Kernpublicatie WoON 2009 Nunspeet
Kernpublicatie WoON 2009 Nunspeet
Uitgevoerd in opdracht van Gemeente Nunspeet
Wim Faessen Anne Gjaltema mei 2010 | r2010-0031WF | 10141-WON
VERWERSDIJK 8 | 2611 NH DELFT | T [015] 27 99 300
KERNPUBLICATIE WOON 2009 NUNSPEET
ABF RESEARCH
Inhoudsopgave
Samenvatting 1 Inleiding
1 5
1.1 1.2 1.3
De kernpublicatie Veldwerk WoON 2009 Leeswijzer
5 6 6
2
De gemeente in perspectief
11
2.1 2.2 2.3 2.4
Nunspeet en de woningmarkt De woningvoorraad Huishoudens en bevolking Inkomens, werkgelegenheid en forensisme
13 14 18 24
3
Woonprofiel
29
3.1 3.2 3.3
Woningen en huishoudens Woonlasten en woonquotes Woning en Woonomgeving
30 33 37
4
Dynamiek op de woningmarkt
39
4.1 4.2 4.3 4.4
Verhuisgeneigdheid Woonwensen Beleidsgroepen Woningvraag en woningaanbod
41 44 45 55
Bijlage 1 Verantwoording kernpublicatie WoON 2009
59
Bijlage 2 Begrippen en definities
67
Bijlage 3 De aandachtsgroep
71
KERNPUBLICATIE WOON 2009 NUNSPEET
Samenvatting
Oversampling WoON 2009 Bij het landelijke WoonOnderzoek Nederland 2009 heeft de gemeente Nunspeet gebruik maakt van de mogelijkheid tot oversampling, waardoor voor Nunspeet op gemeentelijk niveau de uitkomsten van het WoON 2009 kunnen worden beschreven en kunnen worden vergeleken met de landelijke uitkomsten. ABF Research heeft voor Nunspeet een kerncijferpublicatie over het WoON 2009 samengesteld. De cijfers voor de gemeente worden vergeleken met die voor andere gemeenten in dezelfde grootteklasse (20.000-50.000 inwoners) en met die voor Nederland. Ligging Nunspeet ligt in het WGR-gebied Noordwest-Veluwe, waartoe ook de gemeenten Oldebroek, Elburg, Harderwijk, Ermelo en Putten behoren. Deze administratieve regio komt niet helemaal overeen met de functionele woningmarktregio waarvan Nunspeet deel uitmaakt (regio Zwolle) en die veel groter is. Nunspeet grenst echter ook aan twee andere woningmarktgebieden (regio Amersfoort, waartoe ook de gemeenten Harderwijk, Ermelo en Putten behoren, en regio Apeldoorn), terwijl woningmarktgebied regio Ede eveneens nabij is. Kortom, Nunspeet heeft dus zo door zijn ligging een groot achterland en ontwikkelingen in de nabij gelegen woningmarktregio’s kunnen ook op Nunspeet van invloed zijn. Woningvoorraad Er zijn anno 2009 ongeveer 9.800 woningen in Nunspeet, waarvan twee derde in de koopsector. Negen van de tien woningen zijn eengezinswoningen. Gecombineerd heeft Nunspeet niet alleen veel eengezinskoopwoningen maar ook naar verhouding veel eengezinshuurwoningen. Tot 2006 lag de groei van de woningvoorraad onder het Nederlands gemiddelde, doch na die tijd gaat de Nunspeetse ontwikkeling harder. Vooral in 2007 zijn veel nieuwbouwwoningen aan de voorraad toegevoegd. Ook de nieuwbouw bestaat voor minstens driekwart uit koop- respectievelijk eengezinswoningen. Het aantal gesloopte woningen ligt op een lager niveau dan landelijk maar wijkt niet af van vergelijkbare gemeenten naar grootte.
Nunspeet heeft ondanks de voortschrijdende vergrijzing naar verhouding een jonge bevolking, met een derde van de personen jonger dan 25 jaar; in de vergelijkingsgebieden ligt dat aandeel lager. Ook het
KERNPUBLICATIE WOON 2009 NUNSPEET
Huishoudens en bevolking 37% Van de 10.000 huishoudens in Nunspeet bestaat uit paren met thuiswonende kinderen en ruim een kwart uit alleenstaanden. Ten opzichte van de referentiegemeenten en Nederland heeft Nunspeet meer paren met kinderen en minder alleenstaanden. Toch ontkomt ook Nunspeet niet aan het individualiseringsproces getuige de flinke toename van het aandeel alleenstaanden en forse daling van het percentage paren met kinderen ten opzichte van het jaar 2000. Het aantal huishoudens in Nunspeet is sinds 2000 met 8% gegroeid en volgt daarmee het landelijke beeld.
1
aandeel personen van 45-64 jaar is wat lager. Niettemin is ook in Nunspeet het aandeel 45-plussers in 2009 groter dan in 2000. Het inwonertal van Nunspeet is sinds 2000 toegenomen met 2% en blijft daarmee achter bij de groei van het aantal huishoudens. Demografische componenten Het saldo van de natuurlijke aanwas in Nunspeet is sinds 2000 is onverminderd positief. Daar tegenover staat een constant negatief saldo van de binnenlandse migratie. Gemiddeld genomen heeft Nunspeet te maken met een relatief sterke uitstroom van jongeren, een vertrouwd beeld voor veel van de middelgrote en kleinere gemeenten; de meeste hogere opleidingsinstituten zijn immers gevestigd in de grotere steden. Het aantal immigranten overstijgt in veel jaren het aantal emigranten en draagt aldus een beetje bij aan de bevolkingsgroei. Economie Het gemiddelde inkomen in Nunspeet (€ 33.600 in 2006) ligt flink hoger dan het landelijk gemiddelde (€ 31.300 in 2006). Nunspeet heeft dan ook meer huishoudens in de hogere inkomensdecielen dan landelijk. De beroepsbevolking in Nunspeet bedraagt anno 2008 zo’n 16.800 personen, goed voor een bruto participatiegraad van 67,1%. De netto participatiegraad, bepaald op het aantal daadwerkelijk werkzame personen, is iets lager (65,3%). In Nunspeet zelf is het aantal full-time werkzame personen sinds 2004 weer toegenomen. 40% Van de banen in Nunspeet is te vinden in de commerciële dienstverlening. In 2005 pendelden 9.800 personen naar hun werk, waarvan de helft in Nunspeet zelf werkte. De meeste personen pendelden dagelijks voor hun werk naar Harderwijk, namelijk 1.500, op ruime afstand gevolgd door de pendelaars naar Apeldoorn, Ermelo (ieder 500) en Zwolle (400) trokken er ook veel op uit. De inkomende pendel, 4.500 personen groot, kwam voor een belangrijk deel uit Elburg (1.300 personen), Harderwijk (700) en Oldebroek (500). Met Harderwijk heeft Nunspeet dus een innige woon-werkrelatie.
KERNPUBLICATIE WOON 2009 NUNSPEET
2
Huishoudens en woningen In Nunspeet heeft 65% van de huishoudens in een woning een koopwoning. De gemeente heeft verhoudingsgewijs weinig goedkope koopwoningen (prijs lager dan € 174.000) en zeer veel dure woningen (meer dan € 315.000). De voorraad huurwoningen bestaat voor bijna driekwart uit woningen van een Toegelaten Instelling (corporatie) met een huur tot de aftoppingsgrens, waarmee een groot deel van de huurwoningen geschikt is voor de doelgroep van beleid. Gezinnen wonen het meest vaak in een koopwoning en eenpersoonshuishoudens en huishoudens in de aandachtsgroep het minst vaak. Alleenstaanden boven de 65 jaar in Nunspeet hebben in veel grotere mate een koopwoning dan oudere alleenstaanden in de vergelijkingsgebieden. Dat kan de doorstroming negatief beïnvloeden omdat, zoals ook is aangegeven in het rapport ‘Senioren op de woningmarkt’ (Van Iersel, 2009), ouderen in eengezinskoopwoningen langer in hun huidige woning blijven wonen en dat met de vergrijzing de dynamiek op de woningmarkt aldus zal gaan afnemen. Gezinnen wonen in Nunspeet vrijwel altijd in een eengezinswoning; voor oudere huishoudens en aandachtsgroephuishoudens ligt dit aandeel ook nog boven de 80%. Woonuitgaven De hogere aandelen midden en hoge inkomens leiden ertoe dat in Nunspeet relatief weinig huishoudens zijn met een inkomen tot het minimum, nog geen 10% van alle huishoudens, waarmee Nunspeet naar verhouding minder huishoudens met lage inkomens telt dan in Nederland als geheel en in qua omvang vergelijkbare gemeenten. Gemiddeld betalen huishoudens in Nunspeet € 720 aan woonuitgaven. Het meest betalen huishoudens in een eengezinskoopwoning, namelijk € 780. Gerelateerd aan het inkomen besteden
Nunspeetse huishoudens 28% van hun inkomen aan wonen, meer dan in vergelijkbare gemeenten en landelijk. De relatief grotere voorraad aan eengezinskoopwoningen met hogere woonuitgaven speelt hierin een rol. De hoogste woonquote hebben echter huishoudens in een meergezinshuurwoning, namelijk 38%. Ondanks de lagere absolute woonuitgaven zijn ook de inkomens van deze huishoudens gemiddeld zoveel lager dat ze verhoudingsgewijs meer aan woonlasten betalen. Zoals verwacht hebben vooral 65-plushuishoudens in een koopwoning een lagere woonquote (24%); veel van deze huishoudens hebben de eigen woning afbetaald, waardoor de woonlasten dalen. Huishoudens in de aandachtsgroep hebben met een quote van meer dan 40% een relatief hoge woonquote. Een hoger inkomen gaat in de praktijk gepaard met een lagere woonquote. Tevredenheid Over de woning en over de mate van overlast zijn huishoudens in Nunspeet zeer tevreden (rapportcijfers 8,7 en 8,6) en ook de woonomgeving ontvangt een mooie voldoende (7,6). Over sociale cohesie en voorzieningen is men met scores van 6,6 en 6,9 iets minder tevreden. Verhuisgeneigdheid De totale verhuisgeneigdheid in 2009 in Nunspeet bedraagt 31%, 4% meer dan het landelijk gemiddelde. doorstromers, huishoudens die al een woning bewonen, ligt deze quote op 16%, gelijk aan het landelijk gemiddelde. Persoonlijke redenen vormen op afstand de belangrijkste verhuisreden voor huishoudens in Nunspeet, op grote afstand gevolgd door redenen van de woning of woonomgeving. Woonwensen In Nunspeet geeft ruim 55% van de verhuisgeneigden aan te willen verhuizen naar een eengezinskoopwoning terwijl 30% van de gevallen voor een meergezinswoning opteert. ‘Slechts’ 35% Van de verhuisgeneigde huishoudens wil een koopwoning van boven de boven € 315.000; daarentegen dit segment maakt de helft van de voorraad uit. De vraag naar meer goedkope woningen is groter dan er in de huidige situatie woningen van elke prijsklasse zijn. Huurwoningen tot aan de aftoppingsgrens zijn er in ruim voldoende mate, ook ten opzichte van de vraag; bij huurwoningen tussen aftoppingsgrens en liberalisatiegrens is de behoefte echter veel groter dan er woningen van die prijsklasse in de huidige huurvoorraad zijn. Beleidsgroepen
Ouderen Nunspeet telt circa 4.250 ouderen (65+). Samen vormen zij circa 2.600 ouderenhuishoudens. De gemeente heeft circa 3.000 nultredenwoningen, 30% van de woningvoorraad. Wanneer we het aantal seniorenhuishoudens afzetten tegen de nultredenwoningen in de voorraad blijkt dat er per ouder huishouden gemiddeld 1,12 nultredenwoning beschikbaar is.
KERNPUBLICATIE WOON 2009 NUNSPEET
Starters In Nunspeet zijn er anno 2009 1.100 (potentiële starters), ongeveer 370 meer dan in 2006. Starters hebben de hoogste verhuisgeneigdheid, in Nunspeet bedraagt deze 55%; dat wil zeggen dat 55% van de leden van huishoudens van 18 jaar of ouder, veelal nog thuiswonende kinderen, verhuisplannen heeft en zelfstandig een woning wil betrekken. Het percentage in Nederland voor starters ligt 10% lager. Het aantal starters is de laatste 3 jaar flink in omvang toegenomen, met bijna 50%. Uit de woonwensen van starters blijkt dat zij vaker de voorkeur geven aan huur- en meergezinswoningen. Bijna driekwart van de starters geeft de voorkeur aan een woning met 1-2 of 3 kamers en 60% zoekt een woning in het centrum of op maximaal 15 minuten lopen van het centrum (in Nunspeet liggen nagenoeg alle woningen binnen de bebouwde kom op loopafstand van 15 minuten van het centrum).
3
Ten opzichte van andere groepen hebben oudere huishoudens een lage verhuisgeneigdheid: slechts 10% van de alleenstaande 65-plussers wil binnen 2 jaar verhuizen. Ook onder paren hebben 65plussers gemiddeld de laagste verhuisgeneigdheid, namelijk 14% tegenover de 25% van de paren beneden 65 jaar. Dit sluit aan bij het geschetste beeld door Van Iersel (2009). Verhuisgeneigde seniorenhuishoudens zijn voor een groter aandeel naar huurwoningen, meergezinswoningen respectievelijk nultredenwoningen op zoek dan dat zij deze momenteel bewonen. Dat het verschil tussen voorkeur voor en huidige bewoning van een meergezinswoning in Nunspeet erg groot is, is niet verwonderlijk gelet op de beperkte aanwezigheid van meergezinswoningen in de Nunspeetse woningvoorraad. Aandachtsgroep In Nunspeet behoren circa 2.100 huishoudens tot de aandachtsgroep. 40% van deze groep bestaat uit alleenstaanden, circa een derde uit paren en een kwart uit gezinnen. Bijna 4 op de 10 huishoudens in de aandachtsgroep is 65 jaar of ouder. Iets meer dan 4 op de 10 huishoudens in de aandachtsgroep bewoont een bereikbare huurwoning. Iets meer dan de helft woont in de huursector. Per huishouden in de aandachtsgroep in Nunspeet is 1,20 bereikbare woning van een corporatie beschikbaar. Dit is relatief veel in vergelijking met de vergelijkbare gemeenten en het landelijk gemiddelde. Ongeveer 40% van de verhuisgeneigde huishoudens in de aandachtsgroep zoekt een eengezinskoopwoning. Bijna eenzelfde aandeel geeft de voorkeur aan een meergezinshuurwoning. In vergelijking met de huidige woonsituatie zoeken huishoudens relatief vaak naar een meergezinshuurwoning. Voor eengezinshuurwoningen geldt het omgekeerde. Het aandeel aandachtsgroephuishoudens dat een voorkeur heeft voor een duurdere huurwoning is hoger dan het vergelijkbare percentage dat momenteel in een dergelijke woning woont. De hogere kwaliteit en ligging van duurdere huurwoningen spelen een rol bij de voorkeur voor deze woningen; het is niet zo zeer de hoogte van de huur die wordt gewenst maar de huur die men bereid is te betalen voor meer kwaliteit. Koopwens van huurders In Nunspeet geven ongeveer 780 huishoudens (17%) aan interesse te hebben om hun woning tegen marktwaarde te kopen wanneer dit aan hen wordt aangeboden terwijl circa 630 (19%) huishoudens een koop laten afhangen van de marktwaarde. Van de gezinnen wil een derde de huurwoning wel kopen tegen marktwaarde. 60% Van de huishoudens die huren wil koop van de woning helemaal niet overwegen.
KERNPUBLICATIE WOON 2009 NUNSPEET
4
Vraag en aanbod Van de 3.750 verhuisgeneigde huishoudens in Nunspeet laten er 2.280 een woning achter: dit is het potentiële aanbod. Er is een potentiële vraag, hier bepaald als de starters en doorstromers van binnen en buiten Nunspeet die specifiek hebben aangegeven in Nunspeet te willen wonen, van 2.920 woningen, waarmee duidelijk is dat er in Nunspeet sprake is van een zekere spanning op de woningmarkt. De vraag is immers beduidend groter dan het aanbod. Spanning bestaat er met name bij koopwoningen, vooral in de middeldure sector, en bij meergezinswoningen. In de huursector is het potentiële aanbod iets groter dan de potentiële vraag, met name bij de bereikbare huurwoningen. Bij duurdere huurwoningen is de vraag groter dan het vrijkomend aanbod.
1
Inleiding
Bij het landelijke WoonOnderzoek Nederland 2009 heeft de gemeente Nunspeet gebruik maakt van de mogelijkheid tot oversampling, waardoor voor Nunspeet op gemeentelijk niveau de uitkomsten van het WoON 2009 kunnen worden beschreven en kunnen worden vergeleken met de landelijke uitkomsten. ABF Research heeft voor Nunspeet een kerncijferpublicatie over het WoON 2009 samengesteld. De cijfers voor de gemeente worden vergeleken met die voor andere gemeenten in dezelfde grootteklasse (20.000-50.000 inwoners) en met die voor Nederland. In het landelijke WoON 2009 zijn voor Nunspeet 46 respondenten opgenomen. De oversampling heeft 578 respondenten opgeleverd, waardoor het totale aantal respondenten voor Nunspeet op 624 uitkomt en de beoogde 600 dus ruimschoots zijn gehaald. Bij de weging van het WoON 2009 is op verzoek van de gemeente gecontroleerd voor het bezit van sociale verhuurders. Het gewogen totaal aantal woningen van sociale verhuurders uit het WOON 2009 (2.800) is hoger dan het aangeleverde aantal (2.500) maar valt binnen de 95%betrouwbaarheidsmarge.
1.1
De kernpublicatie
Het veldwerk voor het WoON 2009 is afgerond. De landelijke kernpublicatie, geschreven door ABF Research, is 24 maart gepresenteerd op het WoONcongres 2010 ‘Het wonen overwogen’. Het Woononderzoek Nederland (WoON) brengt driejaarlijks de samenstelling van huishoudens, de huisvestingssituatie, de woonwensen, de woning en de woonomgeving in beeld. Het is de opvolger van het WoningBehoefte Onderzoek (WBO) en de Kwalitatieve Woningregistratie (KWR).
KERNPUBLICATIE WOON 2009 NUNSPEET
Sedert het WBO 1998 is het voor gemeenten en regio’s mogelijk om de landelijke steekproef van het WoON uit te breiden met extra personen, zodat er binnen het gewenste gebied voldoende respondenten zullen zijn om ook uitspraken over dat lagere regionale niveau mogelijk te maken. Dit vergroten van de steekproef wordt oversampling genoemd. Voor het WoON 2009 heeft de gemeente Nunspeet ook van deze mogelijkheid tot oversampling gebruik gemaakt, waardoor voor Nunspeet op gemeentelijk niveau de uitkomsten van het WoON 2009 kunnen worden beschreven en kunnen worden vergeleken met de landelijke uitkomsten uit het onderzoek. Op verzoek van de gemeente wordt in het betreffende hoofdstuk ook aandacht besteed aan de belangrijkste conclusies uit het rapport 'Senioren op de woningmarkt' in relatie tot de situatie in Nunspeet.
5
De gemeente Nunspeet heeft ABF Research te Delft opdracht gegeven een kerncijferpublicatie samen te stellen van de uitkomsten uit het WoON 2009 voor Nunspeet. De cijfers voor de gemeente worden daarbij vergeleken met die voor andere gemeenten in dezelfde grootteklasse (voor Nunspeet met circa 26.000 inwoners is dat de klasse van 20.000 tot 50.000 inwoners) en met die voor totaal Nederland. Voor enkele theoretische noties over de keuze voor de gekozen werkwijze en indicatoren en opzet van de publicatie wordt verwezen naar bijlage 1. Ook wordt daar ingegaan op de statistische randvoorwaarden om met steekproefgegevens te werken. Voordat we de gemeente positioneren aan de hand van allerlei statistische gegevens en overgaan tot de uitkomsten van het WoON 2009 voor Nunspeet, laten we eerst in paragraaf 1.2 nog even zien wat de oversampling voor Nunspeet heeft opgeleverd.
1.2
Veldwerk WoON 2009
Om voldoende betrouwbare uitkomsten over Nunspeet uit het WoON 2009 te kunnen halen is gemikt op een aantal respondenten van 600. In het landelijke WoON 2009, uitgevoerd door het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), zijn voor Nunspeet (gemeentecode 302) 46 respondenten opgenomen. De oversampling, uitgevoerd door onderzoeksbureau TNS-NIPO, heeft 578 respondenten opgeleverd, waardoor het totale aantal respondenten voor Nunspeet op 624 uitkomt en de beoogde 600 dus ruimschoots zijn gehaald. Het CBS heeft de gewogen uitkomsten o.a. gecontroleerd aan de consistentie met het aantal huishoudens en (bewoonde) woningen uit andere bronnen zoals vermeld op StatLine, de on-line databank van het CBS. De gewogen uitkomsten van de verschillende gebieden zijn in overeenstemming met deze andere bronnen. De gemeente Nunspeet wenste bij de uitkomsten van de weging een controle op het bezit van sociale verhuurders. Het bestand van één sociale verhuurder is aangeleverd (2.444 woningen). Naast deze verhuurder zijn er volgens de gemeente nog 22 sociale huurwoningen in de gemeente Nunspeet. Het gewogen totaal aantal woningen van sociale verhuurders uit het WOON 2009 valt binnen de 95%betrouwbaarheidsmarge (zie ook bijlage 1). Tabel 1-1 Bezit sociale verhuurders Nunspeet
Data Gemeente
KERNPUBLICATIE WOON 2009 NUNSPEET
6
Nunspeet
WOON 2009
Aantal
Aantal
95% BI Onder Boven
2.444 (+22)
2.842
2.386
Binnen BI
3.297
Uit: Plausibiliteit WoON 2009 – Oversampling (CBS, 2009)
1.3
Leeswijzer
Voor veel de figuren uit het WoON die in deze rapportage worden gebruikt is een standaardopzet gekozen die direct een vergelijking laat zien tussen het onderzoeksgebied en de vergelijkingsgebieden. Om de lezer even op gang te helpen wordt de eerste figuur uit hoofdstuk 3 hier toegelicht, zodat de informatie uit deze figuren in het vervolg van deze rapportage snel duidelijk is.
Figuur 3-1 Aandeel huishoudens naar samenstelling en in de aandachtsgroep in koop- respectievelijk eengezinswoningen, 2009 (Bron: WoON 2009)
0%
20%
40%
60%
80%
100%
Koopwoning
Eenpersoonshuishoudens Gezinnen Oudere huishoudens (65+) Aandachtsgroep Totaal
Eengezinswoning
Eenpersoonshuishoudens Gezinnen Oudere huishoudens (65+) Aandachtsgroep Totaal Nunspeet
Nederland
gem. 20-50 dzd. inw .
Het hoofdgebied, Nunspeet, wordt weergegeven door de grijze balk. De vergelijkingseenheden worden afgebeeld met een icoon, hier een rode bol voor Nederland en een zwarte ruit voor de gemeentegrootteklasse 20.000-50.000 inwoners. De eindpositie van de balk en de positie van de iconen geven de hoogte van de eenheid aan, die is opgenomen in de horizontale as van de figuur. In deze figuur gaat het om percentages maar het kunnen ook aantallen of bedragen zijn. In de rijen van de figuur zijn de groepen huishoudens opgenomen waarover de figuur informatie wil bieden. In deze figuur zijn dat typen huishoudens die in een koopwoning respectievelijk een eengezinswoning (grondgebonden woning) wonen. Door de rijen met elkaar te vergelijken worden verschillen tussen de diverse typen duidelijk.
KERNPUBLICATIE WOON 2009 NUNSPEET
Samengevat is in deze figuur het aandeel (percentage) huishoudens opgenomen van een bepaald type dat in een koopwoning respectievelijk eengezinswoning woont. Het complement van dat type huishouden, hier niet expliciet genoemd, woont dus in een huurwoning respectievelijk meergezinswoning (gestapelde woning). Concreet: in de eerste balk van de figuur kan worden gelezen dat meer dan 40% van de eenpersoonshuishoudens in Nunspeet een koopwoning bewoont en dat dit meer is dan het vergelijkbare aandeel in Nederland maar evenzeer het geval is in gemeenten met een vergelijkbare grootte. In vergelijking met andere typen huishoudens in Nunspeet wonen eenpersoonshuishoudens in Nunspeet het minst vaak in een koopwoning. Ten opzichte van vergelijkbare huishoudens in de
7
1
vergelijkingseenheden bezitten vooral de oudere huishoudens en huishoudens in de aandachtsgroep in Nunspeet in grotere mate een koopwoning. Waar geen balk bij een categorie is opgenomen is het aantal respondenten binnen de betreffende onvoldoende. Leeswijzer Elk hoofdstuk begint met een ingekaderde samenvatting van de inhoud van dat hoofdstuk. In andere kaders wordt eventueel een toelichting gegeven op een bepaald thema. In hoofdstuk 2 wordt gestart met een positionering van de gemeente in de regio en wordt de gemeente in perspectief geplaatst aan de hand van diverse woningvoorraad, huishoudens- en bevolkingskenmerken. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van diverse bronnen, waaronder gegevens van het CBS. Hoofdstuk 3 biedt het eerste zicht op de uitkomsten van het WoON 2009. Hier wordt in het woonprofiel ingegaan op de verdeling van huishoudens over woningen, de woonuitgaven en de kwaliteiten van woning en woonomgeving. In hoofdstuk 4 komen de woonwensen uit het WoON 2009 en de vertaling daarvan aan de orde onder de noemer van de dynamiek op de woningmarkt. In dit hoofdstuk komen verhuisgeneigdheid, woonwensen en vraag en aanbod aan bod. In een (mogelijk aparte) bijlage is tenslotte het tabellenboek opgenomen, waarin van alle in deze rapportage opgenomen en uit het WOON afkomstige tabellen en figuren de absolute aantallen zijn opgenomen, zodat de gebruiker desgewenst zelf kan nagaan om welke aantallen huishoudens of personen het gaat.
KERNPUBLICATIE WOON 2009 NUNSPEET 1
8
Zie Bijlage 2 voor definities
KERNPUBLICATIE WOON 2009 NUNSPEET
9
2
De gemeente in perspectief
Ligging Nunspeet ligt in het WGR-gebied Noordwest-Veluwe, waartoe ook de gemeenten Oldebroek, Elburg, Harderwijk, Ermelo en Putten behoren. Deze administratieve regio komt niet helemaal overeen met de functionele woningmarktregio waarvan Nunspeet deel uitmaakt (regio Zwolle) en die veel groter is. Nunspeet grenst echter aan twee andere woningmarktgebieden (regio Amersfoort, waartoe ook de gemeenten Harderwijk, Ermelo en Putten behoren, en regio Apeldoorn), terwijl woningmarktgebied regio Ede eveneens nabij is. Kortom, Nunspeet heeft dus zo door zijn ligging een groot achterland en ontwikkelingen in de nabij gelegen woningmarktregio’s kunnen ook op Nunspeet van invloed zijn. Woningvoorraad Er zijn anno 2009 ongeveer 9.800 woningen in Nunspeet, waarvan twee derde in de koopsector. Negen van de tien woningen zijn eengezinswoningen. Gecombineerd heeft Nunspeet niet alleen veel eengezinskoopwoningen maar ook naar verhouding veel eengezinshuurwoningen. 70% Van de woningen is gebouwd tussen 1945 en 1990. Ten opzichte van de gemiddelden voor alle gemeenten met 20.000-50.000 inwoners heeft Nunspeet een iets grotere huursector en minder meergezinswoningen, terwijl er ook iets minder woningen van na 1990 zijn. Tot 2006 lag de groei van de woningvoorraad onder het Nederlands gemiddelde, doch na die tijd gaat de Nunspeetse ontwikkeling harder. De nieuwbouw in Nunspeet sinds 2000 is wat achtergebleven bij die in de vergelijkingsgebieden; vooral in 2007 zijn echter veel nieuwbouwwoningen aan de voorraad in Nunspeet toegevoegd. Ook de nieuwbouw bestaat voor minstens driekwart uit koop- respectievelijk eengezinswoningen. Het aantal gesloopte woningen ligt op een lager niveau dan landelijk maar wijkt niet af van vergelijkbare gemeenten naar grootte.
KERNPUBLICATIE WOON 2009 NUNSPEET
Woningvoorraad Er zijn anno 2009 ongeveer 9.800 woningen in Nunspeet, waarvan twee derde in de koopsector. Negen van de tien woningen zijn eengezinswoningen. Gecombineerd heeft Nunspeet niet alleen veel eengezinskoopwoningen maar ook naar verhouding veel eengezinshuurwoningen. 70% Van de woningen is gebouwd tussen 1945 en 1990. Ten opzichte van de gemiddelden voor alle gemeenten met 20.000-50.000 inwoners heeft Nunspeet een iets grotere huursector en minder meergezinswoningen, terwijl er ook iets minder woningen van na 1990 zijn. Tot 2006 lag de groei van de woningvoorraad onder het Nederlands gemiddelde, doch na die tijd gaat de Nunspeetse ontwikkeling harder. De nieuwbouw in Nunspeet sinds 2000 is wat achtergebleven bij die in de vergelijkingsgebieden; vooral in 2007 zijn echter veel nieuwbouwwoningen aan de voorraad toegevoegd. Ook de nieuwbouw bestaat voor minstens driekwart uit koop- respectievelijk eengezinswoningen. Het aantal gesloopte woningen ligt op een lager niveau dan landelijk maar wijkt niet af van vergelijkbare gemeenten naar grootte.
11
Huishoudens en bevolking 37% Van de 10.000 huishoudens in Nunspeet bestaat uit paren met thuiswonende kinderen en ruim een kwart uit alleenstaanden. Ten opzichte van de referentiegemeenten en Nederland heeft Nunspeet meer paren met kinderen en minder alleenstaanden. Toch ontkomt ook Nunspeet niet aan het individualiseringsproces getuige de flinke toename van het aandeel alleenstaanden en forse daling van het percentage paren met kinderen ten opzichte van het jaar 2000. Het aantal huishoudens in Nunspeet is sinds 2000 met 8% gegroeid en volgt daarmee het landelijke beeld. Nunspeet heeft ondanks de voortschrijdende vergrijzing naar verhouding een jonge bevolking, met een derde van de personen jonger dan 25 jaar; in de vergelijkingsgebieden ligt dat aandeel lager. Ook het aandeel personen van 45-64 jaar is wat lager. Niettemin is ook in Nunspeet het aandeel 45-plussers in 2009 groter dan in 2000. Het inwonertal van Nunspeet is sinds 2000 toegenomen met 2% en blijft daarmee achter bij de groei van het aantal huishoudens. Demografische componenten Het saldo van de natuurlijke aanwas in Nunspeet is sinds 2000 is onverminderd positief. Daar tegenover staat een constant negatief saldo van de binnenlandse migratie. Gemiddeld genomen heeft Nunspeet te maken met een relatief sterke uitstroom van jongeren, een vertrouwd beeld voor veel van de middelgrote en kleinere gemeenten; de meeste hogere opleidingsinstituten zijn immers gevestigd in de grotere steden. Het aantal immigranten overstijgt in veel jaren het aantal emigranten en draagt aldus een beetje bij aan de bevolkingsgroei. Economie Het gemiddelde inkomen in Nunspeet (€ 33.600 in 2006) ligt flink hoger dan het landelijk gemiddelde (€ 31.300 in 2006). Nunspeet heeft dan ook meer huishoudens in de hogere inkomensdecielen dan landelijk. De beroepsbevolking in Nunspeet bedraagt anno 2008 zo’n 16.800 personen, goed voor een bruto participatiegraad van 67,1%. Ook de netto participatiegraad (65,3%) ligt in Nunspeet lager dan landelijk (67,5%). In Nunspeet zelf is het aantal full-time werkzame personen sinds 2004 weer toegenomen. 40% Van de banen in Nunspeet is te vinden in de commerciële dienstverlening.
KERNPUBLICATIE WOON 2009 NUNSPEET
12
In 2005 pendelden 9.800 personen naar hun werk, waarvan de helft in Nunspeet zelf werkte. De meeste personen pendelden dagelijks voor hun werk naar Harderwijk, namelijk 1.500, op ruime afstand gevolgd door de pendelaars naar Apeldoorn, Ermelo (ieder 500) en Zwolle (400) trokken er ook veel op uit. De inkomende pendel, 4.500 personen groot, kwam voor een belangrijk deel uit Elburg (1.300 personen), Harderwijk (700) en Oldebroek (500). Met Harderwijk heeft Nunspeet dus een innige woon-werkrelatie.
2.1
Nunspeet en de woningmarkt
De woningmarkt is het geaggregeerde zoekgebied van woonconsumenten. De functionele woningmarkt hoeft niet gelijk te zijn aan een administratieve regionale indeling zoals de BoN, de WGR of de provincie. Een grote overlap tussen de functionele woningmarktindeling en de administratieve indeling, zoals de BON, de WGR of de provincie, biedt ruime kansen om de markt te beïnvloeden. De functionele woningmarktindeling wordt door ABF landsdekkend geschat met behulp van intergemeentelijke migratiestromen. De stromen worden gewogen door de bevolkingsomvang van de vertrekgemeenten. De woningmarktindeling wordt niet beperkt door provinciale grenzen. Hierdoor wijkt de woningmarktindeling af van de woningmarktindelingen van het WBO en het WoON. Door economische, demografische, sociaal-culturele ontwikkelingen en zeer omvangrijke bouwprogramma’s (VINEX) verandert de indeling in de loop van de tijd. De dynamiek is daarmee een belangrijke marktindicator.
Nunspeet ligt in het WGR-gebied Noordwest-Veluwe (zijnde ook IGS NW Veluwe), waartoe ook de gemeenten Oldebroek, Elburg, Harderwijk, Ermelo en Putten behoren: zie Figuur 2-1. Figuur 2-1 Gemeenten in IGS NW Veluwe naar woonmilieu, 2008
KERNPUBLICATIE WOON 2009 NUNSPEET
Deze administratieve regio komt niet helemaal overeen met de functionele woningmarktregio die veel groter is, zoals te zien is in de volgende figuur. In het functionele woningmarktgebied hoort Nunspeet bij Zwolle en ligt het daar helemaal in de zuidwesthoek, grenzend aan het functionele woningmarktgebied van Amersfoort. Drie gemeenten uit dat IGS NW Veluwe (het voor Nunspeet erg belangrijke Harderwijk en Ermelo en Putten) maken deel uit van het woningmarktgebied Amersfoort. Dat betekent dat ook dat gebied voor Nunspeet erg belangrijk is en invloed uitoefent. Nunspeet grenst echter aan de oostkant ook nog aan de functionele woningmarktregio Apeldoorn, terwijl het
13
woningmarktgebied Ede eveneens nabij is. Kortom, Nunspeet heeft dus zo door zijn ligging een groot achterland en ontwikkelingen in de nabij gelegen woningmarktregio’s kunnen ook op Nunspeet van invloed zijn. In de forensenstromen zullen we later terugzien dat deze ook reiken tot in de andere woningmarktregio’s. Figuur 2-2 Functionele woningmarktregio rond Nunspeet (Bron: ABF Research)
2.2
KERNPUBLICATIE WOON 2009 NUNSPEET
14
De woningvoorraad
De Nederlandse woningmarkt kenmerkt zich als een verhuismarkt. De meeste Nederlanders kiezen in hun zoektocht naar een betere woning voor verhuizing in plaats van het verbeteren van de eigen woning, zoals onze zuiderburen. In België wordt daarom ook minder verhuisd dan in Nederland als het om het verbeteren van de woonsituatie gaat. Verhuizen omwille van studie, werk, huwen of scheiden zijn niet wezenlijk anders. De jaarlijkse groei van de Nederlandse voorraad als gevolg van nieuwbouw, splitsing en onttrekking is minder dan 1% per jaar. Nieuwbouw is echter belangrijk voor de Nederlandse woningmarkt, omdat deze doorstroming ontketent. Een nieuwbouwwoning die wordt betrokken door een doorstromer levert aanbod in de voorraad op. Als deze vrijkomende woning wordt betrokken door een andere doorstromer levert dit ook weer aanbod op. Deze verhuisketen stopt binnen de gemeente als het aanbod wordt betrokken door een starter of vestiger uit een andere gemeente.
In Tabel 2-1 zijn enkele kenmerken van de woningvoorraad van Nunspeet en de vergelijkingsgebieden opgenomen.Tabel 2-1 Samenstelling van de woningvoorraad naar eigendom, vorm en bouwjaar, 2009 (Bron: syswov) Nunspeet
20-50 dzd inw.
Nederland
Koop Huur
61% 39%
66% 34%
58% 42%
Eengezins Meergezins
91% 9%
86% 14%
71% 29%
-1944 1945-1970 1971-1990 1991-
14% 35% 35% 16%
16% 28% 36% 20%
21% 27% 32% 20%
100% 9.800
100% 2.410.500
100% 7.106.600
Totaal % Totaal abs.
Van de 9.800 woningen in Nunspeet behoren 3 van elke 5 tot de koopsector, waarmee Nunspeet een lager aandeel heeft dan vergelijkbare gemeenten en een hoger percentage koopwoningen heeft dan landelijk. Het overgrote deel van de woningen, 9 op de 10, zijn eengezinswoningen, een aandeel dat ver boven dat van Nederland ligt en ook boven dat van vergelijkbare gemeenten. De woningvoorraad in Nunspeet is ongeveer gelijkelijk verdeel in woningen van voor 1971 en van vanaf 1971; er zijn relatief gezien wat minder woningen van vóór 1945 maar ook van na 1990.
Eigendom (koop of huur) en type woning (eengezins of meergezins) gecombineerd levert de volgende figuur op: Figuur 2-3 Samenstelling van de woningvoorraad naar eigendom en vorm, 2009 (bron: syswov)
100%
80%
60%
40%
0% Nunspeet
gem. 20-50 dzd. inw . huur eengezins
huur meergezins
Nederland koop eengezins
koop meergezins
Het grootste deel van de woningvoorraad in Nunspeet bestaat uit eengezinskoopwoningen maar in vergelijking met de andere gebieden bevat Nunspeet naar verhouding ook veel eengezinshuurwoningen. Meergezinswoningen, in zowel huur- als koopsector, komen in Nunspeet relatief weinig voor.
KERNPUBLICATIE WOON 2009 NUNSPEET
20%
15
In Figuur 2-4 is afgebeeld hoe de woningvoorraad van Nunspeet zich heeft ontwikkeld in vergelijking met de hele groep van gemeenten van 20.000-50.000 inwoners en Nederland. Figuur 2-4 Ontwikkeling van de woningvoorraad (index 2000=100, Bron: Syswov)
110
index (2000=100)
108 106 104 102 100 98 2000
2001
2002
Nunspeet
2003
2004
2005
gem. 20-50 dzd. inw .
2006
2007
2008
2009
Nederland
De Nunspeetse woningvoorraad heeft zich volgens een wat grilliger patroon ontwikkeld dan dat van de vergelijkbare gemeenten en Nederland totaal; dit is normaal bij een individuele gemeente omdat nieuwbouw en sloop zich daar niet gelijkmatig over de jaren voltrekken, zoals we ook zien in de volgende twee tabellen. Tot 2006 lag de groei van de woningvoorraad onder het Nederlands gemiddelde, doch na die tijd gaat de Nunspeetse ontwikkeling harder.
Tabel 2-2 Nieuwbouw per jaar 2000-2008, absoluut en relatief ten opzichte van de voorraad per 1 januari (bron: CBS) Nunspeet gem. 20-50 dzd. inw. Nederland abs. rel. abs. rel. abs. rel.
KERNPUBLICATIE WOON 2009 NUNSPEET
16
2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008
0 50 90 150 50 140 20 210 90
0,6% 1,0% 1,6% 0,5% 1,5% 0,2% 2,2% 1,0%
25.670 22.640 23.280 18.890 23.300 20.680 24.940 26.980 27.520
1,0% 1,0% 0,8% 1,0% 0,9% 1,1% 1,1% 1,2%
70.650 72.960 66.700 59.630 65.310 67.020 72.380 80.190 78.880
1,1% 1,0% 0,9% 1,0% 1,0% 1,0% 1,2% 1,1%
tot. nieuwbouw over 2000-2008 gem per jaar
800 89
8,9% 1,1%
213.890 23.765
9,6% 1,0%
633.730 70.414
9,6% 1,0%
De nieuwbouw in Nunspeet sinds 2000 is wat achtergebleven bij die in de vergelijkingsgebieden; waar nationaal en in de vergelijkbare gemeenten totaal de voorraad met 9,6% aan nieuwbouw is toegenomen bleef de Nunspeetse groei net onder de 9%. Vooral in 2007 zijn veel nieuwbouwwoningen aan de voorraad in Nunspeet toegevoegd.
Tabel 2-3 Onttrekkingen per jaar 2000-2008, absoluut en relatief ten opzichte van de voorraad per 1 januari (Bron: CBS) Nunspeet gem. 20-50 dzd. inw. Nederland abs. rel. abs. rel. abs. rel.
2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008
0 30 20 0 10 30 20 20 20
0,3% 0,2% 0,0% 0,1% 0,3% 0,2% 0,2% 0,2%
3.620 3.060 4.050 4.190 4.620 4.430 5.240 5.100 4.540
0,1% 0,2% 0,2% 0,2% 0,2% 0,2% 0,2% 0,2%
13.530 15.560 16.410 17.760 19.310 19.060 21.660 23.840 22.370
0,2% 0,2% 0,3% 0,3% 0,3% 0,3% 0,3% 0,3%
totaal onttrekkingen over 2000-2008 140 gem per jaar 16
1,6% 0,2%
38.860 4.317
1,7% 0,2%
169.490 18.832
2,6% 0,3%
Het aantal aan de woningvoorraad onttrokken woningen sinds 2000 en tot 2009 is 140, waarmee het aandeel vergelijkbaar is met dat van alle gemeenten van 20.000-50.000 inwoners maar duidelijk onder het nationale gemiddelde ligt.
In Figuur 2-5 kijken we naar de samenstelling van de nieuwbouw. Figuur 2-5 Nieuwbouw 2000-2008, aandelen koop- en eengezinswoningen (Bron: CBS) 100%
80%
60%
40%
20%
0% Nunspeet koop
gem. 20-50 dzd. inw .
Nederland
eengezins
KERNPUBLICATIE WOON 2009 NUNSPEET
Een groot deel van de nieuwbouw in Nunspeet, tussen de 75 en 80%, bestaat uit koopwoningen en uit eengezinswoningen, evenals dat het geval is in vergelijkbare gemeenten; nationaal is vooral het aandeel eengezinswoningen een beetje lager. Door deze nieuwbouw is de koopsector sinds 2000 gegroeid en heeft zich het hoge aandeel eengezinswoningen gestabiliseerd; de nieuwbouw heeft in deze periode niet bijgedragen aan een structurele verandering van de woningvoorraad.
17
2.3
Huishoudens en bevolking
Woonbeleid is gekoppeld aan het sociaal-economische, sociaal-culturele, recreatieve en mobiliteitsbeleid. Omvang en samenstelling van de bevolking zijn gekoppeld aan de arbeidsmarkt en daarmee een locatiekeuzefactor voor bedrijven en instellingen. Ze bepalen sterk de koopkracht en daarmee ook het gebruik van commerciële en niet-commerciële voorzieningen. Ook zijn ze van invloed op de mobiliteit en het gebruik van de beschikbare infrastructuur. Ten slotte bepalen omvang en samenstelling van de bevolking ook gemeentelijke en afgeleide regionale en provinciale inkomsten en uitgaven. Woningmarktbeleid heeft daarom ontegenzeglijk een bevolkingsgerichte component. Woningmarktbeleid is echter primair gericht op huishoudens. Het huishouden is de consumerende eenheid. Zonder een extra woning ontstaat in de regel geen nieuw huishouden (inwonen uitgesloten). Een scheiding betekent minimaal één extra woningvraag, terwijl het gaan samenwonen van twee zelfstandige huishoudens minimaal één vrijkomende woning betekent. Demografische processen in combinatie met sociaal-economische en sociaal-culturele processen leiden echter ook ‘autonoom’ tot huishoudenontwikkelingen. Passend woningaanbod is daarom essentieel om huishoudens aan te trekken en vast te houden. Op regionale schaal is de invloed van bouwen echter beperkt tot de groei van bevolking en huishoudens. Deze groei wordt sterk bepaald door de ontwikkeling en de bereikbaarheid van de regionale economische werkgelegenheid. Krimpgebieden krimpen niet vanwege een gebrek aan woningen, maar aan de demografische samenstelling van de bevolking en het leeftijdsselectieve vertrek naar regio’s met een groter potentieel aan arbeidsplaatsen binnen bereik. Binnen de regio speelt de ruimtelijke en temporele verdeling van het woningaanbod een grote rol om verschillen in de groei van de omvang en de samenstelling tussen gemeenten te verklaren.
2.3.1
Huishoudens
We starten met een overzicht van de verdeling van huishoudens naar samenstelling. Tabel 2-4 Huishoudens naar type, 2000 en 2009 (Bron: CBS)
2000 Nunspeet
KERNPUBLICATIE WOON 2009 NUNSPEET
18
23% 4% 31% 42% 100% 9.300
2009 gem. 20-50 dzd. inw. 26% 5% 33% 36% 100% 2.242.700
Nederland 33% Alleenstaand 6% Eenoudergezinnen 30% Paren zonder kinderen 31% Paren met kinderen 100% totaal % 6.801.000 totaal abs.
Nunspeet 27% 5% 31% 37% 100% 10.000
gem. 20-50 dzd. inw. 29% 6% 33% 32% 100% 2.423.000
Nederland 36% 6% 30% 28% 100% 7.312.600
Een groot deel van de 10.000 huishoudens in Nunspeet bestaat uit paren met thuiswonende kinderen, namelijk 37%, waarmee Nunspeet positief afwijkt van de vergelijkbare gemeenten en het nationale gemiddelde. Het aandeel alleenstaanden is daarmee minder groot dan in deze vergelijkingsgebieden, maar is nog altijd ruim een kwart. Het aandeel huishoudens met paren zonder kinderen is vergelijkbaar en bedraagt iets minder dan een derde van alle huishoudens.
Hoewel Nunspeet dus nog relatief veel grotere huishoudens heeft, heeft het individualiseringsproces ook Nunspeet in zijn greep, getuige de flinke toename van het aandeel alleenstaanden en forse daling van het percentage paren met kinderen.
Op welke wijze de huishoudens in Nunspeet zich hebben ontwikkeld sinds 2000 zien we in Figuur 2-6. Figuur 2-6 Ontwikkeling van de huishoudens, (index 2000=100, Bron: CBS)
index (2000=100)
110 108 106 104 102 100 98 2000
2001 Nunspeet
2002
2003
2004
gem. 20-50 dzd. inw.
2005
2006
2007
2008
2009
Nederland
Het aantal huishoudens in Nunspeet is sinds 2000 met 8% gegroeid en volgt daarmee het landelijke beeld. Sinds 2000 is de groei van het aantal huishoudens een klein beetje lager geweest dan dat in alle gemeenten van 20.000-50.000 inwoners. De knik naar boven in 2007 kan worden toegeschreven aan het forse aantal gereedgekomen nieuwbouwwoningen dat jaar.
Vervolgen we met de relevante ontwikkelingen in de bevolking.
2.3.2
Bevolking
Eerst laten we de samenstelling van de bevolking zien, in 2000 en 2009. Tabel 2-5 Samenstelling van de bevolking naar leeftijd, 2000 en 2009 (Bron: CBS)
2000 Nunspeet
31% 30% 26% 14% 100% 5.651.100
Nederland 30% 32% 24% 14% 100% 15.864.000
Nunspeet < 25 jr 25-44 jr 45-64 jr 65 jr eo totaal % totaal abs.
34% 25% 26% 16% 100% 26.700
gem. 20-50 dzd. inw. 29% 25% 29% 16% 100% 5.840.300
Nederland 30% 27% 28% 15% 100% 16.485.800
Qua leeftijdsstructuur heeft Nunspeet een naar verhouding jonge bevolking, met een derde van de personen jonger dan 25 jaar; in de vergelijkingsgebieden ligt dat aandeel op 30%. Het percentage ouderen (vanaf 65 jaar) en personen tussen 25 en 45 jaar wijkt nauwelijks af van die in de vergelijkingsgebieden, waarmee het aandeel van de personen van 45-64 jaar wel wat lager is. In vergelijking met de percentages over 2000 kan worden geconcludeerd dat ook in Nunspeet de bevolking veroudert, getuige de toename van de beide leeftijdsgroepen vanaf 45 jaar.
KERNPUBLICATIE WOON 2009 NUNSPEET
36% 28% 22% 14% 100% 26.100
2009 gem. 20-50 dzd. inw.
19
Zoals we de ontwikkeling van de woningvoorraad en die van de huishoudens hebben laten zien geven we ook die van het inwonertal. Figuur 2-7 Ontwikkeling van de bevolking, 2000-2009 (index 2000=100, Bron: CBS)
106 105 index (2000=100)
104 103 102 101 100 99 98 2000
2001
Nunspeet
2002
2003
gem. 20-50 dzd. inw .
2004
2005
2006
2007
2008
2009
Nederland
Sedert 2001 is het inwonertal van Nunspeet tot 2005 gestaag gegroeid, doch heeft het zich daarna min of meer gestabiliseerd; het laatste jaar is het inwonertal weer iets gestegen. In Nederland en de vergelijkbare gemeenten heeft de groei minder schommelingen en is deze iets sterker.
2.3.3
Demografische ontwikkeling
De ontwikkeling van de bevolking bestaat uit het saldo van een drietal demografische componenten: Natuurlijke bevolkingsontwikkeling, oftewel aanwas (geboorte minus sterfte); Binnenlands migratiesaldo (vestiging uit minus vertrek naar andere Nederlandse gemeenten); Buitenlandse migratiesaldo (vestiging uit minus vertrek naar andere landen). In de volgende figuur is de ontwikkeling van het saldo in de afzonderlijke groeicomponenten opgenomen.
KERNPUBLICATIE WOON 2009 NUNSPEET
20
Figuur 2-8 Jaarlijkse bevolkingsontwikkeling 2000-2008 als resultaat van de demografische componenten, Nunspeet (Bron: CBS)
200 150 100 50 0 -50 -100 -150 -200 -250 2000 Aanw as
2001
2002
Binnenlands Saldo
2003
2004
Buitenlands saldo
2005
2006
2007
2008
Bevolkingsontw ikkeling
Het saldo van de natuurlijke aanwas in Nunspeet is sinds 2000 is onverminderd positief. Daar tegenover staat een constant negatief saldo van de binnenlandse migratie; vooral in 2000 en 2005 zijn er naar verhouding veel meer inwoners uit Nunspeet vertrokken dan dat er zich nieuwe inwoners hebben gevestigd. Het aantal immigranten overstijgt in veel jaren het aantal emigranten en draagt aldus een beetje bij aan de bevolkingsgroei; opvallend is dat in de jaren 2001-2003 het saldo van de buitenlandse migratie groter is dan dat van de binnenlandse migratie. De uiteindelijke bevolkingsgroei schommelt nogal door de schommelingen in binnenlandse en buitenlandse migratie; tussen 2001 en 2004 was er sprake van een behoorlijke groei, evenals in 2008, in 2005 daalde de bevolking naar verhouding sterk door een groter negatief binnenlands saldo.
Het zelfde beeld wordt gegeven voor alle gemeenten van 20.000-50.000 inwoners.
KERNPUBLICATIE WOON 2009 NUNSPEET
21
Figuur 2-9 Jaarlijkse bevolkingsontwikkeling 2000-2008 als resultaat van de demografische componenten, gemeenten 2050 dzd inwoners (Bron: CBS)
60.000 50.000 40.000 30.000 20.000 10.000 0 -10.000 2000 Aanw as
2001
2002
2003
Binnenlands Saldo
2004
2005
Buitenlands saldo
2006
2007
2008
Bevolkingsontw ikkeling
Door de omvang van deze groep en het tegen elkaar wegvallen van positieve en negatieve saldo´s in de diverse gemeenten zijn er minder schommelingen te zien. Duidelijk is dat in deze groep van gemeenten het aantal geboorten het aantal sterfgevallen nog steeds overstijgt, waardoor er in de getoonde periode sprake is van een continu geboorteoverschot; vanaf 2005 wordt dit wel wat lager. Het binnenlands migratiesaldo schommelt sinds 2000 rond 0; een voorzichtige conclusie zou kunnen luiden dat het kenmerk omvang van de gemeente voor deze groep van gemeenten niet onverdeeld aantrekkelijk of onaantrekkelijk is maar dat het van de locatiegerichte invulling en mogelijkheden afhangt of een gemeente te maken heeft met een binnenlands vestigings- of een vertrekoverschot. De buitenlandse migratie laat ook een positief beeld zien; alleen tussen 2004 en 2007 was het saldo minimaal.
Omdat de binnenlandse migratie tegenwoordig vaak een bepalende factor is in het groeisaldo van een gemeente gaan we in de volgende subparagraaf daar nog even verder op in.
2.3.4
KERNPUBLICATIE WOON 2009 NUNSPEET
22
Binnenlandse migratie
De binnenlandse migratie wordt hier verder uitgediept door te kijken naar de migratie in drie leeftijdsgroepen.
Figuur 2-10 Binnenlands migratiesaldo naar leeftijdsklasse, Nunspeet, 2000-2008 (Bron: CBS) 40 0 -40 -80 -120 -160 -200 2000 <24 jr
2001
2002
25-64 jr
2003
2004
2005
2006
2007
2008
65 jr eo
gemiddeld 2000-2008
Gemiddeld genomen heeft Nunspeet te maken met een relatief sterke uitstroom van jongeren, een vertrouwd beeld voor veel van de middelgrote en kleinere gemeenten; de meeste hogere opleidingsinstituten zijn immers gevestigd in de grotere steden. Het saldo van de personen van 25-64 jaar is eveneens negatief maar minder groot, behalve in 2000 en 2004-2005 waarin er wel sprake is geweest van een groot vertrekoverschot in deze leeftijdsgroep. De saldi bij de 65-plussers zijn doorgaans erg klein, behoudens enkele afwijkende jaren zoals 2001 en 2007 met een groter vertrekoverschot en 2004 met een iets groter vestigingsoverschot.
Figuur 2-11 migratiesaldo naar leeftijdsklasse, gemeenten met 20.000-50.000 inwoners, 2000-2008 (Bron: CBS) 20.000 15.000 10.000 5.000 0 -5.000 -10.000 -15.000 -20.000 2000 <24 jr
25-64 jr
2002
2003 65 jr eo
2004
2005
2006
2007
2008
gemiddeld 20002008
Over alle gemeenten met 20.000-50.000 inwoners tekent het vertrekoverschot onder jongeren zich weer duidelijk af, maar is er even duidelijk en continu een vestigingsoverschot van personen van 25-64 jaar en een klein positief saldo in de binnenlandse migratie van 65-plussers.
Aan het slot van dit perspectief laten we in de volgende paragraaf nog enkele kenmerkende gegevens zien die betrekking hebben op de economische situatie in Nunspeet.
KERNPUBLICATIE WOON 2009 NUNSPEET
2001
23
2.4
Inkomens, werkgelegenheid en forensisme
2.4.1
Inkomens
Inkomen heeft een sterke relatie met de woningmarkt, daarom wordt in deze subparagraaf in beeld 2 gebracht hoe de gemiddelde inkomensontwikkeling is geweest van 2002-2006 . Tabel 2-6 Absolute en relatieve ontwikkeling van de inkomens, 2002-2006 (Bron: RIO)
Nunspeet abs. 2002 2003 2004 2005 2006 totale groei gem per jaar
€ €
31.100 31.400 31.200 32.300 33.600 2.500 500
gem. 20-50 dzd. inw. abs. rel.
rel.
30.700 30.600 30.600 31.700 32.900 2.200 436
1,0% -0,6% 3,5% 4,0% 7,9% € 2,0% €
-0,3% 0,0% 3,6% 3,8% 7,1% € 1,8% €
Nederland abs. 29.200 29.000 29.000 30.000 31.300 2.100 412
rel. -0,7% 0,0% 3,4% 4,3% 7,1% 1,8%
Over Nunspeet kende in 2006 een gemiddeld inkomen van € 33.600. Dit inkomen is flink hoger dan het nationale gemiddelde van € 31.300 en ook nog hoger dan het gemiddelde van alle vergelijkbare gemeenten. In Nunspeet is het gemiddeld inkomen sinds 2002 met bijna 8%gegroeid. Deze groei ligt boven het niveau van dat in vergelijkbare gemeenten en van Nederland (7,1%). Figuur 2-12 Inkomensverdeling van huishoudens naar decielgroepen, 2006 (Bron: RIO) 100% 20%
24%
22%
44%
42%
24%
28%
8%
8%
10%
gem. 20-50 dzd. inw.
Nederland
80%
60%
40%
40%
20%
0%
Nunspeet
1e 10%-groep
5e-8e 10% groep
9e-10e 10%groep
KERNPUBLICATIE WOON 2009 NUNSPEET
Ook de inkomensverdeling laat zien dat Nunspeet relatief meer huishoudens in de hogere inkomensdecielen heeft dan in vergelijkbare gemeenten en in Nederland, terwijl aan de andere kant het aantal huishoudens in de lagere decielen logischerwijze kleiner is.
2
24
2e-4e 10%-groep
30%
2006 is het meest recente jaar waarvoor ABF inkomensdata beschikbaar heeft.
2.4.2
Beroepsbevolking
Tabel 2-7 Beroepsbevolking en arbeidsparticipatie, 2008 (Bron: ABF Beroepsbevolking)
Nunspeet gem. 20-50 dzd. inw.
Nederland
Bevolking 15-64 jaar
16.800
3.800.100
10.979.300
Beroepsbevolking waarvan werkzaam waarvan niet-werkzaam
11.200 10.900 300
2.642.500 2.548.800 93.700
7.715.000 7.409.000 306.000
5.500
1.157.600
3.264.300
67,1 65,3
69,5 67,1
70,3 67,5
Niet-beroepsbevolking Bruto participatiegraad (%) Netto participatiegraad (%)
De beroepsbevolking in Nunspeet bedraagt anno 2008 zo’n 16.800 personen, goed voor een bruto participatiegraad van 67,1%. Dit percentage ligt lager dan in vergelijkbare gemeenten (69,5%) en Nederland (70,3%). Ook de netto participatiegraad (65,3%) ligt in Nunspeet lager dan in de referentiegemeenten (67,1%) en Nederland (67,5%). De ontwikkeling van het aantal werkzame personen in Nunspeet is afgebeeld in Figuur 2-13. Daarbij staat Tot voor ‘totaal’, FT voor ‘full-time’ en PT voor ‘part-time’. Figuur 2-13 Ontwikkeling werkzame personen in Nunspeet, 1998-2008 (Bron: LISA)
KERNPUBLICATIE WOON 2009 NUNSPEET
Het aantal werkzame personen is sinds 2004 langzaam en sinds 2006 flink toegenomen, tot een niveau van 12.000. De stijging is vooral het gevolg van de toename van het aantal full-time werkzame personen; het aantal part-time werkzame personen is redelijk stabiel sinds 2003.
25
In de volgende tabel wordt aangegeven hoeveel banen er in Nunspeet zelf zijn en over welke sectoren ze zijn verdeeld. Tabel 2-8 Aantal banen naar sector in Nunspeet, 2006 (Bron: CBS)
Totaal aantal banen w.v. in landbouw en visserij industrie en bouwnijverheid commerciele dienstverlening niet-commerciele dienstverlening Bron: CBS - Onderzoek naar werkgelegenheid, 2006
Nunspeet 10.120 130 2.860 4.120 3.000
Het totale aantal banen werd in 2006 geschat op ruim 10.000, waarvan ruim 40% in de commerciële dienstverlening. De overige banen zijn verdeeld over industrie en nijverheid en de niet-commerciële dienstverlening, met een licht overwicht voor de laatste.
2.4.3
Forensisme
In deze subparagraaf kijken we naar de forensenstromen, om een beeld te geven van het belang van de gemeente in de regio en de relaties met andere gemeenten op economisch vlak. De meest recente gegevens zijn hierbij van 2005 maar aangenomen mag worden dat het patroon sindsdien niet grondig veranderd is. Figuur 2-14 Gemeenten met pendel vanuit Nunspeet, 2005 (Bron: CBS)
KERNPUBLICATIE WOON 2009 NUNSPEET
26
In 2005 pendelden 9.800 personen naar hun werk, waarvan de helft, 4.900 personen, in Nunspeet zelf werkte. De meeste personen pendelden dagelijks voor hun werk naar Harderwijk, namelijk 1.500. Naar Apeldoorn, Ermelo (ieder 500) en Zwolle (400) trokken er ook veel op uit. Elburg (300), Amersfoort en Barneveld (ieder 200) zijn ook nog belangrijke werkgemeenten voor inwoners van Nunspeet. Van de grote steden liggen Almere, Amsterdam, Utrecht en Arnhem ook nog binnen werkbereik maar zijn de forensenstromen naar deze gemeenten minder groot als die naar bovengenoemde plaatsen. In de volgende figuur is de binnenkomende pendel over 2005 opgenomen. Figuur 2-15 Gemeenten met pendel naar Nunspeet, 2005 (Bron: CBS)
KERNPUBLICATIE WOON 2009 NUNSPEET
In totaal werkten er in 2005 ongeveer 4.500 personen in Nunspeet die in een andere gemeente woonden. De inkomende pendel in Nunspeet komt voor een belangrijk deel uit Elburg (1.300 personen), Harderwijk (700) en Oldebroek (500). Daarnaast zijn Ermelo en Zwolle met 300 pendelaars en Apeldoorn, Epe en Putten met elk 200 pendelaars de andere gemeenten waar nog een behoorlijk aantal in Nunspeet werkende personen wonen.
27
3
Woonprofiel
Huishoudens en woningen In Nunspeet heeft 65% van de huishoudens in een woning een koopwoning. De gemeente heeft verhoudingsgewijs weinig goedkope koopwoningen (prijs lager dan € 174.000) en zeer veel dure woningen (meer dan € 315.000). De voorraad huurwoningen bestaat voor bijna driekwart uit woningen van een Toegelaten Instelling met een huur tot de aftoppingsgrens, waarmee een groot deel van de huurwoningen geschikt is voor de doelgroep van beleid. Gezinnen wonen het meest vaak in een koopwoning en eenpersoonshuishoudens en huishoudens in de aandachtsgroep het minst vaak. Alleenstaanden boven de 65 jaar in Nunspeet hebben in veel grotere mate een koopwoning dan oudere alleenstaanden in de vergelijkingsgebieden. Dat kan de doorstroming negatief beïnvloeden omdat, zoals ook is aangegeven in het rapport ‘Senioren op de woningmarkt’ (Iersel, 2009), ouderen in eengezinskoopwoningen langer in hun huidige woning blijven wonen en dat met de vergrijzing de dynamiek op de woningmarkt aldus zal gaan afnemen. Gezinnen wonen in Nunspeet vrijwel altijd in een eengezinswoning; voor oudere huishoudens en aandachtsgroephuishoudens ligt dit aandeel ook nog boven de 80%.
Tevredenheid Over de woning en over de mate van overlast zijn huishoudens in Nunspeet zeer tevreden (rapportcijfers 8,7 en 8,6) en ook de woonomgeving ontvangt een mooie voldoende (7,6). Over sociale cohesie en voorzieningen is men met scores van 6,6 en 6,9 iets minder tevreden.
KERNPUBLICATIE WOON 2009 NUNSPEET
Woonuitgaven De hogere aandelen midden en hoge inkomens leiden ertoe dat in Nunspeet relatief weinig huishoudens zijn met een inkomen tot het minimum, nog geen 10% van alle huishoudens, waarmee Nunspeet naar verhouding minder huishoudens met lage inkomens telt dan in Nederland als geheel en in qua omvang vergelijkbare gemeenten Gemiddeld betalen huishoudens in Nunspeet € 720 aan woonuitgaven. Het meest betalen huishoudens in een eengezinskoopwoning, namelijk € 780. Gerelateerd aan het inkomen besteden Nunspeetse huishoudens 28% van hun inkomen aan wonen, meer dan in vergelijkbare gemeenten en landelijk. De relatief grotere voorraad aan eengezinskoopwoningen met hogere woonuitgaven speelt hierin een rol. De hoogste woonquote hebben echter huishoudens in een meergezinshuurwoning, namelijk 38%. Ondanks de lagere absolute woonuitgaven zijn ook de inkomens van deze huishoudens gemiddeld zoveel lager dat ze verhoudingsgewijs meer aan woonlasten betalen. Zoals verwacht hebben vooral 65-plushuishoudens in een koopwoning een lagere woonquote (24%); veel van deze huishoudens hebben de eigen woning afbetaald, waardoor de woonlasten dalen. Huishoudens in de aandachtsgroep hebben met een quote van meer dan 40% een relatief hoge woonquote. Een hoger inkomen gaat in de praktijk gepaard met een lagere woonquote.
29
3.1
Woningen en huishoudens
De definities in het WoON 2009 wijken op bepaalde punten af van de in hoofdstuk 2 gehanteerde CBSrealisatiecijfers. Als gevolg hiervan kunnen ook aantallen en verhoudingen anders worden. In het WoON 2009 worden volgende definities gehanteerd: Woningen: bewoonde woningvoorraad In deze kernpublicatie hebben de WoON-uitkomsten over woningen betrekking op de bewoonde woningvoorraad. Deze is altijd iets kleiner dan de totale woningvoorraad. In de praktijk blijkt immers dat er sprake is van frictieleegstand (leegstand als gevolg van verhuisprocessen), onbewoonbaar verklaarde woningen en/of tweede woningen. Huishoudens: zelfstandig in woningen Niet ieder huishoudens woont zelfstandig in een woning, denk bijvoorbeeld aan kamerbewoners of huishoudens die bij (schoon-)ouders inwonen. Ook huishoudens die bijvoorbeeld op een woonboot wonen worden niet tot de huishoudens in woningen gerekend. De WoON-uitkomsten in deze kernpublicatie hebben, tenzij anders vermeld, betrekking op de huishoudens die hoofdbewoner zijn van een woning.
3.1.1
Huishoudens en woningen
Tabel 3-1 Bewoonde woningen naar eigendom, prijs3 en oppervlakte, 2009 (Bron: WoON 2009)
KERNPUBLICATIE WOON 2009 NUNSPEET
Opp ervlak te
Eigendom , prijs
Nunspeet 65%
59%
67%
3% 23% 21% 50%
14% 29% 22% 35%
9% 27% 24% 40%
Huurwoning Waarvan Goedkope woningen van tgi (
lib.gr.) Overige huurwoningen
35%
41%
33%
17% 57% 6% 0% 13%
21% 45% 12% 3% 18%
21% 49% 11% 2% 16%
<50 m2 50-69 m2 70-89 m2 90-119 m2 120-149 m2 150-199 m2 >200 m2
8% 21% 12% 18% 16% 14% 12%
7% 14% 17% 20% 17% 14% 11%
5% 11% 14% 19% 18% 17% 15%
100% 9.804
100% 6.996.467
100% 2.385.806
Huurprijsgrenzen per 1-8-2009: Kwaliteitskortingsgrens € 357,37, Aftoppingsgrens 1-2 persoonshuishouden 511,50, Aftoppingsgrens 3+ personen € 548,18, Liberalisatiegrens € 647,53; tgi staat voor ‘toegelaten instelling’; Koopprijsgrenzen betreffen WOZ-waarden
30
gem. 20-50 dzd. inw.
Koopwoning Waarvan <€174.000 €174.000 - €245.000 €245.000 - €315.000 >€315.000
Totaal (rel.) Totaal (abs.) 3
Nederland
In Nunspeet heeft 65% van de huishoudens in een woning een koopwoning, vergelijkbaar met andere gemeenten van dezelfde omvang maar hoger dan landelijk. Nunspeet heeft verhoudingsgewijs weinig goedkope koopwoningen (prijs lager dan € 174.000) en zeer veel dure woningen (meer dan € 315.000), ook in vergelijking met de hele groep van gemeenten. De voorraad huurwoningen bestaat voor bijna driekwart uit woningen van een Toegelaten Instelling met een huur tot de aftoppingsgrens, waarmee een groot deel van de huurwoningen geschikt is voor de doelgroep van beleid; dit aandeel is ruim hoger dan in de referentiegemeenten en nationaal. Ondanks het hoge aandeel dure koop zijn de aandelen woningen met een grotere oppervlakte in Nunspeet niet hoger dan in de vergelijkingsgebieden; eerder valt het hogere percentage woningen met een oppervlakte tussen 50 en 70 m2 op en het lagere aandeel van de erop volgende klasse tot 90 m2.
Figuur 3-1 Aandeel huishoudens naar samenstelling en in de aandachtsgroep in koop- respectievelijk eengezinswoningen, 2009 (Bron: WoON 2009)
0%
20%
40%
60%
80%
100%
Koopwoning
Eenpersoonshuishoudens Gezinnen Oudere huishoudens (65+) Aandachtsgroep Totaal
Eengezinswoning
Eenpersoonshuishoudens Gezinnen Oudere huishoudens (65+) Aandachtsgroep Totaal Nunspeet
Nederland
gem. 20-50 dzd. inw .
KERNPUBLICATIE WOON 2009 NUNSPEET
Als we kijken naar de aandelen van de verschillende typen huishoudens die een koopwoning bewonen dan zien we dat –zoals verwacht– gezinnen het hoogste percentage laten zien en dat eenpersoonshuishoudens en huishoudens in de aandachtsgroep een vergelijkbaar laag percentage tonen. In vergelijking met Nederland beschikken vooral oudere huishoudens in Nunspeet in grotere mate over een koopwoning, maar ook bij huishoudens in de aandachtsgroep is het verschil groot. Verschillen met de referentiegemeenten zijn er bij gezinnen waar het Nunspeetse aandeel wat lager is en bij oudere huishoudens en aandachtsgroephuishoudens waar het percentage huishoudens met een koopwoning in Nunspeet wat hoger is. Gezinnen wonen in Nunspeet vrijwel altijd in een eengezinswoning; voor oudere huishoudens en aandachtsgroephuishoudens ligt dit aandeel ook nog boven de 80%.
31
Eenpersoonshuishoudens wonen in Nunspeet het minst vaak in een eengezinswoning, maar hebben daar in grotere mate de beschikking over dan eenpersoonshuishoudens in de referentiegemeenten en zeker die in Nederland. Ook bij oudere huishoudens en aandachtsgroephuishoudens zijn de verschillen met de vergelijkingsgebieden groot en kent Nunspeet hogere percentages huishoudens in een eengezinswoning; de structuur van de woningvoorraad werkt hier natuurlijk sterk in door. Kijken we in de volgende figuur naar de aandelen huishoudens naar samenstelling en leeftijd die in een koopwoning respectievelijk eengezinswoning wonen. Figuur 3-2 Huishoudens naar samenstelling en leeftijd wonend in koop-, respectievelijk eengezinswoningen, 2009 (Bron: WoON 2009)
0%
20%
40%
60%
80%
100%
Alleenstaanden <35 jaar
Koop
Alleenstaanden 35-64 jaar Alleenstaanden >65 jaar Paren <65 jaar Paren >65 jaar Gezinnen
Alleenstaanden <35 jaar Eengezins
Alleenstaanden 35-64 jaar Alleenstaanden >65 jaar Paren <65 jaar Paren >65 jaar Gezinnen Nunspeet
Nederland
gem. 20-50 dzd. inw .
NB Voor het aandeel alleenstaanden beneden de 35 jaar in een koopwoning waren er te weinig respondenten in het WOON 2009 in Nunspeet.
KERNPUBLICATIE WOON 2009 NUNSPEET
32
In het algemeen kan worden gesteld dat hoe groter het huishouden, hoe groter het aandeel huishoudens in een koopwoning. Alleenstaanden boven de 65 jaar in Nunspeet hebben in veel grotere mate een koopwoning dan oudere alleenstaanden in de vergelijkingsgebieden. Circa driekwart van de paren onder de 65 jaar en van gezinnen wonen in een koopwoning, en dat is iets minder dan in de referentiegemeenten en vergelijkbaar met landelijk gemiddeld. Bij eengezinswoningen zijn de verschillen in aandelen tussen de vergelijkingsgebieden groter bij de diverse typen huishoudens, zoals we ook al zagen in de vorige figuur: Nunspeet kent daarbij de hoogste percentages huishoudens in een eengezinswoning, terwijl de landelijke aandelen op een veel lager niveau liggen.
3.2
Woonlasten en woonquotes
In deze paragraaf kijken we naar de woonlasten en de verhouding daarvan tot het inkomen van huishoudens, met andere woorden welk deel van het inkomen besteden huishoudens aan wonen. Tot de netto woonlasten worden gerekend bij huurders de basishuur, verminderd met de huurtoeslag, en bij eigenaar-bewoners de bruto hypotheeklasten, erfpacht en opstalverzekering en onroerendzaakbelasting verminderd met fiscale effecten als gevolg van renteaftrek, erfpacht, eigenwoningforfait en rijksbijdrage eigenwoningbezit. Geen rekening is gehouden met onderhoudskosten en in de woning geïnvesteerd eigen vermogen. Daarnaast zijn bij zowel huurders als eigenaar-bewoners de lasten van Overige Publiekrechtelijke Lichamen als gemeenten en waterschappen meegerekend (OZB, reinigingsheffing, rioolrecht, verontreinigingsheffing, ingezetenenomslag en omslagheffting). Deze heffingen zijn onderdeel van de bijkomende woonlasten. Eerst laten we globaal zien hoe huishoudens in Nunspeet naar inkomen zijn verdeeld. Figuur 3-3 Huishoudens naar inkomen (bruto), 2009 (Bron: WoON 2009)
0%
5%
10%
15%
20%
25%
30%
35%
40%
45%
50%
laag (tot minimum)
midden (min. tot 1,5 x modaal)
hoog (> 1,5 x modaal)
Nunspeet
Nederland
gem. 20-50 dzd. inw .
In de volgende figuur wordt aangegeven wat de gemiddelde woonlasten bedragen voor woningen onderscheiden naar eigendom en type.
KERNPUBLICATIE WOON 2009 NUNSPEET
Iets minder dan de helft van de huishoudens in Nunspeet heeft een inkomen van meer dan 1,5x modaal; in de referentiegemeenten wordt een vergelijkbaar aandeel waargenomen en Nederland heeft een aandeel van iets boven de 40%. De groep huishoudens met een inkomen boven het minimum tot anderhalf keer modaal maakt een even groot deel uit van alle huishoudens in Nunspeet (en in de de vergelijkingsgebieden). De aandelen midden en hoge inkomens leiden ertoe dat in Nunspeet relatief weinig huishoudens zijn met een inkomen tot het minimum, nog geen 10% van alle huishoudens, waarmee Nunspeet naar verhouding minder huishoudens met lage inkomens telt dan in Nederland als geheel en in qua omvang vergelijkbare gemeenten.
33
Figuur 3-4 Gemiddelde woonlasten naar type en eigendomsvorm woning en totaal, 2009 (Bron: WoON 2009) €0
€ 100
€ 200
€ 300
€ 400
€ 500
€ 600
€ 700
€ 800
€ 900
€ 1.000
Koop eengezins
Koop meergezins
Huur eengezins
Huur meergezins
Gemiddeld
Nunspeet
Nederland
gem. 20-50 dzd. inw .
Gemiddeld betalen huishoudens in Nunspeet € 720 aan woonuitgaven. Huishoudens in eengezinswoningen hebben te maken met hogere woonlasten dan huishoudens in meergezinswoningen; het verschil in de koopsector is daarbij groter dan in de huursector. De gemiddelde woonlasten zijn het hoogst voor eengezinskoopwoningen (€ 780), waarbij deze in Nunspeet iets lager zijn dan in de vergelijkingsgebieden. Huishoudens in meergezinskoopwoningen lijken verhoudingsgewijs de laagste woonlasten (€ 506) te hebben waarbij moet worden aangegeven dat het aantal respondenten in deze groep minimaal is. In de volgende figuur wordt aangegeven hoeveel van hun inkomen huishoudens aan uitgaven op het vlak van wonen besteden. Figuur 3-5 Gemiddelde woonquote naar type en eigendomsvorm woning en totaal, 2009 (bron: WoON 2009)
0%
5%
10%
15%
20%
25%
30%
35%
Koop eengezins
Koop meergezins
KERNPUBLICATIE WOON 2009 NUNSPEET
Huur eengezins
Huur meergezins
Totaal
Nunspeet
Nederland
gem. 20-50 dzd. inw .
Nunspeet heeft een gemiddelde woonquote van 28%; iets lager dan in de referentiegebieden. 34
40%
Nunspeetse huishoudens in een meergezinskoopwoning besteden gemiddeld genomen het kleinste deel van hun inkomen aan woonlasten, die in meergezinshuurwoningen het meest; dit laatste is niet zo vreemd als wordt bedacht dat eenpersoonshuishoudens hierin oververtegenwoordigd zijn. Voor de eengezinskoop- en meergezinshuurwoningen zijn de gemiddelde woonquotes voor Nunspeet en de referentiegebieden gelijk, voor de andere woningsegmenten liggen de gemiddelde woonquotes in Nunspeet lager. We splitsen deze woonquotes ook uit naar type huishouden. Figuur 3-6 Woonquotes naar eigendomsvorm woning van jongere huishoudens, oudere huishoudens, huishoudens in de aandachtsgroep en het totaal aantal huishoudens, 2009 (Bron: WoON 2009)
Totaal aantal huishoudens Aandachtsgroep Ouderen (65+)
Jongere huishoudens (<35)
0%
10%
20%
30%
Nunspeet
Nederland
40%
50%
Koop
Huur
Koop
Huur
Koop
Huur
Koop
Huur gem. 20-50 dzd. inw .
In Figuur 3-7 laten we zien hoe de woonquote verandert met het stijgen van het inkomen. Dit is niet alleen in Nunspeet zo maar overal. Het modale inkomen is voor het WoON 2009 vastgesteld op €31.000.
KERNPUBLICATIE WOON 2009 NUNSPEET
Gemiddeld hebben huishoudens in een koopwoning lagere woonquotes dan die in een huurwoning, aangezien de huishoudens in deze woningen gemiddeld een hoger inkomen hebben. Jongere huurders zijn in Nunspeet iets beter af dan vergelijkbare huurders in de referentiegebieden. Vooral 65-plushuishoudens in een koopwoning hebben een lagere woonquote, in Nunspeet niet anders dan elders; veel van deze huishoudens hebben de eigen woning afbetaald, waardoor de woonlasten dalen. Huishoudens in de aandachtsgroep hebben een relatief hoge woonquote.
35
Figuur 3-7 Woonquotes naar inkomensklasse huishoudens, Nunspeet, 2009 (Bron: WoON 2009)
70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% Beneden minimumloon
Beneden modaal
Beneden 1,5 keer modaal
Tot 2 keer modaal
Tot 3 keer modaal
>3 keer modaal
Gemiddelde
Een hoger inkomen gaat gepaard met een daling van de woonquote. De hoogste woonquote geldt voor huishoudens met een inkomen beneden het minimumloon; deze huishoudens zijn meer dan de helft van hun inkomen kwijt aan woonlasten. De laagste woonquote hebben de huishoudens die meer dan 3x modaal verdienen (15%). Tot modaal ligt de woonquote boven het gemiddelde van 28% van de gemeente Nunspeet. Omdat Nunspeet niet heeft deelgenomen aan de oversampling van het WoON 2006 kunnen we hier op gemeentelijk niveau niet kijken naar de ontwikkeling van de woonquotes tussen 2006 en 2009. Landelijk is dat wel mogelijk. Figuur 3-8 Woonquote naar type en eigendomsvorm woning, Nederland, 2006 en 2009 (Bronnen: WoON2006 en WoON 2009)
Koop eengezins
Koop meergezins
Huur eengezins KERNPUBLICATIE WOON 2009 NUNSPEET
Huur meergezins
Totaal
0%
5%
10%
15%
20%
25%
30%
Nederland 2006
35%
Nederland 2009
Ten opzichte van 2006 is de totale gemiddelde woonquote landelijk minimaal gestegen.
36
40%
Met name de huishoudens in een meergezinskoopwoning zijn een iets groter deel van hun inkomen aan wonen gaan betalen, die in een eengezinskoopwoning slechts weinig meer. De woonquote onder huurders is nauwelijks veranderd sinds 2006. In paragraaf 3.3 zoomen we in op verschillende aspecten van woning en woonomgeving, zoals de tevredenheid van de bewoners en de ondervonden overlast.
3.3
Woning en Woonomgeving
Figuur 3-9 Tevredenheid huishoudens over verschillende aspecten, 2009 (bron: WoON 2009) 0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
Woning
Woonomgeving
Sociale cohesie
Voorzieningen
Overlast Nunspeet
Nederland
gem. 20-50 dzd. inw .
Over de woning en over de mate van overlast zijn huishoudens zeer tevreden; het rapportcijfer daarvoor is een ruime 8,5. Ook de woonomgeving ontvangt een mooie voldoende. Over de aspecten sociale cohesie en voorzieningen is men iets minder tevreden; de tevredenheidsscores die huishoudens gemiddeld hiervoor geven bewegen zich tussen de 6,5 en 7. In het algemeen zijn er weinig verschillen in tevredenheid tussen huishoudens in Nunspeet en die in de referentiegebieden; Nederland scoort gemiddeld een klein beetje lager dan Nunspeet.
KERNPUBLICATIE WOON 2009 NUNSPEET
37
4
Dynamiek op de woningmarkt
Verhuisgeneigdheid De totale verhuisgeneigdheid in 2009 in Nunspeet bedraagt 31%, 4% meer dan het landelijk gemiddelde. doorstromers, huishoudens die al een woning bewonen, ligt deze quote op 16%, gelijk aan het landelijk gemiddelde. Persoonlijke redenen vormen op afstand de belangrijkste verhuisreden voor huishoudens in Nunspeet, op grote afstand gevolgd door redenen van de woning of woonomgeving. Woonwensen In Nunspeet geeft ruim 55% van de verhuisgeneigden aan te willen verhuizen naar een eengezinskoopwoning terwijl 30% van de gevallen voor een meergezinswoning opteert. ‘Slechts’ 35% Van de verhuisgeneigde huishoudens wil een koopwoning van boven de boven € 315.000; daarentegen dit segment maakt de helft van de voorraad uit. De vraag naar meer goedkope woningen is groter dan er in de huidige situatie woningen van elke prijsklasse zijn. Huurwoningen tot aan de aftoppingsgrens zijn er in ruim voldoende mate, ook ten opzichte van de vraag; bij huurwoningen tussen aftoppingsgrens en liberalisatiegrens is de behoefte echter veel groter dan er woningen van die prijsklasse in de huidige huurvoorraad zijn. Beleidsgroepen
KERNPUBLICATIE WOON 2009 NUNSPEET
Starters In Nunspeet zijn er anno 2009 1.100 (potentiële starters), ongeveer 370 meer dan in 2006. Starters hebben de hoogste verhuisgeneigdheid, in Nunspeet bedraagt deze 55%; dat wil zeggen dat 55% van de leden van huishoudens van 18 jaar of ouder, veelal nog thuiswonende kinderen, verhuisplannen heeft en zelfstandig een woning wil betrekken. Het percentage in Nederland voor starters ligt 10% lager. Het aantal starters is de laatste 3 jaar flink in omvang toegenomen, met bijna 50%. Uit de woonwensen van starters blijkt dat zij vaker de voorkeur geven aan huur- en meergezinswoningen. Bijna driekwart van de starters geeft de voorkeur aan een woning met 1-2 of 3 kamers en 60% zoekt een woning in het centrum of op maximaal 15 minuten lopen van het centrum (in Nunspeet liggen nagenoeg alle woningen binnen de bebouwde kom op loopafstand van 15 minuten van het centrum).
39
Ouderen Nunspeet telt circa 4.250 ouderen (65+). Samen vormen zij circa 2.600 ouderenhuishoudens. De gemeente heeft circa 3.000 nultredenwoningen, 30% van de woningvoorraad. Wanneer we het aantal seniorenhuishoudens afzetten tegen de nultredenwoningen in de voorraad blijkt dat er per ouder huishouden gemiddeld 1,12 nultredenwoning beschikbaar is. Ten opzichte van andere groepen hebben oudere huishoudens een lage verhuisgeneigdheid: slechts 10% van de alleenstaande 65-plussers wil binnen 2 jaar verhuizen. Ook onder paren hebben 65plussers gemiddeld de laagste verhuisgeneigdheid, namelijk 14% tegenover de 25% van de paren beneden 65 jaar. Dit sluit aan bij het geschetste beeld door Van Iersel (2009). Verhuisgeneigde seniorenhuishoudens zijn voor een groter aandeel naar huurwoningen, meergezinswoningen respectievelijk nultredenwoningen op zoek dan dat zij deze momenteel bewonen. Dit is ook niet zo vreemd: over het algemeen neemt de vraag van huishoudens naar deze typen woningen toe naarmate huishoudens ouder worden. De kinderen gaan het huis uit en de gezondheid wordt over het algemeen minder optimaal waardoor woonwensen veranderen en de vraag naar koop- en eengezinswoningen afneemt. Dat het verschil tussen voorkeur voor en huidige bewoning van een meergezinswoning in Nunspeet erg groot is, is niet verwonderlijk gelet op de beperkte aanwezigheid van meergezinswoningen in de Nunspeetse woningvoorraad. Aandachtsgroep In Nunspeet behoren circa 2.100 huishoudens tot de aandachtsgroep. 40% van deze groep bestaat uit alleenstaanden, circa een derde uit paren en een kwart uit gezinnen. Bijna 4 op de 10 huishoudens in de aandachtsgroep is 65 jaar of ouder. Iets meer dan 4 op de 10 huishoudens in de aandachtsgroep bewoont een bereikbare huurwoning. Iets meer dan de helft woont in de huursector. Deze aandelen liggen lager dan in de vergelijkbare gemeenten en Nederland. Per huishouden in de aandachtsgroep in Nunspeet is 1,20 bereikbare woning van een corporatie beschikbaar. Dit is relatief veel in vergelijking met de vergelijkbare gemeenten en het landelijk gemiddelde. Ongeveer 40% van de verhuisgeneigde huishoudens in de aandachtsgroep zoekt een eengezinskoopwoning. Bijna eenzelfde aandeel geeft de voorkeur aan een meergezinshuurwoning. In vergelijking met de huidige woonsituatie zoeken huishoudens relatief vaak naar een meergezinshuurwoning. Voor eengezinshuurwoningen geldt het omgekeerde. Het aandeel aandachtsgroephuishoudens dat een voorkeur heeft voor een duurdere huurwoning is hoger dan het vergelijkbare percentage dat momenteel in een dergelijke woning woont. De hogere kwaliteit en ligging van duurdere huurwoningen spelen een rol bij de voorkeur voor deze woningen; het is niet zo zeer de hoogte van de huur die wordt gewenst maar de huur die men bereid is te betalen voor meer kwaliteit.
KERNPUBLICATIE WOON 2009 NUNSPEET
40
Koopwens van huurders In Nunspeet geven ongeveer 780 huishoudens (17%) aan interesse te hebben om hun woning tegen marktwaarde te kopen wanneer dit aan hen wordt aangeboden terwijl circa 630 (19%) huishoudens een koop laten afhangen van de marktwaarde. Van de gezinnen wil een derde de huurwoning wel kopen tegen marktwaarde. 60% Van de huishoudens die huren wil koop van de woning helemaal niet overwegen.
Vraag en aanbod Van de 3.750 verhuisgeneigde huishoudens in Nunspeet laten er 2.280 een woning achter: dit is het potentiële aanbod. Er is een potentiële vraag, hier bepaald als de starters en doorstromers van binnen en buiten Nunspeet die specifiek hebben aangegeven in Nunspeet te willen wonen, van 2.920 woningen, waarmee duidelijk is dat er in Nunspeet sprake is van een zekere spanning op de woningmarkt. De vraag is immers beduidend groter dan het aanbod. Spanning bestaat er met name bij koopwoningen, vooral in de middeldure sector, en bij meergezinswoningen. In de huursector is het potentiële aanbod iets groter dan de potentiële vraag, met name bij de bereikbare huurwoningen. Bij duurdere huurwoningen is de vraag groter dan het vrijkomend aanbod.
4.1
Verhuisgeneigdheid
Huishoudens die aangeven binnen twee jaar te willen verhuizen noemen we ‘verhuisgeneigd’. Daarnaast zijn er huishoudens die te maken hebben met en gedwongen verhuizing (bijvoorbeeld vanwege sloop) en huishoudens die onlangs huisvesting hebben gevonden. Deze groepen zorgen voor dynamiek op de woningmarkt. De starters zijn in de onderstaande figuren leden van huishoudens die aangeven zelfstandig in een woning te willen gaan wonen.
We starten met een overzicht van de verhuisgeneigdheid onder verschillende groepen van huishoudens of potentiële huishoudens. In deze overzichten zijn de referentiegemeenten om technische redenen niet opgenomen. Figuur 4-1 Verhuisgeneigdheid huishoudens, 2006 en 2009 (Bronnen: WoON 2006 en WoON 2009) 0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
Totaal
-Huishoudens die een w oning zoeken
-Doorstromers
-Starters
Verhuisgeneidheid 2006
Nederland
De totale verhuisgeneigdheid in 2009 in Nunspeet bedraagt 31%, 4% meer dan het landelijk gemiddelde; het gaat dan in totaal om circa 3.750 verhuisgeneigde huishoudens. Ten opzichte van 2006 is de verhuisgeneigdheid in Nunspeet met 3% gedaald, terwijl er nationaal nauwelijks sprake is geweest van een daling. Starters hebben de hoogste verhuisgeneigdheid, in Nunspeet bedraagt deze 55%; dat wil zeggen dat 55% van de leden van huishoudens van 18 jaar of ouder, veelal nog thuiswonende kinderen, verhuisplannen heeft en zelfstandig een woning wil betrekken. Het percentage in Nederland voor starters ligt 10% lager.
KERNPUBLICATIE WOON 2009 NUNSPEET
Nunspeet
41
De verhuisgeneigdheid van doorstromers, huishoudens die al een woning bewonen, is veel minder groot en ligt op 16%, gelijk aan het landelijk gemiddelde. Als we onderscheid maken naar type huishouden zien we het volgende beeld. Figuur 4-2 Verhuisgeneigdheid naar type huishouden, Nunspeet (Bron: WoON 2009)
0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
Huishoudens die een w oning zoeken -Alleenstaanden <35 jaar -Alleenstaanden 35-64 jaar -Alleenstaanden >65 jaar -Paren <65 jaar -Paren >65 jaar -Gezinnen
Nunspeet
Nederland
Alleenstaanden jonger dan 35 jaar hebben de hoogste verhuisgeneigdheid, tegen de 45% van deze groep wil binnen 2 jaar een andere woning betrekken. Oudere alleenstaanden zijn al veel minder verhuisgeneigd, nog geen 20% voor hen tussen 35 en 65 jaar en nog geen 10% voor hen ouder dan 65 jaar; de eerste groep wijkt daarbij negatief af van het nationale gemiddelde. Gezinnen in Nunspeet laten een grotere verhuisgeneigdheid zien dan de huishoudens met paren zonder kinderen; voor deze categorieën zijn de aandelen in Nunspeet iets hoger dan landelijk. Ook onder paren hebben paren boven de 65 jaar de laagste verhuisgeneigdheid gemiddeld, namelijk 14% tegenover de 25% van de paren beneden 65 jaar. In Figuur 4-3 is de verhuisreden van verhuisgeneigde huishoudens afgebeeld.
KERNPUBLICATIE WOON 2009 NUNSPEET
42
Figuur 4-3 Verhuisreden verhuisgeneigde huishoudens, Nunspeet (Bron: WoON 2009)
0%
10%
20%
30%
40%
50%
Persoonlijke redenen
Studie of w erk
Woning of w oonomgeving
Overig
Nunspeet
Nederland
gem. 20-50 dzd. inw .
Persoonlijke redenen vormen op afstand de belangrijkste verhuisreden voor huishoudens in Nunspeet, op grote afstand gevolgd door redenen van de woning of woonomgeving. Studie of werk worden veel minder genoemd dan de andere redenen. In vergelijking met alle gemeenten van 20.000-50.000 inwoners wil in Nunspeet een groter aandeel huishoudens verhuizen omwille van persoonlijke redenen en een kleiner aandeel omwille van woning of woonomgeving; de aandelen van beide redenen voor Nederland liggen nog meer bij elkaar en dus verder van die van Nunspeet af. Na de verhuisgeneigdheid te hebben bekeken zoomen we in de volgende paragraaf in op welke woningen de verhuisgeneigde huishoudens wensen.
KERNPUBLICATIE WOON 2009 NUNSPEET
43
4.2
Woonwensen
Figuur 4-4 Gewenste woning naar type en eigendom, 2009 (Bron: WoON 2009)
0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
Koop eengezins
Koop meergezins
Huur eengezins
Huur meergezins
Nunspeet
Nederland
gem. 20-50 dzd. inw .
In Nunspeet geeft ruim 55% van de verhuisgeneigden aan te willen verhuizen naar een eengezinskoopwoning. Verhuisgeneigde huishoudens opteren in 30% van de gevallen voor een meergezinswoning, waarvan twee derde in de huursector. Ten opzichte van de referentiegemeenten en van Nederland wensen verhuisgeneigde huishoudens in grotere mate een eengezinskoopwoning en in mindere mate een huurwoning; de wens voor een meergezinskoopwoning wijkt niet af.
In de volgende figuur wordt de gewenste voorraad van verhuisgeneigde huishoudens uit Nunspeet vergeleken met de huidige samenstelling van de woningvoorraad. we vergelijken dus de wens naar type woning met de op dit moment aanwezige verdeling. Er is dus GEEN sprake van een vraag-aanbodsituatie waarbij gekeken wordt naar de woningen die gevraagd worden en welke vrijkomen. Vraag en aanbod komen later in de rapportage aan bod.
KERNPUBLICATIE WOON 2009 NUNSPEET
44
Figuur 4-5 Huidige en gewenste woonsituatie naar eigendomsvorm en prijsklasse, Nunspeet, 2009 (Bron: WoON 2009)
Koop
<€174.000 €174.000 - €245.000 €245.000 - €315.000 >€315.000
Huur
liberalisatiegrens 0% Nunspeet Huidig
10%
20% Nunspeet Gewenst
30%
40%
50%
60%
Zoals ook in Tabel 3-1 te zien is bestaat de helft van de koopwoningvoorraad in Nunspeet uit woningen boven € 315.000; de vraag naar deze woningen beslaat slechts 35% van de verhuisgeneigden die een koopwoning zoeken. De vraag naar meer goedkope woningen is groter dan er in de huidige situatie woningen van elke prijsklasse zijn. Huurwoningen tot aan de aftoppingsgrens zijn er in ruim voldoende mate, ook ten opzichte van de vraag; bij huurwoningen tussen aftoppingsgrens en liberalisatiegrens is de behoefte echter veel groter dan er woningen van die prijsklasse in de huidige huurvoorraad zijn.
4.3
Beleidsgroepen
Binnen het woonbeleid wordt er onderscheid gemaakt naar verschillende huishoudens, waarbij gekeken wordt naar bijvoorbeeld leeftijd en type huishouden. In deze rapportage worden specifiek starters, ouderen en huishoudens in de aandachtgroep in beeld gebracht.
4.3.1
Starters
We beginnen met het totale aantal (potentiële) starters in Nunspeet.
KERNPUBLICATIE WOON 2009 NUNSPEET
Een starter is een huishouden dat voor verhuizing niet zelfstandig woonde en daarna hoofdbewoner van een woning is. In onderstaande figuren gaat het om de huishoudens die bij de gewenste verhuizing starter worden. Opgemerkt dient te worden dat het hier gaat om de nieuw gevormde huishoudens, waar er eerder in dit hoofdstuk sprake was van personen die aangaven een verhuiswens te hebben.
45
Figuur 4-6 Aantal starters, Nunspeet, 2006 en 2009 (Bron: WoON2006 en WoON 2009)
Aantal starters
0
200 Nunspeet 2006
400
600
800
1.000
1.200
Nunspeet 2009
In 2006 waren er in Nunspeet bijna 750 starters, in 2009 is dit aantal met 1.100 fors hoger. Starters vormen een uitzonderlijke doelgroep binnen de woningmarkt. Waar het merendeel van de huishoudens gedurende de wooncarrière een voorkeur heeft voor een koop- en eengezinswoning, geeft landelijk gezien circa tweederde van de starters aan voorkeur voor een huur- dan wel meergezinswoning te hebben. Figuur 4-7 Woonwensen van starters naar type en eigendomsvorm, aantal kamers en ligging van de woning, Nunspeet, 2009 (Bron: WoON 2009)
Type en eigendomsvorm
0%
60%
80%
Meergezins
Aantal kamers Ligging KERNPUBLICATIE WOON 2009 NUNSPEET
46
40%
Huur
1-2 kamers
3 kamers
In het centrum <15 min. lopen van het centrum
Nunspeet
20%
Nederland
gem. 20-50 dzd. inw .
Ook in Nunspeet wordt dit beeld bevestigd, zij het wat minder uitgesproken: starters hebben voor een kleine meerderheid een voorkeur voor een huurwoning en wensen in de helft van de gevallen een meergezinswoning; de referentiegebieden nemen hierin een tussenpositie in. Starters in Nunspeet hebben wat meer behoefte aan woonruimte met 1 of 2 kamers dan in de referentiegebieden het geval is. Het aandeel dat een 3-kamerwoning wenst is wat kleiner in Nunspeet, waarmee het aandeel dat een woning met meer kamers wenst weer wat hoger is. In Nunspeet wenst een kwart van de starters een woning in het centrum te betrekken, iets meer dan in de vergelijkingsgebieden. Naar verhouding willen minder starters in Nunspeet binnen 15 minuten loopafstand van het centrum wonen dan in vergelijkbare gemeenten en in Nederland; in de bebouwde kom van Nunspeet liggen echter alle woningen op minder dan 15 minuten van het centrum waardoor deze vraag in werkelijkheid geen issue is.
4.3.2
Ouderen
De eerste huishoudens uit de babyboomgeneratie bereiken anno 2010 de leeftijd van 65 jaar. Het ouder worden heeft consequenties voor de gezondheid, de huishoudensamenstelling en de woningvraag. Met de vergrijzingsgolf die eraan komt veranderen op termijn ook de eisen die aan de woningvoorraad worden gesteld. Het volkshuisvestingsbeleid is erop gericht ouderen zo lang mogelijk zelfstandig te laten wonen. Ook voor ouderen die slecht ter been worden moeten omstandigheden worden geschapen die ertoe leiden dat ze zoveel mogelijk thuis een gewoon leven kunnen leiden. Vertrekken als woonkamer, slaapkamer, badkamer en keuken moeten dan gelijkvloers liggen. De woning zelf moet op de begane grond liggen of bereikbaar zijn via een lift. Woningen die aan al deze eisen voldoen noemen we toegankelijke woningen of nultredenwoningen.
In de rapportage ‘Senioren op de woningmarkt’ (Iersel, 2009) wordt aangegeven dat de verdergaande vergrijzing tot overwegingen over een verandering van beleid moet leiden. Immers, de ouderen van straks zullen op veel kenmerken die van belang zijn voor het gedrag op de woningmarkt verschillen van de ouderen van nu, doordat door de grote sociaal-culturele en sociaal-economische dynamiek de relatie tussen leeftijd en wonen anders verloopt voor opeenvolgende cohorten. De uitgangspositie van ouderen op de woningmarkt zal anders zijn, ze zullen andere woonvoorkeuren kunnen hebben en kunnen gedrag vertonen dat zal afwijken van wat momenteel gebruikelijk is voor de huidige generatie ouderen. De belangrijkste veranderingen zijn: 1) Toenemende diversiteit van de huishoudenssituatie van ouderen. 2) Toenemend opleidingsniveau van ouderen, met mogelijke gevolgen als: a. grotere kansen op een hoger inkomen en aanvullende pensioenuitkering; b. grotere fysieke afstanden tussen ouders en kinderen door verhuizingen; c. toename van de zelfredzaamheid, met een hoger aandeel rijbewijsbezit en verminderde beperking en sturing in vrijetijds- en woningmarktgedrag door geografische afstanden. 3) Toenemend eigenwoningbezit, mogelijk leidend tot: a. Verminderde verhuisgeneigdheid en verhuisactiviteit; b. Verbeterde welvaartspositie. 4) Verandering van de inkomenspositie van ouderen: a. Steeds meer ouderen met naast de AOW een (ruimer) aanvullend pensioen; b. Toenemend aantal ouderen met beperkte aanspraken op AOW vanwege een verblijf van een deel van het arbeidzaam leven in het buitenland; c. Steeds meer samenwonende ouderen hebben beiden gewerkt en dus beiden een aanvullende pensioenuitkering en gunstige inkomenspositie.
KERNPUBLICATIE WOON 2009 NUNSPEET
Alle reden dus om ook voor Nunspeet te kijken hoe het zit met de woonsituatie en verhuisgeneigdheid van ouderen. Eerst kijken we echter naar de ontwikkeling van het aantal ouderen sinds 2006.
47
Figuur 4-8 Ontwikkeling aantal 65-plussers naar leeftijd in Nunspeet, 2006 en 2009 (Bron: CBS) 0
500
1.000
Nunspeet 2006
Nunspeet 2009
1.500
2.000
2.500
3.000
3.500
65-74-jaar
75-84-jaar
85+
Waren er in Nunspeet in 2006 ongeveer 4.000 personen ouder dan 65 jaar, in 2009 is dit aantal al toegenomen tot bijna 6.000. Het aantal 65 tot 74-jarigen is de afgelopen jaren met circa 1.000 personen gegroeid, het aantal 75plussers met bijna evenveel. Gezien het groeiend aantal 65-plussers zal naar verwachting ook het aantal 75- verder toenemen.
Ouderen zijn in het algemeen minder gezond dan jongere mensen. In hoeverre de gezondheid van Nunspeetse ouderen afwijkt van ouderen in alle gemeenten van 20.000-50.000 inwoners en in Nederland zien we in Figuur 4-9.
Figuur 4-9 Algemene gezondheid van 65-plushuishoudens naar leeftijd, 2009 (Bron: WoON 2009)
KERNPUBLICATIE WOON 2009 NUNSPEET
48
Nunspeet
65-74 jaar
Nederland
65-74 jaar
gem. 20-50 dzd. inw.
0%
65-74 jaar
20%
60%
80%
67%
19%
64%
75 jaar eo
21%
69%
56%
75 jaar eo
27%
59% Gaat w el
15%
12%
17%
18%
26%
100%
16%
18%
70%
75 jaar eo
(Zeer) goede gezondheid
40%
12%
15%
Matige/slechte gezondheid
Twee derde van de 65-74-jarigen in Nunspeet voelt zich goed gezond, waarmee het aandeel een klein beetje achterblijft bij leeftijdsgenoten in de referentiegebieden. Het percentage 65-74 jarigen dat zich in Nunspeet matig of slecht gezond voelt is iets hoger dan in de referentiegemeenten en landelijk, namelijk 15% tegenover 12%. De goede gezondheid van de 65-74-jarigen krijgt echter in Nunspeet een beter vervolg bij de 75plussers dan in de vergelijkingsgebieden waar de gezondheid van 75-plussers sterker achteruitgaat.
Als de woning waarin ouderen wonen een nultredenwoning is, zijn ze makkelijker in staat langer zelfstandig te wonen. Daarom kijken we in Tabel 4-1 naar de toegankelijke voorraad. Tabel 4-1 Verhouding toegankelijke voorraad – 65-plushuishoudens, 2009 (Bron: WoON 2009)
A B C A/B A/C
Nultreden voorraad seniorenhuishoudens (65+) Totale voorraad Verhouding toeg.voorr. - seniorenhh. Verhouding toeg.voorr. - totale voorr.
gem. 20-50 dzd. inw. Nunspeet Nederland 3.000 1.573.400 549.900 2.600 1.658.200 611.100 9.800 6.996.500 2.385.800 1,18 0,95 0,90 0,31 0,22 0,23
De toegankelijke voorraad, goed voor zo’n 3.000 woningen, neemt in Nunspeet bijna een derde van de totale woningvoorraad in, waarmee de verhouding veel gunstiger is dan nationaal en in alle gemeenten van 20.000-50.000 inwoners.. Het aandeel woningen in de toegankelijke voorraad ten opzichte van het aantal 65+-huishoudens (2.600) in Nunspeet is, met factor 1,18 ook fors hoger dan in de referentiegemeenten (0,90) en Nederland (0,95). In de komende figuren bekijken we de woonwensen van oudere huishoudens. Figuur 4-10 Woonwensen van 65-plushuishoudens naar eigendomsvorm, type en toegankelijkheid woning, 2009 (Bron: WoON 2009)
Eigendomsvorm
Huur
Type
Meergezins
Nultreden woning
0%
Nultreden w oning
Nunspeet
Nederland
10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
80%
90%
gem. 20-50 dzd. inw .
In de volgende figuur vergelijken we de huidige woonsituatie van oudere huishouden in Nunspeet met de gewenste woonsituatie.
KERNPUBLICATIE WOON 2009 NUNSPEET
Iets meer dan de helft van de ouderen in Nunspeet geeft de voorkeur aan een huur- en aan een meergezinswoning. Nog meer ouderen hebben een voorkeur voor een nultredenwoning, namelijk twee op de drie. In vergelijking met de vergelijkbare gemeenten en Nederland vragen ouderen in Nunspeet duidelijk minder vaak een huur- of meergezinswoning en ligt de voorkeur naar nultredenwoningen slechts iets onder het gemiddelde van vergelijkbare gemeenten en Nederland.
49
Figuur 4-11 Huidige en gewenste woonsituatie 65-plushuishoudens naar eigendomsvorm, type en toegankelijkheid woning,
Eigendomsvorm
2009 (Bron: WoON 2009)
Koop
Huur
Type
Eengezins
Nultreden woning
Meergezins
Nultreden w oning
Niet Nultreden w oning 0% Nunspeet Huidig
10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
80%
90%
Nunspeet Gew enst
Verhuisgeneigde seniorenhuishoudens zijn voor een groter aandeel op zoek naar een huurwoning, een meergezinswoning respectievelijk een nultredenwoning dan dat zij deze momenteel bewonen; vooral bij meergezinswoningen, die vaak ook toegankelijk zijn, is het verschil tussen wens en huidige praktijk groot. De voorkeur voor een nultredenwoning neemt toe met het stijgen van de leeftijd. In verband met het aantal respondenten laten we hier het landelijke beeld zien. Figuur 4-12 Voorkeur voor een toegankelijke woning naar leeftijd, Nederland, 2009 (Bron: WoON 2009)
100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% KERNPUBLICATIE WOON 2009 NUNSPEET
50
20% 10% 0% 55-59
60-64
65-69
70-74
75-79
80-84
Nederland Huidig
85+ Nederland Gew enst
Niet alleen loopt de voorkeur voor een nultredenwoning toe met het stijgen van de leeftijd maar ook de daadwerkelijke bewoning van een toegankelijke woning, zij het op een lager niveau.
Vanaf de 60-64-jarigen is er een grotere voorkeur voor een nultredenwoning dan voor een niettoegankelijke woning, oplopend tot een aandeel van 80% of meer bij de 75-plussers.
4.3.3
Huishoudens in de aandachtsgroep
Een bijzondere groep van beleid is de groep met een laag inkomen. Deze groep wordt in het woonbeleid vaak omschreven als de ‘aandachtsgroep’. De gehanteerde definitie in het WoON 2009 sluit aan bij de huurtoeslagwetgeving. Hierbij wordt onderscheid gemaakt naar leeftijd en huishoudensamenstelling. Belastbaar inkomen 2009 < 65 jaar >= 65 jaar
Alleenstaand Samenwonend Alleenstaand Samenwonend
€ € € €
20.975 28.475 19.800 27.075
De inkomensdata in het WoON 2009 zijn afkomstig van de belastingdienst. Doorgaans betreft het inkomens over 2008. Bij de vaststelling van het inkomen is rekening gehouden met een eventueel eigen vermogen. Een uitleg over de aandachtsgroep is opgenomen in Bijlage 3.
Eerst kijken we naar het aantal huishoudens in de aandachtsgroep en naar de aanwezige bereikbare voorraad (van een Toegelaten Instelling). Het is weliswaar mogelijk dat er ook huurwoningen uit de particuliere sector een betaalbare huur hebben doch deze vallen buiten het toewijzingsbeleid aan de aandachtsgroep. Tabel 4-2 Verhouding aandachtsgroep – bereikbare voorraad, 2009 (Bron: WoON 2009) Nunspeet
Nederland
20-50 dzd inw.
a1
Aandachtsgroep
2.100
1.871.450
549.100
b1 b2 c
Bereikbare voorraad (< aftop.grens) Bereikbare voorraad (< aftop.grens) van tgi totale voorraad
2.850 2.500 9.800
2.166.550 1.909.250 6.996.450
612.650 553.450 2.385.800
b1/a1
Bereikbare voorraad (< aftop.grens) -aandachtsgroep
1,36
1,16
1,12
b2/a1 b1/c
Bereikbare voorraad (< aftop.grens) van tgi-aandachtsgroep Bereikbare voorraad (< aftop.grens) -totale voorraad
1,20 0,29
1,02 0,31
1,01 0,26
b2/c
Bereikbare voorraad (< aftop.grens) van tgi-totale voorraad
0,25
0,27
0,23
Uit welke typen huishoudens de aandachtsgroep bestaat zien we in de volgende figuur.
KERNPUBLICATIE WOON 2009 NUNSPEET
De aandachtsgroep heeft in Nunspeet een omvang van 2.100 huishoudens, en de bereikbare voorraad aan corporatiewoningen bedraagt 2.500. Per huishouden in de aandachtsgroep zijn er dus 1,20 bereikbare woningen van corporaties; in de vergelijkbare gemeenten en Nederland ligt deze verhouding aanzienlijk lager. De voorraad bereikbare woningen van toegelaten instellingen in Nunspeet is een kwart van de totale woningvoorraad; in Nederland ligt dit aandeel iets hoger, in de referentiegemeenten is dit aandeel iets lager.
51
Figuur 4-13 Samenstelling huishoudens in de aandachtsgroep, 2009 (Bron: WoON 2009) 0%
10%
Nunspeet
12%
Nederland
12%
gem. 20-50 dzd. inw .
9%
Alleenstaand <35 jaar
20%
30%
10%
40%
50%
20%
18%
15%
14%
21%
70%
19%
9%
24%
Alleenstaand 35-64 jaar
60%
10%
Alleenstaand 65+
14%
80%
90%
26%
25%
17%
Paren <65 jaar
100%
25%
Paren 65+
Gezinnen
Iets meer dan 40% van de aandachtsgroep in Nunspeet bestaat uit alleenstaanden, waarvan bijna de helft uit 65-plussers; in vergelijking met de referentiegebieden maken alleenstaanden in Nunspeet een kleiner deel uit van de aandachtsgroep. Een derde van de aandachtsgroep bestaat in Nunspeet uit paren zonder kinderen, waarvan meer dan de helft uit huishoudens van 65-plussers; in vergelijkbare gemeenten en vooral Nederland liggen deze percentages lager. De aandelen gezinnen binnen de aandachtsgroep zijn voor de vergeleken gebieden nagenoeg gelijk; zowel in Nunspeet als inde andere gebieden maken gezinnen een kwart van alle huishoudens in de aandachtsgroep uit. In hoeverre huishoudens in een (bereikbare) huurwoning wonen zien we in de volgende figuur. Figuur 4-14 Aandachtsgroep in (bereikbare) huurwoningen, 2009 (Bron: WoON2009)
0%
20%
40%
60%
80%
KERNPUBLICATIE WOON 2009 NUNSPEET
52
aandachtsgroep
% in huur
% in huur tot aftop.gr.
% in huur tgi
% in huur tot aftop.gr. Tgi
Nunspeet
Nederland
20-50 dzd inw .
100%
Circa 55% van de aandachtsgroephuishoudens in Nunspeet woont in een huurwoning. Het overgrote deel hiervan, iets meer dan 40% van de aandachtsgroephuishoudens, woont in een bereikbare huurwoning van een toegelaten instelling. Ongeveer 15% van de aandachsgroep huishoudens woont in een duurdere huurwoning van een toegelaten instelling of een particuliere huurwoning: deze groep woont duur scheef. In Nunspeet wonen huishoudens in de aandachtsgroep relatief vaker dan in de vergelijkbare gemeenten en nationaal in een koopwoning.
Figuur 4-15 Huidige woonsituatie huishoudens in de aandachtsgroep naar type en prijsklasse in de huur, 2009 (Bron: WoON2009)
0%
10%
20%
30%
40%
50%
eengezins
lib.grens
Aandachtsgroep
lib.grens 2009
In Nunspeet woont ongeveer tweederde van de aandachtsgroephuishoudens in een eengezinswoning. Ongeveer tweederde hiervan woont in een eengezinswoning met een huur tussen de kwaliteitskortings- en liberalisatiegrens. Van het overige deel woont het grootste deel in een goedkopere eengezinswoning. Ongeveer een derde van de aandachtsgroephuishoudens woont in een meergezinswoning. Iets meer dan de helft van deze groep woont in een meergezinswoning met een huur tussen de kwaliteitskortings- en de aftoppingsgrens. Ook woont bijna 40% van deze groep in een meergezinshuurwoning met een huur tot de kwaliteitskortingsgrens.
4.3.4
Wensen van verlaters en vestigers KERNPUBLICATIE WOON 2009 NUNSPEET
Er zijn altijd huishoudens die bij verhuizing van woongemeente (willen) veranderen. Dit kan allerlei redenen hebben. In deze paragraaf wordt gekeken of de woonwensen van de vestigers, dus afkomstig uit een andere gemeente, erg afwijken van de huishoudens die Nunspeet (wensen te) verlaten.
53
Huishoudens die aangeven de gemeente te willen verlaten zoeken vrijwel allemaal een koop- of eengezinswoning. Huishoudens die zich vestigen in Nunspeet vragen minder vaak naar deze woningen: tweederde zoekt een koopwoning en bijna 6 op de 10 huishoudens die zich willen vestigen zijn op zoek naar een eengezisnwoning.
Figuur 4-16 Woonwensen van huishoudens die in de gemeente Nunspeet willen komen wonen, dan wel verlaten, 2009 (Bron: WoON 2009) 0%
20%
40%
60%
80%
100%
Koop
Eengezins
Vestigers
Verlaters
Van de verhuisgeneigde huishoudens die Nunspeet willen verlaten geeft 95% de voorkeur aan een koopwoning. Ook geven 9 op de 10 huishoudens die uit Nunspeet willen vertrekken de voorkeur aan een eengezinswoning. Het verlaten van de gemeente kan te maken hebben met de beschikbaarheid van de gewenste woning in de aanwezige woningvoorraad, maar heeft in veel gevallen persoonlijke motieven; kooprespectievelijk eengezinswoningen zijn in ruime mate aanwezig in Nunspeet maar hoeven niet beschikbaar te zijn voor de huishoudens die op zoek zijn naar een dergelijke woning en kan daarom een reden zijn de gemeente te verlaten. Huishoudens die zich in Nunspeet willen vestigen zoeken voor tweederde een koopwoning en bijna 60% zoekt een eengezinswoning; zoals we al eerder zagen beschikt Nunspeet in veel ruimer mate over eengezinswoningen.
4.3.5
KERNPUBLICATIE WOON 2009 NUNSPEET
54
Koopwens van huurders
Om verschillende redenen bieden verhurende instanties woningen te koop aan aan zittende bewoners. Vraag is hoeveel interesse er hiervoor bestaat en wat de wensen zijn ten aanzien van een eventuele koop.
Eén van de vragen die huurders voorgelegd krijgen in het WoON is of ze hun huurwoning tegen marktwaarde zouden willen kopen. In de navolgende figuur wordt de koopwens van huurders voor diverse subgroepen aangegeven.
Figuur 4-17 Koopwens van huurders en profiel potentiële kopers eigen huurwoning, 2009 (Bron: WoON 2009)
0%
5%
10%
15%
20%
25%
30%
35%
40%
Totaal Samenstelling huishouden
Koop afhankelijk van marktwaarde
Aandachtsgroep
Profiel potentiele kopers huurwoning
Koop tegen marktwaarde
Gezinnen
Alleenstaand
aandachtsgroep
Nunspeet
Nederland
gem. 20-50 dzd. inw.
In Nunspeet geven ongeveer 780 huishoudens aan interesse te hebben om hun woning tegen marktwaarde te kopen wanneer dit aan hen wordt aangeboden terwijl circa 630 huishoudens een koop laten afhangen van de marktwaarde. Het gaat hierbij om 17% respectievelijk 19% van de huurders; in Nederland en de vergelijkbare gemeenten liggen deze aandelen veel lager. 60% Van de huishoudens die huren wil koop van de woning helemaal niet overwegen. Gezinnen hebben in vergelijking met andere doelgroepen vaker de voorkeur voor het kopen van de eigen huurwoning: een derde van de gezinnen die huren geeft aan interesse te hebben in het kopen van de woning tegen marktwaarde. Van de aandachtsgroep heeft slechts een klein deel interesse in het kopen van de eigen huurwoning.
4.4
Woningvraag en woningaanbod
In voorgaande paragrafen is gekeken naar de huidige situatie en de wensen van verschillende groepen in de markt. In deze paragraaf wordt gekeken naar de verhouding tussen vraag en vrijkomend aanbod in de markt. Binnen de groep verhuisgeneigde huishoudens (3.750 in totaal) laten de doorstromers bij verhuizing de woning achter. Naast de woning van doorstromers binnen de gemeente bestaat het potentiële aanbod uit woningen die worden achtergelaten door woningverlaters binnen de gemeente (onder andere huishoudens die naar een instelling verhuizen). In Nunspeet gaat het hierbij in totaal om circa 2.280 woningen: dit is het potentiële aanbod.
KERNPUBLICATIE WOON 2009 NUNSPEET
Door vraag en vrijkomend aanbod van woningen tegen elkaar af te zetten kan worden beoordeeld of er spanning dan wel ontspanning is op de markt en in welke segmenten zich deze voordoet. We nemen hier zowel vraag en aanbod binnen de gemeente Nunspeet mee als de externe vraag, vraag vanuit andere gemeenten in de gemeente Nunspeet, als het vrijkomend aanbod van huishoudens die de gemeente willen verlaten.
55
Het vaststellen van de vraag naar woningen in Nunspeet is minder duidelijk dan het vaststellen van het potentiële aanbod. Huishoudens weten namelijk vaak nog niet precies waar zij willen gaan wonen. We richten ons daarom alleen op de vraag van die huishoudens die hebben aangegeven specifiek in Nunspeet te willen wonen, zowel van starters en doorstromers binnen de gemeente als van buitenm de gemeente. Dit noemen we de potentiële vraag. Voor Nunspeet komt deze potentiële vraag uit op 2.920 woningen. We starten daarbij met een figuur van vraag en aanbod op de bekende kenmerken: koop versus huur respectievelijk eengezins versus meergezins.
Figuur 4-18 Vraag en aanbod naar eigendomsvorm en type woning, Nunspeet, 2009 (Bron: WoON 2009)
0
400
800
1.200
1.600
2.000
2.400
Koop Huur
Eengezins Meergezins
Aanbod
KERNPUBLICATIE WOON 2009 NUNSPEET
56
Vraag
In totaal is de potentiële vraag op de Nunspeetse woningmarkt van zowel binnen als buiten de gemeente (2.920 woningen) groter dan het potentiële aanbod (2.280 woningen), met een verschil van circa 640 woningen. Kijken we naar eigendomsvorm dan blijkt de vraag naar koopwoningen ruim groter (+810 woningen) dan het aanbod, terwijl bij huurwoningen de vraag ongeveer 170 lager is dan het vrijkomende aanbod. Onderscheiden naar het type woning blijkt er sprake te zijn van enige spanning bij zowel eengezins- als meergezinswoningen, waarbij de spanning bij de meergezinswoningen iets hoger is (370 versus 270). Deze vraag-aanbodcijfers willen overigens niet zeggen dat er in het gehele koop- of huursegment sprake is van spanning dan wel ruimte. Andere woningkenmerken zoals prijsklasse, grootte, woonomgeving en dergelijke spelen hierbij ook een rol. Op een deel van deze kenmerken gaan we nu in, waarbij we achtereenvolgens naar prijsklasse en grootte van de woning in de vorm van het aantal kamers kijken.
Figuur 4-19 Vraag en aanbod naar eigendomsvorm en prijsklasse, Nunspeet, 2009 (Bron: WoON 2009)
0
400
800
1.200
1.600
2.000
2.400
Koop
< 174.000 174.000-245.000 245.000-315.000 > 315.000
Huur
liberalisatiegrens Aanbod
Vraag
De spanning in het koopsegment zoals we die al in de vorige figuur hebben waargenomen geldt vooral voor de middeldure woningen; naar koopwoningen met een prijs tussen € 245.000 en € 315.000 is vaker vraag dan dat deze woningen vrijkomen in het potentiële aanbod. De waargenomen ontspanning in het huursegment heeft vooral betrekking op de bereikbare voorraad van corporaties; naar duurdere woningen, vooral die met een huur tot aan de liberalisatiegrens, is er nog een duidelijk vraagoverschot. Voor dure huurwoningen, boven de liberalisatiegrens, is geen inzicht in het vrijkomende aanbod mogelijk vanwege het lage aantal respondenten in deze cel. Figuur 4-20 Vraag en aanbod naar aantal kamers per woning, Nunspeet, 2009 (Bron: WoON 2009)
0
200
400
600
800
1.000
1-2 kamers 3 kamers 4 kamers
6+ kamers Weet niet
Aanbod
Vraag
De potentiële vraag naar woningen tot en met 3 kamers ligt ruim hoger dan het potentiële aanbod (+950 woningen), waarvan 3-kamerwoningen het meest ontbreken (730).
KERNPUBLICATIE WOON 2009 NUNSPEET
5 kamers
57
Voor grotere woningen geldt het omgekeerde, vanaf 4 kamers is het potentiële aanbod groter dan de vraag, het meest voor woningen van 5 kamers (een verschil van 290). De grote vraag naar woningen tot en met drie kamers heeft te maken met het grote aandeel verhuisgeneigde jongere huishoudens en de toename van het aandeel ouderen in de gemeente. Dit zijn de groepen die overwegend zoeken naar kleinere woningen.
4.4.1
Druk op de woningmarkt
Een belangrijke indicator om te bepalen of er een tekort of een overschot is, is de druk op de woningmarkt. Deze wordt bepaald door de vraag te delen op het aanbod. Als de indicator groter is dan 1 is er een druk, is de indicator kleiner dan 1 is er ruimte. Ook hier kijken we zowel naar vraag en vrijkomend aanbod binnen de gemeente Nunspeet als vraag buiten de gemeente die gericht is op Nunspeet.
In Nunspeet bestaat er druk op de woningmarkt: de potentiële vraag naar woningen is een kwart groter dan het potentiële aanbod. De druk is het grootst bij meergezinshuurwoningen en in iets mindere mate bij koopwoningen, terwijl er bij huurwoningen juist meer aanbod dan vraag is. Deze hoge druk kan deels worden verklaard door het lage aandeel meergezinswoningen in de voorraad van Nunspeet.
Tabel 4-3 Verhouding vraag en aanbod in Nunspeet naar eigendom respectievelijk type, 2009 (Bron: WoON 2009)
Druk op de woningmarkt totale vraag t.o.v. aanbod
Vraag aanbod Nunspeet
Koop
Huur
Eengezins
Meergezins
Totaal
1,63
0,83
1,14
1,98
1,28
De potentiële vraag naar woningen in de gemeente ligt een kwart hoger dan het potentiële aanbod. Voor elke 100 woningen die er vrij komen bestaat er vraag naar 128 woningen. Onderscheiden naar eigendomsvorm en type van de woning blijkt er een duidelijk verschil in spanning per segment; de grootste spanning is waar te nemen bij meergezinswoningen en in iets mindere mate bij koopwoningen, terwijl er bij huurwoningen juist meer aanbod dan vraag is.
KERNPUBLICATIE WOON 2009 NUNSPEET
58
Bijlage 1 Verantwoording kernpublicatie WoON 2009
Deze bijlage gaat in op de aard van de kernpublicatie, de keuze van de indicatoren, de relatie tussen de indicatoren en woonbeleid, de benchmarks en de statistische randvoorwaarden om met steekproefgegevens te werken.
De Kernpublicatie Het veldwerk voor het WoON2009 is afgerond. De landelijke kernpublicatie, geschreven door ABF Research, is 24 maart gepresenteerd op het WoONcongres 2010 ‘Het wonen overwogen’. Het Woononderzoek Nederland (WoON) brengt driejaarlijks de samenstelling van huishoudens, de huisvestingssituatie, de woonwensen, de woning en de woonomgeving in beeld. Het is de opvolger van het WoningBehoefte Onderzoek (WBO) en de Kwalitatieve Woningregistratie (KWR). Schema 21 Samenhang tussen WoON, ABF-modellen en andere bronnen (Bron: ABF Research)
KERNPUBLICATIE WOON 2009 NUNSPEET
De regionale en lokale kernpublicaties sluiten aan op de landelijke. De thema’s zijn samen te vatten als: verleden, heden en de nabije toekomst. De positionering van de gemeente/regio in de ruimte en tijd gaat in op het verleden. Het woonprofiel van de gemeente of regio beschrijft de stand van zaken.
59
De dynamiek op de woningmarkt gaat in op de nabije toekomst. In de Kernpublicatie worden de belangrijkste indicatoren voor beleid in beeld gebracht. De Kernpublicatie combineert informatie uit het WoON, CBS-statistieken over demografie en de woningvoorraad. Deze cijfers kunnen ook basis zijn voor uitspraken over de verre toekomst zoals uit voorgaande figuur blijkt. De kernpublicatie bestaat niet uit een dik rapport, maar uit drie deelproducten. Het Tabellen/grafiekenboek bestaat uit het basismateriaal voorzien van commentaar in ‘bullets’. De samenvatting verwoordt bondig de conclusies uit het tabellenboek. De Powerpointpresentatie visualiseert de samenvatting.
De keuze voor de indicatoren De keuze voor indicatoren wordt ingegeven door de theorie rond het wonen omdat deze inzicht biedt welke beleidsinstrumenten van overheden en bedrijven mensen kunnen beïnvloeden. Ons uitgangspunt is dat wonen van levensbelang is om als mens maatschappelijk te kunnen functioneren. De Utrechtse hoogleraar dr. P. Hooimeijer (2007) stelt in het advies ‘Dynamiek in de derde leeftijd, de 4 consequenties voor woonbeleid’ dat een woning vijf betekenissen heeft voor mensen : Prijs woning
1. De woning als investeringsgoed/consumptiegoed ofwel de prijs van het wonen. Kwaliteit woning 2.
De woning als zorgcentrum hetgeen betrekking heeft op de woningindeling voor eten, slapen, werk, studie, ontspanning alleen of met anderen.
3.
De woning als activiteitencentrum hetgeen betrekking heeft op de woningindeling voor eten,
slapen, werk, studie, ontspanning alleen of met anderen. Kwaliteit woonomgeving 4.
De woning als sociaal- en zorg-knooppunt in een sociaal netwerk: buren, vrienden en familie.
5.
De woning als vertrek- en aankomstpunt voor activiteiten buitenshuis: werk, studie en ontspanning. Dit betekent o.a. de bereikbaarheid van winkels, scholen, zorgvoorzieningen en dergelijke.
KERNPUBLICATIE WOON 2009 NUNSPEET
60
De betekenissen hangen samen met het idee van levensloop van mensen. Mensen combineren in hun leven verschillende loopbanen (carrières). De belangrijkste zijn: scholing, werk, relatie, ontspanning en wonen. Elk van de loopbanen maakt activiteiten noodzakelijk. De woning zorgt ervoor dat deze activiteiten dagelijks in de ruimte op elkaar afgestemd worden. Voorkeuren en kenmerken van de woning sluiten goed op elkaar aan. Maar door planning en onverwachte gebeurtenissen passen mensen hun loopbanen aan. Dit leidt tot andere activiteitenpatronen. Hierdoor hoeft de woning niet meer dezelfde rol te vervullen als deze voorheen had. Er ontstaat een discrepantie tussen de kenmerken en de bijgestelde voorkeuren. Wordt de discrepantie groter dan wordt een verhuizing urgenter. Een urgente vraag betekent nog niet dat de vraag ook gerealiseerd kan worden. Er moet voldoende geschikt aanbod beschikbaar en toegankelijk zijn. Alhoewel bekend is dat mensen altijd water bij de wijn doen, is het zicht hebben op de voorkeuren wel relevant. Dit geldt sterk als beleid de woonconsument centraal wil stellen. Het advies ‘Demografie en Leefstijlen; over Migratie, Segregatie en Leefstijlen’ van de Raad voor 5 Ruimtelijk, Milieu- en Natuuronderzoek (RMNO 2004) biedt een uitstekend kader om de indicatoren te kiezen omdat het advies de vijf betekenissen van het wonen en de levensloop koppelt. De begrippen Leefvorm, Leefstijl, Bestaansvorm en Wonen vormen de spil van de kernpublicatie. In de kernpublicatie
4
http://www.vrom.nl/pagina.html?id=42361&o=42226
5
http://www.rmno.nl/files_content/advies%20demografie%20en%20leefstijlen.pdf
en de demografische prognosemodellen (figuur 1) zijn veel van de indicatoren rechtstreeks te herleiden tot dit figuur. Naast de indicatoren die betrekking hebben op bovengenoemde begrippen worden ook afgeleide indicatoren gebruikt. Een belangrijke markt- en beleidsindicator is de vraagaanbod verhouding. Een andere indicator is scheefwonen waarbij de koppeling tussen wettelijke inkomensklassen en huurprijsklassen centraal staat. Schema 22 Kader voor keuze indicatoren (Bron: RMNO advies Demografie en Leefstijlen, 2004)
Relatie indicatoren en woonbeleid Woonbeleid is gekoppeld aan het sociaal-economische, sociaal-culturele, recreatieve en mobiliteitsbeleid. Omvang en samenstelling van de bevolking zijn gekoppeld aan de arbeidsmarkt en daarmee een locatiekeuzefactor voor bedrijven en instellingen. Ze bepalen sterk de koopkracht en daarmee ook het gebruik van commerciële en niet-commerciële voorzieningen. Ook zijn ze van invloed op de mobiliteit en het gebruik van de beschikbare infrastructuur. Ten slotte bepalen omvang en samenstelling van de bevolking ook gemeentelijke en afgeleide regionale en provinciale inkomsten en uitgaven. Woningmarktbeleid heeft daarom ontegenzeglijk een bevolkingsgerichte component.
Op regionale schaal is de invloed van bouwen echter beperkt tot de groei van bevolking en huishoudens. Deze groei wordt sterk bepaald door de ontwikkeling en de bereikbaarheid van de regionale economische werkgelegenheid. Krimpgebieden krimpen niet vanwege een gebrek aan
KERNPUBLICATIE WOON 2009 NUNSPEET
Woningmarktbeleid is echter primair gericht op huishoudens. Het huishouden is de consumerende eenheid. Zonder een extra woning ontstaat in de regel geen nieuw huishouden (inwonen uitgesloten). Een scheiding betekent minimaal één extra woningvraag, terwijl het gaan samenwonen van twee zelfstandige huishoudens minimaal één vrijkomende woning betekent. Demografische processen in combinatie met sociaal-economische en sociaal-culturele processen leiden echter ook ‘autonoom’ tot huishoudensontwikkelingen. Passend woningaanbod is daarom essentieel om huishoudens vast te houden en eventueel aan te trekken.
61
woningen, maar vanwege de demografische samenstelling van de bevolking en het leeftijdsselectieve vertrek naar regio’s met een groter potentieel aan arbeidsplaatsen binnen bereik. Binnen de regio speelt de ruimtelijke en temporele verdeling van het woningaanbod een grote rol om verschillen in de groei van de omvang en de samenstelling tussen gemeenten te verklaren.
Benchmarks Om de scores op de gebruikte indicatoren voor een gemeente of regio te duiden zijn referenties nodig. De referentiepunten zijn tijd en ruimte. Scores worden vergeleken met scores uit het verleden en krijgen zo betekenis. In de kernpublicatie zijn twee bronnen voor een vergelijking in de tijd. In het WoON kan beperkt in de tijd terug en vooruit worden geblikt. In de ‘basisperiode’ kan informatie over een verhuizing tussen het moment van ondervraging en twee jaar daarvoor worden achterhaald. In de ’onderzoeksperiode’ die twee jaar naar voren kijkt wordt informatie over de gewenste verhuizing beschreven. Gegevens van het CBS en SysWoV (Fout! Verwijzingsbron niet gevonden.) zijn voor vele jaren beschikbaar. Een kernpublicatie op regionaal niveau vergelijkt de regio met de provincie en Nederland. Een kernpublicatie op gemeentelijk niveau vergelijkt de gemeente met alle gemeenten in dezelfde regio of grootteklasse en met Nederland. De kernpublicatie op buurtniveau (indien op dat niveau oversampled is) vergelijkt elke buurt met de gemeente. Naast een vergelijking met administratieve eenheden wordt er ook een vergelijking met het functionele woningmarktgebied gemaakt. De woningmarkt werkt regionaal. Veel verhuizingen vinden binnen gemeenten plaats, maar toch is een aanzienlijk deel van de verhuizingen afkomstig van buiten de gemeente. Het is voor het woonbeleid dan ook relevant om inzicht te hebben in de relatie van een gemeente ten opzichte van de omliggende gemeenten. De woningmarkt is het geaggregeerde zoekgebied van woonconsumenten. De functionele woningmarktindeling wordt door ABF landsdekkend geschat met behulp van intergemeentelijke migratiestromen. De stromen worden gewogen door de bevolkingsomvang van de vertrekgemeenten. De woningmarktindeling wordt niet beperkt door provinciale grenzen. Hierdoor wijkt de woningmarktindeling af van de woningmarktindelingen van het WBO en het WoON. Door economische, demografische, sociaal-culturele ontwikkelingen en zeer omvangrijke bouwprogramma’s (VINEX) verandert de indeling in de loop van de tijd. De dynamiek is daarmee een belangrijke marktindicator. Immers, in het woonbeleid is de ruimtelijke component belangrijk zoals bijvoorbeeld blijkt uit regionale woonruimteverdeelmodellen of de regionale bouwopgave. Als de administratieve regio begint af te wijken van de functionele kan woonbeleid minder effectief worden.
Veldwerk WoON 2009 KERNPUBLICATIE WOON 2009 NUNSPEET
62
Het veldwerk van het WoON 2009 heeft gelopen van september 2008 tot en met mei 2009. Het onderzoeksbestand is gewogen naar de situatie per 1-1-2009. In totaal zijn 78.588 respondenten ondervraagd in de genoemde periode. Vanwege onvolledigheid en inconsistentie in de antwoorden zijn 517 vragenlijsten niet meegenomen in het bestand. Het uiteindelijke onderzoeksbestand bevat 78.071 respondenten. Onderstaande tabel geeft aan hoe de respons verdeeld is naar de benaderingsmethode in het reguliere gedeelte en het totaal. Het merendeel van de respondenten heeft via de telefoon aan het onderzoek meegedaan (60,0%). In de oversampling zijn beduidend minder respondenten persoonlijk ondervraagd (13,7%) en veel meer respondenten via internet (24,7%). In vergelijking met het WoON 2006 zijn er daardoor duidelijke verschillen in de aandelen CAPI en CAWI respondenten. Het
gebruik van verschillende waarneemmethoden kan leiden tot zogenaamde waarneemeffecten, doordat de populatiekenmerken per methode verschillen. In de weging zijn deze effecten geminimaliseerd. Tabel 4 Respons WoON 2006 en WoON 2009 naar benaderingsmethode (Bron: CBS)
WoON ‘06 Regulier Totaal
WoON ‘09 Regulier Totaal
CATI (telefonisch)
63,10%
65,00%
58,50%
60,00%
CAPI (persoonlijk)
36,90%
34,90%
33,80%
24,20%
0,10% 41.631
0,20% 64.005
7,80% 40.752
15,90% 78.071
CAWI (internet) Totaal
Enquêteonderzoek levert door verschillende oorzaken fouten op. Steekproefonderzoek brengt selectieen schattingsfouten met zich mee. Non-respons treedt op wanneer personen in een steekproef geen of onbruikbare informatie geven. Dat kan gebeuren omdat het niet lukt contact te maken, omdat de persoon weigert of omdat de persoon niet in staat is mee te werken. Wanneer deze personen tot een bepaalde groep horen en deze groep afwijkt van de populatie met betrekking tot de doelvariabelen, dan is de non-respons selectief. Een effectieve en handige manier om voor selectiviteit te corrigeren is door de waarnemingen te wegen, mits de steekproeven voldoende groot zijn. Bij wegen wordt rekening gehouden met ongelijke insluitkansen van personen en wordt hulpinformatie over de doelpopulatie gebruikt. In de weging van het WoON zijn die hulpvariabelen opgenomen waarvoor de non-respons het meest selectief was. De meeste hulpvariabelen en hun populatietotalen komen uit de Gemeentelijke Basisadministratie. Besteedbaar inkomen van het huishouden is afkomstig van de belastingdienst, WOZ-waarde van het Kadaster, en eigendom (koop- of huurwoning) is afgeleid van belastinggegevens en WOZ-waarde. Het CBS weegt met registervariabelen, omdat deze overeenkomen met de stand en definitie van het populatieregister. Op verzoek van VROM is ook gewogen met leeftijd en positie in het huishouden uit de vragenlijst, omdat deze methode ook in vorige woononderzoeken is toegepast.
KERNPUBLICATIE WOON 2009 NUNSPEET
Om een beeld te krijgen van de selectiviteit in de (landelijke) respons is de verdeling van een hulpvariabele in het opgehoogde responsbestand vergeleken met de verdeling in het populatieregister. In het opgehoogde responsbestand van het WoON 2009 is er in meer of mindere mate sprake van een ondervertegenwoordiging bij: • 20-34-jarigen; • 85-plussers; • mannen; • personen met een andere herkomst dan Nederland, Suriname, Antillen en Aruba; • alleenstaanden; • personen in een centrumstedelijk of onbekend woonmilieu; • personen met een lager of onbekend inkomen; • personen in woningen met een lage, zeer hoge of onbekende WOZ-waarde. Van een duidelijke oververtegenwoordiging is sprake bij: • 60-79-jarigen; • 18-19-jarigen; • Nederlanders, Surinamers, en Antillianen en Arubanen; • personen met partner;
63
• • •
personen in eenoudergezinnen; personen in de hoogste inkomensklasse; personen in woningen van 150-450 duizend euro.
Door het complexe steekproefontwerp kwam het opgehoogde responsbestand in een aantal opzichten al vrij goed overeen met het populatiebestand. De variabelen waar de non-respons het meest selectief was zaten (vrijwel) niet in het steekproefontwerp (leeftijd, geslacht, inkomen, WOZ) of waren eenvoudig (herkomst: westers/niet-westers, en positie in het huishouden: met/zonder partner). Er is dus één weegmodel voor het gehele bestand inclusief de oversamplede steekproef. Het voordeel hiervan is dat lokale cijfers optellen tot regionale en landelijke cijfers. Er is wel rekening gehouden met het verschil tussen de reguliere en oversamplede steekpoef door zoveel mogelijk variabelen te kruisen met de variabele Oversampled. Het gebruikte weegmodel: Oversampled (2) × Leeftijd (15) × Geslacht (2) + Oversampled (2) × Geslacht (2) × Herkomst (7) + Leeftijd (7) × Herkomst (7) + Leeftijd (7) × COROP (40) + Geslacht (2) × COROP (40) + Herkomst (7) × Landsdeel (4) + Inkomen (7) × Provincie (12) × Eigendom (3) + WOZ (23) + Gemeente (123) + Leeftijd (11) × Positie (5) + Woonmilieu (6) Het totaal aantal huishoudens van 7,32 miljoen is consistent gemaakt met de huishoudensstatistiek (7,31 miljoen huishoudens), door de huishoudensgewichten te herwegen naar het aantal huishoudens per gemeente volgens Statline, waarbij reguliere gemeenten buiten de G31 zijn samengevoegd.
KERNPUBLICATIE WOON 2009 NUNSPEET
64
Gebruik van het uiteindelijke weegmodel gaat gepaard met een aantal kanttekeningen. Ten eerste is wegen gebaseerd op de aanname dat doelvariabelen met hulpvariabelen correleren. Niet alle doelvariabelen zullen echter even sterk correleren met alle hulpvariabelen, waardoor het beste weegmodel afhankelijk kan zijn van de doelvariabele. Ten tweede is het beste weegmodel niet te bepalen, omdat er geen objectief criterium voor is en omdat het aantal theoretisch mogelijke weegmodellen exponentieel toeneemt met het aantal hulpvariabelen. Ten derde is de steekproef binnen strata niet helemaal aselect. De respons viel lager uit dan verwacht, waardoor gedurende het veldwerk steekproefpersonen selectief zijn bijgetrokken. Daarnaast hebben niet alle respondenten via dezelfde waarneemmethode gerespondeerd, terwijl waarneemmethode (CAWI/CATI/CAPI) wel een effect kan hebben op de selectiviteit van de respons en op de antwoorden. Tot slot hebben we gekozen om één weegmodel te ontwikkelen voor het gehele responsbestand inclusief oversampling. Dit heeft als voordeel dat lokale cijfers optellen tot landelijke cijfers. Nadeel is dat het weegmodel suboptimaal kan zijn voor de afzonderlijke oversamplede gebieden.
Verhuisgeneigdheid en vraag-aanbod Verhuisgeneigdheid geeft aan welke deel van de populatie wil, moet of gaat verhuizen. Met behulp van de variabele HVS (huidige huisvestingssituatie) en GHVS (huidige huisvestingssituatie) kan elke vorm van verhuisgeneigdheid worden bepaald. De weegfactoren HWEEGWON, GWEEGWON en WEEGPERS bepalen de aantallen.
De totale populatie bestaat uit alle huishoudens (HVS=1 t/m 5) en alle leden van huishoudens (HVS=6). Huishoudens wonen in woningen (HVS=1), (on)zelfstandige wooneenheden (HVS=2/3), bewoonde andere ruimten (BAR) (HVS=4) of zijn inwonend (HVS=5). ABF heeft de categorieën 2 t/m 5 samengevoegd tot alle andere woonruimten. De andere woonruimte is voor de werking van de woningmarkt essentieel (souterrain), maar maakt geen deel uit van de woningvoorraad. De som van woningen en de andere woonruimte is gelijk aan het aantal huishoudens. Hoe de toekomstige populatie zal zijn toont GHVS. Onderstaand toont de combinatie van de ingedikte HVS en GHVS . Schema 3 Combinatie van huidige en gewenste huisvesting voor de bepaling van de verhuisgeneigdheid naar aard HUISVESTINGSSITUATIE
Gewenst
Huidig
Huishouden in een woning
Huishouden in een andere woonruimte
Lid van een huishouden
Vertrekker / buitenland
Huishouden in een woning
Doorstromer
Woningverlater / Starter andere woonruimte
Huishoudenverlater woning
W oningverlater / emigrant
Huishouden in een andere woonruimte
W oningstarter
Doorstromer andere woonruimte
Huishoudenverlater andere woonruimte
Verlater andere woonruimte / emigrant
Woning / huishoudenstarter
Huishoudenstarter andere woonruimte
Geen effect
Geen effect
Lid van een huishouden
De verhuisgeneigden moeten of naar een woning of een andere woonruimte gaan, worden/blijven lid van een huishouden of vertrekken naar het buitenland/ander woningmarktgebied. De variabelen GHVS biedt deze informatie. Voor de huishoudens geldt de weging GWEEGWON (HVS=1 t/m 5). Voor de verhuisgeneigde leden van huishoudens geldt GWEEGWON * Toekomstige huishoudgrootte. Als van alle 100 leden in een risicobevolking ook alle 100 zelfstandig gaan samenwonen (2 personen per huishouden) dan levert GWEEGWON 50 op. Zonder de correctie zou de verhuisgeneigdheid onterecht op 0,5 uitkomen (50/100). Door de weging 2 * GWEEGWON wordt de verhuisgeneigd dus 1 ((2*50)/100). Verhuisgeneigdheid wordt gemeten voor de gemeente of regio waar men nu woont. Men kan in de gemeente of regio blijven of vertrekken. Er wordt niet bepaald welke mensen van buiten de gemeenten of regio de gemeente zich willen vestigen. Dat gebeurt wel in de vraag-aanbodverhoudingen.
Meten van vraag-aanbod Schema 3 is ook de basis voor het bepalen van vraag en aanbod.
Relatie verhuisgeneigdheid en vraag-aanbod Verhuisgeneigdheid en vraag-aanbod vertonen sterke overeenkomsten, maar mogen niet zonder meer aan elkaar gekoppeld worden. Dit heeft te maken met de selectie van respondenten, de regio en de weegfactoren.
KERNPUBLICATIE WOON 2009 NUNSPEET
Vraag: huishoudens die in de eigen gemeente of regio willen verhuizen en nu in een woning wonen (doorstromers) of in een woning willen gaan wonen (woningstarters), huishoudstarters uit de eigen gemeente of regio en vestigers van elders die een woning willen. Aanbod: huishoudens die in de eigen gemeente of regio willen verhuizen en nu in een woning wonen (doorstromers), een woning voor bewoning achterlaten (semi-starter), naar een tehuis gaan (woningverlating) of uit het gebied vertrekken en een woning achterlaten.
65
Verhuisgeneigdheid gaat uit van de (leden van) huishoudens die aangeven te willen verhuizen en binnen de onderzoeksregio (gemeente, regio) wonen. Waar ze naar toe willen verhuizen of dat ze een woning leeg voor bewoning achterlaten (semi-starter) is niet relevant. Bij vraag en aanbod wordt over een breder ruimtelijke regio gekeken. De vraag naar woningen wordt immers bepaald door alle huishoudens die binnen en naar de onderzoeksregio. De vraag bestaat dus ook uit vestigers. Bij het aanbod geldt dat binnenregionale verhuizingen en vertrekkers worden opgeteld mits deze respondenten een woning voor bewoning leeg achterlaten! Daarnaast is er een verschil in de weegfactoren. Verhuisgeneigdheid gaat uit van huishoudens en leden van huishoudens, vraag en aanbod gaat uit van de woningen die betrokken respectievelijk verlaten worden door huishoudens.
Statistische randvoorwaarden Het WoON2009 is een steekproef van 78.801 respondenten. Via ophoging wordt de populatie personen, huishoudens, verhuisgeneigde huishoudens en woningen geschat. Uit de verhouding tussen huishoudens en de steekproef blijkt dat de steekproeffractie iets minder dan 1% is. De ophoogfactor is dus 100. Dit heeft consequenties voor de ‘hardheid’ van de uitkomsten ofwel de schattingsfout. Onderstaande tabel laat voor verschillende percentages van een uitkomst voor een 95%betrouwbaarheid de nauwkeurigheidsmarges zien. Duidelijk is te zien hoe de spreiding en steekproefomvang de nauwkeurigheid beïnvloeden. Stel dat de verhuisgeneigdheid 30% (0,3 fractie) is, dan is de nauwkeurigheidsmarge bij een steekproef van 30 (n=30) 16,4%, maar slechts 0,3% bij de totale WoON steekproef van 78.801 respondenten. Tabel 5
Nauwkeurigheidsmarges bij een 95%-betrouwbaarheid voor verschillende percentages uitkomsten en
verschillende steekproefomvangen
Fractie
0,1 10,0%
0,15 15,0%
0,2 20,0%
0,25 25,0%
0,3 30,0%
0,35 35,0%
0,4 40,0%
0,45 45,0%
0,5 50,0%
10,7% 8,3% 5,9% 4,2% 3,0% 2,6% 1,9% 0,2%
12,8% 9,9% 7,0% 4,9% 3,6% 3,1% 2,2% 0,2%
14,3% 11,1% 7,8% 5,5% 4,0% 3,5% 2,5% 0,3%
15,5% 12,0% 8,5% 6,0% 4,3% 3,8% 2,7% 0,3%
16,4% 12,7% 9,0% 6,4% 4,6% 4,0% 2,8% 0,3%
17,1% 13,2% 9,3% 6,6% 4,8% 4,2% 3,0% 0,3%
17,5% 13,6% 9,6% 6,8% 4,9% 4,3% 3,0% 0,3%
17,8% 13,8% 9,8% 6,9% 5,0% 4,4% 3,1% 0,3%
17,9% 13,9% 9,8% 6,9% 5,0% 4,4% 3,1% 0,3%
N 30 50 100 200 384 500 1.000 78.801
KERNPUBLICATIE WOON 2009 NUNSPEET
66
In verband met deze nauwkeurigheidsmarges zijn niet alle tabellen en grafieken volledig voorzien van een waarde. Immers, op gemeentelijk of lager schaalniveau kunnen percentages gebaseerd zijn op hele kleine aantallen in de steekproef. Conform oude publicaties van het WBO en het WoON geldt dat enig cijfer dat gebaseerd is op 5 respondenten en minder niet wordt gepubliceerd.
Bijlage 2 Begrippen en definities
Aandachtsgroep De doelgroep bestaat uit huishoudens met een belastbaar jaarinkomen onder de grens waarop men in aanmerking kan komen voor huurtoeslag. Belastbaar inkomen WoON 2009 Alleenstaande tot 65 jaar: Meerpersoonshuishouden tot 65 jaar: Alleenstaande 65+: Meerpersoonshuishouden 65+:
tot € 20.975 tot € 28.475 tot € 19.800 tot € 27.075
Allochtonen Een allochtoon is een persoon van wie tenminste één ouder in het buitenland is geboren. Bereikbare voorraad De bereikbare voorraad bestaat uit alle huurwoningen met een maandhuur tot de aftoppingsgrens. De bereikbare voorraad is in principe bestemd voor huishoudens in de aandachtsgroep. Doorstromer Men spreekt van doorstromen indien een huishouden binnen Nederland verhuist. Voor en na de verhuizing is het huishouden hoofdbewoner van de woning. De vorige woning is na de verhuizing beschikbaar voor nieuwe bewoners.
Eengezinswoning Eengezinswoningen zijn woningen die een geheel pand vormen. Hieronder vallen vrijstaande woningen, aaneengebouwde woningen, zoals twee onder één kap gebouwde hele huizen, boerderijen met woningen en verder alle rijenhuizen.
KERNPUBLICATIE WOON 2009 NUNSPEET
Dure scheefheid Van dure scheefheid wordt gesproken als huishoudens die tot de doelgroep behoren in een huurwoning wonen waarvoor ze gezien het inkomen teveel huur betalen.
67
Goedkope scheefheid Van goedkope scheefheid wordt gesproken als huishoudens die niet tot de doelgroep behoren in een huurwoningen wonen waarvoor ze gezien het inkomen te weinig huur betalen. Meergezinswoning Als type meergezinswoning wordt beschouwd elke woning die samen met andere woonruimten c.q. bedrijfsruimten een geheel pand vormt. Hieronder vallen flats, galerij-, portiek-, beneden- en bovenwoningen, appartementen en woningen boven bedrijfsruimten, voorzover deze zijn voorzien van een buiten de bedrijfsruimte gelegen toegangsdeur. Netto besteedbaar huishoudinkomen Het netto besteedbaar inkomen van een huishouden is het inkomen uit arbeid, winst uit onderneming en inkomen uit uitkeringen en sociale verzekeringen (pensioen, lijfrente, alimentatie c.q. bijstandsverhaal). Voorts wordt als inkomen meegeteld: de kinderbijslag, het spaarloon, de vakantietoeslag, de ziekenfondspremie (van werknemer en werkgever)/zorgtoeslag, de tegemoetkoming van de werkgever in de ziektekosten, gratificaties, vaste winstdeling en tantièmes. In vergelijking met andere inkomensdefinities is bijzonder dat inkomsten en uitgaven in verband met het wonen niet meegeteld worden. Het inkomen is dus exclusief ontvangen huurtoeslag, hypotheekrenteaftrek en eigenwoningforfait daaraan gekoppeld belastingvoordeel. In het huishoudinkomen telt mee het inkomen van het hoofd van het huishouden, de eventuele partner en van leden van het huishouden. Ouderenwoning Een ouderenwoning is een zelfstandige woning, bestemd of geschikt gemaakt voor ouderen. Voorbeelden zijn een bejaardenwoning (aangepast voor ouderen), een aanleunwoning (nabij een verzorgingstehuis), een serviceflat (met dienstverlening) of een woonzorgcomplex (met zorgverlening). Prijsgrenzen in de huur- en de koopsector De huursector is verdeeld in 4 prijsklassen, die direct afkomstig zijn uit de IHS: Tot de kwaliteitskortingsgrens tot en met € 348,99 Tot de aftoppingsgrens € 348,99 tot en met € 535,33 Tot de liberalisatiegrens € 535,33 tot en met € 631,73 Boven de liberalisatiegrens € 631,73 en hoger De koopsector is in 4 prijsklassen verdeeld: Goedkoop/ Sociaal tot €174.000 NHG-bereikbaar €174.000 tot €245.000 Middeldure koop €245.000 tot €315.000 Dure koop meer dan €315.000
KERNPUBLICATIE WOON 2009 NUNSPEET
68
Semi-starter Huishouden dat na verhuizing zelfstandig woont, maar waarvan de vorige woning niet beschikbaar was voor de woningmarkt, bijvoorbeeld na scheiding, verlaten woongroep of sloop van vorige woning. Starter Een starter is een huishouden dat voor verhuizing niet zelfstandig woonde en daarna hoofdbewoner van een woning is.
Nultredenwoning Toegankelijk betekent intern én extern toegankelijk. Intern toegankelijk houdt in dat vertrekken als woonkamer, slaapkamer, badkamer, keuken gelijkvloers liggen. Extern toegankelijk wil zeggen dat de woning zelf op de begane grond ligt of bereikbaar is via een lift. Verhuisgeneigdheid Huishoudens die aangeven binnen twee jaar te willen verhuizen worden gerekend tot de groep verhuisgeneigden. Vraagsaldo Het vraagsaldo is het saldo van de vraag (van doorstromers en starters) en het vrijkomende aanbod (van doorstromers). Dit saldo geeft dus aan waar spanning of juist ruimte ontstaat als iedereen de gewenste verhuizing direct zou realiseren. Woonmilieu Aan elke 4-cijferige postcodewijk is een woonmilieutypering toegekend. De typologie is gebaseerd op een aantal dimensies, te weten: a) dichtheid, b) bereikbaarheid, c) functiemenging, d) kwaliteit bebouwing. De woonmilieutypologie is gemaakt op basis van objectieve gegevens. De 5 woonmilieus zijn: Centrum-stedelijk (Historische) binnensteden, City/nieuwe stedelijke centra, centra van nieuwe steden. Essentie: centrale ligging, relatief hoge woondichtheid, functiemenging. Buiten-centrum Rond het centrum gelegen compact en monofunctioneel woonmilieu. Vooroorlogse etage, vooroorlogse grondgebonden, vooroorlogse herenhuizen, vooroorlogse tuindorpen, naoorlogse etage, naoorlogse grondgebonden. Essentie: de stadswijk. Groen-stedelijk Monofunctioneel woonmilieu dat ruim en groen van opzet is in grotere gemeenten. De uitbreiding aan de stad, groeikernen en actuele uitleg vallen hieronder. Essentie: huis met een tuin. Centrum dorps Historische kernen, nieuwe kernen. Essentie: multifunctionele centra in kleinere kernen. Landelijk wonen Lage bebouwingsdichtheid in een overwegend groengebied met weinig voorzieningen. Villa wijken, wonen in het landschap, landgoederen.
KERNPUBLICATIE WOON 2009 NUNSPEET
69
Bijlage 3 De aandachtsgroep
De aandachtsgroep is een bijzondere groep in deze kernrapportage. In verband met de afwezigheid van informatie over het toekomstige inkomen van het huishouden kan de aandachtsgroep alleen worden bepaald voor de huidige woonsituatie en niet voor de gewenste woonsituatie. De aandachtsgroep is bepaald aan de hand van een aantal variabelen: Leeftijd hoofd huishouden; Aantal personen in het huishouden, één- of meerpersoons; Belastbaar huishoudinkomen; Vermogenscomponent, die ook (mede) afhankelijk is van de andere genoemde kenmerken.
Meerdere inkomensbegrippen VROM maakt gebruik van twee soorten huishoudinkomendefinities. Voor de bepaling van de aandachtsgroepen wordt het belastbaar inkomen gebruikt. Onderstaande tabel toont voor de verschillende situaties de gemiddelde inkomens (zonder correctie van vermogen) voor aandachtsgroepen. Tabel 6 Gemiddelde belastbaar en besteedbaar inkomen per huishouden wel/geen aandachtsgroep naar eigendom van de woning (Bron: WoON 2009)
Belastbaar Netto besteedbaar inkomen I_BLIBHH I_VROMHH GEMIDDELDE GEMIDDELDE € 55.548 € 43.310 € 15.009 € 22.550 € 61.492 € 46.354
HUKO koopwoning AANDIHS2 Aandachtsg AANDIHS2 Geen aanda
AANTAL 4.120.429 526.892 3.593.537
HUKO huurwoning AANDIHS2 Aandachtsg AANDIHS2 Geen aanda
2.876.037 1.344.565 1.531.472
€ 28.647 € 14.731 € 40.864
€ 23.226 € 15.086 € 30.372
TOTAAL
6.996.467
€ 44.490
€ 35.054
Het netto besteedbaar inkomen van een huishouden is het inkomen uit arbeid, winst uit onderneming en inkomen uit uitkeringen en sociale verzekeringen (pensioen, lijfrente, alimentatie c.q. bijstandsverhaal). Voorts wordt als inkomen meegeteld: de kinderbijslag, het spaarloon, de vakantietoeslag, de ziekenfondspremie (van werknemer en werkgever)/zorgtoeslag, de tegemoetkoming van de werkgever in de ziektekosten, gratificaties, vaste winstdeling en tantièmes.
In vergelijking met andere inkomensdefinities is bijzonder dat inkomsten en uitgaven in verband met het wonen niet meegeteld worden. Het inkomen is dus exclusief ontvangen huurtoeslag, hypotheekrenteaftrek en eigen-woningforfait daaraan gekoppeld belastingvoordeel. In het huishoudinkomen telt mee het inkomen van het hoofd van het huishouden, de eventuele partner en van leden van het huishouden. Voor het bepalen van de aandachtsgroep wordt zoals gezegd het belastbaar inkomen gebruikt. Dit betekent voor huurders in de aandachtsgroep dat het belastbare inkomen min of meer gelijk is aan het besteedbare inkomen. Dit is logisch want de huurtoeslag is geen inkomenstoelage, maar een huurtoelage die gerelateerd is aan het inkomen en de huurprijs. Dat geldt niet voor de aandachtsgroepen in de koopsector.
KERNPUBLICATIE WOON 2009 NUNSPEET
72