Master rechten
Internationaal Privaatrecht Handboek/Slides/Notities
Q R45
uickprinter Koningstraat 13 2000 Antwerpen www.quickprinter.be
7.60 EUR
Nieuw!!! Online samenvattingen kopen via www.quickprintershop.be
Internationaal Privaatrecht (IPR) Academiejaar: 2014‐2015 1ste Master Rechten Samenvatting: handboek + slides + notities
1
Hoofdstuk 1. Inleiding 1.1 Algemeen Internationaal privaatrecht (IPR) regelt de verhouding tussen de verschillende (nationale) rechtssystemen. Wanneer de private rechtsverhoudingen over de grenzen van verschillende landen heen strekken, is het IPR de ‘bruggenbouwer’ tussen de verschillende betrokken rechtssystemen.
1.2 Onderdelen van het IPR Drie takken: 1. Internationale bevoegdheid 2. Toepasselijk recht 3. Erkenning en uitvoerbaarverklaring Ook een vierde luik: 4. Administratieve samenwerking (1) Internationale bevoegdheid WAAR Waar moet een bepaalde internationale situatie geregeld worden? In welke feitelijke omstandigheden moeten Belgische rechters een zaak kunnen behandelen? (=Internationale rechtsmacht) In welke gevallen mogen ambtenaren optreden in grensoverschrijdende gevallen? (2) Toepasselijk recht WELK RECHT Opm.: het is niet omdat een Belgische rechter internationaal bevoegd is om een geschil te behandelen, dat deze rechter ook het Belgische recht zal toepassen. (3) Erkenning en uitvoerbaarverklaring = effect dat buitenlandse rechterlijke beslissing of buitenlandse authentieke akte in België zal hebben Uitvoerbaarverklaring: buitenlandse rechterlijke beslissing krijgt dezelfde werking in België als in het land van oorsprong (beslissing kan m.a.w. in België uitgevoerd worden) Erkenning: feiten/rechtsverhoudingen die vastgesteld zijn in een buitenlands vonnis kunnen ook in België gelden (4) Administratieve samenwerking Overheidsorganen van verschillende landen treden rechtstreeks met elkaar in verbinding om de burger te helpen bij internationale procedures Sommige internationale verdragen en Europese wetgeving stellen “centrale autoriteiten” aan om burgers te helpen. Zij hebben een faciliterende rol tussen de burger en de rechterlijke en administratieve instanties: helpen met doorgeven van documenten, internationaal betekenen, vinden van bepaalde personen, …
1.3 Aanverwante rechtstakken IPR is verwant met een aantal andere rechtstakken: a) Materieel recht (privaatrecht) b) Rechtsvergelijking c) Gerechtelijk recht d) Publiekrecht e) Europees recht f) Internationaal recht (verdragen) g) Mensenrechten 2
(a) Materieel recht (privaatrecht) IPR‐regels naar juiste rechter of juiste rechtssysteem verwijzen Men dient rechtsverhouding/dispuut telkens in de correcte categorie van het burgerlijk recht te plaatsen. Er bestaan meer en meer initiatieven om het materiële recht te harmoniseren/uniformiseren op internationaal of Europees vlak (d.m.v. internationale verdragen of beginselen) Wanneer het recht op een bepaald gebied eenvormig is, vermindert de rol van de IPR‐regels (men past dan het geüniformiseerde recht toe) (b) Rechtsvergelijking = vergelijken van verschillende rechtssystemen Helpt eigen recht beter te maken en helpt rechter beter recht te spreken en te ontwikkelen Het bestuderen van vreemd recht volgt uit de toepassing van de IPR‐regels. Het vreemd recht wordt dan in al zijn eigenheid gehandhaafd door een Belgische rechtbank. (c) Gerechtelijk recht Hoe wordt het recht gehandhaafd? structuur rechtbanken, waar en hoe men een burgerlijke vordering moet brengen, hoe de verweerder op de hoogte wordt gebracht van de zaak, hoe de procedure loopt voor de rechtbank, hoe de succesvolle eiser de uitspraak uiteindelijk ten uitvoer kan leggen.
IPR regelt o.a.: Of een eiser zijn vordering in België mag brengen Hoe men de verweerder die in een ander land woont op de hoogte kan brengen van de vordering in België Hoe een Belgische rechter bewijsmateriaal dat zich in het buitenland bevindt kan bekomen (d) Publiek recht Het IPR betreft burgerlijk recht. Toch zijn bepaalde elementen uit het publiek recht relevant (vb. aspecten van de soevereiniteit van een staat, wie heeft nationaliteit van die staat, …) (e) Recht van de EU Europees recht bepaalt op welke vlakken de Europese wetgever bevoegd is en op welke vlakken de nationale wetgevers de soevereiniteit behouden om wetgeving in te voeren. De Europese wetgever heeft sinds 2000 een hele reeks IPR‐instrumenten geïmplementeerd. De RS van het HvJ betreft verschillende aangelegenheden, waaronder de bescherming van de 4 vrijheden. HvJ C‐148/02, Garcia Avello t. België Twee kinderen worden in België geboren van een Spaanse vader (Garcia Avello) en een Belgische moeder (Weber). Ze zijn gehuwd. De kinderen hebben een dubbele nationaliteit. Volgens Belgische IPR‐regels is het Belgische materiële recht van toepassing kinderen krijgen naam van de vader. Volgens Spaanse recht krijgen de kinderen de eerste achternaam van de vader (Garcia) en de eerste achternaam van de moeder (Weber) Garcia Weber. De twee kinderen zijn onder deze naam ingeschreven op de Spaanse ambassade in België. De ouders trachten om in België de namen van de kinderen te veranderen zodat zij ook hier Garcia Weber zouden heten. Verzoek tot naamsverandering werd afgewezen omdat de Minister van Justitie van mening is dat er onvoldoende redenen zijn om de naam te veranderen. 3
RvS stelt prejudiciële vraag aan HvJ. HvJ: weigering door de Belgische administratieve overheden om de naamsverandering toe te staan veroorzaakt een belemmering voor het vrij verkeer van EU‐ burgers. EU‐recht kan toch een invloed hebben op de beginselen van het vrij verkeer (f) Internationaal recht = Volkenrecht Regelt de relaties tussen staten. IPR regelt de burgerrechtelijke relaties tussen de onderdanen van die staten Internationaal recht bepaalt hoe ver de soevereiniteit van een staat strekt en op welk moment een staat een inbreuk maakt op de soevereiniteit van een andere staat. Dit is relevant voor de wetgever, die de wetgeving niet een té brede extra‐territoriale toepassing mag geven. + staten sluiten verdragen met elkaar en het IPR kan een onderwerp van dergelijke verdragen zijn. Vb. verdragen over wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen (!) IPR = nationaal recht, geen internationaal recht! Belgische regels over de internationale bevoegdheid, het toepasselijk recht en de voorwaarden voor de erkenning van buitenlandse beslissingen kunnen verschillen van de Nederlandse, Franse, Engelse of Canadese regels hierover. (g) Mensenrechten Vervat in verschillende internationale, Europese en Belgische bronnen Garanderen een minimumbescherming aan de burger Kan soms zijn dat recht van ander land dat rechter moet toepassen strijdig is met de mensenrechten Uitzonderingen op de toepassing van het vreemd recht zijn mogelijk buitenlands recht wordt opzij geschoven
4
Hoofdstuk 2. Bronnen van het internationaal privaatrecht 2.1 Algemeen Drie niveaus: Europees recht Internationaal recht Nationaal (Belgisch) recht Pas als er geen EU‐wetgeving of internationaal verdrag van toepassing is, mag men teruggrijpen naar het WIPR Krijgt ofwel de EU‐ ofwel de internationale wetgeving voorrang wanneer beide wetgevingen dezelfde onderwerpen bestrijken? kijken in specifieke wetgeving Vuistregel: EU bronnen > internationale bronnen > nationale bronnen
2.2 Bronnen uit het EU‐recht EU heeft sinds verdrag van Amsterdam1 de bevoegdheid om wetgeving over IPR‐aangelegenheden aan te nemen. a) Vóór 1999 IPR behoorde tot de zgn. derde pijler, die gefundeerd was op intergouvernementele samenwerking. LS onderhandelden als soevereine staten en sloten verdragen over materies van internationaal privaatrecht: Verdrag van Brussel betreffende de rechterlijke bevoegdheid en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (1968 – EEX‐verdrag) Verdrag van Rome inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomsten (1980) Intergouvernementele werkwijze = verschillende nadelen: Verdragen kunnen moeilijk gewijzigd worden terug aan onderhandelingstafel zitten en nieuw verdrag sluiten Verdragen niet automatisch van toepassing op nieuwe lidstaten o Deze twee problemen oplossen door telkens er nieuwe LS toetraden tot de EEG/EG opnieuw over de verdragen te onderhandelen LS moesten de verdragen eerst bekrachtigen alvorens die golden neemt tijd in beslag Problemen met de eenvormige interpretatie: HvJ was niet automatisch bevoegd over de verdragen omdat de materies niet onder de bevoegdheden van de EG vielen LS sloten ook protocollen bij de verdragen die aan het HvJ de bevoegdheid gaven om op prejudiciële vragen over de correcte interpretatie van het betrokken verdrag, gesteld door de nationale rechtbanken, te antwoorden o Niet alle rechtbanken mochten deze vragen stellen: enkel 2e aanleg en cassatie b) 1999 en verder: de verdragen van Amsterdam, Nice en Lissabon Verdrag van Amsterdam IPR werd overgeheveld van de 3e naar de 1ste pijler Europese wetgever verwierf de bevoegdheid om wetgeving op het gebied van het IPR aan te nemen (art. 61 & 65 Verdrag van Amsterdam) 1
In werking getreden op 1 mei 1999
5
Verdrag verwijst naar “justitiële samenwerking in burgerlijke zaken” en “burgerlijke zaken met grensoverschrijdende gevolgen” (=IPR). Drie elementen verdienen de aandacht: 1. Eenparigheid in de raad vereist (art. 67) a. Elke LS kon een veto stellen tegen de aanneming van een bepaald instrument 2. HvJ kon enkel antwoorden op prejudiciële vragen gesteld door de hoogste rechtscolleges van elke LS HvJ C‐555/03, Warbecq t. Ryanair Arbeidsrechtbank te Charleroi had een vraag over de uitlegging van art. 19 Brussel I (WN mag vordering instellen tegen WG op plaats waar WN gewoonlijk werkt): Hoe deze bepaling uitleggen in het geval van een luchtvaartmaatschappij? Indien plaats = België belgisch recht toepassen mevr. Warbecq zou nog recht hebben op opzegvergoeding en vakantiegeld, omdat ze pas na 11m ontslagen werden Indien plaats = Ierland Iers recht toepassen proefperiode van 1j dus geen opzegvergoeding of vakantiegeld verschuldigd HvJ: onder verdrag van Amsterdam mogen enkel de hoogste nationale rechtscolleges dergelijke interpretatievragen stellen. 3. Bepaalde LS hebben een bijzonder regime voor dit hoofdstuk van het Europees recht: Denemarken, Ierland en het VK. a. Hoofdstuk waaronder IPR valt (alsook asiel en migratie) is niet van toepassing in Denemarken. In bepaalde gevallen heeft de EU verdragen gesloten met Denemarken zodat dezelfde regels daar toch ook toepassing kunnen vinden b. Ierland en VK = speciaal regime “Opt in/opt out”: mogen telkens beslissen of ze aan een bepaald instrument deelnemen of niet Verdrag van Nice Verving verdrag van Amsterdam vanaf 1 februari 2003 Verdrag bevestigde EU‐bevoegdheden inzake IPR Één belangrijke aanpassing: er wordt niet langer eenparigheid in de Raad vereist, maar wetgeving kan nu worden aangenomen bij gekwalificeerde meerderheid. (uitzondering: familiezaken) Verdrag van Lissabon Art. 81 VvL Lijstje van zaken waar de EU zich over mag buigen is langer geworden In de toekomst ook: huwelijksvermogen, partnervermogen, afschaffing apostille en nieuwe insolventie‐vo. + twee belangrijke veranderingen: Co‐beslissingsprocedure wordt de normale procedure o Uitzondering: familiezaken (eenparigheid) Interpretatiemogelijkheden van het HvJ werden uitgebreid: o Alle rechtbanken kunnen nu prejudiciële vragen stellen Denemarken, Ierland en VK hebben hun bijzondere posities behouden en blijven genieten van hun speciaal statuut.
6
c) Relevante beginselen van het Eu‐recht Bij het aannemen van EU‐wetgeving beginsel van subsidiariteit: wetgeving mag enkel op EU‐vlak worden aangenomen wanneer de EU beter in staat is om de materie te regelen dan de nationale wetgevers (soms wel kritiek op de invulling hiervan) Maatregelen die EU op vlak van IPR aanneemt, moeten nodig zijn voor de goede functionering van de interne markt. LS zijn aan elkaar wederzijds vertrouwen verschuldigd: rechtbanken van EU‐LS moeten ervan uitgaan dat collega‐rechtbanken in de andere LS even goed geplaatst zijn om recht te doen. HvJ C‐116/02, Erich Gasser GmbH t. MISAT Srl Partijen hebben in hun contract overeengekomen dat, in geval er een dispuut ontstaat, zij dit zullen voorleggen aan een rechtbank in Oostenrijk. Op het moment van dispuut stelt MISAT echter een vordering in Rome in (in strijd met de contractsbepalingen) HvB Innsbruck stelt prejudiciële vraag: mag het rekening houden met het feit dat de rechtsprocedures in Italië onredelijk lang duren? HvJ: beginsel van wederzijds vertrouwen in een rechtbank in een EU‐LS weerhoudt rekening te houden met een dergelijk element. Beginselen van vrij verkeer van personen en non‐discriminatie tussen EU‐burgers nationale IPR‐regels op een gebied waar er nog geen EU‐wetgeving bestaat mogen niet tot gevolg hebben dat burgers van andere landen ongelijk behandeld worden HvJ C‐148/02, Garcia Avello t. België Belgische IPR‐regels mogen niet tot gevolg hebben dat vrij verkeer van EU‐burgers wordt belemmerd EU heeft ook een handvest van mensenrechten. In die verordeningen2: verwijzing naar impact wetgeving op mensenrechten. d) Rechtspraak van het Hof van Justitie Rechtspraak kan van belang zijn omdat die een interpretatie geeft aan de geldende EU‐wetgeving vb. wat betekent beginsel van wederzijds vertrouwen in de praktijk
2.3 Bronnen uit het internationaal recht Internationale omkadering: internationale recht bepaalt de grenzen waarbinnen een soevereine staat de interne bevoegdheid van zijn rechtbanken kan bepalen. Het bepaalt ook welke immuniteiten bestaan. Permanent Hof van Internationale Justitie, FR t. Turkije (Lotus‐zaak) Lotus (Frans schip) botst in international wateren tegen Boz‐Kourt (Turks schip). 8 Turkse bemanningsleden sterven. Toen de Lotus in Istanbul arriveerde, werd de (Franse) persoon die 2
Sinds 1 december 2009 aangenomen
7
verantwoordelijk was voor de uitkijk in hechtenis genomen. Er volgde een strafprocedure, een schuldig‐bevinding en een gevangenisstraf. Dispuut tussen FR en Turkije over de uitoefening van de jurisdictie van de Turkse rechtbank. Dispuut werd voorgelegd aan Permanent Hof van Internationale Justitie. uitkomst van de zaak is ondertussen achterhaald door nieuw verdragsrecht, maar uitspraak heeft wel geleid tot belangrijke theorievorming over de beginselen waarop de jurisdictie van nationale rechtbanken kan rusten (o.a. effect‐beginsel, beschermingsbeginsel, territorialiteitsbeginsel, …) a) Vedragen Verdragen hebben voorrang boven nationale wetgeving. WIPR verwijst soms naar verdragen op het gebied van IPR (vb. art. 83 WIPR) WIPR verwijst niet naar alle toepasselijke verdragen! (vb. Sommige verdragen = bilateraal) Verschillende internationale of inter‐gouvernementele organisaties houden zich bezig met het uitwerken van internationale verdragen: ‐ Haagse Conferentie voor Internationaal Privaatrecht ‐ UNIDROIT ‐ UNCITRAL ‐ Raad van Europa ‐ CIEC (Commission international de l’etat civil) Verdragen kunnen aspecten van het IPR regelen: ‐ Adoptieverdrag van Den Haag ‐ Kinderbeschermingsverdrag van Den Haag Sommige verdragen creëren uniforme materiële regel (vb. Weens Koopverdrag) Ook billaterale verdragen zijn een bron van IPR‐regels (vb. staten komen overeen elkaars vonnissen te erkennen of ten uitvoer te leggen) Internationale verdragen kunnen ook (gedeeltelijk) vervangen worden door het EU‐recht Vb. Verdrag tussen België en FR van 1899: ‐ Voor groot deel vervangen door Brussel I, Brussel IIbis en Onderhouds‐vo ‐ Voor deel waarover er geen EU‐wetgeving bestaat blijft het van toepassing Verdragen kunnen ook internationale mensenrechteninstrumenten bevatten (vb. EVRM) b) Lex mercatoria Term heeft verschillende betekenissen: ‐ Handelsrecht van handelaars tijdens Romeinse Tijd of in Middeleeuwen ‐ Handelsgebruiken in bepaalde sectoren die handelaars over de grenzen heen respecteren ‐ Transnationaal recht of beginselen Vele RB’s staan weigerachtig tegenover de toepassing van dergelijke onzekere begrippen. c) Soft law (beginselen etc.) Kunnen verschillende vormen aannemen UNIDROIT heeft o.a. beginselen geformuleerd over het contractenrecht 8
Contractspartijen kunnen hun contract aan deze beginselen onderwerpen, i.p.v. aan het recht van een bepaalde staat. De status van de beginselen en de mate waarin nationale rechtbanken ze toepassen zijn soms nog onduidelijk. Institut de droit internationel (IDI)/Institute of International Law (IIL) bestaat uit een aantal experten van het internationaal recht. Het instituut vaardigt beginselen over bepaalde zaken uit. Kunnen dienen als inspiratiebron
2.4 Bronnen uit het Belgisch recht a) Wetboek Internationaal Privaatrecht Vóór 2004 bestond er geen WIPR behelpen met art. 3 BW. WIPR werd ingevoerd bij wet van 16 juli 2004 en trad in werking op 1 oktober 2004 (adoptie: 1/9/2005) WIPR is ontstaan uit een poging van academici om het IPR te codificeren en te vereenvoudigen (brede consultatie van wat nodig was) WIPR bevat ook bepaalde beleidslijnen: nationaliteit werd minder belangrijk als aanknopingsfactor en gewone verblijfplaats won aan belang. WIPR is didactisch opgesteld geeft meteen eigen plaats tussen de andere bronnen aan (art. 2) WIPR zet ook uiteen welke onderdelen men hierin vindt: drie grote luiken IPR: ‐ Bevoegdheid Belgische rechters ‐ Aanwijzing toepasselijk recht ‐ Voorwaarden voor de uitwerking in België van buitenlandse rechterlijke beslissingen en authentieke akten in burgerlijke zaken en handelszaken Logische structuur: ‐ Algemene bepalingen (over elk van de drie grote luiken) ‐ Verschillende hoofdstukken die materies van privaatrecht bestrijken b) Specifieke wetten ‐ Burgerlijk wetboek o Bepalingen inzake internationale adoptie ‐ Gerechtelijk wetboek ‐ Wetboek Economisch recht ‐ Wet 13 april 1995 Handelsagentuurovereenkomst ‐ Wet 27 juli 1961 Alleenverkoop ‐ Vlaams decreet adoptie ‐ Omzendbrieven c) Andere bronnen van IPR in België ‐ Rechtspraak: o Toepassing WIPR o Oudere rechtspraak ‐ Memorie van toelichting en parlementaire verslagen van WIPR ‐ Doctrine
9
Hoofdstuk 3. Internationale bevoegdheid: algemene regels 3.1 Wat is internationale bevoegdheid? Regels van internationale bevoegdheid bepalen in welk land de rechtbanken een geschil mogen horen. Rechtsmacht: bepaalt of de rechtbanken ‘de macht hebben’ om een geschil naar zich toe te trekken. Wanneer vaststaat dat de Belgische rechtbanken dergelijke macht hebben, dan regelt de interne bevoegdheid hoe het werk tussen de Belgische rechtbanken onderling verdeeld wordt. Uitdrukking van soevereiniteit: elke staat bepaalt in beginsel zelf over welke zaken zijn rechtbanken zich mogen buigen Verschillende rechtbanken kunnen internationale bevoegdheid hebben over eenzelfde geschil Nuance: op EU‐vlak zijn veel regels van internationale bevoegdheid geharmoniseerd EU‐LS hebben hun soevereiniteit gedeeltelijk verloren In andere gevallen bestaan er internationale afspraken over de internationale bevoegdheid, opgenomen in internationale verdragen.
3.2 Waar vinden we de regels van de internationale bevoegdheid? Op EU/internationaal/nationaal niveau EU: ‐ Brussel I (2001 & 2012) ‐ Brussel II bis ‐ Insolventie‐vo ‐ Erfrecht‐vo ‐ Vordering onderhoudsverplichtingen ‐ + nog aantal voorstellen Internationaal niveau: verdragen met regels over internationale bevoegdheid (wel minder dan EU‐ regels) ‐ Verdrag van Lugano van 2007 o Van toepassing in EU + Ijsland, Noorwegen en Zwitserland o Bijna identiek aan Brussel I‐vo o Voor België geldt dit verdrag voor verhoudingen met Ijsland, Noorwegen en Zwitserland en Brussel I geldt in verhouding met andere EU‐LS (behalve Denemarken) Nationaal niveau: ‐ WIPR ‐ Ger.W. a) Methode voor het vinden van de juiste bron Methode: ‐ Stap 1: rechtstak bepalen ‐ Stap 2: relevante EU‐wetgeving zoeken o Toepassingsgebied onderzoeken! ‐ Stap 3: relevante internationale wetgeving zoeken o Toepassingsgebied onderzoeken! 10
‐
Stap 4: geen EU/internationale bronnen nationale bronnen: WIPR of Belgische wetgeving over specifieke materies
Voorbeeld: bij een zaak over internationale adoptie controleert men het Adoptieverdrag van Den Haag, het WIPR, het BW, Ger.W. en Vlaams decreet inzake adoptie. Meest frequente instrumenten: Kwalificatie EU‐instrumenten Internationale WIPR / Belgische instrumenten wetgeving Personenrecht
WIPR
Huwelijk Echtscheiding Huwelijksvermogen
Brussel II bis (Voorstel tot verordening)
Bilateraal verdrag België‐Frankrijk
WIPR WIPR WIPR
Relatie van samenleven
Bilateraal verdrag België‐Frankrijk
WIPR
Afstamming (natuurlijke)
Verdrag over autoriteiten bevoegd voor erkenning van kinderen (1961) Bilateraal verdrag België‐Frankrijk Adoptie Verdrag v Den Haag (1993) Ouderlijke Brussel II bis Verdragen van Den verantwoordelijkheid Haag Kinderontvoering (1980) Onderhoudsgeld Onderhoudsverordening Verdrag van Lugano (2007) Erfopvolging (Erfrecht‐verordening) Bilateraal verdrag België‐Frankrijk Goederen Brussel I Verdrag van Lugano (2007) Intellectuele Brussel I Verdrag van Lugano eigendom (2007) Trusts Brussel I Verdrag van Lugano (2007) Contracten Brussel I Verdrag van Lugano (2007) (Forumbedingverdrag Den Haag 2005) Onrechtmatige daad Brussel I Verdrag van Lugano (2007) Recthspersonen Brussel I Verdrag van Lugano (2007) Insolventie Insolventieverordening
WIPR
WIPR, BW, Vlaams decreet WIPR
WIPR WIPR WIPR WIPR
WIPR WIPR WIPR 11
Arbitrage
Verdrag van New York (1958) Verdrag van Genève (1961)
Ger W
(Instrumenten tussen haakjes = nog niet van kracht; voorgestelde wetgeving staat cursief en tussen haakjes)
3.3 Toepassingsgebied EU‐instrumenten Eerst toepassingsgebied van EU‐wetgeving onderzoeken Op drie niveaus: ‐ Materieel (rechtstakken die instrument behandelt) ‐ Personeel (op welke personen/partijen van toepassing) ‐ Temporeel (vanaf wanneer is instrument van toepassing) a) Brussel I‐vo i. Materieel toepassingsgebied (rechtstakken) Internationale bevoegdheid voor burgerlijke en handelszaken. Inbegrepen: ‐ Verbintenissen ‐ Goederen ‐ Rechtspersonen ‐ Intellectuele eigendom Vroeger ook onderhoudsvorderingen maar nu opgenomen in apart instrument (Onderhouds‐vo) Uitoefening van overheidsbevoegdheid ≠ burgerlijke of handelszaak en valt dus niet onder de verordening HvJ 29/76, Eurocontrol Begrip “burgerlijke en handelszaken” moet autonoom worden uitgelegd begrip krijgt Europese definitie; invulling in nationaal recht is niet doorslaggevend. Mogelijk dat een zaak tussen een overheidsinstantie en een particulier een burgerlijke of handelszaak is. Enkel wanneer het gaat om de uitoefening van overheidsbevoegdheid, valt de zaak niet onder de definitie “burgerlijke en handelszaak”. Andere zaken tussen de overheid en een particulier kunnen wel onder de definitie vallen. In casu: vordering door een publiekrechtelijk orgaan voor betaling voor het gebruik van bepaalde installaties en voor bepaalde diensten. De prestaties van het orgaan waren verplicht en exclusief. HvJ was van oordeel dat dit geen burgerlijke of handelszaak was. Sommige onderdelen van het burgerlijk en handelsrecht zijn expliciet uitgesloten uit het toepassingsgebied van de Brussel I‐vo: ‐ Familierecht o Voor echtscheiding en ouderlijke verantwoordelijkheid: Brussel IIbis ‐ Huwelijksgoederenrecht o Voorstel tot verordening ‐ Testamenten en erfrecht o Aparte verordening (nog niet in werking) ‐ Insolventie 12
‐ ‐
o Insolventie‐vo van toepassing Sociale zekerheid Arbitrage
Begrippen moeten een autonome interpretatie krijgen Om toepassingsgebied af te bakenen: kijken naar onderwerp gevraagde maatregelen HvJ C‐391/95, Van Uden Maritime BV Van Uden vorderde in KG (in NL) een voorlopige betaling. Tussen de partijen bestond een arbitragebeding. Rechtsvraag: vallen deze voorlopige maatregelen binnen het toepassingsgebied van Brussel I of zijn ze uitgesloten o.g.v. het arbitragebeding? HvJ: onderwerp van vordering weegt door. Onderwerp is voorlopige betaling en niet arbitrage zelf Zaak valt onder toepassingsgebied HvJ C‐180/89, Marc Rich Ondanks het arbitragebeding in het contract, weigert een partij een arbiter aan te stellen. Deze partij voert aan dat het beding ongeldig is. Marc Rich wendt zich tot de rechtbank in Londen om de tegenpartij te verplichten een arbiter aan te stellen. Rechtsvraag: valt deze procedure voor de rechtbank onder het toepassingsgebied van Brussel I? HvJ: uitsluiting van arbitrage uit Brussel I betreft niet enkel arbitrage‐procedures, maar ook gerechtelijke procedures over de aanstelling van een arbiter, ook wanneer er een prealabele vraag is over de geldigheid van het arbitragebeding. ii. Personeel toepassingsgebied Om het personeel toepassingsgebied te vinden, moeten we drie regels respecteren: ‐ Exclusieve bevoegdheidsgrond? exclusieve bevoegdheidsgrond gelegen in de EU valt binnen toepassingsgebied van Brussel I, ongeacht de woonplaatsen, verblijfplaatsen en nationaliteit van de betrokkenen ‐ Forumbeding voor rechtbank in de EU Brussel I (voor versie 2001: +woonplaats een van de partijen in EU) ‐ Consumenten‐ en arbeidscontracten: Brussel I indien de consument‐ of WN‐eiser in de EU woont, ongeacht de woonplaats van de verweerder (nieuw voor versie 2012) ‐ Voor alle andere gevallen (noch exclusieve bevoegdheid, noch forumbeding): criterium = woonplaats verweerder o In EU: Brussel I o Buiten EU: WIPR HvJ C‐412/98, Josi Canadees bedrijf (UGIC) vroeg aan Franse agent (Euromepa) om een herverzekeraar te zoeken voor een aantal verzekeringspolissen voor woningen in Canada. Josi is herverzekeraar gevestigd in België en contracteert met UGIC voor de herverzekering. Wanneer Josi een eindafrekening ontvangt, weigert deze te betalen omdat de gegevens op grond waarvan Josi het contract heeft gesloten, fout 13
blijken te zijn. UGIC stelt in FR een vordering in tegen Josi. Josi betwist de internationale bevoegdheid van de Franse rechtbank en argumenteert dat de Brussel I‐vo van toepassing is en dat de vordering m.a.w. in België moet worden ingesteld (=woonplaats verweerder). De Franse RB kan enkel internationaal bevoegd zijn indien Brussel I niet van toepassing is en de Franse nationale bevoegdheidsgronden mogen worden gebruikt. HvJ: Brussel I is van toepassing: verweerder woont in EU, woonplaats eiser is irrelevant Wat indien woonplaats verweerder onbekend is? HvJ C292/10, G. t. de Visser Mr. De Visser pleegde een onrechtmatige daad op het internet. De eiser vond twee adressen van hem, beide in NL, maar verweerder bleek onvindbaar op beide adressen. HvJ: men mag enkel terugvallen op de nationale gronden van internationale bevoegdheid “indien het aangezochte gerecht over afdoende aanwijzingen beschikt die de conclusie wettigen dat de verweerder, burger van de EU zonder woonplaats in de LS van voormeld gerecht, daadwerkelijk buitenhet grondgebied van de Unie woont”. vermoeden dat verweerder woonplaats in EU heeft iii. Temporeel toepassingsgebied Brussel I is van toepassing op vorderingen ingesteld NA 10 januari 2015. Vóór deze datum: vroegere versie van verordening geldig (vanaf 1 maart 2002, of vanaf de datum van toetreding voor staten die later lid zijn geworden van de EU) Nog vroeger: Verdrag van Brussel (=EEX‐verdrag) b) Brussel II bis ‐ vo i. Materieel toepassingsgebied (rechtstakken) Brussel IIbis regels: ‐ Echtscheiding ‐ Scheiding van tafel en bed ‐ Nietigverklaring van huwelijken ‐ Ouderlijke verantwoordelijkheid (incl. kinderontvoering) Niet van toepassing op: ‐ Uitoefening overheidsbevoegdheid ‐ Huwelijk ‐ Burgerlijke staat ‐ Afstamming ‐ Adoptie ‐ Huwelijksvermogensrecht ‐ Testamenten en erfrecht ‐ Onderhoud ii. Personeel toepassingsgebied Andere logica dan bij Brussel I. Eigenlijk bepalen de regels hun eigen toepassingsgebied. Methode: ‐ Stap 1: kijk of er een bevoegdheidsgrond is voor de Belgische rechter in Brussel II bis. Zo ja: vo toepassen ‐ Stap 2: geen internationale bevoegdheid voor Belgische rechter? kijken of andere RB in EU internationaal bevoegd is o.b.v. Brussel IIbis. Zo ja, dan moet Belgische rechter zich
14
‐
onbevoegd verklaren. Partijen moeten dan een vordering instellen voor de rechter die internationaal bevoegd is volgens de verordening. Stap 3: geen Belgische of andere EU‐RB die wordt aangeduid kijken of er een bevoegdheidsgrond is voor de Belgische rechter in het WIPR
HvJ C‐68/07, Sudelind Lopez Mevr. Lopez (Zweedse) is gehuwd met mr. Lizazo (Cubaans). Gewone verblijfplaats is in FR. Er komt een breuk en mr. Lizazo verhuist terug naar Cuba. Mevr. Lopez blijft in FR. Ze reist naar Zweden om daar een echtscheidingsvordering tegen haar man in te stellen. Rechtsvraag: is Zweedse RB bevoegd? RB heeft geen bevoegdheidsgrond in Brussel IIbis‐vo: mevr. Lopez moet gedurende min. 6m haar gewone verblijfplaats in Zweden hebben (in combinatie met haar Zweedse nationaliteit). Volgens Zweedse nationaal recht is Zweedse RB bevoegd o.b.v. de nationaliteit en feit dat ze vroeger in Zweden heeft gewoond. HvJ: Zweedse RB moet eerst eigen internationale bevoegdheid toetsen aan de Brussel IIbis‐vo. Als deze RB geen internationale bevoegdheid heeft o.b.v. de verordening, dan moet men nagaan of er een andere RB in de EU dergelijke internationale bevoegdheid heeft. FR RB heeft internationale bevoegdheid o.b.v. Brussel IIbis (laatste echtelijke gewone verblijfplaats terwijl een van de echtgenoten die er nog verblijft, art. 3). Zweedse RB moet zich onbevoegd verklaren. iii. Temporeel toepassingsgebied Brussel II bis is van toepassing op vorderingen ingesteld na 1 maart 2005. Voor LS lid vanaf 1/1/2007: vanaf 1/1/2007 Voor Kroatië: vanaf 1/7/2013 c) Insolventie‐vo i. Materieel toepassingsgebied (rechtstak) Van toepassing op: ‐ Insolventieprocedures ‐ Reddingsprocedures (o.a. “gerechtelijke reorganisatie”) Vóór het openen van een faillissement: procedures vallen onder Brussel I Na openen faillissementsprocedure: procedure wordt erkend in alle EU‐LS ingevolge de Insolventie‐ vo. HvJ C‐444/07, MG Probud Gdynia Poolse rechtbank opent een insolventieprocedure voor een bedrijf met een maatschappelijke zetel in Polen en activiteiten in Duitsland. Nadien verzoekt een SE in Duitsland om beslaglegging van banktegoeden in dat land. Een dergelijke beslaglegging is niet meer mogelijk onder het Poolse recht, dat de insolventieprocedure beheerst. Rechtsvraag: mag een Duitse autoriteit een beslaglegging bevelen? HvJ: de erkenning van de insolventieprocedure gebeurt zonder dat daarvoor enige procedure nodig is, en vanaf het moment van de opening. De Duitse mogen dus niet de goederen in Duitsland
15
beschermen voor één enkele SE, maar deze SE moet zijn vorderingen instellen in de insolventieprocedure. Insolventie‐ en reddingsprocedures van bepaalde typen vennootschappen zijn uitgesloten: ‐ Kredietinstellingen ‐ Verzekeringsondernemingen ‐ Beleggingsondernemingen die geld of effecten van derden houden ‐ Instellingen voor collectieve belegging ii. Personeel toepassingsgebied De insolventie‐vo is van toepassing op NP en RP met het centrum van hun voornaamste belangen (COMI) binnen de EU. Eerst kijken naar statutaire zetel. Wanneer blijkt dat bedrijf geen effectieve activiteiten heeft, dan kijken waar werkelijke activiteiten zich bevinden. HvJ C‐340/04, Eurofood Eurofood (statutaire zetel in Ierland) = dochter van Parlamat (Italiaans bedrijf). Volgens Ierse rechter is COMI van Eurofood in Ierland. Italiaanse rechter wil Eurofood bij de insolventieprocedure van het moederbedrijf in Italië betrekken. HvJ bepaalt dat de statutaire zetel het vertrekpunt is voor het bepalen van de COMI. Afwijking van het vermoeden kan enkel wanneer objectieve factoren, die voor derden verifieerbaar zijn, aantonen dat de werkelijke zetel verschilt van de statutaire zetel. HvJ bepaalt ook dat de COMI van elk bedrijf apart moet worden beoordeeld: het is niet omdat de COMI van een moederbedrijf in Italië ligt, dat die van het dochterbedrijf er noodzakelijkerwijze ook ligt. HvJ C‐369/09, Interedil Bedrijven verhuizen hun COMI naar Engeland (interessant land om in failliet te gaan) De Europese wetgever is bezig om een nieuwe insolventieverordening te maken (geen eenparigheid nodig, gewone gekwalificeerde meerderheid is genoeg). Veel discussie over hoe men de COMI kan bepalen. Indien verschoven in de laatste 3m, dan toch naar de oude kijken bijvoorbeeld (is een voorstel). Als de COMI in de EU is, dan passen we de insolventieverordening toe, ook op verweerders. COMI: ‐ Objectieve criteria ‐ Voor derden verifieerbaar ‐ Vermoeden enkel weerlegbaar indien hoofdbestuur ≠ statutaire zetel Als de COMI in de EU ligt, is de RB van de COMI ook bevoegd over vorderingen tegen verweerders buiten de EU. HvJ Schmid t. Hertel De Duitse rechter opende een insolventieprocedure tegen een SA. Mr. Schmid is curator in deze procedure. In de uitvoering van zijn taak wil hij een faillissementspauliana instellen tegen mevr.
16
Hertel (Zwitserland) voor de teruggave van een bepaald bedrag. Zij betwist de internationale bevoegdheid van de Duitse rechter. HvJ: Duitse rechter is, als rechter van de opening van de faillissementsprocedure, internationaal bevoegd om over deze vordering te oordelen. Voor bedrijven waarvan de COMI buiten de EU is gelegen, is de Insolventie‐vo niet van toepassing. Als een dergelijk bedrijf goederen in België heeft en de vraag rijst of de curator bepaalde bevoegdheden in België mag uitoefenen, dan moet men het WIPR consulteren. iii. Temporeel toepassingsgebied De insolventie‐vo is van toepassing op procedures geopend vanaf 31 mei 2002. Voor LS die lid werden op 1/5/2004, 1/1/2007 en 1/7/2013: dit zijn tevens de date van de inwerkingtreding. d) Onderhouds‐Vo i. Materieel toepassingsgebied (rechtstak) Onderhouds‐Vo is van toepassing op onderhoudsverplichtingen die voortvloeien uit: ‐ Familiebetrekkingen ‐ Bloedverwantschap ‐ Huwelijk ‐ Aanverwantschap Opm.: enkel de vragen over onderhoud vallen onder de Vo. Andere zaken die ermee verband houden (o.a. echtscheiding, afstamming, …) vallen er niet onder. Enkel zaken van burgerlijk en handelsrecht vallen onder de Onderhouds‐vo. Zaken over de uitoefening van overheidsbevoegdheid niet. HvJ C‐271/00, Gemeente t. Baten HvJ beslist dat de terugvordering door een gemeente van de onderhoudsplichtige van onderhoudsgeld dat de gemeente aan de onderhoudsgerechtigde heeft betaald, wel een burgerlijke zaak is. ii. Personeel toepassingsgebied ALTIJD van toepassing Nationale regels over internationale bevoegdheid in zaken van onderhoud verdwijnen (!) Verordening is van toepassing in Ierland; gedeeltelijk van toepassing in Denemarken en VK Wanneer een internationale zaak over onderhoud voor een Belgische rechter wordt gebracht, dan moet deze zijn internationale bevoegdheid enkel nog toetsen aan de Onderhouds‐vo. Irrelevant waar de partijen hun woonplaats/gewone verblijfplaats hebben, noch hun nationaliteit. iii. Temporeel toepassingsgebied Van toepassing op vorderingen ingesteld vanaf 18 juni 2011. e) Erfrecht‐vo i. Materieel toepassingsgebied (rechtstak) Van toepassing op erfopvolging in de nalatenschappen van overleden personen 17