Voorwoord Voor u ligt het afsluitende onderzoek van mijn studie Interactieve Media aan de Hogeschool van Amsterdam. Na vier jaar is er een einde gekomen aan deze prettige periode uit mijn leven en is het weer tijd voor het volgende hoofdstuk. De keuze voor interactieve media heb ik vier jaar geleden gemaakt, eigenlijk omdat ik simpelweg niets beters wist. Het enige dat ik zeker wist was dat in Amsterdam wilde studeren. Ik had geen idee wat ik precies wilde en na een bezoek aan een opendag van deze opleiding had ik er een goed gevoel over en heb ik me ingeschreven. Het eerste jaar voelde ik me helemaal op mijn plek, ik was er van overtuigd dat ik de juiste keuze had gemaakt. Ook het tweede jaar, waarin de opleiding iets meer vorm kreeg, vond ik erg interessant en heb ik met veel plezier doorlopen. Gedurende het derde jaar begon de studie me een beetje tegen te staan. Ik had het gevoel dat ik, in grote lijnen, steeds maar weer hetzelfde deed en ik zag mezelf ook nog niet werkzaam als IAM professional. Daarnaast had ik me nog steeds niet echt ergens in gespecialiseerd en kon ik mijn talent ook nergens vinden. Toch was het voor mij vanzelfsprekend om de opleiding af te maken. Inmiddels heb ik besloten om volgend jaar een deeltijdopleiding aan de Pabo te gaan volgen en voor mij persoonlijk heeft dit onderzoek dan ook een grote toegevoegde waarde aangezien ik nu veel beter op de hoogte ben van de problematiek met betrekking tot ICT in het basisonderwijs. Daarnaast kan ik tijdens de opleiding veel voordeel halen uit de kennis die ik de afgelopen jaren heb opgedaan.
Dit onderzoek had niet tot stand kunnen komen zonder de begeleiding en hulp van een aantal mensen. Allereerst wil ik mijn afstudeerbegeleider Marianne Meijer-Meijers graag bedanken voor haar tijd en energie. Dankzij haar nuttige feedback en tips is dit onderzoek geworden wat het nu is. Ook wil ik graag alle basisschool- en Pabodocenten bedanken voor hun medewerking aan mijn enquête en vragenlijst. Daarnaast gaat mijn dank uit naar Nadine Vestering van stichting Kennisnet, naast haar functie als externe beoordelaar heeft ze ook een aantal keer de tijd en moeite genomen om mij van informatie te voorzien. Tot slot wil ik mijn vriend Eric bedanken voor zijn steun, hulp en kritische blik.
De afgelopen maanden hebben in het teken gestaan van dit onderzoek. Er waren dagen bij dat ik de deur niet uit ben geweest en ook mijn sociale leven heeft op een laag pitje gestaan. Ik kijk dan ook met gemengde gevoelens uit naar de tijd die komen gaat. Aan de ene kant zal ik zeer blij en opgelucht zijn dat het allemaal is afgesloten maar aan de andere kant zal het raar zijn om na de zomer niet weer naar school te gaan. Iets wat ik de afgelopen 18 jaar wel steeds heb gedaan.
2
Samenvatting Om de problematiek met betrekking tot de inzet van ICT in het basisonderwijs goed in kaart te brengen heb ik onderzoek gedaan naar de stand van zaken op dit moment. De onderzoeksvraag die ik hiervoor heb opgesteld luidt als volgt:
Waarom maken veel basisschooldocenten nog geen optimaal gebruik van de mogelijkheden van interactieve media in de les en op welke manier kan dit bevorderd worden? De afgelopen jaren is er enorm veel veranderd in de wereld van ICT. Ook het onderwijs krijgt onvermijdelijk te maken met de eis om ICT te integreren binnen het onderwijs. ICT in het onderwijs is van grote toegevoegde waarde. Aantrekkelijker onderwijs en een rijkere leeromgeving worden als belangrijkste opbrengsten van ICT genoemd. Om ICT succesvol in het onderwijs te integreren is het erg belangrijk dat de docent verstand van zaken heeft met betrekking tot de inzet van hiervan. Overmatig of verkeerd gebruik van ICT leidt tot slechtere leerprestaties. Vooral het gebruik van het digitale schoolbord is de afgelopen jaren explosief toegenomen, het digitale schoolbord draagt bij aan de betrokkenheid en motivatie van leerlingen. De interactiviteit van het digibord zorgt ervoor dat ze langer geconcentreerd kunnen blijven. Andere vormen van interactieve media zoals games en web 2.0 toepassingen worden nog maar minimaal ingezet in het basisonderwijs. Stichting Kennisnet probeert management en docenten te overtuigen en te motiveren om ICT in te zetten in het onderwijs. Op hun website is van alles te vinden met betrekking tot dit onderwerp. Om docenten te motiveren ICT te gaan gebruiken ontwikkelt Kennisnet allerlei verschillende programma`s waar leerkrachten aan kunnen deelnemen. Een voorbeeld hiervan is het ‘samen deskundiger met de Pabo’ project van Kennisnet. Dit project zorgt ervoor dat basisschooldocenten door middel van een stagiair(e) antwoord krijgen op een door hun geformuleerde ontwikkelingsvraag die betrekking heeft op ICT. De stagiair(e) werkt op deze manier aan zijn of haar ICT-competenties en de basisschool leert middels de stagiair(e) weer iets op het gebied van ICT in het onderwijs. Daarnaast ontwikkeld de Pabo een duurzame relatie met de stageschool. Uit verschillende onderzoeken blijkt dat veel docenten moeilijkheden hebben met betrekking tot digitale media in het onderwijs. Vaak heeft dit te maken met de factoren bereidheid, vaardigheid en gelegenheid. Deze drie factoren zijn gebaseerd op het model van Blumberg en Pringle (1982). Docenten zien de gelegenheid om gebruik te maken van ICT als het grootste probleem. Zij hebben behoefte aan goede materialen, een werkende infrastructuur en voldoende tijd om zich te verdiepen in de mogelijkheden van ICT. Volgens het management is er echter behoefte aan een betere vaardigheid van docenten. Een ander groot probleem met betrekking tot ICT-gebruik in het basisonderwijs is het ICT-gebruik op de Pabo. Uit onderzoek blijkt dat er op de Pabo onvoldoende aandacht wordt besteed aan de integratie van ICT in het basisonderwijs terwijl zij juist de docenten van de toekomst leveren en dus uiteindelijk ook de oplossing van het probleem kunnen zijn, mits zij zelf het goede voorbeeld geven. De reden dat basisschooldocenten nog niet voldoende gebruik maken van de mogelijkheden van interactieve media is omdat zij één (of meerdere) van de drie factoren missen. Een tekort aan bereidheid, vaardigheid of gelegenheid zorgt ervoor dat er geen ICT-gebruik is. Om ervoor te zorgen dat al deze factoren aanwezig zijn worden vanuit Kennisnet allerlei projecten aangeboden. Daarnaast is de integratie van ICT in het onderwijs naar mijn mening ook een kwestie van tijd.
3
Inhoudsopgave
Voorwoord
2
Samenvatting
3
1.
6 6 6 7 7
1.1 1.2 1.3 1.4
2.
De opkomst van interactieve media 2.1 De opkomst van de technologie
8 8
2.1.1 Internet 2.1.2 Internetgebruik
8 9
2.2 ICT in het onderwijs
9
3. 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 3.6 3.7 3.8
4.
Inleiding Probleemomschrijving Vraagstelling Doelstelling en doelgroep Vooruitblik opbouw van de onderzoek
Welke vormen van interactieve media zijn er op dit moment in het basisonderwijs te onderscheiden? Digitale schoolborden Elektronische leeromgevingen Games Kennisnet Internet Web 2.0 Mobiel leren Conclusie
Wat zijn de positieve en negatieve kanten van de toenemende interactieve media op basisscholen? 4.1 De kennismaatschappij 4.2 Kernfuncties onderwijs in Nederland 4.3 Opbrengsten
4.3.1. Educatie op persoonlijk niveau 4.4 Negatieve kanten
4.4.1 Overmatig gebruik van ICT 4.4.2 Implementatie 4.5 Conclusie
5. 5.1 5.2 5.3 5.4 5.5 5.6 5.7 5.8 5.9
Basisschooldocenten en interactieve media Knelpunten Blumberg en Pringle ICT-vaardigheid Motivatie ICT-geletterdheid Behoeften docenten Visie op ICT in het onderwijs Contact Conclusie
11 11 12 13 14 15 15 16 16
17 17 18 18
19 19
20 21 21
22 22 22 24 24 25 25 26 26 26
4
6. 6.1 6.2 6.3 6.4
Pabo`s en ICT De Pabo student als ICT-deskundige Pabotool ICT gebruik binnen de Pabo Conclusie
27 27 28 30 30
7.1 7.2 7.3 7.4
Conclusie en mogelijke oplossingen Uitkomsten onderzoek basisschooldocenten Mogelijke oplossingen Toekomstperspectieven Drie concepten om de bereidheid en vaardigheid van docenten met betrekking tot ICT te bevorderen
31 31 32 33 34
7.
7.4.1 Concept 1 – gericht op de bereidheid van docenten om ICT te gebruiken 7.4.2 Concept 2 – gericht op de vaardigheid van docenten om ICT te gebruiken 7.4.3 Concept 3 – voor het behoud van motivatie en enthousiasme van docenten op ICT-gebied
34 36 37
Bronnenlijst
38
Bijlagen Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage
41 41 42 43 44 46 50
1 2 3 4 5 6
– Beoordeling externe professional - onderzoeksopzet basisschooldocenten – introductiebrief bij vragenlijst – vragenlijst over het gebruik van ICT door docenten in het basisonderwijs – resultaten enquête basisschooldocenten – onderzoek Pabo`s
5
1.
Inleiding I hear and I forget. I see and I believe. I do and I understand. (Confucius)
1.1 Probleemomschrijving De mogelijkheden van interactieve media zijn de afgelopen jaren enorm gegroeid. Ook met betrekking tot het basisonderwijs zijn er talloze mogelijkheden ontstaan zoals een digitale/elektronische leeromgeving, digibords en allerlei interactieve toepassingen om het leren en lesgeven effectiever, leuker en makkelijker te maken. Basisscholen zijn de laatste jaren steeds meer gebruik van computers gaan maken. In 2001 stonden er één à twee computers in een klaslokaal, in 2008 was er gemiddeld één computer op zes leerlingen beschikbaar.1 In het basisonderwijs worden de computers ongeveer drie uur per week gebruikt voor schooltaken. Het probleem is echter dat veel van de beschikbare mogelijkheden nog niet benut worden door de docenten in het basisonderwijs2. Dit heeft naar verwachting te maken met factoren als gebrek aan ervaring, tijd en omstandigheden op school. Misschien wil men wel maar heeft men gewoonweg niet de kennis of ruimte om zich op dit gebied te ontwikkelen. Daarnaast speelt wellicht ook de onoverzichtelijkheid in het aanbod van didactische toepassingen op het gebied van ict en internet een mogelijke rol in de afstandelijkheid van docenten. Het internet is voor docenten een spinnenweb van sites gerelateerd aan het onderwerp ‘ict in de klas’. Talloze weblogs en websites gevuld met artikelen, rapporten, filmpjes en meningen over dit onderwerp zorgen voor een overload aan informatie. 1.2 Vraagstelling Ik ben er van overtuigd dat docenten de mogelijkheden met betrekking tot interactieve media in het basisonderwijs op dit moment nog niet voldoende benutten. Om er achter te komen wat hier de reden van is zal ik mezelf, gedurende dit onderzoek, de volgende hoofdvraag stellen:
Waarom maken veel basisschooldocenten nog geen optimaal gebruik van de mogelijkheden van interactieve media in de les en op welke manier kan dit bevorderd worden? Hierbij komen de volgende deelvragen aan bod:
-
Welke vormen van interactieve media zijn er op dit moment in het basisonderwijs te onderscheiden?
-
Wat zijn de positieve en negatieve kanten van de toenemende interactieve media op basisscholen?
-
Op welke manier komen docenten in aanraking met mogelijke interactieve toepassingen die zij kunnen gebruiken binnen hun lesprogramma?
-
Op welke manier worden docenten gemotiveerd om aan de slag te gaan met interactieve toepassingen en hoe worden ze hier vervolgens in begeleid?
1 2
Bron: vergelijking Vier in Balans Monitor 2001 en 2008, Kennisnet Bron: samen deskundiger LERO, Kennisnet
6
-
In welke mate wordt er aandacht geschonken aan de educatie van Pabo studenten op het gebied van ICT?
-
Wat is de relatie tussen Pabo studenten en basisschooldocenten op het gebied van ICT?
-
Hoe verloopt de informatieoverdracht met betrekking tot ICT tussen Pabo studenten en basisschooldocenten?
-
Wat zijn mogelijke oplossingen die het gebruik van interactieve media door docenten in het basisonderwijs kunnen bevorderen?
-
Wat is het toekomstbeeld van interactieve media in het basisonderwijs?
1.3 Doelstelling en doelgroep Mijn onderzoek zal uiteindelijk voornamelijk een beschrijvend doel hebben. Binnen het onderzoek staat de basisschooldocent centraal, het uiteindelijke document is echter voornamelijk interessant voor Kennisnet en de Pabo opleidingen. Zij zijn degene die de toekomstige docenten aan het basisonderwijs zullen leveren en zijn er dus ook verantwoordelijk voor dat hun studenten voldoende bekwaam zijn op het gebied van interactieve media. Bovengenoemde instellingen kunnen uit het onderzoek afleiden wat precies het probleem is en welke oplossing ik hier voor zie.
Naast stichting Kennisnet en de Pabo`s is het onderzoek uiteraard ook interessant voor docenten. Het verschaft informatie aan docenten die (nog) niet veel verstand hebben van interactieve media. Door het lezen van mijn onderzoek zullen ze een beter inzicht hebben in de problematiek, ontwikkelingen en mogelijkheden met betrekking tot interactieve media in het onderwijs 1.4 Vooruitblik opbouw van de onderzoek De opbouw van dit onderzoek zal redelijk synchroon lopen aan mijn deelvragen. Sommige hiervan zullen een apart hoofdstuk vormen en andere zullen behandeld worden binnen een ander hoofdstuk. Ik begin het onderzoek met een hoofdstuk over de opkomst van de technologie. Dit is niet perse noodzakelijk maar ik doe dit omdat ik op deze manier gelijk een goed beeld schets van wat ik precies bedoel als ik het over technologie heb, daarnaast wil ik graag aan de lezer duidelijk maken dat we ons op dit moment in een hele dynamische periode bevinden qua technologische ontwikkelingen. Door het onderzoek heen zal ik mijn mening niet vaak laten horen, pas in de conclusie zal ik hier aandacht aan schenken.
7
2.
De opkomst van interactieve media
2.1 De opkomst van de technologie Als we de boekdrukkunst niet meerekenen, vonden de eerste grote communicatieve technologische ontwikkelingen plaats aan het eind van de 19e eeuw en het begin van de 20e eeuw. Zo werd rond 1880 de telefoon uitgevonden en de eerste televisie zag het licht rond 1935. Deze communicatieve uitvindingen waren bijzonder innovatief maar logischerwijs nog niet toegankelijk voor het grote publiek. Pas rond de jaren 50 werden deze communicatiemiddelen voor het grote publiek bereikbaar. Het aantal televisietoestellen in Nederland steeg snel, in 1951 waren er maar 150 en in 1957 waren dit er al 120.0003. Ook de telefoon was een succes met als hoogtepunt zeven miljoen vaste telefoonaansluitingen halverwege de jaren 90, hierna nam het aantal af door de opkomst van de mobiele telefoon en internettelefonie.
Met deze uitvindingen is de wereld toegankelijker geworden voor de burger. Verhuisde iemand vroeger van Limburg naar Noord-Holland dan begon hij een nieuw leven, hij zei zijn oude vrienden en kennissen vaarwel en moest een nieuw sociaal leven opbouwen in zijn nieuwe woonplaats. Tegenwoordig is men in staat grote afstanden te overbruggen en tegelijkertijd relaties en cultuur te behouden. Zelfs al emigreert men naar Afrika dan zijn er genoeg communicatiemiddelen om dagelijks contact te houden met het thuisfront. Cultuur, afkomst en menselijke interactie zijn niet langer gebonden aan plaats, tijd of afstand. De wereld is binnen handbereik.
2.1.1 Internet Toen Tim Berners-Lee, in 1991, het World Wide Webproject publiceerde, was het huidige internet geboren. Zijn introductie van klikbare, aan elkaar gelinkte pagina`s maakte het bestaande internet klaar voor het grote publiek. In 1993 verscheen de eerste browser en zoekmachine4. Laatstgenoemde was het eindproduct van een onderzoeksproject aan een universiteit. Vanaf dat moment ging het hard met de ontwikkelingen op het gebied van internet. Onderstaande tijdsbalk geeft aan wat er de afgelopen jaren allemaal is toegevoegd aan de mogelijkheden van het internet.
Afbeelding 2.1: ontwikkelingen op het gebied van internet
3 4
Bron: http://www.w8.nl/tv.htm Bron: http://nl.wikipedia.org/wiki/Geschiedenis_van_het_internet
8
2.1.2 Internetgebruik De afgelopen jaren is het internet enorm populair geworden. Uit onderzoeken van het CBS en Trendbox blijkt dat in 2005, 83% van de Nederlandse bevolking toegang had tot het wereld wijde web. Tien jaar eerder was dit nog maar 1%5. Deze internetters van het eerste uur waren voornamelijk mannen, jongeren, hoger opgeleiden en inwoners van de Randstad. Vooral de verhoudingen tussen mannelijke en vrouwelijke internetgebruikers zijn de laatste jaren rechtgetrokken. Was in 1995 nog 80% van de internetbevolking van het mannelijke geslacht, tegenwoordig is de verdeling 50-50.
Afbeelding 2.2: internetgebruik van 1995 tot 2005
Bron: Trendbox (http://www.marketing-online.nl/trends/life&living06-2005.html)
2.2 ICT in het onderwijs Zoals eerder gezegd is het gebruik van ICT in onze maatschappij de laatste jaren fenomenaal gegroeid. De term “Informatietechnologie” (IT) kwam in opkomst in de jaren ’70 en stond oorspronkelijk voor technologieën die de gebruiker direct toegang gaven tot een breed bereik van verschillende informatietypen. Het begrip werd later verbreed tot “Informatie en Communicatie Technologie” om ook het aspect elektronische communicatie een plek te geven. ICT maakt het mogelijk om kennis en informatie te creëren, te verzamelen, te bewaren, te gebruiken en om contact te leggen met mensen en bronnen over de hele wereld. ICT heeft ervoor gezorgd dat de wereld een stuk kleiner is geworden. Daarnaast heeft de snelle ontwikkeling van ICT diepgaande veranderingen teweeggebracht in onze manier van leven en werken. Deze veranderingen hebben geleid tot de opkomst van de “informatiemaatschappij” of “ kennismaatschappij”, een maatschappij waarin informatie, kennis en creativiteit centraal staan en waarbij ICT niet meer weg te denken valt. Deze kennissamenleving vereist dat jongeren kunnen omgaan met ICT. Om dit te bereiken is een grote rol weggelegd voor het onderwijs6.
5 6
Bron: http://www.marketing-online.nl/trends/life&living06-2005.html Bron: Jaarboek ICT en samenleving 2006, de digitale generatie
9
Er zijn grofweg drie belangrijke redenen/doelstelling te onderscheiden voor de integratie van ICT in het onderwijs. In verschillende onderzoeken7 wordt de indeling van Hawkridge uit 1990 aangehaald:
-
Sociale doelstellingen: leerlingen verwerven een algemene vertrouwdheid met ICT ter voorbereiding op het leven als burger in een kennissamenleving
-
Economische doelstellingen: leerlingen worden voorbereid op het gebruik van ICT in toekomstige beroep(en)
-
Onderwijskundige doelstellingen: de inzet van ICT voor kwaliteitsverbetering van onderwijs- en leerprocessen.
Bovenstaande principes illustreren het mogelijke bereik dat ICT in het onderwijsproces kan hebben. Om deze potentiële voordelen te realiseren wordt de integratie van ICT in het onderwijs door allerlei instantie`s en de overheid gestimuleerd. De huidige ontwikkelingen weerspiegelen echter dikwijls alleen de economische en sociale doelstellingen. Een voorbeeld hiervan is terug te vinden in het actieplan eEurope 2002, een plan wat erop gericht is om, tegen 2010, van de Europese Unie de meest dynamische en meest concurrerende kenniseconomie ter wereld te maken. Een van de doelstellingen in dit actieplan is dat alle afgestudeerden digitaal geletterd moet zijn zodat ze goed voorbereid zijn op deze kennismaatschappij. Door teveel te focussen op de sociaaleconomische principes van Hawkridge wordt ICT op veel scholen geïntroduceerd als een apart vak. Een serie lessen waarin scholieren een aantal technische aspecten wordt aangeleerd terwijl ICT geletterdheid juist een secundair gevolg zou moeten zijn van content gerelateerd internet gebruik8. Het laatste aspect, de onderwijskundige doelstellingen, van de indeling van Hawkridge krijgt dus nog vaak te weinig aandacht. In dit onderzoek wil ik er graag achterkomen wat hier de reden van is en hoe dit verbetert kan worden.
7 8
Jaarboek ICT en samenleving 2006, Tondeur 2007, Development and validation of a model of ICT integration in primary education Bron: Tondeur 2007, Development and validation of a model of ICT integration in primary education
10
3.
Welke vormen van interactieve media zijn er op dit moment in het basisonderwijs te onderscheiden?
De afgelopen jaren zijn er allerlei interactieve vormen van lesgeven ontwikkeld. Behalve talloze websites zijn er natuurlijk ook de digitale schoolborden en er wordt ook al voorzichtig het één en ander uitgeprobeerd met mobiele apparaten zoals telefoons en PDA`s. In dit hoofdstuk ga ik dieper in op de verschillende mogelijkheden die er op dit moment zijn of in ontwikkeling zijn. Op deze manier krijg ik een goed beeld van wat er allemaal op de markt is en waarvoor het gebruikt wordt of kan worden. 3.1 Digitale schoolborden Het digitale schoolbord is een van de grootste verandering binnen het onderwijs van de afgelopen jaren. Het digitale schoolbord (digibord) vervangt langzaam maar zeker het ‘ouderwetse’ krijtbord. Het aantal digitale schoolborden is in 2008 ontzettend toegenomen: van 11% in 2007 naar 48% in 20099. De mogelijkheden van een digibord ten opzichte van het krijtbord zijn enorm. Het digibord stelt leraren op een interactieve manier in staat digitale toepassingen te gebruiken in hun lessen. Het digibord is eigenlijk een groot interactief scherm. Er kan, met behulp van een beamer, beeld op geprojecteerd worden en er zijn audio en video mogelijkheden. Daarnaast kan op het scherm geschreven worden met een speciale pen of met de vinger. Tot slot bestaat er allerlei software die de mogelijkheden van het scherm uitbreiden. Hierdoor wordt bijvoorbeeld elk contact of elke benadering van het bord met stift en/of vinger omgezet in een muisklik of digitale markering. Een aantal voorbeelden uit de mogelijkheden van een digibord10: -
bewerken en tonen van teksten, geluids- en beeldmateriaal
-
maken van aantekeningen met ‘digitale inkt’ op de presentatie op het digibord
-
bewaren van aantekening voor hergebruik later
-
bekijken van website`s in de groep
-
demonstreren en/of het gebruiken van software in de groep
-
maken van digitale lessen op basis van voorbeelden met voorgeselecteerd beeldmateriaal
-
vertonen van video en dvd met de mogelijkheid daarop aantekeningen te maken
-
inzet van presentatiemiddelen tijdens instructies of demonstraties
-
vertonen van presentaties door leerlingen
-
samenwerken aan opdrachten door leerlingen
Het gebruik van het digibord heeft meerdere kanten. De docent kan het klassikaal gebruiken als vervanger van het black- of whiteboard. Daarnaast is het digibord ook heel bruikbaar om leerlingen te laten samenwerken aan opdrachten.
Bij een digiboard wordt speciale software geleverd voor bijvoorbeeld het voorbereiden van interactieve presentaties, het opslaan van bordaantekeningen en het verwerken van interactieve vragen. Veel leerkrachten zijn al bezig met het digitaliseren van lessen en ook uitgeverijen oriënteren zich op digitaal schoolbordonderwijs. Hierdoor zal er in de toekomst steeds meer leermateriaal beschikbaar komen dat specifiek is ontwikkeld voor het interactieve schoolbord. 9
Bron: Vier in Balans Monitor 2008, Kennisnet (p.12) Bron: http://www.onderwijsweb.nl/dossiers/Digibord/Pages/Introductie.aspx
10
11
Door het gebruik van computergames, animaties, videos, simulaties en modellen zal de leerling veel meer naar het digitale schoolbord trekken. Leerlingen noemen over het algemeen dezelfde meerwaardes als docenten, zelfs als de technologie niet wordt gebruikt. Hun waardering wordt nog groter als zij zelf in staat worden gesteld het digitale schoolbord te gebruiken, interactief gebruik.
De voordelen van een traditioneel bord gelden ook voor het interactieve schoolbord. De docent staat voor het bord, in plaats van achter een pc op enige afstand van het projectiescherm. Een vinger of de speciale pen is je muis. Als de docent zegt ‘klik hier’ of ‘kijk hier’ dan kijkt een leerling naar de vinger en ziet meteen waar het over gaat. Het geluid van de stem van de docent, komt bovendien van dezelfde plaats. Dat maakt alles heel direct en dat is erg belangrijk voor de concentratie en het begrip van de leerlingen. Op het digibord kan ook gewoon geschreven worden, zowel op een leeg bord, maar ook over geprojecteerde dingen heen. Verder kan alles wat wordt opgeschreven opgeslagen worden in verschillende bestandsformaten en dit kan dus achteraf beschikbaar gesteld worden. Daarnaast kunnen beschreven borden teruggehaald worden en kan er worden teruggebladerd in de bordaantekeningen.
Digiborden hebben een positieve werking op de klassikale en frontale instructie van de docent die veel afwisselender, efficiënter en effectiever wordt. De docent ervaart de meerwaarde vooral in het tempo waarmee kernelementen uit de leerstof kunnen worden overgedragen, de beschikbare middelen ter ondersteuning van de presentatie, de sjablonen en vaste beeldelementen, zoals kaarten schema`s, enz. Verder heeft het digibord een hoge attentiewaarde. Ook ten opzichte van de pc beoordeelt de docent het interactieve schoolbord over het algemeen positief, omdat ze de meerwaarde van de pc in een voor de docent pakbare manier in de praktijk van alledag halen11.
Afbeelding 2.1: digitaal schoolbord in gebruik Bron: http://www.rkbsdeschakel.nl/
3.2 Elektronische leeromgevingen Een elektronische leeromgeving (ELO) is een omgeving waarin docenten en leerlingen samen kennis kunnen overdragen in een virtuele omgeving op internet. Deze omgevingen maken het mogelijk om complete trainingen, lessen en onderwijsprogramma`s op het web te zetten. Verschillende tools zoals email, browser, chat en andere functies zijn dan geïntegreerd tot één geheel. Een elektronische leeromgeving bevat diverse voorzieningen voor communicatie en samenwerking, instructie en begeleiding van leerlingen, toetsing, roostering, leerlingvolgsystemen en administratieve verwerking van leerlinggegevens. Daarnaast beschikt iedere ELO over verschillende functionaliteiten.
De keuze voor een bepaalde ELO hangt af van de doelstelling van de school, wat wil men met het gebruik van de elektronische leeromgeving bereiken? Op basis van die gegevens kan een docent de ELO naar eigen smaak inrichten.
11
Bron: http://www.onderwijsweb.nl/dossiers/Digibord/Pages/Practischeendidactischemeerwaarde.aspx
12
3.3 Games Als je iets graag doet, hou je het langer vol. Dit is ook de gedachte achter games in het onderwijs. Door het onderwijs zo aantrekkelijk mogelijk te maken kunnen leerlingen op een leuke manier hun kennis vergroten en vaardigheden trainen. Deze controversiële manier van leren zorgt ervoor dat leerlingen langer hun aandacht erbij kunnen houden. Om dit te bereiken moet de game wel over de juiste ‘flow’ bezitten. De flow van een game houdt in dat de verhouding tussen capaciteit en uitdaging in balans moeten zijn. Is dit niet het geval dat zal de leerling zich vervelen, omdat het spel te makkelijk is of, de leerling zal gefrustreerd raken omdat hij niets bereikt in het spel12.
Afbeelding 3.1: Gameflow de balans tussen iets bereiken en uitgedaagd worden.
Waar de educatieve spellen zich eerder beperkten tot een leuke beer of clown die de optelsommen liet zien, worden de sommen nu onherkenbaar verpakt binnen het spel. Vaak wordt er dus geleerd zonder dat men het door heeft. Als de leerstof in een game wordt verpakt wordt leren een ‘spannend avontuur’ waar kinderen worden uitgedaagd acties te ondernemen en oplossingen te bedenken voor problemen waarmee ze in een game geconfronteerd worden. Hierdoor kun je verwachten dat de probleemoplossende competenties van kinderen aanzienlijk zullen toenemen. Leren via een game zorgt behalve voor meer plezier ook voor gemotiveerde en betrokken leerlingen. Daarnaast worden de meeste games samen met anderen gespeeld13. Op die manier moeten kinderen de computer delen en leren ze om goed met elkaar om te gaan. Ook leren ze om te gaan met tegenslagen en met winst en verlies. Behalve dat een game dus ingezet kan worden om verschillende vakken aan te leren (rekenen, taal, geschiedenis etc.) kan een spel ook goed gebruikt worden als een soort gedragstraining; games bieden leerlingen de kans om actief aan de slag te gaan en veilig te experimenteren met verschillende rollen of oplossingen. Hiervoor zou een spel als The Sims een goed voorbeeld zijn. In dit spel wordt het dagelijks leven nagebootst en komt men voor allerlei keuzes te staan. De keuzes die je maakt bepalen het verdere verloop van het spel. Daarnaast leer je ook om te gaan met geld14. 12 13 14
Bron: Vier in Balans Monitor 2008, Kennisnet (p.33) Bron: http://www.gamenisgoed.nl/waarom-gamen-goed-is/ Bron: http://www.malmberg.nl/ve/tijdschriften/E-zines/Ezine2_0708.aspx
13
Afbeelding 3.2: screenshot The Sims, onder in beeld zijn alle variabelen te zien waar de speler rekening mee moet houden.
Bron: http://ui29.gamefaqs.com/668/gfs_25455_2_1.jpg
3.4 Kennisnet Een belangrijke speler op het gebied van onderwijs en ICT is stichting Kennisnet. Kennisnet is de publieke ICTondersteuningsorganisatie van, voor en door het onderwijs. Kennisnet behartigt de belangen van de Nederlandse onderwijssector op het gebied van ICT, biedt hulpmiddelen bij het maken van keuzes voor ICT-producten en diensten en levert educatieve diensten en producten om het leren te vernieuwen. Een belangrijk middel van Kennisnet is hun website15. Op deze website is allerlei informatie te vinden over ICT in het onderwijs. Hierbij kan geselecteerd worden op: basisonderwijs, voortgezet onderwijs, beroepsonderwijs en speciaal onderwijs. Daarnaast is er voor iedere soort bezoeker informatie te vinden: docenten, ICT-coördinatoren, schoolleiders maar ook ouders en kinderen kunnen er van alles vinden over ICT in het onderwijs. Op de speciale ‘kids-pagina’ voor kinderen uit het basisonderwijs is allerlei digitaal leermateriaal te vinden. Behalve voor de groepen 1,2 en 3 is de omgeving waarin de content wordt aangeboden helaas niet interactief.
15
www.kennisnet.nl
14
3.5 Internet Op het internet worden middels honderden websites duizenden educatieve tools aangeboden. Dit varieert van simpele kleurplaten of een filmpje tot geavanceerde applicaties om te leren rekenen. Om de juiste weg te vinden in dit spinnenweb van online digitaal leermateriaal zijn er een aantal zoekmachines en collecties speciaal voor het onderwijs ontwikkeld. Op deze manier kan het juiste materiaal eerder gevonden worden dan met een algemene zoekmachine zoals Google. Voorbeelden van zulke zoekmachines zijn www.samenzoeken.nl, www.davindi.nl en www.contentcorner.nl16.
De kwaliteit van de verschillende digitale leermaterialen verschilt nogal. Om deze kwaliteit te toetsen zijn er een aantal richtlijnen opgesteld17, hieraan kunnen docenten of ontwikkelaars afleiden of het materiaal ook daadwerkelijk het gewenste effect heeft. De richtlijnen zijn: 1.
Is de koppeling met leerdoelen duidelijk aangegeven?
2.
Is er duidelijk aangegeven of de leerdoelen van het leermateriaal getoetst en geregistreerd kunnen worden?
3.
Is het leermateriaal aantrekkelijk en motiverend?
4.
Zijn de didactische mogelijkheden van het leermateriaal duidelijk en helder aangegeven?
5.
Verloopt de interactie tussen het leermateriaal en de leeromgeving soepel?
6.
Worden de gebruiksvoorwaarden van het materiaal duidelijk vermeld?
7.
Zijn er maatregelen genomen om het leermateriaal voor de gebruikers vindbaar te maken?
Lesgeven met behulp van het internet zorgt ervoor dat de aangeboden lesstof veel spannender en dynamischer wordt dan bijvoorbeeld boeken. Helaas wordt deze kwaliteit van internet nog maar minimaal benut. Veel educatieve sites zijn nog erg op tekst gebaseerd. Toch zou juist internet kunnen bijdragen aan het beter inspelen van het onderwijs op de beeldcultuur die is ontstaan. 3.6 Web 2.0 Web 2.0 is een verzamelterm voor interactieve toepassing op internet en vernieuwende websites, waarbij alles in het teken staat van communiceren over en delen van informatie. Voorbeelden hiervan zijn: wiki`s, skype, weblogs, Hyves, Flickr, Youtube en Second Life. Binnen het basisonderwijs wordt helaas nog minimaal met web 2.0 applicaties gewerkt18. Een simpele weblog zou bijvoorbeeld al veel aan het onderwijs kunnen toevoegen. Zo zou een weblog gebruikt kunnen worden in de vorm van verslaglegging, om het verloop van een proces weer te geven, als middel van zelfreflectie, als discussieplatform of gewoon om te communiceren. Op het weblog zouden bijvoorbeeld filmpjes en verslagen van excursies, educatieve tripjes of andere leuke lesmomenten, zoals een kleutergymles, kunnen worden geplaatst. Leerlingen kunnen op deze manier reflecteren op hetgeen ze geleerd hebben tijdens de excursie, doordat dit vervolgens ook weer door andere leerlingen te zien is raken deze gemotiveerd om ook iets op het weblog te plaatsen. Daarnaast zou een weblog ook gebruikt kunnen worden als vervanging van de ‘ouderwetse’ schoolkrant, muurkrant en klassenkrant.
16 17 18
Bron: http://digitaalleermateriaal.kennisnet.nl/zoeken Bron: http://kwaliteitcontent.kennisnet.nl/checklistmetrichtlijnen Bron: Kennisnet onderzoeksreeks “ICT in het onderwijs” 2009 – Web 2.0 als leermiddel
15
3.7 Mobiel leren Vandaag de dag heeft bijna iedereen een mobiele telefoon. Ook kinderen krijgen op steeds jongere leeftijd de beschikking over een mobiele telefoon. Het is tegenwoordig al heel normaal dat kinderen in de hoogste groepen van de basisschool een mobiele telefoon bezitten19. De mogelijkheden van een mobiele telefoon op onderwijsgebied zijn erg groot. Je bent niet langer gebonden aan een klaslokaal. Hierdoor kunnen lessen makkelijker door leerlingen worden opgepikt. Met behulp van bijvoorbeeld pda`s of smartphones kan de informatie die normaal uit een boek of van de computer komt meegenomen worden naar een andere locatie. Een geschiedenisles maakt bijvoorbeeld veel meer indruk als de leerlingen zich op dezelfde locatie bevinden als waar het in de les over gaat. Op die manier beleven de leerlingen de les en blijft de informatie veel sneller en beter hangen. Een geschiedenisonderwerp waar normaliter bijvoorbeeld zes lessen aan besteed moeten worden kan met behulp van PDA`s in één ochtend worden opgepikt20. Logischerwijs is dit rendement, op een dergelijke manier, alleen te behalen in de bovenbouw van het basisonderwijs. SURFnet en Kennisnet hebben samen een innovatieprogramma opgezet ter bevordering van draadloze onderwijsapplicaties en netwerken. Ze doen dit door het opzetten van proefomgevingen waar nieuwe diensten ontwikkeld worden en bestaande diensten getest worden, door alle kennis over deze nieuwe manier van lesgeven te verspreiden via de website21 en middels bijeenkomsten. De centrale doelstelling van het project luidt: Het stimuleren van de ontwikkeling en adoptie van mobiele toepassingen in het onderwijs22. 3.8 Conclusie Vooral het gebruik van het digitale schoolbord is de afgelopen jaren explosief toegenomen, het digitale schoolbord draagt bij aan de betrokkenheid en motivatie van leerlingen. De interactiviteit van het digibord zorgt ervoor dat ze langer geconcentreerd kunnen blijven. Andere vormen van interactieve media zoals games en web 2.0 toepassingen worden nog maar minimaal ingezet in het basisonderwijs. Internet wordt wel regelmatig gebruikt door docenten maar vaak weten ze niet precies wat goed werkt. Daarom zijn er een aantal richtlijnen opgesteld waar goed digitaal leermateriaal aan moet voldoen. Daarnaast zijn veel educatieve websites nog erg op tekst gericht/statisch terwijl er veel meer uit is te halen door bijvoorbeeld in te spelen op de beeldcultuur. Stichting Kennisnet probeert management en docenten te overtuigen en te motiveren om ICT in te zetten in het onderwijs. Op hun website is van alles te vinden met betrekking tot dit onderwerp. In de volgende hoofdstukken wil ik er achter komen waarom er zo weinig gebruik wordt gemaakt van de mogelijkheden van ICT.
19 20 21 22
Bron: http://mens-en-gezondheid.infonu.nl/kinderen/28146-kinderen-en-mobiele-telefoons.html Bron: http://www.mobieleonderwijsdiensten.nl/ (filmpje) www.surfnetkennisnetproject.nl Bron: http://www.mobieleonderwijsdiensten.nl/overhetproject
16
4.
Wat zijn de positieve en negatieve kanten van de toenemende interactieve media op basisscholen?
In dit hoofdstuk wil ik er achter komen wat precies de positieve en eventuele negatieve kanten van de toenemende interactieve media in het basisonderwijs zijn. Wat zijn de opbrengsten en wat zijn de bedreigingen? Om hier een duidelijk beeld van te krijgen heb ik een enquête23 gehouden onder docenten en een aantal gesprekken gevoerd met ouders. 4.1 De kennismaatschappij Een kleine vijftien jaar geleden leefde het grootste deel van de westerse bevolking nog zonder mobiele telefoons, navigatiesystemen, mp3-spelers en internet. Nu is het voor de meeste (jonge) mensen moeilijk voor te stellen hoe het zou zijn zonder al deze handige technische uitvindingen. Hoe moet je afspraken maken zonder mobiele telefoon? Hoe vind je de weg zonder navigatiesysteem en waar haal je je informatie vandaan zonder het internet? De jaren negentig waren een opeenvolging van innovatieve uitvindingen. Zo werd rond 1991 het internet bruikbaar voor het grote publiek en nam het aantal mobiele telefoons vanaf 1993 explosief toe. Deze twee ontwikkelingen hebben veel betekend voor de hedendaagse manier van leven. De komst van het internet wordt vaak gezien als grote boosdoener als het gaat over individualisering. Veel ouders zijn bezorgd om hun kind wanneer zij uren per dag achter de computer zitten en zelden meer buiten spelen. Ze zijn bang dat hun kinderen op deze manier geen goede sociale vaardigheden ontwikkelen of zelfs in een sociaal isolement terecht komen. Feit is echter dat het internet juist een sociale omgeving is waar veel contacten worden opgedaan. Het probleem is alleen, dat het een relatief nieuw medium is dat de laatste jaren ontzettend in populariteit is toegenomen. Tegenwoordig is het internet onmisbaar, vooral bij degene die met computers zijn opgegroeid. De ouders van deze kinderen zijn pas een aantal jaar bekend met de computer en het internet, hierdoor is het voor hen lastig te accepteren dat hun kinderen liever met hun vriendjes chatten dan dat ze met hen buitenspelen. Natuurlijk spelen er ook andere factoren, zoals gezondheid, mee in deze discussie. De grootste bedreiging die we kunnen benoemen met betrekking tot ICT in het onderwijs is dan ook het overmatig gebruik van ICT. Hierover is in paragraaf 4.4.1 meer te lezen.
Ondanks dat het zo goed als bewezen is dat het gebruik van ICT in het onderwijs bijdraagt aan een toename van de onderwijskwaliteit24, ben ik er van overtuigd dat er op maatschappelijk vlak ook een aantal nadelen/tegenstanders te vinden zijn met betrekking tot interactieve media in het onderwijs. Ik ben van mening dat de digitale kloof tussen ouders en kind zorgt voor onbegrip aan de kant van de ouders. Zij hebben het toch immers ook allemaal zonder technologie geleerd. Om er achter te komen of deze vermoedens gegrond zijn heb ik een aantal interviews afgenomen met basisschooldocenten en ouders van leerlingen. Hieruit is gebleken dat mijn gedachten over deze kwestie eigenlijk een beetje ouderwets zijn. De ouders van nu kennen de meerwaarde van de computer en zien zelf ook de grote mogelijkheden van een digibord. Ze hebben totaal geen problemen met de inzet van ICT in het onderwijs zolang het maar binnen de perken blijft. Ze vinden het belangrijker dat zij weten wat hun kind thuis achter de computer uitspookt. Ze gaan er van uit dat de docent weet waar hij of zij mee bezig is.
23 24
Zie bijlage 2 Bron: http://corporate.kennisnet.nl/publicaties/persberichten/vierinbalans
17
4.2 Kernfuncties onderwijs in Nederland Om een antwoord te krijgen op de vraag wat de plus en minpunten van toenemende interactieve media op basisscholen zijn, wil ik eerst duidelijk maken waar het in het onderwijs precies om gaat. Het onderwijs in Nederland heeft drie kernfuncties25: •
Bijdragen aan de persoonsvorming van de leerlingen als deel van hun opvoeding.
•
Bijdragen aan de vorming in maatschappelijke en culturele zin, mede ter voorbereiding op toekomstig democratisch staatsburgerschap en verantwoordelijkheid.
•
Bijdragen aan de voorbereiding op de beroepsuitoefening en deelname aan de arbeidsmarkt.
Bovenstaande kernfuncties zijn afgeleid van de algemene doelstelling zoals in de wet van 1985 geformuleerd. Naast bovenstaande kernfuncties zette het Ministerie van OCW in het rapport ‘Grenzeloos Leren’ nog een aantal uitdagingen voor het funderend onderwijs op een rij. Eén van deze uitdagen stelt dat het onderwijs een krachtige, moderne werk- en leeromgeving moet bieden waarin ICT niet alleen als middel fungeert maar ook als motor, deze uitdaging kan worden teruggekoppeld aan de onderwijskundige doelstellingen van Hawkridge (hoofdstuk 1). 4.3 Opbrengsten Volgens stichting Kennisnet draagt ICT in het onderwijs vooral bij aan aantrekkelijk onderwijs voor leerlingen, aan het creëren van rijkere leeromgevingen, aan het bevorderen van zelfstandig leren en aan het bevorderen van remediërende toepassingen. Ook leraren vinden dat ICT bijdraagt aan de kwaliteit van het onderwijs. Hierbij worden aantrekkelijker onderwijs en een rijkere leeromgeving voor leerlingen als belangrijkste opbrengsten van ICT genoemd. Voorbeelden hiervan zijn26: •
leerlingen leren meer, sneller en met meer plezier
•
een positief effect op leerprestaties van goed en zwak presterende leerlingen
•
een toename van motivatie en zelfvertrouwen bij leerlingen
•
ondersteuning voor verschillende didactische benaderingen zoals leerstofoverdracht
•
zelfstandig werken en samenwerkend leren
Het werken met media draagt er vaak toe bij dat er een natuurlijk situatie ontstaat, die tegemoetkomt aan de behoefte van kinderen om actief en constructief bezig te zijn. De echtheid/het visuele van de context motiveert. Herhalingsdrang zorgt ervoor dat de nieuwe vaardigheden bliksemsnel inslijpen. Leren lezen met gebruik van deze media ziet er anders uit dan we gewend zijn. Kinderen zijn veel actiever: ze mogen teksten maken en versturen, ze kunnen teksten en plaatjes aanklikken waarna er iets onverwachts en soms spannends gebeurt. Er komt weer een nieuw plaatje, tekst, filmpje of geluid tevoorschijn. Als bij een film of plaatje ook tekst zit, willen kinderen dat ook graag kunnen lezen, anders missen ze een stuk noodzakelijke informatie.
25 26
Bron: De Basisschool (p.14) Bron: Vier in Balans Monitor 2008, Kennisnet (pag. 23)
18
Uit onderzoek27, uitgevoerd door de Universiteit Leiden, is gebleken dat er met behulp van digitale prentenboeken gemiddeld 5 à 6 woorden per dag aangeleerd kunnen worden. Op de ‘ouderwetse’ manier zijn dit gemiddeld 2 à 3 woorden. Dit is een enorm verschil maar blijkbaar is niet iedereen even blij met het feit dat kinderen sneller leren lezen:
‘Ik heb minder plezier in mijn werk. Sinds mijn kinderen dat leesprogramma gebruiken kan zo`n veertig procent al lezen als ze in groep 3 aankomen. Wat moet ik nu nog?’ (Mrs. Levingston, leerkracht aan een school in Atlanta.) 4.3.1. Educatie op persoonlijk niveau In het ‘ouderwetse’ onderwijs volgen leerlingen veelal gezamenlijk les, wordt dezelfde stof aangeboden en is er eenzelfde tijdstip waarop gekeken wordt of men de stof beheerst. Onderwijs is dus een collectief proces. Met de integratie van ICT in het onderwijs wordt het eenvoudiger om het niveau van de aangeboden lesstof aan te passen op het niveau van de leerling. Het bieden van onderwijs op maat zorgt ervoor dat de kwaliteit van het onderwijs omhoog gaat. De leerlingen die makkelijk leren kunnen worden uitgedaagd om nog een stapje verder te gaan en de kinderen die wat langzamer zijn kunnen de stof op hun eigen gemak herhalen. 4.4 Negatieve kanten Behalve een positieve uitwerking heeft het gebruik van ICT in het onderwijs ook een negatieve kant. Zo treden de positieve effecten van ICT in het onderwijs pas op als aan de volgende eisen wordt voldaan28: •
leraren zijn voldoende toegerust
•
de schoolorganisatie biedt ondersteuning
•
de technische voorzieningen zijn op orde
•
de gebruikte vorm van ICT sluit aan bij de visie op onderwijs
Een leraar die in staat is ICT op een juiste manier in te zetten bij het lesgeven, kan er voor zorgen dat de kwaliteit en het rendement van het onderwijs verbeteren. Maar dezelfde ICT-toepassing kan bij verkeerd gebruik ook geen of zelfs negatieve effecten hebben op de leerprestaties van leerlingen en de kwaliteit van onderwijs. Daarnaast zijn er rondom het gebruik van ICT andere (praktische) onderwerpen die aandacht vragen. Deze onderwerpen zijn29: -
gezond computeren aspecten die betrekking hebben op houding, RSI en tijdsduur van computergebruik
-
veiligheid zoals privacy, beveiliging, hackers, virussen en het gebruik van filters
-
maatschappelijke normen implicaties van computergebruik zoals nettiquette30, auteursrechten, internationalisering, pesten en toenemende privatisering en uniformisering van kennis.
Richtlijnen om scholen te verplichten hun leerlingen voor te lichten over dergelijke onderwerpen bestaan tot op heden niet. Het is de vrijheid van scholen en leraren om naar eigen inzicht keuzes te maken. Logischerwijs is het hierbij dus weer van belang dat docenten genoeg verstand van zaken hebben om hier verantwoordelijk mee om te gaan.
27
Bron: elektronische boeken in de vroegschoolse educatie 2004, Verhallen, Bus, de Jong, Universiteit Leiden, faculteit der sociale wetenschappen Bron: Vier in Balans Monitor 2008, Kennisnet (pag. 23) 29 Bron: Jaarboek ict en samenleving, 2006 (pag. 137) 30 Nettiquette is een samenvoeging van de woorden netwerk en etiquette, het omvat de ongeschreven richtlijnen en gedragsregels voor het gebruik van internet 28
19
4.4.1 Overmatig gebruik van ICT Een van de grootste gevaren van het gebruik van ICT in het onderwijs is het overmatig gebruik van ICT. Zoals op afbeelding 4.1 te zien is leidt het gebruik van erg veel ICT tot slechtere leerprestaties. De leerprestaties van deze leerlingen zijn zelfs slechter dan die van leerlingen die helemaal geen ICT gebruiken31. Deze resultaten onderstrepen de noodzaak van kennis bij leraren over de juiste dosering en mix van ICT-materialen in leersituaties, het gaat om de juiste balans.
Afbeelding 4.1: samenhang tussen leerling-prestaties en gebruik van computers.
Bron: Vier in Balans Monitor 2008 / OECD 2006
In een onderzoek van Intomart GfK (2008)32, in opdracht van Kennisnet beschrijven docenten hun ideale situatie wat betreft het gebruik van ICT in de klas. Opvallend hieraan is dat zij hierbij de kanttekening plaatsen dat ICT in de klas niet een te prominente plek moet krijgen. Er moet gewaakt worden voor overdigitalisering en het te afhankelijk worden van ICT, omdat docenten anders vrezen dat de ontwikkeling van andere vaardigheden in het gedrang komt (zoals het leren schrijven met de hand, motorische en sociale vaardigheden). Hierbij wordt als voorbeeld het bouwen van een brug genoemd. Dat kun je prima op een smartboard laten zien, maar leerlingen echt samen fysiek iets laten bouwen is toch iets heel anders. Dan worden motorische en sociale vaardigheden aangesproken, die niet gestimuleerd worden bij de digitale simulatie. Een vergelijkbaar voorbeeld is fysiek buitenspelen, dat is volgens docenten noodzakelijk, en is totaal niet vergelijkbaar met een digitaal schoolplein. Naast het gevaar van het onvoldoende ontwikkelen van bepaalde vaardigheden, wijzen docenten van de bovenbouw nog op een ander gevaar van overdigitalisering dat nu ook al speelt, te weten een vermindering van het zicht/de grip op sociale processen die zich tussen kinderen afspelen. Dit staat op zich los van de opbrengsten van ICT in het onderwijs maar ik vind het toch belangrijk hier wat aandacht aan te schenken. Door de komst van het chatten vervagen de grenzen tussen school en klas, waar kinderen vroeger ‘alleen’ op school werden gepest en zich thuis ‘veilig’ waanden, kunnen zij nu ook thuis worden belaagd via digitaal pesten. Het probleem hiermee is dat dit een onzichtbare vorm van pesten is, aangezien het anoniem kan gebeuren. Sociale strubbelingen
31 32
Bron: OECD – Are studens ready for a technology-rich World?, 2006 Behoefteonderzoek veilige leer- en speelomgeving 2008, Intomart Gfk
20
worden dus meer en meer zowel op school als thuis ‘uitgevochten’, terwijl het tegelijkertijd wegens het anonieme karakter ervan, moeilijker wordt voor docenten en ouders om in te grijpen.33 De computerwerelden zijn bijna echt en geven de kinderen het gevoel werkelijk te bestaan. Er wordt op hen gereageerd naar aanleiding van dingen die ze in die wereld zeggen of laten zien. Zo kunnen rollen geoefend worden en leert een kind zich in veel situaties te verplaatsen. De keerzijde kan liggen waar kinderen niet genoeg het verschil tussen virtuele realiteit en echte wereld zien. Wie goed contact kan leggen en goed kan formuleren, zal via internet bevredigende relaties kunnen aangaan. Kinderen die daar meer moeite mee hebben, kunnen makkelijker vluchten in een wereld die niet echt is. De computer kan dan uitgroeien tot een surrogaat gesprekspartner en in sommige gevallen tot sociaal isolement leiden.
4.4.2 Implementatie Een groot probleem met betrekking tot de implementatie van ICT in het basisonderwijs is de deskundigheid van docenten. Veel docenten zitten al tientallen jaren in het vak en zijn gewend aan de ‘ouderwetse’ manier van lesgeven. Nu worden zij geacht dit over boord te gooien en aan de slag te gaan met computers en dergelijke. Vaak schort het hen aan voldoende kennis en vaardigheden met betrekking tot deze nieuwe technologieën. Wel is uit het onderzoek34 dat ik heb gehouden onder docenten gebleken dat vrijwel iedereen vindt dat het gebruik van ICT stimulerend, waardevol en noodzakelijk is voor het onderwijs. Slechts een enkeling is het hiermee oneens. 4.5 Conclusie ICT in het onderwijs is van grote toegevoegde waarde. Aantrekkelijker onderwijs en een rijkere leeromgeving worden als belangrijkste opbrengsten van ICT genoemd. Om ICT succesvol in het onderwijs te integreren is het erg belangrijk dat de docent verstand van zaken heeft met betrekking tot de inzet hiervan. Overmatig of verkeerd gebruik van ICT leidt tot slechtere leerprestaties. De balans tussen wel en geen ICT moet juist gedoseerd zijn (zie afbeelding 4.1). Daarnaast is het belangrijk dat ICT niet alleen als middel fungeert maar ook als motor. In het volgende hoofdstuk ga ik dieper in op de kennis en vaardigheden van docenten met betrekking tot ICT.
33 34
Bron: Behoefteonderzoek veilige leer- en speelomgeving, Intomart GfK 2008 Bron: enquête gehouden onder basisschooldocenten (zie bijlage 2)
21
5.
Basisschooldocenten en interactieve media
Ondanks het feit dat er tegenwoordig gemiddeld 4 computers per klas aanwezig zijn en ook bijna iedere school minimaal één digibord bezit35, wordt er door docenten nog geen optimaal gebruik gemaakt van de mogelijkheden die deze apparaten bieden. In dit hoofdstuk probeer ik erachter te komen wat hier de reden(en) van is/zijn. 5.1 Knelpunten Docenten hebben te maken met veranderende onderwijssituatie waar ze flexibel op in moeten spelen. Hun eigen rollen veranderen daardoor ook. In het Actieplan Verbonden met ICT (2006) komen de volgende knelpunten naar voren36: •
Visie op ICT in het onderwijs. Op veel scholen is de visie op ICT onvoldoende geïntegreerd in de onderwijsvisie, het schoolbeleid en de schoolplannen. Er moet een helder verband zijn met financiën, personeelsbeleid en met de pedagogisch-didactische visie.
•
Vaardigheden, kennis en/of houding van docenten in relatie tot ICT in het onderwijs. Docenten hebben in het algemeen nog te weinig weet van of ideeën over de mogelijkheden van ICT in het onderwijs. Daarnaast ontbreekt het ze vaak nog aan een besef van de noodzaak en/of gevoel van zekerheid.
•
Gebrek aan content op maat. Educatieve software en content moeten beschikbaar en toegankelijk zijn en passen bij (of makkelijk aan te passen zijn op) de lokale didactische en technische aanpak. Daarnaast moet de content voldoende controleerbaar zijn op gemeenschappelijke kwaliteitseisen.
•
Tijd en geld om voorzieningen in stand te houden, ermee om te leren gaan en te beheren. Er moeten voldoende financiële middelen beschikbaar blijven voor nieuwe voorzieningen en het beheer daarvan. Ook moet er voldoende tijd beschikbaar gesteld worden voor docenten om te leren omgaan met nieuwe middelen. Dit knelpunt kan gezien worden als randvoorwaardelijk voor de andere prioriteiten, en voor verdere ontwikkelingen op ICT-gebied in het algemeen.
Uit het onderzoek wat ik gehouden heb onder basisschooldocenten blijkt inderdaad ook dat tijdgebrek een belangrijke rol vervult in de ontwikkeling van de ICT-vaardigheid van docenten. Iets minder dan de helft van de respondenten geeft aan over te weinig tijd te beschikken om te experimenteren met ICT.37 5.2 Blumberg en Pringle Het arbeidsprestatiemodel van Blumberg en Pringle (1982) laat de interactie zien tussen verschillende factoren die uiteindelijk vorm geven aan de mate van prestatie op het gebied van Human Resource Management. De formule van het model wordt als volgt geformuleerd: Performance = f (Capacity x Willingness x Opportunity). Het model is gebaseerd op het volgende uitgangspunt: De drie dimensies: bereidheid, bekwaamheid en gelegenheid moeten in enige mate aanwezig zijn om een prestatie te laten ontstaan. Dit betekent dat als iemand op een van de drie dimensies laag of helemaal niet scoort, dit resulteert in een lage of helemaal geen prestatie. Op het individuele niveau wordt een prestatie bepaald door bekwaamheid, bereidheid en gelegenheid.
35 36 37
Bron: Vier in Balans Monitor 2001 en 2008, Kennisnet Bron: Actieplan Verbonden met ICT 2006, Ministerie van OCW (pag. 30) Bron: enquête gehouden onder basisschooldocenten (zie bijlage 2)
22
Hieronder is de interactie weergegeven als figuur.
Afbeelding 5.1: Arbeidsprestatiemodel van Blumberg en Pringle (1982)
Het prestatiemodel van Blumberg en Pringle kan voor vele vormen van arbeidsprestaties gebruikt worden en zo ook om de variabelen met betrekking tot ICT-gebruik te onderscheiden. In dit geval zou het dan gaan om de wil (bereidheid) om ICT in te zetten, de vaardigheden (bekwaamheid) om ICT in het onderwijs toe te passen en de tijd en toegang tot technologisch gereedschap en een goede infrastructuur (gelegenheid). Het model komt er in dat geval als volgt uit te zien.
Afbeelding 5.2: Aangepast model op het gebruik van ICT in het onderwijs
23
5.3 ICT-vaardigheid Bij de integratie van ICT in het onderwijs worden zowel technische als didactische vaardigheden van leraren gevraagd. Allereerst moeten ze gewend raken aan en leren om te gaan met alle nieuwe technologische middelen. Deze omgang met basishardware en –software is één ding maar het komt bij de integratie van ICT in het onderwijs vooral aan op het onderwijzen van software en ICT-didactische vaardigheden38. Deze kunnen vergeleken worden met de onderwijskundige doelstellingen van Hawkridge (hoofdstuk 1). Vergeleken met de afgelopen twee jaar zijn de didactische ICT-competenties van leraren nauwelijks verder ontwikkeld.39 Daarnaast geeft 41% van de leraren aan nauwelijks te weten welke computertoepassingen ze in hun onderwijs kunnen gebruiken.40 Slechts iets meer dan een derde van de leraren vindt zichzelf in staat om ICT zo in te zetten dat er sprake is van een meerwaarde voor het onderwijs.41
Logischerwijs is het vooral voor de wat oudere docenten lastig om met deze onderwijsvernieuwingen om te gaan. Zij zijn zelf niet met computers en dergelijke opgegroeid en het is voor hen dan ook extra lastig om ICTcompetenties aan te leren en te ontwikkelen. Daarnaast is de kans groter dat zij de meerwaarde van ICT in het onderwijs niet zien. Ze hebben het jaren zonder computers en digibords gedaan. Er gaat voor deze groep docenten veel tijd in zitten voordat ze ICT zo in kunnen zetten dat een meerwaarde ontstaat voor het onderwijs. Zij hebben hier intensieve begeleiding bij nodig. 5.4 Motivatie Om de vaardigheden van basisschooldocenten op het gebied van ICT te bevorderen, probeert het management de docenten hiertoe te motiveren door uit te dragen dat ICT waardevol kan zijn voor het onderwijs. De meeste leraren verwerven hun ICT-vaardigheden door hulp van collega`s of hulp van de ICT-verantwoordelijke binnen de school42. Daarnaast volgt een groot deel van de leraren cursussen die door de school worden aangeboden. Slecht 13% van de leraren geeft aan geen ondersteuning nodig te hebben bij het verwerven van competenties voor het gebruik van ICT bij het lesgeven.43
Ook stichting Kennisnet probeert docenten en managementteams van basisscholen te motiveren om ICT in te zetten. Ze doen dit bijvoorbeeld aan de hand van hun kwartaalblad inDruk. Hierin staan allerlei voorbeelden van scholen en docenten die goed met ICT bezig zijn, ervaringsverhalen van leerlingen en docenten maar er staan ook tips en urls`s in zodat het docenten extra makkelijk wordt gemaakt hier gebruik van te maken. Daarnaast probeert Kennisnet het gebruik van ICT te bevorderen door44: •
Voorlichting te geven over het toepassen van hun eigen ICT-diensten in het onderwijs een voorbeeld hiervan is het ambassadeursprogramma. Het ambassadeursprogramma is een nieuw initiatief van Kennisnet dat basisscholen stimuleert om een zogenaamde ICT-ambassadeur aan te stellen. Deze ambassadeur
38 39 40 41 42 43 44
Bron: Bron: Bron: Bron: Bron: Bron: Bron:
Het gebruik van ICT door docenten in het basisonderwijs, 2008 Vier in Balans Monitor 2008, Kennisnet (pag. 10) Vier in Balans Monitor 2008, Kennisnet (pag. 66) Vier in Balans Monitor 2008, Kennisnet (pag. 67) Vier in Balans Monitor 2008, Kennisnet (pag. 90) Vier in Balans Monitor 2008, Kennisnet (pag. 68) http://corporate.kennisnet.nl/organisatie
24
stippelt het ICT-beleid uit, enthousiasmeert leerkrachten en verkent de ICT-hulpmiddelen bij verschillende didactische mogelijkheden. Dit gebeurt middels een intensieve samenwerking (geen cursus) die bestaat uit bijeenkomsten waar ambassadeurs geïnformeerd worden over de nieuwste regelingen en projecten en er uitwisseling plaatsvindt tussen de ambassadeurs. De concrete doelstelling van het ambassadeursproject is: ‘Het opbouwen van een stevige relatie met personen binnen scholen die op ICT-gebied betekenis voor de eigen school hebben, zodat zij van nog grotere waarde worden voor de eigen school45.’ •
het ontwikkelen van innovatieve ICT-diensten een voorbeeld hiervan is het Innovatieprogramma van SURFnet en Kennisnet, wat dit programma inhoud heeft u in hoofdstuk 3 al kunnen lezen.
•
scholen bij te staan in het proces van vraag naar aanbod, waar het gaat om ICT-gerelateerde kennis en diensten. een voorbeeld hiervan is de, inmiddels afgeronde, Kennisrotonde. De Kennisrotonde is een virtuele rotonde van mensen en netwerken. Scholen stellen vragen door het inbrengen van ICT-vraagstukken en kennisinstellingen en experts leveren hun expertise. Op de kennisrotonde komt al deze informatie samen. Het uiteindelijke resultaat is kennis waarmee onderwijs vernieuwd kan worden.
•
zorg te dragen over de algemene toegankelijkheid van educatieve content en het stimuleren van de beschikbaarheid ervan. een voorbeeld hiervan is de afdeling over digitaal leermateriaal op de website van Kennisnet. Op deze pagina`s is alles te vinden over digitaal leermateriaal. Zo wordt er bijvoorbeeld een inventarisatie gemaakt van het digitale leermateriaal dat reeds in gebruik is, kan men middels speciale zoekmachine`s op zoek gaan naar digitaal leermateriaal, worden er tips gegeven over hoe men zelf materiaal kan ontwikkelen en kan er materiaal gedeeld worden. Ook zijn er allerlei data te vinden waarop bijeenkomsten georganiseerd worden die betrekking hebben op dit onderwerp.
5.5 ICT-geletterdheid Naast de inzet van ICT als didactisch hulpmiddel is het leren omgaan met digitale informatie ook erg belangrijk. Voor de komende generaties zal dit net zo belangrijk zijn als lezen, schrijven en rekenen. Het gaat dan niet om hoe leerlingen leren maar wat leerlingen in het onderwijs leren over veilig en doelmatig gebruik van ICT. Dit kan vergeleken worden met het, van jongs af aan aanleren om veilig een straat over te steken, in de digitale wereld is het belangrijk dat kinderen weten hoe ze zich veilig moeten gedragen. Daarvoor volstaat niet alleen het kunnen bedienen van een computer of navigeren op het internet. Belangrijker zijn nog de vaardigheden voor zoeken, selecteren, interpreteren en het verwerken van informatie. Ruim de helft van de leerlingen vindt dat leraren onvoldoende in staat zijn goede tips te geven voor het zoeken van informatie op internet.46 5.6 Behoeften docenten Uit de Vier in Balans Monitor 2008 van Kennisnet blijkt dat er onder docenten het meeste behoefte is aan een verbetering van de infrastructuur en de kwaliteit van het beschikbare leermateriaal. Zeven van de tien leraren hebben behoefte aan meer bruikbaar digitaal leermateriaal, extra computers en goed werkende ICTvoorzieningen47. Op de vraag wat er wordt verstaan onder bruikbaar digitaal leermateriaal antwoorden de meeste
45 46 47
Bron: http://ambassadeurs.kennisnet.nl/ Bron: Vier in Balans Monitor 2008, Kennisnet (pag. 11) Bron: Vier in Balans Monitor 2008, Kennisnet (pag. 96)
25
docenten dat zij behoefte hebben aan inzicht in de opbrengsten. Docenten willen dus weten wat werkt. Daarnaast is er behoefte aan gratis digitaal leermateriaal (open source). Opvallend bij dit onderwerp is dat het management juist aangeeft dat de aanschaf van computervoorzieningen de laagste prioriteit heeft. Zij zien liever een verbetering van de kennis en vaardigheden van de docenten. 5.7 Visie op ICT in het onderwijs Bij de invoering van ICT in het basisonderwijs zijn de opvattingen van leraren van grote invloed. Als leraren zelf positief tegenover ICT staan zijn zij vanzelfsprekend ook eerder geneigd hier gebruik van te maken tijdens de lessen. Onderzoek toont aan dat leraren voortijdig met computerprogramma`s stoppen wanneer die onvoldoende aansluiten bij hun onderwijsopvattingen.48 Een mismatch tussen onderwijsvisie en ICT-toepassing betekent in de praktijk het gebruik van verkeerd onderwijsmateriaal voor de situatie waarin het gebruikt wordt. 5.8 Contact Voor veel docenten is de wereld van digitaal leermateriaal een doolhof. Overal is wel iets te vinden maar wat is nu echt efficiënt. In hoofdstuk twee was al te lezen dat er een aantal kwaliteitsrichtlijnen zijn opgesteld waaraan digitaal leermateriaal moet voldoen maar op welke manier komen docenten in contact met de verschillende mogelijkheden van ICT in het onderwijs? Uit de Vier in Balans Monitor 2008 kunnen we opmaken dat de belangrijkste manieren waarop leraren in bezit komen van digitaal leermateriaal zijn49: -
via de methode
-
door zelf te zoeken op internet
-
via collega`s
-
door zelf te ontwikkelen of bestaand materiaal te bewerken
-
via Kennisnet
5.9 Conclusie Om als docent gebruik te maken van ICT is hij, volgens het arbeidsmodel van Blumberg en Pringle, afhankelijk van drie factoren: bereidheid, bekwaamheid en gelegenheid. Als er van alle drie deze factoren een juiste hoeveelheid aanwezig kan met spreken van ICT-gebruik. Mist er echter één van deze factoren dan is er geen ICT-gebruik mogelijk. Volgens docenten ligt het grootste probleem bij de gelegenheid tot ICT-gebruik. Ze hebben behoefte aan goed werkende ICT-voorzieningen en infrastructuur en ook hebben ze te weinig tijd om te experimenteren met ICT. Om docenten te motiveren om ICT te gaan gebruiken (bereidheid) ontwikkeld Kennisnet allerlei verschillende programma`s waar leerkrachten aan kunnen deelnemen. De belangrijkste manieren waarop docenten in contact komen met digitaal leermateriaal zijn: via de methode, zelf zoeken op internet, via collega`s, zelf ontwikkelen of bestaand materiaal bewerken en Kennisnet. Om ervoor te zorgen dat de docenten van de toekomst goed zijn opgeleid met betrekking tot ICT is het natuurlijk van groot belang dat hier voldoende aandacht aan wordt geschonken tijdens het opleidingsproces. Om erachter te komen of dit ook daadwerkelijk gebeurt ga ik in het volgende hoofdstuk dieper in op de rol die ICT speelt op de Pabo.
48 49
Bron: rapport – Effectiveness of Reading and Mathematics Software Products: Findings from the First Student Cohort, 2007 Bron: Vier in Balans Monitor 2008, Kennisnet (pag. 78)
26
6.
Pabo`s en ICT
Eén van de belangrijkste partijen met betrekking tot de integratie van ICT in het onderwijs is natuurlijk de Pabo. Hier worden de docenten van de toekomst opgeleid en het is dan ook aan deze opleidingen om ervoor te zorgen dat de studenten voldoende ICT-vaardigheden hebben opgedaan om deze effectief in te zetten zodra ze aan het werk gaan. Om erachter te komen hoe hoog ICT op de ladder staat bij de Pabo`s in Nederland heb ik verschillende Pabo`s benaderd met een aantal vragen over dit onderwerp50. Hieruit blijkt dat de meeste Pabo`s het onderwerp ICT in het onderwijs wel in hun lessenpakket hebben opgenomen. Dit kan in de vorm van een verplicht vak zijn maar bijvoorbeeld ook als minor. Ondanks dat iedere Pabo wel iets doet met het onderwerp verschilt de intensiteit hiervan wel aanzienlijk per Pabo. Zo geeft de Pabo van de Hogelschool Leiden bijvoorbeeld het eerste jaar een module Digitale Didactiek, kan er in het tweede jaar gekozen worden voor een keuzevak wat alles te maken heeft met ICT en wordt er in het derde en vierde jaar een ICT-minor aangeboden. Een voorbeeld van een Pabo waar niet zoveel aandacht wordt gegeven aan ICT is de iPabo Amsterdam, zij geven aan zes lessen in het eerste jaar aan ICT te besteden en daarnaast nog zes lessen in het tweede jaar. Op de vraag hoe hoog ICT op de ladder staat binnen uw Pabo geven zij zichzelf dan ook een onvoldoende (4,5). 6.1 De Pabo student als ICT-deskundige In 2006 is Kennisnet een project gestart genaamd: Samen deskundiger met de Pabo. Het doel van dit project is om de ICT-kennis van de Pabo-student, tijdens zijn stage, uit te breiden en over te brengen op de docent. Hierbij staan de vragen en behoeften van de scholen centraal51. Uiteindelijk ontstaat er een win-win situatie aangezien de stageschool ondersteuning van de stagiair krijgt op het gebied van ICT, daarnaast verwerft de student allerhande competenties met betrekking tot ICT in het onderwijs en de Pabo ontwikkelt op zijn beurt een duurzame relatie met de stageschool.
Afbeelding 6.1: relaties binnen het ‘Samen Deskundiger’ project
50 51
Zie ook bijlage 6 Bron: De leraar-in-opleiding als ICT-expert 2007, Kennisnet ICT op school.
27
De scholen hebben behoefte aan ondersteuning bij de integratie van ICT in het onderwijs. De gerichte inzet van de leraren-in-opleiding heeft bijgedragen aan competentieontwikkeling en bewustwording in de teams. In de scholen zijn bruikbare producten en goede voorbeelden ontwikkeld. De studenten hebben als experts op het gebied van ICT gefungeerd. Ze hebben hun expertise ingezet om leerkrachten te enthousiasmeren en een stapje verder te helpen bij het gebruik van ICT. Voorbeelden van ontwikkelingsvragen die een basisschool zou kunnen hebben, zijn52: •
hoe zet ik digitale schoolborden in binnen mijn onderwijs?
•
Hoe kan ik gebruik maken van ICT bij individuele leerlingbegeleiding?
•
Is het mogelijk om met een digitaal portfolio te werken?
De Pabo koppelt deze vragen aan studenten die zich willen specialiseren in deze onderwerpen. De Pabo begeleidt studenten in de stage zelf. Door deze werkwijze ontstaat een duurzame samenwerking tussen basisscholen en Pabo`s53: •
Basisscholen blijven zich professionaliseren op het gebied van ICT en ontwikkelen elke keer nieuwe vragen.
•
Studenten ontwikkelen zich op het gebied van veranderbekwaamheid en zijn bekenisvol en inhoudelijk bezig. Bovendien kunnen ze zich verdiepen in de competenties waar zij zichzelf in willen verbeteren.
•
Pabo`s gaan door deze werkwijze ICT geïntegreerd in het curriculum aanbieden, doordat ICT niet alleen meer iets is van de ICT-docent, maar verspreid wordt over alle vakgebieden.
•
Pabo`s delen onderling in bijeenkomsten hun ervaringen en oplossingen voor de vraagstukken waar ze tegen aan lopen.
Inmiddels doen er zeventien Pabo`s, verspreid over het hele land, mee aan deze vorm van kennisoverdracht. De reacties vanuit de basisscholen, Pabo`s en van de studenten zijn over het algemeen erg positief. Zo draagt het programma volgens de directies van deelnemende basisscholen bij aan de ICT-innovatie op basisscholen en wordt de deskundigheid van leerkrachten duidelijk vergroot54. 6.2 Pabotool Om de betrokkenheid van Pabo studenten bij ICT in het onderwijs te vergroten heeft Kennisnet, in samenwerking met een aantal Pabo`s, de Pabotool ontwikkeld. Dit programma help studenten om hun ICT-competenties op orde te krijgen. Daarnaast kan de Pabotool de student ook helpen om de competenties verder te ontwikkelen. De webbased tool bestaat uit twee fases: 1.
Propedeutische fase
2.
Startbekwame fase
Beide fases bestaan uit een begin en een eindtest. In de test geven studenten zelf aan in welke mate ze de competenties onder de knie hebben. De studenten worden getest op zeven verschillende competenties55: •
Interpersoonlijk competent bijvoorbeeld: De student is op de hoogte van verschillende ICT-middelen voor het begeleiden leiden van leerlingen en kan deze middelen toepassen op kleine groepen.
52 53 54 55
Bron: Bron: Bron: Bron:
De leraar-in-opleiding als ICT-expert 2007, Kennisnet ICT op school. http://pabo.kennisnet.nl/overhetprogramma http://pabo.kennisnet.nl/basisschool www.pabotool.nl
28
•
Pedagogisch competent bijvoorbeeld: De student is bekend met de leefwereld van kinderen en weet welke rol ICT daarin speelt.
•
Vakinhoudelijk & Didactisch competent bijvoorbeeld: de student is zich bewust van de processen van identiteitsvorming bij kinderen en houdt hier rekening mee met het handelen in de digitale wereld.
•
Organisatorisch competent bijvoorbeeld: de student kan leerlingen op een veilige en verantwoorde manier de computer laten gebruiken.
•
Competent in het samenwerken met collega`s bijvoorbeeld: de student kan met behulp van ICT informatie delen met collega`s.
•
Competent in samenwerken met omgeving bijvoorbeeld: de student kan naar ouders duidelijk maken wat het belang van ICT in het onderwijs is.
•
Competent in reflectie en ontwikkeling bijvoorbeeld: de student houdt zich op de hoogte van ICT en onderwijsontwikkelingen.
Naar aanleiding van de resultaten worden een aantal handreikingen aangeboden waarna de studenten aan de slag kunnen om hun competenties, waar nodig, te verbeteren. Als men het gevoel heeft voldoende vooruitgang te hebben geboekt, kan de eindtest gemaakt worden. Vervolgens kan de student aan de grafiek zien hoe veel vooruitgang er is geboekt, ook is te zien wat het landelijk gemiddelde van de verschillende competenties is (zie afbeelding 6.2).
Afbeelding 6.2: screenshot Pabotool – resultaten
Bron: www.pabotool.nl
29
6.3 ICT gebruik binnen de Pabo Uit verschillende onderzoeken en artikelen56 blijkt dat toekomstige docenten onvoldoende voorbereid zijn op het onderwijs van de toekomst. Onderzoek laat zien dat lerarenopleidingen moeite hebben met het voorbereiden van leraren op het gebruik van ICT voor leren in een kennissamenleving. Uit het promotieonderzoek van Marjolein Drent57 naar het gebruik van ICT op Pabo`s blijkt dat het management van onderwijsinstelling op dit gebied tekort schiet. Het innovatief gebruik van ICT bij de lerarenopleidingen is nu vaak een eigen initiatief van actieve, vernieuwingsgerichte docenten. Met het oog op de kennissamenleving wordt het steeds belangrijker toekomstig docenten vertrouwd te maken met het gebruik van ICT-toepassingen. Zij moeten er juist voor zorgen dat de ICTvaardigheden van docenten over een aantal jaar op het juiste niveau is.
Ook volgens Paul Veringa, projectleider deskundigheidsbevordering van Kennisnet ICT op School, is het gebruik van ICT op Pabo`s onder de maat. “Het gebruik van ICT is de laatste jaren wel gegroeid, maar de inzet in de klas zelf is een onderdeel dat nog niet goed is uitgewerkt58.” Daarnaast wordt gesteld dat Pabo-studenten over het algemeen niet erg enthousiast zijn over het inzetten van ICT in het onderwijs. Een logische redenatie daarvoor wordt ook gegeven. Koos Bezemer, werkzaam bij de Pabo Community van Kennisnet ICT op School, verklaart dat het merendeel van de studenten op de Pabo alfastudenten zijn. De studenten gebruiken weliswaar ICT, maar dat betekent niet direct dat zij het ook leuk vinden. Dit zou dan weer verklaard kunnen worden door de koppeling van ICT met de wat exactere kant. Bezemer zegt hierover, “ICT-vaardig is niet ICT-minded”59. 6.4 Conclusie Inmiddels doen er 17 Pabo`s mee aan het ‘samen deskundiger met de Pabo’ project van Kennisnet. Dit project zorgt ervoor dat basisschool docenten door middel van een stagiair(e) antwoord krijgen op een door hun geformuleerde ontwikkelingsvraag die betrekking heeft op ICT. De stagiair(e) werkt op deze manier aan zijn of haar ICT-competenties en de basisschool leert middels de stagiair(e) weer iets op het gebied van ICT in het onderwijs. Daarnaast ontwikkeld de Pabo een duurzame relatie met de stageschool. Naast dit project heeft Kennisnet in samenwerking met een aantal Pabo`s de Pabotool ontwikkeld. Middels dit programma kan de Pabostudent een helder inzicht krijgen in zijn competenties op het gebied van ICT. Daarnaast worden handreikingen geboden zodat de student aan het werk kan om zijn competenties te verbeteren. Uit het door mij gehouden onderzoek onder Pabo-docenten verschilt de aandacht die Pabo`s hebben voor ICT in het onderwijs onderling heel erg. Waar sommige Pabo`s zich duidelijk inzetten om ICT in het lessenpakket te integreren weten andere niet eens zeker of ze wel ICT vakken aanbieden60.
56 57 58 59 60
o.a. promotieonderzoek – Drent M., In transitie: op weg naar innovatief ICT-gebruik op de Pabo 2005, Drent M., In transitie: op weg naar innovatief ICT-gebruik op de Pabo 2005 Bron: http://fcc.feo.hvu.nl/News/F0000EFC4/I01D0ADD8/OpenIndex Bron: artikel ‘Van de digitale generatie, maar niet ict-minded’ 2007, Mesken M. Zie bijlage 6
30
7.
Conclusie en mogelijke oplossingen
De afgelopen maanden heb ik onderzoek gedaan naar ICT in het onderwijs. Ik heb, op dit gebied, gekeken naar de problemen, de reeds behaalde successen, het aanbod, de mogelijkheden, de kansen, de bedreigingen etc. De onderzoeksvraag die ik hierbij geformuleerd heb luidt als volgt:
Waarom maken veel basisschooldocenten nog geen optimaal gebruik van de mogelijkheden van interactieve media in de les en op welke manier kan dit bevorderd worden? Gedurende de uitvoering van dit onderzoek ben ik tot de conclusie gekomen dat de implementatie van ICT in het onderwijs een erg complex probleem is waar niet één specifieke oorzaak voor is aan te duiden. De reden dat er (nog) niet voldoende gebruik gemaakt wordt van de mogelijkheden van interactieve media in het basisonderwijs hangt, als we naar het Blumberg en Pringle model kijken, af van drie verschillende factoren61, namelijk: -
de bereidheid om met ICT aan de slag te gaan dit houdt in dat de leraren positief tegenover het gebruik van ICT moeten staan en hier ook enige affiniteit/interesse in moeten hebben. De docent moet geloven in de meerwaarde van ICT. Ook spelen de onderwijsopvatting op dit punt een rol en is het belangrijk dat de docent voldoende zelfvertrouwen heeft om eraan te beginnen.
-
de bekwaamheid om ICT in te kunnen zetten hierbij is het vooral belangrijk dat er niet teveel gefocust wordt op de technische vaardigheden van de docent maar juist ook op de didactische ICTvaardigheden deze kunnen gekoppeld worden aan de onderwijskundige doelstelling van Hawkridge (hoofdstuk 1)
-
de gelegenheid om gebruik te maken van ICT dit houdt in dat docenten de mogelijkheid moeten krijgen om zich te verdiepen in het gebruik van ICT. Hierbij is het natuurlijk belangrijk dat de docent beschikking heeft over de technologie en een goed functionerende infrastructuur. Daarnaast moeten voldoende financiële middelen beschikbaar blijven voor nieuwe middelen en beheer en er moet voldoende tijd beschikbaar gesteld worden voor docenten om te leren omgaan met nieuwe middelen.
De aanwezigheid van deze drie punten zorgt ervoor dat een docent gebruik zal maken van ICT. Ontbreekt er echter één van bovenstaande factoren of is deze minimaal aanwezig dan zal er niet of nauwelijks ICT gebruikt worden in het onderwijs. Het is dus zaak om ervoor te zorgen dat al deze punten voldoende aanwezig zijn. Een organisatie die zich hiervoor inzet is Kennisnet, zij proberen op allerlei manier het gebruik van ICT in het onderwijs te bevorderen en richten zich hierbij voornamelijk op de bereidheid en bekwaamheid. In paragraaf 7.2 zijn een aantal mogelijke oplossingen te vinden met betrekking tot de integratie van ICT in het onderwijs, daarnaast heb ik in paragraaf 7.4 een aantal concepten geplaatst die hieraan ook zouden kunnen bijdragen. 7.1 Uitkomsten onderzoek basisschooldocenten Het lijkt erop dat veel basisschooldocenten nog niet klaar zijn voor de implementatie van ICT in het onderwijs maar waar ligt dat nu precies aan? Om hier achter te komen heb ik een enquête gehouden onder basisschooldocenten verspreid over het land62. Uit dit onderzoek blijkt dat vrijwel alle respondenten het gebruik van ICT in het onderwijs waardevol en noodzakelijk vinden. Ook vrijwel iedereen geeft aan geïnteresseerd te zijn in de mogelijkheden van ICT. Toch geeft meer dan de helft ook aan de mogelijkheden van ICT in het onderwijs onvoldoende te benutten. Het schort hen dus niet aan bereidheid maar het probleem ligt in dit geval bij één van de andere factoren. Onder de ondervraagde docenten geeft iets minder dan de helft aan over onvoldoende tijd te beschikken om te experimenteren met ICT en ook vinden ze dat ze onvoldoende scholingsmogelijkheden 61 62
Het gebruik van ICT door docenten in het basisonderwijs 2008, Brouwer M. Zie bijlage 2 voor onderzoeksopzet, enquêtevragen en resultaten
31
aangeboden krijgen om hun vaardigheden te bevorderen. Dit betekent dus dat ze onvoldoende gelegenheid hebben om zich te verdiepen in het gebruik van ICT in het basisonderwijs. Wat betreft de ICT-bekwaamheid heb ik de deelnemers gevraagd zichzelf een cijfer te geven tussen 0 en 10. Het gemiddelde hiervan komt uit op een 6,5. Het laagste cijfer wat iemand zichzelf heeft gegeven is een 2 en het hoogste is een 9. Daarnaast reageert een ruime meerderheid van de respondenten ontkennend op de stelling dat leerlingen vaak meer van de computer afweten dan zijzelf. Hieruit blijkt ook dat ze hun kennis van ICT niet al te laag inschatten. De conclusie die ik uit de door mij gehouden enquête kan trekken is dat het grootste probleem met betrekking tot de implementatie van ICT in het onderwijs ligt bij de factor gelegenheid. De enquête die ik gehouden heb is echter indicatief (zie bijlage 2). 7.2 Mogelijke oplossingen Om de integratie van ICT in het onderwijs te bevorderen wordt er al vanaf verschillende kanten actie ondernomen. De belangrijkste speler op dit gebied is Kennisnet. Zijn doen er alles aan om docenten tijdens hun werk gebruik te laten maken van ICT, in het onderzoek heb ik verschillende initiatieven beschreven. Naar mijn mening is het ‘Samen Deskundiger met de Pabo’ project het meest lucratief, hier wordt het probleem bij de wortels aangepakt en tegelijkertijd ingeperkt. Voor de integratie van ICT in het onderwijs is het natuurlijk van groot belang om hier bij de opleiding mee te beginnen.
Een andere vorm van interactie tussen Pabostudent en basisschooldocenten zijn de media-ochtenden die georganiseerd worden door de Stenden Hogeschool. Tijdens deze ochtenden komt er een klas naar de Pabo toe om aan de slag te gaan met ICT. Zo worden er bijvoorbeeld filmpjes gemaakt, digitale stripverhalen gecreëerd en powerpoint presentatie`s in elkaar gezet. De kinderen hebben op deze manier een leuke en leerzame ochtend en ook de docenten steken er wat van op. Na afloop wordt er een stukje geplaatst op het weblog63 van de Pabo.
Uit het onderzoek van Marjolein Drent blijkt dat er binnen Pabo`s nog te weinig aandacht wordt gegeven aan het gebruik van ICT. Als oplossing pleit zij hierom voor een ingrijpen van de overheid in de vorm van minimale kwaliteitseisen voor het gebruik van ICT in de lerarenopleidingen. Zij noemt als voorbeelden van dergelijke eisen: -
lerarenopleiders zijn een voorbeeld voor studenten, qua inzet van ICT voor leren en kwaliteitsverbetering van het onderwijs en kunnen de student begeleiden bij de inzet van ICT tijdens de stages
-
de onderwijsinstelling moet zorgen voor een stimulerende omgeving, waarbij lerarenopleiders de mogelijkheid hebben om zich te ontwikkelen op het gebied van de onderwijskundige inzet van ICT
Ik deze vind aanbeveling meer dan redelijk aangezien het zeer belangrijk is om als Pabo het goede voorbeeld te geven voor toekomstig basisschooldocenten. Ik zou dergelijke kwaliteitseisen ook in het basisonderwijs adviseren aangezien de vrijblijvendheid op deze manier minder wordt en de scholen verplicht worden voldoende aandacht te besteden aan ICT. De manier waarop dit bijvoorbeeld zou kunnen is door middel van een door de overheid ontwikkelde en verplicht gestelde cursus. Op dit moment worden er al allerlei soorten cursussen gegeven gericht op lesgeven met digitaal leermateriaal en het afgelopen jaar is er ook een opmerkelijke toename in de vraag hiernaar waargenomen: van 45% naar 58%64. Het lijkt mij verstandig om een dergelijke cursus te ontwikkelen en deze, vanuit het ministerie van OCW, verplicht te stellen. Docenten die de cursus met succes hebben doorlopen ontvangen hiervan dan ook een certificaat. Het kan dus gezien worden als een soort verplichte bijscholing.
63 64
http://www.mediaeducatie.web-log.nl/ Bron: Vier in Balans Monitor 2008, Kennisnet (pag. 95)
32
7.3 Toekomstperspectieven De toekomst met betrekking tot interactieve media in het basisonderwijs heeft naar mijn mening nog veel in petto. Logischerwijs gaat ICT een steeds prominentere rol spelen in het onderwijs. Waar docenten er nu nog onderuit kunnen om met computers en dergelijke te werken zal dit in de toekomst steeds moeilijker worden. Docenten zullen ook steeds beter de meerwaarde van ICT in het onderwijs in gaan zien en daardoor ook juist met nieuwe technologieën willen werken. De integratie van ICT in het onderwijs heeft tijd nodig, we bevinden ons op dit moment precies in de fase waarin veel veranderingen plaatsvinden en daardoor een ontzettend interessante fase. Ik ben er van overtuigd dat, als ik later tegen mijn kinderen zeg dat ik vroeger les kreeg op een krijtbord en zonder computers, dit voor hun haast niet te geloven is. Een ander punt dat een belangrijke rol speelt met betrekking tot het toekomstperspectief zijn de wat oudere leerkrachten, docenten die bijvoorbeeld al 30 jaar in het onderwijs zitten en niet zijn opgegroeid met computers en dergelijke. Juist voor hen is het erg moeilijk om zich aan te passen aan alle vernieuwingen. Over een aantal jaar gaat deze generatie met pensioen en worden de docenten langzaam maar zeker steeds ICT-vaardiger van zichzelf. Ook uit de Vier in Balans monitor 2008 blijkt dat steeds meer leraren in de toekomst behoefte hebben om ICT vaker in te passen in verschillende didactische arrangementen. Het gebruik van ICT in leersituaties wordt daarmee steeds gevarieerder. ICT op verschillende manieren in het onderwijs integreren, vraagt van leraren dat zij beschikken over een uitgebreid didactisch en organisatorisch handelingsrepertoire. ICT kan op die manier bijdragen aan de kwaliteit en effectiviteit van onderwijs. Om dit te bereiken moet hier natuurlijk wel de nodige tijd en energie ingestoken kunnen worden, hier ligt een taak voor het management. Om in leersituaties maatwerk te kunnen leveren met behulp van ICT neemt tegelijkertijd de complexiteit van onderwijs toe. Dit stelt niet alleen hoge(re) eisen aan docenten, maar ook aan het management voor het bepalen van de koers en het bewaken van de samenhang65. Een ander probleem dat vaak naar voren komt en wat naar mijn mening het gevolg is van onvoldoende bekwaamheid van de docenten, is het niet voldoende benutten van de mogelijkheden van een applicatie/apparaat. Een goed voorbeeld hiervan is het digitale schoolbord. Als er wordt gekeken naar het daadwerkelijke gebruik van de digitale schoolborden, blijkt dat het voornamelijk wordt gebruikt als vervanging van het krijtbord en daardoor als presentatiemedium. Dit is zonde aangezien de mogelijkheden van het digibord enorm zijn. Het enthousiasme van de leerkrachten en leerlingen is er wel alleen blijft de interactie met behulp van het digibord nog beperkt en hebben de leerlingen er weinig tot geen invloed op. Het digitale schoolbord wordt toch nog vooral gebruikt om klassikaal les mee te geven. Een leraar merkt op: “snel gebruiken als veredelde televisie is een valkuil, het digibord mag de leerkracht niet vervangen door naar filmpjes te kijken66.” Gedurende het doen van dit onderzoek zijn mij een aantal dingen opgevallen. Ten eerste werd mij al snel duidelijk dat veel managementteams van basisscholen ietwat te optimistisch zijn over het ICT gebruik op hun school. Dit wordt vooral duidelijk in de Vier in Balans Monitor 2008 waarin het management bijna op alle vlakken positievere antwoorden geeft dan de docenten. Daarnaast heb ik ook sterk het gevoel dat onderwijsinstellingen erg gepusht moet worden om aan de slag te gaan met ICT. Op een paar enthousiastelingen na is er nog weinig animo voor ICT in het onderwijs. Zonder een stimulerende organisatie als Kennisnet zou het nog veel slechter gesteld zijn met het gebruik van ICT in het onderwijs. 65 66
Bron: Vier in Balans Monitor 2008, Kennisnet (pag. 61) Bron: Digitale schoolborden in het PO – kennisnet onderzoeksreeks 2008
33
7.4 Drie concepten om de bereidheid en vaardigheid van docenten met betrekking tot ICT te bevorderen Om het onderzoek een extra toegevoegde waarde mee te geven heb ik nagedacht over mogelijke oplossingen met betrekking tot de vaardigheden en bereidheid van docenten. Ondanks dat gelegenheid door docenten vaak als groot probleem word gezien, denk ik dat de oplossing van dat probleem voornamelijk bij het management en de overheid ligt. Dit is namelijk veelal een kwestie van geld. Ik heb bij de ontwikkeling van de concepten vooral gelet op de toegankelijkheid en de laagdrempeligheid van de concepten. Naar mijn mening is dit één van de belangrijkste punten met betrekking tot vaardigheid en bereidheid. Het moet ook voor personen die weinig tot geen affiniteit met digitale media hebben duidelijk, makkelijk in gebruik en motiverend zijn.
7.4.1 Concept 1 – gericht op de bereidheid van docenten om ICT te gebruiken Dit concept heeft als doelgroep docenten die weinig tot geen affiniteit hebben met ICT en ook de meerwaarde van ICT in het onderwijs niet zien. Om deze docenten te motiveren is het belangrijk om alle voordelen dat het gebruik van ICT heeft goed te belichten. Op deze manier zal de docent geïnteresseerder raken aangezien er ook persoonlijke voordelen, zoals bijvoorbeeld tijdwinst, aan verbonden zijn. Omdat de docenten uit deze doelgroep minimaal geïnteresseerd zijn in digitale media is het verstandig om de doelgroep dan ook niet via een digitaal medium te benaderen.
Kernidee Een campagne gericht op de voordelen en noodzaak om ICT in te zetten in het onderwijs.
Deze campagne bestaat uit een uitgebreid informatiepakket dat naar iedere deelnemende school gestuurd wordt. Dit gebeurt middels een gastles die gegeven wordt door een expert op het gebied van ICT in het onderwijs. Om deze gastles plaats te laten vinden moet de docent worden opgegeven door de leerlingen uit de klas. Op die manier is voor de docent ook direct duidelijk dat de leerlingen geïnteresseerd zijn in ICT. Om de leerlingen kennis te laten maken met de campagne wordt er allerlei promotiemateriaal naar de directie van de scholen gestuurd en wordt er een Postbus 51-achtig reclamefilmpje gemaakt dat tussen programma`s waar kinderen veel naar kijken wordt uitgezonden. Natuurlijk kan een docent zichzelf ook opgeven.
Reclamespotje In het reclamespotje komen de verschillen tussen de leefwereld van kinderen en de ‘ouderwetse’ manier van lesgeven duidelijk naar voren. Zo is er bijvoorbeeld een kind te zien dat achter de computer aan het chatten is en op de Nintendo DS speelt, vervolgens zit deze leerling in de klas en legt de docent iets uit op een krijtbord en aan de hand van een boek. Het kind kijkt hier verveelt bij en ‘droomt’ van een school waar lesgegeven wordt met behulp van bijvoorbeeld digibords en computers. Vervolgens verschijnt de (gesproken) tekst:
Droom jij ook van leuker onderwijs? Geef je docent dan nu op voor de ICT-gastles. Naar school gaan zal dan nooit meer hetzelfde zijn. Ga naar www.leukeronderwijs.nl om jouw juf of meester op te geven.
34
Door kinderen in te zetten zijn de docenten haast verplicht om gehoor te geven aan hun wensen. Tijdens de gastles wordt vervolgens duidelijk dat het gebruik van ICT een zeer positieve uitwerking heeft op het onderwijs en dat het ook helemaal niet ingewikkeld hoeft te zijn.
Scenario Een leerling uit groep 6 van Basisschool de Reiger in Uden kijkt tussen de middag naar zijn favoriete programma op Nickelodeon. Tijdens de reclame ziet hij een reclamespotje langskomen waardoor zijn aandacht wordt getrokken. Hij herkent zichzelf in de persoon in het spotje en gaat direct een kijkje nemen op de website. Hier ziet hij wat een gastles precies inhoudt en raakt hij nog enthousiaster. Hij meldt direct zijn meester aan en verteld aan zijn vriendjes wat hij gedaan heeft. Dit blijft hun geheim.
Na de aanmelding van een docent door een leerling neemt de organisatie contact op met de school. Hier wordt gepolst hoe de school tegenover de komst van een expert staat en wordt er, indien gewenst, direct een datum geprikt voor de gastles. Vervolgens ontvangt de docent nog een brief waarin wordt uitgelegd wat er precies op het programma staat.
Tijdens de gastles laat de expert allerlei mogelijkheden van ICT in het onderwijs zien. Zo neemt hij bijvoorbeeld een mobiel digitaal schoolbord mee en zorgt hij ervoor dat er een laptop met internetverbinding aanwezig is. Daarnaast worden alle positieve kanten van het gebruik van ICT benadrukt zodat de docent overtuigd raakt van de meerwaarde en noodzaak van ICT in het onderwijs. De docent zal ook direct merken dat de kinderen enthousiast zijn over het gebruik van digitale media in de klas. Als de gastles voorbij is overhandigt de expert het informatiepakket aan de docent. In het informatiepakket is alles wat de expert heeft laten zien nog eens in stappen omschreven zodat de docent hier makkelijk zelf mee kan oefenen. Daarnaast zit er een document bij waarin alle positieve kanten van ICT-gebruik in het onderwijs nogmaals omschreven zijn. Tot slot zijn er ervaringsverhalen van docenten en leerlingen te lezen en kan de leerkracht er contactgegevens vinden voor vragen over ICT in het onderwijs.
Aan het einde van de dag is de docent erg enthousiast om aan de slag te gaan met ICT en gaat direct proberen om een digitaal schoolbord te regelen. Daarnaast gaat de docent op ontdekkingstocht door het internet. Hij ontdekt allerlei interessante weblogs die hij de komende tijd regelmatig wil bezoeken. Ook de website van Kennisnet vind hij erg interessant en hij beseft nu eigenlijk pas hoe belangrijk en onvermijdelijk het gebruik van ICT in het onderwijs is.
35
7.4.2 Concept 2 – gericht op de vaardigheid van docenten om ICT te gebruiken Dit concept heeft als doelgroep docenten die wel geïnteresseerd zijn ICT in het onderwijs maar niet over de juiste vaardigheden beschikken op dit gebied. Deze doelgroep is zich wel bewust van de toegevoegde waarde van digitale media in het onderwijs maar weet niet zo goed hoe ze dit in moeten zetten. Naar mijn idee heeft dit veelal ook met zelfvertrouwen te maken. Om deze doelgroep wat zelfverzekerder te maken op het gebied van ICT in het onderwijs lijkt het me goed om ze in contact te laten komen met docenten die in dezelfde situatie verkeren. Op die manier kunnen ze elkaar ondersteunen en durven ze wellicht meer vragen te stellen. Kernidee Een online community waar vraag en aanbod met betrekking tot ICT in het onderwijs bij elkaar komen. Er wordt een online community opgezet waar docenten met vragen over ICT in het onderwijs terecht kunnen. In de community bevinden zich allerhande experts op ICT gebied. Het is de bedoeling dat docenten via de community antwoord krijgen op zeer praktische vragen, zoals: hoe zet ik een filmpje in een Powerpointpresentatie, wat is een PDA of ik krijg een bepaald filmpje niet te zien, hoe komt dat? Het is de bedoeling dat studenten van diverse opleidingen (bijvoorbeeld Interactieve Media, Informatica of MBO ICT richtingen) of vrijwillige professionals vervolgens antwoord geven op deze vragen. Studenten kunnen op deze manier bijvoorbeeld studiepunten verwerven of dit kan geïntegreerd worden binnen de studie. Een ander voordeel van een dergelijke community is dat docenten ook in contact komen met andere docenten en op deze manier hopelijk meer zelfvertrouwen krijgen om in hun ogen ‘domme’ vragen te stellen. Een belangrijk punt bij het starten van de community is het informeren van de docenten. Voordat de community ook daadwerkelijk succes heeft, is het van groot belang om docenten van deze nieuwe mogelijkheid op de hoogte te brengen. Dit kan bijvoorbeeld door een introductiebrief te sturen naar docenten maar een leukere en doeltreffendere manier zou zijn om een actieteam langs alle scholen te sturen. Het is dan verstandig om dit buiten lesuren te doen omdat het voor de leerlingen niet echt van belang is. Daarnaast is het belangrijk dat er een snelle reactie wordt gegeven op de vragen die gesteld worden. Als hier een aantal dagen tussen zit is de kans groot dat de docent niet meer terugkomt naar de website. Hiervoor is het een goed idee om als expert een aantal onderwerpen op te geven waarin hij of zij gespecialiseerd is. Als er dan een vraag wordt gesteld over een van deze onderwerpen krijgt de expert een bericht zodat hij of zij direct op de hoogte is en ook zo snel mogelijk een oplossing kan bieden. Scenario Annemiek Brouwer is 16 jaar docent op basisschool De Regenboog in Leeuwarden. Ze is al een tijdje bezig met computers in de les maar heeft er zelf niet echt veel verstand van. Ze vindt dit erg jammer want ze weet dat ICT in het onderwijs een grote meerwaarde heeft. Annemiek beschikt over een digibord en maakt ook af en toe Powerpoint presentatie`s om op het digibord te laten zien. Ze is nu bezig met een presentatie over Napoleon en wil hier graag een filmpje inzetten maar weet niet hoe dat moet. Ze gaat naar www.docentzoekticthulp.nl en logt in. Ze kijkt of haar al iemand voor is geweest met dezelfde vraag maar dit blijkt niet het geval. Vervolgens maakt ze haar probleem bekend in de community en binnen een uur heeft ze een reactie gekregen van een Informatica student. Hij heeft haar duidelijk uitgelegd hoe ze het filmpje in de Powerpoint kan zetten en ze kan op deze manier haar presentatie afmaken. De volgende dag geeft Annemiek de geschiedenisles aan de hand van de Powerpoint presentatie. De kinderen luisteren aandachtig en door het filmpje krijgen ze een beter beeld van de toestanden die zich in de tijd van Napoleon afspeelde.
36
7.4.3 Concept 3 – voor het behoud van motivatie en enthousiasme van docenten op ICT-gebied Dit is een extra concept om docenten enthousiast te blijven houden met betrekking tot het gebruik van ICT in het onderwijs. Dit concept is zowel interessant voor degene die al met ICT werken maar ook voor degene die zich hier nog niet echt mee bezig houden.
Kernidee Narrowcasting schermen in de docentenkamer met daarop inspirerende voorbeelden van het gebruik van ICT in het onderwijs.
Op de schermen in de docentenkamer worden allerlei goede voorbeelden gegeven van ICT in het onderwijs. Dit kan binnen de eigen school zijn maar bijvoorbeeld ook van andere scholen. Hierbij zou het leuk zijn als er een competitie-achtig element aan wordt gekoppeld. Dit kan bijvoorbeeld door een externe partij de content van de schermen te laten beheren. Eén keer per maand kan er dan een ICT-project binnen een basisschool worden benoemd als ‘ICT-project van de maand’. Deze docent ontvangt dan een ICT-gerelateerd presentje en natuurlijk een eervolle vermelding op het scherm. Hierdoor blijven docenten geïnspireerd en enthousiast om zichzelf te ontwikkelen op het gebied van digitale media. De schermen kunnen ook gebruikt worden als aankondiging van bijeenkomsten, lezingen, presentaties en dergelijke met betrekking tot ICT in het onderwijs. Om de schermen goed te laten functioneren is het belangrijk om de content regelmatig te vernieuwen. De school hoeft zich hier echter geen zorgen over te maken aangezien dit extern gebeurt.
Scenario Ruud van der Boom is sinds twee jaar werkzaam op basisschool De Zevenster in Dalem. Ruud is erg geïnteresseerd in de mogelijkheden van ICT in het onderwijs en wordt door zijn collega`s dan ook gezien als de expert op dit gebied. Sinds een half jaar hangt er in de docentenkamer van De Zevenster een scherm waarop allerlei ICT projecten voorbij komen. Ruud stuurt ook vaak foto`s en een klein verslagje in van situatie`s waarin hij ICT gebruik maar deze maand is zijn project benoemd tot ‘ICT-project van de maand’. Ruud is hier behoorlijk trots op en laat dat ook maar al te vaak merken, tot ergernis van zijn collega`s. Ze hebben daarom besloten dat zij het volgende ‘ICT-project van de maand’ op hun namen willen hebben staan en zijn hard aan het denken over een goed project. Helaas zijn ze niet zo goed met ICT als Ruud maar ze doen er alles aan om hem een hak te zetten. Op een gegeven moment zien ze op het scherm in de docentenkamer dat er een bijeenkomst is voor docenten met weinig ICT-kennis. Het is redelijk in de buurt dus ze besluiten om hierheen te gaan. Gedurende de bijeenkomst ontdekken ze dat ICT nog veel meer te bieden heeft dan hetgeen Ruud ermee doet en docenten van basisschool De Zevenster zijn erg enthousiast om een leuk ICT-project op te starten, of ze hiermee dan ook de titel ‘ICT-project van de maand’ kunnen halen is al niet meer zo belangrijk, al zou het natuurlijk wel leuk zijn.
Wellicht is bovenstaand concept ietwat kostbaar om te realiseren. In dit geval zou een goed alternatief zijn om binnen de eigen school of scholengroep een dergelijk concept te verwezenlijken. Dit kan bijvoorbeeld aan de hand van een weblog.
37
Bronnenlijst Boeken, artikelen, rapporten en onderzoeken Ahlers, J. & Vreugdenhil, K. (2008). De basisschool. Deventer: Van Tricht. Boer, D.M.L. de. (2008). Een Toekomst van Onderwijs op Maat: Adaptief Computergestuurd Leren. Universiteit van Amsterdam: faculteit der Maatschappij- en Gedragswetenschappen, afdeling Psychonomie Bronkhorst, J. (2000). De digitale school: computergebruik op de basisschool. Baarn: Bekadidact. Brouwer, M. (2008). Het gebruik van ICT door docenten in het basisonderwijs. Universiteit van Amsterdam: faculteit Economie en Bedrijfskunde, afdeling Business Studies. CBS, Jaarboek onderwijs in cijfers 2009 Drent, M. (2005). In transitie: op weg naar innovatief ICT-gebruik op de Pabo. Proefschrift Universiteit Twente, Enschede. Emans, B. (2005). Digitaal onderwijs is anders. Apeldoorn: Garant. Giling, A. & Laan, N. van der (2005). Onderzoek naar ICT-gebruik onder docenten in het primair en voortgezet
onderwijs. TNS Nipo Hawkridge, D. (1990). Who needs computers in school, and why? Computers and education. Samenvatting. Holland, C. Bilderbeek, R. Bongers, F. Schombs, P. (2000) Apenstaartje, notebook, muis: E-learning in Nederland: op zoek naar inspiratie. Uitgave in de serie Visies Verwoord van VECAI. Kral, M. & Woude, J. van der & Coetsier, N. & Lanen, B. van (2007). Samen deskundiger met de Pabo. De leraarin-opleiding als ICT-expert. Een praktijkonderzoek van Kennisnet – ICT op school. Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (2006). Actieplan Verbonden met ICT. Mirande, M. (2006). De onstuitbare opkomst van de leermachine: over de precaire verhouding tussen technologie en onderwijs in de periode 1925-2005. Assen: Koninklijke Van Gorcum. OECD (2006). Are studens ready for a technology-rich World? Parijs: OECD publishing. SCP. Jaarboek ICT en samenleving 2006 – de digitale generatie. Stichting Kennisnet, behoefteonderzoek veilige leer- en speelomgeving 2008 Stichting Kennisnet, Digitale schoolborden in het PO 2008. Onderzoeksreeks ICT in het onderwijs Stiching Kennisnet, Games – Meer dan spelen. ICT verkenningen voor het onderwijs 2005 Stichting Kennisnet, inDruk voorjaar 2009 Stichting Kennisnet, Leren vernieuwen met ICT 2007 Stichting Kennisnet, Samen deskundiger LERO 2008 Stichting Kennisnet, Vier in Balans Monitor 2008 Stichting Kennisnet, Vier in Balans Monitor 2001 Stichting Kennisnet, Web 2.0 als leermiddel 2009. Onderzoeksreeks ICT in het onderwijs. Tondeur, J. (2007). Development and validation of a model of ICT integration in primary education. Proefschrift Universiteit Gent: Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen.
38
U.S. department of Education, Effectiveness of Reading and Mathematics Software Products: Findings from the First Student Cohort 2007 Verhallen & Bus & de Jong (2004). Elektronische boeken in de vroegschoolse educatie. Universiteit Leiden, faculteit der sociale wetenschappen
Internetbronnen Artikel: ‘Van de digitale generatie, maar niet ICT minded’ URL: http://fcc.feo.hvu.nl/News/F0000EFC4/I01D0ADD8/OpenIndex. Geraadpleegd op 07-04-2009 Educatieve uitgeverij. URL: http://www.stenvert.nl/homepage/home/default.asp. Geraadpleegd op 23-04-2009 Filmpje over mobiele onderwijsapplicaties. URL: http://www.mobieleonderwijsdiensten.nl/. Geraadpleegd op 27-03-2009 Handreiking gebruik computers in de klas. URL: http://www.manssen.nl/Computersindeklas/handreiking_ict/inhoud_handreiking_ict.htm.
Geraadpleegd op 01-05-2009 Informatie digitaal leermateriaal. URL: http://digitaalleermateriaal.kennisnet.nl/zoeken. Geraadpleegd op 12-03-2009 Informatie digitaal schoolbord. URL: http://www.onderwijsweb.nl/dossiers/Digibord/Pages/Introductie.aspx. Geraadpleegd op 14-04-2009 Informatie digitaal schoolbord. URL: http://www.onderwijsweb.nl/dossiers/Digibord/Pages/Practischeendidactischemeerwaarde.aspx.
Geraadpleegd op 14-04-2009 Informatie geschiedenis internet. URL: http://nl.wikipedia.org/wiki/Geschiedenis_van_het_internet. Geraadpleegd op 10-03-2009 Informatie geschiedenis televisie. URL: http://www.w8.nl/tv.htm. Geraadpleegd op 10-03-2009 Informatie internetgebruik. URL: http://www.marketing-online.nl/trends/life&living06-2005.html. Geraadpleegd op 14-03-2009 Informatie Kennisnet. URL: www.kennisnet.nl Geraadpleegd op 03-03-2009 Informatie Kennisnet. URL: http://corporate.kennisnet.nl/organisatie Geraadpleegd op 25-03-2009 Informatie over games. URL: http://www.gamenisgoed.nl/waarom-gamen-goed-is/ Geraadpleegd op 20-05-2009 Informatie over het SURFnet/Kennisnet innovatieprogramma. URL: http://www.mobieleonderwijsdiensten.nl/overhetproject Geraadpleegd op 07-04-2009 Informatie over het SURFnet/Kennisnet innovatieprogramma. URL: www.surfnetkennisnetproject.nl. Geraadpleegd op 07-04-2009 Informatie over kinderen en mobiele telefoons. URL: http://mens-en-gezondheid.infonu.nl/kinderen/28146-kinderen-en-mobiele-telefoons.html
Geraadpleegd op 01-04-2009 Informatieve website met ICT nieuws voor het primair onderwijs. URL: http://www.ictinschool.nl/index.php?option=com_content&view=frontpage. Geraadpleegd op 03-05-2009 Over het ambassadeursprogramma van Kennisnet. URL: http://ambassadeurs.kennisnet.nl/. Geraadpleegd op 05-04-2009 Over Samen Deskundiger met de Pabo. URL: http://pabo.kennisnet.nl/basisschool. Geraadpleegd op 02-04-2009
39
Over Samen Deskundiger met de Pabo. URL: http://pabo.kennisnet.nl/overhetprogramma. Geraadpleegd op 02-04-2009 Pabostudenten en mediagebruik. URL: http://wilfredrubens.typepad.com/wilfred_rubens_weblog/2007/03/behoren_pabostu.html Geraadpleegd op 14-05-2009 Pabotool: www.pabotool.nl. Geraadpleegd op 05-04-2009 Persbericht ‘ICT verbetert onderwijskwaliteit’. URL: http://corporate.kennisnet.nl/publicaties/persberichten/vierinbalans. Geraadpleegd op 20-03-2009 Persbericht Universiteit Twente, ‘Lerarenopleiding stimuleert ICT in het onderwijs te weinig’. URL: http://www.utwente.nl/nieuws/pers/archief/2005/cont_05-023.doc/. Geraadpleegd op 16-04-2009 Richtlijnen digitaal leermateriaal. URL: http://kwaliteitcontent.kennisnet.nl/checklistmetrichtlijnen.
Geraadpleegd op 01-04-2009 Slim door gamen. URL: http://www.malmberg.nl/ve/tijdschriften/E-zines/Ezine2_0708.aspx. Geraadpleegd op 20-04-2009 Voorbeeld school. URL: http://www.melanchthon.nl/via/ Geraadpleegd op 28-04-2009 Weblog over ICT in het onderwijs. URL: http://computersindeklas.weblog.nl/computersindeklas/2005/06/pabos_doen_te_w.html Geraadpleegd op 25-03-2009 Weblog over ICT in het onderwijs. URL: http://witblauw.blogspot.com/2009/02/bespreken-van-educatievesoftware.html. Geraadpleegd op 17-04-2009 Weblog over ICT & Onderwijs. URL: http://www.ictenonderwijs.nl/Portfolio.htm. Geraadpleegd op 05-04-2009 Website met digitaal leermateriaal. URL: http://www.onlineklas.nl/. Geraadpleegd op 29-03-2009 Website over ICT in het onderwijs. URL: http://www.leren.nl/rubriek/onderwijs/ICT_en_onderwijs/. Geraadpleegd op 26-05-2009
40
Bijlagen Bijlage 1 – Beoordeling externe professional
Beoordeling afstudeerproject ‘Interactieve media in het basisonderwijs’ Nadine Vestering – Wetenschappelijk medewerker Stichting Kennisnet 5 juni 2009 Onderzoeksvraag De praktijk worstelt al jaren met het issue waarom docenten weinig gebruiken maken van ict of maar een beperkt deel van het palet aan mogelijkheden toepassen. De gekozen onderzoeksvraag is dan ook zeer relevant voor de onderwijspraktijk. Echter, gezien de talloze oorzaken die ook weer met elkaar samenhangen is de complexiteit van de problematiek groot. Het betreft een ambitieuze onderzoeksvraag. Door het toepassen van het arbeidsprestatiemodel van Blumberg en Pringle wordt een stap in de goede richting gezet. Het model geeft aan in welke hoek de oplossing gevonden moet worden. De inzichten uit het onderzoek geven nog geen antwoord op de onderzoeksvraag, maar het geeft wel een duidelijke afbakening van het aandachtsgebied, namelijk geen gelegenheid hebben. Dit is een meerwaarde voor toekomstig onderzoek en activiteiten. Een gemiste kans is het doorredeneren wat de vondst van gebrek aan gelegenheid betekent voor het dichter komen bij een antwoord op de onderzoeksvraag. Wat zijn mogelijke oorzaken van gebrek aan gelegenheid? En zou het kunnen zijn dat er wel gelegenheid is, maar de leerkracht dit niet ziet of niet wil zien? Onderzoek Veel interessante en relevante onderzoeksresultaten en informatie worden gebundeld ter onderbouwing van de problematiek. Een vraag die echter onbeantwoord blijft is wat de omvang van het probleem is. Een aantal keer wordt geconcludeerd dat gebruik laag is of dat er nog geen sprake is van optimaal gebruik van mogelijkheden, maar het wordt niet duidelijk waar deze uitspraken op gebaseerd zijn. Ten dele zal dit liggen aan het niet voor handen zijn van deze informatie. De enquête kent een goede opbouw en een aantal sterke vragen. Met het stellen van een beperkt aantal vragen is duidelijk geworden wat de richting van de problematiek is. Hoe de enquête tot stand is gekomen, had in het verslag naar voren mogen komen. Concepten De principes van de drie concepten sluiten aan op veel andere initiatieven in het onderwijsveld. Concept 2, de online community, lijkt sterk op de bestaande communities van Kennisnet. Het verschil tussen concept 2 en de bestaande communities wordt niet duidelijk. Concepten 1 en 3 zijn uitwerkingen van het stimuleren van leerkrachten door middel van het geven van goede voorbeelden. Het geven van goede voorbeelden van ict en didactiek is ook een veel voorkomende ondersteuningsbehoefte onder leerkrachten (Vier in Balans Monitor, 2008). Via veel verschillende communicatiekanalen worden zulke voorbeelden door Kennisnet onder de aandacht gebracht. Dit wordt echter nog niet gedaan in de vorm van een gastles (wel workshops) en zeker nog niet in de vorm van narrowcasting. Narrowcasting op scholen is een geheel nieuw concept wat mogelijk interessant is voor het onderwijs. Eindoordeel Het onderzoek levert verschillende nieuwe inzichten en ideeën op die bruikbaar zijn en meerwaarde hebben voor de praktijk. Door de omvangrijke onderzoeksvraag verschuift de focus van het verslag nog wel eens naar minder relevante inzichten en redeneringen en worden onderwerpen die interessanter kunnen zijn buiten beschouwing gelaten. Dit neemt niet weg dat het onderzoek een bijdrage levert aan beantwoording van de onderzoeksvraag. 41
Bijlage 2 - onderzoeksopzet basisschooldocenten
Om er achter te komen wat basisschooldocenten tegenhoudt om ICT te gebruiken heb ik een enquête verspreid onder deze doelgroep. In eerste instantie was ik van plan de enquête alleen per post te versturen aangezien dat de meest neutrale manier is om allerlei verschillende soorten scholen te bereiken. Ik heb per provincie twee basisscholen geselecteerd, waarvan steeds één in de hoofdstad van de provincie en één uit een andere plaats. Op deze manier heb ik 24 scholen verzameld waarna ik er nog één uit Amsterdam heb toegevoegd. Met versturen van de enquêtes heb ik ook een extra enveloppe verstuurd die aan mij geadresseerd was zodat het voor de docenten iets makkelijker was om daadwerkelijk deel te nemen. De respons die ik op deze manier van verzenden heb gekregen is 20%.
Ook al is 20% een aardig resultaat was ik niet geheel tevreden met de verkregen informatie. Ik vond het te weinig om hier conclusies uit te trekken. Ik heb daarom besloten om de enquête toch te digitaliseren. Vervolgens heb ik de link naar 72 e-mailadressen verdeeld over 28 scholen gestuurd. Bij het selecteren van de scholen heb ik deze keer niet naar de geografische ligging gekeken maar ik heb meer gekeken naar diversiteit binnen het onderwijs. Zo heb ik ook een islamitische school en een vrije school gemaild. Uiteindelijk is mijn enquête hierdoor nog 24 keer ingevuld.
Het onderzoek is vanwege de manier waarop de respons is verkregen en de hoeveelheid reacties niet representatief te noemen. Ik zie dit daarom ook als een indicatief onderzoek. Omdat ik er van uit ga dat de respondenten die de enquête digitaal hebben ingevuld zich al meer bezighouden met internet en dergelijke heb ik de respons die ik digitaal heb ontvangen het gewicht van 0,5 gegeven. Om de resultaten van de on- en offline enquêtes te kunnen bekijken heb ik de per post gestuurde enquêtes zelf digitaal ingevoerd. Om de digitale enquêtes vervolgens maar voor de helft mee te laten tellen heb ik de per post ontvangen enquêtes allemaal twee keer ingevoerd. In totaal heb ik nu dus 34 ingevulde digitale enquêtes.
42
Bijlage 3 – introductiebrief bij vragenlijst
Haarlem, 21 april 2009
Geachte docent,
ICT en vormen van interactieve media worden steeds belangrijker in het basisonderwijs. Vanuit allerlei organisatie`s wordt het gebruik hiervan gestimuleerd. Onderzoeken wijzen echter uit dat ICT nog niet door alle scholen, groepen en/of docenten volledig wordt geïntegreerd in de lespraktijk.
Het gebruik van interactieve media door docenten in het basisonderwijs is het onderwerp van mijn afstudeeronderzoek. Dit onderzoek zal mijn studie Interactieve Media aan de Hogeschool van Amsterdam afsluiten.
De centrale vraag in mijn onderzoek luidt als volgt:
Waarom maken veel basisschooldocenten nog geen optimaal gebruik van de mogelijkheden van interactieve media en op welke manier kan dit bevorderd worden? Om er achter te komen wat docenten tegenhoudt of juist stimuleert ICT toe te passen in de les heb ik een vragenlijst ontwikkeld, gericht op basisschooldocenten. De lijst bestaat uit 30 vragen/stellingen en ik zou het zeer op prijs stellen als een aantal docenten op uw school deze zouden willen invullen. Dit neemt niet meer dan 5 tot 10 minuten tijd in beslag.
Ik hoop van harte dat u aan mijn onderzoek wilt meewerken door bijgaande vragenlijsten ingevuld aan mij te retourneren, dit kan in de bijgevoegde, geadresseerde enveloppe. Idealiter zou ik de vragenlijsten voor donderdag 14 mei a.s. ontvangen zodat ik alle gegevens op tijd kan verwerken.
Mocht u vragen hebben over de inhoud van de enquête en/of benieuwd zijn naar het eindresultaat van mijn onderzoek dan kunt u contact met mij opnemen via
[email protected]
Alvast hartelijk bedankt voor uw tijd en moeite.
Met vriendelijke groet, Ingrid Schermers
43
Bijlage 4 – vragenlijst over het gebruik van ICT door docenten in het basisonderwijs
Deze vragenlijst bevat in totaal 30 vragen/stellingen met verschillende antwoordmogelijkheden. Het invullen van de vragenlijst zal niet meer dan 5 tot 10 minuten van u tijd in beslag nemen. Uw antwoorden worden geheel anoniem verwerkt. Bij voorbaat dank voor het invullen. Achtergrondvragen: man
1. Wat is uw geslacht? 2. Wat is uw leeftijd?
vrouw
_____ jaar
3. Wat is uw opleidingsniveau?
lager onderwijs MAVO/LBO MBO HAVO/VWO HBO WO anders, namelijk: ___________
4. Hoeveel uur per week werkt u?
_____ uur
5. Hoeveel jaar bent u werkzaam in het onderwijs?
_____ jaar
6. Op wat voor soort school geeft u les?
_____________________________
7. Hoeveel kinderen zitten er in totaal op deze school? ________ kinderen (een schatting voldoet) 8. Aan welke groep(en) geeft u les?
_____________________________
9. Hoeveel kinderen zitten er gemiddeld in een klas?
_____ kinderen
10. Beschikt u thuis over een computer?
ja
nee
11. Zo ja, beschikt u thuis over een internetverbinding?
ja
nee
ICT binnen uw school 12. Welke hardware is op uw school aanwezig? computer(s) in de klas computer(s) op de gang computer(s) in een apart lokaal printer(s) scanner(s) digitaal schoolbord(en)
(kruis aan welke aanwezig zijn en noteer het aantal) ________ stuks ________ stuks ________ stuks ________ stuks ________ stuks ________ stuks
13. Is er op uw school een ICT-coördinator aanwezig? ja nee
weet ik niet
14. Is er binnen uw school een ICT-beleidsplan opgesteld? ja nee
weet ik niet
15. Kunt u binnen uw school ergens terecht voor technische ondersteuning? ja nee weet ik niet
44
Uw gebruik van ICT in de klas 16. Hoeveel uur per week maken uw leerlingen gemiddeld gebruik van ICT in de klas? _______ uur (een schatting voldoet) 17. Hoeveel uur per week maakt u tijdens de les zelf gebruik van ICT? _______ uur (een schatting voldoet?
Kruis aan wat het best op u van toepassing is.
18. Ik ben geïnteresseerd in de mogelijkheden van ICT in de klas 19. Ik heb buiten lestijd voldoende tijd om te oefenen en te experimenteren met ICT. 20. Ik krijg voldoende scholingsmogelijkheden aangeboden om mijn ICT-vaardigheden te ontwikkelen/bevorderen. 21. Ik kan op het internet lesmaterialen vinden voor mijn lessen 22. Ik denk dat ik de mogelijkheden van ICT in het onderwijs voldoende benut. 23. Vaak weten mijn leerlingen meer van de computer af dan ik. 24. Ik vind dat leerlingen buiten schooltijd al genoeg achter de computer zitten. 25. Ik vind het gebruik van ICT stimulerend. 26. Ik vind het gebruik van ICT waardevol voor het onderwijs. 27. Ik vind het gebruik van ICT noodzakelijk voor het onderwijs. 28. PABO stagiairs weten vaak meer van ICT af dan ik. 29. Ik zou het fijn vinden als stagiars hun kennis op mij overdragen.
helemaal mee eens
mee eens
neutraal
mee oneens
helemaal mee oneens
helemaal mee eens
mee eens
neutraal
mee oneens
helemaal mee oneens
helemaal mee eens
mee eens
neutraal
mee oneens
helemaal mee oneens
helemaal mee eens
mee eens
neutraal
mee oneens
helemaal mee oneens
helemaal mee eens
mee eens
neutraal
mee oneens
helemaal mee oneens
helemaal mee eens
mee eens
neutraal
mee oneens
helemaal mee oneens
helemaal mee eens
mee eens
neutraal
mee oneens
helemaal mee oneens
helemaal mee eens
mee eens
neutraal
mee oneens
helemaal mee oneens
helemaal mee eens
mee eens
neutraal
mee oneens
helemaal mee oneens
helemaal mee eens
mee eens
neutraal
mee oneens
helemaal mee oneens
helemaal mee eens
mee eens
neutraal
mee oneens
helemaal mee oneens
helemaal mee eens
mee eens
neutraal
mee oneens
helemaal mee oneens
30 Geef uzelf een cijfer (1 tot 10) met betrekking tot uw ICT bekwaamheid
___________
Dit is het einde van de vragenlijst. Ik dank u hartelijk voor uw medewerking. Zou u de vragenlijst in bijgevoegde enveloppe met postzegel uiterlijk 14 mei a.s. willen terugsturen? Bij voorbaat dank. 45
Bijlage 5 – resultaten enquête basisschooldocenten
46
47
48
49
Bijlage 6 – onderzoek Pabo`s Om er achter te komen hoe het gesteld is met de Pabo`s in Nederland heb ik een diverse Pabo`s benaderd met een aantal vragen. Hieronder heb ik de antwoorden die werden gegeven uitgewerkt. Antwoorden Iselinge Hogeschool Doetinchem 1. Op welke manier is het onderwerp ‘ict in het onderwijs’ geïntegreerd in het lesaanbod van uw Pabo?
In de eerste 2 jaar standaard in het lespakket in ICT/mediawijsheid lessen binnen modules waar meerdere vakken bij betrokken zijn en deels in de vakken zelf. Tevens zijn er in het laatste jaar 2 minoren van elk 30 credits (ICT en mediawijsheid) en in het 3e jaar kunnen studenten kiezen om een heel jaar te werken aan een schoolontwikkelthema 2. Veel docenten maken (nog) niet genoeg gebruik van de mogelijkheden van ict in het onderwijs, wat is/zijn hier volgens u de reden(en) van?(leeftijd, angst, tijdtekort, interesse, opvoeding etc.)
drempelvrees, geen zicht op (didactische) mogelijkheden, tijdtekort, interesse, onkunde 3. Doet u mee of heeft wel eens deelgenomen aan het ‘Samen Deskundiger met de Pabo’ project van Kennisnet?
ja, al 2 jaar 4. Zo ja, wat zijn de grootste voordelen die u, door middel van dit project, ervaart?
kennisdeling, samenwerking andere pabo's en kennisnet 5. Wat vind u van het idee om basisschooldocenten ICT-vaardiger te maken met behulp van Pabo-stagiairs?
Wanneer de studenten goed worden begeleid: prima 6. Welke mogelijkheden ziet u nog meer om ICT beter te integreren binnen basisscholen?
kennisdeling en samenwerking 7. Hoe hoog op de ladder staat ICT binnen uw Pabo? (geef een cijfer van 1 tot 10)
8
Antwoorden iPabo Amsterdam 1. Op welke manier is het onderwerp ‘ict in het onderwijs’ geïntegreerd in het lesaanbod van uw Pabo?
We zitten met 12 lessen in de major, 6 lessen in het eerste jaar en 6 lessen in het tweede jaar. 2. Veel docenten maken (nog) niet genoeg gebruik van de mogelijkheden van ict in het onderwijs, wat is/zijn hier volgens u de reden(en) van?(leeftijd, angst, tijdtekort, interesse, opvoeding etc.)
Zelf denk ik dat de meerwaarde van multimediaal lesgeven niet altijd gezien wordt. Tevens moet je best wel veel tijd investeren in een bijvoorbeeld ActivBoard voordat je er goed les mee kan geven. 3. Doet u mee of heeft wel eens deelgenomen aan het ‘Samen Deskundiger met de Pabo’ project van Kennisnet?
Het afgelopen jaar langs de zijlijn schooljaar 2009/2010 doe ik zelf mee. 4. Zo ja, wat zijn de grootste voordelen die u, door middel van dit project, ervaart?
Samenwerking en het delen van kennis 5. Wat vind u van het idee om basisschooldocenten ICT-vaardiger te maken met behulp van Pabo-stagiairs?
Doen we al, althans veel leerkrachten raken toch geïnspireerd door de stagiaires. 6. Welke mogelijkheden ziet u nog meer om ICT beter te integreren binnen basisscholen?
Voor een groot gedeelte moet je het natuurlijk hebben van intrinsieke motivatie bij de leerkracht Deze kan natuurlijk ook wat gestuurd worden door deskundigheidsbevordering aan te kaarten op het functioneringsgesprek. 7. Hoe hoog op de ladder staat ICT binnen uw Pabo? (geef een cijfer van 1 tot 10)
4,5
Antwoorden Hogeschool Leiden 1. Op welke manier is het onderwerp ‘ict in het onderwijs’ geïntegreerd in het lesaanbod van uw Pabo
Wij geven in het eerste jaar de module Digitale Didactiek, in het tweede jaar is er het keuzepunt ICT/AVM en in jaar 3/4 is er de ICT-minor. 2. Veel docenten maken (nog) niet genoeg gebruik van de mogelijkheden van ict in het onderwijs, wat is/zijn hier volgens u de reden(en) van? (leeftijd, angst, tijdtekort, interesse, opvoeding etc.)
50
Veel docenten hebben de zich de ict-deskundigheden nog onvoldoende eigen gemaakt. Met name de ontwikkelingen van Web2.0 zien collega's nog niet als noodzakelijke media om in te voeren in hun onderwijsdidactiek. Docenten voelen zich thuis in de ooit verworven didactiek en zien niet goed de mogelijkheden. Met name het management zou zich de ontstane achterstand moeten aantrekken. Op onze Pabo is de werkdruk bij docenten erg hoog en men investeert onvoldoende in ict-deskundigheid en scholing. 3. Doet u mee of heeft wel eens deelgenomen aan het ‘Samen Deskundiger met de Pabo’ project van Kennisnet? Ja, wij zijn twee jaar deelnemer
geweest van dit project. 4. Zo ja, wat zijn de grootste voordelen die u, door middel van dit project, ervaart?
De samenwerking met scholen is goed hoewel er steeds een aantal scholen zijn die zich minimaal inspannen. De formule, waarbij wij de student op ict-gebied begeleiden tijdens de stage is een verrijking waar de basisschool z'n voordeel mee kan doen. helaas gooit kennisnet het dit jaar over een andere boeg en worden er geen extra gelden verstrekt aan de Pabo's. De vrees van ict-docenten is dat hiermee de aandacht in een keer van tafel raakt bij het management. 5. Wat vind u van het idee om basisschooldocenten ICT-vaardiger te maken met behulp van Pabo-stagiairs?
Prima idee waar wij enige ervaring mee hebben. Ik zie het wel als een 50/50-proces, omdat het om een samenwerking gaat tussen beiden. 6. Welke mogelijkheden ziet u nog meer om ICT beter te integreren binnen basisscholen?
Pabo's kunne het werkveld opleiden in het gebruik van moderne media, maar ... er is ook nog een slag te maken bij de eigen collega's van de Pabo. 7. Hoe hoog op de ladder staat ICT binnen uw Pabo? (geef een cijfer van1 tot 10)
Dat hangt er van af wie het wordt gevraagd. Ik als ict-docent vind het slechts een magere 6 omdat grote besluiten uit blijven en het management hier meer een speerpunt van dient te maken in beleid. Wel vinden wij dat we de ICT-module op een behoorlijke wijze hebben omgevormd naar de module Digitale Didactiek, iets wat in onze ogen een 8 kan verdienen.
Antwoorden iPabo 1. Op welke manier is het onderwerp 'ict in het onderwijs' geïntegreerd in het lesaanbod van uw Pabo?
ICT in het onderwijs is standaard opgenomen in het lessenpakket en wordt aangeboden in het eerste en het tweede leerjaar. Daarnaast zijn er enkele vakken die van de student vereist een stageopdracht met ICT middelen uit te voeren. In het vierde studiejaar wordt een minor aangeboden waarbij de student een antwoord zoekt op een geformuleerde probleemstelling van de basisschool waar hij/zij stageloopt. 2. Veel docenten maken (nog) niet genoeg gebruik van de mogelijkheden van ict in het onderwijs, wat is/zijn hier volgens u de reden(en) van? (leeftijd, angst, tijdtekort, interesse, opvoeding etc.)
Redenen kunnen zijn: Te kort tijd om de techniek/programmatuur aan te leren (Learn To Use). Te kort tijd bijvoorbeeld door het overvolle programma op de basisschool met weinig 'speel'ruimte om ICT-minded te geraken. In enkele gevallen wordt de inzet van ICT gezien als een nieuwe drempel waardoor de leerkracht angst heeft de kerndoelen niet te halen. Ook zijn er nog steeds scholen die niet beschikken over adequate ICT middelen of onvoldoende verspreiding binnen de school. Ik merk ook dat scholen beschikken over verouderde computers waar vernieuwde multimediale programma's niet of nauwelijks kunnen draaien. 3. Doet u mee of heeft wel eens deelgenomen aan het 'Samen Deskundiger met de Pabo' project van Kennisnet?
Dit studiejaar doen we voor de tweede keer mee aan Samen Deskundiger met de PABO. Het rapport van het eerste jaar is te vinden op de genoemde website. 4. Zo ja, wat zijn de grootste voordelen die u, door middel van dit project, ervaart?
Samen Deskundiger zie ik als een aanjager om te blijven ontwikkelen en te ervaren. Het laat op kleine schaal zien waar basisscholen mee kampen (de probleemstelling) en het geeft studenten de gelegenheid ook daadwerkelijk te ervaren dat de inzet van ICT bijdraagt aan beter onderwijs. De student krijgt hiervoor tijd en gelegenheid die hij/zij als onderwijzer voor de klas niet of nauwelijks ervaart. Daarnaast is de uitwisseling tussen de deelnemende instituten waardevol. Ook hier liggen kansen om met enkele instituten nadrukkelijk ICT op de kaart te zetten. 5. Wat vind u van het idee om basisschooldocenten ICT-vaardiger te maken met behulp van Pabo-stagiairs?
Het idee is me niet helemaal helder maar ik ben enthousiast als de student niet uitsluitend als werkpaard wordt ingezet om de ICT klussen voor de leerkracht uit te voeren. Hoe dan wel? Bijvoorbeeld binnen de modulen van het eerste en tweede leerjaar vragen we de student met de eigen ICT leervragen te overleggen met de mentor. Hier vindt een gesprek plaats op de werkvloer. Bij ons als PABO bestaat het idee dat de student door het uitvoeren van de eigen ICT leervragen ook aan de leerkracht laat zien wat mogelijk is binnen de klas. ICT-vaardiger maken van docenten kan door enthousiasmeren. Naar mijn idee een belangrijk onderdeel om in te zien wat ICT kan betekenen voor de dagelijkse lespraktijk. Niet alleen de vakken op de PABO zullen zich open moeten stellen voor het gebruik van ICT en luisteren naar de behoefte van het werkveld. Maar het werkveld zal ook tijd moeten investeren in het ontwikkelen van toepassingen. 6. Welke mogelijkheden ziet u nog meer om ICT beter te integreren binnen basisscholen?
Een mogelijkheid is om samen te werken met basisscholen en hen te betrekken bij het ontwikkelen van het lesaanbod aan studenten. Meer de praktijk teruglaten komen op de PABO.
51
7. Hoe hoog op de ladder staat ICT binnen uw Pabo? (geef een cijfer van 1 tot 10)
ICT staat naar mijn idee op plaats 4. De wil is er om hoger te komen maar ook op de Hogeschool geldt dat de waan van alle dag meer overheerst dan de noodzaak.
Antwoorden Pabo Windesheim 1. Op welke manier is het onderwerp ‘ict in het onderwijs’ geïntegreerd in het lesaanbod van uw Pabo?
Er worden een aantal workshops aangeboden volgens mij waarin studenten ict-vaardigheden krijgen aangeboden. Dat zit standaard in het lespakket. 2. Veel docenten maken (nog) niet genoeg gebruik van de mogelijkheden van ict in het onderwijs, wat is/zijn hier volgens u de reden(en) van? (leeftijd, angst, tijdtekort, interesse, opvoeding etc.)
Vaak heeft het inderdaad met tijdtekort te maken. Je gunt jezelf geen tijd om nieuwe programma’s eigen te maken. Terwijl het een hoop tijd zou opleveren, als we dat wel zouden doen. Ook zijn er vaak geen handleidingen beschikbaar. Dus dan moet je echt helemaal zelf uitzoeken hoe het werkt, daar begin ik meestal niet aan. 3. Doet u mee of heeft wel eens deelgenomen aan het ‘Samen Deskundiger met de Pabo’ project van Kennisnet?
Nee, daar heb ik niet aan meegedaan. 4. Zo ja, wat zijn de grootste voordelen die u, door middel van dit project, ervaart? 5. Wat vind u van het idee om basisschooldocenten ICT-vaardiger te maken met behulp van Pabo-stagiairs?
Dat zou best een oplossing kunnen zijn. De pabo-stagiaires leren daar zelf ook van. De andere kant is dat basisschooldocenten zich misschien ook iets schamen voor een pabo-stagiaire, omdat ze bepaalde dingen niet weten. Dat kan ook een negatief effect hebben. 6. Welke mogelijkheden ziet u nog meer om ICT beter te integreren binnen basisscholen?
Ja, toch dat digitale rijbewijs. En ict-vaardigheden opnemen in de kerndoelen. 7. Hoe hoog op de ladder staat ICT binnen uw Pabo? (geef een cijfer van 1 tot 10)
6 Antwoorden Stenden Hogeschool 1. Op welke manier is het onderwerp ‘ict in het onderwijs’ geïntegreerd in het lesaanbod van uw Pabo?
In ons huidige curriculum is voor Pabo 1 & 2 het vak media-educatie een verplicht onderdel van de bachelor. Daarnaast is het voor derdejaars studenten mogelijk om zich te specialiseren via de minor media-educactie. 2. Veel docenten maken (nog) niet genoeg gebruik van de mogelijkheden van ict in het onderwijs, wat is/zijn hier volgens u de reden(en) van? (leeftijd, angst, tijdtekort, interesse, opvoeding etc.)
Dat weet ik niet. 3. Doet u mee of heeft wel eens deelgenomen aan het ‘Samen Deskundiger met de Pabo’ project van Kennisnet?
Nee 4. Zo ja, wat zijn de grootste voordelen die u, door middel van dit project, ervaart?
N.v.t. 5. Wat vind u van het idee om basisschooldocenten ICT-vaardiger te maken met behulp van Pabo-stagiairs?
Dat gebeurt bij ons door middel van een instituutspracticum: basisschoolleerlingen komen naar de Pabo en onder leiding van 2e jaars studenten krijgen zij een mediaochtend. Zie ons weblog: www.mediaeducatie.web-log.nl 6. Welke mogelijkheden ziet u nog meer om ICT beter te integreren binnen basisscholen?
Wij werken aan het uitdragen van dit model naar basisscholen door studenten ook op hun stageschool een mediaochtend te laten verzorgen. Ook vindt er bij onze Pabo regelmatig afstudeeronderzoek plaats op het terrein van media-educatie. Dit n.a.v. vragen van basisscholen. 7. Hoe hoog op de ladder staat ICT binnen uw Pabo? (geef een cijfer van 1 tot 10)
8
52