NieuwsDräger
In deze uitgave o.a.: Algehele BrandpreventieControle (ABC) Pagina 03 Veiligheid Ammoniak-Koelinstallaties (VAK) Pagina 05 De adembeschermingswerkplaats door de deskundige bezien Pagina 07
ST-13204-2008
Bent u de protectiefactor niet vergeten? Pagina 22 Dräger X-am 5600 persoonlijke gasdetector Pagina 25
| oktober
2009
02 |
Column
Colofon NieuwsDräger is een uitgave van Dräger Safety Nederland B.V., verschijnt twee keer per jaar in een oplage van 7.500 exemplaren en wordt kosteloos toegezonden aan al haar relaties en klanten. Redactie: Dräger Safety Nederland B.V., Postbus 310, 2700 AH Zoetermeer, tel. 079 - 3 444 666 Aan dit nummer werkten mee: Marc Ettema (eindredactie), Marcel Captijn (redactie), Paul Roodenrijs, Wilco Kurpershoek, Mark Schilte, Peter van Buuren, Gerrit Grefelman, Marcel Hoogland, Roger Zonnenberg, Hans van Moolenbroek, Gé Gordijn, Pieter Jansen, Mascha Fiktorie en François Pruyn. Vormgeving: Dräger Fotografie: Dräger en Sven Döring (artikel ‘Hier is de helm van morgen’) Hoewel Dräger de grootst mogelijke zorg aan de inhoud van deze uitgave besteedt mogen er geen rechten aan worden ontleend. Kijk op www.draeger-safety.nl voor alle productinformatie en nieuwtjes. Naast de gedrukte NieuwsDräger verschijnt er ook regelmatig een digitale nieuwsbrief. Aanmelden hiervoor kan via de website.
| 03
De
systeembenadering van brandveiligheid in gebouwen
Algehele BrandpreventieControle (ABC) Elk gebouw moet voldoen aan eisen met betrekking tot de brandveiligheid. Die eisen zijn vastgelegd in het Bouwbesluit, het Besluit brandveilig gebruik bouwwerken (het zogenaamde Gebruiksbesluit), in de arbowetgeving en in vele NEN- en EN-normen. Daarnaast kunnen gemeenten en verzekeraars aanvullende regels hanteren. De gebruiker wil natuurlijk een brandveilig gebouw omdat het gaat om de veiligheid van zijn collega’s en het beschermen van de waarde van het gebouw, met alles wat zich daarin bevindt. Het voldoen aan alle normen is voor de verantwoordelijke functionaris – die dit veelal als nevenfunctie uitvoert – niet eenvoudig. Bovendien wil hij ook kunnen aantonen dat hij de brandveiligheid onder controle heeft, met name in een tijd dat de verantwoordelijke steeds sneller op het matje wordt geroepen of zelfs voor de rechter wordt gedaagd. Aspecten van brandveiligheid De aanwezigheid van een goedgekeurde brandmeldinstallatie en de beschikbaarheid van de juiste blusmiddelen op dito plaatsen garandeert nog geen brandveilig gebouw. De veelheid aan technische voorzieningen moet worden beheerd, gekeurd en getest. Er moeten regelmatig oefeningen worden georganiseerd en er dienen noodplannen
aanwezig te zijn, waarin mensen, middelen en procedures zijn vastgelegd voor alle denkbare calamiteiten. Deze taken zijn verdeeld onder verschillende functionarissen en worden (meestal naast de dagelijkse hoofdtaak) volbracht. Ondanks de organisatorische en technische complexiteit van de keten zal alles op orde en onder controle moeten zijn. Het is de onderlinge samenhang van al deze aspecten die een integrale benadering vergt om te kunnen beoordelen of het systeem aan alle eisen voldoet; of het 'werkt' bij het uitbreken van een brand of calamiteit. Kenmerken van een goede ABC, de keten integraal beschouwd Een goede algehele brandpreventiecontrole is niet hetzelfde als een minutieuze beschouwing van details. Het is een overkoepelende audit, waarmee wordt nagegaan of systemen, processen en procedures in hun samenhang juist functioneren. Of alle onderdelen verifieerbaar onder controle zijn. Tijdens de ABC worden onder andere beschouwd: branddetectie, blussing, ontruiming (en ontruimingsplannen), vluchtwegen, noodverlichting en hulpverlening (organisatie, kennis en middelen). Het niet of gebrekkig functioneren van één onderdeel kan het verschil tussen leven en dood betekenen.
04 |
Dat betekent dat de ABC nauwgezet en integraal moet worden uitgevoerd. Uitvoering van een ABC Het eindrapport van de ABC is een metabeschouwing van zowel de technische systemen als van de procedures die de goede werking moeten waarborgen en van de 'noodorganisatie' die een complete dekking moet bieden bij calamiteiten. Dat vereist zowel een systeembeoordeling in de breedte als een gedetailleerde kennis van de regelgeving. Dräger heeft kennis van beide in huis. Tenslotte ontwerpt, levert en onderhoudt zij niet alleen brandmeldinstallaties, blussytemen, noodverlichting en vele andere noodzakelijke componenten, maar maakt ook noodplannen en geeft opleidingen zoals (hoofd) BHV en Beheerder Brandmeldinstallatie. En dat al gedurende ruim 30 jaar, waardoor veel praktijkervaring beschikbaar is. Praktische en geaccepteerde oplossingen zijn altijd onder handbereik. Dräger is dus zowel in staat de keten te toetsen als advies uit te brengen aangaande mogelijke aanpassingen; tot in detail als dat nodig blijkt.
Brandpreventie Controle een halve tot een hele dag. De ABC begint met een inleidend gesprek, gevolgd door controle van de documentatie en een inspectie (zie boven, inclusief steekproefsgewijze controle), waarna ter plekke een inspectierapport wordt opgesteld. Tenslotte worden de bevindingen besproken en worden eventuele adviezen uitgebracht. Het (periodiek) uitvoeren van een ABC is op dit moment nog geen wettelijke plicht. Het vormt echter wel een onafhankelijke bevestiging van de brandveiligheid van een gebouw in al haar onderdelen en is dus een waardevolle investering in de gemoedsrust en de (rechts-)zekerheid van de gebruiker.
Duur van de ABC controle In de meeste gevallen duurt de Dräger Algemene
BRANDVEILIG GEBOUW; DE BEOORDELING De brandveiligheid van een gebouw kan worden beoordeeld door het beantwoorden van de volgende vier basisvragen: 1. Wordt een brand tijdig gedetecteerd en worden de aanwezigen en de brandweer direct gealarmeerd? 2. Kan de ontruiming van het gebouw vlot en goed plaatsvinden? 3. Kan een uitbrekende brand direct goed bestreden worden? 4. Kunnen eventuele gewonden direct verzorgd worden?
Uiteraard vergt de gemotiveerde beantwoording een goed onderzoek. Voor vraag 1 wordt gekeken naar brandmeldsystemen, centrales, detectoren, rookmelders en blusstuur- en meldcentrales, het juiste onderhoud, certificering en beheer van de installaties. Een bevestigend antwoord op vraag 2 vereist goede vluchtwegen, ontruimingsinstallatie, signalering, noodverlichting, ontruimingsplannen en adequate informatievoorziening, inclusief voldoende, juist opgeleide en geoefende bedrijfshulpverleners. Voor vraag 3 zijn met name de blusmiddelen (kleine blus-
middelen, branddekens, haspels, sprinkler - of andere blusinstallaties, brand - en rookwering en voorzieningen zoals droge stijgleidingen van belang. Bovendien moeten soort, hoeveelheid en niet in de laatste plaats de geoefendheid en beschikbaarheid van bedieners/ gebruikers zijn afgestemd op de actuele risico's, zoals die in de Risico Inventarisatie en - Evaluatie (RI&E) moeten zijn opgenomen. Tenslotte zal bij vraag 4 worden gekeken naar materiële en personele voorzieningen voor opvang en verzorging van gewonden: van verbandtrommels tot EHBO, inclusief organisatie en training van BHV'ers en afspraken met externe diensten. Dit alles kan het beste worden onderzocht en beoordeeld door een deskundige externe partij, volgens een helder protocol aan de hand van een checklist. Slechts als aan die voorwaarden is voldaan zal een afgegeven certificaat 'brandveilig gebouw' de waarde vertegenwoordigen die de klant en de wetgever verlangen.
ST-8425-2005
| 05
Veiligheid Ammoniak-Koelinstallaties (VAK) Al meer dan 100 jaar wordt ammoniak (NH3)* toegepast als koudemiddel voor koelinstallaties. Ammoniak is een gas dat bij verschillende natuurlijke processen ontstaat. Het is qua energieverbruik nog steeds het meest efficiënte koudemiddel in een koelinstallatie. Bij kamertemperatuur en normale druk is het een gas. Toegepast als koudemiddel, onder druk in een koelinstallatie, is het grotendeels vloeibaar. Ammoniak heeft echter niet alleen voordelen: het gas kan bij lekkages snel schade aan de gezondheid veroorzaken. Reden om er zorgvuldig mee om te gaan. Dat begint met het verwerven van kennis van de risico's en de te nemen beheersmaatregelen.
Ammoniakcursus De cursus 'Veiligheid Ammoniak-Koelinstallaties’ van het Dräger OpleidingsCentrum (DOC) is bedoeld voor iedereen die in zijn of haar werk te maken heeft met koel-, vries- of warmtepompsystemen die met ammoniak zijn gevuld. Dat betreft operationele medewerkers van koelhuizen, servicetechnici, transporteurs en industriële betrokkenen. De cursus duurt één dag en behandelt de toepassing, eigenschappen, risico's en de praktische omgang met ammoniak, zowel in de dagelijkse praktijk als bij calamiteiten. De cursus besteedt veel aandacht aan wat er wel en wat niet verantwoord is en tevens aan aanverwante risico's zoals opslag van bederfelijke waar in een zuurstofarme atmosfeer. Ook wordt
uitvoerig ingegaan op - en geoefend met - het gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen voor de eigen veiligheid tijdens het optreden bij incidenten. Cursisten zullen na afloop tevens in staat moeten zijn om snel en helder met eventuele 'derden' te communiceren over risico's en aanpak bij calamiteiten. Maximaal 8 deelnemers verrichten praktische oefeningen en krijgen als onderdeel van de training een gelaatsmasker en een filterbus voor toepassing in de eigen praktijk. De training wordt op locatie bij de klant gegeven. Waarom opleiden? Ammoniak is giftig, bijtend en enigszins brandbaar. Vanaf een concentratie van circa 2000 ppm treden
06 |
er ernstige acute gezondheidsproblemen op. Een kopje ammoniak, vrijkomend in een machinekamer, kan al voor een levensbedreigende atmosfeer zorgen. De gevolgen van blootstelling zijn zeer ernstig en acuut: het bijtende gas tast direct het longweefsel aan en contact van vloeibare ammoniak met de huid veroorzaakt ernstige bevriezingsverschijnselen. Naast acute effecten kan - tot dagen na een blootstelling - een uitgesteld longoedeem optreden, dat zonder medisch ingrijpen noodlottige gevolgen heeft. Het slachtoffer stikt doordat de longen met vocht gevuld raken. Risicobeheersing Een forse koelinstallatie of warmtepomp heeft een inhoud van honderden tot duizenden liters vloeibare ammoniak. De PGS-13 richtlijn (Publicatiereeks Gevaarlijke Stoffen) stelt strenge regels voor infrastructuur en organisatie van en rondom een ammoniakkoelinstallatie. Installaties moeten aan veiligheidseisen voldoen. Er dient een gasdetectiesysteem in de machinekamer aangebracht te zijn, dat bij een lekkage automatisch bepaalde kleppen sluit (het zogenaamde 'inblokken') en een geforceerde ventilatie start. Technische maatregelen alléén zijn echter niet voldoende. Bij incidenten moet direct en doeltreffend worden gehandeld. Het toepassen van water bij lekkage van vloeibare ammoniak is bijvoorbeeld uit den boze: het relatief warme water zal de koude ammoniak (tot -60° Celsius) extra snel doen verdampen en dus de concentratie ammoniak
in de omgevingslucht sterk doen stijgen. Persoonlijke beschermingsmiddelen bieden slechts beperkte bescherming: ademfilters bieden bij de hoge gasconcentraties die bij een lekkage van een installatie ontstaan slechts korte tijd soelaas en gaspakken of schoenzolen zullen de plaatselijk zeer lage temperaturen die optreden bij contact met vloeibare ammoniak niet overleven. Een verkruimelende mouw of gebroken schoenzool betekent het einde van de beschermende werking. Opleiding niet slechts voor professionele hulpverleners Ammoniak is allesbehalve onschuldig: uit het bovenstaande wordt duidelijk dat elke werknemer die de kans loopt om blootgesteld te worden, zélf over de kennis en vaardigheid moet beschikken om direct adequaat te kunnen handelen. Iedereen die werkt met of nabij installaties gevuld met ammoniak moet conform de Arbo-wet terdege op de hoogte zijn van de risico's en zijn geïnformeerd over noodprocedures en handelwijzen bij calamiteiten. Kennis mag niet slechts aanwezig zijn bij de (bedrijfs)brandweer, een BHV-organisatie of een onderhoudsafdeling. Redding van slachtoffers vereist extreme spoed en is slechts zeer beperkt mogelijk, waardoor deze niet alleen aan 'externe hulpverleners' kan worden overgelaten. De basiscursus Veiligheid Ammoniak Koelinstallaties wordt daarom uitdrukkelijk aanbevolen voor de operationele werknemers. CONTACT
Bent u geïnteresseerd? Neem dan contact op met het Dräger Opleidingscentrum: 079 - 3 444 750
ST-9698-2008
*Ammonia wordt door niet-deskundigen soms ammoniak genoemd. Ammonia is echter een oplossing van het gas ammoniak in water.
| 07
De adembeschermingswerkplaats door de deskundige bezien Ieder brandweerkorps heeft te maken met het onderhoud van adembeschermingsmiddelen en het vullen van cilinders. In de meeste gevallen gebeurt dat in eigen beheer en wordt het werk volgens vastgelegde procedures door voldoende opgeleide werknemers gedaan.
De Nederlandse Vereniging voor Brandweerzorg en Rampenbestrijding heeft al in 2002 richtlijnen opgesteld voor organisaties die adembeschermende middelen in adembeschermingswerkplaatsen beheren; het zogenaamde Onderhoudsplan Adembeschermende middelen. Deze brancherichtlijn is door de Arbeidsinspectie gecontroleerd en getoetst op volledigheid en geldt als de minimumeis waaraan het onderhoud dient te voldoen. Nu is een richtlijn niet strikt bindend, maar hij is geenszins bedoeld om terzijde te leggen: het document is met kennis van zaken opgesteld en vormt een degelijke basis om de processen doelmatig en veilig te organiseren.
Uitgangspunten Het voornaamste doel van de adembeschermingswerkplaats wordt op alle niveaus in de organisatie onbetwist onderschreven: het op een zo efficiënt mogelijke manier ervoor zorgen dat alle middelen volledig beschikbaar en veilig inzetbaar zijn als het werk daarom vraagt. Nooit misgrijpen bij een inzet dus. Er is nauwelijks een grotere frustratie denkbaar dan een uitruk met reservematerialen, ondeugdelijk materiaal of gewoon een tekort aan spullen. Als dat komt doordat er een grote hoeveelheid maskers ligt te wachten op siliconenrubberen ventielen die in bestelling zijn, doordat de cilinders even niet gevuld kunnen worden wegens onderhoud van de vulinstallatie of doordat de voor het vullen opgeleide
D-16535-2009
Werkproces Dräger verzorgt opleidingen voor het onderhoud van adembeschermingsmiddelen op verschillende niveaus. Alleen met de juiste instructie is het dagelijks (niveau 2), halfjaarlijks en jaarlijks (grofweg niveau 3 resp. 4) onderhoud uit te voeren. Deze trainingen vormen echter slechts een deel van de noodzakelijke voorwaarden waaraan moet worden voldaan: ook de middelen in de eigen werkplaats moeten toereikend, deugdelijk en waar nodig gekeurd zijn. Voorts zijn werkprocedures, structuur en organisatie van groot belang. Met name deze laatste aspecten zijn veelal nauwelijks inzichtelijk voor de individuele onderhoudsmedewerkers. Het werkproces komt veelal voort uit het 'beleid' of heeft zich in de loop der jaren ontwikkeld vanuit eigen inzichten. Dat is niet per definitie fout. Het kan echter geen kwaad om juist de processen, werkmethoden en de manier van risicobeheersing tijdens de onderhoudswerkzaamheden tegen het licht te houden. Vaak kan het namelijk wel beter, inzichtelijker en gestructureerder. En bovendien voorkomt het onbedoelde missers door overbodige of onjuiste handelingen.
08 |
ST-13204-2008
ST-11500-2008
De adembeschermingswerkplaats door de deskundige bezien
medewerkers net even niet beschikbaar zijn, is het huis te klein. Zodra de dienstverlening van de brandweer als geheel gevaar loopt, is er snel een beschuldigende vinger uitgestoken. Hopelijk is dat dan een 'constructief leermoment'. Behalve doelmatig en efficiënt moet het werk ook gezond, veilig en 'transparant' plaatsvinden. Zonder incidenten en met een toegankelijke administratie zodat bijvoorbeeld de vraag 'waar zijn de spullen?' direct beantwoord kan worden. In de praktijk blijkt dat soms een hele opgaaf. Audit Dräger biedt al jaren haar ondersteunende diensten aan op het gebied van procesorganisatie in het eigen vakgebied. Dat varieert van vrijblijvende adviezen van veiligheidsdeskundigen tot een serieuze audit die soms best even zeer kan doen. Met name het onderhoudsproces in de adembeschermingswerkplaatsen van diverse brandweerregio's wordt steeds vaker getoetst door Dräger. Of de gebruikte apparatuur en de middelen ook afkomstig zijn van Dräger maakt daarbij niet uit: processen, procedures en structuren zijn tenslotte universeel. Vreemde ogen dwingen. De externe (Dräger-)auditor beschouwt met een frisse en
onbevooroordeelde blik het beleid, het werkproces, de risico-inventarisatie, de middelen en het personeel en velt daar vervolgens een duidelijk oordeel over. Dat oordeel is geen natte-vingerwerk. Het stoelt op ervaring en inzicht en heeft alle relevante wet- en regelgeving, relevante richtlijnen binnen de branche en de technische stand van zaken als referentiepunt. Het oordeel geldt niet als eindstation: de klant moet er uiteindelijk beter van worden. De klant moet volledig 'in control' zijn van zijn eigen bedrijfsprocessen. Menigmaal kan een relatief eenvoudige ingreep in een proces, aanpassing van een werkwijze of een kleine wijziging van de inrichting van een werkplaats de kwaliteit van de dienstverlening aanzienlijk verbeteren. Werkwijze De audit van een adembeschermingswerkplaats is vrijwillig en vindt plaats op verzoek van het korps, meestal in nauw overleg met de VGM-/ arbo-coördinator of de leidinggevende. In principe duurt deze audit een dag, en beschouwt de Dräger-auditor achtereenvolgens de organisatie, opleidingen, documentatie, identificatie van materialen (naspeurbaarheid), procesbeheersing,
ST-11618-2008
| 09
keuring en beproeving van hardware en de rapportage. Naar aanleiding van alles wat de auditor heeft beschouwd en getoetst wordt een rapport gemaakt; uiteraard vergezeld van een plan van aanpak. Dat laatste vormt het startdocument voor verbetering. Het is geen vaag verhaal vol wollig taalgebruik, maar een helder en praktisch advies; een lijstje van noodzakelijke actiepunten. Bij het ontbreken van noodzakelijke documenten of procedures zal de Dräger auditor doorgaans waardevolle adviezen verstrekken. Dat is niet zijn primaire taak, maar Dräger ziet het als een (meestal zeer gewaardeerde) aanvullende service. Een eerste audit is een 'nulmeting', en meestal blijft het daar niet bij: tijdens herhalingsaudits na een half jaar of een jaar zal de beoordeling opnieuw plaats moeten vinden en wordt vastgesteld in hoeverre de 'ideale toestand' is verwezenlijkt. De voorgestelde ideale toestand is echter geen statische zaak! Ook een adembeschermingswerkplaats staat midden in een veranderende wereld. De wet, de externe en interne normen en eisen en de zich ontwikkelende techniek bepalen in grote mate op welke manier de ideale situatie eruit ziet.
Certificaat De werkplaats die op alle essentiële punten voldoet aan de eisen verkrijgt een certificaat. Dat is niet alleen om in te lijsten. Het toont aan dat het onderhoud wordt verricht op de vereiste wijze, binnen de richtlijn van de NVBR. Een gerust hart en een soepel draaiende 'machine' zijn tenslotte goud waard.
D-16536-2009
ST-3970-2006
10 |
EXCESS FLOW VALVE
Uitstroombeveiliging voorkomt vliegende flessen De website van Dräger Safety en NieuwsDräger hebben in het verleden reeds aandacht besteed aan een zeer eenvoudige accessoire dat de veiligheid bij het gebruik van ademluchtcilinders enorm bevordert. In essentie betreft het een luchtstroomgestuurde klep, aangebracht vlak na de afsluiter in plaats van het bestaande sinterfilter. Wat doet deze klep en hoe werkt het?
De opbouw van een ademluchtcilinder Een 'onbeveiligde' standaard ademluchtcilinder bestaat uit een stalen of composiet kunststof vat, voorzien van een afsluiter (kraan) en een uitstroomopening, voorzien van een schroefdraadaansluiting (of de snelkoppeling). In het luchtdoorlaatkanaal is een sinterfilter aangebracht, een soort 'zeefje' van thermisch aaneengesinterde metalen bolletjes dat het toeof uittreden van vaste deeltjes voorkomt. Een cilinder, gevuld met 300 bar ademlucht, is een potentiële raket. Een cilinder mag nimmer aan de kraanknop worden opgetild, want zelfs als deze zich een klein stukje opent zal er een zeer sterke luchtstroom ontstaan, waardoor een grote stuwkracht ontstaat. Een cilinder zal door de haakse 'uitlaat' als een roterende raket zijn eigen weg kiezen. Om dergelijke incidenten te voorkomen zou iedere cilinder die niet op een vulbalk of ademluchttoestel is aangesloten voorzien moeten zijn van een metalen afsluitmoer.
De functie van de uitstroombeveiliging De cilinders zelf zijn geen grote veroorzakers van ongevallen. De eisen zijn streng: van elke batch van 200 gefabriceerde ademluchtcilinders wordt direct na de productie één exemplaar destructief beproefd door deze te vullen met water dat onder hoge druk wordt gebracht. Een stalen cilinder barst pas bij een druk boven 750 bar, en voor een composietcilinder is dit zelfs meer dan 1000 bar. De kans dat de wand van een cilinder bij normaal gebruik en zelfs bij vallen en stoten bezwijkt is minimaal. De normen schrijven echter tot op heden géén uitstroombeveiliging voor, terwijl dat wel veel ongelukken zou voorkomen, reden waarom Dräger het gebruik van een zogenaamde uitstroombeveiliging met klem adviseert. De uitstroombeveiliging bestaat uit een veerbelast klepje dat zich sluit bij een (te) grote luchtstroom. De uitstroombeveiliging is vergelijkbaar met een slangbreukbeveiliging zoals die voor gas en/of zuurstofslangen kan worden toegepast bij autogeen lassen of slangbreukbeveiliging die voor
| 11
Uitstroombeveiliging
voorkomt
ST-571-2006
vliegende flessen
hydraulische systemen wordt toegepast. Er is één belangrijk verschil: een uitstroombeveiliging heeft een 'bypass' die ervoor zorgt dat de doorstroming nooit geheel wordt afgesloten. Dat laatste zou een ademluchtgebruiker namelijk fataal kunnen worden als de klep zich onbedoeld, door wat voor oorzaak of defect ook, zou sluiten. Tijdens normaal bedrijf en tijdens het vullen is er geen enkel verschil merkbaar met een onbeveiligde cilinder. Goed op weg, maar nog niet op de bestemming Circa tachtig procent van de in omloop zijnde Dräger ademluchtcilinders is al voorzien van een uitstroombeveiliging. Dat is niet verrassend, want een uitstroombeveiliging/sinterfiltercombinatie is slechts iets duurder dan een enkel sinterfilter. Toch gebeuren er nog steeds ongevallen met cilinders die niet van een uitstroombeveiliging zijn voorzien. In de meeste gevallen komt dat door onachtzaamheid: het vullen van ademluchtcilinders is vaak routinewerk, waardoor het gevaar ontstaat dat er door gedachteloosheid onzorgvuldigheden
en onnauwkeurigheden in de werkzaamheden kunnen sluipen. Ongevallen met 'vliegende cilinders' zouden niet hebben kunnen plaatsvinden met een uitstroombeveiliging in de uitstroomopening. Dräger maakt zich sterk om ook de laatste twintig procent uitgerust te krijgen met dit nuttige klepje. Opgeleide onderhoudspersonen met een eigen werkplaats kunnen de uitstroombeveiliging zelf aanbrengen, maar tijdens de vijfjaarlijkse cilinderkeuring kan Dräger daar desgewenst ook zorg voor dragen. Vanwege de kosten hoeft u het eigenlijk niet te laten.
INFO Bekijk de Dräger instructiefilm met de 'vliegende cilinder': www.draeger.nl/uitstroombeveiliging CONTACT Bent u geïnteresseerd? Neem dan contact op met de afdeling Veiligheidstechniek: 079 - 3 444 777
D-15437-2009
12 |
Normen voor maskers, een blik op de toekomst Bij de ontwikkeling van de nieuwe wereldwijde norm voor adembeschermingsmiddelen slaat de betreffende normeringscommissie van de International Standardization Organization (ISO) een geheel nieuwe weg in. Ditmaal oriënteert men zich niet op de techniek, maar vormen de eisen het uitgangspunt. Verschillende factoren worden in ogenschouw genomen.
Bij een bout of moer is het een eenvoudige zaak: als alle karakteristieken zoals lengte, diameter en spoed zijn genormeerd, dan kan men deze - binnen de tevens gespecificeerde toleranties - overal ter wereld in dezelfde kwaliteit vervaardigen. Bij dergelijke standaardiseringprocessen is de invloed van de mens te verwaarlozen. Het is een louter technisch proces. Bij adembeschermingsmiddelen (Respiratory Protective Devices, RPD's) is een andere benadering noodzakelijk. Deze moet zich meer richten op de eisen, en niet op de techniek. Deze eisen worden nu door een internationale groep van experts uitgewerkt, de normcommissie ISO TC 94 SC15. Bij de toekomstige norm staat de mens centraal. Zijn karakteristieken, in normeringstaal 'Human Factors' genoemd, vormen de basis voor de experts die de toekomstige norm ontwikkelen en formuleren. De factor ademhaling Een mens heeft ademlucht nodig. Hoe meer hij presteert, hoe meer zuurstof zijn spieren nodig
hebben en hoe zwaarder hij ademt. De ademhaling wordt door het zogenaamde 'ademminutenvolume' (AMV) weergegeven en in liters per minuut (l/min) gemeten. Ten behoeve van de standaardisering worden daarom verschillende typische inspannende activiteiten uitgevoerd en in groepen ingedeeld: een adembeschermingsapparaat moet de ademhaling van de mens in elke beschreven arbeidssituatie beschermen. Uit deze testen wordt een classificering afgeleid, die zich richt op het telkens benodigde AMV. De hoogste klasse zal bij 135 l/min liggen. Dat komt overeen met de praktische prestatiegrens; het is de maximale inspanning die een mens enige minuten kan volhouden. Veel praktische proeven tijdens de testcycli zijn daarentegen minder inspannend. Hiervoor is een RPD uit de klasse 50 l/min volledig toereikend. Daarmee wordt ook het concept duidelijk: een classificering afgeleid van het prestatiegerelateerd luchtverbruik zorgt voor een passende selectie van het adembeschermingsapparaat.
| 13
Normen voor maskers, een blik op de
toekomst
De factor gelaatsvorm Adembeschermingsmaskers moeten als gegoten zitten. Alleen een betrouwbare verbinding tussen mond, neus en RPD beschermt de mens in een verontreinigde atmosfeer. Omdat de mens zo veelvormig is, bestaat er ook een grote variëteit in gelaatstrekken: de toekomstige ISO-RPD standaard moet voor 90 % van alle gebruikers wereldwijd gelden. Hiertoe haakt ISO aan bij projecten uit de VS en China: hierbij werden meer dan 3000 gezichten van volwassenen, werkende vrouwen en mannen van alle rassen en verschillende leeftijden driedimensionaal bemeten. De vloedstroom aan meetgegevens werd met een mathematisch model in een spreidingsdiagram omgezet, waarin 5 karakteristieke gezichts- respectievelijk hoofdsvormen werden onderscheiden. Ademarbeid en ergonomie Niet alleen de hoeveelheid ingeademde lucht is bepalend voor het inspanningsvermogen van de mens, maar ook de samenstelling ervan. Zo moeten zuurstof en kooldioxide in dusdanige concentraties voorkomen dat het de gebruiker mogelijk blijft om zonder belemmeringen te handelen. Hiertoe worden in Deel 3 van de norm de bijbehorende grenswaarden vastgelegd; bijvoorbeeld de minimale concentratie van zuurstof of het maximale aandeel kooldioxide. Wanneer een mens ademt, verrichten zijn ademspieren arbeid. Deze arbeid is groter wanneer bijvoorbeeld door een filter geademd wordt. In een dergelijk geval wordt een hogere ademdruk opgebouwd om de weerstand te overwinnen.
SW
D-16541-2009
LN
D-16540-2009
L
D-16539-2009
M
D-16538-2009
D-16537-2009
S
De ademarbeid wordt merkbaar. Ook hier kent het menselijk lichaam zijn beperkingen, die in getallen uit te drukken zijn. De normschrijvers van ISO pakken ook dit thema op en zullen met Deel 4 'Work of Breathing and Breathing Resistance' (Ademarbeid en ademweerstand) een nader basisdocument opstellen. Ergonomie is een veelomvattend begrip dat de totale wetmatigheid van de menselijke arbeid samenvat. Deel 5 van de serie is gewijd aan dit aspect. Hierin worden invloeden zoals zicht, lawaai, temperatuur (koude zowel als warmte) en vochtigheid met hun momentane door de mens verdraagbare grenzen opgevoerd. Pas als al deze factoren uitgewerkt zijn, is het eerste raamwerk ontstaan waarbinnen de nieuwe norm voor adembescherming kan worden gedefinieerd. Norm verwacht in 2014 De standaardisatie biedt dus meer zekerheid bij de selectie en het gebruik van adembeschermingsmiddelen. Daarbij maakt zij het aankoopproces transparanter en zorgt zij voor directe vergelijkbaarheid van de basiseisen. Verder laat zij natuurlijk speelruimte voor bedrijfsspecifieke verschijningsvormen. Sinds de start in het jaar 2002 heeft de normeringscommissie ISO TC 94 SC15 met de uitwerking van de menselijke factor in de eerste plaats de basis gelegd voor een succesvolle nieuwe standaardisatie van RPD's. Het doel is om na 2014 - het verwachte publicatiejaar - gedurende een periode van meerdere jaren een veelomvattende nieuwe serie normen te presenteren.
14 |
HIER IS DE HELM VAN MORGEN!
Helmfabricage uitgelicht De brandweerhelm is een centraal onderdeel van de persoonlijke beschermingsuitrusting. Met een geheel nieuwe productielijn wil Dräger ook op dit terrein een nieuwe impuls geven – en nieuwe trends zetten.
Circa 80 onderdelen Een brandweerhelm bestaat uit ongeveer tachtig onderdelen, en bij iedere component moet men zich afvragen wat er nog aan verbeterd zou kunnen worden. Het resultaat dient zich te spiegelen aan de markt en moet betaalbaar blijven, zonder daarbij aan kwaliteit in te leveren. In bijna alle gevallen zijn de voordelen van eigen oplossingen overtuigend. Dat betekent dat op dit moment de eigen ‘fabricagediepte’ zich tot in het kleinste detail uitstrekt. Kwaliteit verplicht nu eenmaal. “De klant verwacht van een helm waar Dräger op staat, dat Dräger er ook in zit”, zo drukt Markus Lamm het uit.
D-16542-2009
D-16543-2009 D-16545-2009
De helm als onderdeel van een systeem De helm, compatibel met alle aanbouwdelen en toebehoren, speelt een centrale rol in een totaalbeschermingssysteem. De ontwikkeling en fabricage in één en dezelfde hand biedt nieuwe kansen: “Een geïntegreerd hoofdbeschermings-
D-16544-2009
Dräger? Adembescherming! Wie brandweerlieden vraagt welke producten de onderneming maakt, krijgt direct dit onverbiddelijke antwoord. Zelden wordt de firma uit Lübeck in verband gebracht met brandweerhelmen, en dat terwijl helmen zoals de HPS 4300 en de HPS 6200 geheel in eigen huis ontwikkeld en gefabriceerd worden. Tot op heden werden de helmen door een toeleverancier geproduceerd. Daarin gaat dus verandering komen. Met een eigen productielijn die binnenkort in gebruik genomen wordt. ”Wij bieden nu al een omvangrijk programma voor de persoonlijke beschermingsuitrusting, maar op het gebied van brandweerhelmen opereerden wij min of meer in de schaduw”, aldus Markus Lamm, internationaal portfoliomanager en verantwoordelijk voor de strategievraagstukken rond het thema hoofdbescherming bij Dräger: “De helm is een integraal onderdeel van het beschermingssysteem van operationeel inzetbare brandweerkrachten.”
| 15
Helmfabricage
uitgelicht
D-16546-2009
systeem, waar helm, gelaatsmasker en toebehoren zoals communicatie- en monitoringssytemen perfect op elkaar zijn afgestemd en daarmee een bijdrage aan grotere veiligheid levert, laat zich nu aanmerkelijk sneller en eenvoudiger realiseren”, daarvan is Markus Lamm zeker. Van de helmmasker-combinatie zijn er al voorbeelden: Via het S-fix-systeem worden ademluchtmaskers zoals de Dräger FPS 7000 aan de buitenzijde aan de helm bevestigd en kunnen op deze wijze ook met helmen van ander fabrikaat worden gecombineerd, en omgekeerd. Daarentegen is de HPS 6200 als alternatief voor het S-fix-systeem ook met het Q-fix-systeem leverbaar, en past daarmee op het Dräger volgelaatsmasker FPS 7000. Een extra vergrendelingsknop verhindert bij deze combinatie dat de bevestiging loskomt door een zijdelingse aanstoot tijdens de inzet. Zo kan door een optimaal afgestemd systeem de veiligheid worden verhoogd. Naast helm-masker-combinaties zijn voor Dräger brandweerhelmen onder andere lamphouders als accessoire beschikbaar.
16 |
Nieuwe norm ontstaan
uit risicoanalyse
D-16547-2009
Grenzeloze veiligheid
| 17
Rederij Wijgula enthousiast over de prestaties
Dräger DrugTest 5000 bewijst diensten in de binnenvaart Rederij Wijgula (Wijnhoff & van Gulpen & Larsen B.V.) zetelt in Druten, direct aan de oever van de Waal. De reder is sinds 1922 actief in de binnenvaart en vervoert sinds de oprichting gevaarlijke stoffen, aanvankelijk met name zuren en logen. Tegenwoordig komt een heel palet chemicaliën aan bod. Het transport geschiedt - bij Wijgula ook al vanaf het begin - met dubbelwandige tankschepen, ter voorkoming van milieurisico's. De huidige vloot bestaat uit ongeveer 40 schepen, wanneer nodig uitgebreid met charters. Wijgula is koploper op het gebied van veiligheid, en dat is niet slechts op grond van wettelijke eisen voor transport van gevaarlijke stoffen over water (de ADNR*). De reder is sinds '92 ISO 9001 en sinds '96 ISO 14001 gecertificeerd en is daar terecht trots op. Veilig werken zit in het bloed; het is met de paplepel ingegoten. Ongevallen en milieuschade moeten te allen tijde worden voorkomen. Personeel Er gelden strenge wettelijke eisen ten aanzien van de bemanning van binnenvaartschepen. Afhankelijk van de lengte van een schip zijn er bijvoorbeeld minstens een gekwalificeerde kapitein en een stuurman aan boord. Als er langer dan 14 uur per dag of zelfs volcontinu wordt gevaren, zijn er verschillende 'shifts' en breidt het aantal zich dus
uit. Wijgula voegt zelf op de meeste schepen via de beroepsbegeleidende leerweg (BBL) een leerjongen toe, boven de vereiste sterkte. Zo is meteen de interne praktijkscholing geborgd. Naast de 125 varende personeelsleden zijn er circa 30 werkzaam aan de wal, de meeste met 'nautische ervaring', varend opgedaan. François Pruyn is procuratiehouder en veiligheidsadviseur en staat NieuwsDräger te woord met betrekking tot het alcohol- en drugsbeleid van het bedrijf. U test het varend personeel regelmatig op gebruik van alcohol en drugs? François: "Ja. Alcoholtesten doen we sinds jaar en dag, overigens nog steeds met hetzelfde blaastestapparaat van Dräger. Een wat bejaard model, maar hij doet het nog steeds prima. Zo'n test is heel gemakkelijk uit te voeren en hij wordt door het personeel ook als vanzelfsprekend ervaren. Overigens testen we niet slechts het varend personeel, maar ook het personeel aan wal. Het alcohol- en drugsbeleid geldt voor iedereen.
18 |
Onder werktijd geldt een absoluut verbod om onder invloed te zijn. Onze mensen weten dat en het staat in de overeenkomst die we ze allemaal laten tekenen voordat ze aan de slag gaan. Daar staat ook in dat ze aan testen mee moeten werken." En drugstesten? François: "Daar geldt hetzelfde voor. Ook die testen bestaan al langer, maar wij hadden moeite met de 'oude' urinetests. Ze zijn fraudegevoelig omdat je er als leidinggevende of werkgever niet naast staat als het monster wordt 'geproduceerd' en bovendien geven ze niet de actuele situatie weer: drugs of afbraakproducten ervan zijn pas wat later in de urine aanwezig en blijven soms nog heel lang te detecteren. Onze opdrachtgevers, chemische bedrijven zoals BASF, Esso, Shell, DOW, Bayer – noem ze maar op- eisen echter wel dat we drugtesten uitvoeren. Daarom zijn we heel blij met de snelle en accurate speekseltesten. Het is een investering in het apparaat en per test komt daar zo'n 20 Euro bij voor het steriel verpakte monstersetje. Een dagelijkse test zit er dus niet in, en dat hoeft ook niet, áls we maar een beleid voeren, inclusief testen." Hoe vaak neemt u die testen af? François: "Alcoholtesten doen we zeer regelmatig; meerdere malen per jaar. Voor het personeel ligt de grens buiten werktijd of tijdens de zogenaamde 'vrije wacht' op 0,5 promille; voor de werkwacht is het 0,2. De RPR (Rijnvaart Politie Reglement, red.) hanteert 0,5 promille als maximum tijdens het werk, maar wij stellen onze eigen regels. Drugtesten doen we ongeveer een keer per halfjaar, en natuurlijk
onaangekondigd. Er zijn bij Wijgula drie mensen die deze testen afnemen en daarvoor komen we aan boord van het schip. Op een onverwacht moment. We hebben daar een goed protocol voor. Mensen mogen de test als ze dat willen afgezonderd van hun collega's afleggen, en ze mogen het monsterstaafje zelf houden. Niet meewerken komt eigenlijk niet voor, maar de consequentie is duidelijk: het is direct van boord en de gele kaart. Bij herhaling betekent het de beëindiging van het dienstverband. Een positieve uitslag wordt altijd gevolgd door het opsturen van een monster naar het lab van Dräger in Lübeck voor een second opinion. Resultaten zullen overigens nooit aan anderen bekend worden gemaakt; alleen de betrokkene, de 'monsternemer' en personeelszaken weten ervan." Heeft u wel eens een positief resultaat meegemaakt, en zo ja, op welke groep verdovende middelen? François: "Ja. Op benzodiazepine, maar dat bleek in bepaalde voorgeschreven medicijnen te zitten die op doktersvoorschrift werden ingenomen. Gelukkig. Daarmee is het niet per definitie onschadelijk, maar zónder goed en verifieerbaar verhaal zou de betreffende testpersoon wel een 'gele kaart' te pakken hebben en bij een tweede keer volgt ontslag. Bij gebruik van medicijnen die de 'rij'vaardigheid beïnvloeden nemen we natuurlijk wel maatregelen en bovendien bestaat er ook nog zoiets als medicijnverslaving. In elk geval hebben we door deze testen wel iets in handen waarmee we problemen op kunnen sporen. Bovendien werkt het preventief."
ST-16547-2009
| 19
Welke eisen stelt u aan alcohol- en drugtesten? François: "Vooral dat ze betrouwbaar zijn; dat de uitslag accuraat is. Eigenlijk geldt voor alles wat we doen dat we het óf goed doen óf niet. Daarom wilden we ook niet aan de urinetesten. Begeleiding, gebruikerstraining en advisering zijn ook belangrijke punten, waar Dräger naar mijn mening een ruime voldoende voor verdient." Hoe zit het met de acceptatie door het personeel? François: "We varen geen kersensap. Dat beseft iedereen. Bij het werken met gevaarlijke stoffen moet je altijd je hoofd erbij hebben. Bang zijn helpt niet, nuchter zijn is een vereiste. De bemanning begrijpt heel goed dat we onze broodwinning kwijtraken als we geen beleid voeren. Het testen is na zorgvuldig overleg met de ondernemingsraad ingevoerd, en stuitte niet op bezwaren." Zou er een wettelijke regeling of een totaalverbod moeten komen voor drugs, net zoals er voor alcohol is? François: "Nee. We hebben het zelf op deze manier prima onder controle en Nederland kent al regels genoeg. Vooral als je het gaat vergelijken met andere landen, zelfs binnen Europa, zelfs héél nabij. Ik ben ervan overtuigd dat wij onze zaken op orde hebben. Wij doen er alles aan om het milieu en de persoonlijke veiligheid te beschermen: hopelijk doet een goed voorbeeld goed volgen."
*ADNR: Accord Européen relatif au Transport International des Marchandises Dangereuses par voie de Navigation du Rhin.
CONTACT Bent u geïnteresseerd? Neem dan contact op met de afdeling Veiligheidstechniek: 079 - 3 444 777
20 |
Dräger vulinstallaties voldoen aan alle
eisen
KVI-inhaalslag afgerond Ademluchtvulinstallaties bestaan doorgaans uit een compressor, eventueel een buffervat, enig leidingwerk en een vulbalk. Indien dit samenstel één of meer buffervaten bevat, dient het als geheel door de leverancier CE-gemarkeerd te worden. Bovendien is de zogenaamde Keuring Voor Ingebruikname (KVI) voor alle installaties met een buffervoorraad vereist. Dit wordt uitgevoerd door een onafhankelijke partij die daartoe wettelijk bevoegd is, bijvoorbeeld een een zogenaamde 'Aangewezen KeuringsInstantie' (AKI) of een Notified Body (NOBO).
| 21
Inhaalslag Dräger waarborgt een veilige installatie die aan alle formele eisen voldoet en zadelt haar klanten niet op met 'loshangende papieren eindjes'. Daartoe is in juli 2009 Notified Body Lloyds ingeschakeld en is er gedurende vier weken een rondgang gemaakt langs alle sinds 2002 geleverde ademluchtvulinstallaties met buffervoorziening. Bij al deze installaties is alsnog een KVI uitgevoerd. Behalve de inspectie en beproeving van de hardware door Lloyds is daartoe voor iedere installatie een map samengesteld waarin zich alle informatie voor de KVI én voor de gebruiker bevinden, zoals certificaten van alle componenten en het samenstel, isometrische tekeningen van het leidingstelsel, gebruiksaanwijzingen, servicelogboek en dergelijke. Dit boekwerk is de 'bijbel' van de vulinstallatie; zorgvuldig te beheren door de klant. Noodzaak Helaas wijst de statistiek uit dat er een enkele keer iets mis gaat bij het gebruik van een vulinstallatie. Aangezien gewerkt wordt met een druk van ongeveer 300 Bar kunnen de gevolgen desastreus zijn, en is een juridische nasleep te verwachten. Zelfs als een ongeval te wijten is aan ondeskundig gebruik of onachtzaamheid van een werknemer, zal de werkgever stevig aan de tand worden gevoeld over het gevoerde veiligheidsbeleid en over de door hem geëxploiteerde arbeidsmiddelen. Een ontbrekende KVI kan in een dergelijk geval de aanleiding zijn om de werkgever nalatigheid te verwijten, met alle gevolgen van dien. Dräger doet in de eerste plaats álles om ongevallen te voorkomen, en zorgt daarnaast voor de formele borging en onderbouwing daarvan. Dat strekt zich uit van een deugdelijke installatie, voorzien van alle voor de KVI relevante documenten en certificaten, tot een
gedegen instructie en desgewenst opleiding van de gebruikers. Dräger laat niets aan het toeval over. Periodieke herkeuring Met klem wijst Dräger tevens op de verplichte wederkerende beproeving of herkeuring van iedere 'KVI-plichtige' installatie. Bij het verplicht herkeuren van de buffercilinders is demontage noodzakelijk, en deze handeling maakt dat er ook een nieuwe KVI moet worden uitgevoerd. De keuringstermijnen van buffercilinders zijn bindend vastgelegd. Voor nieuwe buffercilinders ligt de eerste periode voor herkeuring op 4 jaar en de daarop volgende keuringen moeten na telkens 6 jaar* plaatsvinden. Vanzelfsprekend dient de eindgebruiker over de certificaten van deze herkeuringen te beschikken. Op verzoek begeleidt Dräger de eerstvolgende KVI en zorgt zij voor de inschakeling van een AKI of NOBO. *Door een wijd verbreid misverstand wordt soms een termijn van 5 jaar gehanteerd. Het is daarom verstandig om bij een keuringsinstantie expliciet aan te geven dat het gaat om een HERkeuring van buffercilinders die geldig dient te zijn voor 6 jaar.
ST-16549-2009
Regelgeving De plicht tot het uitvoeren van een KVI vloeit voort uit de nationale regelgeving voor deze samenstellen en is opgenomen in de Praktijkregels voor Drukapparatuur. Formeel is de gebruiker van de installatie verantwoordelijk voor het laten uitvoeren van de KVI. Door de complexiteit van de regelgeving en de onduidelijkheden met betrekking tot de handhaving werden in het verleden installaties in gebruik gesteld terwijl niet aan de laatstgenoemde eis was voldaan (zie NieuwsDräger van mei 2009). Dat betekent overigens niet dat zij onveilig waren. Aan alle eisen voor de CE-markering van het samenstel werd bij Dräger installaties al voldaan. Dat is te zien aan de identificatieplaat met de aanduiding 'CE 0038' die aangeeft dat de installatie voldoet aan de eisen voor een ‘categorie IV’ installatie zoals gesteld in de PED-wetgeving.
CONTACT Twijfel aan de eigen installatie? Neem dan contact op met de afdeling DSS: 079 - 3 444 766
ST-385-2007
D-18084-2009
22 |
MISKEND BEGRIP OPNIEUW BELICHT
Bent u de protectiefactor niet vergeten? Selectie van de juiste adembeschermingsmiddelen is van het grootste belang. Werken met ongeschikte of ontoereikende persoonlijke beschermingsmiddelen levert slechts schijnveiligheid op en nodeloze hinder. En gezondheidsschade. Bovendien genereert het kosten die net zo goed niet gemaakt hadden hoeven worden. Doe het goed of doe het niet. Een pleidooi voor het hernieuwd bestuderen van de achtergronden van omgevingsluchtafhankelijke adembescherming.
Omgevingsluchtafhankelijke adembescherming werkt met filters. Een filter is in staat om met een zekere effectiviteit ongewenst stof, schadelijke gassen of beide tegen te houden, afhankelijk van het type filter. Die effectiviteit (de 'afvangcapaciteit') heeft zijn grenzen: geen enkel filter houdt 100 % van de ongewenste bestanddelen tegen. Bij een deeltjesfilter (stof) wordt die effectiviteit uitgedrukt in een klasse: 1, 2 of 3. Hoe hoger de klasse, hoe groter de efficiency. Klasse 1 (zgn. P1 filters, P van 'Particles') heeft een lage efficiency van tenminste 80%, P2 bereikt minstens 94 % en P3 99,95%. De effectiviteit van partikelfilters wordt conform de daarvoor geldende norm bepaald met relatief onschuldige stoffen als keukenzoutkristallen en paraffine olie. Nominale protectiefactor Als een P2 stoffilter met een efficiency van 94 % wordt gebruikt, zal áchter het filter slechts 6% van de oorspronkelijke concentratie stof worden aangetroffen. De inwaartse lekkage wordt echter niet alleen bepaald door de kwaliteit het filter, maar
onder andere ook door de afdichting op het gelaat. Dus presteert het masker met filter in de praktijk slechter dan het filter zelf. Daarom wordt in de norm steeds een ‘toegestane inwaartse lekkage’ gespecificeerd, die uiteindelijk de Nominale protectiefactor geeft. De nominale protectiefactor (NPF) is de verhouding tussen de concentratie stof buiten het masker en die erin. De factor wordt berekend met de formule 100 gedeeld door de toegestane inwaartse lekkage. De 'nominale protectiefactor' is dus eigenlijk een denkbeeldige prestatie die alleen in een laboratorium gehaald wordt. Toegekende protectiefactor Een P2-snuitje zoals in het voorbeeld toont in de tabellen een toegekende protectiefactor (TPF) van 10, hetgeen slechts de helft is van de theoretische nominale protectiefactor. Het is duidelijk waar dat door komt: de praktijk! Extra lekkages door onvoorzichtigheid, baardgroei, andere gelaatsvormen etc. De stofstrepen langs de neus van de timmerman. De aansluiting op het gelaat is een zwak punt, en
| 23
Werkplekprotectiefactor Uitgangspunt is een masker dat geschikt is voor de werksituatie en dat goed past op het gezicht van de drager, het juiste type filter en een goede gebruiksinstructie. Als in de werksituatie een meting wordt uitgevoerd van de concentratie in en die buiten het masker, dan is daaruit de werkplekprotectiefactor (WPF) te berekenen. Deze waarde komt het dichtst bij wat we werkelijk willen weten: is de werknemer afdoende beschermd? De WPF is voor elke situatie anders en staat daarom niet in tabellen. De beste benadering zal doorgaans de TPF zijn. Praktijk Waar zelfs een WPF geen rekening mee houdt is de draagfactor, of eigenlijk de niet-draagfactor. Een drager zal in de praktijk af en toe een masker afnemen als dat eigenlijk niet zou mogen: niezen, de hik, even te vroeg afzetten tijdens het naar buiten lopen vanwege een rinkelende GSM, enzovoorts. Minder regelmatig onderhoud, iets te lang doorwerken met eenzelfde filter, fronsen vanwege jeuk of een lachbui zijn allemaal van invloed op de blootstelling. Niets menselijks is ons vreemd, maar de wetenschap dat het gebeurt maakt wel dat er zorgvuldig met selectie en toepassing van afhankelijke adembescherming moet worden omgesprongen en dat enige veiligheidsmarge aan te raden is.
ST-14189-2007
er wordt dankzij die lekkage ongefilterde omgevingslucht bijgemengd, waar in de toegekende protectiefactor rekening mee is gehouden. Een disposable masker presteert minder goed dan een siliconenrubberen halfgelaatsmasker met hetzelfde type filter, en het halfgelaatsmasker wordt weer ruim voorbijgestreefd door het volgelaatsmasker, dat immers een dubbele afdichting heeft en het lastige gebied rond de neus niet hoeft af te dichten. De toegekende protectiefactor van een afhankelijk adembeschermingsmiddel variëert tussen 4 (FFP1 wegwerpsnuitje) en 40 (bijvoorbeeld een P3 filter op een volgelaatsmasker). Hoe effectiever het filter, hoe meer roet een beetje lekkage relatief in het eten gooit. Zelfs een aangeblazen P3 filter dat een NPF heeft van 2000, haalt op een passend volgelaatsmasker toch niet méér dan een TPF van 40! Bovendien: de TPF is volgens de norm (EN 529:2005) nog altijd maar een waarde die bij 95% van de beroepsbevolking verwacht kan worden, bij adequaat getrainde personen onder toezicht, die een goed functionerend en correct geplaatst adembeschermend middel gebruiken. Het kan in de praktijk dus nog een tikje erger zijn...
ST-14950-2008
Bent u de protectiefactor niet vergeten?
Rekenen met de TPF Selecteren van het juiste adembeschermingsmiddel begint met het vaststellen van de soort stof of gas en de concentratie ervan op de werkplek. Is die hoger dan de grenswaarde en wordt er de hele dag in deze omgevingslucht gewerkt, dan moet het adembeschermingsmiddel er voor zorgen dat de concentratie in de ingeademde lucht beneden de grenswaarde blijft. Een voorbeeld: omgevingsconcentratie van een gas is 200 ppm, grenswaarde 15 ppm. Beschikbaar is een klasse 1 gasfilter, geschikt voor concentraties tot 1000 ppm. Dat lijkt in orde, maar de volgende stap is de beschouwing van de protectiefactor. Een halfgelaatsmasker met deze klasse 1 gasfilterbus biedt een TPF van 10, dus is slechts tot 10 x de grenswaarde toepasbaar. 200 ppm is meer dan deze 150 ppm, dus zal de filterbus in combinatie met een volgelaatsmasker moeten worden toegepast. Natuurlijk zal een volgelaatsmasker ook vereist zijn als het gas schadelijk is voor de ogen, zelfs als een TPFberekening een halfgelaatsmasker als toereikend beschouwt. Als concentraties dusdanig zijn dat de grenswaarde niet kan worden bereikt met afhankelijke adembescherming, moet onafhankelijke adembescherming (ademlucht toegevoerd vanuit slangen of ademluchtcilinders) uitkomst bieden. Dat geldt net zo zeer als de omgevingslucht minder dan 19% zuurstof bevat; tenslotte maakt geen enkel filter er zuurstof bij...
CONTACT Dräger verschaft graag meer informatie over de TPF en helpt waar nodig met raad en daad. Voor meer informatie neem contact op met de afdeling Veiligheidstechniek: 079 - 3 444 777
ST-4324-2003
24 |
Gasmeten in containers op veilige afstand Voor het uitvoeren van gasmetingen in besloten ruimten, tanks, leidingen en containers wordt een meetsonde gebruikt. In essentie is dat een lange buis, die het lucht- of gasmengsel uit de ruimte aanzuigt en naar de sensoren van een meetapparaat leidt. Besloten ruimten worden doorgaans bemeten via het mangat, waarvoor een - eventueel telescopische - meetsonde wordt toegepast. De persoon die de meting uitvoert hoeft de ruimte niet te betreden en bevindt zich in de relatief veilige atmosfeer buiten het risicogebied. Containermetingen Zeecontainers zijn niet voorzien van speciale meetopeningen, en bij het openen van ruim tweeënhalve vierkante meter deur kan een aanzienlijke hoeveelheid gas uittreden. De eerste gasmeting zal daarom plaatsvinden met een stevige roestvaststalen sonde, die langs het afdichtingsrubber van één van de deuren wordt ingebracht. Bij een efficiënt volgestouwde container zal de sonde al snel stuiten op de lading direct achter de deur, maar zal hij wel de 'binnenatmosfeer' bereiken. Dat is voor een eerste meting doorgaans toereikend. Als het verantwoord is om daarna de deuren te openen, kan de sonde dienst doen om (eventueel met een opschroefbare extensie) onder en tussen de lading te meten. Bij in delen of compartimenten geladen containers kan het voorkomen dat zich bijvoorbeeld alleen achterin gegaste lading bevindt. Meten met een meetsonde Een gasmeetsonde voor het meten in besloten ruimten ('stok') is een gemakkelijk hanteerbaar gereedschap, voldoende lang, eventueel uitschuifbaar, en licht van gewicht. Een sonde voor containermetingen is mechanisch zwaarder uitgevoerd en heeft een beperkte lengte van circa een meter, met een opschroefbaar deel te verlengen tot twee meter.
Bij de handgreep bevindt zich een klein reservoir, waar het snelstromende gasmengsel 'homogeniseert', zodat de portable gasmeter juist gevoed wordt. Draagbare gasmeters zoals de X-am 7000 zijn voorzien van een elektrische pomp. Bij toepassing van meetbuisjes wordt een separate pomp of een handbediende balg gebruikt. Metingen via sondes vergen enige tijd; tenslotte moet het gasmengsel enige tijd stromen om de meter te bereiken. De Dräger containersonde Dräger heeft een nieuwe meetsonde in het pakket, speciaal bestemd voor het uitvoeren van metingen in zeecontainers. Het is een onmisbaar hulpstuk bij het uitvoeren van dit soort metingen, dat niet mag ontbreken in de 'gereedschapskist' van de meetbevoegde.
CONTACT Voor informatie over deze sonde neem contact op met de afdeling Veiligheidstechniek: 079 - 3 444 777 Voor informatie over de opleiding Gasmeetdeskundige (gasvrij geven van zeecontainers en bulkladingen) neem contact op met het Dräger Opleidingscentrum: 079 - 3 444 750
| 25
De veelzijdige broer
ST-9526-2007
ST-14975-2008
van de ‘5000’
Dräger X-am 5600 persoonlijke gasdetector De vertrouwde X-am 5000 is een compact en alleszins betaalbaar succesnummer op het gebied van persoonsgebonden gasmeting. Toch is deze universele portable in veelzijdigheid en functionaliteit voorbijgestreefd door zijn broer. Alle bejubelde kwaliteiten van het instrument zijn natuurlijk behouden gebleven. Simultaan zes gassen meten Uiterlijk is de X-am 5600 nauw verwant aan zijn nog zo jonge broertje, de X-am 5000. Hij is ook uitgerust met dezelfde batterij, de lader is identiek en het bedieningsgemak is onveranderd. De gasmeter maakt nog steeds gebruik van de kleine state-ofthe-art XXS-sensoren en is - afhankelijk van de sensorbezetting - in staat tot het betrouwbaar meten van brandbare gassen en dampen, zuurstof en gezondheidsschadelijke concentraties van CO, H2S, CO2, CL2, HCN, NH3, NO2, PH3 en SO2. De X-am 5600 kan echter ook overweg met de gevoelige infraroodsensoren, waaronder een gecombineerde Ex/CO2 infraroodsensor. Dat maakt de X-am 5600 tot de kleinste persoonlijke zesgasmeter. Infraroodsensoren De hardware van het instrument is aangepast zodat ook infraroodsensoren kunnen worden toegepast. Met name in omgevingen met een inerte atmosfeer, zoals opslagplaatsen voor bederfelijke levensmiddelen, scheepsruimen en bij waterzuiveringsinstallaties en riolen is de infraroodsensor een vereiste; katalytische sensoren behoeven een atmosfeer met een normaal zuurstofgehalte om te kunnen functioneren, infrarood is
daar niet van afhankelijk omdat in de sensoren geen verbrandingsreactie optreedt. Universeel inzetbaar De XXS-sensoren rekenden al af met hinderlijke H2 kruisgevoeligheid bij koolmonoxide-detectie en is voor bijvoorbeeld H2S verkrijgbaar met een uitzonderlijk hoge resolutie van maar liefst 0,1 ppm (XXS H2S LC sensor), waardoor betrouwbare meetresultaten worden verkregen en de zeer lage wettelijke grenswaarden geen probleem zijn. De in de X-am 5600 toegevoegde mogelijkheid om IR-sensoren te plaatsen maakt de persoonlijke multigasmeter geschikt voor nagenoeg elke omgeving of taak. Met vijf jaar garantie op de nieuwe Ex/CO2 infraroodsensor en de CO-, H2S-* en zuurstofsensoren verzekert Dräger een langdurige betrouwbare werking. *geldt niet voor de XXS H2S LC sensor
CONTACT Voor meer informatie over persoonlijke gasdetectie neem contact op met de afdeling Veiligheidstechniek: 079 - 3 444 777
26 |
Verstandige investering in jarenlang gebruiksgemak Inrichting van adembeschermingswerkplaatsen Iedere gebruiker van ademluchtapparatuur heeft te maken met het reinigen van gebruikte materialen, testen, met het (eerstelijns)onderhoud ervan en met het hervullen van de cilinders. Dat kan geheel worden uitbesteed, maar zodra er op een zekere schaalgrootte wordt gewerkt zal het lonend zijn om deze telkens terugkerende werkzaamheden in eigen beheer uit te voeren. Om dat goed en verantwoord te doen is een doelmatig ingerichte en voldoende geoutilleerde werkplaats noodzakelijk. Dräger heeft de ervaring en knowhow om een ademluchtwerkplaats op de juiste wijze in te richten.
Eisen aan de werkplaats Het vullen van ademluchtcilinders en het reinigen en testen van maskers is geen bezigheid die in een rommelig hoekje van de kazerne of het magazijn wordt uitgevoerd. Dat werkt niet efficiënt en het veroorzaakt doorgaans conflicten met de eisen die gesteld worden aan de kwaliteit van het onderhoud. Zorgvuldig werk behoeft een overzichtelijke werkomgeving. Aan een ademluchtwerkplaats worden dus eisen gesteld, afgeleid van de kwaliteitsnormen, de 'diepte' van het uit te voeren werk en de algemene eisen zoals die in onder andere de Arbowet en de richtlijnen van de NVBR worden geformuleerd. Naast goede verlichting en een aangenaam werkklimaat is het meubilair ergonomisch verantwoord en is rekening gehouden met het werkproces. De uit te voeren werkzaamheden en hun volgorde zijn in een workflow te vatten, waarbij nodeloos heen en weer lopen door doelmatige inrichting in hoge mate te voorkomen zijn. Bovendien zullen gebruikte artikelen besmet of verontreinigd zijn, en is het onwenselijk dat deze zich naast of tussen schoongemaakte, geteste en 'steriele' artikelen bevinden. Het is niet vreemd dat dergelijke uitgangspunten doen denken aan de HACCPnormen voor voedselveiligheid: er valt veel te leren van andere vakdisciplines. Start; de ontwerpfase Brandweerkorpsen en industriële gebruikers beschikken veelal reeds over een werkplaats of hebben een ruimte ingericht als ademluchtwerkplaats. Die kan natuurlijk uitstekend voldoen en geheel aan de eisen tegemoetkomen. Toch zal ook een bestaande werkplaats op een zeker moment aan modernisering
toe zijn en kunnen bestaande processen soms worden gestroomlijnd. De nuchtere en goedgeïnformeerde kijk van de vakman biedt dan vaak logische en handige oplossingen voor kleine ondoelmatigheden die in de jarenlange praktijk ongemerkt zijn ingeslopen en soms zodanig zijn ingesleten dat ze intern niet eens meer worden opgemerkt. Vanuit een (her-) beschouwing van het werk zal een ruimte in de meeste gevallen efficiënter kunnen worden ingedeeld en gebruikt, waardoor het werk sneller en beter verloopt. Bij de bouw van een geheel nieuwe werkplaats zal een goed doordacht ontwerp garant staan voor vele jaren gebruiksgemak en tijdswinst. De Drägerbenadering Binnen de bouwkundige mogelijkheden en beperkingen wordt aan de hand van de 'routing' van de processen een basis-layout gemaakt. Doorgaans begint het dagelijkse onderhoudsproces met het scheiden van cilinders en ademluchttoestellen waarna cilinders weer gevuld worden en de reiniging van de ademluchttoestellen in een 'vuile ruimte' of een 'vuil gebied' plaatsvindt. Na wassing en droging komt het testen en de service van de materialen aan bod. Tenslotte zullen in de meeste gevallen de gebruiksklare artikelen worden verpakt in plastic en wordt de serviceadministratie bijgewerkt, geholpen door barcodes en/of transponders en een computerwerkstation. Voor het uitvoeren van deze handelingen moeten spoelvoorzieningen, werktafels, vul- en teststations en een computer een logische en prettig werkbare plaats vinden. Een ademluchtcompressor zal bij voorkeur buiten de servicewerkplaats in een aparte ruimte worden geplaatst met het oog op geluidshinder en risicoreductie. De aanvoer van
ST-2237-2006
| 27
Van offerte tot goed geoutilleerde werkplaats De complete nieuwbouw van een servicewerkplaats vangt aan met een (kosteloze) offerte die is toegesneden op de specifieke eisen, (bouwkundige) mogelijkheden en de wensen van de klant. Deze offerte zal altijd worden voorafgegaan door een locatiebezoek en enige oriënterende gesprekken waarin de mogelijkheden worden doorgenomen. Plattegronden, situatieschetsen, installatiegegevens, een complete lijst van apparatuur en een voortgangsplanning maken deel uit van de aanbieding, evenals een 3D-aanzicht van het voorziene eindresultaat. Als op grond van de aanbieding een opdracht wordt verleend, starten onze werkzaamheden, waarmee - in verband met fabricage van meubilair en
levertijden van hardware - enige weken tot maanden gemoeid zijn. Na oplevering en keuring van de installaties staat de klant een fonkelnieuwe, moderne en ergonomische werkplaats ter beschikking; natuurlijk mét de vertrouwde Dräger kwaliteit en garantie.
D-16550-2009
schone buitenlucht wordt gewaarborgd, waar nodig via speciale CO2- of fijnstoffilters. Het meubilair in de werkplaats zal doorgaans op maat van de ruimte en volgens ergonomische richtlijnen al dan niet verstelbaar worden uitgevoerd in roestvaststaal en kunststof. Aan- en afvoerleidingen, luchtbehandeling en verlichting moeten op de juiste plaats zijn aangebracht. In nauwe samenspraak met de gebruiker/klant wordt op deze manier een werkplaats gecreëerd die optimaal voldoet aan het specifieke gebruik. Waar nodig kunnen adviezen worden gegeven ten aanzien van de inrichting van het proces en de manier waarop servicedata wordt verwerkt en bewaard. Het 'Drägerware' softwarepakket kan via een bestaand datanetwerk zelfs bij decentrale werkplaatsvoorzieningen en gemeenschappelijk gebruikte materialen altijd voor een compleet actuele servicehistorie zorgen, ook bij het onderhoud aan apparatuur van derden.
CONTACT Bent u geïnteresseerd? Neem dan contact op met de afdeling Veiligheidstechniek: 079 - 3 444 777