Kantoor Eindhoven
1
>
Telefoon 0800 - 0543 Postbus 90057
Telefax
5600 PK EINDHOVEN
(000) 000 00 00
Kennisgroep CAO
Stichting Vakraad Metaal & Techniek t.a.v. de Directie Postbus 93235 2509 AE DEN HAAG
. . . . . . . . . . . . .
Datum
8 april 2013 Uw kenmerk
Kenmerk
2012-24/GvS Betreft
Beoordeling CAO voor de Goud- en Zilvernijverheid op fiscale aspecten
Geachte heer, mevrouw, In het besluit van 29 augustus 2011 UAW Nr. 11203 heeft de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid bepalingen van de cao Goud- en Zilvernijverheid 2011/2013 algemeen verbindend verklaard tot en met 30 april 2013. Deze bepalingen heb ik beoordeeld op fiscale aspecten van de loonheffingen. Het doel hiervan is onder meer dat werkgevers zo goed mogelijk in staat zijn om hun fiscale verplichtingen na te komen. Ik heb de beoordeling beperkt tot de in mijn ogen belangrijkste fiscale aspecten. In de bijgevoegde rapportage informeer ik u over het resultaat van deze beoordeling. Wellicht ten overvloede vermeld ik dat u aan deze beoordeling alleen vertrouwen kunt ontlenen voor zover ik fiscale aspecten expliciet benoem. De beoordeling heeft plaatsgevonden naar de wet- en regelgeving zoals die geldt per 1 januari 2013, en is dus inclusief regels rondom de werkkostenregeling. Ik verzoek u om de caopartijen van de inhoud van deze brief op de hoogte te stellen. Ik ga ervan uit dat ik u hiermee voldoende heb geïnformeerd. Indien u vragen of opmerkingen heeft, kunt u mij bereiken op bovengenoemd doorkiesnummer. Uiteraard kunt u ook bij mij terecht als u informatie wenst over de fiscale aspecten van niet in deze beoordeling genoemde cao-bepalingen.
Hoogachtend,
ON 534 - 1Z*1ED
Belastingdienst/Kennisgroep CAO de inspecteur
Bijlage
Bezoekadres In uw antwoord datum en kenmerk van deze brief vermelden
Karel de Grotelaan 4 EINDHOVEN
Kenmerk
2
2012-24/GvS CAO voor personeel van Goud- en Zilvernijverheid 2011-2013. In deze rapportage verwijs ik naar het Handboek Loonheffingen 2013 (hierna: Handboek). Dit Handboek bestaat uit twee versies: het Handboek Loonheffingen 2013 Werkkostenregeling en het Handboek Loonheffingen 2013 Vrije vergoedingen en verstrekkingen. Deze laatste versie is bedoeld voor werkgevers die nog niet gebruik maken van de werkkostenregeling en de oude regelgeving (overgangsregeling) toepassen. Indien de nummering van paragrafen en hoofdstukken in beide versies van het Handboek uiteenloopt, verwijs ik in de rapportage eerst naar het Handboek Loonheffingen 2013 Werkkostenregeling en vervolgens naar het Handboek Loonheffingen 2013 Vrije vergoedingen en verstrekkingen. U kunt beide versies van het Handboek raadplegen op of downloaden van de internetsite van de Belastingdienst (www.belastingdienst.nl). Uiteraard vindt u hier ook steeds het laatste nieuws, waarover u zich ook door middel van een rss-feed kunt laten informeren. De door de Belastingdienst uitgevoerde cao-beoordelingen zijn ook te vinden op de site van de Belastingdienst, www.belastingdienst.nl, met de zoekterm “cao-beoordelingen”. Met ingang van 1 januari 2011 is de werkkostenregeling ingevoerd, dit is de nieuwe regeling van kostenvergoedingen en voorzieningen (verstrekkingen en het ter beschikking stellen van zaken) voor de werknemer. Hiertoe is de Wet op de loonbelasting 1964 (hierna: Wet LB) gewijzigd en zijn ook de uitvoeringsbepalingen herschreven. De nieuwe uitvoeringsbepalingen zijn vervat in de Uitvoeringsregeling loonbelasting 2011 (hierna: URLB 2011), de Uitvoeringsregeling loonbelasting 2001 is vervallen. De werkkostenregeling houdt kort gezegd in dat de werkgever een vrije ruimte heeft van - in 2013 - 1,5% van het totaal van de individuele fiscale lonen van zijn werknemers. Tot dit bedrag kan de werkgever onbelast kostenvergoedingen en voorzieningen geven aan zijn werknemers. Daarnaast gelden nog enkele specifieke vrijstellingen en bovendien zijn er voorzieningen die de werkgever, hoewel ze als loon (in natura) zijn aan te merken, tegen een lagere waarde of nihilwaarde in aanmerking mag nemen. De werkgever kan in de jaren 2011, 2012 en 2013 jaarlijks, in het begin van het jaar, kiezen om de oude regelgeving (overgangsregeling) toe te passen. In dat geval hanteert hij de regelgeving zoals die luidde per 31 december 2010. Meer informatie over de werkkostenregeling kunt u vinden op de site van de Belastingdienst met de zoekterm “wkr”. De (loon)begrippen voor de diverse wetten waarop de loonheffingen zijn gebaseerd kunnen verschillen. De loonheffingen bestaan uit de loonheffing (loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen), de premies werknemersverzekeringen en de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet (Zvw). Ook voor de toepassing van de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen (hierna: WVA) geldt dat soms sprake is van afwijkende begrippen. Als sprake is van loon voor de loonheffingen en tevens van WVA-loon, dan gebruik ik de term “loon”. Artikel 2a lid 2 Deeltijdwerk Uit dit artikel blijkt dat in deze CAO fulltime werken een 38-urige werkweek is. De afdrachtvermindering onderwijs verstaat onder een werknemer met volledige arbeidsduur: een werknemer met een contractuele arbeidsduur van 36 uur of meer per week. Er is sprake van een deeltijder als er geen dan wel een overeengekomen arbeidsduur van minder dan 36 uur per week is. Voor deeltijders waarvoor recht op afdrachtvermindering bestaat, geldt dat de werkgever het toetsloon en het bedrag van de afdrachtvermindering naar evenredigheid moet herrekenen. Ik verwijs naar de paragrafen 25.1.10 en 25.1.11 / 24.1.10 en 24.1.11 van het Handboek. Artikel 21a lid 2 Consignatievergoeding Dit artikel regelt ondermeer het recht op vergoeding wegens consignatiedienst. De consignatievergoeding behoort tot het loon. Als sprake is van een werknemer zonder vast
Kenmerk
3
2012-24/GvS overeengekomen arbeidsduur, dan geldt voor de berekening van de uren nog het volgende. Bij het bepalen van de deeltijdfactor tellen niet zonder meer alle uren mee die de werknemer bereikbaar moet zijn. De werkgever mag deze uren (fictief) bepalen door het percentage van het doorbetaalde loon te vermenigvuldigen met het totale aantal uren van de bereikbaarheidsdienst. Voorbeeld: een werknemer moet thuis gedurende acht uren bereikbaar zijn en ontvangt daarvoor € 50. Het normale uurloon van deze werknemer bedraagt € 12,50. De werkgever betaalt dus 50% van het loon (dat is het percentage van het doorbetaalde loon). De werkgever mag dan bij het bepalen van de deeltijdfactor rekening houden met (50% van acht uren =) vier gewerkte uren. Ik verwijs naar paragraaf 25.1.11 / 24.1.11 van het Handboek. Artikel 25 Vergoeding van schade Dit artikel geeft een invulling aan de wijze waarop de werkgever bepaalde schade kan verhalen op de werknemer. Als de werknemer de bedoelde schade vergoedt, voldoet hij daarmee een schuld aan zijn werkgever. De desbetreffende betaling vormt geen negatief loon. Als de werkgever geen gebruik maakt van zijn verhaalsmogelijkheden is in beginsel sprake van loon. Dit kan zich, gelet op artikel 25, lid 2, van de CAO, ook voordoen als de werkgever de werknemer niet tijdig heeft gemeld dat hij de schade gaat verhalen. Artikel 30 Ruilen Deze bepaling biedt de mogelijkheid om flexibele beloningsvoorwaarden te hanteren. De werknemer kan verschillende bronnen (ADV-uren, toeslagen enz.) ruilen tegen doelen (geld, dan wel fiscaal gefaciliteerde regelingen). Vanuit fiscaal oogpunt staat het werkgevers en werknemers vrij om de overeengekomen beloning te wijzigen, al dan niet via een zogenoemd cafetariasysteem. Een dergelijk systeem moet voldoende realiteitswaarde hebben. Daarbij is het belangrijk een situatie waarin sprake is van een wijziging van de overeengekomen beloning duidelijk te kunnen onderscheiden van de situatie dat sprake is van besteding van (al genoten) loon. De vormgeving van de keuzemogelijkheid is van belang om sterk gelijkende situaties met verschillende gevolgen voor de loonheffingen van elkaar te onderscheiden. De wijziging van de arbeidsbeloning dienen werkgever en werknemer te beschouwen en duidelijk vast te leggen als een wijziging van of een aanvulling op de arbeidsovereenkomst. Als werkgevers en werknemers hier onvoldoende aandacht aan besteden is het mogelijk dat de wijziging niet de beoogde fiscale gevolgen heeft. Als sprake is van het besteden van loon, is het loon fiscaal reeds genoten, en wel voorafgaand aan of door de ruil. Het loon is dan belast. Ik verwijs naar de inleiding van Hoofdstuk 4 en paragraaf 4.14 / paragraaf 19.6 van het Handboek en het besluit van 28 januari 2011, nr. DGB2011/1M, Stcrt. nr. 2130. Artikel 38 Spaarloon De CAO biedt de mogelijkheid tot deelname aan een spaarloonregeling. De spaarloonregeling is per 1 januari 2012 afgeschaft. Ik verwijs naar paragraaf 22.1 / 21.1 van het Handboek Artikel 39 Vakbondscontributie De werknemer kan in december het bruto-loon van 2011 en 2012 laten verlagen voor de betaalde lidmaatschapskosten van een werknemersorganisatie. In de werkkostenregeling behoort de vergoeding voor de contributie van een vakbond tot het loon van de werknemer. De werkgever kan deze vergoeding echter aanwijzen als eindheffingsloon en in zijn vrije ruimte onderbrengen. In de oude regelgeving behoort een vergoeding voor de contributie van een vakbond niet tot het loon. Ik verwijs naar paragraaf 19.10 van het Handboek. Ik verwijs naar het gestelde onder artikel 30 hiervoor voor het geval de werkgever zo’n vergoeding verstrekt in het kader van een zogenoemd cafetariasysteem.
Kenmerk
4
2012-24/GvS
Artikel 42 Betaling van overuren Dit artikel regelt de hoogte van de vergoeding bij overwerk. Tevens regelt dit artikel de keuzemogelijkheid voor vergoeding in geld, omzetting in pensioenbeleggen of vergoeding in betaalde vrije tijd. De vergoeding van het reguliere uurloon met daarbij de toeslag voor overwerk behoort tot het loon. Indien sprake is van overwerkloon in de betekenis van een beloning voor arbeid welke een werknemer verricht gedurende de tijd die uitgaat boven de voor die werknemer geldende normale arbeidsduur mag de werkgever voor de loonheffing de tabellen voor bijzondere beloningen toepassen. Ik verwijs naar paragraaf 7.3.6 van het Handboek. Overwerkloon behoort niet tot het WVA-loon. Dit is anders in het geval de werkgever de deeltijdfactor vaststelt aan de hand van het aantal uren waarover het loon verschuldigd is in plaats van het contractueel vastgelegde aantal uren. In dat geval moet de werkgever vooraf, voor de periode van een kalenderjaar, vastleggen dat hij van deze mogelijkheid gebruik maakt en voor welke categorie werknemers hij dit doet. Ik verwijs naar paragraaf 25.1.11 / 24.1.11 van het Handboek. Vanuit fiscaal oogpunt staat het werkgevers en werknemers vrij om de overeengekomen beloning te wijzigen. Dat betekent dat gekozen kan worden voor omzetting van overuren en toeslagen in pensioenbeleggen dan wel in betaalde vrije tijd. Als de werkgever overwerkloon in vrije tijd compenseert ontstaat een aanspraak op compensatieverlof. Aanspraken op compensatieverlof behoren als zodanig niet tot het loon voor zover zij aan het eind van het kalenderjaar, samen met aanspraken op vakantieverlof, niet meer bedragen dan de arbeidsduur per week, gerekend over een periode van 50 weken. De doorbetaling tijdens de opname van het compensatieverlof behoort in dat geval tot het loon. Ik verwijs naar paragraaf 19.1.3 / 18.1.3 van het Handboek.
Artikel 44 Betaling van reisuren In dit artikel is geregeld dat indien de werknemer moet reizen voor zijn werkzaamheden een vergoeding voor reisuren kan krijgen. De reistijdvergoeding behoort tot het loon. Voor de WVA behoort deze vergoeding tot het WVA-loon, tenzij sprake is van een uitzondering. De eerste uitzondering is dat de vergoeding eenmalig of in de regel eenmaal per jaar wordt uitbetaald. De tweede uitzondering is dat er sprake is van overwerk en de vergoeding voor extra reisuren is aan te merken als overwerkloon. Er is sprake van overwerk als de werknemer meer arbeid verricht dan contractueel is overeengekomen. Een vergoeding voor reistijd is in de volgende twee gevallen overwerkloon: 1) als de reistijd buiten de normale arbeidsduur plaatsvindt en de werknemer in die reistijd arbeid verricht; 2) als de werknemer in opdracht van de werkgever naar een tijdelijke arbeidsplaats reist die op grote afstand ligt van zijn woon- of verblijfplaats en de extra reistijd, indien dat meer is dan een uur per dag, plaatsvindt buiten de normale arbeidsduur. Ik verwijs naar paragraaf 25.1.10 / 24.1.10 van het Handboek en naar het besluit van 29 juni 2011, nr. BLKB 2011/664M, Stcrt. nr. 12050. Artikel 47 Vergoeding van verblijfkosten In lid 1, letter a wordt het recht op vergoeding van pensionkosten bij verrichten van werkzaamheden buiten de plaats waarvoor de dienstbetrekking is aangegaan nader uitgelegd. Vergoedingen van huisvestingskosten of verstrekking van huisvesting buiten de woonplaats voor het vervullen van de dienstbetrekking mag maximaal twee jaar onbelast plaatsvinden. In lid 1, letter b staat het recht op vergoeding van verblijfkosten geregeld. De waarde van de maaltijd of de vergoeding van de maaltijdkosten behoren tot het loon. De maaltijd
Kenmerk
5
2012-24/GvS moet worden gewaardeerd tegen de waarde in het economisch verkeer. Als de maaltijd een meer dan bijkomstig zakelijk karakter heeft, is de vergoeding of de verstrekking van de maaltijd onbelast. Hiervan is sprake bij overwerk of werk op koopavonden. Van overwerk is sprake als de werknemer arbeid verricht gedurende de tijd die uitgaat boven de voor die werknemer geldende normale arbeidsduur op die dag. Als een werknemer door zijn werk tussen 17.00 en 20.00 uur niet thuis kan eten, is er in elk geval sprake van een meer dan bijkomstig zakelijke maaltijd en is de verstrekking van de maaltijd onbelast. Hetzelfde geldt voor de vergoeding van de maaltijdkosten, mits de werknemer die kosten heeft gemaakt. Het bovenstaande geldt ook als de werkgever de werkkostenregeling niet toepast en dus de oude regelgeving toepast. Ik verwijs naar paragraaf 20.1.3 / 19.23 van het Handboek. Artikel 52 Inhouding vakantiedag bij tweede ziektemelding De werkgever mag bij een tweede ziektemelding gedurende een kalenderjaar een verlofdag als opgenomen aanmerken. Als de werknemer bij ziekte een wachtdag heeft, dan heeft dat invloed op het WVA-loon. Een wachtdag wil zeggen dat de werknemer over deze dag geen loon krijgt. De dag behoort evenwel tot de contractueel overeengekomen arbeidsduur en blijft daartoe ook behoren. Dat betekent dat er geen sprake is van een breuk in het loontijdvak met de hieraan verbonden consequenties voor (onder meer) de franchisetoepassing en het maximumpremieloon. Artikel 63a Levensloop Dit artikel regelt het gebruik maken van het gespaarde tegoed van de levensloopregeling. Per 1 januari 2012 is het niet meer mogelijk om deelnemer te worden aan een levensloopregeling. Bestaande deelnemers kunnen, afhankelijk van de omvang van hun spaartegoed op 31 december 2011, blijven deelnemen of moeten gebruik maken van overgangsrecht. Ik verwijs voor een uitvoerige toelichting naar de paragrafen 22.2 en 22.3 / 21.2 en 21.3 van het Handboek en de site van de Belastingdienst: www.belastingdienst.nl, met zoekterm “levensloop”. Artikel 65a Aanvullend invaliditeitspensioen De werkgever mag volgens deze bepaling maximaal 50% van de gedifferentieerde premie voor de WGA verhalen op de werknemer. Als de werkgever de WGA-premie gedeeltelijk op de werknemer verhaalt, moet hij de verhaalde premie inhouden op het nettoloon. Als de werkgever geen WGA-premie verhaalt is er voor de werknemer geen belast voordeel. Ik verwijs naar paragraaf 5.4.6 van het Handboek. Artikel 67 en 67a Aanvulling van salaris en Reïntegratie Deze artikelen regelen de aanvulling van salaris bij arbeidsongeschiktheid en reïntegratie. Het salaris dat betrekking heeft op de restcapaciteit en de aanvulling op de WAO of WIA-uitkering behoren tot het loon uit tegenwoordige respectievelijk vroegere dienstbetrekking. Ik verwijs naar de paragrafen 1.1.3, 4.3, 4.4.3 en 7.6 van het Handboek. Voor de loonheffing is zowel op het salaris als op de aanvulling de witte tabel van toepassing. Ik verwijs naar paragraaf 7.3.2 van het Handboek. Voor de toepassing van de WVA behoort uitsluitend het salaris dat betrekking heeft op de restcapaciteit tot het WVA-loon. Indien de arbeidsduur van de werknemer door de gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid minder dan 36 uur per week gaat bedragen is niet langer sprake van een werknemer met een volledige arbeidsduur. Voor de afdrachtvermindering onderwijs moet de werkgever daarom het toetsloon en het bedrag van de afdrachtvermindering met een deeltijdfactor herberekenen. Ik verwijs naar paragraaf 25.1.11 / 24.1.11 van het Handboek. De aanvulling op de WAO- of WIA-uitkering vormt loon uit vroegere dienstbetrekking. De
Kenmerk
6
2012-24/GvS werkgeversheffing Zvw of de bijdrage Zvw ter zake van de aanvulling bedraagt 7,75% voor werknemers tot de AOW-leeftijd. In 2013 is de AOW-leeftijd 65 jaar plus één maand. Ik verwijs naar paragraaf 6.2 van het Handboek. Ter zake van deze aanvulling bestaat geen recht op een afdrachtvermindering. Ik verwijs naar de inleiding van Hoofdstuk 25 / 24 en de paragrafen 25.1.10 en 25.1.12 / 24.1.10 en 24.1.12 van het Handboek. Artikel 73 Evc Volgens dit artikel mag de werknemer die vijf jaar bij dezelfde werkgever in dienst is eenmaal in de vijf jaar een EVC-toets ondergaan. Uitgaven en verstrekkingen voor het volgen van een procedure Erkenning verworven competenties behoren niet tot het loon. Ik verwijs naar paragraaf 20.1.5 / 19.38 van het Handboek. Artikel 82 Arbeidsvoorwaarden leerlingen Dit artikel regelt de arbeidsvoorwaarden van leerlingen die tijdens hun opleiding via de beroepsbegeleidende leerweg arbeid verrichten. Als een stagiair voor zijn werkzaamheden een beloning ontvangt die niet uitsluitend bestaat uit het ontvangen van onderricht is hij voor de toepassing van de loonheffingen in dienstbetrekking. Dit kan een echte dienstbetrekking zijn of een fictieve dienstbetrekking (zie paragraaf 1.1.1 en 1.1.2 van het Handboek). Als er sprake is van een (fictieve) dienstbetrekking kunnen werkgevers stagebeloningen onder voorwaarden toch onbelast uitkeren. Ik verwijs naar paragraaf 16.10 / 15.10 van het Handboek. Voor stagiairs in (fictieve) dienstbetrekking geldt dat de afdrachtvermindering onderwijs van toepassing kan zijn; zie de inleiding van Hoofdstuk 25 / 24 en paragraaf 25.1 / 24.1 van het Handboek. Voor algemene heffingsaspecten met betrekking tot de inkomsten van stagiairs verwijs ik tevens naar het besluit van 14 december 2010, nr. DGB2010/2202M, Stcrt. 2010, nr. 20500.