Zo vestere Invest doende! ultifun multi Investeren in gebouwen voor kinderopvang en onderwijs
Zo doende! Investeren in gebouwen voor kinderopvang en onderwijs
Zo doende!
3
Investeren in gebouwen voor kinderopvang en onderwijs
Inhoud Voorwoord 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11.
Inleiding Waarom investeren in maatschappelijk vastgoed? Wettelijke rolverdeling rijk-gemeente-schoolbestuur en kinderopvang Sector basisonderwijs Sector kinderopvang Rol van woningcorporaties Extra aandachtspunten Drie inspirerende voorbeelden • ‘Creëer met een brede school een aantrekkelijke woonomgeving’ • Samen met woningcorporaties brede scholen bouwen? • Brede school als centrum van het dorp Praktische aanbevelingen Meer informatie Begrippen
Colofon
4 7 11 19 23 29 35 39 45 46 50 54 59 65 71 76
4
Zo doende!
Voorwoord Teamplay werkt! Samenwerking bij de ontwikkeling en exploitatie van gebouwen voor kinderopvang en onderwijs blijft onverminderd actueel. Wanneer scholen, kinderopvangorganisaties en woningcorporaties elkaar vinden rondom huisvesting en betere voorzieningen voor mensen in de wijk, biedt dat prachtige meerwaarde voor alle betrokkenen. Juist ook in veranderende economische tijden. Daardoor kan tegemoet worden gekomen aan de altijd aanwezige vraag naar goede kinderopvang en scholing in aantrekkelijke gebouwen. En dat geldt voor zowel wijken in grote steden als voor dorpen op het platteland. Tegelijkertijd moet geconstateerd worden dat de samenwerking met woningcorporaties helaas niet overal en altijd goed van de grond komt. Dat hoeft ook niet overal, het hangt immers af van de opgave en prioriteiten die daarin moeten worden gesteld. Maar het is wel ronduit jammer als een gebrek aan informatie over het werkterrein van de partners drempelverhogend werkt. Daarom ben ik erg blij dat het Netwerkbureau Kinderopvang het initiatief heeft genomen tot de ontwikkeling van deze brochure in samenwerking met Aedes vereniging van woningcorporaties, het Landelijk Steunpunt Brede Scholen en Servicecentrum Scholenbouw. Na het doornemen van ‘Zo doende!’ heeft u al heel wat hobbels geslecht. Wat zijn de trends in onderwijs en kinderopvang, wat zijn valkuilen en tips van collega’s uit de praktijk en bij wie zijn nadere gegevens over normen en huurcontracten opvraagbaar?
5
Investeren in gebouwen voor kinderopvang en onderwijs
We hopen dat deze brochure van nut kan zijn bij uw afweging om samen te werken met kinderopvangorganisaties en schoolbesturen in het realiseren van gebouwen voor kinderen. Van samenwerking naar teamplay, daar profiteert iedereen in de buurt van! Voorzitter Aedes vereniging van woningcorporaties Marc Calon
6
Zo doende!
7
1. Inleiding
Zo doende!
Woningcorporaties manifesteren zich meer en meer op het terrein van maatschappelijk vastgoed. Naar verwachting blijft deze ontwikkeling zich ondanks de economische crisis doorzetten. Corporaties voelen zich immers verantwoordelijk voor de leefbaarheid in wijken. Daarnaast speelt de wijkaanpak in de grote steden en de wens tot behoud van voorzieningen in krimpgebieden een rol. Buurtvoorzieningen zoals kinderopvang en onderwijs zijn bovendien van positieve invloed op de waarde van het bezit van corporaties, zeker als deze in aantrekkelijke gebouwen worden aangeboden. In de praktijk gaat samenwerking tussen onderwijs, kinderopvang, woningcorporaties en gemeenten niet altijd vanzelf. Cultuurverschillen waar te weinig aandacht voor bestaat, kunnen leiden tot misverstanden. Want het zijn ingewikkelde trajecten, zeker als een corporatie als relatief ‘nieuwe’ partner de samenwerking binnenstapt. Het zijn verschillende werelden, waarin de pedagogisch geschoolde mensen ook hun jargon hebben en niet altijd gewend zijn om te denken in termen als ‘rendement’ en ‘exploitatie’. Daarnaast bestaat er ingewikkelde regelgeving rondom financiering en kwaliteit van primair onderwijs en kinderopvang. ‘Zo doende!’ is bedoeld om woningcorporaties te informeren over de mogelijkheden en ervaringen die er zijn om een rol te spelen in de realisatie van gebouwen voor kinderopvang en primair onderwijs. En om hen een indruk te geven van hoe de kinderopvang- en onderwijssector in elkaar zitten. Onderwijs en kinderopvang zoeken steeds vaker naar partners om hun opgave te realiseren. Steeds vaker zoeken zij daarbij intensief contact met woningcorporaties. Corporaties komen als ervaren ontwikkelaars echt in beeld. In die samenwerking liggen kansen, op versterking van elkaars werkzaamheden en vooral in het realiseren en exploiteren van gebouwen voor kinderen. Deze brochure laat daar ook enkele aansprekende voorbeelden van zien.
9
Investeren in gebouwen voor kinderopvang en onderwijs
1.
Initiatief ‘Zo doende!’ is tot stand gekomen op initiatief van het Netwerkbureau Kinderopvang, in samenwerking met het Landelijk Steunpunt Brede Scholen, Aedes vereniging van woningcorporaties en het Servicecentrum Scholenbouw.
Het kabinet heeft afspraken gemaakt met de Europese Commissie over het werkdomein van de woningcorporaties op het terrein van maatschappelijk vastgoed. Regels worden momenteel nader uitgewerkt. Het ziet ernaar uit dat woningcorporaties verplicht worden aan te besteden boven een bepaald drempelbedrag. Verder wordt bij het bepalen of gebruik kan worden gemaakt van WSW-borging, gekeken of het maatschappelijk vastgoed een duidelijke wijkfunctie heeft, bij voorkeur in de wijk waar de corporatie die gaat investeren ook bezit heeft.
2 in ’t Veld, multifunctionele accommodatie (basisschool, kindercentrum nul tot vier jaar, woonzorgcentrum voor senioren). Gemeente Den Haag (Vinex Wateringse Veld), woningcorporatie Wooninvest. Foto: Sander Schrover
10
Zo doende!
11
2.
Waarom investeren in maatschappelijk vastgoed?
Zo doende!
Investeren in maatschappelijk vastgoed heeft voor woningcorporaties verschillende voordelen. Twee positieve aspecten vallen daarbij met name op. Woningcorporaties kunnen met maatschappelijk vastgoed een goede invulling geven aan hun maatschappelijke verantwoordelijkheid voor een leefbare en sociale omgeving voor hun huurders. Investeren in maatschappelijk vastgoed sluit onder andere goed aan bij de roep om een actief beleid in de zogenoemde pracht- of krachtwijken. Het bouwen van multifunctionele accommodaties (MFA’s) heeft daarbij nog als extra voordeel dat met meerdere samenwerkingspartners uit de buurt wordt gewerkt. Deze samenwerking op zich kan al een positieve dynamiek in een buurt of wijk teweeg brengen. Tweede voordeel van investeringen door woningcorporaties in maatschappelijk vastgoed is van financiële aard. Het levert geld op, of in elk geval meer financiële zekerheid. Woningen, wijken en buurten worden voor bewoners aantrekkelijker als er een goed aanbod van voorzieningen is. Niet alleen commerciële, maar ook voorzieningen op het gebied van kinderopvang, onderwijs, welzijn. Uit verschillende onderzoeken1 blijkt dat de moderne huurder niet meer uitsluitend de woning beoordeelt op aantrekkelijkheid en woongenot. Hij kijkt ook naar de omgeving. Zo is het voor werkende ouders een absolute must dat er in de buurt kinderopvang is. Anders is een wijk of buurt voor hen gewoon minder aantrekkelijk. Kortom, met maatschappelijk vastgoed kunnen woningcorporaties de waarde van hun vastgoed verhogen en tegelijkertijd het gevaar van leegstand verminderen. Praktische voordelen Naast bovengenoemde metavoordelen kleven er nog tal van andere voordelen aan investeren in maatschappelijk vastgoed, waarbij hier met name multifunctionele accommodaties voor kinderen onder de loep worden genomen.
1 Zie de literatuurlijst in hoofdstuk 10
13
Investeren in gebouwen voor kinderopvang en onderwijs
2.
Meer mogelijkheden in krimpgebieden Maatschappelijk vastgoed biedt in gebieden waar sprake is van bevolkingsafname (krimpgebieden) een goede mogelijkheid om toch een minimaal niveau van voorzieningen te handhaven. Denk aan de samenvoeging in één multifunctionele accommodatie van kinderopvang, peuterspeelzaal en basisschool. Er zijn ook tal van andere combinaties mogelijk in een multifunctionele accommodatie.
Betere sociale samenhang In achterstandswijken is het gebrek aan sociale samenhang een bekend probleem. Een multifunctionele accommodatie waarin onderwijs en kinderopvang geïntegreerd worden aangeboden, kan in zo’n wijk als spil fungeren, een middel zijn om bewoners meer bij het maatschappelijke leven te betrekken. Een brede school die het sociale middelpunt van de wijk wordt. Verschillende samenwerkingspartners kunnen diverse activiteiten organiseren vanuit de multifunctionele accommodatie. Ouders worden hierdoor meer betrokken bij de ontwikkeling en educatie van hun kind en kunnen zelf ook actiever en meer betrokken worden bij het openbare leven. Dit kan onder andere een positief effect hebben op de taalachterstand van allochtone kinderen en ouders. Daarnaast kunnen ouders via de geïntegreerde aanpak makkelijker in contact worden gebracht met het reguliere welzijnswerk. De brede school krijgt dan als het ware een doorverwijsfunctie. Meer activiteiten voor de jeugd Een kenmerk van multifunctionele accommodaties voor kinderen is de langere openstelling van gebouwen en voorzieningen en het grote activiteitenaanbod, zowel ‘s middags na schooltijd als ‘s avonds. Door langere ‘schooltijden’ en een breder activiteitenaanbod kunnen schooluitval, overlast van rondhangende jongeren en crimineel gedrag afnemen. Daarnaast kan door de ontwikkeling van multifunctionele accommodaties de beschikbare ruimte in de wijk efficiënter worden benut. In nieuwbouwwijken en herstructureringswijken worden nieuwe of vernieuwde
14
Zo doende!
voorzieningen veelal onder één dak, centraal op één plek in de wijk gerealiseerd. Dat resulteert per saldo in minder gebouwen, die ook nog eens aantrekkelijk kunnen worden gemaakt. Dit vermindert de kans op desolate plekken en vervelende hangplekken in de wijk. Betere gezondheid Kinderen komen in multifunctionele accommodaties makkelijker en vaker in aanraking met sportactiviteiten die aangeboden worden door de kinderopvang of een sportvereniging. Ze blijken meer uren te sporten en te bewegen. Een effect daarvan is dat zowel structurele sportbeoefening als de doorstroom naar sportverenigingen toeneemt. Daarmee kan in belangrijke mate worden bijdragen aan de strijd tegen overgewicht. Behoefte aan dagarrangementen Werkende ouders vragen in feite een dagarrangement voor hun kinderen, van 7.30 uur tot 18.30 uur. In dit arrangement moet naast onderwijs ook buitenschoolse opvang (bso) en vrije tijd worden aangeboden. Ouders kiezen voor gemak: school, buitenschoolse opvang en activiteiten het liefst in hetzelfde gebouw. Gemeenten en scholen willen ook voor kinderen van niet-werkende ouders naschoolse activiteiten aanbieden die de ontwikkeling van kinderen stimuleren. Gemeenten subsidiëren deze activiteiten op grond van ‘achterstandsbestrijding’. Een belangrijk aandachtspunt vormt ook het overblijven tussen de middag in de huidige schoolgebouwen. Op veel scholen blijft de helft of meer van de kinderen tussen de middag op school. Bij nieuw te bouwen scholen wordt steeds meer direct rekening gehouden met het realiseren van kinderopvang, overblijf en naschoolse activiteiten. Al bestaande scholen zien met name de buitenschoolse opvang als goede pr voor hun school. Deze trend leidt tot een buitenschoolse opvang bij elke school. Inmiddels is een aantal schoolbesturen zelf een organisatie voor kinderopvang gestart, met name christelijke schoolbesturen.
15
2.
Investeren in gebouwen voor kinderopvang en onderwijs
‘In onze ogen is maatschappelijk resultaat het belangrijkste resultaat. Dit laat zich misschien niet direct uitdrukken in geld, maar wel in leefbaarheid, sociale contacten, veiligheid en het bieden van kansen aan onze bewoners. Goede huisvesting is een voorwaarde voor individuele ontwikkeling en groei. We zien het als onze taak om betere woon- en leefomstandigheden te creëren voor mensen die dit nodig hebben, en hen zo een nieuw, beter toekomstperspectief te bieden. Zo leggen we niet alleen een basis voor goed wonen, maar ook voor goed leven. Als maatschappelijke onderneming willen we graag ontmoetingen faciliteren. De inrichting en het beheer van zo’n ontmoetingsplaats is geen gemakkelijke opgave. Maar dat hebben wij er graag voor over als wij daarmee kunnen voorzien in een maatschappelijk behoefte. Overigens is dat niet alleen in het belang van de samenleving, maar ook in ons eigen belang. De investering die wij doen, verdient zich immers weer terug als de waarde van het vastgoed stijgt door de toegenomen aantrekkingskracht van de wijk.’ Stefan Schuwer, lid Raad van Bestuur Ymere.
Hogere waarde vastgoed In de afgelopen jaren is er veel gepubliceerd over de relatie tussen omgevingskwaliteit en vastgoedwaarde. Volgens diverse onderzoekers2� bestaat deze relatie duidelijk. Positieve waardering door bewoners komt tot uitdrukking in hogere waarden van het vastgoed. Als een wijk een prettige woonomgeving biedt wordt de wijk dus gewild. Omgekeerd blijkt de (lagere) prijs van woningen samen te hangen met een lage sociale status van de buurt. De kwaliteit van de woonomgeving heeft een belangrijke invloed op de prijs van koopwoningen in de buurt. Vooral in de stad bepaalt de woonomgeving voor meer dan de helft de prijs per vierkante meter. Het gaat daarbij vooral om sociale kenmer-
2 Zie de literatuurlijst in hoofdstuk 10
16
Zo doende!
ken van de woonomgeving, zoals de status van de buurt en functionele kenmerken, zoals werkgelegenheid en de nabijheid van snelwegen. Daarnaast blijken er positieve effecten te zijn op de vastgoedwaarde van woningen door de aanwezigheid van multifunctionele accommodaties voor kinderen. Een brede school blijkt een waardemaker: de aanwezigheid van zo’n multifunctioneel centrum kan een waarde-effect op woningprijzen genereren tussen 0,3 en 2,5 procent bovenop de normale prijsontwikkeling. Het waarde-effect is nog groter in achterstandswijken. Aedex biedt uitkomst Van de klassieke rol van woningbeheerder krijgen corporaties dus meer een rol van maatschappelijk gedreven investeerder of belegger in verschillende soorten vastgoed. Echter, maatschappelijke ambities zijn mooi, maar ze vragen wel om renderende investeringen. Veel geld verdienen met maatschappelijk vastgoed is niet echt aan de orde, maar een kostenneutrale aanpak kan zeker worden nagestreefd. Corporaties hebben belang bij inzicht in de vraag of de aannames die aan hun investeringen ten grondslag liggen ook worden waargemaakt. Inzicht in de kwaliteit van investeringskeuzes kan iedere corporatie met een beetje inspanning wel voor zichzelf organiseren. Zelfonderzoek geeft echter geen antwoord op de vraag of de eigen investeringen in relatie tot die van vergelijkbare partijen (corporaties en andere partijen) het beter of slechter doen en wat de oorzaken daarvan zijn. Beter kan de aeDex/IPD-index van stichting Corporatie Vastgoedindex worden gehanteerd. De aeDex/IPD is een meetinstrument dat voor de deelnemers een beoordeling van zowel financieel-economisch als maatschappelijk ondernemen mogelijk maakt. Aedex wil het effect van maatschappelijke activiteiten zichtbaar maken in het financieel rendement. Dit kan worden bereikt door maatschappelijke activiteiten te vergelijken met commerciële activiteiten op dezelfde locatie.
17
Investeren in gebouwen voor kinderopvang en onderwijs
2.
2 zeesterren, multifunctionele accommodatie (basisschool, kindercentrum van nul tot vier jaar). Gemeente Den Haag, woningcorporatie Vestia Foto: Sander Schrover
18
Zo doende!
Het rendement dat voortvloeit uit de dagelijkse bedrijfsvoering: het direct rendement, bedroeg in 2009 voor alle vastgoedinvesteringen van de deelnemers aan de IPD Nederlandse Maatschappelijk Vastgoedindex 6,8 procent. Het direct rendement is niet voor alle vormen van maatschappelijk vastgoed gelijk, zoals uit onderstaand overzicht blijkt.
collectief woon/zorg vastgoed kinderdagverblijven (brede) scholen overig maatschappelijk vastgoed
19
6,9% (2008: 6,7%) 6,6% (2008: 4,5%) 6,9% (2008: 6,4%) 5,4% (2008: 5,5%)
3.
Wettelijke rolverdeling rijk-gemeente-schoolbestuur en kinderopvang
Zo doende!
Onderwijs De budgetten voor onderwijshuisvesting zijn verdeeld over gemeenten en scholen. Gemeenten ontvangen de middelen voor investeringen, de schoolbesturen voor de exploitatie. Het ministerie van Binnenlandse Zaken stort elk jaar een bedrag voor de investeringen in het gemeentefonds. Het kabinet stelt jaarlijks de hoogte van dit bedrag vast. In 2009 ontvingen de gemeenten een bedrag van 1,4 miljard euro. Op basis van de modelverordening van gemeenten wordt het normbedrag vastgesteld dat beschikbaar is voor onderwijshuisvesting. Dit normbedrag is het budget voor nieuwbouw, uitbreiding, tijdelijke voorzieningen, enzovoort. De onderwijswetgeving bepaalt de rolverdeling tussen de gemeente en schoolbestuur. De gemeente stelt op verzoek van een schoolbestuur geld beschikbaar en wijst een locatie aan. Het schoolbestuur treedt op als opdrachtgever en bouwheer en wordt eigenaar van terrein en gebouw. Het bestuur kan de grond en de gebouwen echter niet vervreemden en/of verhuren aan derden zonder toestemming vooraf van de gemeente. De waarde van het onroerend goed is dus niet van het bestuur en staat ook niet op de balans. De gemeente heeft vorderingsrecht op leegstaande onderwijsruimten en kan die inzetten voor een andere school of andere maatschappelijke doeleinden. Gemeente en schoolbesturen verklaren in een gezamenlijke acte dat een schoolgebouw niet langer voor het onderwijs noodzakelijk is. Als de gemeente besluit de onderwijsbestemming van het gebouw of het terrein op te heffen, vervalt het eigendom aan de gemeente. Deze beperking van het eigendomsrecht wordt economisch eigendomsrecht genoemd. Gemeenten en schoolbesturen kunnen met wederzijds goedvinden afwijken van de wettelijke rolverdeling. Hierbij heeft – door de wijze waarop de wet het eigendomsrecht en het bouwheerschap formuleert – het schoolbestuur formeel het laatste woord. Dit kan bijvoorbeeld als een derde partij participeert in een multifunctionele accommodatie.
21
Investeren in gebouwen voor kinderopvang en onderwijs
Kinderopvang Gemeenten hebben vanuit de Wet kinderopvang een aantal wettelijke taken: bijhouden van het Landelijk Register Kinderopvang, toezicht en handhaving van de kwaliteit van de opvang en het uitvoeren van het beleid voor doelgroepouders.
3.
In het vraaggefinancierde systeem van de Wet kinderopvang hebben veel gemeenten besloten dat zij naast het uitvoeren van hun wettelijke taken geen beleid moeten en/of hoeven te ontwikkelen en uit te voeren voor kinderopvang. Gemeenten kunnen in dit vraaggestuurde systeem wel een actieve rol spelen in het stimuleren van ondernemers in de kinderopvang bij het realiseren van meer capaciteit en in de samenwerking met het primair onderwijs. Een aantal gemeenten heeft deze actieve rol al op zich genomen: aanbesteding van kinderopvang, inpassing in het bestemmingsplan , investeren in gebouwen voor kinderopvang en een concreet ingevulde regierol.
22
Zo doende!
23
4.
Sector basisonderwijs
Zo doende!
In Nederland volgen in 2008 bijna 1,7 miljoen kinderen basisonderwijs, verdeeld over zo’n 7500 basisscholen die onder 1300 schoolbesturen vallen. Het is niet duidelijk hoeveel gebouwen voor primair onderwijs Nederland telt, het aantal wordt geschat op circa 10.000 met in totaal ongeveer 60.000 klaslokalen. Sinds 1997 is er sprake van decentralisatie van verantwoordelijkheden van het rijk naar de gemeenten. Gemeenten zijn verantwoordelijk voor de investeringen in het basisonderwijs, schoolbesturen voor de exploitatie. Gemeenten besteden jaarlijks ruim een miljard euro aan schoolgebouwen. Per jaar realiseren zij daarmee tussen de 100 en 150 nieuwe gebouwen. Voor de ruimtebehoefte van het onderwijs heeft de VNG een vrij beperkte adviesnorm opgesteld. Een basisschool met acht klassen begint met een vast binnenoppervlak (vaste voet) van 200 vierkante meter, per leerling komt daar 5,03 m2 bovenop. Een basisschool in het speciaal onderwijs begint met een vaste voet van 250 m2, per leerling komt daar 7,35 m2 bij. Volgens de VNG-normen bedraagt de investering per m2 bruto vloeroppervlak 1550 euro, in de praktijk is deze investering hoger. De gemiddelde werkelijke investering per vierkante meter ligt tussen 1500 en 2000 euro. Ook voor het buitenterrein zijn er vaste minimumnormen. Zo moet een verharde speelplaats minimaal 300 vierkante meter groot zijn, per leerling is 3 m2 noodzakelijk. Vanaf 200 leerlingen kan worden volstaan met 600 m2. Voor het hele buitenterrein van een school bestaat sinds de decentralisatie naar gemeenten geen normering meer. In het verleden hanteerde het ministerie van OCW tweemaal het vloeroppervlak van het gebouw als norm voor het buitenterrein. Voor de bouw van een school met een vloeroppervlak van 1000 m2 is dan een perceel nodig van 2000 m2. Daarvan is 600 m2 nodig voor een speelplaats, de overige vierkante meters zijn nodig voor onder andere een fietsenberging en groenvoorzieningen.
25
Investeren in gebouwen voor kinderopvang en onderwijs
4.
Zie de VNG modelverordening voorzieningen huisvesting onderwijs, bijlage III, Criteria voor oppervlakte en indeling. Op de website www.onderwijspaleis.nl staat een rekenmodel waarmee aan de hand van het aantal leerlingen de ruimtebehoefte van een school kan worden bepaald (zie onder toolbox/ruimtebehoefte).
Vanuit het rijk wordt de combinatie van kinderopvang en onderwijs gestimuleerd. Vanaf schooljaar 2007/2008 zijn schoolbesturen verplicht dagarrangementen aan te bieden. Een dagarrangement houdt in dat kinderen van bijvoorbeeld 7.30 uur tot 18.30 uur een verantwoord en professioneel activiteitenaanbod krijgen, zowel wat betreft leren als vrije tijd. Meestal gebeurt dit door het zogenaamde makelaarsmodel, waarbij een school doorverwijst naar een kinderopvangorganisatie met wie zij het liefst samenwerkt. Reden daarvoor is dat scholen hun nieuwe verantwoordelijkheid ook als een extra belasting zien, want voor verregaande samenwerking heeft het rijk geen extra geld beschikbaar gesteld. Als kinderen deelnemen aan een dagarrangement verblijven zij langer in de gebouwen dan op de gebruikelijke schooldagen. Het onderwijs werkt steeds meer met alternatieve dagindelingen in plaats van de traditionele schooltijden. Dat kan zijn met een continurooster waarbij alle kinderen tussen de middag op school blijven of een model met vijf gelijke schooldagen waarbij de traditionele vrije woensdagmiddag vervalt. Dit andere gebruik vraagt ook andere voorzieningen van een gebouw. De brede school Sinds een jaar of tien doet zich een nieuwe ontwikkeling voor. Gemeenten willen een geïntegreerd voorzieningenaanbod voor de wijk realiseren. Om dit te kunnen realiseren wordt er samenwerking gezocht tussen onderwijs en andere voorzieningen als kinderopvang, peuterspeelzaal, sport, cultuur, opvoedingsondersteuning en andere wijkvoorzieningen. Hoe het voorzieningenaanbod precies wordt ingevuld, is afhankelijk van de specifieke situatie van de wijk en de mogelijkheden van de
26
Zo doende!
partners. In de praktijk blijkt het realiseren van een geïntegreerd voorzieningenaanbod in een multifunctioneel gebouw een hele uitdaging, omdat er sprake is van verschillende financieringssystemen, kwaliteitseisen en gebruikers in tijd en functie. De gedachtenontwikkeling over het gebouw van de brede school is nog in volle gang. Het is van belang om te benoemen dat een multifunctionele accommodatie niet automatisch hetzelfde is als een brede school. In een multifunctionele accommodatie kunnen de verschillende gebruikers van het complex vrij onafhankelijk van elkaar functioneren. Een brede school gaat daarentegen uit van een gemeenschappelijke visie waarop samenwerking tussen verschillende partijen vorm krijgt. De ontwikkeling van een brede school bevindt zich meestal in een van de volgende drie ‘sferen’: • De brede school heeft een brede visie of breed samenwerkingsmodel, de verschillende partners hebben daarvoor een multifunctionele accommodatie nodig. • Brede samenwerking is een brug te ver, in een multifunctionele accommodatie kan de samenwerking groeien. • Een verzamelgebouw waar iedereen bij wijze van spreken zijn eigen ingang heeft. Samenwerking – ook als men dat later alsnog zou willen – kan niet of kan alleen bij forse aanpassingen van het gebouw. Ideaal bij de ‘brede’ brede school is het gegeven dat het geheel meer is dan de som der delen. Het gaat om een nieuwe organisatie. Een brede school moet dan een plek in de wijk zijn waar kinderen veilig kunnen opgroeien, onderwijs krijgen en leuke dingen kunnen doen. En waar op interdisciplinaire wijze wordt gekeken naar hun ontwikkeling. Er worden in Nederland verschillende termen gebruikt voor integrale kindvoorzieningen, zoals brede school, brede buurtschool, sterrenschool, kantoortijdenschool,
27
Investeren in gebouwen voor kinderopvang en onderwijs
vensterschool, school van de toekomst en integraal kindcentrum. In deze brochure wordt de term brede school gebruikt als het gaat om een integraal aanbod van ten minste onderwijs- en kinderopvangvoorzieningen voor de wijk.
4.
Inmiddels zijn er in 2009 1200 brede scholen voor basisonderwijs en 420 brede scholen voor voortgezet onderwijs in Nederland. De meeste ‘brede’ scholen hebben het karakter van een multifunctionele accommodatie en zijn op weg naar een brede school in de werkelijke betekenis van het woord. Een grote valkuil bij de ontwikkeling van een brede school is dat partijen zich niet zelden tot samenwerking ‘gedwongen’ voelen. Te lang blijven praten over samenwerking tussen partners die elkaar veelal onvoldoende kennen leidt vaak tot irritatie en (grote) vertraging. In zo’n situatie is het verstandig de bouw van een MFA met de potentie zich tot een echte brede school door te ontwikkelen voorrang te geven. De trend is niet te stuiten. Nederland is op weg naar een nieuw type gebouwen voor kinderen, waarin opvang en onderwijs vanuit een gemeenschappelijke pedagogische visie worden aangeboden in een dagarrangement.
28
Zo doende!
29
5.
Sector kinderopvang
Zo doende!
De kinderopvang is een nog jonge sector die een turbulente ontwikkeling heeft doorgemaakt. In tien jaar tijd is de sector in omvang verdubbeld en getransformeerd van een gesubsidieerd- naar een vraaggefinancierd systeem. Dit komt mede door de invoering van de Wet kinderopvang in 2005. In de huidige maatschappij is kinderopvang een voorziening die noodzakelijk is om arbeid en zorg te kunnen combineren. Door de voortdurende stimulering van arbeidsmarktparticipatie van vrouwen is dit geen tijdelijke ontwikkeling. Er is behoefte aan meer aanbod van kinderopvang. Om daar op een structurele manier antwoord op te kunnen geven, dient er een betere samenwerking te komen tussen gemeenten, kinderopvangorganisaties en onderwijs. De vraag naar kinderopvang wordt bepaald door de arbeidsmarktparticipatie van vrouwen, de omvang van het dienstverband van vrouwen, het opleidingsniveau van de ouders en hun inkomen. In 2009 maken in totaal 802.283 kinderen gebruik van kinderopvang (waarvan 357.727 in de dagopvang van nul tot vierjarigen en 444.556 in de buitenschoolse opvang voor vier tot twaalfjarigen). Naar verwachting zal met name de buitenschoolse opvang de komende jaren nog in capaciteit toenemen. In 2009 is er landelijk sprake van wachtlijsten voor zowel hele dagopvang (25.742 kinderen) als buitenschoolse opvang (22.949 kinderen). De capaciteit aan kinderopvang is landelijk ten opzichte van 2008 uitgebreid met 13 procent in de hele dagopvang, en met 19 procent in de buitenschoolse opvang. Kinderopvang is op basis van de Wet kinderopvang sinds 2005 vraaggefinancierd. De Wet kinderopvang regelt de kwaliteit en de financiering van de kinderopvang. Ouders die arbeid en zorg combineren en doelgroepouders in het kader van de Wet kinderopvang hebben recht op een inkomensafhankelijke kinderopvangtoeslag. Kinderopvangorganisaties anticiperen in het realiseren van kinderopvang op een koopkrachtige vraag van ouders. Zij zijn actief op zoek naar mogelijkheden voor
31
5.
Investeren in gebouwen voor kinderopvang en onderwijs
uitbreiding en samenwerking. Uit ervaring blijkt dat ouders opvang dicht bij huis zoeken, zowel voor dagopvang als buitenschoolse opvang. Met name het gesleep met kinderen voor- en na schooltijd vinden ouders niet wenselijk. Tegelijkertijd willen ouders, en vaak ook leerkrachten, andere ruimten voor de kinderen na schooltijd. Dus geen opvang in klaslokalen. Bij de realisatie van buitenschoolse opvang wordt de opvang meer en meer binnen school gerealiseerd. Ook wordt er gezocht naar het gebruik van bestaande accommodaties, bijvoorbeeld sportaccommodaties. Binnen het onderwijs is er een stijgende vraag naar pedagogische afstemming tussen onderwijs en kinderopvang. Vierkante meters In 2009 zijn er in Nederland ruim 1700 organisaties voor kinderopvang met een gezamenlijke omzet van 3 miljard euro. De honderd grootste organisaties hebben ruim 50 procent aandeel in de markt. Er zijn drie landelijk werkende organisaties en de meeste grote steden of regio’s kennen een of meer grote regionale organisaties. In totaal zijn er in Nederland in 2009 ruim 10.000 locaties voor kinderopvang, ongeveer 4400 locaties voor hele dagopvang en ruim 5400 locaties voor buitenschoolse opvang. De investeringen voor een kinderopvanglocatie verschillen natuurlijk per geval. Exclusief de grondkosten moet een kinderopvangorganisatie rekening houden met een investering tussen 1500 en 2000 euro per vierkante meter. Over het algemeen liggen de cascokosten voor een kinderdagverblijf rond 130 euro per m2 (huurprijs), oplevering met voorzieningen zoals tussenwanden, leidingen en dergelijke kost zo’n 200 euro per m2 (turn key). Per groep kost de inrichting zo’n 35.000 euro. Gemiddeld worden in een locatie voor hele dagopvang, voor kinderen van nul tot vier jaar, drie groepen gehuisvest. Per groep worden twaalf kinderen opgevangen.
32
Zo doende!
De realisatie van één kindplaats – dat is de capaciteit benodigd voor een kind voor vijf dagen per week, 52 weken per jaar – vergt 10 m2 bruto vloeroppervlak. Een kindercentrum met 36 kindplaatsen heeft gemiddeld een oppervlakte van 350-400 m2. Een locatie van deze omvang bestaat uit drie groepsruimten, met bij voorkeur een aangrenzende verschoonruimte en keuken of pantry. Voor de jongste kinderen is een slaapruimte nodig. Afhankelijk van de omvang van het kindercentrum, is grenzend aan het kindercentrum een buitenruimte nodig van ruim 100 m2. Locaties voor buitenschoolse opvang voor kinderen van vier tot dertien jaar, zijn bij voorkeur gesitueerd in of bij basisscholen. Dit voorkomt het vervoer van de kinderen van school naar de bso met busjes en taxi’s. Per bso-locatie zijn gemiddeld twee groepen gehuisvest, met maximaal twintig kindplaatsen per groep. In totaal is voor twee groepen bso een bruto grondoppervlak nodig van minimaal 400 m2. In 2009 is ongeveer 8 procent van de locaties voor hele dagopvang en 36 procent van de locaties voor buitenschoolse opvang gehuisvest in scholen. In deze situaties kan door medegebruik van ruimtes, bijvoorbeeld een speellokaal, keuken en buitenruimte, efficiënt met vierkante meters worden omgegaan. Het brengen en halen van de kinderen door de ouders van zowel een kindercentrum als een bso vraagt aandacht voor de verkeersafhandeling en de parkeermogelijkheden. Sinds de motie Van Aartsen/Bos (2006) zijn schoolbesturen verantwoordelijk voor het aanbieden van een dagarrangement als ouders daar om vragen. Uit onderzoek blijkt dat schoolbesturen en schooldirecties in 2007 massaal gekozen hebben voor het makelaarsmodel om deze, voor hen nieuwe, taak te vervullen. Schoolbesturen en -directeuren spelen in de meeste gevallen geen actieve rol in het realiseren van meer capaciteit kinderopvang en in de (inhoudelijke) samenwerking met de kinderopvang. In het algemeen ervaart de sector onderwijs de verantwoordelijkheid voor het bieden van een dagarrangement als een extra taak naast veel andere
33
Investeren in gebouwen voor kinderopvang en onderwijs
extra taken die zij al heeft bovenop de primaire taak, namelijk onderwijs geven. Inmiddels is er een tendens zichtbaar waarbij gestreefd wordt naar meer inhoudelijke samenwerking tussen kinderopvang en onderwijs vanuit visie of marketingstrategie.
5.
Brede school de Compositie (basisschool, twee kindercentra nul tot vier jaar, buitenschoolse opvang en een peuterspeelzaal). Gemeente Almere, woningcorporatie Ymere. Foto: Ymere
34
Zo doende!
35
6.
Rol van woningcorporaties
Zo doende!
Woningcorporaties begeven zich meer en meer op het terrein van maatschappelijk vastgoed. Als investeerders, maar ook in een meer structurele betrokkenheid bij beheer en exploitatie. De wijkaanpak in de veertig kracht- of prachtwijken heeft daar een stimulerende rol in gespeeld. In veel van de plannen vormt samenwerking op het terrein van maatschappelijk vastgoed een onderdeel. Over het algemeen bevinden corporaties zich nog in een beginfase: er zijn voorlopers, maar het is nog geen routine voor woningcorporaties. Het vergt specifieke expertise en kennis om succesvol maatschappelijk vastgoed te ontwikkelen, te beheren en te exploiteren. Ook samenwerking met nieuwe partners vergt van woningcorporaties aanpassing. De nieuwe partners uit de sectoren kinderopvang en onderwijs kijken minder vanuit een vastgoedbril naar het gebouw, maar beoordelen een gebouw vooral vanuit hun gebruiksfunctie. Vooral dus vanuit een pedagogische blik, waarbij leren en spelen centraal staan. Gemeentelijke contacten zijn er ook niet altijd, van oudsher werken corporaties minder samen met een Dienst Onderwijs of Maatschappelijke Ontwikkeling dan met Ruimte en Grondzaken. Corporaties moeten dus willen investeren in het proces, dat moet een belangrijke afweging vormen in de besluitvorming. Deze investering geldt overigens ook voor de maatschappelijke partners. Schoolbesturen, kinderopvangorganisaties en andere partners zijn ook niet gewend aan de nieuwe intensieve samenwerking. Voor hen is het bouwen en exploiteren van een MFA een nieuwe ervaring en een leermoment. Hulp van de ervaren corporaties kunnen zij daarbij goed gebruiken. Een nieuwe trend in scholenbouw is het huren bij een woningcorporatie. Servicecentrum Scholenbouw (SCS) heeft een rekenmodel ontwikkeld waarmee school en gemeente kunnen bepalen of huur geschikt is voor hun scholenbouwproject. Bij het rekenmodel hoort de handleiding Schoolgebouw te Huur. Zie literatuurlijst in hoofdstuk 10.
37
Investeren in gebouwen voor kinderopvang en onderwijs
6.
Europa De recente ontwikkelingen rond Europese afspraken voor staatssteun hebben waarschijnlijk effect op de ambities voor maatschappelijk vastgoed van woningcorporaties. Op het terrein van onderwijs blijven investeringen in primair- en voortgezet onderwijs gewoon mogelijk, nu sommig maatschappelijk vastgoed valt onder de definitie ‘dienst van algemeen economisch belang’(DAEB). Maar corporaties moeten wel scherpere afwegingen maken. Mede gedwongen door de minder gunstige economische omstandigheden komt de vraag aan de orde: wat wel doen en wat niet.
De Europese afspraken zijn op het moment van schrijven nog niet verwerkt in nationale wet- en regelgeving. De contouren zijn al wel zichtbaar: er komt waarschijnlijk een aanbestedingsplicht. Hoewel de ruimte om te investeren in verschillende soorten maatschappelijk vastgoed groot blijft, is er wel sprake van nadere voorwaarden. Daarbij moet de corporatie aantonen dat er een belangrijke band met de wijk en het bezit in de wijk is. Kijk voor meer informatie op Aedesnet (www.aedesnet.nl).
38
Zo doende!
39
7.
Extra aandachtspunten
Zo doende!
Wat regelmatig mis gaat bij het ontwerp van een multifunctionele accommodatie is dat de functies van onderwijs, kinderopvang en andere functies gewoon op elkaar worden gestapeld. Resultaat is dan een soort schakering van functies die niet gebaseerd is op een pedagogisch-didactische aanpak, maar op een beheersmatige invalshoek. Er wordt dan teveel gedacht vanuit de beschikbare aantallen vierkante meters. Veel ‘brede’ scholen bereiken dan niet de samenwerking waar zo op is gehoopt. Er wordt dan een beetje teleurgesteld gesproken over ‘bedrijfsverzamelgebouwen’. Toch kan het goed zijn dat medewerkers op den duur tot meer samenwerking komen, dan is zo’n gebouw alleen maar handig. Besef dat samenwerking ook van de medewerkers in een brede school een periode van gewenning kost. Goed en vernieuwend samenwerken, kost gewoon meer tijd. Het is echter wel waar dat in de praktijk mensen makkelijk kunnen terugvallen in een ieder-voor-zich houding. Veel brede scholen vervullen ook een functie voor de buurt. Er worden inburgeringsen taalcursussen gegeven, sport, opvoedingscursussen, er zijn buurtbijeenkomsten, markten en zo meer. Dat betekent ook dat er goed nagedacht moet worden over de toegankelijkheid van het gebouw. Een deel van het gebouw moet open zijn voor de buurt. In onveilige buurten vraagt dat extra aandacht. Als een deel van de multifunctionele accommodatie na 17.00 uur dicht gaat, dan moet dat deel van het gebouw afsluitbaar zijn, compartimenteerbaar. Exploitatie en beheer Ook exploitatie en beheer van een multifunctionele accommodatie moeten in orde zijn. Uit onderzoek in Amsterdam en Utrecht blijkt dat multifunctionele accommodaties duurder zijn dan verwacht. Bij het ontwerp van het gebouw kan hier beter over worden nagedacht. De combinatie van onderwijs, kinderopvang en andere voorzieningen in één gebouw vraagt ook aandacht voor het beheer.
41
7.
Investeren in gebouwen voor kinderopvang en onderwijs
Belangrijk is dat beheer en exploitatie van het nieuwe gebouw in een zo vroeg mogelijk stadium wordt vormgegeven. Niet zelden richt alle aandacht zich op de ontwikkeling van het gebouw en wordt te laat met het beheer begonnen. De te kiezen beheersvorm en exploitatiemodel hebben namelijk invloed op het ontwerp van het gebouw en daarmee dus ook op de exploitatiekosten. Te laat bezig gaan met beheer en exploitatie leidt in de praktijk regelmatig tot forse kostenoverschrijdingen.
Uitvoerders van scholenbouwprojecten kunnen beheer en exploitatie van een gebouw op zich nemen, zodat gebruikers hierin geen verantwoordelijkheid en risico’s hoeven te dragen. In dat geval is er sprake van integrale aanbesteding, waarbij ontwerp, bouw en beheer worden verzorgd door een opdrachtnemer. Op die manier kunnen de verschillende samenwerkingspartners zich richten op hun primaire taak. Hierbij past nog een belangrijke kanttekening. Het is schoolbesturen op grond van artikel 148 van de Wet op het primair onderwijs niet toegestaan te investeren in de eigen huisvesting. Het ministerie van OCW heeft schoolbesturen hier meermalen op gewezen. Binnen- en buitenruimten Bij het ontwikkelen van een multifunctionele accommodatie krijgt de buitenruimte vaak onvoldoende aandacht. Er wordt in veel gevallen geen budget voor gereserveerd. Gevolg is een onaantrekkelijke buitenruimte. Buitenruimten zijn voor kinderen van groot belang. Zij moeten voldoende uitdagend zijn en mogelijkheden bieden voor sport, spel en ontspanning buiten het gebouw. Nieuwe trend in de ontwikkeling van buitenruimten is de natuurlijke speelomgeving. Voorbeelden daarvan in Rotterdam zijn de natuurlijke speelplaats naast station Slinge en de Speeldernis ten westen van het Centraal Station. Het zijn geen speelruimten die direct naast elke multifunctionele accommodatie kunnen worden aangelegd. Het
42
Zo doende!
geeft wel aan dat, met name vanuit de kinderopvang, buitenruimten waar kinderen op speelse wijze met natuur in aanraking komen steeds populairder worden. Gebouwen voor kinderen moeten natuurlijk ook binnen gezond zijn. In een gezond binnenklimaat functioneren kinderen beter. Zeker als ze daar langere tijd van de dag moeten zijn. De laatste tijd is er meer en meer aandacht voor het binnenklimaat in de scholen. De doelmatigheid van veel schoolgebouwen laat op dit punt te wensen over, aldus een rapport van de rijksbouwmeester. De beschikbare budgetten voor onderwijshuisvesting zijn relatief laag. Servicecentrum Scholenbouw stimuleert opdrachtgevers voor scholenbouw om integrale aanbestedingsvormen te overwegen. Integraal aanbesteden is een kans om een gebouw met een optimale prijs-kwaliteitverhouding te realiseren. Meer informatie vindt u in de brochure Scholen Bouwen voor de Toekomst en op www.scsb.nl. Eigenschappen van het gebouw De eigenschappen van het gebouw zijn afhankelijk van beschikbare gelden en het perspectief dat de verschillende deelnemende partijen in gedachten hebben bij het ontwerp. Een goede accommodatie moet voldoen aan acht kenmerken. De acht criteria bestaan uit zogenaamde harde (de eerste vier) en zachte, voelbare criteria (de laatste vier): 1 De meerwaarde van het programma. Een gebouw heeft een programma van eisen, maar is de architect er bijvoorbeeld in geslaagd daadwerkelijk meer ruimte te creëren? 2 Flexibiliteit. Kan het gebouw aangepast worden aan nieuwe eisen en wensen? 3 Het klimaat. Akoestisch, thermisch, licht en luchttechnisch binnenklimaat. 4 De economie van het gebouw. Kwaliteit, kosten en opbrengsten van het gebouw, maar ook duurzaamheid, onderhoudsvriendelijkheid, bestendigheid van de bouwkundige constructie en de interieurafwerking in relatie tot de investering.
43
Investeren in gebouwen voor kinderopvang en onderwijs
7.
5 Ruimtelijkheid. Zowel vierkante als kubieke meters. 6 Zintuiglijkheid. Visuele-, auditieve-, geur- en tactiele eigenschappen; de dragers zijn de materialen, maar het kan ook gaan om planten, lucht en water. 7 Expressie, identiteit en afleesbaarheid. Een gebouw moet iets uitdrukken, een expressie hebben. 8 De context van het gebouw. Het schoolplein, de omgeving, de buitenruimte met fietsen, sport en spel. Een multifunctionele accommodatie moet verschillende functies kunnen herbergen: • educatie • opvang • ontspanning • ontmoeting • eten en koken • professioneel vergaderen • sport en spel
Als kinderen langere tijd per dag worden opgevangen, is het ook belangrijk dat er verschillende sferen zijn in een dergelijk gebouw. Het gebouw moet de verschillende ontwikkelingsbehoeften van kinderen accommoderen: leren, spelen, ontspannen, ontdekken, rennen, maar ook iets opzoeken op de computer. Een kind moet zich rustig even kunnen terugtrekken of een dutje kunnen doen. Een brede school hoeft niet één gebouw te zijn, de verschillende delen kunnen ook op een gemeenschappelijk terrein staan. Volgens professionals werpen verschillende gebouwen wel samenwerkingsbarrières op, simpel en alleen omdat een loopje naar de overkant minder voor de hand ligt.
44
Zo doende!
Een multifunctionele accommodatie moet ook verschillende ruimten hebben. Afhankelijk van de functies die in het gebouw zijn ondergebracht kan dat worden aangevuld: • leerruimten (‘lokalen’) • opvangplekken/-ruimten • een keuken (ook om te koken met kinderen of bewoners) • een ontmoetingsruimte • knutselruimten • sport- en cultuurruimten • techniekruimte • presentatieruimte • ruimte om te vergaderen • professionele werkplekken voor personeel • ruimte voor beheer • goede buitenruimten • ruimten die openstaan voor de buurt, voor activiteiten 2 waterlelies, multifunctionele accommodatie(basisschool, kindercentrum 0-4 jaar, zorgcentrum voor ouderen). Gemeente Den Haag, woningcorporatie Vestia. Foto: Sander Schrover
45
8.
Drie inspirerende voorbeelden
Zo doende!
‘Creëer met een brede school een aantrekkelijke woonomgeving’ De ervaringen van corporatie Ymere Gert Diepeveen is manager gebiedsbeheer van woningcorporatie Ymere. In Almere bezit Ymere twee brede scholen, waarvan de corporatie zowel opdrachtgever als (mede)ontwikkelaar is. ‘De scholen hebben een duidelijke buurtfunctie. Ymere is blij met de brede scholen, maar leert wel elke dag bij. Maak vooral goede en duidelijke afspraken vooraf over exploitatie en beheer, dat draagt bij tot het succes van multifunctionele accommodaties’, vertelt Gert Diepeveen. ‘Met het daadwerkelijke beheer van de multifunctionele accommodaties zijn we zo’n zeven jaar geleden begonnen. Mijn rol als manager gebiedsbeheer is zorgen dat het beheer goed verloopt. Goed beheer vormt een belangrijk onderdeel van lekker kunnen werken voor de gebruikers van de accommodatie. Daartoe moeten vooraf met de verschillende participanten duidelijke afspraken worden gemaakt over het kwaliteitsniveau dat met elkaar wordt gerealiseerd en gehandhaafd. Corporaties moeten goed kijken naar het planmatig onderhoud en met name naar zaken die dagelijks terugkeren, zoals het schoonmaakonderhoud.’ ‘In de brede school werken onderwijs en kinderopvang intensief met elkaar samen, de kwaliteitseisen kunnen echter per partner verschillen. Ook gebruikt de één gemeenschappelijke ruimtes intensiever dan de ander. Hoe worden kosten verdisconteerd als de school meer gebruik maakt van de entrees, verlichting, telefoon, toiletten? Moet het worden berekend op basis van aantallen afgenomen vierkante meters of van aantallen gebruikers? Slechte of onduidelijke afspraken in het begin, blijven altijd achtervolgen. Als de verschillende partners hun eerste afrekeningen ontvangen voor gebruik van stroom, glazenwasser of schoonmaker kun je dan echt problemen krijgen.’
47
Investeren in gebouwen voor kinderopvang en onderwijs
8.
Leefbaarheidsbudgetten inzetten ‘Voor een corporatie is het daarbij van belang om iets van je leefbaarheidsbudgetten in te zetten. Zowel voor de kwaliteit van de multifunctionele accommodatie als de woonomgeving. Als een schoolplein een functie krijgt voor kinderen uit de buurt, moet je zorgen dat het er goed bij staat en veilig is. Reparatie van speeltoestellen, hondenpoep in de zandbak, graffiti, je moet er direct iets aan doen. Anders gaat de kwaliteit van zo’n gebouw snel achteruit. We proberen met de verschillende partners daarom steeds helderder te omschrijven waar het belang van Ymere ligt en waar van school en kinderopvang. Wat betalen wij en wat betalen zij? Daarbij is het onbegonnen werk om het totale onderhoud bij Ymere te leggen. Op een wand waar steeds leerlingen tegen aanleunen, ontstaan snel beschadigingen. Die kun je repareren, maar een maand later is het weer beschadigd. Dat is voor ons ook een leerproces geweest.’ ‘Ymere faciliteert op elke brede school een huismeester, de deelnemers betalen daar via de servicekosten aan mee. Wij stellen de huismeester aan, in overleg met de school. De huismeester is in dienst van Ymere, maar maakt feitelijk deel uit van het team van de brede school. Dat is z’n stek, dat is z’n locatie. De participanten in een brede school bepalen zelf waarvoor de huismeester wordt ingezet. De ene brede school vindt het belangrijk dat de huismeester bezoek ontvangt en koffie aanbiedt, de ander wil vooral iemand voor technische klussen en hand-en-spandiensten voor de andere medewerkers. Wij vinden het allemaal prima. Voor ons is vooral van belang dat deze persoon de kwaliteit van het gebouw goed in de gaten houdt. Dat betekent dus continue controle van ramen, beveiliging, daken en van schoonmaakwerk. Vooral het laatste is heel belangrijk, want het kan tot kleine dagelijkse ergernissen leiden.’ Aantrekkelijke woonomgeving ‘Ymere doet z’n best om een aantrekkelijke woonomgeving te creëren voor de huurder. Voor ons telt niet alleen het individuele huurcontract met een individuele huurder. Want een huurder wil alleen nog naar een wijk komen als de woonomgeving
48
Zo doende!
aantrekkelijk is. Waar je goed en lekker kunt wonen, leven, groeien. Waar je boodschappen kunt doen, waar voorzieningen zijn en mensen uit de buurt goede mogelijkheden hebben elkaar te ontmoeten. Een multifunctionele accommodatie waarin een brede school zit, biedt daartoe uitstekende mogelijkheden.’ ‘We proberen onze participanten in de brede school dan ook te helpen met het bedenken van projecten die brede school en directe omgeving met elkaar verbindt. Denk aan buurtfeesten, maaltijdprojecten, koffie-ochtenden voor verschillende culturen, spreekuren van de bewonerscommissie. Maar het zijn vooral de directie en het team van de brede school die bepalen hoeveel van dergelijke activiteiten ze in huis willen halen. Hoe breed ze willen zijn is hun pakkie-an. De praktische uitwerking van deze projecten ligt verder helemaal bij de huismeester. Ymere adviseert wat een redelijke huur kan zijn voor derde partijen, de huismeester regelt de praktische afwikkeling en de contracten, die hij in modelvorm in de lade heeft liggen.’ ‘Zo worden in beide accommodaties op zaterdag en zondag kerkdiensten georganiseerd. Als dan op een regenachtige dag honderden natte voeten zo’n multifunctionele accommodatie in en uit lopen, moet wel het schoonmaakwerk zijn geregeld. Anders klagen medewerkers en ouders maandagochtend en dat wil je niet. Dat zijn typische regeltaken voor de huismeester. De schoonmaakkosten worden door de participanten betaald uit de vergoedingen die ze ontvangen van deze derde partijen.’ Eén aanspreekpunt ‘Voor ons als corporaties is het ondoenlijk om met elke deelnemer in een brede school in de slag te zijn over wat ze precies willen. We hebben daarom gekozen voor één aanspreekpunt voor alle beheersmatige en beleidsmatige zaken van de brede school. We hebben gekozen voor de directie van de participerende basisschool, zij zijn de grootste partij. Alle andere participanten overleggen eerst met de directie van de
49
Investeren in gebouwen voor kinderopvang en onderwijs
school, waarna de directie alle wensen of eisen met ons afstemt. Daarnaast hebben we twee keer per jaar regulier overleg met de directies van de brede scholen.’
8.
‘Discussies over het interne gebruik van ruimtes binnen de accommodatie moeten de participanten zelf voeren. De directie van de brede school moet daarover uiteindelijk beslissen. Wel praten wij mee als er een ruimte vrijkomt, als er bijvoorbeeld minder kinderen zijn. Moet het een knutselatelier worden, een zitkamer of een spreekkamer voor de bewonerscommissie? Gebruik van zo’n ruimte moet passen binnen de cultuur en de sfeer van de brede school. Maar je ziet soms wel spanning ontstaan over wat een ruimte aan huurprijzen moet opleveren om de exploitatie rond te krijgen en wat de participanten graag willen. Ze kunnen wel een knutselruimte willen behouden, maar wij krijgen de exploitatie echt niet rond als het maar de helft van de benodigde huur oplevert. Dan is het toch een beetje de maatschappelijke markt die bepaalt hoe Ymere daarin opereert, welke vraag de samenleving stelt.’
Over Ymere Ymere is actief in de noordvleugel van de Randstad. De corporatie bezit ruim 82.500 verhuureenheden. De corporatie investeert in de periode 2008-2012 voor ongeveer 3,6 miljard euro in vastgoed, zowel in nieuwbouw als bestaand bezit. De corporatie ontwikkelt ook winkels en bedrijfsruimten, parkeervoorzieningen en maatschappelijk vastgoed als scholen, woonzorgcomplexen en buurtcentra.
50
Zo doende!
Samen met woningcorporaties brede scholen bouwen? Kinderopvangorganisatie 2Samen in Den Haag 2Samen heeft al jarenlang een relatie met verschillende woningcorporaties in de regio Den Haag. ‘Zowel kinderopvang als corporaties beschouwen zichzelf als maatschappelijk ondernemer en spreken dezelfde taal’, vertelt Sander Schrover, adjunct-directeur van 2Samen. Het liefst zou hij samen met corporaties brede scholen ontwikkelen en bouwen, onderwijs kan dan mooi haar lokalen huren van de corporatie. ‘Onze relatie met corporaties is ruim tien jaar geleden op kleine schaal begonnen. We wilden graag onze opvangcapaciteit uitbreiden en benaderden daarvoor verschillende woningcorporaties. Met name Vestia reageerde toen heel goed. Ze wilden zich meer als maatschappelijk ondernemer profileren, en meer letten op voorzieningen in ontwikkelgebieden. Ze wilden de kinderopvang echt een serieuze plaats geven, net als andere commerciële bedrijven. Daarnaast hadden ze “last” van onze semi-permanente huisvesting in een bepaald ontwikkelgebied, waar wij al 35 jaar zaten. Ze vroegen ons mee te ontwikkelen. In de plint van een te bouwen woongebouw zijn toen vier woningen van bestemming gewijzigd en geschikt gemaakt als kinderdagverblijf.’ ‘De relatie met corporaties is sindsdien alleen maar beter geworden. Wij huren graag van ze. We willen geen vastgoedboeren zijn, met veel eigen bezit. Tegelijkertijd spreken we deels dezelfde taal. We zijn allemaal maatschappelijk ondernemers en zowel bij ons als bij corporaties moet de schoorsteen roken. Er moet geld worden verdiend. Dus als corporaties voor ons gebouwen neerzetten voor een langere periode en wij deze huren, dan moeten ze wel kunnen vertrouwen op een zeker rendement. Aan de andere kant moeten wij ook onze exploitatie rondkrijgen, waarbij corporaties moeten beseffen dat de kinderopvang niet alles kan afwentelen op
51
Investeren in gebouwen voor kinderopvang en onderwijs
8.
de tarieven die door ouders moeten worden betaald. Per situatie onderhandelen we daarom steeds over de huur.’ Voorfinancieren ‘Bij nieuwbouw kiezen wij meestal voor het afbouwpakket van woningcorporaties. We kunnen nieuwbouw ook casco laten opleveren en alle voorzieningen zelf bekostigen, maar dat doen we liever niet. Dat kost ons vrij veel investeringscapaciteit. De corporatie zorgt daarom voor inbouw van gas, elektriciteit, deuren, verwarming en luchtbehandeling en dergelijke. Vervolgens tekenen we een huurcontract voor tien jaar waarin wij het afbouwpakket afbetalen. Voordeel voor ons is dat we niet direct veel geld van de plank hoeven te halen. Terwijl woningcorporaties clubs zijn, die makkelijk tegen een bepaald percentage kunnen voorfinancieren.’ ‘Nu, tien jaar later, zijn we voor corporaties een serieuze partner geworden waarmee ze goed zaken kunnen doen. De kinderopvang is geprofessionaliseerd en wordt gerekend tot de marktsector. In 25 jaar zijn we gegroeid van een tiental kinderdagverblijven naar zestig kindvoorzieningen. Anders gezegd: vroeger stapten we schoorvoetend en bedeesd over de drempel van een corporatie met de vraag of we mochten meeliften met hun ontwikkelingen. Nu is het andersom. Corporaties komen op eigen initiatief naar kinderopvangorganisaties en vinden de kinderopvang een interessante partner om mee samen te werken.’
‘Want met kinderopvang – zeker ook als deze is geïntegreerd in een brede school – kun je een wijk aantrekkelijker maken. Meer dan dat zelfs, want voor werkende ouders is het van groot belang dat er kinderopvang in de buurt is. Door op deze manier een aantrekkelijke woonomgeving voor jonge gezinnen te creëren, creëren corporaties voor zichzelf een bepaalde stabiliteit in de vraag naar hun woningen. Toch is er nog een slag te winnen in de samenwerking tussen kinderopvang en corporaties, met name op het gebied van geïntegreerde kindvoorzieningen.’
52
Zo doende!
‘Dat komt met name door de moeilijke regels waar onderwijs mee te maken heeft bij de bouw van nieuwe scholen. De regels vanuit rijk en gemeente zijn gedetailleerd en vrij strak. Als kinderopvang willen we graag intensiever met corporaties samenwerken, maar de opdrachten voor vervanging van scholen en lokalen worden niet door corporaties uitgevoerd. Dat maakt samenwerking wat ingewikkeld, omdat de kinderopvang tegelijkertijd steeds meer met scholen optrekt. Wij kunnen natuurlijk niet met een corporatie in een brede school naschoolse opvang realiseren, terwijl de rest van het pand wordt gebouwd door een commercieel bouwbedrijf. Die schotten zijn jammer, want graag zouden we her en der in de regio leuke brede scholen willen opzetten.’ Veel meer ruimte ‘Ik heb daarom onlangs aan schooldirecties voorgesteld dat kinderopvang en corporaties samen brede scholen gaan ontwikkelen en bouwen. Preciezer geformuleerd: corporatie en kinderopvang bouwen samen een “school”, een ruime voorziening voor buitenschoolse opvang waar ook les kan worden gegeven. Dat is niet moeilijk. Het schoolbestuur huurt dan bij ons de lesruimte die ze nodig heeft. Zo sla je twee vliegen in één klap: je hoeft maar één ruimte te ontwikkelen die voldoet aan de normen voor buitenschoolse opvang én je realiseert onderwijslokalen die zowel voor lessen als opvang gebruikt kunnen worden. In de kern creëer je zo integratie van opvang en onderwijs. Met als voordeel voor onderwijs dat deze nieuwe lokalen veel meer ruimte bieden dan de traditionele lokalen die door rijk en gemeente worden bekostigd.’ ‘Corporaties moeten dan wel een huur kunnen vragen die de exploitatie rendabel maakt. Voor scholen lijkt me dat geen probleem, die worden voor veertig jaar of langer neergezet. Als kinderopvangondernemer is het lastiger om zo’n risico voor veertig jaar te nemen, dan kijk je wel erg ver in de toekomst. Wij kijken steeds tien jaar vooruit, financiële risico’s en demografische ontwikkelingen in een wijk zijn over zo’n periode nog wel goed in te schatten. Daarom vragen we ons altijd af wat er
53
Investeren in gebouwen voor kinderopvang en onderwijs
8.
daarna met zo’n ruimte mogelijk is. In Ypenburg zijn we nu een kinderdagverblijf voor nul tot vierjarigen aan ’t ombouwen tot naschoolse opvang. Omdat we daar van te voren rekening mee hebben gehouden, kan dat zonder al te veel moeite. Zo’n zelfde beweging kun je maken met de realisatie van een volstrekt andere bestemming, zoals een huisartsenpost.’
Over 2samen Kinderopvang 2Samen biedt al zeventig jaar professionele kinderopvang in Den Haag. 2Samen heeft meer dan zestig kindercentra verspreid over Den Haag en Monster, de organisatie biedt zowel opvang in kinderdagverblijven als naschoolse opvang en peuterspeelzaalwerk. 2Samen stimuleert spelenderwijs alle aspecten van de ontwikkeling van kinderen.
54
Zo doende!
Brede school als centrum van het dorp Schoolorganisatie SPOOR in Purmerend Onderwijsorganisatie SPOOR ontwikkelt samen met kinderopvang, woningcorporatie, gemeente en plaatselijke bibliotheek een multifunctionele accommodatie voor het dorp Ilpendam. De nieuwe brede school moet het centrum van het dorp worden. Dat gaat niet vanzelf, veel overleg is nodig tussen de verschillende deelnemers. Directeur Jan Hus van SPOOR legt uit. ‘Waar je altijd mee worstelt, is de verkokering op financieel terrein als je een multifunctioneel centrum wilt bouwen, zoals een brede school. Voor een brede school heb je te maken met financiering vanuit zowel onderwijs, welzijn als kinderopvang en vaak dragen gemeenten en corporaties ook hun steentje bij. Het lastige daarbij is dat vanuit onderwijsgelden geen enkele vierkante meter wordt geboden om ook maar iets van opvang te realiseren. Scholen en kinderopvangorganisaties willen graag samenwerken in brede scholen, maar in de ruimteontwikkeling wordt financieel nergens rekening mee gehouden. Als je wat wilt, moeten andere partners dus meeinvesteren. Naast kinderopvang en onderwijs zijn dit de gemeente en woningcorporaties.’ ‘Van belang is dat in de ontwikkeling van een multifunctioneel gebouw kinderen voldoende ruimte krijgen voor verrijking en ontspanning. Maar we zijn een bedrijf dat onderwijs produceert, we zijn geen vastgoedmensen. We zijn dus ook niet per definitie goed in de ontwikkeling en exploitatie van een gebouw. We hebben niet eens geld om een beheerder aan te stellen, en we hebben ook geen netwerk van mogelijke huurders. Voor ons als schoolbestuur is samenwerking met een woningcorporatie daarom heel aantrekkelijk.’
55
Investeren in gebouwen voor kinderopvang en onderwijs
8.
Geweldige versnelling ‘We bouwen momenteel in Ilpendam met een corporatie, kinderopvang, onderwijs en de plaatselijke bibliotheek een multifunctionele accommodatie. Woningcorporatie AWM uit Monnickendam heeft de realisatie en het beheer ervan op zich genomen. Wat je dan onmiddellijk ziet, is een geweldige versnelling van het tempo. Dat is heerlijk. Gemiddeld zijn we tien jaar bezig voor een nieuwe school er staat, deze brede school hopen we binnen anderhalf jaar klaar te hebben. Mensen van corporaties hebben de know how, de power en de ervaring om processen aan te jagen met projectmanagers. En als school zit je opeens wat ruimer in je mogelijkheden, zeker als een corporatie en een gemeente uit maatschappelijk oogpunt ook wat financiering op zich nemen.’ ‘De gemeente stelt extra geld beschikbaar voor lokalen in dit project, de corporatie financiert het surplus: brede verkeersruimten waarin ook goed kan worden gewerkt en gespeeld door de kinderen. Er komen aantrekkelijke hoeken waar overal gewerkt kan worden. In het ontwerp is verder rekening gehouden met mogelijke toekomstige onzekerheden. Het gebouw moet eventueel ook vrij makkelijk een andere bestemming kunnen krijgen als de demografische ontwikkeling van Ilpendam dat vraagt. Verder is er voor de corporatie ook sprake van een eigenbelang. AWM wilde in Ilpendam graag een eerste grondpositie verwerven, ze waren daar heel open in. Soms kan een verschuiving in grondposities dus al voldoende reden zijn om te willen investeren in maatschappelijk vastgoed.’ Botje bij botje ‘Heb je eenmaal de gewenste gebouwlijke situatie, dan ontstaat een beheerssituatie. De middelen voor vierkante meters voor onderwijs zijn beperkt, de kinderopvang kan met haar geld gewoon meer vierkante meters voor minder kinderen afnemen in een multifunctionele accommodatie. Dat geeft al een tweesporenbeleid in één gebouw, als je niet oppast. Dat moet goed worden geregeld. Als je het niet goed regelt, laat de
56
Zo doende!
kinderopvang een glaszetter komen voor hun ruimten, en wij voor de onze. Het gaat al om dat soort kleine, praktische zaken. Juist dit bracht ons op het idee om te zoeken naar een partij die goed is in beheer en exploitatie. En daar zijn woningcorporaties voor in het leven geroepen.’ ‘We spreken nu met de woningcorporatie over het beheer van de accommodatie in de toekomst. Als we allemaal botje bij botje leggen, kunnen we misschien iemand aanstellen voor het dagelijks beheer. We overleggen over allerlei aspecten, waarbij je vooral begrip moet hebben voor elkaars situatie. Een corporatie is ook een financieeleconomische organisatie met een bepaalde onderhoudsritmiek. Die kun je niet zomaar op een brede school toepassen, daar moet je een modus in vinden. Corporaties zijn natuurlijk gewend alles in eigen beheer te doen, nu moeten ze eerst overleggen over hoeveel wij daadwerkelijk kunnen bijdragen voor onderhoud. Dat zijn toch lagere bedragen dan corporaties gewend zijn. Het betekent misschien eens in de zeven jaar het buitenwerk schilderen in plaats van elke vijf jaar. Met wat goede wil kom je daar prima uit, maar iedereen moet het zich wel realiseren.’ Tijdelijke coördinator ‘In de brede school zelf is een goed contact belangrijk tussen de verschillende partners. Om dat contact te vergemakkelijken, heeft SPOOR tot 2012 een tijdelijk coördinator brede scholen aangesteld. In dat jaar willen we overal in ons werkgebied redelijk brede scholen hebben, die verder reiken dan het huidige, smalle opvangmodel. De coördinator moet in al onze kernen met schoolteam en kinderopvang een gezamenlijke visie ontwikkelen. En samen aan een organisatie bouwen waarin de brede-schoolgedachte tot ontwikkeling kan komen. Uiteindelijk moet dit zo gesmeerd verlopen dat de coördinator overbodig wordt. School en kinderopvang leiden dan gezamenlijk de brede school.’
57
Investeren in gebouwen voor kinderopvang en onderwijs
‘Ik wil er mee zeggen dat veel overleg noodzakelijk is voordat je een gebouw daadwerkelijk samen binnenstapt. Samenwerkingspartners moeten intensief met elkaar spreken over ieders verantwoordelijkheden. Ik heb elders in het land brede scholen bezocht waar was vergeten vooraf alles vast te leggen. En daar ging het echt niet goed. Er is geen samenwerking tot stand gekomen. Iedereen trekt er de deur achter zich dicht en doet z’n eigen ding. Heel jammer, want een brede school kan het levendige centrum van een woonomgeving vormen. Zo willen we het in Ilpendam, waar verder geen voorzieningen meer zijn. De brede school moet dé trekker van het dorp worden.’
8.
Over SPOOR SPOOR is de scholenorganisatie voor primair openbaar basisonderwijs in de regio Waterland en Oost-Zaan, boven Amsterdam. De stichting telt 25 scholen, ongeveer 5000 leerlingen en 480 medewerkers. De scholen variëren in grootte van 400 tot 60 leerlingen.
58
Zo doende!
59
9.
Praktische aanbevelingen
Zo doende!
Praktische aanbevelingen in willekeurige volgorde Betrek exploitatie en beheersvorm zo vroeg mogelijk bij het proces De beheersvorm en het exploitatiemodel hebben invloed op het ontwerp van het gebouw. Daarom is het belangrijk hierin zo vroeg mogelijk keuzes te maken. De samenwerking tussen corporatie en samenwerkingspartners stopt niet bij de oplevering van het gebouw. Juist daarna kan een duurzame samenwerking rendement opleveren in de vorm van informatie-uitwisseling, organiseren van buurtbijeenkomsten of projecten waarbij de buurt betrokken is. Onderzoek de mogelijkheden voor investeren in beheer, onderhoud en exploitatie vanuit de corporatie. Beheer en onderhoud zijn core business van de corporaties en niet van onderwijs en kinderopvang. Daarin kan de corporatie meerwaarde opleveren. Ken de verschillende werelden De wereld van de corporaties is een andere dan die van kinderopvang en onderwijs. Wees voorbereid op cultuurverschillen: ‘vastgoeddenken’ en ‘pedagogisch denken’ kennen elk een ander jargon en ook andere tijdlijnen. Bestaan er ook vooroordelen over en weer? Kunnen de verschillende partijen elkaar vinden onder de noemer ‘opgroeien in de wijk’? Eerst een visie vaststellen, dan pas praten over de vorm Ga voor een heldere visie in een zo vroeg mogelijk stadium met elkaar ‘op reis’. Trek zo vroeg en (waar relevant) zo vaak mogelijk met elkaar op. Zoek, benut en versterk de samenwerking. Deel informatie, bezoek samen een aansprekend voorbeeld. Door vroegtijdige samenwerking ontstaat, ongetwijfeld met vallen en opstaan, een hechte onderlinge relatie met vertrouwen en wederzijds respect. Dat biedt ook kansen voor de toekomst.
61
Investeren in gebouwen voor kinderopvang en onderwijs
Richten op de doelgroepen: kinderen, ouders en professionals Het centraal stellen van de doelgroepen is succesvol gebleken. Benut daarbij elkaars expertise.
9.
Organisatiestructuren De woningcorporatie moet zich verdiepen in de organisatiestructuur van kinderopvang en onderwijs. Weet hoe de bevoegdheden zijn verdeeld tussen een schoolbestuur en een locatiedirecteur. En weet wie welke bevoegdheden heeft binnen de kinderopvangorganisatie (bestuurder, regiomanager, locatiemanager). Draagvlak Zorg voor politiek en maatschappelijk draagvlak en commitment voor de plannen. Financiering en kwaliteit Globale kennis over geldstromen en wettelijke eisen omtrent kinderopvang en onderwijs (en de verschillen tussen de sectoren) komt van pas. De gemeente is verantwoordelijk voor de investeringen in vierkante meters voor onderwijs, de kinderopvang financiert zelf. Schoolbesturen mogen geen rijksmiddelen inzetten voor investeringen in vierkante meters, wel eventuele eigen middelen (uit bijvoorbeeld steunstichtingen). De kinderopvang stelt ook andere eisen aan een gebouw dan onderwijs. Een totaal gebouw Beschouw het gebouw als één geheel, voor alle gebruikers. En dus niet voor de verschillende partners afzonderlijk. Flexibiliteit Uit bijeenkomsten met maatschappelijke partners (zoals architecten, beleidsmedewerkers, bestuurders) die betroken zijn bij multifunctionele accommodaties komt één woord vaak terug: flexibiliteit. Dit moet een belangrijke eigenschap zijn van een
62
Zo doende!
nieuw gebouw. Functies van een gebouw zullen in de loop der tijd veranderen. Denk dus ook voor de lange termijn na over de functies die het gebouw kan hebben. Duurzaamheid Investeer in duurzaamheid en binnenklimaat. Buitenruimte Creëer en investeer in een buitenruimte die uitnodigt tot spelen. Bouw Focus niet uitsluitend op de bouw van de multifunctionele accommodatie. Besteed ook aandacht aan gebruik en beheer als het gebouw er eenmaal staat. Denk niet dat het vanzelfsprekend – of al werkende – wel goed komt met exploitatie en beheer van het gebouw. Focus op normbedragen De VNG-normen voor onderwijs zijn te beperkt om een multifunctioneel, duurzaam en flexibel gebouw te realiseren. Zorg dat het budget past bij de ambities. Te snelle besluitvorming Leg aan de verschillende partners geen normen op ten aanzien van snelheid van de besluitvorming. Tussenstappen in de vorm van intentieverklaringen kunnen wel helpen. Poolse landdag Bij de realisatie van een multifunctionele accommodatie zijn meerdere partijen betrokken. Iedereen heeft veel en vaak goede ideeën. Iedereen wil ook meepraten. Voorkom een Poolse landdag, frustraties bij de partners en verlies van kostbare tijd. Stel een projectmanager aan die ook verschillen kan overbruggen. Vorm een project-
63
9.
Investeren in gebouwen voor kinderopvang en onderwijs
team dat bestaat uit vertegenwoordigers van de participanten met beslissingsbevoegdheid. Richt een passende overlegstructuur in. Opnieuw wiel uitvinden Vind niet opnieuw het wiel uit. Er is al veel kennis aanwezig. Benut deze kennis en de modellen die voorhanden zijn bij het Netwerkbureau Kinderopvang, het Landelijk Steunpunt Brede Scholen, het Servicecentrum Scholenbouw en bij Bouwstenen voor Sociaal. Zie ook hoofdstuk 10.
Brede school het Meesterwerk (basisschool, buitenschoolse opvang en peuterspeelzaal). Gemeente Almere, woningcorporatie Ymere. Foto: Ymere
64
Zo doende!
65
10. Meer informatie
Zo doende!
Wet- en regelgeving De wet- en regelgeving rondom de huisvesting van kinderopvang en het primair onderwijs is geregeld in: • Wet op het primair onderwijs (WPO) (zie www.cfi.nl) • Gemeentelijke verordening. Gemeenten zijn bij wet verplicht om een verordening op te stellen. De Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) heeft een model opgesteld. • Wet op de kinderopvang (Wk) (zie http://www.minocw.nl/kinderopvang/659/ Wet-en-regelgeving.html) • Beleidsregels kwaliteit kinderopvang • Attractiebesluit, keuring van speeltoestellen • Bouwbesluit. Deze bevat arbonormen en NEN-normen • Gebruiksbesluit, opgesteld door het ministerie van VROM Organisaties Aedes vereniging van woningcorporaties Aedes is de branchevereniging van woningcorporaties in Nederland. Aedes maakt zich sterk voor de condities waaronder woningcorporaties als maatschappelijke ondernemingen hun werk kunnen doen. Aedes geeft daarnaast voorlichting en informatie en initieert onderzoek en productontwikkeling en is tevens werkgeversvereniging. W aedesnet.nl Landelijk Steunpunt Brede Scholen Het Landelijk Steunpunt Brede Scholen biedt professionele ondersteuning bij de ontwikkeling van brede scholen voor primair en voortgezet onderwijs en fungeert tevens als kenniscentrum. Het Steunpunt brengt mensen en organisaties met elkaar in contact waardoor iedereen kan leren van elkaars ervaringen. Het Landelijk Steunpunt Brede Scholen is ingesteld door het ministerie van OCW. W bredeschool.nl
67
Investeren in gebouwen voor kinderopvang en onderwijs
10.
Netwerkbureau Kinderopvang Het Netwerkbureau Kinderopvang is op 1 september 2008 ingesteld door voormalig staatssecretaris Dijksma van OCW voor een periode van drie jaar. Het Netwerkbureau Kinderopvang heeft de opdracht op praktische en oplossingsgerichte wijze kinderopvangorganisaties, organisaties voor primair onderwijs en gemeenten te ondersteunen en te stimuleren bij het realiseren van meer capaciteit in de kinderopvang (nul - twaalf jaar). W netwerkbureaukinderopvang.nl E
[email protected]
PO-raad De PO-raad is de brancheorganisatie voor het primair onderwijs. De vereniging behartigt de gemeenschappelijke belangen van de besturen in het basisonderwijs, speciaal basisonderwijs en (voortgezet) speciaal onderwijs. De PO-raad richt zich op de drie grote domeinen: bekostiging, werkgeverschap en de hoofdlijnen van het onderwijsbeleid. W poraad.nl Servicecentrum Scholenbouw Servicecentrum Scholenbouw (SCS) is het onafhankelijke expertisecentrum over scholenbouw. SCS adviseert schoolbesturen en gemeenten in de beginfase van het scholenbouwproces. Daarbij ligt de nadruk op het kiezen van de juiste aanbestedingsvorm, de sleutel tot succes voor een goed en betaalbaar schoolgebouw. SCS ontwikkelt en verspreidt kennis die voortkomt uit innovatieve scholenbouwprojecten. W scsb.nl E
[email protected]
68
Zo doende!
Taskforce Kinderopvang/Onderwijs De Taskforce Kinderopvang/Onderwijs bestaat uit de belangrijkste partijen in de kinderopvang, primair onderwijs, voortgezet onderwijs en werkgevers- en werknemersorganisaties. In mei 2010 heeft de taskforce een eindrapport gepresenteerd met een visie op duurzame kinderopvang waarmee de samenwerking tussen kinderopvang en primair- en voortgezet onderwijs wordt versneld en versterkt. Hierbij hoort een realistisch investeringsplan voor de komende vijf jaar, een financieel kader en bestuurlijke modellen om de samenwerking tussen kinderopvang en onderwijs vorm te geven. VNG De VNG (Vereniging Nederlandse Gemeenten) treedt namens gemeenten op als gesprekspartner van het rijk. W vng.nl Waarborgfonds Kinderopvang Het Waarborgfonds Kinderopvang is er voor organisaties die willen investeren in de ontwikkeling en opvang van kinderen. Het houdt zich ook bezig met projecten, onderzoek en expertiseontwikkeling met en voor een brede doelgroep. Daartoe behoren ook banken, vastgoedpartijen, adviesorganisaties, woningcorporaties, brancheorganisaties, gemeenten en de landelijke overheid. W waarborgfondskinderopvang.nl E
[email protected]
69
Investeren in gebouwen voor kinderopvang en onderwijs
Websites www.aedex.nl www.bouwstenenvoorsociaal.nl www.kulturhus.nl www.onderwijspaleis.nl www.schoolenopvang.nl www.wijkplaats.nu
10.
70
Zo doende!
Literatuur • Geen meter te veel, Agenda scholenbouw. Stimuleringsfonds voor Architectuur. SfA, Rotterdam (2009). • School gemaakt, ontwerp en achtergronden van brede scholen in Rotterdam. Dolf Broekhuizen, Dorine van Hoogstraten (2008). Onderwijsmuseum en AIR foundation. • Over De Wereld op Zuid. Jap Sam, E., Kupers, T., Linders, J., (2009). De wereld op zuid, bouwen aan een brede school. Heijningen, Jap Sam books. • Een nieuwe school. Van onderwijsvisie naar schoolgebouw. Graaf, K. de (red.), (2008). Amsterdam, STARO. • Gezond en Goed. Scholenbouw in Topconditie. Advies van de Rijksbouwmeester n.a.v. onderzoek naar kwaliteit onderwijshuisvesting (2009). • Van visie naar vorm. Frank Studulski. Sardes (2007). • Schoolgebouw te huur. Handreiking voor nieuwe rol in huisvesting onderwijshuisvesting. Servicecentrum Scholenbouw, Jan Schraven, Marc van Leent (2009). • Een fris alternatief. Jeroen in ’t Veld, Yasmine Hamdan, Emile Barendrecht in opdracht van de PO-raad (2010). • Dutch Design. Eindrapport Taskforce Onderwijs/Kinderopvang, o.l.v. Ina Brouwer (2010). • De prijs van de plek. Petra Visser en Frank van Dam (2006). • Maatschappelijke kosten-batenanalyse van de brede school. Berenschot (15 juni 2007). • Waarde van wijken: van fundament naar praktijk. George de Kam, bijzonder hoogleraar maatschappelijk ondernemen aan de Radboud Universiteit Nijmegen (2008). • Leefbaarheid van wijken. VROM (2004). • Brede school als waardemaker. Jan Brouwer en Petra Visser, Kopgroep (2008).
71
11. Begrippen
Zo doende!
Brede school. Een brede school is een samenwerkingsverband tussen partijen die zich bezighouden met opgroeiende kinderen. Doel van het samenwerkingsverband is de ontwikkelingskansen van kinderen te vergroten. Een ander doel kan zijn een doorlopende, en op elkaar aansluitende opvang te bieden. Onderwijs is in elk geval participant. Kinderopvang, welzijn, peuterspeelzaal, sport, fysiotherapie, cultuur, bibliotheek en andere instellingen kunnen ook een onderdeel van een brede school zijn. Bso. De buitenschoolse opvang. Vorm van opvang voor kinderen van vier tot twaalf jaar. Dit is per definitie na schooltijd en gedurende hele dagen tijdens schoolvakanties. Ook de opvang voor de school ‘s ochtends begint (voorschoolse opvang) is onderdeel van de buitenschoolse opvang. Bso-activiteiten. Het moment dat kinderen aanwezig zijn op de bso wordt gezien als vrije tijd. Kinderen kunnen spelen met het aanwezige materiaal. Vaak worden er vanuit de bso activiteiten aangeboden waar de kinderen vrijwillig aan mee kunnen doen. Dit kunnen spel- of knutselactiviteiten zijn. Tijdens de schoolvakanties, wanneer de kinderen hele dagen op de bso aanwezig zijn, kunnen dit ook dagtripjes naar het park of een museum zijn. Deze activiteiten worden gefinancierd door de bso. CJG. Centrum voor Jeugd en Gezin. Bij een CJG kunnen ouders, kinderen, jongeren tot 23 jaar en professionals terecht met hun vragen over opvoeden en opgroeien. Het CJG bundelt het aanbod van ondersteuning, bijvoorbeeld van de consultatiebureaus en Bureaus Jeugdzorg. Eind 2009 zijn er in Nederland 150 van die centra, die niet per definitie altijd fysiek hoeven te zijn. Het kan ook gaan om een samenwerkingsverband met een aparte website. Combinatiefuncties. Een combinatiefunctie is een functie waarbij een werknemer in dienst is bij één werkgever of twee werkgevers en werkzaam is voor twee of meer sectoren: in dit geval onderwijs, kinderopvang en sport en/of cultuur.
73
Investeren in gebouwen voor kinderopvang en onderwijs
11.
Kdv. Kinderdagverblijf. Term voor een kindercentrum voor kinderen van nul - vier jaar. Het begrip crèche wordt ook gebruikt.
Kinderopvang. De sector kinderopvang. Een private sector, vraaggefinancierd, met een maatschappelijke achtergrond. Kinderopvang bestaat uit dagopvang voor kinderen van nul - vier jaar en buitenschoolse opvang voor kinderen van vier - twaalf jaar. Alleen ouders die arbeid en zorg combineren hebben in het vraaggefinancierde systeem recht op een inkomensafhankelijk kinderopvangtoeslag via de belastingdienst. In sommige gevallen verzorgt de kinderopvang ook de tussenschoolse opvang (tso) op scholen. Kindplaats. Plaats die voor één kind het hele jaar beschikbaar is. In de praktijk wordt een kindplaats gemiddeld door twee kinderen gebruikt. Lumpsum. Benaming van rijksbekostiging van schoolbesturen. Lumpsum financiering betekent dat de overheid bestedingsvrijheid geeft aan scholen. Schoolbesturen krijgen een totaalbedrag voor personeelskosten en materiële uitgaven. Ze maken daarbij zelf uit hoe ze dat geld besteden. Het gaat bij lumpsum financiering niet enkel om de middelen, het systeem is onlosmakelijk verbonden met de principes van ‘deregulering en autonomievergroting’. Dit staat voor meer vrijheid voor de onderwijsinstellingen en minder regels vanuit de overheid. Maatschappelijk vastgoed. Een gebouw met een publieke functie op het gebied van bijvoorbeeld onderwijs, sport, cultuur, welzijn, maatschappelijke dienstverlening en/of zorgvoorzieningen. Nsa. Naschoolse activiteiten. Deze activiteiten worden gefinancierd door de gemeenten. Alle kinderen uit de wijk kunnen deelnemen. Ouders betalen een kleine vergoeding. Er worden geen kwaliteitseisen aan de nsa gesteld. Nsa valt niet onder de Wet kinderopvang.
74
Zo doende!
PO. Primair onderwijs. De onderwijssector die het basisonderwijs in Nederland verzorgt. De basisschool wordt bezocht door kinderen in de leeftijd van vier - twaalf jaar. Psz. Peuterspeelzaal. Opvang van meestal vier dagdelen per week voor kinderen van twee en drie jaar. De psz worden gefinancierd door gemeenten. Ouders betalen meestal een inkomensafhankelijke bijdrage. Peuterspeelzalen vallen niet onder de Wet kinderopvang. Tso. Tussenschoolse opvang, waar kinderen hun lunch gebruiken. Ook wel de overblijf genoemd. Scholen zijn verantwoordelijk voor deze vorm van middagopvang. Tso valt niet onder de Wet kinderopvang. Vervoer. Vaak is de locatie van de bso op enige afstand van de school. Kinderen van verschillende basisscholen zijn op één bso-locatie aanwezig. De kinderen kunnen worden opgehaald om lopend naar de bso te gaan, soms wordt het vervoer met taxi’s geregeld. Oudere kinderen gaan soms (onder begeleiding) op hun eigen fiets. VO. Voortgezet onderwijs. Onderwijssector voor kinderen vanaf twaalf jaar tot ongeveer achttien jaar, afhankelijk van de studierichting. VVE. Anders dan een Vereniging van Eigenaren in de corporatiewereld wordt hier met VVE de voor- en vroegschoolse educatie bedoeld. Peuterspeelzalen bieden een programma aan dat de ontwikkeling van kinderen stimuleert, bijvoorbeeld Pyramide, Startblokken, Puk en Ko, Ben ik in beeld. Vaak ligt het accent op taalstimulering. In de onderbouw van het basisonderwijs wordt ook met een dergelijk programma gewerkt.
75
Investeren in gebouwen voor kinderopvang en onderwijs
11.
Voor meer informatie zie ook
76
Zo doende!
Colofon ‘Zo doende!’ is een initiatief en een uitgave van het Netwerkbureau Kinderopvang. ‘Zo doende!’ is tot stand gekomen in samenwerking met Aedes vereniging van woningcorporaties, Landelijk Steunpunt Brede Scholen en Servicecentrum Scholenbouw. Samenstelling: Netwerkbureau Kinderopvang, Aedes vereniging van woningcorporaties, Landelijk Steunpunt Brede Scholen Redactie en interviews: Aart Verschuur Eindredactie: Netwerkbureau Kinderopvang Met dank aan de ‘meelezers’ van Woonbron, Woonvisie, PO-raad en Servicecentrum Scholenbouw. Met dank voor de interviews aan: Gert Diepeveen (Ymere), Jan Hus (Stichting Spoor), Sander Schrover (2Samen). Vormgeving en realisatie: Studio V&V bv, Den Haag Druk: Ando bv, Den Haag Teksten uit deze uitgave mogen voorzien van bronvermelding, door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke wijze dan ook zonder schriftelijke toestemming van het Netwerkbureau Kinderopvang overgenomen worden. Disclaimer Deze brochure is zo zorgvuldig mogelijk samengesteld. De redactie sluit iedere aansprakelijkheid uit voor eventuele onjuistheden of onvolledigheden en eventuele gevolgen van het handelen op grond van de verstrekte informatie. Netwerkbureau Kinderopvang Postbus 85518 2508 CE Den Haag T 070 - 302 82 30 E
[email protected] W www.netwerkbureaukinderopvang.nl Den Haag, juli 2010
77
Inv mu