Constantijn Huygens Instituut voor tekstedities en intellectuele geschiedenis / Jaarverslag 2002
Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen Constantijn Huygens Instituut voor tekstedities en intellectuele geschiedenis Jaarverslag 2002
Constantijn Huygens Instituut / Den Haag 2003
Constantijn Huygens Instituut voor tekstedities en intellectuele geschiedenis (Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen) Bezoekadres Prins Willem-Alexanderhof 5 2595 be Den Haag Correspondentieadres Postbus 90754 2509 lt Den Haag Telefoon: (070) 331 58 00 Telefax: (070) 382 05 46 E-mail:
[email protected] Internet: http://www.knaw.nl/chi Vormgeving Willem Nobbe (bno), Rijen Druk Koninklijke van de Garde bv, Zaltbommel isbn 90 76832 09 9
Inhoudsopgave Inleiding / 7
Thema / 41
Het Constantijn Huygens Instituut / 11
Publicaties / 49
Projecten / 17 Lexicon Latinitatis Nederlandicae Medii Aevi Project Artes-faculteit civicima-project Aristoteles Semitico-Latinus/Avicenna Latinus Historische bronnen van Egmond Gruuthuse-project Middeleeuwse Verzamelhandschriften uit de Nederlanden Middelnederlandse Lancelotromans Erasmus: Opera Omnia Europa Humanistica Academiebibliotheken in Franeker en Groningen Hugo Grotius: Briefwisseling Hugo Grotius: Dichtwerken Biografie van Hugo Grotius Brieven in Remonstrantse archieven G.J. Vossius: Poeticae institutiones Antoni van Leeuwenhoek: Brieven Newtonianisme in de Republiek Johannes Antonides van der Goes: Ystroom (1671) Klikspaan: Studentenschetsen Guido Gezelle: Nagelaten en ongebundelde lyriek Vincent van Gogh: Briefwisseling Herman Gorter: Lyrische poëzie (1886-1905) Herman Gorter: Correspondentie Willem Elsschot: Volledig Werk Willem Frederik Hermans: Volledige Werken
Overige activiteiten / 55 Vertegenwoordigingen / 61 Stages / 61 Lijst van medewerkers / 63 Zusammenfassung / 65 Summary / 69 Résumé / 73 De Monumenta-reeks / 77 Illustratieverantwoording / 80
5
Autograaf van Erasmus met een karikatuur (mogelijk zelfportret), rond 1516
Inleiding ‘Het is nu een halfjaar geleden dat Movo stierf, kort voor zijn vijftigste verjaardag. Sindsdien is Jolente bezig om samen met twee medewerkers van het Constantijn Huygens Instituut een compilatie te maken van fragmenten uit haar vaders onmogelijke opus magnum Gedichten Gods.’
Sociaal en Cultureel Planbureau, een onderhoudende en erudiete feestrede, waarin hij de werkzaamheden en functie van het chi binnen de maatschappij vanuit verschillende perspectieven belichtte. De bijeenkomst werd opgeluisterd door een optreden van het Tom Kwakernaat Ensemble, dat speciaal voor de gelegenheid door Kwakernaat op muziek gezette gedichten uit de moderne Nederlandse literatuur ten gehore bracht. De aanwezigen kregen een mini-cd met de jubileummuziek uitgereikt. Naar de mening van de deelnemers – circa 150 in getal – was het een geslaagde en zeer geanimeerde bijeenkomst.
Na het Meertens Instituut is het Constantijn Huygens Instituut (chi) het tweede instituut van de knaw dat in een letterkundig werk is vereeuwigd, en wel in A.F.Th.’s De Movo Tapes (2003). Voor het eerst konden de lezers hiervan kennis nemen in een voorpublicatie die tijdens de Amsterdamse Uitmarkt van 2002 werd verspreid. De geciteerde passage is een mooi eerbetoon aan het Instituut, dat zich sinds zijn oprichting tien jaar geleden een duidelijke plaats in en – getuige het citaat – ook buiten de academische wereld heeft verworven. In 1992 door een fusie van drie kleine Akademie-instituten en een nwo-project tot stand gekomen, vierde het chi op 19 december 2002 zijn jubileum met een feestelijke bijeenkomst in het Trippenhuis te Amsterdam. De president van de Akademie, prof. dr. W.J.M. Levelt, opende de bijeenkomst, waarbij hij terugblikte op tien jaar chi. Hierna volgde een boeiende causerie van de schrijfster Nelleke Noordervliet over nut en onnut van literaire nalatenschappen. Aansluitend hield prof. dr. Paul Schnabel, directeur van het
Het jaar 2002 was een bewogen jaar voor het Constantijn Huygens Instituut. Op 1 februari stelde het bestuur van de knaw de directeur van het Instituut, prof. dr. H.T.M. van Vliet, op non-actief. Het nam dat besluit omdat er sprake was van een onwerkbare situatie die geen basis meer bood voor een herstel van vertrouwen tussen personeel en directeur. Het bestuur van de knaw vond vervolgens prof. dr. H.A.G. Braakhuis, tot dan toe voorzitter van de wetenschapscommissie van het Instituut, bereid de leiding van het Instituut tijdelijk waar te nemen. Prof. Van Vliet heeft nadien, in juni 2002, besloten ontslag te nemen als medewerker van de knaw en daarmee als directeur van het Instituut. Het chi
7
weet zich erkentelijk voor de bijdrage die prof. Van Vliet vanaf de oprichting aan de ontwikkeling van het Instituut heeft geleverd. Om de aanstelling van een opvolger in goede banen te leiden heeft het bestuur van de knaw een Benoemings Advies Commissie (bac) in het leven geroepen. De leden van deze commissie zijn: prof. dr. F.P. van Oostrom (voorzitter), prof. dr. H.A.G. Braakhuis, prof. dr. H. van Dijk, dr. A. Kets-Vree, drs. C.H. Moen, G. van Veen en S. Premchand.
groep Middeleeuwen-Renaissance en de werkgroep Nieuwe Tijd. Hierdoor is de organisatie flexibeler geworden. De samenhang van de uit te voeren projecten is gewaarborgd op basis van de bijzondere expertise van de medewerkers binnen de beide werkgroepen. Bovendien wordt er door de medewerkers van het gehele Instituut nauw samengewerkt in commissies en gemeenschappelijke activiteiten. In dit kader dient vooral de ict/digitalisering genoemd te worden. Deze ontwikkeling biedt alle mogelijkheid tot intensief en interactief contact tussen de leden van de beide werkgroepen. De samenwerking met universiteiten en wetenschappelijke instellingen in binnen- en buitenland stond ook dit jaar weer hoog op de agenda. Bestaande samenwerkingsverbanden (onder meer met het Institut de Recherche et d’Histoire des Textes (irht) te Parijs, de Union Académique Internationale (uai), de Society for Textual Scholarship, de European Society for Textual Scholarship en de Arbeitsgemeinschaft für germanistische Edition) werden indien mogelijk uitgebreid. In het kader van het Hermansproject was er intensieve samenwerking met de Koninklijke Bibliotheek te Den Haag en het Nederlands Instituut voor Wetenschappelijke Informatiediensten (niwi) van de knaw. De aansluiting bij het Emblem Project Utrecht, dat deel uitmaakt van de internationale Emblem Digitisation Research Group, maakt het mogelijk om editorische kennis en automatiseringsexpertise uit te wisselen en verder te ontwikkelen. Op het terrein van de intellectuele geschiedenis kwam samenwerking met de Universiteit Utrecht tot stand; een Veni-sub-
Op 28 september overleed, 82 jaar oud, prof. dr. A.L. Sötemann, die meer dan vijftien jaar hoogleraar in de Moderne Nederlandse Letterkunde aan de Universiteit Utrecht is geweest. Prof. Sötemann was de grondlegger van de historisch-kritische editiemethode voor moderne Nederlandstalige auteurs. Hij zette zich in voor de oprichting in 1983 van het Bureau Basisvoorziening Tekstedities. Onder auspiciën van de knaw legde deze instelling zich toe op de uitgave van wetenschappelijk verantwoorde edities van Nederlandse literaire werken. Zij is een van de voorlopers van het chi geweest. Prof. Sötemann heeft ook de grondslag gelegd van de reeks Monumenta Literaria Neerlandica. Hij is het werk van het Instituut en de kwaliteit ervan altijd met kritische interesse blijven volgen. Het chi herdenkt hem met respect en dankbaarheid als een voorbeeld van filologisch vakmanschap en van literaire eruditie en verfijning. In 2002 kende het Instituut tevens een verandering in de organisatie. In plaats van drie zijn er nu twee werkgroepen actief: de werk-
8
sidie van de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (nwo) verschafte de middelen om het project ‘Reflections of scientific debate in the Carolingian Renaissance’ te entameren (uitvoerder: dr. M.J. Teeuwen). Een overeenkomst met de Rijksuniversiteit Groningen leidde tot de uitgave van de brieven van de noordelijke humanist Rudolph Agricola. Met de Universiteit Aken (rwth) zijn verkennende besprekingen gevoerd over participatie in een door de Deutsche Forschungsgemeinschaft te ondersteunen ‘Graduiertenkolleg’; overige deelnemers zijn o.a. de universiteiten van Münster en Bazel en het Institut des textes et manuscrits modernes (item/cnrs) te Parijs.
Institute of Information & Computing Sciences (Universiteit Utrecht). De opgedane expertise wordt in concrete projecten verder uitgebouwd. (Zie hierover het Thema in dit jaarverslag.) Vanzelfsprekend werd de traditionele publicatie in boekvorm ook dit jaar in ere gehouden. Enkele belangrijke werken zagen het licht. In maart verscheen Klikspaan, Studentenschetsen. Studie-uitgave, verzorgd door Annemarie Kets, Mariëlle Lenders en Olf Praamstra (Monumenta Literaria Neerlandica xiii, 1 en xiii, 2). Naar aanleiding hiervan organiseerde het chi op 16 maart 2002, samen met de Werkgroep Negentiende Eeuw, een symposium in het Leidse Academiegebouw. Tijdens het symposium, getiteld ‘De wereld van Klikspaan’, plaatsten sprekers uit verschillende wetenschappelijke disciplines de wereld zoals Klikspaan (pseudoniem van Johannes Kneppelhout) die weergaf en beleefde in een bredere context. De lezingen van het symposium zijn gepubliceerd in een speciale aflevering van het tijdschrift De Negentiende Eeuw. In augustus verscheen Rudolph Agricola, Letters, bezorgd door Adrie van der Laan en Fokke Akkerman, in de reeks Bibliotheca Latinitatis Novae, zoals gezegd het resultaat van samenwerking tussen de Universiteit Groningen en het chi. In oktober verschenen deel 3 en deel 4 van het Volledig Werk van Willem Elsschot: De Verlossing, bezorgd door Peter de Bruijn m.m.v. Wieneke ’t Hoen en Lily Hunter, en Lijmen. Het Been, bezorgd door Peter de Bruijn m.m.v. Wieneke ’t Hoen. Deze delen werden op 2 oktober te Antwerpen gepresenteerd tijdens een bijeenkomst van
In het afgelopen jaar is belangrijke vooruitgang geboekt op het terrein van de informatie- en communicatietechnologie ten behoeve van de editiewetenschap. Mede dankzij een bijdrage uit het Digitaliseringsfonds van de knaw konden twee ict-medewerkers worden aangesteld: een op beleidsniveau, drs. P. Boot, en een ter ondersteuning van het Willem Frederik Hermans Project, drs. B.R.I. Van Elsacker. In samenwerking met het Centrum voor Kennis- en Informatiemanagement (ckim) van de knaw is een strategienota vastgesteld voor de korte en middellange termijn, gericht op de inzet van ict bij onderzoek en publicatie. Kernpunten daarbij zijn: de website als publicatiemedium, digitale duurzaamheid, management van digitale projecten en de implementatie van xml/tei. De uitvoering van de strategie is inmiddels ter hand genomen. Alle medewerkers hebben de cursus ‘Werken met xml’ gevolgd, verzorgd door het
9
het Willem Elsschot Genootschap. Ten slotte verscheen in november een nieuw deel in het project van Olga Weijers over de Middeleeuwse disputatietechniek: La ‘disputatio’ dans les Facultés des arts au moyen âge. In het kader van het project ‘Briefwisseling Vincent van Gogh’ (een samenwerkingsverband tussen het chi en het Van Gogh Museum) werd in het Van Gogh Museum een tentoonstelling ingericht met de titel ‘De noodzaak tot schrijven. De brieven van Vincent van Gogh’. In deze expositie, die zeer veel belangstelling trok van bezoekers en media, werd aandacht besteed aan Van Gogh als briefschrijver en aan het onderzoek voor de nieuwe uitgave. De expositie bood een ideale gelegenheid om aan een ruimer publiek het belang van een wetenschappelijk verantwoorde editie van Van Goghs briefwisseling duidelijk te maken. In het algemeen kan gesteld worden dat de stimulerende belangstelling voor de werkzaamheden van het Instituut, zeker bij de viering van het tienjarig bestaan, aanleiding geeft tot de beste verwachtingen voor de toekomst.
10
Het Constantijn Huygens Instituut Algemeen
niet onafhankelijk daarvan beschouwd kan worden; ook de literaire productie is veelal ingebed in het intellectuele leven. Het chi wil met zijn onderzoeksprogramma een functie vervullen ten dienste van de Nederlandse cultuur. Voor de periode van de Middeleeuwen en de Renaissance moet deze doelstelling ruim worden gehanteerd, aangezien een groot deel van het intellectuele leven toen nog niet aan landsgrenzen gebonden was. Wel zal in beginsel elk onderzoeksproject een Nederlandse component bevatten. Voor belangstellenden is er een folder over het Instituut beschikbaar in het Nederlands, het Duits, het Engels en het Frans. Actuele informatie is bijeengebracht op de website van het Instituut: http://www.knaw.nl/chi. Regelmatig zullen hier over de projecten van het chi aanvullende gegevens worden verstrekt.
Het Constantijn Huygens Instituut voor tekstedities en intellectuele geschiedenis (chi) is een onderzoeksinstituut van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (knaw). Het is opgericht op 1 januari 1992 en genoemd naar Constantijn Huygens (15961687), in wiens persoon de verschillende aspecten van de werkzaamheden van het Instituut worden belichaamd. Het chi verricht fundamenteel onderzoek betreffende de ontsluiting van bronnen. Hoofddoelstellingen zijn: het verzorgen en (doen) uitgeven van wetenschappelijke tekstedities, het uitvoeren van projecten op het gebied van de intellectuele geschiedenis, het leveren van een bijdrage aan de theorievorming op beide gebieden en het leveren van instrumenten ten behoeve van de ontsluiting van bronnen. De hierboven geformuleerde doelstellingen zijn nauw met elkaar verweven. Het chi verstaat onder intellectuele geschiedenis de geschiedenis van het intellectuele leven, de rol daarin gespeeld door personen en instellingen, de stromingen, de methoden en technieken, de communicatie tussen intellectuelen, de productie, verspreiding en receptie van teksten. De wetenschappelijke teksteditie moet niet los gezien worden van de intellectuele geschiedenis, aangezien iedere tekst is ontstaan en heeft gefunctioneerd in een culturele omgeving en
Wetenschapscommissie Het wetenschappelijk programma van het chi komt tot stand mede in overleg met een wetenschapscommissie. Deze bestond in 2002 uit prof. dr. H.A.G. Braakhuis (kun) (tot februari 2002), prof. dr. H. van Dijk (rug), voorzitter a.i., prof. dr. J.D.F. van Halsema (vu), prof. dr. M.G.M. van der Poel (kun), prof. dr. F.J. van Ingen (vu), prof. dr. J.J. Kloek (uu) en prof. dr. C.G. Meerhoff (uva).
11
Werkwijze
studie-uitgave en de leeseditie. De eerste twee zijn bedoeld voor een wetenschappelijk publiek, waarbij een historisch-kritische uitgave wordt verkozen indien er meer dan één geautoriseerde versie van een tekst is overgeleverd. De leeseditie geeft eveneens een wetenschappelijk verantwoorde tekst, maar is bedoeld voor een breed publiek. De werkgroep Middeleeuwen-Renaissance wijdt zich behalve aan tekstedities ook aan andere vormen van bronnenontsluiting (zoals het Lexicon) en aan projecten op het gebied van de intellectuele geschiedenis, dat wil zeggen de op teksten gebaseerde geschiedenis van het intellectuele leven. De projecten van de werkgroep Nieuwe Tijd betreffen veelal tekstedities, maar met het onderzoek naar het Nederlandse Newtonianisme wordt nu ook binnen deze afdeling aan de bestudering van de geschiedenis van het intellectuele leven vorm gegeven. De werkgroepen van het chi zijn gehuisvest op de nulde, tweede en derde verdieping van de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag. Sommige medewerkers zijn elders gestationeerd, bijvoorbeeld in het Van Gogh Museum te Amsterdam.
Het onderzoek binnen het Instituut wordt uitgevoerd op projectmatige wijze, en wel in twee afdelingen: de werkgroep MiddeleeuwenRenaissance en de werkgroep Nieuwe Tijd. Elke werkgroep is verantwoordelijk voor een aantal (deel)projecten, die worden uitgevoerd door wetenschappelijke medewerkers. Deze zijn deels in vaste dienst en deels in tijdelijke dienst voor de duur van het project. Elk project wordt getoetst aan de algemene doelstelling van het Instituut; wetenschappelijk belang, tijdsplanning en beoogd eindresultaat worden van tevoren vastgesteld en zo nodig tussentijds aangepast. In het algemeen wordt aan elk project een projectcommissie verbonden; hiervoor worden deskundigen van buiten het Instituut uitgenodigd. Daarnaast draagt de algemene wetenschapscommissie via advies en overleg bij aan de totstandkoming van het wetenschappelijk beleid van het chi. Naast de werkgroepen beschikt hetchi over een afdeling beheer-administratie en over een secretariaat. In het voorjaar van 2001 onderging de structuur van hetchi een wijziging: de beide werkgroepen Middeleeuwen en Renaissance werden verenigd in een samenwerkingsverband dat onder leiding van de werkgroepleider Middeleeuwen kwam te staan. In de loop van het jaar 2002 werd deze wijziging door een reorganisatie reglementair bekrachtigd. De projecten die binnen het chi worden uitgevoerd betreffen voor het grootste deel tekstedities. Voor wat de Nieuwe Tijd betreft moeten drie soorten edities worden onderscheiden: de historisch-kritische uitgave, de
Internationaal De wetenschappelijke teksteditie wordt door het chi uitgevoerd vanuit een internationaal perspectief, maar met betrekking tot het nationale culturele erfgoed. Nationaal en internationaal wil het Instituut door middel van de organisatie van en deelname aan congressen, symposia en studiedagen bijdragen tot de theorievorming op het gebied van de wetenschappe-
12
lijke teksteditie en de intellectuele geschiedenis. Het chi streeft ernaar nieuwe inzichten op deze gebieden in de praktijk te brengen. Het chi onderhoudt rechtstreeks en via de werkgroepen contacten met diverse wetenschappelijke instellingen in binnen- en buitenland. Soms is het een kwestie van patronage, zoals in het geval van de Union Académique Internationale (uai), soms gaat het om intensieve wetenschappelijke samenwerking, in een enkel geval is sprake van een bilateraal onderzoeksprogramma met een buitenlands instituut. De werkgroep Middeleeuwen-Renaissance is lid van de Fédération Internationale des Instituts d’Etudes Médiévales (fidem) en heeft een samenwerkingsverband met de Nederlandse Onderzoekschool Mediëvistiek. Het Lexicon en het project Aristoteles Semitico-Latinus maken deel uit van een internationaal project van de uai. Het project Artes-faculteit geschiedt in samenwerking met het Institut de Recherche et d’Histoire des Textes (irht) te Parijs. Het Erasmus-project en het Grotiusproject ressorteren onder de patronage van de uai. Voor het Erasmus-project is in de jaren zestig de Conseil international pour l’édition des œuvres complètes d’Erasme in het leven geroepen, een adviesraad die de uitgave begeleidt. Het project ‘Europa Humanistica’ wordt uitgevoerd in een Europees samenwerkingsverband onder leiding van het irht te Parijs. De werkgroep Nieuwe Tijd is verbonden met de Arbeitsgemeinschaft für germanistische Edition (Osnabrück), met de Society for Textual Scholarship (New York), met het Centrum voor Teksteditie en Bronnenstudie (Gent) en met de eind 2001 mede op iniatief
van het chi opgerichte European Society for Textual Scholarship. Specifieke samenwerkingsverbanden zijn vermeld bij de desbetreffende projecten. Publicaties In overleg met deskundigen van buiten het Instituut is een nieuw beleid ontwikkeld voor de productie, publicatie en verspreiding van door het Instituut verzorgde edities. Leesedities zullen al dan niet met steun van het Nederlands Literair Productie- en Vertalingenfonds door een van de Nederlandse literaire uitgevers worden uitgegeven. De grote wetenschappelijke edities worden onder auspiciën van het Instituut zelf geproduceerd of bij een wetenschappelijke uitgeverij ondergebracht. Voor de productie en verspreiding van eigen publicaties zijn nadere afspraken met de Akademie gemaakt. Er wordt onderzoek gedaan naar de mogelijkheden van publicatie op cdrom en het Internet. Financiën De onderzoeksprojecten van het chi worden gefinancierd door de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen op basis van een lump sum-financiering, waarvan de hoogte jaarlijks door het bestuur van de Akademie wordt vastgesteld. Ook de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (nwo) draagt bij aan de geldmiddelen. Incidenteel worden (kleine) projecten ook betaald uit de zogenaamde derde geldstroom en voor een klein deel uit de opbrengst van de boekverkoop en royalties.
13
Stages
aantal onderdelen. (Zie voor uitgebreidere informatie het Thema in dit jaarverslag.) Daarnaast is de commissie actief betrokken geweest bij het aangaan van een samenwerkingsverband met het Emblem Project Utrecht, dat – zoals het er nu naar uitziet – in de nabije toekomst kan worden uitgebreid, waarmee het chi een waardig en werkbaar alternatief lijkt te hebben gevonden voor het in februari 2002 bij de Europese subsidieronde gesneuvelde project estate. De commissie ict verspreidt vier maal per jaar een digitale nieuwsbrief, waarin niet alleen relevante onderwerpen en nieuwe ontwikkelingen aan de orde komen, maar ook van bijgewoonde workshops en congressen verslag wordt gedaan.
Hoewel het chi geen onderwijstaken heeft, is het mogelijk voor studenten om binnen de werkgroepen voor een bepaald project een stage te volgen, in het algemeen voor de duur van drie maanden. De stages betreffen literatuur- en/of archiefonderzoek en dienen met name als ondersteuning bij het maken van een teksteditie. De stagiair neemt tevens deel aan alle activiteiten van de werkgroep, zoals het werkgroepoverleg en eventuele studiedagen, en aan algemene instituutsactiviteiten, zoals de maandelijkse werklunch, cursussen, en dergelijke. Interne commissies
Commissie Public Relations J. Bloemendal, M.J.Eijgenraam, H.J.M. Nellen, A.M.I. van Oppenraay (voorzitter), B. Thijs, P.R. Werinussa.
Commissie Informatie- en Communicatietechnologie P. Boot (vanaf september), H. Brinkman, P.G. de Bruijn (voorzitter), M.J. Eijgenraam, B.R.I. Van Elsacker (vanaf september), E.G.P. Huijing, P.W. Kegel, M.J. Teeuwen, G. van Veen.
Eind 2001 werden in overleg met de toenmalige directeur H.T.M. van Vliet plannen ontwikkeld voor een nieuw pr-beleid van het Instituut. Na het vertrek van de directeur in het begin van 2002 heeft opnieuw overleg plaatsgehad, ditmaal met de interim-directeur H.A.G. Braakhuis en het bestuur van het Instituut. Besloten is dat A.M.I. van Oppenraay binnen het Instituut in samenwerking met P.R. Werinussa de vaste pr-activiteiten zal coördineren. Hieronder vallen onder meer de organisatie van de werklunches, boekaanbiedingen en diverse feestelijke bijeenkomsten en het contact met Akademie Nieuws. Kleinere evenementen die betrekking hebben op de verschillende projecten zullen in principe door de
De commissie stelt zich ten doel bestuur en medewerkers van het Instituut te informeren en te adviseren over nieuwe ontwikkelingen op het gebied van de ict. Haar belangrijkste wapenfeit voor het jaar 2002 was de ontwikkeling van een strategienota voor het te voeren ict-beleid op de korte en middellange termijn. Mede dankzij de versterking van de commissie (én het Instituut) met twee alfa-informatici (P. Boot en B.R.I. Van Elsacker) kon in het afgelopen jaar ook al een begin worden gemaakt met de daadwerkelijke uitvoering van een
14
betreffende medewerkers zelf worden georganiseerd, eventueel met ondersteuning. Voor grotere evenementen zal in wisselende bezetting een commissie ad hoc geformeerd worden. Zo was er in 2002 een aparte jubileumcommissie actief om een feestdag ter gelegenheid van het tienjarig bestaan van het Instituut te organiseren. Deze commissie bestond uit J.A.W. Gielkens, M. Gumbert-Hepp, H.J.M. Nellen, A.M.I. van Oppenraay (voorzitter) en A. Kets-Vree. In 2002 organiseerde de pr-commissie de maandelijkse werklunches. Verschillende medewerkers verzorgden daarbij een lezing voor hun collega’s. Op 17 januari sprak B. Thijs over de Ystroom, op 21 maart H. van Kempen over Herman Gorters poëzie, op 16 mei P.J.W.R. van Eekelen over het Lancelotproject, op 15 oktober de ict-commissie van hetchi over beleidsvoornemens en op 28 november L.S. Wierda over de vroege bestanden van de academische bibliotheken in Groningen en Friesland. In april bezochten de medewerkers van het chi de tentoonstelling Praal, ernst en emotie. De wereld van het Franse middeleeuwse handschrift onder leiding van de samensteller, mw. dr. A.S. Korteweg (Koninklijke Bibliotheek), in museum Meermanno-Westreenianum te Den Haag. In september brachten zij een bezoek aan het Van Gogh Museum te Amsterdam voor de tentoonstelling De noodzaak tot schrijven. De brieven van Vincent van Goghonder leiding van de chi-medewerkers die de tentoonstelling hadden georganiseerd, L.A.M. Jansen en J.C.A. Luijten.
Commissie Intellectuele Geschiedenis H.G.M. Jorink, A. Kets-Vree, L.C. Palm, J. Trapman, O. Weijers (voorzitter). De commissie Intellectuele Geschiedenis beraadt zich over de wijze waarop binnen het chi vorm kan worden gegeven aan de beoefening van de intellectuele geschiedenis. In 2002 is de uitvoering van het project ‘Geschiedenis van het Nederlandse Newtonianisme’ voortgezet. De commissie besprak voorts de mogelijkheid van andere projecten op het gebied van de intellectuele geschiedenis. Een van de desiderata is een editie van de omvangrijke briefwisseling van de filosoof Frans Hemsterhuis (1721-1790). Met de Universiteit van Amsterdam (mw. prof. dr. M. Mathijsen) zijn verkennende besprekingen gevoerd over deelname van het chi aan het project ‘De constructie van het Nederlandse literaire verleden: Ordening, evaluatie en representatie van de literaire erfenis in de negentiende eeuw’. Participatie door middel van een deelproject (over de rol van tekstedities binnen dit proces) zou een belangrijke bijdrage zijn aan het onderdeel Intellectuele geschiedenis binnen de werkgroep Nieuwe Tijd. Onderdeelcommissie G. van Veen (voorzitter), A.M.I. van Oppenraay (secretaris), M.J. Teeuwen. Als gevolg van de Wet op de Ondernemingsraden is er binnen het chi een Onderdeelcommissie (oc) actief. Deze commissie hield in 2002 een reguliere en vijf interne vergaderingen. Daarnaast vonden er vier ingelaste
15
De Tempel van Salomon, reconstructie door Isaac Newton, 1763 gesprekken met het bestuur van het chi en een gesprek met het bestuur en een afvaardiging van de knaw plaats. De oc organiseerde driemaal een informatiebijeenkomst voor de medewerkers in verband met het vertrek van de toenmalige directeur. In de reguliere vergadering met de interim-directeur kwamen de volgende onderwerpen aan de orde: de consequenties voor het Instituut van het vertrek van de directeur (externe relaties), de voorjaarsnota, de begroting, en de or/oc-verkiezingen van 2003. De oc was in 2002 betrokken bij de afronding van de wijziging in organisatiestructuur van het chi en bij de functiebeschrijving en profielschets van de nieuwe directeur. Bovendien is de oc vertegenwoordigd in de Benoemings Advies Commissie (bac). De zwaartepunten van de activiteiten van de oc zullen voor 2003 naar verwachting gevormd worden
door de verkiezingen in maart en de verhuizing van het Instituut (gepland vanaf september 2003). Hetchi zal daarbij tijdelijk, voor ten minste één jaar, ondergebracht worden in een noodgebouw in de directe omgeving van de Koninklijke Bibliotheek.
16
Projecten le xicon latinitatis ne derlandicae me dii ae vi M. Gumbert-Hepp, O. Weijers
gramma, dat gericht is op de intellectuele geschiedenis van de Artes-faculteit, wordt gewerkt aan de samenstelling van een repertorium van magistri en teksten van de Parijse Artes-faculteit. Hiervan zijn de eerste vier afleveringen (A-B, C-F, G en H-Johannes C) inmiddels verschenen. Ook wordt onderzoek verricht naar onderwijsmethoden en programma’s, in het bijzonder naar de rol van de ‘disputatio’ aan de Artes-faculteit. Een eerste publicatie hierover, toegespitst op de Parijse universiteit, is in 1995 verschenen. Een tweede studie, La ‘disputatio’ dans les Facultés des arts au moyen âge, verscheen in oktober 2002. Ten slotte zal een derde deel het verschijnsel van de ‘disputatio’ in ruimer verband bestuderen, vooral de relatie tussen die van de Artes-faculteit en van de overige faculteiten, de voorgeschiedenis en de nawerking tijdens de Renaissance.
In het begin van het jaar 2002 is de eerste, voorlopige redactie van het Lexicon, het Woordenboek van het Middeleeuws Latijn van de Noordelijke Nederlanden, gereed gekomen. Dit was een grote opluchting, die echter niet lang duurde, want de bewerkers beseften dat er nog veel werk gedaan moet worden: de redactie van het supplement, en voorts de definitieve afwerking tot publicatie. Dit laatste kost erg veel energie: er is immers, in overleg met uitgeverij Brill te Leiden, besloten om de publicatie te versnellen en het materiaal van drie afleveringen in twee extra dikke fascikels per jaar onder te brengen. Naar verwachting zal het onderzoek, met inbegrip van de correctie van de drukproeven, per fascikel anderhalf keer zoveel tijd in beslag nemen. De publicatie van de fascikels 57 en 58 van het Lexicon (sele-singularitas; singulariter-stuverus) completeerde intussen band vii.
civicima-project O. Weijers, M.J. Teeuwen Het project civicima, de afkorting van Comité International du Vocabulaire des Institutions et de la Communication Intellectuelles au Moyen Age, bestaat sinds 1985 en wordt gesteund door een internationale commissie. Het omvat onderzoek en publicaties over het thema van het vocabulaire van het intellectuele leven in de Middeleeuwen. Er is om de twee jaar een symposium georganiseerd in verschil-
proje ct art es-facult eit O. Weijers Het betreft een gemeenschappelijk onderzoekprogramma (sinds 1991) van het chi en het irht (Institut de Recherche et d’Histoire des Textes) in Parijs. In het kader van dit pro-
17
Een meester en zijn leerlingen. Miniatuur in een vroeg dertiende-eeuws handschrift
lende Europese landen en er zijn inmiddels negen delen verschenen in de reeks Etudes sur le vocabulaire intellectuel du moyen âge. M.J. Teeuwen is bezig met het samenstellen van een tiende en laatste deel, dat het materiaal van de vorige delen tot een synthese brengt en de lacunes daarin opvult. Het tiende deel zal in de zomer van 2003 verschijnen bij uitgeverij Brepols.
schijning van deel i is afhankelijk van de voltooiing van het laatste deel van onderdeel a. Ter voorbereiding van een lezing, die A.M.I. van Oppenraay in oktober aan de Katholieke Universiteit Leuven hield bij gelegenheid van het afscheid van prof. dr. J. Brams, directeur van de Aristoteles Latinus, kon interessant onderzoek gedaan worden naar de marginalia van de voor de Arabico-Latijnse editie van Aristoteles’ tekst gebruikte Latijnse handschriften. Deze aantekeningen in de marge worden over het algemeen niet in de editie opgenomen. In nogal wat van de handschriften van Scotus’ vertaling uit de dertiende en veertiende eeuw komen dergelijke glossen voor. Zij zijn gewoonlijk door een andere en latere hand dan de teksthand bijgeschreven. Deze annotatie vond niet alleen plaats voor eigen gebruik van de lezer, maar ook als voorbereiding op later te vervaardigen commentaren, compendia en encyclopedieën. Geconcludeerd kon worden dat de marginalia de voornaamste, zo niet enige, sleutel vormen tot hedendaags begrip van het gebruik dat de lezers in die tijd van de tekst maakten. Natuurlijk streefden zij naar een bevredigende uitleg van de tekst, maar daarnaast ging hun belangstelling vooral uit naar bruikbare passages voor bijbelexegese en naar natuurwetenschappelijke en medische kennis. De benadering van de tekst was daarbij vaak allegorisch en moraliserend van karakter. Tijdens het onderzoek werd een verrassende ontdekking gedaan: in de marge van een handschrift uit Cambridge trof A.M.I. van Oppenraay een tot nu toe onbekend tweeregelig Middelengels vers aan, dat daar duidelijk als persoonlijk commentaar was toegevoegd (bij een passage uit Historia Animalium iv). De lezing
aristotele s semit icolatinus e n avicenna latinus A.M.I. van Oppenraay Het project Aristoteles Semitico-Latinus wordt uitgevoerd onder auspiciën van de Union Académique Internationale (uai). Het beoogt de uitgave van de Syrische, Arabische en Hebreeuwse vertalingen van de werken van Aristoteles, van de Latijnse vertalingen van deze vertalingen, en van middeleeuwse commentaren die binnen de context van deze vertaaltraditie werden vervaardigd. Bij het Constantijn Huygens Instituut zijn twee projectonderdelen ondergebracht: a. Afwerking van het project voor een tekstkritische editie van de Arabisch-Latijnse vertaling van Michael Scotus (ca. 1215) van Aristoteles’ De animalibus. Deel 3 van de editie, De generatione animalium, is in 1992 verschenen, deel 2, De partibus animalium, in 1998. Deel 1, Historia animalium, is in bewerking. b. Tekstkritische editie van de ArabischLatijnse vertaling van Michael Scotus (ca. 1230) van Avicenna’s Libri de animalibus(ca. 1030). De editie zal vermoedelijk in twee delen verschijnen. Deel i: Historia animalium (= De animalibus ix); deel ii: De partibus animalium. De generatione animalium (= De animalibus xi-xiv en xv-xix). De ver-
19
zal gepubliceerd worden in het tijdschrift Early Science and Medicine(uitgeverij Brill).
Utrecht, het initiatief genomen tot een project waarin wordt voorzien in een kritische uitgave van zowel de teksten als de muziek (het handschrift bevat onder meer, naast enige verstrooide liederen, een collectie van 147 liederen, vrijwel alle met muzieknotatie). Een in 2001 ingediende aanvraag bij het Vlaams-Nederlands Comité voor subsidiëring van een multi-disciplinair onderzoeks- en editieproject ‘Het Gruuthuse-handschrift en zijn wereld’, waarin samenwerking werd voorgesteld tussen het Constantijn Huygens Instituut, de Universiteit Utrecht, de Universiteit Gent, de Universiteit Antwerpen-ufsia en de Katholieke Universiteit Leuven, werd weliswaar zeer gunstig beoordeeld, maar helaas niet gehonoreerd. Hierdoor werd het onmogelijk om volledige uitvoering te geven aan de oorspronkelijke ambitie, die inhield dat behalve aan literair-historische en musicologische aspecten ook ruimschoots aandacht zou worden geschonken aan boekverluchting en aan de historische contouren van het sociale milieu waartoe de dichters behoorden. Wat overblijft is het voornemen om tot een integrale, kritische editie van tekst en muziek in het handschrift te komen. Tevens zal worden getracht een modus te vinden om althans een deel van de onderzoekingen met betrekking tot het handschrift alsnog gestalte te geven, zij het dan binnen een noodzakelijkerwijs beperkter kader. Een gevoelige tegenslag vormde het onverwachte overlijden van prof. dr. C. Vellekoop (Universiteit Utrecht), die de kritische bewerking van de melodieën op zich zou nemen. Inmiddels is het werk aan de diplomatische transcriptie van zowel de tekst van het Gruut-
historische bronnen van egmond M. Gumbert-Hepp Het project betreft de bestudering, uitgave en vertaling van bronnen met betrekking tot de abdij van Egmond (Annalen, Chronicon Egmundense en de Kroniek van Willelmus Procurator). Deze hele, nauw samenhangende tekstengroep is voor de Nederlandse historiografie van groot belang. Met het tweede gedeelte, de editie en vertaling van de Annalen, is in 2001 een aanvang gemaakt. In 2002 heeft het project als gevolg van een versnelde afwerking van het Lexicon Latinitatis Nederlandicae Medii Aevigeen belangrijke voortgang gemaakt, maar de collatie van de tekst en de eerste werkvertaling zijn gereed gekomen. gruuthuse-project H. Brinkman Reeds lange tijd bestaat binnen de medioneerlandistiek een grote behoefte aan een wetenschappelijk verantwoorde, integrale editie van het befaamde Gruuthuse-handschrift (Koolkerke, collectie Familie Van Caloen). De enige uitgave waarin alle teksten uit dit van omstreeks 1400 daterende handschrift werden opgenomen verscheen in 18481849 in een gelimiteerde oplage. Niet slechts vanwege de moeilijke toegankelijkheid, maar vooral om de povere kwaliteit ervan is een nieuwe editie dringend gewenst. In 2001 werd daarom, in samenwerking met de Universiteit
20
huse-handschrift als van de parallelle overlevering voortvarend ter hand genomen. Gestreefd wordt naar een editie die zowel een papieren als een digitale component omvat. Voor het digitale deel van de editie werd gekozen voor een xml-formaat. In 2002 werd tevens een begin gemaakt met de tekstconstitutie en de literair-historische situering van de collectie, op basis van onderzoek naar enkele afzonderlijke, maar voor de tekstverzameling belangrijke teksten. Twee publicaties die uit het onderzoek voortkwamen verschenen in het tijdschrift Queeste.
lotcompilatie, is er in 2001 een aio-plaats toegekend, die door het chi en de Universiteit Utrecht wordt gefinancierd. In 2002 heeft P.J.W.R. van Eekelen zijn werkzaamheden voor de vaststelling van de werktekst voortgezet. eras mus : opera omnia E.G.P. Huijing, L.L.E. Schlüter, J. Trapman De uitgave van Erasmus’ Opera Omniais een langlopend internationaal project, uitgevoerd onder auspiciën van de Conseil international pour l’édition des œuvres complètes d’Erasme en de Union Académique Internationale. De kopij wordt geleverd door specialisten uit binnen- en buitenland. Sinds 1969 zijn 29 banden verschenen; bij voltooiing zal de Erasmuseditie circa 56 banden omvatten. Er bestaat een nauwe samenwerking met het Canadese project Collected Works of Erasmus, een Engelse vertaling met commentaar. In overeenstemming met Erasmus’ eigen wensen is de Erasmuseditie niet chronologisch ingedeeld, maar naar ‘ordines’ (afdelingen). Dit zijn: i. filologisch-literaire werken; ii. adagia (spreekwoorden met commentaar); iii. brieven; iv. geschriften op het gebied van de ethiek; v. godsdienstige en theologische geschriften; vi. Nieuwe Testament (Griekse en Latijnse tekst; aantekeningen); vii. parafrasen van het Nieuwe Testament; viii. kerkvaders (edities en vertalingen); ix. apologieën. Het Romeinse cijfer van een deel in de Opera Omnia correspondeert met de genoemde indeling in ‘ordines’. Inmiddels zijn verschenen de delen i, 1-7; ii, 1-2, 4-8; iv, 1, 1a-3; v, 1-5; vi, 2, 5; vii, 6; ix, 1-3. Aan het einde van het verslagjaar waren de werkzaamheden
mid delee uwse verzamelhandschriften uit de nederland en (mvn) H. Brinkman Dit jaar is een begin gemaakt met de digitale heruitgave van het Geraardsbergse handschrift, het inmiddels uitverkochte eerste deel dat verscheen in de reeks Middeleeuwse Verzamelhandschriften uit de Nederlanden. De editie is gebaseerd op xml-documenten die zijn gecodeerd volgens de richtlijnen van het Textual Encoding Initiative (tei). (Zie het Thema in dit jaarverslag.) Naar verwachting zal de uitgave worden voltooid in de loop van het jaar 2003 en raadpleegbaar zijn op de website van het Constantijn Huygens Instituut. mid delnede rlandse lancelotromans P.J.W.R. van Eekelen Voor de vervaardiging van een volgend deel van het project Lanceloet, de Middelnederlandse vertaling van de Lancelot en prose overgeleverd in de Lance-
21
aan de delen ix, 4; vi, 6 en vi, 8 zover gevorderd dat deze in 2003 kunnen verschijnen.
bloeitijd van de Nederlandse klassieke filologie in de zeventiende eeuw. In 2000 is door de Nederlandse onderzoekers een groslijst van humanisten-editoren opgesteld. Met de eigenlijke werkzaamheden is toen een begin gemaakt. Inmiddels wordt er gewerkt aan de lemmata Rudolph Agricola, Gybertus Longolius, Petrus Nannius en Theodorus Pulmannus. Aangezien veel van de geselecteerde humanisten hun voornaamste werkkring hadden aan het Collegium Trilingue te Leuven, werden er ook collega’s uit België bij het werk te betrokken. Tevens zijn er principeafspraken gemaakt met Nederlandse collega’s buiten het Constantijn Huygens Instituut. De uitvoering van dit project kent bijzondere problemen die samenhangen met de locatie van de vaak zeldzame edities, vooral die uit de begintijd van het Nederlandse humanisme. De uiteindelijke presentatie van het onderzoeksmateriaal vereist eveneens nader beraad. Ten slotte is het voor de consistentie van de uit te geven reeks van belang dat methoden en technieken van de deelnemende landen zoveel mogelijk op elkaar afgestemd worden. Met dit doel brachten medewerkers van het irht (Marie-Elisabeth Boutroue, Jean-Marie Flamand en Jean-François Maillard) in januari 2002 een bezoek aan het chi. Onderwerp van bespreking was onder meer de relatie tussen de traditionele publicatie in boekvorm en de inhoud van een inmiddels in Parijs ontwikkelde database (b.u.d.e.). Ofschoon er rekening moest worden gehouden met de wensen, mogelijkheden en historische omstandigheden die per deelnemend land verschillen, lukte het om voor de komende jaren een gemeenschappelijk beleid op te stellen. Enkele
europa humanis tica H.J.M. Nellen, S. Surdèl In de zomer van 1999 besloot de directie van het Constantijn Huygens Instituut te participeren in het project ‘Europa Humanistica’, een internationaal onderzoek dat werd opgezet door het Institut de Recherche et d’Histoire des Textes (irht) te Parijs. Het doel van ‘Europa Humanistica’ is een meerdelig naslagwerk waarin een overzicht wordt gegeven van Europese humanistische filologen uit de zestiende en zeventiende eeuw en hun edities van (post)-klassieke auteurs. Op basis van chronologische overzichten, die rond belangrijke editoren of editie-centra zijn opgezet, zullen (delen uit) de voorwerken (dedicaties, berichten aan de lezer, liminaire poëzie, etc.) worden afgedrukt. Op die manier zal inzicht worden verschaft in de verwerking van handschriften voor edities en in de beweegredenen om de teksten aan het lezerspubliek aan te bieden. Een dergelijk repertorium zal ook licht werpen op de waardering voor de uitgegeven teksten, alsmede op de onderlinge betrekkingen die de filologen ter bevordering van hun arbeid onderhielden. In de reeks Europa Humanistica. Collection publiée par l’Institut de Recherche et d’Histoire des Textes is inmiddels verschenen: J.-Fr. Maillard et alii (eds.), La France des humanistes, Hellénistes i (Turnhout 1999). Hetchi zal in eerste instantie een deel verzorgen over edities van geleerden uit de Nederlanden tot 1575, het stichtingsjaar van de Leidse universiteit. Het is de bedoeling een volgend deel te wijden aan de
22
Zicht op Deventer, kopergravure van Joh. Christiaens, 1615 afspraken verdienen hier vermelding. Er is nu een centrale richtlijn voor het samenstellen van de lemmata, geaccepteerd door de Franse, Duitse en Nederlandse deelnemers aan het humanistenproject. Daarmee kunnen deze onderzoekers een voortrekkersrol vervullen voor andere teams die nog bezig zijn met de voorbereiding van hun deelname, zoals dat in Spanje en Italië het geval is. Deze richtlijn verschaft een beter model voor de beschrijving van gedrukte werken en de handschriften waarop zij berusten. Het chi beschikt nu over de gemeenschappelijke database b.u.d.e., die ter ondersteuning van de uiteindelijke publicatie wordt bijgehouden. Voorlopig blijft deze
gegevensbank alleen toegankelijk voor de deelnemers aan het project ‘Europa Humanistica’. Ten slotte is gesproken over de mogelijkheden van gezamenlijk door het chi en het irht in te dienen subsidie-aanvragen op Europees niveau. academiebib liotheken in frane ker en groninge n R. Stein (t/m oktober 2001); L.S. Wierda (vanaf november 2001) In 1999 is een begin gemaakt met een gemeenschappelijk onderzoeksproject van het chi en de Fryske Akademy. Het project heeft tot
23
thema de voor- en vroege geschiedenis van de bibliotheken van de academies/universiteiten te Franeker en Groningen (respectievelijk gesticht in 1585 en 1614). De uitvoerder van het project is gestationeerd aan de Fryske Akademy te Leeuwarden. Met dit onderzoek wordt beoogd de intellectuele geschiedenis van de Noordelijke Nederlanden inzichtelijker te maken. Daartoe wordt studie gemaakt van de samenstelling van de twee academiebibliotheken en hun rol bij het onderwijs aan beide academies. Van de Franeker bronnen (gedrukte bibliotheekcatalogi uit de zeventiende eeuw) wordt daartoe een ruim geannoteerde editie gemaakt. In de inleidende hoofdstukken wordt het Franeker materiaal, dat tot nu toe niet in zijn geheel is ontsloten, vergeleken met het Groninger materiaal, dat door J.M.M. Hermans al uitgebreid is bewerkt. Daarnaast wordt in het inleidende deel de geschiedenis van de bibliotheken, hun functioneren en hun samenstelling besproken. Niet alleen de catalogi zijn onderzoeksobject. Ook de boeken zelf, voor het grootste deel nog bewaard in respectievelijk Tresoar, afdeling Provinciale Bibliotheek te Leeuwarden, en in de Universiteitsbibliotheek van Groningen, worden bekeken. Relevante gegevens zoals aanwijzingen over eerder bezit, specifiek Franeker kenmerken zoals een band met het stempel van de academie, gebruik van het boek (annotaties, onderstrepingen e.d.) en de wijze waarop het boek werd bewaard (bijvoorbeeld sporen van kettingklampen) zullen in de editie worden opgenomen. Voor de Franeker academiebibliotheek zijn in de zeventiende eeuw zes catalogi uitgege-
ven. Van de vroegste catalogus, gedrukt in 1601, zijn geen exemplaren bekend; van de overige wel. Deze zijn gedrukt in 1626, 1635, 1644, 1656 en 1691-1694. De laatste catalogus wordt als uitgangspunt genomen voor de editie: hierin staan verreweg de meeste titels (ca. 1070). De quarto-formaten zijn hierin voor het eerst systematisch opgenomen. Bovendien zijn titels die vermist waren sinds 1648, toen er meer dan 150 werken werden gestolen, voor een deel weer aangevuld. Opmerkelijk is dat de aanzienlijke afdeling Hebraica (bijbels en commentaren) die in de catalogus van 1656 40 titels bevatte, geheel ontbreekt in de catalogus van 1691-1694. Aangezien de catalogus van 16911694 een standcatalogus is, die de werken beschrijft in de volgorde waarin ze in de kasten stonden, is het denkbaar dat de Hebreeuwse werken tijdens de samenstelling van deze catalogus niet in de bibliotheek aanwezig waren. De afwezigheid van deze werken in de laatste gedrukte catalogus van de zeventiende eeuw is in ieder geval een punt van nader onderzoek. Het opnemen van álle catalogi uit de zeventiende eeuw in de editie brengt een aantal verschillen aan het licht die mogelijk duiden op veranderde inzichten. Zo zijn er aanzienlijke verschillen tussen de catalogus van 1656 en die van 1691-1694 in de beschrijving van de inhoud van de Bibliotheca Patrum. Dit is een zeventiendelig werk in vijftien banden waarin vanaf de eerste eeuw na Christus tot en met de zestiende eeuw de schrijvers van theologische werken worden behandeld. In de catalogus van 1656 wordt ruime aandacht geschonken aan de levens van de schrijvers: hun jaren van geboorte en overlijden, of ze de marteldood stierven, een nadere bepaling van de persoon
24
als er twee schrijvers met dezelfde naam voorkomen. In de latere catalogus ontbreken deze beschrijvingen en wordt meestal volstaan met een korte aanduiding van de werken van de betreffende auteur. Kleinere verschillen, wellicht ook veelzeggend, betreffen het weglaten in de latere catalogus van aanduidingen als ‘S’ voor ‘sanctus’ voor bepaalde namen en het consequent weglaten van dezelfde afkorting ‘S(ancta)’ voor ‘Romana Ecclesia’. Het is de bedoeling dat ook deze verschillen én hun eventuele oorzaken worden behandeld in het inleidende deel.
registers op de website van het ing. Het ging vooral om genealogen in binnen- en buitenland, die met behulp van het Internet de geschiedenis van hun familie probeerden te achterhalen en zo ook de Briefwisseling van Hugo Grotius op het spoor kwamen. hugo grotius: d icht werken A.C.G.M. Eyffinger, M. van Oosterhout Ter voltooiing van de reeks Dichtwerken van Hugo Grotius / The Poetry of Hugo Grotius dienen nog twee delen te worden uitgebracht. Eén deel zal de ‘posteriora’ ofwel de latere oorspronkelijke Latijnse poëzie van Grotius uit de periode 1609-1645 omvatten. Het betreft hier ongeveer 3500 verzen gelegenheidspoëzie. In het andere deel zal de poëzie worden opgenomen die Hugo Grotius schreef om gravures of schilderijen toe te lichten. In 2002 heeft overleg plaatsgevonden over de financiering ten behoeve van deze reeks. Drs. M. van Oosterhout (kun) verrichtte als stagiair voorbereidend onderzoek naar de posteriora, met name naar de gedichten die in Grotius’ kring werden gemaakt naar aanleiding van de miraculeuze ontsnapping uit Slot Loevestein (maart 1621). In de zomer van 2002 werd over de uitgave van het deel ‘Gravure-poëzie’ in de reeks Dichtwerken van Hugo Grotiusovereenstemming bereikt met dr. A. Eyffinger als extern medewerker van het Instituut. In het najaar inventariseerde deze bewerker de tekstbestanden en deed hij een eerste verkennend onderzoek in de collecties van het Rijksprentenkabinet, de Atlas van Stolk, het Koninklijk Huisarchief en de Koninklijke Bibliotheek. In september bezocht hij congressen te Cambridge en
hugo grot ius: b rie fwis seling H.J.M. Nellen, C.M. Ridderikhoff De uitgave van de correspondentie (1594-1645) van Hugo Grotius met historische annotatie en registers, verschenen onder de titel Briefwisseling van Hugo Grotius, werd in juni 2001 afgesloten met de publicatie van deel xvii, een supplement dat 310 brieven en 85 bijlagen uit de periode 1583-1645 bevat. Aan dit deel werden drie cumulatieve registers toegevoegd, vervaardigd door C.M. Ridderikhoff. Deze registers vergemakkelijken de toegang tot de brieven in de delen i-xvii. De Briefwisseling van Hugo Grotiusverscheen in de Grote serie van de Rijks Geschiedkundige Publicatiën, uitgegeven door het Instituut voor Nederlandse Geschiedenis (ing). Op de Internetsite van het ing verscheen in 2002 een vierde cumulatief register van alle persoons- en plaatsnamen in de zeventien delen van de Briefwisseling, tezamen met de drie, reeds in deel xvii afgedrukte cumulatieve registers. In het verslagjaar maakten veel onderzoekers gebruik van de cumulatieve
25
Oxford. Hij sprak op het congres ‘Neo-Latin and the Visual Arts’, georganiseerd in Clare College door de Cambridge Society for NeoLatin Studies, over ‘The Poet and the Prince, Grotius’ Maurice Epigrams and Genealogy of the House of Orange’. Vervolgens stelde hij in Oxford op Corpus Christi College tijdens het Eerste Passmore Edwards Symposium onder de titel ‘Ut Pictura Poesis: Pastoral Poetry and Power Politics’ een groot bestand aan gravurepoëzie ter discussie. Tijdens zijn bezoek aan Engeland deed hij voor het deel Gravurepoëzie onderzoek in een reeks universiteits- en college-bibliotheken in Cambridge en Oxford, alsmede in de collecties van het Victoria & Albert Museum, de British Library en het British Museum in Londen. Belangrijkste resultaten van dit bezoek waren enige onbekende staten van gravures, de mogelijke toeschrijving van een gravure-gedicht aan Grotius en nieuwe gegevens over de Genealogia Nassovii. Inmiddels vordert de bewerking van het tekst- en gravurebestand gestaag. Daarnaast worden de gravure-poëzie en historieprenten ook voor andere projecten benut. Grotius’ serie gedichten bij gravures van De Gheyn op het thema ‘Omnium rerum vicissitudo’, alsmede enige historieprenten met Maurits-epigrammen zullen figureren op een tentoonstelling die A. Eyffinger in het voorjaar van 2003 in opdracht van het Ministerie van Buitenlandse Zaken inricht in Wenen in het kader van het Nederlands voorzitterschap van de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (ovse) en die vervolgens een zestal steden in de wereld zal aandoen. Met de directies van het museum van Gorcum en van Slot Loevestein is A. Eyffinger de inrichting van
een tentoonstelling in september 2004 overeengekomen over Grotius’ Hollandse jaren. Uitgangspunt voor deze tentoonstelling zullen de gedichten van Grotius bij gravures en historieprenten zijn, toegelicht met tekstbestanden uit andere werken van De Groot. De bewerker verwacht dat het volledige tekst- en prentenbestand voor het deel met de gravurepoëzie in het najaar van 2004 ter beoordeling aan de opdrachtgever kan worden voorgelegd. biografie van hugo grot ius ; brie ve n in remonstrantse archieven H.J.M. Nellen Na voltooiing van de Briefwisseling van Hugo Grotius werd een begin gemaakt met de redactie van een biografie van Hugo Grotius op basis van zijn correspondentie. Voor de uitgave van deze biografie heeft het Prins Bernhard Fonds een subsidie verstrekt. In het verslagjaar werd vooral onderzoek gedaan naar de vroege jeugd en de eerste fasen van Grotius’ politieke carrière in Holland (De Hollandse Jaren 1583-1621). Grotius wierp zich op als een voorstander van de politiek van landsadvocaat Johan van Oldenbarnevelt. Steeds uitte hij zich in geleerde publicaties, pamfletten, redevoeringen, vergaderingen en vertrouwelijk overleg zonder een blad voor de mond te nemen. Zelfs liet hij gedeelten uit zijn correspondentie in pamfletten van partijgenoten publiceren, ofschoon hij besefte dat hij daarmee de verzenders in een lastig parket kon brengen. Zo verscheen er in 1616 een uitvoerig pamflet van de hand van Jacobus Taurinus, waarin de tolerante godsdienstpolitiek van Oldenbarnevelt verdedigd werd. Het pamflet bevatte tien lan-
26
gere fragmenten uit brieven die Grotius van zijn correspondenten Casaubon, Lingelsheim en Overall had ontvangen. Vooral de Engelse ambassadeur Dudley Carleton vatte wantrouwen jegens Grotius op. Hij noemde hem ‘a busy brain and an instrument for the rest of the Arminians’, en verkondigde dat Grotius hem had willen wegwerken: ‘The end of this pedantical fellow is nothing but to draw answers from men of place and authority in England with which to stuff his pamphlets and by wresting the words to his corrupt sense to advantage an ill cause.’ Tevens is er een begin gemaakt met een nieuw project dat de uitgave betreft van brieven van geleerden uit remonstrantse kring. Dit brievenmateriaal zal licht werpen op de wijze waarop het gedachtegoed van geleerden als Arminius, Grotius, Vossius en Episcopius werd aangewend voor de ontwikkeling van ideeën die uiteindelijk in de Verlichting uitmondden. In het onderzoeksjaar werden transcripties vervaardigd van brieven van Daniël de Breen (in samenwerking met J. Trapman) en Edmond Mercier. Beide briefschrijvers onderhielden hechte banden met aanhangers van het socinianisme, een geloofsrichting die de godheid van Christus ontkende en zo een bedreiging vormde voor de confessies van de gevestigde kerken.
het eerst gedrukt in 1647 in Amsterdam. In datzelfde jaar gaf hij twee kleinere poëticale geschriften uit: De artis poeticae natura ac constitutione, een theoretische inleiding op het grote werk, en De imitatione, een uitwerking van een deelaspect van de poëtica, namelijk de navolging van de klassieke auteurs. In de loop van 2002 is besloten naast de Poeticae institutiones ook de twee kleinere werken uit te geven. De tweede editie van deze drie werken stamt uit 1697, als deel van de Opera omnia. De editie die nu wordt voorbereid zal de eerste kritische uitgave en de eerste vertaling van deze werken bieden, alsook de eerste commentaar erop. Vossius’ poëtica biedt een heldere en geleerde samenvatting van alles wat op dat moment over de antieke poëtica, met name de leer van Aristoteles, bekend was. Daarnaast citeert Vossius talloze bekende en minder bekende klassieke en contemporaine auteurs die over de dichtkunst of een onderdeel daarvan hebben geschreven, en ook diverse scholiasten en commentatoren. Zo komt hij tot een staalkaart van wat er op dit gebied voorhanden is. De drie werken waren invloedrijk, vooral op het gebied van de theorie, maar ook van de praktijk van het drama in de tweede helft van de zeventiende eeuw. Het Frans-classicistische toneel kan nauwelijks los van deze poëticale geschriften worden beschouwd. De tekst zal verschijnen als studie-uitgave met kritisch apparaat, parallelle Engelse vertaling en commentaar. In de commentaar zal vooral worden ingegaan op de bronnen en tussenbronnen die Vossius heeft gebruikt: zo wordt duidelijk hoe hij in relatief korte tijd deze omvangrijke studie kon uitvoeren. Aan het einde van 2002 rondde de huidige
g.j. vos sius: poe ticae institutiones J. Bloemendal, E. Rabbie Dit project betreft de uitgave van G.J. Vossius, Poeticarum institutionum libriiii; De artis poeticae natura ac constitutione; De imitatione. Vossius’ invloedrijke werk Poeticae institutiones werd voor
27
bewerker, J. Bloemendal, de tekstconstitutie en de vertaling in een eerste versie af. Ook slaagde hij erin Vossius’ klassieke, middeleeuwse en vroegmoderne bronnen voor het grootste deel te achterhalen. Bovendien schreef hij de commentaar voor ruim de helft in een eerste versie uit. De voltooiing van dit project is gepland in 2005.
die Van Leeuwenhoeks rol in de wetenschap willen bestuderen en voor taalkundigen gespecialiseerd in zeventiende- en achttiendeeeuws Nederlands. Het project bevindt zich thans in zijn afsluitende fase. Er zijn tot nog toe vijftien delen van Alle de Brieven van Antoni van Leeuwenhoek / The Collected Letters of Antoni van Leeuwenhoek verschenen. De reeks zal uiteindelijk negentien delen tellen. De bewerking van de kopij van de laatste vier delen is naar verwachting aan het einde van 2004 klaar. Internationaal is er van verschillende kanten grote belangstelling voor Van Leeuwenhoeks werk. Dit blijkt uit de lezing van L.C. Palm aan de universiteit van Hamburg, waar edities van wetenschapshistorisch werk voorbereid worden, en uit het verzoek tot het schrijven van een lemma over Van Leeuwenhoek voor de door Thoemmes Press uit te geven Dictionary of Seventeenth and Eighteenth-Century Dutch Philosophers.
antoni van leeuwe nhoek: brieven L.C. Palm Het project behelst een historisch-kritische editie van alle brieven van de Delftse microscopist Antoni van Leeuwenhoek (1632-1723) met een moderne Engelse vertaling, voorzien van filologische, historische, natuurwetenschappelijke annotaties en interne verwijzingen, en geïllustreerd met foto’s van tekeningen en gravures. Van Antoni van Leeuwenhoek is een groot aantal brieven bewaard gebleven. In deze brieven, die hij vaak van illustraties voorzag, beschreef hij nauwgezet de resultaten van zijn microscopisch onderzoek, dat vanwege de kwaliteit van zijn instrumenten en de eigenzinnigheid van zijn interpretaties tot het beste van die tijd behoort. Monografieën heeft hij nooit geschreven en daarom vormt het corpus van zijn brieven de enige toegang tot zijn werk en zijn ideeën. Een aantal brieven is in zeldzame contemporaine edities beschikbaar, in het Nederlands of in Latijnse vertaling. Ook is er een gedeelte in Engelse vertaling gepubliceerd. Een volledig overzicht van het werk van Van Leeuwenhoek ontbreekt. De editie is van belang voor (wetenschaps)historici
newtonianisme in d e republiek H.G.M. Jorink ‘Dat aller grootste vernuft onzer eeuw’ was de kwalificatie van Betje Wolff voor Sir Isaac Newton (1642-1727). De invloed van deze geleerde op het geestesleven in de Republiek was enorm. Newton is vooral bekend vanwege zijn formulering van de universele gravitatiewet (Principia Mathematica, 1687), die al snel de Aristotelische en Cartesiaanse natuurfilosofie verdrong. Newtons genie sprak echter ook buiten de kleine kring van natuurkundigen zeer tot de verbeelding. Aan de Engelsman toegeschreven ideeën bleken een rijke bron voor
28
Varen met sporenkapsels, schets in rood krijt van een anonieme tekenaar in opdracht van Antoni van Leeuwenhoek dichterlijke ontboezemingen en voor bespiegelingen over bijvoorbeeld Gods openbaring in de Schepping, over de aantrekkingskracht tussen ‘zedelijke wezens’ en over de samenhang tussen de Europese talen. Kortom, de achttiende eeuw was de eeuw van Newton. Om een en ander nader te bestuderen is in
oktober 2001 het project ‘Newtonianisme in de Republiek’ van start gegaan. Het onderzoek, gefinancierd uit het Vernieuwingsfonds van de knaw, heeft als oogmerk de invloed van Newtons werk te analyseren, in het bijzonder op de niet-natuurkundige aspecten van het intellectuele leven. Het eerste jaar van de aanstelling is
29
vooral besteed aan een inventarisatie van het bronnenmateriaal. Daartoe werden onder meer academische traktaten, verhandelingen van de verschillende Nederlandse genootschappen en tijdschriften als De Boekzaal der Geleerde Wereld doorgenomen. Daarnaast werden boeken bestudeerd die als expliciet doel hadden het gedachtegoed van Newton te propageren, zoals enkele leerboeken voor kinderen en het alleraardigste De Newtoniaansche Philosophie voor de Vrouwen. Interessant was ook de volgende constatering. In zijn eigen tijd stond Newton niet alleen bekend als een natuurkundig genie, maar genoot hij ook zekere bekendheid als theologisch auteur. Het blijkt dat de enige werken van zijn hand die in het Nederlands zijn vertaald nu juist die religieuze verhandelingen zijn. Het uiteindelijke doel van het onderzoek is een monografie, die naar verwachting in 2006 gepubliceerd zal worden. Na de afronding van het inventariserende onderzoek is een werkhypothese geformuleerd en is een hoofdstukindeling voor de studie opgesteld. Dit jaar zal worden begonnen met het schrijven van de eerste delen van de monografie.
1779, beschrijft Samuel François L’Honoré de Ystroom als ‘un des plus piquans de tout l’ouvrage’ van de Nederlandse letterkunde. Willem Bilderdijk noemde in een lofdicht Antonides de dichter ‘op wiens stoute en forse reuzen schreden, mijn starend oog zich hechtte, in d’opgang van Parnas’. Bilderdijk publiceerde een ‘studie-uitgave’, één deel tekst en één deel commentaar, in de eerste helft van de negentiende eeuw. Zijn basistekst was de postuum verschenen verzamelbundel Gedichten uit 1714: de Universiteitsbibliotheek te Leiden bezit een doorschoten exemplaar dat is voorzien van Bilderdijks handgeschreven aantekeningen en dat als ‘drukproef’ voor zijn uitgave diende. Dit project heeft het vervaardigen van een studie-uitgave tot doel. Basistekst is de laatste door de auteur geziene versie, de druk uit 1671. De Ystroom is het enige grotere dichtwerk van Antonides van der Goes. In dit stroomgedicht bezingt de auteur het Amsterdamse IJ. Ook de stad zelf wordt geroemd om de welvaart, die mede te danken is aan de handel op het IJ. Het project wordt sinds april 2001 uitgevoerd en zal naar verwachting in 2006 worden afgerond. Mogelijk komt er naast een papieren editie ook een digitale uitgave. In elk geval bestond het materiaal voor de xml-cursus die in 2002 aan de medewerkers van het chi werd gegeven uit folia van de Ystroom, al dan niet voorzien van marginalia en voetnoten, register en illustraties uit een exemplaar van 1671. De cursus stimuleerde tot een discussie over vormgeving en techniek rond het digitaliseren van deze zeventiende-eeuwse tekst. In het najaar van 2002 verzorgde B. Thijs aan de Károli Gáspár Universiteit in Boedapest een gastcollege Renaissance-letterkunde, waarin
johannes antonides van der goe s: ystroom (1671) B. Thijs Johannes Antonides van der Goes (1646-1684) kende in vroeger tijd een grotere vermaardheid dan tegenwoordig. Joost van den Vondel noemde hem zijn ‘zoon in de kunst’. De biograaf David van Hoogstraten vereerde hem met de titel ‘de Fenix der Poëten’. In een Frans reisverslag, La Hollande au dix huitieme siecle uit
30
Johannes Antonides van der Goes (1647-1684), schilderij van Ludolph Bakhuizen, 1680
31
zij met een doctoraalwerkgroep Hongaarse studenten Nederlands zestiende- en zeventiende-eeuwse teksten las en in hun context plaatste. Ook voor een muzikale omlijsting werd gezorgd: in Boedapest ‘vierden’ de deelnemers aan het college het voc-jaar door twee voc-liederen uit de verzamelbundel Den Nederduytschen Helicon (1610) ten gehore te brengen. De liederen weerklonken onbedoeld meerstemmig, maar dat kwam overeen met de historische werkelijkheid, want de vrienden van admiraal Wolfaert Harmensz. zullen in 1596 zeker niet zuiver gezongen hebben toen zij op het voc-schip Duyfken naar de Molukken afreisden. Naast muziek vormde ook beeldmateriaal een onderdeel van de collegestof. Na een uiteenzetting over de Ystroom was de nieuwsgierigheid naar de man achter het boek gewekt. Hoe zag hij eruit? De kopergravure van Antonides van der Goes, vervaardigd door Pieter van Gunst naar een schilderij uit 1680 van Ludolph Bakhuizen, riep de vraag op hoe levensecht zo’n gravure is. Daarop geeft Antonides’ biograaf David van Hoogstraten antwoord: ‘Voor zyne trouwdagh al wert hy [Antonides] geschildert van Ludolf Bakhuizen, […] welke afbeelding zo wel getroffen is dat de vader van Antonides, die bij mij, dienze van Bakhuizen tot eene vereering was t’huis gezonden, aen een wand vindende, daervan verschrikte.’ Het levensechte olieverfportret met op de achtergrond een blik op het IJ diende als voorbeeld voor de kopergravure die in vele herdrukken van de Gedichten opgenomen zou worden. In 1779 beschreef een Fransman de Nederlanden en roemde de Ystroom; in 2002 bezocht een Nederlandse onderzoeker Boedapest en vertelde over dit werk. Zo lijken de woorden
werkelijkheid te worden waarmee Van Hoogstraten de levensbeschrijving van Antonides van der Goes eindigt: ‘de roem onzer doorluchtige Koopstad, overal uitblinkende in het werk des Ystrooms en de glorie van de mannen die den Vaderlande dienst gedaen hebben, zullen met hen leven zoo lang er kenners en waardeerders van geleertheit en poëzy zullen gevonden worden.’ kliks paan: s tudente ns che tsen A. Kets-Vree Ter gelegenheid van de verschijning van de uitgave van Klikspaans Studentenschetsen (door Annemarie Kets, Mariëlle Lenders en Olf Praamstra) organiseerde het chi, in samenwerking met de Werkgroep Negentiende Eeuw, een symposium onder de titel ‘De wereld van Klikspaan’. Het symposium vond plaats op 16 maart 2002 in het Academiegebouw te Leiden. Sprekers uit verschillende wetenschappelijke disciplines (onder meer de romanistiek, de musicologie en de historische pedagogiek) plaatsten de wereld, zoals Klikspaan die weergaf en beleefde, in een bredere context. Optredens van het Leidse Studentenmuziekgezelschap ‘Sempre Crescendo’ en van een voordrachtskunstenaar brachten muziek en teksten uit Klikspaans directe omgeving tot leven. Eerste exemplaren van de uitgave werden aangeboden aan prof. dr. D.D. Breimer, Rector Magnificus van de Universiteit Leiden, en aan de heer C.J. Kneppelhout, naneef van de schrijver en voorzitter van de Stichting Kneppelhout. De lezingen van het symposium zijn gepubliceerd in een speciaal dubbelnummer van het tijdschrift De Negentiende Eeuw.
32
guido gezelle: nagelat en en onge bundelde lyriek P.G. de Bruijn, J. Pauwels (cnl/ufsia)
en is in 2002 iets anders van karakter geweest dan in voorgaande jaren. Voor de periode juli-oktober 2002 werd in de nieuwe vleugel van het museum de succesvolle tentoonstelling De noodzaak tot schrijven. De brieven van Vincent van Gogh ingericht, die zowel Van Gogh als briefschijver als het onderzoek voor de nieuwe uitgave belichtte. De uitvoerders maakten het volledige concept voor de tentoonstelling, bepaalden de inrichting en schreven zowel zaalteksten als het begeleidende boekje met toelichtingen. Ze werden veelvuldig benaderd door de nationale en internationale pers, die uitgebreid en positief over de tentoonstelling heeft bericht, zowel in kranten en tijdschriften als op radio en televisie; in totaal waren er 29 interviews. Voorts leunde het concept voor de tentoonstelling De keuze van Vincent: Van Goghs Musée Imaginaire ter ere van zijn 150ste geboortedag (2003) sterk op het onderzoek dat in het kader van het Brievenproject wordt verricht; de medewerkers waren dan ook nauw en intensief betrokken bij de voorbereidingen voor deze tentoonstelling, die van 14 februari tot 15 juni 2003 te zien is in het Van Gogh Museum te Amsterdam. Voor de begeleidende catalogus schreven ze elk een essay. De oorspronkelijke raming om 200 brieven per jaar te annoteren is daardoor in 2002 niet verwezenlijkt; verwacht wordt dat dit aantal in 2003 wel weer zal kunnen worden gehaald. Thans zijn de annotaties van circa 400 brieven gereed. In juni is gekozen voor een nieuwe opzet die een betere planning, fasering en begeleiding mogelijk moet maken. Belangrijk onderdeel hiervan is de instelling van enkele ondersteunende werkgroepen die zich op specifieke
Dit project is een door het Vlaams Nederlands Comité (fwo/nwo) gesubsidieerd onderzoek dat wordt uitgevoerd in samenwerking met het Centrum voor Nederlandse Literatuurgeschiedenis van de Universiteit Antwerpen (ufsia). De geplande einddatum van het project is 2004. Doel van het project is een historisch-kritische editie van de nagelaten en ongebundelde lyriek van Guido Gezelle (1830-1899). Alhoewel de betreffende gedichten tot het belangrijkste werk van Gezelle worden gerekend, bestaat er tot op heden nog steeds geen uitgave waarin recht wordt gedaan aan de diversiteit en complexiteit van het overgeleverde materiaal. In het tekst- en apparaatdeel van de historisch-kritische uitgave wordt de tekstontwikkeling van de gedichten zo volledig mogelijk gedocumenteerd en van commentaar voorzien. In een apart deel wordt ook de publicatiegeschiedenis van de postume bundels Laatste verzen (1901) en Zantekoorn (1923) – waarin veel van de gedichten voor het eerst zijn bijeengebracht – beschreven. vincent van gogh: brie fwiss eling L.A.M. Jansen, J.C.A. Luijten, m.m.v. N. Bakker Het onderzoek voor de uitgave van de volledige correspondentie van Vincent van Gogh wordt uitgevoerd op basis van een samenwerkingsverband tussen het Constantijn Huygens Instituut en het Van Gogh Museum te Amsterdam; het begon aan het einde van 1994
33
Brief van Vincent van Gogh aan zijn broer Theo, met een schets van een rustende spitter, midden september 1881
34
onderdelen van het Brievenproject zullen richten en daarover advies zullen uitbrengen aan de Stuurgroep van het project. Deze werkgroepen zijn: Onderzoek, Vertaling, Productie en digitalisering, Financiering en sponsoring. Bovendien is vanaf 1 november 2002 drs. N. Bakker voor de duur van drie jaar als wetenschappelijk assistent aan het project toegevoegd. Een belangrijke stimulans voor de editie lag in de onverwachte mogelijkheid inzage te krijgen in 22 originele brieven van Van Gogh aan de kunstenaar Emile Bernard. Van Goghs brieven aan Bernard waren bijna 70 jaar niet beschikbaar voor onderzoek en de editeurs hadden er lang naar gespeurd. Doordat de brieven onlangs in bruikleen aan de Pierpont Morgan Library te New York werden afgestaan, konden zij daar in november gedurende drie weken grondig onderzocht worden. Eerdere tekstuitgaven blijken talrijke onzorgvuldigheden te bevatten die nu kunnen worden gecorrigeerd, zodat ook de nieuwe, Engelse vertaling veel accurater zal zijn. De editeurs reconstrueerden, op basis van papiersoort, watermerk en grafische details, de samenstelling van de (deels losgeraakte) bladen, waaruit onder meer bleek dat de fraaie briefschetsen in het verleden niet altijd bij de juiste brieven zijn afgedrukt. Buiten het museum verstrekten de editeurs regelmatig informatie over de Van Gogh-brieven.
delsuitgave van de lyriek die hij tot 1905 schreef heeft hij zelf meegemaakt. Zijn bekende lyrische verzenbundels Verzen (1928) en Liedjes: Aan de geest der muziek der nieuwe menschheid (1930) verschenen postuum. Het project, dat op 1 augustus 2001 van start is gegaan, beoogt een historisch-kritische uitgave van de lyrische poëzie tot 1905, met een studie naar de achtergronden van de wisselende samenstellingen van de door Gorter verzorgde bundels. Gorters lyriek tot 1905 is eerder verzameld en uitgegeven in Verzameld Werk deelii: De School der Poëzie (1958) door G. Stuiveling en in Verzamelde lyriek tot 1905(1964) door Stuiveling en E. Endt. Vanwege het literair-historische belang van de poëzie van Herman Gorter, de geringe verkrijgbaarheid van de bestaande edities en de wenselijkheid van een volledig overzicht van Gorters bundel-samenstellingen is besloten tot een nieuwe, ditmaal historisch-kritische, uitgave van deze poëzie. De editie bevat gedichten uit tijdschriften als De nieuwe gids, Tweemaandelijksch tijdschrift en De nieuwe tijd en uit de bundels Verzen (1890), De school der poëzie(1897), Verzen (1903), De school der poëzie (1905), Verzen (1916) en De school der poëzie (1925). De laatste twee bundels zijn herdrukken van de lyriek geschreven tot en met 1905. Daarnaast worden manuscripten, ongepubliceerde gedichten, drie rond 1903 vervaardigde voordrukken en een drukproef van de bundel Verzen (1903) bij het onderzoek betrokken. Gorter selecteerde, herschikte en wijzigde in zijn bundels het materiaal uit Verzen (1890) en (1903), en vulde dit aan met tijdschriftpublicaties en met voorheen ongepubliceerd materiaal. Bij de inrichting van de editie spelen de bundels en de samenstellingen ervan een
he rman gorter: lyrische poëz ie (1886-1905) H. van Kempen Herman Gorter (1864-1927) dichtte gedurende zijn gehele leven lyriek, maar alleen de han-
35
belangrijke rol. Deze bundelingsproblematiek is daarnaast onderwerp van een uitgebreidere promotiestudie. Het project wordt uitgevoerd in samenwerking met de Vrije Universiteit, in de vorm van een aio-aanstelling aan deze universiteit. De geplande einddatum is augustus 2006. Het afgelopen jaar is een eerste inventarisatie gemaakt van de bundelsamenstellingen en is gewerkt aan de collatie van de verschillende bronnen, het inventariseren van tekstproblemen en het vervaardigen van een kritische leestekst. Het onderzoek van bronnen en archieven vond zijn neerslag in een lezing over parafernalia tijdens de studiedag Tekstgenese van het Centrum voor Teksteditie en Bronnenstudie in Antwerpen, gehouden samen met J.A.W. Gielkens, uitvoerder van het project ‘Herman Gorter, Correspondentie’. Buiten zijn publicaties zijn er niet bijzonder veel tastbaarheden van Gorter overgeleverd. Slechts 150 van de ruim 1800 bewaarde brieven zijn van de hand van Herman Gorter. Bovendien heeft hij geen grote bibliotheek nagelaten. In de lezing stond de vraag centraal of er concrete voorwerpen zijn aan te wijzen die het schrijfproces van Herman Gorter beïnvloed hebben en zo ja, of deze voorwerpen al dan niet zichtbaar zijn achtergebleven in de werkelijkheid of in zijn teksten.
december 2000 tot 1 januari 2003 door het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis in Amsterdam voor dit doel gedetacheerd bij het Constantijn Huygens Instituut. De bedoeling was, op grond van deze inventarisatie te komen tot een voorstel voor de uitgave van één of meer edities van (gedeelten van) de correspondentie van Gorter. Tot nu toe waren slechts de brieven tot 1897 verzameld in de door Enno Endt bezorgde Herman Gorter Documentatie 1864-1897 (1964, 19862), daarnaast verschenen brieven incidenteel of in thematische of aan tijdgenoten gewijde correspondentie-edities. In tegenstelling tot de Herman Gorter Documentatie, die ook andere bronnen van en over Gorter bevat, zal de hier beoogde editie alleen de (geannoteerde) correspondentie bevatten. Na de afronding van de inventarisatie in het begin van 2003 zal begonnen worden met een alleen voor intern gebruik bedoelde ‘archiefeditie’, in het kader waarvan van alle gevonden brieven transcripties zullen worden gemaakt. Deze archiefeditie zal de basis gaan vormen voor wetenschappelijk geannoteerde edities in boek- of andere vorm. De belangrijkste archiefreis die J.A.W. Gielkens in 2002 ondernam (dankzij een reisbeurs van de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek) voerde hem in november naar Moskou, waar hij in het rgaspi (Rossiiskii gosudarstvennyi arkhiv sotsial’no-politicheskoi istorii; Russisch Staatsarchief voor Sociaal-Politieke Geschiedenis) de daar bewaarde brieven van Herman Gorter raadpleegde. Ongeveer driehonderd brieven van Gorter uit diens politieke loopbaan worden in Moskou bewaard in het persoonlijke archief van Gorters vriend en collega-socialist David
herman gorte r: corresponde nt ie J.A.W. Gielkens Het project ‘Herman Gorter: Correspondentie’ stond de afgelopen twee jaar in het teken van de registratie van alle bewaarde brieven van en aan Herman Gorter. J.A.W. Gielkens was van 1
36
Wijnkoop, in het archief van V.I. Lenin en in enkele archieven van internationale communistische organisaties. De samenwerking met het andere Gorterproject van het chi, de editie van de lyriek tot 1905, werd gedemonstreerd met een gezamenlijke lezing van J.A.W. Gielkens en H. van Kempen tijdens een studiedag in Antwerpen, waar zij spraken over de rol van parafernalia bij Herman Gorter.
ontmoeten uit de weg worden geruimd. De eerste twee delen van het Volledig Werk (Villa des Roses en Een Ontgoocheling) verschenen in 2001. In oktober 2002 werden deel 3 en 4 (De Verlossing en Lijmen/Het Been) feestelijk gepresenteerd op een drukbezochte perspresentatie te Antwerpen, georganiseerd door het Willem Elsschot Genootschap. P.G. de Bruijn hield bij die gelegenheid een voordracht, waarin hij de tekstgeschiedenis van Lijmen/Het Been toelichtte. Van dit boek verzorgde Elsschot in 1943 een herziene uitgave, waarin hij een aantal nieuwe passages toevoegde en diverse inconsequenties wegwerkte. De aldus ‘verbeterde tekst’ van deze eenmalige Vlaamse uitgave (bij Manteau) zou nooit meer herdrukt worden, eenvoudigweg – maar onbegrijpelijk genoeg – omdat Elsschot en zijn Nederlandse uitgever Van Kampen later altijd achteloos zouden teruggrijpen op de niet-‘verbeterde’ Nederlandse uitgave. In het Volledig Werk wordt deze omissie voor het eerst hersteld. De nog te verschijnen delen zijn: Kaas en Tsjip/De Leeuwentemmer (vw 5 en 6, mei 2003), Pensioen en Het Tankschip (vw 7 en 8, november 2003), Het Dwaallicht en Verzen (vw 9 en 10, juni 2004) en Ongepubliceerd werk (vw 11, november 2004).
wille m elsschot : volledig werk P.G. de Bruijn, L.S. Hunter Volledig Werk van Willem Elsschot is een kritische leeseditie in elf delen, uitgegeven door Athenaeum – Polak & Van Gennep te Amsterdam. Elk deel bevat een zorgvuldig geëditeerde tekst, voorzien van een aparte verantwoording en commentaar. De tekst van het Volledig Werk – die op enkele uitzonderingen na gebaseerd is op de eerste publicatie in boekvorm (de eerste druk) – is het resultaat van uitgebreid bibliografisch en tekstkritisch onderzoek, waarbij gebruik is gemaakt van alle beschikbare bronnen. Behalve handschriften, typoscripten, tijdschriftpublicaties en boekuitgaven van Elsschots werk is ook de correspondentie van Elsschot in het onderzoek betrokken, alsmede de brieven van degenen die zich met de totstandkoming van zijn werk hebben bemoeid (literaire vrienden, uitgevers, drukkers). Deze gegevens over de ontstaans- en publicatiegeschiedenis zijn te vinden in de verantwoording van de editie. Ten slotte bevat elk deel een lijst met annotaties, waarin alle begripsproblemen die de hedendaagse lezer zou kunnen
wille m fred erik hermans: volled ige werken A. Kets-Vree, P.W. Kegel, m.m.v. B.R.I. Van Elsacker Het project Volledige Werken van Willem Frederik Hermans (1921-1995) is in het begin van 2000 van start gegaan. De editie zal behalve al het zelfstandig verschenen werk (ca. 65 titels) ook honderden niet eerder gebundelde teksten
37
Correcties van Willem Frederik Hermans bij ‘Een pensionkamer in Berlijn’ (Elsevier 7 april 1990), bewerkt voor bundeling in Malle Hugo (1994)
38
bevatten, waaronder veel recensies en artikelen uit de jaren vlak na de oorlog. Hermans wijzigde bij herdruk zijn werken veelvuldig en vaak ook aanzienlijk: hij bracht allerhande inhoudelijke veranderingen aan en actualiseerde zijn teksten. Daarom vormt de ‘Ausgabe letzter Hand’ het uitgangspunt van de editie. De overlevering bestaat uit ca. 450 tijdens het leven van de auteur verschenen drukken en een groot aantal (fragmenten van) manuscripten, typoscripten, drukproeven, correctie-exemplaren en voorpublicaties in kranten en tijdschriften. Volgens een voorlopige indeling verschijnen er ca. 23 verzamelbanden, die elk 800-1000 pagina’s zullen tellen. De banden worden ingedeeld naar genre (Romans, Verhalen & Novellen, Gedichten, Toneelteksten & Scenario’s, Beschouwend Proza, Beeldend Werk, Werk van Anderen (vertalingen, bloemlezing e.d.) en Ongebundeld Werk), met daarbinnen een chronologische ordening. De delen zullen uitkomen bij uitgeverij De Bezige Bij te Amsterdam. Centraal in de editie staat de wetenschappelijk verantwoorde leestekst. Zelfs in de best gecorrigeerde teksten handhaven zich hardnekkige fouten. Om die fouten te signaleren en te verbeteren, worden alle voorafgaande versies nauwgezet met de ‘Ausgabe letzter Hand’ vergeleken. Deze manier van werken is bij een omvangrijk oeuvre als dat van Hermans alleen mogelijk wanneer de mogelijkheden die de alfa-informatica heden ten dage biedt ten volle benut worden. Met het oog hierop is het Hermans-team, dankzij een bijdrage van het Digitaliseringsfonds der knaw, versterkt met een alfa-informaticus. Meer informatie over de inzet van de ict binnen het Hermans-project is
te vinden in het Thema van dit jaarverslag. Achterin elke band komt een afdeling Commentaar, met als vast onderdeel de beschrijving van de ontstaans- en publicatiegeschiedenis van de betreffende werken. Van groot belang daarbij zijn de zogeheten secundaire documentaire bronnen: vooral brieven van en aan Hermans, maar ook correspondenties van derden (uitgevers, drukkers, tijdschriftredacteuren en literaire vrienden), voorzover die licht werpen op het ontstaan en/of de productie van Hermans’ werk. In 2002 is het privéarchief van de auteur (zo’n dertig strekkende meter) in bruikleen overgedragen aan de Koninklijke Bibliotheek te Den Haag en daarmee is het daadwerkelijk beschikbaar gekomen voor het onderzoek voor de Volledige Werken. Hermans’ archief is het prototype van de spreekwoordelijke goudmijn: vanaf het allereerste begin van zijn literaire loopbaan heeft Hermans zijn correspondenties bewaard en geordend. In veel gevallen deed hij dat tweezijdig, namelijk door niet alleen de ingekomen post, maar ook doorslagen van zijn eigen brieven te bewaren. De waarde van het archief valt moeilijk te overschatten – die conclusie kan na bestudering van slechts een deel van de vele duizenden documenten al wel getrokken worden. Zo zijn er, vooral in de uitgeverscorrespondenties, talloze details te vinden die inzicht geven in de totstandkoming van Hermans’ boeken en in de mate waarin hij zich met concrete (her)drukken heeft beziggehouden. Heel interessant zijn ook de brieven die licht werpen op Hermans’ werkwijze, bijvoorbeeld bij de samenstelling van zijn verhalenbundels of bij het aanbrengen van bepaalde varianten en correcties, en op de overwegingen
39
die daarbij een rol hebben gespeeld. Inmiddels zijn de uitgeversbrieven (met name van Van Oorschot en De Bezige Bij), alsmede enkele kleinere collecties volledig doorgenomen en, voor zover van belang, per titel in elektronische dossiers verwerkt.
40
Th e m a ict binnen de editiewetenschap: aanzetten, praktijk en toekomst ‘Geef ons de geheime papieren, dan leveren wij u de dubbele sleutel van de code!’*
volgde een tweede cursusdeel, waarbij aan de hand van een concreet editieproject veel praktische toepassingen van xml aan bod kwamen.
2002 was het jaar waarin het chi een serieus begin maakte met digitale edities. In dit katern worden de belangrijkste ontwikkelingen toegelicht: kennisverwerving door de medewerkers van het Instituut, een nota met doelstellingen en de indiensttreding van twee gespecialiseerde medewerkers. Tevens worden concrete toepassingen van digitalisering beschreven aan de hand van de Volledige Werken van Willem Frederik Hermans en de Sinne– en minnebeelden van Jacob Cats. Daarnaast komen de geplande werkzaamheden voor 2003 aan de orde.
Bron
Documentanalyse
Transcriptie
tei Guidelines
dtd
xmlbestand
xsl(t)stylesheet
Weergave
Schema gebruikt bij de xml-cursus
Recente ontwikkelingen De ict-commissie van het chi stelde in het voorjaar, in samenwerking met Haydn Shaughnessy (extern adviseur van de knaw), een ict-strategienota op. In dit discussiestuk zijn de korte-termijn-doelen vastgelegd en worden tevens de mogelijkheden en uitdagingen op langere termijn geformuleerd. De belangrijkste onderwerpen uit de nota zijn achtereenvolgens: digitaal publiceren (inclusief een aanpassing van de huidige website), de implementatie van xml binnen verschillende
In februari en mei 2002 volgde een groot deel van de medewerkers van het chi een cursus xml, de codeertaal waarvan voor digitalisering in de letteren alom veel verwacht wordt. De docenten Peter Boot en Frans Wiering, verbonden aan de opleiding Informatiekunde van de Universiteit Utrecht, ontwikkelden de cursus speciaal voor het chi. Na een eerste algemene oriëntatie op het gebruik van xml binnen de eigen wetenschappelijke discipline
41
instituutsprojecten, het duurzaam opslaan en naar vermogen toegankelijk maken van ‘oude’ data (onderzoeksmateriaal, afgesloten projecten) en ten slotte aandacht voor de planning en begroting van digitale projecten. Met ingang van september 2002 traden twee alfa-informatici in dienst van het chi. Peter Boot adviseert projectuitvoerders en bestuur van het Instituut op het vlak van digitalisering. Hij zal zich zowel met beleidsmatige als met praktische aspecten bezighouden. Een van zijn taken is het ontwerp van een Kennisbank Digitale Editiewetenschap (kde) voor het Instituut. Bert Van Elsacker is met steun van het digitaliseringsfonds van de knaw voor een periode van vier jaar aangesteld als alfa-informaticus voor het Willem Frederik Hermans Project. Hij houdt zich in eerste instantie bezig met allerlei praktische aspecten rondom digitalisering in het kader van het Hermansproject; de daarbij ontwikkelde ict-toepassingen gelden tevens als mogelijk voorbeeld voor andere projecten van het chi. Kennisoverdracht en implementatie van nieuwe technologieën bij andere projecten zijn van groot belang bij zijn werkzaamheden.
omgeving. Via een full-text elektronische presentatie kan de geschiedenis van elke tekst, met alle door de jaren heen voorkomende veranderingen, inzichtelijk worden gemaakt. Het zo verkregen overzicht van alle varianten is een noodzakelijke voorwaarde voor de primaire onderzoekstaak van het project: het opsporen en verwijderen van alle zetfouten, drukfouten en andere corrupties die gedurende de vaak lange en ingewikkelde tekstgeschiedenis zijn ontstaan. Alleen op die manier kan een betrouwbare tekst worden vastgesteld, die de kern van de Volledige Werken zal vormen. Deze manier van onderzoek is mogelijk door de presentatie van de gegevens via het tekstvergelijkingsprogramma Collate. Dit programma, oorspronkelijk gemaakt voor de automatische collatie van middeleeuwse manuscripten, is ontwikkeld door Peter Robinson, speciaal ten behoeve van digitale uitgaven van Geoffrey Chaucer (bijvoorbeeld The Wife of Bath’s Prologue on cd-rom, Cambridge 1996). Collate is nog niet eerder gebruikt voor de analyse van een omvangrijk corpus van twintigsteeeuwse gedrukte teksten. Bij het Hermansproject is het gebruik van digitale onderzoeksprogramma’s als Collate onontbeerlijk: vanwege de omvang van het oeuvre en de werkwijze van Hermans, die bij nieuwe drukken veelvuldig wijzigingen aanbracht, is de hoeveelheid primair materiaal zo groot, dat handmatige collatie van de bronnen onmogelijk is. Om digitale toegang tot het materiaal te krijgen is in een eerdere fase van het pro-
Afzonderlijke projecten Vo l l ed i g e W e r k e n van Willem Frederik Hermans Het onderzoek voor de Volledige Werken van Willem Frederik Hermans zal voor een groot deel worden verricht in een digitale
42
Elektronische weergave van een fragment van een van de novellen uit Een landingspoging op Newfoundland (1957) van W.F. Hermans, inclusief gelemmatiseerd apparaat en doorverwijzing naar andere drukken
ject (afgesloten in 2001) alle voor het onderzoek benodigde materiaal op microfilm gezet. De films zijn vervaardigd door medewerkers van de Koninklijke Bibliotheek,die onder andere door het Metamorfozeproject over een ruime kennis en ervaring op dit gebied beschikken.Aangezien de microverfilmingen de basis vormden voor het digitaliseren van het materiaal,moest de verfilming aan hoge,specifieke kwaliteitseisen voldoen. In een vervolgfase zijn de microfilms door het Nederlands Instituut voor Wetenschappelijke Informatiediensten (niwi-knaw) gescand en via ocr (opti-
cal character recognition) omgezet naar computerleesbare teksten.Uitvoerige toetsing bij steeds wisselende programmatuur en instellingen was nodig om het gewenste resultaat te bereike n .D i t onderdeel van de digitalisering is in de zomer van 2002 afgerond. Voorafgaand aan de elektronische collatie en het daardoor mogelijke vervolgonderzoek worden ten slotte alle digitale teksten van meta-informatie voorzien: structuurkenmerken en typografische informatie (voorzover die inhoudelijke betekenis heeft) worden voorzien van coderingen, en er worden commandocodes toe-
43
gevoegd waarmee Collate de teksten kan verwerken. Aan het opzetten en stroomlijnen van de digitaliseringsfase is veel aandacht besteed. Op dit moment worden de extra mogelijkheden voor onderzoek en publicatie in een digitale omgeving in kaart gebracht. De collatiegegevens worden omgezet naar een formaat dat geschikt is voor verdere elektronische verwerking. Voor de definitie van dat formaat wordt aansluiting gezocht bij xml, de eXtensible Markup Language (voor de syntactische aspecten) en tei, het Text Encoding Initiative (voor de inhoudelijke aspecten). xml en tei zijn de belangrijkste standaards voor digitale vastlegging van teksten in de geesteswetenschappen. Dankzij deze standaards ontstaan mogelijkheden om bijvoorbeeld tekstingrepen te documenteren, tekstvarianten te koppelen aan vindplaatsen, en deze gegevens in hun samenhang te tonen. Een xml-structuur biedt bovendien andere opties, waarvan de exacte gebruiksmogelijkheden worden onderzocht. Voorbeelden zijn de vervaardiging van een (overkoepelend) elektronisch register en het aanbrengen van annotaties bij bijvoorbeeld persoonsnamen. Bibliografische informatie kan systematisch worden opgebouwd en worden geïntegreerd met andere onderzoeksgegevens: op dit moment worden relevante primaire gegevens, voor een deel afkomstig uit de W.F. Hermans-bibliografie Het bibliografische universum (Frans A. Janssen en Sonja van Stek, Amsterdam, Den Haag 2000) in een xml-bibliografie verwerkt.
Een laatste belangrijke meerwaarde van een gegevensdocumentatie in xml is de betere en duurzame toegankelijkheid van het materiaal. Sinne– en minnebeelden van Jacob Cats Voor de uitgave van de Sinne- en minnebeelden van Jacob Cats is een heel andere werkwijze gekozen. Terwijl in het geval van de Hermans-uitgave vanaf het begin ‘digitaal’ wordt gewerkt, is bij Cats sprake van de omzetting van een eerder gemaakte editie naar het nieuwe formaat. Voor het omzetten van de gegevens naar dat formaat moest worden teruggegrepen op oude diskettes met WordPerfect-bestanden, die ten grondslag lagen aan de veelgeprezen editie van Hans Luijten (1996). Illustratief voor de snelle ontwikkelingen op ict-gebied is het feit dat met moderne computersoftware toegang tot deze data al niet meer mogelijk was. Een oude, al afgeschreven computer moest uitkomst bieden. De digitale versie van Sinne- en minnebeelden is gemaakt in samenwerking met het Emblem Project Utrecht (epu). De doelstelling van het epu (http://www.let.uu.nl/ emblems) is een digitale editie van een representatieve selectie van bundels uit de Nederlandse liefdesemblematiek. Omdat Cats’ bundel een van de hoogtepunten van dat genre is, lag samenwerking tussen epu en chi zeer voor de hand. De WordPerfectbestanden zijn semi-automatisch geconverteerd naar xml, waarna nog een flinke hoeveelheid werk nodig was om een en
44
Links een embleem van Jacob Cats, rechts een van zijn bronnen (Otto Vaenius, Amorum emblemata,Antwerpen 1608)
ander om te zetten naar een versie die aansloot bij het formaat dat bij het epu wordt gebruikt. Verschillende onderdelen van de papieren editie (bijvoorbeeld de uitgebreide primaire bibliografie) wachten nog op bewerking. Maar inmiddels is wel een volledig doorzoekbare versie van de editie, inclusief het commentaar van Hans Luijten, beschikbaar. Een van de aantrekkelijke aspecten van de conversie naar het epu-formaat is dat parallelemblemen uit andere boeken op de site naast elkaar kunnen worden getoond (zie afbeelding).
Uitdagingen De ict-plannen worden in 2003 op een aantal onderdelen uitgewerkt. Zo wordt de huidige, verouderde website grondig herzien om meer en ook actuelere informatie te kunnen bieden. Bovendien kan, in afwachting van volledige elektronische publicaties, de website gebruikt worden als medium voor voorpublicaties, pilots en nevenpublicaties. Uiteraard komt naast de inhoud ook een nieuwe vormgeving van de website aan de orde.
45
Een tweede aandachtspunt is een aantal bibliografische bestanden dat bij de verschillende projecten wordt gebruikt. De huidige databases waarin de bibliografische informatie is opgeslagen hebben belangrijke beperkingen qua functionaliteit en zijn geen open product: de ‘digitale duurzaamheid’ van de bestanden is daardoor problematisch. Het ligt in de bedoeling om voor dergelijke bestanden een toepassing te ontwikkelen voor het in xml-formaat opslaan van de bibliografische data. De bevraging van de data wordt dan flexibeler en de langdurige houdbaarheid wordt veel beter gegarandeerd. Daar komt als belangrijk voordeel bij dat het eenvoudiger wordt om actuele bibliografische gegevens, bijvoorbeeld via de website, elektronisch te publiceren. Dergelijke gegevens zijn vaak een belangrijk bijproduct van het projectonderzoek. Met de inrichting van een Kennisbank Digitale Editiewetenschap wordt het voor medewerkers van verschillende projecten mogelijk om direct van elkaars bevindingen te profiteren. Deze kennisbank wordt gestructureerd volgens de fases van een elektronisch editieproject. Bij elke fase worden de vragen benoemd die op dat moment moeten worden beantwoord, en welke afwegingen daarbij moeten worden gemaakt; bovendien wordt verwezen naar relevante informatiebronnen en naar hulpmiddelen bij de implementatie van genomen beslissingen. Daarnaast wordt een inventarisatie gemaakt van gespecialiseerde deskundigheden die binnen de elektronische omgeving nodig zijn en de
daarbij te gebruiken software. Het gaat dan om onder andere website- en interfaceontwerp, beeldbewerking, programmering in verschillende script- en programmeertalen, inrichting en onderhoud van webservers, ontwerp van dtd’s, schrijven van stylesheets, selectie en inrichting van zoekprogrammatuur en kennis van de eigenaardigheden van diverse besturingssystemen en webbrowsers. Daarbij komt de vraag aan de orde in hoeverre werkzaamheden intern of extern moeten worden verricht. Ten slotte bestaan binnen een aantal projecten concrete plannen voor een geheel of gedeeltelijk digitale uitgave. Zodra de financiering rond is, wordt gestart met de volledige digitale uitgave van de brieven van de achttiende-eeuwse filosoof Frans Hemsterhuis. De uitgave van de commentaren bij Martianus Capella’s De nuptiis Philologiae et Mercurii zal in eerste instantie digitaal zijn, onder andere omdat daardoor gefaseerde oplevering mogelijk wordt. Voor de editie van de Ystroom van Antonides van der Goes wordt een digitale versie overwogen ten behoeve van het universitair onderwijs. Tot slot Het Constantijn Huygens Instituut heeft zich in het verleden terughoudend opgesteld op het vlak van het digitaal editeren. In 2002 zijn flinke stappen gezet om aan die terughoudendheid een eind te maken. In 2003 zullen hiervan op de chi-website de eerste resultaten zichtbaar zijn. Duide-
46
lijk zal worden dat voor het chi het mooi gebonden boek en de digitale uitgave geen concurrenten zijn: beide hebben hun sterke kanten en beide zullen tot in lengte van jaren het aanzicht van ons vak blijven bepalen. * Het citaat in de titel is afkomstig uit: Willem Frederik Hermans, De God Denkbaar Denkbaar de God. Amsterdam 19959, p. 117.
47
Publicaties - J. Bloemendal, in samenwerking met H.J.M. Nellen, ‘O herder, waak voor uwe schapen’. Nederlandse gedichten van Hugo de Groot (15831645). Voorthuizen 2002. - H.W. van Pesch, Klassieke variaties op een stilistisch thema. Ed. J. Bloemendal. Voorthuizen 2002. - J. Bloemendal, ‘W.A.P. Smits ‘‘Renaissancetoneel’’ en de bestudering van de Noord-Nederlandse Neo-Latijnse tragedie in de laatste dertig jaar’. In: Spiegel der Letteren 44 (2002), p. 9-13. - J. Bloemendal, ‘Daniel Heinsius’ De contemptu mortis. Een Leidse geleerde en zijn Harderwijkse vertaler’. In: Nieuwsbrief van het Neolatinistenverband 14 (2002), p. 26-34. - J. Bloemendal, ‘Een emblematicus en zijn inspiratie. De bronnen van Otho Vaenius’ Amoris Divini Emblemata, Antwerpen 1615 – ontlening en adaptatie’. In: Tijdschrift voor Nederlandse taal- en letterkunde118 (2002), p. 273-287. - J. Bloemendal, ‘Hugo Grotius (1583-1645): Jurist, Philologist, and Theologian. A Christian Humanist, his Works, and his Correspondence’. In: Nederlands Archief voor Kerkgeschiedenis / Dutch Review of Church History 82 (2002), p. 223-230. - J. Bloemendal, Bespreking van Justus Lipsius, De Constantia. Von der Standhaftigkeit. Ed. Florian Neumann (Mainz 1998). In: Nederlands Archief voor Kerkgeschiedenis / Dutch
Review of Church History82 (2002), p. 259-260. - J. Bloemendal, Bespreking van M. Goris, Boethius in het Nederlands. Studie naar en tekstuitgave van de Gentse Boethius(1485) boek ii (Hilversum 2000). In: Nederlands Archief voor Kerkgeschiedenis / Dutch Review of Church History 82 (2002), p. 235-236. - J. Bloemendal, Bespreking van J. Jansen, Decorum. Observaties over de literaire gepastheid in de renaissancistische poëtica(Hilversum 2001). In: Literatuur 19 (2002), p. 102-104. - J. Bloemendal, Bespreking van J.P. Guépin, Vermakelijkheden van liefde en dood. Zwanenzangen en heldinnenbrieven (Amsterdam 2002). In: Literatuur 19 (2002), p. 167-168. - J. Bloemendal, Aankondiging van H. van de Venne, Cornelius Schonaeus Goudanus(15401611). Leven en werk van de Christelijke Terentius. Nieuwe bijdragen tot de geschiedenis van de Latijnse Scholen van Gouda, ’s-Gravenhage en Haarlem. Proefschrift Nijmegen (Voorthuizen 2001). In: Nieuwsbrief van het Neolatinistenverband14 (2002), p. 67-68. - H. Brinkman, ‘‘‘In graeu vindic al arebeit’’’. Biografische contouren van de Gruuthusedichter Jan Moritoen’. In: Queeste 9 (2002), p. 1-18. - H. Brinkman, ‘Hoge daet – wise raden? Naar aanleiding van: K. Lassche, Die weghe der conste. Verkenningen in en rond de eerste allegorie van het Gruuthuse-handschrift (contextuele studie, editie en
49
interpretatie). Ommen, 2002’. In: Queeste 9 (2002), p. 72-77. - H. Brinkman, Bespreking van J.A.A.M. Biemans, ‘Onsen Speghele Ystoriale in Vlaemsche’. Codicologisch onderzoek naar de overlevering van de ‘Spiegel historiael’ van Jacob van Maerlant, Philip Utenbroeke en Lodewijk van Velthem, met een beschrijving van de handschriften en fragmenten (Leuven 1997). In: Millennium 16 (2002), p. 86-90. - H. Brinkman, Bespreking van Estelle Stubbs (ed.), The Hengwrt Chaucer. Digital Facsimile (Leicester: Scholarly Digital Editions, [2001]). In: Literary and Linguistic Computing17 (2002), p. 261-263.
p. 21 onder de titel: ‘Het schijnt verleden week te Amersfoort’. - P.G. de Bruijn, Bespreking van A. Hilgersom (ed.), Geld verdienen zal ik er nooit aan. Briefwisseling Ed. Hoornik en A.A.M. Stols 1938-1954 (Den Haag 1999). In: Tijdschrift voor Nederlandse Taalen Letterkunde 118 (2002), afl. 1, Web 27-29. - Victor Klemperer, Tussen de wal en het schip. Dagboek 1951-1959. Bezorgd door Walter Nowojski in samenwerking met Christian Loser. Geselecteerd, vertaald en van noten voorzien door Jan Gielkens. Amsterdam/ Antwerpen 2002. - J.A.W. Gielkens, ‘Aus den Memoiren eines Grass-Übersetzers’. In: H. Frielinghaus (ed.), Der Butt spricht viele Sprachen. Grass-Übersetzer erzählen. Göttingen 2002, p. 16-26. - J.A.W. Gielkens, ‘De vroegste vertaling van ‘‘De Internationale’’?’. In: Onvoltooid verleden 16 (2002), p. 33-35.
- Willem Elsschot, De Verlossing. Bezorgd door Peter de Bruijn m.m.v. Wieneke ’t Hoen en Lily Hunter. Amsterdam 2002 (Volledig Werk 3). - Willem Elsschot, Lijmen/Het Been. Bezorgd door Peter de Bruijn m.m.v. Wieneke ’t Hoen. Amsterdam 2002 (Volledig Werk 4). - P.G. de Bruijn, ‘‘‘Het is galeienwerk’’. Het Tankschip en de nieuwe uitgave van Elsschots Volledig Werk’. In: Achter de schermen3 (20012002), nr. 3-4 (januari 2002), p. 1-5. - P.G. de Bruijn, ‘Dancing around the Grave. A History of Historical-Critical Editing in the Netherlands’. In: Perspectives of Scholarly Editing/Perspektiven der Textedition. Red. B. Plachta en H.T.M. van Vliet. Berlijn 2002, p. 113-124. - P.G. de Bruijn en F.R.W. Stolk, ‘Bewijzen uit het ongerijmde. Over twee apocriefe gedichten’. In: Achterberg Jaarboek 2 (2002), p. 113-126. In gewijzigde en verkorte vorm ook in: Awater nr. 2 (augustus 2002),
- M. Gumbert-Hepp, in samenwerking met O. Weijers, Lexicon Latinitatis Nederlandicae Medii Aevi, Fascikel 57 en 58 (selesingularitas; singulariter-stuverus). Leiden 2002. - M. Gumbert-Hepp, ‘Die Übersetzung ist ebenso notwendig wie die Edition. Zur Chronik des Willelmus Procurator’. In: B. Plachta und W. Woesler (eds.), Edition und Übersetzung. Zur wissenschaftlichen Dokumentation des interkulturellen Texttransfers. Beiträge der Internationalen Fachtagung der Arbeitsgemeinschaft für germanistische Edition, 8. bis 11. März 2000(Beihefte zu Editio, Bd. 18). Tübingen 2002, p. 263-268. - M. Gumbert-Hepp, ‘De mirakelen van Sint
50
Adalbert door Willem Procurator en enkele andere verwante teksten’. In: De abdij van Egmond. Geschreven en beschreven. Red. G.N.M. Vis. Hilversum 2002, p. 81-101. - M. Gumbert-Hepp, Bespreking van M.J.H. Kool, Die conste vanden getale: een studie over Nederlandstalige rekenboeken uit de vijftiende en zestiende eeuw, met een glossarium van rekenkundige termen (Hilversum 1999). In: Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde118 (2002), afl. 1, Web 14-15.
Hilversum 2002, p. 83-86. - A. Kets-Vree, ‘Übersetzung, Varianten und Poetologie. Niederländische ByronÜbersetzungen im 19. Jahrhundert’. In: B. Plachta und W. Woesler (eds.), Edition und Übersetzung. Zur wissenschaftlichen Dokumentation des interkulturellen Texttransfers. Beiträge der Internationalen Fachtagung der Arbeitsgemeinschaft für germanistische Edition, 8. bis 11. März 2000 (Beihefte zu Editio, Bd. 18). Tübingen 2002, p. 133-140. - A. Kets-Vree, ‘Beste Eep’. In: Over Multatuli 48 (2002), p. 43.
- L.A.M. Jansen, in samenwerking met J.C.A. Luijten, De noodzaak tot schrijven. De brieven van Vincent van Gogh.Amsterdam (Van Gogh Museum) 2002. Van deze brochure verscheen ook een Engelse uitgave.
- Rudolph Agricola, Letters, edited and translated, with notes by Adrie van der Laan and Fokke Akkerman, Assen etc. 2002 (Bibliotheca Latinitatis Novae).
- H.G.M. Jorink, ‘‘‘Alle bedenckelijke curieusheden’’. Delftse verzamelingen en de ontwikkeling van de natuurwetenschap in de Republiek’. In: E. Bergvelt, M. Jonker en A. Wiechmann (eds.), Schatten in Delft. Burgers verzamelen 1600-1750. Zwolle 2002, p. 101-126.
- J.C.A. Luijten, in samenwerking met L.A.M. Jansen, De noodzaak tot schrijven. De brieven van Vincent van Gogh. Amsterdam (Van Gogh Museum) 2002. Van deze brochure verscheen ook een Engelse uitgave. - J.C.A. Luijten, Bespreking van Teksteditie Vlaanderen 2000. Verslagen van de lezingen en toespraken gehouden op de Studiedag ‘Teksteditie Vlaanderen 2000’ (7 april 2000). Red. Marcel De Smedt (Gent 2000). In: Spiegel der Letteren 44 (2002), p. 112-113.
- Klikspaan, Studentenschetsen. Studie-uitgave, verzorgd door Annemarie Kets, Mariëlle Lenders en Olf Praamstra. Den Haag 2002. Monumenta Literaria Neerlandicaxiii, 1 en xiii, 2. - A. Kets-Vree, ‘‘‘Het myriorama onzer studenten dwaasheden’’. Klikspaans Studentenschetsen als historische bron’. In: De Negentiende Eeuw. Documentatieblad Werkgroep Negentiende Eeuw26.iii-iv (september 2002), p. 179-187. - A. Kets-Vree, ‘Johannes Kneppelhout (18141885), letterkundige en filantroop’. In: Biografisch woordenboek Gelderland. Deel 3.
- H.J.M. Nellen, in samenwerking met J. Bloemendal, ‘O herder, waak voor uwe schapen’. Nederlandse gedichten van Hugo de Groot (15831645). Voorthuizen 2002. - H.J.M. Nellen, Nieuwsbrief van het Neolatinistenverband, nr. 14 [Den Haag 2002] (in samenwerking met C.L. Heesakkers, D.K.W.
51
-
-
-
-
van Miert, S. Surdèl en A. Wesseling). H.J.M. Nellen, ‘In strict confidence: Grotius’ correspondence with his Socinian friends’. In: Self-presentation and social identification. The rhetoric and pragmatics of letter writing in early modern times, ed. T. van Houdt et al. (Supplementa humanistica Lovaniensia, 18). Leuven 2002, p. 227-245. H.J.M. Nellen, in samenwerking met C.M. Ridderikhoff, ‘De briefwisseling van Hugo Grotius. Zijne excellentie en het getal van het beest’. In: Nederland in de wereld. Opstellen bij honderd jaar Rijks Geschiedkundige Publicatiën, ed. S.C. Derks (Horizonreeks). Den Haag, Amsterdam 2002, p. 217-230. H.J.M. Nellen, ‘Éditer la correspondance de Hugo Grotius’. In xviie Siècle 54 (2002), p. 725-740. H.J.M. Nellen, Bespreking van Révolution scientifique et libertinage. Etudes réunies par Alain Mothu avec la collaboration d’Antonella Del Prete. De diversis artibus, Collection de travaux de l’Académie internationale d’Histoire des Sciences, tome 48 (N.S. 11) (Turnhout 2000). In: Nederlands Archief voor Kerkgeschiedenis / Dutch Review of Church History82 (2002), p. 418-421.
- A.M.I. van Oppenraay, ‘Schrijvers, scribae en serpenten: ‘‘herpetologie’’ in de middeleeuwse volkstaal’. Bespreking van M. van der Voort, Dat seste boec van serpenten. Een onderzoek naar en uitgave van boek vi van Jacob van Maerlants ‘Der naturen bloeme’ (Middeleeuwse Studies en Bronnen lxxv, 2001). In: Queeste 9 (2002), p. 67-71. - Briefwisseling van Hugo Grotius, deel i-xvii, 1594-1645 (Rijks Geschiedkundige Publicatiën, Grote serie), Lijst van correspondenten; Concordantie van briefnummers met briefnummers en paginacijfers in de Epistolae quotquot reperiri potuerunt (Amsterdam 1687); Vindplaatsen van de briefteksten; Cumulatieve persoonsindex 1594-1645, samengesteld door C.M. Ridderikhoff. Te raadplegen onder: http://www.inghist.nl/Nieuws/Actueel/01 DigitalePublicaties - C.M. Ridderikhoff, in samenwerking met H.J.M. Nellen, ‘De briefwisseling van Hugo Grotius. Zijne excellentie en het getal van het beest’. In: Nederland in de wereld. Opstellen bij honderd jaar Rijks Geschiedkundige Publicatiën, ed. S.C. Derks (Horizonreeks). Den Haag, Amsterdam 2002, p. 217-230.
- A.M.I. van Oppenraay, ‘Die neunzehn Tierbücher von Aristoteles. Eine Edition der arabisch-lateinischen Übersetzung von Michael Scotus’. In: B. Plachta und W. Woesler (eds.), Edition und Übersetzung. Zur wissenschaftlichen Dokumentation des interkulturellen Texttransfers. Beiträge der Internationalen Fachtagung der Arbeitsgemeinschaft für germanistische Edition, 8. bis 11. März 2000 (Beihefte zu Editio, Bd. 18). Tübingen 2002, p. 353-357.
- L.L.E. Schlüter, Jaarlijkse bijdrage voor de Bibliographie Internationale de l’Humanisme et de la Renaissance (Genève, Droz): publicaties in Nederland uit 1998 op het gebied van Humanisme en Renaissance (1450-1650). - R. Stein, ‘Hoe Fries was Franeker? Verkennend onderzoek naar de betekenis
52
van de Franeker Akademie’. In: Speculum Frisicum. Stúdzjes oanbean oan Philippus H. Breuker. Red. Rolf H. Bremmer jr., Lammert G. Jansma en Piet Visser. Ljouwert, Leiden 2001, p. 157-172.
2002, p. 81-91. - J. Trapman, ‘Erasmus on Lying and Simulation’. In: On the Edge of Truth and Honesty. Principles and Strategies of Fraud and Deceit in the Early Modern Period. Eds. T. van Houdt, J.L. de Jong et al. (Intersections, vol. 2). Leiden 2002, p. 33-46. - J. Trapman , ‘In Memoriam Sem Dresden (5 August 1914 – 6 May 2002)’. In: Erasmus of Rotterdam Yearbook22 (2002), p. 106-107.
- M.J. Teeuwen, Harmony and the Music of the Spheres. The ars musicain ninth-century commentaries on Martianus Capella (Mittellateinische Studien und Texte 30). Leiden, Boston, Keulen 2002. - M.J. Teeuwen, Bespreking van E. Vetter, Concentrische cirkels: Modus, affect, sfeer en tijd in een middeleeuws muziektheoretisch gedicht. Proefschrift Universiteit Utrecht (Amsterdam 2000). In: Tijdschrift voor Muziektheorie 7.1 (februari 2002), p. 56-57.
- O. Weijers, in samenwerking met M. Gumbert-Hepp, Lexicon Latinitatis Nederlandicae Medii Aevi, Fascikel 57 en 58 (sele-singularitas; singulariter-stuverus). Leiden 2002. - O. Weijers, La ‘disputatio’ dans les Facultés des arts au moyen âge. Turnhout 2002 (Studia Artistarum 10). - O. Weijers, ‘Chronique pour les Pays-Bas’. In: Archivum Latinitatis Medii Aevi59 (2001), p. 314-316. - O. Weijers, ‘Begrip of tegenspraak? Analyse van een middeleeuwse onderzoekmethode’. In: Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen, Mededelingen van de Afdeling Letterkunde, Nieuwe Reeks, deel 65, no. 6 (Amsterdam 2002). - O. Weijers, ‘La structure des commentaires philosophiques à la Faculté des arts: quelques observations’. In: Il commento filosofico nell’occidente latino. Eds. G. Fioravanti, C. Leonardi en S. Perfetti. Turnhout 2002, p. 17-41. - O. Weijers, ‘Un chercheur étranger à Paris’. In: Bulletin de l’Association des Amis de l’irht. Paris 2002 (Supplément).
- B. Thijs, Wolfaert, vaart wel!Twee afscheidsliederen voor admiraal Wolfaert Harmensz. op zijn reis naar Oost-Indië 1601-1602. Leiden 2002. - B. Thijs, ‘‘‘Ghevoestert uyt een borst’’. Woord en beeld in Den Nederduytschen Helicon (1610)’. In: ‘Tweelinge eener dragt’. Woord en beeld in de Nederlanden (1500-1700). Onder red. van Karel Bostoen, Elmer Kolfin en Paul J. Smith. Hilversum 2002, p. 263-274. - B. Thijs, Bespreking van N. Moser, De strijd voor rhetorica. Poëtica en positie van rederijkers in Vlaanderen, Brabant, Zeeland en Holland tussen 1450-1620 (Amsterdam 2001). In : Nederlands Archief voor Kerkgeschiedenis / Dutch Archive of Church History 82 (2002), p. 375-377. - J. Trapman, ‘De ondergang van het amerikanisme (Rome, 1899)’. In: Klassiek Amerikaans. Opstellen voor A. Lammers. Eds. E.F. van der Bilt en H.W. van den Doel. Leiden
53
‘Ik ben alleen in het lamplicht’. Spotprent bij een sensitief gedicht van Herman Gorter in De Nederlandsche Spectator, 14 oktober 1890
54
Overige activiteiten J. Bloemendal
P.G. de Br uijn
- Lezing ‘Schooltoneel op school.’ Colloquium didacticum classicum van Orbis Latinus te Leuven (14 september). - Vertaling van onderschriften bij prenten van Hendrik Goltzius ten behoeve van de aan Goltzius gewijde tentoonstelling in het Rijksmuseum te Amsterdam. - Medewerking aan de digitalisering van Jacob Cats, Sinne- en minnebeelden, voor het Emblem Project Utrecht (epu).
- Optreden in het vpro-radioprogramma De Avonden over de vervalste Achterberggedichten van Pieter Boskma in Awater (14 februari). - Optreden, samen met Wieneke ’t Hoen, in het nos-radioprogramma Knetterende Letteren over het Volledig Werk van Willem Elsschot en de verfilming van Villa des Roses(21 maart). - Voordracht bij de presentatie van het Volledig Werk (deel 3 en 4) van Willem Elsschot, Antwerpen (2 oktober). - Organisatie van ‘Parafernalia – Studiedag Tekstgenese’ in samenwerking met het amvc-Letterenhuis, het Centrum voor Teksteditie en Bronnenstudie (kantl), de Universiteit Gent en de Werkgroep Genese in Antwerpen (23 oktober). - Organisatie van het Achterbergsymposium, Stichting Genootschap Gerrit Achterberg, Amersfoort (30 november). - Redactielid van het Jaarboek Gerrit Achterberg. - Lid van de technische adviescommissie voor de Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren (dbnl).
H. Brink man - Presentatie tijdens de besloten workshop ‘Boekproductie, opdrachtgevers en publiek’ van de Onderzoekschool Mediëvistiek, aan de Universiteit Gent (22-23 maart). - Lezing ‘Hemelse beschermers en broeders op aarde. Het kader van gebed en devotie in het Gruuthuse-handschrift’, tijdens het symposium ‘‘‘Een scoen ghebet’’. Middelnederlandse devotionele literatuur: overlevering en functies’, Universiteit Gent, Vakgroep Nederlandse Literatuur (27 september). - Lid van de projectcommissie Middeleeuwse Verzamelhandschriften uit de Nederlanden. - Lid van de recensieredactie van Queeste. - Lid van de begeleidingscommissie voor de editie van de Rijmkroniek van Holland(ingrgp).
J.A.W. Gielkens - Nescio-lezing ‘De dagboeken van Victor Klemperer’, Oude Kerkje, Kortenhoef (24 maart). - Raadpleging van het Ernst-Meister Archief te Aken, Duitsland (11 september).
55
- Overhandiging van een aanvulling voor de bibliotheek van de Vakgroep Nederlands van de Károli Gáspár Universiteit te Boedapest, Hongarije (10-14 oktober). - Raadpleging van het Russisch Staatsarchief voor Sociaal-Politieke Geschiedenis (rgaspi) te Moskou, Rusland (19-30 november). - Lid van het bezorgersteam van de ErnstMeister-Werkausgabe (Bonn/Aken). - (in samenwerking met H. van Kempen) Lezing ‘Parafernalia: niet aanwezig. Het bijzondere geval Herman Gorter’, tijdens de Studiedag Tekstgenese van het Centrum voor Teksteditie en Bronnenstudie, in het Archief en Museum voor het Vlaams Cultuurleven, Antwerpen (23 oktober).
de invloed van de Franse literatuur in de brieven van Van Gogh (Universiteit Utrecht). - Redacteurschap Van Gogh Museum Journal (2001). Amsterdam (Van Gogh Museum) 2002, alsook van de Tentoonstellingscatalogus Vincent’s keuze en van Chris Stolwijk en Han Veenenbos, The account book of Theo van Gogh and Jo van Gogh-Bonger. Leiden 2002.
L.A.M . Jansen en J.C.A. Luijten - Voordracht op het ‘Festival privé’ te Utrecht (30 maart). - Optreden in en inhoudelijke adviezen voor het Teleac-programma ‘Jota’ (op initiatief van de knaw), een documentaire van 10 minuten over het onderzoek naar de brieven van Van Gogh. - Educatieve voorstellen over Van Gogh ten bate van het Studiehuis.
M . Gumber t-Hepp - Begeleiding van een gemeenschappelijk project met de Fryske Akademy over ‘Vooren vroege geschiedenis van de bibliotheken van de academies/universiteiten te Franeker en Groningen’. - Ondersteuning bij de vertaling uit het Latijn (zestiende eeuw) van Sibrandus Leo’s Abtenlevens door H.Th.M. Lambooij.
H.G.M. Jorink - Lezing ‘From exegesis to argument from design. Reading the Book of Nature in the Dutch Republic’, tijdens het congres The Book of Nature. Continuity and Change in Western Conceptions of Nature, Rijksuniversiteit Groningen (21 mei). - Lezing ‘Praeadamieten in de polder. Het Nederlandse debat over Isaac la Peyrère’, voor de onderzoeksgroep ‘Vroege Verlichting’, Faculteit der Wijsbegeerte, Erasmus Universiteit Rotterdam (7 november). - Gastcollege ‘Wetenschappelijke collecties in de vroegmoderne tijd’, voor de Vakgroep Geschiedenis, Rijksuniversiteit Groningen (9 mei).
L.A.M . Jansen - Lezing tijdens het symposium ‘Van Gogh and Gauguin’, Chicago (13 en 14 januari). - Lezing ‘De correspondentie tussen Van Gogh en Gauguin’, abn-amro, Amsterdam (3 april). - Lezing ‘Van Gogh als briefschrijver’ voor de Dekens van de Orde van Advocaten, Amsterdam (25 september). - Begeleiding van Wouter van der Veen bij zijn promotieonderzoek naar het Frans en
56
- Lezing ‘Delftse rariteitenverzamelingen in de Gouden Eeuw’, in het Museum Het Prinsenhof, Delft (16 april). - Medeorganisator van het congres The Book of Nature. Continuity and Change in Western Conceptions of Nature, Rijksuniversiteit Groningen (20-23 mei).
Lezing ‘Parafernalia: niet aanwezig. Het bijzondere geval Herman Gorter’, tijdens de Studiedag Tekstgenese van het Centrum voor Teksteditie en Bronnenstudie, in het Archief en Museum voor het Vlaams Cultuurleven, Antwerpen (23 oktober).
A. Kets-Vree P. W. Kegel
- Organisatie van het symposium ‘De wereld van Klikspaan’ in samenwerking met de Werkgroep Negentiende Eeuw, Leiden (16 maart). - Lezing ‘‘‘Het myriorama onzer studenten dwaasheden’’. Klikspaans Studentenschetsen als historische bron’ tijdens het symposium ‘De wereld van Klikspaan’ te Leiden (16 maart). - Gastredacteur van het themanummer ‘De wereld van Klikspaan’ van De Negentiende Eeuw. Documentatieblad Werkgroep Negentiende Eeuw (september 2002). - Lezing ‘Multatuli en de positie van de vrouw’, Stichting Literaire Activiteiten te Amsterdam (slaa), Amsterdam (18 september). - Adviserend lid van de Beheerscommissie van het Archief Willem Frederik Hermans. - Lid van de Stuurgroep en de Redactie van het Van Gogh Brievenproject. - Gastcollege Universiteit van Amsterdam (14 mei).
- Redactie van een Projectplan voor het knaw-digitaliseringsfonds 2002: ict-pilot chi / W.F. Hermans. - Redacteur van Floppen en fiasco’s: mislukkingen uit de tijdschriftgeschiedenis. Red. Helleke van den Braber et al. Nijmegen (Vantilt) 2002. - Redactielid TS. Tijdschrift voor tijdschriftstudies.
H. van Kempen - Presentatie ‘De invloed van Gorters ideologische verschuivingen op zijn poëzie’ tijdens de Winterschool ‘Literatuur en Identiteit’ van de Onderzoekschool Literatuurwetenschap in Leiden (14-17 januari). - Presentatie ‘‘‘Lyric certainly is the least suitable form, to poetically represent a world movement’’: Identity and the role of genre in the work of the Dutch poet Herman Gorter’, tijdens een International Doctoral Seminar in Literary Studies ‘Genre and Identity’ van de Onderzoekschool Literatuurwetenschap aan het University College London (18-22 juni). - Organisatie en presentatie van een muzieken lezingenavond van Stichting J.H. Leopold: ‘J.H. Leopold en muziek’, Tilburg (21 september). - (in samenwerking met J.A.W. Gielkens)
H.J.M. Nellen - Lezing ‘The correspondence of Hugo Grotius’ tijdens een ‘Conférence de rédaction’ over ‘Les grands intermédiaires de la République des Lettres’, Forschungszentrum Europäische
57
Aufklärung, Potsdam (14-16 maart). - Lezingen ‘Correspondence and Biography’ en (in samenwerking met A. Eyffinger:) ‘The Manuscript Legacy of Hugo Grotius’, tijdens het colloquium ‘Grotius’ De iure praedae and the Grotian Concepts of Rights’, nias te Wassenaar (5 en 6 september). - Secretariaat van het Neolatinistenverband (in samenwerking met D.K.W. van Miert en A. Wesseling). - Bestuurslid van de Stichting Grotiana.
Mathematik und Technik, Universität Hamburg (7 juni). - Redactiesecretaris van De Achttiende Eeuw. Documentatieblad van de Werkgroep Achttiende Eeuw. - Redactielid van de Nieuwe Nederlandse Bijdragen tot de Geschiedenis der Geneeskunde, Natuurwetenschappen, Wiskunde en Techniek.
M .J. Teeuwen - Lezing ‘A Carolingian commentary on Martianus Capella’s De nuptiis: A collective project?’, International Medieval Conference te Leeds (11 juli). - Redactie van een nota over ict-strategie; voorbereiding van de cursus xml voor het chi. - Voorbereiding en indiening van een aanvraag voor een Veni-subsidie voor het project ‘Scientific Debate in the Carolingian period’. - Deelname aan een discussiemiddag van de Digitale Bibliotheek der Nederlandse Letteren (15 februari). - Gastcollege in de reeks ‘Denken en Weten’ aan de Universiteit van Groningen (20 maart). - Werkbezoek aan Parijs (irht en Institut DuCange) (10-12 juni).
A.M.I. van Oppenraay - Lezing ‘The reception of Aristotle’s ‘‘History of Animals’’ in the marginalia of some Latin manuscripts’ tijdens het colloquium ‘Around the Aristoteles Latinus. Recent studies on the reception of the physical works in the Middle Ages’, Hoger Instituut voor Wijsbegeerte en De Wulf-Mansion Centre for Ancient and Medieval Philosophy, Leuven (18-19 oktober). - Rapportage over de Aristoteles Semitico-Latinuspublicaties en deelname aan het vijfjaarlijks congres van de Société Internationale pour l’Étude de la Philosophie Médiévale (siepm) in Porto (24-31 augustus). - Secretaris van de Commissie van Toezicht op het Aristoteles Semitico-Latinus project. - Voorzitter pr-commissie van het chi. Coördinator van de interne pr-activiteiten van het chi.
B. Thijs - Lezing over en uitvoering van voc-liederen, in het Oostindiëhuis te Amsterdam (2 mei) en in de Oude Kerk te Amsterdam (14 juni). - Uitvoering van voc-liederen bij de presentatie van de aanwinst van een zeegezicht, Scheepvaartmuseum Amsterdam (18 september).
L.C. Palm - Lezing ‘Die Briefe von Antoni van Leeuwenhoek: wissenschaftshistorische Bewertung und Edition’, Institut für Geschichte der Naturwissenschaften,
58
- Gastcollege renaissance-letterkunde, Károli Gáspár Universiteit Boedapest (9 oktober). - Deelname aan de interdisciplinaire onderzoeksgroep ‘Beelden van Leiden’, georganiseerd door het Leids Instituut voor de Nieuwe Tijd, ressorterend onder onderzoeksinstituut Pallas van de Universiteit Leiden. - Hoofdredactie van de Zeven Provinciënreeks van uitgeverij Verloren (Hilversum). Eindredactie van no. 20 in deze reeks: Frauke K. Laarmann, Families in Beeld. De ontwikkeling van het Noord-Nederlandse familieportret in de eerste helft van de zeventiende eeuw (Hilversum 2002). - Medewerking aan de digitalisering van Jacob Cats, Sinne- en minnebeelden, voor het Emblem Project Utrecht (epu).
- Redactielid van het Biografisch Lexicon voor de Geschiedenis van het Nederlandse Protestantisme. - Lid van het ‘Comitato scientifico’ van de Studi e testi per la storia della tolleranza in Europa nei secoli xvi-xviii. - Bestuurslid van de Vereniging van Vrienden der Koninklijke Bibliotheek. - Penningmeester van de Fédération Internationale des Sociétés et Instituts pour l’Étude de la Renaissance (fisier).
O. Weijer s - Lezing ‘Répertoires de manuscrits philosophiques’ aan het irht in Parijs (februari). - Gastcolleges aan de Ecole Pratique des Hautes Etudes (ive section) over de ‘disputatio’ aan de Engelse en Italiaanse Artes-faculteit (mei-juni). - Lezing ‘La ‘‘disputatio’’ comme moyen d’échanges intellectuels dans les universités médiévales’ tijdens een congres in Montpellier (oktober). - Correctie van de kopij voor het Novum Glossarium Mediae Latinitatis. - Begeleiding van een gemeenschappelijk project met de Fryske Akademy over ‘Vooren vroege geschiedenis van de bibliotheken van de academies/universiteiten te Franeker en Groningen’. - Bestuurslid van de Fédération Internationale des Instituts d’Etudes Médiévales (fidem). - Lid van de redactiecommissie van Archivum Latinitatis Medii Aevi(alma). - Voorzitter van de Nederlandse redactiecommissie van het Repertorium Fontium Historiae Medii Aevi(Potthast) en
J. Trapman - Lezing ‘Kernpunten uit het werk van Erasmus’, Stichting Literaire Activiteiten Amsterdam (slaa), Amsterdam (5 februari). - Lezing ‘Religie en ironie bij Erasmus’, Vrijzinnige geloofsgemeenschap npb, afd. Wassenaar (12 februari). - Organisatie van de 23e ‘Erasmus Birthday Lecture’ in Leiden (in samenwerking met P.G. Hoftijzer en B. Westerweel) (24 oktober). - Secretaris van de Erasmus of Rotterdam Society. - Lid van het Advisory Committee van de Collected Works of Erasmus. - Redactielid van het Erasmusproject van Athenaeum-Polak & Van Gennep. - Redactielid van het Nederlands Archief voor Kerkgeschiedenis / Dutch Review of Church History.
59
voorbereiding van de kopij van dit repertorium. - ‘Correspondant étranger’ van de Académie des Inscriptions et Belles-Lettres (Institut de France) in Parijs.
L.S. Wierda - Lezing tijdens de Groninger Codicologendagen, de Fryske Akademy te Leeuwarden (maart). - Eindredacteur van Groninger Kerken, kwartaaltijdschrift uitgegeven door de Stichting Oude Groninger Kerken. - Secretaris van de afdeling Noord van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde.
60
Vertegenwoordigingen en stages Vertegenwoordigingen
- Stemmatologiedag, Vrije Universiteit, Amsterdam (22 november). - Congres ‘Reading Notes’, European Society for Textual Scholarship, Antwerpen (6-7 december 2002).
- Nederlandse filosofen (Spinoza, Hugo de Groot, Frans Hemsterhuis), Studium generale van de Erasmus Universiteit Rotterdam (14-28 februari). - xml-cursus: ‘xml op maat’, Universiteit Utrecht (14 februari, 31 mei en 7 juni). - Internationale Fachtagung der – Arbeitsgemeinschaft für germanistische Edition ‘Autor, Autorisation, Authentizität’, – Aken (20-23 februari). - Werkconferenties Ernst-Meister-editie, – Aken (15 maart, 26 en 27 september). - ‘Historie en leven’, nwo/okw– voorjaarslezing door A.Th. van Deursen, Amsterdam (23 mei). – - Vijfjaarlijks congres van de Société Internationale pour l’Étude de la Philosophie Médiévale (siepm), Porto (24-31 augustus). - Onderzoekschool Literatuurwetenschap (osl), Special course ‘Literature and the Construction of Collective Memory’, Utrecht (september-januari 2002/2003). - Neolatinistendag in Nijmegen (20 september). - Colloquium ‘Around the Aristoteles Latinus. Recent studies on the reception of the physical works in the Middle Ages’, Leuven (18-19 oktober). - Erasmus Birthday Lecture’, Leiden (24 oktober).
61
Stages Simon Blaas (uu): Project Hermans, Volledige Werken. Mariska Kleinhoonte van Os (uu): Project Hermans, Volledige Werken. Laura Kuipers (uu): Project Hermans, Volledige Werken. Melanie Kooyman (vu): Annotaties Briefwisseling Van Gogh. Moniek van Oosterhout (kun): Dichtwerken van Hugo Grotius.
Lijst van medewerkers drs. N. Bakker, onderzoeker (020) 570 52 53 (Van Gogh Museum);
[email protected]
dr. M. Gumbert-Hepp, onderzoekleider (070) 331 58 35;
[email protected] drs. E.G.P. Huijing, onderzoeker (070) 331 58 15;
[email protected]
dr. J. Bloemendal, onderzoeker (070) 331 58 25;
[email protected]
drs. L.S. Hunter, wetenschappelijk projectmedewerker (070) 331 58 27;
[email protected]
drs. P. Boot, alfa informaticus (070) 331 58 04;
[email protected] prof. dr. H.A.G. Braakhuis, directeur a.i. (070) 331 58 02;
[email protected]
dr. L.A.M. Jansen, onderzoeker (020) 570 52 06 (Van Gogh Museum);
[email protected]
dr. H. Brinkman, onderzoeker (070) 331 58 12; herman.brinkman@ chi.knaw.nl
drs. H.G.M. Jorink, junior onderzoeker (070) 331 58 41;
[email protected]
dr. P.G. de Bruijn, senior onderzoeker (070) 331 58 10;
[email protected]
drs. P.W. Kegel, junior onderzoeker (070) 331 58 17;
[email protected]
drs. P.J.W.R. van Eekelen, aio (030) 253 83 40;
[email protected]
drs. H. van Kempen, aio (070) 331 58 08;
[email protected]
drs. M.J. Eijgenraam, medewerker onderzoek (070) 331 58 26;
[email protected]
dr. A. Kets-Vree, onderzoekleider (070) 331 58 32;
[email protected]
drs. B.R.I. Van Elsacker, junior onderzoeker (070) 331 58 06;
[email protected]
C.I. Klützow, medewerker dtp (070) 331 58 01;
[email protected]
dr. J.A.W. Gielkens, onderzoeker (070) 331 58 09;
[email protected]
S.J. Landmeter, beheerder (070) 331 58 05;
[email protected]
63
dr. J.C.A. Luijten, onderzoeker (020) 570 52 19 (Van Gogh Museum);
[email protected]
G. van Veen, netwerkbeheerder (070) 331 58 11;
[email protected] P.R. Werinussa, management assistent (070) 331 58 00;
[email protected]
dr. H.J.M. Nellen, senior onderzoeker (070) 331 58 21;
[email protected]
dr. O. Weijers, bijzonder onderzoeker (070) 331 58 24;
[email protected]
dr. A.M.I. van Oppenraay, onderzoeker (070) 331 58 38;
[email protected]
dr. L.S. Wierda, onderzoeker (050) 527 32 23;
[email protected]
drs. L.C. Palm, onderzoeker (030) 253 82 83;
[email protected]
Bovenstaande lijst geeft het personeelsbestand weer per 31 december 2002. Een actueel overzicht van het personeelsbestand is raadpleegbaar op de website van het chi.
dr. L.L.E. Schlüter, junior onderzoeker (070) 331 58 14;
[email protected] dr. C. Stolwijk, onderzoeker (020) 570 52 58 (Van Gogh Museum);
[email protected] drs. S. Surdèl, wetenschappelijk projectassistent (070) 331 58 42;
[email protected] dr. M.J. Teeuwen, onderzoeker (070) 331 58 07;
[email protected] drs. B. Thijs, junior onderzoeker (070) 331 58 18;
[email protected] dr. J. Trapman, senior onderzoeker (070) 331 58 31;
[email protected] drs. W. van der Veen, onderzoeker (020) 570 52 56 (Van Gogh Museum);
[email protected]
64
Zusammenfassung ‘Vor einem halben Jahr starb Movo, kurz vor seinem 50. Geburtstag. Seitdem ist Jolente mit zwei Mitarbeitern des Constantijn Huygens Instituut damit beschäftigt, Fragmente aus ihres Vaters unmöglichem Opus Magnum Gedichten Gods (Gedichte Gottes) zusammenzutragen.’ Nach dem Meertens Instituut ist das Constantijn Huygens Instituut (chi) das zweite Institut der knaw (Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen), das literarisch verewigt wurde, und zwar von A.F.Th. van der Heijden in De Movo Tapes(2003). Der interessierte Leser erfuhr dies im August 2002 aus einer Leseprobe, die während des Amsterdamer Kultur-‘Uitmarkts’ kostenlos verteilt wurde. Die zitierte Passage ehrt ein Institut, das sich seit der Gründung vor zehn Jahren seinen Platz in, aber auch außerhalb der akademischen Welt zu erobern wußte. 1992 durch Fusion von drei kleineren knaw-Instituten und einem Projekt der nwo (Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek) zustande gekommen, feierte das chi am 19. Dezember 2002 das Jubiläum mit einem Festakt im herrschaftlichen Trippenhuis der knaw. Der Präsident der Akademie, Prof. Dr. W.J.M. Levelt, eröffnete die Veranstaltung mit einem Rückblick auf zehn Jahre chi. Danach erfreute die Schriftstellerin Nelleke Noordervliet mit einer fesselnden Causerie über Nutzen und Lasten
von literarischen Nachlässen. Prof. Dr. Paul Schnabel, Direktor des Sociaal en Cultureel Planbureau (scp), schloß sich mit einer unterhaltsamen, grundgelehrten Festrede an, in der er die Aktivitäten und die gesellschaftliche Rolle des chi aus verschiedenen Perspektiven beleuchtete. Den musikalischen Teil der Veranstaltung versorgte das Tom Kwakernaat Ensemble, das eigens für diesen Anlaß von Kwakernaat vertonte Gedichte der modernen niederländischen Literatur zu Gehör brachte. Nach Meinung der etwa 150 Gäste, die eine Mini-cd der Jubiläumsmusik überreicht bekamen, war es eine sehr gelungene und anregende Veranstaltung. 2002 war für das chi ein ereignisreiches Jahr. Am 1. Februar beurlaubte der Vorstand der knaw den Direktor des Instituts, Prof. Dr. H.T.M. van Vliet, weil eine Basis zur Wiederherstellung vertrauensvoller Zusammenarbeit zwischen Personal und Direktor nicht mehr vorhanden war. Der Vorstand der knaw fand Prof. Dr. H.A.G. Braakhuis, Vorsitzender der Wissenschaftskommission des chi, bereit, die Aufgaben der Direktion vorübergehend wahrzunehmen. Im Juni 2002 schied Prof. Van Vliet auf eigenen Wunsch als Mitarbeiter der knaw und damit auch als Direktor des chi aus. Das Institut weiß den langjährigen Beitrag zu schätzen, den Prof. Van Vliet für die Entwicklung des chi seit der Gründung geleistet hat.
65
Zur Anstellung eines Nachfolgers hat der Vorstand der knaw eine Kommission ins Leben gerufen, deren Mitglieder die Professoren Dr. F.P. van Oostrom (Vorsitzender), Dr. H.A.G. Braakhuis, Dr. H. van Dijk sowie Dr. A. KetsVree, C.H. Moen (m.a.), G. van Veen und S. Premchand sind. Am 28. September 2002 starb im Alter von 82 Jahren Prof. Dr. A.L. Sötemann, der mehr als 15 Jahre den Lehrstuhl für moderne niederländische Literatur an der Universität Utrecht innehatte. Prof. Sötemann war der Begründer der historisch-kritischen Editionsmethode für moderne niederländischsprachige Autoren. Er setzte sich 1983 für die Gründung des Bureau Basisvoorziening Tekstedities ein. Unter Auspizien der knaw beschäftigte sich diese Institution als Vorläuferin des chi mit der Edition wissenschaftlicher Ausgaben von niederländischen literarischen Texten. Prof. Sötemann war auch Begründer der Monumenta Literaria Neerlandica. Bis zu seinem Tod folgte er mit kritischem Interesse die Arbeit des chi und deren Qualität. Das Institut gedenkt Prof. Sötemann mit Respekt und Dankbarkeit als ein Vorbild philologischen Könnens und literarischer Verfeinerung und Gelehrtheit. Das Jahr 2002 brachte dem Institut auch eine Änderung der Organisationsstruktur: statt bisher in drei wird nunmehr in zwei Gruppen gearbeitet, der ‘Werkgroep’ Middeleeuwen-Renaissance und der ‘Werkgroep’ Nieuwe Tijd. Die Organisation ist hierdurch flexibeler geworden; die Verbindung der laufenden Projekte miteinander ist durch die spezielle Fachkenntnis der Mitarbeiter beider Arbeitsgruppen gewährleistet, da diese bereits eng in übergreifenden Kommissionen und bei
allgemeinen Aktivitäten des chi zusammenarbeiten. Hier verdienen insbesondere die ictund Digitalisierungsaktivitäten Erwähnung, die viele Möglichkeiten zu intensivem und interaktivem Kontakt zwischen den Mitgliedern beider Arbeitsgruppen bieten. Die Zusammenarbeit mit Universitäten und wissenschaftlichen Institutionen im Inund Ausland besaß auch in diesem Jahr hohe Priorität unter den Institutsaktivitäten. Bereits bestehende Zusammenarbeit (u.a. mit dem Institut de Recherche et d’Histoire des Textes (irht) in Paris, der Union Académique Internationale (uai), der Society for Textual Scholarship, der European Society for Textual Scholarship und der Arbeitsgemeinschaft für germanistische Edition) wurde, wo möglich, erweitert. Im Rahmen des ‘Willem Frederik Hermans Project’ wurde intensiv mit der Königlichen Bibliothek in Den Haag und dem Nederlands Instituut voor Wetenschappelijke Informatiediensten (niwi) der knaw zusammengearbeitet. Der Anschluß an das ‘Emblem Project Utrecht’, ein Teil der internationalen Emblem Digitisation Research Group, ermöglicht, editorisches Wissen und Automatisierungserfahrungen auszutauschen und weiterzuentwickeln. Auf dem Gebiet der intellektuellen Geschichte kam eine Zusammenarbeit mit der Universität Utrecht zustande: eine sog. Veni-Subvention der nwo verschaffte die Anfangsfinanzierung für das Projekt ‘Reflections of Scientific Debate in the Carolingian Renaissance’ von Dr. M.J. Teeuwen. Eine Vereinbarung mit der Universität Groningen führte zur Publikation der Briefe des nordniederländischen Humanisten Rudolph Agricola. Mit der Universität Aachen
66
(rwth) wurden sondierende Gespräche über Teilnahme an einem von der Deutschen Forschungsgemeinschaft (dfg) zu unterstützenden ‘Graduiertenkolleg’ geführt, an dem u.a. auch die Universitäten von Münster und Basel und das Institut des textes et manuscrits modernes (item/cnrs) in Paris beteiligt sein werden. Im Jahre 2002 konnten wichtige Fortschritte auf dem Gebiet der Anwendung von Informations- und Kommunikationstechnologie für die Editionswissenschaft erreicht werden. Dank eines Beitrags aus dem Digitaliseringsfonds der knaw konnten zwei ict-Mitarbeiter eingestellt werden: P. Boot (m.a.), der sich vor allem auf theoretischen Gebiet mit ict-Fragen beschäftigt, und B.R.I. Van Elsacker (m.a.), zur Unterstützung des ‘Willem Frederik Hermans Project’. In Zusammenarbeit mit dem Centrum voor Kennis- en Informatiemanagement (ckim) der knaw wurde ein kurz- und mittelfristiges Strategiepapier entwickelt, das sich mit dem Einsatz der ict in Forschung und Publikation beschäftigt. Schwerpunkte sind: die Homepage als Publikationsmedium, der dauerhafte Erhalt digitaler Bestände, das Management von digitalen Projekten sowie die Anwendung von xml/tei. Mit der Ausführung des Strategiepapiers wurde bereits begonnen: alle Mitarbeiter haben den xmlKursus des Institute of Information & Computing Sciences der Universität Utrecht absolviert. Die dort gesammelten Kenntnisse werden in konkreten Projekten ausgearbeitet (siehe dazu das Thema weiter oben). Selbstverständlich wurde auch in diesem Jahr die traditionelle Buchpublikation in Ehren gehalten.
Im März 2002 erschien in der Reihe Monumenta Literaria Neerlandicadie zweibändige Studienausgabe Klikspaan (Pseudonym von Johannes Kneppelhout, 1814-1885), Studentenschetsen, hrsg. von Annemarie Kets, Mariëlle Lenders und Olf Praamstra (Monumenta Literaria Neerlandica, Bd. xiii, 1 und 2). Anläßlich des Erscheinens organisierte das chi gemeinsam mit der Werkgroep Negentiende Eeuw am 16. März 2002 das Symposium ‘De wereld van Klikspaan’ im Academiegebouw in Leiden. Auf dem Symposium situierten Wissenschaftler verschiedener Disziplinen die von Klikspaan wiedergegebene Welt in einem breiteren Kontext. Die Vorträge des Symposiums sind in einer Sondernummer der Zeitschrift De Negentiende Eeuw veröffentlicht. Im August 2002 erschien in der Reihe Bibliotheca Latinitatis Novae Rudolph Agricola, Letters, hrsg. von Adrie van der Laan und Fokke Akkerman, wie bereits erwähnt, das Resultat einer Zusammenarbeit der Universität Groningen mit dem chi. Im Oktober 2002 erschienen von Willem Elsschot, Volledig Werk, die Bände 3 und 4: De Verlossing, hrsg. von Peter de Bruijn unter Mitarbeit von Wieneke ’t Hoen und Lily Hunter, und Lijmen. Het Been, hrsg. von Peter de Bruijn unter Mitarbeit von Wieneke ’t Hoen. Die Bände wurden am 2. Oktober in Antwerpen auf einer Veranstaltung der Willem Elsschot Genootschap vorgestellt. Schließlich erschien im November von Olga Weijers ein neuer Band im Rahmen des Projekts zur Disputationstechnik im Mittelalter: La ‘disputatio’ dans les Facultés des arts au moyen âge. Im Rahmen des Projekts ‘Briefwisseling Vincent van Gogh’ (eine Zusammenarbeit zwischen chi und Van Gogh Museum) wurde im
67
Amsterdamer Van Gogh Museum eine Ausstellung mit dem Titel ‘De noodzaak tot schrijven (Die Notwendigkeit des Schreibens). De brieven van Vincent van Gogh’ eingerichtet. In dieser Ausstellung, die große Beachtung bei Publikum und Presse fand, standen Van Gogh als Briefschreiber und die Arbeit an der geplanten neuen Briefedition zentral. Die Ausstellung bot eine ideale Gelegenheit, einem breiten Publikum die Bedeutung einer wissenschaftlichen Edition des Briefwechsels vor Augen zu führen. Allgemein kann wohl festgestellt werden, daß das große Interesse an den Aktivitäten des Instituts, speziell anläßlich der Feier zum zehnjährigen Bestehen, Grund zu den besten Erwartungen für die Zukunft ist.
68
Summary ‘It’s six months since Movo died, just before his fiftieth birthday. In the meantime Jolente and a couple of researchers from the Constantijn Huygens Institute have been making a compilation of fragments from her father’s impossible magnum opus Gedichten Gods (God’s Poems).’ Following the Meertens Institute, the Constantijn Huygens Institute (chi) is the second Institute of the Royal Netherlands Academy of Arts and Sciences to be immortalised in a work of literature, in A.F.Th.van der Heijden’s De Movo Tapes (2003). Readers were first informed of this in a pre-publication edition distributed during the 2002 Amsterdam Uitmarkt. This quotation is a grand tribute to the Institute, indicating that it has clearly won a place not only within but also outside the academic world in the ten years since its inception. In 1992 the Constantijn Huygens Institute emerged from an amalgamation of three small institutes of the Academy and an nwo research project, and on 19 December 2002 it celebrated its tenth anniversary with a festive occasion in Amsterdam’s Trippenhuis. Opening the celebrations, the president of the Academy, Professor W.J.M. Levelt, paused to look back on the ten years of the chi’s existence. There then followed a fascinating talk by the writer Nelleke Noordervliet on the usefulness and uselessness of literary legacies. Finally, Professor Paul Schnabel, director of the Social and Cultural
Planning Office of the Netherlands (scp), gave an entertaining and erudite celebratory survey of the activities and position of the chi in society, seen from various perspectives. A musical interlude was provided by the Tom Kwakernaat Ensemble, who performed modern Dutch poetry put to music for the occasion by Kwakernaat himself. The 150 or so guests present were given a mini cd of the anniversary music and generally agreed that it had been a successful and animated occasion. 2002 was a turbulent year for the Constantijn Huygens Institute. On 1 February the Board of the Academy suspended chi director Professor H.T.M. van Vliet because an unworkable situation had arisen in the Institute that made it unlikely that confidence would be restored between staff and director. The Board was fortunate enough to find Professor H.A.G. Braakhuis – hitherto chairman of the Institute’s academic advisory board – prepared to preside over the Institute on a temporary basis. In June 2002, Professor Van Vliet decided to tender his resignation as an employee of the Academy and as director of the chi. The chi is grateful for the contribution made by Professor Van Vliet from the Institute’s inception and through the developments of the last ten years. To facilitate the appointment of a successor, the Board of the Academy called an advisory committee into existence consisting of Professor F.P. van Oostrom (chair), Professor H.A.G.
69
Braakhuis, Professor H. van Dijk, Dr. A. KetsVree, C.H. Moen, G. van Veen and S. Premchand. On 28 September Professor A.L. Sötemann, for over fifteen years professor of Modern Dutch Literature at the University of Utrecht, died at the age of 82. Professor Sötemann was the founder of the historical-critical method of editing modern Dutch writing. In 1983 he worked to establish the Bureau Basisvoorziening Tekstedities, whose task was to produce scholarly editions of Dutch literary works under the auspices of the Royal Netherlands Academy. This Institute was one of the precursors of the Contantijn Huygens Institute. Professor Sötemann also laid the foundation of the series known as Monumenta Literaria Neerlandica. He always followed the Institute’s work and its quality with critical interest. The chi remembers him with respect and gratitude as an example of philological expertise and literary erudition and refinement. In 2002 the chi underwent changes in its organisation. There are now two instead of three working groups: one dealing with the Middle Ages and the Renaissance, one with Modern Times. One advantage of this is that the organisation has become more flexible, the special expertise of researchers in the two working groups guaranteeing cohesion of the projects carried out. Moreover, there is a great deal of cooperation between the employees of the Institute as a whole in committee work and joint activities. Here we must make special mention of information sciences and computer technology. Developments in this area provide huge opportunities for intensive and interactive contacts between the members of
the two working groups. This year, collaboration with universities and research institutions at home and abroad were once again high on our agenda. Existing cooperation agreements (with, for example, the Institut de Recherche et d’Histoire des Textes (irht) in Paris, the Union Académique Internationale (uai), the Society for Textual Scholarship, the European Society for Textual Scholarship and the Arbeitsgemeinschaft für germanistische Edition) were expanded where possible. Within the framework of the Willem Frederik Hermans project there was intensive cooperation with the Royal Library in The Hague and the Netherlands Institute for Scientific Information Services (niwi) of the Academy. Joining forces with the Utrecht Emblem Project, which forms part of the international Emblem Digitisation Research Group, facilitated the exchange and further development of editorial information and expertise in automation. Cooperation in the area of intellectual history proved possible with the University of Utrecht, and a Veni grant from the Netherlands Organisation for Scientific Research (nwo) allowed us to embark on the ‘Reflections of scientific debate in the Carolingian Renaissance’ project under the guidance of Dr. M.J. Teeuwen. Together with the University of Groningen, the chi was responsible for editing the correspondence of the northern humanist Rudolph Agricola and exploratory talks have been conducted with the University of Aachen (rwth) with a view to participation in a Graduate School which will be set up with the support of the Deutsche Forschungsgemeinschaft; other partners will include a.o. the Universities of Münster and Basle, and the Institut des
70
textes et manuscrits modernes (item/cnrs) in Paris. In the past year important steps forward have been taken in the field of information and communication technology with regard to editing science. Thanks partly to a grant from the Academy’s automation fund, two ict staff members were appointed, one to reinforce the policy unit (P. Boot), the other to assist in the Willem Frederik Hermans Project (B.R.I. Van Elsacker). In consultation with the Centre for Knowledge and Information Management (ckim) of the Royal Netherlands Academy we have drawn up a strategic paper for the short and middle term, addressing the use of ict in research and publications. The main points are: the website as a medium for publications, digital durability, the management of digital projects and the implementation of xml/tei. This strategy was recently put into operation. All participants took a ‘Working with xml’ course organised by the Institute of Information & Computing Sciences (University of Utrecht). The expertise gained will be developed in concrete projects. (See the Thema in this annual report.) It goes without saying that traditional publications in book form are still core activities, and a number of important works were published. In March there appeared Klikspaan’s Studentenschetsen. An annotated edition edited by Annemarie Kets, Mariëlle Lenders and Olf Praamstra (Monumenta Literaria Neerlandicaxiii, 1 and xiii, 2). This inspired the chi to organise a symposium in Leiden’s Academiegebouw on 16 March 2002, in close consultation with the 19th Century Working Group (Werkgroep Negentiende Eeuw). During the symposium,
entitled ‘The World of Klikspaan’, speakers from various academic disciplines placed the world as Klikspaan (the pseudonym of Johannes Kneppelhout, 1814-1885) saw it in a broader context. The papers read at the symposium were published in a special issue of the periodical De Negentiende Eeuw. In August there appeared Rudolph Agricola’s Letters, edited by Adrie van der Laan and Fokke Akkerman, in the series Bibliotheca Latinitatis Novae – the result, as mentioned above, of a collaborative project run by the University of Groningen and the chi. In October volumes 3 and 4 of Willem Elsschot’s Volledig Werk were published: De Verlossing, edited by Peter de Bruijn in collaboration with Wieneke ’t Hoen and Lily Hunter, and Lijmen. Het Been, edited by Peter de Bruijn and Wieneke ’t Hoen. The presentation of both volumes took place in Antwerp on 2 October during a meeting of the Willem Elsschot Society. Finally, November saw the publication of a new volume resulting from Olga Weijers’ project on medieval disputation techniques: La ‘disputatio’ dans les Facultés des arts au moyen âge. In connection with the project ‘The Van Gogh Correspondence’ (a collaborative effort involving the chi and the Van Gogh Museum) the Van Gogh Museum staged an exhibition entitled ‘De noodzaak tot schrijven. De brieven van Vincent van Gogh’ (The need to write. The letters of Vincent van Gogh). This exhibition, which attracted a good deal of interest from visitors and the media, drew attention to Van Gogh as a letter writer and to the research carried out for the new edition. It offered an ideal opportunity to bring home to the general public just how important an academic edition
71
of Van Gogh’s correspondence is. In general, we conclude that receiving such stimulating interest in the activities of the Constantijn Huygens Institute – particularly its tenth anniversary celebrations – augurs well for the future.
72
Résumé ‘Il y a aujourd’hui six mois que Movo est mort, c’était peu avant son cinquantième anniversaire. Depuis, Jolente a commencé, avec deux chercheurs de l’Institut Constantin Huygens, à établir une compilation d’extraits de Gedichten Gods (Poèmes de Dieu), l’impossibleopus magnum de son père.’ Après l’Institut Meertens, l’Institut Constantin Huygens (chi) est ainsi le second institut de l’Académie royale néerlandaise des Sciences et des Lettres (knaw) à être immortalisé dans une œuvre littéraire, le roman De Movo Tapes, publié en 2003 par l’écrivain néerlandais A.F.Th. van der Heijden. Les lecteurs ont pu en prendre connaissance pour la première fois dans une prépublication diffusée en 2002, lors de la présentation de la saison culturelle à Amsterdam (Uitmarkt). Le passage cité constitue un bel hommage rendu à l’Institut, qui a su se faire, en dix années d’existence, une place incontestée dans le monde académique, et même en dehors comme en témoigne la citation d’exergue. Né en 1992 de la fusion de trois petits instituts académiques et d’un projet mis en œuvre par l’Organisation néerlandaise de la Recherche Scientifique (nwo), le chi a fêté le 19 décembre 2002 ses deux premiers lustres à l’occasion d’une réunion festive à la Trippenhuis à Amsterdam. Le président de l’Académie, le professeur W.J.M. Levelt, ouvrit la séance en remémorant les dix années d’existence du chi. Puis, ce fut à l’écrivain Nelleke Noordervliet d’en-
chaîner, avec une passionnante causerie sur l’utilité et l’inutilité des héritages littéraires. Le dernier orateur fut le professeur Paul Schnabel, directeur du Bureau du Plan social et culturel (scp), qui sut captiver l’auditoire en éclairant sous divers angles, avec humour et érudition, les travaux et la fonction du chi au sein de la société. L’ensemble Tom Kwakernaat rehaussa la séance de sa présence, en interprétant avec brio des poèmes de la littérature néerlandaise contemporaine sur une musique composée pour la circonstance. Tous les participants – cent cinquante personnes environ – se virent offrir un mini cd de la musique composée pour le dixième anniversaire. Bref, ce fut, de l’avis général, une séance réussie et animée. L’année 2002 a été une année mouvementée pour l’Institut Constantin Huygens. Le 1er février, le conseil d’administration de la knaw s’est vu obligé de mettre en disponibilité le directeur de l’Institut, le professeur H.T.M. van Vliet, la situation étant devenue intenable, au point qu’il n’était plus possible de rétablir la confiance entre le directeur et le personnel. Le conseil d’administration de la knaw a ensuite demandé au professeur H.A.G. Braakhuis, qui présidait jusqu’alors la Commission scientifique du chi, d’assurer l’intérim à la direction de l’Institut. Celui-ci ayant accepté, le professeur Van Vliet a ensuite décidé, en juin 2002, de donner sa démission en tant que collaborateur de la knaw, et donc en tant que directeur de
73
l’Institut. Le chi est reconnaissant au professeur Van Vliet de la contribution qu’il a apportée au développement de l’Institut depuis sa création. Pour veiller à ce que la nomination d’un nouveau directeur se fasse dans les meilleures conditions, le conseil d’administration de la knaw a mis en place une Commission consultative de nomination (la bac), présidée par le professeur F.P. van Oostrom et comprenant les personnalités suivantes: le professeur H.A.G. Braakhuis, le professeur H. van Dijk, Mme A. Kets-Vree, M. C.H. Moen, M. G. van Veen et Mme S. Premchand. Le 28 septembre, le professeur A.L. Sötemann nous a quittés à l’âge de 82 ans. Professeur de lettres néerlandaises modernes pendant plus de quinze ans à l’université d’Utrecht, le professeur Sötemann avait été le créateur de la méthode d’édition historico-critique pour les écrivains néerlandais modernes. Il avait aussi consacré beaucoup d’énergie à la création en 1983 du Bureau d’édition de textes, une institution qui se consacrait, sous les auspices de la knaw, à l’édition critique d’œuvres littéraires néerlandaises. Ce Bureau a été un des précurseurs du chi. C’est aussi le professeur Sötemann qui avait jeté les bases de la série Monumenta Literaria Neerlandica. Il a toujours suivi les travaux de l’Institut, et en particulier leur qualité, avec un intérêt critique. Le chi gardera de lui, avec respect et gratitude, le souvenir d’un homme qui a toujours été un modèle de rigueur philologique, d’érudition et de raffinement littéraire. L’année 2002 a aussi vu un changement dans l’organisation de l’Institut. Au lieu de trois, il n’y a plus désormais que deux groupes de travail: le groupe de travail Moyen Âge et Renais-
sance et le groupe de travail Temps modernes. L’organisation y a gagné en flexibilité. Et la cohérence des projets qui sont mis en œuvre est garantie par la grande expertise des collaborateurs au sein des deux groupes de travail. Par ailleurs, tous les chercheurs coopèrent dans le cadre de commissions et d’activités communes. Il faut citer en particulier dans ce contexte l’application des nouvelles technologies de l’information et de communication (ntic) et de la numérisation, qui donne aux membres des deux groupes de travail toutes les possibilités d’entretenir des contacts intenses et interactifs. La coopération avec des universités et d’autres institutions académiques, néerlandaises et étrangères, a également été une des priorités du chi en 2002. Des activités de coopération – notamment avec l’Institut de Recherche et d’Histoire des Textes (irht) de Paris, l’Union Académique Internationale (uai), la Society for Textual Scholarship, la European Society for Textual Scholarship (ests) et la Arbeitsgemeinschaft für germanistische Edition – ont été étendues dans toute la mesure du possible. Dans le cadre du projet Willem Frederik Hermans, le chi a coopéré de façon intensive avec la Bibliothèque Royale de La Haye et l’Institut néerlandais des services d’informations scientifiques (niwi) de l’Académie royale (knaw). La participation au ‘Emblem Project’ d’Utrecht, qui fait partie du groupe international Emblem Digitisation Research Group, permet d’échanger des connaissances et de l’expertise en matière d’édition et d’automatisation et de les développer plus avant. Dans le domaine de l’histoire intellectuelle, le chi a engagé une coopération avec l’université d’Utrecht; une
74
subvention accordée par l’Organisation néerlandaise de la Recherche scientifique (nwo) a permis de lancer le projet ‘Reflections of scientific debate in the Carolingian Renaissance’ (sous la responsabilité de Mme M.J. Teeuwen). Un accord passé avec l’université de Groningue a permis de publier la correspondance de l’humaniste Rudolph Agricola, originaire du nord des Pays-Bas. Des entretiens exploratoires ont été menés avec l’université d’Aix-la-Chapelle (rwth) sur la participation à un ‘Graduiertenkolleg’ à organiser avec le soutien de la ‘Deutsche Forschungsgemeinschaft’; parmi les autres participants au projet il y a notamment les universités de Münster et de Bâle, ainsi que l’Institut des textes et manuscrits modernes (item/cnrs) de Paris. Des avancées considérables ont été réalisées au cours de l’année écoulée dans le domaine de l’application des nouvelles technologies de l’information et de la communication (ntic) à l’édition scientifique. Grâce notamment à une aide accordée par le Fonds de numérisation de la knaw, deux spécialistes des nouvelles technologies ont pu être engagés: l’un au niveau stratégique, M. P. Boot, l’autre pour les besoins spécifiques du projet Willem Frederik Hermans, M. B.R.I. Van Elsacker. Un programme stratégique pour le court et le moyen terme, adopté en coopération avec le Centre pour la gestion des connaissances et de l’information (ckim) du knaw, doit promouvoir le recours aux nouvelles technologies dans les domaines de la recherche et de l’édition. Son action se concentrera sur les thèmes suivants: l’utilisation du site internet comme instrument de publication, la durabilité des supports numériques, la gestion des projets numériques et la
mise en œuvre de la norme xml/tei. Le programme a déjà commencé à être mis à exécution: tous les collaborateurs du chi ont suivi un cours de formation au xml, dispensé par l’Institut des sciences informatiques de l’université d’Utrecht. L’expertise acquise dans cette formation sera directement mise à profit dans des projets concrets. (Voir le Thema dans le présent rapport annuel). La publication traditionnelle d’ouvrages imprimés n’a évidemment pas été négligée en 2002. Quelques ouvrages importants ont vu le jour. En mars est paru Studentenschetsen (Chroniques estudiantines) de Klikspaan (pseudonyme de Johannes Kneppelhout, 1814-1885), une édition d’étude réalisée par Annemarie Kets, Mariëlle Lenders et Olf Praamstra (dans la série Monumenta Literaria Neerlandica, t. xiii, 1 et t. xiii, 2). Cette publication a été l’occasion pour le chi d’organiser, le 16 mars 2002 à l’université de Leyde, en coopération avec le Groupe de travail xixe siècle, un symposium intitulé ‘Le monde de Klikspaan’: plusieurs orateurs appartenant à diverses disciplines ont placé dans un contexte plus large le monde tel que Klikspaan le ressentait et l’exprimait. Le texte des différentes interventions au symposium a été publié dans une livraison spéciale de la revue De Negentiende Eeuw(Le xixe siècle). En août a été publiée dans la série Bibliotheca Latinitatis Novæla correspondance de Rudolph Agricola, sous le titre Letters. Ce projet, qui est – nous l’avons dit plus haut – le résultat d’une coopération entre l’université de Groningue et le chi, a été mené à bien par Adrie van der Laan et Fokke Akkerman. En octobre sont parus les tomes 3 et 4 des Œuvres complètes de Willem Elsschot: De Verlossing (La déli-
75
vrance), réalisé par Peter de Bruijn en collaboration avec Wieneke ’t Hoen et Lily Hunter, et Lijmen. Het Been(L’arnaque. La jambe), réalisé par Peter de Bruijn en collaboration avec Wieneke ’t Hoen. Ces deux tomes ont été présentés officiellement à Anvers, le 2 octobre, lors d’une réunion de la Willem Elsschot Genootschap (Société Willem Elsschot). Enfin, est paru un nouveau volume du projet d’Olga Weijers sur la méthode de la disputatio au moyen âge: La ‘disputatio’ dans les Facultés des arts au moyen âge. Dans le cadre du projet ‘Briefwisseling Vincent van Gogh’(La correspondance de Vincent van Gogh), produit d’une coopération entre le chi et le Musée Van Gogh, une exposition a été organisée au Musée Van Gogh, qui avait pour titre ‘De noodzaak tot schrijven. De brieven van Vincent van Gogh’ (La nécessité d’écrire. La correspondance de Vincent van Gogh). Cette exposition, qui a rencontré un très grand succès auprès du public comme dans les médias, présentait Van Gogh en sa qualité d’épistolier et rendait compte des recherches en cours pour la nouvelle édition de sa correspondance. Elle a été une occasion idéale de faire prendre conscience au grand public de l’intérêt d’une telle édition critique de la correspondance du peintre. De façon générale, on ne peut que constater que l’intérêt enthousiaste manifesté pour les travaux de l’Institut Constantin Huygens, en particulier à l’occasion de la célébration de son dixième anniversaire, est de très bon augure pour l’avenir du chi.
76
Monumenta Literaria Neerlandica Delen i,1 en i,2 J.C. Bloem, Gedichten Deel i,1: Teksten; Deel i,2: Apparaat en Commentaar Historisch-kritische uitgave, verzorgd door A.L. Sötemann en H.T.M. van Vliet Amsterdam 1979. Gebonden € 43. Ingenaaid € 29,50 isbn 0 4448 55510 6
Delen ii,5 en ii,6a-b J.H. Leopold, Gedichten ii: Nagelaten poëzie Deel ii,5: Teksten; Deel ii,6: Apparaat en Commentaar Historisch-kritische uitgave, verzorgd door H.T.M. van Vliet in samenwerking met A.L. Sötemann Amsterdam 1985. Gebonden € 68 isbn 0 4448 5625 0
Delen ii,1 en ii,2 J.H. Leopold, Gedichten i: De tijdens het leven van de dichter gepubliceerde poëzie Deel ii,1: Teksten; Deel ii,2: Apparaat en Commentaar Historisch-kritische uitgave, verzorgd door A.L. Sötemann en H.T.M. van Vliet Amsterdam 1983. Gebonden € 43. Ingenaaid € 29,50 isbn 0 4448 5551 3
Delen iii,1 en iii,2 J. van den Vondel, Twee zeevaart-gedichten Hymnus, ofte Lof-Gesangh, over de wijdberoemde scheeps-vaert der Vereenighde Nederlanden (1613); Het lof der Zee-vaert (1623) Deel iii,1: Teksten en Inleiding; Deel iii,2: Apparaat en Commentaar Uitgegeven met inleiding en commentaar door Marijke Spies Assen 1987. Gebonden € 43. Ingenaaid € 29,50 isbn 0 4448 5626 9
Delen ii,3 en ii,4 J.H. Leopold, Gedichten uit de nalatenschap Deel ii,3: De gedichten voorafgegaan door editietechnisch commentaar; Deel ii,4: Genetisch-interpretatief commentaar Uitgegeven en van editie-technisch en genetisch-interpretatief commentaar voorzien door G.J. Dorleijn Amsterdam 1984. Gebonden € 43. Ingenaaid € 29,50 isbn 0 4448 5589 0
Delen iv,1 en iv,2 Nescio, De uitvreter Deel iv,1: Teksten; Deel iv,2: Apparaat Historisch-kritische uitgave met commentaar over de genese van verhaal en verhaalfiguur, verzorgd door Lieneke Frerichs Assen 1990. Gebonden € 43 isbn 90 232 2587 2
77
Delen v,1 en v,2 J. Six van Chandelier, Gedichten Deel v,1: Teksten; Deel v,2: Commentaar Studie-uitgave met inleiding en commentaar, verzorgd door A.E. Jacobs Assen 1991. Gebonden € 57 isbn 90 232 2627 8 (dl. v,1) isbn 90 232 2618 8 (dl. v,2)
Delen ix,1, ix,2 en ix,3 Jacob Cats, Sinne- en minnebeelden Deel ix,1: Teksten; Deel ix,2: Inleiding en Commentaar; Deel ix,3: Apparaat Studie-uitgave, verzorgd door Hans Luijten Den Haag 1996. Gebonden € 68 isbn 90 802 6962 x Delen x,1 en x,2 Hieronymus van Alphen, Literair-theoretische geschriften Deel x,1: Teksten; Deel x,2: Commentaar Studie-uitgave verzorgd door Jacqueline de Man Den Haag 1999. Gebonden € 43 isbn 90 802 6967 0
Delen vi,1 en vi,2 Multatuli, Max Havelaar of de koffiveilingen der Nederlandsche Handelmaatschappy Deel vi,1: Tekst; Deel vi,2: Apparaat en Commentaar Historisch-kritische uitgave, verzorgd door A. Kets-Vree Assen 1992. Gebonden € 57 isbn 90 232 2690 9
Delen xi,1, xi,2 en xi,3a-b Gerrit Achterberg, Gedichten Deel xi,1: Teksten; Deel xi,2: Commentaar; Deel xi,3a-b: Apparaat. Historisch-kritische uitgave, verzorgd door P.G. de Bruijn Den Haag 2000. Gebonden € 102 isbn 90 76832 01 3
Delen vii,1, vii,2 en vii,3 M. Nijhoff, Gedichten Deel vii,1: Teksten; Deel vii,2: Commentaar; Deel vii,3: Apparaat Historisch-kritische uitgave, verzorgd door W.J. van den Akker en G.J. Dorleijn Assen 1993. Gebonden € 68 isbn 90 232 2774 3 (dl. vii,1), isbn 90 232 2775 1 (dl. vii,2), isbn 90 232 2776 x (dl. vii,3)
Delen xii,1 en xii,2 Constantijn Huygens, Nederlandse gedichten 1614-1625 Deel xii,1: Teksten; Deel xii,2: Commentaar Historisch-kritische uitgave, verzorgd door Ad Leerintveld Den Haag 2001. Gebonden € 57 isbn 90 76832 03 x
Delen viii,1 en viii,2 Karel van de Woestijne, Wiekslag om de kim Deel viii,1: Teksten; Deel viii,2: Apparaat Historisch-kritische uitgave, verzorgd door Leo Jansen Assen 1996. Gebonden € 43 isbn 90 232 3055 8
78
Delen xiii,1 en xiii,2 Klikspaan, Studentenschetsen Deel xiii,1: Teksten; Deel xiii,2: Commentaar Studie-uitgave, verzorgd door Annemarie Kets, Mariëlle Lenders en Olf Praamstra Den Haag 2002. Gebonden € 90 isbn 90 76832 06 4
79
Illustratieverantwoording Omslag voorzijde: In de correspondentie van Vincent van Gogh komt één brief voor aan de Belgische schilder Eugène Guillaume Boch (1855-1941). Om Boch een indruk te geven van enkele schilderijen die hij op dat moment in bewerking heeft, tekent Van Gogh in de brief van 2 oktober 1888 een schetsje van een bolcypres, en voegt hij op een los blaadje een schets bij, die het befaamde nachtgezicht over de Rhône toont (De sterrennacht boven de Rhône, Parijs, Musée d’Orsay). Aan de achterzijde van het tekeningetje staan enkele regels tekst die nadrukkelijk onleesbaar zijn gemaakt met een dikke pen. Na het ontcijferen bleek dat ze oorspronkelijk waren gericht tot Paul Gauguin (1848-1903). Amsterdam, Van Gogh Museum, Vincent van Gogh Stichting, inv.nr. b598v/1962 (brief 696). p. 6 Bazel, Universitätsbibliothek, hs. c via, 68 (amerbachiana varia). p. 16 Historische beschryving van de Oudeheden der Grieken, Egiptenaren en Persianen, en de tytrekening der Oude Koningryken (Leiden 1763) (Den Haag, Museum Meermanno Westreenianum). p. 18 Wenen, Österreichische Nationalbibliothek, Cpv 2499, fol. 1v. p. 23 Den Haag, Iconografisch Bureau. p. 29 Bijgevoegd bij een brief van Antoni van Leeuwenhoek van 24 april 1705 aan de Royal Society in Londen. Londen, Royal Society. p. 31 Amsterdam, Universiteit van Amsterdam. p. 34 Amsterdam, Van Gogh Museum, Vincent van Gogh Stichting, inv.nr. b170v/1962 (brief 171). p. 38 Collectie wfh. p. 54 De Nederlandsche Spectator, 14 oktober 1890
80