Internationaal Privaatrecht HC 1A Inleiding Nieuws van gisteren Brand chemiepark Geleen Het IPR komt hierin naar voren omdat, er niet alleen schade voortvloeit uit Geleen maar deze schade verspreidt zich door wind naar Sittard en de grens van Duitsland. Ook in Duitsland werd alarm geslagen en ook in delen van Duitsland moesten mensen binnen blijven. In de nationale situatie kijkt men naar de schade hiervan, een deel van de schade kan zich ook in Duitsland voordoen. Dan is de vraag: zou deze juridische afhandeling anders aflopen ten aanzien van een Nederlandse gelaedeerde? Maakt het dus uit of je in Sittard gesitueerd bent of in Duitsland? Waar zou je kunnen procederen? Ook de bevoegdheid van de NL rechter in een internationaal geschil staat centraal. Dit zijn typische vragen van IPR. Ook in NL kan het zo zijn dat we een rechtsverhouding niet naar Nederlands recht behandelen maar naar internationaal recht. Dit moeten we dan bekijken aan de hand van het IPR. Praktische zaken Literatuur: twee klappers en wettenbundel IPR. Wettenbundel mag mee naar tentamen. Check OCASYS voor drukken etc. Zie voor het overzicht van de colleges de sheets. Hof van Justitie: Kalimijnen Een fabriek verdient geld doormiddel van een zoutmijn aan de Rijn in Frankrijk. Bij dit proces ontstaan schadelijke stoffen en afvalproducten. Het afval werd in de rivier gedumpt, dit water stroomt natuurlijk verder en ook door Nederland. Tuinders gebruikten het water uit de Rijn om hun gewassen te sproeien. Het zoutgehalte was ontzettend hoog geworden waardoor de gewassen niet goed meer groeiden of zelfs dood gingen. De tuinders leden derhalve schade. Schade die zij graag vergoed wilden hebben van het Franse bedrijf. Hier is dus sprake van grensoverschrijdende schade. Mogen de tuinders gewoon zeggen 6:162, er is schade geleden op grond van OD? Stel nu voor dat de NL rechter bevoegd is en er een veroordelend vonnis wordt gewezen. Hoe dwing je dit af? Je wilt het vonnis tenuitvoerleggen in Frankrijk. Antwoorden Kalimijnen Brussel Ibis-verordening Als je een zaak hebt met een buitenlandse partij moet je in principe naar het land waar jouw wedepartij woonplaats heeft. Zie artikel 4. Artikel 7 sub 2 zegt specifiek toegespitst op het OD. Je mag ook naar de rechter waar het schadebrengende feit zich heeft voorgedaan. Je kunt hier twee plaatsen voor aanwijzen bij Kalimijnen arrest. De plek waar het afval wordt geloosd maar ook de plek waar de tuinders schade leden, namelijk waar de gewassen groeiden. Zij konden dus ook naar de NL rechter stappen. Liposuctie in België Een twintigjarig model is ontevreden over haar lichaam. Zij ondervindt daarvan psychische klachten, zodanig dat zij besluit een liposuctiebehandeling te ondergaan. Ze gaat vervolgens naar een plastische chirurgie kliniek in Brussel vanwege kosten. Operatie is vervolgens misgegaan waardoor zij lichamelijke schade heeft opgelopen. Zij gaat naar ziekenhuizen voor second opinions, al deze artsen stellen vast dat het onkundig is uitgevoerd. Een nieuwe operatie is eigenlijk onmogelijk waardoor zij blijvende schade heeft opgelopen. Zij wil deze schade vergoed zien. Ze heeft met deze kliniek een behandelingsovereenkomst afgesloten en zegt dat er sprake is van wanprestatie.
1
Antwoorden Liposuctie Rome I-Verordening Artikel 4: als je wilt bepalen welk recht van toepassing is moet je kijken wat de kenmerkende prestatie is die is verricht. De prestatie die die partij moet verrichten diens woonplaats bepaalt welk recht van toepassing is. De Belgische kliniek moet de liposuctie uitvoeren, betaling is niet kenmerkend dus het verrichten van de liposuctiebehandeling is kenmerkend. Deze prestatie moest worden verricht door de kliniek en dus is het Belgische recht van toepassing. Artikel 3: Het is aan partijen toegestaan om zelf te bepalen in een overeenkomst welk recht zij van toepassing willen zien op de overeenkomst. Zij kunnen dus zelf afspraken maken. Consumentenovereenkomsten: Aan de ene kant een professionele partij en aan de andere kant een consument. Dat is hier aan de orde. De kliniek is een professionele partij en de cliënte is consument. Artikel 6: Zo’n consumentenovereenkomst vraagt vooral een aparte behandeling indien de kliniek ook in NL bedrijfsactiviteiten ontplooit. Het is dus alleen een consumentenovereenkomst als de kliniek ook in NL bedrijfsactiviteiten bedreef. Dit was het geval aangezien de nazorg in Utrecht plaatsvond. Het recht het land waar de consument woont is dan van toepassing. Het recht van Nederland was dus van toepassing. Welke rechter is nu bevoegd? Brussel Ibis-Verordening Hoofdregel: woonplaats van de wederpartij. Ze moet naar de rechter in België volgens deze hoofdregel. De vestigingsplaats is namelijk in Brussel en niet in Utrecht. Artikel 7 sub 1: specifiek toegespitst op overeenkomst. Dan is ook bevoegd de rechter waar de verbintenis die je aan je eis ten grondslag legt moest worden uitgevoerd. Ook op basis hiervan is alleen de Belgische rechter bevoegd. Artikel 25: Partijen kunnen zelf afspreken welke rechter bevoegd is. Artikel 17-19: Consumentenovereenkomsten. Uitsluitend als de consument een vordering aanhangig maakt is de rechter bevoegd waar de consument woont. De NL rechter is dus bevoegd hier. Huwelijk in Las Vegas: rijdende rechter Een mevrouw was getrouwd in Las Vegas. Ze wilde graag scheiden. Ze kon een echtscheidingsprocedure starten in Nederland aangezien het huwelijk erkend was in Nederland. Is de NL rechter bevoegd om kennis te nemen van het echtscheidingsverzoek? Of moet ze naar Las Vegas? Brussel IIbis-Verordening Wanneer is de rechter bevoegd van een echtscheiding kennis te nemen? Hoofdregel: verblijfplaats van de echtgenoten. Beide echtgenoten woonden dus in NL en kunnen dus een echtscheiding aanvragen. Boek 10:31 BW: Een buiten Nederland gesloten huwelijk dat ingevolge het recht van de staat waar de huwelijksvoltrekking plaatsvond rechtsgeldig is of nadien rechtsgeldig is geworden, wordt als zodanig erkend. Bij de invoering van boek 10 zijn de wetten conflictenrecht opgeheven. Naar welk recht gaat de rechter de echtscheiding beoordelen? Art. 10:56 Bw – de NL rechter die bevoegd is om kennis te nemen van een echtscheidingsverzoek past het NL recht toe. Toepasselijk recht op het huwelijksvermogensrecht? Oftewel in gemeenschap van goederen of niet, ook het NL recht is van toepassing. Wat is IPR? Het bestaat klassiek uit drie onderdelen - Het internationaal bevoegdheidsrecht - Het conflictenrecht: de vraag naar het toepasselijk recht - Erkennings- en tenuitvoerleggingsrecht: onder welke voorwaarden een buitenlandse rechterlijke beslissing tenuitvoergelegd kan worden. Onderdeel 1 en 3: formeel IPR Onderdeel 2: materieel IPR
2
Conflictenrecht Doel: wegnemen belemmeringen internationaal rechtsverkeer. Wanneer hebben we dit conflictenrecht eigenlijk nodig? Twee voorwaarden - Op het moment dat het NL recht en bijvoorbeeld het Duitse recht exact gelijk zouden zijn zouden we geen IPR recht nodig zijn. Maar omdat het dus zo verschilt is er behoefte aan IPR = rechtsverscheidenheid - Als iedereen zich binnen de landsgrenzen zou bewegen zou ook geen IPR nodig zijn =grensoverschrijdend rechtsverkeer. Het IPR is geen internationaal recht maar nationaal recht voor internationale gevallen. Het slaat dus niet op het type recht maar op het type casusposities. Er bestaat dus zoiets als het Nederlandse internationaal privaatrecht. Het Duitse internationale privaatrecht wijkt dus af van het Nederlandse internationaal privaatrecht. Het is wel van belang dat de IPR regels worden geharmoniseerd, immers anders krijg je in alle landen verschillende regels. Het IPR lost het geschil niet op, het is alleen een hulpmiddel om uit te komen bij geschilbeslechting. Het gaat dus om verwijzingsregels. Het IPR verwijst dus naar een bepaald rechtsstelsel. Zonder de regels van IPR kom je er niet, het is dus een eerste stap om tot een oplossing te komen in een geschil. Het kan dus zijn dat de NL rechter bevoegd is maar volgens buitenlands recht het geschil moet beslechten. Waar vinden we de IPR regels In verschillende verordeningen en verdagen van de EU. Verordeningen zijn rechtstreeks toepasselijk. Op het gebied van verdragen kunnen wij zelf als land beslissen om daar partij van te worden. Daarnaast is de NL wet van toepassing: met name boek 10 Bw ten opzichte van het materiele IPR. Wetboek van burgerlijke rechtsvordering is van toepassing op het formele IPR, vooral de eerste veertien artikelen. Er zit een hiërarchie in deze bronnen. Verdragsregelingen gaat altijd voor op basis van de grondwet. Als laatste bron is er uiteraard de rechtspraak. Ook het Hof van Justitie speelt hier een grote rol in, niet alleen de NL rechter dus. HC1B Het Conflictenrecht Inleiding Slachtoffers van Roemeense discotheek overgebracht naar het Martini Ziekenhuis. Een behandelingsovereenkomst gesloten, maar welk recht beheerst deze overeenkomst? Het is vergelijkbaar met de casus uit het vorige college, namelijk die van de liposuctie. Het gaat wel om een andere situatie, namelijk niet om het consumentenrecht. De patiënt is ook diegene die de grens is overgegaan. We zitten dus in de algemene overeenkomstensfeer. Welke partij verricht de kenmerkende prestatie? Dat is het ziekenhuis. In dit geval wordt de overeenkomst beheerst door het NL recht. Geschiedenis van het IPR Wanneer heb je behoefte aan het IPR? Er moet ten eerste een grensoverschrijdend element zijn en ten tweede rechtsverscheidenheid. Grondslag: Waarom buitenlands recht toepassen? In de loop van de geschiedenis wordt deze vraag telkens anders beantwoord. Methode: Welk buitenlands recht is toepasbaar? Hoe bepaal je dat en wanneer pas je het toe? Eerste IPR-theorie: Statutenleer. Uitgangspunt: de eigen interne rechtsregel. Stel onderdaan X in stadsstaat A verhuist naar stadsstaat B. Wat is nu de reikwijdte van de rechtsregels? Er wordt dus naar ruimtelijk toepassingsgebied gezocht. Kunnen onze eigen regels toegepast worden op vreemdelingen? En omgekeerd, gelden onze wetten voor onze eigen onderdanen die inmiddels op het grondgebied van andere stadsstaat bevinden. Je moet de statutenleer niet als vastomlijnde leer
3
zien. Men deelde het eigen recht in in verschillende regels. Het recht werd in klassen verdeeld. En bij elke klasse hoorde een andere reikwijdte van het toepassingsgebied. Dit werden statuta genoemd. Statuta personalia voor het personenrecht bijvoorbeeld. We kijken niet naar de rechtsverhouding zelf maar naar de reikwijdte van onze eigen regels. Von Savigny – voor iedere categorie van rechtsverhouding in abstracto bepalen waar het thuis hoort. Bijvoorbeeld het land van de leverancier bij het koopovereenkomstenrecht. In de categorie onrechtmatige daad het land waar de onrechtmatige daad heeft plaatsgevonden. Niet het eigen recht is het uitgangspunt maar hij kijkt neutraal naar andere rechtstelsels. Conflictenrecht verandert van afbakeningsrecht naar verwijzingsrecht. Er wordt verwezen naar een bepaald rechtsstelsel. Hoogste doel: beslissingsharmonie. Tussen landen wordt hetzelfde systeem toegepast, dit was het ultieme doel van Von Savigny. Structuur verwijzingsregels Verwijzingscategorie: Onderwerp Aanknopingsfactor: Norm, aspect van de rechtsverhouding waarbij het toepasselijke recht wordt aangeknoopt. Het gevolg van de regel is dat je uitkomt bij het toepasselijke rechtsstelsel. We hebben een NL-wijnhandelaar die zijn wijn betrekt in Frankrijk. Hij sluit een overeenkomst met de Franse wijnboer. De flessen wijn bevatten allemaal kurk, er is iets misgegaan in het proces in Frankrijk. De NL-wijnhandelaar wil zijn schade vergoed zien. Wat moet er nu gebeuren? Eerst kijken of er een overeenkomst is gesloten, die is er. Er is een conflictregel nodig aangezien niet duidelijk is wel recht van toepassing is. We kijken vervolgens in een Europese verordening. Rome I verordening – artikel 1 de verordening is van toepassing op overeenkomsten met een internationaal karakter. Artikel 28 alleen van toepassing op overeenkomsten na een bepaalde datum (staat in het artikel). Artikel 4 lid 1 sub a – het land waar de verkoper zijn gewone verblijfplaats heeft. Het gaat om een koopovereenkomst roerende zaken. De aanknopingsfactor is het land waar de verkoper zijn gewone verblijfplaats heeft. Dit leidt tot de toepasselijkheid van het recht van dat land. De overeenkomst wordt dus beheerst door het Franse recht in deze casus. Soorten conflictregels Meerzijdige conflictregel – conflictregel die zowel ziet op toepassing van eigen nationaal recht als op toepassing van buitenlands recht. Een verwijzingsregel die soms wijst naar het nationale recht en soms naar het buitenlandse recht. Eenzijdige conflictregel – zegt alleen wanneer het Nederlandse recht van toepassing is. Dit is dus meer een afbakeningsregel dan een verwijzingsregel. Een voorbeeld is art. 10:149 BW. De eenzijdige conflictregel is beperkt tot wanneer het Nederlandse recht van toepassing is, maar zegt niet welk recht er dan van toepassing is. Een bijzondere categorie is de scope rule – een regel die alleen een afdeling of een titel in het Nederlandse recht bestrijkt. Art. 6:247 BW is een voorbeeld waarin het specifiek gaat om consumentenovereenkomsten. Materieel/Zelfstandige conflictregels – biedt zelf de oplossing van het geschil. Er wordt niet verwezen naar een rechtsstelsel waarin de oplossing gezocht moet worden maar de conflictregel biedt zelf de oplossing. Casus in sheet – erfrechtelijke vraag. In de erfrechtverordening kijken, is nog een nieuwe verordening. Art. 21 zegt dat in principe van toepassing is het land waarin de erflater zijn laatste woon en verblijfplaats heeft. Aanknopingsfactor is dus de laatste woon en verblijfplaats. In beginsel wordt de nalatenschap van beide beheerst door het Duitse recht. Art. 22 zegt dat je in je testament zelf mag bepalen welk recht van toepassing is. Op de nalatenschap van Karla is dus NL recht van toepassing. Art. 21 is een meerzijdige conflictregel. Materiele conflictregel in art. 32 – tegelijk overleden door auto-ongeluk. In een geval waarin we niet weten wie eerder is overleden nemen we aan dat ze niet van elkaar kunnen erven.
4
Kwalificatie Je moet de theorie van Von Savigny zien als een archiefkast. Op de laadjes staan de verschillende rechtsgebieden. Maar hoe bepaal je welk laadje je moet opentrekken? Oftewel wanneer is iets van toepassing als onrechtmatige daad en wanneer als overeenkomst? Dit is het leerstuk van de kwalificatie. Tot welke verwijzingscategorie wordt een bepaalde rechtsverhouding gerekend? Voorbeeld: Turkse meneer woont al een lange tijd in NL. Hij wil de echtelijke woning verkopen. Is toestemming nodig van de echtgenote die ook in dat huis woont? Welk laadje moet je hier opentrekken. Is dit een kwestie die valt onder het huwelijksvermogensrecht? Of is het eerder huwelijksgevolgenrecht. Dit is een andere verwijzingscategorie in het IPR. Lex Causae theorie – je moet aan de hand van het toepasselijke recht bepalen tot welke verwijzingscategorie de rechtsbetrekking wordt gerekend. Probleem is hier dat je niet weet wat het toepasselijke recht is. Rechtsvergelijkende methode – je moet verschillende rechtsstelsels met elkaar vergelijken. Dit heeft als nadeel dat het onwijs veel werk is. Het kan tevens in het ene geval anders uitpakken dan in het andere geval. Lex Fori is de heersende leer – we kwalificeren volgens ons eigen recht. In ons geval het Nederlandse recht is van doorslaggevende betekenis voor het kwalificeren van de rechtsverhouding. Nadeel hiervan is dat het problemen oplevert met recht dat wij niet kennen in Nederland. Internationale echtscheiding Wanneer is de NL rechter bevoegd om van een verzoek tot echtscheiding kennis te nemen? Als de Nederlandse rechter bevoegd is, welk recht moet hij daarop dan toepassen? Wanneer wordt een in het buitenland tot stand gekomen scheiding erkent in Nederland? Casus op sheet: Zweedse man en NL vrouw zijn gehuwd en wonen in Zweden. Ze krijgen 2 kinderen. Na aantal jaren krijgt V heimwee een keert, met de kinderen, terug naar NL. Als M niet meegaat, start V een procedure in NL. Ze vraagt: - Ontbinding van het huwelijk (echtscheidingsrecht) - Verdeling van de huwelijksgemeenschap (huwelijksvermogensrecht) - Vaststelling van het hoofdverblijf van de kinderen bij haar in NL (ouderlijke verantwoordelijkheid) - Vaststelling van een onderhoudsbijdrage, zowel voor zichzelf als voor de kinderen (alimentatie) Kwalificeren aan de hand van het NL recht. Iedere vraag moet apart worden gekwalificeerd. Wordt het huwelijk wel erkent in NL? Voordat je aan de echtscheiding toekomt moet eerst deze voorvraag beantwoord worden. Je kunt hier twee verschillende theorieën aanhangen. De leer van de afhankelijke aanknoping – je moet de voorvraag beantwoorden volgens de IPR regels van het recht van het land die op de hoofdvraag van toepassing is. Zelfstandige aanknoping – we passen alleen het Nederlandse IPR toe. Het maakt niet uit of het gaat om een hoofdvraag. Dit is de heersende leer zo staat in art. 10:4. Welk recht is nu van toepassing op de echtscheiding? Art. 10:56 – Nederlands recht (lex fori).
5
HC2A LET OP! SHEETS WERKTEN NIET TIJDENS COLLEGE Inleiding Sneijerd heeft NL nationaliteit. Yolanthe de Spaanse en Nederlandse nationaliteit. Ze wonen in Turkije. Welk recht beheerst de vraag naar de achternaam van hun zoon? Door geboorte zal een geslachtsnaam vastgesteld moeten worden. Voornamen kunnen zelf gekozen worden maar achternamen niet. In de tweede helft van het college komen we hierop terug. Terugkoppeling naar vorig college Casus – Casus op sheet: Zweedse man en NL vrouw zijn gehuwd en wonen in Zweden. Ze krijgen 2 kinderen. Na aantal jaren krijgt V heimwee een keert, met de kinderen, terug naar NL. Als M niet meegaat, start V een procedure in NL. Ze vraagt: - Ontbinding van het huwelijk (echtscheidingsrecht) - Verdeling van de huwelijksgemeenschap (huwelijksvermogensrecht) - Vaststelling van het hoofdverblijf van de kinderen bij haar in NL (ouderlijke verantwoordelijkheid) - Vaststelling van een onderhoudsbijdrage, zowel voor zichzelf als voor de kinderen Welk recht is nu van toepassing op de echtscheiding? Art. 10:56 – Nederlands recht (lex fori). Art. 10:1 Bw – bepalingen gelden alleen maar als geen hogere regeling van toepassing is. Dus alleen als er geen verdragsregeling of Europese verordening geldt. Dit is bepaald door de grondwet, art. 93 en 94 Gw. Soms staan er verwijzingen naar verdragen in boek 10, bijvoorbeeld art. 90. Dit zijn zogenaamde reminder bepalingen. Deze bepalingen herinneren je eraan dat er zo’n hogere regeling is. Boek 10 kan niet bepalen dat het verdrag buiten toepassing wordt verklaard. Verdragen zijn dus altijd van toepassing ongeacht wat boek 10 zegt. Het is dus puur een herinnering. Soms kloppen de reminder bepalingen ook niet dus laat je vooral niet verwarren door deze bepalingen! Bij het echtscheidingsrecht is geen hogere regeling van toepassing. Louter art. 56 is dus van toepassing. Het wordt dus enkel en alleen bepaald door het Nederlands recht. Het tweede lid zegt echt wanneer het buitenlandse recht van toepassing is. Namelijk indien partijen die beiden een buitenlandse nationaliteit bezitten, kunnen verzoeken om dat buitenlandse recht toe te passen. Dit kan dus alleen als zij beide toestemming geven. Het kan heel soms met toestemming van 1 echtgenoot, mits voldaan aan aanvullende voorwaarden. Er moet dan geen verweer worden gevoerd door andere echtgenoot, maar zelfs indien er verweer wordt gepleegd kan er nog met toestemming van 1 echtgenoot het buitenlandse recht worden toegepast mits er een nauwe verbondenheid bestaat met het land van afkomst. Sommige landen erkennen namelijk alleen een echtscheiding indien het recht van dat land toegepast wordt. Het begunstigingsbeginsel Deze regel dient ervoor dat de echtscheiding daadwerkelijk uitgesproken kan worden. Aan de regel van echtscheiding ligt niet nauwste verbondenheid maar het begunstigingsbeginsel. Art. 56 geldt ook voor ontbinding van homoseksuele huwelijken. Erkenningsregeling Terugkomend op de casus van het zweedse koppel. Mevrouw heeft geen Zweedse nationaliteit dus geen Zweeds recht van toepassing. NL rechter zal altijd NL recht toepassen. Zal dit worden erkend in Zweden? Dit is een vraag van Zweeds IPR. Stel dat het andersom zou zijn. Zou een echtscheidingsbeslissing uit Zweden in NL worden erkend? Dan zien we dat ten aanzien van erkenning van buitenlandse echtscheidingen dat er twee systemen naast elkaar bestaan. Brusselse verordening en regeling van boek 10. Brusselse II bis. Deze verordening gaat over de echtscheiding en de ouderlijke verantwoordelijkheid. Ten aanzien van beide onderwerpen wordt alleen de bevoegdheid van de rechter en de erkenning en tenuitvoerlegging geregeld. Het gaat dus niet over
6
het toepasselijk recht. Erkenningsregeling is alleen van toepassing als de beslissing afkomstig is uit een andere lidstaat. Erkenningsregel art. 21 – zonder vorm van proces wordt een buitenlandse echtscheidingsbeslissing erkend. Uitgangspunt is dus dat we erkennen. Hoe gaan we om met echtscheidingsbeslissingen uit andere lidstaten? Art. 10:57 Bw – dit artikel lijkt gewoon te gaan over alle echtscheidingen uit alle landen maar de verordening uit Brussel heeft altijd voorrang! Je kan dit afleiden uit het artikel dat het eigenlijk gaat om andere lidstaten dan die aangesloten bij de verordening uit Brussel. Het moet gaan om een echtscheiding uitgesproken door een rechterlijke autoriteit. De verstoting, het enkele aantonen van een ontwrichting in een huwelijk, is niet voldoende dus. Eerste toets is kijken of het afkomstig is uit de EU? Volgende toets is het kijken of het gaat om een rechterlijke verklaring, zo ja dan kijken naar art. 57 en zo nee dan kijken naar art. 58. Uitspraak Man en vrouw bezitten allebei Turkse en Nederlandse nationaliteit. Zijn in 2005 in Marokko in het huwelijk getreden. Er zijn 3 kinderen geboren. Ze hebben altijd in Nederland gewoond. Op het moment van deze procedure woont mevrouw in NL en meneer woont in Zwitserland. Uitspraak zegt: Man heeft kinderen naar NL recht erkend. Het gaat dus om de erkenning van de kinderen. Dit heeft dus niet met echtscheidingsrecht te maken. Wanneer zou je dit kind kunnen erkennen? Kennelijk kon dit naar NL recht volgens de uitspraak. Deze regeling vinden we alleen in art. 10:95 Bw. Of je een kind kan erkennen bepaalt door het recht van de nationaliteit van de erkenner. We zien dat het recht dat het meest gunstige is wordt toegepast. De regeling geeft nog een aantal andere opties tot erkenning. Er zijn allemaal alternatieve rechtsregels beschikbaar dus zodat erkenning altijd plaats kan vinden. Terug naar de erkenning van de echtscheiding – man heeft echtscheidingsverzoek aangevraagd. Marokkaanse recht erkent duurzame ontwrichting. Echtscheidingsverzoek in Marokko is toegekend. Vrouw heeft opnieuw een echtscheidingsverzoek aangevraagd. Maar erkennen we deze echtscheiding niet gewoon? De procedure in Marokko is volgens mevrouw niet goed verlopen, geen behoorlijke rechtspleging. De procedure ging in het Arabisch terwijl Mevrouw dit niet kon verstaan. Het recht op de tolk werd haar ontzegd. Meneer stelt daartegenover dat mevrouw een advocaat had en dat deze alles heeft toegelicht. Hof verwijst naar art. 10:57. Uitgesproken door rechter en andere lidstaat. Een ontbinding wordt erkend indien het uitgesproken is door een rechter. Dit is alleen anders indien de buitenlandse beslissing kennelijk onverenigbaar is met de Nederlandse openbare orde. Zie art. 10:59 Bw. Indien het in strijd is met waarden en normen die fundamenteel worden beschouwd. Het gaat erom of de rechter naar algemene normen bevoegd kan zijn, het gaat dus niet om of de rechter de regels van zijn eigen IPR heeft toegepast. Was er voldoende verbondenheid van de casuspositie om de Marokkaanse rechter bevoegd te achten? Hof zegt dat dit zo was, echtgenoten hadden gemeenschappelijke nationaliteit. Hof zegt: het is algemeen aanvaardbaar dat de rechter de echtscheiding van zijn eigen onderdanen uitspreekt. Voldoende grond om rechtsmacht aan te tonen in Marokko. Mevrouw was de Arabische taal niet machtig. Hof zegt toch dat ze haar mening heeft kunnen geven, ze was namelijk ook in hoger beroep gegaan. Het Marokkaanse recht geeft plaats voor verzoening, mevrouw was het dus ook hier niet mee eens dat deze procedure niet gevolgd was. Ook dit gaat niet op. Kortom: art. 57 en 59 staan niet in de weg aan, sterker nog schrijven voor dat we de echtscheiding erkennen. Mevrouw moet niet ontvankelijk worden verklaard. Art. 57 lid 2 – zelfs als niet voldaan is aan de criteria uit lid 1 kan alsnog erkend worden als de andere echtgenoot zich heeft neergelegd bij de buitenlandse beslissing. Erkenning achterwege blijven bij openbare orde Art. 6:10 – Als buitenlands recht toegepast moet worden maar dat de plicht niet zo ver gaat dat het ook zouden toepassen indien er strijd is met de openbare orde. Wat is openbare orde? Fundamentele normen en waarden uit de NL rechtsorde. Je kunt dan bijvoorbeeld aan het Sharia testament. Mannelijke erfgenamen krijgen dan twee keer zo’n grote erfenis dan vrouwen, dit is discriminatie op grond van sekse. Ander voorbeeld is dat van de polygamie.
7
Het buitenlandse recht wordt eigenlijk door twee schillen omgeven: de buitengrens en de binnengrens. Dit zijn beide grenzen van de openbare orde. Als je tot de conclusie zou willen komen dat je het buitenlandse recht wil toepassen, moet je door beide grenzen heen voordat het buitenlandse recht toepassing kan vinden. De buitenste schil is een absolute grens. Ongeacht de specifieke omstandigheden van het geval, wordt het buitenlandse recht niet toegepast. Het buitenlandse recht is inhoudelijk strijdig met onze fundamentele normen en waarden. Het ligt soms wat genuanceerder. In bepaalde gevallen kan het strijdig zijn. We stuiten dan niet op de buitengrens maar wel op de binnengrens. Bij de binnengrens gaat het om de gevolgen van toepassing van het buitenlandse recht en dat deze misschien in strijd zijn met de Nederlandse openbare orde. Is de betrokkenheid van NL groter dan is er sneller sprake van strijdigheid. Als je afstuit op de buiten of binnengrens dan is de regeling dus strijdig en passen we geen buitenlands recht toe. Je moet het buitenlandse recht zoveel mogelijk wel toepassen en waar een regel dan afstuit op de NL openbare orde, vul je die leemte op aan de hand van het eigen recht. Openbare orde exceptie mag je niet te ruim opvatten. Er is alleen ruimte voor de openbare orde exceptie indien fundamentele waarden en normen worden geschonden. Terughoudendheid is geboden. Polygamie Heeft te maken met de erkenning van het buitenlandse huwelijk. Art. 10:31 en art. 10:32 – art 31 bevat de regeling die we meerdere malen hebben gezien. Art. 32 spreekt over weigering van erkenning op grond van het openbare orde. Wet tegengaan huwelijksdwang treedt in werking op 5 december van dit jaar. Art. 32 wordt daardoor aangepast. Staat dus ook nog niet in de bundel. Deze regels worden verstrekt op het tentamen indien van toepassing. Zie voor exacte aanpassing de sheets. Polygamie stuit niet af op de buitengrens criteria. Maar op grond van de binnengrens kunnen problemen ontstaan. We erkennen polygamie dus niet indien de partner NL was. Als het tweede huwelijk nauwe banden had met NL dan zeggen we die nauwe banden maken dat polygamie strijdig is met de NL openbare orde. Iedere IPR regeling biedt de mogelijkheid tot een openbare orde exceptie. Ambsthalve toepassing Art. 10:2: de rechter moet ambtshalve toetsen bij een grensoverschrijdende casus bekijken welk recht van toepassing is.
8
HC2B Naam en huwelijksvermogensrecht Let op! Enkel het eerste deel van college aanwezig, tweede deel volgt later Naam Nederland is partij bij het Verdrag van München 1980. Dit verdrag gaat over het toepasselijk recht bij vaststelling van de naam. Het verdrag gaat voor, maar de regels zijn herhaald en uitgewerkt in art. 10:18-26 BW. De nationaliteit is beslissend. Onder dat nationale recht wordt mede begrepen het internationale privaatrecht. We knopen hierbij aan bij het Franse woord van vorige week. Het gaat dus om het buitenlandse materiele recht en het buitenlandse IPR. Dit is uitgesplitst in art. 19 en 20 (20 gaat specifiek over het vaststellen van de naam van een Nederlander). Hier wordt ook aangeknoopt bij de nationaliteit (Nederlands), maar (…). Let ook op art. 19 lid 2. Kortom: de nationaliteit staat heel erg centraal bij de naam. De regels van boek 10 worden mede ingekleurd door een aantal rechterlijke uitspraken. Het eerste arrest is Garcia Avello (HvJ 2 oktober 2003, C-148/02). Het gaat hier om meneer Carlos Carcia Avello (Spaanse nationaliteit) en mevrouw Isabelle Weber (Belgische nationaliteit). Ze zijn gehuwd in 1986 en hebben twee kinderen gekregen. De kinderen hebben een Belgische en een Spaanse nationaliteit. Ze wonen in Belgie en overeenkomstig met het Belgische recht is de naam van de kinderen vastgesteld. Ze hebben dus de naam van de vader gekregen (Garcia Avello). Beide ouders hebben een verzoek tot een andere achternaam ingediend: Garcia Weber (een combinatie van beide achternamen, conform het Spaanse recht). Het verzoek wordt in eerste instantie afgewezen. Elk verzoek dat ertoe gestrekt dat de naam van de moeder aan de naam van de vader wordt toegevoegd is naar Belgisch recht niet mogelijk en wordt afgewezen. Er worden hierop prejudiciële vragen aan het Hof gesteld: kan je een voorkeur geven aan een bepaald recht en dat recht toepassen (naar het Spaanse recht mocht de dubbele achternaam namelijk wel)? Het Hof zegt dat naar het nondiscriminatiebeginsel gelijke gevallen gelijk behandeld moeten worden, en ongelijke gevallen ongelijk. De Belgische rechter zegt dat er helemaal geen sprake is van discriminatie. Belgische kinderen mogen immers ook alleen de achternaam van de vader krijgen. Maar het Hof zegt dat er hier niet om een gelijk geval gaat, de kinderen van Isabelle en Carlos hebben immers een dubbele nationaliteit. Alles afwegende brengt het non-discriminatiebeginsel met zich mee dat deze kinderen niet hetzelfde moeten worden behandeld. Bij een verzoek tot naamswijziging bij een meervoudige nationaliteit, moet aan de betrokkenen de keuze worden gegeven welk recht wordt toegepast. Hier werd dus toepassing gegeven aan het Spaanse recht, zodat er een dubbele achternaam kon worden gegeven. Het Belgische recht moet dit accepteren. N.B. Deze zaak had ook Nederland-Spanje kunnen zijn. In Nederland is het krachtens boek 10 immers ook niet geoorloofd een dubbele achternaam te hebben. Maar de uitspraak is toch verwerkt in art. 3a Geslachtsnaamwijziging (zie sheet) gewijzigd. Hierdoor is de keuzemogelijkheid ook in het Nederlandse recht vormgegeven. Een andere uitspraak is van de Hoge Raad en gaat om een huwelijk in Hongarije, HR 26 september 2008. Een mevrouw verzoekt haar achternaam te wijzigen van de achternaam van haar man naar de achternaam van haar man – achternaam van haar zelf (zoals Jansen-Bruil). In Hongarije is een huwelijksakte opgemaakt. Haar naam werd toen naar de naam van haar man gewijzigd. Als je de regels van boek 10 op deze vrouw zou toepassen, dan zie je dat we Nederlands recht zouden toepassen. Art. 10:24 BW is hier van toepassing. De in het buitenland vastgestelde naam wordt hier erkend. Dit klinkt als een verplichting, maar is dit ook zo? De Hoge Raad is wat milder. Het gaat hier om het leerstuk van fair en complis (o.i.d.) (art. 10:9 BW): buitenlandse rechtsgevolgen worden in Nederland erkend als het vertrouwensschending zou opleveren als het niet in Nederland zou worden erkend. Mevrouw heeft er gerechtvaardigd op vertrouwd dat haar naam in Hongarije zou worden gewijzigd, dus moeten we die rechtsgevolgen in Nederland ook erkennen. Dit is betreffende de naam uitgeschreven in art. 10:24 BW. De Hoge Raad zegt dat art. 10:24 BW dus een uitvloeisel is van art. 10:9 BW. Dat betekent dat er daar gerechtvaardigd vertrouwen is, we het volgen. De mevrouw had echter helemaal niet vertrouwd op het buitenlandse recht, maar op toepassing van het Nederlandse recht. Ze doet juist een beroep dat ze daar niet op had vertrouwd, ze wil het juist niet! Omdat de bepaling van 10:24 BW een
9
uitvloeisel is van art. 10:9 BW, hoeft de erkenning niet verplicht plaats te vinden als er geen gerechtvaardigd vertrouwen is. De betrokkene heeft dan de keuze om het Nederlandse recht toe te passen of het buitenlandse recht. Wat is dan van toepassing bij de zoon van Wesley (Nederlands) en Jolanthe (Spaans)? De baby zou dus Sneijder gaan heten maar op basis van art. 3a Besluit Geslachtsnaamwijziging kan het kind ook Sneijder-Kabeau heten, omdat ze de rechtskeuze hebben om het Spaanse recht toe te passen. Een derde uitspraak is de zaak Grunkin-Paul (HvJ 14 oktober 2008, C-353/-06). Deze lijkt wel wat op Garcia Avello, maar de situatie is net iets anders. Leonard Mattias Grunkin- Paul (dubbele achternaam) wordt geboren als kind van mevrouw Paul en meneer Grunkin (allebei Duitse nationaliteit). Het gezin woont in Denemarken. Leonard Mattias is ook in Denemarken geboren en zijn naam is hier ook vastgesteld. Vervolgens wil het gezin die naam erkend krijgen in Duitsland, maar Duitsland weigert dit. Naar Duits recht wordt de naam namelijk vastgesteld naar nationaliteit en kan een kind dus geen dubbele nationaliteit krijgen. Er wordt in beroep gegaan en dit beroep wordt verworpen. Uiteindelijk worden er prejudiciële vragen gesteld. Is het weigeren van de achternaam in strijd met het nondiscriminatiebeginsel en het vrij verkeer van personen? De Commissie zegt dat dit voor Leonard Mattias heel lastig is voor tal van handelingen in het dagelijks leven. De jongen heeft een Duits paspoort waarin een andere achternaam staat dan in Denemarken. In Duitsland staat namelijk zijn achternaam naar Duits recht in zijn paspoort, maar zijn naam is vastgesteld naar Deens recht en staat ook zo in de registers. Het Hof zegt: de erkenning van een achternaam mag niet worden geweigerd, wanneer deze in een andere lidstaat is vastgesteld, gezien het vrije verkeer. Wanneer je erkenning weigert, belemmer je namelijk het vrije verkeer van die persoon. Het huwelijksvermogensrecht Neem op dit punt het boek goed ter harte!! BELANGRIJK VOOR TENTAMEN: Kan ik het verdrag/ de verordening toepassen? Je gaat eerst een rijtje langs: 1) Is verdrag (al) in werking getreden en zo ja, is het nog van kracht? 2) Is het betreffende land partij bij het verdrag? 3) Wat is het materiele toepassingsgebied? ziet op welke onderwerpen het verdrag regelt (kwalificatie), bijv. echtscheiding. Staat altijd beschreven in de regeling zelf. 4) Wat is het formele toepassingsgebied? ziet op het ruimtelijk toepassingsgebied. 5) Wat is het temporele toepassingsgebied? ziet op welke gevallen in de tijd door de betreffende regeling worden geregeld. Bijv. nummer 22 in de bundel: art. 1 is materieel toepassingsgebied, art. 20 formeel toepassingsgebied, art. 83 lid 1 temporeel toepassingsgebied. Het gaat hier voornamelijk om de laatste drie vragen en die moet je ook altijd uitwerken op het tentamen.
10
HC3A Huwelijksvermogensrecht & Echtscheiding (rechtsmacht) Inleiding nieuwsberichten Mevrouw kwam tijdens zakenreis van haar man achter dat zij kennelijk werd bedrogen. Bij wijze van wraak heeft zij het hele huis verkocht inclusief inboedel. Zij is zelf verhuisd. Toen meneer terugkwam was zijn huis verkocht en al zijn spullen. Zou dat nu in Nederland ook kunnen gebeuren? Als het de echtelijke woning betreft 1:81 Bw. Ook de niet handelende echtgenoot is beschermd. Wanneer geldt dat artikel 1:81 nu en wanneer niet? Hangt dit af van nationaliteiten van partijen? Hangt het af van de ligging van het huis? Hangt het af van de verblijfplaats van 1 van de echtgenoten? We zullen moeten kwalificeren. Ongeacht huwelijkse voorwaarden geldt art. 1:88. Dit is een kwestie van huwelijksgevolgenrecht. Er is een aparte titel in boek 10. Art. 10:35 en volgende. Art. 10:40 – gezinsbescherming. In dit artikel staat beschreven wanneer er sprake is van toestemming. Het hangt af van de gewone verblijfplaats van de niet handelende echtgenoot, die bepaalt het recht. In Nederland had ze de woning niet zomaar kunnen verkopen. Pfizer is een grote farmaceutische onderneming en neemt Allergan over. Pfizer zit in New York en en Allergan zit in Ierland. Pfizer wilde ervoor zorgen dat zij ook een hoofdvestiging in Ierland kreeg, dit was een van de redenen waarom Pfizer Allergan overnam. Stel aan het hoofd van Allergan zit een aandeelhouder die 100% van de aandelen heeft en deze persoon is Nederlands. Er zal ten eerste een overeenkomst gesloten worden tussen Allergan en Pfizer met een overdracht van aandelen. Rome I verordening gaat over overeenkomsten. Partijen kunnen zelf afspreken welk recht van toepassing is op de ovk. Hoe zit dit bij aandelen? Art. 4 lid 2 – het recht op de ovk wordt bepaald door het land waarin de onderneming is gevestigd die de meest kenmerkende prestatie moet verrichten. Pfizer betaalt hier de aandelen en X levert de aandelen. Levering is hier kenmerkend. Betalen zit in elke overeenkomst. Zonder partijkeuze zou het recht van het land van X van toepassing zijn. Hoe moeten de aandelen geleverd worden? Hier is geen internationale regeling voor dus moeten we naar boek tien kijken. Art. 10:137 en volgende. Ervanuitgaan dat het aandelen op naam zijn. Art. 10:117 en verder bepaalt het recht dat van toepassing is. 118 zegt dat een vennootschap wordt beheerst door recht van het land waarin het de statutaire zetel heeft en volgens welk recht de vennootschap is opgericht. In casu is dit het Ierse recht. Art 138 stelt dat hetzelfde recht van toepassing is op de overdracht van aandelen. Huwelijksvermogensrecht De vraag welk recht van toepassing is hangt af van de datum waarop het huwelijk is gesloten. Is dit na 1 september 1992 gesloten dan is het Haags Huwelijksvermogensdrag van toepassing. Zij kunnen de rechtskeuze aanpassen na of tijdens het huwelijk. Heb je geen rechtskeuze uitgebracht dan geldt in beginsel het recht van het land waarin de echtgenoten verblijven. Indien dit niet van toepassing is geldt de gemeenschappelijke nationaliteit. Indien dit ook niet van toepassing is dan geldt het nauwst verbonden recht. Verklaring art. 5 door Nederland afgelegd. Voor Nederlandse echtgenoten met een gemeenschappelijke nationaliteit is deze nationaliteit leidinggevend. Zie schema in het boek! Wanneer hebben partijen een gemeenschappelijke nationaliteit? Indien er meer dan 1 gemeenschappelijke nationaliteit is is er geen gemeenschappelijke nationaliteit. Een termijn van zes maanden wordt gehanteerd na een huwelijksvoltrekking voor de toepasselijkheid van het toepasselijke huwelijksregime.
11
Oude tentamenvraag M heeft de Nederlandse nationaliteit en de Marokkaanse nationaliteit. Y heeft de Marokkaanse nationaliteit. M woont in Nederland en is in februari in 2010 op vakantie en ontmoet hij Y weer tijdens zijn vakantie. Daar bloeit iets moois op en in die drie weken vakantie besluit het paar om samen verder te gaan en het liefste in NL. In deze laatste week besluiten ze te trouwen in Marrokko. M moet terug naar NL en aan het werk. Y moet wachten op machtiging voor voorlopig verblijf en blijft dus nog achter in Marrokko. In November is dit allemaal rond en kan Y ook naar NL komen. Na een aantal jaar blijkt het toch allemaal te snel gegaan zijn en willen zij scheiden. Welk recht is van toepassing? Het huwelijk is gesloten na 1 september 1992, het Huwelijksvermogensverdrag is dus van toepassing. Het verdrag ziet op het huwelijksvermogensrecht. Het is uniformeel van toepassing. Er is geen rechtskeuze gemaakt. Er is een gemeenschappelijke Marokkaanse nationaliteit maar er is niet voldaan aan de eerste huwelijksdomicilie van 6 maanden aangezien de termijn is verstreken. Volgens de vuistregel kan er niet worden aangenomen dat de eerste verblijfplaats Nederland is. Je komt dus uit bij toepasselijkheid van het Marokkaanse recht. De 6maands regel is niet een harde regel, met name in gevallen als deze worden uitzonderingen gemaakt. Door het uitblijven van de machtiging kon de verblijfplaats niet eerder worden aangepast. Het kan zijn dus dat de termijn hier aangepast wordt. Art 7 van het verdrag – het recht dat is vastgesteld bij het huwelijk is in principe onveranderlijk en staat dus vast in beginsel voor de hele duur van het huwelijk. Dit geldt niet indien echtgenoten hun rechtskeuze veranderen. Maar de regeling van het verdrag heeft nog een andere bijzonderheid. Dit is de bijzonderheid van de automatische wijziging art. 7 lid 2. In drie situaties verandert het toepasselijke huwelijksvermogensrecht zonder dat partijen hier iets voor hoeven te doen. Vaak ook zonder dat partijen zich hiervan bewust zijn. Deze wijziging doet zich alleen voor indien er geen huwelijkse voorwaarden zijn en geen rechtskeuze hebben uitgebracht. In casu kan er dus een automatische wijziging hebben plaatsgevonden. - Als partijen in een ander land zich vestigen dan het land van het toepasselijke recht. Zoals hier gaan zij in NL wonen. Als zij hier langer dan 10 jaar wonen dan verandert het toepasselijke recht in het recht van het land van de verblijfplaats (hier NL). - Gemeenschappelijke gewone verblijfplaats = gemeenschappelijke nationaliteit. De nationaliteit kan verworven worden waardoor de gemeenschappelijke nationaliteit overeenkomt en de verblijfplaats. Andersom kan ook voorkomen. - Vestiging van eerste gemeenschappelijke gewone verblijfplaats na huwelijk. Er was eigenlijk geen alternatief want partijen vestigden geen eerste huwelijksdomicilie dan wijzigt het recht vanaf het moment dat zij zich alsnog ergens gemeenschappelijk vestigen. Vanaf het moment dat in casu zij zich vestigden in NL verandert het recht vanaf november al in NL recht. Het oude recht is niet helemaal uitgewerkt want er geldt een zogenaamd wagon stelsel. Voor het vermogen dat in die periode is verworven geldt nog het oude recht. Tentamenvraag 2 Sander heeft de NL nationaliteit en heeft een Koreaanse dame leren kennen genaamd W. Ze is geadopteerd en woont in NL maar heeft nooit de NL nationaliteit verkregen en heeft dus alleen de koreaanse nationaliteit. In 2000 treden zij in het huwelijk en eind 2000 verkrijgt W de NL nationaliteit. Sander gaat voor zijn werk naar de VS en W gaat mee. In 2014 verhuist Sander naar nar London. W blijft in de VS achter. Sander wil scheiden. De echtscheidingsprocedure vangt aan in 2015. Stel dat de NL rechter bevoegd is om het huwelijksvermogen te verdelen, welk recht is dan van toepassing? Haags verdrag is tempoleer van toepassing na 1992 en materieel: betreft huwelijksrecht. Eerste huwelijksdomicilie is Nederland. W krijgt eind 2000 de NL nationaliteit. Is dat vlot genoeg om de gemeenschappelijke nationaliteit aan te nemen? Maakt niet uit want je komt sowieso bij het NL recht terecht. Zou in de tussentijd het recht nog gewijzigd zijn? Doet een van de gevallen van art. 7 lid 2 zich voor? Er waren wel huwelijkse voorwaarden dus dat maakt dat je niet toekomt aan art. 7 lid 2.
12
Derdenwerking Toepasselijk huwelijksvermogensregime geldt ook jegens derden, art. 9 lid 1 huwelijksverdrag jo 10:44) Bescherming van derden mogelijk tegen buitenlands recht. Dus landen mogen zelf beslissen om een regeling van derdenbescherming op te nemen. Art. 10:45 Bw – ondanks dat er buitenlands vermogensrecht van toepassing is en zij gaan met derden een contract aan en beide echtgenoten hebben verblijfplaats in NL, derde mag dan verhaal halen alsof zij in gemeenschap van goederen zijn getrouwd als tenminste de derde ter goede trouw is. Allen hebben dan wel de gewone verblijfplaats in NL. Dit is wel erg vervelend voor de echtgenoten. Echtgenoten kunnen de goede trouw beïnvloeden, zij kunnen namelijk een verklaring indienen dat het huwelijk wordt beheerst door buitenlands recht. Als de derde dat register in gaat zien dan had hij kunnen weten dat buitenlands recht van toepassing is en dit ontneemt de goede trouw. Derden moeten dan bij echtgenoten navraag doen. In de praktijk een belangrijk middel ook daadwerkelijk invulling te geven. Capita Selecta Deze twee onderwerpen worden niet in het verdrag geregeld. Aanknopingsovermacht – het zou kunnen zijn dat echtgenoten een huis in Korea bezitten (zie casus tentamenvraag 2). In Korea bepaalt men natuurlijk zelf hoe zij het huwelijksvermogensrecht zien. Stel Koreaans recht beslist dat de gehele woning aan B toekomt. Waarschijnlijk zijn er plaatselijke autoriteiten in Korea vereist om deze verdeling plaats te laten vinden. Deze autoriteiten handelen naar Koreaans IPR. Door toepassing van het Koreaanse IPR loopt S de helft van de waarde van huis mis. Sander had recht op de helft volgens het NL recht. Art. 10:47 zegt dat er sprake is van aanknopingsovermacht. Er is een soort overmachtssituatie. Als gevolg van deze overmacht lijdt Sander dus schade en krijgt daar dus te weinig. In deze situatie mag je dan in NL verrekenen. Pensioenverevening – Moeten pensioenrechten worden vereffend? Art. 10:51 – als NL recht van toepassing is dan bepaald dit recht of er moet worden vereffend. 1 uitzondering indien in NL pensioen is opgebouwd dan moet ALTIJD volgens NL recht worden vereffend, zelfs als buitenlands huwelijksvermogensrecht van toepassing is. Echtscheiding Wanneer is de NL rechter nu bevoegd om van een internationaal echtscheidingsverzoek kennis te nemen? Zie sheets voor de rechtsbronnen. Als er meer dan 1 regeling geldt dan is het extra belangrijk om in de gaten te houden welke regeling van toepassing is en welke rechtsbron belangrijker is. Toepassingsgebied Brussel IIbis Nr. 29 in de bundel. Het begint met een beschrijving van het materiele toepassingsgebied. Het gaat over echtscheiding en ook over de toekenning van ouderlijke verantwoordelijkheid. Temporeel – de regeling is van toepassing vanaf maart 2005. Dit is nog geen temporeel toepassingsgebied. Art. 62 en 74 – procedures na maart 2005. Formeel toepassingsbied – Art. 6 en 7 moet je dit afleiden. Het is lange tijd onduidelijk geweest tot het HvJ zich uitliet. Nu weten we hoe die grenzen getrokken moeten worden. Exclusief is deze verordening van toepassing op procedures van de verwerende echtgenoot onderdaan/gewone verblijfplaats heeft van een lidstaat dan is de verordening van toepassing. Wat als de echtgenoot daar niet hoeft maar bijvoorbeeld in de VS woont? Geldt dan de verordening dan ook? Art. 7 zegt dat dit kan maar alleen wanneer geen enkele lidstaat rechter bevoegd is op bassi van art. 2,3,4,5.
13
Sundelind Lopez Arrest – Mevrouw Sundelind Lopez was een Zweedse dame gehuwd met meneer Lopez van de Cubaanse nationaliteit. Zij hadden samengewoond in Frankrijk. Meneer is teruggegaan naar Cuba. Mevrouw maakt de echtscheidingsprocedure aanhangig in Zweden. De Zweedse rechter moet bekijken of hij bevoegd is. Valt deze situatie binnen of buiten de werking van Brussel II Bis? Artikel 6 zegt dat de rechter pas zijn eigen IPR mag toepassen als geen enkele lidstaatrechter bevoegd zou kunnen zijn onder Brussel II Bis. In casu moet de Zweedse rechter toetsen aan Brussel II Bis of hij bevoegd is. De Franse rechter zou hier ook bevoegd kunnen zijn en dus is Brussel II Bis van toepassing, geen ruimte voor nationale IPR-toepassing. Hadadi/Mesko – Stel er is meer dan één gemeenschappelijke nationaliteit aanwezig. Allebei de echtgenoten hebben Hongaarse nationaliteit maar in 1985 de Franse nationaliteit aangenomen maar hielden ook beide de Hongaarse nationaliteit. Vervolgens spreken we over 2002 en wordt een echtscheiding aanhangig gemaakt in Hongarije door meneer. In 2003 maakt mevrouw een echtscheidingsprocedure in Frankrijk aanhangig. Franse rechter verklaart zich in eerste instantie onbevoegd maar in hoger beroep toch weer teruggedraaid. Hoe moet je nu omgaan met zo’n meervoudige gemeenschappelijke nationaliteit? - Gaat de eigen nationaliteit voor? - Moet je de voorkeur geven aan de effectiviteit? - Of maakt het eigenlijk niet uit en is iedere rechter altijd bevoegd? Ongeacht of dit de effectieve nationaliteit is of niet. Het is ter keuze aan partijen in welke lidstaat zij de echtscheiding aanhangig willen maken. Dus geen effectiviteit en realiteitstoets.
14
HC3B Ouderlijke verantwoordelijkheid Bronnen Zie voor bronnen de sheet. Belangrijkste bronnen zijn het Haags Kinderbeschermingsverdrag en het Brussel IIbis verdrag. Eventueel als dit niet opgaat naar het Rv kijken. Voor de bevoegdheid van de rechter kijken we naar Brussel IIbis en voor de toepasselijkheid kijken we naar het Haags Kinderbeschermingsverdrag. Brussel IIBis Materieel toepassingsgebied: Art. 1 beschrijft de materiële toepasselijkheid. Bijvoorbeeld het bepalen wie het gezag heeft van de twee ouders. Ook het regelen van een omgangsregeling is een onderdeel van de ouderlijke verantwoordelijkheid. Temporeel toepassingsgebied: Hetzelfde als bij echtscheiding namelijk procedures ingesteld na 1 maart 2005 Formeel toepassingsgebied: Kind heeft gewone verblijfplaats in lidstaat art. 8 Bevoegdheid: rechter gewone verblijfplaats kind op moment van aanhangig maken zaak. Dus stel een kind woont in Duitsland dan is op basis van het formele toepassingsgebied Brussel IIbis van toepassing en verklaart de NL rechter zich onbevoegd omdat de Duitse rechter bevoegd is. Let op artikel 8 lid 2 is geldt alleen als art 9, 10 en 12 niet van toepassing zijn. Artikel 9 zegt indien er een legale verhuizing plaatsvindt dan is toch de rechter van de vorige verblijfplaats ten opzichte van de omgangsregeling bevoegd om de omgangsregeling te wijzigen. Dit is wel gedurende drie maanden. Dit is dus een afwijking van art. 8. Wat nu als een kind is ontvoerd? Dan kijken naar art. 10: toch de gewone rechter van de vorige verblijfplaats blijft bevoegd. Art. 12 tot slot wordt later besproken. Arrest 4 januari 2013 Man en vrouw gehuwd met 3 kinderen. Het gezag berust bij beide ouders gezamenlijk. In oktober 2010 krijgt bureau Jeugdzorg in Groningen een melding dat het niet goed gaat. Gebrek aan gestructureerde opvoeding en huiselijk geweld tussen de echtgenoten. Alle reden om een onderzoek in te stellen. En op het moment van de melding verbleven de kinderen bij de oma. Het onderzoek wordt afgerond in november 2011. Intussen zijn ze naar Duitsland gevlucht. Op 25 november 2011 worden de kinderen onder voorlopig toezicht geplaatst en het verzoek wordt gehonoreerd om de kinderen uit huis te plaatsen. De kinderen zijn ook daadwerkelijk met dwang uit huis gehaald uit Duitsland. De gewone verblijfplaats was dus Duitsland. Rechtbank verwerpt dit. Hof vond dat het vertrekken naar Duitsland een soort vluchtpoging was. HR: Brussel II Bis is van toepassing. De rechter moet dus zijn bevoegdheid op grond van art. 8 lid 1 beoordelen. Wat is de gewone verblijfplaats op het tijdstip van aanhangig maken? Kijken enkel en alleen naar 25 november, daarna is het Per pertiotio fori – de voortduring van de bevoegdheid van de rechter. Dit geldt ook in Hoger Beroep. Het begrip verblijfplaats is een verordening autonoom begrip, het heeft dus een eigen betekenis. Het komt dus niet overeen met ons woonplaats begrip. Gewone verblijfplaats is geen juridisch gedefinieerd begrip maar het wil aantonen met welk land de persoon het nauwst verbonden is, waar werkelijk het centrum van je leven zich afspeelt. Bij kinderen ligt dit iets ingewikkelder. De ouders stelden dat zij zich hadden uitgeschreven bij de gemeente etc. De AG zei dat dit niet bepalend is voor de gewone verblijfplaats. Bij kinderen gaat het erom dat er een zekere integratie is. Het opzeggen van de huur of verkopen van je huis kan een aanwijzing zijn. Op 25 november verbleven zij nog maar enkele weken in Duitsland en hadden niet de bedoeling om daar feitelijk te verblijven. De AG vond dus dat de NL rechter bevoegd is waarbij de inschrijving dus bepaald niet doorslaggevend is.
15
Toepasselijk rechtstelsel Haags Kinderbeschermingsverdrag 1996 Materieel: Art. 53 – maatregelen die zijn genomen na inwerkingtreding van het verdrag, dit is dus 1 mei 2011 in Nederland. Temporeel: Art. 3 ‘samenvattend alle begrippen: Ouderlijke verantwoordelijkheid’ Formeel: Art. 20 Universeel toepassingsgebied dus altijd van toepassing in formele zin. Art. 15 stelt dat de bevoegde rechter zijn eigen recht toepast. Gleichlauf – bevoegdheid en toepasselijk recht lopen gelijk op. Brussel IIbis gaat voor dit verdrag maar dat verdrag zegt niets over de toepasselijkheid. Had het kind zijn verblijfplaats niet in de EU dan is Brussel IIbis niet van toepassing en dan moet de NL rechter zijn bevoegdheid uit dit verdrag halen en niet Brussel IIbis. Art. 12 Brussel IIbis Heel vaak zal het zijn dat maatregelen met betrekking tot ouderlijke verantwoordelijkheid samenlopen met een echtscheidingsprocedure. Dat betekent dat de ouderlijke verantwoordelijkheid niet een apart onderwerp in de procedure is maar in het kader van de echtscheiding ook aan de orde komt. Artikel 12 voorziet hierin. Komen de verzoeken aan de orde in een echtscheidingsprocedure dan is de echtscheidingsrechter ook bevoegd met betrekking tot de nevenvoorzieningen. Wel onder de voorwaarden genoemd in art. 12. Vervolg Casus Sander en B vorig college Sander heeft de NL nationaliteit en heeft een Koreaanse dame leren kennen genaamd W. Ze is geadopteerd en woont in NL maar heeft nooit de NL nationaliteit verkregen en heeft dus alleen de Koreaanse nationaliteit. In 2000 treden zij in het huwelijk en eind 2000 verkrijgt W de NL nationaliteit. Sander gaat voor zijn werk naar de VS en W gaat mee. In 2014 verhuist Sander naar nar London. W blijft samen met dochter in de VS achter. Eerste vraag was welke rechter bevoegd was kennis te nemen van het echtscheidingsverzoek. Bevoegdheid ouderlijke verantwoordelijkheid – formeel is Brussel II Bis niet van toepassing. Zou de regeling van art. 12 alsnog aan de orde kunnen komen? In dit specifieke geval is dit niet zo. Ook artikel 12 is niet van toepassing aangezien de verblijfplaats van het kind niet in de EU is. De NL rechter gaat dan kijken naar het Haags Kinderbeschermingsverdrag. Bevoegdheid ten opzichte van huwelijksvermogensregime – er is geen internationale regeling dus kijken naar Burgerlijke rechtsvordering. Artikel 4 – Als Brussel IIbis niet van toepassing is dan moeten we toch Brussel IIBis naar analogie alsnog toepassen. Dit leidt nooit naar alsnog bevoegdheid van de NL rechter. Lid 2 gaat over voorlopige voorzieningen. Lid 3 gaat over nevenvoorzieningen en daar gaat het over. Heeft NL rechter rechtsmacht ten opzichte van de echtscheiding dan heeft hij tevens rechtsmacht ten opzichte van de nevenvoorzieningen. Echter behalve ten opzichte van de echtelijke woning in NL en zie gezag en omgang. Adoptie Zie bronnen op sheet. Belangrijkste is Haags Adoptieverdrag en boek 10. Materieel: Art 2 Interlandelijke adoptie – het kind wordt overgebracht van het ene land naar het andere land. Formeel: Art 2 Zowel het land van herkomst als land van opvang zijn partij bij het verdrag. Dus alleen als beide landen partij zijn bij het verdrag. Temporeel: Art. 41 Verdrag in werking in zowel land van herkomst als land van opvang op het moment van adoptieverzoek aan centrale autoriteit. Het bijzondere aan dit verdrag is dat het niet heel specifiek IPR is. Het ziet veel meer op internationale samenwerking tussen aangesloten landen. Het toepasselijk recht staat in art. 10:105 en 106. Er wordt alleen geregeld wanneer het NL recht van toepassing is.
16
Bronnen: rechtsmacht: Haags Adoptieverdrag 1993 (nr. 17 bundel), art. 3 Rv. Toepasselijk recht: art. 10:105 en 106 BW. Erkenning en tenuitvoerlegging: Haags Adoptieverdrag 1993 en art. 10:108 en 109 BW. Het Haags Adoptieverdrag 1993 (nr. 17) gaat om interlandelijke adoptie: verzoeken waarbij het kind in het kader van adoptie wordt overgebracht van het ene land (herkomst) naar het andere land (land van opvang). Het materiele toepassingsgebied is dan ook interlandelijke adoptie (art. 2). Formeel is het verdrag alleen maar van toepassing als die beide landen partij zijn bij het verdrag (art. 2). Temporeel: het verdrag in werking in zowel land van herkomst als land van opvang op moment van adoptieverzoek aan centrale autoriteit (art. 41). Bijzonder aan dit verdrag is dat het niet zo bijzonder IPR is. Het ziet veel meer op internationale samenwerking (voortraject van de adoptie). Het feit dat het zo’n samenwerkingsverdrag is verklaart ook waarom het verdrag niets zegt over het toepasselijk recht. Dat betekent dat we naar het Nederlandse recht moeten kijken: aan de hand van art. 10:105 en 106 BW bepalen we het toepasselijk recht. Dit is een eenzijdige conflictregel. Er wordt immers alleen geregeld wanneer het Nederlandse recht van toepassing is. Wanneer de nieuwe en de oude familierechtelijke betrekkingen worden doorgeknipt is dit een sterke adoptie. Wanneer de oude familierechtelijke betrekking met de biologische ouders in stand wordt gehouden is dat een zwakke adoptie. De erkenning van buitenlandse verdragsadopties wordt geregeld in art. 23. Artikel 26 geeft de gevolgen van adoptie erkenning weer. Of een adoptie sterk of zwak is wordt bepaald door het land dat de adoptie uitspreekt. Dus als het in Nederland als een sterke adoptie geldt, moeten we het alsnog als een zwakke adoptie erkennen als dat zo in het andere land is uitgesproken. Op basis van artikel 27 kan een zwakke adoptie alsnog wel worden omgezet in een sterke adoptie. Niet-verdragsadopties Wat als het verdrag niet van toepassing is? Er is bijvoorbeeld een interlandelijke adoptie maar een van de landen is niet aangesloten. De Nederlandse rechter is dan bevoegd op basis van art. 3 Rv: de verzoeker moet een woonplaats of gewone verblijfplaats in Nederland hebben. Het toepasselijk recht is art. 10:105 en 106 BW, het Nederlands recht. De erkenning van de buitenlandse adoptie is dan mogelijk op grond van art. 10:108 en 109 BW. Artikel 108 ziet op de adoptie waarbij het is uitgesproken door de bevoegde autoriteit en waar in eerste instantie de Nederlandse rechtsorde nog helemaal niet is betrokken bij de situatie. Artikel 109 ziet op het geval dat de adoptieouders ten tijde van de totstandkoming van de adoptie in Nederland woonachtig waren. De Nederlandse rechtssfeer is dan al vanaf het begin betrokken. Of dat zo is moet door de rechter worden getoetst, ook ter controle of alle procedures correct zijn doorlopen. Artikel 109 heeft dus een extra toets. Ook hier geldt dat een zwakke adoptie in beginsel als zwakke adoptie wordt erkend, maar dat het kan worden omgezet in een sterke adoptie. Voorbeeld Hof 14 november 2012. Het ging hier om een zaak waarin een Nederlandse man en een NederlandsBraziliaanse vrouw zijn gehuwd en talloze jaren in Nederland wonen. Ze besluiten een Braziliaans kind in Brazilië te adopteren. Mevrouw gaat naar Brazilië met het oog daar de adoptie te regelen. De adoptie wordt op verzoek van mevrouw in Brazilië uitgesproken. Ze neemt het kind mee naar Nederland en probeert de geboorteakte in NL te registreren. Wordt deze adoptie erkend? De NL ambtenaar van de burgerlijke stand weigert dit. De vrouw had zich gepresenteerd als ongehuwd en woonachtig in Brazilië, om de Braziliaanse rechter ertoe te bewegen om de adoptie uit te spreken. Daarnaast heeft ze haar intentie om met het adoptiefkind naar Nederland te vertrekken niet gemeld. Is dit een verdragsadoptie? Zowel NL als Brazilië zijn aangesloten bij het Haags Adoptieverdrag. Maar de Braziliaanse rechter wist niet van het interlandelijke karakter (want de vrouw zei dat ze in Brazilië woonde) en heeft het Braziliaanse recht toegepast. Het Hof: in principe is het Haags Adoptieverdrag 1993 van toepassing en art. 23. Maar Brazilië heeft dit niet gedaan want had er geen weet van. We
17
kijken dan dus toch naar boek 10 BW. We zitten in de sfeer van art. 10:109 BW. Is er aan de voorwaarden vervuld? Het Hof: pas eerst art. 3 Rv toe. Hof is in ieder geval bevoegd. Op basis van art. 10:105 past ze Nederlands recht toe. Uiteindelijke conclusie: alhoewel er terecht zwaar wordt getild aan het gegeven dat meneer en mevrouw niet de juiste procedure hebben gevolgd, wordt gezien het belang van het kind de adoptie alsnog toegewezen. HC4A Alimentatie en erfrecht Rechtsbronnen Zie sheets voor uitgebreide bronnen. Uitgangspunt is dat we moeten kijken naar de Europese alimentatieverordening van toepassing is en deze heeft een heel ruim toepassingsgebied. Art 15 van deze verordening beschrijft dat het Haags Onderhoudsprotocol moet worden toegepast met betrekking tot het toepasselijke recht. Materieel: art. 1 verordening – van toepassing op onderhoudsverplichtingen die voortvloeien uit familiebetrekkingen en huwelijken. Formeel: Universeel Temporeel: procedures na 18 juni 2011 Denemarken, Verenigd Koninkrijk, Ierland hebben een bijzondere IPR regeling. Hierbij moet ook nog onderscheid worden gemaakt tussen Denemarken en de andere twee landen. In Nederland gelden verordeningen rechtstreeks. Voor Denemarken geldt dat Europese verordeningen nooit gelden. Voor het VK en Ierland geldt dat zij in beginsel niet deelnemen tenzij zij in aanloop naar de verordening zeggen dat zij meedoen aan de verordening. Zij kunnen ook later ook nog besluiten mee te doen doormiddel van een opt-in. Extra opletten dus bij deze landen ten aanzien van tentamenvragen. Casus oud tentamenvraag Martijn en Femke hebben beide NL nationaliteit en de Belgische nationaliteit. Gehuwd in NL in 2004. Samen gaan wonen in België en daar twee kinderen gekregen. In 2015 mondt het uit in een echtscheidingsprocedure. Femke blijft met kinderen in België wonen en Martijn keert terug naar Nederland. Martijn maakt echtscheidingsprocedure in NL aanhangig. In procedure vraagt Femke van een vaststelling van een onderhoudsverplichting. Is deze NL recht bevoegd? En als hij bevoegd is welk recht moet hij toepassen? Begin met kijken in de verordening. Objectief bevoegd (art 3) zijn een viertal rechters naast elkaar bevoegd. Gewone verblijfplaats verweerder, gewone verblijfplaats onderhoudsgerechtigde, echtscheidingsrechter (nevenverzoek) en rechter ouderlijke verantwoordelijkheid (nevenverzoek). Je kunt als eisende partij dus kiezen. Maar wie is verweerder in deze procedure? Martijn is ten aanzien van het vaststellingsverzoek verweerder. Maar is de NL rechter misschien ook bevoegd tot de echtscheiding? Dan is hij namelijk ook bevoegd tot het nevenverzoek. Hiervoor kijken we naar Brussel II Bis. Artikel 3 bepaalt of de NL rechter ook daadwerkelijk bevoegd is. NL rechter bevoegd als beide dezelfde nationaliteit hebben, volgens Hadadi arrest speelt niet mee dat zij ook beide de Belgische nationaliteit hebben. Dus NL rechter is bevoegd. Het lijkt dus dat de NL rechter ook bevoegd is om van het nevenverzoek kennis te nemen. Maar art. 3 sub c zegt dat als NL rechter alleen zijn bevoegdheid baseert op het feit dat 1 partij de NL nationaliteit bezit dan is hij niet bevoegd. Maar in onze casus gaat het om een gemeenschappelijke nationaliteit. De NL rechter is dus bevoegd met betrekking tot het alimentatieverzoek. Welk recht moet de NL rechter toepassen? Kijken naar het onderhoudsprotocol volgens art. 15 Alimentatieverordening.
18
Materieel: sluit aan bij verordening. Gaat om onderhoudsverplichtingen uit o.a. familiebetrekking en huwelijk. Formeel: Universeel Temporeel: Onderhoudsaanspraak ziet op periode vanaf 18 juni 2011 (in werking treding van protocol). Hoofdregel protocol in art. 3: toepasselijk is het recht van het land van de gewone verblijfplaats van de onderhoudsgerechtigde. Voor uitzonderingen onderscheid maken tussen kinder en partneralimentatie. De uitzonderingen zijn heel verschillend. Kinderalimentatie – de verordening biedt een herkansing. Het gaat dan om lex-fori, de rechter mag zijn eigen recht toepassen. Als er geen aanspraak bestaat op grond van de nauwste verbondenheid dan geldt het eigen recht. Dit is dus een begunstigingsregeling. Maar aan de herkansing komen we alleen toe indien het Belgisch recht zou zeggen dat er 0 euro wordt toegewezen. Het geldt niet indien er wel een bepaald bedrag beschikbaar is volgens het Belgisch recht. Het is dus niet het meest gunstige recht. Art. 4 lid 3 – deze draait de beide rechtstelsels om. Indien er geprocedeerd wordt in het land van de onderhoudsgerechtigde dan is lex fori (NL recht) van toepassing en niet het Belgische recht. Algemene herkansing – art. 4 lid 4. geldt in beide situaties. Als beide herkansingen beide niks opleveren dan is er nog een derde mogelijkheid namelijk op basis van gemeenschappelijke nationaliteit. Je moet dan weten wat de nationaliteit van de kinderen is. Partneralimentatie – art 5. Het is mogelijk tegen toepassing van recht van gewone verblijfplaats van onderhoudsgerechtigde in te gaan. Het huwelijk moet dan nauwer verbonden zijn met het andere land. Bijvoorbeeld dat van laatste gemeenschappelijke gewone verblijfplaats. Rechtskeuze Art. 7 – rechtskeuze voor bepaalde procedure in bepaald land. Is de procedure al aanhangig en wil je alsnog samen de rechtskeuze uitbrengen dan kun je dit uitbrengen maar je kunt alleen kiezen voor het land waar de procedure wordt gevoerd. Art. 8 – beperkt het aantal rechtstelsels waarvoor je kunt kiezen. Lid 3 deze rechtskeuze kan alleen maar ten aanzien van partneralimentatie en niet van kinderalimentatie. Ook hun wettelijk vertegenwoordiger kan namens de kinderen dit niet doen. Of je afstand kunt doen zegt art 4 valt altijd buiten gekozen recht. Het recht van gewone verblijfplaats van onderhoudsgerechtigde is van toepassing. Lid 5 art 8 zegt dat indien er een rechtskeuze wordt gemaakt maar deze keuze leidt tot een onbillijke of onredelijk gevolg dan wordt het gekozen recht niet toegepast. Hof Amsterdam 13 oktober 2015 Mevrouw woont in de VS en meneer woont in NL. In 2004 gehuwd en in 2009 gescheiden. Tijdens het huwelijk toen zij in de VS woonden 1 kind geboren. Eind 2008 is een echtscheidingsconvenant opgesteld. Kind woont bij moeder in de VS. Vader betaald vast bedrag aan moeder. Kind heeft ook recht op geld maar man kan dit niet betalen en er wordt dus vanaf gezien. Partijen verklaren uitdrukkelijk dat de rechter NL recht dient toe te passen ten aanzien van de draagkracht van de man en indien mogelijk door de NL rechtbank wordt het verzoek behandeld. De man heeft verzocht het bedrag aan te passen. Rechtbank heeft gezegd dat zij niet bevoegd is. Hoe moeten we dit beoordelen? Art 3 verordening. Materieel, temporeel en formeel van toepassing. Op grond van art. 3 is NL rechter niet bevoegd. Man beroept zich op forumkeuze van art. 4. Zij hebben gekozen voor de NL rechter en de vraag is of het verweer hout snijdt. Mevrouw zegt dat dit niet zo is. Het Hof gaat aan het Haviltexen. Hof vindt dat er geen uitdrukkelijke forumkeuze is gemaakt. Er mag geen twijfel bestaan alleen dan voldoet de forumkeuze. Er is dus in de convenant geen forumkeuze gemaakt aangezien er aanzienlijke twijfel is. Rechtskeuze en forumkeuze zijn verschillend. Voor rechtskeuze kijken we naar art. 8 van het onderhoudsprotocol en voor forumkeuze kijken we naar art. 4 verordening.
19
Erfrecht Voor bronnen bekijk de sheets. Belangrijkste bron is de erfrechtverordening. Voor het toepasselijke recht is de Erfrechtverordening en het Haags Testamentsvormenverdrag van toepassing. Materieel: Erfopvolging art. 1 Formeel: Universeel art. 20 Temporeel: Overlijden op of na 17 augustus 2015 art. 83. Denemarken, VK en Ierland doen niet mee aan de verordening. Je moet deze staten zien als nietlidstaten. Casus Aïcha geboren in Rotterdam. Ze is verhuisd naar Duitsland in verband met het werk en heeft hier 30 jaar gewoond. Ze is vervolgens verhuisd naar Panama en daar blijven wonen. Ze is nooit getrouwd en heeft geen kinderen. Ze heeft enkel nog een broer in NL en een zus in Duitsland. Ze heeft bezittingen in NL bijvoorbeeld een deel van het ouderlijk huis en een appartement in Duitsland. Ook in Panama heeft zij nog bezittingen. Op 1 september 2015 overlijdt zij. Wie erven de nalatenschappen? En wie is bevoegd over dit geschil te oordelen? Heeft A een testament gemaakt en een rechtskeuze uitgebracht? Ze kan namelijk zelf kiezen. Deze keuze is niet onbeperkt aangezien je alleen kunt kiezen voor een land waarvan je de nationaliteit bezit volgens art. 22 verordening. Mevrouw heeft een dubbele nationaliteit en mag voor beide rechtstelsels kiezen. Een rechtskeuze moet uitdrukkelijk gedaan worden. Er is ook ruimte om een impliciete rechtskeuze af te leiden uit het testament. Als ze geen keuze maakt dan is de laatst gewone verblijfplaats van de erflater volgens art. 21 van toepassing. Centrum van het maatschappelijk leven, nauwe en duurzame band en feitelijk karakter zijn van dan toepassing. Het gaat volgens de considerans om alle aspecten die leven van erflater kenmerkten en met welk doel diegene er verbleef. Als er wordt aangetoond dat de erflater een kennelijk nauwere band heeft met een ander land dan wordt dit land aangewezen als het toepasselijk rechtstelsel. Bevoegdheid – A heeft geen rechtskeuze uitgebracht. Het gaat dan om de rechter van de laatste gewone verblijfplaats van de erflater. Waar heb je dus op het moment van overlijden je levensmiddelpunt. Dit komt onder druk te staan wanneer de erflater een rechtskeuze heeft uitgebracht. Uitzonderingen op de hoofdregel van gewone verblijfplaats staan in art. 5, 6 en 7. In geval van rechtskeuze erflater voor nationale recht lidstaat: forumkeuze, onbevoegdverklaring (omdat rechter van gekozen recht beter in staat is te oordelen) en uitdrukkelijke aanvaardingbevoegdheid door partijen. Formele geldigheid uiterste wilsbeschikking Wanneer is een buitenlands testament te erkennen in Nederland. Haags testamentsvormenverdrag uit 1961 heeft gelding. De verordening wordt niet toegepast met betrekking tot deze kwestie. Let op de lidstaten die geen partij zijn: zie sheets. De regel uit het verdrag wordt herhaald in de verordening en dus alsnog vallen deze landen onder deze regeling. Als het testament voldoet aan een van de formele eisen van rechtstelsels dan is het testament geldig. Het is dus in sommige landen mogelijk om met de hand je testament te schrijven, bijvoorbeeld in Duitsland. Correcties op verwijzingsresultaat Openbare orde – als het buitenlandse recht fundamenteel strijdig is dan kan het buiten toepassing blijven. Renvoi – herverwijzing. Stel er wordt verwezen naar een niet-lidstaat dan moet men dat buitenlandse recht ook onderzoeken en soms gevolg moet toewijzen aan dit buitenlandse recht. Er moet soms buitenlands recht worden geaccepteerd.
20