Kapitein
RICARDO
Vertelt een avontuur op zee.
Honderd MILJOEN
SERIE EXCELSIOR
Honderd Miljoen I I HET TESTAMENT De vier gebroeders. Jean , Louis , Albert en Guy Lorrens. bleven voor een mooi huis staan, gelegen op een rijke laan van Le Havre. Ze lazen de naam gegriffeld in een koperen plaat op de muur aangebracht, naast de ingang: T-Ienri Delorme Notaris - Hier is het! zei Guy. - Ja, antwooordde Albert. Ik §./'" vraag mij af wat die notaris van ons hebben moet. - We zullen het weldra weten, grommelde Louis Lorrens. terwijl hij op de knop van de e1ectrische bel drukte. Een knecht kwam opendoen. Jean verklaarde : - Het is voor Meester Delorme. Is hij thuis? - Ja . heren, heeft u een afspraak? - Oe notaris heeft ons verzocht hem een bezoek te brengen.
'f. ../'
Alle rechten van reproductie. aanpassing en vertaling, voorbehouden.
2- Zeer goed. 'Gelieve mij te volgen. De vier gebroeders volgden de huisknecht, die hen in een wachtkamer binnenliet. Enkele ogenblikken later kwam de man terug, opende een deur en ging op zij, zeqqende : - Meester Delorme verwacht u, Heren. De vier gebroeders gingen de werkkamer van de notaris binnen. Meester Delorme zat achter zijn bureau. Hij toonde stoelen aan zijn bezoekers en vroeg: - U is wel de gebroeders Lorrens ? Uw voornamen, zijn wel Jean, Louis, Albert en Guy? - Ja, meester, antwoordde Guy. - Heeft u uw papieren bij? Ik moet ,me van de juistheid van uw identiteit verzekeren. De vier ,gebroede.rs reikten hun papieren aan de notaris, die ze aandachtig bekeek. Vervolgens gaf hij ze terug aan de vier mannen, zeggende: - Ik liet u roepen voor de volgende reden. Een zekere Harry Dubuis is in Amerika overleden. Kende u hem? - Harry Dubuis ?mur,melde Albert. Hum! Ik herinner mij dat toen onze ouders nog leefden, zij ons wel eens spra... ken over een zekere verre neef van hen, die naar Amerika uitgeweken was. Maar wij hebben nooit nieuws van hem ge . . had, sinds zijn vertrek uit het land Persoonlijk hebben wij hem nooit gekend. - Harry Dubuis was een verre neef van uw moeder. Daar hij geen naasten had,hee.ft hij u zijn fortuin nagelaten. Ik bedoel dat hij u zijn fortuin nalaat, evenals aan een zekere Mistress Gloria Dunham. die familie is van de vrouw van Harry Dubuis. Nochtans vindt men het spoor niet terug van Mistress Dunham. Ze woont nochtans in de Verenigde.. . Sta.. . ten. Ik kreeg een rapport van een confrater uit Amerika, door hetwelk hij mij laat weten dat opzoekingen begonnen zijn om die Mistress Dunham terug te vinden, zo ze nog leeft. Haar laatste verblijf was Macon, een stad in de staat Georgië. In het kort, Mister Harry Dubuis heeft dus de helft van zijn fortuin aan u en de andere helft aan Mistress Dunham na.. . -gelaten, voor zover men haar terugvindt binnen de zes maan.. .
3 -den na de dood van de erflater. Na die tijd, komt heel de fortuin u toe. De vier gebroeders keken mekaar aan. De notaris gaf le zing van het testament en besloot, zeggende : - Harry Dubuis is over twee maanden gestorven. Er blijven u dus nog vier maanden te wachten, alvorens te kunnen genieten van de helft of van heel het fortuin van de afgestorvene, dit in het geval dat Mistress Dunham onvindbaar zou blijven. Guy Lorrens vroeg : - En kan u ons het bedrag zeggen van het fortuin van Harry Dubuis ? - Ja, Heren. De goederen die Mister Harry Dubuis nalaat, belopen honderd miljoen dollar. Toen ze die fabelachtige som hoorden, schrokken ze allen licht op en hun ogen glommen van hebzucht. - Honderd miljoen ! gromde Louis Lorrens met hese stem. - Honderd miljoen dollar, glimlachte de notaris. Dan, na van de verrassing van zijn kliënten genoten te hebben, vervolgde hij : - Ik zal ingelicht worden van de uitslag van de opzoekingen die gedaan worden in Amerika om Mistress Dunham terug te vinden. Zodra ik nieuws heb daaromtrent, laat ik u onmiddellijk verwittigen. - Dank, meester... De vier gebroeders namen afscheid van de notaris. Het was avond geworden wanneer ze zijn huis verlieten. Eens op de straat, gromde Guy : - Gaan wij naar huis, verduiveld ! Ik meen dat wij een onderhoud moeten hebben. - Ja, grinnikte Louis. Maar men mag wel zeggen dat we geluk hebben. - Honderd miljoen ! zei Albert peinzend. - Waarvan wij de helft zullen moeten afstaan aan die vrouw die Gloria Dunham heet ! gromde Jean. De vier gebroeders haastten zich naar hun huis, gelegen in een buitenwijk van de grote havenstad.
-4-
11 JO, DE WEESJONGEN De bewaker van het weeshuis opende de deur van een klein kamertje, dat veeleer op een cel geleek. Met een duw liet hij [o op de vloer rollen, grommend: - Enkele dagen met water ·en brood zouden je goed doen, maar het is verboden door het reglement. Af en toe een steviqe afranseling zal Jou wel leren minder verstrooid te zijn, jochie! En de woesteling sloot Jo op, die overvloedig weende. Jo Laras was twaalf jaar oud. Het was nu drie jaren dat hij zijn ouders verloren had, die omkwamen in een spoorweg... ongeluk. Hij werd in dat weeshuis geplaatst, waarvan het personeel brutaal en helemaal niet medelijdend was, voor de ongelukkige kleinen die aan hun zorgen toevertrouwd werden. Die middag had Jo een bord gebroken, tijdens het eetmaal. De bewaker had hem een oorvijg gegeven en, zoals wij het komen te zien, had hij hem op-gesloten in het kleine kamertje, dat alleen maar gemeubileerd was met een kampbed en een stoel, Jo was gestraft om daar drie dagen te blijven, in de plaats van in zijn bed te slapen, in de grote slaapzaal, bij de andere weesjongens. Maar de opstand gromde in het hart van de kleine Jo. Sinds twee jaren was hij de zondebok geworden van de he-wakers, omdat :hij op zekere dag aan een inspecteur van de staat gezegd had, dat hij geslagen was 'geworden. Het perso-neel was berispt geworden om die zaak. De bewakers namen wraak op de kleine Jo en vonden maar steeds voorwendsels uit om hem te straffen. De kleine weesjongen had er genoeg van en hij besloot te vluchten. Jo droogde zijn tranen en trok het raam open. De kamer in dewelke hij zich bevond was op de eerste verdieping ge-legen. De kleine weesjongen zou een touw moeten ,gehad heb... ben om uit de gevangenis te vluchten. Jo was besloten er alles
-5op te wagen om het weeshuis te verlaten. Hij trok de lakens van het kampbed en knoopte ze aan mekaar. Vervolgens 'maakte .hij een der lakens vast aan de poot van het bed dat hij vlak tegen het raam geschoven had. Jo luisterde aandachtig Het was nacht. Alles was rustig in het weeshuis. IEn toen besloot de kleine weesjongen te handelen. Hij klom over de vensterbank en vlug als een aap liet hij zich, rnet behulp van de aaneengeknoopte lakens, tot op de grond gliJden. Dan liep hij onmiddellijk naar de haagt die het park afsloot, vond er een bres in en verliet het eigendom. Hij volgde de smalle weg die naar de nabije havenstad Le Havre leidde. Jo voelde zijn hart van vreugde beven, nu hij vrij was. Hij dacht nog niet na op de gevolgen van zijn daad. Hij vroeg zich ook niet af wat er van hem geworden zou, hoe hij 10.. . gies en eten zou vinden. Jo stapte drie uren lang. Hij was afge.mat wanneer hij ein.. . delijk in de verte de lichten zag van de eerste huizen van Le Havre. De kleine weesjongen 'murmelde: - Eerst moet ik een plaats vinden om wat te rusten. Ik val gewoon in slaap! Hij volgde een verlaten laan, waar grote huizen stonden omringd door tuinen. De kleine Jo bleef voor een der huizen staan, waar er geen licht was. Waren de bewoners afwezig ? Neen, die sliepen na.. . tuurlijk al. Jo drong voorzichtig in de tuin. Hij liep om het huis heen en schrok licht van vreugde wanneer hij een open raam za'g. Er onder stond een ton, dien diende om het regenwater op te vangen. Hij klom erop en kon zo in de kamer geraken. De maan troonde aan een wolkenloze hemel en haar blank licht viel in het vertrek. Jo keek om zich heen. Hij bevond zich in een voorraadkamer. Er was daar -genoeg om te eten. Zonder verder na te denken, haalde de kleine jongen zijn zakmes te voorschijn en sneed een flinke brok van een ham die aan de
— 6 ----
muur hing. Vervolgens ontkurkte hij een fles vol melk en dronk die met kleine teugjes leeg. - Zo, zuchtte hij, ik voel me al heel wat beter. En nu eens kijken of we hier kunnen rusten. In een hoek spreidde hij enkele ledige zakken op de grond en ging daar op liggen. Hij slaakte een zucht en dacht : - Morgenochtend heel vroeg zal ik hier weggaan. Hij was bijna door de slaap overmand, wanneer hij erg opschrok. Hij hoorde een deur opengaan in het huis en dan het geluid van voetstappen in de gang. - Mijn God ! Het zijn de bewoners die thuiskomen, murmelde de kleine. Hij hoorde de mensen de trap beklimmen en een kamer binnengaan vlak boven die gelegen, waar hij zich bevond. Plots werd Jo door angst gegrepen. Een duidelijke stem bereikte hem en zei : - Nu, broeders, spreken wij over die erfenis. - Alle duivels, zei een andere stem. Honderd miljoen dollar, dat is een mooi fortuin ! - Alleen maar mooi ? grinnikte een derde stem. De kleine Jo keek naar de schoorsteen. Hij begreep 'dat die in verbinding stond met de kamer boven hem en dat langs daar de stemmen hem zo duidelijk bereikten. En Jo luisterde aandachtig. Naar gelang hetgesprek boven hem voortgezet werd tussen die onbekenden, werd de kleine weesjongen door een geweldige angst gegrepen, want hij begreep dat hij een geheim betrapt had, 'dat hem het leven kon kosten zo de bewoners van het huis hem verrasten... III DE VIER DEMONEN
De vier gebroeders Lorrens bereikten eindelijk hun huis, gelegen een weinig buiten de stad. Ze gingen binnen en klommen onmiddellijk naar het salon, op de eerste verdieping. Ze maakten licht en gingen in zetels zitten.
-7- Nu, broeders, spreken wij over die erfenis. - Alle duivels, zei Albert, honderd miljoen dollar! Dat is een mooi fortuin ! - Alleen maar mooi? grinnikte Jean. Louis zei op zijn beurt: - Maar wij krijgen slechts de helft, zo men die vervloekte Mistress 'Gloria Dunham ontdekt. - Juist, gromde Guy. - En wij kunnen daaraan niets verhelpen, bij de hel! - Niets is veel gezegd, zei Guy met een verschrikkelijke ,glimlach. - Verklaar je nader, gromde Albert. - Het is eenvoudig, schijnt het mij Er moet belet worden dat men ooit die Gloria Dunham ontdekt. - Hein? En hoedat ? - Door haar te vinden voor de overheid haar ontdekt. Jean, Louis en Albert keken mekaar met ogen als patrijspoorten aan. Eindelijk sakkerde Jean: - Bij Satan! Verklaar je nader, Guy! - Ja, voegde Albert toe, en vooral zeg ons tot wat het dienen kan dat wij de eersten zijn om die vervloekte Mistress Dunham te ontdekken. Guy hief de armen boven het hoofd en riep: - Wel, jullie zijn stompzinnig vanavond! Begrijpen jullie dan niet dat, zo wij erin gelukken haar te ontdekken, het alleen maar zal zijn om haar opnieuw te doen verdwijnen, maar dan voorgoed? - 0, nu snap ik het! :grinnikte Albert. Wij moeten dus naar Amerika ? - Zeer juist, zei Guy. Luistert naar mijn voorstel. De zaak zal ons geld kosten, maar het is de moeite waard. Het komt erop aan viJitig miljoen dollar meer in ons bezit te krijgen. - 'Goed, wij luisteren naar jouw plan. - Wel, wij vertrekken dus naar Amerika. Wij gaan op zoek naar Gloria Dunham. De notaris Delorme heeft ons ver.. teld dat haar laatste verblijf Macon was, in de staat Georgië. Het is van daaruit dat wij ons opzoekingen moeten beginnen.
8 Eens dat wij haar gevonden hebben, lichten wij haar op en rekenen wij met haar af. - Verduiveld, dat is een moord ! gromde Louis. - Ja, zei Guy koelbloedig, maar wij zullen niet zelf handelen. Eens in Amerika, zullen wij ons de medewerking ver zekeren van enkele stevige kerels, liefst de bemanning van een kleine stoomboot. Inderdaad, zo wij Mistress Dunham laten doden of zelf doden op Amerikaans gebied, dan lopen wij het risico dat men haar lijk ontdekt. Alleen op zee kan men iemand spoorloos laten verdwijnen. De ellendeling lachte afschuwelijk : - De vissen zorgen er wel voor dat die brave Mistress Dunham voorgoed onvindbaar wordt. Er heerste een stilte en dan sprak Albert : - Ik geloof dat het plan van Guy goed is. - Ja, ik ook, voegde Jean Lorrens toe. Maar wij mogen niet langer wachten om het ten uitvoer te brengen. In dien de Amerikaanse overheid Mistress Dunham voor ons ontdekt, is alles naar de bliksem. - Het is om die reden dat wij zo spoedig mogelijk moeten inschepen met de Verenigde-Staten als bestemming, hernam Guy. Morgen gelast ik er mij mee de nodige stappen te doen voor onze reis. Er heerste een nieuwe stilte en dan zei Jean : - Binnen vier maanden, vrienden, zijn wij rijk. - Ja verduiveld ! Ik vraag mij af wat wij met al dat geld zullen doen. - Wij krijgen later tijd genoeg om ons dat af te vragen, 'grommelde Louis. Zorgen wij er eerst voor dat wij die vijftig miljoen in ons bezit krijgen, welke die ezel van een Harry Dur buis aan die feeks van een Gloria Dunham nalaten wilde. - Je bent niet erg eerbiedig tegenover de man die je rijk gemaakt heeft, grinnikte 'Guy. Plots schoten de vier demonen licht op. Ze hadden een geluid gehoord in de voorraadkamer, onder het salon. Guy nam een revolver uit een lade en wenkte zijn broeders te verroeren en te spreken. Hijzelf ging stil naar beneden. ,
-9 —
Iv JO IN DOODSGEVAAR Jo was de schoorsteen genaderd. Hij verloor geen woord van het afschuwelijk plan dat de ellendelingen smeedden. Maar toen de kleine zich wilde oprichten, deed hij een kartonnen doos vallen. Met kloppend hart luisterde Jo. Het was even stil geweest, daarboven, maar de schurken begonnen weer onder mekaar te praten. Waarschijnlijk hadden ze niets gehoord. Jo was vast besloten de politie te verwittigen. Hij wist nochtans, dat hij dan terug naar het weeshuis zou moeten, want de politie zou hem zeker vragen wie hij was en wat hij in dat huis deed, in hetwelk hij het geheim van de bandieten betrapt had. De kleine weesjongen stond dus recht en naderde het raam om langs daar naar buiten te vluchten. Maar op dat ogenblik kwam een man de kamer binnen. Jo wilde nog langs het raam vluchten, maar de kerel liep naar hem toe en greep hem bij de kraag. Hij trok hem weer in de kamer, grommend : — 0, kleine adder ! Jij bespiedde ons ! - Neen ! Neen ! keelde Jo Je oven dicht, of ik wurg je ! Kom mee, kleine vagebond. Hij sleepte de knaap mee naar de eerste verdieping, in het salon. Hij zei tot zijn broeders - Deze kleine ellendeling zat in de voorraad kamer. Hij bespiedde ans. Bij de hel, men kan er duidelijk horen al wat hier gezegd wordt. Jean, Louis en Albert keken mekaar aan. — Wie ben jij ? vroeg Louis. Hoe heet jij ? — Jo Laras, zei de kleine met bevende stem. — Waar woon jij ? — Nergens, Mijnheer. Guy smoorde een vloek. Hij hief de hand op : - ik geef je de raad ons niet voor de gek te houden, zo niet krijg je een oorvijg
10
- Maar ik zeg u de waarheid, zei de kleine weesjongen, bleek van angst. Ik ben uit het weeshuis gevlucht. - 0 zo. Wat heb jij vernomen door ons te bespieden ? - Niets, zei Jo. - Het is zeker dat hij alles gehoord heeft, sakkerde Albert. - Hij is een getuige die moet verdwijnen, zei Louis. - Doodt me niet ! huilde het arme jongetje. Albert hief de vuist op en sloeg die boven op het hoofd van de ongelukkige Jo, die bewusteloos neerviel. - Bij de hel, wat gaan wij nu doen ? - Wij moeten onmiddellijk deze kleine spion uit de weg ruimen. Louis zei met een afschuwelijke grijns : - Ik ga hem netjes wurgen. - Neen, bij de hel, niet in het huis ! sakkerde Guy. Neem de auto en breng hem in het bos, aan de andere kant van de stad. Daar kun je met hem afrekenen en hem tussen de struiken laten liggen. Ze zullen ons niet verdenken. En dan nog, wanneer ze het lijk ontdekken, zullen we reeds ver zijn. -Goed, gromde Louis. Hij greep de bewusteloze Jo en wierp hem op zijn schouder. Vervolgens verliet hij het huis, naderde een auto en lei de knaap op de achterkussens. Dan nam hij plaats achter het stuur en startte met volle snelheid. Na een kwartier bereikte hij een verlaten laan in het bos. De bandiet stopte met de auto en steeg uit. Hij keek aandachtig om zich heen. - Niemand, gromde hij. Haasten wij ons. Hij trok de steeds bewusteloze Jo uit de auto en sleepte hem op een smal pad dat tussen de struiken slingerde. Wanneer het gemeen personage veronderstelde dat hij zich ver genoeg van de laan verwijderd had, wierp hij de jonge wees ruw op de grond. Door de schok ontwaakte Jo uit zijn bewusteloosheid. Hij opende de ogen. Onmiddellijk zag hij de moordenaar, die met glimmende ogen naar hem gebogen stond en zijn enorme handen naar zijn hals reikte. De knaap liet een snijdend gehuil horen :
-
11
- Genade! Doodt me niet! Ik zal niets zeg-gen! - Bij de hel! Ik ga jou de oven voorgoed dichtnijpen. Maar op dat ogenblik sprong een 'gedaante op de bandiet. Deze kreeg een bliksemende vuistslag in het gelaat, terwijl een stem bralde: - Bij de baard van Satan! Louis Lorrens rolde op de grond, sprong weer recht en ver... dween tussen de struiken. De onbekende poogde hem te ach... tervolgen,maardemoordenaar bereikte zijn auto, wipte in het voertuig en vertrok met volle snelheid. De man wiens tussenkomst zo wonderbaar de kleine Jo gered had, kwam naar de knaap terug en kefte: - Awel, m~nneke,ge meugt zeggen dat ge geluk et, zoe woer as dakkik Jan Beulemans hiet. Jo keek onze held dankbaar aan. Hij murmelde : - 0, ik ben zo bang geweest, monsieur. Hij wilde mij wurgen... Jan sprak nu in het Frans, want de knaap verstond hem natuurlijk niet: - Bij de buik van het zeevarken. jammer dat hij het anker heeft kunnen lichten. Maar kom naar het hotel; jij zal ons jouw avontuur vertellen en vervolgens brengen wij je naar je ouders terug. Onze held nam kleine Jo bij de hand en verwijderde zich 'met hem in de richting van de stad...
v NAAR AMERIKA Jan Beulemans en klein Jo bereikten eindelijk het hotel waar onze helden kamers besproken hadden. Raspaillac en Pierre Wijns openden enorme ogen, wanneer ze Jan zagen binnenkomen in gezelschap van die knaap. - Harné 1 loeide de Breton. Waar komt dat scheepsjonq vandaan? - Dat es 'n hiel gescheedenis, matruus.
12
- Vertel op, zei Pierre. En dan, met enkele woorden, verhaalde Jan hoe hij tussenbeide had kunnen komen om het leven van de knaap te redden. Hij besloot : - Dat es al wat dakkik te vertellen em, mo dane ket zal er ons mier van zegge. 't Es oen a, kneul. Kleine 'Jo, die weer vertrouwen gekregen had, vertelde dan zijn avontuur. Wanneer hij zweeg, knikte Pierre en vroeg : - Dus, jij bent uit een weeshuis gevlucht ? - Bij de buik van het zeevarken ! bralde Raspaillac. Wij gaan hem niet terug naar die woestelingen sturen. - Natuurlijk niet, verzekerde Wijns - Houd jij ervan te reizen, negers te zien en andere zwarte apen ? vroeg de Brusselaar. - 0 ja, mijnheer. - Goed, bij de sluizen van Satan ! Je blijft dus bij ons. - 0, dank ! riep Jo stralend van vreugde. - Die zaak is dus geregeld, zei Wijn s. Maar komen wij nu terug op die erfeniszaak. Als ik goed begrijp, en volgens Jo in het huis van die bandieten gehoord heeft, beramen die sch urr ken de moord van hun medeërfgename, een zekere Mistress Gloria Dunham, die het laatst te Macon in de staat Georgië woonde. - Ja, zei de knaap, daarover spraken de bandieten. - Duizend bakboorden ! sakkerde Raspaillac. Die ezels zullen op zoek gaan naar de ongelukkige Mistress Dunham. Maar, bij de horens van de duivel, wij weten nog niet wie die schurken zijn. - Kan jij hun huis niet terugvinden ? vroeg Jan aan Jo. - Neen, mijnheer. Ik ken de stad niet. Er heerste een stilte en dan grommelde Pierre : - Gewoonlijk is er een notaris gemoeid met erfeniszaken. Dat moet hier ook het geval zijn. - Maar ja, riep Jo plots. Ik heb een goed geheugen. Ik herinner mij dat de deugnieten over een notaris Delorme spraken. - 0, zei Pierre met voldoening. In dat geval kunnen wij de bandieten terugvinden. Blijft hier wachten. e
13 -Hij nam de telefoongids en zocht het adres op van notaris Delorme. Hij had dat weldra gevonden. Pierre ging heen. Intussen maakten Raspaillac, Jan en Jo nader kennis. Onze helden vertelden enkele van hun avonturen. Kleine Jo luisterde verrukt naar hen. En zullen wij te zamen ook avonturen beleven ? vroeg hij. - Zeer zeker, gromde Raspaillac. En om te beginnen, kan ik voorspellen dat wij weldra het anker zullen lichten met Amerika als bestemming. - Ja, bij de buik van het zeevarken ! sakkerde Jan. We moeten die schurken terugvinden, die de genaamde Mistress Dunham willen mishandelen. Bij al de gespleten poten van de hel ! Het zal met genoegen zijn dat ik op hun apentronies zal slaan. Na een uur was Pierre terug. Hij sprak : - Ik heb de notaris gezien. Ik heb niet veel meer vernomen dan de kleine ons verteld heeft. De bandieten heten, Jean, Louis, Guy en Albert Lorrens. Een zekere Harry Dur buis heeft een fortuin nagelaten aan die deugnieten en aan een zekere Mistress Dunham. Het fortuin in kwestie bedraagt honderd miljoen. - Potverdekke, kefte Jan Beulemans, de moeite waard. - Ja, vervolgde Pierre. De notaris heeft mij gezegd dat men het spoor bijster is van die Mistress Gloria Dunham en dat men haar opzoekt. Het laatst woonde ze te Macon, in Georgië. Het staat vast dat die bandieten gaan pogen de arme vrouw terug te vinden, voor de Amerikaanse overheid haar ontdekt en dit, natuurlijk, om haar uit de weg te ruimen. Volgens Jo gehoord heeft, hebben zij het plan opgevat haar in volle zee te voeren en zich daar van haar te ontdoen door haar eenvoudig overboord tegooien. - Bij de sluizen van Satan, tierde Raspaillac, wee die kernels zo ze ons in handen vallen ! - We moote dei bandete weivinne ! gromde Jan met dreigende stern. - Ja, zei Pierre, maar ik geloof dat het dringender en voorzichtiger is, eerst Mistress Gloria Dunham terug te vinden,
— 14 —
ten einde haar onder onze bescherming te nemen. Wij gaan dus onmiddellijk naar Amerika afvaren. Zo deden ze oak. Ze namen enkele uren rust en de volgende dag, in de voormiddag, verliet « De Meeuw », het fiere en trotse jacht van onze helden, de haven van Le Havre en stevende weg in noordoostelijke richting.. VI TE LAAT! De reis van onze helden verliep zonder incidenten. Acht dagen later voer « De Meeuw » de haven van Charleston in Zuid-Carolina binnen. Onze helden ontscheepten en Pierre Wijns zei : — Het is nodig dat wij ons vlug en naar goeddunken kunnen verplaatsen. Ook ga ik een krachtige auto huren. - Een goed idee ! grommelde Raspaillac. — Ik vraag mij af of de deugnieten reeds aangekomen zijn? - Dat hangt af van het vervoermiddel dat zij gebruikt hebben, merkte Wijns op. — Ze kunnen het vliegtuig genomen hebben, zei kleine Jo. - Dat is waar, harné, loeide de Breton. In dat geval hebben ze verscheidene dagen voorsprong op ons. - Kom, zei Wijns, verliezen wij onze tijd niet. Ze ontdekten weldra een firma, die auto's verhuurde. Ze kozen een wagen uit van het laatste model. Pierre stortte de vereiste waai borgsom en onze helden stegen onmiddellijk in. Ze vertrokken in volle snelheid naar Macon, waar ze op het einde van de middag aankwamen. Wijns liet zich de weg aanduiden naar het stadhuis. Een kwartier later bevonden onze helden zich in aanwezigheid van van de bediende van de burgerlijke stand. Pierre vertelde hem het doel van hun bezoek. De man glimlachte en zei : -- In andere omstandigheden, Sir, had ik verscheidene da-
15
gen moeten wachten alvorens die inlichtingen te bekomen. Inderdaad, ik had opzoekingen moeten doen. - Hoe bedoelt u ? wilde Raspaillac weten. - Wel, hernam de man, drie dagen geleden zijn er vier vreemdelingen hier geweest, om mij insgelijks te vragen of ik hen kon zeggen waar Mistress Dunham verblijft, die onze stad verlaten heeft. Bij de hel, gromde Jan, de deugnieten waren ons voor. En heeft u hen die inlichtingen kunnen geven ? vroeg Pie re. --- No, sir. Ik heb drie dagen lang de registers nagekeken. 1VPstress Gloria Dunham is wel te Macon geweest en heeft er gewoond. Doch ze is heengegaan zonder haar nieu\V adres op te geven. - Dat is vervelend grommelde Pierre. Ik vraag mij af hoe wij haar in dat geval kunnen vinden. - Ik kan u misschien helpen door u de inlichting te geven die ik insgelijks aan de vier vreemdelingen verstrekt heb. - Laat horen... - Wel, hernam de man, hier te Macon heeft Mistress Dunham bij een zekere Bob Strafferson gewoond. Die weet misschien waar ze nu verblijft. Maar Strafferson heeft insgelijks Macon verlaten. Zijn nieuw adres kan ik u wel geven. Hij woont nu te Chattanooga, in de Staat Tennessee, en in de Station street, .nummer 30. Pierre nam nota van de laan en van het nummer. Hij vroeg nog : - Hebben de vier vreemdelingen waarover u spreekt Macon verlaten ? - Ja, ze hebben een auto gehuurd en zijn onmiddellijk vertrokken naar het adres van Bob Strafferson. - Dank, zei Pierre. Ze hebben dus een dag voorsprong op ons. We gaan ons onmiddellijk op weg begeven. - Zoekt u insgelijks Mistress Dunham voor een erfenis-zaak ? - Niet precies, zei Pierre. Wij willen echter Mistress Dunham voor die andere mannen ontmoeten, die bandieten willen --
16 —
de ongelukkige doden. U begrijpt dan wel dat wij haast hebben. - 0, grommelde de bediende, indien ik dat igeweten had, had ik ze in de doos laten stoppen. Onze helden namen afscheid van de bediende en reden in volle snelheid naar het noorden. De tocht duurde een hele nacht. Bij dageraad bereikten ze eindelijk Chattanooga. Ze vroegen aan een politieagent de weg naar de Station Street. De man lichtte hen welwillend in. Een kwartier later stopte Wijns met de auto voor het huis waar Bob Strafferson woonde. Ze belden. Strafferson, een ouderling, kwam opendoen. - Sir ? vroeg hij verwonderd door dat vroege bezoek. - Mister Strafferson, zei Pierre, wij zoeken Mistress Gloria Dunham. - By Jove ! Maar iedereen zoekt haar dus ! zei de grijsaard Gisteren kwamen vier mannen mijn insgelijks het adres van Gloria Dunham vragen. Ik heb het hen gegeven. - Luister, sir, zei Pierre, er is geen minuut te verliezen. Die bandieten willen haar doden. U begrijpt dus dat het noodzakelijk is dat wij haar voor die schurken terugvinden. - Wat ? gromde Bob Strafferson. Mijn God en ik gaf hen het adres van die arme Gloria ! - Doe hetzelfde voor ons, zei Pierre. Ik herhaal het u : er is geen minuut te verliezen zo wij haar leven willen redden. - Wel, zei de ouderling, Gloria en haar dochtertje, Mary, wonen nu te Blacktown, in Noord-Carolina, aan de andere kant van de Aleghany bergen. Het is een heel klein stadje en iedereen zal u het huis van Gloria aanduiden. De hemel make dat u op tijd komt. Onze helden dankten de ouderling en begaven zich terug op weg. Ze moesten nu door de bergachtige streek van de Aleghany. Pierre stuurde de auto met meesterlijke hand. Maar niettegenstaande hij het maximum aan snelheid uit de auto haalde, kwamen onze helden pas laat in de avond te Blacktown aan. Pierre stopte met de auto voor een saloon. Hij zei : - Gaan wij hier een 'glas drinken en vragen wij aan de
-
17-
barman waar het huis van Mistress Dunham gelegen is. Onze helden gingen binnen. Pierre bestelde drie brandles voor hem en zijn gezellen en een Iglas melk voor kleine Jo. Wanneer de man de :glazen voor hen plaatste, vroe-g Wijns: - Kan u mij ze-ggen waar Mistress 'Gloria Dunham woont? - Ik zou u kunnen zeg'gen waar ze 'gewoond heeft, sir InderdaadtGloria heeft vanmiddag de stad verlaten. Vier vreemdelingen zijn haar komen halen. Het schijnt dat het om een erfenis gaat. Gloria en de kleine Mary hebben de vier rmannen Î11 hun auto vergezeld. - Bij de hel! sakkerde Raspaillac. Wij komen te laat! - Kan u mij zeg'gen welke richtin-g ze genomen hebben? -- Al wat ik u kan zeg-gen, is dat ze de weg naar Columbia, in Zuid-Carolina, .genomen hebben.
WELDRA! Onze nieuwe reeks : KANGOEROE die u
FANTASTISCHE AV,ONTUREN zal aanbieden, geïllustreerd met talrijke pentekeningen, onder een geplastifieerde omslag in kleuren.
* * * Deze reeks van ware Fantastische Aoonturen, zal een grote bijval genieten bij onze trouwe lezers.
* * * Lees in volgende nummers van de «Ricardo» en van « Victor Vinc·ent» de uitvoerige beschrijving van deze nieuwe prachtreeks !
18 Onze helden ledigden hun glazen. Pierre gromde : - Komt, de bandieten hebben nog enkele uren voorsprong op ons. - Bij de buik van het zeevarken ! bralde Jan Beulemans. Wij moeten ze volstrekt inhalen, zo niet is het gedaan met Gloria Dunham en haar kleine meisje. - Harné ! Haasten wij ons ! loeide Raspaillac. Onze drie helden en de kleine Jo klommen weer in de auto en Pierre reed als een razende weg in de richting van Columbia. VII DE ACHTERVOLGING De lichtbundels van de auto drongen door de duisternis, met een bleke lichtstraal op de rechte en brede weg, die onze helden volgden. Ze reden sinds een half uur, wanneer Pierre plots moest remmen. Daar, voor hen, stond een auto dwars over de weg. Een man maakte seinen met een rode zaklamp. - Die kerel heeft motordefect, 'grommelde Raspaillac. - Het spijt me, zei Pierre, maar wij mogen ons hier niet ophouden. Ga hem toch vragen wat hij wil, Breton. - Goed, harné ! De matroos steeg uit de auto en naderde de man. - Scheelt er wat ? vroeg hij. Maar plots haalde de andere een revolver uit zijn zak. Hij had nochtans gerekend zonder de koelbloedigheid van de Breton. Een seconde voor de bandiet kon afdrukken, had de matroos hem bij de pols gegrepen en de kogel vloog verloren. Meteen sloeg Raspaillac met volle geweld de vuist op de 'kin van de moordenaar, loeiende : - Jij gedroogde haring ! Ziedaar om jou te leren ! Maar knallen weerklonken van uit de auto van de bandieten. Wijns en Jan schoten terug. Ze hoorden een kreet van
— 19 —
pijn en de auto van de schurken vertrok, met een razende snelheid, op een zijweg. - Ze zetten de zeilen bij ! brulde Jan Beulemans. Een heeft zijn bekomst. Raspaillac stond nog steeds bij de bewusteloze bandiet. Hij boog naar de man, grommend — Eens kijken wat hij in zijn zakken heeft. Hij tastte de schurk af en vond een omslag die hij nieuwsgierig bekeek. In de boven linkerhoek stond gedrukt SS Kora », Cherbourg. De omslag bevatte duizend dollar in bankbriefjes. De matroos kwam naar zijn vrienden terug en toonde zijn vondst. — Bij alle duivels ! gromde Pierre. Wij hoeven nu niet meer te twijfelen dat die bandieten betaald werden om ons uit de weg te ruimen. Maar deze vondst geeft ons een andere kostbare aanduiding. Door die omslag weten wij dat de Lorrens naar Amerika gekomen zijn, aan boord van de « SS Kora », uit Cherbourg. Het moet een kleine stoomboot zijn. Het vaartuig moet ergens in een haven op de Atlantische Oceaan liggen. Het is zonder twijfel aan boord van het schip dat de bandieten Mistress Dunham en haar dochtertje willen voeren. Vervolgens zullen zij het anker lichten en de twee ongelukkigen overboord gooien, eens dat ze in volle zee zullen zijn. — Ja, bij de patrijspoorten van Satan ! sakkerde Raspaillac. Maar in welke haven bevindt zich hun verduivelde schuit ? Pierre dacht na en dan : - Er is veel kans dat ze aangelegd hebben in dezelfde haven als wij, in de haven van Charleston. Inderdaad, die ligt het dichtst bij Macon. Keren wij dus in volle snelheid naar Charleston terug. — Wat doen wij met deze schurk ? vroeg Raspaillac. — Gooi hem in , de gracht. Hij zal wel uit zijn bewusteloosheid ontwaken. Dat hij naar de duivel loopt ! Raspaillac gooide de bewusteloze bandiet in de gracht en klom dan weer in de auto. Pierre startte en de helse rit werd voortgezet, in de richting van Charleston deze maal...
20 VIII RASPAILLAC GEVANGEN
Ze bereikten Charleston op het einde van de dag. Onze helden brachten de auto terug in de garage en Pierre betaalde het huurgeld. Vervolgens begaven ze zich aan boord van de « Meeuw ». Raspaillac zei : - Ik .ga een wandeling in de haven doen. Ik ga eens uitkijken of de « Kora » werkelijk te Charleston aangelegd heeft. - Ik ga met u mee ! riep de kleine Jo. - O.K. ! Kom, scheepsjong ! Pierre en Jan bleven op « De Meeuw ». Ze hielden zich bezig met alles klaar te maken om op elk ogenblik het anker te kunnen lichten. Intussen wandelden Raspaillac en de kleine Jo in een straat van Charleston. De matroos had aan een agent gevraagd waar het bureau van de havenpolitie was. De man had geantwoord dat het bureau gesloten was en pas de volgende morgen om acht uur openging. - Bij de poorten van de hel, grommelde de Breton, wij hebben geen , geluk, jochie ! Keren wij terug aan boord. Maar op dat ogenblik kwam een licht dronken matroos uit een taveerne en botste tegen Raspaillac aan. - Harné ! gromde de Breton. Open je ogen, matroos ! - Open zelf je ogen, bebaarde aap ! antwoordde de andere in het Frans. Raspaillacs bloed begon te koken. Reeds ging hij de dronken matroos bij de lurven vatten, wanneer hij pal bleef staan. Op de muts van de man stond in gouden letters de naam geschreven van de boot tot dewelke hij behoorde : « Kora ». Raspaillac zei niets meer. Reeds vervolgde de matroos zijn weg. - Heb jij gezien, jochie ?... - Wat gezien ? vroeg de kleine Jo. - Wat er geschreven staat op de muts van die dronkaard.
21
Hij is een matroos van de « Kora ». Volgen wij hem, harné ! Ze volgden de matroos van uit de verte. De man sloeg de weg naar de kaaien in en onze helden zagen hem aan boord van een kleine stoomboot klimmen. Wanneer de matroos in een kajuit verdwenen was, wenkte Raspaillac Jo hem te volgen. Beiden begaven zich op de loopplank en klommen insgelijks aan boord van de « Kora ». Ze naderden een kajuit en Raspaillac wierp een blik binnen, langs de patrijspoort. En dan moest hij zich op de tong bijten om geen kreet van vreugde te slaken. Daar, in de kajuit, zaten een nog jonge vrouw en een aardig meisje van twaalf jaar oud. Raspaillac boog naar Jo en fluisterde : - Hoepelen wij het op. Gaan wij onze vrienden halen. Er gaat herrie komen, bij alle duivels der hel ! Maar op het ogenblik dat onze twee vrienden de boot wilden verlaten, kwamen drie matrozen uit een kajuit te voorschijn en wierpen zich vloekend op Raspaillac, met elk een mes in de hand. - Bij de hel, keelde een onder hen, twee spionnen ! - Wij gaan met hen afrekenen ! - Harne ! tierde Raspaillac. Men keelt de Breton niet als een gewone kip ! Hier, duizendmiljoen kanonsballen ! En een der schurken zakte door een prachtige uppercut in mekaar. Een andere bandiet kreeg een formidabele swing te slikken en rolde op het dek. Maar Raspaillac greep heng, tilde hem boven het hoofd en wierp hem op de derde bandiet, brallende : - Grijp dit pak, aap ! Dan, tot de kleine Jo die met bewondering het gevecht van de matroos tegen , de drie bandieten bijgewoond had : - Lichten wij het anker, harné Maar ze kregen de tijd niet om de loopplank te bereiken. Zeven andere bandieten stormden op hen af. Ze vielen als een stortvloed op de Breton, die erin gelukte er nog twee buiten gevecht te stellen, met twee verschrikkelijke vuistslagen. Maar
-
22-
Raspaillac bezweek onder het aantal. Hij -kreeq nog de tijd om te roepen : - Hoepel het op, jochie! Dan viel hij neer, door de slag van een knots op de schedel. De kleine Jo wilde naar de loopplank lopen, maar twee bandieten versperden hemde weg. - 'Grijpt die kleine aap! gromde Guy Lorrens. De drie broeders en de matrozen renden naar Jo. De kleine weesjongen zag slechts een kans om aan de bandieten te ontkomen. Hij aarzelde niet. Hij klom op de verschansing en dook in het zwarte water van de haven. Jo was een uitsteken·d zwemmer. Hij zwom enkele oqenblikken onder water en kwam dan weer aan de oppervlakte. Hij was gered. Want de bandieten konden hem in de duisternis niet zien. -Vlug, gaan wij Pierre en Jan verwittigen, hijqde de kleine en moedige knaap. Hij bereikte een ijzeren ladder en kon langs daar op de kaai klimmen. Hij keek naar de « Kora »en hoorde het ge.luid van manreuvers aan boord. Hij begreep en begon naar de kaai te rennen waar de « Meeuw» lag. - Ze lichten het anker, haasten wij ons, dacht hij.
IX RASPAILLAC SLAAT T'OE Wanneer Raspaillac weer bijkwam, stelde hij vast dat hij in een kajuit opgesloten zat. De bandieten hadden hem de handen op de rug gebonden. Hij hoorde het geronk van de machines van de boot en be ... greep dat het schip aan het varen was. - Bij de buik van het zeevarken ! 'grom,de de IBreton. Die vervloekte varkens hebben het anker gelicht. Hij stond rechten keek naar buiten, langs de patrijspoort. Hij zag alleen nog maar de oneindige zee. - 'Bij de hel ! Ik moet hieruit geraken!. .. Raspaillac begon op de touwen te rukken. Hij ging zoda...
-- 23nig tekeer, dat hij erin gelukte de handen vrij te maken. Hij wreef over zijn polsen om de bloedsomloop te herstellen. Dan naderde hij de deur. Die was stevig -gesloten. - Hum, grom·de onze Breton. Als ik die inbeuk, dan horen de schurken het geraas. Bekijken wij die patrijspoort. Hij naderde de patrijspoort en glimlachte. Ze was breed genoeg om hem door te laten. Raspaillac haalde zijn zakmes te voorschijn en begon de lijst los te schroeven waarmee de patrijspoort vastzat. Hij verwijderde het glas en kroop op het dek dat verlaten was. Hij sloop langs de kajuiten. Ginds stond de stuurman bij het roer. Raspaillac keek naar de achtersteven van de « Kora » en slaakte een kreet van vreugde. In de verte zag hij de trotse silhouet van «De Meeuw» -Goed,harné! De vrienden volgen... Redden wij eerst Mistress Dunham en haar meisje uit de penarie. Hij sloop naar de deur van de kajuit in dewelke hij Mistress Dunham en haar dochtertje gezien had. De moeder en het ,kin-d waren reeds op Raspaillac klopte stil op de patrijspoort, in de deur. Mistress Dunham keerde zich verwonderd om. De Breton deed haar teken te zwijgen. Gelntrigeerd kwam ze de deur opendoen. Hij ging binnen. - Ik veronderstel, Mistress, dat u niet weet dat u in handen van gemene schurken bent, zei onze held. - Hoe bedoelt u ? vroeg ze verbluft De gebroeders Lor... rens zijn verre neven en ze nemen mij mee naar Frankrijk om 'mij toe te laten te erven van een oom die ginds gestorven is. - Ze hebben u wat wijsgemaakt, Mistress. De man die zijn .fortuin aan u en aan die bandieten naliet, heette Harrv Du.. . buis en woonde in Amerika. Die schurken willen zich /van u ontdoen, van u en van uw dochtertje, om alleen het fortuin te erven. Mistress Dunham werd vaalbleek : - Mijn God, dat is onmogelijk. - Het is nochtans zo, gromde Raspaillac. Het komt er nochtans nu op aan die moordenaars in de steek te laten. Onze boot volgt dit schip. Kunt u zwemmen ?
24
- Ja, antwoordde Mistress Dunham met bevende stem. - En de kleine?... - Insgelijks... - Mamie, ik .ben bang, zei het meisje met bevende stem. - Het moet, lieve, het gaat om ons beider leven. - Goed, harné, gromde Raspaillac. Wij gaan op het dek klimmen- en overboord duiken. ik zal u ondersteunen. De « Meeuw zal ons oppikken. Vervolgens zullen wij de moordenaars achtervolgen en hen inhalen, alsook hun ribbenkas inslaan, duizend bakboorden ! Klaar ? - ja, Sir. - Volgt mij. Raspaillac, de moeder en het meisje verlieten de kajuit. Maar op dat ogenblik vertoonde 'Guy Lorrens zich insgelijks op het dek. Hij slaakte een vloek wanneer hij onze held zag en bralde: - Alarm ! Een tiental bandieten kwamen uit de kajuist gestormd en renden naar onze held en zijn gezellinnen. - Bij de sluizen van Satan ! sakkerde Raspaillac. Ze zijn hardnekkig, die kabeljauwen. Duikt, bij de baard van Neptunus ! Mistress Dunham nam haar meisje in de armen en liep naar de verschansing. Maar de bandieten stormden naar haar toe. Raspaillac greep een ijzeren staaf die op het dek lag en met een sprong richtte hij zich op, tussen de ongelukkigen en de bende moordenaars. Hij liet de staaf midden in de hoop terechtkomen. Er weerklonken twee kreten van pijn en twee der bandieten zakten in mekaar, de ene met een ontwrichte schouder, de andere met eengebroken arm. - Achteruit, kruipende honden ! sakkerde onze held. En dan tot Mistress Dunham : - Maar spring toch, duizend miljoen kanonsballen ! De jonge vrouw, die steeds haar dochtertje in de armen hield, sprong in zee. De Breton wierp met volle geweld de ijzeren staaf naar ,de bandieten, waarvan er nog twee op het dek bleven liggen. Maar Guy Lorrens, dronken van razernij,
25 ---
stormde vooruit naar Raspaillac. De Breton wachtte hem vastberaden af e n sloeg hem met volle geweld de vuist in het gelaat. Guy Lorrens vertrok in zweefvlucht achteruit en viel op zijn medeplichtigen, die allen op het dek rolden, terwijl ze als duivels tekeergingen. - Raspaillac slaat toe ! grinnikte onze held ! Dan nam hij zijn aanloop en dook over de verschansing, de zee in. Hij zwom naar Mistress Dunham en het kleine meisje, .die zich nauwelijks boven waren konden houden. Schoten weerklonken van op de « Kora ». - Hell ! gromde Raspaillac. Ik zal die twee ongelukkigen moeten leren duiken. Maar op dat ogenblik verhieven zich drie hevige knallen in de verte. Drie kleine granaten raakten de « Kora ». - Hoera ! loeide Raspaillac. Het is Pierre, die zich van het snelvuurkanon van « De Meeuw » bedient ! De schoorsteen van de « Kora » spuwde nu stoom en rook. De voorsteven kliefde met volle snelheid door degolven. - Ze hoepelen het op ! jubelde Raspaillac, die Mistress Dunham en haar dochtertje ondersteunde. Ginds naderde de « Meeuw » vlug...
X JE KRIJGT EEN MAMA Pierre en Jan Beulemans schotengeweldig op wanneer ze Jo op de « Meeuw » zagen verschijnen. De kleine was helemaal nat. Hij riep : - Alarm ! Raspaillac is gevangen ! - Hein ? bralde Pierre. Alle duivels ! sakkerde Jan Beulemans, verklaar je nader. Dan, met enkele woorden, vertelde Jo het avontuur dat hen overkomen was. - Wanneer ik terug op de kaai geklommen was, hoorde ik manceuvers aan boord van de « Kora », wat aanduidde dat de bandieten zich klaarmaakten om het anker te lichten.
26 - Vlug, gromde 'Pierre, leid ons naar de plaats waar de vervloekte boot van die moordenaars aan wal ligt. Ze vertrokken lopend. Maar wanneer ze op de kade kwamen, tegen dewelke de « Kora » gelegen had, stelden ze vast dat de boot verdwenen was. Ze zagen een vaartuig in de verte met volle snelheid naar zee stevenen. - Keren wij terug aan boord van de « Meeuw » !gromde Pierre. Wij zullen hen igemakkelijk inhalen. Onze helden vertrokken naar de « Meeuw ». Ze lichtten onmiddellijk het anker en zetten de achtervolging van de « Kora » in. De hemel was gesloten en grote wolken verborgen de maan. Onze helden zagen de « Kora » niet meer. - Het staat vast dat ze koers zetten naar Europa, zei Pierre. Deze nacht zullen ze nog niets ondernemen tegen Mistress Dunham, haar dochtertje en de Breton. Ze zijn nog te dicht bij de kust. De « Meeuw » vloog letterlijk over de golven. Jan Beulen mans stond aan het roer. Pierre en Jo bevonden zich naast hem. Bij de eerste klaarte van de dageraad zagen onze helden de « Kora » voor hen, op minder dan een mijl. De Brusselaar bralde : - Ziedaar die helse galei.! - Geef gas, gromde Pierre. Jan duwde het hefboompje van het gas helemaal naar be neden en de « Meeuw » scheen vooruit te springen. De afstand tussen beide boten verminderde snel. Pierre had een sterke verrekijker genomen en richtte die op de boot van de bandieten. Hij slaakte een kreet : - ik zie de Breton in gezelschap van een vrouw en van een meisje ! - De Breton zal erin gelukt zijn zich te bevrijden, om de moeder en haar dochtertje te verlossen, grommelde Jan. Maar ik vraag mij af hoe hij het aan boord zal leggen om heel die bende het hoofd te bieden. Pierre riep :
27 — - Zo, ik vermoedde het ! De bandieten vallen de Breton aan. Alle duivels, hij slaat ze neer met een ijzeren staaf... Hein ?... Maar ja, dat is het enige middel. Onze kameraad, Mistress Dunham en het meisje zijn overboord gesprongen. Bij de hel !... De bandieten schieten op hen... Wacht, schurken Pierre liep naar het kleine snelvuurkanon dat aan de voorsteven van de « Meeuw » opgesteld stond. Hij richtte het op de « Dora » en schoot drie granaten af. Dan gaven ze er zich rekenschap van dat de boot van de bandieten de vlucht nam. - Ze hoepelen het op ! riep Pierre. Vertraag, Jan, wij moeten Raspaillac, de moeder en het meisje oppikken. De « Meeuw » bereikte weldra de zwemmers. Jan wierp reddingsboeien. Ze zagen Raspaillac die grijpen en ze aan Mary en haar moeder reiken. Vervolgens duwde hij de moe der en het kind naar de « Meeuw » die was blijven stilliggen. Pierre had een touwladder tot in zee neergelaten. Mary en haar moeder klommen aan boord, gevolgd door Raspaillac. - Harne ! bralde de Breton wanneer hij op het dek van de « Meeuw » stond. Wij zijn het mooi ontsnapt ! - Mijn 'God ! zuchtte Mistress Dunham. Ik vreesde dat wij het leven er gingen bij inschieten. Maar wil u mij wat verklaringen geven, Sirs. - Yes, Mistress, zei Pierre. Maar ga eerst die natte jurken uittrekken. Jan zal u manskleren geven, in afwachting dat de uwe gedroogd zijn. Enkele minuten later zaten onze helden, de kleine Jo, Mistress Dunham en de lieve Mary in de kajuit van Pierre. Wijns verklaarde heel de zaak aan Mistress Dunham. - Het plan van de bandieten was eenvoudig : ze wilden u doen verdwijnen om alleen de fortuin van Harry Dubuis te erven. Dank zij deze kleine, hebben wij kennis gekregen van het duivelachtig plan en zijn wij op tijd tussenbeide kunnen komen. Pierre had het avontuur van de kleine Jo verteld. Wanneer ze hoorde dat de knaap een weesjongen was, riep Mistress Dunham :
28
- Ik zal hem aannemen als mijn zoon ! Ik zal zijn mama zijn. Ze drukte de kleine jongen op haar boezem. Haar dochtertje kwam Jo insgelijks kussen en zei : - Ik zal een broertje hebben ! En nu, sprak Pierre, maken wij jacht op die moordenaars. Ze moeten aan het gerecht overgeleverd worden. Ze klommen terug op het dek. Maar de « Kora » was aan de horizont verdwenen. - Wij halen ze wel in, grommelde Pierre. Geef gas, Jan. - ja, luitenant. En de krachtige motors van de « Meeuw » stuwden de boot met volle snelheid over de deinende zee. Het schip van de schurken had een mooie voorsprong kunnen nemen, terwijl Jan en Pierre, Raspaillac en Gloria Dunham en haar dochtertje oppikten. De « Kora » was nog niet in het zicht wanneer de duisternis inviel. -De achtervolging duurde de hele nacht. Bij dageraad slaakten onze helden kreten van vreugde. Ze zagen ginds het schip van de bandieten dat vastgelopen was op een zandbank, in de nabijheid van een eiland. De boot held,e over. - Onmogelijk die nog vlot te krijgen, gromde Pierre. Het staat vast dat de bandieten zich op het eiland teruggetrokken hebben. Het zal erop aankomen ze daar bij de lurven te gaan grijpen... XI
GEVECHT OP HET EILAND Jan stuurde de « Meeuw » in een kreek, na zorgvuldig de gevaarlijke zandbanken vermeden te hebben. Onze helden wierpen het anker uit. Pierre Wijns zei - Wij zullen aan wal gaan en de bandieten opzoeken. Nochtans, moeten wij voorzichtig zijn want de schurken zullen pogen zich meester te maken van onze « Meeuw ».
— 29 — — ik blijf aan boord om het schip te verdedigen, zei de moedige kleine Jo. Pierre aarzelde en dan — Wij hebben de keuze niet. Wij zullen niet te talrijk zijn met ons drieën om de bende moordenaars buiten gevecht te stellen. Wel, jongen, ik vertrouw jou onze boot toe. Ziehier een revolver. Daarbij, ik zal jou uitleggen welk manceuver je moet uitrichten om het anker te lichten en het op te hoepelen, zo de bandieten erin gelukten ons te ontsnappen en indien ze poogden onze boot in handen te krijgen. Je zal dan het schip van het eiland moeten verwijderen, voor ze aan boord zijn. En onze held verklaarde aan de aandachtige Jo, welk manceuver hij moest uitvoeren. — Heb je goed begrepen ? — Ja, luitenant, zei de kleine Jo trots. Jk zal de boot en de vrouwen ver de dig en. Pierre glimlachte en klopte hem op de schouder - Je bent een braaf clapper kereltje. Komt, Raspaillac en Jan. Onze helden wapenden zich met mitrailleurs en lieten hun motorboot te water. Ze voeren naar het eiland. Enkele minuten later landden ze. Nauwelijks stonden ze op het smalle strand, of er werd van op een rots op hen geschoten. Onze helden sprongen naar het woud, waarvan de eerste bomen zich op amper enkele meter van de zee oprichtten. Ze verscholen zich achter de stammen. De Brusselaar bralde — De schurken emme ons in 't snotje .gekreige. Ba alle deuvels, het komt erop oen ze vanachter dei rots te verjoege. — Hum ! Hoe 'gedaan, .duizend bakboorden ? grommelde Raspaillac. Ze zullen naar ons schieten, telkens wij ons vertonen. — We moeten hen tussen twee vuren nemen, zei Pierre. - Ja, gromde Jan Beulemans. Ik goen op eule karkas scheten. Gaaile bleuft hee en besproeit dei mettekous eule karkas !
— 30 — — Goed. Maar wees voorzichtig, kiekenfretter ! grommelde Raspaillac. Jan gromde — Onkroeit vergoe ni ! Hij verwijderde zich sluipend en langs een grote omweg, belandde hij in de rug van de bandieten. Jan klom op een rots en vandaar kon hij de acht schurken in hinderlaag achter een ander rotsblok zien liggen. Jan Beulemans grinnikte : - Ze 'goen e raar gezicht opzette Hij hief zijn mitrailleur op en loste een kort salvo, vlak boven de hoofden van de bandieten. De kerels schoten geweldig op, wanneer ze de kogels aan hun oren hoorden fluiten. - Handen op ! riep Jan terwijl hij deze maal op de schurken mikte. De Breton en Pierre vertoonden zich nu in de rug van de bandieten. De luitenant riep : — De eerste die verroert is dood ! De bandieten knarsetandden, maar konden alleen maar gehoorzamen. Ze wierpen hun wapens neer. Wijns gromde — Jullie zijn gevangen, bandieten ! Jullie gaan ons volgen. Bij de minste poging tot vluchten, schieten wij jullie zonder genade neer. Vooruit ! De schurken werden naar het strand geleid en onze helden verplichtten hen in de motorboot te stappen. Jan stuurde het vaartuig, terwijl Pierre en Raspaillac de bandieten onder de bedreiging van hun mitrailleurs hielden. Ze bereikten eindelijk de « Meeuw » en klommen aan boord. De bende werd in een kajuit opgesloten, voor dewelke onze helden om de beurt de wacht hielden. Onze vrienden voeren terug naar de haven van Charleston, waar de deugnieten aan de politie overgeleverd werden. Onze helden en Mistress Dunham klaagden de schurken aan, die in stevige cellen opgesloten werden, in 'afwachting dat ze voor hun misdaden zouden boeten. Wat onze helden betreft, die vergezelden Mistress Dun-
31 ham bij haar thuis, waar ze twee dagen bleven. Na die tijd namen ze afscheid van de brave vrouw, van haar dochtertje Mary en van Jo, die een haard, een mama en een klein zusje gekregen had. Onze vrienden keerden terug naar Charleston en klommen aan boord van hun jacht. Maar wij vinden ze weldra terug in een ander daverend avontuur... KAPITEIN RICARDO.
Volgende week verschijnt Nr 553 van Serie Excelsior, met
een avontuur van Victor Vincent : DE HERBERG IN HET WOUD Een verschrikkelijk avontuur met onze onverschrokken helden . De herberg in het woud was het hol v an een af schuwelijke bandiet. Een verhaal waarvan u de haren te berge zullen rijzen, beste vrienden lezers ! Een verhaal dat u herlezen zult en getekend : KAPITEIN RICARDO ! ,
•••
•••
•••
•••
•••
•••
•••
...
...
•••
•••
•••
•••
...
•••
•••
•••
•••
•••
JONGENS EN MEISJES,
ALLEN IN DE RICARDO- -CLUB, DE WARE CLUB DER JEUGD ! ! ! Wij achten het nodig onze lezers er van te verwittigen dat de « Ricardo-schilden » steeds recht geven op reeds verschenen verhalen « Ricardo » of « Victor Vincent », te beginnen van het nummer 325 tot 450 voor de beide reeksen. TWINTIG schilden geven recht op één boekje. Vergeet echter niet een postzegel van 3 F bij uw bestelling te voegen.
Uitgaven G. VAN LOO, Nellie Melbalaan, 63, Brussel 7. Drukkerij L. GRAVE, steenweg op Bergen, 401, Brussel 7.
-
32-
OP ALGEMENE AANVRAAG I '* .. '*
Wij hebben de laatste tijd tal van brieven ontvangen van lezers die zich vroeger ons REUZE RECLAMEPAKKET niet hebben kunnen aanschaffen. Wij stellen dan opnieuw dit reclamepakket te koop, bevettende de VOLLEDIGE avonturen van onze volksheld VICTOR VINCENT als « PILOOT BIJ DE R. A. F. » Deze verzameling van de devetendste avonturen van Victor Vincent als vijftienjarige piloot bij de R. A. F ~ wordt u aangeboden tegen de spotprijs van 100 [r. voor de volledige oorloqsverhelen verteld in 50 boekjes. Men kan bestellen door de som van 1no fr. te storten op postcheckrekening Nr 5522.39 van G. Van Loo, Nellie Melba"" laan, 63~ Brussel 7. Men kan ook bestellen tegen terugbetaling aan de brievendrager. Gelieve bij uw bestelling een postzegel van 4: fr. te voegen voor verzendingskosten. Indien u de heldendaden beleven wil van Victor Vincent op alle fronten van Wereldoorlog II~ aarzel dan niet en doe heden uw bestelling. Ouders, ziedaar een prachtig geschenk voor uw kinderen I Laat die kans niet voorbijgaan I U w kinderen en.i, u zelf zult ervan genieten. Aarzel niet, het is een BUITENGEWOON GUNST"" KOOPJE: 1.600 bladzijden lectuur voor SLECHTS 100 fr. ... ... ... ... ... ... ... ... ... ... ... ... ... ... ... ... ... ... ... JONGENS EN MEISJES~ ALLEN IN DE
RICARDO~CLUB~
DE W ARE CLUB DER JEUGD 111 ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
-a • •
B e w a a r de h e r i w w e r i n g aan uw
gaede
momenten met een Kodak fototoestel
Brownie Starlet Camera Gemakkelijk makkelijk Bezorgt prachtige voor
te
te U
laden.
vanaf foto's.
kleurenfoto's,
diapositieven
Ge-
g e b r u i k e n .
en
net
kleurenwit-zwart-
foto's. Gesynchroniseerd flitslichtopnamen
begin
Geschikt
voor
binnens-
huis.
Kodak
DE B R O W N I E STARLET KOST N O G SLECHTS