Inhoudsopgave pagina Samenvatting 1. Inleiding
3
2. Huidig landschap 2.1 Opbouw van het landschap 2.2 Landgebruik 2.3 Ecologie 2.4 Archeologie en cultuurhistorie 2.5 Landschapsbeeld
5 5 8 10 10 11
3. Ontwikkelingen
12
4. Concretisering “Landschapsvisie” 4.1 Versterking karakteristiek duinzoom 4.2 Casco 4.3 Planconcept
15 15 16 19
5. Landschapsplan 5.1 De plankaart 5.2 Planonderdelen 5.3 Taakstelling uit het Raamplan
21 21 23 31
Bronvermelding Bijlage 1: Bijlage 2a: 2b: 2c: Bijlage 3:
Plankaart Waterparagraaf Landschapsplan Duinzoom 34 Watertoetsen van Provincie en Waterschap 37 Afweging en verwerking wateradviezen 40 Uitwerking duinbeken Hoge en Lagezoom 41
Figuren: 1.1 1.2 1.3 2.1 2.2
33
Landschapsvisie Schouwen-West Planbegrenzing Functie van het landschapsplan Bodemcategorieën Hoogteverschillen
Landschapsplan Duinzoom / Dienst Landelijk Gebied / december 2004
2.3 2.4 2.5 2.6 2.7 2.8 2.9 2.10 2.11 2.12 2.13 2.14 2.15 3.1 3.2 3.3 3.4 4.1 4.2 4.3 4.4 4.5 4.6 4.7 4.8 5.1 5.2 5.3 5.4 5.5 5.6 5.7 5.8 5.9 5.10 5.11 5.12 5.13 5.14 5.15 5.16 5.17 5.18 5.19 5.20 5.21 5.22
Grondwaterstanden Netwerk van wegen en waterlopen Massa en ruimte Paardenweides langs Kooijmansweg Landschappelijk ingepaste camping Skeeleren en fietsen bij de Brouwersdam Huidige recreatieve routes Landgebruik Halfnatuurlijk grasland Topografische kaart uit 1856 Uitsnede van de ABC-kaart van Alterra (Hout)wallen en elzenmeten uit wallenverordening De Vroonweg, afgesloten voor autoverkeer Raamplan Schouwen-West Uitbreidingen van campings Habitatrichtlijngebied Huidig en potentieel leefgebied van de Noordse woelmuis Deelgebieden Gradiënt zand-klei Het duinzoomgebied wordt groter Casco-principe Het halfnatuurlijke landschap van de duinen Topografische kaart uit 1912 Schematische weergave van het mozaïeklandschap Het planconcept Plankaart Functies in het gebied Deelgebieden in vogelvluchtperspectief Doorsnede van gedeelte natuurontwikkelingsgebied Bestaande en nieuwe (hout)wallen Doorsnede van een houtwal Houtwal Stinzenplanten in bos bij Moermond Bostypen Successie Struweel en ruigtebegroeiing Duingrasland met poelen Droog schraalgrasland langs duinbeek Cultuurlijk grasland Kreek bij Moermond Brede duinbeek bij neerslagoverschot Duinbeek Mogelijkheid voor zoetwateropvang Weg met singels Fruitgaard Nieuwe recreatieve routes Fietspad nabij Brouwersdam
1
Landschapsplan Duinzoom / Dienst Landelijk Gebied / december 2004
2
1.
Inleiding
Aanleiding en doel Het rapport dat voor u ligt – Landschapsplan Duinzoom - is een uitwerking van de Landschapsvisie Schouwen-West, die in april 2000 door de Gebiedscommissie is vastgesteld. De Landschapsvisie is ook een bouwsteen geweest voor het Raamplan Schouwen-West (2000). Bij de uitwerking van het Raamplan in de eerste uitvoeringsmodule is echter gebleken dat de stap van visie naar uitvoeringsplannen wel erg groot is. Nog lastiger is het wanneer wijzigingen van het bestemmingsplan aan de orde zijn. Dan blijkt de Raamplankaart onvoldoende gegevens te verschaffen om een voorstelling te kunnen maken van het toekomstige landschap, dat men bij het opstellen van de Regiovisie en het Raamplan voor ogen had. Hetzelfde speelt wanneer recreatieondernemers hun plannen voor kwaliteitsverbetering bij de gemeente indienen, of wanneer in het kader van het Raamplan gronden moeten worden verworven of geruild: er is geen landschapsplan waaraan de ontwikkelingen kunnen worden getoetst.
de duinzoom meerder functies aangegeven. Zo hebben de recreatiecompensatie-locaties naast herplaatsing van campings de doelen ‘versterken landschapsstructuur’ en ‘zoeklocatie bos’. Ook het natuurontwikkelingsgebied Duinzoom Haamstede is naast natuurontwikkelingsterrein tevens zoeklocatie voor bos. Daarnaast kent de gehele duinzoom een intensief recreatief medegebruik, dus dient er ook te worden nagedacht over routestructuren. In totaal moet de duinzoom ruimte gaan bieden voor 211 hectare bos en beplantingen, 251 hectare natuurontwikkeling en 80 hectare recreatie. Planbegrenzing en status In dit landschapsplan worden de (meestal meervoudige) bestemmingen uit het Raamplan omgezet naar ruimtelijke beelden op concrete locaties. Daarbij wordt alleen ingegaan op de gebieden die in de duinzoom liggen. De natuurontwikkeling in de inlagen wordt dus niet meegenomen.
Figuur 1.1: Landschapsvisie Schouwen-West Om bovenstaande redenen heeft de Gebiedscommissie besloten (23 april ’03) om de Landschapsvisie Schouwen-West te laten uitwerken in een landschapsplan voor de binnenduinrand: Landschapsplan Duinzoom. In het Raamplan staan voor dit gebied nog een aantal zoeklocaties bos aangegeven. Verder zijn voor een aantal terreinen in Landschapsplan Duinzoom / Dienst Landelijk Gebied / december 2004
Figuur 1.2: Planbegrenzing (Bron nr. 10)
3
Met nadruk moet worden gesteld dat het landschapsplan niet gelijk staat aan een inrichtingsplan. Het verschil in schaalniveau met een inrichtingsplan is vergelijkbaar met het verschil tussen een landschapsvisie en een landschapsplan. Zoals in onderstaand schema is te zien, vult het landschapsplan het gat dat er bestaat tussen visie en inrichtingsplan en tussen Raamplan en uitvoeringsmodule. Omdat het plan wordt vastgesteld door de Provinciale Commissie Groene Ruimte en Gedeputeerde Staten krijgt het ook de status van een Raamplanuitwerking. Detailniveaus ruimtelijke plannen landschapsvisie schaal circa 1:50.000
Detailniveaus juridische plannen raamplan
landschapsplan schaal 1:10.000 – 1:20.000
inrichtingsplan schaal 1:1000 – 1:5.000
uitvoeringsmodule
Figuur 1.3: Functie van het landschapsplan Met het landschapsplan wordt een toetsingskader gecreëerd voor de inrichtingsplannen en andere plannen die binnen het gebied tot stand komen. Hiervoor is de functiekaart, die opgenomen is in hoofdstuk 5, bindend. Het landschapsplan biedt met name een structuur aan, een raamwerk waarbinnen ontwikkelingen wel of niet kunnen plaats vinden. Met dit idee in het achterhoofd moet ook de plankaart bekeken worden. De planonderdelen zijn geen zoeklocaties meer.
Recreatiecompensatielocatie Rampweg (januari 2003), Natuurontwikkeling Moermond en omgeving (september 1999), Natuurontwikkeling Westerenban (september 2000) en Gebiedsvisie Groenewoud (november 1999). Deze plannen zijn overgenomen in het landschapsplan. Alleen in het geval van Moermond tweede fase wordt er een iets gewijzigde inrichting voorgesteld, omdat de omgeving en de randvoorwaarden van het Raamplan daar aanleiding toe geven. Leeswijzer Dit plan is een uitwerking van Landschapsvisie Schouwen-West, dus kan het beste in samenhang met de landschapsvisie gelezen worden. De opzet van het rapport is ook vergelijkbaar met die van de landschapsvisie. Na de inleiding volgt in hoofdstuk 2 de analyse van het huidige landschap, maar in dit rapport gaat het dan alleen over het landschap van de duinzoom. Hoewel een uitgebreide analyse aan dit rapport vooraf gegaan is, zijn alleen de gegevens opgenomen die betrekking hebben op het uiteindelijke plan (hoofdstuk 5). Vervolgens zijn in hoofdstuk 3 de ontwikkelingen beschreven, die voor een deel al zijn verwoord in het Raamplan, maar voor het grootste deel betrekking hebben op de gebeurtenissen van de laatste drie jaar. In hoofdstuk 4 is de kern van de landschapsvisie beschreven en concreet gemaakt voor de duinzoom. Dat leidt tot het uiteindelijke plan, hoofdstuk 5. De plankaart is los bijgevoegd, maar de uitleg hiervan en de verschillende themakaartjes en uitwerkingen zijn opgenomen in hoofdstuk 5. Met behulp van dit landschapsplan kan vrij eenvoudig een inrichtingsplan worden gemaakt, waarbij bijvoorbeeld de natuurdoeltypen worden toegekend, de archeologische vindplaatsen worden gebruikt als inspiratie voor het (detail)ontwerp en de exacte ligging van o.a. paden, watergangen en houtwallen wordt aangegeven. Hierbij wordt ook rekening gehouden met de benodigde vergunningen en de keur van het waterschap. Het spreekt voor zich dat ook de uitwerking in inrichtingsplannen plaats vindt op basis van samenwerking met de diverse partijen en instanties die in het gebied een verantwoordelijkheid hebben.
Met betrekking tot het detailniveau van het landschapsplan, moet worden opgemerkt dat er een aantal gebieden in de duinzoom al zijn uitgewerkt tot inrichtingsplanniveau, te weten de Landschapsplan Duinzoom / Dienst Landelijk Gebied / december 2004
4
2.
Huidig landschap
2.1
Opbouw van het landschap
Bij een landschapsanalyse gaat men vaak uit van de ‘lagenbenadering’. Dat houdt in dat een landschap uit verschillende lagen is opgebouwd: 1. de uitgangssituatie, dat wil zeggen hoe het landschap is ontstaan, de aanwezige bodemsoorten, het reliëf, de hydrologische situatie, etc. 2. de infrastructuur, ofwel het netwerk van wegen en waterlopen. 3. de ‘occupatielaag’, dat wil zeggen alle elementen die de mens heeft gemaakt of aangelegd en die de verdichting van een gebied bepalen, zoals bebouwing, beplanting, etc. In deze paragraaf wordt het landschap met behulp van deze indeling geanalyseerd. Er wordt dus ingegaan op bodem, reliëf, hydrologie, wegen en waterlopen en de verdichting van het landschap. Bodem Voor wat betreft de bodemtypen in Schouwen-West moet verschil worden gemaakt tussen het zandige duingebied en de zeeklei in het poldergebied. De duinzoom vormt de overgang hiertussen. In het plangebied bestaat een groot gedeelte uit duinvlakte, een vrij vlak, uitgestrekt en relatief laag gelegen gebied met kalkarm zand. Richting polder gaat dit over in kreekruggen, bestaande uit kalkrijke zavel, met daartussen poelgronden opgebouwd uit zavel en klei. Door egalisaties in het verleden zijn de verschillen tussen kreek en poel nu vaak niet meer herkenbaar in het landschap. De Burgh- en Westlandpolder is onderdeel van een kleiplaat, een polder die later tegen het kernland is aangedijkt met een vlakke en hogere (ca 80 cm) ligging. Een groot gedeelte van de Rampweg is aanwaspolder, een nog jongere polder met ook een relatief hoge ligging en een vlak oppervlak.
Landschapsplan Duinzoom / Dienst Landelijk Gebied / december 2004
Figuur 2.1: Bodemcategorieën (Bron nr.: 1) Reliëf De duinzoom is een relatief smalle strook met de overgang van duinen naar polder, van hoog naar laag. Waarbij de hoogste delen hoger zijn dan 5 meter en de laagste delen op min 1 meter 40 NAP liggen.
5
In het poldergebied komt zoute kwel voor. Dit kwelwater is afkomstig uit de Oosterschelde (bij Schelphoek), de Noordzee (nabij Slot Moermond) en het Grevelingenmeer (Weelweg). Plekken die continu onder invloed staan van kwel hebben een geringe fluctuatie van het grondwaterstandverloop. Er is continu aanvoer van (zout) water. De zoute kwel wordt versterkt door de heersende polderpeilen. In de poelgronden komt voornamelijk grondwatertrap IV voor, terwijl op de kreekruggen grondwatertrap VIo de meest dominante grondwatertrap (Gt) is. De gemiddeld hoogste grondwaterstand van deze gronden is 40-80 cm beneden maaiveld. De vroongronden zijn in de winter nat, maar in de zomer zeer droogtegevoelig. De Gt IIIa (met gemiddeld hoogste grondwaterstand 25 – 40 cm beneden maaiveld) komt in dit gebied het meeste voor. De hoge, jonge duinen zijn uiteraard droog met Gt VIII (GHG ≥ 140 cm onder maaiveld).
Figuur 2.2: Hoogteverschillen (Bron nr. 11) Hydrologie In Schouwen-West kunnen twee min of meer homogene hydrologische gebieden worden onderscheiden: het duingebied/vroongronden en de polders Schouwen en Burgh- en Westland. In de polder wordt het grondwaterniveau in sterke mate beïnvloed door de ont- en afwatering van het gebied om een goede invulling te kunnen geven aan de landbouwkundige functie in dit gebied. Er is daar derhalve een beheerst polderpeil. Het grondwaterniveau in het duingebied/vroongronden is afhankelijk van een enkele sloot of duinbeek, maar vooral van ondergrondse af- en toestroming. Hoewel de vroongronden wel 3 à 4 meter hoger liggen dan de polder, zijn ze een stuk natter. Het grondwater uit dit gebied komt langs de Lagezoom weer aan de oppervlakte en veroorzaakt in een smalle zone zoete kwel. Landschapsplan Duinzoom / Dienst Landelijk Gebied / december 2004
Figuur 2.3: Grondwaterstanden (Bron nr. 1)
6
Wegen en waterlopen Over het landschap dat van nature is gevormd en wordt bepaald door geologie, reliëf en hydrologie, heeft de mens een netwerk van wegen en waterlopen gelegd. In figuur 2.4 is het netwerk weergegeven. De watersnoodramp van 1953 heeft een zeer grote invloed gehad op het netwerk van wegen en waterlopen. Tot aan de Hogezoom is het landschap heringericht, wat heeft geresulteerd in de huidige grote, blokvormige percelen in de polder. In het duingebied liggen nog wel oude wegen, maar het wegennet heeft zich vanaf de jaren 50, toen de recreatie zich begon te ontwikkelen, aanzienlijk verdicht. In het afgelopen jaar hebben zich twee belangrijke wijzigingen van het wegenpatroon doorgevoerd: de Recreatieverdeelweg is geopend, waardoor het verkeer naar Renesse niet meer door het drukke zoomgebied rijdt. De Vroonweg is afgesloten voor autoverkeer en zal op termijn ook worden gesaneerd, zodat de Vroongronden niet meer worden doorsneden.
Verdichting Naast de lijnen in het landschap, zijn de elementen die het landschap verdichten – zoals bebouwing en beplanting – van belang voor de beleving van een gebied. In figuur 2.5 zijn deze verdichtende elementen zwart weergegeven. Op deze manier is heel duidelijk het verschil te zien tussen de open polder en de open vroongronden enerzijds, en het meer verdichte karakter van de duinzoom anderzijds. De duinzoom wordt getypeerd als een halfopen landschap.
Figuur 2.5: Massa en ruimte
2.2
Figuur 2.4: Netwerk van wegen en waterlopen Landschapsplan Duinzoom / Dienst Landelijk Gebied / december 2004
Landgebruik
De hoofdfunctie van de duinzoom is recreatie. Verblijfsrecreatie, ofwel toerisme, is de algemene bron van inkomsten en de motor van het gebied. Een groot deel van de oppervlakte van het gebied wordt dan ook gebruikt voor campings en bungalowparken. Bovendien is het in
7
het hoogseizoen een drukte van belang. Dagjesmensen komen in het duingebied vooral om te fietsen of te wandelen. Daarnaast wordt er veel paardgereden in het gebied. Dat betekent dat een groot deel van de graslanden in gebruik zijn als paardenweide. Vanwege de afscheidingen door middel van linten geeft dat in de open gebieden een wat rommelig beeld.
deel goed ingepast, met name door een groensingel, maar er zijn er ook veel met een minimale groensingel of een parkeerplaats langs de weg. Een betere inpassing versterkt het landschap en vergroot de beleving.
Figuur 2.7: Landschappelijk ingepaste camping Figuur 2.6: Paardenweides langs de Kooijmansweg Verblijfsrecreatie Er is een grote verscheidenheid aan recreatiebedrijven in omvang en vorm (tent- en caravanplaatsen, stacaravans en huizen). De campings richten zich op verschillende doelgroepen en bieden wisselende kwaliteit. Het Rijk, de Provincie Zeeland en de Gemeente SchouwenDuiveland stimuleren kwaliteitsverbetering onder andere via landinrichting.
Routestructuren Een groot deel van de fiets-, ruiter- en wandelroutes op Schouwen gaan over de Vroonweg, de Hogezoom en de Lagezoom. De verbindingen lopen voornamelijk van zuidwest naar noordoost en vice versa. Voor zover bekend zijn er geen skeelerroutes uitgezet in het duinzoomgebied. De veiligheid is niet optimaal omdat het langzaamverkeer en het snelverkeer op veel plaatsen niet gescheiden zijn. Daarnaast kent het gebied een piekdrukte in het hoogseizoen.
Met name de fruitgaardbedrijven zijn goed ingepast in het landschap. Ze zijn vaak wel zichtbaar maar passen door hun singels en groene uiterlijk goed in het landschap. Van de grotere recreatiebedrijven is een Landschapsplan Duinzoom / Dienst Landelijk Gebied / december 2004
8
Figuur 2.8: Skeeleren en fietsen bij de Brouwersdam De behoefte aan recreatieve paden is dan ook groot. De ruiterroutes zijn veelal gekoppeld aan de maneges, waardoor rondgangen zijn gecreëerd. De ruitersport heeft de wens geuit om het aantal ruiterpaden uit te breiden en ook brede paden voor de aangespannen wagens (menpaden) in het zoomgebied aan te leggen.
Figuur 2.9: Huidige recreatieve routes Landschapsplan Duinzoom / Dienst Landelijk Gebied / december 2004
Landbouw Het gedeelte van het plangebied dat in de polder ligt, is voornamelijk in gebruik voor akkerbouw. Een deel van de bedrijven is te klein om een redelijk arbeidsinkomen te verwerven. De akkerbouwsector biedt in die zin onvoldoende toekomstperspectief voor ondernemers die hun bouwplan beperkt houden tot de traditionele akkerbouwgewassen en die evenmin nevenactiviteiten ontplooien buiten de agrarische sector. De kleigronden zijn van nature goed geschikt voor traditionele akkerbouwgewassen. De beschikbaarheid van zoet water in de polder, biedt kansen voor de teelt van gewassen die een hoger rendement kunnen opleveren dan de traditionele akkerbouwgewassen. Binnen Zeeland is zoet water voor de landbouw een schaars goed. Momenteel is de hydrologische infrastructuur in het plangebied dusdanig dat het zoete duinwater grotendeels onbenut de zilte poldersloten invloeit.
Figuur 2.10: Landgebruik (Topografische kaart, bewerkt)
9
2.3
Ecologie
Door de grote variatie in gradiënten (=overgangen) heeft de duinzoom een rijke flora. Naast de vegetaties van natte duinvalleien en open vronen in het noordelijk deel, komen hier ook vegetaties voor die gebonden zijn aan het uittreden van zoet kwelwater (tussen Hoge en Lagezoom). De voorkomende vegetatietypen van het duinlandschap zijn internationaal gezien zeldzaam. Vandaar dat de Kop van Schouwen op grond van het voorkomen van deze vegetatietypen is aangewezen als beschermd gebied in het kader van de Europese Habitatrichtlijn. Dit betekent dat bij het inrichten van het gebied deze vegetaties geen schade mogen ondervinden en de ontwikkeling ervan moet worden gestimuleerd. Zie hiervoor ook hoofdstuk 3. Ondanks de nog aanwezige ecologische waarden van het gebied, heeft zich in de laatste decennia een verslechtering van de ecologische kwaliteit voorgedaan. Verstoring en versnippering door de recreatieve druk en de ontsluiting zijn hiervan de belangrijkste oorzaken. De recreatieve druk op voor publiek opengestelde bos- en natuurgebieden is hoog. Ook is er geen geleidelijke overgang van natuur- en recreatiegebieden. Door verdroging van het duingebied zijn de vochtige ecosystemen achteruit gegaan. Delen van de aangewezen reservaats- en natuurontwikkelingsgebieden zijn in gebruik als landbouwgrond.
2.4
Archeologie en cultuurhistorie
In het kader van de landinrichting in Schouwen-West, is er een integraal bodemkundig-hydrologisch en cultuurhistorisch onderzoek uitgevoerd in het gebied (zie bron nr. 1). Ook de archeologische waarden in het gebied zijn in dit kader geanalyseerd. Voor een compleet beeld van de bewoningsgeschiedenis van Schouwen-West en de archeologische vondsten die zijn gedaan, wordt verwezen naar het onderzoeksrapport en bijbehorende kaarten. In figuur 2.13 is een gedeelte van de conclusiekaart weergegeven. Archeologie Op deze kaart staan onder andere de archeologische vindplaatsen. Om deze archeologische waarden te behouden, mag op deze plaatsen meestal niet worden gegraven en geen bos worden geplant. Wanneer er dus inrichtingsplannen worden gemaakt, is het van belang de begrenzing van deze vindplaatsen precies te laten bepalen en de inrichting daarop af te stemmen. Dat kan bijvoorbeeld betekenen dat er op de plaats van de archeologische vondsten een open plek in het bos wordt gehouden, of dat deze plaats juist kan worden geaccentueerd door een bepaalde inrichting. Deze uitwerkingen vinden plaats op het inrichtingsplanniveau. Er zijn geen conclusies met betrekking tot archeologie getrokken, die invloed hebben op het landschapsplan. Cultuurhistorie Behalve de archeologische vindplaatsen, geeft de ABC-kaart (ABC=Archeologie, Bodem en Cultuurhistorie) veel informatie over de cultuurhistorie van het gebied. Als context is de topografie van het jaar 1900 gekozen. Op de kaart staan de nederzettingen, wegen en waterlopen zoals die er in 1900 waren. Daarnaast is aangegeven welke relicten uit die tijd nog in het landschap aanwezig zijn. Dat zijn: - de burcht van Burgh, - de oude dorpsstructuur van Noordwelle, - de kastelen van Moermond, Haamstede en Kraayestein - de dijken, waaronder de Meeldijk en de Kuijerdamse weg en - een groot aantal houtwallen.
Figuur 2.11: Halfnatuurlijk grasland Landschapsplan Duinzoom / Dienst Landelijk Gebied / december 2004
10
De houtwallen zijn een karakteristiek onderdeel van het landschap op Schouwen. Deels gaat het om restanten van elzenmeten, deels om wallen die juist om de elzenmeten heen gelegen hebben. De elzenmeet was een stuk land doorsneden met greppels die ongeveer 4 meter uit elkaar lagen en waarlangs elzenstruiken stonden. Door allereerst het arme opgestoven zand van de akker te schrapen en langs het perceel te leggen, vormde zich een wal, die begroeid raakte met onder andere els, iep, wilg en populier. Op de ‘meetjes’ verbouwde men op de smalle stroken tussen de elzen wat graan. Eens in de 7 jaar werd het elzenhout in de greppels gekapt en werden de akkers omgeploegd. Het elzenblad zorgde voor stikstofrijke humus, het hout werd gebruikt als brandhout. Wanneer de bodem teveel was uitgeput, veranderde de akker in weiland.
Renesse
Noordwelle
Het waren de elzenmeten die Schouwen-West in de negentiende eeuw een bosrijk karakter gaven.
Figuur 2.13: Uitsnede van de ABC-kaart (Archeologie, Bodem en Cultuurhistorie van Alterra (Bron nr. 1) Overigens heeft de gemeente Schouwen-Duiveland een wallenverordening opgesteld, waardoor de relicten van de oude begroeide en onbegroeide wallen en elzenmeten worden beschermd. In figuur 2.14 zijn deze beschermde landschapselementen weergegeven.
Figuur 2.12: Topografische kaart uit 1856. Landschapsplan Duinzoom / Dienst Landelijk Gebied / december 2004
11
stuivende duinen te weinig bescherming boden en de polder te nat en te zout was. De duinzoom vormt op allerlei gebied een overgangszone; het is het gebied tussen de hoge duinen en de lage polder, tussen het zoete en het zoute grondwater, tussen zand en klei, tussen natuur en landbouw, enz. Het wegenpatroon loopt van dorp naar dorp, dus van zuidwest naar noordoost. In het zomerseizoen is het erg druk in de duinzoom. Tot voor kort kwam het meeste verkeer van Haamstede naar Renesse (en vice versa) over de Vroonweg. Na de aanleg van de Recreatieverdeelweg-zuid, is de Vroonweg voor autoverkeer afgesloten. Op dit moment wordt er nog gefietst over de Vroonweg, maar ook het fietspad zal worden verplaatst, zodat de Vroonweg kan worden gesaneerd en de Vroongronden tot aan de Hogezoom één gebied vormen. De Recreatieverdeelweg ligt in de open polder. Vanaf deze weg zie je de verdichte duinzoom wel liggen, maar je hebt niet het gevoel dat je langs de binnenduinrand rijdt.
Figuur 2.14: (Hout)wallen en elzenmeten uit wallenverordening
2.5
Landschapsbeeld
In voorgaande paragrafen zijn allemaal onderdelen en eigenschappen van het landschap van de duinzoom beschreven. Tezamen vormen die onderdelen een landschapsbeeld. Het landschapsbeeld is het beeld dat men krijgt als men door het gebied rijdt of wandelt. Met andere woorden, hoe men het landschap ervaart. De duinzoom is een - voor deze tijd - heel kleinschalig landschap. De kleinschaligheid wordt bepaald door de kleine percelen, die in veel gevallen omrand zijn met wallen of singels. Verder is de meeste bebouwing gesitueerd in de binnenduinrand. Van oorsprong omdat de Landschapsplan Duinzoom / Dienst Landelijk Gebied / december 2004
Figuur 2.15: De Vroonweg, afgesloten voor autoverkeer
12
3.
Ontwikkelingen
In het Raamplan Schouwen-West is een overzicht gegeven van alle knelpunten in het gebied en de bijbehorende doelstellingen. Het totale pakket aan knelpunten en oplossingsrichtingen wordt in dit landschapsplan niet herhaald. In hoofdstuk 2 is immers al ingegaan op de knelpunten per sector. In dit hoofdstuk zijn de relevante ontwikkelingen uit het Raamplan én andere ontwikkelingen die na de vaststelling van het Raamplan hebben plaatsgevonden, opgenomen.
Inmiddels hebben verschillende campings plannen ingediend voor kwaliteitsverbetering en uitbreiding. Getoetst zal worden of de plannen binnen het landschapsplan passen.
Figuur 3.2: Uitbreidingen van campings
Figuur 3.1: Raamplan Schouwen-West (Bron nr. 10) Recreatie Om het recreatieve aanbod te vergroten zijn een aantal doelstellingen in het Raamplan genoemd, waaronder het verplaatsen en vergroten van bedrijven voor productdifferentiatie, kwaliteitsverbetering en seizoensverlenging.
Landschapsplan Duinzoom / Dienst Landelijk Gebied / december 2004
Ook het ontwikkelen van meer mogelijkheden van recreatief medegebruik is één van de doelstellingen. In het Raamplan zijn verschillende nieuw aan te leggen fietspaden opgenomen. Met name de verplaatsing van het fietspad langs de Vroonweg is voor de duinzoom van belang. In combinatie met het afsluiten van de Vroonweg zorgt de verplaatsing van het fietspad voor een heel andere beleving van de vroongronden. Voor de nieuwe ruiterpaden is er overleg opgestart met belanghebbende organisaties. Hieruit is tot nu toe naar voren gekomen dat een ruiterpad (ook geschikt voor mennen) gewenst is in het te
13
ontwikkelen gebied tussen de Hoge en Lagezoom. Binnenkort volgt er overleg over andere mogelijkheden binnen Schouwen-West. Wandelpaden krijgen voornamelijk een invulling binnen de inrichtingsplannen van de deelgebieden. In hoofdstuk 5 wordt hier uitgebreider op ingegaan. Natuur Ter versterking van de natuurwaarde van het duingebied, is in het Raamplan besloten tot sanering van de campings Prinsenhoeve en Berkenhof. Camping Prinsenhoeve wordt gecompenseerd in de compensatielocatie Rampweg.
Figuur 3.3: Habitatrichtlijngebied (Bron nr. 18) Een andere prioritaire soort in het kader van deze richtlijn, en tevens aandachtssoort in de nota Soortenbeleid van Provincie Zeeland, is de Noordse Woelmuis. Huidige levensvatbare populaties van de Noordse woelmuis bevinden zich in het Zeepe, de Westerschouwense inlaag, Oosterenban en Watergat (zie figuur 3.4). De uitwisseling tussen deze populaties zou verbeterd kunnen worden door het realiseren van ‘natte natuur’. De Noordse woelmuis vraagt een leefgebied met afwisseling van nat schraal grasland, bloemrijk grasland, rietland en ruigte.
De Kop van Schouwen is aangewezen als beschermd gebied in het kader van de Europese Habitatrichtlijn. Dat wil zeggen dat bij de inrichting van het gebied de leefgebieden van een aantal doelsoorten moeten worden verbeterd. Een prioritaire soort in het kader van deze richtlijn is de Groenknolorchis. Voor de Groenknolorchis is de zoete kwel van belang.
Figuur 3.4: Huidig en potentieel leefgebied van de Noordse woelmuis Landschap Om de ruimtelijke kwaliteit van Schouwen-West te versterken, zijn in het Raamplan een aantal maatregelen genoemd, waaronder: - Het realiseren van 211 hectare bos en landschappelijke beplantingen in de binnenduinrand en aangrenzende polder. Landschapsplan Duinzoom / Dienst Landelijk Gebied / december 2004
14
-
-
Het bos heeft vooral een functie als recreatief uitloopgebied, dus dienen de bossen nabij de recreatieconcentraties worden gerealiseerd. Daarnaast zal voor 75 hectare natuurontwikkelingsgebied bos het streefbeeld zijn. Het plegen van landschapsbouw bij de damaanzet van de Brouwersdam, de Oosterscheldekering, de Rampweg en de Lage Zoom. Er wordt gestreefd naar een combinatie van bosontwikkeling met verblijfsrecreatieve ontwikkeling. Het behouden en versterken van de natuurlijkheid van het duingebied en de beslotenheid van de binnenduinrand.
Verkeer en vervoer In het Raamplan Schouwen-West is een aantal verkeerstechnische maatregelen opgenomen die onderling met elkaar in verband staan. Met het openen van de Recreatieverdeelweg- zuid is de Vroonweg afgesloten voor gemotoriseerd verkeer en in 2004 wordt gestart met het aanpassen van de onderliggende verkeersstructuur. Middels het plaatsen van verkeersremmende maatregelen en het afsluiten van een aantal wegen wordt een afname van het sluipverkeer bewerkstelligd en de efficiëntie van de Recreatieverdeelweg vergroot.
uitgewerkt die passen in het kader van Waterbeheer 21e eeuw (WB21). De maatregelen zullen deels via landinrichting worden uitgevoerd. In de genoemde SAS-studie was er reeds rekening gehouden met de in dit landschapsplan weergegeven natuurgebieden en hun invloed op berging en afvoer e.d. Bedrijventerrein De gemeente heeft medewerking gevraagd voor het realiseren van een bedrijventerrein tussen de Kooijmansweg, de Lagezoom en de Recreatieverdeelweg. Hier kunnen o.a. bedrijven die nu aan de Hogezoom liggen naar toe worden geplaatst. De nieuwe bedrijfslocatie ligt niet meer tussen de bebouwing, wat voor de bedrijven meer mogelijkheden biedt met betrekking tot milieu en toegankelijkheid.
Water Momenteel wordt er gewerkt aan maatregelen ter vermindering van de wateroverlast in de bebouwde gebieden van Schouwen-West. De maatregelen zullen bestaan uit het graven/verruimen van waterlopen, het vernieuwen van duikers, het aanleggen van onderhoudspaden e.d. en het eventueel aanleggen van drainage. Deze maatregelen zullen de komende jaren uitgevoerd worden. Bij het realiseren van het landschapsplan zal op termijn blijken of er in het kader van wateroverlast Kop van Schouwen maatregelen zijn genomen die (deels) aangepast dienen te worden. Dit is niet helemaal te voorkomen. Echter, de doelstellingen van het landschapsplan (o.a. het opvangen van het water in het natuurontwikkelingsgebied) en van het project Wateroverlast (het afvoeren van het water uit de bebouwde gebieden) liggen in elkaars verlengde, dus grote conflicten zijn dan ook niet te verwachten. Enkele jaren geleden is de Systeem Analyse Schouwen (SAS-studie) uitgevoerd. Op basis van deze studie heeft het waterschap maatregelen Landschapsplan Duinzoom / Dienst Landelijk Gebied / december 2004
15
Landschapsplan Duinzoom / Dienst Landelijk Gebied / december 2004
16
4.
Concretisering “Landschapsvisie”
4.1
Versterking karakteristiek duinzoom
De deelgebieden van Schouwen-West In de Landschapsvisie Schouwen-West – en dus ook in het Raamplan wordt gepleit voor een versterking van de verschillen tussen de deelgebieden van de Kop van Schouwen. Juist de rust en het natuurlijke karakter van het duingebied - met de stuifzanden in de hoge duinen en de open graslanden en poelen in de vroongronden - tegenover de kleinschaligheid en de dynamiek van de duinzoom en de openheid en productie in de polder maken Schouwen-West tot een uniek gebied. Om die landschappelijke waarde te behouden moet ook van de duinzoom het karakter versterkt en verduurzaamd worden. Allereerst zal worden ingegaan op de karakteristiek van de duinzoom, daarna op de versterking en verduurzaming daarvan.
Figuur 4.1: Deelgebieden (Bron: Raamplan Schouwen-West) Landschapsplan Duinzoom / Dienst Landelijk Gebied / december 2004
Karakteristiek duinzoom In hoofdstuk 2 is gebleken dat de duinzoom een gebied is met een karakteristiek kleinschalig landschap. Kleinschalige elementen als singels, hagen, elzenmeten, open ruimtes en fruitgaarden, worden afgewisseld met dorpskernen en campings. De belangrijkste ruimtelijke functie van de duinzoom is recreatie. De verblijfsrecreatie is immers de economische motor van Schouwen-West en de campings en bungalowparken zijn bijna allemaal gesitueerd in de duinzoom. Daarbij is de natuurfunctie van het duingebied wel van zeer groot belang. Zonder natuurbeleving zal de waarde van de Kop van Schouwen als vakantiegebied namelijk dalen, maar tegelijkertijd hebben verblijfsrecreatie en natuur conflicterende belangen. Waar houdt de duinzoom op? De duinzoom is het overgangsgebied tussen duin en polder. Dit uit zich in gradiënten van zoet naar zout, van zand naar klei en van hoog naar laag. De overgangen naar de duinen en vroongronden en naar de polder is op veel plaatsen nog intact. Het komt op deze wijze bijna nergens ander voor in Nederland.
Figuur 4.2: Gradiënt zand-klei
17
De grens tussen de zoom en de polder is nu echter zeer scherp. Vooral de ecologische potenties van de overgang van duin naar polder worden nu nog te weinig benut. Door de gradiënt van duin naar polder te verbreden in de richting van de polder is er meer ruimte voor het optimaliseren van de waarde van de gradiënt. Met dit idee is ook het tracé van de Recreatieverdeelweg in de polder parallel aan de duinzoom gelegd en is het gedeelte tot aan de Recreatieverdeelweg in het Raamplan aangegeven als gebied met ‘te versterken/vernieuwen landschapsstructuur’. Uitgangspunt voor dit landschapsplan is dus dat de grens tussen de duinzoom en de polder ligt bij de Recreatieverdeelweg.
Figuur 4.3: Het duinzoomgebied wordt groter
4.2
Casco
Casco-principe De conflicterende belangen in een klein (lees: smal) gebied vragen om een goede planologie. In dit geval wordt daarvoor de casco-benadering als planningsprincipe toegepast. Volgens het casco(=raamwerk)-principe worden bepaalde ruimtelijke functies gebundeld en andere juist weer gescheiden. Daarbij is het bepalend of de functies in een gebied hoogof laagdynamisch zijn. De hoogdynamische functies, zoals verblijfsrecreatie, bebouwing en landbouw, kennen een snelle ontwikkeling en zijn relatief eenvoudig te verplaatsen. Daarentegen zijn de laagdynamische functies, zoals natuur, bossen en water, moeilijk verplaatsbaar omdat ze sterk gebonden zijn aan de plek en hun ontwikkelingen een langere tijd nodig hebben.
Landschapsplan Duinzoom / Dienst Landelijk Gebied / december 2004
18
Bij de verschillende ruimtelijke ontwikkelingen in het verleden is vooral een oplossing gezocht voor de problemen van één ruimtelijke functie en gericht op kleinere gebieden. De samenhang tussen de functies is vaak onderbelicht gebleven, waardoor plaatselijk een willekeurige lappendeken van bebouwing, landbouwgronden, (mini)campings en natuurgebieden is ontstaan. Wanneer een sterk raamwerk van laagdynamische functies wordt gerealiseerd, houdt een gebied zijn ruimtelijke kwaliteit als de hoogdynamische functies wijzigen. Voor Schouwen-West wordt een stabiel groen raamwerk nagestreefd, waarin de karakteristiek van het gebied tot uiting komt.
geconcentreerd bij Renesse en Westenschouwen en het regionale verkeer (ook hoogdynamisch) wordt langs de duinzoom gepland (de Recreatieverdeelweg). Zoals gezegd zijn de laagdynamische functies sterk verbonden aan de plek. Dat wil zeggen, dat onder andere de opbouw van de bodem, de voedselrijkdom en de grondwaterstand bepalend zijn voor de natuur en de beplantingen die ergens voorkomen. Maar minstens zo belangrijk is wat de mens in de loop der eeuwen in dit gebied heeft gedaan. Hoe het landschappelijke raamwerk er uit ziet, is afhankelijk van geologie, bodem, water, maar ook van archeologie en cultuurhistorie. In het Handboek Natuurdoeltypen (bron nr. 2) is een streefbeeld weergegeven van hoe zo’n halfnatuurlijk landschap er uit kan zien.
hoogdynamische functie laagdynamische functie Geen samenhang tussen hoog- en laagdynamische functies
Cascoprincipe: de laagdynamische functies vormen een raamwerk
Figuur 4.4: Casco-principe Raamwerk op hoog schaalniveau In de duinzoom van Schouwen kunnen we het casco-principe op twee niveaus toepassen. Op het eerste niveau, het hoge schaalniveau, staat de koppeling van de natuurgebieden en bossen aan de hydrologisch gunstige gebieden centraal. Het casco op dit niveau is één van de basisprincipes geweest voor het Raamplan. Hierin wordt al aangestuurd op een ruimtelijke scheiding tussen de hoogdynamische recreatieconcentraties en de laagdynamische functies in de zoom bij Haamstede en het gebied rond Slot Moermond. Bij Haamstede en Moermond wordt gestreefd naar zo min mogelijk bebouwing en campings en wordt geprobeerd de ecologische en hydrologische kwaliteit te optimaliseren. Het wonen en de verblijfsrecreatie worden Landschapsplan Duinzoom / Dienst Landelijk Gebied / december 2004
Figuur 4.5: Het halfnatuurlijke landschap van de duinen (Bron: Handboek Natuurdoeltypen) Citaat Handboek Natuurdoeltypen:
19
De figuur geeft een beeld van de kalkarme duinen in Noord-Nederland (rechtsboven) en de westelijke kalkrijke duinen (linksonder). [...] Waar de duinenrij breed genoeg is voor het ontstaan van een flinke zoetwatervoorraad, kan een duinbeek ontstaan die tegenwoordig altijd landinwaarts loopt. [...] Zowel vlak achter de zeereep als in de midden- en binnenduinen kan het type Zoom, mantel en droog struweel van de duinen zich door successie ontwikkelen. [...] Verder van de zee af krijgt ook bosvorming een kans. Het gaat dan om de typen Bos van arme zandgronden in de kalkarme delen en Eiken- en beukenbos van lemige zandgronden in de kalkrijke delen. In het zeedorpenlandschap, zoals dat vroeger vaak voorkwam, was het type Akker van basenrijke gronden regelmatig te vinden; wanneer het beheer bestaat uit extensieve begrazing, ontwikkelt zich hieruit een bijzondere vorm van het Droog kalkrijk duingrasland. Eveneens sterk door de mens bepaald zijn de landgoederen, die kenmerkend zijn voor de binnenduinrand in het westen. Hier kunnen bossen aangetroffen worden van de typen Park-stinzenbos en bos van voedselrijke, vochtige gronden, eventueel in de hakhout- en middenbosvorm.[...} Meer specifiek voor de duinzoom zijn Nat, matig voedselrijk grasland, het Bloemrijk grasland van het zand- en veengebied en de reeds genoemde poelen en sloten. Onder voedselarme omstandigheden kan ook het Nat schraalgrasland ontwikkelen.
houtwallen en singels de dragers van het raamwerk. Immers, uit de geschiedenis is gebleken dat deze perceelsscheidingen een duurzaam karakter hebben. Zo werden de perceeltjes die eerst gebruikt werden als akker in combinatie met elzenhakhout, wanneer de bodem was uitgeput, omgevormd tot weilandjes. Weer later vond men op veel van deze percelen hoogstamfruitbomen, vanaf de zestiger jaren samen met caravans en tenten. Wat echter gedurende deze ontwikkeling hetzelfde bleef, was de omringende houtwal en daarmee de grootte van het perceel. Dit is aanleiding om juist deze houtwallen op te nemen in het casco en het raamwerk van houtwallen (en singels of hagen) te versterken, om zo de ruimtelijke kwaliteit en de duurzaamheid van het landschapsbeeld te vergroten. Het reeds bestaande raamwerk van houtwallen, singels en restanten van elzenmeten wordt aangevuld (verdicht) met nieuwe houtwallen en hagen. De nieuwe landschapselementen worden zo mogelijk aangelegd op plaatsen waar ze vroeger ook hebben gelegen. Hiervoor wordt de topografische kaart uit 1912 en de ABC-kaart van Alterra (bron nr. 1) als uitgangspunt gebruikt.
Uit deze beschrijving blijkt dat het duingebied richting de polder steeds bosrijker wordt. Eigenlijk kan men in het duingebied van zeereep tot polder (van west naar oost) alle stadia uit de successiereeks terugvinden; stuivend zand, graslanden, struwelen en opgaande bossen. Successie, ofwel spontane ontwikkeling, is ook het sleutelwoord van het gewenste landschap in de duinzoom. Om de gradiënten in de zoom zo optimaal mogelijk te benutten moet ruimte gegeven worden aan spontane ontwikkeling. In de binnenduinrand zou zich dat uiteindelijk uiten in Eiken- Beukenbossen van lemige zandgronden en ten oosten daarvan Elzenbroekbos (op de vochtige en natte delen). Door een zekere verhouding te handhaven tussen de oppervlakte aan graslanden en de gebieden die aan het ‘verbossen’ zijn, zal tevens het leefgebied van de Noordse woelmuis (doelsoort) – die een afwisseling van natte schraalgraslanden, riet en ruigtes wenst – worden vergroot. Raamwerk op lager schaalniveau Dan is er nog een lager schaalniveau waarop een landschappelijk raamwerk kan worden aangegeven en versterkt. Op dit niveau zijn de Landschapsplan Duinzoom / Dienst Landelijk Gebied / december 2004
Figuur 4.6: Topografische kaart uit 1912
20
Door een stabiel groen raamwerk van houtwallen wordt het voor het landschapsbeeld al van minder belang wat er in de vlakken tussen het raamwerk – de perceeltjes – gebeurt. De percelen kunnen in gebruik zijn als camping, fruitgaard of weiland of kunnen een natuurfunctie herbergen in de verschijningsvorm van opgaand bos, struweel, grasland of alle overgangstypen daartussen. Echter, uit de paragraaf over het casco op hoger schaalniveau blijkt, dat het wel van belang is om de natuurterreinen te koppelen aan water en ze zoveel mogelijk af te scheiden van recreatie. Verder zal in een halfnatuurlijke situatie grasland en struweel vooral voorkomen ter hoogte van de Hogezoom (zandiger, droger, meer zeewind) en de elzenbroekbossen vooral aan de polderkant, waar het voedselrijker en natter is. Willekeurig kan de invulling van de omrande percelen dus zeker niet zijn. Dit wordt nog eens onderstreept door het feit, dat het voor de landschapsbeleving van belang is hoe ver men kan kijken. De duinzoom heeft een halfopen karakter en mag dus niet geheel bebost worden. Er zijn nog enkele plaatsen in het gebied waar een wandelaar op korte afstand de open duinen, de halfopen duinzoom en de open polder ervaren. Een voorbeeld hiervan is de overgang Groene Duin – kruising Kraayensteinweg en Lage weg – Burgh- en Westlandpolder. Om dit te behouden wordt op deze plaatsen bewust geen opgaande begroeiing op de percelen – de meetjes - gepland. Dan is er nog een ontwikkeling die invloed heeft op de invulling van de ruimtes tussen het raamwerk. Immers, de economische drager van de duinzoom is de verblijfsrecreatie. Langs de Hogezoom zijn de campings in veel gevallen ingepast in de fruitgaarden. De fruitgaarden passen bij het karakter van de duinzoom. Deze campings kunnen hun huidige bestemming behouden, ondanks dat ze langs de Hogezoom het natuurontwikkelingsgebied Haamstede doorsnijden. Hiervoor moeten de fruitgaarden wel blijven investeren, om de landschappelijke kwaliteit te behouden. Als conclusie kan worden gesteld dat het raamwerk van houtwallen wordt aangevuld, waardoor het een belangrijke structuurdrager van het toekomstige landschap wordt. In de ruimtes tussen het raamwerk – in de meetjes – kunnen campings, fruitgaarden, grasland, bos en alle Landschapsplan Duinzoom / Dienst Landelijk Gebied / december 2004
overgangsvormen tussen grasland en bos voorkomen. Wat waar zal voorkomen, is afhankelijk van de abiotische omstandigheden (bodem, grondwater, etc), de gewenste (half)openheid ter plaatse en de aanwezige fruitgaarden met verblijfsrecreatieve functie. Weinig menselijk ingrijpen
Weinig bos/ open
Hogezoom
Veel menselijk ingrijpen
Veel bos/ dicht
Houtwal Bos Struweel Grasland Fruitgaard
Figuur 4.7: Schematische weergave van het (toekomstige) mozaïeklandschap in de duinzoom
4.3
Planconcept
Duinbeken Met de beschrijving van het raamwerk van houtwallen en de invulling van de tussenliggende percelen is een groot deel van het concept van dit landschapsplan geschetst. Er is echter nog een belangrijk onderdeel: de duinbeken. Duinbeken zijn waterlopen die van nature in een nat duingebied ontstaan, en van de hoge duinen naar de polder lopen. Zie hiervoor ook de beschrijving uit het Handboek Natuurdoeltypen (pagina 19). Het natuurontwikkelingsgebied bij Haamstede is zeker een gebied waar duinbeken niet kunnen ontbreken, vanwege de brede gradiëntzone en de natte en lage delen aan de kant van de Recreatieverdeelweg. De duinbeken dienen te beginnen op de plaatsen
21
waar nu het meeste grondwater uit de duinen in de ontwateringssloten terecht komt en lopen daarna op een ´natuurlijke wijze´ van hoog naar laag. Omdat de duinbeken in de loop van het voorjaar voor een groot deel droog zullen vallen, is het recreatief gebruik van de beken zelf beperkt. Er zijn bijvoorbeeld geen mogelijkheden voor kanoën. De duinbeken verhogen echter wel de belevingswaarde van het gebied. Ze zorgen voor oriëntatie binnen het gebied, de beleving van hoog naar laag én door de wisselende waterstanden extra beleving van de seizoenen. De duinbeken hebben dus naast een ecologische en landschappelijke waarde, ook een recreatieve waarde. Verder kunnen de beken ook nog mogelijkheden bieden voor de landbouw, vanwege de hoge kwaliteit van het water. Doordat het grond- en oppervlaktewater in de polder enigszins zout is, is er vanuit de landbouw de behoefte geuit om het water uit de duinen te gebruiken als beregeningswater. Hoe groot de behoefte is en in hoeverre het gebruik van duinwater voor de landbouw efficiënt te maken is, is echter nog niet bekend. Het zou gunstig zijn als het water, dat anders bij de Recreatieverdeelweg in de poldersloten zou verdwijnen, zou kunnen worden benut. Daarom is in hoofdstuk 5 een mogelijke uitwerking gegeven voor zoetwateropvang, zonder schadelijke gevolgen voor het natuurgebied. In de bijlagen wordt verder ingegaan op de uitvoeringsaspecten van de duinbeken.
Concept Al het bovenstaande is de basis voor het landschapsplan; het raamwerk van houtwallen, het gebruik van de percelen, de duinbeken en de uitbreiding van de recreatieve routes. In figuur 4.8 wordt de gedachte achter het landschapsplan, het planconcept, schematisch weergegeven.
N Figuur 4.8: Het planconcept
Recreatieve routes Met de verbreding van de duinzoom tot aan de Recreatieverdeelweg, worden de mogelijkheden voor de dagrecreant aanzienlijk vergroot. Momenteel lopen de meeste fiets- en ruiterroutes in de lengterichting van de duinzoom: van noordoost naar zuidwest en vice versa. Na realisatie van het landschapsplan is het minstens zo aantrekkelijk om haaks op de duinzoom te fietsen, te wandelen of te paardrijden. Het mooie van deze routes zal zijn dat je de overgangen van duin naar polder goed kunt beleven. Daarnaast bieden de elzenbroekbossen mogelijkheden voor laarzenpaden en zou het gebied Moermond juist de mogelijkheid kunnen bieden om de overgang zoet-zout te ervaren (duinbeken en kreek) en de stinzenplanten die typisch zijn voor oude landgoedbossen.
Landschapsplan Duinzoom / Dienst Landelijk Gebied / december 2004
22
5.
Landschapsplan
5.1
De plankaart
van campings en het plaatselijk afgraven van gronden, zijn in dit plan niet gemaakt. Ook de natuurdoeltypen ter plaatse – of een grasland droog en ‘ruig’ is of juist nat en schraal – zijn niet uitgewerkt, net zo min als de exacte plaatsen voor bosontwikkeling in natuurontwikkelingsgebieden. Dit vraagt een nadere detaillering op een ander schaalniveau. Daarentegen geeft het landschapsplan wel inzicht in de locaties voor bos, de (half)openheid van het landschap en de ruimtelijke verdeling van de functies, zoals natuur, verblijfsrecreatie, landbouw en verkeer. En in dit hoofdstuk wordt met sfeerbeelden per planonderdeel (thema) aangegeven hoe één en ander er uit zou kunnen zien.
Figuur 5.1: Plankaart Bovenstaande figuur geeft de plankaart van dit landschapsplan weer. De plankaart op schaal 1:15.000 is opgenomen als bijlage. Op de kaart zijn onder andere de beplantingen, de graslanden, de recreatieterreinen, de waterlopen en de recreatieve routes aangegeven. Schaal 1:15.000 houdt in dat 1 cm op de kaart overeenkomt met 100 meter in werkelijkheid. Dat geeft aan dat het landschapsplan niet gaat over details. Zoals in de inleiding is vermeld, is het doel van het landschapsplan een ruimtelijk beeld te geven van het toekomstige landschap van de duinzoom, als basis voor de inrichtingsplannen die van deelgebieden worden gemaakt. Keuzes met betrekking tot de inrichting, bijvoorbeeld over de waterpeilen en de exacte tracés van beken en waterlopen, de tracés van de recreatieve paden, de indeling Landschapsplan Duinzoom / Dienst Landelijk Gebied / december 2004
Figuur 5.2: Functies in het gebied Van een aantal deelgebieden van de duinzoom is al een inrichtingsplan gemaakt, te weten:
23
het gebied bij de Rampweg (‘Recreatiecompensatielocatie Rampweg’, januari 2003); - het gebied rondom Moermond (‘Natuurontwikkeling Moermond en omgeving’, september 1999), - Westerenban (‘Natuurontwikkeling Westerenban, september 2000) en - Groenewoud (‘Gebiedsvisie Groenewoud’, november 1999) Deze inrichtingsplannen zijn overgenomen in het landschapsplan. De voorgestelde inrichting komt ook overeen met de visie van dit landschapsplan. Een uitzondering hierop vormt het plan voor het noordoostelijke deel van Moermond. Eén duinbeek die in het natuurontwikkelingsplan is voorgesteld, is in dit landschapsplan weggelaten en de overige duinbeken hebben een iets ander verloop (minder meanderend) gekregen. Verder is in het landschapsplan een recreatieve route door het gebied gepland. Deze wijzingen zijn doorgevoerd vanwege de uitgangspunten uit het Raamplan (meer recreatief medegebruik, 211 hectare bos) en de landschapsvisie Schouwen-West (versterking overgang van duin naar polder), die beide na het inrichtingsplan ‘Natuurontwikkeling Moermond en omgeving’ zijn opgesteld. -
Naast de plannen voor de deelgebieden zijn er ook een aantal inrichtingsplannen van campings gemaakt. Hierop zijn vaak ook de voorzieningen aangegeven, het aantal standplaatsen en de grootte daarvan, de toegangswegen, etc. Al dit soort zaken vallen buiten de scoop van het landschapsplan. Hier worden dan ook geen uitspraken over gedaan. Voor het landschap is wel de inpassing van de camping belangrijk. Hoe zien de randen eruit en zijn het fruitgaarden of kampeerterreinen die in principe overal zouden kunnen voorkomen? Op dit niveau zijn in dit hoofdstuk wel uitspraken gedaan.
Figuur 5.3: Deelgebieden in vogelvluchtperspectief Landschapsplan Duinzoom / Dienst Landelijk Gebied / december 2004
24
5.2
Planonderdelen
De plankaart bestaat uit een aantal planonderdelen: recreatieterreinen, bossen, graslanden, duinbeken, etc. Voor deze onderdelen wordt in deze paragraaf nader omschreven hoe ze er uit kunnen zien. Houtwallen, aarden wallen en singels De (hout)wallen en singels zijn de dragers van het landschappelijk raamwerk in Schouwen-West. Op de Kop van Schouwen vind je zowel houtwallen - dat wil zeggen wallen met beplanting - als aarden wallen (onbeplant). Daarnaast zijn er nog de hagen en singels, zonder wal. Al deze beplantingselementen hebben op de plankaart dezelfde aanduiding gekregen. Bij de uitwerking in inrichtingsplannen moet worden bekeken hoe de lijnbeplantingen er precies uit komen te zien. Daarbij zijn een aantal punten van belang: - de aansluiting en afstemming op de bestaande (hout)wallen en singels; - de zichtlijnen vanaf de Hogezoom richting polder en Plompe Toren; - de afscheidingsfunctie rondom de recreatieterreinen; - de grondsoort, - het plaatsen van afrastering langs de beplanting in het begraasde gebied.
Figuur 5.4: Doorsnede van gedeelte natuurontwikkelingsgebied
Landschapsplan Duinzoom / Dienst Landelijk Gebied / december 2004
25
Figuur 5.5: Nieuwe en bestaande (hout)wallen (Bron nr.: 14)
Figuur 5.6: Doorsnede van een houtwal De (hout)wallen zijn dus niet overal hetzelfde, maar om een idee te krijgen, wordt in figuur 5.6 een dwarsprofiel van een ‘gemiddelde’ houtwal gegeven. Bijna de helft van de houtwallen op Schouwen is 0,5 tot 1 meter hoog, 2 tot 3 meter breed en symmetrisch. Zwarte els en Veldiep zijn de dominante soorten.
Landschapsplan Duinzoom / Dienst Landelijk Gebied / december 2004
26
van inrichting en beheer. Van belang daarbij is bijvoorbeeld welke soorten en hoe dicht wordt aangeplant, de exacte ligging en het materiaalgebruik van de paden, gewenste open plekken in het bos, het randbeheer, etc. Deze zaken verdienen uitwerking in inrichtings- en beheerplannen.
Figuur 5.7: Houtwal Bos Op de plankaart is er onderscheid gemaakt tussen loofbos en halfopen loofbos. Met halfopen bos wordt de overgangsfase tussen struweel en opgaand bos bedoeld. Hier zijn verhoudingsgewijs meer struikvormers dan bij een opgaand bos. Omdat spontane bosontwikkeling een grote rol speelt in het landschapsplan, zal niet al het bos worden aangeplant.
Figuur 5.8: Stinzenplanten in bos bij Moermond
Afhankelijk van de groeiplaats zullen er in de duinzoom uiteindelijk de volgende bostypen ontstaan (Bron nr. 27): Op het duinzand: - Duin-Eikenbos - Duin-Berkenbos en Op de zeekleigronden: - Essen-Iepenbos - Elzenrijk Essen-Iepenbos - Gewoon Elzenbroekbos en - Schietwilgenbos Op een gedeelte van het natuurontwikkelingsgebied Haamstede na, hebben de bossen een recreatieve functie, voor wandelaars, ruiters en/of fietsers. Hoe de bossen er precies uit komen te zien, is afhankelijk Landschapsplan Duinzoom / Dienst Landelijk Gebied / december 2004
beukenlaan Figuur 5.9: Bostypen
essenbos
27
Struweel In hoofdstuk 4 is al vermeld dat successie een belangrijke rol speelt in dit landschapsplan. Successie is een proces dat plaatsvindt als men een gebied helemaal met rust laat. Wanneer er geen beheer plaatsvindt, zal het gras uiteindelijk verruigen, totdat het struweel wordt. In de struweelfase zullen de boomvormers boven de struiken uit gaan groeien, waardoor het struweel na tientallen jaren verandert in dicht bos. Dit proces is schematisch weergegeven in figuur 5.10.
Figuur 5.11: Struweel en ruigtebegroeiing
grasland
ruigte
struweel
bos
successie Figuur 5.10: Successie De terreinen die op de plankaart zijn aangegeven als struweel, bestaan voor het overgrote deel uit struikvormers. Het struweel is slechts voor een klein gedeelte aangeplant, bijvoorbeeld aan de bosranden. Op de meeste plaatsen zal het ontstaan door extensieve begrazing of uitrastering. Afhankelijk van de groeiplaats wordt het struweel meer of minder dicht en zullen verschillende struweelsoorten voorkomen. Enkele voorkomende soorten zullen zijn: Eénstijlige meidoorn, Hondsroos, Wegedoorn, Lijsterbes en Gewone vlier. Struweel heeft vooral een belangrijke ecologische functie voor vogels.
Landschapsplan Duinzoom / Dienst Landelijk Gebied / december 2004
Natuurlijk grasland Welke graslandvegetaties waar zullen voorkomen, is afhankelijk van de plaatselijke omstandigheden en het beheer. Abiotische omstandigheden die van belang zijn, zijn bijvoorbeeld: - de bodemsoort, - de grondwaterstand, - de aan- of afwezigheid van kwel, - de kalkrijkdom van de bodem, - het voormalig grondgebruik, etc. Deze factoren bepalen welke botanische waarden er ontwikkeld kunnen worden. Over het algemeen zullen de potenties van de voedselarme zandgronden met een hoge grondwaterstand het hoogst zijn. Op deze terreinen zal een hooibeheer (maaien en afvoeren) worden gevoerd, terwijl de graslanden in het kleigebied (extensief) begraasd zouden kunnen worden. Figuur 5.12 en 5.13 geven twee voorbeelden van graslanden die in het gebied kunnen voorkomen. Hoeveel verschijningsvormen er ook zijn (droog-nat, schraal-ruig, vlakmet reliëf), er dient wel onderscheid te worden gemaakt met de cultuurlijke graslanden.
28
Cultuurlijk grondgebruik In het plangebied is geen primaire plaats voor commerciële landbouw. Aan de rand van de dorpen Renesse, Burgh-Haamstede en Westenschouwen is wel plaats voor enige mate van intensief grondgebruik. Met het oog op de aanwezige maneges worden de paardenweiden in deze zones geconcentreerd.
Figuur 5.12: Duingrasland met poelen
Figuur 5.14: Cultuurlijk grasland Water Wat op de plankaart is aangegeven als ‘water’, betreft zowel de kreek bij Moermond als de verspreid gelegen drinkpoelen. De duinbeken zijn een apart planonderdeel en worden beschreven in de volgende paragraaf. De poelen liggen op plaatsen waar ze zoet water zullen bevatten. De kreek van Moermond daarentegen zal voor een deel gevoed worden door zoute kwel. Juist de overgang van de zoete duinbeken en de zoute kreek bij Moermond, maken het gebied ecologisch interessant. Figuur 5.13: Droog schraalgrasland langs duinbeek
Landschapsplan Duinzoom / Dienst Landelijk Gebied / december 2004
29
In tegenstelling tot Moermond is in de Burgh- en Westlandpolder geen kreek gepland. Alhoewel er ook in dit gebied een kreek heeft gelopen, zijn de sporen daarvan verder uitgewist. De reliëfverschillen zijn niet meer waarneembaar; de bodem in de Burgh- en Westlandpolder is in hoofdstuk 2 dan ook aangemerkt als kleiplatenbodem met een vlakke ligging. Daarbij is het met name in dit gebied van belang om de verschillen tussen de deelgebieden hoge duinen, duinzoom en inlagen te benadrukken, omdat ze hier bij elkaar komen. Open water en natte schraalgraslanden vindt met in de inlaag. Ook ecologisch gezien bestaat de noodzaak niet om ze tevens in de polder te realiseren.
-
-
De duinbeken zullen over het algemeen ondiep zijn. In de loop van het voorjaar zullen ze droogvallen. In de zomer zullen ze veelal niet watervoerend zijn. De breedte van de bedding hangt af van de beschikbare ruimte. De oevers zijn bij voorkeur flauw. De beken lopen door tot aan de Recreatieverdeelweg en monden daar uit in een laagte, die er ’s winters uit ziet als een plas, en ’s zomers als drassig grasland.
Figuur 5.16: Brede duinbeek bij neerslagoverschot (Moermond)
Figuur 5.15: Kreek bij Moermond Duinbeken De criteria voor de locatie en de vorm van de duinbeken zijn: - De beken sluiten aan op bestaande beken of beginnen op plaatsen waar nu veel water uit de duinen aan de oppervlakte komt. - De beken lopen van hoog naar laag. - De beken hebben een natuurlijk (licht meanderend) verloop. Figuur 5.17: Duinbeek (foto J. Beijersbergen)
Landschapsplan Duinzoom / Dienst Landelijk Gebied / december 2004
30
In de duinbeken zullen trappen/zadels worden aangelegd. Dit om te voorkomen dat de beken (in tegenstelling tot de oorspronkelijke functie van beken) een te sterke ontwaterende functie krijgen.
Voor de kenmerkende fruitgaardbedrijven is het streven ze in stand te houden en verbetering te stimuleren. Het gemeentelijk beleid omtrent de fruitgaardbedrijven sluit aan op de ideeën van dit landschapsplan.
Mogelijke zoetwateropvang Voor het landschapsplan zou hiermee het onderdeel duinbeken voldoende zijn uitgewerkt. Maar omdat er wordt onderzocht of de duinbeken tevens een functie kunnen hebben voor de landbouw, is dit planonderdeel verder uitgewerkt. De uitwerking is opgenomen in bijlage 3. Hierin worden mogelijkheden genoemd voor de uitvoering van de duinbeken, zodanig dat het peil van het natuurontwikkelingsgebied omhoog kan, zonder dat hiermee wateroverlast wordt veroorzaakt voor de nabijgelegen woningen en bedrijven. Daar waar het water uit het natuurgebied de polder in stroomt (bij de Recreatieverdeelweg), bestaat de mogelijkheid om dit water op te vangen en het in bassins op te slaan. In figuur 5.16 is een doorsnede van één van de mogelijkheden gegeven. Bassin Vooropvang t.b.v oppompen
Recreatie verdeelweg
Water uit natuurgebied
Natuurgebied drempel/stuw
aanvoerleiding
Figuur 5.18: Mogelijkheid voor zoetwateropvang
Figuur 5.19: Weg met singels aan beide zijden. Boomgaarden en fruitgaarden De boomgaarden hebben geen primaire productiefunctie meer; of ze zijn gecombineerd met kampeermogelijkheden (fruitgaarden), of ze vervullen een landschappelijke functie (boomgaarden). Fruitgaarden zijn een belangrijk kenmerk van Schouwen-West.
Recreatieterreinen Zoals uit de omschrijving van het casco blijkt, zal de verblijfsrecreatie ingepast worden in een groen raamwerk van houtwallen en singels. Dit heeft niet tot doel de recreatiebedrijven ‘weg te stoppen’ en onzichtbaar te maken, maar wel de beleving van het gebied te versterken. Het streven is dat de gebruikers (bezoekers en bewoners) de duinzoom als een groen en afwisselend landschap ervaren. De houtwallen en singels dienen uit streekeigen soorten te bestaan. Voor de recreatiebedrijven die bestaande (beschermde) houtwallen op het terrein hebben, geldt de wallenverordening van de gemeente. Landschapsplan Duinzoom / Dienst Landelijk Gebied / december 2004
31
van overlast. Het bedrijventerrein dient zo te worden ingepast dat het geen storend element in zijn omgeving vormt. Dit houdt in dat een brede groensingel gewenst is. De bedrijven die hier gevestigd worden geven geen hoge geluidsbelasting en stankoverlast. Recreatieve routes Door de padenstructuur ontdekt de wandelaar, fietser of ruiter het gebied. De paden gaan afwisselend door open en gesloten landschap, ze leiden de gebruiker langs de mooie plekken van de duinzoom. Het streven daarbij is de gebruiker zijn eigen route te laten kiezen over de aangelegde paden. De routes zijn zo veel mogelijk gescheiden van het snelverkeer. Daarnaast hebben de paden een enkelvoudige functie (scheiding van verschillende gebruikers).
Figuur 5.20: Fruitgaard Nog nader te bepalen recreatieve ontwikkelingen In de recreatiecompensatielocatie Rampweg, tussen de Nieuwe Weg en N57, is een arcering aangegeven voor ‘nader te bepalen recreatieve ontwikkelingen’. Hiermee wordt bedoeld, dat er ten opzichte van de plankaart nog iets kan veranderen, omdat de ontwikkelingen m.b.t. de initiatieven van Hanson en Elenbaas (zie Inrichtingsplan voor de Rampweg, bron nr. 8) nog niet bekend zijn. Daarnaast is er nog een taakstelling vanuit het Raamplan om een compensatielocatie te zoeken voor de campings Tentenbosch en Beukenhorst. De gearceerde locatie komt hierbij het eerste in aanmerking. Bestaande recreatiebedrijven in natuur Het natuurontwikkelingsgebied Haamstede is begrensd in het Natuurgebiedsplan (bron nr. 19). Dat houdt in, dat voor het begrensde gebied natuurontwikkeling gepland is. Maar binnen dit gebied liggen nog een aantal recreatiebedrijven met een bestemming verblijfsrecreatie volgens het vigerende bestemmingsplan. Bedrijventerrein De belangrijkste eisen voor het bedrijventerrein vanuit het Landschapsplan Duinzoom zijn landschappelijke inpassing en beperking Landschapsplan Duinzoom / Dienst Landelijk Gebied / december 2004
Figuur 5.21: Nieuwe recreatieve routes
32
De routestructuur zoals aangegeven in figuur 5. 22 geeft een zo optimaal mogelijke structuur aan waarbij natuurwaarden worden gerespecteerd. De wandelpaden lopen langs gebieden met archeologische vondsten. Dit kan bij de verdere uitwerking van de paden worden meegenomen voor een nadere uitwerking. Het tracé van het fietspad tussen de Lage en Hogezoom volgt de Oude Lagezoom. Voor de tracés van de nieuwe ruiterpaden is een werkgroep opgestart.
In dit landschapsplan is rekening gehouden met de beleving van de duinzoom vanaf de Recreatieverdeelweg. De weggebruiker zal aan de oostkant de open polder ervaren en aan de westkant de kleinschaligheid van de duinzoom. Het vrije zicht aan de westkant varieert van enkele meters tot maximaal 400 meter. Dan kijkt men tegen beplanting aan. Om het landschap van de duinzoom te kunnen beleven, komt er langs de Recreatieverdeelweg geen wegbeplanting.
5.3
Taakstelling uit het Raamplan
Om te bepalen of de taakstelling uit het Raamplan met dit landschapsplan wordt gerealiseerd, zijn de oppervlaktes van de planonderdelen binnen de planbegrenzing van het Raamplan bepaald: •
Figuur 5.22: Fietspad nabij Brouwersdam Wegen Op de plankaart zijn de wegen voor interlokaal verkeer aangegeven. Het gaat om de N57 (Stormvloedkering, Haamstede, Serooskerke, Brouwersdam) en de Recreatieverdeelweg (Haamstede, Renesse, aansluiting Brouwersdam). Vanaf Serooskerke loopt de N59 richting Zierikzee. De wegen zijn bestaande wegen, met uitzondering van de Recreatieverdeelweg-noord (vanaf Renesse tot aan Scharendijke). In het voorjaar van 2003 is het besluit genomen over het tracé van de Recreatieverdeelweg-noord. Het gekozen tracé – “alternatief 2” – heeft een flauwere bocht dan het tracé zoals dat in het Raamplan staat. Hierdoor onstaat er aan de westkant van de weg een overgangsgebied tussen Moermond en de recreatiecompensatielocatie Rampweg. In dit gebied loopt het bos van Moermond en de landschapselementen van de Rampweg door. De kreek van Moermond begint bij de Helleweg. Landschapsplan Duinzoom / Dienst Landelijk Gebied / december 2004
(hout)wallen en singels
• bestaand bos • nieuw bos • halfopen bos • struweel • natuurlijk grasland • cultuurlijk grondgebruik • water (incl. duinbeken) • recreatieterreinen • bedrijventerrein TOTAAL
23 ha 8 ha 136 ha 63 ha 31 ha 212 ha 35 ha 18 ha 78 ha 8 ha 612 ha
Hierbij moet worden opgemerkt dat na de vaststelling van het Raamplan planologische ontwikkelingen hebben plaatsgevonden (tracébesluit Recreatieverdeelweg-Noord, bestemmingen verblijfsrecreatie), waardoor het plangebied is gewijzigd en er dus ook bos en recreatie buiten de oorspronkelijk begrenzing gepland is. Binnen de oorspronkelijke planbegrenzing was de taakstelling echter: - 211 ha bos - 251 ha natuurontwikkeling - 80 ha recreatie
33
Wanneer we dit confronteren met de plankaart, krijgen we de volgende tabel: taakstelling bos
natuur
recreatie overig
TOTAAL
landschapsplan 211 bos nieuw bos halfopen bos struweel 251 natuur struweel water nat. grasland 80 recreatie recr.bedrijven 70 overig bestaand bos (hout)wallen cultuurlijk grondgebruik bedrijventerrein 612 TOTAAL
209 136 63 10 251 21 18 212 78 78 74 8 23 35 8 612
Uit bovenstaande tabel blijkt dat met het landschapsplan de taakstelling wordt gerealiseerd. De verschillen op onderdelen zijn slechts enkele hectares. Daarnaast vindt er extra bosaanleg plaats door de flauwere bocht van de Recreatieverdeelweg (t.o.v het tracé in het Raamplan) en vindt er t.o.v. het Raamplan recreatie-uitbreiding plaats aan de Hogezoom en de Kooijmansweg. Behalve de totaaloppervlaktes geeft het Raamplan ook een zonering weer. Hiervoor wordt verwezen naar de Raamplankaart, die is afgebeeld in figuur 3.1. De differentiatie in gebieden voor resp. recreatie, natuur en landschapsversterking is als randvoorwaarde aangehouden bij het maken van dit landschapsplan.
Landschapsplan Duinzoom / Dienst Landelijk Gebied / december 2004
34
Bronvermelding
23. Staatsbosbeheer, geografische informatie.
1. Alterra, Het ABC van het landinrichtingsgebied Schouwen-West, 2003. 2. Bal, D. e.a., Handboek natuurdoeltypen, 2001. 3. Bosch Slabbers i.o.v. het Waterschap Zeeuwse Eilanden, Groenbeheerplan voor beplanting langs wegen en dijken, 1999. 4. Bestuurlijke Begeleidingsgroep Schouwen-West, Regiovisie I Schouwen-West, 1994. 5. Bestuurlijke Begeleidingsgroep Schouwen-West, Regiovisie II Schouwen-West, 1996. 6. Bureau D & K, Kop in de Wind, 1992. 7. Dienst Landelijk Gebied, Gebiedsvisie Groenewoud, 2001. 8. Dienst Landelijk Gebied, Inrichtingsplan voor de Rampweg, 2003. 9. Dienst Landelijk Gebied, Landschapsvisie Schouwen-West, 2000. 10. Dienst Landelijk Gebied i.o.v. de Gebiedscommissie SchouwenWest, Raamplan, 2003. 11. Dienst Landelijk Gebied, geografische informatie. 12. Dienst Landinrichting en Beheer Landbouwgronden (LBL) Adviescentrum Zeeland, Onderzoeksbasisdokument SchouwenWest, 1996. 13. Gemeente Schouwen-Duiveland, Bestemmingsplannen vastgesteld op 25-09-2003. 14. Gemeente Westenschouwen, Verordening op de wallen in de gemeente Westenschouwen, 1961. 15. Goudzwaard, Willem i.o.v. St. Landschapsbeheer Zeeland, Stageverslag houtwallen ‘Kop van Schouwen’, 1996. 16. Hell, Saskia van, en Elsbeth van der Schelde, Bos op de Kop, 1992. 17. Jens, J. en H.M.H.B. Kokkelmans, rijksuniversiteit Utrecht, Onderzoek naar de houtwallen in de kop van Schouwen, 1980. 18. Ministerie van LNV, Habitatrichtlijngebieden. 19. Provincie Zeeland, Natuurgebiedsplan Zeeland, 2001. 20. Provincie Zeeland, Natuurontwikkeling Moermond en omgeving, 1999. 21. Provincie Zeeland, Streekplanuitwerking Schouwen-West. 22. Provincie Zeeland, Natuurontwikkeling Westerenban, 2000.
24. Staatsbosbeheer, invloedssferenkaart. 25. Stichting SCHOON-GENOEG, Alternatief inrichtingsplan voor de recreatie-compensatielocaties Schouwen-West, 2002. 26. Vlieger, Bianca de, Van duin naar polder, 1994. 27. Werf, S. van der, Natuurbeheer in Nederland 5, Bosgemeenschappen, 1991.
Landschapsplan Duinzoom / Dienst Landelijk Gebied / december 2004
35
Landschapsplan Duinzoom / Dienst Landelijk Gebied / december 2004
36
Bijlage 2a:
Waterparagraaf Landschapsplan Duinzoom
Algemeen Water is in de jaren negentig van de 20e eeuw prominent op de beleidsagenda gekomen. Ruimte voor water is het antwoord op de toegenomen rivierafvoeren en de wateroverlast in het landelijk en stedelijk gebied. In 2000 bracht de Commissie Waterbeleid 21e eeuw haar advies uit. Deze commissie pleitte er onder meer voor om ruimtelijke plannen en besluiten vooraf te beoordelen op hun effecten voor de waterhuishouding door middel van een watertoets. Ondertussen heeft er een wettelijke verankering van de watertoets plaatsgevonden. Een watertoets dient toegepast te worden op een Raamplan en een Uitvoeringsmodule. Aangezien dit landschapsplan gezien moet worden als een uitwerking van het Raamplan is een watertoets hier nu niet echt verplicht. Om “water” toch een goede plaats in de procedure te geven bevat deze bijlage een waterparagraaf waar de waterbeheerders, in kader van de watertoets een wateradvies over uit kan brengen. De waterbeheerder voor het oppervlaktewater is het Waterschap en voor het grondwater de Provincie. De wateradviezen zijn ondertussen uitgebracht (zie bijlage 2b), De resultaten van het wateradvies, inspraak en bestuurlijk overleg worden in het uiteindelijke plan verwerkt. Op welke wijze de wateradviezen zijn verwerkt is weergegeven in bijlage 2c. Bij het nader uitwerken van het landschapsplan in maatregelen middels een Uitvoeringsmodule komt op dat niveau de watertoets weer aan de orde. De waterbeheerders worden zowel bij het Raamplan, de Uitvoeringsmodules en ook dit landschapsplan uitdrukkelijk betrokken. Met name de uitwerking van de waterbeheersing , uitgewerkt in een Uitvoeringsmodule, zal in overleg met de waterbeheerders plaatsvinden. Uitdrukkelijk wordt er van uitgegaan dat benodigde vergunningen en ontheffingen worden aangevraagd en dat de daaruit voortvloeiende en andere wettelijke voorschriften en verplichtingen worden gerespecteerd. Voor een beschrijving van de huidige situatie wordt hier verwezen naar Hoofdstuk 2 “Huidig Landschap”. Landschapsplan Duinzoom / Dienst Landelijk Gebied / december 2004
Er zal in deze waterparagraaf kort ingegaan worden op de relevante thema’s zoals bedoeld in het kader van de watertoets. Achtereenvolgens zal worden ingegaan op de thema’s wateroverlast, watervoorziening, grondwateroverlast, oppervlaktewater- en grondwaterkwaliteit, verdroging en natte natuur. De thema’s veiligheid, riolering, volksgezondheid en bodemdaling zijn in dit kader als minder relevant beschouwd omdat: •
Veiligheid; Het is niet de bedoeling om middels het landschapplan op enigerlei wijze de (veiligheid middels) de waterkering wordt aangetast.
•
Riolering; De maatregelen in het landschapplan hebben geen invloed op het rioolwatertransportstelsel. Eventuele relatie met riooloverstorten zal bij de uitwerking uitvoeringsmodule aan de orde komen.
•
Volksgezondheid; In het landschapsplan zijn geen maatregelen voorzien die een echt negatief effect op de volksgezondheid hebben t.o.v. de huidige situatie. De eventuele toename van deels (tijdelijk) stagnante wateren in het toekomstige natuurgebied zal geen invloed hebben op de volksgezondheid (geen recreatief gebruik).
•
Bodemdaling; Bodemdaling is, gezien de grondslag en de maatregelen, in dit gebied niet aan de orde.
Wateroverlast Enkele jaren geleden is de SAS-studie (Systeem Analyse Schouwen) uitgevoerd. Middels deze studie is het hele waterbeheersingssysteem doorgelicht en zijn berekeningen uitgevoerd bij neerslag frequenties van 1 maal per 10, 25, 50 en 100 jaar. Op basis van deze berekeningen zijn door het Waterschap maatregelen uitgewerkt die het gebied moet vrijwaren van inundatie bij een bepaalde frequentie. Dit zoals bedoeld in het kader van WB21, vooruitlopend op de uit te brengen deelstroomgebiedsvisie Zeeland. In de genoemde SAS-studie is er reeds rekening gehouden met de in dit landschapsplan weergegeven natuurgebieden en hun invloed op berging en afvoer etc. Zo kan in deze gebieden bij extreme neerslag water vastgehouden worden waardoor het overige (landbouw)gebied minder wordt belast (met piekafvoeren)
37
In de Kop van Schouwen is momenteel een project in voorbereiding en uitvoering met als doel de wateroverlast in bebouwde gebieden te verminderen door intensivering van ondiepe af- en ontwatering op die plaatsen waar het ten behoeve van bebouwing noodzakelijk is. Hiervoor zullen maatregelen als graven/verruimen van waterlopen, vervangen van duikers, plaatsen van stuwen, aanleg onderhoudspaden, aanleg drainage etc. worden uitgevoerd. Deze maatregelen kunnen tot gevolg hebben dat plaatselijk heggen/wallen zoals aangegeven in het landschapsplan niet exact op de aangegeven plaats gerealiseerd kunnen worden. Dit komt bij de uitwerking nader aan de orde. Dit laatste geldt ook voor de exacte ligging van de beken en waterlopen. Bij aanleg van nieuwe waterlopen en beken zal uitdrukkelijke de mogelijk om een goed onderhoud te realiseren in ogenschouw worden genomen. Hieraan zal in goed overleg met de waterbeheerder invulling worden gegeven. De beoogde inrichting zoals weergegeven in het landschapsplan mag geen nadelige effecten hebben op bebouwde gebieden en andere aanliggende gronden. Indien dat wel het geval is zullen er (compenserende) maatregelen genomen worden zoals vermeld in het Raamplan. Uitwerking zal plaatsvinden in een Uitvoeringsmodule. Watervoorziening In het duingebied is een waterwinning aanwezig. De in het landschapsplan weergegeven gebieden met functiewijzigingen liggen niet in het intrekgebied van de waterwinning. Om die reden wordt hier verder niet op de waterwinning in gegaan. Wel zal het verhogen/vasthouden van het grondwater in de bos- en natuurgebieden in de Duinzoom een positief effect hebben op de instandhouding van de zoetwaterbel als geheel, dus ook voor de drinkwaterwinning. In het kader van dit landschapsplan bestaat de mogelijkheid voor de landbouw om het gebiedseigen zoete duinwater op te vangen en ten nutte te laten komen aan de landbouw. Hierbij wordt wel uitgegaan van particulier initiatief. Grondwateroverlast Met name in de toekomstige natuurgebieden en delen van de bosgebieden zullen af- en ontwateringsmiddelen worden verwijderd/aangepast. Dit zal deels een verhoging van de grondwaterstand tot gevolg hebben en deels een vertraging van de Landschapsplan Duinzoom / Dienst Landelijk Gebied / december 2004
afvoer die tegemoet zal komen aan de abiotische eisen van de daar gewenste natuurdoeltypen (grondwaterstanden in winter richting maaiveld). Blijvende bebouwing zal gevrijwaard worden van peilverhoging. Ook naastgelegen (agrarische) gronden mogen geen schade ondervinden van de genoemde maatregelen. Niet alle verhogingen in de omgeving zullen schade tot gevolg hebben. Veelal gaat het om een vertraging van de verlaging in voorjaar en zomer. Indien nodig zullen er (compenserende)maatregelen genomen worden. Uitwerking zal plaatsvinden in een Uitvoeringsmodule. Oppervlaktewaterkwaliteit en grondwaterkwaliteit De in het landschapplan aangegeven omzetting van landbouwgebied naar natuur en bosgebied zal een positief effect hebben op de belasting van het grond- en oppervlaktewater met nutriënten. In het plan is opgenomen dat het uittredende zoete water van goede kwaliteit voor een groot deel ten goede komt aan de te ontwikkelen natuurgebieden en delen van de bosgebieden. Ook wordt in dit plan de mogelijkheid gegeven om dit zoete water te benutten voor de landbouw. Hiermee wordt voorkomen dat dit water onbenut in de brakke polder stroomt. Verdroging en natte natuur Zoals hierboven aangegeven zijn de maatregelen er op gericht om de natuurgebieden en delen van de bosgebieden een hogere grondwaterstand te geven. Dit wordt gedaan middels het aanpassen van de af- en ontwateringsmiddelen, peilverhoging en middels het zoete (uittredende) water via duinbeken ten goede te laten komen van de natuur- en bosgebieden. Hierdoor worden de gewenste abiotische omstandigheden gerealiseerd waardoor deze gebieden als nietverdroogd kunnen worden beschouwd. Als gevolg van het opzetten/vasthouden van water in de in te richten natuurgebieden zal de stijghoogte in de onderliggende watervoerende pakketten stijgen. Dit werkt ook door in de omgeving. Daar waar geen ontwaterende/compenserende maatregelen worden genomen zal dit een verhoging van het ondiepe (freatisch) grondwater met zich mee brengen. Dit geeft een positief effect op de ten noorden van de Hogezoom gelegen natuurgebied (minder verdroging meer vernatting). Door de mogelijkheid te geven om het overstortende zoete water uit het gebied te benutten ten behoeve van de landbouw kan dit een
38
vermindering van de droogtedepressie met zich meebrengen. Dit is afhankelijk van particulier initiatief. Het water ter plaatse van de Lagezoom dient te worden afgevoerd richting het poldergebied. Indien dit water niet rechtstreeks wordt afgevoerd maar middels een onderbemaling op het hoger gelegen peil in het natuurgebied wordt gebracht kan er meer water van goede kwaliteit ten nutte van de natuur en eventueel ten nutte van de landbouw komen. Uitwerking in maatregelen zal plaatsvinden via een Uitvoeringsmodule.
Landschapsplan Duinzoom / Dienst Landelijk Gebied / december 2004
39
Bijlage 2b:
Wateradviezen waterbeheerders
Wateradvies van Provincie Zeeland, Directie Ruimte, Milieu en Water In uw brief van 2 december 2003 vroeg u een water-advies in het kader van de watertoetsprocedure voor het landschapsplan duinzoom. Aan de waterbeheersing wordt in het plan voldoende aandacht gegeven maar door de nog niet concrete uitwerking van het landschapsplan, waarbij de te nemen uitvoeringsmaatregelen globaal zijn beschreven, is niet mogelijk de gevolgen voor het grond- en oppervlaktewater te bepalen. Voor het advies omtrent de gewenste ontwikkeling op het gebied van het waterbeheer verwijs ik naar de bijlage van de brief van 12 september 2003, kenmerk 038479 en naar de notitie van de heer de Maat van 10 november 2003 met commentaar op de waterparagraaf van het concept landschapsplan duinzoom. Het is van groot belang bij de uitwerking van het landschapsplan tot op het niveau van inrichtingsplan de relatie oppervlaktewater/grondwater nader te specificeren in samenhang met het gebied. w.g. Ir. G.M. Van Overloop, hoofd Afdeling Landelijk Gebied en Water. Wateradvies van Waterschap Zeeuwse Eilanden 1. Samenvatting waterschapsadvies In het advies is uitgegaan van het door Dienst Landelijk Gebied bij brief van 2 december 2003 kenmerk LSCHOU2/2003/76779 toegezonden Landschapsplan Duinzoom. Het betreft de concept versie van oktober 2003 en tekening van 15 september 2003. In hoofdstuk 2 (toelichting wateradvies) wordt per onderdeel van tabel 4.2 uit de “bestuurlijke notitie watertoets” (oktober 2001) ingegaan op de aspecten waarop getoetst is. Het waterschap is belast met de zorg voor de waterhuishouding, de waterkering en de plattelandswegen. Het wateradvies is gericht op de Landschapsplan Duinzoom / Dienst Landelijk Gebied / december 2004
waterhuishoudkundige aspecten van het plan, inclusief de waterkeringen (veiligheid). Omdat het, in dit stadium van de planvorming, gewenst is om "waterschapsbreed" te adviseren wordt ook het wegenaspect, indien van toepassing, in dit advies meegenomen. Er is dus sprake van een waterschapsadvies. Het waterschap kan instemmen met het plan als in de verdere planuitwerking de aspecten genoemde in de watertoets verder worden uitgewerkt en vanuit het Duinzoomgebied Schouwen integraal worden bezien. In dit stadium van de planvorming hoeft nog geen compleet beeld gegeven te worden van de te verwachten effecten. Daarmee kan gewacht worden tot de verdere uitwerking in de inrichtingsplannen. Een kopie van dit advies is verzonden aan de provincie. 2 Toelichting waterschapadvies Hieronder wordt een toelichting gegeven op de verschillende aspecten waarop een waterschapadvies betrekking heeft. In de komende periode zullen de randvoorwaarden en uitgangspunten waarop een wateradvies gebaseerd zal zijn, mede in overleg met de betrokken gemeenten en provincie Zeeland, door het waterschap verder uitgewerkt worden. Voorlopig hanteert het waterschap voor het opstellen van het wateradvies tabel 4.2 uit de “bestuurlijke notitie watertoets” (oktober 2001). Hierin wordt een overzicht gegeven van de indicatieve ontwerprichtlijnen en toetsingscriteria die gebruikt kunnen worden voor de waterhuishoudkundige aspecten die in de watertoets van belang zijn. Een kopie van deze tabel is (als bijlage) bijgevoegd. Toelichting watersysteem: Het Duinzoomgebied is gelegen in het afwateringsgebied Prommelsluis. Het betreft de overgangszone tussen het duingebied Kop van Schouwen en de polder Schouwen. In de duinzoom speelt op dit moment een aantal plannen die gevolgen hebben voor de waterhuishouding. Er wordt door de werkgroep wateroverlast Kop van Schouwen gewerkt aan een betere afwatering van het oppervlaktewater in natte perioden. Darnaast wordt er natuurontwikkeling nagestreefd met een daarvoor gunstige hoge grondwaterstand. Voorts streeft de recreatiesector kwaliteitsverbetering en productdifferentiatie na en wil het element water nadrukkelijker tot uiting brengen. In het kader van wateroverlast in Schouwen is een systeemanalyse uitgevoerd.
40
Veiligheid
Wateroverlast
Het plangebied grenst aan de noordzijde bij de Rampweg en aan de zuidzijde bij de Westerseweg aan de primaire waterkering. Op die waterkeringen is de Keur waterkeringszorg van toepassing. Daarin zijn zones aangegeven waarbinnen, ter bescherming van de waterking, beperkingen gelden voor de gebruiks- en inrichtingsmogelijkheden van de daarbinnen vallende gronden. De zones vallen binnen het plangebied. Relevant zijn met name de verboden tot ontgraving en bebouwing. Bij het uitwerken van de plannen dient daar rekening mee gehouden te worden. In de verdere uitwerking zullen de waterkeringen keurzones worden aangegeven. In de verdere uitwerking van het plan dient er aandacht te zijn voor de samenhang van de verschillende deelprojecten. Voorkomen moet worden dat wateroverlast van het ene deelgebied op het andere deelgebied wordt afgewenteld. Er dient steeds aangegeven te worden in hoeverre er water wordt vastgehouden, geborgen en afgevoerd.
Riolering
In de uitvoeringsmodule zullen rioleringsaspecten verder worden uitgewerkt. Daarbij wordt o.a. aandacht geschonken aan riooloverstorten.
Watervoorziening
Bij de recreatiebranche is er vraag naar oppervlaktewater om de kwaliteit van de voorzieningen te verhogen. In de verdere planuitwerking dient hiermee rekening te worden gehouden.
Volksgezondheid
Het ontstaan van combinaties van wonen en recreatie met stagnante en
Landschapsplan Duinzoom / Dienst Landelijk Gebied / december 2004
opwarmingsgevoelige wateren moet voorkomen worden. Er moet sprake zijn van oppervlaktewater met voldoende waterdiepte en met voldoende waterkwaliteit.
In de verdere planuitwerking kan aan de hand van de peilen worden nagegaan of de waterkwaliteit voldoende kan worden gewaarborgd. Bodemdaling
Ten aanzien van bodemdaling worden geen problemen verwacht.
Grondwateroverlast Bij de uitwerking dient het peilbeheer te worden afgestemd op het behoud van de natuurlijke waterhuishouding (GGOR). Eventueel benodigde maatregelen om bebouwing en naastgelegen (landbouw)percelen te vrijwaren van schade/overlast door peilverhoging, worden uitgewerkt in de uitvoeringsmodule. Oppervlaktewaterkwaliteit
GrondwaterKwaliteit
Het plan c.q. de wijze van inrichting van het gebied kan grote gevolgen hebben voor de oppervlaktewaterkwaliteit. In de verdere plan uitwerking zal op waterloop-niveau aandacht geschonken moeten worden aan de oppervlaktewaterkwaliteit. Er worden geen negatieve invloeden verwacht op de grondwaterkwaliteit.
Verdroging
Er is ‘s zomer sprake van verdroging. Het plan komt daaraan tegemoet.
Natte natuur
Het plan heeft tot gevolg dat in het ten noorden van de Hogezoom gelegen natuurgebied sprake
41
zal zijn van vernatting. De maatregelen worden in de verdere planvorming uitgewerkt. Onderhoud wateren
Bij de uitwerking dient bijzondere aandacht geschonken te worden aan het onderhoud van waterlopen. Het kunnen uitvoeren van het machinaal onderhoud van waterlopen met het reguliere waterschapsmaterieel is thans een groot probleem. De obstakelvrije onderhoudsstrook die ingevolge de Keur waterbeheer langs waterlopen moet worden aangehouden ontbreekt dikwijls. Er is sprake van een sterke vermazing van houtwallen die beschermd worden door de wallenverordening. De volgende aandachtspunten zijn bij de verdere planvorming van specifiek belang: 1. Het vermijden van waterlopen en onderhoudsstroken over particulier terrein zoals tuinen en campings; 2. Het voorkomen van spontane bomengroei in sloten en onderhoudsstroken (elzen en esdoorn);
3. De bereikbaarheid van de onderhoudsstroken. Wegen
Binnen het plangebied liggen een aantal bij het waterschap in beheer zijnde (plattelands)wegen. Bij de uitwerking van het landschapsplan dient rekening gehouden te worden met de ingevolge de Wegenverordening Zeeland 1994 vrij te houden uitzichtstroken hoeken bij kruispunten.
w.g. mr.drs. J.A. van Werkum, hoofd afdeling Planvorming Waterhuishouding.
Landschapsplan Duinzoom / Dienst Landelijk Gebied / december 2004
42
Bijlage 2c:
Afweging en verwerking wateradviezen
In deze paragraag wordt ingegaan op de belangrijkste opmerkingen uit de wateradviezen en aangegeven hoe daar in het definitieve plan mee omgegaan is. Wateradvies van Provincie Zeeland, Directie Ruimte, Milieu en water • In het advies is aangegeven dat het niet mogelijk is de gevolgen voor grond- en oppervlaktewater aan te geven. In de waterparagraaf zijn wel degelijk de gevolgen van het plan m.b.t. grond- en oppervlakte weergegeven zij het dat dit gedaan is op het abstractie niveau behorende bij het landschapsplan. Exacte getallen zijn niet genoemd, wel de “richting” van de effecten. Ook de randvoorwaarden ter voorkoming van negatieve effecten op bebouwing en andere aanliggende gronden zijn aangegeven. •
In het advies wordt verwezen naar een brief en een notitie.
De opmerkingen in de genoemde brief en notitie zijn bij de wijzigingen, om te komen tot de definitieve versie, betrokken. Wateradvies van Waterschap Zeeuwse Eilanden In het advies is aangegeven dat er sprake is van een waterschapsadvies. In de watertoetsprocedure is alleen het wateradvies relevant. Andere inbreng dient niet via deze watertoetsprocedure maar middels normaal planvormingsoverleg aan de orde te komen.
vanuit de recreatiebranche naar oppervlakte water om de kwaliteit van de voorzieningen te verhogen. In het plan is aangegeven dat het water via de duinbeken een functie dient te krijgen t.b.v. van de natuurontwikkeling in de duinzoom. De duinbeken dienen van hoog naar laag uit te monden in het natuurontwikkelingsgebied. Waar mogelijk of nodig lopen de beken over recreatie terreinen. Recreatief gebruik van de beken zelf zal nagenoeg niet aan de orde zijn. Het recreatief gebruik van de duinbeken zal beperkt blijven tot “het verhogen van de belevingswaarde”. •
In het advies staat aangegeven dat er bijzondere aandacht geschonken dient te worden aan het onderhoud van waterlopen.
In plan/waterparagraaf is reeds aangegeven dat de exacte plaats van heggen/wallen en de exacte ligging van beken/waterlopen bij de uitwerking nader aan de orde komen. Ook staat aangegeven dat bij aanleg van nieuwe waterlopen en beken uitdrukkelijke de mogelijk om een goed onderhoud te realiseren in ogenschouw wordt genomen. Hieraan zal in goed overleg met de waterbeheerder invulling worden gegeven. •
Er staat in het advies een opmerking over de in het plangebied gelegen wegen.
Deze opmerking is zoals eerder aangegeven niet relevant in een wateradvies.
De meeste onderwerpen aangegeven in het wateradvies komen in de waterparagraaf aan de orde of zullen, zoals ook in het wateradvies aangegeven, bij de verdere planuitwerking aan de orde komen. •
Bij riolering wordt aangegeven dat in de uitvoeringsmodule rioleringsaspecten verder werden uitgewerkt.
In de nadere planuitwerking zullen rioleringsaspecten niet anders aan de orde komen dan daar waar beïnvloeding van riooloverstorten in het geding is. •
Bij watervoorziening staat aangegeven dat bij de verdere planvorming rekening gehouden dient te worden met de vraag
Landschapsplan Duinzoom / Dienst Landelijk Gebied / december 2004
43
Landschapsplan Duinzoom / Dienst Landelijk Gebied / december 2004
44
Bijlage 3:
Uitwerking duinbeken Hoge- en Lagezoom
In de huidige situatie vindt de afwatering van het duingebied plaats via (rechte) waterlopen van Hogezoom (hooggelegen), via Lagezoom naar het poldergebied (laaggelegen). Momenteel worden er maatregelen ontworpen om de wateroverlast van bebouwde gebieden te verminderen, waardoor naar alle waarschijnlijkheid in de komende jaren een aantal waterlopen en kunstwerken worden aangepast. Het is de bedoeling om in de toekomst het water uit bovengelegen gebied via duinbeken, met een meer natuurlijk verloop, ten nutte te laten komen aan het te ontwikkelen natuurgebied. Overtollig water zal ook in dat geval naar het zuidelijk gelegen poldergebied worden afgevoerd. Hierbij zijn een aantal punten die aandacht verdienen: 1. Omhoog brengen van het waterpeil voor natuurontwikkeling. 2. De behoefte aan een lager peil voor de woningen en bedrijven. 3. De opvang van het water t.b.v. de landbouw. 1. Omhoog brengen van het waterpeil voor natuurontwikkeling Het plangebied heeft een helling van Hogezoom naar Lagezoom (één tot enkele meters). Om het waterpeil in de toekomstige beken op een niveau te brengen waarbij ook het gebied ten zuiden van Lagezoom op een voldoende hoog peil het water kan ontvangen, dient de bodem van de beken (in de omgeving van Lagezoom) beduidend hoger te liggen dan de bodem van de huidige waterlopen. nieuwe beekbodem
maaiveld
Huidige slootbodem
Figuur 1: Van diepe sloten naar ondiepe beken, lengtedoorsnede Landschapsplan Duinzoom / Dienst Landelijk Gebied / december 2004
De beken hebben vanzelfsprekend ook een ander tracé dan de huidige waterlopen. De huidige waterlopen kunnen, als ze niet meer nodig zijn voor afwatering, gedempt worden in het kader van natuurontwikkeling. nieuwe beekbodem en maaiveld
maaiveld
Huidige slootbodem
Figuur 2: Dwarsdoorsnede huidige sloot en nieuwe beek zonder kaden Bij hogere afvoeren kunnen de beken buiten hun oevers treden. In het natuurontwikkelingsgebied is dat waarschijnlijk geen probleem. Daar waar dat niet mag, dienen de beken te worden voorzien van kaden (opgeleide beek). kaden van opgeleide beek nieuwe beekbodem en maaiveld
maaiveld
Huidige slootbodem
Figuur 3: Dwarsdoorsnede huidige sloot en nieuwe opgeleide beek 2. De behoefte aan een lager peil voor de woningen en bedrijven In het gebied zullen bestaande bebouwing, campings, fruitgaarden etc. gehandhaafd worden. Rond deze bebouwing en gebieden zal een voldoende diepe drooglegging moeten blijven. In de hogere delen van de duinzoom (tussen Hoge-en Lagezoom) kan het daar noodzakelijke ontwateringssysteem voor huizen etc. fungeren als spreng (bron) voor de op lager gelegen maaiveld te ontwikkelen duinbeken. Daar waar vanwege de hoogteligging van de bodem een rechtstreekse afwatering
45
op de beken niet mogelijk is, zullen naast de ondiepe beken ook diepere waterlopen blijven, die moeten afwateren naar het oostelijk gelegen poldergebied. Dit doet zich met name voor in de omgeving van de Lagezoom. Ten behoeve van de natuurontwikkeling is het het beste als de afwateringssloot ergens aan de rand van het gebied zal worden gerealiseerd, opdat het verdrogend effect op het natuurgebied minimaal is. De diepere sloten zullen op verschillende plaatsen, met name ter hoogte van Lagezoom, de toekomstige duinbeken gaan kruisen. Op de kruising zullen de diepere waterlopen middels een duiker met elkaar worden verbonden onder de opgeleide beek.
Er is echter wel een andere mogelijkheid om afstromend water uit het duingebied te benutten. Aan de zuidoostkant van het natuurgebied kan het water worden verzameld in een vooropvang (bijvoorbeeld een sloot of laagte parallel aan de wegsloot), waaruit het opgepompt kan worden. Het oppompen uit de genoemde parallelle sloot voorkomt ongewenste peilfluctuaties in het natuurgebied. Alleen het water dat als overschot uit het natuurgebied in de parallelle sloot loopt mag opgepompt worden. Het water wordt dan via een gesloten leiding onder de Recreatieverdeelweg in het bassin gepompt. De vooropvang die op een vrij hoog niveau ligt, is nodig om een zekere pompbuffer te hebben. Het is beter om de diepe wegsloot hiervoor niet te gebruiken om kwaliteit beïnvloeding (hoger chloridengehalte) te voorkomen. De genoemde opvang en aanleg van bassins wordt gezien als een particulier initiatief .
Ondiepe beek Diepere sloot
Figuur 4: Kruising duinbeek en sloot met een duiker
kaden van opgeleide beek nieuwe beekbodem en maaiveld
3. De opvang van het water t.b.v. de landbouw Met name in de winter zal er voldoende water via de duinbeken door het toekomstige natuurgebied stromen en naar de polder worden afgevoerd. Ten tijde van het voorbereiden van dit landschapsplan is ook gekeken naar het benutten van het vrijkomende duinwater van goede kwaliteit, ten behoeve van de landbouw. In dit kader is het eventueel aanleggen van een rabattenbos (die de functie van wateropvang zou kunnen vervullen) aan de orde geweest. Vanwege ruimtegebrek in het gebied om een rabattenbos te kunnen realiseren waar substantiële hoeveelheden water uit te winnen zijn, en de daarbij horende hoge prijs per m3, is hier voorlopig van afgezien.
maaiveld Duiker die diepe te ontwateren delen verbindt.
Bassin Vooropvang t.b.v oppompen
Huidige slootbodem
Recreatie verdeelweg
Water uit natuurgebied
Figuur 5: Dwarsdoorsnede huidige sloot en nieuwe opgeleide beek Een andere mogelijkheid is om de delen met de gewenste lagere peilen (waar kwalitatief goed water uit komt) middels één of meerdere onderbemalingen op het toekomstige natuurgebied te laten lozen. Hiermee voorkom je dat veel goed water “ongebruikt” naar de polder afstroomt. Landschapsplan Duinzoom / Dienst Landelijk Gebied / december 2004
Natuurgebied drempel/stuw
Figuur 6:
aanvoerleiding
Mogelijkheid voor zoetwateropvang langs de Recreatieverdeelweg.
46