Inhoudsopgave
pagina
Samenvatting
2
Voorwoord
3
1 Inleiding
4
2 Ontwikkelingen en kader
5
3 Samenvatting analyse
10
4 Welzijn in het centrum, een blik op 2010
15
5 Thema’s voor de toekomst
18
CONCEPT
K A D E R N O TA
WELZIJN
CENTRUM
2006-2010
PA G I N A
1
Samenvatting
De Centrumraad wil met deze Kadernota Welzijn richting geven aan een nieuwe invulling van het begrip welzijn. In 2010 zullen niet alleen de welzijnsinstellingen met hun aanbod het welzijn in het centrum bepalen, maar er wordt ook een actievere bijdrage van bewoners aan de maatschappij verwacht. De overheid is niet meer alleen vangnet voor sociale problemen, maar faciliteert en stimuleert sociale ontwikkeling van bewoners. In onderstaande tabel staat schematisch aangegeven op welke vlakken het begrip welzijn anders wordt benaderd.
Nu ligt de nadruk op:
In 2010 ligt de nadruk op:
Welzijnsaanbod op basis van
Vraaggestuurd en wijkgericht werken
werkplannen van welzijnsinstellingen
op basis van opdracht
Welzijnsinstellingen hebben een
Welzijnsinstellingen hebben een
subsidiegever-subsidieontvanger
opdrachtgever-opdrachtnemer
relatie met de Centrumraad
relatie met de Centrumraad
Repressieve aanpak overlastgevende
Preventieve aanpak jongeren en bieden van
jongeren
kansen om zich te ontplooien en ontwikkelen
Sociaal vangnetstructuur waar de overheid een belangrijke rol heeft
Civil society met actief burgerschap
De Kadernota Welzijn geeft aan de hand van een viertal thema’s voor de toekomst inhoudelijk richting aan het welzijnsbeleid: 1.
Zorgen dat jeugd en jonge ouders meer zelfvertrouwen en een positiever zelfbeeld krijgen;
2.
Sociaal isolement en verborgen armoede bestrijden;
3.
Actief burgerschap stimuleren;
4.
Zelfredzaamheid van ouderen bevorderen.
Aan de hand van een hernieuwd stappenplan voor de dynamische verantwoordingsstructuur geeft deze Kadernota richting aan de procesmatige kant van het welzijnsbeleid.
CONCEPT
K A D E R N O TA
WELZIJN
CENTRUM
2006-2010
PA G I N A
2
Voorwoord
Voor u ligt de Kadernota Welzijn Centrum 2006 - 2010. De nota gaat onder andere over welzijnswerk, maar centraal staat het welzijn van de bewoners van het centrum. Het welzijnswerk heeft tot doel bij te dragen aan het welzijn van burgers, maar welzijn is niet het eigendom van het welzijnswerk. Welzijn is van mensen zelf. Mensen zijn zelf verantwoordelijk voor de planning en sturing van hun leven.
Ik vraag veel van mensen. Ik ga ervan uit dat mensen voor zichzelf kunnen zorgen. Maar soms zit het leven tegen, hebben mensen pech. Die mensen laat ik niet in de steek. Voor hen moet er een sociaal vangnet zijn. Ik ga ervan uit dat mensen meedoen in de maatschappij. Meedoen betekent werk hebben, jezelf kunnen ontplooien, activiteiten ondernemen in je vrije tijd. Als er belemmeringen zijn om mee te kunnen doen, moeten die belemmeringen weggenomen worden. Ik ga ervan uit dat mensen een bijdrage leveren aan de samenleving door bijvoorbeeld als mantelzorger klaar te staan of door als vrijwilliger actief te zijn. Deze hoge verwachting van de bewoners van het centrum kan alleen gesteld worden als de Centrumraad van zichzelf net zoveel verwacht en goed presteert. Als de Centrumraad bereid is om samen te werken met bewoners. Dat betekent dat bewoners serieus genomen moeten worden in hun wensen en talenten. Dat vraagt om maatwerk per buurt en per wijk. Maatwerk waar problemen opgelost moeten worden, maar ook maatwerk waar kansen liggen om problemen te voorkomen. Deze hoge verwachting verplicht de Centrumraad ook om een goed opdrachtgever te zijn voor de instellingen en organisaties die het beleid van de Centrumraad uitvoeren. Goed opdrachtgeverschap betekent een heldere formulering van de te leveren diensten, de kwaliteit, de kostprijs en het resultaat. Centrumraad en instellingen werken aan hetzelfde doel, ieder in zijn eigen rol. En om vrij te spreken naar Homerus’ Ilias: De koers is uitgezet naar Ithaka We zullen onbekende havens binnenvaren Ik wens u en mij een behouden vaart en veel zomermorgens Marjolijn Masselink
CONCEPT
K A D E R N O TA
WELZIJN
CENTRUM
2006-2010
PA G I N A
3
1 Inleiding
Deze Kadernota Welzijn geeft een kader voor toekomstige beleidskeuzes en uitvoering op het gebied van welzijn in het centrum van Rotterdam gedurende 2006-2010. Deze nota is opgesteld door het Dagelijks Bestuur van de Centrumraad in het begin van een nieuwe bestuursperiode.
In het najaar van 2005 is ‘Sociaal in het Centrum’ uitgebracht, een trendrapportage over sociale problemen in het centrum. Dit rapport diende als onderlegger voor de Sociale Speerpuntenconferentie van 8 december 2005. Bij deze conferentie is door welzijnsinstellingen en de Centrumraad gezamenlijk een aantal speerpunten geformuleerd. Hiermee was een belangrijke basis gelegd voor de analyse van en een toekomstbeeld geschetst voor sociale kwaliteit in het centrum. In deze Kadernota Welzijn is deze informatie in samenhang met elkaar bijeen gebracht tot een helder en overzichtelijk rapport.
Werkwijze Voor dit rapport is gebruik gemaakt van schriftelijke informatiebronnen, zoals de genoemde trendrapportage, het verslag van de Sociale Speerpuntenconferentie en statistische gegevens van COS Rotterdam. Deze kadernota is tot stand gebracht in samenwerking met de portefeuillehouder Welzijn van de Centrumraad, ambtenaren van de Centrumraad en directies van welzijnsinstellingen.
Leeswijzer Hoofdstuk 2 geeft de belangrijkste ontwikkelingen en reeds bestaande beleidskeuzes die ten grondslag liggen aan deze Kadernota Welzijn weer. Hoofdstuk 3 geeft een korte samenvatting van de analyse van sociale aspecten van het centrum op basis waarvan de beleidskeuzes zijn gemaakt. Hoofdstuk 4 werpt een blik op het welzijnswerk in het centrum in 2010. Hier staan de uitgangspunten verwoord die de Centrumraad hanteert. Hoofdstuk 5 beschrijft de thema’s voor de toekomst.
CONCEPT
K A D E R N O TA
WELZIJN
CENTRUM
2006-2010
PA G I N A
4
2 Ontwikkelingen en kader In dit hoofdstuk staan kort beschreven de ontwikkelingen en reeds bestaande beleidskeuzes die ten grondslag liggen aan deze Kadernota Welzijn.
Landelijk kader Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) In 2007 wordt de Wet op de maatschappelijke ondersteuning van kracht. Gemeenten worden met de Wmo verantwoordelijk voor maatschappelijke ondersteuning. De Wmo is een wet die gemeenten de verantwoordelijkheid geeft om ervoor te zorgen dat iedereen actief deel kan nemen aan de samenleving. Het doel van de Wmo is dat de burgers en hun directe omgeving meer verantwoordelijkheid krijgen om zelfstandig aan de samenleving deel te nemen. Onder de Wmo komen te vallen: - De welzijnswet. - De wet voorzieningen gehandicapten (Wvg). - De AWBZ taak terzake van de Huishoudelijke Verzorging (HV). - AWBZ subsidies waaronder diensten, wonen met zorg, coördinatie vrijwillige thuiszorg en mantelzorg. - De Openbare Geestelijke Gezondheidszorg (OGGZ) Maatschappelijke ondersteuning omvat activiteiten die het mensen mogelijk maken om mee te doen in de samenleving. Dat kan bijvoorbeeld met vrijwilligerswerk en mantelzorg, maar ook met goede informatie en advies, opvoedingsondersteuning en huishoudelijke hulp. De Vereniging Nederlandse Gemeenten vat het doel van de Wmo als volgt samen: “Samenhangend lokaal beleid om ‘meedoen’ mogelijk te maken, uitgevoerd dicht bij de burger door daarvoor goed toegeruste gemeenten.” Het begrip maatschappelijke ondersteuning is in de Wmo verwoord in negen prestatievelden. Deze prestatievelden zijn: 1. het bevorderen van de sociale samenhang in en leefbaarheid van dorpen, wijken en buurten 2. op preventie gerichte ondersteuning van jeugdigen met problemen met opgroeien en van ouders met problemen met opvoeden 3. het geven van informatie, advies en cliëntondersteuning 4. het ondersteunen van mantelzorgers en vrijwilligers 5. het bevorderen van de deelname aan het maatschappelijke verkeer en van het zelfstandig functioneren van mensen met een beperking of een chronisch psychisch probleem en van mensen met een psychosociaal probleem 6. het verlenen van voorzieningen aan mensen met een beperking of een chronisch psychisch probleem en aan mensen met een psychosociaal probleem ten behoeve van het behoud van hun zelfstandig functioneren of hun deelname aan het maatschappelijke verkeer 7. het bieden van maatschappelijke opvang, waaronder vrouwenopvang 8. het bevorderen van openbare geestelijke gezondheidszorg, met uitzondering van het bieden van psychosociale hulp bij rampen 9. het bevorderen van verslavingsbeleid Het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport geeft de kaders aan waarin elke gemeente haar eigen beleid kan maken. De gemeente Rotterdam heeft nog
CONCEPT
K A D E R N O TA
WELZIJN
CENTRUM
2006-2010
PA G I N A
5
geen Wmo-beleid vastgesteld. Hiermee is het nog niet duidelijk welke bevoegdheden en verantwoordelijkheden de Centrumraad toebedeeld krijgt, in ieder geval prestatievelden 1 tot en met 5.
Stedelijk kader Collegeprogramma 2006 – 2010 In het Collegeprogramma getiteld ‘Alle Rotterdammers doen mee!’ staat dat Rotterdam een stad wordt waar iedereen meetelt en meedoet, een stad waar het veilig is en waar mensen zich veilig voelen, een aantrekkelijke stad waar mensen plezierig wonen en een stad met een krachtige economie. Succesvol beleid wordt voortgezet en er wordt volop geïnvesteerd in nieuw sociaal beleid. Er wordt gesteld dat alle Rotterdammers meetellen en meedoen. Rotterdammers hebben een baan, volgen een opleiding, voeden kinderen op of doen vrijwilligerswerk. De gemeente helpt om talenten te ontwikkelen maar verwacht daar inzet voor terug. Dat geldt bijvoorbeeld voor werkzoekenden en mensen die de Nederlandse taal nog onvoldoende beheersen. Wie de wet overtreedt krijgt te maken met sancties. De sociale kwaliteit van de stad wordt fors omhoog gebracht. De nadruk ligt op meedoen en binding: - Meer Rotterdammers die de Nederlandse taal beheersen. - Een hoger gemiddeld opleidingsniveau. Het college gaat daarvoor het aantal Brede Scholen sterk uitbreiden, meer kinderen laten meedoen aan de voorschool en met scholen afspraken maken om voortijdig schoolverlaten terug te dringen. - Meer Rotterdammers die maatschappelijk actief zijn. Sport en actieve vrijetijdsbesteding worden gestimuleerd. - Meer Rotterdammers met betaald werk. Werk is de belangrijkste garantie voor groei van het inkomen en draagt veel bij aan integratie. Wie langere tijd in de bijstand zit, doet vrijwilligerswerk of zit op een participatieplek. Het wordt voor werkgevers aantrekkelijker gemaakt om in Rotterdam te ondernemen. - Een hoger gemiddeld inkomen. De lokale lastendruk wordt ingeperkt.
PowR Aan het Platform ontwikkeling welzijn Rotterdam (PowR) is gevraagd te onderzoeken hoe de welzijnssector een betere bijdrage kan leveren aan de sociale kwaliteit van de stad. Het rapport ‘Van welzijn naar sociale kwaliteit’ (april 2005) adviseert een visie op sociale kwaliteit te baseren op het concept van ‘civil society’. De civil society wordt omschreven als zowel publieke als private en non-profit partijen, zoals woningcorporaties, zorgaanbieder, maatschappelijk betrokken ondernemers, (sport)verenigingen, (georganiseerde) burgers, zelforganisaties, kunst- en cultuurinstellingen, etc. De civil society definieert de rol van de overheid in de samenleving; Burgers moeten zelf verantwoordelijkheid nemen voor hun eigen functioneren en voor mensen in hun omgeving. De overheid komt pas in actie als iemand niet voor zichzelf kan zorgen. Het rapport noemt twee kerncompetenties van welzijnswerk; sociale ondersteuning en sociale ontwikkeling. Sociale ondersteuning: het versterken van zelfredzaamheid van individuele burgers door signalering, interventie en toeleiding. Daarnaast moet er een vangnet zijn voor mensen die ook met begeleiding – niet in staat zijn tot zelfredzaamheid. Sociale ontwikkeling: het bevorderen van de sociale ontwikkeling van groepen burgers op het gebied van sociale cohesie, integratie, participatie en goed burgerschap.
CONCEPT
K A D E R N O TA
WELZIJN
CENTRUM
2006-2010
PA G I N A
6
Dit rapport heeft beïnvloed hoe de Centrumraad het welzijn benadert. In hoofdstuk 5 ‘Thema’s voor de toekomst’ wordt beschreven hoe de Centrumraad een begin wil maken met de totstandkoming van een werkende ‘civil society’; het actief burgerschap stimuleren en het bevorderen van de zelfredzaamheid van ouderen.
Subsidieverordening Rotterdam 2005 In de Subsidieverordening Rotterdam 2005 (opvolger van Verordening Algemene Subsidievoorwaarden 2001) is onder meer opgenomen wat onder subsidie wordt verstaan, welke vormen van subsidie te onderscheiden zijn, welke criteria er in het algemeen bestaan, hoe een aanvraag moet worden ingediend, wat de beslissingstermijn is, welke termijn er voor vaststelling van subsidie bestaat, mogelijkheden voor voorschotten etc. Alle dagelijks besturen verstrekken subsidie op basis van de Subsidieverordening Rotterdam (SvR). Dit betekent dus bijvoorbeeld dat het dagelijks bestuur van de Centrumraad alleen die vormen van subsidie kan toekennen die in de SvR opgenomen zijn. Hierin bestaat overigens geen verschil met de Verordening Algemene Subsidievoorwaarden 2001 (VAS). De SvR kent ten opzichte van zijn voorloper VAS 2001 onder andere een aantal wijzigingen op het gebied van de criteria voor budgetsubsidie en verdere uniformering van de accountantsprotocollen. Bij de subsidieverordening hoort een uitvoeringsregeling en een aantal modellen. In de uitvoeringsregeling worden onder andere prestatieafspraken, financiële verantwoording, de jaarrekening en de accountantsverklaring geregeld. In de modellen is bijvoorbeeld vastgelegd welke onderdelen een beschikking moet bevatten. De SvR wordt van kracht vanaf 1 januari 2007. Bij de toekenning van subsidies hanteert de Centrumraad de volgende uitgangspunten: 1. De gesubsidieerde activiteiten zijn bedoeld voor en/of door de bewoners van het centrumgebied; 2. De subsidie moet een maatschappelijke bijdrage leveren en stimuleren tot een actieve deelname aan de maatschappij; 3. De bestemming van de subsidie moet passen binnen de thema’s van de Kadernota Welzijn. Uiterlijk 1 januari 2007 zullen deze uitgangspunten worden aangevuld in een uitvoeringsregeling behorend bij het SvR dat door de Centrumraad wordt vastgesteld. Tot die tijd gelden voor structurele subsidieaanvragen voor activiteiten op buurt- en wijkniveau de regels volgens de ‘Uitvoeringsregeling Budgetsubsidiëring Kostenplaats Centrum 2002’. Voor subsidies aan migrantenzelforganisaties gelden aanvullende regels gesteld in ‘Nieuw beleid inzake financiering van migrantenzelforganisaties’ dat door de Centrumraad is vastgesteld op 28 februari 2005. Ook voor subsidies aan de Brede School gelden aanvullende subsidiecriteria vastgesteld in het Dagelijks Bestuur van 24 mei 2005. Dit geldt ook voor het Fonds voor het Centrumkind. De criteria hiervan zijn vastgesteld door de Centrumraad op 10 januari 2005.
Deelgemeentelijk kader Dynamische verantwoordingsstructuur De samenwerking tussen de welzijnsinstellingen en de Centrumraad was voor verbetering vatbaar. Daarom is er in 2005 een model voor een dynamische verantwoordingsstructuur opgesteld met daarbij een passende informatievoorziening. In een achttal stappen wordt de verbetering van de samenwerking tussen de Centrumraad en de welzijnsinstellingen vormgegeven; Dit stappenplan is vastgesteld door het Dagelijks Bestuur. De acht stappen zijn:
CONCEPT
K A D E R N O TA
WELZIJN
CENTRUM
2006-2010
PA G I N A
7
1. De welzijnsinstellingen voeden het DB met informatie over trends in het sociale en in sociaal beleid; 2. Het DB formuleert mede op basis daarvan daadwerkelijk welzijnsbeleid (algemene beleidsdoelen en speerpunten); 3. De welzijnsinstellingen en DB onderhandelen op het niveau van de speerpunten – en dus niet op het niveau van activiteiten; 4. De welzijnsinstellingen ontwikkelen aanbod van activiteiten dat aansluit bij de door het DB geformuleerde beleidsdoelen en speerpunten; 5. Het DB kiest de welzijnsinstellingen voor langere periode tot ‘preferred provider’ en legt dat vast in meerjarenafspraken; 6. De welzijnsinstellingen ontwikkelen een tarief per uur inzet op basis van een integrale kostprijs en specificeren dat zo goed mogelijk naar speerpunten; 7. De welzijnsinstellingen voeren uit en zijn zelf verantwoordelijk voor haar bedrijfsvoering op het niveau van activiteiten. 8. Tussentijds en achteraf leggen de welzijnsinstellingen verantwoording af over de uitvoering van het aanbod en over bedrijfsvoering en realisatie. De Centrumraad wil dit stappenplan nuanceren en vervangen door stappen die meer helderheid geven over en richting geven aan de opdrachtgever-opdrachtnemer relatie die de Centrumraad wil hebben met de welzijnsinstellingen. Zo ziet de Centrumraad dat bij stap 3 ‘onderhandelen over speerpunten’ overbodig is, aangezien al in stap 1 in voldoende mate informatie uitgewisseld moet zijn. In hoofdstuk 4 Welzijn in het centrum, een blik op 2010 worden de stappen nader uitgelegd, hier volgt een samenvatting: 1. De welzijnsinstellingen geven naast bewoners(organisaties), ondernemers(organisaties) en verenigingen informatie aan het DB over wat er speelt in de maatschappij; Het DB gaat zelf ook actief op zoek naar deze informatie door middel van participatie van specifieke doelgroepen, bezoeken in de wijken en buurt- en wijkanalyses; 2. Aan de hand van deze informatie en met hulp van instrumenten wordt een vraaggestuurde en integrale aanpak geformuleerd door het DB; 3. De taken en verantwoordelijkheden van iedere betrokken partij worden nauwkeurig omschreven; 4. Het DB formuleert gewenste prestaties, doelen en resultaten in een offerteverzoek richting de welzijnsinstellingen; 5. De welzijnsinstellingen ontwikkelen aanbod van activiteiten op basis van het offerteverzoek en geven werkzaamheden aan in een offerte; 6. Het DB verstrekt de opdracht; 7. De welzijnsinstellingen voeren deze opdracht vervolgens uit en zijn zelf verantwoordelijk voor haar bedrijfsvoering; 8. Tussentijds en achteraf leggen de welzijnsinstellingen verantwoording af over de behaalde prestaties, doelen en resultaten. Deze toetsing vindt in ieder geval halfjaarlijks plaats; Dit stappenplan gaat van start in 2007 en kan continu worden doorlopen. Zo wordt er continu informatie opgehaald en verwerkt tot beleidsvorming, dit hoeft niet slechts één keer per jaar plaats te vinden. Voor de uitvoering van het welzijnswerk wordt tot en met 2009 in principe gebruik gemaakt van de diensten van de huidige instellingen.
CONCEPT
K A D E R N O TA
WELZIJN
CENTRUM
2006-2010
PA G I N A
8
Beleidsprogramma 2006 – 2010 Dagelijks Bestuur Centrumraad De missie van het beleidsprogramma is: “Met een schonere en veiligere buitenruimte in ons centrumgebied willen wij het woonklimaat, het ondernemersklimaat en het bezoekersklimaat aantrekkelijker maken. Wij zetten ons in om onze bewoners meer kansen te laten benutten, gericht op een maximale maatschappelijke participatie.”
CONCEPT
K A D E R N O TA W E L Z I J N
CENTRUM
2006-2010
PA G I N A
9
3 Samenvatting analyse
In dit hoofdstuk worden in vogelvlucht de belangrijkste relevante kenmerken van het stadscentrum belicht, aan de hand van wijktyperingen en een beschrijving van de problematiek. In het trendrapport ‘Sociaal in het centrum’ van B&a Groep en Nico de Boer uit 2005 staat een uitgebreide analyse van sociale problemen in het stadscentrum beschreven, die als de belangrijkste bron van dit hoofdstuk heeft gediend. Aangezien dit rapport geen kansen in het centrumgebied beschrijft, richt dit hoofdstuk zich met name op de sociale problemen.
Algemene kenmerken Het stadscentrum telt momenteel ongeveer 30.000 bewoners. Het Dagelijks Bestuur van de Centrumraad heeft de wens om het aantal bewoners de komende jaren te laten toenemen tot 40.000. De geplande nieuwbouwprojecten zullen hieraan bijdragen, maar dit is niet voldoende. Verwacht wordt dat deze groei noodzakelijk is voor een volwaardig stadscentrum met bijbehorend voorzieningenniveau. In het stadscentrum wonen procentueel gezien veel alleenstaanden en minder gezinnen met kinderen vergeleken met overig Rotterdam. Ook wonen er relatief veel meer jonge mensen, maar minder kinderen tot 19 jaar. Meer dan de helft van de bewoners is van niet Nederlandse afkomst, en het aantal nationaliteiten is zeer gedifferentieerd. Dit maakt dat er extra aandacht nodig is voor voorzieningen en een welzijnsaanbod die het mogelijk maken met gelijke kansen deel te nemen aan de samenleving.
Wijktyperingen De wijktyperingen geven een overzicht van de voor het sociaal beleid relevante kenmerken per wijk. De wijken zijn onderverdeeld in het Oude Westen (waaraan Dijkzigt is toegevoegd), Cool (waaraan C.S. Kwartier is toegevoegd), Stadsdriehoek en het Scheepvaartkwartier (Nieuwe Werk). Op bijgevoegd kaartje zijn de grenzen weergegeven, zoals COS deze hanteert.
CONCEPT
K A D E R N O TA
WELZIJN
CENTRUM
2006-2010
PA G I N A
10
Oude Westen Het Oude Westen telt ongeveer 10.500 bewoners, waarvan het merendeel allochtoon is (als ten minste één ouder in het buitenland is geboren). Hier wonen veel gezinnen met kinderen, in tegenstelling tot de rest van het centrum. Volgens de veiligheidsindex 2005 scoort het Oude Westen beter dan de jaren daarvoor, maar is nog steeds onvoldoende (3,5). Dit komt vooral door onveiligheidsgevoelens die bewoners op straat hebben. Wel heeft de wijk Oude Westen (exclusief Dijkzigt) een hechte gemeenschap, met actieve bewoners. Vergeleken met de andere wijken in het centrum is het gemiddeld inkomen laag. En 65% van alle uitkeringen in het centrum gaat naar bewoners van het Oude Westen (exclusief Dijkzigt).
Cool In Cool wonen 4.600 mensen. Cool kent meerdere subbuurten waartussen onderling nauwelijks binding is. Er wonen veel ouderen, met name in de grote flats rondom de Lijnbaan. Cool Zuid is van oudsher een gemengde wijk, met veel diversiteit aan bewoners, die elkaar onderling tolereren. Er is sprake van huiselijk geweld, agressie en alcoholproblemen, en ook op de veiligheidsindex scoort de wijk niet hoog. En in Cool Zuid is een gebrek aan geschikte ontmoetingsmogelijkheden voor jongeren, waardoor soms overlast ontstaat.
Stadsdriehoek In Stadsdriehoek wonen ongeveer 12.000 mensen. Het wordt als een trendy en dure wijk gezien. Er wonen veel jonge mensen, starters en ouderen. De bewoners zijn mondiger, zelfredzamer en hebben een hoger scholingsniveau dan in het Oude Westen en Cool. Er zijn weinig sociale problemen in Stadsdriehoek.
Scheepvaartkwartier Het Scheepvaartkwartier, ofwel het ‘Nieuwe Werk’, staat bekend om de statige uitstraling. Er wonen 1.350 mensen, waarvan bijna de helft tussen 20 en 34 jaar is. Gemiddeld is het inkomen hoog van bewoners uit het Scheepvaartkwartier, bijna twee keer zo hoog als het inkomen in het Oude Westen. De wijk kent weinig sociale problemen.
Leeftijdsopbouw 2006
CONCEPT
K A D E R N O TA
WELZIJN
CENTRUM
2006-2010
PA G I N A
11
Etniciteiten 2006
Inkomen 2002
CONCEPT
K A D E R N O TA
WELZIJN
CENTRUM
2006-2010
PA G I N A
12
Veiligheidsindex 2005
Sociale problemen Eén van de grootste sociale problemen in het centrum is het lage zelfbeeld dat een aantal bewoners heeft, met name in het Oude Westen maar ook elders. Dit geldt bijvoorbeeld voor sommige ouderen die thuis zitten en het gevoel hebben dat niemand op hen zit te wachten. Doordat zij weinig sociale contacten hebben, en soms ook financiële problemen, resulteert dat een aantal van hen in een sociaal isolement verkeert. Ook jongeren die zonder diploma de school verlaten en vervolgens geen baan kunnen vinden, hebben last van een laag of zelfs negatief zelfbeeld. Er is een groep jongeren die thuis zit, geen school, geen werk en geen uitkering heeft. Sommigen van hen willen ook niks, anderen hangen op straat rond en vervallen daarbij mogelijk in crimineel gedrag om hun frustraties te uiten. Vaak zijn ze teleurgesteld in hun verwachtingen en hebben het gevoel niet de kans te krijgen. Het sociale netwerk van deze jongeren is beperkt tot leeftijdgenoten. In de wijken in het centrum is een grote scheiding tussen jongeren en de andere bewoners en dat levert regelmatig conflicten op. De groep overlast gevende jongeren krijgt dan ook veel aandacht, wat ten koste gaat van de veel grotere groep ‘gewone, zoekende’ jongeren. Een van de gevolgen van een laag zelfbeeld is onzekerheid over de opvoeding van kinderen. Dit leidt regelmatig tot problemen. Sommige ouders hebben geen grip meer op hun kinderen wat weer kan leiden tot probleemgedrag bij de kinderen, sociaal-emotionele en taalachterstanden. Een laag zelfbeeld kan ook leiden tot huiselijk geweld, wat net als in andere delen van Rotterdam extra aandacht nodig heeft. Verder kent het centrum verslavingsproblematiek. Ook hier kan een relatie met een laag
CONCEPT
K A D E R N O TA
WELZIJN
CENTRUM
2006-2010
PA G I N A
13
zelfbeeld gelegd worden. De problematiek speelt niet alleen bij de dak- en thuislozen die het stadscentrum met zich meebrengt, maar ook bij de ‘gewone’ bewoners. Het gaat met name om alcoholverslaving. Er worden in het centrumgebied weinig collectieve activiteiten ondernomen door bewoners. De netwerken van bewoners zijn beperkt en er zijn weinig sociale contacten. Het sociaal beleid was in de afgelopen jaren met name gericht op het bieden van een vangnet, en minder op het bieden van kansen en mogelijkheden voor mensen om zich te ontwikkelen en activeren. De infrastructuur was hierop afgestemd, wat een anoniem leefklimaat tot gevolg heeft. Veel mensen kiezen ook juist voor het wonen in dit anonieme leefklimaat. Niet alle doelgroepen zijn tevreden over de beschikbaarheid van accommodaties en (openbare) ruimte, met name voor kinderen en jongeren, om bijvoorbeeld aan sport en spel te doen. Speelplekken hebben een sociale functie en kunnen anonimiteit opheffen en betrokkenheid vergroten. Met name in Cool en Oude Westen zijn onderlinge contacten tussen burgers moeilijker geworden door de groei van etnische versplintering. Het versterken van de onderlinge contacten moet gericht zijn op integratie. Met name ouderen zijn kwetsbaar, eenzaamheid en isolement komen veel voor. Maar ook jongeren zijn in zekere zin geïsoleerd, hun sociale netwerk is beperkt tot leeftijdgenoten. De grote scheiding tussen jongeren en de andere bewoners in de buurten in het centrum leidt vaak tot onbegrip en conflicten. De maatschappelijke positie van burgers in het stadscentrum brengt een aantal problemen met zich mee. Er is armoede: het gemiddeld inkomen is laag, met name in het Oude Westen, maar ook in Cool. Er is een onderscheid te maken in een grote groep mensen, niet alleen ouderen, die net niet kunnen rondkomen, een groep mensen die te kampen heeft met grote financiële schulden, en een verborgen groep illegalen. Een samenhangend probleem met armoede is onbekendheid met de weg naar instanties. Veel mensen met schulden vinden de bureaucratie en de regels heel moeilijk te begrijpen. Dit ‘praktisch analfabetisme’ komt veel voor onder ouderen en allochtonen. Er worden steeds vaker ‘multiproblem’ situaties gesignaleerd, een opeenstapeling van kleinere problemen, waardoor mensen de weg kwijt raken en hulp nodig hebben. Werk is de beste manier om mee te doen in de maatschappij. Jeugdwerkloosheid lijkt een groot probleem te zijn en wordt nader in kaart gebracht. Jongeren die hun opleiding niet afmaken, omdat ze bijvoorbeeld geen stageplek kunnen vinden, komen zonder goede startkwalificatie de arbeidsmarkt op. Er is steeds minder ongeschoold werk, dus raken ze vrijwel altijd werkloos. Het is een uitdaging om de maatschappelijke positie van jongeren te verbeteren door ze mee te laten doen, denken en beslissen. Door ze meer verantwoordelijkheid te geven, en bijvoorbeeld te betrekken bij het inrichten van de buitenruimte, zullen zij er voorzichtiger mee om gaan. Ze zullen voelen dat ze meetellen. Tot slot is er ontevredenheid over de multiculturele samenleving in de zin van: er is ontevredenheid over de mate van maatschappelijke participatie (integratie) en emancipatie van zowel mannen als vrouwen. Als voorbeeld wordt genoemd dat ouders meer betrokken moeten zijn bij de school.
CONCEPT
K A D E R N O TA W E L Z I J N
CENTRUM
2006-2010
PA G I N A
14
4 Welzijn in het centrum, een blik op 2010
Dit hoofdstuk geeft een blik in de toekomst. Hoe ziet het welzijn in het centrum er in 2010 uit? In dit hoofdstuk staan de uitgangspunten beschreven die de Centrumraad de komende jaren wil hanteren. De tekst is geschreven vanuit het perspectief van de lezer in het jaar 2010, die terugblikt naar het heden.
Bewoners Bewoners kiezen in 2010 bewust om te wonen in het centrumgebied, waar ze zich thuis en veilig voelen, kunnen ontwikkelen, ontplooien en ontspannen. In het centrumgebied is er een balans tussen het anonieme leefklimaat waar een deel van de bewoners bewust voor kiest, en sociale cohesie in gebieden en tussen bewoners waar dat gewenst is. De Centrumraad spant zich actief in om, naast de welzijnsinstellingen, veel informatie over wat er speelt in de samenleving te signaleren. Hiervoor is beleid uitgewerkt en continu in uitvoering. In 2010 worden er ook vernieuwende instrumenten uitgevoerd voor bewonersparticipatie bij het ontwikkelen en uitvoeren van beleid. Naast de bewonersorganisaties als gesprekspartner heeft de Centrumraad meer contacten gehad met bewoners en specifieke doelgroepen. Hierbij is gebruik gemaakt van laagdrempelige middelen en de bewonersparticipatie richtte zich op thema’s, bijvoorbeeld veiligheid en buitenruimte. Met name bij de fysieke ingrepen in het Oude Westen en Cool is ingezet op het betrekken van bewoners bij planvormingsprocessen, maar ook op het activeren van bewoners en het versterken van de sociale netwerken.
Wijk- en buurtgericht aanbod Het welzijnsaanbod is in 2010 vraaggestuurd. Het wijk- en buurtgericht werken op welzijnsvlak houdt enerzijds in dat het aanbod per betrokken instantie gericht is op de specifieke vraag en aspecten van een gebied (wijk of buurt) en gericht op de doelgroepen die er wonen. Een voorbeeld hiervan is dat het sociaal-cultureel werk niet in elke wijk dezelfde activiteiten organiseert, maar dit afstemt op de mensen die er wonen en afhankelijk van de behoeften. Anderzijds houdt wijk- en buurtgericht werken op welzijnsvlak in dat er een integrale aanpak voor problemen plaatsvindt. Met een integrale aanpak wordt bedoeld een multidisciplinaire aanpak. Een voorbeeld hiervan is dat er in een gebied waar veel mensen wonen die sociaal geïsoleerd zijn, zowel een individuele aanpak (maatschappelijk werk) als collectieve aanpak (opbouwwerk) plaatsvindt. In 2010 heeft de Centrumraad samen met de instellingen instrumenten ontwikkeld die garanderen dat de vraaggestuurde aanpak en integrale (multidisciplinaire) aanpak plaatsvindt. Een voorbeeld van zo’n instrument is de registratie van jongeren die meedoen aan georganiseerde activiteiten in het centrumgebied. Dit is onderdeel van de uitvoering van de dynamische verantwoordingsstructuur, die voor alle instellingen in het centrumgebied geldt.
CONCEPT
K A D E R N O TA
WELZIJN
CENTRUM
2006-2010
PA G I N A
15
Bij de uitvoering van de dynamische verantwoordingsstructuur is als eerste expliciet omschreven wat de taken en verantwoordelijkheden van de betrokken partijen zijn. Naast de welzijnsinstellingen hebben ook bewoners(organisaties) een belangrijke signaalfunctie. In 2007 is er aanvullend onderzoek geweest op het gebied van accommodaties waarin antwoorden zijn gekomen op de volgende specifieke vragen: - Hoe moeten de wijkaccommodaties in de toekomst beter worden geëxploiteerd? - In welke mate krijgen de Brede Scholen een wijkfunctie en wat betekent dit voor de clubhuizen? In 2010 is er een helder accommodatiebeleid, waarbij ervan uitgegaan wordt dat bestaande accommodaties optimaal worden benut en waar een goede afstemming plaatsvindt tussen vraag en aanbod. Dit kan betekenen dat er extra accommodaties zijn ontwikkeld. De accommodaties, maar ook plekken in de openbare ruimte, zijn zodanig aantrekkelijk gemaakt en van hoge kwaliteit, dat ze ook goed gebruikt worden en daarmee activiteiten van bewoners stimuleren. In 2009 is een breed voorzieningenonderzoek uitgevoerd met het oog op de beoogde forse verhoging van het aantal centrumbewoners. Dit voorzieningenonderzoek verschaft inzicht in de vraag en het aanbod van de centrumvoorzieningen.
Wmo In 2010 is de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) al een aantal jaren in werking. De Centrumraad heeft in 2010 een goed draaiend 1-loket. Uitgangspunt bij dit 1-loket is dat centrumbewoners hier informatie kunnen krijgen en antwoorden op alle vragen met betrekking tot welzijn en zorg. Dit betekent dat de bezoeker bij het loket zo goed mogelijk wordt geholpen, en niet wordt doorverwezen naar een ander loket, hooguit door middel van een warme overdracht. Dit kan variëren van het aanvragen van gehandicaptenvoorzieningen tot hulp bij het invullen van allerlei formulieren. Zowel bij de aansturing als uitvoering van dit 1loket zijn bewoners betrokken. Fysiek zijn er in 2010 twee loketten ingericht: één in het Oude Westen en één in de Stadsdriehoek. Cliënten hebben verregaande inspraak over de inrichting van deze 1-loket functies en deze inspraak is procedureel vastgelegd. De Wmo doet een groot beroep op de samenleving. In 2010 is er een goed beleid ontwikkeld om hierin te voorzien, in ieder geval goed beleid ten aanzien van de ondersteuning van vrijwilligers en mantelzorg. Hiervoor zijn in 2010 de kansen die er liggen binnen het centrumgebied goed benut, zoals een groot potentieel aan vrijwilligers in de Stadsdriehoek en het Scheepvaartkwartier, dat zelfs is ingezet in andere wijken.
Kunst & cultuur De Centrumraad hecht grote waarde aan de plaats van kunst & cultuur in de wijken, zowel wat betreft aanbod als wat betreft participatie. Kunst & cultuur wordt ook in 2010 door de Centrumraad ingezet als middel om iets te bereiken. Zo kan het worden ingezet als middel om de wijkactiviteiten vorm te geven of bij onderwijsdoeleinden. In 2010 is het project ‘latente talenten’ uitgegroeid tot een succesvolle methodiek om kunst en cultuur bereikbaar te maken voor kinderen en jongeren die vanuit hun achtergrond weinig mogelijkheden krijgen om hiermee in contact te komen. Het project startte bij de basisschool waar via een programma-aanbod kinderen de gelegenheid kregen om hun mogelijkheden te laten zien en waar hen de kans werd geboden om via begeleiding artistiek te groeien naar een volgende stap. De gevonden talenten hebben inmiddels hun weg gevonden binnen het netwerk van de in de centrumwijken actieve organisaties. Er zijn in 2010 meerdere nieuwe kunstwerken verrezen in het centrumgebied die door middel van een speciaal fonds dat hiervoor door de Centrumraad is ingesteld, zijn bekostigd. Het Centrum Beeldende Kunst ondersteunde dit initiatief, in het kader van het Actieprogramma
CONCEPT
K A D E R N O TA
WELZIJN
CENTRUM
2006-2010
PA G I N A
16
Cultuurbereik. De kunstenaars waren hierbij doelgericht bezig met een specifiek publiek waarop zij hun werk richtten. Doel was om een positieve bijdrage aan de wijk en haar bewoners te leveren. Dit was een prachtige manier om bredere groepen van de samenleving te betrekken bij kunst.
Emancipatie De Centrumraad vindt het belangrijk dat in 2010 alle bewoners in het centrumgebied gelijkwaardig worden behandeld en gelijke kansen hebben om deel te nemen aan de maatschappij. Om dit te kunnen bereiken was en is speciale aandacht noodzakelijk voor doelgroepen waarvoor deze gelijkwaardige behandeling en gelijke kansen niet vanzelfsprekend zijn.
Organisatie In 2010 werken de welzijnsinstellingen en de Centrumraad op een heldere wijze met elkaar samen. Door gerichte sturing vanuit de Centrumraad kent iedere welzijnsinstelling zijn positie in de wijken, op basis van onderling vertrouwen. De opdrachtgever-opdrachtnemer relatie die de Centrumraad heeft met de instellingen bewerkstelligt goede sturingsmogelijkheden, goed inzicht in de ontwikkelingen in het centrum en in de resultaten van het welzijnswerk. De welzijnsinstellingen waarmee in 2010 gewerkt wordt, weten wat er speelt in de wijken en hebben daarmee een signaalfunctie naar elkaar en naar de Centrumraad. Voor de uitvoering van het welzijnswerk is tot en met 2009 gebruik gemaakt van de diensten van dezelfde welzijnsinstellingen waar ook in de jaren daarvoor mee gewerkt werd. De Centrumraad geeft in de opdrachtformulering of offerteaanvraag aan de welzijnsinstelling (of gemeentelijke dienst) in ieder geval de volgende informatie: - De prestatie (wat is de taak) - Het beoogde doel van de inzet (wat wil je ermee bereiken) - Het gewenste resultaat (wat levert het op) Bij de opdrachtformulering of offerteaanvraag geeft de Centrumraad aan binnen welk budget deze inzet geleverd dient te worden. Om te komen tot een reële kostprijsberekening wordt gebruik gemaakt van vergelijkbare (Rotterdamse) instellingen (benchmarking). Vervolgens maakt de welzijnsinstelling (of gemeentelijke dienst) een offerte, mogelijk in concurrentie met een andere instelling, waarbij aangegeven wordt welke werkzaamheden zij leveren binnen het genoemde budget en wanneer deze werkzaamheden worden geleverd. De keuze welke instelling de inzet gaat leveren zal gebaseerd zijn op de kostprijsberekening en in welke mate zal worden voldaan aan de gevraagde prestaties, doelen en resultaten genoemd in de offerte. De prestaties en doelen die van de instellingen verwacht worden, zijn waar nodig SMART geformuleerd (Specifiek – Meetbaar – Acceptabel – Realistisch - Tijdgebonden). De opdrachtgever (Centrumraad) heeft hierbij de verplichting om van tevoren helder aan te geven op welke criteria toetsing plaatsvindt. Het gaat hierbij niet alleen om vastgelegde SMARTdoelen (bijvoorbeeld een jaarlijkse toename van 5% van het aantal nieuwe vrijwilligers bij buurtactiviteiten), maar mogelijk ook kwalitatieve doelen (bijvoorbeeld goede samenwerking en kennisuitwisseling met andere instellingen in de wijk). De toetsing vindt jaarlijks achteraf plaats. Verder wordt er gewerkt met halfjaarlijkse rapportages, waardoor er tussentijdse sturingsmogelijkheden zijn.
CONCEPT
K A D E R N O TA
WELZIJN
CENTRUM
2006-2010
PA G I N A
17
5 Thema’s voor de toekomst
Nu weer terug naar het heden. De volgende abstracte thema’s bieden oplossingen voor bestaande problemen, die zijn verwoord in de analyse, en geven richting en houvast aan toekomstige beleidskeuzes.
1. Zorgen dat jeugd en jonge ouders meer zelfvertrouwen en een positiever zelfbeeld krijgen; 2. Sociaal isolement en verborgen armoede bestrijden; 3. Actief burgerschap stimuleren; 4. Zelfredzaamheid van ouderen bevorderen. De thema’s voor de toekomst hangen onderling samen, er is veel overlap en ze vullen elkaar aan.
1. Zorgen dat jeugd en jonge ouders meer zelfvertrouwen en een positiever zelfbeeld krijgen. Uit de analyse blijkt dat veel jongeren in het centrum een laag zelfbeeld hebben en dat het lastig is om zich goed te ontwikkelen. De (vroegtijdige) schoolverlaters krijgen geen werk, voelen zich overbodig, vertonen baldadig gedrag en bezorgen overlast. Een negatief zelfbeeld bij jonge ouders leidt soms tot opvoedingsproblemen en zelfs huiselijk geweld. Om deze problemen aan te pakken is het nodig om een goede preventieve aanpak voor jongeren en jonge ouders te ontwikkelen, waarmee schooluitval, jeugdwerkloosheid en huiselijk geweld in de toekomst worden voorkomen. Dit betekent dat signalen al in een vroeg stadium moeten worden opgemerkt, als kinderen nog klein zijn. Ook positieve beïnvloeding vooraf kan als katalysator dienen voor meer zelfvertrouwen bij jongeren en jonge ouders. Jongeren moeten vaker worden benaderd als individu in plaats van als onderdeel van een groep. Jongeren moeten vaker actief worden opgezocht en aangesproken op hun verantwoordelijkheden. Er moet aan gewerkt worden dat jongeren in kleine carrièrestapjes successen behalen, wat hen motiveert om door te gaan met de ingeslagen, goede weg. Er moet meer kennis zijn van de wensen, kansen en capaciteiten van deze jonge mensen waarmee gerichte ontwikkelingsmogelijkheden met hen kunnen worden opgesteld. Om dit te kunnen bewerkstelligen is het goed dat er meerdere trajecten worden ingezet, zowel van sociale, economische als organisatorische aard. De netwerken en sociale verbanden waar deze jongeren deel van uit maken zullen verstevigd worden, maar ook uitgebreid naar niet-leeftijdgenoten. De samenwerking tussen deze netwerken en de professionals die inzet plegen voor
CONCEPT
K A D E R N O TA
WELZIJN
CENTRUM
2006-2010
PA G I N A
18
deze jongeren wordt verstevigd. De Centrumraad gaat inspanningen leveren om het concept Brede School verder uit te bouwen en uit te breiden. De Brede School gaat zich meer richten op de hele wijk, niet alleen op de kinderen op die school. Voor de kinderen worden diverse dagarrangementen van 7 tot 21 uur aangeboden in het kader van de Verlengde Schooldag. Jong ondernemerschap wordt gestimuleerd. Er zijn veel mogelijkheden om de buurteconomie een impuls te geven met kleinschalige bedrijfjes met jonge mensen voor bijvoorbeeld computeronderhoud, sport en klussen aan huis. De Centrumraad kan hiervoor ondersteuning leveren bij het opstellen van een plan en bij het beschikbaar stellen van bedrijfsruimte. Samen met bestaande ondernemers in de wijken wordt samengewerkt om te komen tot meer werk voor jongeren uit de buurt. De Centrumraad gaat een aantal stageplekken voor jongeren organiseren. Er komt een versie van JONG in het centrumgebied. Ouders, jongeren en professionals kunnen hier terecht met al hun vragen over opvoeding, opgroeien en gezondheid. Binnen JONG werken de GGD Rotterdam e.o., het Consultatiebureau Ouder en Kind en het Bureau Jeugdzorg samen. Vanuit deze centrale plek wil de Centrumraad de opvoedingsondersteuning in de toekomst gaan organiseren. Naast het geven van cursussen worden er ook (vrijwillige) gezinscoaches ingezet. Er wordt een passende vorm gekozen voor participatie van jongeren bij ontwikkelen en uitvoeren van beleid, die aansluit bij hun interesses en behoeften.
2. Sociaal isolement en verborgen armoede bestrijden. Uit de analyse blijkt dat het gebrek aan sociale contacten vaak samengaat met armoede. Er is echter nog geen inzicht in de aard en omvang van deze problematieken. Naar aanleiding van een breed onderzoek naar de armoedeproblematiek dat wordt uitgevoerd in 2007 moet een gerichte aanpak geformuleerd worden. De Centrumraad stimuleert dat een netwerk actief is waarbij op casusniveau personen onder de aandacht worden gebracht waarvan de indicatie bestaat dat ze in een sociaal isolement verkeren. Voorbeelden zijn weinig mantelzorg, geldproblemen, slecht Nederlands spreken, niet de weg weten naar instanties. Binnen dit netwerk wordt per persoon een plan van aanpak opgesteld.
3. Actief burgerschap stimuleren. Steeds meer ontwikkelingen in de maatschappij vragen om een actievere deelname van bewoners aan de maatschappij. Zo vraagt de maatschappij dat allochtonen geïntegreerd zijn in de samenleving. Zo vraagt de Wmo dat ouderen langer zelfstandig wonen, waardoor meer inzet van vrijwilligers en mantelzorg vereist wordt. In het centrumgebied worden er weinig collectieve activiteiten ondernomen, er zijn weinig sociale contacten en netwerken van bewoners zijn beperkt. De vangnetstructuur uit het verleden moet plaatsmaken voor een structuur die stimuleert dat bewoners, verenigingen en organisaties een actievere rol in de maatschappij vervullen. Bewonersvitaliteit zorgt ervoor dat actief burgerschap gewaarborgd blijft en zichzelf vernieuwt. De Centrumraad vindt het belangrijk dat er inzet wordt gepleegd om het actief burgerschap te stimuleren. Hierbij heeft zij de hulp en inzet nodig van bewoners en welzijnsinstellingen. Hiervoor moet een goede integrale aanpak ‘van onder af’ geformuleerd worden in 2007 en daarna uitgevoerd worden in samenwerking met bewoners(organisaties) en welzijnsinstellingen. Een kanttekening moet geplaatst worden bij de vraag van wie actief burgerschap gevraagd wordt. In principe vraagt de Centrumraad dit aan alle bewoners, ook juist aan de mensen waar
CONCEPT
K A D E R N O TA
WELZIJN
CENTRUM
2006-2010
PA G I N A
19
het goed mee gaat. De belangrijkste groep actieve burgers is te verwachten onder jonge mensen (20-35 jaar), omdat deze in de bloei van hun leven zijn. Dit is weliswaar de grootste groep bewoners in het stadscentrum, maar als zij in de grote stad wonen juist vanwege de anonimiteit zullen zij waarschijnlijk niet makkelijk te motiveren zijn om zich in te zetten als vrijwilliger.
4. Zelfredzaamheid van ouderen bevorderen. Op het moment dat ouderen beter in staat zijn om voor zichzelf te zorgen en goede sociale contacten hebben, zal tevens het zelfbeeld van deze ouderen verbeteren. Het streven is dat ouderen zo lang mogelijk zelfstandig kunnen wonen. De Wmo verwacht ook dat ouderen zoveel mogelijk zelfstandig voorzien in hulp en zorg. De ontwikkeling dat ouderen langer zelfstandig wonen betekent ook dat (zorg)voorzieningen hierop moeten inspelen. De Centrumraad wil de ontwikkeling van woonzorgzones in het centrumgebied stimuleren en maakt hiermee afspraken met het Platform Zorg en Welzijn Centrum. Het Platform Zorg en Welzijn Centrum bestaat uit verpleeg- en verzorgingscentra, thuiszorg, RIAGG, SMDC, Sonor en Wenk. De Centrumraad gaat de ketenaanpak stimuleren zoals is voorgesteld door het Platform Zorg en Welzijn Centrum in het kader van de Wmo. Om de onderlinge samenwerking concreet te maken voor de toekomst is per organisatie een profiel opgesteld waarop zij willen bijdragen aan de uitvoering van de Wmo op de verschillende prestatievelden. Aan de hand van de prestatievelden worden ketenafspraken gemaakt en samenwerkingsprojecten ontwikkeld. Het Platform Zorg en Welzijn zal zich in de toekomst meer gaan profileren als een adviesorgaan voor de Centrumraad.
CONCEPT
K A D E R N O TA
WELZIJN
CENTRUM
2006-2010
PA G I N A
20