Interview een ervaren docent
Daniëlle Ramp Docentschap: Onderwijs, iets voor mij?
07-11-2014
Industrial Design s125459 // 0842535
' Dat geen enkel moment hetzelfde is. Dat vind ik zo leuk, de onvoorspelbaarheid. En daar op de juiste manier mee omgaan. '
2
Inhoudspagina Inleiding p. Den beginne p. Planning en improvisatie p. Pedagogiek p. Positie in de klas p. Leerstijlen p. Visie p. Bijlage: leerstijlen Vermunt p. Bijlage: Interview Vragen p.
3
4 6 8 9 12 14 16 21 22
Introductie Voor mijn tweede opdracht hoefde ik niet lang na te denken over welke superster ik wilde interviewen; Milou Schoonemann. Milou is al op jonge leeftijd (19 jaar) begonnen met lesgeven en ik zat in haar eerste klas in 2007. Op dat moment zat ik in 2 Gymnasium en was zij onze docent voor informatica. Na een tijdje is Milou verkast van havo/vwo naar het Wellantcollege Westplas mavo, waar zij al een aantal jaar met veel enthousiasme voor de klas staat. Daar geeft ze de vakken natuur- en scheikunde, waarvoor ze haar bevoegdheid heeft gehaald, en zo nu en dan komt er ook wiskunde en Frans op haar rooster voor, waarin ze met een ‘onbevoegde’ titel lesgeeft. Ik beschouw Milou als één van mijn grote voorbeelden. Ze is grappig, ad rem, doet best wel stoer maar heeft stiekem een hart van goud, maar bovenal is ze vooral zichzelf. Allemaal eigenschappen die ik enorm waardeer in een docent.
Milou Schoonemann 4
‘Tools for Teaching’. Hierin werkten we samen met SchoolLab, een organisatie die het initiatief heeft genomen het onderwijs zoals wij dat kennen rigoureus te veranderen. Als je immers naar de wereld van honderd jaar geleden en de wereld van nu kijkt, is er ontzettend veel veranderd. Echter, wanneer je het huidige onderwijs met het onderwijs van honderd jaar geleden vergelijkt, is er relatief weinig veranderd. Komt dit doordat het een dusdanig goed systeem is dat er geen verandering nodig is? Of zijn we blijven hangen in het verleden en zijn er stappen in een andere richting nodig?
Daarom ben ik met Milou gaan praten over het vak docentschap. Mijn interesse ligt voornamelijk binnen het pedagogische aandeel, dus dat heb ik als centraal thema aangehouden. Zelf ben ik namelijk een voorstander van pedagogiek binnen het onderwijs, ik beschouw het als onderdeel van de rol van een docent om de leerlingen op te vangen en ze een luisterend oor te bieden wanneer dat nodig is. Docenten zijn immers toch een soort rolmodellen, ze dienen als voorbeeld van hoe een volwassene functioneert in het leven, en naar mijn mening hoort er voor elkaar zijn en elkaar ondersteunen waar mogelijk daar ook bij. Echter ben ik me ervan bewust dat dit niet als vanzelfsprekend wordt ervaren en dat de rol van de docent binnen de pedagogiek een actueel en gevoelig onderwerp is. Daarom wilde ik graag weten welk standpunt Milou in deze discussie aanneemt en op welke manieren zij dat toepast in haar lessen.
Vervolgens hebben we de verschillende leerstijlen die opgesteld zijn door Prof. Dr. J. Vermunt in de Inventaris Leerstijlen besproken. Ik vroeg me af of hoe ze hiermee omgaat in de les en of ze in de praktijk veel verschil heeft gemerkt tussen de leerstijlen van een vwo, havo of mavo leerling.
Verder was ik vooral benieuwd naar haar start als jonge docent, ik was erg nieuwsgierig naar hoe ze het begin van aar carrieère heeft ervaren en hoe ze daarin is begeleid. Hierbij hield ik in mijn achterhoofd dat een aanzienlijk groot percentage van de beginnende docenten binnen vijf jaar stopt.
Tot slot hebben we het Model Interpersoonlijk Leren (Créton & Wubbels, 1984; Wubbels & Levy, 1993; Wubbels et al., 2006) bekeken en besproken in hoeverre Milou ten opzichte van de klas gemiddeld genomen ‘boven’ (dominant) of ‘onder’ (ondergeschikt) en ‘tegen’ (afwijzend) of ‘samen’ (instemmend) is.
Ook haar visie op het onderwijs kwam ter sprake. Zelf heb ik bij Industrial Design een project gedaan over onderwijzen;
5
Den beginne 5 september 2006 stapte ik als brugpieper het Amstelveen College binnen. Een paar weken daarvoor stapte Milou met haar diploma het Amstelveen College uit.
en daar werd feedback op gegeven. Als je het mij vraagt komt dat aardig overeen met voor de leeuwen geworpen worden, maar voor Milou heeft het wel gewerkt. Toch gaf ze wel toe dat het misschien niet de verstandigste beslissing was:
Ze was nog maar een maand bezig met haar docentenopleiding toen er een informaticadocent op het Amstelveen College overspannen thuis kwam te zitten. Één van de andere docenten wist van Milou’s opleiding en haar computervaardigheid af en vroeg haar of zij misschien les wilde komen geven. En dat wilde Milou wel.
“Ik vind het vanuit hun optiek heel onverstandig, want ik had helemaal geen ervaring. Als ik al wat jaren ervaring had gehad dan kan je daarvoor kiezen maar voor hetzelfde geld had het helemaal mis kunnen gaan als ik niet zo stevig in m’n schoenen stond. Maar het is wel goed gegaan en ik heb er juist heel veel van geleerd, door hoe ik nu het onderwijs ingerold ben. Want ik had gewoon eigenlijk drie jaar ervaring voorsprong toen ik afgestudeerd was.”
Ze volgde op dat moment haar opleiding aan de Hogeschool van Amsterdam. Dat was een natuurkunde/scheikunde opleiding. “Ik was net een maand begonnen met mijn eerste stage, toen ik daarnaast zelfstandig voor de klas ging staan. Dus ik zat de ene dag een beetje te kijken hoe iemand anders les gaf en me een beetje te vervelen, en de andere twee dagen zat ik te studeren en daarnaast nog lesgeven.”
Ik vertelde dat ik bij het Amstelveen College mijn observatie opdracht had uitgevoerd en dat ik na afloop nog even heb zitten kletsen met een aantal leraren in opleiding. Daarvan kreeg ik de waardevolle tip dat het vooral belangrijk is dat je ad rem bent, als dat niet het geval is, kun je maar beter een ander beroep kiezen.
Milou werd in dit traject begeleid als een nieuwe collega. Dit houdt in dat er twee keer per jaar bij haar lessen werd gekeken
Milou kon dit beamen. Ze denkt zelfs dat dit ervoor heeft gezorgd dat het voor haar
6
in het begin ‘gelukt’ is. Ze vertelde me dat je namelijk heel snel moet kunnen reageren en dat je sterk in je schoenen moet staan. Maar sterk in je schoenen staan of doen alsof je sterk in je schoenen staat is nog wel aan te leren. Snel kunnen improviseren dat is heel moeilijk te leren, dat is toch wel handig als dat er van nature al in zit.
uiteindelijk werd ze de kartrekker. “Nu stel ik extra taken zelf voor, maar toen was het meer hoe het liep. Oh is wel wat voor Milou? Ja is wel wat voor Milou! Maar toen wist ik nog niet wat die taak inhield, en dat wist mijn baas ook nog niet. Maar omdat iemand anders eruit gestapt was, die eigenlijk de hoofdrol daarin zou spelen, was het ineens: Milou speelt de hoofdrol. En omdat ik dan alles leuk vind zeg ik niet zo snel nee.”
De laatste tijd is er veel in het nieuws over de uitval van beginnende docenten. Zo werd er laatst in het NRC vermeld dat uit een enquête van de Algemene Onderwijsbond (AOb) bleek dat maar liefst 63 van de beginnende docenten eraan denkt om te stoppen. (Meerderheid jonge docenten denkt aan stoppen, NRC, 9 september 2014)
Toen heeft Milou er een tijdje uitgelegen maar is er sterker door terug gekomen. Door die gebeurtenis en door de ervaring die ze intussen heeft opgebouwd, weet ze inmiddels beter wat bij haar past, wat ze goed kan en wat niet teveel energie kost; ze kent haar grenzen beter.
Ook Milou is slachtoffer geworden van de werkdruk van een beginnende docent. De combinatie van werken/studeren bleek achteraf heel zwaar, en dat kwam er pas uit toen ze haar studie afgerond had.
“In het begin heb je het gevoel dat je overal ja op moet zeggen omdat je jezelf moet bewijzen, en dat klopt natuurlijk ook wel, maar soms zeg je ook wel eens tegen dingen ja waarvan je niet helemaal begrijpt wat ze nou van je verwachten, en dat kan soms in de weg gaan staan van hoe je het uitvoert, waardoor je juist niet jezelf bewijst.”
Nadat ze vier jaar geleden afstudeerde is ze veel meer gaan werken. Ze kreeg veel meer nakijkwerk en kreeg een taak erbij wat haar heel veel tijd koste buiten haar lessen om, wat ze niet gewend was. Leerlingen gingen zich inzetten voor het goede doel en dan moesten ze allemaal dingen doen buiten school en zij was een van de begeleiders daarvan. Echter, Milou zou een van de begeleiders worden, maar
7
Planning en improvisatie “Niks gaat ooit zoals je het hebt gepland. Niks. Echt helemaal niks. Ik plan dus ook niet meer zo veel.
Want in de eerste jaren moet je je natuurlijk wel voorbereiden, want soms komen ze met een vraag waar je even over na moet denken, maar na een paar jaar weet je natuurlijk ook wel waar ze tegenaan lopen.
Ik moest voorheen allemaal lesplannen maken, en ik zie het bij al m’n stagiaires ook weer gebeuren. Het gebeurt niet. Kinderen willen helemaal niet vijf minuten dat, de kinderen snapten dat niet na tien minuten, dus dan ga je toch verder. Dan kun je niet zeggen van ‘ja sorry, nu moeten we echt gaan zelfstandig werken want dat staat in mijn lesplan’. Zo werkt het natuurlijk niet.
Soms zie je van tevoren niet wat zij moeilijk gaan vinden. Dan denk je te weten waar de moeilijke stap zit maar blijkbaar vinden ze die stap daarvoor juist moeilijk. En daar kom je dan in de les pas achter. En dat is dan misschien even lastig, dat kan, maar voor volgend jaar weet je dat dan alvast. Datzelfde geldt ook voor parallelklassen.
De ene les kan ik kant noch wal raken met mijn uitleg om welke reden dan ook en de volgende les haal je die tijd weer in en gaat het veel sneller dan je denkt.
Op een gegeven moment wordt het allemaal wat rustiger en makkelijker, maar dan komen er weer allemaal andere dingen op je pad die je erbij krijgt. Veel scholen ontzien hun nieuwe collega’s ook, of ze nou nieuw zijn op de school of nieuw in het onderwijs, dan krijg je wat minder taken of wat minder lessen. Dat is ook in ons eigenbelang. Want wat je zegt, hoeveel van de beginnende docenten stoppen ermee? Maar ik denk niet dat jij je daardoor tegen moet laten houden.”
Ik ben dus niet veel tijd kwijt aan voorbereiding maar dat komt denk ik ook omdat ik mijn boek uit mn hoofd ken. Ik weet precies welke vragen er komen, ik heb voor op het smartboard alles al van vorig jaar of van het jaar daarvoor. Dat pas je natuurlijk aan als je merkt dat er problemen in zitten, maar je hoeft het niet elke keer opnieuw te maken als je toch nog diezelfde lessen geeft. En dat scheelt natuurlijk wel.
8
Pedagogiek Milou is begonnen met lesegeven in havo en vwo klassen, daarna is ze overgestapt naar de mavo. Dat bleek een gigantisch verschil.
Ze denkt ook dat problemen op de havo/vwo minder de klas mee in wordt genomen. In haar tijd op de mavo heeft ze veel meer kinderen van dichtbij meegemaakt met verhalen waarvan je denkt; ‘hoe kan je je hiermee nog concentreren op school?’ Bij de havo/vwo heeft ze dat minder meegemaakt, maar dat zou ook kunnen komen doordat ze nu meer betrokken is wegens haar mentorschap, dus echt vergelijkbaar is het niet.
Op de havo/vwo was ze veel meer bezig met de stof an sich. Het is niet zo dat ze nu nooit meer over de stof praat, maar ze is nu veel meer pedagogisch bezig. Ze merkt veel meer van de problematiek van kinderen. Op de havo/vwo speelt dat veel minder een rol in de les. “Als er nu iemand een rotdag heeft, op wat voor reden dan ook, dan merk ik dat veel meer. Dus ja, dan moet ik er ook wat mee.”
Milou is ook van mening dat pedagogiek bij het vak docentschap hoort. “Het is maar net hoe je het woord natuurlijk opvat, ik vind niet dat je ze moet opvoeden, dat horen ze natuurlijk al gehad te hebben, maar normen en waarden probeer ik wel bij te schaven, bij te sturen.”
Daardoor is het pedagogische aandeel nu veel belangrijker, en daarin wordt Milou ook veel meer uitgedaagd. Vakinhoudelijk is de uitdaging afgenomen, maar pedagogisch en didactisch wordt ze wel veel meer uitgedaagd.
Ze vertelt me dat dat bijschaven ook in je eigen belang is. Als zij denken dat ze alles bij je kunnen maken omdat ze bij hun ouders alles kunnen maken, dan zijn ze niet te handelen in de klas met 30. Of 25. Of 15.
“Bij havo/vwo kon ik gewoon vijftig minuten voor de klas gaan staan, verhaal kletsen, en dat ging wel. Of ze het leuk vonden, dat zal wel niet, maar daar kon je in principe een heel jaar mee vullen. En dat doen er ook zat. Maar op vmbo kom je er dan niet.”
9
Ook vindt ze dat er even voor ze kunnen zijn en een luisterend oor bieden bij pedagogiek horen.
“Gisteren gaf ik toevallig les op een computerplein, dat is op de gang, en daar zitten allemaal lokalen aan vast. En toen kwamen mensen uit een ander lokaal mij halen, omdat het eigenlijk niet zo goed liep in dat lokaal. Dan kom ik wel even binnen, want mijn kinderen konden gewoon zelfstandig werken. Kom ik daar binnen, ben ik een beetje aan het bijsturen. En ik had ze de les daarna!
In principe kunnen alle leerlingen bij haar terecht. Ze vraagt ook aan haar mentorkinderen dat wanneer ze het gevoel hebben dat ze niet bij haar terecht kunnen, of ze dan alsjeblieft naar iemand anders kunnen gaan om hun hart te luchten. En dat geldt dan andersom dus ook.
Dus ik wist al, ze zijn een beetje druk, en ze zijn een beetje geïrriteerd, dus daar heb ik toen wel tijd aan besteed. Want toevallig was dat vak waar ze vandaan kwamen wiskunde, dus daar kan ik dan op inhaken.
“Die kinderen zijn het grootste gedeelte van hun tijd bij ons. En als je dan zegt: ‘Dat hele pedagogische? Ja sorry, dat hoort niet bij mijn werk...’ Wat doe je zo’n kind dan aan?”
Ik heb op dat moment gevraagd; ‘Wij lopen goed op schema met ons vak, zijn er dingen met wiskunde die ik even met jullie kan doen?’
De school denkt daar hetzelfde over. Ze gaan ervanuit dat docenten dat soort gesprekjes aan gaan, zeker als je mentor bent. In principe is het de taak van de mentor.
Gewoon om ze even een goed gevoel te geven, want ze waren boos, maar dat komt omdat ze zoiets hadden van; ‘Alle andere klassen zijn al bij hoofdstuk 3, en wij zijn nog maar bij 2.3... Hoe moet dat nou?’
Milou kijkt ook altijd even hoe een klas binnenkomt. Wanneer ze net een rotles achter de rug hebben is het onverstandig om meteen door te stouwen naar haar eigen vak. Dan laat ze ze eerst even op adem komen en gaat dan daarna rustig beginnen. Soms bespreekt ze dan ook met de klas wat er voorafgaand is gebeurd, zeker met haar mentorkinderen.
Dus toen heb ik gewoon even de tijd genomen in mijn les om ze gerust te stellen op die manier, dat kun je natuurlijk niet altijd doen, maar in dit geval kon dat.”
10
Persoonlijk lijkt het mij lastig om telkens een keuze te moeten maken tussen je eigen planning en de tijd die je in pedagogische ontwikkeling steekt.
Het verbaast haar hoeveel zij nu als docent weet over leerlingen, terwijl klasgenoten daar geen flauw idee van hebben. Zelf had ze nooit het gevoel dat docenten veel van haar af wisten, maar nu ze zelf in het beroep zit beseft ze dat sommige docenten misschien toch meer van haar weten als dat ze dacht. Alhoewel dat uiteraard wel een beetje afhankelijk is van hoeveel je in je denkbeeldige rugtasje hebt zitten.
Milou had daar wel een duidelijk idee over. Wanneer het om een hele klas gaat, kun je geen les geven als je er niet eerst wat aandacht aan besteedt. Maar gaat het om een individuele leerling, dan ga je eerst de klas aan het werk zetten en roep je die daarna even bij je. Gelukkig neemt ze niet veel van de problemen die ze op haar werk tegenkomt mee naar huis. Ze grapt dat het voornaamste wat ze mee naar huis neemt nakijkwerk is.
“Maar ik kan me ook nog heel goed herinneren dat de moeder van een klasgenoot op sterven lag, en die klasgenoot werd gebeld tijdens de Franse les, want die mocht dus zijn telefoon aan laten staan, voor het geval er iets gebeurde. En die docent werd dus heel erg boos en die wilde zijn telefoon afpakken. Dus óf die docent was niet op de hoogte, óf die had het even niet scherp. Dat kan ik me ook heel goed voorstellen nu. Dat kon ik me toen niet voorstellen, maar dat kan ik me nu wel voorstellen. Want ja, soms weet je zo veel, dat kun je nooit allemaal scherp hebben in de les, dan kom je niet meer aan lesgeven toe. Dan zit je hoofd vol.”
“Gelukkig weet je ook niet van elk kind alles, dat wil je ook niet weten. Maar van sommige kinderen weet je dat natuurlijk wel omdat dat zo heftig is, dat dat ook daadwerkelijk effect heeft op hoe onrustig iemand is. Dan weet je dat je bij die misschien iets minder streng moet zijn, dan krijg je dat gewoon te horen. Dan denk je, ja, poe, ben blij dat ik zelf op die manier de middelbare school niet door heb moeten komen.” Wat haar wel bezig houdt is de vraag wat haar eigen klasgenoten wel niet hebben gehad zonder dat ze daar zelf erg in had.
11
Positie in de klas Zoals ik in de inleiding al vermeldde, bewonder ik Milou omdat ze zo zichzelf is voor de klas. Of lijkt dat maar zo? “Ik ben natuurlijk niet 100% hetzelfde, maar de grapjes als onderbreking en dat soort dingen, zo ben ik wel echt. Ik ben natuurlijk wel wat strenger en iets meer gestructureerd, maar ik ben wel echt mezelf.” Milou vertelt me dat ze over de jaren heen toch wat strenger geworden is, al heeft ze het idee dat haar leerlingen haar nog steeds niet streng zouden noemen.
figuur 1
Dat streng zijn is iets wat een beetje gegroeid is, omdat ze merkte dat ze daar meer behoefte aan had. En gek genoeg merkte ze ook dat leerlingen daar zelf ook behoefte aan hebben. Dat kreeg ze op een gegeven moment door en toen merkte ze ook dat door strenger te handelen, haar baan voor zichzelf ook een stukje relaxter werd. Want wanneer de klas wat rustiger is, kan ze zelf ook wat rustiger aan doen.
Deze positie geeft aan waar ze denkt dat ze zich momenteel over het algemeen bevindt ten opzichte van de klas. Op de vragen of dat de plek is waar ze graag zou zitten en of haar leerlingen haar ook daar zouden zien, krijg ik op beide vragen een instemmend antwoord. Ze zullen haar niet aan de ‘tegen’ kant zien, want dat is ze over het algemeen niet, en ze zullen haar ook niet aan de ‘onder’ kant plaatsen, dus ze denkt dat haar kruisje wel in het goede vak staat.
Zelf plaatst Milou zich in het Model Interpersoonlijk Leren op een veilige positie tussen ‘samen’ en ‘boven’, zie figuur 1.
12
Sommigen zouden kunnen zeggen dat ik iets meer naar beneden of iets meer naar rechts zou zitten.
“Ik heb een keer een huilende leerling gehad op het Amstelveen College, toen maakte hij een grapje tegen mij. En toen dacht ik; ‘dan kan ik een grapje terug maken’, maar dat kon dus niet. Maar daar leer je dan weer wat van over die leerling, over het algemeen gaat het wel goed. Over het algemeen begrijpen ze sarcasme wel.”
Ze denkt dat die positionering ook te maken heeft met het feit dat leerlingen niet jouw humor hebben of die je humor misschien niet helemaal begrijpen. Er zijn een aantal wetenschappers die beweren dat het puberbrein sarcasme niet kan begrijpen. “Maar als je sarcasme niet begrijpt, dan kun je met mij niet omgaan denk ik.” Gelukkig is ze daar nog nooit echt tegenaan gelopen. Ze krijgt vooral twijfelende blikken van leerlingen die zitten te bedenken of iets wel of niet waar is. Vaak valt het kwartje op het moment dat ze bedenken dat het mevrouw Schoonemann was die de opmerking plaatste en dat het dus wel niet waar zal zijn. Kinderen met autisme hebben er wel wat meer moeite mee, maar daar houdt ze rekening mee. Daartegen maakt ze geen directe sarcastische opmerkingen en vertelt ze gewoon wat waar is. Maar wanneer ze tegen de klas een sarcastische opmerking maakt merken kinderen die moeite hebben met sarcasme vaak aan de reactie van de rest van de klas wel hoe de opmerking bedoeld was.
13
Leerstijlen Milou kende de leerstijlen van Vermunt niet, dus ik liet haar een korte test maken om te bepalen welke leerstijl er volgens Vermunt bij haar past. Ze kwam uit op de volgende score:
leerlingen dat makkelijker kunnen leren. Wellicht is dat dan dus ook wel gericht op die reproductie. Ze probeert ook vaak voorbeelden te geven die de leerlingen ook kennen en die hen dan ook misschien iets meer interesseren.
Ongericht: 4 Betekenisgericht: 6 Reproductiegericht: 9 Toepassingsgericht: 10
“Sommige dingen zijn gewoon saai, die kun je niet leuk maken, maar je kunt ze wel voorbeelden geven die ze herkennen.”
Dit kwam wel overeen met wat ze zelf dacht, en grappig genoeg, ook nagenoeg overeen met mijn scores.
Milou heeft veel vrijheid om af te wijken en uit te breiden op het boek. Ze behandelt ook maar de helft van de hoofdstukken van het boek. Ze vindt het belangrijk dat de leerlingen de basiskennis halen en het doel is om te zorgen dat ze de leerdoelen beheersen, en ze is van mening dat een boek dat niet altijd op de beste manier doet of dat dat sowieso niet de enige manier moet zijn.
Ongericht is ze sowieso niet. Betekenisgericht ook niet, want ze gaat ervanuit dat dingen die in een boek staan of door een docent verteld worden waar zijn. Dat gaat ze niet ter discussie stellen, en ze gaat er ook geen stof bij zoeken. Zehad eigenlijk verwacht lager te scoren op reproductie, maar ze herkent die stijl wel, want haar laatste jaar van haar lerarenopleiding was ze alleen maar bezig met haar diploma halen omdat ze anders niet voor de klas mocht staan.
Ik vroeg me af hoe duidelijk het verschil in leerstijlen merkbaar is en of het lukt om aan alle wensen te voldoen. “Tuurlijk merk je dat het voor het ene kind goed werkt als je een plaatje op het bord hebt, het ander kind vindt een stappenplan weer makkelijk, de ene snapt niks van een tabel, de ander weer wel. Maar je kunt niet alles doen.”
Als docent probeert Milou in haar lessen zoveel mogelijk structuur aan te brengen. Ze probeert alles in tabellen en stappenplannen te zetten, zodat
14
Dus probeert Milou over het algemeen te doen wat voor de grootste groep werkt, en daar brengt ze dan ook weer wat afwisseling in. De groep die dan niet goed met die methode kan leren kan ze daarna weer wat extra uitleg te geven.
Daarom blijft ze zo dicht mogelijk bij zichzelf, in de hoop dat het grootste gedeelte van je klas het dan ook snapt. “Het is wel heel moeilijk om daar echt van af te wijken, want het is iets wat bij je past, je hebt het zelf al 20 jaar gebruikt op die manier. Dus dat is moeilijk om dat los te laten, natuurlijk ga je dat kind het niet nog een keer op dezelfde manier uitleggen, maar als dat maar voor een paar is is dat al weer makkelijker dan dat je dat voor een hele groep moet doen. Omdat je voor je gevoel dan zelf ook wat minder duidelijk bent, ga je dat ook niet zo snel voor een volle klas doen.”
Soms merkt ze pas op een toets of iets wel of niet aanslaat, maar ze hoopt natuurlijk dat eerder te merken. Onrust in de klas is de voornaamste graadmeter die ze daarvoor gebruikt. “Ik zie nu bijvoorbeeld bij mijn stagiaire, die praat soms wat ingewikkeld. Dat merk je dat wanneer zij ingewikkelde woorden gebruikt of iets op een te moeilijke manier uitlegt (volgens de kinderen dan) dat die onrust toeneemt. Dat soort dingen neem je dan als graadmeter. Maar als er één kind braaf z’n mond dichthoudt als ie het niet begrijpt, tja, soms merk je dat dan niet, dat is zeker waar.” Er zit geen verschil in de leerstijlen die ze op de havo/vwo locatie gebruikte en de leerstijlen die ze nu aanhoudt. Milou denk namelijk dat de beste leerstijl vaak iets is wat bij jezelf past. Er zijn zat docenten die zelf ook niet weten hoe ze een tabelletje moeten gebruiken, die zullen dan zelf ook niks in een tabelletje gaan zetten. Dan is het misschien een beetje geluk hebben of pech hebben van wie je les hebt.
15
Visie Ik volg Milou op Facebook waar ze haar eigen pagina heeft, “Lvnslssn van een docente // Milou” genaamd. Op haar website beschrijft ze:
de slag gaat. De school hoefde alleen nog maar te bepalen welke docenten dit zouden gaan doen. Dat Milou dat zou worden stond eigenlijk als een paal boven water, dat werd vanaf alle kanten als logisch beschouwd.
“Jongeren zijn onvoorspelbaar en goudeerlijk, juist daarom maak ik op mijn werk veel leuke dingen mee. En dat zijn nou net de verhalen die ik graag opschrijf en waar anderen graag over lezen. Op mijn privé Facebook plaatste ik wel eens berichtjes over mijn werk en de bijzondere dingen die ik daar meemaakte, dit werd door mijn Facebookvrienden zo goed ontvangen dat ik dacht: hier moet ik meer mee doen.
“Ik vind het heel erg leuk. Er zijn nog wel wat software problemen, maar dat komt meer doordat de software waarmee we werken nog niet af is. Dus we wisten dat we die software problemen zouden krijgen, maar dat maakt het ook wel weer erg uitdagend. Want je kan dus zelf de productie van het product beïnvloeden. Daar kunnen we zeggen; we willen graag ‘dit’ toegevoegd hebben. Wij willen graag een blokje daar in het scherm waar dan een overzicht komt van het leerwerk. Nou, dat kan ik dan weer teruggeven en waarschijnlijk komt dat blokje er dan ook. En dat vind ik wel heel leuk. Want als je dat gaat doen met iets wat al af is, dan is het; ‘Wil je een blokje? Ja pech.’”
Schrijven is altijd een hobby van mij geweest, maar verder dan een Sinterklaas gedicht of een mail is het eigenlijk nooit gekomen. Totdat velen bij mij aangaven dat ze met veel plezier mijn ‘stukjes’ lazen, dat zette mij aan het denken en hierdoor is deze website ontstaan.” (http://www.lvnslssn.nl/)
Het programma is heel erg gericht opdat de voortgang van de leerlingen gezien kan worden. In het huidige systeem worden er natuurlijk wel toetsen nagekeken en cijfers gegeven, maar met het programma op de tablets kan er echt specifiek naar leerdoelen gekeken worden; Waar ben je
Op die website las ik ook dat Milou sinds dit jaar met tablets in de klas werkt. Het Wellantcollege is lid van een grote organisatie en die grote organisatie heeft bepaald dat het Wellantcollege één van de zes scholen is die met dit systeem aan
16
goed in, waar niet? Op die manier kan er veel gerichter bijgestuurd worden.
hebben om een vwo diploma te halen en voor engels, omdat je daar niet zo goed in bent, een mavo diploma. Dit betekent ook dat je dus voor wiskunde misschien al in de vierde examen kunt doen, terwijl je voor Frans in de vijfde examen doet. Eigen tempo, eigen niveau. Dat is hun droom. En dan hoef je dus eigenlijk ook niet meer in de Engelse les te zitten om aan Engels te werken, maar dan kan je daar ook zitten om aan iets anders te werken.
Vroeger zijn er ook al docenten geweest die de voortgang van de leerdoelen structureerden, dan bepaalden ze per vraag wat voor soort vraag het was en hoe elke leerling daarop scoorde. Vervolgens moesten ze dan nog alles structuren voordat er conclusies getrokken konden worden. Nu doet een programma dat voor je. Er verschijnt een soort grafiek met hoe hoog elke leerling per onderdeel scoort en zo is het makkelijk te zien waar iemand wat extra ondersteuning nodig heeft.
Milou vindt dat er dan eerst héél veel moet veranderen in de wetgeving, in de regels die docenten opgelegd krijgen. Want er zijn heel veel dingen mogelijk, en er moet ook veel veranderen in het onderwijs, want het klopt niet meer. Iedereen weet dat er iets moet veranderen, en er veranderen slechts kleine dingetjes, maar dat komt ook omdat scholen niet heel veel kanten op kunnen.
Het kost nu alleen nog maar tijd om naar de analyse te kijken en de juiste conclusies te trekken, maar de analyses zelf hoef je als docent niet uit te voeren. De tablets beschouw ik als een potentiële vooruitgang in het onderwijs. Zoals ik al eerder vermeldde heb ik samengewerkt met SchoolLab, een organisatie die het initiatief heeft genomen het onderwijs zoals wij dat kennen rigoureus te veranderen.
“Wij moeten ze zoveel uur lesgeven. Maar wat nou als ze mijn vak in de helft van de tijd zouden kunnen doen? Wat ben ik dan aan het doen? Zonde van hun tijd, zonde van mijn tijd, ja ik geloof daar wel in. Maar ik geloof ook dat het heel moeilijk is om dat te veranderen, want je moet eerst die vrijheid krijgen en dat is lastig natuurlijk. Maar het is wel nodig als je vooruit wilt gaan.”
Nu is er een school in Emmen, het Hondsrug College, die de transformatie op het onderwijssysteem groots heeft opgepakt. Het Hondsrug College wil dat je voor wiskunde de mogelijkheid moet
17
Door die beperkingen vindt Milou het soms wel moeilijk om vooruit te blijven gaan, echt vooruit te blijven gaan. Als docent ontwikkel je jezelf wel, je leert jezelf nieuwe dingen aan en die probeer je uit, maar echt grote stappen kun je niet zetten. Maar voorlopig ziet ze zichzelf niks anders doen dan lesgeven.
Ik denk dat er met de huidige technologieën veel veranderd kan worden, dat we misschien nu wel in het moment van de geschiedenis zitten dat er een omschakeling binnen het onderwijs gemaakt kan worden. Milou denkt dat dat eigenlijk al een tijdje bezig is, maar dat er iets typerends is aan het onderwijs. Als docent kun je stil blijven staan, en dan kun je prima meekomen. Maar je kunt ook heel erg vooruit blijven gaan, ontwikkelen, nieuwe dingen uitproberen en dan ben je wel beter dan de docent die stilstaat, maar je kunt allebei meekomen.
“Normaal gesproken kun je doorgroeien in een bedrijf. Dan ben je eerst junior, dan word je senior, en dan heb je je eigen groep die je aanstuurt. Hier ben je docent, je bent een goede docent, of je bent een hele goede docent, maar je blijft docent. Je kunt nog wel in een andere schaal komen maar dat zorgt alleen voor een ander salaris en wat extra verantwoordelijkheden die erbij komen kijken. Maar dat is voor je leerlingen niet eens zichtbaar, dat zijn meer je andere taken. Dus in dat opzicht maak je niet echt duidelijke stappen. Wel in je eigen ontwikkeling, maar niet zoals je dat bij andere banen vaak ziet.”
“Ik heb collega’s die doen nog precies hetzelfde als hoe ik les heb gekregen, en ik heb collega’s die doen helemaal niks hetzelfde. Dus die ontwikkeling is er zeker. En dat vind ik het mooie aan het vak. Je kan jezelf zoveel ontwikkelen als je wil en sommige mensen hebben niet zoveel behoefte aan ontwikkeling, die staan een beetje stil, maar als zij daar vrede mee hebben krijgen ze vanzelf wat meer problemen met de leerlingen, want dat staat er natuurlijk tegenover.”
Milou haalt de uitdaging om steeds beter te worden in haar vak, steeds beter les te geven, en steeds meer te bereiken met haar kinderen. Bovendien zijn er nu heel veel onderwijsvernieuwingen die je nu kunt uitvoeren.
Milou hoeft zich binnen haar lessen aan weinig kaders te houden. Hierdoor kan ze heel veel uitproberen en als het mislukt; volgende keer beter. Natuurlijk heeft ze aan inspectie eisen te voldoen, maar die zijn vrij algemeen, dus dat is vaak geen
18
probleem. Dus onderwijs vernieuwen kun je zeker heel goed uitproberen. Het zijn alleen soms budgettaire grenzen waar je tegenaan loopt.
naar ouders toe, hoe leuk ze het misschien ook zouden vinden. Het grootste gedeelte van mijn collega’s leest het ook wel, dat verandert ook niets. Het is dat ze me af en toe een briefje toeschuiven met ‘kijk wat een leerling tegen me zei, dat moet je plaatsen’.”
Milou houdt dus een blog bij op www. lvnslssn.nl. Er zijn aardig wat mensen die dit volgen, maar toch heeft dit de relatie met haar leerlingen en collega’s niet veranderd. De meesten weten wel dat het bestaat, maar niet iedereen, het is iets wat ze buiten haar werk doet.
Ze is de blog gestart omdat ze vindt dat onderwijs regelmatig negatief in het nieuws is, zowel pubers als docenten komen er nooit echt heel positief uit en Milou wil ook gewoon laten zien wat er wel leuk is aan haar werk.
“Mijn werk heeft er alles mee te maken maar mijn werkgever heeft er niets mee te maken, dus mijn leerlingen hebben er in principe ook niks mee te maken. Dus ik ga er geen reclame voor maken, ook niet
Ook vindt ze dat docenten waardering verdienen.
19
meer
“Ik kan niet zeggen dat je het merkt, want daar ben ik te jong voor, maar als je hoort hoe het vroeger was.. Nu komen er gewoon ouders en die zeggen ‘nee hoor, mijn kind hoeft dat strafwerk niet te maken, want die heeft het helemaal niet fout gedaan’. Dan denk ik: ‘Ik was toch in de les, jij niet?’ Dus in dat opzicht zou dat vroeger nooit gebeurd zijn. Dan kreeg het kind thuis nog een keer straf omdat hij van de meester of de juf ook straf had gekregen.” Ook vindt ze dat je voor een HBO opleiding niet erg veel verdient in het onderwijs. Zeker omdat er als docent dus geen grote stappen gemaakt kunnen maken op de salaris schaal. Dus in dat opzicht vindt ze dat er wel wat meer waardering zou mogen zijn voor docenten.Immers; zonder het onderwijs loopt de hele samenleving vast. “Nou wil ik het niet mooier maken dan het is, dat ik mijn leerlingen helemaal klaarstoom voor het leven, maar ik ben wel een onderdeel daarvan. En datzelfde geldt voor basisonderwijs. Zonder basisonderwijs zou ik mijn werk niet kunnen doen, en zonder mij zouden MBO HBO en universiteiten hun werk niet kunnen doen en dan zou er niemand meer iets voortbrengen. Er wordt soms makkelijk over gedacht. ‘Probeer het maar eens een weekje uit’ denk ik dan.“
20
Bijlage: Leerstijlen Vermunt Reproductiegericht: Stap voor stap leren Toetsgericht Diploma halen is belangrijkste Laat zich leiden door boeken/docent Toepassingsgericht: Beroep staat centraal Concrete voorbeelden Theorie steeds toepassen op vak Laat zich soms leiden, zoekt ook zelf dingen uit Betekenisgericht: Stelt kennis ter discussie Leert vanuit interesse in de studiestof Structureert kennis op eigen manier, in plaats van structuur uit het boek over te nemen Leerst zelfstandig Legt relaties tussen onderdelen Analyseert studiestof Ongericht: Kan geen onderscheid tussen hoofd- en bijzaken maken Twijfelt aan studiekeuze Heeft moeite met zelfstandig studeren
21
Bijlage: Interview vragen De meeste vragen zijn tijdens het gesprek aangevuld of veranderd, en ook de structuur heb ik tijdens het praten aangepast aan het gesprek. Docenten praten immers graag en het kwam regelmatig voor dat Milou al begon te vertellen over onderwerpen die ik pas later op mijn lijstje had staan. De vragen die ik had voorbereid;
Denk je dat je leerlingen jou daar ook zien? Wat vind je van de visie van SchoolLab?
Hoe ben je hier ingerold? Welke vakken geef je nu? Wat is er zo leuk aan het onderwijs? Hoe ziet een standaard week eruit? Doe je dit over 20 jaar nog? Als je geen antwoord wilt geven mag dat, maar ik meen me te herinneren dat je er een tijdje uit hebt gelegen. Hoe kwam dat? Heb je tips om dat te voorkomen? Wat voor rol speelt pedagogiek in je les? Hoe dichtbij laat je alles komen? Is je relatie met je leerlingen door je blog veranderd? Wat is het verschil tussen havo/vwo en mavo? Zit er ook verschil in leerstijl? Pas je je eigen leerstijl toe op de klas? Hoe zie je de verschillen in leerstijlen? Hoe ga je daarmee om? Waar zou je jezelf zetten op de “roos”? Wil je hier ook staan?
22