Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen
Jaarverslag 2001
Uitgave
Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen Het Trippenhuis Kloveniersburgwal 29 Amsterdam Postbus 19121 1000 GC Amsterdam telefoon (020) 5 51 07 00 fax (020) 6 20 49 41 e-mail:
[email protected] website: http://www.knaw.nl Vormgeving
Afdeling Edita KNAW, Amsterdam Fotografie
Portretten: Capital Photos, Amsterdam Binnenplaten: cbs collectie p. 4, Adobe Stockphoto p. 6, Eso pr Photo, p. 50, Hans van den Boogaard pp. 38, 88 en 102. Druk
Drukkerij PlantijnCasparie, Heerhugowaard isbn 90-6984-341-2
Inhoud
Voorwoord 5 Prikkels en prestaties 7 Bestuur 12 De Akademie als ontmoetingsplaats 13 Fondsen en wetenschapsprijzen 19 Internationale samenwerking 23 Kwaliteit 35 Advies 39 Onderzoekorganisatie 51 Financiën 79 Sociaal jaarverslag 89 Informatievoorziening 99 Bijlagen 103 Register 106
Voorwoord
In mijn jaarrede van mei 2001 heb ik mij beziggehouden met de vraag: hoe wetenschappelijk is de universiteit? Een rechtgeaard academicus vindt het chic om vragen op te werpen. Maar eigenlijk zou een groot uitroepteken op zijn plaats zijn: de ‘wetenschappelijkheid’ van de universiteit verdient een heus programma. De kenniseconomie wordt door beleidsmakers omhelsd. Voorlopig louter verbaal, want de nieuwe investeringen die ons land op voorsprong moeten zetten vinden nog slechts mondjesmaat plaats. De universiteiten vormen de hoekstenen van de kenniseconomie. Hun uitgangspositie is, gelet op de hoge plaats die ons wetenschappelijk onderzoek op alle internationale ranglijsten van kwaliteit en productiviteit inneemt, ijzersterk. Allerlei ontwikkelingen, vooral internationaal, dwingen de universiteiten tot hernieuwde strategische keuzes. Keuzes die vooral van doen hebben met investeren in menselijk kapitaal: docenten en onderzoekers. Traditioneel niet een beleidsterrein – het personeelsbeleid – waarop de universiteiten een indrukwekkende staat van dienst hebben. Voor al die keuzes geldt één finale toets: wetenschappelijke kwaliteit, zowel in het onderwijs als het onderzoek. Daarom is de invoering van een accreditatiestelsel voor bachelorsen mastersopleidingen zo’n gelukkige greep. Een aanpak die moet worden doorgetrokken naar de opleiding van onderzoekers. Accreditatie van onderzoekersopleidingen, zoals die hoofdzakelijk door onderzoekscholen aangeboden worden, vormt het sluitstuk van de kwaliteitsborging in het universitaire onderwijs. De overheid doet er goed aan verleende accreditaties van onderzoekersopleidingen als een belangrijke maatstaf in de bekostiging van de universiteiten in te bouwen. Ter kennisneming van deze en andere in knaw-kring ontwikkelde opvattingen beveel ik u lezing van dit jaarverslag ten zeerste aan. R.S. Reneman, president
5
6
Prikkels en prestaties
Prikkels en prestaties
In het afgelopen jaar vonden levendige debatten plaats over de vraag hoe Nederland zijn rol als kennisland kan behouden en versterken. Ons land heeft hier een gezonde uitgangspositie. Het Nederlandse onderzoeksysteem is immers over het geheel genomen competitief, internationaal georiënteerd en prestatie- en kwaliteitsgericht. De Nederlandse onderzoeksprestaties zijn van internationaal toonaangevend niveau. Verontrustend is echter dat de uitgaven voor wetenschappelijk onderzoek achterblijven bij die in sommige Europese landen en in de Verenigde Staten. Een krachtig stelsel van publiek gefinancierde universiteiten en onderzoekinstituten vormt voor de toekomst van ons land als kennisnatie een basisvoorwaarde. De vitaliteit van dat stelsel wordt vooral bepaald door het vermogen complexe wetenschappelijke programma’s en projecten te sturen, heldere strategische keuzes te maken en te effectueren, kritisch naar de eigen prestaties te kijken en deze – naar internationale maatstaven – op waarde te schatten. Verder is van belang dat actief wordt gewerkt aan de overdracht van verworven kennis en inzichten en het recruteren, in binnen- en buitenland, van die onderzoekers en aspirant-onderzoekers die voor vernieuwing en kwaliteit kunnen zorgdragen. In het bijzonder de tekortschietende beschikbaarheid van voldoende gekwalificeerde onderzoekers vormt een bedreiging het Nederlandse wetenschapsbestel. De overheid moet zich als belangrijkste financier van publieke kennisinstellingen de vraag stellen welk niveau van uitgaven nodig is om kwaliteit en volume van de Nederlandse onderzoeksprestaties te behouden en zo mogelijk te versterken. Het besef lijkt te zijn doorgedrongen dat de Nederlandse positie in de wetenschappelijke kopgroep van Europa vooral te danken is aan financiële inspanningen in het verleden en dat behoud van die positie tot een terugkeer naar het toenmalige uitgavenniveau is verplicht. Daarnaast dient de aandacht uit te gaan naar de verdeling van de middelen op een wijze die de productie van excellent en relevant onderzoek bevordert. Enerzijds stelt zich de vraag naar de relatieve omvang van de verschillende geldstromen: eerste geldstroom (basisfinanciering; lokale competitie), tweede geldstroom (aanvullende financiering; landelijke competitie) en derde geldstroom (opdrachtfinanciering). Anderzijds is de vraag naar de meest wenselijke bekostigingssystematiek binnen de eerste geldstroom aan de orde. Aan laatstbedoelde systematiek dient de eis te worden verbonden dat kwaliteit beloond wordt. Investeren in kennis
Investeren in wetenschap en technologie betekent investeren in economische groei en in de kwaliteit en duurzaamheid van onze samenleving. Bedrijfsleven, kennisinstellingen en overheid moeten de krachten bundelen ter versterking van de hele keten van kenniscreatie tot innovatieve toepassingen. Het kabinet moet als eerste stap jaarlijks 100 miljoen euro extra uittrekken voor onderzoek in Nederlandse universiteiten en onderzoekinstituten, te verdelen door nwo. Netwerken tussen onderzoekinstellingen en bedrijven behoeven verdere versterking. Universiteiten en onderzoekinstituten dienen bij hun interne toewij-
7
zing van middelen strenge kwaliteitscriteria toe te passen. Aldus het Manifest Investeren in Kennis dat werkgeversvereniging vno- ncw met knaw, nwo, tno en vsnu heeft opgesteld. Dit manifest werd tijdens de Avond van Wetenschap en Maatschappij op 29 oktober 2001 in de Ridderzaal in Den Haag aan de ministers Hermans (ocenw), Jorritsma (ez) en Brinkhorst (lnv) aangeboden. De opstellers van het manifest betogen dat de tijdens de Europese top in Lissabon (maart 2000) uitgesproken Nederlandse ambitie om op kennisgebied tot de wereldtop te behoren niet haalbaar is zonder extra investeringen in de fundamentele wetenschapsbeoefening. Daarnaast dienen gebruikers en onderzoekers intensiever samen te werken in onderlinge netwerken ter wille van een effectieve kennisdiffusie. Kwaliteit verplicht
knaw, nwo en vsnu hebben begin 2001 hun standpunt bepaald over het rapport Kwaliteit Verplicht van de door deze organisaties ingestelde werkgroep-Van Bemmel. Zij stellen vast dat het voorstel van de werkgroep bijdraagt aan het oplossen van twee knelpunten: de overladen agenda van beoordelingen en het in de door de vsnu georganiseerde disciplinegewijze beoordelingen van universitair onderzoek te vaak moeten vergelijken ‘van steenkolen met eieren’. knaw, nwo en vsnu hebben besloten in 2003 te beginnen met de invoering van het door de werkgroep-Van Bemmel voorgestelde nieuwe stelsel. knaw, nwo en vsnu hebben besloten als object van beschouwing voor de externe kwaliteitsbeoordeling de ‘onderzoekeenheid’ te kiezen. Bij knaw en nwo zijn dat de instituten. Bij de universiteiten zijn dat de onderzoekscholen, de onderzoekinstituten en andere door de Colleges van Bestuur te definiëren organisatieonderdelen. Elke onderzoekschool of instituut dient tenminste eens per zes jaar door een internationaal samengestelde commissie te worden geëvalueerd en dient elke drie jaar een zelfevaluatie uit te voeren. Aan het einde van het verslagjaar werd de laatste hand gelegd aan een gezamenlijk protocol voor de kwaliteitsbeoordeling en waren enige in 2002 aan de hand van het nieuwe protocol uit te voeren proefevaluaties in voorbereiding. Verkenning economische structuur
In de zomer publiceerde het kabinet een reeks van verkenningen (zie ook de later aan de orde komende ocenw-verkenning Grenzeloos Leren). Onder verantwoordelijkheid van de minister van Economische Zaken kwam de Verkenning Economische Structuur tot stand. Door het Centraal Planbureau is met name aan het hoofdstuk Kennisinfrastructuur een belangrijke bijdrage geleverd.1 De knaw heeft in een brief aan het cpb haar bezorgdheid uitgesproken over zijn uitspraak dat verhoging van de publieke uitgaven voor wetenschappelijk onderzoek niet voor de hand ligt omdat (a) de publieke wetenschapsuitgaven al relatief hoog zouden zijn (dus reallocatie van middelen geboden is), (b) de Nederlandse onderzoeksprestaties bovengemiddeld zijn en (c) de onderzoekers niet beschikbaar zouden zijn. De knaw heeft deze redenering weerlegd door aan te tonen dat argument (a) op een verkeerd gekozen statistiek berust, (b) vanwege het hoge rendement een reden bij uitstek vormt om extra te investeren en (c) additionele investeringen kunnen zorgdragen voor voldoende aanwas van onderzoekerspotentieel. Het cpb heeft in een antwoord de gehanteerde statistische informatie verdedigd en bestreden dat het cpb van mening zou zijn dat tekorten aan onderzoekers zouden moeten leiden tot het achterwege laten van investeringen in onderzoek. Het cpb wil zich nader beraden op het voorstel van de knaw om te bezien welke voorwaarden moeten en kunnen worden geschapen om selectieve investeringsimpulsen zo goed mogelijk te laten renderen. 1
Mogelijkheden en beperkingen van overheidsinvesteringen: analyse ten behoeve van de Verkenning Economische Structuur (cpb-document no. 12)
8
Prikkels en prestaties
Pijlers van de kenniseconomie
De eerdergenoemde cpb-publicatie deed het ergste vrezen voor het rapport De pijlers onder de kenniseconomie dat het Planbureau in januari 2002 het licht deed zien. Het werkstuk toont vooral aan hoe weinig betrouwbare kwantitatieve en kwalitatieve informatie er voorhanden is over variabelen en parameters die bij de sturing van wetenschappelijk onderzoek en de meting van effecten daarvan een rol spelen. Desalniettemin veroorlooft het cpb zich een aantal conclusies, die als niet of te zwak gefundeerd moeten worden aangemerkt. Lichtpunt is dat het cpb afstand neemt van de opvatting van de zittende minister van Economische Zaken luidend: ‘Bedrijven zouden dan ook meer invloed moeten krijgen op de onderzoeksagenda van universiteiten’2. knaw, nwo en vsnu bereiden een doorwrochte bespreking van het cpb-rapport voor. Genoomonderzoek
In het vorige Jaarverslag werd een trendbreuk gesignaleerd: voor het eerst sinds 1990 kon melding worden gemaakt van een stijging van de onderzoeksuitgaven van de overheid. Het bleek geen eendagsvlieg te zijn, want in juli kwam het kabinet met een pakket maatregelen ter versterking van de kennisinfrastructuur op het terrein van genomics over de brug. Er is aan de hand van het advies van de Commissie Wijffels tot 2006 een bedrag van 416 miljoen gulden (€ 189 miljoen) uitgetrokken. Over voortzetting van deze financiële impuls wordt in 2006 beslist. Een nationaal regie-orgaan, ondergebracht bij nwo, dient een strategisch plan voor onderzoek naar erfelijk materiaal op te stellen en de beschikbare middelen te verdelen. Investeringen in de kennisinfrastructuur
Aan het eind van het verslagjaar spraken de ministers van ez en van ocenw de verzekering uit dat de in het kader van de Wet Versterking Economische Structuur uitgetrokken ices-middelen ter versterking van de kennisinfrastructuur (kis) ten bedrage van 1,8 miljard gulden (€ 850 000) vanaf 2003 beschikbaar zouden komen. Hiermee werden de voor de rond 130 indieners van expressions of interest voor ices/kis-subsidies buitengewoon verontrustende berichten tegengesproken dat genoemd budget geheel of grotendeels ten prooi zou vallen aan de ‘Zalm-norm’ voor de rijksuitgaven. In de zomer van 2001 werd de knaw door de onder voorzitterschap van Economische Zaken staande interdepartementale werkgroep ices/kis uitgenodigd om een voorstel te formuleren voor de wetenschappelijke kwaliteitsbeoordeling van in 2002 door ‘kennisconsortia’ in te dienen subsidieaanvragen in het kader van ices/kis. In september heeft de knaw een voorstel gepresenteerd in de vorm van een protocol voor de beoordelingsprocedure. De gedachten gaan uit naar een commissie met evenveel adviserende sub-commissies als de onderscheiden (vermoedelijk zes) kennisthema’s van ices/kis. De Nederlandse voorzitters van de voor het overige uit buitenlandse experts samengestelde sub-commissies zijn de leden van de door een voorzitter en vice-voorzitter geleide beslissingsbevoegde commissie. Laatstbedoelde commissie neemt zelfstandig, dus zonder tussenkomst van het bestuur knaw, haar beslissingen. In het verslagjaar was de besluitvorming aan overheidszijde over de inrichting van de ices/kis-procedures – met inbegrip van de maatschappelijk-economische beoordeling van aanvragen door het Centraal Planbureau en de andere planbureau’s alsmede de beoordeling van de wetenschappelijke kwaliteit door de knaw – nog niet afgerond. Naar verwachting zal de call for proposals in september 2002 uitgaan. 2
Traditie in vernieuwing, rede uitgesproken door minister A. Jorritsma-Lebbink van Economische Zaken, bij de opening van het academisch jaar Universiteit Utrecht, september 2001
9
Grenzeloos Leren
De knaw heeft in oktober gereageerd op de onder verantwoordelijkheid van de minister van ocenw uitgebrachte verkenning naar onderwijs en onderzoek in 2010, getiteld Grenzeloos Leren. Grote waardering wordt uitgesproken voor de conclusie in dit document dat meer investeringen nodig zijn voor: het aantrekken van (jonge) talentvolle onderzoekers; het versterken van de tweede geldstroom; investeringen in prioritaire gebieden; infrastructurele voorzieningen. In de verkenning worden drie opties voor het te voeren wetenschapsbeleid opgevoerd, waarin respectievelijk de onderzoekers, de instellingen of de gebruikers centraal staan. De knaw biedt in haar commentaar aan een synthese van die opties uit te werken. Met name wordt gedacht aan een combinatie van verruiming van het nwo-budget met een wijziging in de bekostiging van universiteiten die aanhaakt op de accreditatie van onderzoekersopleidingen. Onderzoekersopleidingen en bekostiging
De voorbereiding van de aan de minister van ocenw in vervolg op Grenzeloos leren toegezegde notitie werd in handen gelegd van een werkgroep van Akademieleden onder voorzitterschap van de president. Rond de jaarwisseling had de werkgroep haar gedachten op hoofdlijnen uitgewerkt ten behoeve van discussie binnen en buiten de knaw. Voortbouwend op het knaw-advies Rijzende Sterren van eind 2000 en de daarover in juni 2001 in het Trippenhuis gehouden conferentie stelt de werkgroep voor om in de onderzoeksbekostiging van de universiteiten een prominente plaats in te ruimen voor de onderzoekscholen. In de visie van de werkgroep zijn wetenschappelijk onderzoek en onderzoekersopleidingen in de toekomst hoofdzakelijk geconcentreerd in onderzoekscholen. Internationale samenwerking, gepaard aan een actieve werving op de internationale arbeidsmarkt van mastersstudenten, onderzoekers-in-opleiding, postdocs en senioronderzoekers, staat daarbij hoog in het vaandel. Van de universiteiten mag worden verwacht dat zij op den duur een aaneengesloten Ba-Ma-PhD-traject bieden, waarvan de kwaliteit wordt bewaakt door een streng accreditatiestelsel dat maatgevend is voor publieke financiering. Nauwe samenwerking tussen onderzoeksgerichte mastersopleiding en onderzoekschool is een dwingende noodzaak. De toelating tot de onderzoeksvariant in de mastersfase dient (zeer) selectief te zijn. De onderzoeksmasters vereisen – zoals inmiddels door regering en parlement bij de behandeling van het wetsontwerp Bachelors/ Mastersstructuur is onderkend – voor alle disciplines een cursusduur van twee jaar. De vigerende erkenning van onderzoekscholen dient volgens de werkgroep – in aansluiting op het accreditatiestelsel van Bachelors- en Mastersopleidingen – te worden omgezet in een accreditatie van onderzoekersopleidingen. Overwogen moet worden in de bekostiging van de universiteiten een compartiment, van enkele honderden miljoenen euro’s per jaar, in te richten, dat over de universiteiten worden verdeeld op basis van aantal en omvang van geaccrediteerde onderzoekersopleidingen. Daarnaast zou elke universiteit de beschikking moeten krijgen over een door de minister met ‘nieuw geld’ te financieren Stimuleringsfonds Onderzoekscholen voor de oprichting van nieuwe en de herstructurering van bestaande onderzoekersopleidingen. Voorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs
De levensader van het Wetenschappelijk Onderwijs (wo) is het vwo. Het vwo is daarmee medebepalend voor de toekomst van de Nederlandse wetenschapsbeoefening. Niet alleen de kwaliteit van de instromende studenten in het wo is in hoge mate afhankelijk van het onderwijsaanbod in het vwo, ook de kwantiteit wordt sterk bepaald door de mate waarin de motivatie voor een wetenschappelijke opleiding in het vwo wordt gekweekt.
10
Prikkels en prestaties
In november heeft de knaw commentaar geleverd op het door het ministerie van ocenw opgestelde discussiestuk Hoofdlijnen Herijking Tweede Fase HAVO/VWO. De knaw heeft zich bij zijn kritiek op de denkbeelden over herschikkingen in het vakkenpakket vooral laten leiden door het streven de te grote afstand tussen vwo-curriculum en het wetenschappelijk onderwijs te verkleinen. Daarnaast is wederom aandacht gevraagd voor het afnemende aandeel van universitair gevormde vwo-docenten in het totale lerarencorps, die mogelijk een oorzaak vormen van het klaarblijkelijk geringe enthousiasme dat wordt gekweekt voor een universitaire studie. De knaw erkent dat het ombuigen van deze trend niet eenvoudig zal zijn, maar acht een bescheiden doch krachtig ‘deltaplan’ op zijn plaats. Toelating buitenlandse onderzoekers
Het wetenschappelijk onderzoek speelt zich af in een internationale context. Het is voor de wetenschappelijke vooruitgang van vitaal belang dat de Nederlandse onderzoekwereld zich openstelt voor buitenlandse onderzoekers. De belemmeringen, die bij het voor kortere of langere tijd naar Nederland laten komen van buitenlandse onderzoekers optreden, zijn zeer groot. Een slagvaardig toelatingsbeleid dat aansluit op de dynamiek van het onderzoeksysteem is ver te zoeken. knaw, nwo en vsnu hebben zich daarom tot de minister van ocenw gericht met verzoek om, in samenwerking met zijn ambtgenoten die het aangaat, drastische verbeteringen aan te brengen. De knelpunten die ervaren worden bij het verkrijgen van visa, verblijfsvergunningen, tewerkstellingsvergunningen alsmede bij de toepassing van de fiscale regelgeving dienen in hoog tempo te worden opgeruimd. Het creëren van één centraal loket waar alle formaliteiten voor buitenlandse onderzoekers kunnen worden afgehandeld, zou een aanzienlijke stap voorwaarts betekenen.
Om hem te feliciteren met zijn benoeming als Akademielid stuurde de Universiteit van Amsterdam een brief naar professor K.A. Worp. ‘Ik vond het wel een aangename verrassing’, zegt Klaas Worp (1943) met gevoel voor ironie. Hoogleraar is hij tot op heden niet, omdat de UvA na het emeritaat van zijn leermeester P.J. Sijpesteijn geen leerstoel meer voor een Orchideenfach als de papyrologie overhad. Los van zijn eigen verdiensten vermoedt Worp dat de Akademie in hem de zwaar bedreigde papyrologie een hart onder de riem heeft willen steken. ‘Maar misschien is de wens wel de vader van de gedachte. Ik hoop wel dat het Akademielidmaatschap helpt om de papyrologie op een acceptabel niveau in stand te houden. We denken nu aan een samenwerkingsconstructie met het Leidse Papyrologisch Instituut, dat daarvoor het meest toegerust is.’
De band van Worp met de papyri is een heel directe: hij helpt mee ze op te graven. Zijn voornaamste jachtterrein is de Dakhleh Oase (‘een godverlaten oord’) waar de antieke plaats Kellis lag. ‘Mijn Swiss Army Knife is mijn handelsmerk. Daarmee pulk ik ostraca uit de grond. De meeste papyrologen komen nooit verder dan teksten uit
sica T. de Jong, geeft hij nu onder meer horoscopen op papyrus uit. ‘Hij heeft een goed ontwikkeld historisch gevoel, en ik weet van astrologie geen bal af. Als er bij wijze van spreken staat dat de zon in het teken van de ram stond kan hij dat terugbrengen tot een datum, met verbijsterende precisie.’
K.A. Worp: ‘Ik ben Rokus de Vrije Vogel. Ik werk het lekkerst als ik zelf uit kan maken wat ik doe’
museum of de collectie van een instituut. Ik voel me buitengewoon bevoorrecht. In het veld beleef je een extra dimensie, je maakt kennis met materiaal dat nog nooit door anderen is gezien.’ Samen met een sterrenkundige, de Amsterdamse hoogleraar astrofy-
Nieuw bij de Afdeling Letterkunde
Kan Worp nog steeds zijn eigen weg gaan? ‘Ik ben Rokus de Vrije Vogel. Ik werk het lekkerst als ik zelf uit kan maken wat ik doe. Prikkels komen er toch wel voortdurend op me af. Via e-mail voer ik een internationale correspondentie met vakgenoten
tot in Canada en Australië toe.’Veel Papyrologisch werk is minder vrij en spannend dan Worps horoscopen. Zoals het werk aan de Berichtigungsliste der griechischen Papyrusurkunden aus Ägypten, ‘het telefoonboek voor papyrologen’, dat nu in Leiden onder druk staat. ‘Het is lastig sponsors te vinden voor zoiets gortdroogs. Verrassend genoeg hebben we wel geïnteresseerden kunnen vinden, maar het kost wel veel tijd en energie.’Nog lastiger vindt Worp het gedaalde niveau van de student –iets wat hij ook in KNAW-verband zou willen aankaarten. ‘Ik ben geen laudator temporis acti, maar toen ik op de middelbare school zat, kreeg ik vijf talen. Nu zijn het er veelal drie. Vroeger bezaten studenten een behoorlijke kennis van klassieke talen. Die moet nu bijgespijkerd worden op de universiteit om de taalvaardigheid nog in stand te houden.’
11
Bestuur
Bestuurscommissie Onderzoeksorganisatie Voorzitter: R. Kaptein Leden: D. Bootsma, C. Fasseur
Dagelijks bestuur President: W.J.M. Levelt Algemeen secretaris: R. Kaptein Leden: mw. M.A. Schenkeveld-van der Dussen, P.C. van der Vliet
Afdeling Letterkunde Voorzitter: mw. M.A. Schenkeveld-van der Dussen Ondervoorzitter: W.Th.M. Frijhoff Secretaris: J.W. Zwemmer Assessoren: M.H. van IJzendoorn, E. Noort
Algemeen bestuur President: W.J.M. Levelt Algemeen secretaris: R. Kaptein Leden: W.Th.M. Frijhoff, G.J.F. van Heijst, M.H. van IJzendoorn, E. Noort, J. Oerlemans, mw. M.A. Schenkeveld-van der Dussen, P.C. van der Vliet, S.E. Wendelaar Bonga, J.W. Zwemmer
Afdeling Natuurkunde Voorzitter: P.C. van der Vliet Ondervoorzitter: J. Oerlemans Secretaris: R. Kaptein Assessoren: G.J.F. van Heijst, S.E. Wendelaar Bonga Directie Algemeen Directeur: C.H. Moen Directeur Beheer a.i.: J. van ’t Hek
Leden van de Akademie
12
Afdeling Letterkunde
Afdeling Natuurkunde
Afdelingsbestuur
Afdelingsbestuur
Bestuurscommissie Onderzoekorganisatie
Algemeen bestuur Dagelijks bestuur
Instituten
Bureau van de Akademie
Bestuur Prikkels en prestaties
De Akademie als ontmoetingsplaats
Afdelingen
Tijdens de maandelijkse openbare vergaderingen van de Afdelingen Letterkunde en Natuurkunde hielden 34 leden voordrachten over hun wetenschappelijke werk. Bijzondere vermelding verdienen de themabijeenkomst van de beide Afdelingen over Arbeid in beweging, de uitreiking van de Akademiepenning aan E.H. Houwink tijdens de jaarlijkse Verenigde Vergadering, de uitreiking van de Beijerinck Virologie Medaille aan Robin A. Weiss, de uitreiking van de Van Walree Prijs aan J.J.E. van Everdingen en mevrouw G. Kleiverda en de uitreiking van de Dr. Hendrik Muller Prijs voor de Gedrags- en Maatschappijwetenschappen aan P.T. van der Veer. De honderdjarige verjaardag van de toekenning van de Nobelprijs Chemie aan J.H. van ’t Hoff in 1901 werd op 1 oktober luister bijgezet met een internationaal Van ’t Hoff symposium. De Akademie is in 2001 geïnformeerd over het overlijden in het jaar 2000 van de buitenlandse leden C.R. Boxer (Afdeling Letterkunde), F.J.H. Haskell (Afdeling Letterkunde) en L.E.F. Néel (Afdeling Natuurkunde). Het buitenlands lid O. Cullman (Afdeling Letterkunde) is in 1999 overleden. Afdeling Letterkunde
De Afdeling Letterkunde verloor in 2001 door overlijden de rustende gewone leden J.C. Boogman, J. van der Hoeven, R.A. de Moor en J. Zijlstra, de buitenlandse leden E.H.J. Gombrich en J.V. Polisensky, correspondent F.J.A. Broeze, en rustend correspondent H.A. Oberman. In het verslagjaar gingen acht leden tot de categorie der rustende gewone leden behoren. De heer M. Kleijwegt is afgetreden als correspondent vanwege vestiging in Nederland. De Afdeling Letterkunde koos zeven gewone leden, vier buitenlandse leden en vier correspondenten. Per 31 december 2001 telde de Afdeling Letterkunde 82 gewone leden, 110 rustende gewone leden, 3 gewone leden in het buitenland, 64 buitenlandse leden, 28 correspondenten en 21 rustende correspondenten. Afdeling Natuurkunde
De Afdeling Natuurkunde verloor in 2001 door overlijden de rustende gewone leden J. Amesz, J.F. Arens, J.M.L. Janssen, J.A.A. Ketelaar, P. Mazur, D. Polder, A. Querido, Chr.P. Raven, G.C.A. Schuit en V. Westhoff, de buitenlandse leden E. Niggli en C.E. Shannon, correspondent W. de Jong en rustend correspondent mw. G.J. Thorbecke. In het verslagjaar gingen 12 leden tot de categorie der rustende gewone leden behoren en 3 correspondenten gingen over tot de categorie der rustende correspondenten. De Afdeling Natuurkunde koos 10 gewone leden, één buitenlands lid en twee correspondenten. Per 31 december 2001 telde de Afdeling Natuurkunde 101 gewone leden, 141 rustende gewone leden, 5 gewone leden in het buitenland, 67 buitenlandse leden, 32 correspondenten en 44 rustende correspondenten.
13
Met ingang van 1 mei 2001 trad J. de Swaan Arons om persoonlijke redenen terug als voorzitter van de Afdeling. Hij werd opgevolgd door P.C. van der Vliet, tot dan ondervoorzitter. In de ontstane vacature werd voorzien door de benoeming van J. Oerlemans. Tijdens de Verenigde Vergadering van 28 mei 2001 werd de wetenschappelijke voordracht verzorgd door E.P. Meijering over Begin en beginsel; drie klassieke visies op de geschiedenis van de christelijke theologie: Mosheim – Baur – Harnack. De president R.S. Reneman hield zijn jaarrede onder de titel Hoe wetenschappelijk is de universiteit? Uit handen van de president ontving E.H. Houwink (biotechnologie) de zilveren Akademiepenning. Wetenschappelijke Integriteit
In november werd door nwo, vsnu en knaw de door de knaw Advies Commissie Wetenschap en Ethiek (acwe) voorbereide notitie Wetenschappelijke Integriteit uitgebracht. De notitie definieert wetenschappelijk wangedrag, alsmede de verantwoordelijkheid van betrokken partijen bij het voorkomen van inbreuken op de wetenschappelijke integriteit. Beschreven worden de procedures die binnen de universiteiten en binnen de knaw en nwo moeten worden gevolgd bij klachten over wetenschappelijk wangedrag. In de notitie wordt aangekondigd de instelling bij de knaw van een Landelijk Orgaan voor Wetenschappelijke Integriteit (lowi), dat op verzoek van een klager of beklaagde ‘in tweede instantie’een oordeel kan vellen over de beslissing die het bestuur van een universiteit of van nwo of van de knaw heeft genomen in een geschil over vermeende misdragingen. De lowi-uitspraak heeft de status van een advies aan het verantwoordelijke bestuur. De instelling en samenstelling van het lowi zal in 2002 haar beslag krijgen.
In 2001 benoemde Akademieleden Afdeling Letterkunde Gewone leden Mevrouw D.I. Boomsma, Vrije Universiteit Amsterdam; P.M.G. Emmelkamp, Universiteit van Amsterdam; J.D.F. van Halsema, Vrije Universiteit Amsterdam; J. Hartog, Universiteit van Amsterdam; J.W.M. Roebroeks, Universiteit Leiden; L. Timmerman, Rijksuniversiteit Groningen; K.A. Worp, Universiteit van Amsterdam.
Staten; B. Wilpert, Technische Universität Berlin, Duitsland. Correspondenten R.M.G.E. Foqué, Katholieke Universiteit Leuven, België; L.A. Geelhoed, Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen, Luxemburg; J.W.H. Konst, Freie Universität Berlin, Duitsland; D.R. Wittink, Yale University, Verenigde Staten.
Buitenlandse leden N.J. Shackleton, Cambridge University, Verenigd Koninkrijk.
Afdeling Natuurkunde
Gewone leden J.J.M. Braat, Technische Universiteit Delft; Buitenlandse leden mevrouw E.F. van Dishoeck, Universiteit P.P.B.H. Birks, University of Oxford, Leiden; J.Th.M. de Hosson, RijksuniversiVerenigd Koninkrijk; L. Galand, École teit Groningen; J.C. van Lenteren, Pratique des Hautes Études, Frankrijk; J. Mokyr, Northwestern University, Verenigde Wageningen Universiteit;
14
mevrouw C. Mariani, Katholieke Universiteit Nijmegen; A.D.M.E. Osterhaus, Erasmus Universiteit Rotterdam; R.H.A. Plasterk, Hubrecht Laboratorium knaw; R.A. van Santen, Technische Universiteit Eindhoven; M.L. Simoons, Erasmus Universiteit Rotterdam; J. Smit, Vrije Universiteit Amsterdam.
De Akademie als ontmoetingsplaats
Correspondenten S.J. Edixhoven, Université de Rennes, Frankrijk; mevrouw J.M. Vandenberg, Bell Laboratories, Lucent Technologies, Verenigde Staten.
Akademie-Colloquia
Jaarlijks wordt een zestal Akademie-colloquia georganiseerd. Doel hiervan is het bijeenbrengen van een selecte groep van ten hoogste vijftig wetenschapsbeoefenaren uit binnenen buitenland op een actueel wetenschappelijk thema. Per colloquium stelde de Akademie in 2001 een bedrag van maximaal ƒ 35 000,– beschikbaar. De in 2001 gehouden colloquia zijn in de bijlage bij dit Jaarverslag te vinden. In 2000 zijn twaalf voorstellen voor de organisatie van Akademie-colloquium in 2001 beoordeeld. Zes aanvragen zijn gehonoreerd, vier op het terrein van de Afdeling Letterkunde en twee op het terrein van de Afdeling Natuurkunde. In 2001 heeft de knaw voor het eerst aan organisatoren van Akademie-colloquia de mogelijkheid geboden om aansluitend op het colloquium een een- of tweedaagse master class van de aan het colloquium deelnemende buitenlandse onderzoekers met jonge Nederlandse promovendi te organiseren. Voor deze master classes stelt de knaw additionele middelen beschikbaar. Workshop Bio-informatica
Genomics en bio-informatica zijn nieuwe onderzoeksvelden in opkomst, met naar verwachting een enorme potentie voor economische ontwikkeling, voor de gezondheidszorg, voor gezondere, veiligere en beter houdbare voeding en voor meer duurzame productiemethoden. Genomics en proteomics betreft het in kaart brengen door grootschalige sequentieanalyse van de genomen van mensen, dieren, planten en micro-organismen en het grootschalig onderzoek naar de functie van genen, alsmede naar de manier waarop erfelijke eigenschappen, zoals vastgelegd in de genen, worden vertaald in het functioneren van een cel en uiteindelijk van het gehele organisme. In 2001 heeft de Nederlandse regering een bedrag van ƒ 416 miljoen (€ 189 miljoen) voor een periode van vijf jaar beschikbaar gesteld om de Nederlandse kennisinfrastructuur op het gebied van genomics op zo kort mogelijke termijn te versterken. Er is hiertoe een Nationaal Regieorgaan Genomics ingesteld, dat is ondergebracht bij nwo. Eén van de gebieden waarop de impuls is gericht, betreft onderzoek en onderwijs in de bio-informatica, waarvoor een forse inspanning noodzakelijk is, zowel voor onderzoek als voor onderwijs. Teneinde tot een doordachte strategie te komen voor de verdere ontwikkeling van bio-informatica in Nederland, organiseerde de knaw in samenwerking met nwo op 7 december een workshop onder de titel The Future of Bio-informatics in the Netherlands. Ruim tachtig vooraanstaande Nederlandse onderzoekers en andere betrokkenen namen aan de workshop deel. Een zestal specialisten uit de Verenigde Staten, het Verenigd Koninkrijk en Zwitserland gaf beschouwingen over diverse aspecten van de bioinformatica en over de stimulering van dit onderzoeksveld in Nederland. Tijdens de workshop werd het belang van samenwerking tussen medisch-biologische onderzoekers en bio-informatici benadrukt. Verder bestaat er een grote behoefte aan een structurele en systematische aanpak bij de inrichting van het bio-informatica-onderwijs. Tenslotte is het van groot belang om te streven naar een uniforme en consistente weergave en annotatie van onderzoeksdata; er is namelijk een gebrek aan wereldwijde, uniforme standaarden hiervoor. Op basis van de uitkomsten van de workshop zal door knaw en nwo een position paper over de bio-informaticabeoefening in Nederland worden opgesteld. Rijzende Sterren
In juni vond op initiatief van de ecos de discussiebijeenkomst ‘Rijzende Sterren’ plaats. Aanleiding voor deze bijeenkomst was het verschijnen van een tweetal rapporten: het knaw-advies Rijzende Sterren, Om de kwaliteit van de onderzoekersopleiding, en het
15
rapport Kwaliteit Verplicht; Naar een nieuw stelsel van kwaliteitszorg voor het wetenschappelijk onderzoek, alsmede standpuntbepaling over dit rapport van knaw, nwo en vsnu. Belangrijke discussiepunten waren de rol van onderzoekscholen bij de inrichting van de toekomstige (wetenschappelijke) mastersopleidingen, het nieuwe systeem van evaluatie in een periodiciteit van zes jaar, management en budget van de onderzoekscholen, de inrichting van het onderwijsprogramma van onderzoekscholen en de kwaliteitsbeoordeling en sturing van het onderwijsprogramma door middel van accreditatie en training grants. Themabijeenkomst ‘Arbeid in beweging’
In januari 2001 heeft een themabijeenkomst van de Afdelingen Letterkunde en Natuurkunde plaatsgevonden over Arbeid in beweging. Aanleiding voor de themabijeenkomst was onder meer de sterk veranderende rol van de arbeid in de samenleving onder invloed van economische en technologische ontwikkelingen. Het wetenschappelijk denken over arbeid wordt gekenmerkt door een veelheid van benaderingen die los van elkaar een te fragmentarisch beeld geven van de mate waarin arbeid maatschappelijk in beweging is. Tijdens de bijeenkomst is de rol van de arbeid benaderd vanuit verschillende onderzoeksrichtingen: de historische, de sociologische, de economische en de technologische. Doel hiervan was te verkennen in hoeverre de uitgangspunten in het onderzoek naar het verschijnsel arbeid aan het verschuiven zijn. Op basis van deze verkenning werd de behoefte geformuleerd aan een integrerend raamwerk voor multidisciplinair wetenschappelijk onderzoek naar de maatschappelijke betekenis van arbeid.
maken ooit verdwijnen’, meent Braat. `Al was het maar omdat in de verre toekomst de bio- of quantumchip eraan komt.’ Via zijn sectie werkt Braat ook mee aan een toekomstig planeetdetectieprogramma van de Europese ruimtevaartorganisatie ‘En dat terwijl twintig jaar ESA. ‘Met behulp van een stuk of geleden al gezegd werd: de zes à tien satellieten met telescoklassieke optische technieken gaan nog hooguit vijf jaar mee. Ik pen willen we nieuwe planeten in denk dat ze nu nog wel een jaar of andere sterrenstelsels waarnemen’ legt de hoogleraar optica uit. ‘Het vijf blijven bestaan, al is het erg moeilijk om harde voorspellingen probleem is dat sterren zo verblindend zijn dat het veel te doen.’ Die revolutie, die radicale omslag zwakkere licht van planeten niet meer is waar te nemen.’ in de chipfabricage, daar werkt Braat aan. Daar is haast bij, want Wetenschappelijk hoogtepunt voor Braat in 2001 was dat zijn groep de introductie van zo’n nieuwe toch een manier bedacht om die vinding kost ‘astronomische verre planeten waar te nemen. Het bedragen’. En als de conventiorecept in één zin: combineer de nele productiewijze zo goed gelijktijdige waarnemingen van geëvolueerd is, dat een nieuwe een groot aantal verschillende revolutie op korte termijn niet telescopen en pas daarop zogeterugverdiend kan worden, gaat naamde ‘destructieve interferenhet feest niet door. `Toch zal de huidige optische manier van chips tie’ toe. ‘We hebben een manier
Joseph Braat: ‘Met behulp van een stuk of zes à tien satellieten met telescopen willen we nieuwe planeten in andere sterrenstelsels waarnemen’ Het belangrijkste deel van zijn carrière werkte Joseph Braat (1946) in het Natlab van Philips in Eindhoven. Hij is onder meer specialist in optische lithografie: met behulp van geavanceerde microscopen en (ultraviolette) lichtstralen chips bewerken. In zijn Philipsperiode sleepte hij maar liefst veertig Amerikaanse octrooien binnen. Sinds 1998 is Braat voltijd hoogleraar optica aan de TU Delft. Het maken van chips gebeurt eigenlijk al decennia grosso modo op dezelfde wijze, legt Braat uit. De vooruitgang zit in steeds sterkere ‘microscopen’, maar een echte revolutie vindt maar niet plaats.
16
Nieuw bij de afdeling Natuurkunde De Akademie als ontmoetingsplaats
bedacht om dat voor een heel breed golflengtegebied te doen.’ Braat is voor meer dan 99 procent zeker dat het lukt; dat moet ook wel, want anders begint de ESA er niet aan. Binnen de KNAW wil Braat zich inzetten voor de vergroting van het tanende bèta-bewustzijn bij de Nederlandse jeugd. ‘Ik heb het gevoel dat de KNAW dat probleem weliswaar signaleert, maar er toch nog te weinig aandacht voor heeft.’ Verder is de Delftse prof een warm pleitbezorger van het Nederlands als wetenschapstaal. ‘We moeten ons niet laten overspoelen door het Engels.’ Wetenschappers moeten nieuwe, Engelstalige terminologie in het Nederlands blijven vertalen, vindt hij. ‘Het Nederlands Tijdschrift voor Natuurkunde doet dat bijvoorbeeld heel goed.’
Redactiecommisssies Commissie Geschiedschrijving KNAW Met het oog gericht op het tweehonderdjarig bestaan van de knaw in 2008 brengt de Commissie Geschiedschrijving knaw een reeks publicaties uit en organiseert studiedagen over perioden en ijkpunten in de geschiedenis van de Akademie. In september werd een studiedag gehouden over ‘De Akademie en de Tweede Gouden Eeuw, de bloeiperiode van de Nederlandse wetenschap rond 1900’. Er werd gesproken over de vraag of de Akademie een rol heeft gespeeld bij deze opleving van de wetenschap, wat haar positie was in het Nederlandse wetenschappelijke landschap en welk beeld er bij tijdgenoten van de knaw bestond. De tijdens de studiedag gehouden lezingen zullen medio 2002 verschijnen in een volgend deel in de reeks Geschiedschrijving van de knaw. De volgende studiedag, in 2003, zal worden gewijd aan de Nederlandse wetenschap in de periode rond en in de Tweede Wereldoorlog.
voor een uitgave – een studie naar de maatschappelijke rol van de Nederlandse marine in de 20ste eeuw – zal in 2002 nader worden uitgewerkt.
Commissie voor het Corpus van Oud-Babylonische Brieven In het afgelopen jaar is goede vooruitgang geboekt met het gereedmaken van deel 14 van Altbabylonische Briefe in Umschrift und Übersetzung: Brieven in het Louvre door K.R. Veenhof. Het gaat om in totaal 225 OudBabylonische brieven, die in de delen 1 (1910), 17 (1933) en 18 (1934) van de door het Louvre uitgegeven serie Textes Cunéiformes zijn gepubliceerd. Alle teksten zijn in december 2001 opnieuw gecollationeerd, inlevering van het camera-ready manuscript wordt nog in 2002 verwacht. Aan deel 15 van de serie, Brieven in het Brits Museum en het Horn Museum in Berrien Springs (Michigan) is slechts marginaal gewerkt. Een datum voor de afwerking van het deel valt nog niet te geven.
Het stcn-Bureau heeft in het verslagjaar een onderzoek gedaan naar verdere voor opname in aamerking komende collecties oude drukken in Nederland. Op basis hiervan wordt overleg gevoerd met een aantal bibliotheken over samenwerkingsmogelijkheden. In november zijn ruim 100 000 stcn-records ingelezen in de Hand Press Book file van het Consortium of European Research Libraries (cerl). De hierin reeds aanwezige stcnbeschrijvingen zijn vervangen door beter geconverteerde en in vele gevallen ook aanzienlijk vermeerderde records. De stcnthesaurus voor drukkers en plaatsnamen vormt een van de basisbestanden voor vergelijkbare cerl-thesauri, die nu in ontwikkeling zijn. Een pilot project van het stcn-Bureau met de afdeling Optische Technieken van de Koninklijke Bibliotheek heeft 1724 digitale opnamen van sleutelpagina’s uit 137 door de stcn beschreven boeken opgeleverd. Evaluatie van de werkwijze vindt plaats in 2002.
Short Title Catalogue Netherlands
De stcn (Short-Title Catalogue, Netherlands) is de Nederlandse bibliografie tot 1800. In de stcn-database zal de gebruiker uiteindelijk Geschiedenis der Nederlandse alle boeken aantreffen die in dat tijdvak in Rechtswetenschap Nederland of daarbuiten in het Nederlands De Commissie voor de Uitgave van een zijn verschenen. De knaw-wetenschapsGeschiedenis der Nederlandse Rechtswetencommissie voor de stcn houdt toezicht op schap verwacht dat het derde deel van de het wetenschappelijk niveau van het werk; de Bibliografie der Nederlandsche RechtswetenKoninklijke Bibliotheek is verantwoordelijk schap betreffende de hoogleraren in de voor de uitvoering. rechten aan de Universiteit van Franeker in De invoer van de collectie 1622-1700 van de 2002 zal verschijnen. British Library werd in 2001 voltooid. Er De schrijvers van een Geschiedenis van het werd een begin gemaakt met de redactionele Burgerlijk Recht na 1811 hebben enige bewerking van de titels ter voorbereiding van vooruitgang geboekt. Zij zijn bezig met een door de British Library uit te brengen deelstudies die als bouwstenen kunnen gedrukte catalogus. Ook de beschrijving van worden gebruikt voor het project. de 16de- en 17de-eeuwse drukken van de bibliotheek van het Haags Gemeentearchief Commissie voor Zeegeschiedenis kon in 2001 worden afgerond. Volledig via de In januari werd het eerste exemplaar van B.C. stcn beschikbaar zijn inmiddels de collecties Damsteegt’s Nieuwe Spiegel der Zeevaart. tot 1700 van de kb, van de UniversiteitsbiBeknopte atlas van de Europese kusten met bliotheken van Amsterdam, Leiden en de oude Nederlandse namen aangeboden aan Utrecht en van het Haags Gemeentearchief, de Utrechtse hoogleraar in de geschiedenis en de collectie 1622-1700 van de British van de cartografie G.G. Schilder. Het betreft Library. Momenteel zijn de 18de-eeuwse de tweede, door de auteur herziene druk van collecties van de kb, de ub Utrecht en het zijn in 1942 als deel viii in de serie Werken Haags Gemeentearchief in bewerking, van de commissie uitgegeven studie. evenals de collectie vóór 1622 van de British De commissie heeft zich beraden over een Library. Hiermee werd goede voortgang tweetal voorstellen voor nieuwe uitgaven in geboekt. haar serie Werken. Een daarvan betreft een De totale stcn-productie in het jaar 2001 fase in de geschiedenis van de navigatiekunde bedroeg 8164 nieuwe titels en 5832 met in Nederland gedurende de 18de eeuw: de nieuwe exemplaren verrijkte beschrijvingen. introductie van de octant; dat voorstel is door De database bevatte op 31 december 108 449 de commissie aanvaard. Het tweede voorstel records met circa 220 000 exemplaren.
17
Commissie Union Académique Internationale (UAI) De Union Académique Internationale coördineert een aantal internationale projecten op het terrein van de geesteswetenschappen. Aan sommige van die projecten wordt in meerdere landen gewerkt, terwijl het ook mogelijk is dat er alleen in één land een redacteur of redactiecommissie aan een project werkt. Voor een aantal projecten van de uai bestaat een Nederlands Comité en de publicaties van die comités vallen onder de verantwoordelijkheid van de Akademie. Sommige van de projecten zijn ondergebracht bij het Constantijn Huygens Instituut (chi). Het project Corpus Vitrearum is in 2001 tot een einde gekomen. In 1996 heeft het bestuur van de Afdeling Letterkunde de uai-Commissie, bestaande uit H.A.G. Braakhuis, voorzitter, W.Th.M. Frijhoff en M. Stol ingesteld. In 2001 is het bestuur overgegaan tot hernieuwde instelling (in dezelfde samenstelling) van de uaiCommissie voor een periode van 5 jaren. De commissie heeft onder meer als taak het bewaken van de voortgang van de onder de uai ressorterende projecten en het adviseren van het bestuur over in uai-kader te nemen beslissingen. Namens de Akademie woonde de heer H.A.G. Braakhuis van 27 mei tot 2 juni 2001 de 75ste Algemene Vergadering bij van de uai die heeft plaatsgevonden in Beijing, China.
Commissie Corpus Vasorum Antiquorum De internationale wetenschappelijke reeks Corpus Vasorum Antiquorum heeft tot doel de publicatie van het aardewerk uit de klassieke oudheid in openbare en privé-verzamelingen. Vooral het gedecoreerde aardewerk uit de Griekse oudheid geeft tal van informatie over het dagelijks leven, de mythologie en de geschiedenis van de oudheid. De Nederlandse commissie tot uitgave van het Corpus Vasorum Antiquorum bestaat uit vertegenwoordigers van de deelnemende musea en specialisten op het vakgebied. De commissie stelt zich ten doel de collecties klassiek aardewerk te publiceren, die zich in Nederlandse collecties. Tot nog toe zijn acht Nederlandse delen verschenen. Dankzij financiële ondersteuning van de Stichting Utopia werd in 2001 gewerkt aan de publicatie van twee nieuwe delen van het Allard Pierson Museum. Voor vier andere delen wordt momenteel onderzoek verricht en teken- en fotowerk gedaan. Door het beëindi-
18
gen van de werkzaamheden aan het 5e deel van het Rijksmuseum van Oudheden door de auteur, die zulks op vrijwillige basis deed, stagneert het onderzoek naar de Leidse collectie. Dit vijfde deel is ongeveer voor de helft gereed. Naar een oplossing wordt gezocht.
Aristoteles Semitico-Latinus Het Aristoteles Semitico-Latinus project (asl) van de knaw, sinds 1994 gedeeltelijk ondergebracht bij het Constantijn Huygens Instituut, beoogt de uitgave van Semitische en Semitisch-Latijnse vertalingen van Aristoteles’ werken, die zowel in de Oosterse als in de Westerse Middeleeuwse filosofie een grote rol hebben gespeeld.
Encyclopedia of Islam In de encyclopedie worden alle facetten van de Islam behandeld. De encyclopedie verschijnt bij uitgeverij Brill (Leiden), tegelijkertijd in een Engelse en Franse editie. De uai is sinds 1949 bij het project betrokken. In het verslagjaar verschenen van de Engelse editie de dubbele afleveringen 179-180 (Van Wal§), 181-182 (Wal§-Y~bisa), 183-184 (Y~bisa-Y2ld2z Sar~y2), 185-186 (Y2ld2z Sar~y2-Zandjib~r), pp. 1-448 van Deel xi. Van de Franse editie verscheen de dubbele aflevering 175-176 (Tunbãr-Türk Odjagh2), pp. 673 - 784 van Deel x. In het verslagjaar werd tevens het persklare manuscript van de Index of Proper Names to Volumes I-X & to the Supplement, Fascicules 1-6/Index des Noms Propres des Tomes I-X (jusqu’B Türk Odjagh2) & du Supplément, Livraisons 1-6 bij de uitgever ingeleverd. De redactie verwacht dat de Engelse editie, inclusief het Supplement, in 2003 voltooid zal zijn. Na de voltooiing van de Engelse Editie zullen de Engelse Indexen zo spoedig mogelijk volgen. De Fransen Indexen zullen verschijnen na de voltooiing van de Franse editie.
Nederlands Comité voor het Repertorium Fontium Historiae Medii Aevi Het doel van dit comité is het garanderen van de Nederlandse bijdrage aan het internationale Repertorium van historische bronnen van de Middeleeuwen. Het Repertorium wordt samengesteld met de bijdragen van vele Europese landen, ter vervanging van A. Potthast, Bibliotheca Historica Medii Aevi, daterend uit 1896. De coördinatie van het project vindt plaats in het Istituto Storico Italiano per il Medio Evo onder leiding van
De Akademie als ontmoetingsplaats
de nieuwe directeur Massimo Miglio. De Nederlandse bijdrage wordt geleverd door het Comité, dat beslist welke auteurs en teksten moeten worden opgenomen en de kopij voor de artikelen opstelt. In 2001 is deel viii/4 verschenen (PPetruccius). Op de tweejaarlijkse plenaire vergadering, in oktober 2001, is voorgesteld het Repertorium in drie jaar af te ronden, mede door een strengere selectie van de bronnen.
Fondsen en wetenschapsprijzen
Fondsen KNAW
De knaw beschikt over een aantal private fondsen ter bevordering van wetenschappelijk onderzoek in Nederland en in het buitenland. Deze fondsen zijn gevormd uit erfstellingen, legaten en schenkingen. Een deel van de fondsen heeft de toekenning van wetenschapsprijzen ten doel. Andere fondsen richten zich op het beschikbaar stellen van middelen voor door of onder leiding van senioronderzoekers (tenminste vier jaar gepromoveerd) te uit te voeren projecten. Een derde categorie fondsen combineert beide doelen.
Fondsen Van der Gaag Stichting De Van der Gaag Stichting, opgericht in 1988 door wijlen J.M. Verhoog, heeft als doel het bevorderen van hoogwaardig, maatschappelijk relevant wetenschappelijk onderzoek naar biologische, psychologische en sociale determinanten van menselijk gedrag. Het onderzoek dient te worden verricht teneinde de mens in staat te stellen zichzelf en zijn medemens beter te leren kennen en op basis hiervan in intermenselijke relaties beter te functioneren. De Van der Gaag Stichting heeft in 2001 subsidie verstrekt aan de Faculteit Sociale Wetenschappen van de Universiteit van Utrecht ten behoeve van het project Ontwikkeling van schuld, schaamte, geweten en empathie bij kinderen. Het project is op 1 november 2001 van start gegaan. Het bestuur van de Van der Gaag Stichting heeft een kleine commissie ingesteld die het project zal begeleiden. Gedurende 2001 werd verder een door de Van der Gaag Stichting gefinancierd project over Rituelen na rampen uitgevoerd door de Theologische Faculteit van de ku Brabant voltooid waarvan de resultaten in boekvorm zullen verschijnen. Daarnaast gaf de Van der Gaag Stichting ook in 2001 financiële steun aan de door de Stichting aan de Universiteit Utrecht benoemde bijzonder hoogleraar op het terrein van de biopsychosociale determinanten van menselijk gedrag.
M.W. Beijerinck Virologie Fonds
Ramsay Memorial Fund
Aan Robin A. Weiss, hoogleraar virale oncologie aan het University College London, Verenigd Koninkrijk, is de Beijerinck Virologie Medaille 2001 uitgereikt voor zijn internationaal erkende prestaties op het gebied van de virologie, in het bijzonder voor zijn onderzoek aan retrovirussen. De laureaat heeft bij deze gelegenheid een voordracht gehouden over Retroviruses: family heirlooms and new acquisitions. Tot 1998 werd elke drie jaar de M.W. Beijerinck Virologie Medaille uitgereikt aan een bij voorkeur Nederlands virologisch onderzoeker. Dankzij een aanzienlijk legaat van mevrouw A.P. den Dooren de Jong-Ris is het mogelijk een driejaarlijkse internationale prijs op het terrein van de virologie uit te reiken.
P.H.J. Kouwer is in het academisch jaar 2001-2002, door de Akademie in de gelegenheid gesteld als Ramsay Fellow scheikundig onderzoek te verrichten in Engeland. Hij is in oktober 2001 gestart met het onderzoeksproject Self-organising liquid crystalline superdisks in de groep van J.W. Goodby te Hull, Verenigd Koninkrijk.
Schure-Beijerinck Popping Fonds Het Schure-Beijerinck Popping Fonds is eind 1999 gevormd door een samenvoeging van het Beijerinck Popping Fonds en het fonds voor uitzending van onderzoekers naar buitenlandse marien-biologische instituten. Gezien het aantal subsidie-aanvragen over een breed front van ecologisch onderzoek blijkt het fonds in een behoefte te voorzien. Uit het fonds wordt tevens een bijzondere leerstoel gefinancierd. Deze is begin 2000 voor een eerste periode van vijf jaar gevestigd aan de Katholieke Universiteit Nijmegen. Per februari 2000 is mevrouw E. van Donk bij deze universiteit benoemd tot bijzonder hoogleraar Limnologie door de Stichting Schure-Beijerinck Popping Fonds.
Stichting Akademieleerstoelen De Stichting Akademieleerstoelen benoemde in 2000 V.J.J.P. van Heuvel tot bijzonder hoogleraar experimentele taalkunde, in het bijzonder de fonetiek aan de Universiteit Leiden. In november 2002 hield hij zijn oratie. De benoemingsperiode van I.J.F. de Jong, hoogleraar Klassiek-Griekse Letterkunde, in het bijzonder vanuit verteltheoretisch perspectief, aan de uva eindigde per 1 november 2001. Met instemming van het College van Bestuur wordt de periode verlengd tot 1 september 2002.
Stichting J. Gonda Fonds (Gondalezing) Het Gonda Fonds verleende in 2001 subsidie aan 14 projecten en publicaties op het gebied van de indologie. Drie Oost-Europese indologen verbleven dit jaar voor een studieverblijf met een Gonda Advanced Study Grant aan het iias te Leiden. Op 16 november 2001 werd de negende Gonda-lezing gehouden door Patrick Olivelle onder de titel Food for thought.Dietary Rules and Social Organisation in Acient India.
19
Van ‘t Hoff Fonds De activiteiten van de commissie voor het Van ’t Hoff Fonds stonden in het teken van de Nobelprijs die J.H. van ’t Hoff (1852-1911) in 1901 ten deel viel. Met een symposium op 1 oktober 2001 in de Aula van de Universiteit van Amsterdam werd stilgestaan bij de honderdjarige verjaardag van de toekenning van de eerste Nobelprijs voor de scheikunde aan van ’t Hoff, in leven lid van de Akademie. Tijdens het symposium spraken Peter W. Atkins (Oxford) over A Century of Physical Chemistry, Jean Marie Lehn (Strasbourg) over From Molecular to Supramolecular Chemistry, E.W. (Bert) Meijer (Eindhoven) over Cooperativity in Supramolecular Architectures; Chirality as a Muse en Manfred P. Reetz (Muelheim) over Evolution in the Test Tube as a Means to Create Enantioselective Enzymes for Organic Chemistry. Verder vond tijdens het symposium de presentatie plaats van een door de knaw, samen met de Koninklijke Nederlandse Chemische Vereniging (kncv) uitgebrachte, populair – wetenschappelijke uitgave getiteld Chemie achter de Dijken: uitvindingen in de eeuw na Van ’t Hoff. Deze publicatie onder eindredactie van wetenschapsjournalist Simon Rozendaal, belicht Nederlandse uitvindingen en ontdekkingen op chemisch gebied sinds 1901. Een aantal voorbeelden die besproken worden zijn: smds (van aardgas naar schone diesel); nieuwe zoetstof P-400 (Verkade); de pillen van Organon; de kunstnier (Kolff) en de supersterke dyneemavezel.
Evert Willem Beth Stichting Begin 2001 kwam een wijziging van de statuten van de E.W. Beth Stichting tot stand. Een herziening van de wijze van de samenstelling van het bestuur, alsmede de moge-
Aanvragen en toekenningen uit de fondsen Gonda Fonds Aantal aanvragen: 20 Aantal gehonoreerde aanvragen: 14 Toegekend bedrag: ƒ 405 520 Ramsay Memorial Fund Beurs voor scheikundig onderzoek in Engeland. Aantal aanvragen: 1 Aantal gehonoreerde aanvragen: 1 Toegekend bedrag: ƒ 40 000
20
lijkheid om een bijzondere leerstoel in te stellen werden statutair vastgelegd. De bestuurssamenstelling werd in de loop van het verslagjaar vernieuwd. Aan het nieuwe bestuur werd, naast de middelen van de E.W. Beth Stiching, de besteding van de vermogensopbrengsten uit de nalatenschap van mevrouw C.P.C. Beth – Pastoor toevertrouwd.
Buijs, leeropdracht: Neuroendocrinologie; J. Verhaagen, leeropdracht: Moleculaire Biologie van Zenuwweefselregeneratie. In 2001 werd het nih- project Onderzoek naar de rol van chemorepulsieve semaforinen in perifere en centrale zenuwregeneratie gesubsidieerd.
Het bestuur van de E.W. Beth Stichting heeft in zijn nieuwe samenstelling in mei voor de eerste maal vergaderd. Een programma van activiteiten is in ontwikkeling. Tevens vindt beraad plaats over de invulling van de E.W. Beth Leerstoel.
Doelstelling van het Ter Meulen Fonds is de bevordering van het medisch, biochemisch en biologisch onderzoek in relatie tot de geneeskunde van de kinderleeftijd. Aandachtsgebieden zijn klinische kindergeneeskunde, humane en basale ontwikkelingsbiologie, ontwikkelingspathofysiologie en farmacologie van de kinderleeftijd. Het Ter Meulen Fonds stelt daartoe stipendia en subsidies voor werkbezoeken beschikbaar voor wetenschappelijk onderzoek in het buitenland.
Fonds Staatsman Thorbecke De Akademie heeft, dankzij een royale schenking, eind 2000 het Fonds Staatsman Thorbecke in het leven kunnen roepen. Het Fonds heeft tot doel de herinnering aan Johan Rudolf Thorbecke (1798-1872) levend te houden, onder meer door het totstandbrengen van een wetenschappelijke biografie. De in het voorjaar samengestelde Adviescommissie voor het Fonds heeft zich allereerst beziggehouden met het zoeken naar een biograaf van Thorbecke. Aan het eind van dit verslagjaar is de keuze van de commissie gevallen op een kandidaat, met wie nadere gesprekken worden gevoerd over opzet en aanpak van de biografie.
Ter Meulen Fonds
De tweede Ter Meulen Fonds-lezing vond plaats op 7 november 2001 tijdens het 23e congres van de Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde. Spreker was de oudstipendiaat F. van Bel met als onderwerp Hersenschade na perinatale afyxie: een voldongen feit?
Hubrechtfonds
Het C.H. Van den Houtenfonds is in 1970 ingesteld uit een nalatenschap ter bevordering van het hersenonderzoek, waarbij de doelstellingen van het Nederlands Instituut voor Hersenonderzoek knaw als uitgangspunt zijn genomen. Door de Stichting zijn de volgende bijzonder hoogleraren benoemd: H.B.M. Uylings, leeropdracht: Morfometrie en Ontwikkeling van het Zenuwstelsel; R.M.
Het doel van de stichting is de bevordering van het ontwikkelingsbiologisch onderzoek in Nederland, waarbij de doelstellingen van het Hubrecht Laboratorium/Nederlands Instituut voor Ontwikkelingsbiologie knaw tot uitgangspunt worden genomen. De middelen van het Hubrecht Fonds worden vooral gebruikt voor het in stand houden van de embryologische collectie van het Hubrecht Laboratorium. Deze collectie bestaat voor een belangrijk deel uit de door de naamgever van het fonds bijeengebrachte embryologische preparaten.
Schure-Beijerinck Popping Fonds Aantal aanvragen: 44 Aantal gehonoreerde aanvragen: 32 Toegekend bedrag: ƒ 223 500
Vertaalfonds Aanvragen: 26 Gehonoreerde aanvragen: 23 Toegekend bedrag: ƒ 55 080
Ter Meulen Fonds Aantal aanvragen: 16 Aantal gehonoreerde aanvragen: 10 Toegekend bedrag: ƒ 727 030
Van Walree Fonds Aantal aanvragen: 33 (congres- en werkbezoek promovendi), 29 (studenten) Aantal gehonoreerde aanvragen: 22 (congresen werkbezoek promovendi), 22 (studenten) Toegekend bedrag: ƒ 90 270
Stichting Van den Houtenfonds
Van Leersumfonds Aanvragen: 27 Gehonoreerde aanvragen: 23 Toegekend bedrag: ƒ 66 000
Fondsen en wetenschapsprijzen
Wetenschapsprijzen Dow Energieprijs De Dow Energieprijs (€ 25 000) wordt sinds 1985 uitgereikt aan personen die zich verdienstelijk maken voor de bevordering van duurzame ontwikkelingen in de procesindustrie. De Dow Energieprijs 2000 is door de knaw toegekend aan H.E.M. Stassen, voor het bedenken van creatieve oplossingen voor duurzame energie en voor de toepassing ervan. Stassen was oprichter van fabrieken voor houtzaagselbriketten, houtskoolproductie en bio-olie. De Akademie heeft de Dow Energie dissertatieprijzen (elk € 2 500) toegekend aan M.J. Kühn en A.J. van Langevelde voor hun proefschriften over respectievelijk offshore windenergie conversiesystemen en faseveranderingen in vetkristallen.
recent verdedigde dissertatie, op afwisselend een der volgende gebieden: informatie- en communicatietechnologie, verzekeringswiskunde en econometrie, theoretische en toegepaste natuurkunde en ruimtewetenschappen. De prijs bestaat uit ƒ 20 000 en een bronzen beeld van Christiaan Huygens. De prijs werd dit jaar door een Akademiejury toegekend voor een dissertatie op het terrein van de theoretische en toegepaste natuurkunde aan C.G.A. Hoelen.
Akademiepenningen Aan E.H. Houwink is op 28 mei 2001 tijdens de Verenigde Vergadering de zilveren Akademiepenning op voordracht van de Afdeling Natuurkunde uitgereikt. De heer Houwink kreeg de Akademiepenning voor de stimulerende rol die hij in Nederland heeft gespeeld bij de revolutionaire vernieuwing van de biotechnologie met behulp van de recombinant-dna technologie.
J. Schoonman toegekend. Joop Schoonman is werkzaam als hoogleraar op de afdeling van Scheikundige Technologie van de Technische Universiteit Delft. Hij ontving de prijs in november uit de handen van eucommissaris F. Bolkestein voor de wijze waarop hij de ontwikkeling van de kennis en technologie voor het gedecentraliseed opwekken en opslaan van elektriciteit heeft vormgegeven. Hierdoor is het mogelijk op grote schaal hernieuwbare energie toe te passen met name in zonnecellen, lithium-ion batterijen en brandstofcellen. De prijs wordt sinds 1998 jaarlijks toegekend ter bekroning van een wetenschappelijke doorbraak of een technische innovatie op het gebied van Duurzame Ontwikkeling en Energie. Aan de prijs is een geldbedrag van f 200 000 verbonden en een beeldje van ‘Il Dottore’ van kunstenaar Eric Claus.
Christiaan Huygens Wetenschapsprijs
Koninklijke/Shell Prijs 2001
Dr. Hendrik Muller Prijs voor de Gedrags- en Maatschappijwetenschappen
De Christiaan Huygens Wetenschapsprijs is ingesteld door de stichting Christiaan Huygens Prijs te Voorburg en wordt jaarlijks toegekend aan een onderzoeker voor een
De Koninklijke/Shell Prijs voor onderzoek op het gebied van Duurzame Ontwikkeling en Energie is dit jaar door een door de Hollandsche Maatschappij der Wetenschappen en de knaw geformeerde jury aan
In oktober 2001 werd de Dr. Hendrik Muller Prijs voor de Gedrags- en Maatschappijwetenschappen uitgereikt aan P.T. van der Veer, hoogleraar godsdienstwetenschappen aan de Universiteit van Amsterdam. Van der Veer
Virtual reality inzetten om mensen van hun fobieën af te helpen. Het is een van de nieuwe ontwikkelingen in de klinische psychologie die de Amsterdamse hoogleraar Paul Emmelkamp (1949) tot groot enthousiasme brengen. ‘Exposure in vivo is de meest effectieve behandeling bij fobieën, zoals pleinvrees, claustrofobie of hoogtevrees. Maar je kunt niet altijd met je patiënt naar buiten en bovendien heb je buiten zelden goede experimentele omstandigheden. In het lab gaat de behandeling altijd door en kunnen we de cognitieve en fysiologische processen bij de patiënt tegelijkertijd meten. We kunnen ook fobici blootstellen aan verschillende virtuele werelden om te onderzoeken welke de meeste angst inboezemt, niet alleen subjectief maar ook op fysiologische variabelen. Ons programma staat nu nog in de kinderschoenen. Voor we het op de markt kunnen brengen, zijn we vijf jaar verder.’
Op zijn zesentwintigste al promoveerde Emmelkamp op de gedragstherapeutische behandeling van pleinvrees. Maar naast een veelheid van fobieën nam hij ook allerlei andere psychopathologische problemen tot onderwerp van onderzoek, zoals depressie, verslaving, en stress. Op dit moment onderzoekt hij onder meer de meest effectieve aanpak van verslaving, de individuele of partner-relatietherapie, en vergelijkt hij verschillende therapieën voor werkstress en burn out. Daarnaast richt een belangrijke onderzoekslijn zich op het verwerken van traumatische ervaringen. Zijn empirisch onderzoek naar de effectiviteit van verschillende psychotherapieën maakte Emmelkamp de productiefste auteur in de Nederlandse psychologie van de laatste twintig jaar. Die positie wordt nu door zijn lidmaatschap bevestigd. Toch noemt hij zijn benoeming op de eerste plaats ‘een opsteker voor de geëmancipeerde man’.‘Ik heb jarenlang
Nieuw bij de Afdeling Letterkunde
Paul Emmelkamp: ‘Ik pleit voor leerstoelen met een sterker onderwijsaccent, om de onderwijsdruk op te vangen’
een dag in de week ouderschapsverlof gehad. Nu blijkt dat niet zo rampzalig te zijn voor je wetenschappelijke carrière’ Als bruggenbouwer tussen theorie en praktijk - die zelf ook nog steeds patiënten behandelt zou Emmelkamp graag meer ruimte zien voor praktijkhoudende klinische psychologen aan de universiteit. ‘Ik pleit voor leerstoelen met een sterker onderwijsaccent, om de onderwijsdruk op te vangen. Met name de postdoctorale beroepsopleidingen vragen heel veel tijd. Op de universiteit vind je daar nauwelijks begrip voor. Ik zou er graag mensen met veel praktijkervaring voor aan willen trekken, en dat kan nu niet.’ Aan de andere kant stoort het
hem dat door nieuwe programma’s als NWO’s Vernieuwingsimpuls ‘een nieuwe klasse van vrijgestelden’ verschijnt: fulltime jonge onderzoekers die zich nauwelijks voor het onderwijs hoeven in te spannen. ‘Terwijl zij straks wel de verantwoordelijkheid voor het onderwijs krijgen. Ik zie een tweesporenbeleid voor onderzoek en onderwijs ontstaan. Dat zou ik binnen de KNAW best in discussie willen brengen.’ ‘Niet meer dan rechtvaardig’ vindt hij daarom het voornemen van de KNAW om met een speciaal onderzoeksfellowships voor ‘uitgebluste’ 55 plus-hoogleraren te komen. ‘Vroeger hebben zij nooit die subsidiemogelijkheden gehad; nu dreigen zij onder de bestuursdruk te bezwijken.’
21
2001 heeft de adviescommissie besloten de Van Walree Prijs 2001 toe te kennen aan dr. Jannes van Everdingen en mevrouw G. Kleiverda. De heer Van Everdingen ontving deze prijs voor zijn gehele oeuvre, waaronder zijn auteurschap van leerboeken over Communiceren met patiënten en Dermatovenereologie voor de eerste lijn, zijn columns in Medisch Contact, Modern Medicine en Mediator en de reeks publicaties voor de Consumentenbond. Van Walree Fonds Mevrouw Kleiverda ontving de prijs voor het Het doel van het Van Walree Fonds (vwf) is toegankelijk maken en verspreiden van de de bevordering van het medisch onderzoek nieuwste wetenschappelijke inzichten op het door subsidiëring van congres- en werkbezoegebied van de obstetrie en gynaecologie in de ken van jonge promovendi aan het buitenland ruimste zin van het woord. Op maandag 18 en van buitenlandse congresbezoeken van stujuni 2001 ontvingen de prijswinnaars tijdens denten geneeskunde. Tevens verleent het Van een bijzondere vergadering van de Afdeling Walree Fonds een tweejaarlijkse prijs voor de Natuurkunde de gedeelde geldprijs ter waarde beste journalistieke prestatie op het gebied van f 25 000. van de medische wetenschappen en stelt zij een bijzondere leerstoel aan een faculteit M.W. Beijerinck Virologie Fonds Geneeskunde in. In 2001 zijn bij de adviescommissie vanwege het Van Walree Fonds 33 Het doel van het Beijerinck Virologie Fonds subsidieaanvragen voor congres- of werkbeis het bevorderen van het wetenschappelijk zoeken door jonge promovendi en 29 aanonderzoek in Nederland en daarbuiten op het vragen voor congresbezoek door medisch gebied der virologie in de ruimste zin, dus studenten in behandeling genomen. Daarvan met inbegrip van de daarop toegepaste werden 17, respectievelijk 22 subsidies biochemie en biofysica. Dankzij een legaat toegewezen. In totaal is een subsidiebedrag van mevrouw A.P. den Dooren de Jong-Ris is van € 41 025 toegekend. het fonds in 2000 sterk vergroot. De dit jaar De vijfde Van Walree Prijs was in 2001 benoemde Adviescommissie van het M.W. bestemd voor één of meerdere wetenschapBeijerinck Virologie Fonds heeft een aantal pers die in staat zijn gebleken medisch nieuwe activiteiten uitgewerkt: de jaarlijkse wetenschappelijk werk te populariseren. Begin toekenning van de Beijerinck Premie, het kreeg de prijs vanwege zijn bijdrage aan de vernieuwing van het godsdienstwetenschappelijke onderzoek in Nederland. Hij wordt, aldus de jury, beschouwd als een van de belangrijkste onderzoekers op zijn terrein in de wereld. De heer Van der Veer hield ter gelegenheid van de uitreiking een lezing over Nederland en de Islam.
Moleculaire astrofyscia: het is een nog piepjonge wetenschap. Het onderzoek naar moleculen in de ruimte kwam pas begin jaren zeventig serieus van de grond, vertelt Ewine F. van Dishoeck (1955), hoogleraar moleculaire astrofysica in Leiden. ‘Dat wetenschapsgebied begint nu uit te groeien tot volwassenheid. Mijn KNAW-lidmaatschap en de ongeveer gelijktijdige Spinozaprijs van NWO, zie ik als erkenning daarvan.’ De moleculaire astrofysica bestudeert onder meer de ‘exotische chemie’ in de ruimte, vertelt Van Dishoeck. `Vroeger dacht men dat er tussen de sterren niets gebeurde, dat het er volkomen leeg was. Maar de ruimte blijkt juist een ontzettend rijke chemie te hebben. En het is een uniek lab, want de condities zijn er heel anders dan op aarde: heel lage druk, heel lage temperatuur.’
22
eenmaal in de drie jaar toekennen van de M.W. Beijerinck Virologie Prijs en de jaarlijks te houden M.W. Beijerinck Lecture. De Beijerinck Premie ter waarde van € 50 000 zal in 2003 voor het eerst worden toegekend aan een post-doc onderzoeker die excellent virusgeoriënteerd onderzoek verricht aan een Nederlandse universiteit of onderzoeksinstelling. De premie is vrij te besteden voor onderzoek en verantwoording geschiedt achteraf binnen een redelijke termijn. Deze premie zal worden uitgereikt tijdens de Nationale Virologendag in het Trippenhuis van de knaw. Tijdens deze dag zal tevens de M.W. Beijerinck Lecture worden georganiseerd, te houden door een internationaal gerenommeerd virologisch onderzoeker. De M.W. Beijerinck Virologie Prijs ter waarde van € 34 000 zal elke drie jaar worden uitgereikt aan een internationale toponderzoeker die zich door een bijzondere prestatie op het gebied der virologie in de ruimste zin heeft onderscheiden. In 2001 is deze prijs voor de eerste maal uitgereikt aan prof. dr. Robin Weiss tijdens een bijzondere zitting van de afdeling Natuurkunde. De laureaat hield tijdens deze gelegenheid een voordracht onder de titel Retroviruses: family heirlooms and new acquisitions.
basisvraag hoe ons eigen zonnestelsel is gevormd. Een van de zaken waar de van huis uit scheikundige zich binnen de KNAW voor wil inzetten is meer duidelijkheid rond aio’s en hun promotieduur. ‘De strikte promotieduur van vier jaar werkt niet. Sommige uitstekende proefschriften hebben eenvoudig meer tijd nodig. Nederland heeft een Ewine F. van Dishoeck: ‘De moleculaire uitstekende reputatie op het astrofysica begint nu uit te groeien tot gebied van proefschriften, en dat volwassenheid’ moet zo blijven. Daarom moeten er flexibeler contracten met aio’s worden afgesloten.’ Ook zou de KNAW de verwijdering tussen Europa en de Verenigde diagnostiek’, vertelt Van ruimte te identificeren. ‘Meestal gaat het gewoon om huis-tuin-en- Dishoeck. ‘Op die manier kunnen Staten een halt moeten toeroepen. ‘De wetenschap raakt steeds we weer meer te weten komen keukenmoleculen’, vertelt Van Dishoeck. ‘Maar soms komen we over ster- en planeetvorming, een meer op Europa gericht; vooral onderwerp dat erg in opkomst is op EU-posities mogen we alleen spectraallijnen tegen die in geen Europeanen aanstellen. We moeen een van de hoofdthema’s enkele catalogus staan.’ Na binnen de sterrenkunde wordt de ten ervoor waken dat niet een verder onderzoek blijkt het dan komende jaren. We hopen dichter steeds groter deel van onze finanvaak om radicalen of ionen te ciering die beperkingen krijgt.’ bij het antwoord te komen op de gaan die op aarde onmiddellijk De enige manier om die moleculen waar te nemen is via de straling die ze uitzenden. Infrarood en millimeterstraling: delen van het elektromagnetisch spectrum die telescopen pas de laatste jaren kunnen waarnemen. Aan de hand van hun unieke spectrum zijn de stofjes uit de
Fondsen Nieuw bijendewetenschapsprijzen Afdeling Natuurkunde
verder reageren, maar in de ruimte wel gewoon kunnen bestaan. De analyse van de ruimtelijke chemie levert tegelijk veel kennis op over de fysische situatie ter plaatse. ‘De moleculen fungeren als thermometer en barometer op afstand. Vaak vormen ze de enige vorm van
Internationale samenwerking
In 2001 heeft, mede op basis van externe evaluaties, besluitvorming door de minister van ocenw plaatsgevonden over de toekomstige wetenschappelijke samenwerking met China en Indonesië en de rol van de knaw daarin. De knaw heeft in vervolg hierop de uitvoering van de programma’s van wetenschappelijke samenwerking gecontinueerd dan wel aangevangen. Daarnaast heeft de knaw een aantal van haar activiteiten doorgelicht. Dit betrof onder meer de samenwerking met zusteracademies en de contributieverplichtingen aan icsuorganen. Bilaterale samenwerking Wetenschappelijke Samenwerking met China
De wetenschappelijke samenwerking met China vindt plaats in het kader van samenwerkingsovereenkomsten met een viertal Chinese counterparts, te weten het Ministry of Science and Technology (most), het Ministry of Education of China (moe), de Chinese Academy of Sciences (cas) en de Chinese Academy of Social Sciences (cass). De Memoranda of Understanding met deze counterparts zijn door het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen (ocenw) hernieuwd in februari 2001. China Exchange Programme Het reguliere China programma van de knaw (China Exchange Programme) is op last van de minister van ocenw door een externe evaluatiecommissie beoordeeld. Het rapport van de evaluatiecommissie juicht het laagdrempelige karakter van het programma toe. Ook het feit dat het voor alle wetenschapsgebieden open staat, wordt door de evaluatiecommissie positief beoordeeld. Het programma, aldus de commissie, speelt een belangrijke rol in het stimuleren van wetenschappelijke samenwerking met China door haar ‘zaaigoed karakter’. Naar aanleiding van het rapport van de evaluatiecommissie heeft de minister in 2001 besloten de financiering van het programma in de huidige lijn voort te zetten. Met het reguliere China programma was in 2001 een bedrag van circa 1,2 miljoen gulden gemoeid. In 2001 heeft de knaw 16 aanvragen voor uitzending van Nederlandse individuele, dat wil zeggen niet project-gebonden, onderzoekers en 21 voorstellen voor gezamenlijke Chinees-Nederlands onderzoeksprojecten van wederzijds belang gehonoreerd. Binnen deze projecten worden Nederlandse onderzoekers uitgezonden en Chinese onderzoekers ontvangen. Voorts zijn 5 aanvragen voor studie-bezoeken van Chinese onderzoekers gehonoreerd. Daarnaast ontving de knaw een delegatie van de cas onder leiding van professor Lu Yongxiang, president van cas. De delegatie bezocht onder meer de volgende knawinstituten: het Nederlands Instituut voor Hersenonderzoek (nih) en het Nederlands Instituut voor Oecologisch Onderzoek (nioo).
23
Verdeling van de projecten en bezoeken over de samenwerkingspartners most
moe
cas
cass
Projecten
7
5
9
-
Nederland naar China
2
5
3
6
China naar Nederland
-
-
2
3
Delegatie bezoeken China naar Nederland
-
-
1
-
Programma Strategische Allianties tussen Nederland en de China (PSA)
In februari 2001 heeft de minister van ocenw een nieuwe mou ondertekend met most waarin de realisatie van een nieuw programma voor wetenschappelijk samenwerking, het Programma Strategische Allianties tussen Nederland en de China (psa) overeengekomen is. De knaw is aan Nederlandse zijde door het Ministerie van ocenw belast met de verantwoordelijkheid voor opzet, uitvoering en beheer van het Programma. Aan Chinese zijde ligt deze verantwoordelijkheid bij de afdeling Internationale Samenwerking van most. Doel van het Programma is de totstandkoming van één of meer structurele wetenschappelijke samenwerkingsverbanden van wederzijds belang te realiseren, zogenaamde Strategische Allianties, tussen top-onderzoeksinstellingen in Nederland en China op de geprioriteerde onderzoeksgebieden materiaalonderzoek, biotechnologie en biofarmaceutica, en milieuonderzoek. Het Programma zal een looptijd van 15 jaar hebben en is gericht op fundamenteel wetenschappelijk onderzoek. Bijdragen en deelname van industriële partners aan het programma is mogelijk. Het budget voor het programma aan Nederlandse zijde bedraagt € 1,4 miljoen per jaar. Een gelijkwaardige financiële bijdrage aan het programma is door most toegezegd. De opzet van het Programma is getrapt en bestaat uit vier deelfasen: een voorbereidende fase van twee jaar, een projectfase van drie jaar, een programmafase van vijf jaar en tenslotte een periode van vijf jaar voor de Strategische Alliantie-fase. Aan het eind van iedere fase neemt de Minister op basis van een door de knaw uitgevoerde evaluatie een besluit over continuering van het programma en financiering van de volgende fase. Voorbereidende fase knaw en most hebben in een gedetailleerd implementatieplan afspraken gemaakt over de uitvoering van het Programma in de Voorbereidende fase. De verkennende activiteiten in beide landen worden zo nauw mogelijk op elkaar afgestemd. Aan Nederlandse zijde is op grote schaal een Call for Expressions of Interest voor het psa verspreid. Hierop zijn door de knaw ruim 80 reacties ontvangen. In januari 2002 zullen in aansluiting hierop workshops voor ieder van de drie prioriteitsgebieden worden georganiseerd, waarin geïnteresseerden hun voorstellen kunnen presenteren en toelichten. Na de workshops zal de noodzaak voor verdere oriënterende activiteiten ten behoeve van het programma bekeken worden. De selectie van de uit te voeren projectvoorstellen in de projectfase zal in de loop van 2002 via een open call plaatsvinden. De planning is erop gericht dat de projecten begin 2003 in uitvoering genomen kunnen worden.
24
Internationale samenwerking
Wetenschappelijke Samenwerking met Indonesië
Scientific Programme Indonesia - Netherlands (SPIN) In 2000 heeft een externe evaluatie plaatsgevonden van het Programma Wetenschappelijke Samenwerking Nederland-Indonesië dat sinds 1995 op verzoek van de minister van ocenw door de knaw wordt uitgevoerd. De externe evaluatie heeft in 2001 geleid tot het besluit van de minister om de knaw wederom aan te wijzen als uitvoeringsorganisatie voor een programma voor wetenschappelijke samenwerking met Indonesië. Dit programma, het Scientific Programme Indonesia-Netherlands (spin) is erop gericht subsidie te verlenen aan onderling samenhangende onderzoekprojecten die tezamen een coherent geheel vormen binnen door Nederland en Indonesië gezamenlijk gedefinieerde prioriteitsgebieden. Voor de periode 2000-2004 zijn dit de prioriteitsgebieden Biotechnologie, Toegepaste Wiskunde, Infectieziekten (Medische Wetenschappen), Islam Studies (Religieuze Wetenschappen), Indonesië in Transitie (Culture & Society) en Rechtswetenschappen. Er is voor het programma in totaal 19,6 miljoen gulden beschikbaar gesteld door de minister van ocenw. De onderzoekactiviteiten in het kader van de prioriteitsprogramma’s Infectieziekten (5 projecten) en Toegepaste Wiskunde (6 projecten) zijn het najaar van 2000 gestart; Biotechnologie (6 projecten), Islam Studies (4 projecten) en Indonesië in Transitie (4 projecten) zijn officieel op 1 januari 2001 van start gaan. Voor het prioriteitsprogramma Rechtswetenschappen is besloten dat dit inhoudelijk nauw dient aan te sluiten bij het prioriteitsprogramma Indonesië in Transitie. In december 2001 zijn voor dit programma twee projectaanvragen ingediend. Om de voorlichting over het Programma te vergroten is in het verslagjaar een internetpagina met informatie over het Programma gestart (www.knaw.nl/indonesia). Via deze pagina worden projectdeelnemers en derden geïnformeerd over de inhoud van en achtergronden bij de prioriteitsprogramma’s en de individuele onderzoeksprojecten, over de wetenschappelijke vooruitgang en ontwikkelingen in de samenwerking en over workshops, symposia en conferenties. Ook is in het verslagjaar mede op initiatief van de knaw een begin gemaakt met een brede inventarisatie van door verschillende ministeries gefinancierde samenwerkingsprogramma's gericht op Indonesië, teneinde samenwerkingsactiviteiten beter op elkaar af te stemmen en duplicatie te voorkomen. In september 2001 heeft een ocenw/knaw/nwo-delegatie een bezoek gebracht aan Indonesië. Dit bezoek had mede tot doel om de reis van de minister van ocenw naar Indonesië in februari 2002 voor te bereiden, waarbij nieuwe mou's voor wetenschappelijke samenwerking tussen Nederland en Indonesië zullen worden ondertekend. Tijdens het bezoek is bij de verschillende betrokken Indonesische ministeries de bereidheid tot samenwerking herbevestigd. Tevens werd duidelijk dat de economische situatie in Indonesië nog steeds de reden is dat het kapitaliseren van deze bereidheid maar moeizaam en in bescheiden mate van de grond komt. Het is de delegatie verder gebleken dat er in Indonesië een verbetering is opgetreden met betrekking tot de aandacht voor de sociale wetenschappen. In de gesprekken steeds terugkerende thema’s waren de sociale omwenteling, de toepasbaarheid van het onderzoek in het algemeen en decentralisatie. Het ligt voor de hand om in toekomstige samenwerkingsprojecten met Indonesië aan deze thema’s speciale aandacht te schenken.
25
Samenwerking met zusteracademies
Sinds de jaren tachtig heeft de Akademie samenwerkingsovereenkomsten met zeven zusteracademies te weten Australië, India, Hongarije, Polen, Rusland, Slowakije en Tsjechië. De samenwerkingsovereenkomsten zijn bedoeld om internationale contacten en wetenschappelijke samenwerking tussen senior-onderzoekers te stimuleren of te bestendigen en te komen tot meer structurele wetenschappelijke samenwerking. De maximale duur van een werkbezoek in het kader van de samenwerkingsovereenkomsten bedraagt doorgaans veertien dagen. In vergelijking met voorgaande jaren is het aantal uitwisselingsbezoeken in 2001 drastisch afgenomen. Vooral de afname van het aantal bezoeken aan Nederland, van 40 in 200 naar 20 in 2001, is opvallend. Met name Australië, Hongarije, Polen en Rusland maakten beduidend minder gebruik van de mogelijkheid van een werkbezoek aan Nederland dan voorheen. Er is geen duidelijk aanwijsbare verklaring voor deze afname te geven. De meeste bezoekende wetenschappers waren afkomstig uit Tsjechië en Slowakije. Beide landen maakten in voorgaande jaren ook relatief veel gebruik van de samenwerkingsovereenkomst. Tsjechië, alsmede Polen en Hongarije, hebben echter nauwelijks of geen beroep gedaan op de voor deze landen eveneens bestaande mogelijkheid tot het afleggen van een werkbezoek van langere duur (maximaal drie maanden). Alleen vanuit Polen is deze mogelijkheid één keer benut.
ren archeologen bijvoorbeeld op basis van bij elkaar aangetroffen artefacten dat ze een kampement hebben blootgelegd. Samen met zijn collega Thijs van Kolfschoten was hij verantwoordelijk voor de zogenaamde ‘korte chronologie’: hij stelde de vroege kolonisatie Bíjna was de Leidse hoogleraar waarvan ik directeur ben, hebben van Europa - vóór een half miljoen jaar geleden - ter disarcheologie Wil Roebroeks (1955) het moeilijk. Mijn eigen vakgecussie omdat daarvoor overtuidirect na zijn inauguratie in de bied, de Oude Steentijd, is heel gend bewijs ontbrak. En hij waarcategorie ‘buiten-lid’ terechtgemarginaal in Nederland.’ Toch schuwde voor een te grote breuk komen. Hij kreeg een aanlokkelijk weet hij nog niet of hij gaat. De tussen de Neanderthaler en zijn bod uit Keulen, om daar een Leidse universiteit doet haar opvolger, de homo sapiens onderzoeksinstituut te gaan uiterste best om hem te houden volgens de scheidslijn ‘primitiefleiden. Weg van de Nederlandse en stelt hem in staat een nieuwe modern’. onderwijsdruk - de Leidse onderzoekslijn op te bouwen. In lijn daarmee publiceerde hij archeologie expandeert enorm Roebroeks heeft dan ook een vorig jaar een spraakmakend en weg van de onstuitbare opinternationale reputatie, bevesartikel in het ‘Journal of Human mars van de commerciële tigd door de toekenning van de Evolution’ over de mogelijkheid archeologie. ‘Verreweg het ‘Europe Prize’ door de Engelse van taal bij de Neanderthaler. meeste geld gaat naar de ‘Prehistoric Society’ vorig jaar. ‘Het is een heel speculatief noodopgravingen in het kader ‘Dat snapte ik, want het was een artikel dat eigenlijk niet past bij van het Verdrag van Malta - met vorm van erkenning door mijn wat ik vroeger deed. Ik heb er wel name bij de aanleg van de collega’s. Het lidmaatschap van wat gemor van referenten op Betuwelijn. Dat heeft vooral de KNAW kwam uit een hoek gekregen, maar tot nu toe zijn er betrekking op de Nieuwe Steenwaaruit ik het niet verwachtte.’ tijd in Nederland. Alle andere Roebroeks maakte naam door zijn meer dan honderd reacties gebieden en tijdvakken, verenigd ontmaskering van te gemakkelijke gekomen. Ik heb gesnoept bij verschillende disciplines zoals de in de onderzoeksschool ARCHON interpretaties. Te snel conclude-
Wil Roebroeks: ‘Ik opper dat Neanderthalers gecommuniceerd kunnen hebben op een manier die wij onder taal verstaan’
26
Nieuw bij de Afdeling Letterkunde Internationale samenwerking
fysische antropologie en de primatologie en soms omstreden theorieën gebruikt. Neanderthalers bedreven 500 000 jaar geleden jacht op grote dieren en moesten daar elkaar dingen over leren. Ik opper dat ze gecommuniceerd kunnen hebben op een manier die wij onder taal verstaan.’ Graag zou hij aan het testen van die hypothese een grootscheeps onderzoeksproject wijden, zoals hij ooit een Pionierproject ‘Changing Views of Ice Age Foragers’ opzette met filosofen, paleontologen en biologen. Een aanvraag bij de ‘European Science Foundation’ zag hij tot zijn teleurstelling niet gehonoreerd. ‘Mijn voorstel werd heel goed beoordeeld, het zat bij de top 10 van 150 aanvragen, en ik dacht de subsidie binnen was. Dat was dom. Het moest gematched worden door de landelijke onderzoeksorganisatie en bij NWO was helaas het geld op. Maar ik ga sowieso door met het interdisciplinaire onderzoek.’
Tachtig procent van de inkomende uitwisselingsbezoeken betroffen het terrein van de Natuur- en Levenswetenschappen. Daarmee is de opleving in de belangstelling voor een bezoek op het terrein van de Geestes- en Sociale Wetenschappen, die voor het jaar 2000 geconstateerd werd, weer teniet gedaan. Het aantal uitgaande bezoeken vanuit Nederland bedroeg acht waarbij India en Tsjechië de meeste belangstelling genoten. Hier was eveneens het aandeel van de Natuur- en Levenswetenschappen het grootst (62,5 procent) zoals vorig jaar ook geconstateerd moest worden. Analyse van de verslagen van de onderzoekers over hun werkbezoek leidt tot de conclusie dat de aard van de wetenschappelijke samenwerking in hoge mate individuele contacten betreft. In slechts een beperkt aantal gevallen lijkt sprake te zijn van institutionele inbedding van de wetenschappelijke samenwerking of van een doelbewuste ontwikkeling in die richting. Aantal personen dat in 2001 een beroep deed op de samenwerkingsovereenkomsten, in vergelijking met de jaren 1996 t/m 2000. In deze aantallen zijn tevens de lange termijnbezoeken (maximaal 3 maanden) meegeteld. Deze staan tussen haakjes apart vermeld. Aantal personen dat een beroep deed op de samenwerkingsovereenkomsten Overeenkomst met
Australië
Aantal bezoeken aan Nederland
Aantal bezoeken vanuit Nederland
1996
1997
1998
1999
2000
2001
1996
1997
1998
1999
2000
3
4
6
1
4
0
0
2
1
2
2
2001 1
Hongarije
5
4
4
8 (3)
6(2)
1
1
1
1
0
0
1
India
4
4
0
3
1
1
0
1
0
2
2
3 0
Polen
9
8
7
6 (3)
10(3)
4(1)
7
4
7
3
3
10
7
3
5
6
2
3
2
2
1
2
0
Slowakije
6
2
5
5
6
5
1
0
1
1
1
1
Tsjechië
8
7
6
5 (-)
7(1)
7
4
2
1
2
1
2
45
36
31
33
40
20
16
12
13
11
11
8
Rusland
Totaal
Ondanks het beperkt aantal uitwisselingen per jaar, is zich in de wetenschappelijke contacten met India op termijn een meer structurele vorm van wetenschappelijke samenwerking aan het ontwikkelen op het terrein van de biomedische wetenschappen. Over en weer zijn er in een reeks van jaren langlopende contacten ontstaan die resulteren in regelmatige bezoeken over en weer, in het bijzonder in de biomedische wetenschappen op het terrein van infectieziekten en reumatische ziekten. Een nieuwe ontwikkeling betreft de samenwerking met Afrikaanse en Aziatische landen via de Third World Academy of Sciences (twas), waarvan het secretariaat in Triëste (Italië) is gevestigd. Het bestuur van de knaw heeft in 2001 besloten om de mogelijkheden te onderzoeken om vanaf 2002 een financiële bijdrage van bescheiden omvang te leveren aan twas. Daarbij wordt gedacht aan een programma voor Visiting Professorship.
27
Laboratory (embl) en - Conference (embc). Wegens het aanvaarden in december 2000 van een functie bij de embo door de toenmalige voorzitter L.A. Grivell, is door de knaw ALLEA R. Kaptein (uu) tot voorzitter van de ConDe federatie van All European Academies is in tactcommissie benoemd, met ingang van 1 januari 2001. Vervolgens is laatstgenoemde 1990 opgericht met een tweeledige doelsteldoor de minister van ocenw tevens tot lid van ling: enerzijds het uitwisselen van informatie, de Nederlandse delegatie benoemd. Er kennis en expertise tussen de Europese hebben zich in het verslagjaar geen verandeAcademies onderling ten behoeve van hun eigen ontwikkeling en anderzijds het fungeren ringen in de samenstelling van de Contactals spreekbuis voor de gezamenlijke academies commissie voorgedaan. op Europees niveau. Het bureau van allea is, Nadat zich in het jaar 2000 enkele ontwikkelingen hadden voorgedaan die een bedreiging met financiële steun van minister van ocenw, vormden voor het voortbestaan van het embl bij de knaw ondergebracht In het verslagjaar vertrok de executive director en voor de bereidheid van de Nederlandse regering om te blijven participeren in het van allea, W.B. Drees wegens zijn hoogleraarbenoeming. In zijn opvolging werd embl en embc, heeft de besluitvorming eind 2000 over het nieuwe Scientific Programme voorzien door de benoeming van J.J.F. 2001-2005 en de bijbehorende indicatieve Schroots. financiële schema’s het embl in een rustiger In het verslagjaar werd namens de Europese academies een substantiële bijdrage geleverd vaarwater gebracht. Dat heeft er o.a. in geresulteerd dat de Contactcommissie in het aan de discussie over het in voorbereiding Zesde Kaderprogramma van de eu via zowel verslagjaar de gebruikelijke twee keer is bijeengekomen. schriftelijk commentaar op conceptDe Contactcommissie heeft in haar beide voorstellen als overleg met betrokken euvergaderingen stil gestaan bij het Young vertegenwoordigers. Daarnaast werd een Investigator Programme van het embo, met gezamenlijke verklaring door allea, ef en eua uitgebracht waarin zijn hun gezamenlijke name bij de vraag op welke wijze Nederland een financiële bijdrage kan leveren aan de in zorg voor een daadkrachtige en zorgvuldige Nederland werkzame onderzoekers van wie invoering van de European Research Area uitspreken. Hierin wordt nogmaals het belang een aanvraag voor dat programma gehonovan de integratie van de humaniora en sociale reerd is. Uitgaand van twee gehonoreerde aanvragen per jaar zouden de kosten voor wetenschappen benadrukt. allea is via haar president vertegenwoordigd Nederland circa € 90 000 bedragen. Een in de European Academies’ Science Advisory dergelijke verruiming van het budget door het ministerie van ocenw bleek vooralsnog niet Council. te verwachten, waarna de Contactcommissie Daarnaast heeft allea onder haar leden een inventarisatie uitgevoerd van de wijze waarop eind 2001 besloten heeft deze kwestie academies invulling geven aan hun nationale aanhangig te maken bij het ministerie. De Contactcommissie heeft verder gesproken adviesrol op het terrein van wetenschapsbeover de evaluatie die het Scientific Advisory leid. Deze moet uiteindelijk leiden tot een Committee (sac) van het embl heeft uitgerapport met aanbevelingen over ‘best practices’ voor de General Assembly in 2002. voerd van onderdelen van het embl-programma, de toekomst van het nmr-onderzoek In de commissie ‘Intellectual Property in het embl, de financiële situatie inzake het Rights’ participeert vanuit Nederland European Bioinformatics Institute (ebi-embl) H. Franken. Deze commissie bereidt een en de activiteiten van het embl met betrekrapport voor over de interactie tussen king tot het terrein van de technology wetenschap en wettelijke regelingen over transfer. Deze laatste activiteiten nemen grote eigendom van en toegang tot datacollecties, vlucht aan het embl zonder echter een bedreipatenten en dergelijk. ging te betekenen voor het fundamentele onderzoek. Het kan echter wel op den duur het Contactcommissie EMBL/EMBC gevaar inhouden dat aan goede onderzoekers De Contactcommissie embl/embc heeft tot sterk getrokken wordt door het bedrijfsleven. taak de Nederlandse delegatie, bestaande uit Geconstateerd is verder dat er geen bezwaren een vertegenwoordiger van het ministerie van bestaan tegen de toetreding van Luxemburg ocenw en de voorzitter van de Contacttot het embc en dat de huidige structuur, commissie, te adviseren over de in te nemen positie en activiteiten van het embc geen standpunten op de halfjaarlijkse vergaderinverandering behoeven. Zorgen heeft de gen van de landen die een financiële bijdrage Contactcommissie in de richting van de leveren aan het European Molecular Biology Nederlandse delegatie geuit over het beleid dat
Samenwerking in Internationale organisaties
28
Internationale samenwerking
door het embl gevoerd wordt met betrekking tot de aanschaf van geavanceerde apparatuur. Onvoldoende financiële middelen, de komst van nieuwe groepsleiders/onderzoekers en de filosofie van het embl, relatief kortdurende aanstellingen meer bedoeld voor training, hebben er voor gezorgd dat het embl qua apparatuur op een aantal terreinen geen unieke locatie meer is. De Contactcommissie heeft tevens twee kandidaten genomineerd voor het lidmaatschap van het sac. Deze nominaties zijn eind 2001 niet succesvol gebleken. Afgesproken is dat de Contactcommissie tot actie zal overgaan om te zorgen dat, zonder aan de kwaliteit af te doen, er voldoende Nederlanders worden voorgedragen voor het embo-lidmaatschap. Zeer weinig Nederlandse onderzoekers zijn de laatste jaren voor benoeming voorgedragen, waardoor Nederland in verhouding tot de onderzoekscapaciteit van andere landen geen goed figuur slaat wat betreft het aantal in Nederland werkzame embo-leden.
Contactcommissie ESO De eso Contact Commissie heeft in 2001 tweemaal vergaderd als voorbereiding op de vergaderingen van Council van de European Southern Observatory. De Nederlandse afgevaardigden naar de diverse eso commissies rapporteren in die vergaderingen en algemene standpunten in te nemen in Council worden in samenspraak met de astronomische gemeenschap afgesproken. In de loop van 2001 heeft is de laatste van de vier 8-meter telescopen van de Very Large Telescope op de Paranal sterrenwacht in Chili in gebruik genomen. Ook zijn voor het eerst interfero-meter test metingen gedaan met behulp van een siderostaat (een kleine telescoop). In de loop van 2002 zal de verdere bouw van het interferometer deel voortgaan en zullen de instrumenten voor de vlt telescopen geinstalleerd worden. Voor de eerste twee telescopen is volledige operatie reeds gerealiseerd; Nederlandse astronomen hebben in competitie beduidend meer waarneemtijd verworven dan op grond van de financiële bijdrage verwacht kan worden. Belangrijkste punten, die in 2001 bij eso speelden waren de toetreding van Portugal en het Verenigd Koninkrijk enerzijds en de voorbereidingen voor een deelname in de Atacama Large Millimeter Array alma anderzijds. De toetreding van Portugal is geschied. De onderhandelingen met het v.k. zijn afgesloten en het wachten is nu op ratificatie door het Britse parlement. Voor de toetreding is zowel een speciale bijdrage in cash als in natura overeengekomen. De laatste betreft een speciale survey telescoop voor het
nabije infrarood. De onderhandelingen over de in-kind bijdrage zijn van eso zijde geleid door Nederlands Council-lid en vice-president P.C. van der Kruit. De Neder-landse delegatie in eso Council heeft zich mede op grond van de besprekingen in de eso Contact Cie. van harte positief opgesteld ten opzichte van een Britse toetreding. Nederland heeft zich ook uiterst positief opgesteld betreffende de bouw van alma. Dit is een gezamenlijk project met de usa (en wellicht ook Japan) om een grote (sub-) millimeter array telescoop (het principe van de Westerbork radiotelescoop) te bouwen op ruim 5000 meter hoogte in de Atacama woestijn in Noord-Chili. Het eso management heeft een ontwerp meerjaren strategisch plan geschreven, waarin dit als financieel mogelijk wordt beoordeeld. Toetreding van de uk is daarvoor essentieel. alma wordt zeer sterk gedragen door de Nederlandse astonomische gemeenschap. De beslissing over de bouw wordt in de loop van 2002 verwacht. Prof. P.C. van der Kruit (rug) is in december 2001 herkozen tot vice-president van eso Council voor 2002.
‘Als een donderslag bij heldere hemel’, kwam het KNAW-lidmaatschap voor Jeff Th.M. de Hosson (1950), hoogleraar technische natuurkunde aan de Rijksuniversiteit Groningen. `Fenomenaal dat zoiets tot het laatste moment verborgen blijft.’ De Hosson is deskundig op het gebied van materialen, met name metalen. ‘Metalen fascineerden me enorm toen ik in de jaren zeventig mijn wetenschappelijke loopbaan begon. Het was destijds een hot topic door de opkomst van de computer en speciale microscopen. Daardoor konden we gaan onderzoeken wat de gevolgen zijn van microscopisch kleine defecten in de atoomstructuur op de macroscopische eigenschappen van metalen. Een voorbeeld: hoe ziet metaalmoeheid eruit als je met een goede microscoop naar de kristalroosters kijkt.’ De laatste jaren hebben volgens De Hosson nieuwe spannende
European Science Foundation (ESF) Fonds National de la Recherche uit LuxemIn november werd de 27e General Assembly van de European Science Foundation (esf) gehouden. De Assembly gaf zijn goedkeuring aan het esf beleidsplan 2002-2006 dat door de Governing Council, waarvan de president knaw deel uitmaakt, was voorbereid. Prioriteit hierin is een leidende rol voor esf in het organiseren en leiden van het debat over de wenselijkheid en totstandkoming van een Europese Research Council. De in 2000 ingestelde eurocores (esf Collaborative Research Programmes) worden beschouwd als het preferente financieringsmechanisme voor gezamenlijk onderzoek terwijl het aantal Forward Looks, eveneens in 2000 van start gegaan, voor de komende jaren minimaal twee zal bedragen. De Assembly stemde in met een aanzienlijke budgetverhoging met 9,7 procent. Tenslotte werd een drietal nieuwe onderzoekorganisaties als lid geaccepteerd: de Bulgaarse academie van wetenschappen, de Research Promotion Foundation uit Cyprus en het
ontwikkelingen gebracht. ‘Tot voor kort konden we materialen met elektronenmicroscopen uitsluitend statisch bestuderen. Maar met de laatste generatie elektronenmicroscopen - en door het bedenken van slimme proefjes - kunnen we de veranderingen in situ volgen: we kijken mee terwijl de defecten ontstaan en bewegen.’ De opkomst van de nanotechnologie zal de materiaalkunde de komende jaren opnieuw hot maken, verwacht de Groningse fysicus. Daarmee samen hangt ook de opkomst van de optische materiaalkunde: het manipuleren van licht waardoor onder meer computers weer een stap vooruit kunnen. ‘Waar ik ook veel van verwacht zijn de functionele polymeren. Daardoor kun je in de toekomst beeldbuizen gewoon oprollen.’ Het wetenschappelijk hoogtepunt in 2001 was voor De Hosson zijn bijdrage aan het kleinste elektronenhologram op aarde, met een
Nieuw bij de Afdeling Natuurkunde
burg.
InterAcademy Panel Het InterAcademy Panel startte een aantal programma’s, in het bijzonder gericht op ontwikkelingslanden. Mother and Child Health bevordert onderzoek gericht op ziekte en sterfte onder zwangere en barende moeders. Het programma Capacity Building in Africa biedt steun aan nieuw opgerichte academies in Afrika bij de beïnvloeding van beleidsmakers en publiek. Onder de noemer Science and Education worden activiteiten ontplooid ter bevordering van natuurwetenschappelijke kennisoverdracht in het basisen voortgezetonderwijs. Science and Media tenslotte tracht de complexe relatie tussen wetenschap en massamedia te ontrafelen.
InterAcademy Council In mei 2000 is door tachtig, bij het wereldwijde InterAcademy Panel (iap) aangesloten academies van wetenschappen de InterAcademy Council (iac) opgericht. De taak van de iac is te voorzien in de behoeften
Jeff Th.M. de Hosson: ‘meer afstand nemen, niet alleen van de problemen van alle dag maar ook van de waan van de dag’
grootte van nog geen 20 nanometer. Dieptepunt waren de ontelbare uren die hij moest stoppen in een wetenschappelijk handboek. ‘Maar dat is gelukkig af.’ Nu hij lid is wil De Hosson ijveren voor een ruimere blik van de KNAW buiten de eigen landsgrenzen. ‘Nederland is geen eiland.’ Ook moet de Akademie universiteiten tot grotere beschouwelijkheid aanzetten, ze moeten ‘meer afstand nemen, niet alleen van de problemen van alle dag maar ook van de waan van de dag. ’ Zo ergert de Groninger zich bijvoorbeeld aan het gedoe rond de nieuwe bachelor-masterstruc-
tuur en de invoering van eventuele topmasteropleidingen. ‘Dat gebeurt inderdaad in een groot deel van Europa, maar Nederlandse universiteiten moeten zo nodig weer voor de muziek uitlopen, zonder veel harmonie en al helemaal geen melodie.’ Net zo irritant is het Nederlandse trekje om ‘voortdurend van elkaar de maat te willen nemen. Volgend jaar wordt mijn onderzoeksgroep in totaal vier keer door verschillende Nederlandse onderzoeksorganisaties geëvalueerd. Dat is doodzonde van alle tijd. De KNAW zou als geleerde sociëteit dat soort praktijken een beetje moeten dempen.’
29
van internationale organisaties als de Verenigde Naties, de Wereldbank, maar ook de Europese Unie, aan wetenschappelijk advies over mondiale vraagstukken. De iac, die bestuurd wordt door een groep van vijftien presidenten van academies over de gehele wereld, stelt expert panels samen uit de gelederen van de tachtig iap-academies. ‘Mobilizing the world’s best science to advise decision-makers’, luidt het iac-motto. Het secretariaat van de iac is gevestigd bij de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen te Amsterdam. De iac is van start gegaan met een studie over Promoting science and technology capacities for the 21st century, die wordt gefinancierd uit private Amerikaanse fondsen. Er is een internationale studiegroep ingesteld en een staf aangesteld en de planning luidt dat het rapport eind 2002 gereed is. Met de Verenigde Naties is een ‘‘un-iac’’ Partnership Arrangement afgesloten dat de basis vormt voor de advisering van de vn, in het bijzonder Secretaris-Generaal Kofi Anan. De eerste studie in dit kader heeft als onderwerp Food Security in Africa. De internationale studiegroep zal; begin 2002 worden geformeerd. Einde januari 2002 vindt in Amsterdam de vergadering van de iac Board plaatst.
International Council of Scientific Unions (ICSU)
de vakgebieden landbouw-, bosbouw-, veeteelt- en voedingswetenschappen de kans te bieden om een onderzoeksperiode van twee à tweeëneenhalf jaar in eigen land of regio van herkomst te realiseren. Dit programma wordt medegefinancierd door de minister voor Ontwikkelingssamenwerking. De selectie van de kandidaten en de administratieve en financiële afhandeling van de aanvragen is ondergebracht bij de International Foundation for Science (ifs) in Stockholm, Zweden. In de periode 1998-2000 zijn slechts twee aanvragen gehonoreerd. In december 2000 heeft de Universiteit Utrecht opnieuw twee aanvragen bij ifs ingediend, die eind 2001 werden goedgekeurd. Vanwege de geringe belangstelling voor het fonds, is in overleg met het ministerie van Buitenlandse Zaken (dgis) besloten tot een externe evaluatie. De evaluatie zou dienen te resulteren in aanbevelingen voor de toekomstige inrichting van het Carolina MacGillavry PhD Fellowship programma. In 2001 is overeenstemming bereikt met het ministerie van Buitenlandse Zaken (dgis) over de Terms of Reference voor de evaluatie.
Commissie voor de Vrijheid van Wetenschapsbeoefening
In 2001 heeft de heer H. Drion zijn werkzaamheden voor de Commissie om gezondIn het verslagjaar is een analyse gemaakt van heidsredenen moeten neerleggen. Over invulling van de ontstane vacature wordt de participatie van Nederland in de verschilnagedacht. lende Scientific Unions en overige organen Evenals in voorgaande jaren heeft de knaw van icsu. Hieruit blijkt dat Nederland qua in 2001, op voordracht van het Human Rights aantal in vergelijking met andere landen Network van de National Academy of bovengemiddeld participeert hierin. De Sciences in Washington, namens de Commiscontributieverplichtingen worden echter sie voor de Vrijheid van Wetenschapsbeoefeslechts in een beperkt aantal door de knaw opgebracht. Analyse van deze verplichtingen ning (cvw) een tiental brieven verzonden, om regeringsleiders en ministers bezorgdheid leidt tot de conclusie dat sprake is van een over te brengen over de beperkingen die aan historisch gegroeide situatie. Derhalve is het wetenschappers in de betreffende landen zijn bestuur van de knaw voornemens in overleg met haar Secties en Adviesraden een welover- opgelegd. Met name werden brieven verzonden aan de autoriteiten in Iran, Egypte, wogen keuze te maken voor de toekomstige Turkije, Ethiopië en Myanmar (Birma). In contributieverplichtingen en de rol van de een aantal gevallen is, mede dankzij de druk knaw daarin. die de nationale academies hebben uitgeoefend, verbetering gekomen in de positie van Carolina MacGillavry Fellowships de betrokken wetenschappers of heeft deze Bij haar overlijden in 1993 heeft Carolina geresulteerd in hun vrijlating. MacGillavry, in leven hoogleraar KristalloDe Commissie heeft zich in 2001 eveneens grafie en lid van de Akademie, haar vermobeziggehouden met de visumproblematiek, gen nagelaten met de bepaling, dat de waar buitenlandse onderzoekers die naar vermogensopbrengsten ten goede dienen te Nederland willen komen mee geconfronteerd komen aan jonge onderzoekers uit ontwikkeworden, alsmede met haar relatie tot het nog in lingslanden. te stellen Landelijk Orgaan Wetenschappelijke De doelstelling van de Carolina MacGillavry Integriteit (lowi). Fellowships is om jaarlijks vier tot zes De heer P. van Dijk, Secretaris van de Comonderzoekers uit de regio zuidelijk Afrika in missie en lid van het Executive Committee
30
Internationale samenwerking
van het International Human Rights Network, was een van de ondertekenaars van de declaratie Responding to Terrorism While Respecting Human Rights die het Network na de aanslagen van 11 september op de vs heeft uitgegeven. Tevens heeft de heer Van Dijk, mede in zijn hoedanigheid van Secretaris van de Commissie, de tweejaarlijkse Netwerkvergadering en het bijbehorende Colloquium in Parijs bijgewoond.
Descartes-Huygensprijs De Descartes-Huygensprijs is in 1995 ingesteld door de regeringen van Nederland en Frankrijk en wordt jaarlijks toegekend aan een Nederlandse en een Franse onderzoeker voor een wetenschappelijke prestatie, en voor bijdragen aan de wetenschappelijke samenwerking tussen beiden landen. De selectie van de Franse kandidaat geschiedt door de knaw. De prijs van ƒ 50 000 voor onderzoek in het andere land wordt afwisselend toegekend aan een wetenschapper in de natuurwetenschappen (1995, 1998, 2001), Levenwetenschappen (1996 en 1999) en Geestesen Sociale wetenschappen (1997 en 2000). De Franse winnaar van de DescartesHuygensprijs 2001 is de chemicus Bernard Meunier, verbonden aan het Laboratoire de Chimie de Coordination du Centre National de la Recherche Scientifique in Toulouse. Aan Nederlandse zijde is de DescartesHuygensprijs toegekend aan de Leidse astronoom Tim de Zeeuw.
Hendrik Casimir-Karl Ziegler Onderzoeksstipendia De knaw en de Nordrhein-Westfälische Akademie der Wissenschaften hebben in 1997 de Hendrik Casimir-Karl Ziegler Onderzoeksstipendia ingesteld. Deze stipendia zijn in het leven geroepen om een jonge veelbelovende onderzoeker, jaarlijks wisselend afkomstig uit de wetenschapsgebieden Geesteswetenschappen, Sociale wetenschappen en Natuurwetenschappen in staat te stellen een jaar lang onderzoek te verrichten in het partnerland (Noordrijn – Westfalen resp. Nederland). In het voorjaar zijn in Dusseldorf de beide Hendrik CasimirKarl Ziegler Onderzoeksstipendia uitgereikt. Aan Nederlandse zijde ontving J.M. Koene (Biologie het stipendium 2001 voor een gastonderzoekerschap aan de Westfälische Wilhelms Universität Münster.
Nederlandse Commissie van het Scientific Committee on Antarctic Research (SCAR) In mei organiseerde de Nederlandse scar Commissie in samenwerking met de Commissie Antarctisch Onderzoek (cao) van nwo/ alw het tweejaarlijkse Antarctica Symposium dat plaatsvond bij de Akademie. Zowel de zestig toehoorders als de sprekers waren vertegenwoordigers uit het onderzoek, de politiek en het wetenschapsbeleid. Het Antarctica Symposium bood een combinatie van lezingen die een gevarieerde mix vormden van bevindingen uit het fundamenteel onderzoek en van de politieke context waarin het poolonderzoek plaatsvindt, zoals de juridische bescherming van het Antarctisch milieu en de Nederlandse omgang met het Verdrag inzake Antarctica. Het symposium werd afgesloten met een korte presentatie van het Nederlands AntArctisch Programma (naap, de coördinatie berust bij nwo/alw) 2001-2006 en een visie op de toekomstige ontwikkeling van het poolonderzoek. Het nieuwe naap zal voortgezet worden met de combinatie van fundamenteel en toegepast onderzoek, maar de middelen zullen op aanraden van de visitatiecommissie geconcentreerd worden op minder onderwerpen. Zo zijn er ditmaal vier thema's vastgesteld waar binnen het onderzoek zal plaatsvinden: glaciologie en klimatologie, ecologie, oceanografie, en menswetenschappen en sociologie. Een aantal (universitaire) instituten zullen bij het programma betrokken worden, met name het Nederlands Instituut voor Onderzoek der Zee (nioz), het Nederlands Instituut voor Oecologisch Onderzoek (nioo-knaw), het Arctisch Centrum en het Instituut voor Marien en Atmosferisch Onderzoek Utrecht (imau). Het nieuwe naap wordt door vijf ministeries gedragen en beheerd door nwo/ alw. Het programma stelt onderzoekers in staat naar Antarctica af te reizen. Nederlandse onderzoekers leverden een bijdrage aan de organisatie van het succesvolle viiie scar Biology Symposium in Amsterdam in augustus 2001, mede dankzij een financiële bijdrage van de knaw.
Nederlandse Commissie voor het Scientific Committee on Oceanic Research (SCOR) De Nederlandse scor Commissie behartigt in Nederland de belangen van scor en die van de Nederlandse oceaanonderzoekers in scor. Enige leden van de Nederlandse scor Commissie zijn intensief betrokken geweest bij de organisatie van de Netherlands solas
Workshop in juni in Haren. Het programma solas, ‘Surface Ocean Lower Atmosphere Study’, is een internationaal programma van scor en igbp. Naar alle waarschijnlijkheid zal de workshop in het komende jaar een vervolg krijgen in Nederland. Namens de commissie woonde W.P.M. de Ruijter de scor Executive Committee Meeting bij in Mar del Plata, Argentinië.
Global Change HDP-commissie De knaw-commissie voor het Humane Dimensions of Global Change Programme (hdp) heeft geparticipeerd in de voorbereiding van de internationale igbp Open Science Meeting die in juli 2001 in Amsterdam plaatsvond. De bijeenkomst werd mede mogelijk gemaakt door een financiële bijdrage vanuit de global change-middelen van de knaw. In augustus 2001 heeft de hdp-Commissie de notitie A Kaleidoscopic view on social scientific global change research in the Netherlands het licht doen zien. De notitie is verspreid onder de deelnemers aan de internationale conferentie van ihdp in Rio de Janeiro, Brazilië, onder sociaal-wetenschappelijke onderzoekers die geïnteresseerd zijn in (i)hdp èn onder belangstellende beleids- en programmamakers. De publicatie van de notitie werd mede mogelijk gemaakt door een financiële bijdrage vanuit de global changemiddelen van de knaw. Een delegatie van de hdp-Commissie heeft in oktober 2001 deelgenomen aan de internationale conferentie van ihdp in Rio de Janeiro, Brazilië. Het deelnemen van de delegatie werd mede mogelijk gemaakt door een financiële bijdrage vanuit de global changemiddelen van de knaw. Samen met de igbp/wcpr Commissie heeft de hdp-Commissie in december 2001 de Notitie over toekomstig ‘Global Change onderzoek in Nederland’ afgerond. De voorzitters van de hdp-Commissie en de igbp/wcpr Commissie brengen deze notitie onder de aandacht van een aantal potentiële financiers van global change-onderzoek (ministeries, nwo, etc.).
Nederlandse IGBP/WCRP Commissie Het Global Change onderzoek in Nederland heeft zich dit jaar duidelijk kunnen profileren tijdens de internationale Global Change Open Science Conference ‘Challenges of a Changing Earth’ juli 2001 in Amsterdam. Dit is overwegend te danken aan de voortdurende aandacht en inzet van de leden van de Nederlandse igbp/wcrp Commissie. Deze
bestond onder meer uit het stimuleren, financieren en faciliteren van de Nederlandse bijdrage aan de conferentie, en het Nederlandse Global Change-onderzoek onder de aandacht brengen van een breed publiek, bestaande uit beleidsmedewerkers, politici, wetenschappers en pers. Daarnaast zette de Commissie in 2001 haar stimulerende en faciliterende rol voort ten behoeve van de Nederlandse deelname aan en financiering van Global Change-onderzoek. Dit Global Change-onderzoek betreft in hoofdzaak onderzoek in het kader van het International Geosphere-Biosphere Programme (igbp) en het World Climate Research Programme (wcpr). Tevens besprak de Commissie haar rol ten aanzien van de programma’s van het Scientific Committee on Problems of the Environment (scope) en het unesco programma Man and Biosphere (mab). De Commissie besloot het knawbestuur voor te stellen de taken van de Commissie voor het laatstgenoemde programma in 2002 over te dragen aan het Ministerie van lnv. In juli werd de internationale Global Change Open Science Conference ‘Challenges of a Changing Earth’ van de programma’s igbp, ihdp en wcrp gehouden in de rai te Amsterdam. Naast het International Organising Committee (waarin acht Nederlandse onderzoekers zitting hadden) was er vanuit de Nederlandse igbp/wcrp Commissie een Nederlands Organiserend Comité ingesteld dat voor een Nederlandse bijdrage aan het programma zorgde, zoals de Dutch Science Tours. De deelnemers aan de conferentie konden kiezen uit negen verschillende excursiedoelen waar zij kennis konden maken met het Nederlandse onderzoek en de instellingen waarbinnen dit onderzoek plaatsvindt. Een van de instellingen was het knaw-instituut nioo-cemo in Yerseke. De conferentie heeft wetenschappers, beleidsmakers, studenten en verdere geïnteresseerden uit binnen- en buitenland in staat gesteld kennis te nemen van de meest actuele ontwikkelingen op het onderzoekgebied van de wereldwijde milieu- en klimaatveranderingen door menselijke en natuurlijke ingrepen. Met een verscheidenheid aan gespecialiseerde lezingen, parallel sessions, die gegeven werden door internationaal gerenommeerde wetenschappers bood de conferentie een overzicht van de effecten die Global Change op ons bestaan heeft en wat de gevolgen hiervan in de toekomst zullen zijn. De belangrijkste wetenschappelijke onderzoekresultaten en uitdagingen voor de toekomst werden uiteengezet; daarbij stonden een viertal kwesties van groot wetenschappelijk èn maatschappelijk gewicht centraal: Air
31
Quality, de Global Carbon Cycle, Water Resources en Food, Land and Oceans. Tijdens de tweede en derde dag kregen de deelnemers inzicht in de boeiende wetenschappelijke vooruitgang die de internationale Global Change programma’s de afgelopen tien jaar hebben geboekt. De laatste dag richtte zich voornamelijk op de toekomst wanneer er meer en meer sprake zal zijn van een nauw verband tussen menselijke activiteiten en natuurlijke processen. De Global Change Open Science Conference is bezocht door onderzoekers uit heel de wereld en kan met recht mondiaal genoemd worden. Zo’n 1500 personen uit 105 verschillende landen namen deel aan de conferentie, waarvan 150 studenten. Voor meer informatie over de conferentie en voor de Amsterdam Declaration: www.sciconf.igbp.kva.se. Met het oog op de Global Change Open Science Conference heeft de Nederlandse igbp/wcrp Commissie besloten de in 1998 uitgebrachte brochure Global Changeonderzoek in Nederland. Nederlands onderzoek in het kader van het igbp in het Engels te laten vertalen en uit te breiden met informatie over de Core Projects van het World Climate Research Programme (wcrp). Dit resulteerde in de brochure Global change research in The Netherlands. Dutch research within the framework of the IGBP and the WCRP die de Nederlandse invulling van de core projects van de twee internationale programma’s behandelt. Via interviews met Nederlandse wetenschappers wordt een helder beeld gegeven van het Nederlandse Global Change-onderzoek en de resultaten daarvan. Tevens heeft de Nederlandse igbp/wcrp Commissie samen met de hdp-Commissie een notitie opgesteld met het oog op de toekomst van het Global Change-onderzoek in Nederland. Deze Notitie over toekomstig Global Change-onderzoek in Nederland zet uiteen waarom Nederland ook in de toekomst in het Global Change-onderzoek moet blijven investeren; zowel qua kennispotentieel als qua financiering. Want juist in Nederland, waar op het gebied van het gecombineerde bèta-gamma-onderzoek een zekere reputatie hoog te houden is, biedt het Global Changeonderzoek een uitnemende uitgangspositie voor een verdere uitbouw.
Aantal aanvragen reis- en congressubsidie (1990-2001) Jaar
Afdeling Natuurkunde
Afdeling Letterkunde
Ingediend
Gehonoreerd
Ingediend
Gehonoreerd
1990
193
127
234
122
1991
183
117
204
116
1992
225
160
200
139
1993
180
134
166
129
1994
229
168
194
153
1995
219
171
221
171
1996
192
131
163
116
1997
176
125
176
127
1998
155
103
150
104
1999
148
110
136
98
2000
117
84
151
121
2001
50
43
63
55
MAB (UNESCO) De igbp/wcrp Commissie heeft ruim aandacht besteed aan haar rol met betrekking tot het unesco Man and Biosphere (mab) programma naar aanleiding van een notitie van de secretaris. De conclusies van de discussie in de commissie waren dat het mab programma een mondiaal belang dient, maar dat de verantwoordelijkheid voor de relatie met het mab programma beter op zijn plaats is bij het Ministerie van lnv. Zulks is aan het knaw bestuur voorgesteld, dat met dit voorstel heeft ingestemd. Dit besluit zal in 2002 worden geëffectueerd.
DIVERSITAS
Het diversitas-programma is in ontwikkeling sinds 1991 en wordt medegefinancierd door icsu-organen en unesco. Het heeft tot doel: ‘to provide accurate scientific information and predictive models of the status of biodiversity and sustainability of the use of Earth’s biotic resources, and to build a world wide capacity for the science of biodiversity’. diversitas is gericht op de mondiale biodiversiteit en de oorzaken en gevolgen van veranderingen in biodiversiteit. Het is het enige bestaande wetenschappelijke programma dat de biodiversiteits-onderzoekinspanningen wereldwijd coördineert. Door de igbp/wcrp Commissie is aan de SCOPE (Scientific Committee on Biologische Raad voorgesteld een permaProblems of the Environment, nente relatie in te stellen vanuit de CommisICSU) sie naar het internationale diversitas programma het mondiale wetenschappelijke Per najaar 2001 heeft de heer Vellinga het programma gericht op het beheer en behoud lidmaatschap van het Executive Committee van de Biodioversiteit. De motivatie dit voorvan scope beëindigd. De heer Heip nam vanuit de Commissie deel aan de XIth General stel kwam mede voort uit de intensieve en vruchtbare samenwerking van de vier Assembly in september in Bremene.
32
Internationale samenwerking
internationale programma’s Diversitas, igbp, ihdp en wcrp bij de voorbereidingen van de grote Global Change Open Science Conference in Amsterdam in juli.
NEST Het Netherlands House for Science and Technology (nest), een samenwerkingsverband van knaw, nwo, vsnu, tno en Senter/ EGLiaison dat kantoor houdt in Brussel heeft zich in 2001 zeer intensief beziggehouden met de strategische informatievoorziening van de deelnemende organisaties over de ontwikkelingen binnen de eu op het terrein van het onderzoekbeleid. In 2001 betrof dit met name de voorbereidingen van het Zesde Kaderprogramma. Door eigen activiteiten en door participatie in een informeel overleg van soortgelijke functionarissen uit andere landen, is nest in staat deze informatiegaring op zeer effectieve wijze vorm te geven. Via nest-nieuws wordt op een geaggregeerd niveau deze informatie voor een omvangrijke groep in onderzoekbeleid geïnteresseerden toegankelijk gemaakt. Naast het kp6 en de daarmee samenhangende Europese Onderzoekruimte, werden ten behoeve van de partners op nog een aantal beleidsterreinen de ontwikkelingen gevolgd. Voor de knaw zijn met name te noemen de biotechnologie, gmo's, ethische aspecten, Europese Agentschappen, vrouwen in de wetenschap en het mobiliteitsdossier.
Gasthoogleraarschap, Universiteit van Michigan Ann Arbor, Verenigde Staten Sinds 1950 biedt de Universiteit van Michigan te Ann Arbor, Verenigde Staten, jaarlijks een gasthoogleraarschap van een jaar aan een Nederlandse hoogleraar aan. Op verzoek van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen heeft de Akademie met ingang van 1995 het voordragen van de kandidaten voor dit gasthoog-leraarschap op zich genomen. In 1997 heeft de Akademie ingestemd met het voorstel van het ministerie van ocenw om het beschikbare budget voor het gasthoogleraarschap van het ministerie over te dragen aan de knaw. Dit houdt onder meer in dat het gasthoogleraarschap sinds 1998 gezamenlijk wordt gefinancierd door de knaw en de Universiteit van Michigan. De Universiteit van Michigan en het bestuur van de knaw hebben het Nederlands gasthoogleraarschap te Ann Arbor voor de driejaarlijkse cyclus 1999-2000, 2000-2001 en 2001-2002 aan de volgende personen aangeboden: 1999-2000 A.P. van Goudoever, universitair hoofddocent geschiedenis van Europa aan de Universiteit Utrecht; 20002001 F.C.J. Ketelaar, hoogleraar archief-
Hoeveel onderscheidingen kan een mens in één jaar verdragen? ‘Met deze twee was het wel genoeg’, zegt Dorret Boomsma (1957), hoogleraar biologische psychologie aan de Vrije Universiteit Amsterdam. Vanwege haar baanbrekende werk op het gebied van de menselijke gedragsgenetica werd ze in mei 2001 benoemd tot KNAW-lid. Eind augustus ontving ze de prestigieuze en lucratieve Spinozapremie van onderzoeksorganisatie NWO. Op haar conto staan onderzoeken naar de genetische achtergrond van probleemgedrag, IQ, roken, alcoholgebruik en religiositeit, op basis van het door haar beheerde Nederlandse Tweelingenregister. Opvallende ontdekking was onder meer dat religiositeit niet genetisch bepaald is. Alcoholgebruik, IQ, roken en probleemgedrag zijn dat bijvoorbeeld wel, al varieert het tijdstip van genetische expressie. Haar vakgebied suggereert het al, ze past niet netjes in de twee
wetenschap aan de Universiteit Leiden en de Universiteit van Amsterdam; 2001-2002 D.E.H. de Boer, hoogleraar geschiedenis aan de Rijksuniversiteit Groningen. Allen hebben het gasthoogleraarschap aanvaard.
Subsidieregelingen Congressubsidies In 2000 heeft de knaw besloten de mogelijkheid tot reissubsidies voor deelname aan internationale congressen in het buitenland met ingang van 1 januari 2001 te beëindigen. De mogelijkheid om subsidie aan te vragen ten behoeve van de organisatie van internationale congressen in Nederland blijft gehandhaafd, terwijl de maximale subsidies zijn verhoogd. Met deze congressubsidies is een bedrag van circa 830 000 gulden gemoeid. (zie tabel op pagina 32) Tegen besluiten over aanvragen voor de organisatie van internationale wetenschappelijke congressen zijn in 2001 in het totaal drie bezwaarschriften ingediend. Drieënzeventig aanvragen op het gebied van Letterkunde en Natuurkunde tezamen zijn op formele gronden niet in behandeling genomen.
categorieën van de Akademie. Vandaar dat er nu een status aparte voor Boomsma is gecreëerd: lid van de Afdeling Letterkunde, maar tegelijk buitengewoon lid van de sectie biologie aan de andere kant van de Akademie-scheidslijn. Hoewel ze afgelopen jaar ook nog een imposante hoeveelheid
STAR-congressen In samenwerking met het Nederlands Congres Bureau (ncb) bevordert de knaw jaarlijks de organisatie van maximaal vier wetenschappelijke congressen van hoog niveau, de zogenaamde star-congressen. star staat voor Science Technology and Art Recognition. Het ncb is een non-profit organisatie die zich ten doel stelt om het internationale congresbezoek aan Nederland te stimuleren. In deze samenwerking is de knaw in beginsel verantwoordelijk voor de beoordeling van het wetenschappelijke niveau van de aanvragen, terwijl het ncb in overleg met de initiatiefnemers zorg draagt voor de praktische uitvoering van de congressen. Geselecteerde congressen ontvangen financiële steun van ncb en knaw: jaarlijks is er een bedrag van in totaal ƒ 50 000 en respectievelijk ƒ 30 000 beschikbaar voor maximaal vier congressen per jaar. Zowel de knaw als het ncb verleent voor congressen met 150 tot 300 deelnemers is een subsidie van ten hoogste 7000 Euro (ƒ 15 000) en voor congressen met 300 tot 700 deelnemers maximaal 11 500 Euro (ƒ 25 000). In 2001 is het star-congres ‘Feelings and Emotions: the Amsterdam Symposium’, gehouden dat werd georganiseerd door
eiste haar internationale ‘credits’ op. In ‘Nature Neuroscience’ stond een artikel over MRIonderzoek naar tweelingen, waarin werd gesuggereerd dat IQ erfelijk is. Toen hebben we een brief naar de redactie gestuurd: dit kunnen wij ook. En beter.’ Het geld van de Spinoza-premie en de andere subsidies betekent
Dorret Boomsma ‘Ik wil het Nederlandse Tweelingenregister uitbreiden, met oudere tweelingen en andere familieleden’
subsidies binnen wist te slepen, van onderzoeksorganisaties en uit het bedrijfsleven, verwaarloosde ze het onderzoek zelf niet. Ze verheugt zich, zegt ze, over de voortgang die haar groep maakte in de statistische genetica. ‘Het is nu mogelijk het DNA en de gedragsdata van proefpersonen simultaan te analyseren.’ En ze
Nieuw bij de Afdeling Letterkunde
dat Boomsma’s groep behoorlijk uitdijt. ‘Volgend jaar stellen we een aantal nieuwe aio’s aan en zitten er verschillende promovendi tegen hun promotie aan. Dat alles zal veel begeleiding vergen.’ Lobby-activiteiten staan ook op haar agenda. ‘Ik wil het Nederlandse Tweelingenregister
uitbreiden, met oudere tweelingen en andere familieleden. Minister Hermans zou daarbij hulp kon verlenen. Ons ideaal is de situatie in de Scandinavische landen waar de overheid een centraal registratiesysteem beheert en de contacten met tweelingen regelt. We streven naar hun status op het gebied van de genetische epidemiologie.’ Ondanks de overdadige subsidieregen is gekwalificeerd personeel werven erg lastig, zegt ze. ‘Het grote probleem is dat we goede mensen geen vaste aanstelling kunnen geven. Ik vind het niet correct van mensen te verlangen dat ze van de ene naar de andere tijdelijke aanstelling overstappen. De categorie ‘veelbelovend en wat ouder’ houden we niet binnen. Het geld is daarbij niet het probleem, maar het ontbreken van een lange termijn-perspectief.’ De KNAW kan dat probleem niet zelf oplossen, denkt ze, maar het wel onder de aandacht van de politiek brengen.
33
N.H. Frijda, mevrouw A.H. Fischer en A.S.R. Manstead van de Universiteit van Amsterdam. Doel van het congres was om de huidige status van algemene theorieën over emoties te evalueren vanuit een multidisciplinair perspectief. Dit congres vond in juni 2001 plaats en er waren ongeveer driehonderd deelnemers. De knaw heeft hiervoor een subsidie à fonds perdu verleend van ƒ 15 000 (ruim € 6800). Aan het in 2003 te houden congres ‘First European Symposium on Limnology and Oceanography’ werd het star-predicaat verleend.
Contactcommissie in CERN-aangelegenheden
Begin november 2000 was de laatste operationele dag van de lep electron-positron botser. Het laatste jaar van lep draaide volledig om de jacht op het Higgs-boson en in het bijzonder om de paar gebeurtenissen die te interpreteren zijn als e+e- hz productie. Dat het cern-management, ondanks het mogelijke ontdekken van het Higgs-boson, besloten heeft de (verlengde) lep run te stoppen heeft alles te maken met het voorkomen van (kostbare) vertragingen in cern's toekomstige versneller project: de lhc proton-proton botser. In 2001 zijn de lep Nederlandse Commissie voor versneller en de vier lep experimenten Lithosfeer Project zonder grote problemen ontmanteld. De vier Het Nederlandse onderzoek aan lithosfeer toekomstige lhc experimenten zijn nu processen werd in 2001 verder versterkt in goedgekeurd. Detectorconstructie voor met het kader van de nauwe samenwerking tussen name de twee grote lhc experimenten, atlas in de toponderzoekschool Netherlands Centre en cms, vordert goed. De realisatie van de for Integrated Solid Earth Science (ises) infrastructurele voorzieningen voor de lhc participerende onderzoeksgroepen aan de versneller en de experimenten ligt redelijk op Vrije Universiteit, Universiteit Utrecht en de schema en de belangrijke order voor de lhc Technische Universiteit Delft. dipool magneten is goedgekeurd. Kortom het In dit kader werden een tweetal diepe lhc project heeft met succes de overgang seismische reflectie profielen geschoten in gemaakt van de r&d fase naar de productie Zuid-Nederland en de Roemeense Carpathen. fase. In tegenstelling tot deze florissante Het nedseis project leverde nieuwe informa- technische kant van het lhc project, zijn er tie op over de diepe structuur van de Roerdal problemen aan de kosten kant. cern's slenk. Binnen dit project wordt samengewerkt Directeur Generaal L. Maiani heeft in 2001 tussen ises en het knmi. Het onderzoek aan onverwachts aangekondigd dat er voor het de Carpatenboog vond plaats in nauwe lhc project als geheel in de periode tot 2010 samenwerking met de universiteiten van een tekort dreigt van 850 msfr (ongeveer 19 Karlsruhe en Boekarest en heeft nieuwe procent). Verschillende commissies werken inzichten opgeleverd over de Moho en de nu aan een inventarisatie van met name diepere lithosferische processen in het cern's financiële situatie; een eerste rapporseismisch actieve Vrancea gebied. Resultaten tage wordt verwacht in april 2002. van het onderzoek in het Pannoonse bekken/ Carpaten systeem zijn gepubliceerd in een Conferentie North South Special Volume van het internationale Research Co-operation tijdschrift Marine and Petroleum Geology Als vervolg op de conferentie ‘Interactive (Cloetingh et al. (eds.), Mar. Petrol. Geol., North South Research’ die in 1999 door de v. 18, p. 1-177, 2001). knaw werd georganiseerd, heeft in december In 2001 heeft het Nederlandse lithosfeer 2001 opnieuw een conferentie plaatsgevononderzoek aan continentale margins een den over het thema onderzoeksamen-werking nieuw kader gekregen door de totstandkotussen landen in het Noorden en het Zuiden, ming van een eurocores Programme op georganiseerd door de knaw in samenwercontinentale marges. Dit esf euromargin king met nwo/wotro, rawoo en het Programme, mede gefinancierd door nwoMinisterie van Buitenlandse Zaken. Aan deze alw leidt tot een verdere versterking van de conferentie namen ongeveer vijfenzeventig Europese samenwerking in het lithosfeer mensen deel om te discussiëren over verschilonderzoek. lende modaliteiten voor onderzoeksamenDe totstandkoming van een door de Vrije werking, over doelstellingen, verschillende Universiteit gecoördineerd Europees Mariebelangen en elkaars verwachtingen en verCurie Centrum op het gebied van Geïnteonderstellingen bij onderzoeksamenwerking. greerde Sedimentaire Bekken Studies Ter voorbereiding op de conferentie is op (eurobasin) in 2001 vormt een andere verzoek van de knaw een tweetal essays belangrijke impuls voor het Nederlandse geschreven. Het eerste is van de hand van lithosfeer onderzoek. mevrouw L. Velho getiteld North South
34
Internationale samenwerking
Collaboration and Systems of Innovation. Het tweede door mevrouw I. Baud getiteld North South Research Collaboration; Towards an institutions analysis of partnerships in development research. Beide essays schetsen een mogelijk theoretisch kader voor een nadere analyse van Noord-Zuid samenwerking. Daarnaast is een drietal casussen geselecteerd die aan de hand van deze essays in parallelle werkgroepen zijn bediscussieerd. Deze discussie werd voorafgegaan door een presentatie van het betreffende onderzoekprogramma door zowel een onderzoeker uit het Zuiden als uit het Noorden. Vragen die in de discussie aan de orde kwamen, betroffen onder meer de wijze waarop de onderzoeksprioriteiten tot stand waren gekomen, de randvoorwaarden voor succesvolle samenwerking, de invloed van financiers en de mate van interactie in de onderzoeksamenwerking.
Bio-ethiek en gezondheid In februari 2000, tijdens het staatsbezoek van de president van Frankrijk, Jacques Chirac, is in een bijzondere zitting van de beide afdelingen van de knaw een gezamenlijk Frans-Nederlands symposium aangekondigd over Bio-ethiek en Gezondheid. Op 30 november 2001 heeft dit symposium, met als titel ‘Bioethics and Health in International Context’, plaatsgevonden in het Trippenhuis te Amsterdam. De organisatie was in handen van de Académie des Sciences de l’ Institut de France en de knaw. Het centrale thema van de ochtendsessie was de internationalisering van regelgeving in de gezondheidszorg, terwijl in de middag verschillende aspecten van presymptomatische genetische screening werden besproken. Met de Académie des Sciences is afgesproken is dat in 2003 een vervolgsymposium in Frankrijk plaatsvindt.
Kwaliteit
Erkenningscommissie onderzoeksscholen
In het verslagjaar heeft de tiende beoordelingsronde van onderzoekscholen plaatsgevonden. Zes universiteiten dienden zeven aanvragen tot erkenning in. Hiervan betroffen zeven aanvragen een vervolgerkenning en een aanvraag een erkenning. Tijdens de beoordelingsprocedure is voor twee onderzoekscholen de hererkenningsaanvraag ingetrokken. Het aantal erkende onderzoekscholen bedroeg per 31 december 2001 108. In samenwerking met het bestuur knaw organiseerde de ecos op 12 juni 2001 de discussiebijeenkomst Rijzende Sterren. (zie in het hoofdstuk de Akademie als ontmoetingsplaats) Programma Akademie Onderzoekers
Het Programma Akademie Onderzoekers is met nadruk gericht op het leveren van een bijdrage aan de verjonging van de vaste wetenschappelijke staf van de Nederlandse universiteiten. Hiermee onderscheidt het Programma zich van reguliere post-doc programma’s die zich richten op tijdelijke aanstellingen van jong wetenschappelijk talent. Iedere Akademie-onderzoeker wordt een aanstelling met een looptijd van vijf jaar in het vooruitzicht gesteld. In eerste instantie wordt uitgegaan van driejarige aanstellingen, op basis van onderzoekvoorstellen voor projecten die in drie jaar tot een zinvolle afronding kunnen worden gebracht. Deze projecten moeten wel op natuurlijke wijze met een vervolgproject voor een periode van twee jaar kunnen worden uitgebreid zodat er een inhoudelijke relatie met het initiële project is. Verlengingsaanvragen kunnen in het derde jaar van de aanstelling worden ingediend en dienen vergezeld te gaan van een garantie van de universiteit dat na afloop van de tweejarige periode van verlenging een volledige structurele personeelsplaats zal worden aangeboden. Indien de betrokken universiteit geen aanstellingsgarantie kan afgeven, dan heeft de betrokken onderzoeker de mogelijkheid om met behoud van de KNAW-bijdrage over te stappen naar een andere universiteit, mits die universiteit wel een aanstellingsgarantie verstrekt. De eis dat een inhoudelijke relatie dient te bestaan tussen initieel en vervolgproject blijft hier onverkort gehandhaafd. De eis van een arbeidsplaatsgarantie is een expliciete uitnodiging aan universiteiten en faculteiten om een systematisch, op behoud van onderzoektalent gebaseerd, personeelsbeleid te voeren. De vergoeding aan een universiteit bedraagt jaarlijks ƒ 120 000 (in 2002: € 55 000) voor de eerste drie jaar en jaarlijks ƒ 150 000 (in 2002: € 70 000) voor het vierde en vijfde jaar van de aanstelling van een Akademie-onderzoeker. In het verslagjaar is besloten het Programma Akademie Onderzoekers te beëindigen (zie Programma Akademie Hoogleraren). In december 2001 werden voor de laatste maal de nieuwe driejarige aanstellingen als Akademie-onderzoeker toegewezen. In 2004 zullen voor de laatste maal verlengingsaanvragen (twee jaar) worden beoordeeld.
35
De beoordeling van 97 aanvragen eind 2001 zal leiden tot 38 nieuwe aanstellingen voor drie jaar in 2002. De aanvragen zijn beoordeeld op de kwaliteit van de voorgedragen onderzoeker en van het onderzoeksvoorstel, het niveau van de directe werkomgeving en de wijze waarop het voorstel in het onderzoek en onderzoekbeleid van de betreffende universiteit of faculteit past. Het aantal aanvragen per wetenschapsgebied alsmede het aantal aanvragen dat uiteindelijk gehonoreerd is, is in bijgaand overzicht weergegeven. Aanvragen en toewijzingen in 2001 (aanstelling met ingang van 2002) Mannen
Vrouwen
Totaal
Aangevr. Toegew.
Aangevr. Toegew.
Aangevr. Toegew
Geesteswetenschappen
10
3
11
4
21
7
Gedrags- en Maatschappijwetenschappen
17
6
2
1
19
7
Biomedische Wetenschappen
17
9
8
2
25
11
Natuurwetenschappen
15
7
5
1
20
8
Technische Wetenschappen
11
5
1
0
12
5
Van de in 1999 voor drie jaar aangestelde Akademie-onderzoekers is van 31 onderzoekers een verlengingsaanvraag voor een periode van twee jaar gehonoreerd. Dertien onderzoekers uit deze jaargang hebben het Akademie-onderzoekerschap voortijdig beëindigd in verband met het aanvaarden van een andere functie, veelal binnen de Nederlandse universiteiten. Twee onderzoekers zullen komend jaar nog in de gelegenheid worden gesteld een verlengingsaanvraag in te dienen. In de beoordelingsronde 2000-2001 werd in drie gevallen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om tegen de besluiten bezwaar aan te tekenen. Deze bezwaarschriften worden behandeld door de Bezwarencommissie Programma Akademie-Onderzoekers, die het bestuur van de Akademie voorziet van advies inzake de beslissing op bezwaarschriften. In één van deze gevallen heeft het bestuur van de knaw het besluit herzien. Voor twee bezwaarschriften leidde het advies van de bezwarencommissie tot herziening van de motivering van het besluit. Eén van deze laatste bezwaarden heeft zowel advies gevraagd aan de Commissie Gelijke Behandeling als beroep aangetekend bij de arrondissementsrechtbank. Ten behoeve van de Akademie-onderzoekers was in 2001 een budget van ƒ 102 101 (€ 225 000) gereserveerd voor deelname aan internationale wetenschappelijke congressen. Aan een Akademie-onderzoeker wordt maximaal één keer per jaar een bijdrage van ten hoogste ƒ 1 588 (€ 3 500) voor reis- en deelnamekosten verstrekt. In 2001 verscheen het elfde Jaarboek van de Vereniging Akademie-Onderzoekers. In het jaarboek, met de titel Over de grenzen van het weten, lichten enkele Akademieonderzoekers hun onderzoek toe op een manier die voor een breed publiek toegankelijk is. Het eerste exemplaar werd op 12 november 2001 door de voorzitter van de Vereniging, E.R.T. Kerstel, overhandigd aan de directeur-generaal Cultuur en Arbeidsvoorwaarden van het Ministerie van ocenw, J. Riezenkamp die minister Hermans van ocenw verving.
36
Kwaliteit
VSNU-onderzoeksbeoordelingen
De knaw heeft in 2001 bijgedragen aan de samenstelling van de volgende internationale onderzoeksbeoordelingscommissies: bedrijfswetenschappen, aardwetenschappen, luchten ruimtevaarttechniek, wiskunde, universitaire lerarenopleiding, bewegingswetenschappen, rechtsgeleerdheid, scheikunde en scheikundige technologie, bestuurskunde, politicologie en communicatiewetenschap, economie en econometrie en industrieel ontwerpen. Programma Akadmie Hoogleraren
In 2000 is met de selectie voor de zogenaamde Vernieuwingsimpuls aangevangen. Deze is met name gericht op de toetreding van jonge post-docs tot het universitaire systeem. De financiële voorwaarden die de Vernieuwingsimpuls biedt aan de kandidaten is beter dan die in het Programma Akademie Onderzoekers, terwijl het zich op een overeenkomende doelgroep richt. Nu het financiële perspectief van de Vernieuwingsimpuls aanzienlijk is verruimd, heeft de Akademie – zoals eerder aldaar vermeld – besloten het Programma Akademie Onderzoekers te beëindigen. Naar de mening van de knaw blijft aandacht voor de omslag van formatiegericht personeelsbeleid naar carrièregericht personeelsbeleid van groot belang. De knaw zal daarom haar middelen inzetten op stimulering in een vergevorderde fase van de wetenschappelijke loopbaan middels een in 2002 van te start te gaan Programma Akademie Hoogleraren. Kern van het Programma is eminente hoogleraren volledig vrij te stellen ten behoeve van het doen van onderzoek en het geven van geavanceerd onderwijs. De knaw zal hiertoe een financiële vergoeding verstrekken. De vrijvallende universitaire middelen dienen aangewend te worden om jonge onderzoekers een aansprekende positie te verschaffen binnen de Nederlandse universiteiten.
Alles wat met genen te maken heeft, is momenteel ‘hot’. Maar al die aandacht is vooral op de medische en dierwetenschappen gericht, en veel minder op haar vak, erkent Celestina Mariani (1931) eerlijk. ‘De plantwetenschappen hebben nou eenmaal minder impact’, aldus de hoogleraar botanie aan Katholieke Universiteit Nijmegen. Mariani is gespecialiseerd in plantenveredeling en het kruisen van verschillende plantenrassen. In haar recente onderzoek in Nijmegen neemt ze de stamper, het vrouwelijke bloemorgaan, minutieus onder de loep. ‘De stamper is een heel complex orgaan dat uit drie delen bestaat. Het bovenste deel, de stempel, ontvangt de pollen (mannelijke zaadcellen) van bloemen van de eigen soort.’ Het tweede en derde deel van de
stamper onderwerpen de binnengekomen pollen aan strenge tests. Blijken ze toch van een andere plantensoort te zijn, dan gaat het bevruchtingsfeest en de productie van zaden niet door. ‘Als wij die barrières voor vreemde pollen binnen de stamper weten te elimineren, kunnen we heel nieuwe kruisingen maken’, vertelt Mariani. ‘Zo zouden we hybride planten kunnen maken, die economisch van grote waarde kunnen zijn.’ Ronduit verbaasd was de van oorsprong Italiaanse toen ze tot KNAW-lid werd benoemd. ‘Want ik heb relatief weinig gepubliceerd, zij het wel in heel goede tijdschriften.’ Extra deuren zal het Akademielidmaatschap niet direct openen, denkt de botanica. ‘Maar het geeft me wel een extra verantwoordelijkheid tegenover de
Nieuw bij de Afdeling Natuurkunde
Celestina Mariani: ‘De gemiddelde mens beseft niet wat een ontzettend belangrijke rol onderzoek en onderwijs in onze maatschappij spelen’ samenleving’. Dat houdt volgens haar in dat ze het grote publiek beter moet overtuigen van het grote belang van wetenschap. ‘Mijn constante boodschap is dat het publiek meer interesse moet hebben in het werk van onderzoekers. De gemiddelde mens beseft niet wat een ontzettend belangrijke rol onderzoek en onderwijs in onze maatschappij spelen.’ De overheid is hier deels schuldig aan, meent Mariani. ‘Die zou veel meer moeten doen. Er zouden ook meer wetenschappers in de politiek moeten zitten.’ De jaarlijkse KNAW-‘Avond van Wetenschap en Maatschappij’
vindt ze in ieder geval een uitstekend initiatief. ‘Ik heb daar vorig jaar een avond lang gediscussieerd met mensen uit allerlei sectoren van de maatschappij, van ambtenaren tot sportmensen. Dat was uitermate interessant en zinvol.’2001 was voor Mariani een jaar zonder echte hoogte- of dieptepunten. Een beetje jammer vond ze het dat ze meer managementachtig werk is gaan doen en minder in het lab stond. ‘Toch heb ik het met veel plezier gedaan. Want ik ben een goede soldaat: ik ga daarheen waar mijn land - mijn faculteit in dit geval - mij stuurt.’
37
Advies
Verkenningen
Verkenningen vormen een zwaartepunt in de adviesfunctie van de knaw. In de Notitie Raden of kiezen (1995) van het knaw bestuur wordt het streven verwoord om het aandeel van verkenningen in de adviesactiviteiten te verdubbelen. De verhoogde inspanning heeft inmiddels geleid tot een serie verkenningsrapporten. Een aantal hiervan werd in samenwerking met Overlegcommissie Verkenningen (ocv) geproduceerd: Chemie (1995), Aardwetenschappen (1996), Cognitie wetenschappen (1997) en Biologie (1997). Geheel voor verantwoordelijkheid van de knaw zagen verkenningen over Wiskunde (1999), Biochemie en Biofysica (1999) en Theologie (2000) het licht. In het Wetenschapsbudget 2000 (juni 1999) heeft het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen het belang van het instrument verkenningen voor het wetenschapsbeleid onderstreept. Aan de knaw wordt daarbij een centrale functie toegekend bij ‘verkenningen vanuit wetenschappelijk perspectief’. In de in oktober 2000 aan de minister van ocenw aangeboden notitie Verkenningenagenda KNAW zijn de door de knaw te vervullen signalerings-, uitvoerings- en disseminatie-opgaven nader uitgewerkt en is een agenda opgesteld van de in de komende jaren door de knaw te ondernemen verkenningen. De knaw-verkenningen hebben als hoofddoel richting te geven aan het denken over wetenschappelijke ontwikkelingen om zodoende een grondslag te bieden voor het te voeren beleid en te kiezen prioriteiten. Het initiatief voor een verkenning zal doorgaans uitgaan van één of meer adviesraden van de knaw. Het besluit tot instelling van een verkenningscommissie wordt genomen door het bestuur van de knaw dat de opdracht verstrekt, de benodigde personele en financiële middelen fourneert en de voorzitter en de leden van de commissie benoemt. De knaw streeft ernaar per jaar tenminste twee verkenningsrapporten het licht te doen zien; dit betekent dat er meer verkenningen tegelijk kunnen lopen of in voorbereiding kunnen zijn. In de regel worden de verkenningen voorbereid middels voorstudies. Op basis van de voorstudie neemt het knaw-bestuur het besluit over het al of niet verrichten van de verkenning en de condities waaronder deze zal plaatshebben. Aan de minister van ocenw is gevraagd de helft van het benodigde budget voor knaw – Verkenningen voor zijn rekening te nemen. Dit verzoek resulteerde in een toekenning in mei 2001 van een bedrag van maximaal 300 000 gulden per jaar voor een periode van drie jaar. De minister heeft daarbij zijn bereidheid uitgesproken om in de loop van 2002 de mogelijkheden voor een langere termijn te bezien. Het bestuur heeft H.J.C. Berendsen, lid van het bestuur van de Afdeling Natuurkunde, aangezocht als Coördinator Verkenningen
39
In het najaar van 2001 heeft de coördinator zowel met awt als de Commissie Overleg Sectorraden (cos) overleg gehad over de agendering en afstemming van verkenningsactiviteiten. Het overleg met de cos resulteerde in het plan tot het opzetten van een gemeenschappelijke informatievoorziening op het gebied van verkenningen. Het voorstel daartoe zal in het voorjaar van 2002 nader worden uitgewerkt met daartoe in aanmerking komende verkennende instanties in binnen- en buitenland en andere mogelijk geïnteresseerde doelgroepen van verkenningen (onder andere ocenw, nwo, awt). Het jaar 2001 heeft verder in het teken gestaan van de verdere planvorming voor de verkenningsactiviteiten. Daarnaast zijn in 2001 vorderingen gemaakt met de uitvoering van de verkenning Filosofie en de verkenning Taal en Letterkunde, die beiden medio 2002 zullen worden afgerond. Ook werden in 2001 de voorstudies afgerond voor Fysica en Levensprocessen en Biogeologie. Beide voorstudies resulteerden in een besluit tot verkenning respectievelijk van Natuurkunde en Levende Materie en van Biogeologie die in 2002 zullen worden uitgevoerd. Primatenonderzoek
In december 2000 ontving de knaw van de minister van ocenw het verzoek inzicht te geven in de noodzaak van biomedisch onderzoek met apen. De minister achtte dit inzicht noodzakelijk ter fundering van zijn beslissingen over eventuele verhoging van de structurele financiering van het Biomedical Primate Research Centre (bprc) te Rijswijk, dat meer dan 1600 Oude en Nieuwe Wereld apen en chimpansees huisvest. Een commissie onder voorzitterschap van A.J.M. Berns bereidde het knaw-advies (Primaten voor biomedisch onderzoek, april 2001) voor. In het advies wordt een duidelijk onderscheid gemaakt tussen onderzoek met chimpansees en met andere (kleinere) primaten, zoals makaken. Het onderzoek met chimpansees is volgens de commissie alleen toelaatbaar wanneer er een ernstig gevaar voor de volksgezondheid dreigt en proeven met chimpansees die dreiging kunnen afwenden. Aangezien het dan om een internationale calamiteit zal gaan, kan de relatief kleine chimpanseekolonie in het bprc hieraan geen belangrijke bijdrage leveren. In dergelijke gevallen dient naar de Verenigde Staten te worden uitgeweken. De commissie beveelt daarom aan om het lopend onderzoek binnen drie jaar af te ronden en de chimpansees elders onderdak te geven. Voor de chimpansees die drager zijn van voor de mens ziekteverwekkende virussen, moeten speciale huisvesting en andere voorzieningen komen. Gezonde dieren kunnen in reservaten worden uitgezet of in dierentuinen worden geplaatst. Voor het onderzoek met de kleinere niet-humane primaten dient een primatenfaciliteit in Nederland te worden gehandhaafd. Voor bestudering van ontstaan en ontwikkeling van ziekten (waaronder hiv, hepatitis, malaria, tuberculose), en voor onderzoek naar transplantaten en chronische aandoeningen (artritis, multiple sclerose) zijn primaten die ‘getypeerd’ zijn op overerfbare kenmerken van groot belang. De huidige apenkolonie bij het bprc is uniek en onvervangbaar. De knaw-commissie doet tenslotte enkele aanbevelingen over organisatie en financiën. In het advies wordt gepleit voor scheiding van de facilitaire functie (verzorging en huisvesting) en onderzoeksfunctie van het bprc en van de bijbehorende geldstromen. Onmiddellijk na ontvangst van het knaw-advies heeft de minister van ocenw in april in een brief aan de Tweede Kamer meegedeeld de aanbevelingen over te nemen. In een
40
Advies
nadere standpuntbepaling heeft de minister in juli de kamer de volgende conclusies gepresenteerd: – Experimenten met chimpansees worden bij wet verboden. Het bprc neemt geen onderzoek met chimpansees meer aan. Alleen voor een reeds jaren lopend eu-onderzoek naar een hepatitis-C vaccin zullen wellicht nog enkele chimpansees geïnfecteerd moeten worden. – Alle chimpansees worden gepensioneerd en uitgeplaatst. Voor de uitplaatsing van de chimpansees is aan het bprc en Stichting Aap gevraagd een plan te maken voor zowel de gezonde als de geïnfecteerde chimpansees. – Voor de huisvesting van de overige apen zullen voorstellen voor verbetering worden opgesteld. Het aantal dierproeven kan drastisch afnemen. – bprc dient het commerciële standaardtestonderzoek te beëindigen. In november richtte de minister van ocenw zich tot de knaw met het verzoek het onderbrengen van het bprc te Rijswijk in de knaw organisatie van de knaw in overweging te nemen. Het bestuur knaw heeft de minister laten weten in beginsel bereid te zijn over de mogelijkheid van onderbrenging van een financieel gezond bprc in de onderzoeksorganisatie van de knaw in overleg te willen treden. Het overleg was bij het einde van het verslagjaar in volle gang.
Albert D.M.E. Osterhaus: ‘We proberen ook te voorspellen wat ons voor virusellende te wachten staat’
‘Een kwart eeuw geleden had mijn vak, de virologie, het tij tegen. “Weinig meer te doen”, werd er gezegd, “pest, pokken, polio: de gevaarlijke virussen zijn nagenoeg verdwenen”’, vertelt Albert D.M.E. Osterhaus (1948), hoogleraar en hoofd van de afdeling virologie van het Erasmus MC Rotterdam. Helaas is het tij gekeerd. ‘De wereld werd vervolgens geconfronteerd met heel nieuwe ziekten, aids bijvoorbeeld en de gekkekoeienziekte.’ Osterhaus’ aandacht is vooral gericht op ‘virussen die tussen verschillende diersoorten, waaronder de mens, overspringen.’ Deels komt zijn belangstel-
ling voort uit interesse voor dieren; de Rotterdamse dierenarts-viroloog trachtte bijvoorbeeld de gedecimeerde populatie zeldzame monniksrobben in de Middellandse Zee te behoeden voor een nieuwe virusepidemiea. Maar een belangrijker motief is het feit dat de dierenwereld de belangrijkste bron is van de recente grote virusuitbraken bij de mens. ‘We proberen ook te voorspellen wat ons voor virusellende te wachten staat’, vervolgt Osterhaus. Weinig goeds, denkt hij, want allerlei veranderingen in onze samenleving, zoals urbanisatie, intensivering van de landbouw, ons wereldwijde
Nieuw bij de Afdeling Natuurkunde
reisgedrag en de seksuele revolutie vergroten de kans op verspreiding van gevaarlijke virussen sterk. En wat zijn de gevaren van een nieuwe wetenschappelijke ontwikkeling als xenontransplantatie? In ieder geval moeten we volgens Osterhaus rekenen op een nieuwe zware griep, afkomstig van vogels. Een pandemie van het kaliber 1968, 1957 of 1918; bij de laatste vielen overigens veel meer doden dan in de hele Eerste Wereldoorlog. ‘Maar vergeet niet dat er ook nu ieder jaar meer griep- dan verkeersdoden vallen.’ De virologie staat de laatste maanden in het centrum van de mediabelangstelling door de dreiging van biologische aanslagen. Moeten vaccins tegen ‘verdwenen’ ziekten als pokken massaal worden ingeslagen, is een van de vragen waar Osterhaus zich momenteel over buigt.
Zijn KNAW-lidmaatschap betekent voor Osterhaus onder meer erkenning van het belang van virusonderzoek. Desondanks vindt hij de aandacht van de overheid voor bepaalde gevaren nog niet voldoende. Het wetenschappelijk hoogtepunt in 2001 was voor Osterhaus ‘de ontdekking in Rotterdam van het humane metapneumovirus. `Vóór die ontdekking konden we 20 procent van de acute gevallen van longontsteking bij kinderen niet verklaren. Nu is de puzzel bijna compleet’. Voor bijeenkomsten van de KNAW heeft de viroloog tot op heden niet zoveel tijd gehad. ‘Omdat mijn agenda altijd al een half jaar vooruit is volgepland.’ Maar hij is zeker van plan energie in de KNAW te gaan steken, zegt hij. Mits zijn gouden stelregel niet wordt overtreden: ‘Maximaal dertig procent van mijn tijd besteden aan reizen en vergaderen.’
41
Adviesraden van de Akademie Akademie Commissie voor de Chemie Ontwikkelingen In het in juli 2000 verschenen rapport van de onderwijsvisitatiecommissie scheikunde en scheikundige technologie wordt aan de hand van de per jaar lagere instroomcijfers voorspeld dat bij eenzelfde voortdurende daling in het jaar 2005 de instroom van studenten scheikunde praktisch tot nul gereduceerd zou zijn. Deze voorspelling, naar de voorzitter van de visitatiecommissie, ook wel ‘het axioma van Stouthamer’ genoemd, begint zo langzamerhand bewaarheid te worden. Acties om dit tij te keren hebben geen effect gehad. Nieuwe studierichtingen en opleidingen met in hoofdzaak een chemische signatuur worden geïntroduceerd, maar of deze in staat zullen zijn de daling binnen de disciplines scheikunde op termijn te compenseren is nog maar de vraag. Ook binnen de hbo-opleidingen chemie en chemische technologie, waarvan er al enkele de laatste jaren gesloten zijn, is de instroomsituatie niet anders. De negatieve gevolgen van deze continue daling van de instroom voor het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek en voor de (relatie met de) chemische industrie kunnen aanzienlijk zijn. De activiteiten van de Akademie Commissie voor de Chemie in het verslagjaar hebben in hoofdzaak een relatie gehad met de aan die dalende instroom verbonden consequenties.
In het kader van de invoering van de bachelor/masterstructuur faciliteert sinds september 2000 de acc het proces om op het terrein van de chemie en de chemische technologie te komen tot afstemming en coördinatie van de onderwijsprogramma’s in de bachelor- en masterfase. Daartoe hebben in het verslagjaar onder voorzitterschap van de acc vier overleggen plaatsgevonden met de onderwijsdirecteuren/-decanen van de tien opleidingen. Dit heeft geleid tot de formulering van de eindtermen van de bacheloropleidingen scheikunde/scheikundige technologie en moleculaire wetenschappen. De acc heeft ingestemd met het verzoek van de Kamer Scheikunde van de vsnu om ook ten aanzien van de taakverdeling/concentratie van de masteropleidingen een initiërende rol te spelen en zal in 2002 het overleg met de tien opleidingen voortzetten. In dit kader heeft de acc in 2001 eveneens nauw samengewerkt met de werkgroep Convenanten Natuurwetenschappen van de vsnu die in reactie op een verzoek van de minister convenanten opstelt op het terrein van de wiskunde, natuurkunde en scheikunde. In die convenanten moeten de toekomstige taakverdeling/concentratie en samenwerkingsverbanden tussen de diverse opleidingen per discipline worden uitgebouwd en geconcretiseerd.
Wat betreft de huidige profilering en samenwerkingsverbanden van de tien opleidingen zal de acc in 2002 een document uit brengen waarin per opleiding de onderzoekszwaartepunten worden vermeld, waarin duidelijk tot uiting wordt gebracht waar de universitaire chemie en chemische technologie in Nederland voor staat en op welke wijze wellicht tot Belangrijkste activiteiten Voor de acc eindigde in mei 2001 de termijn verdere concentratie en accentuering van van 5 jaar waarvoor zij in 1996 was ingesteld. aandachtsgebieden kan worden gekomen. Dit document moet dus ook voor de niet-direct De door de acc opgestelde zelfevaluatie van haar werkzaamheden vanaf 1996 heeft medio bij de universitaire chemie betrokken actoren, zoals de chemische industrie en de overheid, 2001 tot de beslissing geleid de acc in een voldoende duidelijk tot uiting brengen op vernieuwde samenstelling opnieuw voor een welke wijze het Nederlandse chemietermijn van vijf jaar in te stellen. onderwijs en -onderzoek zich in de afgelopen De acc zal haar streven voortzetten om de jaren heeft geprofileerd. kanalen naar andere spelers in chemisch In samenwerking met de Commissie voor de Nederland wijd open te houden. Biochemie en de Biofysica (cbb) heeft de Dit dient echter niet ten koste te gaan van de zelfstandige inhoudelijke koers van de acc en acc in 2001 enkele initiatieven ontplooid om de door iedere betrokkene gewenste herziehet naar zichtbaar blijven van haar eigen ning van het eindexamenprogramma voor het inzichten. scheikunde-onderwijs op havo en vwo van Het acc-bestuur heeft medio 2001 een de grond te krijgen. Op voorstel van beide gesprek gehad met de Stichting Duurzame Chemie Ontwikkeling over de mogelijkheden adviesraden heeft het Akademie-bestuur de staatssecretaris van Onderwijs, mw. voor een verkenning op het terrein van de Adelmund, dringend verzocht een uitweg in duurzame chemie. De ‘nieuwe’ acc kent een de ontstane impasse te zoeken. Deze activiaantal leden met expertise op het terrein van teiten hebben er uiteindelijk in geresulteerd duurzaamheid. Met hen zal de acc in 2002 dat begin 2002 een commissie door het een voorstel voor een verkenning nader uitwerken.
42
Advies
ministerie is ingesteld die een rode draad moeten ontwerpen waarlangs het vak scheikunde in het voortgezet onderwijs vorm kan worden gegeven. Voorzitter acc en voorzitter cbb zijn benoemd tot respectievelijk voorzitter en vice-voorzitter van die commissie. Op initiatief van o.a. de acc is het ministerie van Economische Zaken in 2001 het project ‘Arbeidsradar Chemie voor Academici’ gestart. Dit project moet uitmonden in een rapport waarin een groot aantal maatregelen wordt voorgesteld om te komen tot een oplossing van geconstateerde kwantitatieve en kwalitatieve knelpunten op de arbeidsmarkt van universitair opgeleide chemici en chemisch technologen. De acc heeft in het verslagjaar deel uitgemaakt van de begeleidingscommissie van dit project. Het rapport wordt begin 2002 uitgebracht. In het verslagjaar is de acc o.a. in het kader van het Overleg Chemie Nederland, maar ook bilateraal, veelvuldig de discussie aangegaan met vertegenwoordigers van de Vereniging van de Nederlandse Chemische Industrie (vnci). Hoofdonderwerp was veelal de mate van de door de industrie gewenste invloed op de richtingen die het universitaire onderzoek inslaat. Deze discussies hebben in het verslagjaar niet tot overeenstemming geleid. Daarnaast zijn aan de orde geweest de plannen van de vnci om het volgen van een studie scheikunde aantrekkelijker te maken. Stevige kritiek heeft de acc daarbij geuit op het besluit van de vnci om wijzigingen aan te brengen in haar studiebeurzenprogramma voor tweede en derdejaarsstudenten en over de wijze waarop de Nederlandse chemische industrie omgaat met verzoeken uit universitaire kring voor sponsoring van wetenschappelijke bijeenkomsten in Nederland. Een reactie op de brief die de acc daarover geschreven heeft, heeft zij nimmer ontvangen.
Akademie Raad voor de Wiskunde Ontwikkelingen De wiskunde kampt al enige tijd met een situatie met scherpe contrasten. In onze maatschappij spelen steeds complexere vraagstukken waardoor in vele sectoren om wiskundige modellen wordt gevraagd om beter met die complexiteit om te kunnen gaan. Deze mathematisering van de samenleving, en de daarmee verbonden wetenschappelijke disciplines, vereist een hiermee voortschrijdende kennisontwikkeling binnen de wiskunde en het opleiden van voldoende wiskundigen. Dit staat in schril contrast met het geringe aantal wiskundigen dat thans wordt opgeleid.
Deze ontwikkelingen vormden voor de Akademie Raad voor de Wiskunde enige tijd geleden aanleiding om een advies op te stellen met als doel aanbevelingen te doen aan diverse actoren om de uitdagingen adequaat tegemoet te kunnen treden en de negatieve trends een halt toe te roepen. Belangrijkste activiteiten Het werk van de Raad stond voor een belangrijk deel nog in het teken van de bevordering van de implementatie van de aanbevelingen in 1999 door de knaw uitgebrachte verkenningsrapport De toekomst van het wiskunde-onderzoek in Nederland (twon). Een belangrijke ontwikkeling in dat kader vormde het werk van het in jaar 2000 gestarte Overleg Onderzoekscholen Wiskunde (oow). In het oow participeren de wiskundige, landelijk georganiseerde, onderzoekscholen, alsmede enkele nauw verwante onderzoekscholen. Om de samenwerking ‘op de werkvloer’ verder te versterken zijn ook vertegenwoordigers van nwo en de Kamer Wiskunde van de vsnu bij het oow uitgenodigd. Regelmatig wordt het arw bestuur geïnformeerd over en zonodig betrokken bij het werk van het oow. In het begin van 2002 zal het oow een nota presenteren die onder meer voortbouwt op het twon rapport. In de nota zal onder meer worden aanbevolen om een groot deel van het wiskundig onderzoek langs een aantal thema’s te structureren onder het koepelthema ‘Wiskunde op Raakvlakken’. Het betreft hier niet alleen raakvlakken tussen diverse wiskundige specialisaties, maar vooral ook raakvlakken met andere disciplines. Een en ander zou tevens gepaard moeten gaan met een financiële injectie. Voortbouwend op de recente rapporten heeft de Raad gesproken over het voorbereiden van mogelijke nieuwe verkenningen. Ook hierbij staat interdisciplinaire samenwerking hoog in te vaandel van de Raad. De ontwikkelingen in het onderwijs, zowel in het voortgezet en het hoger onderwijs, blijven de aandacht van de Raad vragen. Het gaat hierbij om kwesties zoals de herziening van de ‘tweede fase’ in het voortgezet onderwijs, het voor de wiskunde (veelal te lage) aantal contacturen tussen docent een leerling in het ‘studiehuis’ en de invoering van de bachelormasterstructuur in het hoger onderwijs. Een bijzonder punt van aandacht vormt de geringe participatie van vrouwen in het wiskunde onderzoek. De Raad zal een commissie instellen om te bezien of er naast de initiatieven die de afgelopen tijd reeds zijn genomen (zoals de door nwo gecoördineerde programma’s aspasia en meervoud) om het aantal vrouwen dat werkzaam is in de wiskunde –
met name in de hogere posities aan de universiteiten – te verhogen, nog andere maatregelen kunnen worden voorgesteld. Om de afstemming te bevorderen tussen de diverse organisaties die actief zijn op het terrein van wiskunde onderzoek en onderwijs is in het verslagjaar een informeel ‘Voorzittersoverleg Wiskunde’ van start gegaan. Hierin participeren de voorzitters van de Akademie Raad voor de Wiskunde (knaw), de Advies Commissie Wiskunde (van het gbe van nwo), de Kamer Wiskunde (vsnu), het Wiskundig Genootschap, het Overleg Onderzoekscholen Wiskunde, de Nederlandse Onderwijscommissie voor de Wiskunde en de Nederlandse Vereniging van Wiskundeleraren. Dit overleg is door de deelnemers als zinvol ervaren en zal voortaan regelmatig worden gehouden.
Biologische Raad Ontwikkelingen De biowetenschappen hebben de afgelopen jaren een prominente plaats gekregen, met name waar het gaat om de verwachtingen die bestaan rond de oplossing van centrale maatschappelijke vraagstukken zoals lichamelijke en geestelijke gezondheid, voedselvoorziening, leerprocessen, natuur- en milieubeheer. Het is dan ook van groot belang dat de kern van de biologie voldoende krachtig is om zich goed te kunnen blijven ontwikkelen en vanuit haar centrale positie ook de meer perifere wetenschapsgebieden en andere afnemers te kunnen blijven voeden met nieuwe inzichten, al dan niet in solide samenwerkingsverbanden. Vanuit deze optiek heeft de Raad de afgelopen periode een aantal belangrijke rapporten het licht doen zien. Zo is in 1997 het verkenningsrapport Biologie: het leven centraal door de knaw uitgebracht en in het verslagjaar het vervolg daarop: Biologie: een vitaal belang. In de rapporten staat nationale samenwerking, naast lokale en regionale zwaartepuntvorming, centraal. De ontwikkelingen rond de invoering van een bachelor-masterstructuur in het hoger onderwijs zijn hierbij nadrukkelijk betrokken. Belangrijkste activiteiten Aan het einde van het jaar 2000 heeft de Commissie Disciplineplan Biologie onder voorzitterschap van de heer E.J.J. van Zoelen haar rapport afgerond. Na enige aanvullingen in overleg met het knaw bestuur is het rapport begin 2001 door de knaw gepubliceerd en aangeboden aan de diverse in het rapport onderscheiden actoren, waaronder de minister van ocenw. Een van de hoofdpunten van het rapport betreft de profilering van de diverse universiteiten. Uitgangspunt hierbij is dat elk van de zeven universitaire biologie-
opleidingen een volwaardige opleiding kan blijven bieden, terwijl ze haar onderzoek concentreert binnen een beperkt aantal thematisch ingevulde onderzoeksprogram-ma’s, die elk inhoudelijk versterkt worden door een lokaal kader van aanpalend universitair en para-universitair onderzoek. Door hun complementariteit vormen deze onderzoeksprogramma’s – het rapport onderscheidt er 24 – een landelijk kader, vormgegeven in een zevental onderzoeksthema’s. Vanuit de Biologische Raad wordt de implementatie van de diverse aanbevelingen actief bevorderd. Hierbij wordt samengewerkt met daarvoor in aanmerking komende organen, waaronder het Decanenoverleg Biologie. Dat de ontwikkeling en imple-mentatie van een dergelijke nationale visie zinvol is en wordt geapprecieerd, is onder meer gebleken uit vragen die door Tweede-Kamerleden zijn gesteld naar aanleiding van reorganisatie plannen van de Universiteit Leiden, onder verwijzing naar het rapport Biologie: een vitaal belang. Een belangrijk aandachtspunt voor de Raad vormt de invoering van de bachelor-masterstructuur, i.c. de aansluiting daarbij op de aanbevelingen in het rapport Biologie: een vitaal belang. Vanuit de Raad zijn ook bijdragen geleverd aan de in 2001 gestarte knaw verkenningen ‘Biogeologie’ en ‘Natuurkunde van Levende Materie’. Eerstgenoemde verkenning wordt in samenwerking met de Raad voor Aarde en Klimaat uitgevoerd, in de commissie van laatstgenoemde verkenning participeren twee (voormalige) leden van de Biologische Raad. Diverse ontwikkelingen hebben de Raad aan het eind van het verslagjaar doen besluiten om door een kleine ad hoc Commissie Onderwijs onder voorzitterschap van de heer K.Th. Boersma een advies te laten voorbereiden over het onderwijs in de biologie ‘van vier tot achttien jaar’. Dit advies wordt in de loop van 2002 aan de Raad voorgelegd, waarna waarschijnlijk eind 2002 een symposium zal worden georganiseerd om met de diverse relevante partijen te overleggen over de te zetten vervolgstappen. Adviezen en rapporten – Biologie: een vitaal belang. Strategische visie op de universitaire biologie in Nederland, knaw, 2001. – Intern (aanvullend) advies over het te voeren beleid inzake het ruimte-onderzoek, maart 2001.
43
Commissie voor de Biochemie en de Biofysica Ontwikkelingen Het kan het niemand ontgaan zijn tot welke nieuwe wetenschappelijke mogelijkheden, uitdagingen en potentiële toepassingen de stormachtige ontwikkelingen op het terrein van de genomics aanleiding kunnen geven. Biochemie en biofysica staan aan de basis daarvan en het onderzoek op die terreinen zal grote veranderingen ondergaan. Daartegenover staat in de toenemende mate de zorg over de voortdurende afnemende belangstelling van aankomende studenten om een universitaire opleiding wiskunde, natuurkunde of scheikunde te gaan volgen en in samenhang daarmee over de ontwikkelingen binnen het voortgezet onderwijs. Genoemde disciplines staan met de biologie aan de basis van het biochemische en biofysische onderzoek. De afnemende belangstelling wordt enigszins gecompenseerd door de instelling van nieuwe opleidingen, zoals moleculaire (levens)wetenschappen, medische natuurwetenschappen en ‘life sciences and technology’ en de aanzienlijke belangstelling van de aankomende student voor die opleidingen. Naar het uiteindelijke saldo van deze ontwikkelingen blijft het echter gissen. Belangrijkste activiteiten In mei 2001 eindigde de termijn van 5 jaar waarvoor de cbb was ingesteld. De cbb stelde een zelfevaluatie op aan de hand van een aantal door het Afdelingsbestuur Natuurkunde gestelde vragen. Besloten is de cbb opnieuw, in een vernieuwde samenstelling, voor een termijn van vijf jaar in te stellen. Eind 2001 werd door de cbb een werkprogramma aangeboden aan het Afdelingsbestuur Natuurkunde. De cbb ruimt een belangrijke plaats in voor het verbeteren van het begrip voor en het imago van de natuuren technische wetenschappen in de maatschappij, en in het bijzonder in het onderwijs. Dit met de bedoeling te komen tot maatregelen en initiatieven die leiden tot een verhoging van de belangstelling van jongeren en van de instroom van studenten, en tot een verbetering van de arbeidsmarktpositie en het carrièreperspectief van degenen die na de studie of promotie uitstromen. Het overleg met het bestuur over het werkprogramma is nog niet afgerond. Het onder de aandacht brengen van de aanbevelingen en conclusies van het eind 1999 verschenen cbb/knaw-rapport ‘Bioexact. Mondiale trends en nationale positie in biochemie en biofysica’ vroeg in het begin van het verslagjaar nog de aandacht van de cbb. Zo heeft er overleg plaatsgevonden met het Gebiedsbestuur Aard- en Levens-
44
Advies
wetenschappen van nwo over de inhoud van de concept-strategienota van dit gebied. Gevoegd bij de in het jaar 2000 gevoerde gesprekken met andere nwo-Gebiedsbesturen kan geconcludeerd worden dat het rapport ‘Bio-exact’ positief is ontvangen en goed gebruikt is voor de opstelling van de strategienota van nwo en die van diverse Gebieden. Ook voor de opstelling van de eind 2000 verschenen ‘Integrale Beleidsnota Biotechnologie’ van de regering is gebruikt gemaakt van het cbb-rapport.
verlengen tot vijf jaar. In de bachelorfase dient een brede academische vorming aangeboden te worden, in de masterfase zou het accent moeten liggen op het aanleren van wetenschappelijke vaardigheden. Er wordt uitgegaan van drie soorten masteroplei-dingen: maatschappelijke, educatieve en disciplinair/ wetenschappelijke. Belangrijkste activiteiten De door de Commissie Geesteswetenschappen ingestelde Adviescommissie Kleine Letteren kwam in 2001 enkele malen bijeen. Dit resulteerde in het advies Vensters op de wereld. De studie van de zogenoemde Kleine Letteren in Nederland, dat in het voorjaar van 2002 is verschenen.
Zoals reeds gemeld onder de Akademie Commissie voor de Chemie hebben acc en cbb in 2001 enkele initiatieven ontplooid om de gewenste herziening van het eindexamenprogramma voor het scheikunde-onderwijs op De Commissie Geesteswetenschappen havo en vwo van de grond te krijgen. onderschrijft het ‘concept Universiteit De cbb heeft eind 2001 afspraken gemaakt Nederland’. Samenwerking is immers een met de Vereniging voor Biofysica en stimulans om het eigen vakgebied te profileBiomedische Technologie teneinde te ren en kwalitatief te versterken. Zij hoopt met waarborgen dat de cbb en Vereniging over en het advies van de Commissie Kleine Letteren weer beter geïnformeerd en betrokken kunnen de decanen in grote lijnen te kunnen steunen. worden inzake elkaars activiteiten. In overleg De Commissie Geesteswetenschappen is er met de Vereniging is verder besloten de heer eveneens van overtuigd dat een tweejarige R. van Grondelle voor te dragen voor het masteropleiding noodzakelijk is en dat lidmaatschap van de iupab-Council. Zijn onderzoekscholen betrokken dienen te verkiezing vindt plaats op de in april 2002 in worden bij de invulling van de wetenschappeArgentinië te houden driejaarlijkse General lijke variant. Zij zal in de toekomst conferenAssembly van de iupab ties beleggen over onderzoekscholen in het algemeen en hun betrokkenheid bij de Commissie Geesteswetenschappen opleiding van onderzoekers in het bijzonder. In het najaar van 2001 organiseerde de Ontwikkelingen Commissie Geesteswetenschappen de eerste De interesse voor de traditionele letterenconferentie over samenwerking tussen studies is de laatste jaren afgenomen. wetenschapsgebieden. De ontwikkelingen Voorheen middelgrote opleidingen behoren zijn interessant, maar roepen ook de nodige nu vaak tot de kleine letteren. Daarentegen mogen nieuwe Algemene Letterenstudies zich vragen op. Leidt samenwerking tot fundamenteel nieuwe inzichten en zijn de theoretiverheugen in een toenemend aantal studenten. Deze studies hebben inter- en multidisci- sche uitgangspunten solide? En mocht deze ontwikkeling zich voortzetten, is de beplinair onderzoek gestimuleerd, waardoor staande institutionele inbedding (een verdeandere wetenschapsgebieden zijn ontstaan. ling in faculteiten) dan niet aan vernieuwing Geesteswetenschappers werken niet alleen toe? samen binnen het eigen gebied, maar ook steeds meer met onderzoekers uit de gamma- Tijdens de eerste conferentie stonden deze en en bètasector. andere vragen centraal met betrekking tot de De letterendecanen beschrijven deze ontwik- interdisciplinaire gebieden cognitiewetenschap, informatiewetenschap en keling in het in 2001 verschenen Convenant theologie en natuurwetenschappen. In 2002 2000+: nadere invulling, toelichting en uitwerking. Zij relateren haar aan veranderin- wordt een conferentie georganiseerd over de zogenaamde culturele studies. Ook het gen in de maatschappij en conservering van onderwijs in de Algemene Letteren zal dan alle klassieke disciplines per universiteit is onderwerp van discussie zijn. daarom ongewenst. Nauwere samenwerking tussen de faculteiten zal in de toekomst nodig De Commissie Geesteswetenschappen besteedde in 2001 wederom aandacht aan zijn. Zij spreken over het ‘concept Universiverkenningen op deelgebieden van de teit Nederland’. geesteswetenschappen. Over de implemenOok de invoering van het bachelor-mastertatie van het verkenningsadvies theologie systeem maakt een nieuwe positiebepaling werd extern overleg gevoerd en een subcomnoodzakelijk. Zij zal, om het tij van lage missie werkte verder aan een verkenningsrendementen te keren, aangegrepen moeten advies over de beoefening van de filosofie. worden om de duur van de letterenstudies te
minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (vws) verzocht haar invloed aan te wenden. Ook de voorzitter van Coreper 1 werd benaderd. Helaas werd de richtlijn eind januari 2001 aangenomen. Alleen onderzoek In het najaar van 2001 is door de Commissie met minderjarigen valt niet onder het verbod. In november 2001 werd het ‘Report on the Geesteswetenschappen gesproken over de herijking tweede fase havo/vwo. De reductie ethical, legal, economic and social implications of human genetics’, dat opgevan het aantal moderne vreemde talen en de steld is door de Temporary Committee on positie van het vak Nederlandse taal-en Human Genetics and Other New Technoletterkunde zijn punten van zorg. De kologies in Medicine (Commissie Fiori), in het mende jaren zullen de ontwikkelingen rond Europees Parlement in stemming gebracht. In de invulling van een nieuwe tweede fase dit rapport werd een compleet verbod voorgenauwlettend worden gevolgd. steld op alle vormen van kloneren (inclusief therapeutisch kloneren), op eu-financiering Raad voor Medische van stamcelonderzoek met restembryo’s, en Wetenschappen op prenatale screening van pre-implantatie Ontwikkelingen embryo’s. Zowel knaw als nwo hebben het In 2001 speelden op Europees niveau Europees Parlement opgeroepen de richtlijn verscheidene juridisch-ethische zaken. In in deze vorm niet te accepteren. Op 29 januari dreigde een eu-richtlijn Good november werd het rapport, met 37 stemmen Clinical Practice te worden goedgekeurd over voor en 316 stemmen tegen, verworpen. de uitvoering van klinisch geneesmiddelenOp 1 mei 2001 kwam een einde aan de onderzoek. Deze richtlijn verbiedt bepaalde vijfjarige instellingsperiode van de Commisvormen van onderzoek met wilsonbekwamen sie Geneeskunde. De Commissie heeft een en staat daarmee op gespannen voet met de zelfevaluatie over de periode 1995-2000 Nederlandse wetgeving ter zake. knaw en de uitgevoerd Op basis daarvan heeft het bestuur Nederlandse organisatie voor Wetenschappevan de knaw besloten tot het opnieuw lijk Onderzoek (nwo) hebben gezamenlijk de Door een andere subcommissie werden de voorbereidingen getroffen voor de verkenning taalkunde en letterkunde, waarvan de startconferentie op 14 maart 2002 zal plaatsvinden.
‘Het mooiste Studium Generale dat er is’, noemt Joop C. van Lenteren (1945) de KNAW. De Wageningse hoogleraar ecologische entomologie vindt het dan ook een ‘luxe’ dat hij tot lid is uitverkoren. ‘Als ik in Nederland ben, ga ik elke maand trouw naar de vaste lezingen. Daar maak ik tijd voor vrij.’ Van Lenteren is deskundige op het gebied van ‘gedragsecologie en populatiedynamiek’ van dieren. Ofwel: hoe ontwikkelen zich de aantallen roof- en prooidieren in ruimte en tijd. `Zo ben ik uiteindelijk in de sluipwespen gerold’, vertelt Van Lenteren. `Die diertjes zijn ideaal om populatiedynamiek te bestuderen.’ Sluipwespen zijn het symbool geworden van biologische ongediertebestrijding. In vele Nederlandse kassen jagen deze beestjes op gevreesde plaaginsecten. De wesp plant er haar eigen
eitje in; haar nakomeling eet het plaaginsect vervolgens van binnenuit op. Chemische bestrijdingsmiddelen zijn niet meer nodig. Door de sluipwesppopulaties in kassen te bestuderen kon Van
instellen van de adviesraad. Daarbij werd aangetekend dat de omvang van de Commissie beperkt zal worden tot vijfentwintig, op persoonlijke titel, benoemde leden. Ook zullen de leden van de sectie Geneeskunde niet meer automatisch lid zijn van de Commissie. Op verzoek van de Commissie is tevens besloten om de naam te wijzigen in Raad voor Medische Wetenschappen. Op 12 november 2001 is de Raad door de Verenigde Vergadering van beide Afdelingen van de knaw ingesteld. Belangrijkste activiteiten Vanuit de zorg dat steeds minder artsen geïnteresseerd zijn in het doen van biomedisch wetenschappelijk onderzoek, is in samenwerking met het Gebied Medische Wetenschappen/nwo een analyse gedaan naar het aantal artsen dat een promotieonderzoek heeft uitgevoerd in de afgelopen 10 jaar. Op basis van deze analyses bleek dat een dalende belangstelling van arts-onderzoekers voor wetenschappelijk onderzoek (nog) niet te bewijzen is. Op een themamiddag in april werd over de resultaten van de analyse gediscussieerd in samenhang met een onderzoek van het Centraal Planbureau naar de belangstelling van studenten voor een wetenschappelijke loopbaan en in samenhang
papillen blijken de wespen exact te kunnen proeven hoeveel eitjes er al inzitten.’ Tot ieders verbazing kunnen de piepkleine sluipwespjes ook leren. ‘Als ze op een bepaalde plant eenmaal een prooi gevonden hebben, door-
Joop C. van Lenteren: ’Veel wetenschappers laten zich nauwelijks zien of horen, waardoor het wetenschappelijk argument in discussies vaak te weinig naar voren komt’
Lenteren zijn theoretische modellen in de praktijk toetsen. Van Lenteren ontdekte daarbij tevens dat sluipwespen kunnen tellen. ‘In een plaaginsect kan maximaal één sluipwesp tot ontwikkeling komen. Als sluipwesp kun je een eitje dus het best leggen in een larve zonder eitjes of met zo min mogelijk andere eitjes. Met hun smaak-
Nieuw bij de Afdeling Natuurkunde
zoeken ze voortaan voornamelijk die plantensoort; een voorbeeld van associatief leren.’ Wetenschappelijk hoogtepunt in 2001 is volgens Van Lenteren de ontdekking in Nederland van eco-genomics. ‘In onze buurlanden Engeland en Duitsland werd al flink geïnvesteerd in ecogenomics. Maar nu realiseert
wetenschappelijk Nederland zich gelukkig ook dat genomicsonderzoek in het bredere kader van omgevingsinvloeden geplaatst moet worden.’ Wetenschappelijk dieptepunt in 2001 vond Van Lenteren de roman ‘Geheime Kamers’ van Jeroen Brouwers. `Een schitterend boek, maar Brouwers schrijft erg negatief en bitter over wetenschappelijk onderzoekers. Ik ga niet verklappen hoe; mijn collega’s moeten het boek zelf maar lezen.’ Binnen de KNAW wil Van Lenteren zich onder meer gaan inzetten voor de emancipatie van de wetenschapper in de grote maatschappelijke debatten zoals die over genetische manipulatie. ‘Veel wetenschappers laten zich nauwelijks zien of horen, waardoor het wetenschappelijk argument in discussies vaak te weinig naar voren komt.’
45
met een studie naar de arbeidsmarkt voor jonge wetenschappers van de Universiteit Maastricht. Een publicatie van de analyse is in voorbereiding. In juni werd een ‘invitational meeting’ gehouden waarin het rapport ‘The societal impact of applied health research: towards a quality assessment system’ werd besproken door wetenschappelijk onderzoekers en experts op het terrein van kwaliteitsbeoordeling van onderzoek. In dit rapport, opgesteld door de subcommissie Gezondheidszorgonderzoek, worden mogelijke indicatoren voor de evaluatie van maatschappelijke impact van toegepast gezondheidsonderzoek besproken. Tevens wordt een methodologie voor de beoordeling ervan geschetst. Het rapport is in het bijzonder gericht op het deelgebied gezondheidszorgonderzoek, maar veel van de overwegingen en aanbevelingen zijn van belang voor het toegepaste gezondheidsonderzoek in het algemeen. De voorgestelde evaluatie van de maatschappelijke impact van toegepast gezondheidsonderzoek kan in de praktijk goed gecombineerd worden met de reguliere beoordeling van de wetenschappelijke kwaliteit. Een aantal proefevaluaties is nu wenselijk om de methodologie in de praktijk te bewijzen. In december 2001 stuurde de knaw een door de Commissie Geneeskunde voorbereide brief aan de ministers van Onderwijs Cultuur enWetenschappen (ocenw) en vws over de wijze waarop het hoofd geboden kan worden aan het dreigend tekort aan artsen in Nederland. In de brief wordt gesteld dat het van groot belang is dat de opleiding tot arts wetenschappelijk van karakter blijft. Daarom wordt gepleit voor een uitbreiding van de bestaande voorzieningenstructuur binnen de medische faculteiten en academische ziekenhuizen in een zodanige omvang dat voldoende toekomstige artsen wetenschappelijk kunnen worden opgeleid. Adviezen en rapporten – Zorg voor Onderzoek Naar optimale voorwaarden voor wetenschappelijk onderzoek in universitair medische centra Commissie Geneeskunde/knaw 2001 isbn 906984-333-1 – The societal impact of applied health research: towards a quality assessment system. Rapport van de subcommissie Gezondheidszorgonderzoek, december 2001 – Advisering over een conceptversie van de International Ethical Guidelines for Biomedical Research involving Human Subjects van de Council for International Organizations of Medical Sciences (cioms), juli 2001
46
Advies
– Briefadvies aan de minister van vws inzake eu-richtlijn Good Clinical Practice, januari 2001 – Briefadvies aan voorzitter Coreper 1 inzake eu-richtlijn Good Clinical Practice, januari 2001 – Briefadvies aan Europees Parlement inzake Report on the ethical, legal, economic and social implications of human genetics, november 2001 – Briefadvies aan de ministers van ocenw en vws inzake opleidingsplaatsen voor artsen, december 2001
Raad voor Aarde en Klimaat Ontwikkelingen De Raad voor Aarde en Klimaat heeft zijn activiteiten in het kader van de eerder gekozen inhoudelijke thema’s ‘de geschiedenis van het leven’, ‘water’ en ‘aardwetenschappen in het Voortgezet Onderwijs’ voortgezet. Deze initiatieven zijn verder uitgewerkt tot een inventarisatie van het aardwetenschappelijk onderwijs binnen het Voortgezet Onderwijs en een voorstudie naar de wens en noodzaak van een knawverkenning Biogeologie. Deze voorstudie, verrricht door een afzonderlijke knaw werkgroep, heeft geleid tot het instellen van de Verkenningscommissie Biogeologie in december 2001 die zich in 2002 zal oriënteren op het biogeologisch onderzoek in Nederland.
schoolboeken in de Basisvorming, anw, en het Tweede Fase onderwijs. De werkgroep beoogt haar bevindingen in 2002 onder de aandacht te brengen van uitgeverijen van de lesmethodes. Verder vertegenwoordigt een werkgroeplid de ‘Aarde op school’ binnen de in september ingestelde Commissie Aardrijkskunde van het Koninklijk Nederlands Aardrijkskundig Genootschap (knag) die als doel heeft staatssecretaris Adelmund van ocenw te adviseren over de inhoud van het aardrijkskundeprogramma van de Tweede Fase havo/vwo. ‘Voorstudie Verkenning Biogeologie’ In overleg met de Biologische Raad (br) is besloten gezamenlijk een werkgroep ‘Voorstudie Verkenning Biogeologie’ te vormen. Deze werkgroep is op verzoek van br en rak door het knaw bestuur ingesteld en bestond uit acht leden, waaronder drie br- en vier rak-leden. De biogeologie houdt zich bezig met het beschrijven, kwantificeren en begrijpen van interacties van abiotische (fysische en chemische) en biotische processen die de ontwikkeling en dynamiek van het Systeem Aarde en de daarin aanwezige biodiversiteit reguleren, in het geologische verleden, nu, en in de toekomst.
In september rondde de werkgroep haar werk af met een Startnotitie, waarin werd voorgesteld een Verkennings Commissie Biogeologie in te stellen. Deze Verkenning Voorts is er tijdens de bijeenkomsten van de Biogeologie heeft als doel heeft het identifirak gesproken over een eventuele toekomceren van de belangrijkste ontwikkelingen stige knaw-verkenning Hydrologie, over de binnen het internationale biogeologisch mogelijkheden die ices/kis biedt en de rol onderzoek en het strategisch positioneren van van internationale unies. Samen met het het Nederlandse onderzoek binnen deze Koninklijk Nederlands Geologisch Mijnontwikkelingen. Het werk van deze bouwkundig Genootschap (kngmg) en nwo/ verkenningscommissie zal moeten resulteren Aard en Levenswetenschappen is het rakin concrete aanbevelingen aan de overheid, secretariaat betrokken bij de voorbereidingen andere financiers, universiteiten en onderop en de organisatie van het zesde Nederzoek-instellingen. lands Aardwetenschappelijk Congres (nac iv) In verband met deze ‘Verkenning Biogeolodat op 18 en 19 april 2002 zal plaatsvinden. gie’ die de knaw uitvoert naar het biogeoBelangrijkste activiteiten logisch onderzoek in Nederland is eveneens ‘Aarde op School’ de behoefte ontstaan aan een brede presentaDe werkgroep ‘Aarde op School’ is anderhalf tie van dit specifieke terrein. Daartoe is een jaar geleden ingesteld met als taak een ‘Biogeology Symposium’ voorbereid, dat op strategie te ontwikkelen om de aardweten7 februari 2002 in het Trippenhuis zal worden schappen meer zichtbaar te maken in het gehouden. Zowel de rak als de Biologische Voortgezet Onderwijs. Als strategie is gekoRaad hebben bijgedragen aan de samenstelzen voor een aanpak langs twee wegen: 1) om ling van het programma voor dit symposium. aardwetenschappen als verplicht domein van De resultaten van het (inter)nationale onderAlgemene Natuur-Wetenschappen (anw) zoek rond het thema biogeologie zullen door ingevoerd te krijgen en 2) het vak aardrijkszowel aardwetenschappers als biologen kunde in de Basisvorming en het Tweede worden gepresenteerd. Fase onderwijs kritisch door te lichten op aardwetenschappelijke componenten. Inmiddels heeft de werkgroep een analyse gemaakt van een aantal veel gebruikte
een dergelijke verkenning. De voorstudie toonde aan dat er behoefte bestaat aan een visie op richtingen in het fysisch onderzoek Ontwikkelingen die kunnen bijdragen aan het levensDe Raad voor Natuur- en Sterrenkunde heeft wetenschappelijk onderzoek aan levende in 2001 tweemaal plenair vergaderd. Het systemen. De voorstudie liet ook zien dat bestuur van de Raad is vijf maal in vergadeonderzoek aan levende materie vele voor ring bijeen geweest. De Raad heeft aan het fysici interessante vraagstukken kent. begin van het verslagjaar een werkplan Een werkgroep van de Raad schenkt aandacht vastgesteld waarin vier onderwerpen een aan de rol die internationale faciliteiten voor central plaats innemen. In de eerste plaats is natuurkundig en sterrenkundig onderzoek dat de trekkersrol van een verkenning van de spelen voor Nederlandse onderzoekers. Het natuurkunde van levende materie. Voorts zal doel is inzicht krijgen in de omvang van het de rns zich richten op activiteiten die kunnen Nederlandse natuurkundige onderzoek dat bijdragen aan het verbeteren van het imago plaats kan vinden dankzij gebruik van van de natuurkunde. De Raad heeft een kleine internationale faciliteiten. De Raad hoopt conferentie gewijd aan de rol die de natuurtevens uitspraken te kunnen doen over het kunde kan spelen in het onderzoek naar beleid dat wordt gevoerd ten aanzien van energiebronnen en -conversie. De Raad zal Nederlandse onderzoeksdeelname aan zich bovendien buigen over de vraag welke apparatuur en satellieten. Adviezen en rapporten rol internationale faciliteiten kunnen spelen De rns heeft zorg voor de continuïteit van het – Startnotitie Verkenning Biogeologie, rapport voor het Nederlandse fysische onderzoek. onderzoek op lange termijn vanwege de Werkgroep Voorstudie Verkenning Belangrijkste activiteiten tanende belangstelling voor natuurkunde bij Biogeologie, september 2001 De rns heeft voorgesteld om in samenwerscholieren in het voortgezet onderwijs. Een – Beschijving van het fundamenteel king met andere adviesraden een verkenning rns-werkgroep, waarin vertegenwoordigers hydrologisch ondrzoek, interne raknotitie, uit te voeren naar het natuurkundig onderzoek uit het vwo zitting hadden, heeft een aantal augustus 2001 aan levende materie en levende systemen. In opties in eerste opzet gepresenteerd aan de het verslagjaar is een voorstudie uitgevoerd Raad. De Raad heeft besloten in het volgende naar de wenselijkheid en haalbaarheid van ‘Hydrologie’ De rak heeft, mede naar aanleiding van de Verkenning Aardwetenschappen (1996) in 2000 het plan opgevat de positie van het hydrologisch onderzoek nader te beschouwen op kansen en bedreigingen in de toekomst. Het in 2000 opgerichte en autonoom functionerende Landelijk Hydrologisch Platform heeft een ‘Schets voor een samenhangend programma van fundamenteel-strategisch onderzoek’ opgesteld dat is besproken in de rak. Naar aanleiding hiervan vonden verschillende besprekingen plaats met het oog op een eventuele verkenning hydrologie in 2002 of later; een beslissing tot een voorverkenning hydrologie is echter niet genomen. Besprekingen over de hydrologie met het Hydrologisch Platform zullen in 2002 worden voortgezet.
‘Een goede manier om leiders van medisch en andersgericht onderzoek te ontmoeten’, oordeelt Maarten L. Simoons (1946) over zijn KNAW-lidmaatschap. Binnen de Akademie wil hij zich bezighouden met de miljarden euro’s aan Europees onderzoeksgeld die jaarlijks worden verdeeld. ‘Die verdeling is te veel politiek gestuurd, terwijl de kwaliteit en wetenschappelijke inhoud bepalend moeten zijn. NWO, maar ook bijvoorbeeld de Hartstichting en het Koningin Wilhelmina Fonds kijken wel primair naar kwaliteit bij de verdeling van hun onderzoeksgeld.’ Simoons is hoogleraar cardiologie aan de Rotterdamse Erasmus Universiteit. Onderzoek naar behandeling op maat van hartpatiënten is één van voornaamste wetenschappelijke interesses. ‘Oppervlakkig gezien ligt het voor de hand alle patiënten met een bepaalde hartziekte dezelfde
Raad voor Natuur- en Sterrenkunde
behandeling te geven’, vertelt Simoons. ‘Maar het hangt sterk af van je persoonlijke kenmerken welke behandeling voor jou de beste is.’ Een voorbeeld. Neem patiënten met een hartinfarct, meestal veroorzaakt door een stolsel in het bloedvat. Door dit stolsel te verwijderen, wordt de schade beperkt. Dit kan met bepaalde combinaties van geneesmiddelen, of met een Dotterbehandeling en stentimplantatie. ‘De keuze hangt onder meer af het bloedingsrisico bij een bepaalde patiënt.’ En bij sommige hartinfarctpatiënten kan beter helemaal worden afgezien van behandeling. ‘Namelijk als de te verwachten winst klein, en het risico van de behandeling relatief groot is.’ ‘De laatste tien, vijftien jaar hebben we systematisch gezocht naar patiëntenkenmerken die bepalend zijn voor de behandelkeuze.’ Het menselijk beoordelingsvermogen speelt daarbij een grote rol. Maar dat verandert
Nieuw bij de Afdeling Natuurkunde
Maarten L. Simoons:’Juist door “mislukkingen” is de medische wetenschap heel nieuwe wegen in geslagen’ langzaam. Simoons: ‘Aangezien het voor mensen moeilijk is om veel gegevens tegelijkertijd te wegen, proberen wij computersystemen te ontwikkelen om adviezen voor diagnostiek en behandeling te geven.’ Simoons’ wetenschappelijk hoogtepunt in 2001 is nogal opmerkelijk. ‘Bij een bepaald onderzoek naar geneesmiddelen die bloedplaatjes remmen, kregen we onverwachte uitslagen: het onderzochte geneesmiddel leidde tot oversterfte in plaatst van de sterfte te verminderen. Om erachter te komen wat er aan de hand was, zijn we met een twintigtal wetenschappelijk onderzoekers en vertegenwoordigers van een tiental verschillende industrieën om één tafel gaan zitten.
Dat is heel bijzonder, want normaal zijn die de grootste concurrenten van elkaar. Die bereidheid tot een dergelijk gezamenlijk overleg, dat overigens bijzonder zinvol was, krijg je alleen als academicus voor elkaar.’ Onderzoeken die anders uitpakken dan verwacht, zijn uiteindelijk vaak de vruchtbaarste, meent Simoons. ‘Ze triggeren het denkproces; je moet op zoek naar nieuwe verklaringen. Voor doorbraken op langere termijn is dat heel belangrijk. Kijk naar het verleden: juist door “mislukkingen” is de medische wetenschap heel nieuwe wegen in geslagen. De ontdekking van penicilline is natuurlijk het bekendste voorbeeld.’
47
jaar feitelijke informatie te publiceren over de opleiding en de beroepsmogelijkheden teneinde voordoordelen over natuur- en sterrenkunde te kunnen ontzenuwen.
swr-bestuur heeft besloten in principe slechts ad hoc commissies in te stellen met een specifieke taakstelling. In dat kader heeft het swr-bestuur de Commissie hoger onderwijs (opgericht in 1995) opgeheven, en de Commissie Human Dimensions of Global Change Programme (hdp) (opgericht in 1994) opnieuw ingesteld tot 1 mei 2006 met het verzoek aan de hdp-Commissie ruim voor het einde van de instellingstermijn een zelfevaluatie uit te voeren.
De rns heeft bijgedragen aan de organisatie, door de K.L. Poll Stichting Onderwijs, Kunst en Wetenschappen, van een bijeenkomst over het imago van exacte vakken in juni. In deze bijeenkomst heeft een aantal sprekers het woord gevoerd over de aantrekkelijke en minder aantrekkelijke kanten van exact wetenschappelijke opleidingen. Deze bijdrage Belangrijkste activiteiten De swr heeft het bestuur van de knaw twee van de rns past in het streven het imago van voorstellen voor voorstudies ten behoeve van de natuurkunde te verbeteren. In oktober 2001 heeft de Raad de Conferentie mogelijke verkenningen gedaan: ‘Onderzoek naar de sociale, psychologische en juridische ‘Energiebronnen: uitdagingen voor fysici’ georganiseerd. In deze conferentie is de stand gevolgen van toenemende kennis over het genoom’ en ‘Sociaal-wetenschappelijk global van het onderzoek besproken op gebied van change-onderzoek’. Het eerst genoemde het klimaatonderzoek, zonnecellen, het gebruik van waterstof als energiebron, brand- onderwerp wordt door het knaw-bestuur niet geschikt geacht als verkenningsonderwerp. stofcellen, windmolens, kernfusie, warmteDe voorkeur gaat uit naar een programmepompen en de transmutatie van kernafval. ringsstudie. Adviezen en rapporten Daarnaast heeft de swr tijdens zijn plenaire De rns is nauw betrokken geweest bij een conferentie op 14 en 15 september 2001 een adviesaanvraag van de minister van ocenw aantal toonaangevende vertegenwoordigers aan de knaw en nwo over het ruimvan de Nederlandse sociologie in Nederland teonderzoek. Het astronomisch ruimtegepolst of het zinvol is een voorstudie onderzoek is van wezenlijk belang voor de sterrenkunde aangezien buiten de dampkring ‘Sociologie’ uit te (laten) voeren. Het swrbestuur zal de gevoerde discussie evalueren waarnemingen mogelijk zijn die vanaf de en eventueel een voorstel formuleren voor aarde niet kunnen worden gedaan. Het aardgericht ruimteonderzoek draagt in belangrijke een voorstudie ‘Sociologie’. mate bij aan het begrip van mondiale natuurlijke processen. Het microgewichtonderzoek heeft voor de natuurkunde maar beperkte meerwaarde; voor het onderzoek is gewichtsloosheid niet van overwegend belang. Het rns-advies heeft in belangrijke mate bijgedragen aan de formulering van het knaw-standpunt aangaande het ruimteonderzoek. Dit advies heeft deel uitge-maakt van de standpuntbepaling van de ministersconferentie in het najaar van 2001 waarin het beleid ten aanzien van de esa is bepaald.
Sociaal-Wetenschappelijke Raad Ontwikkelingen De swr is in het verslagjaar gestart met een gedachtenwisseling over de toepassing van evaluatiemodellen op het sociaal-wetenschappelijke onderzoek. De discussie heeft zich gecentreerd rond het thema van het gebruik van sciëntometrisch onderzoek in de beoordeling van sociaal-wetenschappelijk onderzoek. Een belangrijk punt van discussie is of alleen Engelstalige publicaties – al dan niet peer reviewed – worden meegeteld, of bijvoorbeeld ook hoofdstukken in Nederlandstalige boeken. De swr is opnieuw ingesteld voor de periode 1 mei 2001 tot 1 mei 2006. Het nieuwe
48
Advies
De swr heeft een ad hoc commissie in het leven geroepen die een swr-advies over het gebruik van sciëntometrisch onderzoek in sociaal-wetenschappelijk onderzoek voorbereidt. De commissie zal in 2002 verslag uitbrengen. In het verlengde van het swr-advies Praktische omgangsvormen met betrekking tot persoonsgegevens, in februari 1999 uitgebracht aan de minister van ocenw, is – in overleg met het ministerie van ocenw, het College Bescherming Persoonsgegevens, het Centraal Bureau voor de Statistiek, en het Wetenschappelijk Statistisch Agentschap van nwo – besloten in 2002 een bijeenkomst te organiseren met als doel de consequenties van de Wet Bescherming Persoonsgegevens (op 1 september 2001 van kracht geworden) onder de aandacht van sociaal-wetenschappelijke onderzoekers te brengen. Het vierde swr-Hendrik Muller Seminaar is in het najaar van 2001 gehouden onder de titel: ‘Kennis, arbeid en maatschappelijke dynamiek’. Aan dit Seminaar namen 19 personen deel. Adviezen en rapporten De swr heeft in 2001 geen adviezen en rapporten uitgebracht.
Raad voor Technische Wetenschappen In het verslagjaar heeft overleg plaatsgevonden tussen het knaw-bestuur en het bestuur van de het Nederlands Forum voor Techniek en Wetenschap (nftw) over de wenselijkheid een Raad voor Technische Wetenschappen in te stellen. Dit overleg heeft er toe geleid dat in overeenstemming het nftw met ingang van 1 juli een Raad voor Technische Wetenschappen (rtw) is ingesteld. De rtw bestaat uit zeven leden die allen zitting hebben in het bestuur van de raad. Het werkgebied van de rtw omvat de wetenschapsbeoefening in de technische wetenschappen.
Advies Commissie Wetenschap en Ethiek De Advies Commissie Wetenschap en Ethiek (acwe) is in het verslagjaar betrokken geweest bij de afronding van het voorstel voor een door knaw, nwo en vsnu gezamenlijk in te stellen Landelijk Orgaan voor Wetenschappelijke Integriteit (lowi). Van de instelling van dit orgaan zou een preventieve werking uit moeten gaan tegen het optreden van wetenschappelijk wangedrag. Het vormt tevens een signaal voor de maatschappij dat de wetenschappelijke wereld oog heeft voor de problemen die wetenschappelijk wangedrag kan veroorzaken en dat het corps van wetenschapsbeoefenaren in staat is om zelf de nodige stappen te zetten om wangedrag tot een minimum te beperken. De besturen van de drie organisaties hebben het lowi ingesteld.
Commissie Dierproeven, Transgenese en Biotechnologie De in 1996 ingestelde Commissie Dierproeven, Transgenese en Biotechnologie (cdtb) adviseert over ontwikkelingen, resultaten, toepassingen, de aanvaardbaarheid en de ethische en maatschappelijke implicaties van onderzoek waarbij gebruik wordt gemaakt van dieren, genetisch gemodificeerde planten en micro-organismen. Daarnaast heeft de cdtb tot taak het verstrekken van informatie aan de politie en het brede publiek over aspecten van het hiervoor genoemde onderzoek. In het begin van het verslagjaar hebben de activiteiten van de cdtb zich met name geconcentreerd op het overleg met het ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, niaba, Nederlandse Vereniging van Dierexperimentencommissies en Commissie Biotechnologie bij Dieren (cbd) over de wijze waarop uitvoering gegeven kon worden aan de zgn. Tweede Kamermotie-Swildens.
In die motie, eind 2000 aangenomen naar aanleiding van de bespreking door de Tweede Kamer van de evaluatie van het Besluit Biotechnologie bij Dieren, wordt de regering verzocht ‘de toetsing, zoals plaatsvindt op basis van het Besluit Biotechnologie bij Dieren, ook ten aanzien van geïmporteerde transgene dieren te doen plaatsvinden’. De regering heeft deze motie overgenomen en zich daarbij op het standpunt gesteld dat gestreefd moet worden naar een ‘vrijwillige’ importtoets in plaats van naar een wettelijke regeling met een vergunningstelsel. In het verslagjaar heeft de cdtb twee concepten van het ministerie voor een dergelijke importtoets voor commentaar voorgelegd aan de Colleges en Raden van Bestuur van de universiteiten en academische ziekenhuizen, de directies van het nki en tno alsmede de directeuren van enkele onderzoeksinstituten die in hun onderzoek gebruik maken van transgene dieren. Een regeling voor een ethische toets van de import van genetisch gemodificeerde dieren was aan het eind van het verslagjaar niet tot stand gekomen. In het verslagjaar heeft de cdtb uitvoering gegeven aan het in het jaar 2000 gedane verzoek van de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport om inzicht te verschaffen in de resultaten van onderzoek voor medische doeleinden met transgene dieren. Aan de hand van het archief van de cbd is een overzicht opgesteld waaruit geconcludeerd kon worden dat het overgrote deel van de door de cbd beoordeelde projecten fundamenteel medisch-wetenschappelijk onderzoek betreft dat in eerste instantie gericht is op het vergroten van kennis en inzicht dan op therapie. Aan het eind van het verslagjaar is de cdtb ingegaan op het verzoek van de ministeries van Economische Zaken en ocenw om toe te treden tot een commissie die een in opdracht van beide ministeries uitgevoerde evaluatie moet begeleiden naar de bestaande wet- en regelgeving op het terrein van de biotechnologie, met name wat betreft de knelpunten in de uitvoeringspraktijk van die regelgeving. Dit onderzoek van de regering is aangekondigd in de Integrale Beleidsnota Biotechnologie. Het evaluatierapport zal naar verwachting in april/mei 2002 verschijnen. Zoals blijkt uit het voorgaande hebben ook in het verslagjaar op nationaal politiek niveau goede contacten bestaan met o.a de ministeries van lnv en vws. Ook de contacten met de Tweede Kamer hebben in 2001 een vervolg gekregen. Zo hebben voorzitter en secretaris een informeel overleg gehad met P.K. ter Veer, voorzitter van de Vaste Kamercommissie van lnv.
Trippenhuiscommissie De Trippenhuiscommissie adviseert het bestuur van de knaw over de inrichting en de conservering van de stijlvertrekken van het Trippenhuis en over het beheer van het cultuurbezit – zoals kunstvoorwerpen en collecties – van de Akademie. Onder leiding van M. van Roosmalen, architect van de Rijksgebouwendienst, heeft een onderzoek plaatsgevonden naar de oorspronkelijke afwerking van de wanden en plafonds in de verkeersruimten van de eerste verdieping van het rechterhuis van het Trippenhuis. Het onderzoek uitgevoerd door restaurator E. Verweij en collega’s heeft geresulteerd in de conclusie dat de zeventiende eeuwse laag een grijs-bruine kleur moet hebben gehad. Op basis van deze bevindingen zal een advies worden geschreven en een plan-van-aanpak worden gemaakt voor de voltooiing van de restauratie. In september was er veel aandacht voor het monument het Trippenhuis. Ten eerste waren er de Open Monumentendagen over het thema ‘wonen’. Het Trippenhuis als voormalig woonhuis van de familie Trip was voor het publiek opengesteld. Ten tweede organiseerde het Instituut Collectie Nederland in samenwerking met de Rijksdienst voor Monumentenzorg een grote manifestatie over Historische Interieurs. In het kader van deze manifestatie was een top 100 samengesteld van de best bewaarde woonhuisinterieurs in Nederland, die met beschrijvingen zijn opgenomen in de publicatie Leven in toen: Vier eeuwen Nederlands interieur in beeld. Het Trippenhuis is als een van de top 100 interieurs opgenomen in die boek.
van de knaw en de instituutsdirecteuren terzake. Aantal vergaderingen in 2001: 5 Aantal behandelde protocollen in 2001: 92 Aantal positief geadviseerde protocollen in 2001: knaw-instituten: 84 (waarvan 24 na bijstelling) Overige instituten: 8 (waarvan 3 na bijstelling) Aantal ingetrokken protocollen in 2001: 1
Wetenschappelijke Raad voor de Kankerbestrijding De Wetenschappelijke Raad voor de Kankerbestrijding heeft in 2001 het Bestuur van de Nederlandse Kankerbestrijding/kwf geadviseerd over 179 nieuwe project-subsidieaanvragen voor onderzoek op het gebied van kanker. Dit betreft fundamenteel kankeronderzoek, preventie-onderzoek, onderzoek naar de verbetering van diagnostiek en therapie van kanker. Voor de vaststelling van de kwaliteit van de aanvragen deed de Raad een beroep op onafhankelijke, voornamelijk buitenlandse deskundigen. Bij gelijke kwaliteit van de projectaanvragen hanteerde de Raad een prioritering voor klinisch kankeronderzoek, onderzoek naar de relatie tussen exogene factoren en het ontstaan van kanker en onderzoek dat zich richt op primaire preventie van kanker, zoals ook aangegeven in zijn beleidsnota 2001-2005. Op advies van de Raad werden door het Bestuur van het kwf aan 67 nieuwe projecten subsidie verstrekt.
De Raad beoordeelde tevens de voortgang van lopende kwf-projecten, eindverslagen van kwf-projecten, alsmede subsidieCommissie voor de Geschiedenis aanvragen voor persoonsgebonden financieen de Cultuur van de Joden in ring voor gepromoveerde artsen werkzaam in Nederland de patiëntenzorg ten behoeve van het opzetten In november organiseerde de Commissie voor van een eigen klinische onderzoekslijn en voor programmafinanciering voor oncolode Geschiedenis en de Cultuur van de Joden gisch top onderzoek in de kliniek. in Nederland het negende internationale symposium getiteld ‘Dutch Jewry in a Daarnaast adviseerde de Raad over een groot Cultural Maelstrom, 1880-1940’ dat door 130 aantal subsidieaanvragen voor een verdere deelnemers werd bezocht. Het symposium verdieping in kankeronderzoek en de werd in het Trippenhuis gehouden. Veertien behandeling van kanker in binnen- en sprekers uit binnen- en buitenland belichtten buitenland, in het kader van het onderwijs en thema’s als historiografie, filosofie, vrouwen- opleidingsprogramma van het kwf. emancipatie en de joodse pers binnen het In 2001 is de beleidsnota van de WetenschapNederlandse jodendom tussen 1880 en 1940. pelijke Raad voor de Kankerbestrijding voor De proceedings van het symposium zullen de jaren 2001-2005 uitgegeven. Deze naar verwachting eind 2002 worden gepublibeleidsnota vormt tezamen met de beleidsceerd. nota’s van de andere adviesraden een belangrijke basis voor de in 2002 te verschijDierenexperimentencommissie nen beleidsvisie van het kwf voor de jaren De Dierenexperimentencommissie houdt 2002-2006. toezicht op experimenten op dieren in de Akademie–instituten en adviseert het bestuur
49
Onderzoekorganisatie
De instituten van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen verrichten fundamenteel onderzoek op de gebieden Levenswetenschappen, Geesteswetenschappen en Wetenschappelijke Informatie. Sommige instituten hebben daarnaast nog een dienstverlenende functie voor de wetenschap. Zij vormen en beheren biologische of documentaire collecties, verzorgen informatie (in toenemende mate in digitale vorm) voor andere onderzoekers en overige belangstellenden en verschaffen andere faciliteiten voor onderzoek. In het verslagjaar zijn er twee wijzigingen opgetreden in de samenstelling van de instituten. Met ingang van februari 2001 is het meg-centrum knaw volledig opgenomen in de organisatie van het Vrije Universiteit Medisch Centrum te Amsterdam. Voor het Koninklijk Nederlands Historisch Genootschap (knhg) was het verslagjaar het laatste jaar onder de hoede van de knaw. Met ingang van 1 januari 2002 is het knhg overgegaan naar nwo. Het bureau van het knhg is organisatorisch verbonden met het Instituut voor Nederlandse Geschiedenis. In het verslagjaar werden tevens de onderhandelingen omtrent de toetreding van het Nederlands Interdisciplinair Demografisch Instituut (nidi) tot de knaw-organisatie succesvol afgerond met het bestuur van dit instituut. In 2002 zal met de minister van ocenw overleg plaats vinden over de financiële condities voor de onderbrenging van het nidi bij de knaw met ingang van 1 januari 2003. Strategische ontwikkelingen
De uitvoering van de in de Strategienota 2000 neergelegde beleidsvoornemens werd voortgezet door de Bestuurscommissie Onderzoekorganisatie (bco). Het accent dat in de strategienota wordt gelegd op drie zwaartepunten binnen de levenswetenschappen ontwikkelingsbiologie, ecologie en neurobiologie – werd zichtbaar in een aantal inhoudelijke en organisatorische ontwikkelingen. Ten aanzien van alle drie de gebieden geldt dat moleculair biologisch onderzoek en in het bijzonder genomics onderzoek een steeds grotere rol gaat spelen. Er werd hiertoe een nieuw centraal fonds ingesteld voor moleculair biologisch onderzoek en een klankbordgroep met vertegenwoordigers van de drie zwaartepunten. Deze overlegt over de verdeling van de middelen en adviseert de bco. Het fonds is jaarlijks € 450 000 groot. Naast een versterking van dit onderzoek uit eigen middelen werkt de knaw ook samen met andere instellingen om tot projecten, programma’s en laboratoria te komen. In het bijzonder is dit het geval met de universiteit van Utrecht. Ook kunnen voor dit strategische doel middelen worden ingezet vanuit het Vernieuwingsfonds knaw. Ook organisatorisch wordt gewerkt aan een verdere concentratie van de onderzoeksactiviteiten. De drie centra binnen de ecologie werken in toenemende mate samen aan probleemstellingen. Daarnaast geeft de vestiging in aanpalende gebouwen van enerzijds het Hubrecht Laboratorium en het cbs en anderzijds het nih en het ioi aanleiding tot steeds meer samenwerking tussen onderzoekers uit die instituten. In het geval van nih en ioi is in het verslagjaar een belangrijke stap gezet om beide instituten te integreren in één organisatie die werkzaam zal zijn op het gebied van de neurobiologie en het visuele systeem. Het bestuur van de knaw heeft C.J. Wensing, lid adviescommissie Instituten Levenswetenschappen, gevraagd om in overleg met de onderzoekers van beide instituten
51
een voorstel te doen voor een gezamenlijk onderzoeksprogramma op hoofdlijnen, waaruit de meerwaarde voor het onderzoek zou kunnen blijken. Naast concentratie van activiteiten stimuleert de knaw ook samenwerking in het onderzoek met partners buiten de knaw. Voorbeeld hiervan is de samenwerking van het nioocemo met het Nederlands Instituut voor Onderzoek der Zee (nioz) van nwo. In het verslagjaar werd besloten tot het sluiten van een samenwerkingsconvenant waarin de start van een tweetal samenwerkingsprojecten tussen deze beide instituten is opgenomen. Ook op het terrein van de geesteswetenschappen en wetenschappelijke informatie werd voortgang geboekt met de versterking van de onderzoekscomponent van instituten. Aan enkele instituten werden extra financiële middelen toegekend om structurele personele versterking te zoeken. Zo werd onder meer het kitlv, dat in het verslagjaar voor het eerst als knaw-instituut functioneerde, in de gelegenheid gesteld enkele nieuwe onderzoekers aan te trekken. Ook zijn de onderzoeksfaciliteiten van het nias, neha, niod, rsc en niwi uitgebreid. Tevens werd een aantal instituten via dotaties uit het vernieuwingsfonds de mogelijkheid geboden om nieuwe onderzoekslijnen te ontwikkelen. De digitalisering van wetenschappelijke informatie neemt in deze sector een hoge vlucht. Met name door de invloed van het Internet wordt de website of het information portal steeds meer het centrale knooppunt van de interne en externe communicatie. De gevolgen hiervan, zowel voor de website zelf als voor de onderliggende gegevensbestanden en ook uiteindelijk voor de organisatie van het instituut zelf, zijn verstrekkend en vereisen grote investeringen. Dit betreft zowel de investeringen in personeel als in hard- en software. Het digitaliseringsfonds werd daartoe wederom rijker gevuld teneinde de instituten de mogelijkheid te bieden hun dienstverlening verder te verbeteren. Jaarlijks is er vanaf 2002 € 450 000 beschikbaar voor goede projectaanvragen. Om het ingrijpende proces te begeleiden is in het verslagjaar besloten te onderzoeken hoe op de beste wijze hoogwaardige ondersteuning kan worden verleend aan de instituten van de knaw. Plannen worden ontwikkeld voor een mogelijk Centrum voor Kennis- en Informatiemanagement (ckim). Daartoe wordt in eerste instantie de behoefte aan ondersteuning bij de instituten geïnventariseerd, dan wel de mogelijke bijdragen die instituten, met name het niwi, aan deze ontwikkeling kunnen leveren. Informatiebeleid en automatisering
Het groeiend besef van de strategische betekenis van ict voor de onderzoeksorganisatie bleek in 2001 ook uit een aantal andere acties van de bco. Een stuurgroep Digitalisering werd ingesteld onder leiding van K. de Belder (Universiteitsbibliotheek uva) en daarnaast een ict-commissie onder leiding van P. Doorn (niwi). De stuurgroep wordt geacht om samen met de instituten te werken aan de ontwikkeling van beleid op het gebied van digitalisering, uitmondend in goede projectplannen op het gebied van digitalisering. De commissie is gevraagd de huidige ict-infrastructuur in kaart te brengen en knelpunten aan te wijzen. Voor een van de grootste knelpunten, de beperkte bandbreedte, is inmiddels een voorlopige oplossing gevonden in de aanzienlijke uitbreiding voor alle instituten tot 2 Mbits/s. Een verdere uitbreiding ligt in het verschiet. Tot nu toe hebben de instituten nog geen deel kunnen nemen in het GigaPort-project van Surfnet omdat de kosten hiervan door de grote geografische spreiding van de relatief kleine instituten disproportioneel hoog zouden worden (circa 2 procent van de begroting), terwijl deels de lokale infrastructuur (nog) niet geschikt is voor het benutten van deze hoge bandbreedtes.
52
Onderzoekorganisatie
Vanuit de instituten is met grote inzet meegewerkt aan deze projecten. Conclusies en formulering van de verdeling van centrale en decentrale taken op het gebied van ict worden begin 2002 uitgewerkt. Algemeen werd geconcludeerd dat er grote behoefte was aan de functie van een kennismakelaar of informatiemanager, ten behoeve van het overzicht van aanwezige kennis en expertise binnen de knaw dan wel de lacunes daarin. Verder bleek dat er aanzienlijke verschillen bestaan in niveau van ambitie en behoefte aan ict-ondersteuning bij de verschillende instituten. Met name de kleinere instituten hebben behoefte aan meer ondersteuning op het gebied van ict, terwijl bij vrijwel alle instituten de behoefte aan standaardisatie gevoeld wordt (vooral met het oogmerk om te komen tot meer gezamenlijke expertise). Het zal een taak voor het bovengenoemde ckim zijn om voor deze verschillen maatwerk oplossingen te vinden. Voor de komende jaren wordt een groei van het gebruik van internet en internettechnologieën voorzien waarbij meer dan voorheen aandacht zal zijn voor het gebruik van ‘open source’ technologie (zoals bijvoorbeeld xml) voor zowel onderzoeksdoeleinden als informatie-uitwisseling en publicatietechnieken. Bouw
In het verslagjaar zijn door de knaw geen grote bouwprojecten afgerond of gestart. Juist daarvoor heeft de knaw een aantal instituten van nieuwe huisvesting voorzien: nioocemo, ioi, Hubrecht Laboratorium/niob en cbs. In het verslagjaar is een aanvang gemaakt met het opstellen van een nieuw huisvestingsplan voor de periode tot 2007. Hiervoor wordt de behoefte aan extra ruimten of aanpassing van ruimten bij instituten in kaart gebracht. Op basis hiervan is een lijst met projecten opgesteld waaraan een tijds- en een financiële planning wordt toegevoegd. De minister van ocenw wordt gevraagd het huisvestingsbudget van de knaw structureel met € 1,7 miljoen te verhogen. Apparatuurinvesteringen
Het bestuur van de knaw had in het verslagjaar ongeveer € 3,7 miljoen beschikbaar voor investeringen. Dit bedrag wordt verdeeld in vier componenten, investeringen A (kleine apparatuur), investeringen B (grote apparatuur), een flexibel deel voor apparatuur en een deel voor het bureau van de knaw (grotendeels voor ict-investeringen). Het A-deel wordt aan de lump sum van de instituten toegevoegd (totaal ruim € 1,84 miljoen). In het kader van de B-investeringen zijn door de knaw in het verslagjaar onder meer investeringen gedaan aan de gwi-kant bij het iisg (uitbreiding archiefmagazijn), het Meertens (studio voor digitale geluidsbanden), het niod (digitalisering fotoarchief). Ten behoeve van de levenswetenschappen is onder meer geïnvesteerd in een laser capture microscoop (nih en ioi), een sequencer voor het Hubrecht Laboratorium en 12 clean air kasten bij het cbs. Het flexibele deel van de investeringen werd in het verslagjaar gebruikt als een dotatie aan het nieuw ingestelde fonds voor genomics onderzoek. Het Vernieuwingsfonds van de knaw is gericht op het bieden van kansen aan de instituten om nieuwe onderzoekslijnen te ontwikkelen. Het fonds bedroeg in 2001 ruim € 2 miljoen. Aan de gwi-kant werden bij een aantal instituten tijdelijke medewerkers op dit fonds aangesteld, onder meer bij het Meertens, het iisg en het chi. Ook werd ten behoeve van een samenwerkingsproject tussen rsc en niod een medewerker uit het Vernieuwingsfonds aangesteld. Aan de kant van de levenswetenschappen werd onder meer subsidie verstrekt uit dit fonds om de ontwikkelingsbiologie van het hart, een samenwerking tussen Hubrecht Laboratorium en icin, een impuls te geven. Tevens werd
53
met dit fonds moleculair biologisch onderzoek gefinancierd waarin nioo en cbs samenwerken op het terrein van interactie tussen schimmels en bacteriën in micro-ecosystemen. Kwaliteitszorg
In het verslagjaar werd in landelijk verband samen met vsnu en nwo een concept evaluatie protocol voorbereid. Nadat de besturen van de drie organisaties zich over het ontwerp hebben uitgesproken zal naar verwachting halverwege 2002 een definitieve versie worden vastgesteld. Besloten is om het jaar 2002 een overgangsjaar te laten zijn waarin een beperkt aantal proef-evaluaties volgens het nieuwe protocol zal plaats vinden. Ten aanzien van de levenswetenschappelijke instituten van de knaw is onafhankelijk daarvan besloten dat bij een viertal instituten – Hubrecht Laboratorium, cbs, nih en ioi – naast de reguliere peer reviews (de eerste in 2001, de andere drie in 2002) tevens een bibliometrische evaluatie zal plaats vinden. Aan het eind van dat traject zal worden geëvalueerd hoe in het vervolg de beoordeling van de instituten zal worden ingericht. Ook langs andere wegen wordt gestreefd naar verhoging van de kwaliteit van de knawinstituten. In het bijzonder bij de aanstelling van nieuwe directeuren wordt er naar gestreefd dat deze tot het echelon der internationale top behoren. Daarnaast wordt zoveel mogelijk bevorderd dat de materiële en financiële positie van de instituten top-onderzoek mogelijk maakt. In het verslagjaar werd één reguliere evaluatie uitgevoerd, bij het Hubrecht Laboratorium. De resultaten van deze evaluatie worden in het voorjaar 2002 besproken met het bestuur van de knaw. Bestuur
Voor de Bestuurscommissie Onderzoeksorganisatie (bco) was het verslagjaar het eerste volledige jaar met de nieuwe verantwoordelijkheid ten aanzien van de instituten. De bco kwam gedurende het verslagjaar om de drie weken bijeen om te overleggen over de belangrijkste beleids- en beheerskwesties die bij de instituten spelen. Met alle instituten werd in het verslagjaar minstens tweemaal overlegd. In het voorjaar werden de strategische plannen van de instituten besproken, in het najaar lag het accent op de financiële aspecten. Bij die vergaderingen werd de bco bijgestaan door telkens verschillende leden van de adviescommissies voor de levenswetenschappen en de geesteswetenschappen. Strategie KNAW-instituten Levenswetenschappen
Van de knaw-instituten wordt in algemene zin verwacht dat ze een internationale toppositie innemen dan wel nastreven op hun terrein teneinde hun spilfunctie in het netwerk van universitaire en andere instituten waar te kunnen maken. In het verslagjaar werd verder gewerkt aan de lijnen die daartoe in de Strategienota 2000 zijn vastgesteld: versterking van de coherentie van de onderzoekprogramma’s en stimulering van onderlinge samenwerking van instituten. De in het licht hiervan aangemerkte drie concentratiegebieden, ecologie, neurobiologie en ontwikkelingsbiologie, kregen elk nieuwe impulsen toegediend. Dit gebeurde enerzijds door financiële bijdragen via de investeringen en extra fondsen, anderzijds via een aantal beleidsmaatregelen om de samenwerking tussen instituten verder te bevorderen. Met name het onderzoek op het terrein van de moleculaire biologie, in het bijzonder genomics en proteomics onderzoek, neemt een steeds belangrijkere plaats in. De knaw stimuleert dit onderzoek niet alleen via een apart fonds, maar ook door het bevorderen van de samenwerking binnen en buiten de knaw. Met de Universiteit van Utrecht is het initiatief genomen voor de nieuwbouw van een genomics
54
Onderzoekorganisatie
laboratorium op het terrein van het Hubrecht Laboratorium/cbs. In dat gebouw zou niet alleen onderzoek moeten worden gedaan, maar er zou ook ruimte moeten komen voor een zgn. hotelfunctie. Onderzoekers van andere instellingen en vanuit het bedrijfsleven zouden daar tijdelijk kunnen worden gehuisvest om samen te werken met de onderzoekers van Hubrecht Laboratorium en Universiteit Utrecht. Op een ander gebied, de ecologie, werd met de Landbouwuniversiteit Wageningen onderhandeld over de mogelijke vestiging van twee centra van het nioo (limnologie en terrestrische ecologie) op het terrein van de universiteit. In dat kader is ook een ices/kis aanvraag ingediend. Zoals hierboven al vermeld werden in het verslagjaar belangrijke stappen gezet ten behoeve van de samenbrenging van de instituten ioi en nih in één organisatie. Strategie KNAW-instituten Geesteswetenschappen en Wetenschappelijke Informatie
De instituten Geesteswetenschappen en Wetenschappelijke Informatie verschillen nogal in omvang en missie. De meeste instituten combineren een nationale en internationale archief- en bibliotheekfunctie met eigen wetenschappelijk onderzoek. Deze laatste functie wordt de laatste jaren belangrijker, mede onder invloed van stimulansen vanuit de knaw. In het verleden heeft het accent meer gelegen op de eerste functie. Het onderzoek bij deze instituten is niet alleen uit het oogpunt van autonome kennisvermeerdering belangrijk. Het vormt ook een voorwaarde om de aanwezige collectie zo goed mogelijk te beheren, te verrijken en toegankelijk te maken ten behoeve van het onderzoek van anderen. Sommige instituten koppelen daaraan ook nog een bredere publieke functie. Keuzes van thema’s en programma’s voor het eigen onderzoek kunnen een bepalende rol spelen bij beslissingen over acquisitie of afstoting van collecties. De bco heeft in het verslagjaar langs verschillende lijnen mede vorm gegeven aan dit keuzeproces, zowel via structurele bijdragen als via investeringen en extra fondsen. Bij voorbeeld werd bij het chi een nieuwe onderzoekslijn gestart met het project ‘Geschiedenis van het newtonianisme in Nederland in de achttiende eeuw’, dit in het kader van de door de bco bepleite stimulering van de bestudering van de intellectuele geschiedenis. De bco stimuleerde voorts de samenwerking tussen instituten onderling op verschillende terreinen. Voorbeelden hiervan zijn een project van rsc en niod om gezamenlijk een onderzoeksproject te gaan ontwikkelen, waarvoor de bco een post doc plaats beschikbaar stelde, en de samenwerking tussen kitlv en niod (en nog andere partners ook) in een omvangrijk onderzoek naar sociaal-economische gevolgen van de Japanse bezetting. Vanwege het toenemend belang van ict en digitalisering werd het digitaliseringsfonds voor de gwi-instituten structureel versterkt, van € 270 000 per jaar naar € 450 000 per jaar. Dit gebeurde met name met het oog op de mogelijkheden om via digitale technologieën de waarde van collecties te verrijken, en om de collecties ter beschikking te stellen van een groter publiek. Ter verdere ondersteuning werden in het verslagjaar tevens middelen gereserveerd voor eventuele extra personele inspanning in het kader van het eerder genoemde ckim-concept.
55
Instituten Geesteswetenschappen en Wetenschappelijke informatie Constantijn Huygens Instituut voor tekstedities en intellectuele geschiedenis Werkgebied Het Constantijn Huygens Instituut (chi) verricht fundamenteel onderzoek op het terrein van de editiewetenschap en de intellectuele geschiedenis. De onderzoeksprojecten op beide terreinen hebben bronnenontsluiting als gemeenschappelijke noemer. Dit gebeurt door het verzorgen en (doen) uitgeven van wetenschappelijke edities van teksten uit de Nederlandstalige literatuur van de Middeleeuwen tot de moderne tijd, van teksten uit het corpus Aristoteles SemiticoLatinus en van teksten uit de Neolatijnse literatuur, het verzorgen en doen uitgeven van lexica en repertoria en monografieën en het leveren van bijdragen aan de theorievorming op beide terreinen. Ontwikkelingen Een verdere uitbreiding van de ‘intellectuele geschiedenis’ binnen het onderzoeksprogramma van het chi werd gerealiseerd met het project ‘Geschiedenis van het newtonianisme in Nederland in de achttiende eeuw’. Het doel van dit project is een monografie over de opkomst van het newtonianisme in relatie tot het bredere contemporaine culturele gedachtengoed. Het voltooide editieproject Briefwisseling van Hugo Grotius krijgt een vervolg in de vorm van een nieuwe biografie van De Groot. Hiervoor werd financiële steun verworven van het Prins Bernhard Fonds. De bestaande samenwerking met het Institut de Recherche et d’Histoire des Textes te Parijs werd uitgebreid met het internationale project ‘Europa Humanistica’. Behalve Frankrijk en Nederland participeren in dit project Duitsland, België, Spanje, Italië en Hongarije. Het doel is inzicht te bieden in de werkwijze en de motieven van de belangrijkste editoren uit de tijd van het Humanisme, namelijk de vijftiende tot en met de zeventiende eeuw. Onderwerp van studie zijn de uitgaven die deze editoren bezorgden van teksten uit de Klassieke Oudheid. Voor het eerst zullen systematisch delen uit het voorwerk van deze uitgaven worden ontsloten, zoals voorwoorden, berichten aan de
56
lezer, opdrachtbrieven en lofdichten. Dergelijke teksten verschaffen inzicht in de beweegredenen om klassieke auteurs aan het lezerspubliek aan te bieden, in het gebruik van manuscripten en vooral in de onderlinge betrekkingen die de editoren onderhielden binnen toonaangevende centra als Leuven en Leiden.
Belangrijkste publicaties – Willem Procurator, Kroniek. Editie en vertaling van het Chronicon van Willelmus Procurator door Marijke Gumbert-Hepp met medewerking van J.P. Gumbert. Hilversum 2001. – Hugo Grotius, De imperio summarum potestatum circa sacra. Critical edition with introduction, English translation and De Europese samenwerking op het terrein commentary by Harm-Jan van Dam. Leiden van de informatietechnologie ten behoeve van enz. 2001. de editiewetenschap resulteerde in het project Studies in the History of Christian Thought estate (‘European Support for Techniques of Vol.cii/i-ii. Advanced Text Encoding’) waarvoor een – Constantijn Huygens, Nederlandse gedichberoep zal worden gedaan op Europese ten 1614-1625. Historisch-kritische uitgave, fondsen. Het chi en De Monfort Universiteit verzorgd door Ad Leerintveld. Den Haag te Leicester hebben voorts het initiatief 2001. 2 dln. Deel 1: Teksten; deel 2: Apparaat genomen voor de oprichting van de European en commentaar. Society for Textual Scholarship (ests). Deze vereniging zal dienen als een internationaal Personeelsinzet CHI en interdisciplinair forum voor de wetenschappelijke discussie over de theorie en de Onderwerp Aantal fte praktijk van de editiewetenschap in Europa. of thema In november 2001 werd onder de titel ‘The 2000 2001 Book in the 21st Century’ het inaugurele colloquium van de ests gehouden in Leiceswp nwp wp nwp ter. Belangrijkste resultaten Naar aanleiding van de voltooiing van de Briefwisseling van Hugo Grotius organiseerde het chi samen met het ing in juni het symposium ‘Oude methoden, nieuwe technieken’ over de vraag hoe moderne informatietechnieken kunnen worden toegepast bij het ontsluiten van historische bronnen. In november werd een colloquium gewijd aan de toekomst van de reeks ‘Middeleeuwse Verzamelhandschriften uit de Nederlanden’. De aanwezige vakgenoten hielden een pleidooi voor uitbreiding van de reeks met kritische edities en met digitale facsimile’s van de handschriften op Internet. Na jaren van voorbereiding werden in december de eerste twee delen van het Volledig Werk van Willem Elsschot aangeboden aan de Vlaamse minister van Cultuur. De nieuwe uitgave, die in totaal uit elf delen zal bestaan, is gebaseerd op uitgebreid bibliografisch en tekstkritisch onderzoek en geeft de tekst van Elsschot in de oorspronkelijke spelling, gezuiverd van alle tekstcorrupties. Productie – 11 boeken – 32 artikelen – 9 recensies – 33 voordrachten/gastcolleges – 4 rapporten/adviezen
Onderzoekorganisatie
Middeleeuwen Renaissance Nieuwe Tijd Directie Algemene dienst Secretariaat Totaal
3,8 6,2 4,6 1,0 – –
– – – 1,0 2,0 2,0
5,3 4,5 6,7 1,0 2,0 –
– – – 1,0 2,0 2,0
15,6
5,0
17,5
5,0
Financiering Exploitatietotaal 2001: Financieringsbronnen in % knaw Externe subsidies Totaal
ƒ 3 072 200 97% 3% 100%
Constantijn Huygens Instituut (chi-knaw) Prins Willem Alexanderhof 5, Den Haag http://www.knaw.nl/chi/
Fryske Akademy De opdracht van de Fryske Akademy is het verrichten van wetenschappelijk onderzoek op het terrein van de Friese taal en cultuur en het op grond daarvan verzorgen van wetenschappelijk onderwijs. Het wetenschappelijk onderzoek richt zich op de Friese taal- en letterkunde, op de geschiedenis van Friesland en op de sociaal-culturele ontwikkelingen in de huidige Friese samenleving. Een belangrijk kenmerk van het onderzoek is het vergelijkend perspectief. Steeds weer wordt gepoogd aan te geven wat de Friese taal en cultuur in heden en verleden kenmerkt in vergelijking tot Nederland als geheel of delen ervan of in vergelijking tot andere minderheden (met name autochtone minderheden in Europa). Met de onderzoeksresultaten wil de Akademy in de eerste plaats een bijdrage leveren aan het wetenschappelijk debat op genoemde terreinen, de onderzoeksresultaten zijn echter ook (mede op grond van het vergelijkend perspectief) bedoeld om bij te dragen aan het definiëren van de Friese identiteit en daarmee ook aan het in stand houden van de Friese cultuurgemeenschap. Ontwikkelingen Het beleid van de Fryske Akademy om grote taalbestanden in verrijkte vorm op het internet beschikbaar te stellen heeft ook in het verslagjaar verder gestalte gekregen. Het corpus Midfrysk zal in de loop van 2002 via het internet door taalkundigen en andere geïnteresseerden bevraagd kunnen worden. Het ligt tevens in de bedoeling dat een demoversie van het reeds verzamelde materiaal voor het project ‘Gesproken Fries’ op het internet beschikbaar komt in 2002. Voorts is in 2001 een aanvraag ingediend bij het knaw-digitaliseringsfonds voor het inrichten van een databank 19de-eeuws Fries en het in verrijkte vorm beschikbaarstellen daarvan op het internet. Over de rol van de Fryske Akademy in de universitaire Frisistiek aan de Universiteit van Amsterdam is in het verslagjaar meer helderheid gekomen. Tot besluitvorming heeft het overleg nog niet geleid, maar voor zover nu is te overzien zal de Akademy ook in de nabije en verdere toekomst een substantiële bijdrage aan de Frisistiek in de Randstad blijven leveren. Het ligt voorts in de bedoeling van de Akademy – zulks conform het beleid van de knaw – het aantal bijzondere leerstoelen dat zij onder haar beheer heeft nog uit te breiden en dan met name ook naar andere disciplines. Te verwachten valt dat komend jaar reeds één nieuwe leerstoel zal worden gerealiseerd.
De laatste maanden van het verslagjaar is gewerkt aan het tot stand brengen van een nieuw meerjarenplan. In dit plan, dat begin 2002 zal uitkomen, worden de onderzoeksprojecten en beleidsvoornemens voor de periode 2002-2006 gedetailleerd beschreven. In afwijking van de eerdere meerjarenplannen is nu gekozen voor een planperiode van vier jaar; de reden daarvoor is dat de knaw voor de voorjaarsnota’s ook een dergelijke periode hanteert. Belangrijkste resultaten De Fryske Akademy publiceerde net als de voorgaande jaren een aanzienlijk aantal titels en organiseerde diverse symposia en studiedagen. De Akademy organiseerde in samenwerking met de Universiteit van Baskenland, de Technische Universiteit van Darmstadt en de Universiteit van Innsbruck op 13, 14 en 15 september het symposium getiteld Third Language Acquisition and Trilingualism. Voorts vond op 18, 19 en 20 september 2001 het congres Hemsterhuis a European Philosopher rediscovered plaats, dat de Akademy organiseerde in samenwerking met het Istituto Italiano per gli Studi Filosofici van Napels en de Erasmus Universiteit van Rotterdam. Aan het einde van dit congres werden een Italiaanse en Nederlandse editie van Hemsterhuis’ werken gepresenteerd. Productie Wetenschappelijke output – 26 boeken – 49 artikelen – 58 congrespapers/lezingen
Overige output – 10 recensies – 23 rapporten – 47 artikelen / korte bijdragen Belangrijke publicaties – Lambooij, H. Th. M. en J.A. Mol, m.m.v. M.Gumpert-Hepp en P.N. Noomen, Vitae Abbatum Orti Sancte Marie. Vijf abtenlevens van het Klooster Mariëngaarde in Friesland, Hilversum/Leeuwarden, Uitgeverij Verloren/ Fryske Akademy, 534 pp. – Petry, M. J. (red.) Wijsgerige Werken Frans Hemsterhuis, Budel/Ljouwert/Leeuwarden, Uitgeverij Damon/Fryske Akademy, 867 pp. – Meer, P .van der, Opkomst en ûndergong fan in boerebedriuw ûnder Achlum. De famylje Hibma 1697-1824), Ljouwert/ Leeuwarden, 206 pp. – Jukema, J, Th. Piersma e.a. Goudplevieren en wilsterflappers. Een eeuwenoude fascinatie voor trekvogels, Ljouwert/Utrecht, 272 pp. Financiering Exploitatietotaal 2001
ƒ 6 718 000
Financieringsbronnen in % knaw Contractonderzoek/dienstverlening aan derden Externe subsidies Totaal
44% 29% 28% 100%
Fryske Akademy (fa-knaw) Doelenstraat 8, Leeuwarden http://www.fa.knaw.nl
Personeelsinzet Fryske Akademy Onderwerp of thema
Aantal fte 2000 wp
2001 nwp
wp
nwp
Taalkunde Sociale Wetenschappen Geschiedenis, Letterkunde en Naamkunde Economisch Bureau Coulon Bijzondere leerstoelen Frysk Wetensch. Afdeling algemeen Algemene dienst
10,44 2,79 8,60 0,63 10,10 0.42 – – 0,69 0,00 1,00 2,00 0,00 13,97
12,34 3,24 6,60 1,14 7,51 0,42 3,40 0,20 0,39 0,00 0,00 2,0 0,00 13,22
Totaal
30,83 19,81
31,25 20,22
n.b. In 2001 is het Economisch Bureau Coulon van de vakgroep Sociale Wetenschappen afgesplitst.
57
Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis Werkgebied Het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis (IISG) verzamelt documenten, verricht onderzoek en verleent diensten op het terrein van de nationale en internationale sociale geschiedenis in het algemeen en de labour history in het bijzonder. Het is op dit terrein een van de grootste instellingen ter wereld. Ontwikkelingen Op het gebied van de collectievorming is het IISG sinds een aantal jaren zijn aandacht aan het verschuiven naar niet-Westerse gebieden, omdat het meent dat het behoud van materiaal in West-Europa en de Verenigde Staten meestal afdoende geregeld is. De inspanningen worden, behalve op Nederland en een aantal internationale organisaties en stromingen, in toenemende mate gericht op West, Zuid en Zuidoost-Azië, waar veel waardevol materiaal verloren dreigt te gaan. Op het onderzoeksterrein waarop het IISG zich beweegt, wordt al jaren de behoefte gevoeld aan meer internationaal en diachroon vergelijkend onderzoek met een grotere sociaal-wetenschappelijke inbreng. Het Instituut speelt hier een belangrijke rol, deels door het eigen onderzoek, dat zich in hoofdlijnen richt op de bestaansstrategieën van arbeiders in Europa en Azië, deels door het faciliteren van onderzoek door anderen. Naast de traditionele infrastructurele voorzieningen voor congressen en publicaties biedt het IISG ook de omvangrijkste electronische dienstverlening ter wereld op het vakgebied. De webserver van het IISG ontving ca 1,3 miljoen bezoekers, die ruim 7,5 miljoen pagina’s bekeken. Belangrijkste resultaten Van het grote aantal interessante aanwinsten moge er hier één in het bijzonder worden genoemd. Al een aantal jaren werkt het IISG samen met enkele archieven in Azerbeidzjan om documenten over de Kaukasus, Iran en Turkije te verfilmen. Deze zijn afkomstig van de voormalige Sovjet-inlichtingendiensten, waarvan Baku het hoofdkwartier voor deze regio was. Het project is het enige ter wereld waarbij op grote schaal GPU- en NKVDmateriaal wordt gedupliceerd. Dit jaar kwamen de resultaten van een nieuwe ronde op dit terrein ter beschikking, waarmee alle documentatie van vóór de Tweede Wereldoorlog nu in Amsterdam ter beschikking van het onderzoek is gekomen.
58
In het mede door het International Institute for Asian Studies gefinancierde onderzoeksprogramma Changing Labour Relations in Asia werden zes workshops georganiseerd (in Amsterdam, Karachi, Lund, Berlijn, Londen en Denpasar), vier Working Papers gepubliceerd en een nieuwe boekenreeks voorbereid, die bij Curzon Press zal verschijnen. Het Instituut probeert ook met behulp van het programma de organisatie van Aziatische labour history te verbeteren; dit jaar kon het zo bijdragen aan de oprichting van verenigingen van Iraanse, Zuidkoreaanse en Indonesische sociaal-historici. Opnieuw gingen verschillende nieuwe projecten van start. Een ervan, financieel mogelijk gemaakt door de Federatie Nederlandse Vakbeweging, behelst de opbouw van een databestand betreffende de Nederlandse vakbeweging op lokaal niveau. Hiermee kan de vestiging en ontwikkeling van de beweging beter in kaart worden gebracht. Het bestand zal aansluiten op eerder gebouwde databases met betrekking tot de christelijke vakbeweging, gilden en organisaties van onderlinge bijstand, en zo een analyse van de ontwikkeling van arbeidersorganisaties op langere termijn mogelijk maken. Productie
Belangrijkste publicaties – Willem van Schendel and Erik J. Zürcher (eds), Identity Politics in Central Asia and the Muslim World: Nationalism, Ethnicity and Labour in the Twentieth Century, LondonNew York: I.B. Tauris, 235 pp. – Michael Buckmiller, Michel Prat, Meike G. Werner (eds), Karl Korsch Gesamtausgabe: Bände 8 und 9: Briefe 1908-1958, Amsterdam-Hannover, Stichting Beheer IISG-Offizin, 1780 pp. – Marx/Engels Gesamtausgabe (MEGA): Erste Abteilung: Werke, Artikel, Entwürfe, Band 14: Januar bis Dezember 1855; Hrsg. von der Internationalen Marx-Engels Stiftung (Amsterdam); Berlin, Akademie Verlag, 2001, 1695 pp. Financiering Exploitatietotaal 2001
f 12,2 miljoen
Financieringsbronnen in %
Wetenschappelijke output – 18 wetenschappelijk artikelen – 53 overige artikelen – 2 electronisch gepubliceerd artikelen – 4 proceedings bijdragen – 16 boeken – 21 hoofdstukken in boeken – 2 wetenschapelijke rapporten – 90 lezingen – 1 CD-ROM Overige output – 426 m. archiefordening – 10 537 catalogisering boeken Personeelsinzet
– 2505 catalogisering periodieken – 4995 catalogisering AV-documenten – 5,8 eenheden raadpleging archivalia – 12 478 eenheden raadpleging gedrukt materiaal – 1610 eenheden overige raadplegingen – 4706 externe vragen inlichtingen – 1 296 367 bezoek website
knaw Contractonderzoek/dienstverlening aan derden Externe subsidies Totaal
67% 25% 8% 100%
Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis (iisg – knaw) Cruquiusweg 31, Amsterdam http://www.iisg.nl
IISG
Onderwerp of thema
Aantal fte 2000
2001
wp
nwp
Verzamelingen Onderzoek en Publicaties Directie dp en it Algemene Diensten Persmuseum
8,9 13,3 2,0 2,7 1,0
37,6 11,0 – 2,3 18,2
6,28 34,95 9,77 24,01 2,0 – 2,70 2,95 – 13,25 1,40 3,10
Totaal
27,9
65,1
22,15 78,26
Onderzoekorganisatie
wp
nwp
Belangrijkste publicaties – Peter Boomgaard, Frontiers of fear; Tigers and people in the Malay world, 1600-1950. New Haven/London: Yale University Press, Werkgebied 2001, 306 pp. Het kitlv heeft tot doel de bevordering van – Kees van Dijk, A country in despair; de geestes- en menswetenschappen betrefIndonesia between 1997 and 2000. Jakarta: fende Zuidoost-Azië, in het bijzonder Het 150-jarig bestaan van de Vereniging, en kitlv Press, 2001, 621 pp. Indonesië, en het Caraïbisch gebied, in het daarmee het instituut, werd een groot succes, – Gert Oostindie en Inge Klinkers, Knellende bijzonder Suriname, de Nederlandse Antillen niet slechts voor de bezoekers van de Koninkrijksbanden. Het Nederlandse en Aruba. Het instituut legt zich sinds 1851 evenementen, maar tevens vanuit een oogpunt dekolonisatiebeleid in de Caraïben, 1940toe op het verzamelen en toegankelijk maken van public relations. Het kitlv en de 2000. Amsterdam: Amsterdam University van boeken en andere documenten, het verschillende jubileumactiviteiten werden Press, 2001. 3 vols., 358, 549 en 668 pp. verrichten en stimuleren van onderzoek en door de landelijke en regionale pers promihet publiceren van boeken en tijdschriften. nent – vrijwel steeds in positieve zin – voor Personeelsinzet KITLV Het kitlv heeft zijn hoofdvestiging in Leiden het voetlicht gebracht. De officiële viering en een vertegenwoordiging in Jakarta. Onderwerp Aantal fte van het 150-jarig bestaan vond plaats op 9 of thema juni, in het Rijksmuseum voor Volkenkunde Ontwikkelingen 2000 2001 In het afgelopen decennium is het beleid van te Leiden. De voorzitter van het bestuur van de Vereniging, R. Schefold, sprak een het instituut erop gericht geweest de balans wp nwp wp nwp feestrede uit waarin hij terugkeek op andertussen zijn drie hoofdtaken te verschuiven in halve eeuw kitlv. Hij bood de president van de zin van een versterking van de Bibliotheek 1,0 13,1 1,0 12.3 de knaw het eerste exemplaar aan van de onderzoeksfunctie. Dit beleid is ook in het Caraïbische Studies 1,0 1,7 2,0 2,3 afgelopen jaar voortgezet. De wetenschappe- door Maarten Kuitenbrouwer geschreven Historische studie Tussen oriëntalisme en wetenschap; lijke productie van de onderzoeksclusters documentatie 1,0 3,6 1,0 4,1 Het Koninklijk Instituut voor Taal-, Land- en ‘eden’ (‘Ecology, Demography, and EconoRedactie/Uitgeverij 1,0 4,7 1,0 4,7 my in Nusantara’) en ‘Dekolonisatie en natio- Volkenkunde in historisch verband, 1851Vertegenwoordiging 2001. Tevens werd de tentoonstelling ‘Indië nale identiteit in de Nederlandse Caraïben’, Indonesië 1,0 8,0 1,0 8,0 alsmede van individuele onderzoekers van het ontdekt; Expedities en onderzoek in de Oost Onderzoek 4,8 – 5,4 – en de West’ geopend. In deze tentoonstelling kitlv lag op een kwalitatief en kwantitatief Directie 0,9 – 0,9 – hoog niveau. Gepaard aan de inspanningen op en de bijbehorende rijk geïllustreerde Algemene dienst – 2,5 – 2,5 catalogus geven de samenstellers Jet Bakels het gebied van de collectievorming en – Totaal 10,7 33,6 12,3 33,9 ontsluiting, alsmede de uitgeverij-activiteiten, en Nico de Jonge een beeldende voorstelling van de ontwikkeling van het Nederlandse versterkte het kitlv hiermee zijn positie Financiering onderzoek naar de voormalige koloniën. In onder de internationale topinstituten op zijn het kader van het jubileum werden vele terrein. Exploitatietotaal 2001 f 6 230 850 andere drukbezochte activiteiten georganiDe internationale belangstelling voor Financieringsbronnen in % seerd en publicaties gerealiseerd. Zuidoost-Azië blijft groot, mede door de knaw 86% turbulente politieke ontwikkelingen in de Vereniging kitlv en eigen inkomsten 14% Productie regio en het feit dat Indonesië het bevolkingsWetenschappelijke output rijkste islamitische land ter wereld is; dit Totaal 100% – 4 artikelen in tijdschriften met een referee laatste trekt na ‘11 september’ extra de Toelichting systeem aandacht. Het beleid van het kitlv is erop Enkele door het kitlv aangenomen c.q. – 7 artikelen in overige vaktijdschriften gericht vanuit een wetenschappelijke beheerde speciale projecten (o.m. Stichting – 11 boeken invalshoek actief in te spelen op deze Mondelinge Geschiedenis Indonesië; – 14 hoofdstukken in boeken ontwikkelingen, waarbij onder meer de eigen dekolonisatiebeleid Nederlandse Caraïben, – 1 wetenschappelijke rapporten/adviezen website een belangrijke rol speelt (digitale 1940-2000, Kenniscentrum v.o.c.) zijn buiten ontsluiting catalogi en collecties), voorts door – 51 voordrachten en gastcolleges op dit overzicht gehouden. uitnodiging het voeren van het secretariaat van de
Koninklijk Instituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde
Belangrijkste resultaten In 2001 herdacht en vierde het Koninklijk Instituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde zijn 150-jarig bestaan. Tegelijkertijd was dit het jaar waarin het kitlv een instituut werd van de knaw.
European Association for South-East Asian Studies. Anderzijds heeft ook de postkoloniale migratie vanuit de voormalige koloniën naar Nederland geleid tot een sterke en aanhoudende belangstelling in eigen land voor de werkterreinen van het instituut. Het v speelt in toenemende mate in op ontwikkelingen in deze sfeer.
Overige output bibliotheek – 11 281 bezoeken – 23 275 uitleningen – 33 672 bezoekers homepage afdeling Historische Documentatie – 951 bezoeken – 7485 bezoekers digitale catalogus
Koninklijk Instituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde (kitlv-knaw) Reuvensplaats 2, Leiden http://www.kitlv.knaw.nl
59
Koninklijk Nederlands Historisch Genootschap Werkgebied Het Koninklijk Nederlands Historisch Genootschap (knhg) bevordert de beoefening van de geschiedenis der Nederlanden en van de ontwikkeling van de geschiedkundige wetenschap. Het knhg produceert onder meer vier afleveringen per jaar van het tijdschrift Bijdragen en mededelingen betreffende de geschiedenis der Nederlanden (BMGN). Ontwikkelingen De personele en materiële middelen van het Koninklijk Nederlands Historisch Genootschap (knhg) zijn afgestemd op de productie van 4 afleveringen per jaar van het tijdschrift Bijdragen en mededelingen betreffende de geschiedenis der Nederlanden (BMNG), het enige algemene vaktijdschrift op het gebied van de geschiedenis der Nederlanden; de uitgave van een nieuwsbrief, HG-Nieuws (4 x per jaar); de publicatie van een jaarlijkse selectieve bibliografie op het terrein van de Nederlandse geschiedenis (Kroniek) en de organisatie van een congres/jaarvergadering en een wetenschappelijk colloquium. Het te ontwikkelen ict-beleid is een aandachtspunt voor de komende jaren. In het verslagjaar is er intensief overleg geweest met het ing over mogelijke vormen van samenwerking en op 24 november j.l. is de algemene ledenvergadering van het knhg akkoord gegaan met het ‘Raamakkoord samenwerking knhg en ing’. Op 10 september 2001 bereikten knaw, nwo, knhg en ing in het genoemde raamakkoord overeenstemming over acht uitgangspunten. Het doel is om na een overgangsfase van maximaal 3 jaar te komen tot een volledig samengaan tussen knhg en ing voor wat betreft de wetenschappelijke activiteiten van het knhg: het produceren van het wetenschappelijk tijdschrift BMGN; het samenstellen van een bibliografie over de Nederlandse geschiedenis en advisering inzake het archiefwezen.
een geanimeerde studiedag in het auditorium van het ara te Den Haag over ‘De ontsluiting van recente archieven. De it (Institutionele Toegang) tegen het licht gehouden’. Op 4 mei organiseerde het knhg een voorjaarscongres in de Koninklijke Bibliotheek te Den Haag over ‘Medische geschiedenis van klassiek tot modern’. Op 24 november tenslotte organiseerde het knhg samen met het ncv de nationale Geschiedenisdag te Tilburg gewijd aan het thema ‘Historisch besef’ met veel plenaire sessies/debatten, workshops, presentaties, een informatiemarkt en de jaarvergadering van het knhg. Productie Wetenschappelijke output – 4 afleveringen van het tijdschrift de – 1 deel Kroniek; – 4 afleveringen HG-Nieuws – knhg-website-databanken Personeelsinzet Onderwerp of thema
KNHG
Aantal fte 2000
2001
wp
nwp
wp
nwp
3
1,2
3
1
Financiering Exploitatietotaal 2001
ƒ 553 700,–
Financieringsbronnen in % knaw Dienstverlening aan derden Externe subsidies Totaal
50% 40% 10% 100%
Koninklijk Nederlands Historisch Genootschap (knhg-knaw) Prins Willem Alexanderhof 5, Den Haag http://www.knhg.nl
Belangrijkste resultaten In 2001 verschenen vier afleveringen van het tijdschrift de bmgn (totaal 596 bladzijden). Tevens is gepubliceerd de bibliografie over 2000 namelijk Kroniek. Lijst van de voornaamste in 2000 verschenen boeken en artikelen op het terrein van de Nederlandse geschiedenis (679 nummers). Deze titels zijn ook aan de databank toegevoegd. Er verschenen eveneens vier afleveringen van de nieuwsbrief van het knhg, hg-Nieuws. Op 16 februari 2001 organiseerde het knhg
60
BMGN
Onderzoekorganisatie
Meertens Instituut. Onderzoek en documentatie van Nederlandse taal en cultuur Werkgebied Voor beide onderzoeksgroepen Variatielinguïstiek en Nederlandse etnologie zijn vier zwaartepunten geformuleerd. Binnen variatielinguïstiek zijn dit syntactische variatie, morfologische variatie, fonologische variatie en naamkunde. Binnen Nederlandse etnologie: feest en ritueel, religieuze cultuur, orale cultuur en materiële cultuur. Ontwikkelingen In het jaar 2001 is het project Talen en Culturen in het Utrechtse Lombok en Transvaal (tcult) volgens planning afgesloten. Het onderzoek naar de multiculturele samenleving is een vruchtbaar onderzoeksterrein gebleken voor samenwerking tussen taalkundigen en etnologen. Ten behoeve van de syntactische atlas van Nederlandse dialecten (sand) is intensief veldwerk verricht in Nederland en Vlaanderen. Op het terrein van de naamkunde is een nieuw promotieonderzoek gestart naar moderne toponiemen. Het jaar 2001 was voor de Nederlandse Etnologie een periode van afsluiting van enkele projecten (Muziekgeschiedenis en Vertelcultuur in Waterland) en de opzet en operationalisering van nieuwe onderzoeken op het terrein van de Materiële, Orale en Religieuze Cultuur. In aansluiting op het internationale etnologiedebat is er ook aandacht geweest voor de reflexieve volkskunde, waardoor bijvoorbeeld de cultuurpolitieke dimensies van het vak zichtbaarder zijn geworden. De verschijning van het handboek ‘Volkscultuur’; een inleiding in de Nederlandse etnologie en de lopende historiografische projecten hebben hieraan en aan de heroriëntatie van de discipline verder bijgedragen. In september 2001 hebben H. Bennis en G. Rooijakkers hun inaugurele redes uitgesproken bij de benoeming tot bijzonder hoogleraar aan de Universiteit van Amsterdam. Het Meertens Instituut heeft congressen georganiseerd inzake het programma ‘Cultural Exchange in Europe’ (esf-congres), het ‘Repertorium van het Nederlandse lied’ en over ‘De constructie van een muziekgeschiedenis der Nederlanden’. In samenwerking met andere instanties heeft het Meertens Instituut een aantal symposia georganiseerd, zoals het ‘Internet als bron’ (met de stdh) en ‘Taalwetenschap en Streektaalbeleid’ (met de Nederlandse Taalunie).
De archieven en collecties die het Meertens Instituut beheert worden verder ontsloten. Enerzijds door middel van macrogewijs beschrijven en ontsluiten, anderzijds via digitalisering en de verwerking in databases. Digitalisering wordt ook toegepast met het oog op een breder gebruik van de informatie en de conservering van het oorspronkelijke materiaal. Belangrijkste resultaten Met de afronding van het tcult project (Talen en Culturen in het Utrechtse Lombok en Transvaal) wordt een project van ruim vier jaar afgesloten. In tcult participeerden tien onderzoekers van het Meertens Instituut en het project werd gerealiseerd in samenwerking met de Katholieke Universiteit Brabant, de Rijksuniversiteit Leiden, de Universiteit van Amsterdam en de Universiteit Utrecht. Binnen het Meertens Instituut werd er zowel van de afdeling variatielinguïstiek als door Nederlandse etnologie aan meegewerkt. Objecten van studie waren het culturele en linguïstische repertoire van individuen en van groepen autochtone Nederlanders, Marokkanen, Turken, Surinamers en andere etnische groepen. De structuur van taalvariëteiten, verhalen, liedjes, feesten, rituelen en gebruiksvoorwerpen werden middels veldwerk in kaart gebracht, waarna de resultaten getoetst werden aan theoretische invalshoeken.
In Een muziekgeschiedenis der Nederlanden wordt een overzicht gegeven van muziek en muziekleven in Nederland en België (vooral Vlaanderen) van prehistorie tot heden. De auteurs besteedden naast aan de klassieke muziek ruime aandacht aan de populaire muziek, de volksmuziek en andere nietelitaire muziekrichtingen. Ook de verhouding tussen deze muziekgroepen werd besproken. De muziek werd in de sociale en culturele context geplaatst door essays van vertegenwoordigers uit andere vakgebieden: bijvoorbeeld literatuur- en kunstgeschiedenis, sociologie en etnologie. Het boek en bijbehorende cd-rom zijn tot stand gekomen in samenwerking met de Koninklijke Nederlandse Vereniging voor Muziekgeschiedenis en de Amsterdam University Press. Het Symposium Taalwetenschap en Streektaalbeleid werd, in samenwerking met de Nederlandse Taalunie, in juni 2001 georganiseerd om van gedachten te wisselen over de wisselwerking tussen het academisch onderzoek naar structurele en sociale aspecten van de streektaal enerzijds en de concrete politieke bemoeienis met en bescherming van corpus en status van streektalen anderzijds. Door de meeste aanwezigen op het symposium-onderzoekers en beleidsmakers- werd onderschreven dat het van belang is dat er in het Nederlandse taalgebied een goed taalvariatiebeleid komt dat gericht is op de bescherming van de belangen van de sprekers van minderheidstalen.
Productie Wetenschappelijke output Aantal
Taalvariatie
Artikelen in tijdschriften met een referee systeem Artikelen in overige vaktijdschriften Bijdragen aan proceedings van wetenschappelijke conferenties Boeken Hoofdstukken in boeken Wetenschappelijke rapporten/adviezen Voordrachten en gastcolleges op uitnodiging
5 21 1 1 7 1 20
Etnologie Totaal 2 11 – 5 19 3 60
7 32 1 5 23 4 80
Overige output Dienstverlening en informatievoorziening Audio
Databanken In 2001 is gewerkt aan 22 documentatie- en digitaliseringsprojecten:
Nieuwe opnamen in 2001: 146 banden Digitalisering in 2001: 678 banden Werkzaamheden voor derden tbv Radio- en tv-uitzendingen en wetenschappelijk onderzoek: 64 geluidsdragers
Verzoeken om inlichtingen 481, waarvan 174 resulteerden in een bezoek aan de bibliotheek van het Instituut
Colleges De onderzoeksgroep Variatielinguïstiek heeft in het eerste semester van 2001 een collegereeks verzorgd met als titel: Taalvariatie in Nederland. Etnologie heeft een hoorcollegereeks gegeven, getiteld: Algemene inleiding in de Nederlandse Etnologie, gevolgd door een serie werkcolleges ‘Streetwise, volkscultuur van de straat’. De werkstukken werden in allerlei vormen (papier, video, dia’s etc.) onder ruime belangstelling gepresenteerd op de afsluitende collegedag. Belangrijkste publicaties – Hester Dibbits: Vertrouwd bezit: Materiële cultuur in Doesburg en Maassluis, Nijmegen, sun, 2001 – Doreen Gerritzen: ‘Wandel der Vornamengebung im niederländischen Raum aus gesellschaftlicher Sicht’. Name und Gesellschaft. Gesellschaftliche und historische Aspekte der Namengebung. – Willy Jongenburger & Jeroen Aarssen: ‘Linguistic and Cultural Exchange and Appropriation. A Survey-study in a Multiethnic Neighbourhood in the Netherlands’. Journal of Multilingual and Multicultural Development, Vol. 22, No. 4 Personeelsinzet Meertens Instituut Onderwerp of thema
Aantal fte 2000 wp
2001 nwp
Variatielinguïstiek 10,28 3,00 Etnologie 8,30 13,30 Documentatie – 3,84 Automatisering – 3,90 Stafbureau – 4,93 Directie 1,9 – Algemene Zaken Hoofd p&o pr en dtp Receptie/secretariaat Automatisering Bibliotheek/datainvoer Beheer en collectie Totaal
21,2 28,97
wp 8,8 9,1 – – – 1,0
nwp 4,2 8,9 – – – –
0,6 0,5 2,6 1,5 4,8 3,8 0,4 19,5 26,7
Toelichting In de nieuwe organisatiestructuur zijn de afdelingen Documentatie, Automatisering en Stafbureau opgegaan in Algemene Zaken, waarvan hier een uitsplitsing is gemaakt.
61
Financiering Exploitatietotaal 2001
ƒ 6 506 016,–
Financieringsbronnen in % knaw Contractonderzoek/ Dienstverlening aan derden Externe subsidies Totaal
Nederlands Economisch Historisch Archief Werkgebied
83,0 % 16,3% 0,7% 100 %
Meertens Instituut. Onderzoek en documentatie van Nederlandse taal en cultuur Joan Muyskenweg 25, Amsterdam http://www.meertens.knaw.nl
Het Nederlands Economisch Historisch Archief (NEHA), een in 1914 opgerichte vereniging, wordt sinds 1990 gesubsidieerd door de KNAW. Het NEHA heeft tot taak de wetenschappelijke studie van de economische geschiedenis te bevorderen, zowel door eigen onderzoek als door het verzamelen en ter beschikking stellen van bronnen en andere informatie. Ontwikkelingen Het NEHA heeft zich in de jaren negentig tot doel gesteld bij te dragen aan de infrastructuur voor de beoefening van de economische geschiedenis in Nederland. Daartoe geeft het (sinds 1915) een jaarboek uit en (sinds 1987) het NEHA-Bulletin, naast monografieën en bundels. De toegankelijkheid van economische archieven werd vergroot door het opzetten van het Bedrijfs Archieven Register Nederland (BARN). In de sociale wetenschappen heeft het economische verklaringsmodel in de loop van de jaren negentig aan belang gewonnen. Ook in de sociaal-economische geschiedenis was een toenemend belang te bespeuren van van oorsprong economische methoden en theorieën, waarbij bijvoorbeeld de mens gezien wordt als een maker van rationele keuzen gericht op het zeker stellen van de toegang tot schaarse goederen. Die ontwikkeling was binnen het NEHA zichtbaar doordat in de tweede helft van de jaren negentig een groot onderzoeksproject uitgevoerd werd naar ‘Vijfhonderd jaar zekerheid in Nederland 1500-2000’. Op dit terrein werkte het NEHA voort in de vorm van een onderzoek naar de geschiedenis van het Philips Pensioenfonds. Binnen de economische geschiedenis is de laatste jaren de aandacht voor het ondernemerschap sterk toegenomen. Gezien de expertise van het NEHA kan daarbij aangesloten worden. In 2001 werd verkennend onderzoek verricht naar het Nederlandse ondernemerschap in de twintigste eeuw. Daarnaast werd een onderzoek voortgezet waarin de geschiedenis van het familiebedrijf en de familie Van Gelderen in onderlinge samenhang worden onderzocht. Het NEHA startte een oio-project naar de ontwikkeling van de levensstandaard in Indonesië in de twintigste eeuw, in vergelijking met die in India. Daarmee sloot het NEHA aan bij een ontwikkeling bij het iisg, waar een aantal onderzoeksprojecten naar de sociaal-economische geschiedenis van Indonesië een aanvang nam.
62
Onderzoekorganisatie
Belangrijkste resultaten De studie naar de geschiedenis van het Philips Pensioenfonds werd in 2001 afgerond, en zal in 2002 in boekvorm verschijnen. Samen met het IISG onderhield het NEHA de Labour and Business History sectie van de WWW Virtual Library, een veel bezocht onderdeel van de IISG-server. Een eigen NEHA website werd in het begin van het jaar operationeel en in de loop ervan belangrijk uitgebreid. Productie Wetenschappelijke output – 3 boeken – 4 wetenschappelijke artikelen – 18 overige artikelen Belangrijkste publicaties – E.J.V. van Nederveen Meerkerk en W. van den Broeke, ‘Spoorlijnen en geldstromen. Een onderzoek naar de financiers van de Nederlandse Rhijnspoorweg-Maatschappij 1845-1890’, in: NEHA-Jaarboek 64 (2001) 154-177 – C. van Eijl, L. Heerma van Voss en P. de Rooy (eds.), Sociaal Nederland. Contouren van de twintigste eeuw (Amsterdam: Askant) Personeelsinzet Onderwerp of thema
NEHA
Aantal fte 2000 WP
2001 NWP
WP
NWP
Verzamelingen Onderzoek en publicaties
0,7
–
0,7
–
2,8
2,0
3,9
0,5
Totaal
3,5
2,0
4,6
0,5
Financiering Exploitatietotaal 2001
ƒ 0,74 miljoen
Financieringsbronnen in % knaw Contractonderzoek Externe subsidies
47,1% 40,2% 12,7%
Totaal
100%
Nederlands Economisch Historisch Archief (neha-knaw) Cruquiusweg 31, Amsterdam http://www.neha.nl/
Netherlands Institute for Advanced Study in the Humanities and Social Sciences Werkgebied De belangrijkste taak van het Netherlands Institute for Advanced Study in the Humanities and Social Sciences (nias) is het bevorderen van hoogstaand onderzoek op het gebied van de mens en maatschappijwetenschappen en de internationalisering daarvan. Het instituut stelt daarvoor jaarlijks onderzoeksfaciliteiten ter beschikking van een veertigtal vooraanstaande onderzoekers uit binnen- en buitenland. Daarnaast kent het instituut enkele speciale onderzoeksprogramma’s. Ontwikkelingen De uitkomst van de vijfjaarlijkse evaluatie door een internationale commissie onder voorzitterschap van het Akademie-lid D.J. Wolfson was zeer bemoedigend voor het instituut. De inleidende samenvatting van het evaluatierapport met de regels: ‘The committee is impressed by the performance of nias in the international scientific community and its contribution to the international recognition of Dutch scholarship in the humanities and social sciences. The institute is unique in the Netherlands and accordingly deserves to be cherished’. Het rapport ging overigens vergezeld van 23 aanbevelingen, waaronder de suggestie om een ‘mission statement’ voor het instituut op te stellen. Dit laatste is inmiddels geschied.
Tot opvolger van H.L.Wesseling, die per september 2002 het nias als rector zal verlaten wegens het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd, is W.P. Blockmans benoemd. De heer Blockmans is hoogleraar middeleeuwse geschiedenis aan de Universiteit Leiden en sedert 1990 lid van de Akademie. Belangrijkste resultaten In de jaargroep 2000/2001, die bestond uit 44 fellows en 5 visitors, hebben vooral de activiteiten van beide themagroepen de aandacht getrokken. De themagroep ‘Rethinking the History of Medicine: ‘‘Rationality’’ and ‘‘Magic’’ in Babylonia and the GraecoRoman World’ presenteerde de resultaten van de samenwerking in een groot congres in juni 2001. De voordrachten zullen verschijnen in een bundel onder redactie van H.F.J. Horstmanshoff en M. Stol. In de themagroep ‘Network Analysis’ waren drie subgroepen actief, die zich concentreerden op respectievelijk: ‘Formalization of theories of organization ecology’, ‘Transformation of corporate networks, 1976-1996’ en ‘Ethnic organizations and mobilization’. Deze themagroep werd gecoördineerd door M. Fennema en R.J. Mokken.
Financiering Exploitatietotaal 2001 Financieringsbronnen in % knaw Externe subsidies Totaal
ƒ 5,75 miljoen
75% 25% 100%
Netherlands Institute for Advanced Study in the Humanities and Social Sciences (nias-knaw) Meijboomlaan 1, Wassenaar http://www.nias.knaw.nl
Productie Wetenschappelijke output – 24 boeken; – 44 hoofdstukken voor boeken – 143 artikelen – 195 papers en voordrachten.
Belangrijkste publicaties Teneinde de Nederlands-Vlaamse onder– Boomgaard, P. Frontiers of Fear; Tigers and zoekssamenwerking te bevorderen heeft het nias met de Universiteit Antwerpen (ua) een People in the Malay World, 1600-1950. London: Yale University Press, 2001 convenant gesloten, dat het voor onderzoe– Heijden, P.F. van der en F.M. Noordam. De kers van die instelling eenvoudiger en aanwaarde(n) van het sociaal recht. Deventer: trekkelijker maakt om een uitnodiging voor W.E.J. Tjeenk Willink, 2001 het nias aan te nemen. Om aandacht te vragen voor deze overeenkomst, die hopelijk een – Kuipers, T.A.F. Structures in science. Dordrecht: Kluwer Academic Publishers, voortrekkersrol gaat vervullen, zal jaarlijks door een nias-fellow een lezing in Antwerpen 2001 worden gehouden. Aan deze lezing is de Personeelsinzet NIAS naam van Abraham Ortelius (1527-1598) verbonden, de befaamde 16de eeuwse Antwerpse Onderwerp Aantal fte cartograaf, die onder meer in Leiden heeft gewoond en van wie in Amsterdam een grote of thema 2000 2001 kaartenverzameling aanwezig is. In samenwerking met de pcm Landelijke Dagbladen is aan het nias de positie van ‘journalist-in-residence’ ingesteld. Dit ‘fellowship’ is gecreëerd voor journalisten met een sterke wetenschappelijke belangstelling, die gebaat zijn bij een verblijf aan het instituut voor een studie van grotere omvang. De eerste journalist die in deze kwaliteit is uitgenodigd, is redacteur Dirk van Delft van NRC Handelsblad.
wp
nwp
Directie 1,6 Algemene dienst –
– 16,6
1,6 – – 16,1
Totaal
16,6
1,6 16,1
1,6
wp
nwp
63
Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie Werkgebied Het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie heeft als werkgebied de Tweede Wereldoorlog in Nederland en NederlandsIndië/Indonesië in het bredere kader van de eigentijdse geschiedenis. Oorlogsdocumentatie heeft vanaf de oprichting in 1945 twee centrale taken. De eerste is de Informatie- en Documentatietaak; dat wil zeggen het beheren, ontsluiten en ter beschikking stellen van documentatie over Nederland en Nederlands-Indië/Indonesië in de Tweede Wereldoorlog en alles wat daar direct mee samenhangt, alsook het geven van informatie daarover aan overheidsinstellingen en particulieren. De tweede taak is het verrichten van wetenschappelijk onderzoek op dit terrein in het bredere kader van de eigentijdse geschiedenis. Ontwikkelingen In het in 2000 gepubliceerde Research Plan 1998-2003 worden de drie zwaartepunten uitgewerkt, die een doelgerichte omslag naar een breder werkterrein mogelijk moet maken. De zwaartepunten zijn a) staat en maatschappij onder de spanning van oorlog en conflict, b) de langere termijn verschijnselen rond de
gevolgen van oorlog en conflict voor individuele burgers en hun sociale en c) de geschiedenis van Nederlands-Indië en Indonesië in de context van de moderne Aziatische geschiedenis. Een belangrijke impuls gaat uit van het European Science Foundation-programma ‘The Impact of National Socialist and Fascist Rule in Occupied Europe’, dat mede door Oorlogsdocumentatie wordt geleid. De eerste internationale workshops hebben volgens plan plaatsgevonden. Daarnaast was het instituut oprichter van een netwerk van Europese instellingen voor contemporaine geschiedenis. Op verzoek van de directie heeft in 2001 een markt- en gebruikersonderzoek plaatsgevonden. De resultaten van dit onderzoek vormen de basis voor de verdere ontwikkeling van het instituut in de komende jaren, in het bijzonder de ontwikkeling van de Informatie en Documentatietaak. Het niod zette het onderzoek naar de gebeurtenissen vóór, tijdens en na de val van Srebrenica voort. Ondanks de substantiële vorderingen moest het kabinet worden bericht dat de presentatie eind 2001 niet zou worden gehaald. Het was niet mogelijk op 29 november een complete en definitieve tekst gereed te hebben die aan de te stellen historisch-
Joop Hartog:‘We zullen onze onderwijsvormen ook moeten herenten. We krijgen nu een type studenten binnen met een kortere aandachtscyclus’ Een kleine kans op een groot succes in hun carrière spreekt mensen aan. En op weg naar dat mogelijke succes zijn ze bereid met een laag loon genoegen te nemen en soms zelfs ontberingen te lijden. Zie promovendi, zie geneeskundestudenten, en zie vooral ook kunstenaars. Zo luidt het laatste onderzoeksresultaat van de Amsterdamse econoom Joop Hartog (1946) dat hij samen met zijn Texaanse collega Wim Vijverberg in mei zal presenteren. Zijn vertrekpunt was een hypothese uit The Wealth of Nations van Adam Smith. ‘We hebben afgelopen jaar onderzoek gedaan naar loonstructuren: lonen dienen volgens Smith ook als compensatie voor het risico
64
dat mensen lopen. Een onzekerder beroep leidt inderdaad tot hogere compensatie. Uiteindelijk blijkt er op de arbeidsmarkt een asymmetrische verdeling te bestaan: er is maar een kleine kans op een groot succes. Toch trekt dat mensen aan. Het verband dat we gevonden hebben is behoorlijk robuust.’ Hartog geldt als vernieuwer van de Nederlandse arbeidseconomie. Zijn micro-economische benadering zoomt in op individuen die keuzes maken op de arbeidsmarkt. In de macro-economie gaat de individuele mens verscholen achter categorieën als ongeschoolde, geschoolde en hooggeschoolde arbeid. Zijn proefschrift uit 1978 verklaart de
Nieuw bij de Afdeling Letterkunde Onderzoekorganisatie
professionele kwaliteitseisen voldeed. De presentatie voor het eindrapport is thans voorzien voor 10 april 2002. Belangrijkste resultaten De Japanse bezetting in dagboeken, een project in het kader van het Historical Research Program Japan and the Netherlands leverde twee publicaties op: Vrouwenkamp Ambarawa 6 en De Birma-Siam spoorlijn. Van De Dagboeken van Anne Frank verscheen een vijfde druk, waarin een vijftal tot dusver onbekende blaadjes van het dagboek werden opgenomen. Deze vijfde druk ging vergezeld van een kritische uitgave van het Verhaaltjesboek. De studie Roof, de ontvreemding van Joods bezit tijdens de Tweede Wereldoorlog (1999) werd opgevolgd door Berooid. De beroofde Joden en het Nederlandse restitutiebeleid sinds 1945. Begin december 2001 heeft het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport aan het niod opdracht gegeven om een onderzoek, genaamd Van Indië tot Indonesië; de herschikking van de Indonesische samenleving, uit te voeren. Dit wordt een breed historisch onderzoek naar de sociale en economische gevolgen van de Japanse bezetting en de daarop volgende Bersiap- en revolutietijd, alsmede het dekolonisatieproces
inkomensverdeling uit individuele kenmerken. Later heeft hij in zijn werk over rendement uit opleiding aangetoond dat overscholing niet met maatschappelijke verspilling gepaard gaat. Ook mensen met een baan beneden het niveau van hun opleiding ervaren een alleszins aanvaardbaar rendement op hun investering. Zijn gestage stroom van invloedrijke publicaties, samen zo’n 150, moet hem het lidmaatschap hebben bezorgd, denkt hij. ‘Ik dacht dat ik op een breder terrein actief zou moeten zijn om lid van de Akademie te worden. Ik ben juist niet zo’n bestuurder.’ Inmiddels heeft Joop Hartog wel de leiding van het onderzoeksinstituut van de Amsterdamse economische faculteit op zich genomen en voelt hij zich ook betrokken bij de vernieuwing van het onderwijs. ’De discussie over de invoering van de bachelormasterstructuur is hier te laat op
gang gekomen. De Amsterdamse juristen hebben de bachelorspoot van hun opleiding goed herzien. De economen hebben de opleiding alleen maar doorgeknipt. We hebben niet goed nagedacht over de aansluiting van de bacheloropleiding op de arbeidsmarkt. ‘We zullen onze onderwijsvormen ook moeten herenten. We krijgen nu een type studenten binnen met een kortere aandachtscyclus. Een uur lang stilzitten lukt ze niet meer. In een hoorcollege ontstaan gauw ordeproblemen. Daarom moeten we veel aandacht besteden aan de zelfwerkzaamheid van studenten, en moeten we moderne technieken als video, webonderwijs en computer gesteund onderwijs inzetten. Gedeeltes uit de stof moet je presenteren als een spannende videoclip. Ik klaag overigens niet over het niveau of de inzet. Studenten van nu kunnen en doen zeker niet minder dan ik vroeger.’
voor de verschillende bevolkingsgroepen in de verschillende regio’s in Nederlands-Indië/ Indonesië. Bij de uitvoering zijn diverse onderzoeksinstellingen betrokken, waaronder het kitlv. Het voorzitterschap van de internationale Task Force for International Cooperation on Holocaust Education, Remembrance and Research was dit jaar in handen van Nederland, waarin het ministerie van Buitenlandse Zaken een grote rol speelde. Het belangrijkste onderdeel van het voorzitterschap was de organisatie van the Amsterdam Conference on Remembrance, die van 2-5 mei plaatsvond in Amsterdam en waarin het instituut de organisatie van de internationale researchworkshops voor haar rekening nam. Productie Wetenschappelijke output – 4 artikelen in vaktijdschriften – 1 bijdragen proceedings – 7 boeken – 12 hoofdstukken in boeken – 8 encyclopedie-bijdragen – 2 wetenschappelijke rapporten/adviezen – 18 bijdragen in dag- en weekbladen – 22 recensies – 86 voordrachten en lezingen Schriftelijke informatievoorziening – 3084 inkomende schriftelijke verzoeken om informatie, algemene dienstverlening – 3268 uitgaande schriftelijke verzoeken om informatie, algemene dienstverlening – 145 inkomende schriftelijke verzoeken om informatie, pur en Stichting 1940-1945 – 167 uitgaande schriftelijke verzoeken om informatie, pur en Stichting 1940-1945 Overige output Het aantal bezoekers aan de studiezaal lag dit jaar rond de 2500. Belangrijkste publicaties – mw. M. Heijmans-van Bruggen, De Japanse bezetting in dagboeken: Vrouwenkamp Ambarawa 6 en De Birma-Siam spoorlijn (Amsterdam 2001) – D. Barnouw, A.H. Paape en G. P. van der Stroom, De dagboeken van Anne Frank (vijfde verbeterde druk, Amsterdam 2001) – G. Aalders, Berooid. De beroofde Joden en het Nederlandse restitutiebeleid sinds 1945 (Amsterdam 2001)
Personeelsinzet Onderwerp of thema
Nederlands Instituut voor Wetenschappelijke Informatiediensten
NIOD
Aantal fte 2000 wp
Infodoc 3,5 Fotodigitalisering Onderzoek 10,6 Rethinking Calmeyer Soviet-propaganda Na-oorlogse org. Japan soto 1,0 Srebrenica 9,0 Yad Vashem Directie 1,5 Algemene Dienst 1,0
2001 nwp
wp
13,7
3,5
1,0
9,0 1,0 1,0 1,0 1,0
2,8 0,8
nwp 10,6 1,0
2,8 1,0 10,0 0,5 1,5 1,0
0,8
Werkgebied Het niwi doet onderzoek naar de invloed van digitale netwerken en informatie op de wetenschapsbeoefening in verschillende disciplines. Binnen het domein van onderzoek naar de Nederlandse taal en cultuur bevordert het instituut de beschikbaarheid en het gebruik van digitale informatie; digitaliseringprojecten, data-archieven, bibliografische databanken. Het niwi beheert de bibliotheek van de knaw, bestaande uit een grote collectie biomedische tijdschriften en een historische collectie. Bovendien levert het niwi informatie over onderzoek en onderzoekers in Nederland, voor alle wetenschapsgebieden.
8,4 Ontwikkelingen Vanuit het uitgangspunt dat het niwi zich Totaal 27,1 25,6 30,0 23,6 primair richt op het wetenschappelijk onderzoek is in 2001 de vernieuwing van het instituut voortgezet. De inhoudelijke basis voor Toelichting In het verslagjaar 2001 nam de personeelsin- deze vernieuwingen is gelegd na raadpleging van een groot aantal vooraanstaande onderzet bij het niod licht toe ten opzichte van zoekers in de Neerlandistiek, geschiedenis en 2000. In 2000 bedroeg de personeelsinzet sociale wetenschappen. Daarnaast hebben 52,7 fte; in 2001 bedroeg deze 53,6. interne vernieuwingen van organisatiestructuur en informatiesystemen plaatsgevonden. Financiering De gesprekken die door het niwi met onderExploitatietotaal 2001 ƒ 9,3 miljoen zoekers zijn gevoerd hebben een duidelijk beeld opgeleverd van de actuele opvattingen Financiering in % knaw 51% over wetenschappelijke informatie en communicatie. De prioriteit van onderzoekers ligt Contractonderzoek/dienstverlening aan derden 49% overduidelijk bij de beschikbaarheid van kwalitatief hoogwaardige data en ander Totaal 100% onderzoeksmateriaal. De ontwikkelingen in de informatietechnologie hebben er niet voor gezorgd dat data moeiteloos beschikbaar zijn Nederlands Instituut voor gekomen. Het opbouwen en onderhouden van Oorlogsdocumentatie goede databestanden blijft arbeidsintensief en Herengracht 380, Amsterdam daardoor kostbaar. Bovendien worden onderhttp://www.niod.knaw.nl zoekers veelvuldig geconfronteerd met technische, financiële en juridische belemmeringen. Van het niwi wordt op dit gebied een belangrijke bijdrage aan de onderzoeksinfrastructuur verwacht, uiteraard in samenwerking met andere relevante organisaties. 7,3
De behoefte aan bibliografische databanken op sociaal-wetenschappelijk gebied is duidelijk afgenomen. Het niwi zal deze dan ook staken of omvormen tot een moderne informatievoorziening afgestemd op de actuele behoeften van onderzoekers. Voor de biomedische collectie van het niwi is het tot stand komen van licentieovereenkomsten tussen de universiteiten en grote uitgevers een significante ontwikkeling. De aanvullende functie van de collectie zal
65
daardoor in betekenis afnemen. Deze omslag werd overigens al lange tijd verwacht. Belangrijkste resultaten In juni vond bij de knaw een internationaal symposium plaats onder de titel ‘Change and Continuity in Scientific Communication’. Deze mede door het niwi georganiseerde conferentie bracht voor het eerst internationaal bekende vernieuwers in wetenschappelijke communicatie uit verschillende disciplines bij elkaar. Het afgelopen jaar is de nieuwe onderzoeksgroep gevormd op basis van het onderzoeksprogramma. De groep zal bekend staan onder de naam ‘Networked Research and Digital Information’. De afdeling Neerlandistiek stelt in samenwerking met de Koninklijke Bibliotheek een secundaire bibliografie over W.F. Hermans samen. Van de voltooide digitaliseringprojecten van de afdeling Geschiedenis is die van het ‘Repertorium van boeken en tijdschriften betreffende geschiedenis van Nederland’, de nationale historische bibliografie, speciaal het vermelden waard. De complete bibliografie van de jaren sinds de Tweede Wereldoorlog is nu raadpleegbaar. Onder historici was dit jarenlang de nummer één van de top 40 van digitaliseringwensen. Het project werd uitgevoerd in opdracht van het Instituut voor Nederlandse Geschiedenis. Een Europees samenwerkingsproject ‘European Visual Archives’, in samenwerking met onder andere de foto-archieven van Antwerpen en Londen, kreeg veel lof van Europese beoordelaars en wordt op het Web intensief bezocht. Van de toegankelijk gemaakte databanken van de afdeling is de elektronische publicatie ‘Merchants from the Southern Netherlands and the rise of the Amsterdam staple market (1578-1630)’ wetenschappelijk zeer succesvol.
ifdo (International Federation of Data Organisations) is opgericht in antwoord op de groeiende vraag naar meer en betere onderzoeksdata, met name binnen de Sociale Wetenschappen. Om de toegankelijkheid van de niwi-databanken te vergroten zijn deze per 1 januari jl. kosteloos ter beschikking gesteld aan gebruikers. Productie Productie- en gebruikscijfers Neerlandistiek – 7400 titels ontsloten en toegevoegd aan de databank Bibliografie van de Nederlandse Taal- en Literatuurwetenschap (bntl) – 205 917 totale aantal titels bntl – 60 879 zoekacties in databank bntl Historische Wetenschappen – 5 datasets toegevoegd aan Nederlands Historisch data Archief (nhda) – 120 totaal aantal datasets Nederlands Historisch Data Archief (nhda) – 800 historische banden knaw bibliotheek gerestaureerd Maatschappijwetenschappen – 3825 titels ontsloten en toegevoegd aan de Sociaal-Wetenschappelijke Literatuurdatabank (swl) – 1230 titels ontsloten en toegevoegd aan de Onderwijsdatabank – 230 812 totaal aantal titels Onderwijsdatabank en Sociaal-Wetenschappelijke Literatuurdatabank (swl) – 1 399 titels ontsloten en toegevoegd aan de srm-databank – 49 006 totaal aantal titels srm-databank – 34 datasets toegevoegd aan het Steinmetzarchief – 316 datasets geleverd vanuit het Steinmetzarchief – 3060 totaal aantal datasets Steinmetzarchief
De sectie Onderzoekinformatie kreeg een tweehoofdige vertegenwoordiging in het bestuur van Eurocris, een platform van technisch en inhoudelijk deskundigen op het gebied van lopend onderzoek informatiesystemen in Europa, dat hiermee een belangrijke impuls heeft gekregen.
Onderzoekinformatie – 10 656 zoekacties Nederlandse Onderzoek Databank
In mei 2001 heeft niwi een iassist/ifdo congres, waaraan ruim 200 experts uit ruim 35 landen hebben deelgenomen, medegeorganiseerd te Amsterdam. iassist (International Association for Social Science Information Services and Technology) is een organisatie waarvan de leden professionals zijn op het gebied van data-archivering, databibliotheken, data-productie en onderzoek.
totale omvang Nederlandse Onderzoek Databank – 29 100 zoekacties Milieu Literatuur Bestand (mlb), – 15 876 zoekacties Jeugdonderzoek Bestand – 6540 zoekacties Directory of Research Information Systems – 43 407 totale omvang records onderzoek in de nod
66
Biomedisch – 230 453 documentleveranties – 2175 bezoekers niwi leeszaal
Onderzoekorganisatie
Belangrijkste publicaties – Anne Beaulieu (2001), Voxels in the Brain. Neuroscience, Informatics and Changing Notions of Objectivity, Social Studies of Science, vol. 31, 5 October 2001, pp. 635-680 – W. Ebeling, Karmeshu, A. Scharnhorst: Dynamics of Economic and Technological Search Processes in Complex Adaptive Landscapes. Advances in Complex Systems 4 (1) (2001) (Special Issue: Complex Dynamics in Economics, Guest Editors: D. Helbing, F. Schweitzer) pp. 71-88 – Lyuba Gurjeva and Paul Wouters (2001) Scientometrics in the context of probabilistic philosophy, Scientometrics, vol. 52, pp. 111126 – Paul Wouters and Repke de Vries (2001), Het Web Geciteerd: Veranderingen in het gebruik van informatie door het internet, Werkgemeenschap Informatiewetenschap, 90-9015430-2 Personeelsinzet NIWI Afdeling
Directie Dir/Research Dir/Onderzoekinformatie Neerlandistiek Maatschappijwetensch. Geschiedenis Bedrijfsvoering Bibliotheekdiensten Totaal
Aantal fte 2001 wp
nwp
1 3 3,5 1,4 1,35 0,8 2,5 0,5
1,45 6,9 6,2 8,76 14,2 20,1 35,58
14,05
93,59
Toelichting De organisatiestructuur van het niwi-knaw is in 2001 ingrijpend veranderd. Financiering Exploitatietotaal 2001
ƒ 17 690 000
Financieringsbronnen in % knaw Contractonderzoek/Dienstverlening aan derden Externe subsidies Totaal
71,5% 27,3% 1,2% 100%
Nederlands Instituut voor Wetenschappelijke Informatiediensten (niwi-knaw) Joan Muyskensweg 25, Amsterdam http://www.niwi.knaw.nl
Roosevelt Study Center Werkgebied Het Roosevelt Study Center bestudeert de geschiedenis en cultuur van de Verenigde Staten van Amerika in de twintigste eeuw en de Nederlands-Amerikaanse betrekkingen. Ontwikkelingen De Amerikanistiek aan de Nederlandse universiteiten telt als gevolg van de onder druk staande budgetten van de Letterenfaculteiten steeds minder plaatsen waar jonge onderzoekers kunnen worden opgeleid. Op basis van matching met de universiteiten van Leiden, Nijmegen en Utrecht heeft het rsc vijf aio-plaatsen gecreëerd en is daardoor de enige plaats geworden waar aio’s op dit vakgebied onderzoek verrichten. Zowel nationaal als internationaal vervult het rsc een belangrijke rol als onderzoeks- en conferentiecentrum op het vakgebied van de Amerikanistiek. Dit blijkt onder meer uit de jaarlijkse conferenties van de Netherlands American Studies Association en de tweejaarlijkse conferenties van Europese historici met de vs als specialisatie, die in het rsc plaatsvinden, alsmede uit het voorzitterschap van het American Studies Network in Europa dat in de periode 2000-2002 bij de directeur van het rsc berust. De collecties in het rsc werden in 2001 niet alleen geraadpleegd door individuele onderzoekers uit tien Europese landen, maar ook gebruikt voor onderwijsdoeleinden door Amerikanistiekopleidingen in Nederland, België, Duitsland, Frankrijk en Groot-Brittannië. Het consolideren en verder uitbouwen van deze internationale rol op het terrein van de Amerikanistiek is de belangrijkste opdracht waarvoor het rsc zich gesteld ziet. Een nauwere samenwerking met de Universiteit Gent leidde tot de benoeming van de directeur rsc tot deeltijd gasthoogleraar Amerikaanse geschiedenis aan die universiteit Belangrijkste resultaten Drie internationale conferenties over respectievelijk de thema’s mobiliteit en religie in de Amerikaanse geschiedenis, alsmede over culturele aspecten van de Koude Oorlog in Europa. De verwerving van vijf nieuwe bronnencollecties over binnen- en buitenlandspolitieke ontwikkelingen in de vs na de Tweede Wereldoorlog, en het verlenen van twaalf studiebeurzen aan jonge Europese onderzoekers voor onderzoek in de rsc bibliotheek.
Productie Wetenschappelijke output – 4 Artikelen in overige vaktijdschriften – 3 Bijdragen aan proceedings van wetenschappelijke conferenties – 3 Boeken – 3 Voordrachten en gastcolleges op uitnodiging (betaald) Overige output Dienstverlening – 273 boek- en video uitleningen – 515 onderzoekers in bibliotheek – 786 bezoekers conferentie/filmzaal – 16 791 bezoekers tentoonstelling Informatievoorziening: – 48 aanvragen van informatie en 60 000 hits rsc website Belangrijkste publicaties – C.A. van Minnen, Een slingerbeweging tussen aanvaarding en verzet. Europese beeldvorming over Amerika. Inaugurele rede Universiteit Gent (Middelburg: Roosevelt Study Center, 2001). – Hans Krabbendam, The Model Man: A Life of Edward William Bok, 1863-1930 (Amsterdam/Atlanta: Rodopi, 2001). – Hans Krabbendam, Marja Roholl, and Tity de Vries, eds., The American Metropolis: Image and Inspiration. European Contributions to American Studies 45 (Amsterdam: vu University Press, 2001). Personeelsinzet Onderwerp of thema
RSC
Aantal fte 2000 WP
2001 NWP
WP
NWP
Onderzoek en publicaties 5,0 Directie 1,0 Algemene Dienst –
– – 1,0
6,0 1,0 –
– – 1,0
Totaal
1,0
7,0
1,0
6,0
Financiering Exploitatietotaal 2001
ƒ 1 585 000
Financieringsbronnen in % knaw Contractonderzoek (kun/uu) Externe subsidies (met name Provincie Zeeland) Totaal
30% 6% 64% 100%
Roosevelt Study Center (rsc-knaw) Abdij 9, Middelburg http://www.roosevelt.nl
67
Instituten Levenswetenschappen Centraalbureau voor Schimmelcultures Werkgebied Het Centraalbureau voor Schimmelcultures (cbs) werd in 1904 opgericht als een cultuurcollectie, van waaruit levende schimmels en gisten (Fungi), correct geïdentificeerd en benoemd, wereldwijd worden gedistribueerd ten behoeve van het onderzoek aan deze organismen. Ook bacteriën maken sinds kort deel uit van de cbs-collecties. In toenemende mate werd, met de collectie als basis en als inspiratiebron, in het cbs een eigen onderzoekslijn ontwikkeld, aanvankelijk geheel gericht op inventarisatie en beschrijving van soorten. Dit taxonomisch onderzoek is thans ingebed in evolutiebiologische en oecologische vraagstellingen (biosystematiek). Tegenwoordig is het cbs betrokken bij onderzoek dat leidt tot fundamentele inzichten in processen van soortvorming en in structuren en kenmerken die bepalend zijn in de phylogenie, onder meer door middel van genomische benaderingen. De kennis, verankerd in de collectie en in het onderzoek, wordt geëxploiteerd door het verrichten van een veelheid aan diensten en door het participeren in onderzoeksprojecten met een toegepast en maatschappelijk belang. Al bijna 100 jaar levert het cbs hiermee belangrijke inzichten in de ‘Biodiversiteit van de Fungi’, hun bijdrage in het behoud van ecosystemen, hun rol in ziekten en gezondheid van mens, plant en dier, en het belang van gisten en schimmels voor de biotechnologie, de voedings- en geneesmiddelenindustrie. Ontwikkelingen De goed voorbereide en uitgevoerde verhuizing naar Utrecht in december 2000 vormde, na 80 jaar Baarn en Delft, het begin van een nieuwe fase in het bestaan van het cbs. Het cbs kreeg de beschikking over een goed geoutilleerd en ruim gebouw, dat alle mogelijkheden biedt voor verbreding en verdieping van de doelstellingen van het instituut. Met de faculteiten Biologie en Geneeskunde van de Universiteit Utrecht zijn aanzetten gegeven voor gezamenlijke projecten, deels in het verlengde van de reeds langer bestaande samenwerking. Ook met de zusterinstituten niob en nioo zijn concrete aanzetten gegeven voor inhoudelijk, methodologische en technische samenwerking.
68
De collectie profiteert van de samenkomst van de tot voor kort gescheiden collecties schimmels, gisten en bacteriën in één locatie, met de daaruit voortvloeiende verbeteringen in collectiemanagement en de dienstverlening. Samen met de afdeling Dienstverlening/Toegepast Onderzoek worden de voorbereidingen getroffen om de diensten van het cbs te conformeren aan de isonormen. De vraag naar de expertise van het cbs neemt toe, en de hiermee te verwerven inkomsten worden voor het Instituut steeds belangrijker. De afdeling werd versterkt door het aantrekken van een wetenschappelijk medewerker.
De eerste, inventariserende fase van het door nwo gesubsidieerde onderzoek naar de rol van fungi in de regeneratie van tropische regenwouden, werd afgerond. De tweede, meer functioneel-analytisch gerichte fase is inmiddels door nwo/wotro goedgekeurd. Dit onderzoek vindt plaats in Colombia, in samenwerking met de Universiteit van Medellin; het wordt bemoeilijkt door de onzekere politieke situatie in dit land. Het cbs is vanaf 1986 betrokken bij euprojecten, gericht op coördinatie in dienstverlening en opzet van datanetwerken van de belangrijkste cultuurcollecties in Europa. In 2001 ging het derde project in deze reeks van start: ‘European Biological Resources De bacteriecollectie werd geconfronteerd met Centres Network’, waarin het cbs het sleuteleen groot aantal personele mutaties. Mede instituut voor de schimmels en gisten is. naar aanleiding hiervan werd een nieuw profiel van deze collecties opgesteld door de Dit project sluit goed aan bij twee andere per 1 januari 2001 benoemde curator, dat internationale grote projecten: Het Global vervolgens werd voorgelegd aan de participe- Biodiversity Information Network (gbif), en rende instanties (cbs, tud en uu). Het plan het European Network for Biodiversity voorziet in duidelijke accenten in het beheer Information (enbi). In deze projecten van de collectie en in een onderzoeksthema participeert het cbs vooral via het lidmaatdat nauw aansluit bij het cbs. In december schap van de Onderzoekschool Biodiversiteit. 2001 verhuisde de collectie van het De bacteriecollectie verkreeg een omvangKruytgebouw (uu) naar het cbs. rijke opdracht van het Ministerie van vrom, voor de microbiologische controle van Resultaten Genetisch Gemodificeerde Organismen. Het, in meerjaren projecten ingekaderde, taxonomisch en phylogenetisch onderzoek aan geselecteerde groepen in het Rijk der Productie Fungi, veelal gericht op een monografische Wetenschappelijke output revisie, kende een goede voortgang. Een – 45 Artikelen in tijdschriften met een referee aantal projecten, kreeg gestalte in samenwersysteem king met derden, in de vorm van promotie– 5 Artikelen in overige vaktijdschriften dan wel post-doc onderzoek. – 3 Boeken Zo werd het reeds langer bestaande onder– 8 Hoofdstukken in boeken zoek naar de ultrastructuur van septa in – 1 Promotie basidiomyceten uitgebreid met vraagstellinOverige output gen rond functie, evolutie en de genetische – 3955 Leveranties van stammen basis van deze phylogenetisch belangrijke – 47 Depositie patentstammen cel-organellen. Naast de Electronenmicrosco– 1563 Identificaties pische Structuur Analyse (emsa) participeert ook de afdeling Microbiologie van de Belangrijke publicaties Universiteit Utrecht in het project. – Schroers, H.-J., 2001 – A monograph of Bionectria (Ascomycota, Hypocreales, Met het nioo werd een onderzoek op postBionectriaceae), and its Clonostahys doc niveau gestart, met steun van het anamorphs Sud. Mycol. 46:1-214. Vernieuwingsfonds van de knaw, naar de – Werres, S., Maritz, R., Man in ’t Veld, interactie tussen bacteriën en schimmels in W.A., de Cock, A.W.A.M., Bonants, P.J.M., bodem-ecosystemen, als aanzet naar een de Weedt, M., Themann, K., Ilieva, E., & meer structurele samenwerking in het thema: Baaijen, R.P. -2001. Phytophtora ramorum microbiële oecologie van het plant-bodemsp. nov., a new pathogen on Rhodondendron wortel ecosysteem. and Viburnum. Mycological Research 105: Een breed opgezet genoom-onderzoek naar 1155-1165. de medisch belangrijke gist Cryptococcus – Boekhout, T., Theelen, B., Diaz, M., Fell, neoformans omvat samenwerking met J.W., Hop, W.C.J., Abeln, E.C.A., Dromer, F. Academische ziekenhuizen en de knaw & Meyer, W. 2001. Hybrid genotypes in the instituten niob en nih/ioi. pathogenic yeast Cryptococcus neoformans. Microbiology 147: 891-907.
Onderzoekorganisatie
Personeelsinzet Onderwerp of thema
CBS
Hubrecht Laboratorium, Nederlands Instituut voor Ontwikkelingsbiologie
Aantal fte 2000
2001
nwp Werkgebied De ontwikkelingsbiologie houdt zich bezig Onderzoek 10,5 9,0 8,0 6,3 met een van de meest fundamentele procesCollectie cbs 3,6 10,7 2,8 11,2 sen in de levende natuur: de ontwikkeling van Collectie nccb 0,6 2,1 1,0 2,4 een organisme vanuit één enkele cel, de bevruchte eicel. Het onderzoek binnen het Dienstverlening/ Toegep. onderzoek 2,0 4,5 3,0 4,3 Hubrecht Laboratorium richt zich vooral op Directie 1,0 1,0 - de embryonale ontwikkeling van dieren. Door Secretariaat 1,0 1,0 het voortschrijdend inzicht dat fundamentele biologische processen zich in evolutionair ver Algemene Dienst 4,3 uiteenlopende systemen toch volgens dezelfTotaal 17,7 31,6 15,8 25,2 de principes voltrekken, beperkt de onderNoot: de teruggang in de personele bezetting zoeksmissie van het instituut zich niet tot de ontwikkeling van gewervelde dieren. Het is is het gevolg van het beëindigen van dubbelvan groot belang om tevens toegang te hebaanstellingen voorafgaand aan de pensioneben tot een ‘lager’ systeem, in dit geval de ring van een tweetal stafmedewerkers en de nematode Caenorhabditis elegans. In samenovergang van de medewerkers van de algemene dienst naar het Hubrecht Laborato- hang met dit fundamentele onderzoeksprogramma wordt ook strategisch biomedisch rium, als onderdeel van de gezamenlijke onderzoek verricht. diensten. wp
nwp
wp
Financiering Exploitatietotaal in 2000
ƒ 7 035 360
Financieringsbronnen in % knaw Contractonderzoek/ Dienstverlening aan derden Externe subsidies Totaal Centraalbureau voor Schimmelcultures (cbs-knaw) Uppsalalaan 8, Utrecht http;//www.cbs.knaw.nl
71,9% 22,8% 5,3% 100%
Het onderzoeksprogramma van het Hubrecht Laboratorium is - ook internationaal - uniek omdat het zich richt op de gehele ontwikkelingsbiologie van dieren, van de bevruchting tot het volwassen organisme, en daartoe de meeste belangrijke onderzoeksmodellen worden aangewend: nematoden, vissen, amfibieën, zoogdieren en diverse in vitro celsystemen, elk met zijn specifieke mogelijkheden. Dit maakt het tevens mogelijk snel en efficiënt verschillende modelsystemen naast elkaar te gebruiken. Ontwikkelingen Het jaar 2001 werd gekenmerkt door een verdere groei van wetenschappelijke activiteiten. Op verschillende gebieden werd succes geboekt met het verwerven van externe projecten, waaronder twee aanvragen die werden gehonoreerd in het kader van het iopGenomics programma. Om de professionalisering van de organisatie te vergroten werd per 1 april een adjunct-directeur beheer aangesteld. Ook werd het organisatiemodel van het instituut aangepast zodat nu, naar Angelsaksisch model, een platte structuur wordt gehanteerd waarin de individuele projectgroepleiders direct verantwoording afleggen aan de directeur. Er zijn inmiddels vijftien zelfstandige groepen, in grootte variërend van drie tot vijfentwintig personen. Naast de bestaande twee junior-onderzoeksgroepen zal een derde zijn werkzaamheden per 1 januari 2002 starten. De randvoorwaarden met betrekking tot de samenwerking tussen het icin en het Hubrecht Laboratorium hebben in de loop van het jaar definitief
vorm gekregen; het staat nu vast dat deze samenwerking een drietal groepen zal betreffen waarvan twee nog personele invulling behoeven. Een van de onderzoeksthema’s van Christine Mummery, namelijk die met betrekking tot het gebruik van humane embryonale stamcellen als mogelijke celtherapie bij ernstig hartfalen, is een hoeksteen van deze samenwerking. Op 2 mei 2001 vond de opening plaats van de nieuwbouw van het Hubrecht Laboratorium en het gerenoveerde gebouw waarin het cbs nu is gehuisvest. De officiële openingshandeling werd verricht door zkh de Prins van Oranje. Hem werd door middel van korte inleidingen en een rondleiding ook een beeld geschetst van het onderzoek dat plaats vindt in beide instituten. Deze feestelijke dag was een gepaste afsluiting van een lang proces van plannen, bouwen en inrichten. Met de Universiteit Utrecht worden plannen uitgewerkt voor de bouw van een Genoom Instituut op het terrein van het Hubrecht Laboratorium. In dit nieuwe gebouw zullen top-groepen uit de universiteit met collega’s van het Hubrecht Laboratorium samenwerken, met behoud van eigen identiteit. De realisatie van deze plannen (binnen drie tot vijf jaar) zou voor Utrecht en daarbuiten een belangrijke zwaartepunt kunnen worden. In november vond de vijfjaarlijkse site visit plaats. De commissie bestond uit Richard Flavell (Yale University), Nobelprijswinnaar Christiane Nüsslein-Volhard (Tübingen) en Roel Nusse (Stanford University). Resultaten Het onderzoek in 2001 kenmerkte zich door vooruitgang over een breed front van de verschillende onderzoeksgebieden en onderzoekssystemen. Nu ook in de nabije toekomst volledige genoomsequenties van andere diersoorten (bijvoorbeeld van muis, rat en zebravis) zullen zijn opgehelderd, zoals dat bij nematode, fruitvlieg en de mens eerder is gebeurd, wordt het steeds belangrijker meer over de functie van de nieuw ontdekte (of reeds bekende) genen te weten te komen. Terwijl daarvoor bij de muis de mogelijkheid door middel van homologe recombinatie reeds jaren bestaat, is dat bij de rat en de zebravis op deze manier niet mogelijk omdat er van deze soorten geen embryonale stamcellen bekend zijn; deze zijn nodig om homologe recombinatie te kunnen uitvoeren. In de groep van Ronald Plasterk is het thans voor het eerst gelukt om, met behulp van een methode van random chemische mutagenese van volwassen zebravismannetjes, een verzameling mutaties verspreid over het gehele
69
genoom te verkrijgen waaruit, door ‘resequencing’ van een bepaald gewenst gen, mutaties kunnen worden geïdentificeerd die dat gen onwerk-zaam maken. Alhoewel dit op het eerste gezicht omslachtig en duur lijkt, is dat door de technische vooruitgang in sequencingtech-niek niet langer het geval. Eenzelfde procedure wordt thans toegepast bij de rat. Van een recent ontdekte manier om genexpressie te reguleren door dubbelstrengs rna (rnai of rna interferentie) is het mechanisme (deels) opgehelderd door genetische en biochemische analyse in de nematode C. elegans. rnai blijkt voor te komen in planten, schimmels en dieren (ook vertebraten zoals de mens). Ook gedurende het afgelopen jaar kwamen (humane) embryonale stamcellen (es-cellen) vaak in het nieuws. In de groep van Christine Mummery wordt sinds eind 2000 met dergelijke cellen gewerkt, in samenwerking met het Australische esi Ltd. Het onderzoek richt zich op de mogelijkheid om deze pluripotente cellen zodanig te instrueren dat met grote efficiëntie functionele hartcellen kunnen worden verkregen. Deze kunnen gebruikt worden om door celtransplantatie beschadigde harten te ‘repareren’. Het onderzoek maakt deel uit van de strategische samenwerking met het icin. De verwachtingen zijn hooggespannen, maar het is ook duidelijk dat er nog een lange weg te gaan is. Van onschatbare waarde hierbij is de jarenlange ervaring in de groep met dit type cellen van de muis.
Productie
Interuniversitair Cardiologisch Instituut Nederland
Wetenschappelijke output – 30 tijdschriftartikelen – 5 proefschriften Belangrijke publicaties verschenen in 2001 – Van de Water S., van de Wetering M., Joore J., Esseling J., Bink R., Clevers H., Zivkovic D. Ectopic Wnt signal determines the eyeless phenotype of zebrafish masterblind mutant. Development 128, pp. 3877-3888. – Wicks S.R., Yeh R.T., Gish W.R., Waterston R.H., Plasterk R.H.A. Rapid gene mapping in Caenorhabditis elegans using a high density polymorphism map. Nature Genet. 28, pp. 160-164. – Sijen T., Fleenor J., Simmer F., Thijssen K.L., Parrish S., Timmons L., Plasterk R.H.A., Fire A. On the role of rna amplification in dsrna-triggered gene silencing. Cell 107, pp. 465-476. Financiering Exploitatietotaal 2001
ƒ 15,7 miljoen
Financieringsbronnen in % knaw Contractonderzoek/dienstverlening aan derden Externe subsidies
26 % 11 %
Totaal
100%
63 %
Hubrecht Laboratorium, Nederlands Instituut voor Ontwikkelingsbiologie Uppsalalaan 8, Utrecht http://www.niob.knaw.nl
Personeelsinzet Hubrecht Laboratorium Onderwerp of thema
Aantal fte 2000
2001
wp
nwp
wp
nwp
Onderzoeksgroepen Directie Bedrijfsvoering* Facilitaire Dienst *
49,0 1,5
27,2 1,0 7,5 23,6
65,0 1,5
36,0 2,4 6,8 25,9
Totaal
50,5
59,3
66,5
71,1
* Tezamen met het cbs
Werkgebied Het Interuniversitair Cardiologisch Instituut Nederland (icin) verricht onderzoek naar oorzaak en behandeling van hart- en vaatziekten. Het onderzoek vindt plaats in hechte samenwerking met de acht academische cardiologische afdelingen in Nederland, zowel in de voorbereidende als de uitvoerende fase. De onderzoeksprojecten van het icin zijn multicentrisch van opzet, dat wil zeggen dat ten minste twee of meer van de in het icin samenwerkende academische centra aan een project deelnemen. Niet zelden wordt ook aan het onderzoek deelgenomen door niet-academische ziekenhuizen. Medisch wetenschappelijk onderzoek is niet mogelijk zonder een groot aantal specifieke infrastructurele voorzieningen. Het icin maakt gebruik van de infrastructuur van de academische centra (voor het patiëntgebonden onderzoek) en de experimentele cardiologische afdelingen (voor het meer basale onderzoek). Op deze wijze wordt met een relatief bescheiden inzet van mensen en middelen de grootst mogelijke wetenschappelijke output gerealiseerd. Ontwikkelingen Zoals in medisch-wetenschappelijk onderzoek in het algemeen, wordt ook binnen het cardiovasculaire onderzoek in toenemende mate gebruik gemaakt van informatie en technieken afkomstig uit de celbiologie en moleculaire genetica. Dit is dus ook het geval met de drie reeds lang bestaande onderzoeksclusters van het icin: Vaatwand, Hartritme, Hartspierfunctie. Daarnaast kwam in het afgelopen jaar het nieuwe onderzoekscluster Ontwikkelingsbiologie en Genetica van het Hart tot stand. Dit onderzoek wordt uitgevoerd in samenwerking met het Hubrecht Laboratorium (niob). Hierbij zal het icin gebruik maken van de expertise en ruimten van het niob. Deze onderzoekslijn past uitstekend in de profilering van het icin in de laatste jaren, waarbij de nadruk is komen te liggen op translatie van basale gegevens naar de klinische toepassing. Belangrijkste resultaten In het jaar 2001 werd het onderzoek afgerond naar de beste behandeling van boezemfibrilleren (de racestudie). Er werd goede voortgang geboekt bij de lopende projecten, zoals dat van interventie cardio-logie, het onderzoek naar de genetische factoren bij kransslagaderlijden (de gender studie), het gebruik van magnetische resonantie (mri) bij de
70
Onderzoekorganisatie
bestudering van (aangeboren) hart- en vaatziekten, contrastechografie, mechanismen van hartritmestoornissen, en het registratieproject van Nederlandse patiënten met aangeboren hartafwijkingen. Samen met het Hubrecht Laboratorium werd een begin gemaakt met het onderzoek naar het gebruik van stamcellen voor hartspiercelvervanging. Binnen het ict project epd car wordt gewerkt aan het beter registreren en beschikbaar maken van patiëntengegevens, gebruik makend van de nieuwe mogelijkheden van de informatietechnologie. Voortgegaan werd ook met het onderzoek van de mogelijkheden van snelle beeldcommunicatietechnieken (via breedband) aan te wenden voor consultatie en onderwijs-op-afstand (tele-consulting en teleteaching) binnen de cardiologie.
G.C.M., van Tintelen P., van den Berg M.P., Wilde A.A.M., Balser J.R. A sodium channel mutation causes isolated cardiac conduction disease. Nature 2001;409:1043-7. – Langerak S.E., Kunz P., Vliegen H.W., Lamb H.J., Jukema J.W., van der Wall E.E., de Roos A. Improved MR flow mapping in coronary artery bypass grafts during adenosine-induced stress. Radiology 2001;218:540-7. – Wentzel J.J., Kloet J., Andhyisware I., Oomen J.A., Schuurbiers J.C., De Smet B.J., Post M.J., De Kleijn D., Pasterkamp G., Borst C., Slager C.J., Krams R. Shear-stress and wall-stress regulation of vascular remodeling after balloon angioplasty: effect of matrix metalloproteinase inhibition. Circulation. 2001;104:91-6. Financiering
Productie Wetenschappelijke output – 89 artikelen in peer-reviewed tijdschrijften – 20 artikelen in overige tijdschriften – 4 proefschriften – 14 hoofdstukken in boeken – 1 boek – 12 overige publicaties Belangrijkste publicaties – Tan H.L., Bink-Boelkens M.T.E., Bezzina C.R., Viswanathan P.C., de Beaufort-Krol
Exploitatie 2001
f 9 152 053
Financieringsbronnen in % knaw Externe subsidies
46% 54%
Totaal
100%
Interuniversitair Cardiologisch Instituut Nederland (ICIN-KNAW) Catharijnesingel 52, Utrecht http;//www.icin.knaw.nl
Personeelsinzet ICIN Onderzoekslijn of afdeling
Aantal fte 2000
2001
wp
nwp
wp
nwp
‘Vaatwand’ ‘Hartfunctie’ ‘Hartritme’ ‘Ontwikkelingsbiologie en Genetica van het Hart’ Informatie Technologie Directie en Beheer
18,5 16,8 1,2
8,7 1,8 0,6
2,3 0,4
0,5 3,7
22,0 20,9 1,0 0,2 3,0 0,4
7,5 3,8 1,1 0,5 1,5 4,2
Totaal
39,2
15,3
47,5
18,6
Interuniversitair Oogheelkundig Instituut Werkgebied Het werkgebied van het ioi bestaat uit fundamenteel en strategisch onderzoek aan het visuele systeem. Ontwikkelingen Door interne verschuivingen in het afgelopen jaar is het onderzoek geconcentreerd in drie multidisciplinaire onderzoekslijnen: 1) Molecular structure and function of the retina; 2) Retinal signal processing; en 3) The neural basis of visual perception. De trend van verdere integratie van de moleculaire biologie en de functionele fysiologische benaderingen heeft zich dit jaar in versterkte mate voortgezet. De transgenen muizenunit is nu geheel operationeel en de eerste transgene muizen zijn geboren. Nu de transgenen muizenunit uitstekend draait, is ook de verdere invulling van de zebravissenfaciliteit zowel qua formatie als qua ruimte in 2001 ter hand genomen. In de tweede helft van 2001 werd het iso-certificatieproces van de Hoornvliesbank krachtig in gang gezet. Teneinde vast te stellen of een fusie met het nih wenselijk is, is er in 2001 intensief met het nih overlegd over een gezamelijk onderzoekprogramma. Dit heeft geresulteerd in een rapport waarin vier thema’s aangewezen worden, waarbinnen intensivering van samenwerkling tussen ioi en nih leidt tot belangrijke synergie. Op basis hiervan heeft het bestuur van de knaw besloten tot een fusie van beide instituten. Het nieuw te vormen instituut zal werkzaam zijn op het gebied van neurobiologie en het visuele systeem. Belangrijkste resultaten In de werkgroep ‘Molecular structure and function of the retina’ is de nadruk steeds meer komen te liggen op het functioneel genetisch werk, met name in het retinitis pigmentosa en macula degeneratie onderzoek waarin de afgelopen jaren reeds belangrijke doorbraken werden bereikt. Binnen de werkgroep neemt het transgene muizenwerk een steeds belangrijker plaats in. Tevens werd dit jaar vanuit de werkgroep, samen met de werkgroep ‘neuroregeneratie’ van het nih, de zeer geavanceerde knaw-Agilent oligonucleotide micro-array faciliteit opgezet. De integratie van deze innovatieve technologiën met de reeds bestaande expertise biedt zeer goede mogelijkheden tot innovatief onderzoek aan genetisch bepaalde retina-ziekte, zoals retinitis pigmentosa, macula degeneratie en glaucoom.
71
In de werkgroep ‘Retinal Signal Processing’ werd dit jaar een grote doorbraak bereikt. Een al jarenlang onopgelost probleem in de retinale fysiologie kon op elegante wijze verklaard worden. Hierbij werd een nieuwe manier van neuron-neuron interactie gevonden waarbij zgn. hemichannels een essentiële rol spelen: hemichannel gemedieerde ephaptische communicatie. Deze vinding, die in Science werd gepubliceerd, opent een heel nieuw onderzoeksterrein en heeft implicaties die niet alleen tot de retinale fysiologie beperkt blijven. Tevens is de zebravis retinale slice ontwikkeld en zijn de eerste patchclamp afleidingen van retinale neuronen in dit preparaat gemaakt. Binnen de werkgroep ‘The neural basis of visual perception’ komt de nadruk steeds meer te liggen op het onderzoek naar de neurale basis van cognitieve elementen van visuele verwerking, zoals visuele aandacht, visueel werkgeheugen en visueel bewustzijn.
retina. Science 292: 1178-1180, 2001. – Super H, Spekreijse H, Lamme V.A.F. Two distinct modes of sensory processing observed in monkey primary visual cortex (vi) Nature Neuroscience 4:(3) 304-310, Mar 2001. – Super H, Spekreijse H, Lamme V.A.F. A neural correlate of working memory in the monkey primary visual cortex. Science 293:(5527) 120-124, Jul 6 2001.
Personeelsinzet Onderwerp of Thema
IOI
Aantal fte’s 2000 wp
nwp
Oculaire media 3,6 Genetica 7,8 Immunologie 3,9 Visuele systeemanalyse*) 11,3 Ocular Dominance Plasticity Corneabank 0,8 Directie & onderst. diensten 1,0
2,4 2,0 3,1
Belangrijke nieuwe resultaten, dit jaar gepubliceerd in Science en Nature Neuroscience, stellen ons in staat een neuraal model te postuleren over de rol van de diverse typen cortico-corticale verbindingen in bewuste waarneming, aandacht en geheugen. Voor het komend jaar ligt de nadruk op het verder toetsen en verfijnen van deze Totaal 28,4 hypothese. Hierbij is een combinatie van dierexperimenteel en humaan onderzoek *) incl. op locatie elders gepland, zoals het simultaan intracorticaal afleiden van verschillende lagen in v1, het simultaan afleiden van vi en hogere gebieden, Financiering alsook fmri, meg/eeg en tms bij mensen die Exploitatietotaal verschillende cognitieve taken uitvoeren.
Productie Wetenschappelijke output – 24 sci artikelen – 6 overige artikelen – 1 proefschrift – 1 hoofdstuk in boek Dienstverlening De Corneabank bewerkte in 2001 2958 cornea’s. Ten behoeve van patiëntenzorg werd 76 maal uveitisdiagnostiek aan voorste oogkamer waterpuncties verricht.
4,0 11,6 24,5
Financieringsbronnen in % knaw Contractonderzoek/ Dienstverlening aan derden Externe subsidies Totaal
Belangrijkste publicaties – Kamermans M, Fahrenfort I, Schultz K, Janssen-Bienhold U, Sjoerdsma T, Weiler R. Hemichannel-mediated inhibition in the outer
Onderzoekorganisatie
Werkgebied De Nederlandse Commissie voor Geodesie (ncg) initieert en coördineert fundamenteel en strategisch geodetisch onderzoek in Nederland. De ncg geeft adviezen over algemene beleidslijnen voor de geodesie en stimuleert de verspreiding van geodetische kennis.
Geodesie ontleent haar betekenis als ruimtelijk informatieve wetenschap aan het veelzijdige gebruik dat de samenleving van de beschrijvingen van de aarde maakt. In hoofd2001 zaak kan dit gebruik worden ondergebracht in twee toepassingsgebieden: de beschrijving wp nwp van de aarde als natuurlijk object en de inrichting en het beheer van de ruimte op aarde. 2,0
1,6 Ontwikkelingen De Europese Commissie heeft het ambitieuze 10,4 5,3 plan opgevat om binnen tien jaar een systeem voor satellietnavigatie te ontwikkelen en te 13,6 4 operationaliseren dat vergelijkbaar is met het Amerikaanse gps (Global Positioning Sys1,1 1 tem). Het systeem met de naam ‘Galileo’ 0,8 4 verkeert momenteel in de ontwerp- en ontwikkelingsfase. Naar verwachting biedt een 1,0 11,6 dergelijk systeem veelbelovende mogelijkheden voor het nauwkeurig plaatsbepalen ten 30,9 27,5 behoeve van wetenschappelijk onderzoek en van allerlei maatschappelijke toepassingen; zeker ook bij gebruik in combinatie met het gps-systeem. De Subcommissie Geometrische Infrastructuur streeft naar een inte-grale aanpak van de f 9,4 miljoen geometrische infrastructuur in Nederland. Dit doet zij door het bevorderen van de koppeling 80% van de verschillende referentiestelsels en te streven naar een zo goed mogelijke toeganke4% lijkheid van deze stelsels. De Subcommissie 16% onderkent referen-tiestelsels voor de ligging 100% van punten in twee en drie dimensies en afzonderlijk voor hoogte en voor zwaarteInstituut kracht.
Interuniversitair Oogheelkundig (ioi-knaw) Meibergdreef 47, Amsterdam Zuidoost http://www.knaw.nl/01institut/ioin100.htm
Erfelijkheidsadviezen over oogaandoeningen werden 70 maal geleverd (31 keer uitgebreid en 39 keer enkelvoudig), voorts werd 8 keer dna-diagnostiek verricht.
72
1,4
Nederlandse Commissie voor Geodesie
Voor een land als Nederland, waar de inrichting, het beheer en het gebruik van de ruimte speerpunten zijn van veel overheidsbeleid en handelen, is de realisatie van een goed functionerende geo-informatie infrastructuur van groot belang. Een geo-informatie infrastructuur is een stelsel van voorzieningen ter ondersteuning van het doel om (geo-)informatie, direct of indirect, aan te bieden aan (potentiële) afnemers of gebruikers. De ontwikkeling van de geo-informatie infrastructuur in Nederland gaat een nieuwe fase in. Kenmerk-te zij zich de laatste jaren vooral door ont-werp, bouw en protoyping, het moment is aangebroken om door productie en
beheer daadwerkelijk tot een brede implementatie in Nederland te komen. Op dit moment krijgt de realisatie van een geo-informatie infrastructuur in ons land te weinig aandacht. De initiatieven zijn te veel op deelaspecten gericht en worden onvoldoende krachtig doorgezet. Er is grote behoefte aan een nationale regisseur voor deze infrastructuur. De mogelijkheden en wenselijkheden op dit gebied worden besproken binnen de Subcommissie Geo-Informatie Modellen. Belangrijkste resultaten Een van de taken van de geodesie is het zo nauwkeurig mogelijk meten en beschrijven van hoogteveranderingen als indicator van bodemdaling ten gevolge van menselijke en natuurlijke activiteiten. Hiervoor worden verschillende methoden gehanteerd voor meetopzet, data-analyse en modellering. De Subcommissie Bodembeweging en Zeespiegelvariatie heeft tijdens een themavergadering aandacht besteed aan het maatschappelijke kader voor de geodetische monitoring (‘hoe precies moet het?’) en aan de gehanteerde normen en methodieken (‘hoe moet het precies?’). Zij levert hiermee een bijdrage aan de kennisintegratie op het gebied van bodembeweging en het bevorderen van de uniformering van normen en methodieken.
Hij is door zijn vele columns inmiddels een bekende Nederlander; dat neemt niet weg dat Ronald H.A. Plasterk (1957) ook een van ’s lands beste wetenschappers is. De jonge telg van de KNAW is mateloos geïnteresseerd in het ‘meest fundamentele deel van de biologie: het humane genoomproject. Ontzettend spannend, je hebt het gevoel dat je geschiedenis aan het schrijven bent.’ De directeur van het Hubrecht Laboratorium (NIOB-KNAW) ontwikkelde enkele jaren geleden een techniek om de genen te bestuderen van de Caenorhabditis elegans, het eerste dier waarvan de DNA-volgorde compleet werd afgelezen. ‘Ik doe nu nog steeds onderzoek naar de C. elegans’, vertelt Plasterk. ‘Hoe het genoom stabiel gehouden
Op basis van overleg met vele partijen die betrokken zijn bij het geodetisch onderwijs en naar aanleiding van het rapport ‘Het beroepsprofiel van de geodeet, nu en in de toekomst’ (1999), heeft de Subcommissie Geodetisch Onderwijs haar werkplan bijgesteld. Het vigerende plan bevat aanbevelingen voor het geodetisch onderwijs, zoals voor de bachelor- en masteropleidingen en de samenwerking tussen geo-informatieopleidingen. De aanbevelingen zijn besproken met de opleidingsinstellingen en worden gebruikt bij het formuleren van nieuwe curricula. Productie Wetenschappelijke output – 1 hoofdstuk – 16 afleveringen van Journal of Geodesy Belangrijkste publicaties – H.J.G.L. Aalders, A.K. Bregt, M.P.J. van de Ven, Geo-informatie infrastructuur, Jaarverslag 2000, ncg, Delft 2001, pag. 41-50, isbn 906132274X
wordt en niet overwoekerd wordt door virussen.’ De genenkaart van het beestje mag dan bekend zijn, de decodering van die informatie is dat nog lang niet. ‘Daar zijn zeker nog decennia voor nodig, en ik denk zelfs dat er nooit een eind komt aan het ontcijferen van die drie miljard “letters”, het zal een kwestie van interpreteren blijven.’ Plasterk ziet het dan ook letterlijk als een linguïstisch probleem, verwant aan de ontcijfering van het spijkerschrift of de interpretatie van oude teksten. Probleem met het DNA is volgens Plasterk onder meer dat het een combinatie is van natuurlijke selectie en volstrekt toevallige mutaties. ‘Onze taak is het om de functie van DNA-sequenties te herkennen en die uit de chaos te filteren.’
Nieuw bij de Afdeling Natuurkunde
Personeelsinzet Onderwerp of thema
NCG
Aantal fte 2000 wp
Totaal
2001 nwp
wp
nwp
–
1,5
–
1,5
–
1,5
–
1,5
Financiering Exploitatietotaal 2001
ƒ 552 600
Financieringsbronnen in % knaw Contractonderzoek/ Dienstverlening aan derden Externe subsidies Totaal
61% 10% 29% 100%
Nederlandse Commissie voor Geodesie Thijsseweg 11, Delft http://www.ncg.knaw.nl
Ronald H.A. Plasterk: ‘Wetenschap moet zo veel mogelijk op waarneming en experiment gebaseerd zijn’
De ontwikkelingsgeneticus ergert zich wel eens aan de ongefundeerde speculaties van collega’s. De sociobiologen bijvoorbeeld, die iedere menselijke gedraging evolutionair doelmatig verklaren. ‘Het is ontzettend verleidelijk om overal verklaringen voor te bedenken, maar je moet er erg mee oppassen. Wetenschap moet zo veel mogelijk op waarneming en experiment gebaseerd zijn, vind ik. Overigens maak ik me ook zelf wel eens schuldig aan speculatie, maar dan zet ik dat er wel altijd in een voetnoot bij.’
Hoogtepunt in 2001 vormden voor Plasterk zijn mooie publicaties in ‘Cell’, ’Science’ en ‘Nature’. ‘Ik had van tevoren absoluut niet verwacht dat het mijn meest productieve publicatiejaar zou worden, omdat ik net verhuisd was van het Nederlands Kankerinstituut naar mijn huidige baan. Maar door mijn heel goede onderzoeksgroep hebben we toch veel resultaten geboekt.’ Het KNAW-lidmaatschap? ‘Absoluut een eer om tot deze 200 uitverkoren wetenschappers te behoren. Zeker omdat ik gehoord heb dat ik het jongste lid ben.’
73
Een differentiatie is tot stand gebracht binnen het czs tussen parasympatische en sympathische premotor neuronen. Tevens werd de somatotopie van autonome output opgehelWerkgebied derd. Beide vondsten geven aanleiding om Het centrale onderzoeksthema van het nih is Het gereed komen van de sequentie van het ‘ontwikkeling, plasticiteit en veroudering van menselijk genoom (en de verwachting dat van binnen hypothalame kernen naar een verdere differentiatie van autonome aansturing te de hersenen’. verschillende andere diersoorten de genoomkijken als basis voor de samenhang tussen sequentie compleet zal zijn in 2002/2003) Tijdens de hersenontwikkeling ontstaan er neuroendocriene, interne en psychiatrische betekent dat het onderzoek naar de molecu100 miljard hersencellen die ieder met meer ziektebeelden. dan 1000 andere neuronen contact maken. Dit laire biologie van hersen- en oogziekten in een stroomversnelling raakt. Op basis van een ongelooflijk complexe netwerk ontwikkelt Productie in het nih en ioi uitgezette strategie is in zich maar ten dele onder invloed van geneWetenschappelijke output tische factoren. Het functioneren van hersen- 2001 besloten een ‘Centrale knaw-micro– 59 artikelen in tijdsch. met referee systeem array faciliteit’ op te zetten in de nieuwbouw cellen, onze ervaringen en hormonen zoals de ioi/nih. Er wordt gebruik gemaakt van ‘state – 23 artikelen in overige vaktijdschriften geslachtshormonen van het kind die de sex– 12 hoofdstukken in boeken of the art’ micro-array technologie van uele differentiatie van de hersenen bewerkAgilent Inc. Deze firma biedt de unieke stelligen, spelen tijdens de ontwikkeling een Levering biologisch materiaal mogelijkheid deel te nemen aan een cruciale rol bij de vorming van een voor De Nederlandse Hersenbank (nhb) heeft in iedere persoon uniek netwerk. In het volwas- ‘Technology Access Programme’ bestaande het jaar 2001 klinisch en neuropathologisch sen individu herstellen hersenbeschadigingen uit apparatuur, technische ondersteuning en goed gedocumenteerd hersenmateriaal training van onderzoekers en een basaal (b.v. door een trauma of infarct) zich niet. beschikbaar kunnen stellen van 143 obducDaarom wordt gepoogd volwassen zenuwcel- niveau van bioinformatica. De faciliteit zal ties. Sinds 1985 bedraagt het totaal aantal het mogelijk maken dat alle onderzoekers len aan te zetten tot regeneratie door middel obducties 2420. Totaal ontvingen de laatste van transplantatie of gentherapie. Tijdens het binnen de levenswetenschappen instituten zestien jaar 400 Nederlandse en buitenlandse toegang hebben tot deze innoverende verouderingsproces neemt de kans op onderzoeksprojecten in 22 landen materiaal technologie. Tevens biedt de in dit jaar neurodegeneratieve ziekten, zoals de ziekte van de nhb. van Alzheimer, sterk toe. Verouderingsziekten aangeschafte laser dissectie microscoop en Belangrijkste publicaties qpcr een scala van nieuwe onderzoeksvan de hersenen zijn door de vergrijzing een – Buijs, R.M. and Kalsbeek, A. (2001) snel groeiend probleem in onze maatschappij methoden. Hypothalamic integration of central and geworden. Daarnaast zijn technieken ontwikkeld die het peripheral clocks. Nature Neuroscience Het onderzoek van het nih vindt plaats in zes mogelijk maken elektrische activiteit van een Reviews 2: 521-526. grote groep zenuwcellen tegelijkertijd multidisciplinaire werkgroepen die niet – De Vrij, F.M.S., Sluijs, J.A., Gregori, individueel te volgen. Deze unieke techniealleen onderzoek doen naar de normale L., Fischer, D.F., Hermens, W.T.J.M.C., ken worden gebruikt om leerprocessen te hersenontwikkeling, sexuele differentiatie Goldgaber, D., Verhaagen, J., Van Leeuwen, volgen. van de hersenen, het functioneren in volwasF.W. and Hol, E.M. (2001) Mutant ubiquitin senheid (met name wat betreft het geheugen expressed in Alzheimer’s disease causes IOI/NIH, zie IOI en autonome regulatiemechanismen) en neuronal death. FASEB J. 15: 2680-2688. Belangrijkste resultaten veroudering, maar ook naar stoornissen – Huitinga, I., De Groot, C.J.A., Van der Postmortem, via de Nederlandse Hersenbank hiervan zoals mentale retardatie, transsexuaValk, P., Kamphorst, W., Tilders, F.J.H. and verkregen, weefsel van controles en patiënten liteit, eetstoornissen en hypertensie en de Swaab, D.F. (2001) Hypothalamic lesions in met hersenziekten blijft in kweek weken in pathogenetische mechanismen van de ziekte multiple sclerosis. J. Neuropath. Exp. Neurol. leven. Neuronen in gekweekte plakjes van Alzheimer en psychiatrische ziektebeel60: 1208-1218 brengen nog weken na het overlijden van de den. Dierexperimenteel en theoretisch patiënt het reporter-gen LacZ tot expressie. onderzoek en observaties op het unieke, De kweken zijn in hun overlevingsduur en menselijke postmortem hersenweefsel ter activiteit te manipuleren met neurotrofe beschikking gesteld door de Nederlandse factoren en pyruvaat. Dit biedt grote mogeHersenbank vinden geïntegreerd plaats. lijkheden voor het bestuderen van hersenOntwikkelingen ziekten waarvoor veelal geen goede dierNiet alleen kunnen zich ontwikkelende experimentele modellen aanwezig zijn. hersencellen van de rat nu gedurende een Mutaties die signalering door Rho gtp-ases lange tijd elektrofysiologisch gevolgd worden, maar tevens kunnen ook hersencellen verstoren worden verondersteld een belangrijke oorzaak voor mentale retardatie te zijn. van overleden, oude patiënten vele weken in Oligophrenine-1 en aPix zijn regulatoren van kweek gehouden worden. Dit maakt een veelheid van multidisciplinair onderzoek aan Rho gt-ases. Als deze genen of gemuteerde vormen in gekweekte neuronen worden de hersenontwikkeling, veroudering en hersenziekten mogelijk, inclusief functioneel getransfecteerd bleek de ontwikkeling van axonen en dendrieten inderdaad verstoord te genoomonderzoek. Een combinatie van celworden. en gentherapie uitgevoerd met sterk verbe-
Nederlands Instituut voor Hersenonderzoek
weten de olfactorische steuncel, heeft geresulteerd in een verbetering van het functioneel herstel in een rattenmodel voor ruggenmergbeschadiging.
terde virale vectoren en een nieuw celtype, te
74
Onderzoekorganisatie
Personeelsinzet Onderwerp of thema
NIH
Aantal fte 2000 wp
47,7
Financiering
Werkgebied Het Nederlands Instituut voor Oecologisch Onderzoek doet fundamenteel en strategisch wp nwp ecologisch onderzoek in zee en estuarium (cemo), in zoete wateren (cl) en op het land 11,5 5,9 (cto). 8,0 2,1 5,1 1,1 Ontwikkelingen 9,5 3,3 Centrum voor Estuariene en Mariene 7,1 2,1 Oecologie (cemo) 2001
nwp
Hypothalamus I 11,1 2,5 Hypothalamus II 8,2 4,6 Molecular Misreading 5,7 2,0 Neuroregeneratie 9,7 2,7 Prefrontale Cortex 5,2 3,5 Neuronen & Netwerken 4,0 1,8 Beeldverwerking 1,5 1,0 Hersenbank 0,8 5,0 Directie 1,0 1,0 Algemene dienst 0,5 20,4 Totaal
Nederlands Instituut voor Oecologisch Onderzoek
3,2 1,5 0,8 1,0 0,5
44,5 48,2
Na een intensieve nioo-brede discussie werd de beslissing genomen om de werkgroep Litorale Vegetaties om te vormen tot een nieuwe werkgroep Ruimtelijke Ecologie. Deze groep zal in de eerste plaats de link gaan onderzoeken tussen een aantal ecologi44,8 sche processen en het landschap waarin ze plaats vinden. Hierbij zal in de eerste jaren vooral de Westerschelde als modelsysteem dienen. 1,1 1,1 5,4 1,0 21,7
Exploitatietotaal 2001
ƒ 14,2 miljoen De onderzoeksprogramma’s binnen de samenwerking met het Nederlands Instituut Financieringsbronnen in % knaw 67% voor Onderzoek der Zee van nwo werden uitgewerkt. Het cemo bouwde de bestaande Contractonderzoek/ Dienstverlening aan derden 8% samenwerking met rikz verder uit, onder Externe subsidies 25% meer met de organisatie van een jaarlijkse bijeenkomst. Ook werden door het cemo in totaal 100% Vlissingen de Noordzeedagen georganiseerd: een tweedaagse bijeenkomst van alle instituten die zich met Noordzee-onderzoek Nederlands Instituut voor Hersenonderzoek bezighouden. Het centrum was eveneens (NIH-KNAW) hoofdorganisator van een Euroconferentie Meibergdreef 33, Amsterdam over Mariene Biodiversiteit in Korinthe, http://www.nih.knaw.nl Griekenland. Daarnaast werden nog verschillende eu-workshops georganiseerd, zoals binnen de ‘geconcerteerde actie’ biomare rond marien biodiversiteitsonderzoek in Europa. biomare vormde tevens een bijdrage aan het International Biodiversity Observation Year. Ook zijn een groot aantal nieuwe projectvoorstellen voor nwo en het Vijfde Kaderprogramma uitgewerkt en ingediend, het merendeel met succes. Centrum voor Limnologie (cl) In 2001 haalde het cl de banden met de Universiteit van Oslo verder aan met de benoeming van mevrouw E. van Donk als bijzonder hoogleraar Limnologie. Voor de eerste keer werden een tweetal oio’s aangesteld vanuit het Centrum voor Wetland Ecologie, het samenwerkingsverband tussen nioo-knaw en kun. Beide oio’s werken aan gemeenschappelijke onderzoeksvragen op beide locaties (Nijmegen en Nieuwersluis). In Nieuwersluis zelf namen we een nieuwe faciliteit voor het onderzoek aan watervogels
in gebruik, hetgeen de samenhang binnen het zoetwateronderzoek ten goede komt. Naast deze faciliteit konden ook nieuwe limnotrons in gebruik genomen worden voor onderzoek naar indirecte factoren, die een rol spelen bij het structureren en het functioneren van aquatische voedselwebben. De eerste resultaten zijn veelbelovend. Tenslotte kreeg de moleculaire ecologie van micro-organismen (ammonia- en methaan-oxiderende bacteriën) een impuls door toekenning van een extra plaats uit het vernieuwingsfonds van de knaw. Centrum voor Terrestrische Oecologie (cto) Het onderzoeksprogramma van het cto is steeds sterker gerelateerd aan belangrijke maatschappelijke vraagstukken zoals op het gebied van biodiversiteit, klimaatsverandering en landgebruik. Het karakter van het onderzoek is daarbij onveranderd fundamenteel van aard gebleven, met een sterkere aandacht voor levensgemeenschappen op basis van een gedegen kennis van de populaties van organismen die deel uit maken van die levensgemeenschappen. Nieuwe ontwikkelingen op het terrein van functional genomics en ruimtelijke ecologie worden nu geïntegreerd in het onderzoeksprogramma. De ondersteuning van het knaw Vernieuwingsfonds heeft voor een belangrijk deel deze ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Hierdoor is tevens de samenwerking met de andere nioo-centra en andere knaw-instituten versterkt. Met name de nieuwe werkgroep Multitrofe Interacties was in het tweede jaar van haar bestaan zeer succesvol in de verwerving van extern gefinancierde projecten, onder andere door de eu. Ook internationaal vormden we nieuwe samenwerkingsverbanden. Zo heeft onder leiding van het cto het onderzoek naar de gevolgen van klimaatsveranderingen voor voedselketens met zangvogels als top-predatoren zich internationaal sterk verbreed in heel Europa, inclusief het voormalige Oostblok en met name Rusland. Nationaal en internationaal onderzoek naar ruimtelijke processen in de vogelwereld heeft onder leiding van de Nederlandse Ringcentrale een stevige impuls gekregen. In verband met personele mutaties overweegt de werkgroep Populatiebiologie van Planten een bijstelling van het onderzoeksprogramma. De groep zal zich nader profileren op het gebied van ‘Sexualiteit’ en ‘Ziekte bij Planten’. Ze concentreert zich daarbij op een beperkt aantal modelsystemen en vraaggebieden die met name door het inzetten van moleculaire technieken ontsloten worden.
75
Belangrijkste resultaten cemo In 2001 publiceerden het cemo de eindresultaten van het omex-project (Ocean Margin Exchange Experiment). Dit is het grootste mariene onderzoeksproject dat de eu ooit sponsorde. De rol van bodemecosystemen in de koolstofuitwisselingen tussen continent en diepzee raakte hierdoor veel beter bekend en gemodelleerd. Verrassend is dat bodemdieren een veel belangrijkere rol in het bodemmetabolisme spelen dat totnogtoe gedacht. Alleen in de diepzee is het metabolisme voor meer dan 90 % bacterieel. In ondiepere gebieden in de buurt van continenten nemen dieren ruim de helft van het metabolisme voor hun rekening. In de flume tank van het cemo, een stroomgoot van 17 meter lang, konden we voor het eerst de waterstroming in mosselbedden gedetailleerd doormeten. Mosselbedden stabiliseren de bodem in de Oosterschelde en de Waddenzee, maar ze worden door de visserij geëxploiteerd en daardoor uiteraard beschadigd. Het blijkt dat aan de rand van een mosselbed de ‘ruwheid’ van de bodem sterk verhoogd is. De turbulentie die daardoor onstaat, zorgt ervoor dat ook mosselen die zich verder van de rand van het mosselbed bevinden aan voldoende voedsel kunnen komen. Verder werd een belangrijke inspanning geleverd voor het programmeren van de modelomgeving femme (Flexible Environment for Mathematically Modelling the Environment). Door dit programma kunnen de wiskundige oplossingen van complexe modeltoepassingen automatisch uitgevoerd worden. Dit brengt een heel belangrijke vereenvoudiging van ecosysteem-modellering met zich mee. De werkgroep Mariene Microbiologie onderzocht de diversiteit van stikstof-vastleggende cyanobacteriën op het ‘groene strand’ van Schiermonnikoog met moleculair-biologische technieken. Deze resultaten kon koppelen aan activiteitspatronen van de verschillende populaties voor informatie over de relatie tussen bio-diversiteit en biologische functionaliteit. cl In 2001 werd door de werkgroep Plant-Dier Interacties met succes een groot transplantatie-experiment uitgevoerd met de waterplant schedefonteinkruid. Deze proef met planten afkomstig uit Noorwegen, Nederland en Spanje toonde aan dat populaties aan de rand van het verspreidingsgebied een verlaagde fitness hebben en dat zij niet door lokale aanpassingen superieur geworden zijn. Daarnaast werden voedselzoekende kleine zwanen tot op de millimeter nauwkeurig ‘ingemeten’, om de schaal waarop ze hun
76
foerageerbeslissingen nemen te leren begrijpen. Zwanen blijken zich bij het eten op een kleiner oppervlak (0,25 m2) te concentreren dan tot voor kort werd aangenomen. Binnen de werkgroep Microbiële Ecologie werd met succes een nwo-project over ammoniaoxiderende bacteriën afgesloten. Door experimenten in modelsystemen konden we een uitspraak doen over aanpassingen van soorten aan omstandigheden in het milieu. Eén soort was specifiek aangepast aan groei bij lage ammoniumconcentraties, een andere soort juist aan hoge concentraties. De laatste vertoonde echter ook een betere overleving bij afwezigheid van voedsel. De werkgroep Voedselweb Onderzoek startte in 2001 een project met als doel de invloed van parasieten (chytride-schimmels) op groei en successie van populaties plantaardig plankton te bestuderen. Het is al gelukt de schimmel uit het veld te isoleren. De eerste analyses met behulp van moleculaire technieken laten zien dat de infectie op plantaardig plankton niet alleen soort-specifiek is maar ook kloonspecifiek.
voornaamste bron van energie voor het bodemleven en daarmee bepalend voor het functioneren van het bodemecosysteem. Onderzoek binnen de werkgroep PlantMicro-organisme Interacties toonde aan dat planten in een natuurlijke vegetatie selecteren op een vrij stabiele microbiële gemeenschap op het worteloppervlak, die in sterke mate afwijkt van de gemeenschap in de grond daaromheen (rhizosfeer). De consequenties van deze selectie zijn bepalend voor de gezondheid van de plant. In het plantenziektenonderzoek werd duidelijk dat een pathogene schimmel die twee verschillende gastheersoorten kan infecteren een duidelijke genetische differentiatie in relatie tot de gastheer vertoont. Het gedrag van de bestuivende insecten houdt deze differentiatie mede in stand. Deze inzichten zijn van belang in het debat over sympatrische soortsvorming: het ontstaan van twee nieuwe soorten uit een bestaande soort in één en hetzelfde leefgebied.
cto
Wetenschappelijke output Het aantal nioo-publicaties bedroeg vorig jaar in totaal 165, als volgt verdeeld:
Een verbeterd begrip van de factoren die het trek- en broedgedrag van vogels in de tijd (timing) bepalen is een belangrijk resultaat van het cto in 2001. Met name de invloed van klimaatsveranderingen trok de aandacht. Timing speelt ook een belangrijke rol in het gedrag van plantparasitaire aaltjes in de wortelzone van planten. Planten zijn de
Personeelsinzet
Productie
– 132 Publicaties in tijdschriften – 11 Proceedings – 2 Boeken – 7 Proefschriften – 12 Publicaties in rapporten – 1 Progress Report
NIOO
Onderwerp of thema
Aantal fte 2000
2001
wp
nwp
wp
nwp
Voedselweb onderzoek(cl) Plant-dier interacties (cl) Microbiële ecologie (cl) Populatiebiologie van dieren (cto) Populatiebiologie van planten (cto) Plant-micro-organisme Interacties (cto) Multitrofe interacties (cto) Ecosysteem studies (cemo) Litorale vegetaties (cemo) Mariene microbiologie (cemo) Directie en Bureau Diensten Overige ondersteunende diensten
10,5 6,5 12,5 12,0 12,0 6,0 7,0 15,6 8,7 8,7 1,0 –
4,8 5,4 6,6 11,0 6,0 5,0 3,0 9,9 4,9 4,0 3,2 38,4
11,9 7,0 9,0 12,0 8,6 7,8 7,6 21,9 9,7 9,2 1,0 –
4,5 5,8 5,4 11,7 6,9 7,2 2,6 9,9 3,1 6,0 15,6 19,1
Totaal
99,8
102,2
105,7
97,8
Onderzoekorganisatie
Belangrijkste publicaties cemo – Bouma, T., B.P. Koutstaal, M. van Dongen, K. L. Nielsen, 2001. Coping with low nutrient availability and inundation: root growth responses of three halophytic grass species from different elevations along a flooding gradient. Oecologia 126: 472-481 – Van de Koppel, J., P.M.J. Herman, P. Thoolen, C.H.R. Heip, 2001. Do alternate stable states occur in natural ecosystems? Evidence from a tidal flat. Ecology 82: 34493461 – De Brouwer, J.F.C., L.J. Stal, 2001. Shortterm dynamics in microphytobenthos distribution and associated extracellular carbohydrates in surface sediments of an intertidal mudflat. Mar. Ecol. Progr. Ser. 218: 33-44
– DeMott, W.R., R. Gulati, E. van Donk, 2001. Effects of dietary phosphorus deficiency on the abundance, phosphorus balance and growth of Daphnia cuculata in three hypereutrophic Dutch lakes. Limnol. Oceanogr. 46: 1871-1880 – Klaassen, M., Å. Lindström, H. Meltofte, T. Piersma, 2001. Arctic waders are no capital breeders. Nature 413: 794
cto – Both, C., M.E. Visser, 2001. Adjustment to climate change is constrained by arrival date in a long-distance migrant bird. Nature 411: 296-298 – De Boer, W., P.J.A. Klein Gunnewiek, G.A. Kowalchuk, J.A. Van Veen, 2001. Growth of chitinolytic dune soil ß-subclass Proteobacteria in response to invading fungal hyphae. Appl. Environ. Microbiol. 67: 33583362 cl – Grossniklaus, U., G.A. Nogler, P.J. van – De Bie, M., A. Speksnijder, G. Kowalchuk, Dijk, 2001. How to avoid sex: the genetic T. Schuurman, G.J.M. Zwart, J.R. Stephen, control of gametophytic apomixis. Plant Cell O. Diekmann, H.J. Laanbroek, 2001. Shifts in 13: 1491-1498 the dominant populations of ammonia– Van der Putten, W.H., L.E.M. Vet, J.A. oxidising b-subclass proteobacteria along the Harvey, F.L. Wackers, 2001. Linking aboveeutrophic Schelde estuary. Aquat. Microbial. and belowground multitrophic interactions of Ecol. 23: 225-236 plants, herbivores, pathogens, and their antagonists. TREE 16: 547-554
‘Het verruimt de geest’’, zegt Levinus (Vino) Timmerman (1950) over het lidmaatschap van de KNAW. Als hoogleraar handelsrecht te Groningen met specialisatie in het vennootschaprecht, medezeggenschapsrecht en concernrecht, zoekt hij graag inspiratie buiten zijn eigen vakgebied. De kennismaking binnen de afdeling Letterkunde met andere disciplines doet hem goed. ‘Ik kan niet concreet aangeven wat ik er van meeneem, maar ik beleef veel plezier aan het volgen van lezingen die niets met mijn vakgebied te maken hebben.’ Naast het contact met collega-juristen ziet hij dat als het grootste profijt van zijn benoeming. ‘Of ik ook aan wetenschappelijk prestige heb gewonnen door het lidmaatschap, kan ik niet beoordelen. Ik geloof niet dat veel van mijn collega’s er iets van gewaar zijn geworden.’ Wat Timmerman betreft zou het
internationale netwerk van de nog wel uitgebreid mogen worden. ‘Bij mijn aantreden verwachtte ik een bijzonder internationaal georiënteerd gezelschap aan te treffen. Daar zou men meer aan moeten doen, want veel internationale contacten zijn er niet.’
KNAW
Financiering Exploitatietotaal Financieringsbronnen in % knaw Contractonderzoek/ Dienstverlening aan derden Externe subsidies Totaal
Nieuw bij de Afdeling Letterkunde
83% 0% 17% 100 %
Nederlands Instituut voor Oecologisch Onderzoek (nioo-knaw) Rijksstraatweg 6, Nieuwersluis http:// www.nioo.knaw.nl Centrum voor Estuariene en Mariene Oecologie (nioo-cemo) Korringaweg 7, Yerseke Centrum voor Limnologie (nioo-cl) Rijksstraatweg 6, Nieuwersluis Centrum voor Terrestrische Oecologie (nioo-cto) Boterhoeksestraat 48, Heteren
internationale context wordt ook in zijn vak steeds sterker bepalend. Het is een ontwikkeling die Timmerman ook schetst in de geschiedenis van het vennootschapsrecht in de twintigste eeuw waaraan hij werkt. ‘De titel heb ik al: ‘van vrijheid naar vrijheid’.
Levinus (Vino) Timmerman: ‘Mijn ideaal zou een verbreding van de studie zijn’
Zelf is hij voor een niet-internationaalrechtelijk jurist behoorlijk internationaal gericht. ‘Ik treed nog wel eens op bij een buitenlands congres. En ik organiseer hier in Groningen een congres later dit jaar waarin ik mijn buitenlandse collega’s nog wat beter kan leren kennen.’ Het moet ook wel, zegt hij, de
f 24 267 000
Ik constateer een tendens in de laatste tien jaar om het dwingende recht op het gebied van vennootschappen weer af te schaffen. Dat heeft alles te maken met de internationale concurrentie. Bedrijven kunnen heel gemakkelijk overstappen naar buitenlandse systemen met minder regels.’
Ook het onderwijs wordt nu op internationale leest geschoeid met de komst van het bachelormasterstelsel. De opmars van het Engels in de masterfase juicht Timmerman toe, evenals de toegenomen keuzemogelijkheden met verschillende masteropleidingen. Maar verder zal veel bij het oude blijven, verwacht hij. ‘We hebben hier net het curriculum opnieuw vastgesteld, maar veel verandert er niet. De bachelors wordt in ons vak geen uitstroommoment, omdat het civiel effect om een vierjarige opleiding vraagt. Mijn ideaal zou een verbreding van de studie zijn, om de kwaliteit van de afgestudeerden te vergroten. Maar ja, dan zou je naar een vijfjarige opleiding toe moeten en daarvoor ontbreekt de financiering. Het zit er politiek gezien niet in dat we die op korte termijn binnenslepen, vrees ik, dus we moeten maar met die beperking leven.’
77
Rathenau Instituut Werkgebied Het Rathenau Instituut ondersteunt oordeelsvorming over ontwikkelingen in wetenschap en technologie. Daartoe stimuleert het onderzoek en analyse over de maatschappelijke gevolgen van deze ontwikkelingen en structureert het het maatschappelijke en politieke debat over onderwerpen binnen dit brede terrein. Het werkterrein omvat informatie- en communicatie-technologie, biomedische technologie, gebruik van dieren en voeding. De onderwerpen veehouderij en waterbeheer (technologisch systemen) bevinden zich in een afrondende fase. Het Nederlandse Parlement is de belangrijkste ontvangende partij van de uitkomsten van deze activiteiten. Daarnaast wordt steeds meer aandacht besteed aan de verbreding van het debat en het zoeken naar werkwijzen en beelden die de inbreng van alle betrokken partijen inclusief leken, kunnen versterken. Ontwikkelingen De minister van ocenw heeft naar aanleiding van de evaluatie van het Rathenau Instituut het belang benadrukt van een grotere zichtbaarheid. Tevens dient het streven erop te zijn gericht de projectresultaten onder de aandacht van een grotere doelgroep te brengen. Mede in het licht van de in het vorige jaarverslag al gesignaleerde ontwikkelingen in de richting van interactieve ta en debatsactiviteiten, werd in het afgelopen jaar dan ook veel aandacht besteed aan het zoeken naar vernieuwende en bredere vormen van communicatie. Regelmatig treden burgerpanels op en onderzoek naar de zienswijze van burgers en het inbrengen van deze gegevens in het debat, is inmiddels gemeengoed binnen alle programma’s. De integratie van de activiteiten van het Platform Wetenschap en Ethiek kreeg met name gestalte binnen het nieuwe onderwerp gebruik van dieren en in de projecten over orgaandonatie en xenotransplantatie (biomedische technologie). Resultaten De aandacht voor communicatie rond de programma’s werpt duidelijk vruchten af. Theatergroep Pandemonia gaf door het hele land op middelbare scholen een honderdtal voorstellingen van het toneelstuk ‘Dierbaar Leven’, gericht op de dilemma’s rond xenotransplantatie. De voorstelling werd afgesloten met discussie. De combinatie van toneel en wetenschapsonderwijs is uniek en de evaluatie geeft een positief beeld. De conferentie ‘Werken in digitaal Nederland’ presenteerde verschillende toekomstbeelden van arbeid. Eerste reacties werden
78
gegeven door de minister van Werkgelegenheid en Sociale zaken, W. Vermeend, de voorzitter van de ser, H. Wijffels en de plv. voorzitter van de fnv, mevrouw Roozenmond. De discussie ging over werkdruk, zelfstandigheid en de combinatie van zorg, vrije tijd en arbeid en hun invloed op de wijze waarop in Nederland de arbeidsverhoudingen zijn georganiseerd. Binnen het programma ‘Gebruik van Dieren’ werd aandacht besteed aan het functioneren van de Commissie Biotechnologie bij Dieren, de cbd. Een onderzoek richtte zich op de vraag in hoeverre deze adviescommissie er in slaagt de ontwikkeling van beoordelingskaders en publieke discussie over biotechnologische ingrepen bij dieren te bevorderen. De uitkomsten pleiten voor een scheiding van de advies en de debatsfunctie van deze commissie. Het Rathenau Instituut organiseerde in het Wetenschapsmuseum NeMo in Amsterdam het eerste Rathenau Technologiefestival: de Nacht van de Voortplanting. Dit evenement, georganiseerd in het kader van het project Voortplantingsgeneeskunde, was er vooral op gericht activiteiten van het Rathenau Instituut voor een breder publiek en de media te presenteren en te laten zien dat wetenschap en technologie op een dynamische wijze gepresenteerd kunnen worden voor een breed, ook jong publiek. Naast inhoudelijke elementen en debat omvatte het programma ook aandacht voor literatuur, theater en cabaret. Het evenement was een succes. Productie Wetenschappelijke output – 2 Berichten aan het Parlement – 5 Studies – 10 werkdocumenten en rapporten – 8 overige publicaties – 10 publicaties waarvan 3 wetenschappelijke Belangrijkste publicaties – Hoog, A. van ’t, P. Wouters en J. aan de Stegge. Zo goed als nieuw! De toekomst van orgaanvervanging. Studie nr 43, Rathenau Instituut/Boom, den Haag/Leiden, 2001. – Sterrenberg, L. en N.E. van de Poll; M.N.C. Aarts, H.M. te Velde en C.M.J. van Woerkum; C. Hanning en G.C.J. Smink. Hoe oordelen we over de veehouderij? Werkdocument nr 78, Rathenau Instituut, den Haag, 2001 – Vries, M. de. Met elektronische overheidsinformatie het nieuwe millennium in: hoe het was, hoe het is en hoe het worden moet. Studie nr 42, Rathenau Instituut, den Haag, 2001.
Onderzoekorganisatie
Financiering Exploitatietotaal 2000 Financieringsbronnen in %: knaw Externe subsidies Totaal Rathenau Instituut Koninginnegracht 56, Den Haag http://www.rathenau.nl
ƒ 5 116 038 95% 5% 100%
Financiën
Organisatie
De jaarrekening van de knaw is samengesteld uit de ‘jaarrekeningen’ van de instituten van de knaw inclusief die van het centrale bureau te Amsterdam; tevens zijn via consolidatie opgenomen de jaarrekeningen van de private wetenschappelijke fondsen, waarvan de administraties separaat van die van de knaw worden gevoerd. Sinds 1 januari 2001 maakt het Koninklijk Instituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde te Leiden als volwaardig knaw-instituut deel uit van de organisatie. Per 1 februari 2001 is het meg-centrum (neurologie) overgedragen aan het Medisch Centrum van de Vrije Universiteit te Amsterdam, sinds de start van het project al de medeparticipant die zorgde voor de huisvesting van projectmedewerkers en -apparatuur. De inrichting van de jaarrekening
Vanaf 2000 heeft de knaw de jaarrekening via een uitvoerige stelselwijziging ingericht volgens de wettelijke richtlijnen zoals vastgelegd in het Burgerlijk Wetboek Boek 2 Titel 9. Het jaar 2001 stond in het teken van de verdere verfijning die diende te worden aangebracht. Voorbeelden hiervan zijn: – een verbeterde financiële verantwoording van projecten welke in opdracht en/of in samenwerking met derden worden gerealiseerd; – een meer uitgebreide administratie van investeringen in materiële vaste activa zulks ter verbetering van de ondersteuning van financieringsbeslissingen; per slot van rekening is in deze sector het effect van de stelselwijziging in 2000 het grootst geweest; – een herijking van de vastgelegde interne administratieve procedures teneinde de besluitvormingsprocessen beter te kunnen toetsen aan de interne knaw-richtlijnen. Resultaat
Alhoewel er was begroot dat voor 2001 via een negatief exploitatiesaldo van ƒ 2 535 000 een beroep op de algemene reserve zou moeten worden gedaan (met name in de sfeer van onderzoeksprojecten bij de instituten), is er een positief exploitatieresultaat bereikt van ƒ 6 426 000, hetgeen voornamelijk voortkomt uit extra inkomsten van de instituten die niet snel genoeg in activiteiten konden worden omgezet om nog in het boekjaar tot uitgaven te leiden. Eigen Vermogen
De vermogenspositie van de knaw is onderwerp geweest van een studie, verricht in 2000 in opdracht van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen en terug te voeren tot het onderzoek ter zake van de Algemene Rekenkamer van 24 maart 2000. Bij de studie is uitgegaan van het model dat in 1999 door de Commissie Koopmans is ontwikkeld ten behoeve van de vermogensbeoordeling van universiteiten. De resultaten zijn in 2001 bekend geworden. De knaw bleek volgens de uitkomsten van de studie niet over voldoende vermogen te beschikken om met name de huisvestingsfinanciering op lange termijn te kunnen realiseren. De vermogenssituatie is vanaf 2000 wel verder verbeterd,
79
maar dit is meer een resultaat van de invoering van de wettelijke regels voor de inrichting van de jaarrekening dan van structurele vermogensverbetering ten behoeve van de huisvesting. Liquiditeiten
De liquiditeitspositie van de knaw is ultimo 2001 uitgekomen op 95 miljoen gulden. Het liquiditeitsbeheer is deels gecentraliseerd en deels gedelegeerd aan de instituten en is gebonden aan interne beleggingsregels toegespitst op het vermijden van hoofdsomrisico’s. Een formeel knaw-reglement ter zake is in voorbereiding. Het centrale gedeelte betreft het gezamenlijk optrekken in de richting van de commerciële banken teneinde met het totale knaw-volume zo efficiënt mogelijk zo hoog mogelijke renteinkomsten te realiseren. Uiteraard blijven in een gedecentraliseerde organisatie als de knaw de instituten zelf verantwoordelijk voor hun liquiditeitenbeheer; dit geldt zowel voor de liquiditeitspositie en de -prognose als voor de betalingen zelf. In het boekjaar heeft de minister van Financiën zijn in 2000 aangekondigde initiatief tot verplicht schatkistbankieren omgezet in een voorstel voor wetswijziging dat sinds 1 oktober 2001 bij de Tweede Kamer ligt; hoofdreden ligt voor de minister in het uitsluiten van beleggingsrisico’s. De tegenargumenten van de knaw en andere rechtspersonen met een wettelijke taak zijn o.a.: – dat met schatkistbankieren besturen-op-afstand door de overheid wordt teruggedraaid; – dat de uitvoeringsregelingen van het ministerie van Financiën extra werkbelasting zullen gaan veroorzaken die het eigen efficiënte betalingsverkeer binnen de knaw zullen frustreren; – dat er politieke onzekerheid rondom de continuïteit van de beoogde regelingen zal blijven bestaan. De tegenargumenten hebben tot op heden geen effect gehad: de minister van Financiën houdt voet bij stuk. Ultimo 2001 was het wetsvoorstel nog niet door de Tweede Kamer behandeld. Vernieuwingsfonds
Doel van het Vernieuwingsfonds voor de knaw instituten is het tijdelijk (mede-) financieren van (a) de introductie van structureel nieuwe kennis, en van (b) organisatorische veranderingen die met het opzetten van een nieuwe lijn van onderzoek of dienstverlening gepaard gaan. De middelen worden voor ten hoogste vier jaar gefourneerd; daarna dienen de instituten de structurele uitgaven uit hun eigen begroting te financieren. Uit centrale middelen is in 2001 in totaal ƒ 3 000 000 gereserveerd; uitgekeerd is over 2001 een bedrag van ƒ 2 650 000. In de periode 2002 tot en met 2005 wordt elk jaar een centrale bijdrage voorzien van ƒ 4 500 000. Digitaliseringsfonds
Voor het uitvoeren van het programma ‘Stimulering van de inventarisatie, bewerking, ontsluiting en digitalisering van teksten en bestanden, gericht op het behoud van het Nederlands Cultureel Erfgoed’ zal er volgens afspraken in de Strategienota 2000 jaarlijks tot en met 2003 ƒ 600 000 beschikbaar komen. Tot en met 2001 is gereserveerd ƒ 906 000 waarvan reeds is toegekend ƒ 494 000.
80
Financiën
Fondsen
De knaw beheert een privaat vermogen opgebouwd uit giften, legaten en erfstellingen. Dit vermogen is separaat zichtbaar in de balans onder ‘fondsen’. De doelstellingen van de verschillende wetenschappelijke fondsen worden bewaakt door stichtingsbesturen of commissies van advies, welke zijn benoemd door het bestuur van de knaw. Het beheer van dit vermogen wordt binnen door het bestuur vastgestelde kaders uitgevoerd door een aantal professionele vermogensbeheerders. Mede door de algehele malaise op de beurs moest in 2001 een negatief beleggingsresultaat van circa 10 miljoen gulden worden genoteerd, waarmee in het verleden behaalde koerswinsten weer deels moesten worden ingeleverd. Stand van de fondsen van de KNAW per 31 december 2001 (bedragen in guldens x 1000) Ter Meulen Fonds Stichting J.Gonda Fonds Schure-Beijerinck-Popping Fonds Stichting Van den Houten Fonds voor nih M.W. Beijerink Virologie Fonds Van Walree Fonds Mac Gillavry Fonds Van der Gaag Stichting Van Leersumfonds E.W. Beth Stichting Geschiedschrijving knaw Fonds Staatsman Thorbecke Hubrecht Fonds voor het niob Overige fondsen
15 606 11 649 6 127 5 039 4 119 3 427 3 086 1 969 1 231 2 061 1 406 873 870 2 735
Totaal
60 198
Planning & control
Bij de inrichting van de begroting 2001 heeft voorop gestaan de verbetering van de allocatiefunctie van dit planningsinstrument. knaw-breed zijn op diverse niveaus in de organisatie detailanalyses gemaakt van de gerealiseerde exploitatierekening 2001 (zowel op jaartotalen en als op kwartaalstanden); dit heeft geleid tot een kwaliteitsslag in begrotingsbewaking. De knaw heeft een formeel gereglementeerde goedkeuringsprocedure voor interne jaarrekeningen van de instituten; deze dienen tevens te voldoen aan de door de accountant daaraan te stellen eisen. In 2001 is een aanzienlijke verbetering van de kwaliteit van de instituutsjaarrekeningen gerealiseerd. Bij de p&c-cyclus is binnen de knaw naast ‘Financiën’ ook ‘Onderzoekbeleid’ en ‘Personeel en Organisatie’ betrokken. Het geheel van de cyclus heeft primair een intern karakter maar is tevens gericht op externe verantwoording en kwaliteitsbewaking. Aansluiting vindt plaats op het interdepartementale programma Van beleidsbegroting tot beleidsverantwoording (VBTB). De knaw heeft in 2001 de eerste stappen gezet in de ontwikkeling van vbtb-indicatoren.
81
Euro
De jaarrekening 2001 is nog opgesteld in guldens, zij het dat aan de totaaloverzichten wel de waarden in euro’s zijn toegevoegd. De knaw-organisatie heeft via een euro-werkgroep de overgang in muntsoort met de jaarwisseling 2001/2002 begeleid en waar nodig gefaciliteerd. Er werd gewerkt met een checklist waarmee de risico’s voor hiaten konden worden opgespoord en vervolgens weggewerkt. De grotere systemen (met name de salarisadministratie en de financiële administratie) werden al in een vroeg stadium europroof gemaakt; de kleinere zijn successievelijk gevolgd. Tot het moment van opstellen van dit jaarverslag zijn er geen problemen uit de knaw-organisatie naar voren gekomen.
precies doet, is een vraag waar chemici pas sinds kort onderzoek naar doen. Voor Van Santen is het de hamvraag van zijn onderzoek. ‘Ik probeer op atomistisch niveau te begrijpen wat er precies gebeurt tijdens een katalyseproces. De verschijnselen die optreden zijn heel fascinerend. En de werken’, vertelt Van Santen. Een ideeën waartoe het leidt, kunnen gebruikt worden om nieuwe goede katalysator gebruikt dus katalytische systemen te ontwikweinig energie, werkt bij lage kelen.’ temperatuur en produceert het Binnen de KNAW zou Van Santen beoogde product zonder ongewenste bijproducten. graag meedraaien in de commis‘Daarom maken we graag gesies die belangrijke adviezen bruik van heterogene katalyse’, opstellen. ‘Ik denk dat de invloed vervolgt Van Santen. Heterogene van de KNAW tegenwoordig groter katalyse houdt in dat de katalysa- is dan in het verleden. En die tor zich in een andere aggregatie- invloed kan nog groter worden, toestand bevindt dan het reactie- als men de handen echt ineen mengsel. ‘De katalysator is bijslaat. Geen ander wetenschappevoorbeeld een vaste stof, terwijl lijk lichaam in Nederland kan uitgangsstof en product gaszoveel voor elkaar krijgen als de vormig zijn. Het voordeel is dat KNAW.’ katalysator en product vanzelf De beleidsmakende wetenschapgescheiden zijn.’ per is een belangrijk thema voor Hoe een katalysator zijn werk Van Santen. ‘Wie kan er beter
Rutger A. van Santen: ‘Geen ander wetenschappelijk lichaam in Nederland kan zoveel voor elkaar krijgen als de KNAW’
De katalysator in de auto-uitlaat is voor velen de enige bel die gaat rinkelen bij het begrip katalyse. ‘Die autokatalysator zet schadelijke oxides om in onschuldige stoffen zoals stiksof’, legt Rutger A. van Santen (1945) uit, hoogleraar katalyse aan de TU Eindhoven. Maar er zijn ontelbaar veel andere katalysatoren, die alle voldoen aan de definitie: ‘Een katalysator zet een uitgangsstof om in een gewenst ander product terwijl de katalysator zelf tijdens de reactie onveranderd blijft.’ ‘Katalysatoren zijn nodig om chemische omzettingsreacties zo efficiënt mogelijk te laten
82
Financiën Nieuw bij de Afdeling Natuurkunde
besluiten over wetenschap nemen dan wetenschappers zelf. Daarom moeten wij wetenschappers ons juist met managementzaken bezighouden. Om die reden ben ik vorig jaar rector magnificus geworden in Eindhoven.’ Als Akademie-lid wil Van Santen zich inzetten voor beter bètaonderwijs op de middelbare scholen. ‘Daar hebben universiteiten te weinig aandacht voor. Terwijl het saaie onderwijs op de middelbare scholen een van de oorzaken is voor de impopulariteit van de natuurwetenschappen in Nederland.’ Het probleem van middelbare schoolvakken als natuur- en scheikunde is volgens Van Santen dat ze totaal niet aansluiten op de laatste ontwikkelingen in de wetenschap. ‘Daardoor is het erg saai voor leerlingen. Bovendien is de vakinhoudelijke component in het studiehuis nogal verzwakt. Het curriculum moet vernieuwd worden.’
Balans per 31 december 2001 (bedragen x 1000)
Activa
Vaste activa Materiële vaste activa Financiële vaste activa Collecties Vlottende activa Voorraden Vorderingen Liquide middelen
Totaal activa
31-12-2001 €
31-12-2001 ƒ
31-12-2000 ƒ
56 558 27 325 p.m. 83 883
124 638 60 216 p.m. 184 854
117 718 70 646 p.m. 188 364
366 32 865 43 577 76 808
806 72 424 96 032 169 262
583 62 608 100 911 164 102
160 691
354 116
352 466
31-12-2001 €
31-12-2001 ƒ
31-12-2000 ƒ
62 657 9 520 2 916 75 093
138 077 20 980 6 426 165 483
120 973 25 968 10 812 157 753
27 317
60 198
70 377
4 146
9 137
7 446
54 135 54 135
119 298 119 298
116 890 116 890
160 691
354 116
352 466
Passiva
Eigen vermogen Algemene reserve Bestemmingsreserves Saldo exploitatie verslagjaar
Fondsen Voorzieningen Schulden Kortlopende schulden
Totaal passiva
83
Exploitatierekening 2001 (bedragen x 1000)
Jaar 2001 €
Jaar 2001 Begroting 2001 ƒ ƒ
Jaar 2000 ƒ
Baten Rijksbijdrage ocenw Opbrengst werk voor derden Overige baten Baten fondsen
74 956 14 222 12 675 -4 620
165 182 31 341 27 932 -10 181
159 024 29 969 16 336 -7 000
152 777 28 181 15 656 8 956
Totaal der baten
97 233
214 274
198 329
205 570
Lasten Personele lasten Afschrijving materiële lasten Huisvestingslasten Overige materiële lasten Toekenning aan derden Financiële lasten Lasten fondsen
52 449 6 196 3 954 31 869 4 425 44 -4 620
115 583 13 655 8 714 70 229 9 751 97 -10 181
112 586 13 326 8 329 63 602 9 938 83 -7 000
89 898 10 678 8 074 59 597 7 834 77 8 956
Totaal der lasten
94 317
207 848
200 864
185 114
Exploitatiesaldo
2 916
6 426
-2 535
20 456
jaar 2001
jaar 2000
– naar algemene reserve – nog te bestemmen expl. saldo verslagjaar
0 6 426
9 644 0 812
Totaal
6 426
20 456
Bestemming exploitatiesaldo
84
Financiën
Kasstroomoverzicht 2001 (bedragen x 1000)
Resultaat
Materiële vaste activa – afschrijvingen – investeringen /desinvesteringen
2001 €
2001 ƒ
2000 ƒ
2 916
6 426
20 456
6 196 -8 744
13 655 -19 269 -2 548
Financiële vaste activa – verwerving deelnemingen – verstrekking leningen u/g – aflossingen leningen u/g
0 0 113
-5 614 0 0 249
113 Vlottende activa en passiva – voorraden – vorderingen – kortlopende schulden
Voorzieningen Langlopende schulden Mutatie liquide middelen
10 678 -26 715
-101 -4 454 1 093
-16 037 -20 -59 145
249
-223 -9 816 2 408
66
243 -16 432 36 385
-3 463
-7 631
19 710
767
1 691
-21 280
0
0
-110
-2 214
-4 879
2 805
85
Baten voor het jaar 2001 per KNAW-organisatie-onderdeel (bedragen in guldens x 1000)
Rijksbijdrage ocenw GWI-instituten chi iisg kitlv nias Meertens Instituut niod niwi * fa * neha * rsc * knhg
LW-instituten cbs icin ioi ncg nih Hubrecht Laboratorium nioo
Overig Rathenau Instituut Private Fondsen knaw-bureau
Totaal
Werk voor derden
Overige baten
Totaal
3 011 8 194 5 416 4 397 5 398 7 099 12 638 3 178 351 493 298 50 473
52 3 091 0 517 611 1 183 1 437 0 0 0 0 6 891
91 1 030 567 834 496 1 084 5 052 0 0 0 0 9 154
3 154 12 315 5 983 5 748 6 505 9 366 19 127 3 178 351 493 298 66 518
4 857 4 339 7 560 285 9 469 9 910 19 454 55 874
562 3 210 1 595 0 3 595 5 356 3 974 18 292
1 616 514 321 183 1 155 427 1 338 5 554
7 035 8 063 9 476 468 14 219 15 693 24 766 79 720
4 854 0 63 908 68 762
0 0 2 240 2 240
418 -10 182 6 998 -2 766
5 272 -10 182 73 146 68 236
175 109
27 423
11 942
214 474
* aan de knaw gelieerde instituten; de aldaar genoemde bedragen betreffen alleen de door de knaw verstrekte subsidies
86
Financiën
Lasten
In deze grafiek is weergegeven aan welke bestemmingen de exploitatielasten in 2001 dienen te worden toegekend. Bestemming
Lasten in procenten van de totale lasten
Onderzoek Geesteswetenschappen en Informatie
37,1 %
Onderzoek Levenswetenschappen
44,0 %
Programma Akademie Onderzoekers
9,4 %
Internationale samenwerking
4,3 %
Ontmoeting
1, 3 %
Advies
1,2 %
Overige functies
2,7 %
87
Sociaal jaarverslag
De knaw heeft hoge wetenschappelijke ambities en stelt daarom hoge eisen aan de prestaties van haar instituten. Deze kunnen alleen worden gerealiseerd als dit ondersteund wordt met een toegesneden en doelgericht personeelsbeleid. De zelfstandige positie als werkgever biedt hiervoor mogelijkheden. De onderzoekinstellingen verenigd in de Werkgeversvereniging Onderzoekinstellingen (wvoi, gevormd door knaw, nwo, kb en het nidi) nemen steeds meer initiatieven om een eigen beleid te ontwikkelen dat aansluit op de specifieke eisen van een onderzoekorganisatie. Binnen de wvoi zijn een aantal studies gestart naar onder meer vernieuwing van functiewaarderings- en beloningssystematiek. Voorts zijn er meer faciliteiten gecreëerd voor ontwikkeling en inzetbaarheid van medewerkers. In overleg met de centrales zijn middelen beschikbaar gesteld om de arbeidsvoorwaarden voor medewerkers op een hoger plan te krijgen. De centrale p&o afdeling speelt een actieve rol in het bekendmaken van de mogelijkheden van beschikbare ontwikkelingsbudgetten en in het ondersteunen van de instituten bij het ontwikkelen van een planmatig personeelsbeleid. Personeelsbeleid Arbeidsomstandigheden, ziekteverzuim en milieu
In het Plan van Aanpak 2001 is een verdere verbetering van de arbeidsomstandigheden en milieuzorg opgenomen. Het bevat de voornemens van de instituten en de beleidsprioriteiten van het bestuur van de Akademie. Voor de instituten gaat het om de resterende aktiepunten die voortkwamen uit de in 1998 gehouden risico-inventarisatie en evaluatie (rie) van de arbeidsomstandigheden. In voorgaande jaren waren de belangrijkste knelpunten al (afhankelijk van de omvang en het beschikbare budget) aangepakt. Sommige activiteiten verdienen echter doorlopende aandacht. Het houden van een nieuwe rie in 2002 wordt overwogen. De knaw hanteert voor het arbeidsomstandigheden- en milieubeleid de volgende uitgangspunten: – een werkgevers- en algemeen maatschappelijke verantwoordelijkheid voor goede arbo- en milieuzorg – het bevorderen van de kwaliteit van het werken en minimaliseren van risico’s voor de gezondheid, veiligheid of welzijn van werknemers – goede beheersing van de milieurisico’s van de eigen bedrijfsactiviteiten – de directeuren van instituten dienen vanuit hun integrale verantwoordelijkheid arboen milieuzorg af te wegen tegen andere beleidsdoelstellingen. Van alle knaw-instituten wordt een systematische aandacht voor arbo- en milieubeleid verwacht; het opstellen van een goed bedrijfshulpverleningsplan, (inclusief training en oefening), het opstellen van huisregels (gericht op gedragsregels van medewerkers voor hun veiligheid, gezondheid en welzijn) alsmede maatregelen voor een goede werkplekinrichting en het voorkomen van rsi. In de instituten in de levenswetenschappen dient de omgang met chemische stoffen zorgvuldig te verlopen door een betrouwbare registratie van aanschaf, gebruik, opslag en afvoer en voorlichting over de risico’s.
89
Het stoffenregistratiesysteem werkte in het verslagjaar niet naar tevredenheid: de netwerkcapaciteit van sommige instituten was onvoldoende en het updaten van het registratiesysteem kende nogal wat aanloopproblemen en vertraging. De voorgenomen milieu-audit werd daarom uitgesteld tot medio 2002. Leidinggevenden spelen een belangrijke rol in het terugdringen van het ziekteverzuim. Een cursus verzuimbeheersing voor leidinggevenden is aangeboden. De meer instituutsgebonden risico’s (bijvoorbeeld ziekteverzuim, werkdrukproblemen, werkplekergonomie, problemen rond het fysieke binnenklimaat) vergen een meer specifieke aanpak. Deze zaken komen onder andere in de sociaal medische teams (smt’s) arbo- en milieucommissies en in het overleg met de onderdeelcommissies van de instituten periodiek aan de orde. Ziekteverzuim
Het gemiddelde ziekteverzuim bedroeg in 2001 4,7 procent inclusief het verzuim langer van één jaar, doch exclusief zwangerschapsverlof. Het kwam daarmee voor het eerst sinds 1996 weer onder de vijf procent. De in vorige jaren ingezette daling van het werkgerelateerde verzuim vertoonde nu weer een stijging. Het gaat hier nog steeds om zeer kleine aantallen: van het aantal ziektemeldingen van 814 kon de arbodienst er twintig terug voeren op werkgerelateerde klachten. Dit aantal is te klein om er een algemene conclusie aan te verbinden; in de smt’s komt het onderwerp op instituutsniveau aan de orde. In het verslagjaar heeft zich één (gering) bedrijfsongeval voorgedaan, er zijn maatregelen genomen om herhaling te voorkomen. Het ongeval was te wijten aan overmoedigheid van een medewerker. Percentage ziekteverzuim 1994-2001 Jaar
Bureau
NIWI
RI
CHI
MI
IISG
NIAS
CBS
niob
NIH
IOI
ICIN
NIOO NIOD
Totaal
1998
9,2 10,0
6,0
2,4
5,3
7,6
7,6
5,9
2,9
4,9
4,2
6,1
4,1
5,7
1999
6,4
8,7
6,0
2,6
7,4
9,1
7,1
5,0
2,6
7,6
2,9
5,9
4,7
7,8
5,9
2000
7,0
5,7
3,5
2,4
5,8
8,5
4,6
4,1
1,4
5,1
3,6
4,4
5,9
9,4
5,4
2001
6,4
7,4
3,5
3,4
4,3
7,1
3,2
5,7
2,1
3,9
6,9
3,4
3,9
5,8
4,7
Onacceptabel gedrag
De knaw kent een commissie van drie vertrouwenspersonen voor de behandeling van klachten over vermeend onacceptabel gedrag. Op diverse instituten zijn voorlichtingsbijeenkomsten gehouden om de werknemers vertrouwd te maken met wat onder onacceptabel gedrag wordt verstaan en met de rollen van de vertrouwenspersoon, de maatschappelijk werker en de personeelsadviseur. Het ligt in de bedoeling in het komende jaar op de andere instituten soortgelijke bijeenkomsten te organiseren. Gedurende het jaar zijn er geen klachten ingediend in het kader van de Klachtenregeling Onacceptabel gedrag. Tien maal hebben medewerkers van de knaw een vertrouwenspersoon benaderd met een probleem, zonder dat dit tot een formele klacht heeft geleid. De verbeterde voorlichting speelt bij dit gegroeide aantal ongetwijfeld een rol. De vertrouwenspersonen hebben aangedrongen op een knaw-reglement voor het omgaan met Internet. Dit is vervolgens, na overleg met de Ondernemingsraad, vastgesteld en aan de instituten gezonden.
90
Sociaal jaarverslag
Bedrijfsmaatschappelijk werk
Het bedrijfsmaatschappelijk werk binnen de knaw wordt verzorgd door het gimd. Het bedrijfsmaatschappelijk werk verleent, vanuit een onafhankelijke positie, psychosociale hulp aan individuele medewerkers en adviseert leidinggevenden over de begeleiding van medewerkers en het oplossen van problemen. Gedurende het jaar heeft het bedrijfsmaatschappelijk werk hulp geboden aan 79 medewerkers, 47 vrouwen en 32 mannen. Daarnaast is in negen gevallen consultatie aan groepen/afdelingen verleend. Evenals in voorgaande jaren blijken de vragen op het gebied arbeidsverhoudingen het meest voor te komen. Het gaat dan om de relaties met collega’s en direct leidinggevenden en over de inhoud van de werkzaamheden. Reorganisaties met de daaraan verbonden onzekerheden voor individuele medewerkers genereren relatief veel vraag voor het maatschappelijk werk. Bezwaar en beroep
Het aantal bezwaren door medewerkers van de Akademie tegen rechtspositionele besluiten van het Bestuur van de knaw is gedaald van vijftien in 2000 naar twaalf in 2001. Zeven bezwaarschriften zijn voor advies voorgelegd aan de Centrale Commissie van Advies Arbeidsgeschillen. Hiervan zijn twee bezwaren gegrond en vijf bezwaren ongegrond verklaard. Van de overige vijf bezwaarschriften zijn er nog twee in behandeling, zijn er twee na overleg geschikt en is één bezwaar ingetrokken. Gedurende het verslagjaar zijn vier beroepszaken aanhangig gemaakt bij de bestuursrechter. In één zaak is na een uitspraak van de rechtbank de rechtsgang door de exmedewerker niet voortgezet. In een ander geval is het beroep na overleg ingetrokken. Eén beroepschrift is inmiddels voor behandeling als bezwaarschrift van de arrondissementsrechtbank terugontvangen en een ander is nog in behandeling. Opleidingen
Na de start van de training Persoonlijke Effectiviteit in 2000, waaraan toen reeds 200 medewerkers deelnamen, is deze opnieuw aangeboden. De basistraining van drie dagen is voor vier groepen (40 personen) verzorgd. Daarna zijn eendaagse workshops georganiseerd waarin op een specifiek onderwerp werd ingegaan: onderhandelen (drie groepen), persoonlijk stressmanagement (twee groepen) dan wel vergadertechnieken. Voor de groep van labverantwoordelijken in de instituten voor de levenswetenschappen is opnieuw een training verzorgd over labverantwoordelijkheid. Voor leidinggevenden op het niveau van werkgroepleider is een nieuwe leergang ontwikkeld en verzorgd door een extern bureau. Centraal thema was ‘het leidinggeven tussen professionals’. De leergang werd zeer positief ontvangen en zal het komend jaar opnieuw worden aangeboden. De investeringen in studie en opleidingen bedraagt voor de knaw totaal ongeveer 1 miljoen gulden. Dit komt neer op een gemiddelde van 900 gulden per medewerker hetgeen overeenkomt met 0,9 procent van de loonkosten. Dit percentage ligt net boven de in de cao afgesproken norm van 0,8 procent. Vergeleken met andere sectoren (2-3 procent) en het gegeven dat het onderzoek een kennisintensief vakgebied is, kan de vraag worden gesteld of deze investering op termijn voldoende is. Opmerkelijk zijn de grote verschillen in investeringen tussen de instituten: sommige instituten besteden nog geen 200 gulden per medewerker (chi, cbs, nih en icin). Andere instituten besteden ruim boven het gemiddelde van 900 gulden, bijvoorbeeld het niwi en Rathenau-instituut. Bij deze cijfers past de kanttekening dat kennisuitwisseling vaak buiten reguliere cursussen e.d. plaatsvindt.
91
Loopbaanbegeleiding en inzetbaarheid
De knaw besteedt de afgelopen jaren steeds meer aandacht aan de ontwikkeling en inzetbaarheid van medewerkers vanuit het belang van de organisatie en van de werknemers. Sommige leidinggevenden hebben moeite ontwikkeling van hun medewerkers te stimuleren omdat dit tot vertrek van juist de ‘beste’ mensen kan leiden. Vaak wordt echter duidelijk dat het geen zin heeft om te proberen mensen vast te houden vanwege motivatieverlies en verminderde inzet. Mobiliteit van medewerkers geeft bovendien de mogelijkheid om de gegroeide werkwijzen onder de loep te nemen en ‘vers bloed’ binnen te halen. Waar de ontwikkeling van een medewerker leidt tot vragen over de eigen loopbaan kan men terecht bij het Loopbaancentrum van de knaw, een onderdeel van de afdeling p&o. De oude naam van ‘Mobiliteitsbureau’ is vervangen omdat het accent is verlegd naar loopbaanontwikkeling en inzetbaarheid. Het Loopbaancentrum is, na een jaar van onderbezetting in 2000, weer op sterkte gekomen. De dienstverlening is uitgebreid en de coaching van oio’s is bij het Loopbaancentrum ondergebracht. Voor hen is een cursus projectmatig werken ontwikkeld om de promotieduur te helpen terugdringen. Het komend jaar gaat veel aandacht naar de introductie van Persoonlijke Ontwikkelings Plannen (pop’s). Een gesprek over een pop stimuleert een leidinggevende en een medewerker de doelen van de organisatie en de wensen en ambities van een medewerker tegen elkaar af te wegen. Dergelijke gesprekken vraagt van beide kanten een goede voorbereiding. Hierin zal het Loopbaancentrum een ondersteunende rol spelen. Voor een goed inzicht in de producten en diensten bij de medewerkers en leidinggevenden zal in het voorjaar een nieuwe brochure verschijnen en wordt de website zodanig vernieuwd dat medewerkers zelf loopbaaninstrumenten kunnen opvragen. Het doel is dat medewerkers instrumenten individueel en op een zelf gekozen tijdstip zich goed kunnen voorbereiden op een eventueel loopbaangesprek. In 2001 hebben 45 personen gebruik gemaakt van een vorm van loopbaanbegeleiding. Er was vooral vraag naar individuele loopbaangesprekken. In de praktijk blijkt dat de meeste cliënten aan drie gesprekken voldoende hebben om een besluit te nemen over een volgende stap in de loopbaan. Zeven, voornamelijk Engelstalige oio’s hebben gebruik gemaakt van specifieke coaching. De gesprekken en andere diensten zoals sollicitatie- en netwerktraining en psychologische testen worden bekostigd uit het budget decentrale arbeidsvoorwaarden. De verwachting is dat door intensievere voorlichting in het komende jaar een groter beroep wordt gedaan op dit budget. Aan het einde van het verslagjaar stonden 127 kandidaten ingeschreven, waarvan 66 vrijwillige kandidaten (57 in 2000), 55 (20 in 2000) door herplaatsing na reorganisatie of afloop van het dienstverband, vier personen (0 in 2000) met een gedeeltelijke arbeidsgeschiktheid, twee uitkeringsgerechtigden (36 in 2000). Het Loopbaancentrum ontvangt iedere vacature binnen de knaw die vervolgens wordt vergeleken met het profiel van de ingeschreven medewerkers. In het totaal zijn 125 vacatures aangeboden. Bij 30 vacatures zijn medewerkers getipt, dit heeft bij twee personen geleid tot plaatsing. Het centrum verzorgt ook de plaatsing van de vacatures op de website van de knaw en die van Academic Transfer.
92
Sociaal jaarverslag
Medezeggenschap
Op 13 juni 2001 organiseerde de ondernemingsraad tussentijdse verkiezingen vanwege een aantal opengevallen zetels in de ondernemingsraad, in de onderdeelcommissies van het Bureau en het niwi, en bij de toetreding van het kitlv tot de knaw. Niet alle vacatures konden na de verkiezingen worden opgevuld. In november van het verslagjaar organiseerde de wvoi een studiedag over de professionalisering en verbetering in de huidige structuur van het overleg binnen de wvoi. Het betreft bijvoorbeeld het overleg met de vakcentrales op bedrijfstakniveau, het lokaal overleg en het medezeggenschapsoverleg binnen de instelling. Deelnemers waren leden van de medezeggenschapsorganen van de vier werkgevers, het management, beleidsmakers en vertegenwoordigers van de vakcentrales. De resultaten van deze studiedag leidden tot een aantal aanbevelingen die begin 2002 aan de cao-tafel worden voorgelegd. Tijdens het verslagjaar is met de ondernemingsraad overleg gevoerd over tal van onderwerpen betreffende de organisatie van de knaw en van de instituten, het personeelsbeleid en het arbo- en milieubeleid. Organisatie-ontwikkelingen
In het verslagjaar hebben zich bij diverse instituten grote en kleine organisatieveranderingen voorgedaan. In een aantal gevallen heeft dit geleid tot formele reorganisaties. Hubrecht Laboratorium/CBS
Eind 2000 is het cbs verhuisd van Baarn en Delft naar het voormalige gebouw van het Hubrecht Laboratorium in Utrecht. Met deze verhuizing is tegelijk een gezamenlijke Facilitaire Dienst voor het cbs en het naastliggende Hubrecht Laboratorium ingesteld voor de facilitaire dienstverlening en de bedrijfsvoering. In het najaar van 2001 is deze nieuwe opzet geëvalueerd. Gebleken is dat in termen van doelmatigheid de beide instituten door de combinatie goedkoper uit zijn door de grotere omvang minder kwetsbaar geworden voor de gevolgen van verzuim. Terwijl de kwaliteit van de dienstverlening niet zichtbaar is verminderd. Deze samenwerking wordt breed gedragen en verloopt uitstekend. IOI/NIH
In februari heeft het bestuur van de knaw een onderzoek gestart naar de mogelijkheid van samenvoeging van de beide instituten. Kernvraag was of samenvoeging wetenschappelijke meerwaarde zou bieden. Het rapport aan het bestuur in september gaf hierover een positief advies. Het besloot vervolgens een reorganisatie in gang te zetten met als doel beide instituten te integreren tot één centrum voor neurobiologisch onderzoek. De een jaar eerder gestarte samenvoeging van de ondersteunende diensten van beide instituten was in verband met dit onderzoek opgeschort, deze reorganisatie zal integraal onderdeel vormen van de gehele reorganisatie. Na benoeming van een directeur voor het te fuseren instituut zal de reorganisatie worden gestart met als planning deze voor het eind van 2002 af te ronden. CHI
Het Constantijn Huygens Instituut (chi) heeft , om in te kunnen inspelen op nieuwe ontwikkelingen en uitdagingen op wetenschappelijk gebied in binnen - en buitenland, een reorganisatie voorbereid. Het gaat hierbij vooral om het gebruik van de informatietechnologie in de humaniora en om de sterk uitgebreide internationale samenwerking. Voorts is
93
gekozen voor een verschuiving van tekstedities naar intellectuele geschiedenis. De verwachting is dat de nieuwe opzet in 2002 zijn beslag krijgt. NIWI
In 2001 is een reorganisatie van het niwi, die tot doel had het contact met de verschillende doelgroepen te versterken, voltooid. Hiertoe zijn nieuwe afdelingen opgezet met een vakinhoudelijke oriëntatie. De leiding van het instituut heeft gekozen voor een betrekkelijk nieuwe stijl van sturing, namelijk competentiemanagement. Bij competentiemanagement ligt het accent op noodzakelijke vaardigheden en ervaring en minder op de feitelijke taakomschrijving. Hierdoor kan de organisatie beter anticiperen op nieuwe ontwikkelingen. Daarnaast biedt het medewerkers de mogelijkheid de eigen ontwikkeling en loopbaan meer te sturen. Bij drie afdelingen wordt gestart met een pilot om vervolgens het competentiemanagement desgewenst in het gehele instituut in te voeren. Meertens Instituut
De afdeling Documentaire Informatieverzorging (div) van het Meertens Instituut is in 2001 samengevoegd met het stafbureau. De reden voor deze wijziging was de grote heterogeneniteit binnen deze afdeling met een verzameling van uiteenlopende functies die zich uitte in een onduidelijke rol en positie binnen het instituut. De samenvoeging heeft geresulteerd in een nieuwe afdeling Bureau Algemene Zaken. Deze afdeling zal worden geleid door een nieuw te benoemen hoofd Algemene Zaken. NIOD
In het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie is de reorganisatie afgerond met een (her)waardering van alle functies. Tevens is in het afgelopen jaar veel aandacht besteed aan het team dat het Srebrenica-onderzoek uitvoert. De grote tijdsdruk en de aandacht vanuit de politiek en media leggen grote druk op de onderzoekers en leiding van het instituut. Door gerichte ondersteuning door de p&o-adviseur en bedrijfsarts konden tijdig knelpunten worden gesignaleerd en opgelost.
94
Sociaal jaarverslag
Het personeel van de KNAW in getallen. Peildatum 31-12-2001. Instituut
Aantal pers.
Schalengroep
108,19
121
Rathenau Instituut 15,40
18
schaal 7 of lager schaal 8 t/m 11 schaal 12 en > schaal 7 of lager schaal 8 t/m 11 schaal 12 en > schaal 7 of lager schaal 8 t/m 11 schaal 12 en > schaal 7 of lager schaal 8 t/m 11 schaal 12 en > schaal 7 of lager schaal 8 t/m 11 schaal 12 en > schaal 7 of lager schaal 8 t/m 11 schaal 12 en > schaal 7 of lager schaal 8 t/m 11 schaal 12 en > schaal 7 of lager schaal 8 t/m 11 schaal 12 en> schaal 7 of lager schaal 8 t/m 11 schaal 12 en > schaal 7 of lager schaal 8 t/m 11 schaal 12 en > schaal 7 of lager schaal 8 t/m 11 schaal 12 en > schaal 7 of lager schaal 8 t/m 11 schaal 12 en > schaal 7 of lager schaal 8 t/m 11 schaal 12 en > schaal 7 of lager schaal 8 t/m 11 schaal 12 en > schaal 7 of lager schaal 8 t/m 11 schaal 12 en > schaal 7 of lager schaal 8 t/m 11 schaal 12 en > schaal 7 of lager schaal 8 t/m 11 schaal 12 en > schaal 7 of lager schaal 8 t/m 11 schaal 12 en >
Bureau knaw
Fte
niwi
107,53
135
chi
19,40
21
Meertens Instituut
43,97
63
iisg incl. neha
59,79
79
nias
14,86
21
cbs
44,18
50
115,48
124
nih
92,80
100
ioi
55,30
62
icin
54,73
58
nioo
182,25
200
niod
53,86
62
knhg
0
0
rsc
0
0
fa
0
0
kitlv
38,49
46
Totaal
1006,23
1160
Hubrecht Lab.
jonger dan 35 35 tot 50 jaar 50 jaar en ouder M
V
M
V
M
V
6 6 1 0 1 0 10 5 0 0 1 0 3 0 1 1 0 0 0 0 0 4 0 0 6 25 0 6 15 0 1 8 1 2 24 0 4 25 0 5 4 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 1 0
16 7 0 1 2 0 2 5 0 0 2 0 9 7 0 2 0 0 2 0 0 9 1 0 9 16 0 7 11 0 1 12 0 3 9 0 11 17 0 1 4 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 1 3 0
4 16 11 0 2 1 17 28 2 1 4 0 2 6 4 8 13 8 2 0 1 2 7 2 6 22 6 2 15 4 0 5 7 0 2 6 9 32 18 3 12 4 0 0 0 0 0 0 0 0 0 8 5 2
7 16 4 2 5 2 18 12 2 3 1 0 4 9 2 10 9 2 2 3 0 11 1 0 6 8 3 8 4 2 3 7 0 5 1 0 12 17 4 3 7 1 0 0 0 0 0 0 0 0 0 6 3 1
2 5 9 0 0 2 6 10 4 0 2 3 1 4 4 1 6 4 1 3 0 1 2 4 4 4 3 6 3 12 1 5 5 0 0 1 10 19 13 3 5 4 0 0 0 0 0 0 0 0 0 3 2 6
1 8 2 0 0 0 8 6 0 0 1 3 7 0 0 7 8 0 7 0 0 4 2 0 4 1 1 3 1 1 4 1 1 2 2 1 8 1 0 1 3 2 0 0 0 0 0 0 0 0 0 3 2 0
166
170
309
226
183
106
Het totaal aantal personeelsleden is 1186 exclusief personeel werkzaam bij knaw-onderdelen, doch met een dienstverband elders.
95
Arbeidsvoorwaarden en sociale zekerheid CAO Onderzoekinstellingen
Op 1 maart 2001 eindigde de cao voor de onderzoekinstellingen. Eind juni heeft de wvoi met de centrales een nieuw cao-akkoord op hoofdlijnen gesloten. Dit akkoord met een looptijd tot 1 juni 2002 bevatte de volgende punten: – De salarisverhogingen bedragen 4,1 procent per 1 maart 2001 en 1 procent per 1 maart 2002. – Er komt een structurele premiespaarregeling of eindejaarsuitkering voor 2001 van € 113,45 en voor 2002 van € 158,82. – Er worden persoonlijke ontwikkelingsplannen (pop´s) ingevoerd en de wvoi-instellingen gaan hun expertises op het terrein van loopbaanadvisering gezamenlijk inzetten. – Het onderzoek naar een ziektekostenstelsel dat beter inspeelt op fiscale faciliteiten ten opzichte van de huidige interim ziektekostenregeling, wordt voortgezet. – De wvoi gaat een eigen functiewaarderingssysteem ontwikkelen. – De regeling arbeidsvoorwaarden op maat (avom) wordt verder geoptimaliseerd. – Met buitenlandse onderzoekers boven schaal 15 kan een dienstverband worden aangegaan dat buiten de cao-oi blijft. – Er wordt een studiedag georganiseerd voor het verbeteren van de kwaliteit van het overleg binnen de wvoi. – Er wordt een regeling telewerken tot stand gebracht. Positie als werkgever
De positie van de overheid als werkgever op de arbeidsmarkt staat al enige jaren onder druk. Vanuit de centrale overheid is een commissie onder voorzitterschap van directeurgeneraal Van Rijn (SoZaW) ingesteld. Naar aanleiding van het advies zijn structureel extra middelen toegekend. Een deel van de toegekende middelen is bestemd om meer vrouwen in hogere functies te krijgen en voor het beter kunnen aantrekken van jonge onderzoekers. Het overige deel is bestemd voor het oplossen van arbeidsmarktknelpunten. De positie van de oio’s kwam in discussie door het nieuwe regime van de ww. Het probleem wordt gevormd door oio’s die met ontslag gaan maar niet tijdig hun proefschrift hebben afgerond. Het uszo staat op het standpunt dat een oio de periode van een werkloosheidsuitkering niet mag gebruiken om de promotie af te ronden. De centrales hebben gewezen op het extra werk dat oio’s vaak tijdens hun promotie krijgen opgedragen. Zij hebben daarom gepleit voor een verlenging van de aanstelling. wvoi en centrales hebben afspraken gemaakt om het ergste leed te verzachten. Om dergelijke problemen in de toekomst te voorkomen heeft de knaw een aantal maatregelen ontwikkeld, gericht op verbetering van de werkplanning en de begeleiding. In dit verslagjaar zijn, voor het eerst sinds de decentralisatie vanuit ocenw, voor de onderzoekinstellingen eigen regelingen overeengekomen voor uitkeringen bij onvrijwillige werkloosheid. Bij deze regelingen wordt onderscheid gemaakt tussen wettelijke en bovenwettelijke uitkeringen. Het ministerie van ocenw staat de eerste twee jaar (2001 en 2002) garant voor de uitvoeringskosten. WVOI-project werkdruk
Voor het project werkdruk is een aantal pilots uitgevoerd bij afdelingen van de kb, het nidi en het nwo-bureau. Het doel is het meten van de beleving van de werkdruk en het ontwikkelen van instrumenten voor de beheersing van de werkdruk. Het project wordt
96
Sociaal jaarverslag
gesubsidieerd door de stichting Sofokles. De wvoi overlegtafel heeft ingestemd met het reserveren van gelden voor de training van personeelsfunctionarissen en leidinggevenden voor de invoering van Persoonlijke Ontwikkelings Plannen (pop) en het ontwerpen van plannen voor Management Development. De sociale partners in de sectoren van het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek hebben met de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid een arboconvenant afgesloten voor een gerichte aanpak van ziekteverzuim en psychische werkbelasting. Bij vijf werkgevers zijn pilots voor ziekteverzuimbeleid gestart: twee universiteiten, twee hbo-instellingen en fom. In de pilots ligt het accent op de registratie en analyse van het verzuim, waarmee tevens wordt ingespeeld op de grotere registratieplicht die het toekomstige Poortwachtermodel voor de wao voorschrijft. De ervaringen van de pilots worden uitgewisseld met de andere werkgevers.Voor het bereiken van de kwantitatieve doelstellingen van het convenant moet een werkdrukonderzoek plaatsvinden. Er is een gezamenlijk arboservicepunt ingericht voor ontwikkeling, onderzoek en advies. WVOI-project doorstroom vrouwen naar hogere functies
Voor het eerder gestarte project doorstroom vrouwen naar hogere functies is een pilot opgezet, waarvoor uiteindelijk zes kandidaten zijn geselecteerd. Het project is gericht op vrouwen in de schalen 11 tot en met 13 die zich in het management willen ontwikkelen. Het project bestaat uit een individueel ontwikkelingsassessment voor de ontwikkeling van een aantal competenties door begeleiding, trainingen en een zwaar praktijkproject van
Hij geniet wellicht meer faam in de VS en bij het grote publiek dan in de Nederlandse wetenschap. Paleontoloog Jan Smit ontving met de benoeming tot KNAW-lid het eerste ‘echte’ Nederlandse blijk van erkenning. De prestigieuze Mary Clark Thompson-medaille van de Amerikaanse National Academy of Sciences had hij toen al twee jaar op zak. En op www.dinosaurus.net prijkt een Amerikaans portret van Smit, universitair onderzoeker aan de VU, met de ondertitel ‘de beroemdste Nederlandse paleontoloog ooit?’ ‘Ik houd me bezig met de relatie tussen meteorieteninslagen en het uitsterven en de evolutie van het leven op aarde. In Nederland is dat een klein specialistisch onderwerp en ben ik daarmee bijna een eenling. In de VS gaat er op dit moment veel geld naar astrobiologie, de relatie tussen de omgeving en het leven op aarde, waar mijn onderwerp ook in past. Ik heb net op een congres
gesproken waar onder meer meteorieten als mogelijke bouwstenen van het leven centraal stonden. Er zijn vele theorieën op dat gebied, maar helaas weinig feiten. Mijn verhaal had juist betrekking op een meteoriet die aantoonbaar voor extinctie van leven heeft gezorgd.’ Smit dankt zijn autoriteit aan de bewijsvoering voor de theorie dat het uitsterven van dinosauriërs en andere levensvormen op de grens tussen Krijt en Tertiair (65 miljoen jaar geleden) terug te voeren is op een meteorieteninslag. Veel van dat werk deed hij in Midden-Amerika. Hij bestudeerde er ook de – inmiddels allang opgevulde – krater en de sporen van vloedgolven die de inslag teweegbracht. Afgelopen zomer reisde hij naar Australië om de sporen van vloed-golven ter plekke met die in MiddenAmerika te vergelijken. ‘Dat bleek minder interessant, maar ik beleefde er wel een soort serendipiteit. Ik ontdekte oude sedi-
Nieuw bij de Afdeling Natuurkunde
Jan Smit: ‘Op zo’n moment tref je een wereld aan die zo anders is dan wat je gewend bent’
menten in een bekken van 2,5 miljard jaar oud. Ze waren zo mooi ritmisch gelaagd, alleen gestuurd door klimaatsverschillen, en niet verstoord door dieren. Op zo’n moment tref je een wereld aan die zo anders is dan wat je gewend bent. Ook in het ‘Phanerozoicum’, tot 545 miljoen jaar geleden, is het patroon van eten en gegeten worden allesoverheersend. Maar daarvóór lijkt de aarde een andere planeet. ‘De onderzoeksvragen die ik uit dat veldwerk destilleerde, luiden: wat stuurde de ritmes van de sedimenten? Hoe lang duurden die ritmes: jaren, tientallen jaren, eeuwen? Hadden de zonnevlekken toentertijd misschien een ander ritme? Ik sprak er bij de KNAW over met astronoom Van den
Heuvel, die het een interessante hypothese vond, de moeite waard om te onderzoeken.’ Behalve om zijn Nederlandse netwerk uit te breiden, wil Jan Smit zijn lidmaatschap ook gebruiken om het Nederlandse beoordelingscircuit ter discussie te stellen. ‘Er zijn al veel van mijn voorstellen afgewezen. Iedereen beoordeelt elkaars voorstellen, heeft zijn eigen belangen, en is dus niet objectief. En er is te weinig geld. Alle plannen rond onderzoekscholen slurpen het geld op. Bij de laatste open ronde van NWO voor aardwetenschappen werden er twaalf voorstellen als excellent aangemerkt. Slechts één is gehonoreerd. Daar ga je dus geen voorstellen meer voor schrijven.’
97
drie tot vijf maanden. Naar verwachting worden dergelijke trajecten tevens opgezet voor mannen. Ook is een zogenaamde gender-audit uitgevoerd om de verdeling van vrouwen en mannen in de onderzoekinstellingen in beeld te brengen. Zoals bekend is met name in de functies vanaf schaal 12 en hoger sprake van een ondervertegenwoordiging van vrouwen. De instellingen werken in 2002 de aanbevelingen uit voor de eigen situatie. In november hebben werkgevers en werknemersorganisaties gesproken over verbetering van het overleg tussen de partners. De werkgevers streven er naar op lange termijn het overleg op werkgeversniveau over te laten aan de ondernemingsraden. Er is een rapportage met aanbevelingen voor de cao-tafel opgesteld. De wvoi heeft twee cursussen ontwikkeld voor personeelsfunctionarissen bij de onderzoekinstellingen. De cursus Sociale Zekerheid werd door het abp verzorgd. In de cursus rechtspositie werd specifiek ingegaan op de cao van de onderzoekinstellingen. Deze laatste is door de juristen binnen de wvoi opgezet in samenwerking met een extern bureau. Het voorzitterschap van de wvoi rouleert tussen de instellingen. De afgelopen twee jaar is de knaw voorzitter geweest. Omdat kb en nidi van deze taak hebben afgezien, zal nwo de komende twee jaar deze rol vervullen. Het secretariaat zal niet meer rouleren. Overwogen is of de wvoi baat heeft bij het lidmaatschap van de Algemene Werkgeversvereniging Nederland (awvn), maar daar is door de hoge kosten van afgezien. Decentrale arbeidsvoorwaarden
In het lokaal overleg met de bonden heeft de knaw overeenstemming bereikt over de besteding van de decentrale arbeidsvoorwaardengelden voor 2002 en later. Voor de voorzieningen als kinderopvang en premiespaarregeling zijn voor een periode van vier jaar middelen beschikbaar gesteld. Over andere projecten zijn afspraken met een looptijd van twee jaar gemaakt. Het budget voor loopbaanoriëntatie is uitgebreid met de mogelijkheid van het opstellen van persoonlijk ontwikkelingsplannen (pop) en scholing voor het vergroten van de inzetbaarheid in de eigen organisatie dan wel elders. De uitvoering van dit onderwerp moet nog worden uitgewerkt. De training persoonlijke effectiviteit wordt in overleg met de or-knaw een vast onderdeel van de faciliteiten. Er is een aanzienlijke vooruitgang geboekt met het in kaart brengen en ontsluiten van interne regelgeving binnen de knaw en die van de cao. Na het schonen en actualiseren worden de regelingen voorjaar 2002 in een handzaam boekje uitgegeven voor beheerders en p&o-medewerkers en voor alle medewerkers via intranet van de knaw beschikbaar gesteld. Aan het begin van het verslagjaar zijn op brede schaal middelen ter beschikking gesteld voor opleiding en ontwikkeling. De instituten konden aanspraak maken op een bedrag (gemiddeld ƒ 40 000) om een impuls te geven aan het eigen opleidingsbeleid. Voorwaarde voor de toekenning is dat het instituut hetzelfde bedrag beschikbaar stelt. De regeling loopt tot 2003. Inmiddels hebben twee instituten er van gebruik gemaakt. Daarnaast kreeg elke medewerker de mogelijkheid te beschikken over een bedrag van ƒ 1000 te besteden aan doelen voor het werk of de loopbaan, zoals een bijdrage voor een pc of internetaansluiting, lidmaatschap van een beroepsvereniging, vakliteratuur, opleidingen of cursussen. Van ruim 100 medewerkers zijn de aanvragen gehonoreerd. De looptijd van deze regeling is eveneens tot 2003.
98
Sociaal jaarverslag
Informatievoorziening
Interne en externe communicatie
In het verslagjaar was er veel media-aandacht voor de jaarrede van de president van de knaw, R.S.Reneman, waarin hij betoogde dat wetenschap de drijfveer dient te zijn in het universitair onderwijs (mei), voor de uitreiking van de Van Walreeprijs aan dermatoloog Jannes van Everdingen en gynaecoloog Gunilla Kleiverda (juni), de uitreiking van de Dr. Hendrik Mullerprijs aan godsdienstsocioloog Peter van der Veer (september), het Van ’t Hoff symposium (oktober), de tweede Avond van Wetenschap en Maatschappij (oktober) en de notitie over Wetenschappelijke integriteit (november). Het advies van de Akademie aan de minister van ocenw over Primaten voor biomedisch onderzoek (maart) werd in de publiciteit artikelen over het Primatencentrum bprc te Rijswijk veelvuldig aangehaald. Voorlichtingsprojecten Jota/werkstuknetwerk.nl
De knaw werkt samen met documentairemaker Jan Vink (Science Productions) voor het inhoudelijk vullen van dertig televisieprogramma’s over wetenschap en wetenschappelijke onderzoekers. Jan Vink werkt in opdracht van Teleac/not. Het gaat om het wetenschapsprogramma jota dat al in het huidige televisieseizoen is gestart. De nieuwe serie die vanaf september 2002 tot en met voorjaar 2003 zal worden uitgezonden richt zich met name op jongeren, leeftijdscategorie 16 jaar en ouder, door middel van interviews met jonge wetenschappers die enthousiast over hun onderzoek vertellen. De nieuwe programmareeks wordt gesponsord vanuit de private fondsen van de knaw. In het verslagjaar is een tweede project voorbereid om de doelgroep ‘vwo-scholier’ beter te kunnen bereiken. De onderwerpen die voorkomen in de serie jota lenen zich uitstekend voor het maken van profielwerkstukken. Met United Knowledge worden de mogelijkheden verkend voor een gezamenlijk project rond de site www.werkstuknetwerk.nl die United Knowledge beheert. Het project jota/werkstuknetwerk.nl moet resulteren in werkstukpakketten die leerlingen en docenten uitdagen op school actief aan de slag te gaan met de onderzoeksthema’s die worden gepresenteerd in het televisieprogramma. Website KNAW
De Akademie heeft de afgelopen jaren een vrij omvangrijke website opgebouwd met links naar de Akademie-instituten en de subsites van raden en commissies. Deze site is aan een opknapbeurt toe zowel wat informatie-aanbod als uiterlijk en techniek betreft. Eind vorig jaar is het project ‘Internet 2002 knaw’gestart. Het doel is de knaw-site om te bouwen tot een netwerk van dynamische, ‘database- gestuurde’sites. Daarnaast zullen de mogelijkheden worden geïnventariseerd rond het Intranet en Infonet van de knaw.
99
Avond van de Wetenschap en Maatschappij
In oktober vond de tweede Avond van Wetenschap en Maatschappij plaats in de Ridderzaal te Den Haag. Ruim honderd prominenten uit bedrijfsleven, kunst, media, politiek en sport bespraken deze avond met ruim honderd Nederlandse wetenschappers uitdagingen waar wetenschap en maatschappij in Nederland voor staan. Het thema van dit jaar was ‘Jong talent voor de wetenschap’. De initiatiefnemers, waaronder de Prins van Oranje, F.W. Huibregtsen en R.S. Reneman willen meer erkenning van het belang van de wetenschap en wetenschapsboefenaren stimuleren een actievere rol in maatschappelijke discussies te spelen. In 2002 zal de Avond opnieuw worden georganiseerd. Wetenschap & TechniekWeek
In 2001 was de knaw opnieuw een van de hoofdsponsors van de Wetenschap & TechniekWeek. De Week georganiseerd door de Stichting Wetenschap en Techniek Nederland (Weten), is een publieksmanifestatie bedoeld om jong en oud te laten kennismaken met wetenschap en techniek. In oktober 2001 vond de Week voor zestiende keer plaats. Het thema was ‘Voeding’. Een aantal instituten van de knaw organiseerde open dagen en lezingen tijdens de Week. Uitgeverij Edita
De website van de Akademie werd uitgebreid met enkele subsites voor programma’s en organisaties die bij de Akademie zijn ondergebracht. De gehele website werd overgebracht naar een eigen server en het technisch beheer, dat in handen is van Edita, werd verbeterd, onder andere door het gebruik van databases voor het bijhouden van informatie. In het kader van het project tot herziening van de website dat in 2001 gestart is zullen meer onderdelen worden gestructureerd als dynamische pagina’s, om het beheer van de informatie te vergemakkelijken. Per 1 oktober werd de elektronische versie van Iconclass door de Universiteit van Utrecht overgedragen aan de Akademie. Edita en niwi zijn gezamenlijk verantwoordelijk voor het beheer en de exploitatie van dit iconografisch classificatiesysteem. Diverse vertalingen van het systeem zijn door de Universiteit van Utrecht in samenwerking met partnerinstellingen in diverse landen in gang gezet. Het vertaalproject, waarvoor een subsidie van het Getty Grant Program beschikbaar is, zal de komende twee jaar worden afgerond. Daardoor zal het mogelijk worden beschrijvingen die gebruik maken van Iconclass notaties in verschillende talen te doorzoeken. Ter gelegenheid van de viering van de toekenning van de eerste Nobelprijs voor de chemie aan J.H. van ‘t Hoff in 1901 verscheen in oktober Chemie achter de dijken – uitvindingen en uitvinders in de eeuw na Van ’t Hoff, een initiatief van de Van ’t Hoff Commissie-knaw, gerealiseerd door Edita in samenwerking met de Koninklijke Nederlandse Chemische Vereniging. Het boek is gericht op een algemeen publiek, met name op scholieren, en presenteert op een toegankelijke wijze meer dan 70 belangrijke Nederlandse vindingen in de chemie. Via diverse partners en sponsoren en directe verkoop zijn inmiddels duizenden exemplaren van het boek verspreid. Het driedelig werk The Stained-Glass Windows in the Sint Janskerk at Gouda werd voltooid met de publicatie van The Works of Dirck and Wouter Crabeth, door Xander van Eck, Christiane E. Coebergh-Surie en Andrea C. Gasten. De uitgebreide biografie van Rudolf Magnus geschreven door zijn zoon Otto verscheen onder de titel Rudolf Magnus. Physiologist and Pharmacologist (1873-1927), als co-publicatie met Wolters Kluwer Academic.
100
Informatievoorziening
Documentaire Informatievoorziening
In 2001 is verder gewerkt aan het project Akademis (de database met gegevens van personen, leden en commissieleden en aanverwante organisaties). Het project is in het najaar 2000 technisch opgeleverd. Daarna is hard gewerkt aan de conversie en invoer van data. Akademis is uitgebreid met een module documentregistratie ten behoeve van de centrale document registratie. Deze module zal in 2002 in gebruik worden genomen. Het gebruik van Akademis ondervond enige stagnatie tengevolge van de invoering van Word als nieuw teksverwerkingsprogramma voor het Bureau knaw. Opschoning en herordening van het statisch archief (vanaf 1945) en het opstellen van bewaartermijnen wordt nu door een vaste voltijdkracht structureel uitgevoerd. Er is overleg gepleegd met het Rijksarchief Noord-Holland over de planning van de overdracht. In het postregistratiesysteem zijn 4239 inkomende en 3901 uitgaande correspondentiestukken geregistreerd. In 2001 zijn door de centrale postkamer 117 869 stukken verstuurd. Automatisering
Er is een groeiend besef van de strategische betekenis van ict voor de onderzoekorganisatie. Het bestuur heeft een stuurgroep Digitalisering en een werkgroep ictaan het werk gezet met enerzijds het doel een beter inzicht in de huidige inzet van ict ten behoeve van het onderzoek te krijgen en anderzijds te inventariseren op welke terreinen er behoefte bestaat aan centrale ondersteuning danwel sturing. Onderdeel van het werk van de werkgroep ict was een verkenning van de beschikbare ict-infrastructuur. Vanuit de instituten is met grote inzet meegewerkt aan deze projecten. Conclusies en formulering van de verdeling van centrale en decentrale taken op het gebied van ict worden begin 2002 uitgewerkt. Voorlopige uitkomsten geven aan dat er grote verschillen bestaan in niveau van ambitie en behoefte aan ict-ondersteuning bij de uiteenlopende instituten. Verder is het duidelijk dat de voortschrijdende ontwikkeling van de Webtechnologie ook organisatieverandering tot gevolg zal hebben. Met name de kleinere instituten hebben behoefte aan meer ondersteuning op het gebied van ict, terwijl bij vrijwel alle instituten de behoefte aan standaardisatie gevoeld wordt (vooral met het oogmerk meer gezamenlijke expertise te ontwikkelen). Verder is een aanvang gemaakt met het opwaarderen van de bandbreedte van de internetaansluitingen van de instituten en het Bureau knaw. Totnogtoe hebben de instituten nog geen deel kunnen nemen in het GigaPort-project van Surfnet omdat de kosten hiervan door de grote geografische spreiding van de relatief kleine instituten disproportioneel hoog zouden worden (circa twee procent van de begroting), terwijl deels de lokale infrastructuur (nog) niet geschikt is voor het benutten van deze hoge bandbreedtes. Voor de komende jaren wordt een groei van het gebruik van internet en internet-technologieën voorzien waarbij meer dan voorheen aandacht zal zijn voor het gebruik van ‘open’ standaarden zoals xml voor zowel onderzoeksdoeleinden als uitwisselings- en publicatietechnieken.
101
Bijlagen Wetenschappelijke voordrachten Afdelingsvergaderingen Letterkunde 8 januari 2001 Lezing door L.P. Louwe Kooijmans over Een kwestie van droog of nat; Twee mesolithische woonplaatsen, opgegraven in de Betuweroute, hun informatie en interpretatie. Korte voordracht door P.J.D. Drenth over De ontwikkelingen rondom het bachelor/master model. 12 februari 2001 Lezing door F.J.C. Willekens over De biografische methode in de studie van maatschappelijke verandering. Korte voordracht door W.J.M. Levelt over Perspectief in de talige weergave van ruimte 12 maart 2001 Lezing door F.J. van Ingen over Echo, een literair fenomeen in de 17e eeuw. Korte voordracht door H.W. van Os, ter inleiding op het tentoonstellingsbezoek De weg naar de hemel, reliekverering in de Middeleeuwen, Nieuwe Kerk te Amsterdam 9 april 2001 Lezing door A. van de Beek over Het beloofde land - Wie betaalt het cadeau?; Israël tussen de volken van het MiddenOosten. 14 mei 2001 Korte voordracht door C.J. Ruijgh over De godin Moeder Aarde in de Lineair B tabletten uit Thebe (± 1200 v.C.). Lezing door R.J.L. Lesthaeghe, buitenlands lid, over De voorwaarden voor innovaties inzake demografisch gedrag: algemeen model en illustraties. 11 juni 2001 Lezing door C.J. Lammers over Nederland als bezettende mogendheid.1648-2001 Korte voordracht door mw. M.E.H.N. Mout over Erasmus levensgroot. De uitgave van de Opera Omnia Erasmi. 10 september 2001 Lezing door H.C.F. Schoordijk over De privaatrechtelijke rechtscultuur in de 20e eeuw. 8 oktober 2001 Lezing door T. Koopmans over Rechter en politiek in de Verenigde Staten. Laureaat Dr. Hendrik Muller Prijs, P.T. van der Veer over Nederland en de Islam. 12 november 2001
Lezing door E.R.M. Taverne over Ein Blick auf den sozialistischen Hinterhof. Korte voordracht door P.J. van Kessel over Oorlog en wetenschap: de strijd om Duitse bibliotheken in Rome. 10 december 2001 Lezing door M.H. van IJzendoorn over Drie Generaties Holocaust? Korte voordracht door A.D. Leeman over Hoe gebaarde de Romeinse redenaar?
Afdelingsvergaderingen Natuurkunde 29 januari 2001 Themabijeenkomst van de beide Afdelingen over Arbeid in beweging. Sprekers: prof. dr. P. de Rooy, Universiteit van Amsterdam, over Werken aan arbeid: over de verandering van het begrip arbeid en de daaraan gehechte betekenis in de moderne geschiedenis, prof. dr. B. Kee, Vrije Universiteit Amsterdam, over Geeft het begrip arbeid nog inzicht?, prof. dr. ir. H.W. Lintsen, Technische Universiteit Delft en Technische Universiteit Eindhoven, over Ingenieurs en arbeid: een geschiedenis van efficiency, beheersing en een beetje betrokkenheid, prof. dr. B. Nooteboom, Erasmus Universiteit Rotterdam, over Stabiliteit en verandering in arbeid en organisatie en prof. dr. J.H.T.H. Andriessen, Technische Universiteit Delft, over Arbeid, techniek, behoeften en competenties. 26 februari 2001 R.D. Levine, lid van de Israel Academy of Sciences and Humanities, over Does air burn? en G.A. Sawatzky over New horizons in resonant soft x ray scattering on complex solids and macromolecules. 26 maart 2001 A.J. Berkhout over De rol van kennis in innovatie, H. Hooghiemstra over Instabiliteit van het klimaat: het paleo-ecologisch archief en J.W. Verhoeven over Intramoleculair elektron-transport via covalente en niet covalente paden. 23 april 2001 E.J. Ruitenberg over Leishmania infecties: De lange weg van immunologische modellen naar beheersingsstrategieën.
24 september 2001 A.S. Troelstra over Honderd jaar keuzenrijen en A. van Kammen over Verspreiding van virussen in planten. 29 oktober 2001 J.F.G. Vliegenthart over Endogene cannabinoïden: structuur en eigenschappen en D.C. Schram over Plasma’s, fysica bij nader inzien. 26 november 2001 H. de Waard over Het Land Effect (met demonstraties) en mevrouw E.F. van Dishoeck over Op zoek naar de bouwstenen van planeten. Laureaat Beijerinck Virologie Medaille Robin A. Weiss over: Retroviruses: family heirlooms and new acquisitions. 17 december 2001 J.W.M. Osse over Vislarven: structuur-functie relaties tijdens de groei en L.A. Peletier over Fronten, pulsen en periodieke patronen beschreven door hogere orde modelvergelijkingen.
Akademie-Colloquia Akademie Colloquium ‘The control of Cognitive processing’ georganiseerd door K.R. Ridderinkhof van 30 mei-2 juni 2001 Akademie Colloquium ‘Solidarity between the sexes and the generations: transformations in Europe’ georganiseerd door mw. T. Knijn en mw. A. Komter van 28 - 29 juni 2001 Akademie colloquium ‘Hands on meeting in modeling immune systems’ georganiseerd door R.J. de Boer van 19-22 september 2001 Akademie Colloquium ‘Electron Tomography’ georganiseerd door A.J. Koster van 17-20 oktober 2001 Akademie Colloquium ‘Harmonisation and harmonising measures in criminal law’ georganiseerd door Th. de Roos van 13-14 december 2001
28 mei 2001 J.J. Sixma over: De rol van de wetenschap bij de bepaling van het overheidsbeleid. 18 juni 2001 J.H. van der Waals over Gashydraten: van wetenschappelijke curiositeit tot potentiële energiebron? en J.A. Tjon over Kern materie en haar effectieve dynamische vrijheidsgraden.
103
Erkenning onderzoekscholen De Erkenningscommissie Onderzoekscholen (ecos) beslist krachtens het vastgestelde protocol over verzoeken van universiteiten tot erkenning van onderzoekscholen. De Commissie bestaat uit negen personen, te weten een voorzitter, een vice-voorzitter en zeven andere leden. Deze zeven leden zijn de voorzitters van de zeven sub-commissies die de Commissie adviseren bij het beoordelen van de aanvragen. Alle commissieleden en sub-commissieleden worden door het bestuur van de knaw benoemd voor een periode van vier jaar en zijn éénmaal hernoembaar. Tijdens de beoordelingsronde 2001 was de samenstelling van de ecos en haar subcommissies als volgt:
Uitgebrachte achtergrondstudies commentaren en rapporten KNAW
algemeen
– Wetenschappelijk Ruimte-onderzoek. Gezamenlijk advies van knaw en nwo, januari 2001 – Bestrijding van mond- en klauwzeer – ‘Stamping out’ of gebruik maken van wetenschappelijk onderzoek?, januari 2001 – Kwaliteit verplicht. Naar een nieuw stelsel van kwaliteitszorg voor het wetenschappelijk onderzoek. Rapport van de werkgroep Kwaliteitszorg Wetenschappelijk Onderzoek en standpuntbepaling KNAW, NWO en VSNU. Gezamenlijke uitgave van knaw, nwo en vsnu, februari 2001 – Reactie op de notitie Naar een open Hoger Erkenningscommissie Onderzoekscholen Onderwijs van de minister van ocenw in Voorzitter: J.A. Michon, vice voorzitter: verband met de invoering van de bachelorA. Verruijt masterstructuur, februari 2001 Sub-commissies – Primaten voor Biomedisch onderzoek. Sub-commissie Geesteswetenschapppen (gw) Beantwoording adviesaanvraag d.d. 8 Voorzitter: A. van de Beek december 2000 minister OCenW, april 2001 Leden: H. Bennis, J.L. van Zanden, – Microgewichtonderzoek. Gezamenlijk W.L. Idema, A.G.B. ter Meulen. advies knaw en nwo, mei 2001 Sub-commissie Maatschappij- en Gedragswe- – Investeren in kennis. Gezamenlijk manifest van vno-ncw, knaw, nwo, vsnu en tno, tenschappen (mag) oktober 2001 Voorzitter: J. Gierveld Leden: E. van Avermaet, E.E.C. van Damme, – Notitie Wetenschappelijke Integriteit. Over de normen van wetenschappelijk onderzoek D.W.F. Verkade, J. van Doorne-Huiskes en een Landelijk Orgaan voor WetenschappeSub-commissie Exacte Wetenschappen (ew) lijke Integriteit. Gezamenlijke uitgave van Voorzitter: E. Drent Leden: H.J. Habing, P.J. Zandbergen, G. van knaw, nwo en vsnu, november 2001 Middelkoop, C.G. Kruse Afdeling Letterkunde Commissie IGBP/WCR en HDP-commissie Sub-commissie Biologische-, Sociaal-Wetenschappelijke Raad Oceanografische- en Aardwetenschappen – Notitie Toekomstig Global Change Onder(boa) zoek in Nederland, december 2001 Voorzitter: J.H. Koeman HDP-commissie Sociaal-Wetenschappelijke Leden: J. Ridder, S.B.J. Menken, W. van Raad Delden, J.W. de Leeuw Sub-commissie Medische Wetenschappen (mw) Voorzitter: S.W.J. Lamberts Leden: R. Casteels, J.A. Knottnerus, C.J.M. Melief, G.B. Snow, A.M. Kruisbeek, B. Löwenberg Sub-commissie Technische Wetenschappen (tw) Voorzitter: G.J.F. van Heijst Leden: J.A. Wesselingh, S. Middelhoek, B.M. Spee Sub-commissie Landbouwwetenschappen (lw) Voorzitter: J.W.M. Osse Leden: S. Bruin, A.H. Eenink, F. de Vree, J.M. van Groenendael De voorzitters van de sub-commissies zijn lid van de Erkenningscommissie Onderzoekscholen.
104
Bijlagen
– Kaleidoscopic view on social scientific global change research in the Netherlands, augustus 2001 Afdeling Natuurkunde Commissie IGBP/WCR en HDP-commissie Sociaal-Wetenschappelijke Raad – Notitie over Toekomstig Global Change Onderzoek in Nederland, december 2001 Biologische Raad – Biologie: een vitaal belang. Strategische visie op de universitaire biologie in Nederland, april 2001 Raad voor Natuur- en Sterrenkunde – Rapportage werkgroep voorstudie verkenning fysica en levensprocessen, juni 2001 Raad voor Medische Wetenschappen – Naar optimale voorwaarden voor wetenschappelijk onderzoek in universitair medische centra, september 2001
– The societal impact of applied health research: towards a quality assessment system. Rapport van de subcommissie Gezondheidsonderzoek, december 2001 – Briefadvies aan de minister van vws inzake eu-richtlijnen Good Clincal Practice, januari 2001 – Briefadvies aan Europees Parlement inzake Report on the ethical, legal, economic and social implications of human genetics, november 2001 – Briefadvies aan de ministers van ocenw en vws inzake opleidingsplaatsen voor artsen, december 2001 Commissie Dierproeven, Transgenese en Biotechnologie – Antwoord op het verzoek van de minister van vws om een overzicht van het onderzoek met transgene dieren voor medische doeleinden, augustus 2001 Raad voor Aarde en Klimaat – Startnotitie Verkenning Biogeologie, rapport Werkgroep Voorstudie Verkenning Biogeologie, september 2001 – Beschrijving van het fundamenteel hydrologisch onderzoek, augustus 2001
Publicaties Publicaties van de Akademie in zijn geheel Jaarverslag 2000, Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen Jaarboek 2002 Levensberichten en herdenkingen 2002 – Johan Christiaan Boogman, Herdenking door H.W. von der Dunk – Lars Ernster, Levensbericht door E.C. Slater – Piet Eykhoff, Levensbericht door A.J.W. van den Boom en H.L. Hagedoorn – Hendrik Christoffel van de Hulst, Levensbericht door H.J. Habing – Wybren de Jong, Levensbericht door D. de Wied en F.P. Nijkamp – Heiko Augustinus Obeman, Herdenking door G.H.M. Posthumus Meyjes – Abraham Pais, Levensbericht door M. Veltman – Dirk Polder, Levensbericht door Q.H.F. Vrehen – Josef Vincenc Polišenský, Herdenking door M.E.H.N. Mout – Andries Querido, Levensbericht door E. Mandema – Cornelis Reedijk, Herdenking door P.J. Buijnsters – Willem Paul de Roever, Levensbericht door E. den Tex en H.J. Zwart – Folkert de Roos, Herdenking door M.M.G. Fase
– Claude Elwood Shannon, Levensbericht door K.A. Schouhamer Immink – Dirk Jan Struik, Levensbericht door G. Alberts en W.T. van Est – Henri Theil, Herdenking door J.S. Cramer - Victor Westhoff, Levensbericht door M.J.A. Werger en H.F. Linskens – Adam Simon van der Woude, Herdenking door E. Noort
– Zwemmer, J.W., De dood als belastbaar feit, mln64:2 – Schenkeveld-van der Dussen, M.A., De geheimen van het vrouwelijk hart, Nederlandse vrouwelijke auteurs over de liefde in lyriek en roman (1600-1840) mln64:3 – Hondius, E.H., Nieuwe methoden van privaatrechtelijke rechtsvinding en rechtsvorming in een verenigd Europa, mln64:4
E.P. Meijering, J.J. Sixema, A.S. Troelstra, J.F.G. Vliegenthart, E.F. van Dishoeck
Verslag van de Verenigde Vergadering van de beide Afdelingen der Akademie, Op 8 mei 2000
Verhandelingen Letterkunde nieuwe reeks
Overige Publicaties – Algra, K., Epicurus en de zon, Wiskunde en fysica bij een Hellenistisch filosoof sag5 Bekkum, H. van, Reedijk, J. (red.), Rozendaal, S. (eindred.), Chemie achter de dijken, Uitvindingen en uitvinders in de eeuw na Van ’t Hoff brchemie – Damsteegt, B.C., Nieuwe spiegel der zeevaart., Beknopte historische atlas van de Europese kusten met de oude Nederlandse namen cvzg8 – Joosse, J. (red.), Biologie en psychologie: naar vruchtbare kruisbestuivingen, ThR2 – Magnus, Otto; ed. by Louis M. Schoonhoven, Rudolf Magnus;Physiologist and Pharmacologist (1873-1927), A Biography by Otto Magnus brmagnus – McGregor, Stuart, The formation of modern Hindi as demonstrated in early ‘Hindi’ dictionaries gl9
Akademie Nieuws, Nieuwsbrief over de Akademie en de Akademie-instituten, veertiende jaargang, nummer 60-64 Vereniging van Akademie-onderzoekers, Over de grenzen van het weten, Jaarboek 2000. Vereniging van Akademie-onderzoekers Rijzende sterren, Om de kwaliteit van de onderzoekersopleiding Reneman, R.S., Hoe wetenschappelijk is de universiteit?, Jaarrede van de president van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen uitgesproken op 28 mei 2001 Publicaties Afdeling Letterkunde Mededelingen, jaargang 64, nummer 1-4 – Hillenaar, H.G.C., Enkele opmerkingen bij de Oedipusmythe, voor en na Freud, mln64:1
‘U zult begrijpen dat ik als neerlandicus geen voorstander ben van Engelstalige masters. Geschie-denis, filosofie, kunstgeschiedenis, het zijn gecompliceerde disciplines die met een rijke woordenschat weergegeven moeten worden, niet in een geleende taal. En de ‘verdomming’ van onze taal is slecht voor de cultuur.’ Neerlandicus en literatuurwetenschapper Dick van Halsema (….) waarschuwt in stevige taal voor de teloorgang van het Nederlands. ‘Op de middelbare school is de Nederlandse letterkunde opgelost in een algemeen soort literatuur. En in de naamgeving van de universitaire neerlandistiek is het element ‘letterkunde’ onzichtbaar gemaakt; ‘taal en letterkunde’ is door de minister veranderd in ‘taal en cultuur’, een vage en dommelige term. Het lijkt een cosmetische verandering, maar dat is het niet. Die naamsverandering gaat zich verbinden met de neiging over-
– Dijk, S. van, Gemert, L. van, Ottway, S. (eds), Writing the History of Women’s Writing, Towards an International Approach vln182 – Everaerd, W., Laan, E., Both, S. (eds), Sexual Appetite, Desire and Motivation, Energetics of the Sexual System vln184 – Gommans, J., Leider, J. (eds), The Maritime Frontier of Burma, Exploring Political, Cultural and Commercial Interaction in the Indian Ocean World, 1200-1800 vln185 Publicaties Afdeling Natuurkunde – Indagationes Mathematiae, New Series, Volume 12, nummer 1-4 – Verslag van de gewone vergadering van de Afdeling Natuurkunde, vol.110, nummer 1-9, waarin opgenomen de wetenschappelijke voordrachten van: H. Hooghiemstra, J.W. Verhoeven, A.J. Berkhout, E.J. Ruitenberg,
matig veel aandacht aan de context van literatuur te besteden. De training in het scherpe lezen is daardoor aan het verdwijnen.’ Ook in het universitaire onderzoek heeft de neerlandicus het niet gemakkelijk. ‘De letterkundige neerlandistiek matcht niet erg goed met de officiële
Verhandelingen Tweede Reeks – Heide, A. van der, Onwuteaka-Philipsen, B. Emanuel, E.J. Maas, P.J. van der, Wal, G. van der (eds), Clinical and Epidemiological Aspects of End- of-Life Decision-Making, vnt102
nemen me al in beslag sinds mijn afstuderen. De poëzie en literaire constellaties tussen 1880 en 1940, in een combinatie van tekstanalyse en literair-historische vraagstellingen. Daar kan ik nog decennia mee door.’ ‘Afgelopen jaar heb ik genoten van Léon Hanssens tweedelige Ter Braak-biografie. Het is een
Dick van Halsema:‘Maar is het niet het spannendst om een rijke biografie van een muizenleven te schrijven?’ wetenschapspolitiek. Individueel onderzoek is passé. De voorttobbende enkeling zal het straks bij gebrek aan zuur-stof op moeten geven.’ Zo ver is het bij Van Halsema zelf, specialist in de Nederlandse dichtkunst tussen 1880 en 1940, nog lang niet. ‘Ik ben een buffel van de oude soort. De onderwerpen waar ik nu mee bezig ben,
Nieuw bij de Afdeling Letterkunde
ongelooflijk mooi voorbeeld van multi-disciplinair onderzoek met socio-logische, historische en literatuurwetenschappelijke elementen, in een vitale synthese opgenomen. Dit soort resultaten zul je nooit bereiken als mensen niet meer heel lang binnen één onderwerp mogen doorgroeien.’ Het boek waaraan hij nu al enkele jaren bezig is, wordt niet
groot in omvang, verklapt hij vast. ‘Ik werk aan de biografie van de dichter Leopold. Met name de intertekstualiteit van zijn poëzie - dat er andere teksten door heen schemeren - heeft me altijd geïnteresseerd. Die interferentie van oude en nieuwe tekst, en daarmee het ontstaan van de gedichten, heb ik elders beschreven. Ik had in dat eerdere onderzoek soms het gevoel geconfronteerd te worden met het schrijvend bewustzijn achter die gedichten. Ik kwam steeds dichter bij de auteur. Wie was dan dat brein waarin die ingewikkelde schikkingen tot stand kwamen? Daarom moest ik zijn biografie schrijven. ‘Het archiefonderzoek was tijdrovend, het kostte me bijna twee jaar en is nog niet klaar. Het boek zelf wordt klein, omdat hij een klein leven heeft gehad. Leopold was een muis. Maar is het niet het spannendst om een rijke biografie van een muizenleven te schrijven?’
105
cemo 76, 77 Centraalbureau voor Schimmelcultures (cbs) 51, 53, 54, 55, 68, 91, 93 Centrale Commissie van Advies ArbeidsAanvragen en toekenningen uit de fondsen geschillen 91 20 Centrum voor Estuariene en Mariene abp 98 Oecologie (cemo) 75 acc 42, 44 Centrum voor Limnologie (cl) 75, 76, 77 Advies 87 Centrum voor Terrestrische Oecologie (cto) Advies Commissie Wetenschap en Ethiek 75 (acwe) 14, 48 chi 53, 91, 93 Adviesraden van de Akademie 42 China 23, 24 Afdeling Letterkunde 12, 13, 16, 104 China Exchange Programme 23 Afdeling Natuurkunde 12, 13, 16, 104 Chinese Academy of Sciences (cas) 23 Afdelingsvergaderingen Letterkunde 103 Chinese Academy of Social Sciences (cass) Afdelingsvergaderingen Natuurkunde 103 23 Akademie Commissie voor de Chemie (acc) Christiaan Huygens Wetenschapsprijs 21 42, 44 ckim 55 Akademie Raad voor de Wiskunde (arw) 42 cl 75, 76, 77 Akademie-Colloquia 15, 103 Commissie Biotechnologie bij Dieren (cbd) Akademiepenningen 21 48, 78 Algemeen Bestuur 12 Commissie Corpus Vasorum Antiquorum 18 Algemene Natuur-Wetenschappen (anw) 46 Commissie Dierproeven, Transgenese en Algemene Werkgeversvereniging Nederland Biotechnologie 48 (awvn) 98 Commissie Fiori 45 All European Academies (allea) 28 Commissie Geesteswetenschappen 44 alw 31 Commissie Geschiedschrijving knaw 17 Apparatuurinvesteringen 53 Commissie Human Dimensions of Global Arbeidsomstandigheden 89 Change Programme 48 Arbeidsvoorwaarden en sociale zekerheid Commissie Overleg Sectorraden (cos) 40 96 Commissie Union Académique Internatioarbeidsvoorwaarden op maat (avom) 96 nale (uai) 18 Aristoteles Semitico-Latinus 18 Commissie voor de Biochemie en de aspasia 43 Biofysica (cbb) 42, 44 Automatisering 101 Commissie voor de Geschiedenis en de Avond van de Wetenschap en Cultuur van de Joden in Nederland 49 Maatschappij 100 Commissie voor de Vrijheid van awt 40 Wetenschapsbeoefening 30 Commissie voor het Corpus van OudBalans per 31 december 2001 83 Babylonische Brieven 17 Baten voor het jaar 2001 per knaw-organisaCommissie voor Zeegeschiedenis 17 tie-onderdeel 86 Conferentie North South Research bco 12, 51, 54, 55 Co-operation 34 Bedrijfsmaatschappelijk werk 91 Congressubsidies 33 Beijerinck Virologie Medaille 13 Constantijn Huygens Instituut (chi) 53, 91, Bestuurscommissie Onderzoekorganisatie 93 (bco) 12, 51, 54, 55 Constantijn Huygens Instituut voor tekstBezwaar en beroep 91 edities en intellectuele geschiedenis 56 Bilaterale samenwerking 23 Contactcommissie embl/embc 28 Bio-ethiek en gezondheid 34 Contactcommissie eso 28 Biologische Raad 43, 46 Contactcommissie in cern-aangelegenheden Biomedical Primate Research Centre (bprc) 34 40, 41 cpb 8, 9 cto 76, 77 cao 98 cvw 30 cao Onderzoekinstellingen 96 Carolina MacGillavry Fellowships 30 Dagelijks bestuur 12 cas 23, 24 Decentrale arbeidsvoorwaarden 98 cass 24 Descartes-Huygensprijs 30 cbb 42, 44 Dierenexperimentencommissie 49 cbd 48 Digitaliseringsfonds 55, 81 cbs 51, 53, 54, 55, 68, 91, 93 Directie 12
Register
106
Bijlagen
diversitas-programma 32 Documentaire Informatieverzorging (div) 94, 101 Dow Chemical Energieprijs 21 E.W. Beth Stichting 20, 81 Eigen Vermogen 79 Electronenmicroscopische Structuur Analyse (emsa) 68 Encyclopedia of Islam 18 Erkenningscommissie Onderzoekscholen (ecos) 104 Erkenningscommissie onderzoeksscholen 35 estate (‘European Support for Techniques of Advanced Text Encoding’) 56 Euro 82 eurocores (esf Collaborative Research Programmes) 29 European Network for Biodiversity Information (enbi) 68 European Science Foundation (esf) 29 Evert Willem Beth Stichting 20, 81 Exploitatierekening 2001 84 Financiën 79 Fonds Staatsman Thorbecke 20, 81 Fondsen knaw 19 Fryske Akademy 57 Gasthoogleraarschap, Universiteit van Michigan Ann 33 Geschiedenis der Nederlandse Rechtswetenschap 17 Geschiedschrijving knaw 81 Global Biodiversity Information Network (gbif) 68 Global Change 31, 32 Gonda Fonds 19, 20, 21 Gondalezing 19 gps (Global Positioning System) 72 Grenzeloos Leren 10 gwi 53, 55 hdp-Commissie 30, 31 Hendrik Casimir-Karl Ziegler Onderzoeksstipendia 30 Hendrik Muller Prijs voor de Gedrags- en Maatschappen 13 Hubrecht Fonds voor het niob 81 Hubrecht Laboratorium (niob) 51, 53, 54, 55, 68, 69, 70, 93 Hubrechtfonds 20 iassist (International Association for Social Science Information Services and Technology) 66 ices/kis 9, 55 icin 53, 70, 91 icsu-organen 32 ict 53, 55, 101 ict project epd car 71
ifdo (International Federation of Data Organisation) 66 igbp Open Science Meeting 31 igbp/wcpr Commissie 31, 32 ihdp 31 iisg 53 Indonesië 23 Informatiebeleid en automatisering 52 Informatievoorziening 99 Instituten Levenswetenschappen 68 InterAcademy Council (iac) 30 InterAcademy Panel (iap) 29, 30 Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis 58 International Council of Scientific Unions (icsu) 30 International Geosphere-Biosphere Programme (igbp) 31 Internationale samenwerking 87 Interne en externe communicatie 99 Interuniversitair Cardiologisch Instituut Nederland (icin) 70 Interuniversitair Oogheelkundig Instituut (ioi) 51, 53, 55, 71, 93 iupab-Council 44
moe 23, 24 most 23, 24 mou 24
Nederlands AntArctisch Programma (naap) 31 Nederlands Congres Bureau (ncb) 33 Nederlands Economisch Historisch Archief (neha) 62 Nederlands Forum voor Techniek en Wetenschap (nftw) 48 Nederlands Instituut voor Hersenonderzoek (nih) 23, 51, 54, 55, 68, 71, 74, 91, 93 Nederlands Instituut voor Oecologisch Onderzoek (nioo) 23, 31, 53, 54, 55, 68, 75 Nederlands Instituut voor Onderzoek der Zee (nioz) 31, 52 Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie (niod) 52, 53, 55, 64, 94 Nederlands Instituut voor Wetenschappelijke Informatie (niwi) 52, 65, 91, 93, 94 Nederlands Interdisciplinair Demografisch Instituut (nidi) 51, 89, 96, 98 Nederlandse Commissie van het Scientific Committee on Antartic Research (scar) 31 Jaarrekening 79 Nederlandse Commissie voor Geodesie Jota/werkstuknetwerk.nl 99 (ncg) 72 Nederlandse Commissie voor het Scientific Kasstroomoverzicht 2001 85 Committee on Oceanic Research (scor) kb 89, 96, 98 31 kitlv 52, 55, 59, 93 Nederlandse Commissie voor Lithosfeer Koninklijk Instituut voor Taal-, Land- en Project 34 Volkenkunde (kitlv) 52, 55, 59, 93 Nederlandse igbp/wcpr Commissie 31 Koninklijk Nederlands Aardrijkskundig Nederlandse Kankerbestrijding/kwf 49 Genootschap (knag) 46 neha 52 Koninklijk Nederlands Geologisch Mijnbouwkundig Genootschap (kngmg) nest 32 Netherlands Centre for Integrated Solid 46 Earth Science (ises) 34 Koninklijk Nederlands Historisch GenootNetherlands Institute for Advanced Study in schap (knhg) 51, 60 the Humanities and Social Sciences Koninklijke/Shell Prijs 2001 21 (nias) 52, 63 kwf 49 nidi 51, 89, 96, 98 nih 23, 51, 54, 55, 68, 71, 74, 91, 93 Landelijk Orgaan voor Wetenschappelijke niob 51, 53, 54, 55, 68, 69, 70, 93 Integriteit (lowi) 14, 48 niod 52, 53, 55, 64, 94 Lasten 87 nioo 23, 31, 53, 54, 55, 68, 75 Liquiditeiten 80 niwi 52, 65, 91, 93, 94 lnv 32 nki 49 Loopbaanbegeleiding en inzetbaarheid 92 nwo 7, 8, 9, 10, 14, 15, 16, 25, 31, Loopbaancentrum 92 32, 34, 40, 43, 45, 46, 48, 51, 52, lowi 14, 48 68, 75, 89, 96 M.W. Beijerinck Virologie Fonds 19, 22, 81 nwo/alw 31 nwo/wotro 34 Mac Gillavry Fonds 81 Medezeggenschap 93 ocenw 23, 24, 25, 40, 46, 53, 78, 96, Meertens Instituut 60, 94 99 milieu 89 omex-project (Ocean Margin Exchange Ministry of Education of China (moe) 23, Experiment) 76 24 Onderzoek Geesteswetenschappen en InforMinistry of Science and Technology (most) matie 87 23, 24
Onderzoek Levenswetenschappen 87 Onderzoekersopleidingen en bekostiging 10 oow 43 Opleidingen 91 or-knaw 98 Organisatie-ontwikkelingen 93 Over de grenzen van het weten 36 Overleg Onderzoekscholen Wiskunde (oow) 43 Personeel van de knaw in getallen 95 Personeelsbeleid 89 Persoonlijke Ontwikkelings Plannen (pop) 92, 97 Plan van Aanpak 2001 89 Planning & control 81 Positie als werkgever 96 Primatenonderzoek 40 Programma Akademie Onderzoekers 35, 87 Programma Akademie Hoogleraren 37 Programma Strategische Allianties tussen Nederland 24 Publicaties 104 Publicaties Afdeling Letterkunde 105 Publicaties Afdeling Natuurkunde 105 Raad voor Aarde en Klimaat (rak) 43, 46 Raad voor Medische Wetenschappen (rmw) 45 Raad voor Natuur- en Sterrenkunde (rns) 47 Raad voor Technische Wetenschappen (rtw) 48 rak 43, 46 Ramsay Memorial Fund 19, 20 Rathenau Instituut 78, 91 rawoo 34 Redactiecommisssies 17 Repertorium Fontium Historiae Medii Aevi 18 Rijzende Sterren 10, 15, 35 Roosevelt Study Center (rsc) 52, 53, 55, 67 Samenwerking met zusteracademies 26 Schure-Beijerinck Popping Fonds 19, 20, 81 Scientific Committee on Problems of the Environment (scope) 31, 32 Scientific Programme Indonesia Netherlands (spin) 25 scope (Scientific Committee on Problems of the Environment 31, 32 Senter/EGLiaison 32 Short Title Catalogue Netherlands (stcn) 17 Sociaal jaarverslag 89 Sociaal-Wetenschappelijke Raad (swr) 48 solas, Surface Ocean Lower Atmosphere Study 31 star-congressen 33 Stichting Aap 41 Stichting Akademieleerstoelen 19 Stichting J. Gonda Fonds 19, 81
107
Stichting Van den Houten Fonds voor nih 81 Stichting Van den Houten Fonds 20 Strategienota 2000 54 Strategische ontwikkelingen 51 tcult project (Talen en Culturen in het Utrechtse Lombok en Transvaal) 60 Ter Meulen Fonds 20, 81 Themabijeenkomst ‘Arbeid in beweging’ 16 Third World Academy of Sciences (twas) 27 tno 8, 32, 49 Toelating buitenlandse onderzoekers 11 Trippenhuiscommissie 49 twon 43 Uitgebrachte achtergrondstudies commentaren en rapportages 104 Uitgeverij Edita 100 unesco 32 unesco programma Man and Biosphere (mab) 31,32 Van beleidsbegroting tot beleidsverantwoording (vbtb) 82 Van der Gaag Stichting 19, 81 Van Leersumfonds 20, 81 Van ’t Hoff Commissie-knaw 100 Van ’t Hoff Fonds 20 Van ’t Hoff symposium 13 Van Walree Fonds 20, 22, 81 Van Walree Prijs 13 Verkenningen 39 Vernieuwingsfonds knaw 51, 53, 80 Vertaalfonds 20 vno/ncw 8 Voorlichtingsprojecten 99 vsnu 8, 9, 14, 16, 32, 43, 48 vsnu-onderzoeksbeoordelingen 37 vws 45, 46 Website knaw 99 Wetenschap & TechniekWeek 100 Wetenschappelijke Raad voor de Kankerbestrijding 49 Wetenschappelijke Samenwerking met China 23 Wetenschappelijke voordrachten 103 Wetenschapsprijzen 21 Workshop Bio-informatica 15 World Climate Research Programme (wcpr) wotro 34, 68 wvoi 89, 96, 97, 98 wvoi-project doorstroom vrouwen naar hogere functie 97 wvoi-project ‘werkdruk’ 96 Zalm-norm 9 ziekteverzuim 89
108
Bijlagen