INSPECTIEVERSLAG PROVINCIE : WEST-VLAANDEREN BRANDWEERDIENST : WEVELGEM NIS-NUMMER : 34.041 DATUM INSPECTIE : 27.06.2002
geadresseerden Gouverneur Provincie West-Vlaanderen De heer Burgemeester Officier-dienstchef
J. DE SAEDELEER, ingenieur
M.-J. Ribbens, adjunct-adviseur
ALGEMEEN 1.
X
Y
Z
C - korps
2. Samenstelling gewestelijke groep
X: Y : Kortrijk Z: C : Wevelgem 2bis zone: Anzegem, Avelgem, Deerlijk, Harelbeke, Kortrijk, Kuurne, Lendelede, Menen, Spiere-Helkijn, Waregem, Wevelgem, Wielsbeke, Zwevegem
3. Beschermde gemeenten
aantal inwoners 31.357
oppervlakte (ha) 3.876
4. Hoofdpost : adres : Burgemeester PAREITLAAN, 12A – 8560 Wevelgem (Moorsele) telefoon: 100 (oproepnummer) Kazerne of officier van wacht: 056/42 41 20 (administratief nummer) 056/41 40 99 (faxnummer) 056/42 34 00 (administratief nummer gemeente) 056/42 34 01 (faxnummer gemeente) Bijpost (en) : aantal : WEVELGEM
[email protected] (e-mail) 1. Nieuwe Markt, 3 – 8560 Wevelgem 2. Hondschotestraat, 100A – 8560 Wevelgem-Gullegem
5. Organisatie hulpverlening : Y : Kortrijk Z : Menen PCB : Liedekerke
op 10 km op 9 km op 95 km
1
6.
a) Overeenkomsten - art. 20 K.B. 08.11.1967 : met (gemeenteraadsbeslissingen goedkeuring Gouverneur op met (gemeenteraadsbeslissingen goedkeuring Gouverneur op
en ) en )
b) Andere overeenkomsten : met 7.
Aantal tussenkomsten : in jaar
2001 01.01 t/m 30.06.02 DMH 677 312 branden 57 19 andere interventies 364 119 (54 wespenverdelging) ---------------------------------------------------------------------------------------totaal 1098 450
2
PERSONEEL 1. Officier-dienstchef : naam : Kapitein J.-P. KESTELOOT adres : Burgemeester Pareitlaan 15 – 8560 Wevelgem telefoon : 056/41 82 55 2. Korpssecretaris : naam : Luitenant L. DELEN adres : Rozenstraat 36 – 8560 Wevelgem telefoon : 056/41 22 83 3. Personeelsbestand (zie lijst als bijlage) Van de 58 voorziene betrekkingen waren er op het ogenblik van de inspectie 51 ingevuld. Eind 2002 worden aanwervingen brandweerman gepland. 4. Brevethouders dienstchef : / A:4 B:2 C:/ Kandidaat-beroepsofficier : / TBVK : 3 Onderluitenant : 1 Adjudant : 1 Sergeant/onderofficier : 7 Korporaal : 5 Brandweerman : 21 (+ 5 stagedoende) Ambulancier : 12 (+ 5 in opleiding) Duiker : 5. Verstandhouding (volgens dienstchef) : zeer goed goed
minder goed
slecht
6. Opkomst bij interventies : tijdens de werkuren : buiten de werkuren :
35 % (nagezien interventie op 90 % (nagezien interventie op
) )
De brandweer van Wevelgem kan, dankzij zijn ligging vlakbij de verkeerswisselaar A17/A19, snel tussenkomen bij incidenten op de snelwegen A17 en A19, ook buiten het grondgebied van de gemeente. Met de brandweer van Roeselare is een mondelinge overeenkomst betreffende de interventies tussen op- en afrit “Gullegem” en op- en afrit “Rumbeke”. De inspectie adviseert om deze overeenkomst schriftelijk te bekrachtigen. De inspectie ondersteunt trouwens elk initiatief, binnen de hulpverleningszones, de provincie of tussen korpsen onderling, om de interventiesectoren op de autosnelwegen te optimaliseren. De brandweer van Wevelgem beschikt over 4 gaspakken waarmee men kan tussenkomen bij ongevallen met gevaarlijke stoffen (OGS). Bij dergelijke ongevallen komt echter zoveel kijken zowel qua materieel (vonkvrij gereedschap, speciale pompen, meetapparatuur, communicatieapparatuur,…) als qua manschappen (back-up, decontaminatie, meetploegen,…) dat dit enkel binnen de hulpverleningszone op een optimale wijze kan uitgebouwd worden. De inspectie adviseert dan ook om de opleiding, oefening en werking van het OGS-team te integreren in een groter geheel zoals de hulpverleningszone.
3
7. Oefeningen : wanneer : Eerste zaterdag van de maand om 16 uur. Eerste zondag van de maand om 08.30 uur. waar : opkomst : goed maatregelen tegen veelvuldige afwezigheid lichamelijke oefeningen : nachtoefeningen : verantwoordelijken : Luitenant DELEU
j n j/n
De bijscholing is facultatief. Oefenen is een kernactiviteit van de brandweer. De inspectie stelt vast dat de brandweer veel belang hecht aan oefenen en de verplichte groepsoefeningen dan ook tot in de puntjes voorbereid. Het oefenen is trouwens niet uitsluitend beperkt tot de traditionele twaalf oefeningen per jaar. Daarnaast wordt ook vrijblijvend “bijscholing” gegeven om de verschillende vaardigheden onder de knie te blijven houden. Een goed oefenschema houdt al gauw in dat er op jaarbasis zo’n 60 uur geoefend wordt. De inspectie adviseert om de “bijscholing” en de groepsoefeningen op elkaar af te stemmen, zodat wat geoefend wordt in de “bijscholing” in de praktijk kan geëvalueerd worden tijdens de groepsoefening die daarop volgt. Het is bovendien aangewezen om de resultaten, conclusies van elk van de oefeningen te registreren en bij te houden, bij voorkeur ook individueel – zeker voor wat de duikers en gaspakdragers betreft.
8. Regeling wachtdienst:
9. Taakverdeling officieren: De taakverdeling over de officieren is moeilijk gelet op de geografische spreiding over drie locaties. De inspectie dringt aan op rationalisering van de bestaande kazernes; centralisatie op één plek zou de specialisatie van de officieren vergemakkelijken. De officieren lt. DELEU, olt. LANGEDOCK en olt. LABARQUE zijn verantwoordelijk voor de werking van de posten. Een specifieke taakverdeling bestaat niet of nauwelijks, waardoor de officierdienstchef teveel “uitvoerende” taken onder zijn bevoegdheid heeft. Niet elke officier-dienstchef zal zich zoveel kunnen (of willen) vrijmaken, zodat een taakverdeling tussen de officieren zich opdringt. De kennis en ervaring van de huidige officier-dienstchef mag niet verloren gaan, maar moet overgedragen worden aan de toekomstige verantwoordelijken.
4
ADMINISTRATIEVE GEGEVENS 1. Organiek reglement : gemeenteraadsbeslissing van 14.12.2001; goedkeuring Gouverneur op , wijzigingen op 2. Reglement van inwendige orde :
3.
gemeenteraadsbeslissing van 1977 kennisname Gouverneur op
Verzekeringen B.A. verzekeringspolis + verzekering administratieve fouten (preventie) Arbeidsongevallen VW Voertuigenverzekering Ander brandweermaterieel Verplichte aanvullende overlijdensverzekering Erkentelijkheidspremie
j
j j j/n j
Nummer 450 05 743
Maatschappij OMOB
610 01 77 190 17 398
OMOB OMOB
61 00 177
OMOB
DSN 93494 020
OMOB
4. Comptabele kosten : Gewone inkomsten
Gewone uitgaven
Rekening Begroting Raming
5. Retributiereglement : zo ja
j gemeenteraadsbeslissing van 22.01.2002
6. Administratieve bescheiden : a) dienstnemingscontracten nagezien van lt. Deleu vernieuwd op bewijs geneeskundig onderzoek
j/n
j/n
b) register van de hulpoproepen nagezien van de maand
j/n
c) aanwezigheids- en prestatieregister nagezien oefening op diverse nagezien interventie op diverse
j
d) immatriculatieregister : geautomatiseerd de gegevens nagezien van identiteit, burgerlijke staat gezinstoestand (bij ongeval te verwittigen personen) bloedgroep immatriculatienummer aanduidingen om dringende terugroeping mogelijk te maken
j/n j/n j/n j/n j/n j/n
e) persoonlijke dossiers nagezien van
j/n
f) persoonlijke steekkaart (gevaarlijke stoffen, besmettingsrisico) nagezien van
j/n
5
g) register of kaartsysteem van de inventarissen De gemeente heeft veel geïnvesteerd in de vernieuwing en uitbreiding van het wagenpark. De brandweer is dan ook vrij goed uitgerust inzake materieel. De brandweer beschikt over slechts één explosiemeter. Een explosiemeter is een essentieel hulpmiddel om de veiligheid van de hulpdiensten te waarborgen. De nodige voorzorgen moeten genomen worden opdat de brandweer op elk ogenblik beschikt over een functionele explosiemeter, ook wanneer de enige explosiemeter in onderhoud is. De inventaris van het materieel is bijzonder overzichtelijk omdat alles is uitgesplitst per post en per voertuig. De inspectie stelt zich wel vragen bij de juistheid van de inventaris (er zijn enkele anomalieën vastgesteld – bvb. materieel van de werkplaats in post Wevelgem komt niet in de inventaris voor. De inspectie wenst er de officier-dienstchef op te wijzen dat hij, krachtens artikel 45 van het koninklijk besluit 6 mei 1971, de installaties, alsmede het meubilair en het materieel van de brandweer geregeld dient te inspecteren. Daartoe dient hij de inventarissen na te kijken en maatregelen te treffen om de vastgestelde vergissingen of vergetelheid recht te zetten. Het materieel geeft een vrij rommelige indruk; Zo slingeren in de voertuigen lege bakken rond en blijken verschillende stukken niet op hun juiste plaats te zitten. De laadkasten van de wagens kunnen beter en doelmatiger ingericht worden met klein materieel en toebehoren. Het gebruik van een efficiënte beknopte inventarisatie met kleurencode en gegraveerde identificatieplaatjes in de diverse bergvakken is aangewezen. Er mogen in geen geval zwervende stukken aangetroffen worden.
6
INTERVENTIES 1.
Verzoeken om hulpverlening - hoe ? via 100-centrale Brugge telefoonnummers(s) :
2.
Wijze van oproepen van het personeel : individuele zakontvangers : sirenes : sirenes bevinden zich :
3.
j j/n
Telecommunicatienet : vaste posten : 1 mobiele posten : 13 draagbare posten : 15 individuele zakontvangers : 80 GSM: 2
4.
Centrum 100 : Brugge
5.
Dringende medische hulpverlening : aantal ambulances : 1 afgelegde km in : bediende regio : Wevelgem, Dadizele + deel van Ledegem, Menen en Wervik vergoeding personeel : 1,5 uur per uitruk en 5 uur/man/weekend gewoon ziekenvervoer : j kosten-batenanalyse : moeilijkheden :
6.
Indien de brandweer geen ambulancedienst verzekert, op welke diensten wordt beroep gedaan ? De meldkamer en de alarmering zijn door Deboosere Telecom recent gemoderniseerd met een computerondersteunde oproepinstallatie voor de individuele zakontvangers. De continuïteit van de alarmering wordt verzekerd door een noodstroomvoorziening bestaande uit een no-breakinstallatie voor computersysteem en vaste post, die automatisch opstart in geval van een stroompanne en een autonomie heeft van 1 uur. Bij stroompanne wordt automatisch de officier van wacht verwittigd, zodat een externe voeding kan aangesloten worden. De inspectie is dan ook van oordeel dat een voldoende bedrijfszekerheid is ingebouwd.
7
BRANDVOORKOMING De brandweer van Wevelgem beschikt in de personen van de officier-dienstchef kpt. Jean-Pierre KESTELOOT, lt. Ludwig DELEU en olt. Stefaan VAN POUCKE over drie personen die over de nodige opleiding beschikken, om de maatregelen inzake brandvoorkoming te controleren. -
Jean-Pierre Kesteloot kpt. V Ludwig Deleu lt. V Stefaan Van Poucke olt. V
Daarvan is voornamelijk olt. Van Poucke effectief belast met de brandvoorkomingsopdrachten. Overeenkomstig het koninklijk besluit van 8 november 1967 worden de brandpreventieverslagen ondertekend door de officier-dienstchef EN de officier belast met de brandpreventie. De gemeente Wevelgem beschikt over geen enkel gemeentelijk politiereglement inzake brandveiligheid. Met de brand van café “Het hemeltje” in Volendam in het achterhoofd adviseert de brandweerinspectie om een gemeentelijk politiereglement betreffende de brandveiligheid in bepaalde publiek toegankelijke lokalen zoals dancings, cafés,… op te stellen. Een dergelijk politiereglement werkt de eenvormigheid in de hand en kadert in een transparant beleid inzake brandvoorkoming. Een dergelijk politiereglement wordt zoveel mogelijk afgestemd op hetgeen in de gewestelijke groep of hulpverleningszone gehanteerd wordt. De inspectie stelt vast dat de link tussen brandbestrijding en brandvoorkoming duidelijk erkend wordt en dat het advies van de brandweer gevraagd wordt voor nieuwe gebouwen, industriegebouwen,… en in de bij de wetten verordeningen bepaalde gevallen. Overeenkomstig de ministeriële omzendbrief van 21 januari 1999, wenst de inspectie de burgemeester te wijzen op de bevoegdheden die hem zijn toegeschreven door de wet van 30 juli 1979. Artikel 5 van de voormelde wet bepaalt immers dat de burgemeester op verslag van de territoriaal bevoegde brandweerdienst toeziet op de uitvoering van de krachtens deze wet voorgeschreven veiligheidsmaatregelen, in casu het koninklijk besluit van 7 juli 1994. De brandvoorkoming dient niet enkel op papier geregeld te zijn, maar ook in de praktijk toegepast te worden. Een a posteriori controle van de voorgeschreven maatregelen is voor een aantal categorieën van gebouwen dan ook wenselijk. De inspectieverslagen zijn ondubbelzinnig en zeer duidelijk. De toepasselijke reglementering (bvb. Algemeen reglement op de Arbeidsbescherming) wordt consequent en duidelijk in de brandpreventieverslagen opgenomen en de betrokkene weet op welke punten de reglementering niet gevolgd wordt of waar nog moet aan gewerkt worden. De inspectie heeft echter wel enkele opmerkingen betreffende de inhoud: - het verplichten van een DOM-sleutelkluis voor quasi alle nieuwe gebouwen (ook appartementen), brengt gelet op het risico van inbraak met de universele sleutel, een zware verantwoordelijkheid van de brandweer met zich mee. De inspectie adviseert dan ook om het gebruik van sleutelkluizen te beperkten tot die gevallen waar het nut reëel is (bvb. wanneer een gebouw uitgerust is met een automatische branddetectieinstallatie of toegang tot met poorten afgesloten terreinen) en ieder geval de instellingen/bedrijven de keuze te laten om al dan niet toe te treden tot het systeem – gelet op de voordelen van het systeem hebben de meesten hier weinig problemen mee;
8
-
-
-
-
in verslag 2002/5011 – 24ACMAIL.doc staat dat elk appartement een compartiment dient te vormen. Gelet op de strenge eisen die aan compartimentsgrenzen en aan de verbindingen tussen compartimenten worden gesteld, is een dergelijke filosofie foutief (ofschoon deze fouten voor een LG niet zullen opvallen). Niet alles wat brandwerend van de rest gescheiden is, is een compartiment. Meerdere appartementen op deze bouwlaag kunnen één compartiment vormen, nochtans moeten de appartementen onderling brandwerend gescheiden zijn overeenkomstig punt 3.3 van bijlage 2 bij het koninklijk besluit van 7 juli 1994; in het koninklijk besluit van 7 juli 1994 worden aan de gevels van een laag gebouw geen eisen opgelegd met betrekking tot de beperking van de vlamoverslag langs de buitenzijde (in tegenstelling tot hetgeen vermeld staat in verslag 2002/5011 – 24ACMAIL.doc); overeenkomstig het koninklijk besluit van 7 juli 1994 worden er verschillende eisen opgelegd aan de maximaal af te leggen afstand tot de dichtstbijzijnde uitgang al naargelang het lokalen met dag- of nachtbezetting betreft. In verslag 2002/5011 – 24ACMAIL.doc staan verkeerdelijk de minder strenge eisen voor lokalen met dagbezetting vermeld; het verbod automatische schuifdeuren te gebruiken in de gevallen voorzien door de artikelen 52.5.12. en 52.5.16. van het ARAB geldt niet voor automatische schuifdeuren die terzelfdertijd, onder een lichte druk, opengedraaid kunnen worden in de evacuatiezin (schuifdeuren vaak genoemd “antipaniek” of “met paniekbeslag”). Deze deuren worden beschouwd als deuren die opendraaien in de evacuatiezin, doch die tezelfdertijd over de mogelijkheid beschikken te schuiven. In tegenstelling tot hetgeen vermeld is in verslag 24Tbibliotheek.doc kan de binnendeur van een sas dus wel als schuifdeur, weliswaar met anti-paniekbeslag, uitgevoerd worden.
Interventieplannen De brandweer beschikt over enkele mooie interventieplannen, nl. voor twee voetbalstadions. Algemeen gesteld en gelet op het gebruik van de sleutelkluizen, is dit toch wel bitter weinig. De inspectie stelt wel vast dat de brandweer nooit een verzoek van de burgemeester heeft ontvangen tot het maken van een voorafgaand interventieplan. Artikel 15 van het koninklijk besluit van 8 november 1967 stelt nochtans duidelijk dat “op verzoek van de betrokken burgemeester (…) een voorafgaand interventieplan opgemaakt door de territoriaal bevoegde brandweerdienst” van de gebouwen en gebouwencomplexen of installaties waar zeer grote gevaren bestaan. De inspectie wenst de burgemeester op zijn verantwoordelijkheid terzake te wijzen, meer bepaald, dat de burgemeester op de hoogte is van welke gebouwen en gebouwencomplexen er al dan niet een interventieplan is opgesteld. Indien de brandweer deze tijdrovende opdracht zelf niet kan uitvoeren, kan dit aan de desbetreffende instellingen en bedrijven zelf gevraagd worden. Het opstellen van de plannen dient dan in nauwe samenwerking met de brandweer te gebeuren en volgens strikte richtlijnen die door de brandweer verstrekt worden. Enkel op die manier kan een eenvormigheid tussen de verschillende interventieplannen bewerkstelligd worden en wordt vermeden dat belangrijke informatie niet op de interventieplannen is opgenomen. Gelet op het gebruik van de sleutelkluis is de inspectie van oordeel dat een (interventie)plan vereist is voor elk gebouw waar een dergelijke sleutelkluis aanwezig is. Hoe kan je anders weten waar de sleutelkluis gelegen is? Bluswatervoorzieningen De brandweer beschikt over hydrantenlijsten en plannen van de watermaatschappij, maar de overige bluswatervoorraden (ook particulier) zijn niet in kaart gebracht. De gemeente vraagt systematisch advies aan de brandweer bij geplande uitbreidingen, aanpassingen van het waterleidingnet. Ook worden werken aan de waterleiding tijdig meegedeeld. De hydranten worden NIET overeenkomstig het ministerieel rondschrijven van 14 oktober 1975 gesignaleerd, maar met gele verf op het wegdek en rondom de straatpot. Qua zichtbaarheid vallen deze minder op dan diegene voorgeschreven in het ministerieel rondschrijven. De inspectie dringt er dan
9
ook op aan dat de nieuwe signalisatie van hydranten conform aan het voormeld ministerieel rondschrijven wordt uitgevoerd en dat binnen een redelijke termijn de signalisatie van de bestaande hydranten aangepast wordt. De hydranten worden vierjaarlijks gecontroleerd met betrekking tot deze signalisatie en betreffende de werking van de hydranten. Overeenkomstig artikel 23 van het koninklijk besluit van 8 november 1967 “moeten de gemeenten (…) er voor waken dat de in voldoende aantal op het waterleidingsnet aangebrachte hydranten en afsluiters (…) steeds gemakkelijk bereikbaar en bruikbaar zijn”. Daartoe dient de gemeente te voorzien in het regelmatig en efficiënt nazicht en het onderhoud van de hydranten. De controle van de goede werking van de hydranten dient overeenkomstig het ministerieel rondschrijven van 14 oktober 1975 minstens om de twee jaar te gebeuren. Gelet op de verschillende opmerkingen, adviseert de inspectie om een strategisch plan inzake bluswatervoorraden uit te werken dat in overeenstemming is met de uitvoeringsbesluiten van de wet van 31 december 1963. in het plan dientonder meer aandacht te worden besteed aan: -
het in kaart brengen van de bluswatervoorraden (zowel hydranten als open water en eventuele particuliere watervoorraden) en de toegankelijkheid ervan; identificeren van plaatsen waar de bluswatervoorraden dienen te verbeteren; uitbrengen van adviezen bij bouw, uitbreiding of aanpassing van waterleidingen of bij verkavelingen (met inbegrip van richtlijnen om de eenvormigheid te garanderen); de signalisatie en het onderhoud van de hydranten (planning, procedures,…).
10
BRANDWEERKAZERNE Algemeen De grootste rem op een rationalisering van de werking van het korps is en blijft de spreiding van het korps over 3 entiteiten: Moorsele, Wevelgem en Gullegem. Het is voor de inspectie dan ook prioritair dat, gelet op de korte afstanden tussen de verschillende posten, de drie posten samensmelten tot één grote centraal gelegen hoofdpost. De gemeente heeft al vele inspanningen geleverd om een geschikte locatie (operationeel, stedenbouwkundig,…) te vinden, maar deze blijven voorlopig zonde concreet resultaat. Concept, inrichting De voertuigen staan soms zeer dicht bij elkaar waardoor het risico van ongevallen groot is – zeker wanneer ook de “kleedkamers” in de stelplaats zijn ondergebracht. De stelplaatsen zijn niet uitgerust met een rookafzuigsysteem noch met enig andere mogelijkheid tot ventilatie. Elk van de posten geeft een bijzonder rommelige indruk. Stelplaatsen staan vol met zaken die er niet thuis horen, terwijl de bergingen volgestouwd zijn met spullen waarvan vermoedelijk niemand nog wist dat men het bewaard had. De werkplaatsen zijn niet afgesloten en blinken uit in chaos. Installaties Krachtens artikel 271 van Algemeen reglement op de elektrische installaties (AREI) moet de laagspanningsinstallatie van de verschillende posten om de 5 jaar aan een controle onderworpen worden door een daartoe erkend organisme.
11
MATERIEEL Onderhoud en controle De brandweer heeft een weinig doorzichtelijk/overzichtelijk beleid inzake onderhoud en controle van het materieel. De inspectie adviseert om procedures, controlelijsten, meldingsfiches voor defecten, en dergelijk op te stellen en bij te houden zodat achteraf kan aangetoond worden dat de brandweer de nodige voorzorgen neemt om de goede werking van het materieel te verzekeren. Bovendien dient een gedetailleerd, al dan niet geautomatiseerd onderhoudsboek, bijgehouden te worden dat het onderhoud en de mechanische levensloop schetst van het materieel dat aangedreven wordt door een motor, ook al geschieden onderhoud en herstellingen in eigen beheer, door de gemeentelijke technische dienst of door privaatgarages. De efficiëntie van het materieelbeheer moet mede blijken uit de nauwgezette chronologische administratieve weergave van onderhoud en herstellingen in een logboek. De inspectie stelt echter vast dat men sinds kort het softwareprogramma ABIFIRE in gebruik heeft genomen dat deze materie elektronisch op het juiste spoor wil zetten. Keuringen De keuringen worden nauwgezet opgevolgd, met uitzondering van de wettelijk verplichte keuring van de autoladder. De inspectie wijst erop dat overeenkomstig artikel 281 van het Algemeen reglement op de arbeidsbescherming, elk hefvoertuig voor personenvervoer om de twaalf maand onderworpen moet worden aan een nauwkeurig en volledig onderzoek, uitgevoerd door een erkend organisme. Daarenboven moeten de kabels, kettingen, haken, stangen,… en om ’t even welke delen, die, ten opzichte van de veiligheid, van belang zijn ten minste om de drie maand onderzocht worden. De jaarlijkse controles door de leverancier vervangen deze wettelijke verplichting niet, maar zijn complementair hieraan. De inspectie adviseert om de preventie-adviseur nauw te betrekken bij de keuringen en controles en vooral bij de opvolging van eventuele opmerkingen. Omgekeerd moet de brandweer, als belangrijkste betrokken partij, beschikken over de verslagen van de keuringen of kopieën daarvan. PBM’s De brandweerlieden beschikken elk over de verplichte uitrusting (ook enkel fluorescerende overgooiers). Maar deze is vaak in erbarmelijke staat (reflecterende strippen hangen los of zijn nauwelijks nog reflecterend). Er zijn dan ook stappen ondernomen om deze in totaliteit te vernieuwen. De inspectie adviseert om het in de toekomst niet meer zover te laten komen dat men alles in één keer moet vervangen. Het is beter om met regelmatige tussenpozen een deel van de kledij te vernieuwen en een kleine stock courante maten aan te leggen zodat beschadigde kledij snel kan vervangen worden. Ademlucht & OGS De brandweer beschikt over 18 ademluchttoestellen. De inspectie is van oordeel dat dit aantal, ten dele ingevolge de spreiding over de drie posten, niet volstaat om iedereen daadwerkelijk bescherming te bieden bij interventies. De inspectie adviseert dan ook om voldoende adembeschermingstoestellen aan te schaffen, minimaal 40% van het aantal leden, opdat aan elk lid dat aan de operaties deelneemt, optimale beschermingsgarantie zou worden geboden. Het onderhoud en nazicht van de ademluchttoestellen gebeurt nauwgezet en de brandweer beschikt ook over het vereiste gereedschap om de verschillende onderdelen te (de)monteren, reinigen, drogen en testen. Het lokaal waarin dit dient te gebeuren is absoluut ongeschikt. Het (de)monteren, reinigen, drogen, testen, en dergelijk van maskers, toestellen,… dient te gebeuren in een hygiënische ruimte die uitsluitend daartoe bestemd is.
12
De ademluchtcompressor staat in de stelplaats van de voertuigen en neemt haar “buitenlucht” in de stelplaats. De inspectie herhaalt (zie vorige verslag) dat deze situatie onaanvaardbaar is. De keuring van de ademluchtflessen, zowel stalen als composiet, en van de ademlucht gebeurt nauwgezet. De inspectie adviseert wel om voor wat betreft de keuring van de ademlucht, de resultaten van de controle op te nemen in het verslag van Dräger (een simpel “OK” zegt zo weinig).
________________
13