Inleiding
op
Middeleeuwse
Epiek
I.
Periodisering
II.
Oudnederlands: 700-1150
a) Inleiding b) De oudste zin De oudste bron in het Nederlands is het volgende zinnetje:
Hebban olla vogola nestas higunnan Hinase hic enda thu Wat unbidan we nu Alle vogels zijn aan hun nesten begonnen behalve ik en jij wel waarop wachten wij Vergelijk: Datief van voor-of nadeel: Non scholae, sed vitae discimus. Geen vz., wel flexie Wij leren niet voor de school maar voor het leven. Wel vz., geen flexie
1
a) De oudste Teksten
Veldeke is afkomstig uit het Maasland, uit de omgeving van Hasselt in Belgisch Limburg. In die streek treffen de Nederlandse en Duitse taal en cultuur elkaar en in Veldekes tijd bloeiden hier de kunst en de economie. Veldeke was een ontwikkeld man en hij kende goed Latijn en Frans. Hij schreef een heiligenleven over Sint Servaas (de Servaaslegende) in zijn moedertaal, het Limburgs. In 1174 begon hij aan een ridderverhaal over de Trojaanse held Eneas. Veldeke baseerde zich op een Franse roman die kort daarvoor was gedicht. Hij was kennelijk goed op de hoogte van de nieuwste literatuur. Aan de Eneasroman is een bijzonder verhaal verbonden. Veldeke had een boek met de tekst bij zich tijdens een bruiloft in Kleef (niet ver van Nijmegen) en liet het daar zien. En hoewel de roman nog niet af was, werd het manuscript gestolen door de broer van de bruidegom. Pas negen jaar later kreeg Veldeke het boek terug en kon hij het voltooien. De diefstal laat zien hoe populair het werk van Veldeke was. Ook de hoofse minnepoëzie die hij schreef, was geliefd aan de adellijke hoven. Van deze liefdesliederen zijn er zo'n dertig bewaard. De meeste liedjes beginnen met een verwijzing naar de natuur, die de dichter in een bepaalde stemming brengt. In het bovenstaande lied verlangt de dichter naar zijn geliefde thuis, die hem al even blij maakt als de vogels die hij hoort zingen.
2
III.
Middelnederlands: 1150-1500
1. Ontwikkeling in de middeleeuwen a) Tekstexplosie b) De manuscripten Welke zijn de belangrijkste handschriften? 1. De Haagse Compilatie:1320, Den Haag Bevat: Tweede deel van de Arthurepiek 2. Het Zutphens-Groningse Handschrift: 1339, Brabant Bevat: De gedichten en de rijmbijbel van Jacob van Maerlant 3. Het Ferguut Handschrift: 1350, locatie onbekend Bevat: Floris ende Blancefloer (Diederik van Assenede), Ferguut (anoniem), Esopet (Calstaf en Noydekijn) 4. Het Beatrijs Handschrift: 1374, Brabant Bevat: Beatrijs (anoniem), Heimelicheit der Heimelicheden (Jacob Van Maerlant) 5. Het Wapenboek van Gelre: 1375, Gelre Bevat: Heraldiek, Het Wapenlied van Hertog Jan III van Brabant 6. Het Gruuthuse Handschrift: eind 14e eeuw, Brugge Bevat: Liedboek (o;a; Alouette, Egidius, Het Allegorische gedichten, 7 berijmde gebeden
Kerelslied,
…),
7. Het Dijckse Handschrift: 1375, Utrecht? Bevat: Reynaert (Willem die Madoc maecte), Der naturen Bloeme (Jacob Van Maerlant) 8. Het Comburgse Handschrift: 1380-1425, Oost-Vlaanderen Bevat: Reynaert (Willem die Madoc maecte), Roman-de-la-Rosbewerking (Hein Van Aken), Heimelicheit der Heimelicheden, Reis van Sinte Brandane (anoniem) 9. Het Haagse Liederen Handschrift: 1400, Holland? Bevat: Liedeen en niet-strofische gedichten 10. Het Hulthemse Handschrift: 1410, Brabant Bevat: Abele Spelen en sotternieën, De Reis van Sinte Brandane (anoniem), De Borchgravinne van Vergi (anoniem), Theophilus (anoniem), Trojeroman (Seger Diengotgaf)
3
De Brugse patriciër Lodewijk van Gruuthuse (tweede helft 15e eeuw) bezat een voor die tijd indrukwekkende bibliotheek. Een van de Nederlandstalige codices uit zijn boekenbezit is in de literatuur bekend geworden als hét Gruuthuse-handschrift. Het is een bundel met gebeden, allegorische gedichten en liederen (met muzieknotatie), vervaardigd in de tweede helft van de 14e eeuw. Onder de liederen bevinden zich het beroemde klaaglied Egidius, waer bestu bleven, het Kerelslied en ook onderstaande ballade.
Meestal is de toon van de liederen spotlustig of satirisch. Dat is bijvoorbeeld het geval in de liederen vol leedvermaak over de geestelijkheid, zoals dat over de kapelaan van Oedelem, die met zijn seksuele escapades als hypocriet wordt ontmaskerd. 2. Schrijven in de Middeleeuwen
4
a) Wie schreef er? b) Hoe schreef men?
c) Wat schreef men? Werken uit de Middeleeuwen dragen de naam manuscript of handschrift. Zo benoemen we alle geschriften voor de boekdrukkunst. Hoe zag een pagina uit een boek eruit? •
• • • • • • • • • • •
Gehistorieerde initiaal: grote initiaal/beginlette waarin een tekening werd aangebracht. Het markeert het begin van een werk of van een belangrijk onderdeel zoals een hoofdstuk. Miniatuur: getekende of geschildede illustratie Rubriek: in rode inkt aangestipte tekstonderdelen die de structuur visueel duidelijk moesten maken. Lombarde: grote beginletter, tot 3 regels hoog, kleiner dan een intiaal, in één kleur, soms van penwerk voorzien. Penwerk: de meest gebruikte versiering in handschriften. Hoofdletterkolom: de eerste letters van iedere kolom staan apart om de tekst extra sierlijk te maken. Paragraafteken: een teken, meestal in het rood dat aangeeft waar er een nieuwe alinea begint. Marginalia: randversieringen, soms grotesk uitgevoerd. Correctie: verbetering die achteraf in de tekst werd aangebracht Prickings: aan de zijkant van het blad werd er geprikt om aan te geven waar er lijntjes getrokken moeten worden. Liniëring: er werden lijntjes getrokken op het perkament om recht te kunnen schrijven Abbreviaturen: afkortingen gevormd door een paar letters met een streepje boven.
5
Argumentii Johannus apl’I (apostolate) pma (prima) Explicat
epistola
beati
petri
apostolic
.
Icipit
argumentii
in
ep’lam
(epistulam)
beati
Johanus
ap’li
(apostolic)
quaenam
6
d) Wie waren de lezers?
7