspraak met deze hulpverleners. De O&G verpleegkundige verwerkt gegevens systematisch in een individueel verpleegplan. 3.1.3 Uitvoeren van zorg De uitvoering van zorg door een O&G verpleegkundige vindt plaats op geleide van het verpleegplan, waarbij voor elk van de onderscheiden patiënten categorieën (zwangeren, barenden, kraamvrouwen, pasgeborenen en gynaecologische patiënten) specifieke accenten gelegd worden. Kenmerkende aspecten voor de O&G verpleegkundige zijn: • ondersteuning bieden aan de gynaecologische zorgvrager; • gevoelens en vragen van de zorgvrager rond seksualiteit en voortplanting serieus nemen gedurende de verschillende levensfasen; • de harmonische ontwikkeling van de persoonlijkheid van de vrouw in de rol van zwangere, kraamvrouw en moeder stimuleren; • er voor zorg dragen dat - met uitzondering van bijzondere omstandigheden - de pasgeborene niet van de moeder gescheiden wordt; • ondersteuning bieden aan de zorgvragers in levensbedreigende situaties; • de pasgeborene beschermen tegen overbodige behandelingen en onderzoeken; • zorgvragers ondersteuning bieden bij de zorg voor sociale vrijheid; • zeker stellen dat de zorgvragers bij de zieke pasgeborenen aanwezig kunnen zijn; • zorg dragen dat het sociale netwerk wordt onderhouden. 3.1.4 Rapporteren van en evalueren over verleende zorg De O&G verpleegkundige rapporteert mondeling over de gezondheidstoestand, de zorgbehoefte en de zorgverlening van de patiënt, aan het team of aan degene die de zorg overneemt en schriftelijk volgens het daartoe bestemde systeem in de betreffende zorginstelling. Zij selecteert en rapporteert relevante gegevens over de patiënt ten behoeve van andere disciplines. De O&G verpleegkundige toetst of de doelstelling vanuit haar professionaliteit en de doelstellingen van de cliënt behaald zijn.
3.2
Preventie en GVO
De O&G verpleegkundige: • past primaire, secundaire en tertiaire preventie toe ten behoeve van zorgvragers uit alle zorgcategorieën zowel in normale omstandigheden als in situaties waarin sprake is van ziekte en/of bedreiging van de vrouw en/of de pasgeborene; • geeft geïntegreerd in het verpleegkundig proces instructie en voorlichting aan zorgvragers uit alle zorgcategorieën; • bewaakt de coördinatie en continuïteit van de voorlichting indien meerdere disciplines bij de hulpverlening zijn betrokken, zowel intra-, extra- als transmuraal; • levert een bijdrage aan de evaluatie van het voorlichtingsproces; • verleent een verpleegkundig consult aan zorgvragers en aan andere hulpverleners, gericht op voorlichting over zwangerschap, baring, kraambed en de verzorging van de pasgeborene, zowel in normale omstandigheden als in situaties waarin sprake is van ziekte en/of bedreiging is van de vrouw en/of de pasgeborene; • neemt maatregelen ter voorkoming van infecties, zo nodig mede gerelateerd aan een immunogecompromiteerde toestand van opgenomen vrouwen en/of pasgeborenen op de afdeling Obstetrie, Gynaecologie, Couveuse afdeling en vrouwen en/of pasgeborenen in de thuissituatie; • levert een inhoudelijke bijdrage aan de ontwikkeling van en uitvoering van preventie en voorlichtingsprogramma’s voor zorgvragers binnen de obstetrie en gynaecologie; LRVV Deel 2: Opleiding Obstetrische & Gynaecologische Verpleegkundige
november 2001; blad 5 van 15
•
kan een inhoudelijke bijdrage leveren aan het beoordelen van schriftelijk en audiovisueel materiaal op bruikbaarheid voor zorgvragers binnen de obstetrie en gynaecologie.
3.3
Coördineren en organiseren van zorg
De O&G verpleegkundige werkt samen met andere professionals binnen een multidisciplinair behandelteam aan het verzamelen van informatie over de zorgvrager, het stellen van de verpleegkundige diagnoses en verpleegdoelen, de planning en uitvoering van interventies en de evaluatie van de zorg. Zij vervult hierbij een zorginhoudelijke regiefunctie, naast verantwoordelijkheid voor de organisatie van de zorg rond de individuele zorgvrager. Tevens voert zij overleg met de eigen en andere disciplines. De complexiteit van de verpleegsituatie, de onvoorspelbaarheid van de verpleegsituaties, het werken met veel disciplines in wisselende settings, geven aan dit aspect van verpleegkundige handelen haar bijzondere karakter.
3.4
Kwaliteitszorg en deskundigheidsbevordering
De O&G verpleegkundige is in staat: • een zorginhoudelijke bijdrage te leveren aan activiteiten ter bevordering van de kwaliteit van zorg aan genoemde zorgcategorieën op micro- en mesoniveau; • maatschappelijke, medische, ethische en zorggebonden ontwikkelingen in het vakgebied toe te passen in de verpleegkundige zorg aan genoemde zorgcategorieën; • een bijdrage te leveren aan de eigen deskundigheidsbevordering en die van de doelgroep. Zij doet dit door: • een bijdrage te leveren aan kwaliteitsverbetering van het verpleegkundig proces, onder andere door een bijdrage te leveren aan het ontwikkelen van richtlijnen en protocollen; • een inhoudelijke bijdrage te leveren aan de invulling van de kwaliteitszorg op de afdeling; standpunten in te nemen over handelwijzen in de zorg aan zorgvragers uit alle genoemde zorgcategorieën; • de standpunten in overleg met de eigen en met andere disciplines te motiveren en zo nodig bij te stellen; • een bijdrage te leveren aan de ontwikkeling van de gespecialiseerde verpleegkundige beroepsuitoefening; • de eigen deskundigheid te onderhouden en te bevorderen; • op methodische wijze een ondersteuning te bieden aan het leertraject van stagiaires en beginnende specialistische beroepsbeoefenaren, hierbij rekening houdend met de fase van het leertraject en gericht op enerzijds het ondersteuning geven bij het bespreken van emotioneel beladen situaties rondom zwangerschap, geboorte, kraamperiode en gynaecologische aandoeningen anderzijds het ondersteuning geven bij de emotionele beleving van de aankomende O&G verpleegkundige zelf; • consulten te verlenen aan collega’s en andere disciplines met betrekking tot O&G vraagstukken; • ondersteuning en mede uitvoering geven aan onderwijs en (verplegingswetenschappelijk) onderzoek, afhankelijk van de zorgcategorie en setting waarbinnen de verpleegkundige zorg wordt verleend in het kader een bijdrage te leveren aan de professionalisering van het beroep.
LRVV Deel 2: Opleiding Obstetrische & Gynaecologische Verpleegkundige
november 2001; blad 6 van 15
Eindtermen voor de vervolgopleiding tot obstetrische en gynaecologische verpleegkundige De beschrijving van de eindtermen voor de vervolgopleiding tot obstetrische en gynaecologische verpleegkundige is ontleend aan het deskundigheidsgebied van de obstetrische en gynaecologische verpleegkundige van de LRVV (februari 2001). De eindtermen van de vervolgopleiding tot obstetrische en gynaecologische verpleegkundige zijn door het College Verpleegkundige Vervolgopleidingen Ziekenhuizen vastgesteld (juli 2001) en kennen een geldigheidsduur van 3 jaar.
Deelkwalificaties De eindtermen voor de opleiding tot obstetrische en gynaecologische (O&G) verpleegkundige zijn onderverdeeld in deelkwalificaties volgens het format beschrijving van eindtermen (zie bijlage in deel 1 van de Regeling). Aansluitend bij de praktijk waarbij verpleegkundigen delen van de vervolgopleiding volgen, zijn de eindtermen behorend bij de deelkwalificatie Methodische beroepsuitoefening voor de obstetrie en de gynaecologie afzonderlijk uitgewerkt. De volgende deelkwalificaties zijn uitgewerkt: OBS-01: Methodische beroepsuitoefening • verzamelen en interpreteren van gegevens • plannen van zorg • uitvoeren van zorg: somatische en psychosociale zorg, verpleegtechnische handelingen en zorg voor de omgeving • evalueren van en rapporteren over verleende zorg GYN-01: Methodische beroepsuitoefening • verzamelen en interpreteren van gegevens • plannen van zorg • uitvoeren van zorg: somatische en psychosociale zorg, verpleegtechnische handelingen en zorg voor de omgeving • evalueren van en rapporteren over verleende zorg OBS/GYN-02: Preventie en GVO OBS/GYN-03: Coördineren en organiseren van zorg OBS/GYN-04: Kwaliteitszorg en deskundigheidsbevordering
Inleiding op de eindtermen Bij het deel obstetrie dienen de volgende aspecten aan bod te komen: De volgende patiëntencategorieën: • de zwangere met een normale en pathologische zwangerschap; • de zwangere met een ziekte die de zwangerschap compliceert; • de vrouw tijdens normale en pathologische baring; • de vrouw in de normale en pathologische kraamperiode; • de gezonde pasgeborene; • de zieke pasgeborene; • de pasgeborene met een aangeboren afwijking. De verschillende hechtingsfasen van de pasgeborene en ouders/verzorgers: • tijdens de zwangerschap, de baring en de kraambedperiode gericht op het bevorderen van de ouder-kind relatie; • specifiek gericht op het bevorderen van de ouder-kind relatie wanneer de zieke pasgeborene op de zuigelingen-/ couveuse afdeling ligt. LRVV Deel 2: Opleiding Obstetrische & Gynaecologische Verpleegkundige
november 2001; blad 7 van 15
Bij het deel gynaecologie dienen de volgende aspecten aan bod te komen: De volgende patiëntencategorieën: • de vrouw met endocrinologische stoornissen en/of veranderingen; • de vrouw met bekkenbodemproblematiek en/of urologische problematiek; • de vrouw met benigne gynaecologische tumoren; • de vrouw met gynaecologisch oncologische aandoeningen; • de vrouw met gynaecologische infecties en/of seksueel overdraagbare aandoeningen; • de vrouw met seksuologische gezondheidsproblematiek en/of seksuologische dysfunctie; • de vrouw met fertiliteitsproblematiek; • de vrouw met gezondheidsproblematiek in het eerste trimester van de zwangerschap; • de vrouw met een (acute) gynaecologische aandoening die niet onder bovengenoemde categorieën valt. De levens-en ontwikkelingsfase van de vrouw en de beleving van het vrouw-zijn in relatie tot seksualiteitsbeleving. De cursist dient zich de eindtermen (tenzij anders aangegeven) in de praktijk tot op productief niveau eigen te maken. De volgende eindtermen zijn geformuleerd voor de vervolgopleiding tot O&G verpleegkundige:
LRVV Deel 2: Opleiding Obstetrische & Gynaecologische Verpleegkundige
november 2001; blad 8 van 15
Deelkwalificatie OBS-01
Methodische beroepsuitoefening
Onderstaande eindtermen zijn specifiek en als zodanig van toepassing op de obstetrische patiënt zoals omschreven in de inleiding. Verzamelen en interpreteren van gegevens 1
De obstetrische verpleegkundige kan: door middel van anamnese en continue verzameling van directe en indirecte gegevens een gedetailleerd beeld vormen van de gezondheidsproblematiek van de zwangere en de ongeborene gedurende de zwangerschap, de vrouw in partu en haar nog ongeboren kind, alsmede de kraamvrouw en haar pasgeborene in voorspelbare en acute situaties. Dit houdt in: het verzamelen, selecteren, analyseren, interpreteren en controleren van de gegevens en deze met elkaar in relatie te brengen om te komen tot verpleegkundige diagnostiek.
2
aan de hand van etiogische factoren en diagnostiek de complexiteit van de zorgsituatie vaststellen aan de hand van de gezondheidsproblemen van de zwangere en de ongeborene gedurende de zwangerschap, de vrouw in partu en haar nog ongeboren kind, alsmede de kraamvrouw en haar pasgeborene. Hierbij wordt rekening gehouden met de volgende factoren: • wel/niet medisch gediagnostiseerd; • stabiliteit van de vitale funkties; • actuele gezondheidstoestand; • onvoorspelbaarheid en snelle verandering van de gezondheidsproblemen/zorgsituaties; • continue aanpassing van de verpleegkundige interventies in samenhang met het medisch beleid; • leeftijd, culturele en spirituele achtergrond; • mate van emotionele ondersteuning; • sociaal netwerk; • mate van communicatie; • betrokken disciplines; • situationele omstandigheden met typerende kenmerken en invloeden daarvan op de patiënt, de partner en/of naasten (b.v IC volwassenen, IC pasgeborene). Plannen van zorg
3
De obstetrische verpleegkundige kan: aan de hand van verpleegkundige en medisch diagnostiek, vaststellen van potentiële en actuele gezondheidsproblemen bij de zwangere en de ongeborene gedurende de zwangerschap, de vrouw in partu en haar nog ongeboren kind, alsmede de kraamvrouw en haar pasgeborene binnen de obstetrische setting en komen tot de correcte prioriteitstelling van verpleegkundige interventies en ondersteuning van het medische beleid .
LRVV Deel 2: Opleiding Obstetrische & Gynaecologische Verpleegkundige
november 2001; blad 9 van 15
Uitvoeren van zorg 4
De obstetrische verpleegkundige kan: op verantwoorde en doeltreffende wijze bewaking uitvoeren en zorg verlenen bij de zwangere en de ongeborene gedurende de zwangerschap, de vrouw in partu en haar nog ongeboren kind, alsmede de kraamvrouw en haar pasgeborene binnen de obstetrische setting ook daar waar geen standaarden of behandelingsvoorschriften voorhanden zijn. Hierbij wordt rekening gehouden met de volgende specifieke aandachtspunten: • de medische diagnose; • controleren en interpreteren van de vitale functies; • acuut handelend optreden; • interventies bij onvoorspelbare en snelle veranderingen van gezondheidsproblemen/zorgsituaties in samenhang met het medisch beleid; • ondersteuning bij onderzoek en behandelingen; • aanpassing van de verpleegkundige interventies rekening houdend met leeftijd, culturele en spirituele achtergrond; • het bevorderen van de hechtingsrelatie tussen ouders en pasgeborene; • het verlenen van emotionele ondersteuning/ begeleiden van rouwprocessen; • het betrekken van mantelzorgers uit het sociaal netwerk; • mate van communicatie tussen de obstetrische patiënt en mantelzorg; • inschakelen van en samenwerken met verschillende betrokken disciplines zowel intra- als extramuraal. Evalueren en rapporteren over verleende zorg
5
De obstetrische verpleegkundige kan: gegevens en zorgresultaten van de obstetrische patiënt continu en systematisch evalueren, rapporteren en overdragen en de verpleegkundige zorg zonodig bijstellen aan de hand van de resultaten.
LRVV Deel 2: Opleiding Obstetrische & Gynaecologische Verpleegkundige
november 2001; blad 10 van 15
Deelkwalificatie GYN-01
Methodische beroepsuitoefening
Onderstaande eindtermen zijn specifiek en als zodanig van toepassing op de gynaecologische patiënt zoals omschreven in de inleiding. Verzamelen en interpreteren van gegevens 1
De gynaecologische verpleegkundige kan: door middel van anamnese en continue verzamelen van directe en indirecte gegevens een gedetailleerd beeld vormen van de gezondheidsproblematiek van de gynaecologische patiënt in voorspelbare en acute situaties. Dit houdt in: het verzamelen, selecteren, analyseren, interpreteren en controleren van de gegevens en deze met elkaar in relatie te brengen om te komen tot verpleegkundige diagnostiek.
2
aan de hand van etiologische factoren en diagnostiek de complexiteit van de zorgsituatie vaststellen aan de hand van de gezondheidsproblemen van de gynaecologische patiënt. Hierbij wordt rekening gehouden met de volgende factoren: • wel/niet medisch gediagnostiseerd; • stabiliteit van de vitale functies; • actuele gezondheidstoestand; • onvoorspelbaarheid en snelle verandering van de gezondheidsproblemen/zorgsituaties; • continue aanpassing van de verpleegkundige interventies in samenhang met het medisch beleid; • leeftijd, culturele en spirituele achtergrond; • mate van emotionele ondersteuning; • sociaal netwerk; • mate van communicatie; • betrokken disciplines; • situationele omstandigheden met typerende kenmerken en invloeden daarvan op de patiënt, de partner en/of naasten. Plannen van zorg
3
De gynaecologische verpleegkundige kan: aan de hand van verpleegkundige en medisch diagnostiek, vaststellen van potentiële en actuele gezondheidsproblemen bij de gynaecologische patiënt en komen tot een correcte prioriteitstelling van verpleegkundige interventies en ondersteuning van het medische beleid .
LRVV Deel 2: Opleiding Obstetrische & Gynaecologische Verpleegkundige
november 2001; blad 11 van 15
Uitvoeren van zorg 4
De gynaecologische verpleegksundige kan: op verantwoorde en doeltreffende wijze bewaking uitvoeren en zorg verlenen bij de gynaecologische patiënt ook daar waar geen standaarden of behandelingsvoorschriften voorhanden zijn. Hierbij wordt rekening gehouden met de volgende specifieke aandachtspunten: • de medische diagnose; • controleren van de vitale functies; • acuut handelend optreden; • interventies bij onvoorspelbare en snelle veranderingen van gezondheidsproblemen/zorgsituaties in samenhang met het medisch beleid; • ondersteuning bij onderzoek en behandelingen; • aanpassing van de verpleegkundige interventies rekening houdend met leeftijd, culturele en spirituele achtergrond; • het bevorderen van de hechtingsrelatie moeder en pasgeborene; • het verlenen van emotionele ondersteuning/ begeleiden van rouwprocessen; • het betrekken van mantelzorgers uit het sociaal netwerk; • de mate van communicatie tussen de patiënt en mantelzorg; • het inschakelen van en samenwerken met verschillende betrokken disciplines zowel intra- als extramuraal; • het zelfstandig informatie geven over seksualiteit; • het begeleiden van vrouw en partner met betrekking tot kinderwens. Specifieke aandachtspunten m.b.t. met gynaecologisch oncologische aandoeningen: • fase van het ziekteproces; • voorbereiding op, ondersteuning bij en uitvoeren van onderzoek en behandelingen: chirurgie chemotherapie radiotherapie symptoombehandeling • gevolgen van onderzoek en behandeling op de fertiliteit en seksualiteit; • palliatieve zorg. Evalueren en rapporteren over verleende zorg
5
De gynaecologische verpleegkundige kan: zorggegevens en resultaten van de gynaecologische patiënt continu en systematisch evalueren, rapporteren en overdragen en de verpleegkundige zorg zonodig bijstellen aan de hand van de beoogde resultaten.
LRVV Deel 2: Opleiding Obstetrische & Gynaecologische Verpleegkundige
november 2001; blad 12 van 15
Deelkwalificatie OBS/GYN-02
Preventie en GVO
De eindtermen van de deelkwalificatie 'Preventie en GVO' zijn generiek voor de vervolgopleidingen vallend onder de LRVV. Onderstaande eindtermen zijn van toepassing op de obstetrische en/of gynaecologische patiënt zoals omschreven in de inleiding op de eindtermen. Kennis en vaardigheden dienen tot uiting te komen in de specifieke context van de obstetrische en/of gynaecologische verpleegkundige beroepspraktijk.
1
De obstetrische en/of gynaecologische verpleegkundige kan: bij de patiënt gezondheidsbedreigende symptomen op fysiek, psychisch en sociaal terrein signaleren en op basis van deze signalen maatregelen nemen om gezondheidsbedreigingen te voorkomen of te beperken.
2
in samenwerking met de arts en rekening houdend met de eigen beroepsgrenzen, de feitelijke en de te verwachten gevolgen van onderzoek en behandeling bespreken met de patiënt en/of naasten zodanig dat de patiënt weloverwogen besluiten kunnen nemen ten aanzien van de behandeling en zorgverlening. Specifiek aandachtspunt hierbij is: • de betrokkenheid bij en verantwoordelijkheid voor de pasgeborene van de ouders/verzorgers.
3
voorlichting geven aan de patiënt en/of naasten teneinde de patiënt en/of naasten zoveel mogelijk de gelegenheid te bieden de zorg voor zichzelf c.q. de patiënt uit te voeren. Specifieke aandachtspunten obstetrie • het aanpassen aan de nieuwe levensfase; • bevordering van de zelfredzaamheid van de ouders/verzorgers in de zorg voor de pasgeborene. Specifieke aandachtspunten gynaecologie • het omgaan met de aandoening en de -gevolgen van de - behandeling, teneinde bij te dragen aan het tot stand komen van een voor de patiënt normale acceptatie dan wel verwerking van ziekte en/of het 'verlies' van het vrouw-zijn.
4
het effect en het proces van de gegeven voorlichting evalueren en op grond van deze evaluatie zonodig de voorlichting bijstellen, zowel inhoudelijk als in de wijze van uitvoering.
LRVV Deel 2: Opleiding Obstetrische & Gynaecologische Verpleegkundige
november 2001; blad 13 van 15
Deelkwalificatie OBS/GYN-03
Coördineren en organiseren van zorg
De eindtermen van de deelkwalificatie 'Coördineren en organiseren van zorg' zijn generiek voor de vervolgopleidingen vallend onder de LRVV. Onderstaande eindtermen zijn van toepassing op de obstetrische en/of gynaecologische patiënt zoals omschreven in de inleiding op de eindtermen. Kennis en vaardigheden dienen tot uiting te komen in de specifieke context van de obstetrische en/of gynaecologische verpleegkundige beroepspraktijk.
1
De obstetrische en/of gynaecologische verpleegkundige kan: verantwoordelijkheid dragen voor de organisatie en coördinatie van de verpleegkundige zorg rond de patiënt en hierbij op het juiste moment verschillende overlegsituaties initiëren, coördineren en hierin participeren. Specifiek aandachtspunt hierbij is: • de specifieke gezondheidszorgstructuur en wetgeving met betrekking tot de obstetrie en gynaecologie.
2
verantwoordelijkheid dragen voor afstemming met de verschillende disciplines die binnen de multidisciplinaire samenwerking bij de uitvoering van de behandeling betrokken zijn, om zo de zorginhoudelijke regiefunctie te vervullen teneinde de continuïteit van zorg te waarborgen.
3
de gehele verpleegsituatie op systematische wijze overdragen aan anderen bij interne en externe overplaatsing.
LRVV Deel 2: Opleiding Obstetrische & Gynaecologische Verpleegkundige
november 2001; blad 14 van 15
Deelkwalificatie OBS/GYN-04
Kwaliteitszorg en deskundigheidsbevordering
De eindtermen van de deelkwalificatie 'Kwaliteitszorg en deskundigheidsbevordering' zijn generiek voor alle vervolgopleidingen vallend onder de LRVV. De eindtermen zijn van toepassing op de obstetrische en/of gynaecologische patiënt zoals omschreven in de inleiding op de eindtermen. Kennis en vaardigheden dienen tot uiting te komen in de specifieke context van de obstetrische en/of gynaecologische verpleegkundige beroepspraktijk.
1
De obstetrische en/of gynaecologische verpleegkundige kan: een bijdrage leveren aan de verbetering van de kwaliteit van de verpleegkundige zorg aan de patiënt door: • kwaliteitscriteria mede te ontwikkelen en toe te passen in de dagelijkse specifieke verpleegkundige zorg; • reflecteren op het eigen functioneren in de individuele zorg en in samenwerkingsverbanden; • genomen verpleegkundige beslissingen bij het uitvoeren van de behandeling van en zorg voor de patiënt te verantwoorden tegenover zichzelf en anderen.
2
een bijdrage leveren aan actuele beroepsontwikkelingen binnen de gespecialiseerde verpleegkundige beroepsuitoefening op afdelings-, organisatie- en landelijk niveau, door: • te participeren in overlegsituaties; • bij te dragen aan de ontwikkeling van een specifieke beroepshouding en beroepsnorm met betrekking tot het verplegen van de patiëntencategorie zoals omschreven in de inleiding; • te participeren in de uitvoering van (verplegings-) wetenschappelijk onderzoek. (reproductief)
3
een bijdrage leveren aan de ethische besluitvorming met betrekking tot de behandeling en de zorg voor de patiënt door actief te participeren in overlegsituaties op patiënten- en afdelingsniveau.
4
verantwoordelijkheid dragen voor het op peil houden van de eigen (gespecialiseerde) verpleegkundige deskundigheid door middel van scholing en literatuurstudie.
5
een bijdrage leveren aan de deskundigheidsbevordering en professionalisering van cursisten en collega verpleegkundigen, door intercollegiale ondersteuning en feedback, werkbegeleiding en medewerking aan verpleegkundige scholing op afdelings- en organisatieniveau.
6
vanuit verpleegkundig perspectief consult verlenen, advies en instructie geven aan verpleegkundigen en overige beroepsbeoefenaren met betrekking tot de zorg aan de patiëntencategorie zoals omschreven in de inleiding.
LRVV Deel 2: Opleiding Obstetrische & Gynaecologische Verpleegkundige
november 2001; blad 15 van 15
OPLEIDING ONCOLOGIE VERPLEEGKUNDIGE
1.
Deskundigheidsgebied van de oncologie verpleegkundige
blad 2 van 13
2.
Eindtermen voor de opleiding tot oncologie verpleegkundige
blad 8 van 13
LRVV Deel 2: Opleiding Oncologie Verpleegkundige
november 2001; blad 1 van 13
OPLEIDING TOT ONCOLOGIE VERPLEEGKUNDIGE De opleiding tot oncologie verpleegkundige heeft tot doel de cursist de vereiste kennis en vaardigheden eigen te laten maken, die hem / haar in staat stelt zelfstandig patiënten te verplegen met oncologische aandoeningen. De cursist dient aan het einde van de opleiding te voldoen aan het gestelde in het deskundigheidsgebied, zoals nader uitgewerkt in de eindtermen.
Deskundigheidsgebied van de oncologie verpleegkundige De beschrijving van het deskundigheidsgebied van de oncologie verpleegkundige is ontleend aan het functieprofiel van de oncologie verpleegkundige (augustus 1998) van de Vereniging van Oncologie Verpleegkundigen (VvOV) en aan de herziene versie van het ‘Core Curriculum for a Post-registration Course in Cancer Nursing (mei 1999) van de European Oncology Nursing Society (EONS). Het deskundigheidsgebied van de oncologie verpleegkundige is vastgesteld door het College Verpleegkundige Vervolgopleidingen Ziekenhuizen (februari 2001) en kent een geldigheid van drie jaar
1.
De handelingscontext
Op het gebied van de zorg aan patiënten met oncologische aandoeningen, heeft de verpleegkundige te maken met een steeds groter wordende patiëntengroep in de Nederlandse gezondheidszorg en samenleving. De oorzaken hiervoor zijn: • de toenemende vergrijzing, waardoor het aantal patiënten met oncologische aandoeningen toeneemt; • de verbetering van de diagnostiek, waardoor steeds vroeger oncologische aandoeningen worden opgespoord en nieuwe vormen van kanker worden ontdekt; • de betere behandelmethoden waardoor ook het aantal patiënten toeneemt die voor kanker behandeld worden of een kankerbehandeling hebben ondergaan waardoor kanker steeds meer een chronische ziekte wordt. De zorg betreft patiënten van alle leeftijdscategorieën, van beide geslachten en met verschillende sociaal-culturele achtergronden. Kanker komt voor in alle orgaanstelsels van het lichaam. Kanker heeft een ingrijpend karakter omdat kanker in onze samenleving nog steeds wordt gezien als een ziekte met een vaak levensbedreigend karakter. Hierdoor heeft kanker gevolgen voor het fysieke, psychische, sociale, emotioneel en spiritueel welbevinden van de patiënt en diens kwaliteit van leven. Behandelingsvormen krijgen een steeds intensiever en specifieker karakter door de snelle medische ontwikkelingen als gevolg van experimenteel onderzoek. Dit leidt tot zowel psychische als somatische blootstelling van patiënten aan een groter risico op complicaties en bijwerkingen tengevolge van die behandelingsvormen. In de zorg aan patiënten met oncologische aandoeningen heeft de verpleegkundige te maken met actuele en potentiële verpleegproblemen en combinaties van verpleegproblemen. Verpleegproblemen als gevolg van de diagnostiek en de behandeling van de tumor en waarbij vaak zonder vastgestelde protocollen gehandeld zal moeten worden. Daarnaast ontstaan vaak onvoorspelbare en voor de patiënt levensbedreigende (potentiële) verpleegproblemen, als gevolg van de ingrijpende behandelingen . Palliatieve zorg is een belangrijk onderdeel van de zorg voor oncologie patiënten. Bijzonder kenmerk van de oncologische zorg is dat er in meerdere van deze settings (mee)gewerkt wordt aan klinisch wetenschappelijk onderzoek. De oncologie verpleegkundige werkt in de preventie, curatie, nazorg, palliatieve zorg en terminale zorg, waardoor het zorgbereik waarbinnen zij zich beweegt, breed is.
LRVV Deel 2: Opleiding Oncologie Verpleegkundige
november 2001; blad 2 van 13
Verpleegkundige zorg aan patiënten met oncologische aandoeningen vindt plaats in meerdere settings zoals: • Ziekenhuizen; • Verpleeg- en verzorgingshuizen; • Hospices; • Thuiszorg ; • En alle transmurale varianten die mogelijk zijn. Specifieke kenmerken van de setting zijn de multidisciplinaire samenstelling van het behandel- en zorgteam en het multispecialistisch karakter ervan. Binnen deze multidisciplinariteit heeft de oncologie verpleegkundige de verantwoordelijkheid haar eigen deskundigheid in te brengen. De oncologie verpleegkundige ondersteunt en werkt samen met de mantelzorg. Binnen de geschetste handelingscontext zijn de beroepsspecifieke vaardigheden, zoals verworven door een initiële opleiding niet toereikend. Oncologie verpleegkundigen worden geacht te beschikken over specifieke kennis en specifieke vaardigheden.
2.
De specifieke eisen om als Oncologie verpleegkundige te kunnen functioneren
In zijn algemeenheid is te stellen dat het specifieke karakter van het functioneren van deze gespecialiseerde verpleegkundige, gelegen is in de kennis, vaardigheden en inzicht van actuele en potentiële problemen die gerelateerd zijn aan kanker en de behandeling van kanker bij patiënten in alle leeftijdscategorieën, en de toepassing van deze kennis en vaardigheden op een groot aantal aspecten van het verpleegkundig handelen. Om als oncologie verpleegkundige te kunnen functioneren dient de verpleegkundige te beschikken over specifieke kennis en inzichten van de oncologische aandoeningen, specifieke diagnostiek, ingrijpende oncologische behandelingen in het bijzonder en de daarbij horende verpleegkundige interventies gedurende alle stadia van het ziek zijn van de patiënt. De zorg voor de oncologie patiënt vereist verpleegkundigen, die op het hele continuüm kunnen omgaan met de gezondheidsproblemen en de specifieke zorgvragen van de oncologie patiënt. Het herkennen en vaststellen van de zorgsituatie en het plannen en uitvoering geven aan complexe interventies behoort tot de competentie van een oncologie verpleegkundige. Daarbij werkt zij deels volgens procedures en combinaties van procedures. Deels ontwikkelt en initieert zij nieuwe procedures, voert deze uit en onderwerpt ze aan toetsing en evaluatie. Het handelingsrepertoire van de Oncologie Verpleegkundige wordt gekenmerkt door: • analytische en probleemoplossende vaardigheden; • technische vaardigheden; • communicatieve vaardigheden; • samenwerkingsvaardigheden; • het vermogen te reflecteren op haar eigen gedrag en handelen. Specifieke kennis is benodigd op het gebied van: • anatomie / fysiologie en pathologie van de orgaansystemen; • biologische en psychische ontwikkeling van de mens in al zijn levensfasen. In het bijzonder de lichamelijke en psychische ontwikkeling van kinderen met kanker en de gevolgen van de behandeling in verband met het ontstaan van tweede primaire tumoren bij kanker overlevenden op langere termijn; • de genetische achtergrond van tumoren; • onderscheiden behandelvormen: Chirurgie, Chemotherapie en het omgaan met toxische stoffen, Radiotherapie en het omgaan met radioactieve bronnen en Biologische therapieën (nucleaire-, hormonale-, immuno- en gentherapie) en de mogelijke combinaties van deze behandelvomen; • experimentele behandelingen en het leveren van een bijdrage aan klinisch wetenschappelijk onderzoek; • complementaire therapieën (o.a. alternatieve therapieën);
LRVV Deel 2: Opleiding Oncologie Verpleegkundige
november 2001; blad 3 van 13
•
• • •
de effecten van het 'natuurlijk' beloop van de ziekte en de behandelmodaliteiten op het verpleegkundig beroepsdomein zoals bijvoorbeeld uitgewerkt volgens de 11 gezondheidspatronen van Gordon en/of ICIDH classificatie; begeleiding van de patiënt en zijn naasten, gedurende alle fasen van het ziekteproces; veilig en verantwoord kunnen werken met gevaarlijke stoffen; ethiek rondom ziek zijn, behandelen en levenseinde.
De oncologie verpleegkundige neemt binnen de grenzen van haar deskundigheid en bekwaamheid, de verantwoordelijkheid voor het verpleegkundig deel van het zorgproces en de coördinatie van het totale zorgproces van oncologie patiënten en hun naasten. Dit houdt in dat een oncologie verpleegkundige: • zelfstandig, algemene en specifieke oncologische verpleegproblemen inventariseert, diagnostiseert, doelen opstelt, verpleegkundige interventies en activiteiten plant, interventies uitvoert, evalueert en rapporteert. Daarbij richt zij zich op het reduceren van beperkingen die ontstaan zijn ten gevolge van de ziekte en de behandeling en/of participatie van de patiënt in zijn sociale context; • zich zo mogelijk richt op de uitkomsten van evidenced based handelen; • in situaties, waarin geen standaarden of handelingsvoorschriften voorhanden zijn, diagnoses stelt en interventies kiest; • ethische vraagstellingen rondom ziek zijn, behandelingen en levenseinde in kan brengen en de patiënt kan begeleiden bij het maken van keuzes hierin; • in staat moet zijn een therapeutisch klimaat te scheppen waarin patiënten en hun families hun behoeften en verwachtingen kunnen uiten en hieraan tegemoet wordt gekomen, rekening houdend met de culturele achtergrond; • specifieke aandacht en begeleiding geeft aan mantelzorgers; • als professional samenwerkt met andere disciplines en hierbij een coördinerende rol heeft.
3.
Specifieke kenmerken van de oncologie verpleegkundige
Refererend aan ‘Gekwalificeerd voor de Toekomst’ (1996) wordt met gebruikmaking van onderstaande clusters van activiteiten en interventies van verpleegkundigen gewezen op specifieke kenmerken van een oncologie verpleegkundige. Alle onderstaande aspecten van verpleegkundig handelen als oncologie verpleegkundige berusten op het beschikken van voornoemde specifieke kennis en vaardigheden.
3.1
Methodische beroepsuitoefening
Oncologie verpleegkundigen zijn in staat, binnen de multidisciplinaire setting, gegevens te verzamelen en te interpreteren, verpleegkundige diagnoses en doelen te stellen, interventies te plannen en deze ook uit te voeren en te evalueren. Daarbij dient rekening gehouden te worden met sterk wisselde omstandigheden en acute situaties. 3.1.1 Verzamelen en interpreteren van gegevens De oncologie verpleegkundige verzamelt systematisch en continu informatie betreffende de gezondheidstoestand van de patiënt. De onvoorspelbaarheid van de gezondheidssituatie en het levensbedreigend karakter voor de patiënt en zijn naasten, compliceren dit aspect van de zorg. De oncologie verpleegkundige is in staat relevante gegevens te verzamelen, deze op de juiste wijze te interpreteren om vervolgens de verpleegkundige diagnose te stellen. De verzamelde informatie wordt geregistreerd, is toegankelijk voor, en wordt besproken met leden van het multidisciplinaire team die betrokken zijn bij het zorgproces van de oncologie patiënt.
LRVV Deel 2: Opleiding Oncologie Verpleegkundige
november 2001; blad 4 van 13
3.1.2 Diagnostische en therapeutische besluitvorming De oncologie verpleegkundige analyseert de gegevens om te komen tot verpleegkundige diagnoses. Deze diagnoses vormen de basis voor het stellen van de doelen, het plannen van de totale zorg, het uitvoeren van de verpleegkundige interventies en evalueren van de zorg met de patiënt. Verpleegkundige diagnoses betreffen zowel problemen van lichamelijke, als ook psychische, sociale, emotionele en spirituele aard van de oncologie patiënt. Naar tijdsduur variëren deze problemen van tijdelijk, langdurig of permanent als gevolg van de kanker zelf en/of de gevolgen van de intensieve en ingrijpende behandeling. 3.1.3 Plannen van verpleegkundige zorg De oncologie verpleegkundige ontwikkelt een individueel verpleegplan. Dit plan is gebaseerd op de vastgestelde verpleegkundige diagnoses en bevat o.a. verpleegkundige interventies gericht op preventie, therapie, rehabilitatie, palliatie en terminale zorg. Gezien het vaak chronische karakter van de ziekte kanker en de gevolgen van de ingrijpende behandelingen, wordt de oncologie verpleegkundige geacht in staat te zijn een langetermijnplanning te maken. Daarbij houdt zij rekening met het onvoorspelbare karakter van de ziekte en de uitkomsten van de behandeling die de termijnplanning kunnen verstoren. 3.1.4 Uitvoeren van zorg De oncologie verpleegkundige gebruikt het verpleegplan om beoogde doelen voor de patiënt te bereiken. De specifieke interventies waarin zich de oncologie verpleegkundige onderscheidt van verpleegkundigen zijn gerelateerd aan de ingrijpende behandelingen en de onderliggende principes en gevolgen. Deze behandelingen / gevolgen en specifieke interventies zijn: Behandelingen
Bij specifieke interventies dient rekening gehouden te worden met:
• • • •
• • • • •
• •
Chirurgische behandeling Radiotherapeutische behandeling Chemotherapie (conventionele en hoge dosis) Biologische therapieën (nucleaire-, hormonale-, immuno-en gentherapie) Complementaire therapieën Experimentele behandelingen
Palliatieve zorg en supportive care • • •
Onderliggende principes Toedieningsvormen Biologische gevolgen Bijwerkingen van behandelingen ARBO-beleid: veiligheidsvoorschriften m.b.t. het werken met gevaarlijke stoffen zoals o.a. chemotherapie en radioactieve bronnen en beleid om ondersteuning te bieden en burn-out te voorkomen zoals het traumaprotocol Gevolgen voor de kwaliteit van leven van de patiënt Uitkomsten van de behandelingen Bijdrage leveren aan klinische wetenschappelijk onderzoek
De oncologie verpleegkundige maakt hierbij gebruik van haar specifieke kennis, inzichten en vaardigheden ten aanzien van symptoombestrijding en ondersteunende zorg. 3.1.5 Evaluatie en rapportage van zorg De oncologie verpleegkundige evalueert en rapporteert zowel mondeling als schriftelijk de geplande verpleegkundige zorg en stelt deze, gezien het veelal onvoorspelbare karakter van de ziekte tijdig bij. De oncologie verpleegkundige rapporteert aan betrokken zorgverleners of aan degenen die de zorg overnemen en maakt hierbij gebruik van de daartoe bestemde systemen in de betreffende instelling.
LRVV Deel 2: Opleiding Oncologie Verpleegkundige
november 2001; blad 5 van 13
3.2
Preventie en GVO
De oncologie verpleegkundige verricht activiteiten op het gebied van preventie. De oncologie verpleegkundige: • geeft mondelinge voorlichting en verstrekt schriftelijke informatie aan mensen over een gezond leefpatroon en de risico's op het krijgen van kanker in relatie tot een ongezond leefpatroon en verwijst zo nodig door naar de juiste instanties (primaire preventie); • geeft mondelinge voorlichting en verstrekt schriftelijke informatie (bijv. screeningsprogramma’s, zelfonderzoek, klinischwetenschappelijk onderzoek etc.) aan mensen die een risicogroep vormen op het krijgen van specifieke vormen van kanker en verwijst zo nodig door naar de juiste instanties (secundaire preventie); • verricht verpleegkundige interventies bij een patiënt met kanker gericht op het beperken van de gevolgen van kanker en kankerbehandeling (tertiaire preventie); tot deze laatste vorm van preventie behoren nadrukkelijk ook het instrueren van patiënten over het gebruik van cytostatica in de thuissituatie en het toepassen van hulpmiddelen, lichaamsverzorging, omgaan met excreta na behandeling met cytostatica en open radioactieve bronnen etc.; • geeft begeleiding en ondersteuning van naasten rondom het overlijden van een patiënt in het kader van rouwverwerking.
3.3 Coördineren en organiseren van zorg De oncologie verpleegkundige werkt samen met eigen en andere professionals binnen een multidisciplinair team aan het verzamelen van informatie over de patiënt, het stellen van de verpleegkundige diagnoses en verpleegdoelen, de planning en uitvoering van interventies en de evaluatie van de zorg. De Oncologie Verpleegkundige heeft daarbij een coördinerende rol ten behoeve van alle disciplines die bij de zorg van de oncologie patiënten zijn betrokken. De complexiteit van de verpleegsituatie, de onvoorspelbaarheid van de gevolgen en uitkomsten van de behandeling, het werken met veel disciplines in wisselende settings, geven aan dit aspect van verpleegkundige handelen haar bijzondere karakter.
3.4 Kwaliteitszorg en deskundigheidsbevordering 3.4.1 Kwaliteitszorg De oncologie verpleegkundige stelt zich op de hoogte, en levert een bijdrage aan, het door de instelling gevoerde kwaliteitsbeleid / kwaliteitssysteem. Een kwaliteitssysteem is het geheel van procedures, processen, verantwoordelijkheden en de bijbehorende organisatorische voorwaarden voor het ten uitvoer brengen van kwaliteitszorg. Het gaat daarbij om het systematisch bewaken en bevorderen van de randvoorwaarden die een goede patiëntenzorg mogelijk maken. Kwaliteitszorg is de methodisch aanpak om de resultaten van de bedrijfs- en praktijkvoering te verbeteren. Kwaliteitszorg omvat drie aspecten; • verbetering: continue aandacht voor mogelijke verbeteracties; • verankering; het omschrijven en vastleggen van werkwijzen in bijvoorbeeld protocollen en handboeken; • verantwoording: het zowel in- als extern verantwoorden van de bereikte resultaten met behulp van o.a. audits en jaarverslagen. Dit houdt in dat een oncologie verpleegkundige: • alert is op tekortkomingen in de kwaliteit van de patiëntenzorg en initiaieven neemt om deze tekortkomingen op te heffen en/of te verbeteren; • een bijdrage levert aan continue verbetering middels de Plan-Do-Check-Act cyclus; • in haar werkwijze de uitkomsten van de evaluatie van multi- en interdisciplinaire zorg(plannen), intercollegiale toetsing, kwaliteitstoetsing en verpleegkundig onderzoek meeneemt;
LRVV Deel 2: Opleiding Oncologie Verpleegkundige
november 2001; blad 6 van 13
• •
bijdraagt aan de ontwikkeling, implementatie en vastlegging van professionele praktijkstandaarden om de zorg voor de oncologie patiënt mede te kunnen waarborgen en te optimaliseren; verantwoording af kan leggen over de door haar gegeven zorg aan leden van het multidisciplinair team en leidinggevenden.
3.4.2 Deskundigheidsbevordering en consultfunctie De oncologie verpleegkundige is verantwoordelijkheid voor haar eigen professionele ontwikkeling en voortdurende scholing en draagt ook bij aan de professionele ontwikkeling van anderen. In dat kader is de oncologie verpleegkundige in staat bij zichzelf en anderen te reflecteren. De oncologie verpleegkundige is in staat zelfstandig informatie te vergaren. O.a. via internet, opdat zij kan aantonen up-to-date en deskundig te zijn. Dit is van belang voor de eigen verantwoordelijkheid als professional en in het kader van het door instellingen gevoerde kwaliteitsbeleid. De oncologie verpleegkundige speelt een belangrijke rol bij deskundigheidsbevordering van: • aankomend en beginnende oncologie verpleegkundigen; dit in de rol van werkbegeleider; • MBO- en HBO stagiaires; dit in de rol van stagebegeleider; • collega’s die niet dagelijks met oncologie patiënten werken, dit in de vorm van collegiaal overleg; • andere hulpverleners in alle settings waar oncologische zorg verleend wordt. In het kader van deskundigheidsbevordering, voorlichting en preventie organiseert de oncologie verpleegkundige onderwijsactiviteiten en/of patiëntenbijeenkomsten over specifieke thema’s, of neemt als deskundige deel aan specifieke bijeenkomsten.
LRVV Deel 2: Opleiding Oncologie Verpleegkundige
november 2001; blad 7 van 13
Eindtermen voor de vervolgopleiding tot oncologie verpleegkundige De beschrijving van de eindtermen voor de vervolgopleiding tot oncologie verpleegkundige is ontleend aan het deskundigheidsgebied van de oncologie verpleegkundige van de LRVV (februari 2001). De eindtermen voor de vervolgopleiding tot oncologie verpleegkundige zijn door het College Verpleegkundige Vervolgopleidingen Ziekenhuizen vastgesteld (juli 2001) en kennen een geldigheidsduur van 3 jaar.
Deelkwalificaties De eindtermen voor de vervolgopleiding tot oncologie verpleegkundige zijn onderverdeeld in deelkwalificaties volgens het format beschrijving van eindtermen (zie bijlage in deel 1 van de Regeling). De volgende deelkwalificaties zijn uitgewerkt: ONC-01: Methodische beroepsuitoefening • verzamelen en interpreteren van gegevens • plannen van zorg • uitvoeren van zorg: somatische en psychosociale zorg, verpleegtechnische handelingen en zorg voor de omgeving • evalueren van en rapporteren over verleende zorg ONC-02: Preventie en GVO ONC-03: Coördineren en organiseren van zorg ONC-04: Kwaliteitszorg en deskundigheidsbevordering
Inleiding op de eindtermen De eindtermen voor de vervolgopleiding tot oncologie verpleegkundige zijn van toepassing op oncologische patiënten in een verpleegsituatie intra- en extramuraal. Wanneer in de eindtermen de algemene formulering 'de oncologische patiënt' wordt gehanteert, includeert deze algemene omschrijving patiënten: die (combinaties van) behandelingen ondergaan zoals: • chirurgie; • radiotherapie of met radioactieve bronnen; • chemotherapie (conventioneel en hoge dosis); • biologisch therapieën (hormonaal, immuno- en gentherapie); • complementaire therapieën; • experimentele behandeling. palliatieve zorg en/of supportive care ontvangen waarbij bij de verpleegkundige interventies rekening gehouden moet worden met: • onderliggende principes; • toedieningsvormen; • biologische gevolgen; • bijwerkingen van behandelingen; • arbobeleid; • gevolgen voor de kwaliteit van leven van de patiënt; • uitkomsten van de behandelingen; • bijdrage leveren aan klinisch wetenschappelijk onderzoek; • de verschillende leeftijdsfases van de patiënt. De cursist dient de eindtermen (tenzij anders aangegeven) in de praktijk tot op productief niveau eigen te maken. Voor de vervolgopleiding tot oncologie verpleegkundige zijn de volgende eindtermen geformuleerd: LRVV Deel 2: Opleiding Oncologie Verpleegkundige
november 2001; blad 8 van 13
Deelkwalificatie ONC-01
Methodische beroepsuitoefening
Onderstaande eindtermen zijn specifiek en als zodanig van toepassing op de oncologische patiënt, zoals omschreven in de inleiding op de eindtermen. Verzamelen en interpreteren van gegevens 1
De oncologie verpleegkundige kan: Continu en op systematische wijze gegevens verzamelen aan de hand van verpleegkundige anamnese en observatie bij de oncologische patiënt om zich een totaalbeeld te vormen van de (uitgangs)situatie van de oncologie patiënt, verpleegkundige diagnoses te formuleren en een verpleegplan op te stellen, hierbij gebruikmakend van protocollen en standaarden. Specifieke aandachtspunten hierbij zijn: • verschillende diagnostische maatregelen; • stadiëring van kanker; • principes en toepassingen van gebruikelijke behandelingen; • de invloed van/op het immuunsysteem; • genetische achtergrond van tumoren. Plannen van zorg
2
De oncologie verpleegkundige kan: op basis van verpleegkundige en medische diagnostiek de beoogde resultaten van zorgverlening formuleren, beargumenteren van de keuze en prioriteitstelling voor bepaalde verpleegkundige interventies en ondersteunen van het medisch beleid. Hierbij rekening houdend met: • fase van het ziekteproces en de behandeling; • actuele gezondheidstoestand van de patiënt; • voorspelbaarheid en verloop van de gezondheidsproblemen; • te verlenen (basis) zorgactiviteiten; • lichamelijke, psychische, sociale, emotionele en spirituele behoeften van de patiënt; • waarden, normen en overtuigingen van de patiënt met betrekking tot het hebben van de ziekte kanker en de impact die deze diagnose heeft op de patiënt en zijn omgeving; • cultuur; • sociaal netwerk; • betrokken disciplines. Uitvoeren van zorg
3
De oncologie verpleegkundige kan: op verantwoorde en doeltreffende wijze zorg verlenen aan de oncologische patiënt. Specifieke aandachtspunten hierbij zijn: • fase van het ziekteproces; • voorbereiding op, ondersteuning bij en uitvoeren van onderzoek en al dan niet gecombineerde behandelingen: chirurgie chemotherapie biologische therapie radiotherapie symptoombehandeling complementaire behandeling
LRVV Deel 2: Opleiding Oncologie Verpleegkundige
november 2001; blad 9 van 13
• • • • 4
veiligheid voor de patiënt en zijn omgeving; veiligheid voor zichzelf; multidisciplinaire samenwerking; continuïteit van zorg.
psychosociale problematiek signaleren, psychosociale begeleiding en crisisinterventie verlenen aan de oncologische patiënt, zijn/haar partner en/of naasten tijdens alle fasen van het ziekteproces en hierbij vaststellen wat behoort tot de verantwoordelijkheid van een andere discipline. Evalueren van en rapporteren over verleende zorg
5
De oncologie verpleegkundige kan: gegevens en zorgresultaten van de patiënt continu en systematisch evalueren, rapporteren en overdragen en de verpleegkundige zorg zonodig bijstellen aan de hand van de resultaten. Klinisch wetenschappelijk onderzoek
6
De oncologieverpleegkundige: begrijpt de principes van klinisch wetenschappelijk onderzoek en kan de rol van de verpleegkundige hierin verwoorden en is in staat om een bijdrage te leveren aan klinisch wetenschappelijk onderzoek binnen het eigen specialisme.
LRVV Deel 2: Opleiding Oncologie Verpleegkundige
november 2001; blad 10 van 13
Deelkwalificatie ONC-02
Preventie en GVO
De eindtermen van de deelkwalificatie 'Preventie en GVO' zijn generiek voor de vervolgopleidingen vallend onder de LRVV. Onderstaande eindtermen zijn van toepassing op de oncologische patiënt, zoals omschreven in de inleiding op de eindtermen. Kennis en vaardigheden dienen tot uiting te komen in de specifieke context van de oncologische verpleegkundige beroepspraktijk.
1
De oncologie verpleegkundige kan: bij de patiënt gezondheidsbedreigende symptomen op fysiek, psychisch en sociaal terrein signaleren en op grond van deze signalen maatregelen nemen om gezondheidsbedreigingen te voorkomen of te beperken.
2
in samenwerking met de arts en rekening houdend met de eigen beroepsgrenzen de feitelijke en de te verwachten gevolgen van onderzoek en behandeling bespreken met de patiënt en/of naasten, zodanig dat de patiënt weloverwogen besluiten kan nemen ten aanzien van de behandeling en zorgverlening.
3
voorlichting geven aan de patiënt en/of naasten teneinde de patiënt en/of naasten zoveel mogelijk de gelegenheid te bieden de zorg voor zichzelf cq de patiënt uit te voeren. Specifieke aandachtspunten hierbij zijn: • individueel en groepsgewijs voorlichting geven; • kennis van en inzicht in de noodzaak van preventie en vroegtijdige opsporing van kanker en de rol van de oncologie verpleegkundige ten aanzien van dit aspect; • kennis van en inzicht in de te verwachten ontwikkelingen in de oncologie (toekomst-senario's); • therapietrouw en zelfmanagement.
4
het effect en het proces van de gegeven voorlichting evalueren en op grond van deze evaluatie zonodig de voorlichting bijstellen, zowel inhoudelijk als in de wijze van uitvoering.
LRVV Deel 2: Opleiding Oncologie Verpleegkundige
november 2001; blad 11 van 13
Deelkwalificatie ONC-03
Coördineren en organiseren van zorg
De eindtermen van de deelkwalificatie 'Coördineren en organiseren van zorg' zijn generiek voor de vervolgopleidingen vallend onder de LRVV. Onderstaande eindtermen zijn van toepassing op de oncologische patiënt, zoals omschreven in de inleiding op de eindtermen. Kennis en vaardigheden dienen tot uiting te komen in de specifieke context van de oncologische verpleegkundige beroepspraktijk.
1
De oncologie verpleegkundige kan: verantwoordelijkheid dragen voor de organisatie en coördinatie van de verpleegkundige zorg rond de patiënt en hierbij op het juiste moment verschillende overlegsituaties initiëren, coördineren en hierin participeren.
2
verantwoordelijkheid dragen voor afstemming met de verschillende disciplines die binnen de multidisciplinaire samenwerking bij de uitvoering van de behandeling betrokken zijn, om zo de zorginhoudelijke regiefunctie te vervullen teneinde de continuïteit van zorg te waarborgen.
3
de gehele verpleegsituatie op systematische wijze overdragen aan anderen bij interne en externe overplaatsing.
LRVV Deel 2: Opleiding Oncologie Verpleegkundige
november 2001; blad 12 van 13
Deelkwalificatie ONC-04
Kwaliteitszorg en deskundigheidsbevordering
De eindtermen van de deelkwalificatie 'Kwaliteitszorg en deskundigheidsbevordering' zijn generiek voor alle vervolgopleidingen vallend onder de LRVV. Onderstaande eindtermen zijn van toepassing op de oncologische patiënt, zoals omschreven in de inleiding op de eindtermen. Kennis en vaardigheden dienen tot uiting te komen in de specifieke context van de oncologische verpleegkundige beroepspraktijk.
1
De oncologie verpleegkundige kan: een bijdrage leveren aan de verbetering van de kwaliteit van de verpleegkundige zorg aan de patiënt door: • kwaliteitscriteria mede te ontwikkelen en toe te passen in de dagelijkse specifieke verpleegkundige zorg; • reflecteren op het eigen functioneren in de individuele zorg en in samenwerkingsverbanden; • genomen verpleegkundige beslissingen bij het uitvoeren van de behandeling van en zorg voor de patiënt te verantwoorden tegenover zichzelf en anderen.
2
een bijdrage leveren aan actuele beroepsontwikkelingen binnen de gespecialiseerde verpleegkundige beroepsuitoefening op afdelings-, organisatie- en landelijk niveau, door: • te participeren in overlegsituaties; • bij te dragen aan de ontwikkeling van een specifieke beroepshouding en beroepsnorm met betrekking tot het verplegen van de patiëntencategorie zoals omschreven in de inleiding; • te participeren in de uitvoering van (verplegings-) wetenschappelijk onderzoek. (reproductief)
3
een bijdrage leveren aan de ethische besluitvorming met betrekking tot de behandeling en de zorg voor de patiënt door actief te participeren in overlegsituaties op patiënten- en afdelingsniveau.
4
verantwoordelijkheid dragen voor het op peil houden van de eigen (gespecialiseerde) verpleegkundige deskundigheid door middel van scholing en literatuurstudie.
5
een bijdrage leveren aan de deskundigheidsbevordering en professionalisering van cursisten en collega verpleegkundigen, door intercollegiale ondersteuning en feedback, werkbegeleiding en medewerking aan verpleegkundige scholing op afdelings- en organisatieniveau.
6
vanuit verpleegkundig perspectief consult verlenen, advies en instructie geven aan verpleegkundigen en overige beroepsbeoefenaren met betrekking tot de zorg aan de patiëntencategorie zoals omschreven in de inleiding.
LRVV Deel 2: Opleiding Oncologie Verpleegkundige
november 2001; blad 13 van 13
OPLEIDING SPOEDEISENDE HULP VERPLEEGKUNDIGE
1. Deskundigheidsgebied van de spoedeisende hulp verpleegkundige (aanpassing m.b.t. methodiek conform Collegebesluit april 2002)
blad 2 van 12
2. Eindtermen voor de opleiding tot spoedeisende hulp verpleegkundige
blad 7 van 12
LRVV Deel 2: Opleiding Spoedeisende Hulp Verpleegkundige
november 2001; blad 1 van 12
OPLEIDING TOT SPOEDEISENDE HULP VERPLEEGKUNDIGE De opleiding tot spoedeisende hulp verpleegkundige heeft tot doel de cursist de vereiste kennis en vaardigheden eigen te laten maken, die hem / haar in staat stelt zelfstandig de verpleegkundige zorg te verlenen aan patiënten die de afdeling spoedeisende hulp bezoeken. De cursist dient aan het einde van de opleiding te voldoen aan het gestelde in het deskundigheidsgebied, zoals nader uitgewerkt in de eindtermen.
Deskundigheidsgebied van de Spoedeisende Hulp Verpleegkundige De beschrijving van het deskundigheidsgebied van de spoedeisende hulp verpleegkundige is ontleend aan het functieprofiel Spoedeisende Hulp Verpleegkundige (1996) van de Nederlandse Vereniging Spoedeisende Hulp Verpleegkundigen (NVSHV). Het deskundigheidgebied van de spoedeisende hulp verpleegkundige is vastgesteld door het College Verpleegkundige Vervolgopleidingen Ziekenhuizen (februari 2001) en kent een geldigheid van drie jaar.
1. De handelingscontext Spoedeisende Hulp (SEH) verpleegkundigen vervullen hun functie binnen de setting van de spoedeisende hulp afdeling. Daarnaast kunnen zij ook in- en extern ingezet worden, waarbij dan een beroep wordt gedaan op de deskundigheid en het uitvoeren van specifieke medisch / verpleegkundige handelingen. De spoedeisende hulp afdeling is een afdeling binnen de ziekenhuisorganisatie die 24 uur per dag open is. Het werken heeft een sterk multidisciplinair karakter, waarbij het resultaat ook sterk afhankelijk is van de samenwerking tussen de betrokken disciplines. Ruimte, benodigdheden en personeel zijn gereserveerd voor verpleegkundige en medische specialistische hulp aan patiënten. De activiteiten op de spoedeisende hulp afdeling zijn afgestemd op ontvangst, onderzoek, beoordeling, eerste behandeling, begeleiding, informatie, overdracht en zorg dragen voor de nazorg van de patiënt. Dit geldt voor zowel voor de acute patiënt als voor de “eerstelijns” patiënten, waarbij het acute karakter niet altijd aanwezig is. De spoedeisende hulp is een plek waarin in een wisselend tempo gewerkt wordt in verschillende situaties, van eenvoudig tot hectisch en van laag- tot hoogcomplexe zorg. De doelstelling van de spoedeisende hulp afdeling is: 1. om bij patiënten met een acute zorgvraag, in een zo kort mogelijke tijd, te komen tot een diagnose en het instellen van een eerste noodzakelijke therapie, om de directe en indirecte gevolgen van het letsel of ziekte te voorkomen of te beperken. 2. zo mogelijk voorkomen van een ziekenhuisopname. Bij spoedeisende hulpverlening zijn meerdere disciplines (en organisaties) betrokken, die op een snelle en doeltreffende wijze met elkaar moeten samenwerken. Zo ook is samenwerking en afstemming tussen artsen en verpleegkundigen rondom patiëntenzorg noodzakelijk, waarbij protocollen en richtlijnen een belangrijke voorwaarde zijn. De samenwerking is met name van belang in situaties, waarin de verpleegkundige als eerste geconfronteerd wordt met patiënten wiens gezondheidsprobleem (medisch) nog niet is gediagnostiseerd. Dat wil zeggen, de spoedeisende hulp verpleegkundige ziet als eerste de patiënt en beoordeelt diens situatie. De verpleegkundige stelt door middel van anamnese en onderzoek de zorgbehoefte vast. Dit gebeurt volgens alom geaccepteerde methodieken die gebruik maken van erkende scoringssystemen. De verpleegkundige stelt prioriteiten in het zorgplan en initieert het acuut handelen. Een belangrijk kenmerk van de SEH afdeling is dat patiënten zich melden met een letsel, symptoom of klacht waarbij er nog geen diagnose is gesteld en waarbij de zorgvraag door de verpleegkundige nog moet worden vastgesteld.
LRVV Deel 2: Opleiding Spoedeisende Hulp Verpleegkundige
november 2001; blad 2 van 12
Om de kwaliteit te kunnen bewaken en te toetsen worden er in toenemende mate normen en indicatoren opgesteld en wordt er volgens vastgestelde procedures, protocollen en richtlijnen gewerkt. SEH verpleegkundigen komen in contact met patiënten voor alle specialismen. Dit betreft traumatologische en/of somatisch en/of psycho-sociale zorgvragen, maar ook patiënten die voor controle komen of telefonisch hulpvragen hebben. Patiënten in alle leeftijdscategorieën melden zich op de SEH. De patiënt wordt vaak vergezeld door familie of begeleiders. Deze variëteit en complexiteit maken dat de spoedeisende hulp verpleegkundige regelmatig onder fysieke en psychische druk komt te staan. Geplaatst binnen de context van een SEH afdeling, vervult de SEH verpleegkundige een belangrijke initiërende rol als zorgcoördinator en in het stellen van prioriteiten. In samenwerking met de medicus en andere disciplines stemt de verpleegkundige de verschillende aspecten van de patiëntenzorg af. De verpleegkundige voert zo nodig zelfstandig interventies uit bij levensbedreigende problemen.
2. De specifieke eisen om als SEH verpleegkundige te kunnen functioneren In zijn algemeenheid is te stellen dat het specifieke karakter van het functioneren van deze gespecialiseerde verpleegkundige, gelegen is in de kennis van een breed scala aan symptomen, klachten en letsels. De verpleegkundige verzamelt, analyseert en interpreteert gegevens om de juiste zorgvraag en prioriteit vast te stellen. De verpleegkundige coördineert de zorg en verricht zelfstandig handelingen binnen eigen grenzen. De hoge complexiteit van zorgsituaties, de vele behandelingsmogelijkheden, maar ook de geprotocolleerde en gestandaardiseerde werkwijzen op een spoedeisend hulp afdeling, vragen een specifieke verpleegkundige deskundigheid. De SEH verpleegkundige dient, binnen de grenzen van zijn eigen deskundigheid en bekwaamheid, de verantwoordelijkheid te kunnen nemen en dragen voor het totale zorgproces van patiënten en hun naasten, specifiek in de anamnese- en diagnosefase. Dit houdt in dat een SEH verpleegkundige: • beschikt over kennis van en ervaring met uiteenlopende gezondheidsproblemen van patiënten voor alle specialismen, de symptomen, klachten en letsels, de onderzoeken en mogelijke behandelingen en/of interventies daarvan; • binnen de kaders van protocollen en richtlijnen anamnese kan afnemen en onderzoeken kan doen om te komen tot het vaststellen van de zorgvraag en het bepalen van de prioriteit; • op methodische wijze met behulp van een gestructureerde onderzoeksmethodiek, komen tot een zorgplan voor elke SEH patiënt die aan hem/haar wordt toevertrouwd, hierbij worden de algemeen gangbare en geaccepteerde professionele standaarden toegepast; • zelfstandig interventies kan verrichten bij levensbedreigende situaties; • familie en of begeleiders van de patiënt goed kan begeleiden en informeren; • in staat is in te spelen op de aangeboden problematiek, waarbij optimaal wordt omgegaan met ruimte, apparatuur en personeel; • dient te beschikken over vaardigheden bij het verrichten van een aantal medisch-technische handelingen; • in staat is in korte tijd situaties te overzien, zonder details uit het oog te verliezen; • beschikt over doorzettingsvermogen, overredingskracht, invoelend vermogen en geduld; • verpleegkundige kennis en ervaring heeft; • in staat is tot nauwkeurigheid in en snelheid van handelen; • beschikt over een scherp klinisch observatievermogen; • op de hoogte is van procedures van de organisatie voor het snel inroepen van hulp; • kennis heeft van de voorhanden zijnde in- en externe rampenplannen.
LRVV Deel 2: Opleiding Spoedeisende Hulp Verpleegkundige
november 2001; blad 3 van 12
3. Specifieke kenmerken van de zorg Refererend aan ‘Gekwalificeerd voor de Toekomst’ (1996) wordt met gebruikmaking van onderstaande clusters van activiteiten en interventies van verpleegkundigen gewezen op specifieke kenmerken van een Spoedeisende Hulp Verpleegkundige.
3.1
Methodische beroepsuitoefening
3.1.1 Verzamelen van gegevens Specifiek voor de SEH verpleegkundige geldt dat de patiënt zich meldt met een symptoom, klacht en of letsel en de zorgvraag nog moet worden vastgesteld. Dit betekent het systematisch verzamelen van de medisch / verpleegkundige gegevens via de diverse bronnen om te komen tot een klinisch oordeel betreffende de actuele lichamelijke en psychische conditie van de patiënt. Dit gebeurt via actuele methodieken en scoringssystemen die worden onderverdeeld in een primaire en in een secundaire fase. 3.1.2 Analyseren van gegevens De SEH verpleegkundige dient de objectieve en subjectieve gegevens verkregen in de primaire en secundaire fase goed en snel te kunnen analyseren voor een juiste prioritering. Potentiële problemen dienen tijdig onderkend te worden. 3.1.3 Interpreteren van gegevens De SEH verpleegkundige toetst de objectieve gegevens aan gestandaardiseerde waarden. Vormt zich, naar aanleiding van de objectieve en subjectieve gegevens, een beeld van de toestand van de patiënt. 3.1.4 Vaststellen van de zorgvraag De SEH verpleegkundige bepaalt aan de hand van de geïnterpreteerde gegevens de lichamelijke en psychische zorgvraag en bepaalt vanuit diens deskundigheid de mate van urgentie in de zorgvraag. 3.1.5 Plannen van verpleegkundige zorg De SEH verpleegkundige bepaalt, naar aanleiding van de situatie in de zorgvraag, de te nemen activiteiten. Waarschuwt, naar aanleiding van de situatie in de zorgvraag, de medische en ondersteunende disciplines 3.1.6 Verpleegkundige zorg/ handelingen bij opvang De SEH verpleegkundige zorgt voor eerste adequate opvang rekening houdend met symptomen, klachten en/of letsels waarbij er nog geen diagnose bekend is. Begint bij noodsituaties, indien nodig, op grond van verpleegkundig onderzoek en prioritering alvast met de eerste behandeling / interventies indien geen arts direct beschikbaar is. Informeert patiënt en coördineert familie, begeleiders of andere hulpverleners. 3.1.7 Onderzoek/ behandeling De SEH verpleegkundige treft maatregelen voor coördinatie en uitvoering van onderzoek en behandeling. Sluit bewakingsapparatuur aan en stelt deze in. Observeert, interpreteert, registreert en rapporteert de objectieve en subjectieve parameters, voor zover noodzakelijk, gedurende de fase van het onderzoek en de behandeling. Stelt de zorgvraag bij aan de hand van veranderingen in de (objectief en subjectief) verkregen gegevens. Zorgt voor het zelfstandig uitvoeren van verpleegkundige handelingen ten behoeve van onderzoek en behandeling. Zorgt voor het in opdracht uitvoeren van handelingen binnen eigen grenzen. Verricht assisterende handelingen bij onderzoek en behandeling van ondersteunende of medische disciplines.
LRVV Deel 2: Opleiding Spoedeisende Hulp Verpleegkundige
november 2001; blad 4 van 12
3.1.8 Begeleiding / informatieoverdracht / nazorg De SEH verpleegkundige informeert, ondersteunt en coördineert informatie naar patiënt en /of begeleiders over onderzoek, behandeling en verblijf op de SEH afdeling. Zorgt bij opname voor een verpleegkundige mondelinge en schriftelijke overdracht zowèl- intern als extern naar overige hulpverleners. Zorgt voor het maken van vervolgafspraken en het meegeven van instructies en schakelt indien nodig de extramurale hulpverlening in.
3.2
Preventie en GVO en voorlichting
De SEH verpleegkundige informeert de patiënt en zijn omgeving over letsel en ziekte oorzaak waarop de patiënt zelf invloed kan uitoefenen. Informeert de patiënt over de uit te voeren handelingen en eventuele complicaties en maatregelen die de patiënt zelf kan nemen om complicaties te voorkomen of te beperken. Herkent bij de patiënt beperkingen in kennis en kunde die belemmerend zouden kunnen werken op de voortgang van de behandeling en het genezingsproces. Informeert de patiënt over veiligheid, hygiëne, rechten en plichten.
3.3
Coördineren en organiseren van zorg en beheren
In de context van een Spoedeisende Hulp Afdeling zijn de volgende taken als ‘specifiek’ te duiden: onderhouden van contacten met medici en ondersteunende diensten omtrent melding, voorbereiding, onderzoek, behandeling en zorgaspecten van patiënten; ontvangen van opdrachten van andere disciplines en deze uit te voeren. Voert indien nodig ook zelfstandig opdrachten en interventies uit binnen de grenzen van zijn eigen werkterrein; initiëren en coördineren, in overleg met de behandelend arts, van de activiteiten naar de ondersteunende disciplines die betrokken zijn bij de onderzoeken en de behandeling van de patiënt. Bewaakt de voortgang; onderhouden van contacten met ondersteunende diensten binnen de instelling over veiligheid, hygiëne, organisatie, administratie en doorstroming; onderhouden van contacten met verpleegkundigen van vervolgafdelingen intramuraal over opnameplaatsing, overdracht en behandeling van de patiënt; verantwoordelijk zijn voor voldoende gebruiksvoorraad van materialen en middelen; verantwoordelijk zijn voor de voorraad steriele materialen en middelen; zorgen voor dagelijkse controle en gebruiksklaar zijn van de apparatuur en het (medisch) meubilair; verantwoordelijk zijn voor het operationeel zijn van ruimtes; mede verantwoordelijk zijn voor het verwerken van de instroom van de verwijs- en behandelgegevens in patiëntendossiers met inachtneming van de wet persoonsregistratie.
3.4 Kwaliteitszorg en deskundigheidsbevordering Ook op het gebied van kwaliteitszorg en deskundigheidsbevordering heeft een SEH verpleegkundige zijn verantwoordelijkheden en taken: • levert een bijdrage aan de ontwikkeling, het maken en verwezenlijken van protocollen en richtlijnen en levert een bijdrage ten aanzien van de spoedeisende hulp verpleegkunde en het eigen functioneren daarin; • zorgt voor de verwezenlijking van samenwerkingsafspraken in de keten van zorg, zowel intra- als extramuraal;
LRVV Deel 2: Opleiding Spoedeisende Hulp Verpleegkundige
november 2001; blad 5 van 12
• • • •
levert zo nodig een bijdrage aan onderzoek gericht op kennisontwikkeling ten behoeve van de spoedeisende hulpverlening; begeleidt aankomende (gespecialiseerde) verpleegkundigen tijdens hun opleiding; onderhoudt door middel van intercollegiale vaardigheidstrainingen zijn praktische en theoretische kennis en kunde; stelt zich op de hoogte van nieuwe inzichten en ontwikkelingen binnen het vakgebied en draagt bij aan de implementatie daarvan.
LRVV Deel 2: Opleiding Spoedeisende Hulp Verpleegkundige
november 2001; blad 6 van 12
Eindtermen voor de vervolgopleiding tot spoedeisende hulp verpleegkundige De beschrijving van de eindtermen voor de vervolgopleiding tot spoedeisende hulp verpleegkundige is ontleend aan het deskundigheidsgebied van de spoedeisende hulp verpleegkundige van de LRVV (februari 2001). De eindtermen voor de vervolgopleiding tot spoedeisende hulp verpleegkundige zijn door het College Verpleegkundige Vervolgopleidingen Ziekenhuizen vastgesteld (juli 2001) en kennen een geldigheidsduur van 3 jaar.
Deelkwalificaties De eindtermen voor de vervolgopleiding tot spoedeisende hulp (SEH) verpleegkundige zijn onderverdeeld in deelkwalificaties volgens het format beschrijving van eindtermen (zie bijlage in deel 1 van de Regeling). De volgende deelkwalificaties zijn uitgewerkt: SEH-01: Methodische beroepsuitoefening • verzamelen en interpreteren van gegevens • plannen van zorg • uitvoeren van zorg: somatische en psychosociale zorg, verpleegtechnische handelingen en zorg voor de omgeving • evalueren van en rapporteren over verleende zorg SEH-02: Preventie en GVO SEH-03: Coördineren en organiseren van zorg SEH-04: Kwaliteitszorg en deskundigheidsbevordering
Inleiding op de eindtermen De eindtermen voor de vervolgopleiding tot spoedeisende hulp verpleegkundige zijn van toepassing op patiënten op de spoedeisende hulp afdeling. Wanneer in de eindtermen de algemene formulering 'de patiënt op de SEH afdeling' wordt gebruikt, includeert deze formulering de volgende aspecten: de patiënt uit alle leeftijdscategorieën de onderstaande patiëntencategorieën op de SEH afdeling • de patiënt met klachten en symptomen van hoofd, hals, wervelkolom en centraal zenuwstelsel; • de patiënt met klachten en symptomen van de thorax; • de patiënt met klachten en symptomen van de buik; • de patiënt met klachten en symptomen van het steun- en bewegingsapparaat; • de patiënt met klachten en symptomen van de huid en subcutis; • de patiënt met psychiatrische, psychische en sociale stoornissen. de context van de complexe, acute verpleegsituatie, gekenmerkt door het kort-cyclische karakter van het patiëntencontact in omstandigheden waarin de diagnose vaak onbekend is. De cursist dient de eindtermen (tenzij anders aangegeven) in de praktijk tot op productief niveau eigen te maken. Voor de vervolgopleiding tot SEH verpleegkundige zijn volgende eindtermen geformuleerd:
LRVV Deel 2: Opleiding Spoedeisende Hulp Verpleegkundige
november 2001; blad 7 van 12
Deelkwalificatie SEH-01
Methodische beroepsuitoefening
Onderstaande eindtermen zijn specifiek en als zodanig van toepassing op de patiënt op de SEH afdeling, zoals omschreven in de inleiding op de eindtermen. Verzamelen en interpreteren van gegevens 1
De SEH verpleegkundige kan: door middel van (hetero)anamnese en continue verzameling van directe en indirecte gegevens zich een gedetailleerd beeld vormen van de acute en potentiële gezondheidsproblemen van de patiënt op de SEH afdeling. Dit houdt in: • het volgens actuele methodieken en scoringssystemen verzamelen, selecteren, analyseren, interpreteren en controleren van gegevens en deze met elkaar in relatie brengen om te komen tot een zorgvraag en urgentiebepaling; • op methodische wijze, met behulp van een gestructureerde onderzoeksmethodiek, komen tot een zorgplan voor elke SEH patiënt die aan hem/haar wordt toevertrouwd, hierbij worden de algemeen gangbare en geaccepteerde professionele standaarden toegepast; • het analyseren van klachten en symptomen bij een patiënt waarbij de diagnose nog niet bekend is; • anticiperen op potentiële problematiek van de patiënt; • rekening houdend met het kort-cyclisch karakter van de zorgsituatie. Plannen van zorg
2
De SEH verpleegkundige kan: aan de hand van de verpleegkundige en medische diagnostiek, potentiële en actuele problemen vaststellen om te komen tot de prioriteitstelling van verpleegkundige interventies en ondersteuning van het medische beleid en het opstellen van een verpleegplan.
3
bij een aanbod van meerdere patiënten tegelijk de mate van urgentie bepalen (triage). Uitvoeren van zorg
4
De SEH verpleegkundige kan: uitvoering geven aan de verpleegkundige zorg en assisteren bij onderzoek en behandeling van ondersteunende of medische disciplines. Specifieke aandachtspunten hierbij zijn: • uitvoering volgens geldende protocollen, richtlijnen en standaardprocedures; • uitvoering van risicovolle en voorbehouden handelingen binnen de vigerende juridische kaders; • toepassen van specifieke immobilisatie technieken; hierbij zorg dragend voor materialen, apparatuur en instrumentarium.
5
bepalen welke parameters en adviseren welke aanvullende onderzoeken van belang zijn.
LRVV Deel 2: Opleiding Spoedeisende Hulp Verpleegkundige
november 2001; blad 8 van 12
6
op verantwoorde en doeltreffende wijze zorg verlenen bij een patiënt waarbij een of meerdere vitale functies zijn bedreigd, die leiden tot: • ondersteuning van vitale functies; • overname van vitale functies; • overname van zelfzorg; • farmacotherapeutische behandeling; • acuut handelend optreden. hierbij • ondersteuning bieden bij onderzoeken en behandeling; • alert reagerend op wisselingen in de gezondheidstoestand van de patiënt; en • zorgdragend voor een situatie waarin de patiënt zo min mogelijk last ondervindt van apparatuur, instrumentarium en omgevingsfactoren.
7
de patiënt op de SEH afdeling voorbereiden op en mede begeleiden bij intern transport.
8
psychosociale zorg en begeleiding bieden aan de patiënt op de SEH afdeling, de ouders/verzorgers, partner en/of naasten. Specifieke aandachtspunten hierbij zijn: • begeleiding bij schokkende gebeurtenissen; • cultuur en ziektebeleving; • overlijden en donatie van organen. Evalueren van en rapporteren over verleende zorg
9
De SEH verpleegkundige kan: gegevens en zorgresultaten van de patiënt op de SEH afdeling continu en systematisch evalueren, rapporteren en overdragen en de verpleegkundige zorg zonodig bijstellen aan de hand van de resultaten.
LRVV Deel 2: Opleiding Spoedeisende Hulp Verpleegkundige
november 2001; blad 9 van 12
Deelkwalificatie SEH-02
Preventie en GVO
De eindtermen van de deelkwalificatie 'Preventie en GVO' zijn generiek voor de vervolgopleidingen vallend onder de LRVV. Onderstaande eindtermen zijn van toepassing op de patiënt op de SEH afdeling, zoals omschreven in de inleiding op de eindtermen. Kennis en vaardigheden dienen tot uiting te komen in de specifieke context van de SEH verpleegkundige beroepspraktijk.
1
De SEH verpleegkundige kan: bij de patiënt gezondheidsbedreigende symptomen op fysiek, psychisch en sociaal terrein signaleren en op basis van deze signalen maatregelen nemen om gezondheidsbedreigingen te voorkomen of te beperken.
2
in samenwerking met de arts en rekening houdend met de eigen beroepsgrenzen de feitelijke en de te verwachten gevolgen van onderzoek en behandeling bespreken met de patiënt en/of zijn naasten, zodanig dat de patiënt weloverwogen besluiten kan nemen ten aanzien van verdere behandeling en zorgverlening.
3
voorlichting geven aan de patiënt en/of naasten teneinde de patiënt en/of naasten zoveel mogelijk de gelegenheid te bieden de zorg voor zichzelf cq de patiënt uit te voeren. Specifieke aandachtspunt hierbij is: • voorlichting geven aan de patiënt in het omgaan met technologieën en mogelijke complicaties bij verkeerd gebruik.
4
het effect en het proces van de gegeven voorlichting evalueren en op grond van deze evaluatie zonodig de voorlichting bijstellen, zowel inhoudelijk als in de wijze van uitvoering.
LRVV Deel 2: Opleiding Spoedeisende Hulp Verpleegkundige
november 2001; blad 10 van 12
Deelkwalificatie SEH-03
Coördineren en organiseren van zorg
De eindtermen van de deelkwalificatie 'Coördineren en organiseren van zorg' zijn generiek voor de vervolgopleidingen vallend onder de LRVV. Onderstaande eindtermen zijn van toepassing op de patiënt op de SEH afdeling, zoals omschreven in de inleiding op de eindtermen. Kennis en vaardigheden dienen tot uiting te komen in de specifieke context van de SEH verpleegkundige beroepspraktijk.
1
De SEH verpleegkundige kan: verantwoordelijkheid dragen voor de organisatie en coördinatie van de verpleegkundige zorg rond de patiënt en hierbij op het juiste moment verschillende overlegsituaties initiëren, coördineren en hierin participeren. Specifiek aandachtspunt hierbij is: • coördinatie en organisatie bij een aanbod van een of meerdere patiënten tegelijk.
2
verantwoordelijkheid dragen voor afstemming met de verschillende disciplines die binnen de multidisciplinaire samenwerking bij de uitvoering van de behandeling betrokken zijn, om zo de zorginhoudelijke regiefunctie te vervullen teneinde de continuïteit van zorg te waarborgen.
3
de gehele verpleegsituatie op systematische wijze overdragen aan anderen bij interne en externe overplaatsing.
LRVV Deel 2: Opleiding Spoedeisende Hulp Verpleegkundige
november 2001; blad 11 van 12
Deelkwalificatie SEH-04
Kwaliteitszorg en deskundigheidsbevordering
De eindtermen van de deelkwalificatie 'Kwaliteitszorg en deskundigheidsbevordering' zijn generiek voor de vervolgopleidingen vallend onder de LRVV. Onderstaande eindtermen zijn van toepassing op de patiënt op de SEH afdeling, zoals omschreven in de inleiding op de eindtermen. Kennis en vaardigheden dienen tot uiting te komen in de specifieke context van de SEH verpleegkundige beroepspraktijk.
1
De SEH verpleegkundige kan: een bijdrage leveren aan de verbetering van de kwaliteit van de verpleegkundige zorg aan de patiënt door: • kwaliteitscriteria mede te ontwikkelen en toe te passen in de dagelijkse specifieke verpleegkundige zorg; • reflecteren op het eigen functioneren in de individuele zorg en in samenwerkingsverbanden; • genomen verpleegkundige beslissingen bij het uitvoeren van de behandeling van en zorg voor de patiënt te verantwoorden tegenover zichzelf en anderen.
2
een bijdrage leveren aan actuele beroepsontwikkelingen binnen de gespecialiseerde verpleegkundige beroepsuitoefening op afdelings-, organisatie- en landelijk niveau, door: • te participeren in overlegsituaties; • bij te dragen aan de ontwikkeling van een specifieke beroepshouding en beroepsnorm met betrekking tot het verplegen van de patiëntencategorie zoals omschreven in de inleiding; • te participeren in de uitvoering van (verplegings-) wetenschappelijk onderzoek. (reproductief)
3
een bijdrage leveren aan de ethische besluitvorming met betrekking tot de behandeling en de zorg voor de patiënt door actief te participeren in overlegsituaties op patiënten- en afdelingsniveau.
4
verantwoordelijkheid dragen voor het op peil houden van de eigen (gespecialiseerde) verpleegkundige deskundigheid door middel van scholing en literatuurstudie.
5
een bijdrage leveren aan de deskundigheidsbevordering en professionalisering van cursisten en collega verpleegkundigen, door intercollegiale ondersteuning en feedback, werkbegeleiding en medewerking aan verpleegkundige scholing op afdelings- en organisatieniveau.
6
vanuit verpleegkundig perspectief consult verlenen, advies en instructie geven aan verpleegkundigen en overige beroepsbeoefenaren met betrekking tot de zorg aan de patiëntencategorie zoals omschreven in de inleiding.
LRVV Deel 2: Opleiding Spoedeisende Hulp Verpleegkundige
november 2001; blad 12 van 12
november 2001; blad 1 van 12