Internationaal Privaatrecht 2015-2016 HC 1A Inleiding Nieuws van gisteren Brand chemiepark Geleen Het IPR komt hierin naar voren omdat, er niet alleen schade voortvloeit uit Geleen maar deze schade verspreidt zich door wind naar Sittard en de grens van Duitsland. Ook in Duitsland werd alarm geslagen en ook in delen van Duitsland moesten mensen binnen blijven. In de nationale situatie kijkt men naar de schade hiervan, een deel van de schade kan zich ook in Duitsland voordoen. Dan is de vraag: zou deze juridische afhandeling anders aflopen ten aanzien van een Nederlandse gelaedeerde? Maakt het dus uit of je in Sittard gesitueerd bent of in Duitsland? Waar zou je kunnen procederen? Ook de bevoegdheid van de NL rechter in een internationaal geschil staat centraal. Dit zijn typische vragen van IPR. Ook in NL kan het zo zijn dat we een rechtsverhouding niet naar Nederlands recht behandelen maar naar internationaal recht. Dit moeten we dan bekijken aan de hand van het IPR. Praktische zaken Literatuur: twee klappers en wettenbundel IPR. Wettenbundel mag mee naar tentamen. Check OCASYS voor drukken etc. Zie voor het overzicht van de colleges de sheets. Hof van Justitie: Kalimijnen Een fabriek verdient geld doormiddel van een zoutmijn aan de Rijn in Frankrijk. Bij dit proces ontstaan schadelijke stoffen en afvalproducten. Het afval werd in de rivier gedumpt, dit water stroomt natuurlijk verder en ook door Nederland. Tuinders gebruikten het water uit de Rijn om hun gewassen te sproeien. Het zoutgehalte was ontzettend hoog geworden waardoor de gewassen niet goed meer groeiden of zelfs dood gingen. De tuinders leden derhalve schade. Schade die zij graag vergoed wilden hebben van het Franse bedrijf. Hier is dus sprake van grensoverschrijdende schade. Mogen de tuinders gewoon zeggen 6:162, er is schade geleden op grond van OD? Stel nu voor dat de NL rechter bevoegd is en er een veroordelend vonnis wordt gewezen. Hoe dwing je dit af? Je wilt het vonnis tenuitvoerleggen in Frankrijk. Antwoorden Kalimijnen Brussel Ibis-verordening Als je een zaak hebt met een buitenlandse partij moet je in principe naar het land waar jouw wedepartij woonplaats heeft. Zie artikel 4. Artikel 7 sub 2 zegt specifiek toegespitst op het OD. Je mag ook naar de rechter waar het schadebrengende feit zich heeft voorgedaan. Je kunt hier twee plaatsen voor aanwijzen bij Kalimijnen arrest. De plek waar het afval wordt geloosd maar ook de plek waar de tuinders schade leden, namelijk waar de gewassen groeiden. Zij konden dus ook naar de NL rechter stappen. Liposuctie in België Een twintigjarig model is ontevreden over haar lichaam. Zij ondervindt daarvan psychische klachten, zodanig dat zij besluit een liposuctiebehandeling te ondergaan. Ze gaat vervolgens naar een plastische chirurgie kliniek in Brussel vanwege kosten. Operatie is vervolgens misgegaan waardoor zij lichamelijke schade heeft opgelopen. Zij gaat naar ziekenhuizen voor second opinions, al deze artsen stellen vast dat het onkundig is uitgevoerd. Een nieuwe operatie is eigenlijk onmogelijk waardoor zij blijvende schade heeft opgelopen. Zij wil deze schade vergoed zien. Ze heeft met deze kliniek een behandelingsovereenkomst afgesloten en zegt dat er sprake is van wanprestatie.
1
Antwoorden Liposuctie Rome I-Verordening Artikel 4: als je wilt bepalen welk recht van toepassing is moet je kijken wat de kenmerkende prestatie is die is verricht. De prestatie die die partij moet verrichten diens woonplaats bepaalt welk recht van toepassing is. De Belgische kliniek moet de liposuctie uitvoeren, betaling is niet kenmerkend dus het verrichten van de liposuctiebehandeling is kenmerkend. Deze prestatie moest worden verricht door de kliniek en dus is het Belgische recht van toepassing. Artikel 3: Het is aan partijen toegestaan om zelf te bepalen in een overeenkomst welk recht zij van toepassing willen zien op de overeenkomst. Zij kunnen dus zelf afspraken maken. Consumentenovereenkomsten: Aan de ene kant een professionele partij en aan de andere kant een consument. Dat is hier aan de orde. De kliniek is een professionele partij en de cliënte is consument. Artikel 6: Zo’n consumentenovereenkomst vraagt vooral een aparte behandeling indien de kliniek ook in NL bedrijfsactiviteiten ontplooit. Het is dus alleen een consumentenovereenkomst als de kliniek ook in NL bedrijfsactiviteiten bedreef. Dit was het geval aangezien de nazorg in Utrecht plaatsvond. Het recht het land waar de consument woont is dan van toepassing. Het recht van Nederland was dus van toepassing. Welke rechter is nu bevoegd? Brussel Ibis-Verordening Hoofdregel: woonplaats van de wederpartij. Ze moet naar de rechter in België volgens deze hoofdregel. De vestigingsplaats is namelijk in Brussel en niet in Utrecht. Artikel 7 sub 1: specifiek toegespitst op overeenkomst. Dan is ook bevoegd de rechter waar de verbintenis die je aan je eis ten grondslag legt moest worden uitgevoerd. Ook op basis hiervan is alleen de Belgische rechter bevoegd. Artikel 25: Partijen kunnen zelf afspreken welke rechter bevoegd is. Artikel 17-19: Consumentenovereenkomsten. Uitsluitend als de consument een vordering aanhangig maakt is de rechter bevoegd waar de consument woont. De NL rechter is dus bevoegd hier. Huwelijk in Las Vegas: rijdende rechter Een mevrouw was getrouwd in Las Vegas. Ze wilde graag scheiden. Ze kon een echtscheidingsprocedure starten in Nederland aangezien het huwelijk erkend was in Nederland. Is de NL rechter bevoegd om kennis te nemen van het echtscheidingsverzoek? Of moet ze naar Las Vegas? Brussel IIbis-Verordening Wanneer is de rechter bevoegd van een echtscheiding kennis te nemen? Hoofdregel: verblijfplaats van de echtgenoten. Beide echtgenoten woonden dus in NL en kunnen dus een echtscheiding aanvragen. Boek 10:31 BW: Een buiten Nederland gesloten huwelijk dat ingevolge het recht van de staat waar de huwelijksvoltrekking plaatsvond rechtsgeldig is of nadien rechtsgeldig is geworden, wordt als zodanig erkend. Bij de invoering van boek 10 zijn de wetten conflictenrecht opgeheven. Naar welk recht gaat de rechter de echtscheiding beoordelen? Art. 10:56 Bw – de NL rechter die bevoegd is om kennis te nemen van een echtscheidingsverzoek past het NL recht toe. Toepasselijk recht op het huwelijksvermogensrecht? Oftewel in gemeenschap van goederen of niet, ook het NL recht is van toepassing. Wat is IPR? Het bestaat klassiek uit drie onderdelen - Het internationaal bevoegdheidsrecht - Het conflictenrecht: de vraag naar het toepasselijk recht - Erkennings- en tenuitvoerleggingsrecht: onder welke voorwaarden een buitenlandse rechterlijke beslissing tenuitvoergelegd kan worden. Onderdeel 1 en 3: formeel IPR Onderdeel 2: materieel IPR
2
Conflictenrecht Doel: wegnemen belemmeringen internationaal rechtsverkeer. Wanneer hebben we dit conflictenrecht eigenlijk nodig? Twee voorwaarden - Op het moment dat het NL recht en bijvoorbeeld het Duitse recht exact gelijk zouden zijn zouden we geen IPR recht nodig zijn. Maar omdat het dus zo verschilt is er behoefte aan IPR = rechtsverscheidenheid - Als iedereen zich binnen de landsgrenzen zou bewegen zou ook geen IPR nodig zijn =grensoverschrijdend rechtsverkeer. Het IPR is geen internationaal recht maar nationaal recht voor internationale gevallen. Het slaat dus niet op het type recht maar op het type casusposities. Er bestaat dus zoiets als het Nederlandse internationaal privaatrecht. Het Duitse internationale privaatrecht wijkt dus af van het Nederlandse internationaal privaatrecht. Het is wel van belang dat de IPR regels worden geharmoniseerd, immers anders krijg je in alle landen verschillende regels. Het IPR lost het geschil niet op, het is alleen een hulpmiddel om uit te komen bij geschilbeslechting. Het gaat dus om verwijzingsregels. Het IPR verwijst dus naar een bepaald rechtsstelsel. Zonder de regels van IPR kom je er niet, het is dus een eerste stap om tot een oplossing te komen in een geschil. Het kan dus zijn dat de NL rechter bevoegd is maar volgens buitenlands recht het geschil moet beslechten. Waar vinden we de IPR regels In verschillende verordeningen en verdagen van de EU. Verordeningen zijn rechtstreeks toepasselijk. Op het gebied van verdragen kunnen wij zelf als land beslissen om daar partij van te worden. Daarnaast is de NL wet van toepassing: met name boek 10 Bw ten opzichte van het materiele IPR. Wetboek van burgerlijke rechtsvordering is van toepassing op het formele IPR, vooral de eerste veertien artikelen. Er zit een hiërarchie in deze bronnen. Verdragsregelingen gaat altijd voor op basis van de grondwet. Als laatste bron is er uiteraard de rechtspraak. Ook het Hof van Justitie speelt hier een grote rol in, niet alleen de NL rechter dus. HC1B Het Conflictenrecht Inleiding Slachtoffers van Roemeense discotheek overgebracht naar het Martini Ziekenhuis. Een behandelingsovereenkomst gesloten, maar welk recht beheerst deze overeenkomst? Het is vergelijkbaar met de casus uit het vorige college, namelijk die van de liposuctie. Het gaat wel om een andere situatie, namelijk niet om het consumentenrecht. De patiënt is ook diegene die de grens is overgegaan. We zitten dus in de algemene overeenkomstensfeer. Welke partij verricht de kenmerkende prestatie? Dat is het ziekenhuis. In dit geval wordt de overeenkomst beheerst door het NL recht. Geschiedenis van het IPR Wanneer heb je behoefte aan het IPR? Er moet ten eerste een grensoverschrijdend element zijn en ten tweede rechtsverscheidenheid. Grondslag: Waarom buitenlands recht toepassen? In de loop van de geschiedenis wordt deze vraag telkens anders beantwoord. Methode: Welk buitenlands recht is toepasbaar? Hoe bepaal je dat en wanneer pas je het toe? Eerste IPR-theorie: Statutenleer. Uitgangspunt: de eigen interne rechtsregel. Stel onderdaan X in stadsstaat A verhuist naar stadsstaat B. Wat is nu de reikwijdte van de rechtsregels? Er wordt dus naar ruimtelijk toepassingsgebied gezocht. Kunnen onze eigen regels toegepast worden op vreemdelingen? En omgekeerd, gelden onze wetten voor onze eigen onderdanen die inmiddels op
3
het grondgebied van andere stadsstaat bevinden. Je moet de statutenleer niet als vastomlijnde leer zien. Men deelde het eigen recht in in verschillende regels. Het recht werd in klassen verdeeld. En bij elke klasse hoorde een andere reikwijdte van het toepassingsgebied. Dit werden statuta genoemd. Statuta personalia voor het personenrecht bijvoorbeeld. We kijken niet naar de rechtsverhouding zelf maar naar de reikwijdte van onze eigen regels. Von Savigny – voor iedere categorie van rechtsverhouding in abstracto bepalen waar het thuis hoort. Bijvoorbeeld het land van de leverancier bij het koopovereenkomstenrecht. In de categorie onrechtmatige daad het land waar de onrechtmatige daad heeft plaatsgevonden. Niet het eigen recht is het uitgangspunt maar hij kijkt neutraal naar andere rechtstelsels. Conflictenrecht verandert van afbakeningsrecht naar verwijzingsrecht. Er wordt verwezen naar een bepaald rechtsstelsel. Hoogste doel: beslissingsharmonie. Tussen landen wordt hetzelfde systeem toegepast, dit was het ultieme doel van Von Savigny. Structuur verwijzingsregels Verwijzingscategorie: Onderwerp Aanknopingsfactor: Norm, aspect van de rechtsverhouding waarbij het toepasselijke recht wordt aangeknoopt. Het gevolg van de regel is dat je uitkomt bij het toepasselijke rechtsstelsel. We hebben een NL-wijnhandelaar die zijn wijn betrekt in Frankrijk. Hij sluit een overeenkomst met de Franse wijnboer. De flessen wijn bevatten allemaal kurk, er is iets misgegaan in het proces in Frankrijk. De NL-wijnhandelaar wil zijn schade vergoed zien. Wat moet er nu gebeuren? Eerst kijken of er een overeenkomst is gesloten, die is er. Er is een conflictregel nodig aangezien niet duidelijk is wel recht van toepassing is. We kijken vervolgens in een Europese verordening. Rome I verordening – artikel 1 de verordening is van toepassing op overeenkomsten met een internationaal karakter. Artikel 28 alleen van toepassing op overeenkomsten na een bepaalde datum (staat in het artikel). Artikel 4 lid 1 sub a – het land waar de verkoper zijn gewone verblijfplaats heeft. Het gaat om een koopovereenkomst roerende zaken. De aanknopingsfactor is het land waar de verkoper zijn gewone verblijfplaats heeft. Dit leidt tot de toepasselijkheid van het recht van dat land. De overeenkomst wordt dus beheerst door het Franse recht in deze casus. Soorten conflictregels Meerzijdige conflictregel – conflictregel die zowel ziet op toepassing van eigen nationaal recht als op toepassing van buitenlands recht. Een verwijzingsregel die soms wijst naar het nationale recht en soms naar het buitenlandse recht. Eenzijdige conflictregel – zegt alleen wanneer het Nederlandse recht van toepassing is. Dit is dus meer een afbakeningsregel dan een verwijzingsregel. Een voorbeeld is art. 10:149 BW. De eenzijdige conflictregel is beperkt tot wanneer het Nederlandse recht van toepassing is, maar zegt niet welk recht er dan van toepassing is. Een bijzondere categorie is de scope rule – een regel die alleen een afdeling of een titel in het Nederlandse recht bestrijkt. Art. 6:247 BW is een voorbeeld waarin het specifiek gaat om consumentenovereenkomsten. Materieel/Zelfstandige conflictregels – biedt zelf de oplossing van het geschil. Er wordt niet verwezen naar een rechtsstelsel waarin de oplossing gezocht moet worden maar de conflictregel biedt zelf de oplossing. Casus in sheet – erfrechtelijke vraag. In de erfrechtverordening kijken, is nog een nieuwe verordening. Art. 21 zegt dat in principe van toepassing is het land waarin de erflater zijn laatste woon en verblijfplaats heeft. Aanknopingsfactor is dus de laatste woon en verblijfplaats. In beginsel wordt de nalatenschap van beide beheerst door het Duitse recht. Art. 22 zegt dat je in je testament zelf mag bepalen welk recht van toepassing is. Op de nalatenschap van Karla is dus NL recht van toepassing. Art. 21 is een meerzijdige conflictregel. Materiele conflictregel in art. 32 – tegelijk overleden door auto-ongeluk. In een geval waarin we niet weten wie eerder is overleden nemen we
4
aan dat ze niet van elkaar kunnen erven. Kwalificatie Je moet de theorie van Von Savigny zien als een archiefkast. Op de laadjes staan de verschillende rechtsgebieden. Maar hoe bepaal je welk laadje je moet opentrekken? Oftewel wanneer is iets van toepassing als onrechtmatige daad en wanneer als overeenkomst? Dit is het leerstuk van de kwalificatie. Tot welke verwijzingscategorie wordt een bepaalde rechtsverhouding gerekend? Voorbeeld: Turkse meneer woont al een lange tijd in NL. Hij wil de echtelijke woning verkopen. Is toestemming nodig van de echtgenote die ook in dat huis woont? Welk laadje moet je hier opentrekken. Is dit een kwestie die valt onder het huwelijksvermogensrecht? Of is het eerder huwelijksgevolgenrecht. Dit is een andere verwijzingscategorie in het IPR. Lex Causae theorie – je moet aan de hand van het toepasselijke recht bepalen tot welke verwijzingscategorie de rechtsbetrekking wordt gerekend. Probleem is hier dat je niet weet wat het toepasselijke recht is. Rechtsvergelijkende methode – je moet verschillende rechtsstelsels met elkaar vergelijken. Dit heeft als nadeel dat het onwijs veel werk is. Het kan tevens in het ene geval anders uitpakken dan in het andere geval. Lex Fori is de heersende leer – we kwalificeren volgens ons eigen recht. In ons geval het Nederlandse recht is van doorslaggevende betekenis voor het kwalificeren van de rechtsverhouding. Nadeel hiervan is dat het problemen oplevert met recht dat wij niet kennen in Nederland. Internationale echtscheiding Wanneer is de NL rechter bevoegd om van een verzoek tot echtscheiding kennis te nemen? Als de Nederlandse rechter bevoegd is, welk recht moet hij daarop dan toepassen? Wanneer wordt een in het buitenland tot stand gekomen scheiding erkent in Nederland? Casus op sheet: Zweedse man en NL vrouw zijn gehuwd en wonen in Zweden. Ze krijgen 2 kinderen. Na aantal jaren krijgt V heimwee een keert, met de kinderen, terug naar NL. Als M niet meegaat, start V een procedure in NL. Ze vraagt: - Ontbinding van het huwelijk (echtscheidingsrecht) - Verdeling van de huwelijksgemeenschap (huwelijksvermogensrecht) - Vaststelling van het hoofdverblijf van de kinderen bij haar in NL (ouderlijke verantwoordelijkheid) - Vaststelling van een onderhoudsbijdrage, zowel voor zichzelf als voor de kinderen (alimentatie) Kwalificeren aan de hand van het NL recht. Iedere vraag moet apart worden gekwalificeerd. Wordt het huwelijk wel erkent in NL? Voordat je aan de echtscheiding toekomt moet eerst deze voorvraag beantwoord worden. Je kunt hier twee verschillende theorieën aanhangen. De leer van de afhankelijke aanknoping – je moet de voorvraag beantwoorden volgens de IPR regels van het recht van het land die op de hoofdvraag van toepassing is. Zelfstandige aanknoping – we passen alleen het Nederlandse IPR toe. Het maakt niet uit of het gaat om een hoofdvraag. Dit is de heersende leer zo staat in art. 10:4. Welk recht is nu van toepassing op de echtscheiding? Art. 10:56 – Nederlands recht (lex fori).
5
HC2A LET OP! SHEETS WERKTEN NIET TIJDENS COLLEGE Inleiding Sneijerd heeft NL nationaliteit. Yolanthe de Spaanse en Nederlandse nationaliteit. Ze wonen in Turkije. Welk recht beheerst de vraag naar de achternaam van hun zoon? Door geboorte zal een geslachtsnaam vastgesteld moeten worden. Voornamen kunnen zelf gekozen worden maar achternamen niet. In de tweede helft van het college komen we hierop terug. Terugkoppeling naar vorig college Casus – Casus op sheet: Zweedse man en NL vrouw zijn gehuwd en wonen in Zweden. Ze krijgen 2 kinderen. Na aantal jaren krijgt V heimwee een keert, met de kinderen, terug naar NL. Als M niet meegaat, start V een procedure in NL. Ze vraagt: - Ontbinding van het huwelijk (echtscheidingsrecht) - Verdeling van de huwelijksgemeenschap (huwelijksvermogensrecht) - Vaststelling van het hoofdverblijf van de kinderen bij haar in NL (ouderlijke verantwoordelijkheid) - Vaststelling van een onderhoudsbijdrage, zowel voor zichzelf als voor de kinderen Welk recht is nu van toepassing op de echtscheiding? Art. 10:56 – Nederlands recht (lex fori). Art. 10:1 Bw – bepalingen gelden alleen maar als geen hogere regeling van toepassing is. Dus alleen als er geen verdragsregeling of Europese verordening geldt. Dit is bepaald door de grondwet, art. 93 en 94 Gw. Soms staan er verwijzingen naar verdragen in boek 10, bijvoorbeeld art. 90. Dit zijn zogenaamde reminder bepalingen. Deze bepalingen herinneren je eraan dat er zo’n hogere regeling is. Boek 10 kan niet bepalen dat het verdrag buiten toepassing wordt verklaard. Verdragen zijn dus altijd van toepassing ongeacht wat boek 10 zegt. Het is dus puur een herinnering. Soms kloppen de reminder bepalingen ook niet dus laat je vooral niet verwarren door deze bepalingen! Bij het echtscheidingsrecht is geen hogere regeling van toepassing. Louter art. 56 is dus van toepassing. Het wordt dus enkel en alleen bepaald door het Nederlands recht. Het tweede lid zegt echt wanneer het buitenlandse recht van toepassing is. Namelijk indien partijen die beiden een buitenlandse nationaliteit bezitten, kunnen verzoeken om dat buitenlandse recht toe te passen. Dit kan dus alleen als zij beide toestemming geven. Het kan heel soms met toestemming van 1 echtgenoot, mits voldaan aan aanvullende voorwaarden. Er moet dan geen verweer worden gevoerd door andere echtgenoot, maar zelfs indien er verweer wordt gepleegd kan er nog met toestemming van 1 echtgenoot het buitenlandse recht worden toegepast mits er een nauwe verbondenheid bestaat met het land van afkomst. Sommige landen erkennen namelijk alleen een echtscheiding indien het recht van dat land toegepast wordt. Het begunstigingsbeginsel Deze regel dient ervoor dat de echtscheiding daadwerkelijk uitgesproken kan worden. Aan de regel van echtscheiding ligt niet nauwste verbondenheid maar het begunstigingsbeginsel. Art. 56 geldt ook voor ontbinding van homoseksuele huwelijken. Erkenningsregeling Terugkomend op de casus van het zweedse koppel. Mevrouw heeft geen Zweedse nationaliteit dus geen Zweeds recht van toepassing. NL rechter zal altijd NL recht toepassen. Zal dit worden erkend in Zweden? Dit is een vraag van Zweeds IPR. Stel dat het andersom zou zijn. Zou een echtscheidingsbeslissing uit Zweden in NL worden erkend? Dan zien we dat ten aanzien van erkenning van buitenlandse echtscheidingen dat er twee systemen naast elkaar bestaan. Brusselse
6
verordening en regeling van boek 10. Brusselse II bis. Deze verordening gaat over de echtscheiding en de ouderlijke verantwoordelijkheid. Ten aanzien van beide onderwerpen wordt alleen de bevoegdheid van de rechter en de erkenning en tenuitvoerlegging geregeld. Het gaat dus niet over het toepasselijk recht. Erkenningsregeling is alleen van toepassing als de beslissing afkomstig is uit een andere lidstaat. Erkenningsregel art. 21 – zonder vorm van proces wordt een buitenlandse echtscheidingsbeslissing erkend. Uitgangspunt is dus dat we erkennen. Hoe gaan we om met echtscheidingsbeslissingen uit andere lidstaten? Art. 10:57 Bw – dit artikel lijkt gewoon te gaan over alle echtscheidingen uit alle landen maar de verordening uit Brussel heeft altijd voorrang! Je kan dit afleiden uit het artikel dat het eigenlijk gaat om andere lidstaten dan die aangesloten bij de verordening uit Brussel. Het moet gaan om een echtscheiding uitgesproken door een rechterlijke autoriteit. De verstoting, het enkele aantonen van een ontwrichting in een huwelijk, is niet voldoende dus. Eerste toets is kijken of het afkomstig is uit de EU? Volgende toets is het kijken of het gaat om een rechterlijke verklaring, zo ja dan kijken naar art. 57 en zo nee dan kijken naar art. 58. Uitspraak Man en vrouw bezitten allebei Turkse en Nederlandse nationaliteit. Zijn in 2005 in Marokko in het huwelijk getreden. Er zijn 3 kinderen geboren. Ze hebben altijd in Nederland gewoond. Op het moment van deze procedure woont mevrouw in NL en meneer woont in Zwitserland. Uitspraak zegt: Man heeft kinderen naar NL recht erkend. Het gaat dus om de erkenning van de kinderen. Dit heeft dus niet met echtscheidingsrecht te maken. Wanneer zou je dit kind kunnen erkennen? Kennelijk kon dit naar NL recht volgens de uitspraak. Deze regeling vinden we alleen in art. 10:95 Bw. Of je een kind kan erkennen bepaalt door het recht van de nationaliteit van de erkenner. We zien dat het recht dat het meest gunstige is wordt toegepast. De regeling geeft nog een aantal andere opties tot erkenning. Er zijn allemaal alternatieve rechtsregels beschikbaar dus zodat erkenning altijd plaats kan vinden. Terug naar de erkenning van de echtscheiding – man heeft echtscheidingsverzoek aangevraagd. Marokkaanse recht erkent duurzame ontwrichting. Echtscheidingsverzoek in Marokko is toegekend. Vrouw heeft opnieuw een echtscheidingsverzoek aangevraagd. Maar erkennen we deze echtscheiding niet gewoon? De procedure in Marokko is volgens mevrouw niet goed verlopen, geen behoorlijke rechtspleging. De procedure ging in het Arabisch terwijl Mevrouw dit niet kon verstaan. Het recht op de tolk werd haar ontzegd. Meneer stelt daartegenover dat mevrouw een advocaat had en dat deze alles heeft toegelicht. Hof verwijst naar art. 10:57. Uitgesproken door rechter en andere lidstaat. Een ontbinding wordt erkend indien het uitgesproken is door een rechter. Dit is alleen anders indien de buitenlandse beslissing kennelijk onverenigbaar is met de Nederlandse openbare orde. Zie art. 10:59 Bw. Indien het in strijd is met waarden en normen die fundamenteel worden beschouwd. Het gaat erom of de rechter naar algemene normen bevoegd kan zijn, het gaat dus niet om of de rechter de regels van zijn eigen IPR heeft toegepast. Was er voldoende verbondenheid van de casuspositie om de Marokkaanse rechter bevoegd te achten? Hof zegt dat dit zo was, echtgenoten hadden gemeenschappelijke nationaliteit. Hof zegt: het is algemeen aanvaardbaar dat de rechter de echtscheiding van zijn eigen onderdanen uitspreekt. Voldoende grond om rechtsmacht aan te tonen in Marokko. Mevrouw was de Arabische taal niet machtig. Hof zegt toch dat ze haar mening heeft kunnen geven, ze was namelijk ook in hoger beroep gegaan. Het Marokkaanse recht geeft plaats voor verzoening, mevrouw was het dus ook hier niet mee eens dat deze procedure niet gevolgd was. Ook dit gaat niet op. Kortom: art. 57 en 59 staan niet in de weg aan, sterker nog schrijven voor dat we de echtscheiding erkennen. Mevrouw moet niet ontvankelijk worden verklaard. Art. 57 lid 2 – zelfs als niet voldaan is aan de criteria uit lid 1 kan alsnog erkend worden als de andere echtgenoot zich heeft neergelegd bij de buitenlandse beslissing. Erkenning achterwege blijven bij openbare orde Art. 6:10 – Als buitenlands recht toegepast moet worden maar dat de plicht niet zo ver gaat dat het ook zouden toepassen indien er strijd is met de openbare orde. Wat is openbare orde?
7
Fundamentele normen en waarden uit de NL rechtsorde. Je kunt dan bijvoorbeeld aan het Sharia testament. Mannelijke erfgenamen krijgen dan twee keer zo’n grote erfenis dan vrouwen, dit is discriminatie op grond van sekse. Ander voorbeeld is dat van de polygamie. Het buitenlandse recht wordt eigenlijk door twee schillen omgeven: de buitengrens en de binnengrens. Dit zijn beide grenzen van de openbare orde. Als je tot de conclusie zou willen komen dat je het buitenlandse recht wil toepassen, moet je door beide grenzen heen voordat het buitenlandse recht toepassing kan vinden. De buitenste schil is een absolute grens. Ongeacht de specifieke omstandigheden van het geval, wordt het buitenlandse recht niet toegepast. Het buitenlandse recht is inhoudelijk strijdig met onze fundamentele normen en waarden. Het ligt soms wat genuanceerder. In bepaalde gevallen kan het strijdig zijn. We stuiten dan niet op de buitengrens maar wel op de binnengrens. Bij de binnengrens gaat het om de gevolgen van toepassing van het buitenlandse recht en dat deze misschien in strijd zijn met de Nederlandse openbare orde. Is de betrokkenheid van NL groter dan is er sneller sprake van strijdigheid. Als je afstuit op de buiten of binnengrens dan is de regeling dus strijdig en passen we geen buitenlands recht toe. Je moet het buitenlandse recht zoveel mogelijk wel toepassen en waar een regel dan afstuit op de NL openbare orde, vul je die leemte op aan de hand van het eigen recht. Openbare orde exceptie mag je niet te ruim opvatten. Er is alleen ruimte voor de openbare orde exceptie indien fundamentele waarden en normen worden geschonden. Terughoudendheid is geboden. Polygamie Heeft te maken met de erkenning van het buitenlandse huwelijk. Art. 10:31 en art. 10:32 – art 31 bevat de regeling die we meerdere malen hebben gezien. Art. 32 spreekt over weigering van erkenning op grond van het openbare orde. Wet tegengaan huwelijksdwang treedt in werking op 5 december van dit jaar. Art. 32 wordt daardoor aangepast. Staat dus ook nog niet in de bundel. Deze regels worden verstrekt op het tentamen indien van toepassing. Zie voor exacte aanpassing de sheets. Polygamie stuit niet af op de buitengrens criteria. Maar op grond van de binnengrens kunnen problemen ontstaan. We erkennen polygamie dus niet indien de partner NL was. Als het tweede huwelijk nauwe banden had met NL dan zeggen we die nauwe banden maken dat polygamie strijdig is met de NL openbare orde. Iedere IPR regeling biedt de mogelijkheid tot een openbare orde exceptie. Ambsthalve toepassing Art. 10:2: de rechter moet ambtshalve toetsen bij een grensoverschrijdende casus bekijken welk recht van toepassing is.
8
HC2B Naam en huwelijksvermogensrecht Naam Nederland is partij bij het Verdrag van München 1980. Dit verdrag gaat over het toepasselijk recht bij vaststelling van de naam. Het verdrag gaat voor, maar de regels zijn herhaald en uitgewerkt in art. 10:18-26 BW. De nationaliteit is beslissend. Onder dat nationale recht wordt mede begrepen het internationale privaatrecht. We knopen hierbij aan bij het Franse woord van vorige week. Het gaat dus om het buitenlandse materiele recht en het buitenlandse IPR. Dit is uitgesplitst in art. 19 en 20 (20 gaat specifiek over het vaststellen van de naam van een Nederlander). Hier wordt ook aangeknoopt bij de nationaliteit (Nederlands), maar (…). Let ook op art. 19 lid 2. Kortom: de nationaliteit staat heel erg centraal bij de naam. De regels van boek 10 worden mede ingekleurd door een aantal rechterlijke uitspraken. Het eerste arrest is Garcia Avello (HvJ 2 oktober 2003, C148/02). Het gaat hier om meneer Carlos Carcia Avello (Spaanse nationaliteit) en mevrouw Isabelle Weber (Belgische nationaliteit). Ze zijn gehuwd in 1986 en hebben twee kinderen gekregen. De kinderen hebben een Belgische en een Spaanse nationaliteit. Ze wonen in Belgie en overeenkomstig met het Belgische recht is de naam van de kinderen vastgesteld. Ze hebben dus de naam van de vader gekregen (Garcia Avello). Beide ouders hebben een verzoek tot een andere achternaam ingediend: Garcia Weber (een combinatie van beide achternamen, conform het Spaanse recht). Het verzoek wordt in eerste instantie afgewezen. Elk verzoek dat ertoe gestrekt dat de naam van de moeder aan de naam van de vader wordt toegevoegd is naar Belgisch recht niet mogelijk en wordt afgewezen. Er worden hierop prejudiciële vragen aan het Hof gesteld: kan je een voorkeur geven aan een bepaald recht en dat recht toepassen (naar het Spaanse recht mocht de dubbele achternaam namelijk wel)? Het Hof zegt dat naar het non-discriminatiebeginsel gelijke gevallen gelijk behandeld moeten worden, en ongelijke gevallen ongelijk. De Belgische rechter zegt dat er helemaal geen sprake is van discriminatie. Belgische kinderen mogen immers ook alleen de achternaam van de vader krijgen. Maar het Hof zegt dat er hier niet om een gelijk geval gaat, de kinderen van Isabelle en Carlos hebben immers een dubbele nationaliteit. Alles afwegende brengt het nondiscriminatiebeginsel met zich mee dat deze kinderen niet hetzelfde moeten worden behandeld. Bij een verzoek tot naamswijziging bij een meervoudige nationaliteit, moet aan de betrokkenen de keuze worden gegeven welk recht wordt toegepast. Hier werd dus toepassing gegeven aan het Spaanse recht, zodat er een dubbele achternaam kon worden gegeven. Het Belgische recht moet dit accepteren. N.B. Deze zaak had ook Nederland-Spanje kunnen zijn. In Nederland is het krachtens boek 10 immers ook niet geoorloofd een dubbele achternaam te hebben. Maar de uitspraak is toch verwerkt in art. 3a Geslachtsnaamwijziging (zie sheet) gewijzigd. Hierdoor is de keuzemogelijkheid ook in het Nederlandse recht vormgegeven. Een andere uitspraak is van de Hoge Raad en gaat om een huwelijk in Hongarije, HR 26 september 2008. Een mevrouw verzoekt haar achternaam te wijzigen van de achternaam van haar man naar de achternaam van haar man – achternaam van haar zelf (zoals Jansen-Bruil). In Hongarije is een huwelijksakte opgemaakt. Haar naam werd toen naar de naam van haar man gewijzigd. Als je de regels van boek 10 op deze vrouw zou toepassen, dan zie je dat we Nederlands recht zouden toepassen. Art. 10:24 BW is hier van toepassing. De in het buitenland vastgestelde naam wordt hier erkend. Dit klinkt als een verplichting, maar is dit ook zo? De Hoge Raad is wat milder. Het gaat hier om het leerstuk van fair en complis (o.i.d.) (art. 10:9 BW): buitenlandse rechtsgevolgen worden in Nederland erkend als het vertrouwensschending zou opleveren als het niet in Nederland zou worden erkend. Mevrouw heeft er gerechtvaardigd op vertrouwd dat haar naam in Hongarije zou worden gewijzigd, dus moeten we die rechtsgevolgen in Nederland ook erkennen. Dit is betreffende de naam
9
uitgeschreven in art. 10:24 BW. De Hoge Raad zegt dat art. 10:24 BW dus een uitvloeisel is van art. 10:9 BW. Dat betekent dat er daar gerechtvaardigd vertrouwen is, we het volgen. De mevrouw had echter helemaal niet vertrouwd op het buitenlandse recht, maar op toepassing van het Nederlandse recht. Ze doet juist een beroep dat ze daar niet op had vertrouwd, ze wil het juist niet! Omdat de bepaling van 10:24 BW een uitvloeisel is van art. 10:9 BW, hoeft de erkenning niet verplicht plaats te vinden als er geen gerechtvaardigd vertrouwen is. De betrokkene heeft dan de keuze om het Nederlandse recht toe te passen of het buitenlandse recht. Wat is dan van toepassing bij de zoon van Wesley (Nederlands) en Jolanthe (Spaans)? De baby zou dus Sneijder gaan heten maar op basis van art. 3a Besluit Geslachtsnaamwijziging kan het kind ook Sneijder-Kabeau heten, omdat ze de rechtskeuze hebben om het Spaanse recht toe te passen. Een derde uitspraak is de zaak Grunkin-Paul (HvJ 14 oktober 2008, C-353/-06). Deze lijkt wel wat op Garcia Avello, maar de situatie is net iets anders. Leonard Mattias Grunkin- Paul (dubbele achternaam) wordt geboren als kind van mevrouw Paul en meneer Grunkin (allebei Duitse nationaliteit). Het gezin woont in Denemarken. Leonard Mattias is ook in Denemarken geboren en zijn naam is hier ook vastgesteld. Vervolgens wil het gezin die naam erkend krijgen in Duitsland, maar Duitsland weigert dit. Naar Duits recht wordt de naam namelijk vastgesteld naar nationaliteit en kan een kind dus geen dubbele nationaliteit krijgen. Er wordt in beroep gegaan en dit beroep wordt verworpen. Uiteindelijk worden er prejudiciële vragen gesteld. Is het weigeren van de achternaam in strijd met het non-discriminatiebeginsel en het vrij verkeer van personen? De Commissie zegt dat dit voor Leonard Mattias heel lastig is voor tal van handelingen in het dagelijks leven. De jongen heeft een Duits paspoort waarin een andere achternaam staat dan in Denemarken. In Duitsland staat namelijk zijn achternaam naar Duits recht in zijn paspoort, maar zijn naam is vastgesteld naar Deens recht en staat ook zo in de registers. Het Hof zegt: de erkenning van een achternaam mag niet worden geweigerd, wanneer deze in een andere lidstaat is vastgesteld, gezien het vrije verkeer. Wanneer je erkenning weigert, belemmer je namelijk het vrije verkeer van die persoon. Het huwelijksvermogensrecht Neem op dit punt het boek goed ter harte!! BELANGRIJK VOOR TENTAMEN: Kan ik het verdrag/ de verordening toepassen? Je gaat eerst een rijtje langs: 1) Is verdrag (al) in werking getreden en zo ja, is het nog van kracht? 2) Is het betreffende land partij bij het verdrag? 3) Wat is het materiele toepassingsgebied? ziet op welke onderwerpen het verdrag regelt (kwalificatie), bijv. echtscheiding. Staat altijd beschreven in de regeling zelf. 4) Wat is het formele toepassingsgebied? ziet op het ruimtelijk toepassingsgebied. 5) Wat is het temporele toepassingsgebied? ziet op welke gevallen in de tijd door de betreffende regeling worden geregeld. Bijv. nummer 22 in de bundel: art. 1 is materieel toepassingsgebied, art. 20 formeel toepassingsgebied, art. 83 lid 1 temporeel toepassingsgebied. Het gaat hier voornamelijk om de laatste drie vragen en die moet je ook altijd uitwerken op het tentamen. Bronnen Haags Huwelijksgevolgenverdrag 1905, HR: Chelouche/Van Leer-arrest, het Huwelijksvermogensverdrag en Boek 10 art. 10:42-53 BW. Het verdrag gaat uiteraard voor maar het verdrag laat op bepaalde onderwerpen ruimte voor nationale regelingen genoemd in boek 10.
10
Je moet eerst bepalen welke regelingen je moet toepassen, dit vind je uitgebreid in boek 10 maar wordt nu kort herhaald in dit college. Je moet je niet laten verwarren door de jaartallen van de verdragen, dit is niet het jaar waarop het verdrag in werking is getreden. De jaartallen zeggen dus niets maar enkel in welk jaar het verdrag tot stand is gekomen. Overgangsrecht: datum van huwelijkssluiting is in principe maatgevend voor welk recht van toepassing is. Tijdbalk Zie sheet voor de tijdbalk. Je kunt van boven naar beneden een lijn trekken om te kijken welke regeling van toepassing is. Welke lijn je eerst is het toepasselijke verdrag. Het wordt lastiger zodra er meerdere lijnen geraakt worden. Het verdrag van 1905 heeft een beperkt formeel toepassingsgebied in art. 10, het aangewezen recht moet het recht van een aangesloten land zijn. Indien dit niet zo is dan raak je deze lijn dus niet. Zimbabwe arrest – Als we te maken hebben met een NL man en een vrouw van een andere nationaliteit dan komen we in principe uit bij NL recht maar HR zegt dat het verdrag alleen toegepast wordt indien er naast de NL nationaliteit van de man een verbinding is met een ander verdragsland. Dit geldt voor het verdrag van 1905. Zo niet dan zakken we door naar het Chelouche arrest. Chelouche arrest In dit arrest was het verdrag van 1905 niet van toepassing. De HR kwam dus met een nieuwe getrapte verwijzingsregel. Dit betekent dat deze regel geldt voor na de datum van 10 december 1976. Daarvoor bestond de regeling nog niet. Kan de regeling nu terugwerkende kracht hebben? Ja, dit kan want alleen al in de casus van Chelouche betrof het een huwelijk uit 1960. Dit geldt echter alleen als het verdrag van 1905 niet van toepassing is, dan is er dus geen terugwerkende kracht van Chelouche. Saba-arrest: terugwerkende kracht heeft iets lastigs. Wat nu als mensen zich hadden laten voorlichten met welk recht van toepassing was op hun huwelijk? HR zegt dat er wel terugwerkende kracht is maar deze leidt uitzondering indien echtgenoten gerechtvaardigd vertrouwd hebben. Dit vertrouwen moet worden beschermd. Dit is de zogenaamde Saba-exceptie. Verdrag 1905 De nationale wet van de man is van toepassing. De man als hoofd van huwelijk, dit is niet gek in deze periode aangezien de vrouw ook nog handelingsonbekwaam was. Dit verdrag is in 1977 opgezegd vanwege deze reden. Inhoud Chelouche arrest Het is een vertrapte verwijzingsregel. Het is een soort ladder met verschillende criteria. Partijen kunnen in beginsel zelf het toepasselijke recht kiezen. Er moet dan wel een nauwe band bestaan. Hebben ze dit niet gedaan dan dalen we een trede af en is beslissend de gezamenlijke gemeenschappelijke nationaliteit. Hebben partijen dit niet dan dalen we weer een trede af en is maatgevend de eerste huwelijksdomicilie. En doen ze dit ook niet dan zegt de HR dat je alles op een bult moet gooien en kijken naar het recht waar echtgenoten het nauwst mee verbonden zijn. Bijzondere is dat bij de rechtskeuze steeds het moment van huwelijkssluiting maatgevend is maar bij nauwste verbondenheid mag de gehele huwelijksperiode mee tellen. Er wordt dus dan pas gekeken op het moment van rechtskeuze bepalen. Verdrag van 1978 Let op: NIET het huwelijksverdrag maar het huwelijksvermogensverdrag. Nummer 9 in de bundel. Materieel: art. 1 Formeel: art. 2 Temporeel: art. 21 In Nederland is het verdrag van toepassing op huwelijken van na 1 september 1992, zie begin van de regeling. Er komt een nieuwe verordening maar deze is nog niet van toepassing. Art. 3 en 6 bieden de rechtskeuze. De regeling van art. 4 geldt indien art. 3 en 6 niet van toepassing
11
zijn. Artikel 4 is erg ingewikkeld. Eerste gewone verblijfplaats der echtgenoten na huwelijkssluiting is van toepassing indien er geen rechtskeuze is in eerste instantie. Lid 2 zegt dat indien er geen huwelijksdomicilie is dan is de gemeenschappelijke nationaliteit van toepassing. En tot slot de nauwste verbondenheid. Artikel 5 bestaat ook nog, er kan door dit artikel worden verklaard dat Nederland de gemeenschappelijke nationaliteit belangrijker vindt dan de eerste huwelijksdomicilie. Dit is ook door Nederland als enige land ook zo verklaard. Dus in Nederland is de gemeenschappelijke nationaliteit opeenvolgend na de rechtskeuze. Dus indien er geen rechtskeuze is dan wordt er bepaald op grond van de gemeenschappelijke nationaliteit. In andere landen is dit eerst de eerste huwelijksdomicilie. Casus arrest HR Italiaanse huwelijksakte Man met Franse nationaliteit, vrouw met Italiaanse nationaliteit. In Italië gehuwd in 1998. Partijen zijn in april van dat jaar in Nederland gaan wonen. Welk recht is van toepassing op hun huwelijksvermogensregime? We beginnen met het vinden van de goede regeling. Het verdrag van 78 is van toepassing. Eerste vraag is natuurlijk of er een rechtskeuze is uitgebracht. Dit is niet het geval. Vervolgens kijken we dan naar art. 4, dus oftewel de eerste huwelijksdomicilie. Het gaat niet om echtgenoten met de NL nationaliteit dus we kijken naar de eerste huwelijksdomicilie. In april vestigen ze zich in Nederland. Er wordt een marge gehanteerd van 6 maanden ongeveer uit de jurisprudentie ontwikkeld. Echtgenoten hebben zich dus gevestigd binnen 6 maanden en dus is Nederland van toepassing. Echter in het arrest verliep het anders. Ze zijn in Italië gehuwd en hebben tijdens hun huwelijk huwelijkse voorwaarden gesloten conform het Italiaanse wetboek. Is dit nu een rechtskeuze? Eerst kijken wat het verdrag zelf hierover zegt. Dan komen we uit bij art. 10 tm 13. Er moet iniedergeval wilsovereenstemming zijn voor een rechtskeuze. Je moet dit beoordelen aan de hand van het gesteld/gekozen Italiaanse recht. Art. 11 zegt dat de aanwijzing van het toepasselijke recht dat er uitdrukkelijk moet zijn gekozen of ondubbelzinnig voortvloeien uit de huwelijkse voorwaarden. Maar waren de huwelijkse voorwaarden wel echte huwelijkse voorwaarden? Dit behelst art. 12. De huwelijksakte is opgemaakt in Italië, dus naar Italiaans recht zijn het geldige huwelijkse voorwaarden. De HR heeft uiteindelijk bepaald dat er een indirecte rechtskeuze is gemaakt. Art. 13 stelt in welke vorm je een expliciete rechtskeuze maakt, indien de huwelijkse voorwaarden zijn opgemaakt door een bepaald rechtstelsel in een bepaalde vorm dan zal de rechtskeuze ook in deze vorm in acht moeten worden genomen. Meervoudige nationaliteiten: wanneer een gemeenschappelijke nationaliteit? Stel dat mevrouw nu ook de Franse nationaliteit bezit? Dan is de Franse nationaliteit gemeenschappelijk. Maar wat nu als beide de Franse en Italiaanse nationaliteit bezitten? Dan kijken we naar art. 15. Er is dan GEEN gemeenschappelijke nationaliteit voor toepassing van dit verdrag. Je komt dan dus uit bij het recht van de eerste huwelijksdomicilie.
12
HC3A Huwelijksvermogensrecht & Echtscheiding (rechtsmacht) Inleiding nieuwsberichten Mevrouw kwam tijdens zakenreis van haar man achter dat zij kennelijk werd bedrogen. Bij wijze van wraak heeft zij het hele huis verkocht inclusief inboedel. Zij is zelf verhuisd. Toen meneer terugkwam was zijn huis verkocht en al zijn spullen. Zou dat nu in Nederland ook kunnen gebeuren? Als het de echtelijke woning betreft 1:81 Bw. Ook de niet handelende echtgenoot is beschermd. Wanneer geldt dat artikel 1:81 nu en wanneer niet? Hangt dit af van nationaliteiten van partijen? Hangt het af van de ligging van het huis? Hangt het af van de verblijfplaats van 1 van de echtgenoten? We zullen moeten kwalificeren. Ongeacht huwelijkse voorwaarden geldt art. 1:88. Dit is een kwestie van huwelijksgevolgenrecht. Er is een aparte titel in boek 10. Art. 10:35 en volgende. Art. 10:40 – gezinsbescherming. In dit artikel staat beschreven wanneer er sprake is van toestemming. Het hangt af van de gewone verblijfplaats van de niet handelende echtgenoot, die bepaalt het recht. In Nederland had ze de woning niet zomaar kunnen verkopen. Pfizer is een grote farmaceutische onderneming en neemt Allergan over. Pfizer zit in New York en en Allergan zit in Ierland. Pfizer wilde ervoor zorgen dat zij ook een hoofdvestiging in Ierland kreeg, dit was een van de redenen waarom Pfizer Allergan overnam. Stel aan het hoofd van Allergan zit een aandeelhouder die 100% van de aandelen heeft en deze persoon is Nederlands. Er zal ten eerste een overeenkomst gesloten worden tussen Allergan en Pfizer met een overdracht van aandelen. Rome I verordening gaat over overeenkomsten. Partijen kunnen zelf afspreken welk recht van toepassing is op de ovk. Hoe zit dit bij aandelen? Art. 4 lid 2 – het recht op de ovk wordt bepaald door het land waarin de onderneming is gevestigd die de meest kenmerkende prestatie moet verrichten. Pfizer betaalt hier de aandelen en X levert de aandelen. Levering is hier kenmerkend. Betalen zit in elke overeenkomst. Zonder partijkeuze zou het recht van het land van X van toepassing zijn. Hoe moeten de aandelen geleverd worden? Hier is geen internationale regeling voor dus moeten we naar boek tien kijken. Art. 10:137 en volgende. Ervanuitgaan dat het aandelen op naam zijn. Art. 10:117 en verder bepaalt het recht dat van toepassing is. 118 zegt dat een vennootschap wordt beheerst door recht van het land waarin het de statutaire zetel heeft en volgens welk recht de vennootschap is opgericht. In casu is dit het Ierse recht. Art 138 stelt dat hetzelfde recht van toepassing is op de overdracht van aandelen. Huwelijksvermogensrecht De vraag welk recht van toepassing is hangt af van de datum waarop het huwelijk is gesloten. Is dit na 1 september 1992 gesloten dan is het Haags Huwelijksvermogensdrag van toepassing. Zij kunnen de rechtskeuze aanpassen na of tijdens het huwelijk. Heb je geen rechtskeuze uitgebracht dan geldt in beginsel het recht van het land waarin de echtgenoten verblijven. Indien dit niet van toepassing is geldt de gemeenschappelijke nationaliteit. Indien dit ook niet van toepassing is dan geldt het nauwst verbonden recht. Verklaring art. 5 door Nederland afgelegd. Voor Nederlandse echtgenoten met een gemeenschappelijke nationaliteit is deze nationaliteit leidinggevend. Zie schema in het boek! Wanneer hebben partijen een gemeenschappelijke nationaliteit? Indien er meer dan 1 gemeenschappelijke nationaliteit is is er geen gemeenschappelijke nationaliteit. Een termijn van zes maanden wordt gehanteerd na een huwelijksvoltrekking voor de toepasselijkheid van het toepasselijke huwelijksregime.
13
Oude tentamenvraag M heeft de Nederlandse nationaliteit en de Marokkaanse nationaliteit. Y heeft de Marokkaanse nationaliteit. M woont in Nederland en is in februari in 2010 op vakantie en ontmoet hij Y weer tijdens zijn vakantie. Daar bloeit iets moois op en in die drie weken vakantie besluit het paar om samen verder te gaan en het liefste in NL. In deze laatste week besluiten ze te trouwen in Marrokko. M moet terug naar NL en aan het werk. Y moet wachten op machtiging voor voorlopig verblijf en blijft dus nog achter in Marrokko. In November is dit allemaal rond en kan Y ook naar NL komen. Na een aantal jaar blijkt het toch allemaal te snel gegaan zijn en willen zij scheiden. Welk recht is van toepassing? Het huwelijk is gesloten na 1 september 1992, het Huwelijksvermogensverdrag is dus van toepassing. Het verdrag ziet op het huwelijksvermogensrecht. Het is uniformeel van toepassing. Er is geen rechtskeuze gemaakt. Er is een gemeenschappelijke Marokkaanse nationaliteit maar er is niet voldaan aan de eerste huwelijksdomicilie van 6 maanden aangezien de termijn is verstreken. Volgens de vuistregel kan er niet worden aangenomen dat de eerste verblijfplaats Nederland is. Je komt dus uit bij toepasselijkheid van het Marokkaanse recht. De 6maands regel is niet een harde regel, met name in gevallen als deze worden uitzonderingen gemaakt. Door het uitblijven van de machtiging kon de verblijfplaats niet eerder worden aangepast. Het kan zijn dus dat de termijn hier aangepast wordt. Art 7 van het verdrag – het recht dat is vastgesteld bij het huwelijk is in principe onveranderlijk en staat dus vast in beginsel voor de hele duur van het huwelijk. Dit geldt niet indien echtgenoten hun rechtskeuze veranderen. Maar de regeling van het verdrag heeft nog een andere bijzonderheid. Dit is de bijzonderheid van de automatische wijziging art. 7 lid 2. In drie situaties verandert het toepasselijke huwelijksvermogensrecht zonder dat partijen hier iets voor hoeven te doen. Vaak ook zonder dat partijen zich hiervan bewust zijn. Deze wijziging doet zich alleen voor indien er geen huwelijkse voorwaarden zijn en geen rechtskeuze hebben uitgebracht. In casu kan er dus een automatische wijziging hebben plaatsgevonden. - Als partijen in een ander land zich vestigen dan het land van het toepasselijke recht. Zoals hier gaan zij in NL wonen. Als zij hier langer dan 10 jaar wonen dan verandert het toepasselijke recht in het recht van het land van de verblijfplaats (hier NL). - Gemeenschappelijke gewone verblijfplaats = gemeenschappelijke nationaliteit. De nationaliteit kan verworven worden waardoor de gemeenschappelijke nationaliteit overeenkomt en de verblijfplaats. Andersom kan ook voorkomen. - Vestiging van eerste gemeenschappelijke gewone verblijfplaats na huwelijk. Er was eigenlijk geen alternatief want partijen vestigden geen eerste huwelijksdomicilie dan wijzigt het recht vanaf het moment dat zij zich alsnog ergens gemeenschappelijk vestigen. Vanaf het moment dat in casu zij zich vestigden in NL verandert het recht vanaf november al in NL recht. Het oude recht is niet helemaal uitgewerkt want er geldt een zogenaamd wagon stelsel. Voor het vermogen dat in die periode is verworven geldt nog het oude recht. Tentamenvraag 2 Sander heeft de NL nationaliteit en heeft een Koreaanse dame leren kennen genaamd W. Ze is geadopteerd en woont in NL maar heeft nooit de NL nationaliteit verkregen en heeft dus alleen de koreaanse nationaliteit. In 2000 treden zij in het huwelijk en eind 2000 verkrijgt W de NL nationaliteit. Sander gaat voor zijn werk naar de VS en W gaat mee. In 2014 verhuist Sander naar nar London. W blijft in de VS achter. Sander wil scheiden. De echtscheidingsprocedure vangt aan in 2015. Stel dat de NL rechter bevoegd is om het huwelijksvermogen te verdelen, welk recht is dan van toepassing? Haags verdrag is tempoleer van toepassing na 1992 en materieel: betreft huwelijksrecht.
14
Eerste huwelijksdomicilie is Nederland. W krijgt eind 2000 de NL nationaliteit. Is dat vlot genoeg om de gemeenschappelijke nationaliteit aan te nemen? Maakt niet uit want je komt sowieso bij het NL recht terecht. Zou in de tussentijd het recht nog gewijzigd zijn? Doet een van de gevallen van art. 7 lid 2 zich voor? Er waren wel huwelijkse voorwaarden dus dat maakt dat je niet toekomt aan art. 7 lid 2. Derdenwerking Toepasselijk huwelijksvermogensregime geldt ook jegens derden, art. 9 lid 1 huwelijksverdrag jo 10:44) Bescherming van derden mogelijk tegen buitenlands recht. Dus landen mogen zelf beslissen om een regeling van derdenbescherming op te nemen. Art. 10:45 Bw – ondanks dat er buitenlands vermogensrecht van toepassing is en zij gaan met derden een contract aan en beide echtgenoten hebben verblijfplaats in NL, derde mag dan verhaal halen alsof zij in gemeenschap van goederen zijn getrouwd als tenminste de derde ter goede trouw is. Allen hebben dan wel de gewone verblijfplaats in NL. Dit is wel erg vervelend voor de echtgenoten. Echtgenoten kunnen de goede trouw beïnvloeden, zij kunnen namelijk een verklaring indienen dat het huwelijk wordt beheerst door buitenlands recht. Als de derde dat register in gaat zien dan had hij kunnen weten dat buitenlands recht van toepassing is en dit ontneemt de goede trouw. Derden moeten dan bij echtgenoten navraag doen. In de praktijk een belangrijk middel ook daadwerkelijk invulling te geven. Capita Selecta Deze twee onderwerpen worden niet in het verdrag geregeld. Aanknopingsovermacht – het zou kunnen zijn dat echtgenoten een huis in Korea bezitten (zie casus tentamenvraag 2). In Korea bepaalt men natuurlijk zelf hoe zij het huwelijksvermogensrecht zien. Stel Koreaans recht beslist dat de gehele woning aan B toekomt. Waarschijnlijk zijn er plaatselijke autoriteiten in Korea vereist om deze verdeling plaats te laten vinden. Deze autoriteiten handelen naar Koreaans IPR. Door toepassing van het Koreaanse IPR loopt S de helft van de waarde van huis mis. Sander had recht op de helft volgens het NL recht. Art. 10:47 zegt dat er sprake is van aanknopingsovermacht. Er is een soort overmachtssituatie. Als gevolg van deze overmacht lijdt Sander dus schade en krijgt daar dus te weinig. In deze situatie mag je dan in NL verrekenen. Pensioenverevening – Moeten pensioenrechten worden vereffend? Art. 10:51 – als NL recht van toepassing is dan bepaald dit recht of er moet worden vereffend. 1 uitzondering indien in NL pensioen is opgebouwd dan moet ALTIJD volgens NL recht worden vereffend, zelfs als buitenlands huwelijksvermogensrecht van toepassing is. Echtscheiding Wanneer is de NL rechter nu bevoegd om van een internationaal echtscheidingsverzoek kennis te nemen? Zie sheets voor de rechtsbronnen. Als er meer dan 1 regeling geldt dan is het extra belangrijk om in de gaten te houden welke regeling van toepassing is en welke rechtsbron belangrijker is. Toepassingsgebied Brussel IIbis Nr. 29 in de bundel. Het begint met een beschrijving van het materiele toepassingsgebied. Het gaat over echtscheiding en ook over de toekenning van ouderlijke verantwoordelijkheid. Temporeel – de regeling is van toepassing vanaf maart 2005. Dit is nog geen temporeel toepassingsgebied. Art. 62 en 74 – procedures na maart 2005. Formeel toepassingsbied – Art. 6 en 7 moet je dit afleiden. Het is lange tijd onduidelijk geweest tot het HvJ zich uitliet. Nu weten we hoe die grenzen getrokken moeten worden. Exclusief is deze verordening van toepassing op procedures van de verwerende echtgenoot onderdaan/gewone verblijfplaats heeft van een lidstaat dan is de verordening van toepassing. Wat als de echtgenoot daar niet hoeft maar bijvoorbeeld in de VS woont? Geldt dan de verordening dan ook? Art. 7 zegt dat dit kan maar alleen wanneer geen enkele lidstaat rechter bevoegd is op bassi
15
van art. 2,3,4,5.
Sundelind Lopez Arrest – Mevrouw Sundelind Lopez was een Zweedse dame gehuwd met meneer Lopez van de Cubaanse nationaliteit. Zij hadden samengewoond in Frankrijk. Meneer is teruggegaan naar Cuba. Mevrouw maakt de echtscheidingsprocedure aanhangig in Zweden. De Zweedse rechter moet bekijken of hij bevoegd is. Valt deze situatie binnen of buiten de werking van Brussel II Bis? Artikel 6 zegt dat de rechter pas zijn eigen IPR mag toepassen als geen enkele lidstaatrechter bevoegd zou kunnen zijn onder Brussel II Bis. In casu moet de Zweedse rechter toetsen aan Brussel II Bis of hij bevoegd is. De Franse rechter zou hier ook bevoegd kunnen zijn en dus is Brussel II Bis van toepassing, geen ruimte voor nationale IPR-toepassing. Hadadi/Mesko – Stel er is meer dan één gemeenschappelijke nationaliteit aanwezig. Allebei de echtgenoten hebben Hongaarse nationaliteit maar in 1985 de Franse nationaliteit aangenomen maar hielden ook beide de Hongaarse nationaliteit. Vervolgens spreken we over 2002 en wordt een echtscheiding aanhangig gemaakt in Hongarije door meneer. In 2003 maakt mevrouw een echtscheidingsprocedure in Frankrijk aanhangig. Franse rechter verklaart zich in eerste instantie onbevoegd maar in hoger beroep toch weer teruggedraaid. Hoe moet je nu omgaan met zo’n meervoudige gemeenschappelijke nationaliteit? - Gaat de eigen nationaliteit voor? - Moet je de voorkeur geven aan de effectiviteit? - Of maakt het eigenlijk niet uit en is iedere rechter altijd bevoegd? Ongeacht of dit de effectieve nationaliteit is of niet. Het is ter keuze aan partijen in welke lidstaat zij de echtscheiding aanhangig willen maken. Dus geen effectiviteit en realiteitstoets.
16
HC3B Ouderlijke verantwoordelijkheid Bronnen Zie voor bronnen de sheet. Belangrijkste bronnen zijn het Haags Kinderbeschermingsverdrag en het Brussel IIbis verdrag. Eventueel als dit niet opgaat naar het Rv kijken. Voor de bevoegdheid van de rechter kijken we naar Brussel IIbis en voor de toepasselijkheid kijken we naar het Haags Kinderbeschermingsverdrag. Brussel IIBis Materieel toepassingsgebied: Art. 1 beschrijft de materiële toepasselijkheid. Bijvoorbeeld het bepalen wie het gezag heeft van de twee ouders. Ook het regelen van een omgangsregeling is een onderdeel van de ouderlijke verantwoordelijkheid. Temporeel toepassingsgebied: Hetzelfde als bij echtscheiding namelijk procedures ingesteld na 1 maart 2005 Formeel toepassingsgebied: Kind heeft gewone verblijfplaats in lidstaat art. 8 Bevoegdheid: rechter gewone verblijfplaats kind op moment van aanhangig maken zaak. Dus stel een kind woont in Duitsland dan is op basis van het formele toepassingsgebied Brussel IIbis van toepassing en verklaart de NL rechter zich onbevoegd omdat de Duitse rechter bevoegd is. Let op artikel 8 lid 2 is geldt alleen als art 9, 10 en 12 niet van toepassing zijn. Artikel 9 zegt indien er een legale verhuizing plaatsvindt dan is toch de rechter van de vorige verblijfplaats ten opzichte van de omgangsregeling bevoegd om de omgangsregeling te wijzigen. Dit is wel gedurende drie maanden. Dit is dus een afwijking van art. 8. Wat nu als een kind is ontvoerd? Dan kijken naar art. 10: toch de gewone rechter van de vorige verblijfplaats blijft bevoegd. Art. 12 tot slot wordt later besproken. Arrest 4 januari 2013 Man en vrouw gehuwd met 3 kinderen. Het gezag berust bij beide ouders gezamenlijk. In oktober 2010 krijgt bureau Jeugdzorg in Groningen een melding dat het niet goed gaat. Gebrek aan gestructureerde opvoeding en huiselijk geweld tussen de echtgenoten. Alle reden om een onderzoek in te stellen. En op het moment van de melding verbleven de kinderen bij de oma. Het onderzoek wordt afgerond in november 2011. Intussen zijn ze naar Duitsland gevlucht. Op 25 november 2011 worden de kinderen onder voorlopig toezicht geplaatst en het verzoek wordt gehonoreerd om de kinderen uit huis te plaatsen. De kinderen zijn ook daadwerkelijk met dwang uit huis gehaald uit Duitsland. De gewone verblijfplaats was dus Duitsland. Rechtbank verwerpt dit. Hof vond dat het vertrekken naar Duitsland een soort vluchtpoging was. HR: Brussel II Bis is van toepassing. De rechter moet dus zijn bevoegdheid op grond van art. 8 lid 1 beoordelen. Wat is de gewone verblijfplaats op het tijdstip van aanhangig maken? Kijken enkel en alleen naar 25 november, daarna is het Per pertiotio fori – de voortduring van de bevoegdheid van de rechter. Dit geldt ook in Hoger Beroep. Het begrip verblijfplaats is een verordening autonoom begrip, het heeft dus een eigen betekenis. Het komt dus niet overeen met ons woonplaats begrip. Gewone verblijfplaats is geen juridisch
17
gedefinieerd begrip maar het wil aantonen met welk land de persoon het nauwst verbonden is, waar werkelijk het centrum van je leven zich afspeelt. Bij kinderen ligt dit iets ingewikkelder. De ouders stelden dat zij zich hadden uitgeschreven bij de gemeente etc. De AG zei dat dit niet bepalend is voor de gewone verblijfplaats. Bij kinderen gaat het erom dat er een zekere integratie is. Het opzeggen van de huur of verkopen van je huis kan een aanwijzing zijn. Op 25 november verbleven zij nog maar enkele weken in Duitsland en hadden niet de bedoeling om daar feitelijk te verblijven. De AG vond dus dat de NL rechter bevoegd is waarbij de inschrijving dus bepaald niet doorslaggevend is. Toepasselijk rechtstelsel Haags Kinderbeschermingsverdrag 1996 Materieel: Art. 53 – maatregelen die zijn genomen na inwerkingtreding van het verdrag, dit is dus 1 mei 2011 in Nederland. Temporeel: Art. 3 ‘samenvattend alle begrippen: Ouderlijke verantwoordelijkheid’ Formeel: Art. 20 Universeel toepassingsgebied dus altijd van toepassing in formele zin. Art. 15 stelt dat de bevoegde rechter zijn eigen recht toepast. Gleichlauf – bevoegdheid en toepasselijk recht lopen gelijk op. Brussel IIbis gaat voor dit verdrag maar dat verdrag zegt niets over de toepasselijkheid. Had het kind zijn verblijfplaats niet in de EU dan is Brussel IIbis niet van toepassing en dan moet de NL rechter zijn bevoegdheid uit dit verdrag halen en niet Brussel IIbis. Art. 12 Brussel IIbis Heel vaak zal het zijn dat maatregelen met betrekking tot ouderlijke verantwoordelijkheid samenlopen met een echtscheidingsprocedure. Dat betekent dat de ouderlijke verantwoordelijkheid niet een apart onderwerp in de procedure is maar in het kader van de echtscheiding ook aan de orde komt. Artikel 12 voorziet hierin. Komen de verzoeken aan de orde in een echtscheidingsprocedure dan is de echtscheidingsrechter ook bevoegd met betrekking tot de nevenvoorzieningen. Wel onder de voorwaarden genoemd in art. 12. Vervolg Casus Sander en B vorig college Sander heeft de NL nationaliteit en heeft een Koreaanse dame leren kennen genaamd W. Ze is geadopteerd en woont in NL maar heeft nooit de NL nationaliteit verkregen en heeft dus alleen de Koreaanse nationaliteit. In 2000 treden zij in het huwelijk en eind 2000 verkrijgt W de NL nationaliteit. Sander gaat voor zijn werk naar de VS en W gaat mee. In 2014 verhuist Sander naar nar London. W blijft samen met dochter in de VS achter. Eerste vraag was welke rechter bevoegd was kennis te nemen van het echtscheidingsverzoek. Bevoegdheid ouderlijke verantwoordelijkheid – formeel is Brussel II Bis niet van toepassing. Zou de regeling van art. 12 alsnog aan de orde kunnen komen? In dit specifieke geval is dit niet zo. Ook artikel 12 is niet van toepassing aangezien de verblijfplaats van het kind niet in de EU is. De NL rechter gaat dan kijken naar het Haags Kinderbeschermingsverdrag. Bevoegdheid ten opzichte van huwelijksvermogensregime – er is geen internationale regeling dus kijken naar Burgerlijke rechtsvordering. Artikel 4 – Als Brussel IIbis niet van toepassing is dan moeten we toch Brussel IIBis naar analogie alsnog toepassen. Dit leidt nooit naar alsnog bevoegdheid van de NL rechter. Lid 2 gaat over voorlopige voorzieningen. Lid 3 gaat over nevenvoorzieningen en daar gaat het over. Heeft NL rechter rechtsmacht ten opzichte van de echtscheiding dan heeft hij tevens rechtsmacht ten opzichte van de nevenvoorzieningen. Echter behalve ten opzichte van de echtelijke woning in NL en zie gezag en omgang. Adoptie Zie bronnen op sheet. Belangrijkste is Haags Adoptieverdrag en boek 10. Materieel: Art 2 Interlandelijke adoptie – het kind wordt overgebracht van het ene land naar het andere land. Formeel: Art 2 Zowel het land van herkomst als land van opvang zijn partij bij het verdrag. Dus alleen als beide landen partij zijn bij het verdrag.
18
Temporeel: Art. 41 Verdrag in werking in zowel land van herkomst als land van opvang op het moment van adoptieverzoek aan centrale autoriteit. Het bijzondere aan dit verdrag is dat het niet heel specifiek IPR is. Het ziet veel meer op internationale samenwerking tussen aangesloten landen. Het toepasselijk recht staat in art. 10:105 en 106. Er wordt alleen geregeld wanneer het NL recht van toepassing is. Bronnen: rechtsmacht: Haags Adoptieverdrag 1993 (nr. 17 bundel), art. 3 Rv. Toepasselijk recht: art. 10:105 en 106 BW. Erkenning en tenuitvoerlegging: Haags Adoptieverdrag 1993 en art. 10:108 en 109 BW. Het Haags Adoptieverdrag 1993 (nr. 17) gaat om interlandelijke adoptie: verzoeken waarbij het kind in het kader van adoptie wordt overgebracht van het ene land (herkomst) naar het andere land (land van opvang). Het materiele toepassingsgebied is dan ook interlandelijke adoptie (art. 2). Formeel is het verdrag alleen maar van toepassing als die beide landen partij zijn bij het verdrag (art. 2). Temporeel: het verdrag in werking in zowel land van herkomst als land van opvang op moment van adoptieverzoek aan centrale autoriteit (art. 41). Bijzonder aan dit verdrag is dat het niet zo bijzonder IPR is. Het ziet veel meer op internationale samenwerking (voortraject van de adoptie). Het feit dat het zo’n samenwerkingsverdrag is verklaart ook waarom het verdrag niets zegt over het toepasselijk recht. Dat betekent dat we naar het Nederlandse recht moeten kijken: aan de hand van art. 10:105 en 106 BW bepalen we het toepasselijk recht. Dit is een eenzijdige conflictregel. Er wordt immers alleen geregeld wanneer het Nederlandse recht van toepassing is. Wanneer de nieuwe en de oude familierechtelijke betrekkingen worden doorgeknipt is dit een sterke adoptie. Wanneer de oude familierechtelijke betrekking met de biologische ouders in stand wordt gehouden is dat een zwakke adoptie. De erkenning van buitenlandse verdragsadopties wordt geregeld in art. 23. Artikel 26 geeft de gevolgen van adoptie erkenning weer. Of een adoptie sterk of zwak is wordt bepaald door het land dat de adoptie uitspreekt. Dus als het in Nederland als een sterke adoptie geldt, moeten we het alsnog als een zwakke adoptie erkennen als dat zo in het andere land is uitgesproken. Op basis van artikel 27 kan een zwakke adoptie alsnog wel worden omgezet in een sterke adoptie. Niet-verdragsadopties Wat als het verdrag niet van toepassing is? Er is bijvoorbeeld een interlandelijke adoptie maar een van de landen is niet aangesloten. De Nederlandse rechter is dan bevoegd op basis van art. 3 Rv: de verzoeker moet een woonplaats of gewone verblijfplaats in Nederland hebben. Het toepasselijk recht is art. 10:105 en 106 BW, het Nederlands recht. De erkenning van de buitenlandse adoptie is dan mogelijk op grond van art. 10:108 en 109 BW. Artikel 108 ziet op de adoptie waarbij het is uitgesproken door de bevoegde autoriteit en waar in eerste instantie de Nederlandse rechtsorde nog helemaal niet is betrokken bij de situatie. Artikel 109 ziet op het geval dat de adoptieouders ten tijde van de totstandkoming van de adoptie in Nederland woonachtig waren. De Nederlandse rechtssfeer is dan al vanaf het begin betrokken. Of dat zo is moet door de rechter worden getoetst, ook ter controle of alle procedures correct zijn doorlopen. Artikel 109 heeft dus een extra toets. Ook hier geldt dat een zwakke adoptie in beginsel als zwakke adoptie wordt erkend, maar dat het kan worden omgezet in een sterke adoptie. Voorbeeld Hof 14 november 2012. Het ging hier om een zaak waarin een Nederlandse man en een NederlandsBraziliaanse vrouw zijn gehuwd en talloze jaren in Nederland wonen. Ze besluiten een Braziliaans kind in Brazilië te adopteren. Mevrouw gaat naar Brazilië met het oog daar de adoptie te regelen. De
19
adoptie wordt op verzoek van mevrouw in Brazilië uitgesproken. Ze neemt het kind mee naar Nederland en probeert de geboorteakte in NL te registreren. Wordt deze adoptie erkend? De NL ambtenaar van de burgerlijke stand weigert dit. De vrouw had zich gepresenteerd als ongehuwd en woonachtig in Brazilië, om de Braziliaanse rechter ertoe te bewegen om de adoptie uit te spreken. Daarnaast heeft ze haar intentie om met het adoptiefkind naar Nederland te vertrekken niet gemeld. Is dit een verdragsadoptie? Zowel NL als Brazilië zijn aangesloten bij het Haags Adoptieverdrag. Maar de Braziliaanse rechter wist niet van het interlandelijke karakter (want de vrouw zei dat ze in Brazilië woonde) en heeft het Braziliaanse recht toegepast. Het Hof: in principe is het Haags Adoptieverdrag 1993 van toepassing en art. 23. Maar Brazilië heeft dit niet gedaan want had er geen weet van. We kijken dan dus toch naar boek 10 BW. We zitten in de sfeer van art. 10:109 BW. Is er aan de voorwaarden vervuld? Het Hof: pas eerst art. 3 Rv toe. Hof is in ieder geval bevoegd. Op basis van art. 10:105 past ze Nederlands recht toe. Uiteindelijke conclusie: alhoewel er terecht zwaar wordt getild aan het gegeven dat meneer en mevrouw niet de juiste procedure hebben gevolgd, wordt gezien het belang van het kind de adoptie alsnog toegewezen. HC4A Alimentatie en erfrecht Rechtsbronnen Zie sheets voor uitgebreide bronnen. Uitgangspunt is dat we moeten kijken naar de Europese alimentatieverordening van toepassing is en deze heeft een heel ruim toepassingsgebied. Art 15 van deze verordening beschrijft dat het Haags Onderhoudsprotocol moet worden toegepast met betrekking tot het toepasselijke recht. Materieel: art. 1 verordening – van toepassing op onderhoudsverplichtingen die voortvloeien uit familiebetrekkingen en huwelijken. Formeel: Universeel Temporeel: procedures na 18 juni 2011 Denemarken, Verenigd Koninkrijk, Ierland hebben een bijzondere IPR regeling. Hierbij moet ook nog onderscheid worden gemaakt tussen Denemarken en de andere twee landen. In Nederland gelden verordeningen rechtstreeks. Voor Denemarken geldt dat Europese verordeningen nooit gelden. Voor het VK en Ierland geldt dat zij in beginsel niet deelnemen tenzij zij in aanloop naar de verordening zeggen dat zij meedoen aan de verordening. Zij kunnen ook later ook nog besluiten mee te doen doormiddel van een opt-in. Extra opletten dus bij deze landen ten aanzien van tentamenvragen. Casus oud tentamenvraag Martijn en Femke hebben beide NL nationaliteit en de Belgische nationaliteit. Gehuwd in NL in 2004. Samen gaan wonen in België en daar twee kinderen gekregen. In 2015 mondt het uit in een echtscheidingsprocedure. Femke blijft met kinderen in België wonen en Martijn keert terug naar Nederland. Martijn maakt echtscheidingsprocedure in NL aanhangig. In procedure vraagt Femke van een vaststelling van een onderhoudsverplichting. Is deze NL recht bevoegd? En als hij bevoegd is welk recht moet hij toepassen? Begin met kijken in de verordening. Objectief bevoegd (art 3) zijn een viertal rechters naast elkaar bevoegd. Gewone verblijfplaats verweerder, gewone verblijfplaats onderhoudsgerechtigde, echtscheidingsrechter (nevenverzoek) en rechter ouderlijke verantwoordelijkheid (nevenverzoek). Je kunt als eisende partij dus kiezen. Maar wie is verweerder in deze procedure? Martijn is ten aanzien van het vaststellingsverzoek verweerder. Maar is de NL rechter misschien ook bevoegd tot de echtscheiding? Dan is hij namelijk ook bevoegd tot het nevenverzoek. Hiervoor kijken we naar Brussel II Bis. Artikel 3 bepaalt of de NL rechter ook daadwerkelijk bevoegd is. NL rechter bevoegd als beide dezelfde nationaliteit hebben, volgens Hadadi arrest speelt niet mee dat zij ook beide de Belgische nationaliteit hebben. Dus NL rechter is bevoegd. Het lijkt dus dat de NL rechter ook bevoegd is om van het nevenverzoek kennis te nemen. Maar art. 3 sub c zegt dat als NL rechter
20
alleen zijn bevoegdheid baseert op het feit dat 1 partij de NL nationaliteit bezit dan is hij niet bevoegd. Maar in onze casus gaat het om een gemeenschappelijke nationaliteit. De NL rechter is dus bevoegd met betrekking tot het alimentatieverzoek. Welk recht moet de NL rechter toepassen? Kijken naar het onderhoudsprotocol volgens art. 15 Alimentatieverordening.
Materieel: sluit aan bij verordening. Gaat om onderhoudsverplichtingen uit o.a. familiebetrekking en huwelijk. Formeel: Universeel Temporeel: Onderhoudsaanspraak ziet op periode vanaf 18 juni 2011 (in werking treding van protocol). Hoofdregel protocol in art. 3: toepasselijk is het recht van het land van de gewone verblijfplaats van de onderhoudsgerechtigde. Voor uitzonderingen onderscheid maken tussen kinder en partneralimentatie. De uitzonderingen zijn heel verschillend. Kinderalimentatie – de verordening biedt een herkansing. Het gaat dan om lex-fori, de rechter mag zijn eigen recht toepassen. Als er geen aanspraak bestaat op grond van de nauwste verbondenheid dan geldt het eigen recht. Dit is dus een begunstigingsregeling. Maar aan de herkansing komen we alleen toe indien het Belgisch recht zou zeggen dat er 0 euro wordt toegewezen. Het geldt niet indien er wel een bepaald bedrag beschikbaar is volgens het Belgisch recht. Het is dus niet het meest gunstige recht. Art. 4 lid 3 – deze draait de beide rechtstelsels om. Indien er geprocedeerd wordt in het land van de onderhoudsgerechtigde dan is lex fori (NL recht) van toepassing en niet het Belgische recht. Algemene herkansing – art. 4 lid 4. geldt in beide situaties. Als beide herkansingen beide niks opleveren dan is er nog een derde mogelijkheid namelijk op basis van gemeenschappelijke nationaliteit. Je moet dan weten wat de nationaliteit van de kinderen is. Partneralimentatie – art 5. Het is mogelijk tegen toepassing van recht van gewone verblijfplaats van onderhoudsgerechtigde in te gaan. Het huwelijk moet dan nauwer verbonden zijn met het andere land. Bijvoorbeeld dat van laatste gemeenschappelijke gewone verblijfplaats. Rechtskeuze Art. 7 – rechtskeuze voor bepaalde procedure in bepaald land. Is de procedure al aanhangig en wil je alsnog samen de rechtskeuze uitbrengen dan kun je dit uitbrengen maar je kunt alleen kiezen voor het land waar de procedure wordt gevoerd. Art. 8 – beperkt het aantal rechtstelsels waarvoor je kunt kiezen. Lid 3 deze rechtskeuze kan alleen maar ten aanzien van partneralimentatie en niet van kinderalimentatie. Ook hun wettelijk vertegenwoordiger kan namens de kinderen dit niet doen. Of je afstand kunt doen zegt art 4 valt altijd buiten gekozen recht. Het recht van gewone verblijfplaats van onderhoudsgerechtigde is van toepassing. Lid 5 art 8 zegt dat indien er een rechtskeuze wordt gemaakt maar deze keuze leidt tot een onbillijke of onredelijk gevolg dan wordt het gekozen recht niet toegepast. Hof Amsterdam 13 oktober 2015 Mevrouw woont in de VS en meneer woont in NL. In 2004 gehuwd en in 2009 gescheiden. Tijdens het huwelijk toen zij in de VS woonden 1 kind geboren. Eind 2008 is een echtscheidingsconvenant opgesteld. Kind woont bij moeder in de VS. Vader betaald vast bedrag aan moeder. Kind heeft ook recht op geld maar man kan dit niet betalen en er wordt dus vanaf gezien. Partijen verklaren uitdrukkelijk dat de rechter NL recht dient toe te passen ten aanzien van de draagkracht van de man en
21
indien mogelijk door de NL rechtbank wordt het verzoek behandeld. De man heeft verzocht het bedrag aan te passen. Rechtbank heeft gezegd dat zij niet bevoegd is. Hoe moeten we dit beoordelen? Art 3 verordening. Materieel, temporeel en formeel van toepassing. Op grond van art. 3 is NL rechter niet bevoegd. Man beroept zich op forumkeuze van art. 4. Zij hebben gekozen voor de NL rechter en de vraag is of het verweer hout snijdt. Mevrouw zegt dat dit niet zo is. Het Hof gaat aan het Haviltexen. Hof vindt dat er geen uitdrukkelijke forumkeuze is gemaakt. Er mag geen twijfel bestaan alleen dan voldoet de forumkeuze. Er is dus in de convenant geen forumkeuze gemaakt aangezien er aanzienlijke twijfel is. Rechtskeuze en forumkeuze zijn verschillend. Voor rechtskeuze kijken we naar art. 8 van het onderhoudsprotocol en voor forumkeuze kijken we naar art. 4 verordening. Erfrecht Voor bronnen bekijk de sheets. Belangrijkste bron is de erfrechtverordening. Voor het toepasselijke recht is de Erfrechtverordening en het Haags Testamentsvormenverdrag van toepassing. Materieel: Erfopvolging art. 1 Formeel: Universeel art. 20 Temporeel: Overlijden op of na 17 augustus 2015 art. 83. Denemarken, VK en Ierland doen niet mee aan de verordening. Je moet deze staten zien als nietlidstaten. Casus Aïcha geboren in Rotterdam. Ze is verhuisd naar Duitsland in verband met het werk en heeft hier 30 jaar gewoond. Ze is vervolgens verhuisd naar Panama en daar blijven wonen. Ze is nooit getrouwd en heeft geen kinderen. Ze heeft enkel nog een broer in NL en een zus in Duitsland. Ze heeft bezittingen in NL bijvoorbeeld een deel van het ouderlijk huis en een appartement in Duitsland. Ook in Panama heeft zij nog bezittingen. Op 1 september 2015 overlijdt zij. Wie erven de nalatenschappen? En wie is bevoegd over dit geschil te oordelen? Heeft A een testament gemaakt en een rechtskeuze uitgebracht? Ze kan namelijk zelf kiezen. Deze keuze is niet onbeperkt aangezien je alleen kunt kiezen voor een land waarvan je de nationaliteit bezit volgens art. 22 verordening. Mevrouw heeft een dubbele nationaliteit en mag voor beide rechtstelsels kiezen. Een rechtskeuze moet uitdrukkelijk gedaan worden. Er is ook ruimte om een impliciete rechtskeuze af te leiden uit het testament. Als ze geen keuze maakt dan is de laatst gewone verblijfplaats van de erflater volgens art. 21 van toepassing. Centrum van het maatschappelijk leven, nauwe en duurzame band en feitelijk karakter zijn van dan toepassing. Het gaat volgens de considerans om alle aspecten die leven van erflater kenmerkten en met welk doel diegene er verbleef. Als er wordt aangetoond dat de erflater een kennelijk nauwere band heeft met een ander land dan wordt dit land aangewezen als het toepasselijk rechtstelsel. Bevoegdheid – A heeft geen rechtskeuze uitgebracht. Het gaat dan om de rechter van de laatste gewone verblijfplaats van de erflater. Waar heb je dus op het moment van overlijden je levensmiddelpunt. Dit komt onder druk te staan wanneer de erflater een rechtskeuze heeft uitgebracht. Uitzonderingen op de hoofdregel van gewone verblijfplaats staan in art. 5, 6 en 7. In geval van rechtskeuze erflater voor nationale recht lidstaat: forumkeuze, onbevoegdverklaring (omdat rechter van gekozen recht beter in staat is te oordelen) en uitdrukkelijke aanvaardingbevoegdheid door partijen. Formele geldigheid uiterste wilsbeschikking Wanneer is een buitenlands testament te erkennen in Nederland. Haags testamentsvormenverdrag uit 1961 heeft gelding. De verordening wordt niet toegepast met betrekking tot deze kwestie. Let op de lidstaten die geen partij zijn: zie sheets. De regel uit het verdrag wordt herhaald in de verordening en dus alsnog vallen deze landen onder deze regeling. Als het testament voldoet aan een van de formele eisen van rechtstelsels dan is het testament geldig. Het is dus in sommige landen mogelijk om met de hand je testament te schrijven, bijvoorbeeld in Duitsland.
22
Correcties op verwijzingsresultaat Openbare orde – als het buitenlandse recht fundamenteel strijdig is dan kan het buiten toepassing blijven. Renvoi – herverwijzing. Stel er wordt verwezen naar een niet-lidstaat dan moet men dat buitenlandse recht ook onderzoeken en soms gevolg moet toewijzen aan dit buitenlandse recht. Er moet soms buitenlands recht worden geaccepteerd.
HC4B Overeenkomsten Let op: nieuwe docent leest voornamelijk sheets op dus leer vooral de sheets bij deze HC’s! Bronnen Belangrijkste regelingen zijn de EEX-verordening II. Oftewel de Brussel Ibis. Het toepasselijke recht is de Rome I-verordening. Internationale bevoegdheid Er is een groot verschil tussen conflictregels en bevoegdregels. Conflictregels zijn meerzijdig, bevoegdheidsregels zijn eenzijdig. Het is ook niet zo dat de NL rechter altijd bevoegd moet zijn. De meest belangrijkste bevoegdheidsgrond is de woonplaats van de verweerder. Ook de woonplaats van de eiser kan een bevoegdheidsgrond zijn. Je kunt daarnaast denken aan de nationaliteit van de partijen bij het personen en familierecht. Wie kun je niet dagvaarden? De overheid/staat. Het is lastig om een staat voor de rechter te slepen wanneer hij handelt in hoedanigheid van de overheid. Brussel Ibis-Verordening Temporeel: Alle rechtsvorderingen op of na 10 januari 2015 Materieel: Het gaat over burgerlijk en handelszaken. Art. 1 Formeel: Woonplaats verweerder op grondgebied van EU-lidstaat. Art. 4 Erfrecht is uitgesloten en familierecht voornamelijk ook. Als het gaat om een vermogenskwestie dan valt dit binnen het materiële toepassingsgebied. Art. 62 staat dat als het om een natuurlijke persoon gaat dan moet je kijken naar het interne forum. Stel een Nederlander koopt iets van een Griek. De Griek levert en de NL betaald. Het product deugt niet en je wilt je geld terug. Eerst kijken of het EEX van toepassing is. Het is na 10 januari 2015 en het gaat om een verordening. Griekenland is lid van de EU. Volgens art. 62 moet je Grieks recht toepassen voor de vraag om te bepalen of de Griek woonplaats heeft in Griekenland. Dit is lastig en je zult waarschijnlijk advies moeten vragen. Heeft hij interne woonplaats op Grieks grondgebied en heeft hij woonplaats in een EU lidstaat oftewel de verordening is dan van toepassing. Bij art. 62 moet je het interne recht toepassen en bij art. 63 hoeft dit niet en zie je dat er gekeken moet worden naar de vestigingsplaats vermeld in de statuten van de vennootschap. Welke rechter is bevoegd? Je moet beginnen bij de exclusieve bevoegdheidsregels van art. 24. Als het gaat om zakelijke rechten van onroerend goed dan is de rechter van de lidstaat waar de ligging is bevoegd. Dit is een gesloten systeem en je MOET naar de rechters in dit artikel. Dus altijd eerst kijken of het valt onder artikel 24. Vervolgens kijken of er een forumkeuze heeft plaats gevonden van art. 25. Partijen kunnen kiezen om geschillen in de toekomst voor te leggen aan een bepaalde rechter van een lidstaat. Deze forumkeuze is in principe exclusief en partijen hoeven niet in een lidstaat woonachtig te zijn. Het kan ook zijn dat er een stilzwijgende forumkeuze is uitgebracht, dan kom je ook niet toe aan toepassing van andere regels.
23
Is er geen forumkeuze dan kom je toe aan art. 4. Dan is bevoegd de rechter van het land waar de verweerder woont. Alternatieve fora kijk in art. 7. Dit stelsel is naast het stelsel van art. 4. Art 7 moet je zien als een alternatief, het is een extra forum bepaald in het Kalimijnen arrest. Dit artikel moet wel restrictief worden toegepast. Je hebt normaal gesproken een verkoper en een koper. De verkoper levert en de koper betaald. Er zijn dus twee overeenkomsten in dit geval. Je moet dus goed kijken waarover je gaat procederen. Als je gaat procederen over de levering dan moet je kijken waar geleverd had moeten worden en vice versa met betrekking tot betaling. Welk recht is van toepassing? Iedere verbintenis die vrijwillig is aangegaan nemen wij aan dat er een overeenkomst is en dat art. 7 sub 1 van toepassing is. Geldt art. 7 sub 1 voor alle typen overeenkomsten? Het antwoord daarop is ‘nee’. Ten eerste moeten de overeenkomsten vallen binnen het materiele toepassingsgebied van art. 1 (burgerlijke of handelszaak). Ten tweede zijn er uitzonderingen betreffende verzekeringsovereenkomsten, verhuur van (on)roerendgoed, consumentenovereenkomsten en arbeidsovereenkomsten. Voorbeeld Het geval van de Nederlandse koper en Turkse verkoper: de Nederlandse partij gaat naar de Nederlandse rechter om betaling van de koopsom te vorderen. De verweerder zou kunnen stellen dat er helemaal geen overeenkomst is. Allereerst kan het verweer alleen ten gronde worden gevoerd (materiele recht). Dan hoeft de rechter er niets mee te doen want zegt niets over zijn bevoegdheid. Ten tweede kan het verweer worden gevoerd om de bevoegdheid van de Nederlandse rechter te betwisten. Het forum van art. 7 sub 1 wordt meteen van tafel geveegd wanneer er geen overeenkomst is. Dat zou betekenen dat de eiser alleen nog maar naar art. 4 kan gaan. Deze kwestie is aan de orde geweest in het arrest Effer/Kantner. Er werden hier hijskranen in Duitsland verkocht. Effer had een nieuw apparaat uitgevonden en er moest worden vastgesteld of dat apparaat inbreuk maakte op het octrooirecht van de hijskranen. Effer krijgt advies van Hikra. Effer stelt dat er geen overeenkomst was en dus geen forum voor de Duitse rechter. Het Hof: de rechter waarop deze kwestie wordt voorgelegd, moet zelf in staat zijn om te elementen te beoordelen. De rechter moet zelf kijken of er elementen zijn die samen een overeenkomst constitueren. De rechter moet dus, zonodig ambsthalve, op basis van wat er wordt gesteld en welke relevante gegevens er wordt overlegd, bepalen of er een overeenkomst is. Als hij denkt dat er sprake is van een overeenkomst, moet hij art. 7 sub 1 a toepassen. Het enkele verweer dat er geen overeenkomst kan dus NIET het forum van art. 7 sub 1 a tenietdoen! Als de rechter dan het conflictrecht toepast en het materiele recht met zich meebrengt dat er géén overeenkomst is. Wat moet de rechter dan doen? De meest verdedigde opvatting is dat wanneer er in eerste instantie lijkt dat er een overeenkomst is (zoals hierboven), de rechter vervolgens gaat kijken welk recht hij moet toepassen en als hij dan tot de conclusie komt dat er geen overeenkomst is (materieel), dan moet de rechter zich onbevoegd verklaren. Welke verbintenis is bepalend voor art. 7 sub 1? De vervangende verbintenis (bijvoorbeeld de verplichting tot levering) of de verbintenis tot schadevergoeding (omdat er bijvoorbeeld kapotte spullen zijn geleverd)? Op deze vraag geeft het Hof in De Bloos/Bouyer antwoord. Hier bepaalt het Hof dat je de vervangende verbintenis als uitgangspunt moet nemen (?, controleer op sheet/boek). Het kan ook zo zijn dat de ene partij stelt dat er een overeenkomst tot stand is gekomen en de andere partij stelt dat dat niet zo is. Kan je dan naar de rechter om een verklaring voor recht te
24
vorderen (dat er (g)een overeenkomst tot stand is gekomen) en valt dat dan onder art. 7 sub 1 a? De heersende opvatting (arrest Contentus, 2010) is dat als de verklaring van recht betrekking heeft op iets dat als een overeenkomst kan worden gekwalificeerd, de rechter ook bevoegd is. Onderhandelingen in de voorfase Soms zijn partijen heel ver gevorderd in de handelingen. Hoe verder je bent in de onderhandelingen, hoe moeilijker het is om er uit te stappen. Wat als de onderhandelingen in de voorfase worden afgebroken? Zit je dan in de contractuele sfeer (art. 7 sub 1 a) of in de onrechtmatige daadssfeer? Dit is bepaald in het arrest Dakoni (oid, verschijnt nog op Nestor). Het Hof formuleert het volgende criterium: als er sprake is van in de voorfase vrijwillig aangegane verbintenis is, dan is er sprake van art. 7 sub 1 a. Is dat niet zo, dan is er sprake van onrechtmatige daadsrecht. In het laatste geval kun je de bevoegdheid dus niet gronden op art. 7 sub 1 a. Hoe stel je nou e plaats waar de verbintenis die aan de eis ten grondslag ligt vast? Dit heeft het Hof uitgelegd in Tessili/Dunlop. De plaats waar je moet betalen zul je moeten vaststellen aan de hand van enig materieel recht. Het Hof: om de plaats te bepalen, moet je eerst aan de hand van je eigen IPR het toepasselijk recht bepalen (stap 1) en dan aan de hand van het toepasselijk recht bepalen waar de verbintenis moet worden toegepast (stap 2). Als de verbintenis moet worden uitgevoerd in het rechtsgebied van de rechter, dan is de rechter bevoegd. Is dat niet zo, dan is hij onbevoegd. Dit is de hoofdregel. Casus Dit is een uitspraak van 14 april van dit jaar. Het gaat om het bedrijf Spin Pompen tegen de gebroerders Steimel. Spin verkoopt de pompen die gemaakt zijn door Steimel. Steimel zegt de overeenkomst op, maar de overeenkomst loopt nog wel een tijdje door. Spin blijft pompen bestellen bij Steimel maar Steimel weigert te leveren. Vervolgens levert Steimel de pompen wel aan anderen in Nederland en dat is weer in strijd met het alleenverkooprecht. Spin stapt naar de rechter. Brussel Ibis is van toepassing: materieel: handelszaak, formeel en temporeel aan voldaan (uitgebreid behandelen op tentamen). Artikel 63 zegt dat de hoofdvestiging bepaalt waar de woonplaats is. Gebroeders Steimel hebben woonplaats in Duitsland en Duitsland is een lidstaat dus Brussel Ibis is van toepassing. De Nederlandse rechter kan niet bevoegd zijn op basis van art. 4, maar wel op artikel 7 als de overeenkomst in Nederland moet worden uitgevoerd. In dit geval ging het om een distributieovereenkomst. Welke verbintenis wordt er aan de eis ten grondslag gelegd? Volgens het Hof de verplichting van Steimel om de overeenkomst (ook al is het opgezegd) tot het einde van de overeenkomst gestand te doen. Waar moet deze overeenkomst worden uitgevoerd? Dit moet volgens het Hof (Tessili/Dunlop) aan de hand van de twee stappen. Het recht volgens de eigen IPR leidt tot Nederlands recht (het land van de kenmerkende prestatie). Vervolgens bepaalt het Hof aan de hand van het Nederlandse recht waar de overeenkomst moet worden uitgevoerd. Dit is volgens het Hof ook Nederland, dus is de Nederlandse rechter bevoegd (op grond van art. 7 sub 1 a). Spin ging over een distributieovereenkomst. Als het Weens Koopverdrag 1980 van toepassing is dan moet je het recht bepalen aan de hand van de regels van dit verdrag. Dit is inmiddels ingehaald. Komen we later op terug. Stel, de plaats van overeenkomst is WEL bepaald. Dan is de bevoegdheid van de rechter gegeven! Dat is in feite een forumkeuze. Artikel 7 sub 1 b geeft een hulpregel. Als het gaat om levering van roerende lichamelijke zaken is de plaats van uitvoering altijd de plaats waar de zaken volgens de overeenkomst geleverd zijn of geleverd hadden moeten worden. Als er nou niks over de plaats van uitvoering is bepaald, moet je dan weer naar de hoofdregel van art. 7 sub 1 a? Of is dan artikel 7 sub 1 letter c van toepassing? In het Cartriumarrest is bepaald dat het niet nodig is om art. 7 sub 1 a (Tessili/ Dunlop) dan weer toe te passen. Artikel 7 sub 1 c is van toepassing wanneer de plaats waar volgens de overeenkomst levering van de goederen/verstrekking diensten heeft of had moeten
25
plaatsvinden niet in een lidstaat gelegen is; een plaats van uitvoering is afgesproken (tenzij anders overeengekomen). Dus de rechter moet eerst vaststellen wat de plaats is waar volgens de overeenkomst levering (…). En als dit niet kan, dan moet de rechter onderzoeken of er een plaats van uitvoering is afgesproken (tenzij (…)). Tessili/Dunlop komt in het geval van roerende zaken dus niet in aanmerking, behalve als de plaats van uitvoering buiten de lidstaat is gelegen of wanneer een plaats van uitvoering is afgesproken (sub b). Stel, dat er een heleboel verbintenissen uit de overeenkomst voortvloeien in verschillende lidstaten. Hoe kun je dan als rechter je bevoegdheid ontlenen? In Shenavai/Kreischer heeft het Hof bepaald dat dan de belangrijkste verbintenis de bevoegdheid bepaalt. Het kan ook zijn dat er verbintenissen zijn die helemaal geen plaats lokaliseren. Het Hof zegt in Besix/WABAG dat je in zo’n geval artikel 7 sub 1 a helemaal niet kan worden toegepast. Het enige forum dat dan tot je beschikking staat is artikel 4. HC5A Toepasselijk recht Let op: namen van arresten niet in sheets dus kunnen afwijken Consumenten Het moet allereerst gaan om een consument. Maar wat is dit eigenlijk? Een consument is een persoon die iets koopt wat hij niet gaat gebruiken voor zijn beroep of bedrijf. Het gaat om de particuliere eindconsument. Dit is niet diegene die de eindvordering op zich neemt. Ook iemand die meubilair koopt met als bedoeling in de toekomst tandarts te worden en voor de praktijk te gebruiken koopt het beroepsmatig. Het moet echt gaan om een particuliere eindgebruiker. Wat nu als je de ene helft voor de zaak koopt en de andere helft voor privé. Arrest Gruber – Gaat om een Oostenrijkse boer met een vierkante boerderij die vlak tegen de Duitse grens aanligt. Hij wil een nieuw dak. Een deel van het gebouw gebruikt hij voor prive en het andere deel staan machines in. Hij gaat voor een nieuw dak naar Duitsland. Hij vindt daar een bedrijf. Hij krijgt een offerte. Hij vermelde in eerste opzicht niet dat hij landbouwer was maar later doet hij dit wel. De dakpannen worden geleverd en het dak wordt vervangen door hemzelf. De pannen zijn niet in orde want ze hebben verschillende kleuren. Het gaat om 300.000 euro en hij sleept het bedrijf voor de Oostenrijkse rechter. Hij stelt dat hij consument is in de zin van art. 17 EEX en dat hij voor zijn eigen forum mag procederen. Is deze man nu consument of niet? Maakt het uit of de helft voor prive wordt gebruikt en de andere helft niet? Hof is heel duidelijk: artikel beoogt de partij die zwakker is te beschermen. De persoon moet wel de overeenkomst hebben gesloten voor het gebruik in privédoeleinden. Zodra het gedeeltelijk in beroep wordt gekocht dan nog geniet hij geen bescherming onder het consumentenrecht. Dit moet in elk concreet geval worden beoordeeld. In principe als het gemengd is dan is het geen consument. Rechtbank Midden-Nederland 17 augustus 2013 Een twintigjarig model is ontevreden over haar lichaam. Zij ondervindt daarvan psychische klachten, zodanig dat zij besluit een liposuctiebehandeling te ondergaan. Ze gaat vervolgens naar een plastische chirurgie kliniek in Brussel vanwege kosten. Operatie is vervolgens misgegaan waardoor zij lichamelijke schade heeft opgelopen. Zij gaat naar ziekenhuizen voor second opinions, al deze artsen stellen vast dat het onkundig is uitgevoerd. Een nieuwe operatie is eigenlijk onmogelijk waardoor zij blijvende schade heeft opgelopen. Zij wil deze schade vergoed zien. Ze heeft met deze kliniek een behandelingsovereenkomst afgesloten en zegt dat er sprake is van wanprestatie. In dit geval zegt de rechtbank dat deze procedure noodzakelijk was voor haar beroep. We hebben dus te maken met een gewone consument. En dus is de NL rechter bevoegd.
26
Wederpartij Wedepartij moet beroepsmatig handelen. Het gaat dus niet om consumenten onderling. Arrest Colassa – Oostenrijker heeft financiële producten gekocht bij Barclays bank. Obligaties zijn na een aantal jaren niets meer waard en meneer heeft schade. Hij dagvaart vervolgens de bank voor de Oostenrijkse rechter waar hij woont. De producten worden aangeboden via een broker dus niet rechtstreeks. Hof zegt: de wederpartij is niet diegene die het product maakt of bedenkt maar het is diegene via wie de consument het koopt. De bank is dus niet de wederpartij aangezien het niet de directe wederpartij betreft.
Wat voor overeenkomsten? Artikel 17 EEX - Koop/verkoop roerende zaken op afbetaling - Leningen op afbetaling ter zake - Belangrijkste: commerciële of beroepsactiviteiten ontplooid in c.q. gericht op lidstaat woonplaats consument (HvJ EU: Pammer en Hotel Alpenhof) Het is nodig dat de wederpartij zich actief richt op de lidstaat. Bij het rondsturen van folders richt men zich actief op de wederpartij in een bepaalde lidstaat. Arrest Engler – de consument zou een tegoedbon ontvangen die consument weer moest opsturen. Wederpartij zegt dat er niks gekocht is en geen ovk tot stand is gekomen. Is het een vereiste dat er een ovk is gesloten? Hof zei toen van niet maar onder het huidige artikel 17 van de EEX is dat op het moment dat je de toezegging aanvaardt onder een ovk valt en toch onder artikel 17 valt. Rechtsvordering tegen consument Artikel 18 lid 2 – een rechtsvordering tegen een consument kan slechts naar de rechter van de woonplaats van de consument. Consument geniet ook nog bescherming doordat hij kan procederen hetzij in het land van de wederpartij, de artikel 4 rechter, of het land waar de consument zelf woont. Ongeacht de woonplaats van de wederpartij – artikel 18 heeft dus een eigen formeel toepassingsbied. Dat betekent dat de wederpartij ook buiten de EU woonachtig kan zijn. Als je een Apple watch koopt in de VS en je doet dit naar aanleiding van een folder in je brievenbus dan geniet je bescherming van art. 18 lid 1 EEX. Forumkeuze in algemene voorwaarden Art. 19 – zo’n forumkeuze mag maar dit kan alleen als het overeen wordt gekomen na de totstandkoming van het geschil. Er is 1 uitzondering en dat is de situatie als de koper en zowel de verkoper in hetzelfde land wonen en 1 gaat verhuizen. In dat geval is de forumkeuze wel bindend. Het gebruik van internet bij consumentenovereenkomst Arrest Alpenhof en Pammer – Duitse consument boekte een kamer in hotel Alpenhof. Na die paar nachten wil hij de rekening niet betalen want het voldeed niet aan zijn verwachtingen. Het Hotel vordert betaling bij de Oostenrijkse rechter omdat, art. 7 stelt dat de betaling in Oostenrijk moest plaatsvinden en dus kon de bevoegdheid gebaseerd worden op het Oostenrijkse recht. Duitse consument stelt dat hij consument is maar het hotel zegt dat het zich niet actief heeft gericht op Duitse consumenten en dat dus art. 17 niet van toepassing is. Pammer – Oostenrijkse particulier wil graag een reis maken op een boot. Hij boekt bij een Duitse rederij een reis per vrachtschip naar Duitsland. Er zouden faciliteiten op de boot zijn voor een comfortabel verblijf. Dit blijkt niet zo te zijn. Oostenrijker wil zijn geld terug en dagvaart de Duitse rederij voor de Oostenrijkse rechter en stelt dat hij valt onder het consumentenrecht van art. 17 EEX. De rederij heeft een website waarop geboekt kon worden maar stelde dat er niet gericht werd op
27
Duitse consumenten. Hof: Belangrijkste criterium is dat de ondernemer zijn wil tot uitdrukking brengt op zijn website om commerciële handelingen met buitenlandse consumenten aan te gaan. Je moet dus onderzoeken of blijkt dat er handel wordt gedreven met de consument. Het is niet voldoende dat de website toegankelijk is. Het is ook niet van belang dat je adres of mailadres op de website vermeld staat. Ook dit is niet genoeg. Het is ook niet nodig dat de website interactief is. Waar blijkt het richten op buitenlandse consumenten zich nu uit? Denk aan routebeschrijvingen, andere taal of munteenheden, vermelding telefoonnummer met internationaal kengetal, gebruik zoekmachineadvertentiedienst, andere topleveldomeinnaam .com of .eu en verwijzing naar internationale clientèle. Is het nodig om de ovk op afstand te sluiten? Dus is het vereist dat het online geboekt wordt? Arrest Mostafah – Een Oostenrijkse mevrouw die op internet zocht naar een auto. Ze vond een auto op de website van Yusufi Automobile. Vervolgens belt zij en vraagt zij of de auto nog beschikbaar is. Deze auto is net verkocht maar er staat nog een andere. Mevrouw gaat zo snel mogelijk naar Hamburg en koopt de auto. Ze vroeg nog of het uitmaakte dat ze Oostenrijks is. De broers zeggen dat het geen enkel probleem is. Na een week rondrijden doet hij het niet meer en wil zij haar geld terug. Zou zij op grond van de andere regels in het EEX een bevoegde rechter kunnen vinden in Oostenrijk? De EEX is van toepassing (op tentamen uitleggen waarom, formeel etc.). Op grond van art. 4? Niet bevoegd want verweerder woont in Duitsland. Op grond van art. 7? Feitelijke aflevering heeft in Hamburg plaatsgevonden. Oostenrijkse mevrouw heeft maar 1 mogelijkheid en dat is art. 17 EEX. Ze moet dus consument zijn. Er wordt een prejudiciële vraag gesteld aan het HvJ. Hof: het blijkt niet nodig te zijn dat het gaat om een ovk op afstand. Het gaat om het vissen naar consumenten. Dit is voldoende rede om de consument te beschermen volgens art. 17. Het is dus niet vereist dat de ovk op afstand is gesloten. Het gaat dus puur om het richten op de consument in een andere lidstaat. Toepasselijk recht De belangrijkste regeling is de Rome I verordening. Temporeel: art. 28, ovk na 17 december 2009 Materieel: art. 1 Formeel: art. 2 Let op! Eerst nagaan of het Weens Koopverdrag 1980 van toepassing is. Gaat om koop van roerende zaken. Ook gaat het alleen om handelskoop, alleen tussen twee professionele partijen. NOOIT bij consumenten dus. Het formeel toepassingsgebied: het verdrag is van toepassing wanneer de partijen zijn gevestigd in verdragssluitende staten. Dit staat ook wel in de bundel, zijn erg veel landen. Rome I verordening Gemakkelijke verordening, het is een kwestie van goed lezen. Vooropstaat de rechtskeuze bevoegdheid. Indien die er niet is, is artikel 4 van belang. Er zijn bijzondere beschermingsbepalingen voor consumenten, werknemers etc. Rechtskeuze Hoe moet je een rechtskeuze uitbrengen? Dit kun je op twee manieren doen. Expliciete rechtskeuze door het uit te spreken. Art. 3 zegt ook dat het kan blijken uit de bepalingen van de overeenkomst of de omstandigheden van het geval. Het kan dus ook impliciet uitgebracht worden maar dan moet het expliciet blijken uit de bepalingen van de overeenkomst. Als het gaat om een overeenkomst die een standaardcontract is dat door een bepaald rechtstelsel wordt beheerst dan mag men ervan uitgaan dat er een impliciete rechtskeuze inzit. Het kan ook zijn dat partijen vaker overeenkomsten sluiten dan geldt ook de rechtskeuze van de vorige overeenkomst indien dit in latere overeenkomsten niet meer wordt opgenomen. Het gaat uiteindelijk om wat partijen echt hebben gewild dus het hangt af
28
van de concrete omstandigheden. Een rechtskeuze kan ook worden gewijzigd. Wat mag worden gekozen? Voorop staat dat partijen vrij zijn om ieder willekeurig recht aan te wijzen.
HC5B Vervolg verbintenissen uit overeenkomst (vorige HC) en onrechtmatige daad deel I Inleiding Directeur Wang heeft aandelen gekocht in Ado Den Haag. Hij heeft eerst niet betaald en vervolgens een stukje betaald en nu moet hij weer betalen op 18 december, dan is de volgende vergadering van aandeelhouders. Hoe krijgt Ado Den Haag zijn geld? De Nederlander heeft zijn aandelen verkocht aan deze Chinees. De aandelen zijn geleverd. Nederlands recht is van toepassing. Alleen de verplichting van betaling is nog niet volledig aan voldaan. Waar beginnen we als we zouden willen dagvaarden? Je kunt naar NL en naar China. Eerst kijken naar de EEX, materieel en temporeel van toepassing. Maar niet formeel van toepassing aangezien de Chinees geen woonplaats heeft in een lidstaat. Rechtsvordering is dus van toepassing. Artikel 6: de verbintenis moet dan in Nederland worden uitgevoerd maar is dit wel zo? Hiervoor moeten we kijken naar Rome I. Als er een rechtskeuze is uitgebracht voor NL recht dan is dit van toepassing, indien dit niet is uitgebracht moeten we kijken naar art. 4. Lijkt heel erg op artikel 6 van het EEX. Toepassingsgebied Rome I-Vo Eerst nagaan of het Weens Koopverdrag van toepassing is!! Vervolgens kijken we naar de rechtskeuze en indien deze er niet is kijken we naar art. 4. We waren in vorig HC gebleven bij de rechtskeuze. Casus Stel er is een ovk gesloten en in deze ovk zit een rechtskeuze beding. De vraag is of dit beding geldig is? Er zijn drie mogelijkheden. Beoordelen aan de hand van Nederlands recht, lex fori. Tweede optie is kijken naar het gekozen recht en derde optie is kijken naar het recht dat bij geen rechtskeuze van toepassing is. Beoordelen aan de hand van lex fori is niet logisch. Het gekozen recht en de geen rechtskeuze zijn ook niet echt geschikt. Kijken naar art. 10 van het Rome I verdrag. Je moet toch toepassen het gekozen recht. Nu hebben we het probleem met de expliciete en impliciete wilsovereenstemming, dit is namelijk in elk land verschillend. Hiervoor is art. 10 lid 2 in het leven geroepen. De partij heeft twee mogelijkheden namelijk het gekozen recht volgen of zich beroepen op het recht van het land waar zij haar gewone verblijfplaats heeft. Dit speelt vooral bij algemene voorwaarden. Stel een Oostenrijker verkoopt iets aan een Nederlander met daarin het beding dat het Oostenrijkse recht van toepassing is. Hoe bepaal je de geldigheid van de Algemene Voorwaarden? Je begint bij artikel 1, materieel, temporeel en formeel. Het valt dus onder Rome I verordening. Artikel 3 lid 5 toepassen en vervolgens ga je naar art. 10. Je moet aan de hand van het gekozen recht bepalen of de algemene voorwaarden al dan niet zijn overeengekomen. Maar het komt nog veel vaker voor dat partijen allebei algemene voorwaarden hanteren. In dat geval moet je eerst beide rechtskeuzes
29
buiten beschouwing laten aan de hand van art. 4. Aan de hand van dit toepasselijke recht moet je dan bepalen of er wel of geen overeenstemming is. Stel je concludeert dat de voorwaarden van een partij van toestemming is en in deze voorwaarden is een rechtskeuze bepaald dan is ook deze rechtskeuze beslissend. Meestal zit er in deze algemene voorwaarden ook nog een forumkeuze. Ook hier kun je de situatie hebben dat beide partijen algemene voorwaarden hanteren met hun eigen forumkeuzebeding. Art. 25 lid 1 EEX – ander formeeltoepassingsgebied: gerecht van een lidstaat is van toepassing. Er is wel een binnengrens namelijk dat het moet gaan om een internationaal conflict. Materiële geldigheid wordt bepaald door het recht van de lidstaat waar de bevoegd aangewezen rechter zetelt. Als er een forumkeuze is voor de Nederlandse rechter dan bepaalt het Nederlandse recht of deze forumkeuze geldig is. Dit is niet alleen het materiële recht maar met inbegrip van het Nederlandse IPR.
Dit Nederlandse IPR vinden we in de Rome I verordening maar deze verordening zegt dat het niet van toepassing is op forumkeuzebedingen. Artikel 10:154 bepaalt dat ook verbintenissen die buiten het toepassingsgebied vallen toch worden beheerst door Rome I. Je moet dus vaststellen welk recht van toepassing is op het forumkeuze beding en dat moet aan de hand van de rechtskeuze en anders het objectief toepasselijk rechtsgebied. Art. 25 EEX forumkeuze Het moet gaan om een lidstaatrechter en bepaalde rechtsbetrekking. Een forumkeuze is exclusief tenzij partijen bepalen dat een ander er ook mag over oordelen. De woonplaats van partijen is niet van belang. Materiële geldigheid keuzebeding onderworpen aan recht van gekozen rechter, dat is bij ons via art. 154 Rome I verordening. De vorm moet schriftelijk zijn, dit is ook elektronisch. Ten slotte kan het zijn dat er in een bepaalde markt een gewoonte is ontstaan dan geldt de gewoonte ook als vormvoorschrift voor de forumkeuze. Objectieve verwijzingsregel Artikel 4 – indien er geen rechtskeuze is bepaald dan bepaald dit artikel duidelijk welk recht van toepassing is. Zie overeenkomst roerende zaken, onroerend goed etc. Art 11 bevat een formele conflictregel met betrekking tot de vorm van overeenkomsten. Er zijn verschillende vormeisen in verschillende landen. Vormvoorschriften mag je volgens het recht van het land waar je de overeenkomst sluit maar ook het recht van het land dat de inhoud beheerst. Lid 5 bevat een bepaling waarin een uitzondering staat beschreven met betrekking tot onroerend goed. Het lijkt alsof wanneer je een onroerend goed koopt in het buitenland je dat recht moet volgen van dat land. Dit is niet zo, enkel alleen als het dwingend recht het voorschrijft van dat land. Dit is alleen in Zwitserland zo. De Zwitserse wet eist dat je de overeenkomst sluit voor een Zwitserse notaris. Artikel 4 bevat ook een bepaling voor online veilingen. Het is niet duidelijk waar dit plaatsvindt, lid 4 beschrijft dan dat het moet gaan om het nauwst verbonden recht. Van belang is dat wanneer het type overeenkomst niet onder artikel 4 valt, dan is artikel 2 van toepassing en gaat het om de kenmerkende prestatie, dit is niet het betalen van de prijs. Het kan zijn dat het dan weer niet vast te stellen is wie de kenmerkende prestatie levert. Dan moet je het nauwst verbonden recht toepassen. Verder is van belang het derde lid van artikel 4. Het kan zijn dat het recht van een bepaald land nauwer verbonden is, alleen in dat geval is het recht van dat land van toepassing. Onrechtmatige daad Brussel I Bis Temporeel – op of na 1 januari 2015 Materieel – burgerlijke zaak, dus valt binnen het toepassingsgebied
30
Formeel – verweerder moet woonplaats hebben op het gebied van een lidstaat Als de verweerder geen woonplaats heeft op het gebied van een lidstaat moeten we naar rechtsvordering en is Brussel I Bis niet van toepassing. Bevoegdheid volgens art. 4 en art. 7 lid 2. Kan art. 24 nog roet in het eten gooien? Als we als voorbeel nemen het octrooi. Exclusief bevoegd volgens art. 24 is dan het gerecht van de lidstaat waar het octrooi is verzocht. Stel je procedeert in NL en de NL rechter is bevoegd en de wederpartij roept dat je aansprakelijk bent omdat er een inbreuk gemaakt wordt op het octrooi. En Franse verweerder stelt dat het octrooi niet geldig is. Is de Nederlandse rechter dan bevoegd? Dat is in het arrest GaT/LuK beslist.
GaT/LuK Het maakt niet uit in zo’n situatie, de NL rechter kan hierover beslissen. Wat moet de rechter dan doen? Hij kan niet beslissen omdat je eerst moet weten of het octrooi geldig is of niet. De inbreukrechter kan dan het geschil doorverwijzen naar de Franse rechter met betrekking tot de geldigheid. Hij kan ook zeggen dat hij wel oordeel gaat vellen over de inbreuk maar niet over de geldigheid. 24 gaat alleen boven art. 2 en art. 7 indien het gaat om geldigheid van deze rechten genoemd in het artikel. Forumkeuze Gaat voor art. 7 en art. 2. Kun je een forumkeuze uitbrengen als het gaat om een onrechtmatige daad? Het moet gaan om een bepaalde rechtsbetrekking aldus art. 25. Het kan in een clausule in een overeenkomst worden opgenomen. Het moet dan voldoende bepaalbaar zijn waar de onrechtmatige daad betrekking op heeft. CDC/Akzo Nobel – Het ging om een kartel van bedrijven dat onderling afspraken had gemaakt over prijzen voor afnemers van producten in Europa. Dit mag natuurlijk niet. De Commissie kwam erachter en legde een boete op. Alle partijen waarbij teveel in rekening was gebracht kwamen met een claim. Die claims/vorderingen werden opgekocht door CDC. Hoe krijgen de partijen hun geld terug? De volgende vraag was waar er geprocedeerd moest worden. CDC procedeerde bij 1 rechter namelijk de Duitse rechter. Akzo had echter een forumkeuze. Maar gold deze forum keuze ook? Hof: je mag rekening houden met de forumkeuzes met betrekking tot onrechtmatige daad. Echter, als de forumkeuze betrekking heeft op mededingingsafspraken dan mag het ook maar alleen als de wederpartij ermee instemt. Art. 7 lid 2 Een voetbalfeestje in Rome met Feyenoordfans liep uit de hand. Restauratie kostte 2 miljoen euro. De plaats is Rome waar het feit zich heeft voorgedaan. De Nederlandse supporters ontvangen dus een claim op basis van het Italiaanse recht. Hetzelfde geldt indien het gaat om wintersporters. De plek is dan de plaats waar je op wintersport bent. Je kan verder ook procederen op de plek waar het schadebrengende feit zich KAN voordoen. Wat is nu precies een onrechtmatige daad? Het is iedere rechtsvordering die ertoe strekt om een verweerder aansprakelijk te stellen en die geen verband houdt met een verbintenis uit overeenkomst bedoeld als in art. 7 sub 1. Er is een causaal verband vereist en niet vereist is dat de schade daadwerkelijk is ingetreden. Is een verklaring voor recht het bestaan van aansprakelijkheid te ontkennen rechtsgeldig? Valt dit onder artikel 7? Dit is aan de orde geweest in het arrest Folien Fisher – Een bv verkoopt met name spullen in Duitsland. Een Italiaanse onderneming doet precies hetzelfde en verkoopt identieke spullen in Duitsland en dat is in
31
strijd met het octrooirecht dat het bedrijf in Duitsland zou hebben. De Italiaan is met het Duitse bedrijf in gesprek en wil een octrooilicentie hebben. Het Duitse bedrijf wil dat niet en gaat naar de Duitse rechter en verzoekt om een verklaring voor recht dat ze niet verplicht is om de licentie te verlenen. Hof zegt: allereest een verklaring dat je niet aansprakelijk bent is een omkering van de procesverhoudingen. Dat sluit niet uit dat je zo’n verklaring van recht kan krijgen en valt gewoon onder de verordening. Hof zegt dan ook dat art. 7 sub 2 van toepassing is. Kalimijnen arrest In Frankrijg heb je de kalimijnen waarin geboord wordt. Dit komt op een grote berg en gaat in een vrachtauto en gaat dan ergens naartoe. Er zijn allemaal restproducten en deze worden gedumpt in de rivier. De Rijn komt uiteindelijk in Nederland uit en je hebt kwekerijen die teveel zout krijgen in het grondwater. De tomatenteelt lijdt eronder. Het Franse bedrijf wordt voor de NL rechter gedaagd en zeggen ze dat de OD in Nederland heeft plaatsgevonden. Hof heeft twee kiesmogelijkheden bij een meervoudige locus. Handlungsort – waar het zout in de Rijn wordt gegooid. Bewijsvoering is dan makkelijker. Maar je mag ook naar de rechter van het Erfolgsort – daar waar de schade zich openbaart. HC6A Onrechtmatige Daad Deel II Brussel Ibis Toepassingsgebied Formeel – woonplaats verweerder op grondgebied van EU-lidstaat. Indien niet binnen formeel toepassingsgebied dan is de RV van toepassing. Hoofdregel in art. 4 en alternatieve bevoegdheid in art. 7 sub 2: plaats waar het schadebrengende feit zich heeft voorgedaan. In het Kalimijnen arrest is bepaald dat je dit als volgt mag zien – plaats van de gebeurtenis indien er een oorzakelijk verband is. Maar je mag ook procederen waar de schade is opgetreden. Erfolgsort – is de keuze van de verweerder. Handlungsort - Het gerecht van de plaats waar het schadebrengende feit zich heeft voorgedaan of zich dreigt voor te doen. Productaansprakelijkheid art. 7 sub 2 Uitspraak rechtbank Haarlem – een duur paard verwondt zich aan een borstboompen. De hengst moet worden geopereerd en vervolgens revalideren. Het paard wordt ook minder waard. De fokkerij spreekt Hengra aan voor vergoeding van de schade. Deze schade wordt betaald door Delta Lloyd. Delta Lloyd gaat deze schade weer verhalen. Rechten worden gecedereed aan Delta Lloyd. Hengra wordt vervolgens aangesproken. Hengra heeft zelf de borstboompennen weer gekocht van Muhlinghaus. Muhlinghaus is een Duitse partij. De borstboompennen worden in NL in het verkeer gebracht. Delta Lloyd vordert schadevergoeding in Nederland. Muhlinghaus is Duits. Muhlinghaus voert verschillende verweren waarvoor het Duitse recht van toepassing zou moeten zijn. De rechtbank verwijst naar het Kalimijnen arrest en zegt dat de plaats waar de OD heeft plaatsgevonden kan gelden als plaats van bevoegdheid. De rechtbank zegt dat dit de plek is waar het product in het verkeer is gebracht. Dus niet de plek waar het schadeveroorzakende gebeurtenis heeft plaatsgevonden. Dit is Nederland en dus is de rechtbank bevoegd. Wat doe je nu als het product meerdere keren in het verkeer is gebracht? Hof Amsterdam – een chemisch bedrijf heeft een partij zinksulfaat gekocht van een Chinees bedrijf. De partij wordt verscheept naar NL en opgeslagen in NL. Vervolgens wordt een deel van de partij aan een Belgische vennootschap verkocht. China NL België ander vennootschap ander vennootschap. De partij wordt opgehaald bij de fabriek. De plaats van aflevering is in Nederland dus. Eerste Belgische vennootschap maakt er een vormmengsel van. Het product blijkt niet te voldoen aan de eisen. Vervolgens stellen de partijen elkaar allemaal aansprakelijk. Vervolgens wordt een procedure gestart in België. De Nederland wil naar de Nederlandse rechter en vordert een verklaring van recht dat hij niet aansprakelijk is voor de schade tweede Belgische vennootschap. Welke rechters
32
zijn nu bevoegd? Art. 4 zegt de Belgische rechter. Handlungsort zegt waar het product in het verkeer is gebracht. Maar hier is het meerdere keren op verschillende plekken in het verkeer gebracht. Laatste plek was België maar is dit dan de plek waar we rekening mee moeten houden? Of juist de eerste plek? Hof zegt: nee, het gaat niet om de laatste plek waar het in het verkeer is gebracht. Er is namelijk geen verband tussen deze twee bedrijven, de NL en de tweede Belgische vennootschap. Het product is in NL in het verkeer gebracht voor het eerst. Dus voor de NL is het niet relevant dat het later door andere in België in het verkeer is gebracht. Voor het NL bedrijf is alleen van toepassing het NL recht. Art. 7 sub 2 vervolg (alleen maar arresten achter elkaar over het Handlungsort) Het afbreken van onderhandelingen is aan de orde geweest in Tacconi – drie partijen bij betrokken. Tacconi wilde een machine hebben en leasde dit via een leasemaatschappij. Het gaat om de onderhandelingen tussen de leasemaatschappij en HWS. Tacconi is Italiaan en HWS is Duits. BN is ook Italiaans en is de leasemaatschappij. Is het een overeenkomst of een OD? Hof zegt: we hebben vaste rechtspraak in het arrest Peters en we zoeken aansluiting bij het stelsel van de verordening. Een vordering uit OD houdt geen verband met de verbintenis uit de overeenkomst. Dus is er vrijwillig een overeenkomst aangegaan of niet? Is dit niet zo dan zitten we in de sfeer van artikel 7 sub 2 en anders sub 1. Als partijen zeggen we gaan onderhandelen over een contract en we spreken onderling af dat het Italiaanse recht van toepassing is, dan heb je vrijwillig aangegane verbintenissen en zitten we in de sfeer van art. 7 sub 2. Maar wanneer breek je de onderhandelingen onrechtmatig af? HR Bus/Chemconserve – Bus breekt eenzijdig de onderhandelingen af. Chem zegt dat ze al zo ver in de onderhandelingen zitten en eisen een schadevergoeding. Bus zit in Duitsland en Chem in Nederland en Bus zegt dat ze bij de artikel 4 rechter moeten zijn en niet bij art. 7 sub 2. Waar is dan het schadebrengende feit? Bus zegt dat het besluit om af te breken in Duitsland heeft plaatsgevonden en niet in NL. Nee zegt de HR, het Handlungsort is de plek waar de mededeling is ontvangen dat Bus niet verder zou willen, dit is NL. Het criterium van het ontvangen van de mededeling blijft discutabel, dus geen hard criterium. HR 12.10.2001 – Belgische man is overleden en erfgenamen hebben recht op het vermogen. Een deel van dit vermogen bevindt zich in Amsterdam. Dit staat op naam van twee broers en deze broers moeten dit gewoon afgeven. Deze broers weigeren de ABN Amrobank toestemming te geven om het geld aan de erfgenamen te geven. Dit is een omissiedelict. Maar waar is dan de plaats dat ze niets doen? Het Hof heeft hier een oplossing voor en de HR steunt dit. De plaats waar de toestemming zou moeten worden ontvangen om tot afgifte te kunnen leiden, te weten Amsterdam, is de plaats waar de OD plaatsvond. HR 7.12.2001 – Een verkrachting van iemand in Duitsland is het schadebrengende feit. Maar de fysieke aantasting en de psychische aantasting voltrekt zich in Nederland. De vraag is wat is dan het Handlungsort en is er eventueel een Erfolgsort? In dit geval moet het in Duitsland worden gelokaliseerd want daar vond de directe aantasting plaats. Daar heb je namelijk de directe schade. Meervoudige locus – meerdere plekken waar de schade zich voordoet, dit is een verwarrende term die je niet te letterlijk moet nemen. Een fietser fietste in Limburg over de grensweg en naast de grens staan grote bomen. Het stormt en een boom valt op de fietser. Hier heb je dus echt een meervoudig geval maar dit valt er niet onder. HvJ 10.5.2004 DFDS Torline/SEKO – er was schade geleden aan een Deens schip en een staking vanuit Zweden (zie boek voor betere beschrijving van casus want ik mis hier een gedeelte). Het schadebrengende feit is de plaats van waaruit wordt gehandeld. Van waaruit wordt bedacht en in gang wordt gezet. De staking is in gang gezet vanuit Zweden dus Zweden is het Handlungsort. Shevill/Presse Alliance – Shevill is een Brit en Presse is Frans. Het ging om een publicatie in een Frans tijdschrift. Shevill was van mening dat deze publicatie beledigend was. Er stond in dat Shevill deel uitmaakt van een criminele groepering. Shevill vond dat dit beledigend was. Wat is nu het Handlungsort? R.o. 24 – in geval van belediging kan de plaats van de veroorzakende gebeurtenis allen maar de plaats zijn waar de uitgever van de publicatie is gevestigd voor zover de publicatie daar is
33
ontstaan. Het moet daar in omloop zijn gebracht. Erfolgsort: initiële schade Zuid-Chemie/Philippo’s – kunstmestfabriek in Zeeland. Zuid-Chemie is het Nederlandse kunstmestbedrijf en neemt grondstoffen af van Phillippo’s mineralenfabriek in België. Het wordt verwerkt en het blijkt dat de kunstmest is verontreinigd. Er is dus schade opgelopen. Zuid-Chemie moet alle partijen terugnemen en heeft dus schade. Chemie gaat in Middelburg naar de rechter om schade vergoed te krijgen. Is de rechtbank bevoegd? Temporeel: ja, materieel: ja, formeel: ja. In de sfeer van de EEX. Art. 4 plaats verweerder levert geen bevoegdheid op voor de rechter in Middelburg. Misschien art. 7 sub 2 wel? Er wordt eigenlijk niet gesproken over het Handlungsort maar het gaat vooral om het Erfolgsort dus oftewel waar is de schade? Het Handlungsort was België want hier zijn de producten geleverd vanaf de fabriek, dit is dus ook België. Enige wat overblijft is dus de Erfolgsort als mogelijke grond voor NL bevoegdheid. Rechtbank zegt dat is gewoon België en het Hof Den Haag vindt dit ook. De AG vindt het een moeilijke kwestie en er wordt een prejudiciële vraag gesteld. Waar is de directe/initiële schade? Dit is de plaats waar de schade zich concreet voordoet. Waar de schadelijke uitwerking van het product zich voor het eerst manifesteert. Dit is in Nederland omdat het daar wordt gemengd en daar ontstaat het verkeerde product. Het moet wel gaan om het normale gebruik van een product. Het waterstofperoxidekartel Akzo Nobel/ – casus uit vorig college. Grote vraag is natuurlijk waar is het Handlungsort met betrekking tot kartelafspraken? R.o. 50 – plaats waar de mededingingsregeling definitief tot stand is gekomen. Waar is het erfolgsort? Dat is bij ieder van de afnemers/bedrijven die de waterstofperoxide hebben gekocht individueel. Dus bij iedere benadeelde individueel. Het Erfolgsort is dan de plaats waar de benadeelde zijn zetel heeft. Het bundelen van de vorderingen heeft geen zin aangezien elke vordering afzonderlijk bij gerechten in het rechtsgebied moet worden geprocedeerd. Marinari/Lloyd Bank – Meneer Marinari had een bundel order briefjes ingediend bij een Engelse bank en deze bank had dit bij de politie gemeld aangezien het zogenaamd ging om criminele geld. Uiteindelijk werd meneer Marinari van alle rechtsvordering ontslagen en klaagt de Engelse bank aan voor de Italiaanse rechter. Hij stelt schade geleden te hebben en ook dat zijn goede naam is geschaad. Rechter zegt ja dit zal wel maar schade kan niet zijn vermogensschade. Deze kwestie werd aan het HvJ voor gelegd. Hof zegt dat dit juist is en dat het niet iedere plaats kan betreffen waar de gevolgen voelbaar zijn. Het feit dat je gevolgsschade hebt geleden in Italië creëert geen forum in geval van enkele vermogensschade geleden in Engeland. In het arrest Dumez France SA en Tracoba wordt dit nogmaals bevestigd. Kronhofer – In dit geval ging het om Kronhofer woonachtig in Oostenrijk. Kronhofer zegt dat een in Duitsland gevestigde vennootschap hem heeft gebeld en hem heeft gebeld een kooloxi transactie voor aandelen te sluiten zonder hem te waarschuwen voor de risico’s. Kronhofer heeft vervolgens schade van een ton. Er wordt begonnen met procederen in Oostenrijk. Is deze rechter bevoegd? Ja temporeel, materieel en formeel wel. Art. 4 leidt naar Duitsland. Misschien art. 7 sub 2? Waar is het schadebrengende feit? Hier is directe vermogensschade geleden. Hof zegt dat art. 7 sub 2 restrictief uitgelegd moet worden en dat het niet iedere plaats kan betreffen waar gevolgsschade voelbaar kan zijn = het Marinari criterium. In deze situatie zegt het Hof dat je niet weet waar het centrum van het vermogen is en dat dit niet voorzienbaar is, dit is dus te onzeker. Je kunt het criterium van het centrum van het vermogen dus niet hanteren want dit is niet te voorzien voor de gedaagde. Dit neemt niet weg dat je wel degelijk zou kunnen getroffen worden in je vermogen. Vervolg arrest Handlingsort Sheville Sheville – We hebben ook nog het Erfolgsort. Dit is iedere plaats waar gelaedeerde stelt in zijn goede naam te zijn aangetast. Voor ieder van de landen waar de krant is verschenen mag je als gelaedeerde ook naar het gerecht van die landen toe waarin de schade is geleden. Voor de volledige schade mag je naar de woonplaats van verweerder/uitgever. Voor de schade van de publicatie in dat bepaalde
34
land en enkel en alleen voor de schade die je in dat land hebt geleden mag je naar het gerecht van dat bepaalde land. Onrechtmatige daad gepleegd op het internet HvJ 25-10-2011 en C509/09 en C-161/10 – Eerste zaak is meneer X in Duitsland die een moord heeft gepleegd op een acteur maar weer is vrijgekomen. De tegenpartij is een mediabedrijf in Oostenrijk die zijn volledige naam gebruikt in een artikel. Meneer X gaat naar de Duitse rechter. Maar de woonplaats van de verweerder is immers in Oostenrijk. Bevoegdheid Duitse rechter kan alleen maar op grond van art. 7 sub 2. Tweede zaak gaat over een Franse acteur waarvan het portretrecht wordt geschonden op een internetpagina namelijk Sunday mirror. Hij zou een relatie hebben met Kylie Minogue en deze acteur vindt dit een inbreuk op zijn persoonlijke levenssfeer. Hij dagvaart de sunday mirror. Is de Franse rechter eigenlijk wel bevoegd? Art. 4 leidt naar Engeland dus het zou moeten op grond van art. 7 sub 2. Hof gaat terug naar Sheville arrest en dat de gelaedeerde kan naar de plek van de uitgever. Hof komt tot conclusie dat dat hier ook geldt maar dat het via het Internet wel erg lastig te bepalen is. Het is dan lastig voor de gelaedeerde om naar al die verschillende landen toe te gaan om die deelschades te innen. Er is een extra forum toegevoegd: het centrum van de belangen van de gelaedeerde. Het Hof zegt dus met betrekking tot persoonlijkheidsrechten via het internet dat je naar je eigen rechter kunt in je eigen land als slachtoffer. HC6B Onrechtmatige Daad Deel III Inleiding Facebook maakt inbreuk op onze privacy en is gevestigd in de VS. Zou je Facebook kunnen dagvaarden voor de NL rechter? Facebook doet niets op internet, onze gegevens worden niet verspreid op internet. Wat ze wel verkeerd doen is dat ze gegevens niet goed opslaan, daarmee maken ze inbreuk op ons persoonlijkheidsrecht. We beginnen te kijken of het valt onder het Brussel I Bis. Temporeel wel, materieel wel maar formeel het bedrijf zit in de VS dus niet van toepassing formeel. Ze zitten in Ierland dus dat biedt wel perspectief, dan is Brussel I Bis wel van toepassing. Kunnen we dan ook naar Nederland? Dat weten we niet. Handlungsort is Nederland. De inbreuk en de schade vindt in Nederland plaats maar hier is geen jurisprudentie over. Als het niet onder het EEX valt moet je naar rechtsvordering. Wintersteiger arrest Oostenrijkse onderneming Wintersteiger die snowboard machines maakt. Deze machines worden in de hele wereld verhandeld en Wintersteiger is houder van het merkenrecht. Een ander bedrijf zit in Duitsland en produceert ook zulke machines en verkoopt ook toebehoren voor allerlei merken waaronder die van Wintersteiger. Die toebehoren die de Duitsers maken noemen ook de merknaam. Ze hebben hiervoor geen rechten gekregen van Wintersteiger. Dit hoeft ook niet zolang ze alleen binnen de grenzen blijven. Sinds 2008 heeft het Duitse bedrijf zich geregistreerd en het woord Wintersteiger gereserveerd op Google. Deze registratie is beperkt tot het Duitse deel van Google, namelijk Google.de. Als je dan als internetgebruiker het trefwoord intikt dan komt de website van de echte Wintersteiger in de rij. Als je niet oplettend bent kom je op de site met niet originele producten. Maar waar moet Wintersteiger gaan procederen? Temporeel ja, materieel ja, formeel ja. Verweerder zit in Duitsland dus art. 4 helpt niet. Art. 7 sub 2, waar vindt de OD plaats? Wintersteiger zegt ja dit is Oostenrijk. Wintersteiger gaat naar de Oostenrijkse rechter en wil daar procederen omdat de spullen ook feitelijk aangeboden worden in Oostenrijk. Het Duitse bedrijf, products4you, zegt nee dit is niet zo en beroept zich op het consumentenrecht. Hof zegt: art. 7 sub 2 vormt een afwijking van de hoofdregel van art. 4. Rechters van de plaats waar het schadebrengende feit zich heeft voor gedaan zijn ook bevoegd op grond van een nauwe band. Plaats waar het schadebrengende feit doelt op zowel de plaats waar de schade is ingetreden en waar de
35
veroorzakende gebeurtenis heeft plaatsgevonden. Hof zegt in context van het internet dat die persoon de vordering kan indienen waar die persoon het centrum van zijn belangen heeft. Dit bijzondere criterium voldoet ook aan de voorspelbaarheid. Verweerder kan bedenken dat dit ook een forum kan zijn. Dit geldt echt niet indien het gaat om een inbreuk op intellectuele eigendomsrechten. Het gaat in casu om het merkenrecht en dit is een intellectueel eigendomsrecht uiteraard. Een merk is territoriaal en wordt alleen beschermd in Oostenrijk in dit geval. De volgende stap die het Hof neemt is dat hij zegt als het gaat om de bevoegdheid dan moet worden geoordeeld dat het doel van de voorspelbaarheid als het doel van een goede rechtsbedeling. De rechters van het land waarin het merk is ingeschreven zijn het beste in staat om te beoordelen. Je kunt je volledige schade vergoed krijgen bij deze rechter en bij de art. 4 rechter. Dit sluit niet uit dat op basis van het Handlungsort dat er nog een forum beschikbaar is. Voorspelbaarheid speelt hier een grote rol. De veroorzakende gebeurtenis is bij het zoeken naar een trefwoord online het starten door de adverteerder van het technische proces van de advertentie waarbij de advertentie verschijnt. Het gaat dan om de adverteerder en dit is het Duitse bedrijf. Vanuit Duitsland wordt het in gang gezet. Het Handlungsort is de plaats waar de adverteerder is gevestigd, dat is dus Duitsland. Men kan dit voorspellen. Geschillen over inbreuk van een merk kan dus ook in de lidstaat waar de adverteerder is gevestigd. Woonplaats verweerder is hoofdregel dus. Plaats waar verweerder is gevestigd is het Handlungsort. Plek waar de schade is ingetreden is waar het merk is ingeschreven. Pinckney Inbreuk op auteursrecht. Franse componist is vertolker van een aantal liedjes en hij ontdekt dat deze liedjes worden gekopieerd op een CD en dat gebeurd door een in Oostenrijk gevestigd bedrijf genaamd Mediatech, dit bedrijf verkoopt de CD’s aan een bedrijf in de UK. En dit bedrijf biedt ze weer online aan aan iedereen die ze maar wil hebben. Brussel I Bis – temporeel, formeel en materieel van toepassing. Het forum van art. 4 is Oostenrijk. Vervolgens kijken naar art. 7 sub 2. Pickney zei dat hij vanuit Frankrijk de cd’s kon bestellen en dus is de OD ook gericht op Frankrijk. Franse rechter verklaart zich in eerste instantie onbevoegd. Maar uiteindelijk komt het bij de Franse Hoge Raad en worden er vragen gesteld aan het HvJ. HvJ begint weer met de hoofdregel van art. 4 en het alternatieve forum van art. 7 sub 2. Plek van schadebrengende feit bestaat weer uit het nauwe verband. Het gaat hier vooral om de vraag waar de schade intreedt. In Oostenrijk worden de CD’s illegaal geperst. Het Hof zegt weer dat persoonlijkheidsrechten geen beperkte werking hebben zoals bij het merkenrecht. De schade kan alleen maar intreden als het bepaalde recht zou zijn geschonden dat het merk beschermd. Het Hof heeft voor persoonlijkheidsrechten een bepaald criterium ontwikkeld namelijk de rechter van de plaats waar de persoon het centrum van zijn belangen heeft en voor intellectuele eigendomsrechten geldt weer een ander criterium. Het auteursrecht is territoriaal maar het wordt automatisch beschermd in alle lidstaten net als persoonlijkheidsrechten. De rechter is bevoegd van de lidstaat waar de eiser de bescherming van de vermogensrechten inroept. Maar zegt het Hof je hebt een Frans auteursrecht en je kunt hierover procederen in Frankrijk maar alleen met betrekking tot de bescherming in Frankrijk. Dus niet over de gehele EU. Toepasselijk recht Rome II verordening. Temporeel – 11-01-2009 Materieel – alle kwesties die buiten het toepassingsgebied vallen, vallen toch binnen het gebied op grond van art. 10:59 Bw. Formeel – art. 3 zegt is universeel, dus niet kijken of de lidstaat in de EU is. Rechtskeuze art. 14. Indien geen rechtskeuze dan kijken naar het objectief toepasselijk recht. Is dit er ook niet dan kijken we naar art. 4.
36
Rechtskeuze Kan uitdrukkelijk worden gedaan maar kan ook blijken uit de omstandigheden bijvoorbeeld uit de houding van partijen. Er is 1 belangrijke beperking, hij kan alleen maar worden uitgebracht nadat het feit heeft plaatsgevonden. Tenzij er een beding in voorkomt waarin staat welk recht toegepast wordt. Dit beding moet wel vrijelijk zijn overeengekomen. Je wil moet daarop gericht zijn en dit moet ook blijken. Er zijn soms bepaalde voorrangsregels die je niet kunt laten verdwijnen door een bepaalde rechtskeuze. Rechtskeuze is niet mogelijk bij inbreuk op intellectuele eigendomsrechten en oneerlijke mededinging. Welk recht mag je kiezen? Elk willekeurig recht. Hoofdregel Art. 4 – van toepassing is het recht van het land waar de schade zich voordoet ongeacht waar zich de schadeveroorzakende gebeurtenis zich heeft voorgedaan. Alleen de directe of initiële schade. Dus niet de vermogensschade die daarvan het gevolg is. Ook heel erg belangrijk is dat als de schade zich in meerdere landen tegelijk voordoet dan geldt het recht van ieder van die landen, dit is het mozaïek-principe. Bij ommissiedelicten zoals in de lucht en op zee dan werkt dit criterium niet, dit is het locus sine lege. Dit is namelijk een rechteloos gebied, kijk dan naar het tweede en derde lid. Ook bij wintersport heb je directe letselschade, stel diegene kan niet meer werken in het land van herkomst. Dit is vermogensschade. Art. 4 lid 2 zegt dan dat indien de twee personen dezelfde nationaliteit hebben het recht van het land van die nationaliteit dan geldt. Dus de plaats van het intreden van de gevolgen doet er niet meer toe. Als het gaat om een vennootschap kijken we naar art. 23. Er is maar 1 criterium namelijk waar de hoofdvestiging gezeteld is. De gewone verblijfplaats is hetzelfde als in Rome I. Arrest Lazar 10 december 2015 Er is een mevrouw die in Italië woont en heeft de Roemeense nationaliteit. Zij wordt aangereden in Italië waarbij zij overlijdt. Diegene die het gedaan heeft is doorgereden en is ook nooit meer gevonden. In Italië gelden er bijzondere regels met betrekking tot dit feit. Er gaat een garantiefonds gelden, er wordt een verzekeringsmaatschappij aangewezen die dit moet gaan vergoeden. In dit geval was het Allianz Italië. De vordering is ingesteld door de vader van de mevrouw die is overleden. Deze vader woont in Roemenië. Hij heeft Allianz voor de Italiaanse rechter gedagvaard. Maar welk recht moet hierop toegepast worden? Waar doet de schade zich voor? Waar is dus de initiële schade? De Roemeen zegt dat het geen indirecte schade is want in het Italiaanse bw staat dat het gaat om directe schade. Hof zegt dat de begrippen van het Rome II verdrag autonoom moeten worden uitgelegd. Schade is elke vorm die voortvloeit uit een OD. Als het gaat om een verkeersongeval dan moet de directe schade worden vastgesteld waar de schade zich heeft voorgedaan, ook voor de bepaling van de indirecte gevolgen van het ongeval. Je mag dit niet als een afzonderlijke OD bepalen. Je moet naar het eerste feit kijken. Vervolgens kijk je naar het Italiaanse BW. Ook al wordt de schade gevoeld in Roemenië. Volgens het Italiaanse recht heeft de vader recht op een behoorlijke schadevergoeding en dit zal hij dan ook moeten ontvangen. Arrest Holterman/Spies von Büllesheim Het gaat om een NL bv genaamd Holterman. Deze heeft drie dochtervennootschappen in Duitsland. De vennootschap wil een nieuwe directeur. Holterman sluit een ovk met meneer Spies. Spies wordt directeur van de NL BV en neemt ook een aanzienlijk deel van de bv over. Maar het merendeel blijft bij meneer Holterman. Spies wordt ook directeur van de drie dochterondernemingen. Spies gaat aan de slag en dan gaan het mis, er wordt enorme schade veroorzaakt aan het bedrijf. Meneer Spies woonde nog in Duitsland en hij wordt voor de NL rechter gesleept. Er wordt gezegd dat hij ernstige fouten heeft gemaakt als bestuurder. Hij is aansprakelijk op grond van art. 2:9 Bw. Hij is bewust roekeloos geweest. Er komen drie dingen aan de orde. De eerste vraag is of deze man een arbeidsovereenkomst heeft of niet, oftewel is hij werknemer? Hij was natuurlijk ook aandeelhouder. Een werknemer heeft speciale bescherming onder het EEX. Hof noemt het hoofdkenmerk van
37
arbeidsverhouding dat een persoon gedurende een bepaalde tijd voor iemand anders onder diens gezag prestaties verricht tegen beloning, dan hebben we te maken met een arbeidsovereenkomst. Art. 20 en volgende van het EEX gelden voor werknemers. Een belangrijke rol speelt dan de vraag of Spies het vermogen had om de algemene vergadering te beïnvloeden omdat hij ook aandeelhouder was. Als dit zo was dan zou het een teken kunnen zijn dat hij geen werknemer is. De tweede vraag is welk recht is van toepassing op die aanspraken van het onrechtmatige handelen? Is dat onrechtmatig handelen een kwestie van ovk of van OD? Als het een ovk is dan zou de NL rechter bevoegd zijn op grond van art. 5 sub 1 EEX. Als het niet zo is dan zitten we in art. 7 sub 2. En dan is de vraag waar de schade is opgetreden. De plek van schadeveroorzakende gebeurtenis is de plek waar Spier zijn functie heeft verricht, dit is het Handlungsort. Plek van het intreden van de schade is de initiële schade. Dit mag niet elke plaats zijn en moet je beperkt uitleggen. Het Hof zegt niet waar deze gevolgschade zich voordoet dat is aan de NL rechter.
HC7B Let op! College 7A is komen te vervallen vanwege het weer en wordt niet ingehaald, dit is dus het laatste college Brussel I Bis vervolg Art. 8 – indien er meerdere verweerders zijn uit verschillende lidstaten is het mogelijk dit in 1 procedure samen te vatten. Er moet wel een nauwe band bestaan ten tijde van het aanhangig maken. Het gaat wel om een keuze, ter keuze aan de eiser. Het geldt niet als er een forumkeuze is gemaakt, deze gaat altijd boven art. 8. !! Belangrijk arrest Cartel/Peroxide – verboden cartel is vastgesteld door de commissie. Er zouden civielrechtelijke acties volgen. Meerdere verweerders in deze cartel zaak. Een van de verweerders was gevestigd in Duitsland. Kunnen deze partijen door CDC op grond van art. 8 voor de Duitse rechter worden gedaagd? De strekking van de verordening moet altijd autonoom worden uitgelegd. Je moet het aan de hand van de begrippen en doelstelling van de EU uitleggen. De AG zegt dat het bundelen van de verweerders voor de rechters doet goed aan de procesorde. Je voorkomt tegenstrijdige beslissingen. Art. 8 moet beperkt worden uitgelegd. Waarom? Dit komt omdat het een uitzondering op de hoofdregel van art. 4, namelijk woonplaats verweerder. Mag je art. 8 ook gebruiken als het gaat om een verzekerde, consument, werkgever/werknemer? Zie volgend arrest. Glaxosmithkline/Rouard – meneer Rouard trad in dienst bij Franse vennootschap. Hij ging naar verschillende Afrikaanse landen om diensten te verrichten. Na een aantal jaren ging hij naar een andere onderneming in Engeland. Hij werd ontslagen en daagt beide ondernemingen voor de rechter. Hij wil beide ondernemingen voor dezelfde rechter dagen. Beroept zich op art. 6 en art. 8. Kan dit? Er is een apart gedeelte over arbeidsovereenkomsten. Je mag geen gebruik maken van art. 8 doordat dit aparte gedeelte niet verwijst naar art. 8. De toepasselijkheid van art. 8 is uitgesloten bij arbeidsovereenkomsten. Ook niet als werknemer. Als we dat toelaten dan betekent het ook dat het andersom kan gebeuren (werknemers gedaagd voor de rechter) en dit is compleet onwenselijk. Dit geldt overigens ook voor consumentenzaken en verzekeringszaken. Belangrijkste doel van art. 8 is om meerdere procedures en beslissingen te voorkomen. Het moet wel gaan om een feitelijke eenzelfde situatie en het bestaan van eenzelfde situatie rechtens. Wat betekent dit? Feitelijke situatie Rochel/Primus – Primus woont in de VS en is houder van een Europees octrooi. Als je dit aanvraagt
38
valt het uiteen in een bundel van nationale octrooien. Dus voor ieder van de landen krijg een nationaal octrooi. Roche NL maakt inbreuk op het octrooi. Acht andere vennootschappen behorend tot hetzelfde concern maken allemaal inbreuk. Primus daagt de NL vennootschap voor de NL rechter. Is deze bevoegd? Ja materieel, formeel en temporeel. Dus de NL rechter is bevoegd. Primus wilde de acht andere vennootschappen meenemen in zijn dagvaarding, dat scheelt een hoop geld. Kon dit? Hebben we te maken met een zo nauwe band? Feitelijk zelfde situatie en situatie rechtens? Hof: het enkele feit dat er tegenstrijdige uitspraken zouden kunnen komen is niet voldoende. Maar zegt het Hof dat er geen sprake is van dezelfde feitelijke situatie omdat er verschillende nationale octrooien zijn. Verschillende vennootschappen die op verschillende moment inbreuk maken. Dus geen feitelijk zelfde situatie. Dit was ook niet zo geweest als ze hetzelfde beleidsplan hadden gehad. Dit lijkt allemaal heel helder maar vervolgens kregen we een andere uitspraak. Solvay/Honeywell – Solvay is houder Europees octrooi en heeft een vordering tegen Honeywell met al zijn ondernemingen in verschillende landen. Er zijn delen waar op hetzelfde octrooi en in hetzelfde deel een inbreuk wordt gemaakt. Is er nu wel sprake van een feitelijke situatie? In dit geval zegt het Hof dat er wel sprake is van een feitelijk dezelfde situatie. Dezelfde grondslag Freeport/Arnoldsson – onderneming uit Engeland. Bouwt winkelcentra van het type fabriekswinkels, outletcentra etc. Doet dit overal in Europa en heeft ook een project in Zweden. Arnoldsson is erbij betrokken als aannemer en krijgt 6 miljoen pond als hij het project afrondt. Dit geld zou betaald worden door de dochtervennootschap van Freeport die na het afronden van het project eigenaar zou worden. Het eigendom gaat inderdaad over. Arnoldsson vraagt aan de dochtervennootschap om het half miljoen. Arnoldsson dagvaart vervolgens beide partijen. De Zweed roept dit kan niet want de vordering uit de Engelse vennootschap vloeit voort uit een contractbreuk/wanprestatie en tegen de andere partij kan het ook niet omdat het gaat om ongerechtvaardigde verrijking. Hof zegt: dat maakt niet uit of het wel of niet gaat om een verbintenis. Het moet gaan om rechtens dezelfde situatie, de rechtsgrondslag maakt niet uit. Painer/Standard – Painer is werkzaam als fotograaf op kinderdagverblijven. Ze heeft foto’s gemaakt en verkocht maar nooit de rechten van de foto’s aan anderen overgedragen. Ze had foto’s gemaakt van Natasja Kamphuus. Natasja was vermist en autoriteiten hebben haar foto gebruikt om haar te zoeken. Painer wilde de Oostenrijkse en Duitse vennootschappen dagvaarden met een beroep op art. 8. Is dit dezelfde inbreuk feitelijk en rechtens? Hof: regels moeten voorspelbaar zijn en het doel is te vergemakkelijken. Het mag niet zo zijn dat het als enig doel heeft een van de verweerders van zijn natuurlijke rechter af te halen. Rechtsgrondslag is niet de enige relevante factor. Vooral van belang of er gevaar bestaat voor wisselende uitspraken. Beide vennootschappen maken dezelfde inbreuk op dezelfde auteursrechten en dus mag je art. 8 gebruiken. Het is inhoudelijk dezelfde inbreuk. Land Berlin/Sapir – meneer Busse eigenaar van een stuk grond in Oost-Berlijn. Tijdens het nazitijdperk werd hij gedwongen het te verkopen aan een derde en vervolgens werd het onteigend en samengevoegd met een ander stuk grond. Toen werd het bezit van het Land Berlin en de bondsrepubliek. Vervolgens wordt de gerechtigde van 30 jaar geleden opgezocht van het andere stuk land en er wordt een schadevergoeding uitgekeerd aan beide personen. De heer Busse en een meneer uit Israël. Ze keren per ongeluk het bedrag uit van de twee samengevoegde stukken land. Kan op grond van art. 8 ook verweerders worden samengevoegd die geen woonplaats hebben in de EU? Hof zegt: kijk naar art. 8 sub 1 in samenhang met art. 7. Als je de aanhef leest dan zie je dat art. 7 spreekt van een persoon die woonplaats heeft in een lidstaat. Art. 8 moet strikt worden uitgelegd en mag hierin niet worden gelezen dat het ook gaat om verweerders van buiten de unie. CDC/Akzo – CDC is eiser en gaat naar de Duitse rechter. Er werd een schikking getroffen met een van de
39
partijen, dit was de enige Duitse partij, waardoor deze wegviel uit de vordering. Andere partijen waren het er niet mee eens omdat Duitsland geen prettig land is met betrekking tot cartel zaken. Hof zegt: helaas, het moment van indienen van de vordering is beslissend. Op dat moment was de schikking nog niet tot stand gekomen. Het blijkt niet uit de procedure dat het met opzet is gebeurd dus gaat men er vanuit dat het ook niet zo is. Vrijwaring Art. 8 lid 2 – verweerder roept de andere partij in vrijwaring op. Wat is vereist? Vereist is dat de oorspronkelijke vordering en de vordering tot vrijwaren een nauw verband hebben. Art. 8 lid 3 – een tegenvordering kan worden ingesteld, dit moet wel een verordening zijn tot het verkrijgen van een afzonderlijke uitspraak. Het moet wel verknocht zijn aan de oorspronkelijke vordering. Dooh en Milieudefensie/Shell – Shell heeft een grote raffinaderij in Nigeria. Er lekt nogal eens iets waardoor de boeren schade lijden. In deze procedure ging het om een meneer Dooh in Nigeria die een benadeelde boer is. Hij wordt terzijde gestaan door de vereniging milieudefensie. En deze zit in Nederland. Zij dagvaarden Engelse, Nederlandse en Nigeriaanse Shell. Shell stelt dat de dochtervennootschappen op dat moment niet erbij hoorden. Hof: nee dat is niet zo, het kan evengoed wel zo zijn dat je als moedervennootschap aansprakelijk bent. Is er voldoende samenhang? Hof Den Haag zegt: moedervennootschap heeft een belangrijke rol gespeeld. Ook al doet hij iets anders en zijn er dus verschillende rechtsgronden dan maakt dit alsnog niets uit. Dus er kan voor de Nederlandse rechter geprocedeerd worden. Forum arresti Art. 10 Rv verwijst door naar art. 767 Rv. Het vreemdelingenbeslag maak je gebruik van als je geen bevoegdheidsverordening kunt vinden in het Rv. Denk aan een Chinees die een partij goederen laat verschepen naar Rotterdam. Een Italiaanse vennootschap heeft een vordering op de Chinese partij en wil vervolgens beslag leggen. Dit beslag creëert bevoegdheid, en dit kan omdat er geen verdrag is tussen NL en China. WCAM Hof Amsterdam is exclusief bevoegd om op basis van deze wet te oordelen. Het Hof Amsterdam vindt eigenlijk dat het altijd bevoegd is. Erkenning in Aruba en andere delen van Nederland Art. 40 Statuur – erkenning en tenuitvoerlegging van rechterlijke beslissingen kunnen ten uitvoer worden gelegd in Nederland. Het wordt als 1 rechtsgebied gezien. Beslissingen hebben dus dezelfde status. De openbare orde exceptie is niet mogelijk. Erkenning Europese Unie Art. 36 – een in een lidstaat gegeven beslissing wordt in de overige lidstaten erkend zonder vorm van proces. Hier zou je wel de openbare orde exceptie aan kunnen dragen maar je zal er niet veel aan hebben. Erkenning rest van de wereld Art. 431 Rv – een vonnis kan niet worden geëxecuteerd. Wat wel kan is dat je de zaak opnieuw aanhangig maakt. Gazprombank – Een Russisch vonnis moest worden geëxecuteerd worden in Nederland. Als je op grond van art. 431 lid 2 Rv het geding opnieuw aanhangig maakt dan zal de NL rechter zelf bepalen of het gezag toekent aan de buitenlandse beslissing. In principe wordt het erkend indien de
40
bevoegdheid wordt gegrond op internationale bevoegdheidsgronden, bijvoorbeeld bevoegdheid baseren op woonplaats verweerder. Ook moet er een behoorlijke procedure aan vooraf zijn gegaan met voldoende waarborgen zoals hoor en wederhoor. De vordering is in beginsel toewijsbaar indien hieraan voldaan is.
41