BRANDVEILIGHEID GEBOUWEN VOOR KINDEROPVANG Ronny Houben
De brandcurve T °C Beginbrand
1000
Ontwikkeling
Volontwikkelde brand
Dooffase
800 Mogelijke Flashover 600
400
200
Tijd
Kleine blusmiddelen T
Tot hier !!
t
Gevaren Gevaren bij brand:
Giftige en corrosieve gassen
O2-tekort
Warmte
Rook
Explosie
Instorting
Kleine blusmiddelen water poeder schuim blusdeken koolzuurgas (CO2)
Vuurdriehoek Blussen door: • Verstikking. • Afkoeling. • Brandstof wegnemen.
Brandklassen
Kenmerken Brandklasse A
Vast
Brandklasse B
Vloeibaar
Brandklasse C
Gas
Brandklasse D
Metaal
Brandklasse F
Olie en vet
Brandblusmiddelen: inhoud en gebruik
Klasse A Vaste stoffen
Water
Klasse B Vloeistoffen
Schuim
Schuim
Poeder
Poeder
CO2
Brandblusmiddelen: inhoud en gebruik
Klasse C Gassen
Poeder
Klasse D Metalen
D-Poeder
CO2
Brandblusmiddelen: inhoud en gebruik Elektrische schakelkast CO2
Klasse F Vetten-olieën
Blusdeken
Schuim (tot 1000 Volt) indien vermeld op blusser
ABFSchuim
Haspels
Ieder punt van het compartiment(> 500 m2) moet kunnen bereikt worden door de waterstraal van de straalpijp.
Blusafstand Waterhaspel Poeder ABC, BC en D Schuim AB en ABF CO2 Blusdeken
Blustijd ?
= 6 tot 5 meter. = 4 tot 3 meter. = 4 tot 3 meter. = 1,5 tot 1 meter. = 0 meter.
Hoe blussen met poeder
Poeder vs schuim
CO2 blustoestel Elektriciteitsruimten Computerlokalen Industriële keukens
verstikkende werking
onder druk (60 bar bij 20 °C) in vloeibare vorm opgeslagen
CO2 is 1,5 x zwaarder dan lucht
geschikt voor brandklasse BC
faseovergang geeft afkoeling (- 78,5 °C)
Toestel activeren (met CO2-patroon) 1. Veiligheidspal verwijderen; 2. Perforeren CO2 patroon; 3. Wachten op drukopbouw; 4. Testen; 5. Blussen.
Toestel activeren (zonder CO2-patroon) 1. Veiligheidspal verwijderen; 2. Testen; 3. Blussen.
Blusdeken Frietketels. Personen.
Brandpreventie Brand voorkomen
Brandpreventie Brand stoppen
Regelgeving
Basisnormen brandpreventie. Toepassingsgebied nieuwbouw of verbouwing: alle gebouwen na 31 december 1997. Bijlage 1: Terminologie. Bijlage 2: Lage gebouwen h<10m. Bijlage 3: Middelhoge gebouwen 10≤h≤25m. Bijlage 4: Hoge gebouwen h>25m. Bijlage 5: Reactie bij brand van de materialen. Bijlage 6: Industriële gebouwen. Bijlage 7: doorvoeringen van bouwelementen.
Regelgeving kinderopvang
Bijlage 2 bij het besluit van de Vlaamse Regering van 22 november 2013
(BS 13 januari 2014) houdende de vergunningsvoorwaarden en het kwaliteitsbeleid voor gezinsopvang en groepsopvang van baby's en peuters.
De inwerkingtreding is idem aan de inwerkingtreding van het besluit, namelijk op 1 april 2014.
Regelgeving ARAB
Toepassingsgebied: Overal waar mensen tewerkgesteld worden Vo o r z o r g e n t e g e n b r a n d g e v a a r, Art 52: ontploffingen en de toevallige ontsnapping van schadelijke of ontvlambare gassen. Art 63bis: Veiligheidsverlichting (Noodverlichting)
CODEX welzijn op het werk
Regelgeving Koninklijk besluit van 28 maart 2014 betreffende de brandpreventie op de arbeidsplaatsen (B.S. 23.4.2014) (vervangt deels ARAB) Risicoanalyse en preventiemaatregelen
Arbeidsplaatsen Werkgevers Werknemers
Doel
Dit reglement bepaalt de eisen waaraan de opvatting, de bouw en de inrichting van de voorzieningen moeten voldoen om: het ontstaan, de ontwikkeling en voortplanting van brand te voorkomen; de veiligheid te waarborgen van de aanwezigen; h e t i n g r i j p e n v a n d e b r a n d w e e r t e vergemakkelijken.
Reactie bij brand Reactie bij brand van een bouwmateriaal: geheel van eigenschappen van een bouwmateriaal met betrekking tot zijn invloed op het ontstaan en de ontwikkeling van een brand.
Reactie bij brand Na 01/2013 Brandbaar A1 A2 B C D E F
Rook S1 S2 S3
Druppels D0 D1 D2
Vb. Keukens Vloer : Verticale wand: Plafond:
Bfl-S2. A2-S3,D2. A2-S3,D0.
Brandweerstand Na 01/2013 Brandweerstand
REI: Tijd, in minuten, gedurende dewelke een bouwelement voldoet aan: R: stabiliteit E: vlamdichtheid I : thermische isolatie
Compartiment Deel van en gebouw begrensd door wanden die de brandvoortplanting naar het aanliggende compartiment gedurende een bepaalde tijd moet beletten. Vb.
bouwlagen, trappenhallen, stooklokalen, brandgevaarlijke lokalen: 1ste groep, 2de groep, 3de groep, bijlage 2, bijlage 6, klasse A, B, C.
Compartimentering
Brandwerende deuren Brandweerstand, BENOR-ATG, controle. Plaatsing volgens de richtlijnen van de fabrikant. Geen wettelijke eisen meer met betrekking tot de controle van de plaatsing.
De certificering van de plaatsers is dus niet langer wettelijk verplicht, maar kan wel nog gebeuren op vrijwillige basis (als kwaliteitslabel voor de plaatser).
De certificering kan echter contractueel verplicht worden indien dit voorgeschreven wordt in het typebestek.
Brandwerende deuren Zelfsluitend Zelfsluitend bij brand
Rf ½
EI1 30
Rf 1
EI1 60
Uitgangen Alle deuren die naar buiten leiden moeten op elk moment geopend kunnen worden met het oog op ontruiming.
Nooduitgang
Vergrendelde deuren
Als deze deuren vergrendeld zijn, moeten ze beantwoorden aan de volgende voorwaarden: -
elektromechanische of elektromagnetische sloten met positieve veiligheid; - automatisch ontgrendeld in geval van branddetectie, alarm of stroomonderbreking; - lokaal als vanaf een afstand ontgrendeld worden door het personeel.
Uitgangen De plaats, de verdeling en de breedte van de trappen, uitgangswegen, uitgangen, deuren en wegen die ernaartoe leiden moeten een snelle en gemakkelijke ontruiming van de personen toelaten. Aantal en plaats volgens de bezetting van het gebouw of compartiment.
Aanduidingen Pictogrammen uitgang
Uitgang (plaats van)
Richting uitgang naar links
Richting uitgang naar rechts
Aanduidingen Pictogrammen nooduitgang
Nooduitgang (plaats van)
Richting nooduitgang naar links
Richting nooduitgang naar rechts
Aanduidingen Pictogram verzamelplaats
Gas
Verplaatsbare gasrecipiënten zijn verboden in de kelderverdiepingen.
Brandbestrijdingsmiddelen Brandbestrijdingmiddelen worden bepaald door de brandweer Overheersend vaste brandstof
laag
tot matig brandgevaar 1 bluseenheid/150m² hoog brandgevaar 1 bluseenheid/100m² geen andere blusmiddelen zoals haspels aantal bluseenheden verdubbelen.
Overheersend vloeibare brandstof 1
bluseenheid/100m².
Brandbestrijdingsmiddelen Brandbestrijdingsmaterieel moet in goede staat van onderhoud verkeren, beschermd tegen vorst, gemakkelijk bereikbaar, oordeelkundig verdeeld en doelmatig gesignaleerd.
Waarschuwing en alarm Autonome detectors Automatische detectors met brandcentrale Signalen niet verwarren Gescheiden elektrische netten
Waarschuwing, melding, alarm
Waarschuwing: informatie over de ontdekking van een brand doorgegeven aan de personen die deel uitmaken van het personeel van de werkgever die specifiek daartoe zijn aangeduid.
Melding: informeren van de openbare hulpdiensten over de ontdekking van een brand.
Alarm: bevel aan de gebruikers van één of meerdere compartimenten om te evacueren.
Waarschuwing en alarmposten Moeten voldoende in aantal zijn, gemakkelijk bereikbaar, in goede staat van werking en onderhoud verkeren, oordeelkundig verdeeld en doeltreffend gesignaleerd zijn. Ontruimingsoefening: 1 maal per jaar
Private dienst voor het voorkomen en bestrijden van brand Elke werkgever richt een brandbestrijdingsdienst op. Melding doen; Waarschuwingssignaal ontvangen en gepast brand
bestrijden; In veiligheid brengen van de personen; Hulpdiensten begeleiden; Meewerken aan de risicoanalyse en aan de ontwikkeling van de procedures; Signaleren evacuatie-obstakels en brandgevaar. Uitvoeren van taken.( beschreven)
Periodieke controles Elektrische installatie Gasinstallatie Verwarmingsinstallatie Brandbestrijdingsmaterieel Veiligheidsverlichting Detectie Waarschuwing en alarm
Informatie aan het personeel
Onderrichtingen aanplakken Waarschuwing
directie. Melding brandweer. Evacuatie-alarm geven. Hoe ontruimen. Hoe blussen. Optreden van de brandweer vergemakkelijken.
Plannen De werkgever hangt aan de ingang van het gebouw en per niveau een evacuatieplan op. Het evacuatieplan omvat inzonderheid:
de indeling en de bestemming van de lokalen, de situering van de compartimentsgrenzen; de ligging van de lokalen met een verhoogd gevaar voor brand; de ligging van de uitgangen, nooduitgangen en verzamelplaatsen na evacuatie en het tracé van de evacuatiewegen.
Veiligheidsverlichting De gebouwen moeten uitgerust zijn me veiligheidsverlichting die voldoende is om de ontruiming van de personen te verzekeren wanneer de kunstmatige verlichting uitvalt. Veiligheidsverlichting vs noodverlichting
Detectie:
Soorten detectoren
Detectie:
Autonome ionische detector
Detectie Optische detector
Detectie Thermische detector
Detectie Thermo velocimetrische detector
Detectie Infrarood rookdetector
Detectie Gasdetector
Detectie CO-detector (koolstofmonoxide)
Tips ter voorkoming van brand Brandbare materialen minimum. Geen sigaretten in de papiermand. Afval regelmatig ophalen. Branddeuren dicht. Vrije bewegingsbaan van automatisch sluitende branddeuren. • Evacuatiewegen en nooduitgangen vrij. • Locatie en het gebruik van de voorziene blusmiddelen. • Ramen en deuren dicht bij het verlaten van het lokaal, niet sluiten. (laatste persoon) • • • • •
Tips ter voorkoming van brand • Schakel minstens uw PC-monitor uit na uw dagtaak. • Laat elektrische toestellen (in werking) niet onbeheerd achter. • Laat elektrische snoeren niet rond slingeren. • Elektrische snoeren helemaal uitrollen. • Veiligheidssignalisatie goed zichtbaar. • Welke evacuatiewegen van toepassing. • Doorgang voor de hulpdiensten vrij.
EINDE