Inhoudsopgave
Samenvatting 1. Inleiding 2. Landelijke ontwikkelingen Demografische ontwikkelingen Sociale en culturele ontwikkelingen Economische ontwikkelingen Probleemgedrag 3. De Papendrechtse situatie 3.1. Demografische ontwikkelingen 3.2. Sociale en culturele ontwikkelingen 3.3. Economische ontwikkelingen 3.4 Probleemgedrag 4. Jeugdvisie Papendrecht 4.1. Zorg en dienstverlening 4.2. Scholing en educatie 4.3. Vrije tijd 5. Instrumenten 5.1. geformuleerd beleid 5.2. subsidies 5.3. Wijkgericht werken, recreatief opbouwwerk en sportstimulering 5.4. Regiovisies 5.5. Communicatie 5.6. Vergunningen en controle 5.7. Regierol 6. Uitwerking Bijlagen Doelstellingen van het jeugdbeleid in tijd gezet p 1 van bijlagen Definities en afkortingen p 2 van bijlagen Het Bansakkoord, Jeugdbeleid in Ba(la)ns p 4 van bijlagen Bronvermelding p 5 van bijlagen Grafieken en tabellen met betrekking tot de Papendrechtse jeugd p 6 van bijlagen Welzijnsvisie Papendrecht p 8 van bijlagen Achtergrondinformatie over de beleidsinstrumenten p 10 van bijlagen Werkwijze bij de formulering van de nota jeugd p 11 van bijlagen
1. Inleiding Jeugdbeleid staat de laatste jaren steeds meer in de belangstelling. Beseft wordt dat problemen die bij de jeugd voorkomen of verminderd zijn doorwerken in de toekomst als volwassene. Bij de ontwikkeling van jeugdbeleid gaan we uit van de volgende uitgangspunten: Samen met de jeugd (en hun ouders) Niet alleen aandacht voor de probleemgevallen Extra aandacht voor de risico’s De vraag van jongeren staat centraal Projecten moeten beter worden afgestemd met bestaand beleid. Het raamwerk van deze nota jeugdbeleid is de welzijnsvisie Papendrecht. Bij de formulering heeft de VNG de begeleiding op zich genomen in het kader van het project Lokaal Jeugdbeleid. In bijlage 8 is de werkwijze na te lezen. De nota begint met een schets van de landelijke ontwikkelingen, gevolgd door een specificatie voor de Papendrechtse situatie. Hierna volgt een koppeling tussen de welzijnsvisie, specifieke vragen en problemen voor Papendrecht en het collegeprogramma waarbij conclusies worden geformuleerd en aanbevelingen gedaan. 2. Landelijke ontwikkelingen Op 4 maart 1999 is het Bestuursakkoord Nieuwe Stijl (BANS) Overheden over toekomst gesloten tussen het kabinet, het Interprovinciaal Overleg (IPO) en de vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG). Binnen het BANS neemt het jeugdbeleid een belangrijke plaats in. Besloten is dat kabinet, VNG en IPO een gezamenlijke visie op jeugdbeleid vaststellen die is neergelegd in "Jeugdbeleid in Balans". De uitgangspunten van het Bansakkoord zullen terugkomen in deze nota. Voor een uitgebreide toelichting op het Bansakkoord wordt verwezen naar bijlage 3. In dit hoofdstuk wordt een schets gegeven van de recente stand van zaken op landelijk niveau ten aanzien van jeugd aan de hand van een aantal rapportages. In bijlage 4 is terug te vinden welke rapporten gebruikt zijn en hoe deze in de tekst aangehaald worden. 2.1 Demografische ontwikkelingen Nederland heeft te maken met vergrijzing die grote gevolgen heeft voor de huidige generatie jeugdigen: een kleiner wordende groep jongeren ziet zich geplaatst voor de materiële en immateriële zorg voor een groeiende groep ouderen. Op dit moment is zo’n 31% van de Nederlanders jonger dan 25 jaar. Van deze jongeren is 22% allochtoon. Deze bevolkingsgroep zal de komende jaren blijven groeien: enerzijds hebben allochtonen vaker grote gezinnen en anderzijds is het een relatief jonge bevolkingsgroep vanwege de migratiegeschiedenis. Waar van de gehele Nederlandse bevolking eenderde jonger is dan 25 jaar, is van Surinamers en Antillianen veertig procent jonger dan 25 jaar en van de Turken en Marokkanen in Nederland is zelfs de helft jonger dan 25 jaar. De afgelopen decennia zijn de Nederlandse gezinnen kleiner geworden: in 1960 had een gemiddeld Nederlands gezin 3,1 kinderen, inmiddels is dit 1,6. Ook bij de allochtone groepen is een afname van het aantal kinderen per gezin te zien. Daarnaast verandert de samenstelling van gezinnen: een toenemend deel van de kinderen groeit op in een eenoudergezin: sinds de jaren zestig is dit aandeel toegenomen van 8% tot 14%. Ook neemt het aantal stiefgezinnen als gevolg van echtscheiding toe. Jaarlijks worden 25.000 tot 30.000 kinderen onder de achttien geconfronteerd met de echtscheiding van hun ouders. Uit onderzoek blijkt dat kinderen van gescheiden ouders een grotere kans hebben op problemen zoals het oplopen van onderwijsachterstanden en het vertonen van risicogedrag. Bepalend hierbij is met name de conflicten die beide ouders met elkaar hebben en niet zozeer de scheiding zelf.
2.2 Sociale en culturele ontwikkelingen De Nederlandse samenleving is in de tweede helft van de vorige eeuw sterk veranderd en dit is met name terug te zien in de opvoeding: het onderhandelingshuishouden heeft zijn intrede gedaan ten gunst van de bevelshuishouding. Het belang dat aan eigen keuzes wordt gehecht is toegenomen, maar daarmee heeft de maatschappij aan overzichtelijkheid afgenomen. De meest kwetsbare jongeren in onze samenleving dreigen vermalen te worden door deze ‘verworvenheden’. Daarnaast hebben een toegenomen welvaart en een verdere ontwikkeling van de technologische mogelijkheden een belangrijke bijdrage geleverd aan veranderingen op sociaal en cultureel gebied. De Nederlandse samenleving is steeds grotere waarde gaan hechten aan veiligheid en controle, mede ingegeven door een beter bewustzijn over bepaalde risico’s, ook in de vrije tijd. Dit heeft ten aanzien van de speelplaatsen geleid tot het attractiebesluit: speeltoestellen dienen te voldoen aan verschillende veiligheidseisen, iets waar hoge kosten mee gemoeid zijn. Uit onderzoek blijkt dat jongeren in de periode 1975-1995 steeds minder vrije tijd hebben gekregen als gevolg van verplichtingen met betrekking tot werk, studie, zorgtaken en persoonlijke verzorging. Met name het volgen van onderwijs is meer tijd gaan kosten. 85% Van de middelbare scholieren maakt thuis gebruik van een personal computer. Tweederde van de jongeren die thuis geen computer hebben maken ook op school geen gebruik van dit medium. Dit is een groep die een extra achterstand op de arbeidsmarkt dreigt op te lopen, nog voordat zij deze betreden. Jongeren zijn steeds minder vaak lid van een vereniging. Als ze lid zijn is dit meestal een sportvereniging (in 1999 was 52% lid van een vereniging, in 1991 was dit 58%). Daarnaast wordt veel buiten verenigingsverband gesport: 83% van de twaalf- tot vierentwintigjarigen doet aan sport. De afgelopen decennia is sprake geweest van een toenemende deelname aan onderwijs die vooral is ingegeven door economische groei: een complexere samenleving vraagt beter opgeleide beroepsbeoefenaars. Deze vraag heeft geleid tot verschillende onderwijsvernieuwingen zoals de invoering van de basisvorming, de tweede fase en de vorming van het VMBO . Alle leerlingen worden geacht minimaal een startkwalificatie te behalen als zij het onderwijs verlaten: een afgeronde opleiding op het niveau van beginnend beroepsbeoefenaar. Gemeenten zijn gezamenlijk verantwoordelijk voor het alsnog behalen van deze startkwalificaties. Tachtig procent van de leerlingen geeft aan niet te spijbelen, zestien procent spijbelt één tot vijf keer per maand, drie procent vijf tot tien keer per maand en nog eens drie procent spijbelt tien keer of meer per maand. 2.3 Economische ontwikkelingen De afgelopen vijftig jaar is de welvaart toegenomen: de koopkracht van gezinnen is in 25 jaar met 20% toegenomen. Eenoudergezinnen zijn de enige groep waarvan het inkomen de afgelopen decennia is gedaald. De gevolgen voor de kinderen zijn groot: het opgroeien in armoede heeft een nadelig effect op het onderwijsniveau en de deelname aan culturele activiteiten. De toegenomen welvaart is voor een groot deel het gevolg van de grotere arbeidsparticipatie van vrouwen. Van de hoog opgeleidde moeders werkt 90% buitenshuis tegen 50% van de laag opgeleide moeders. De meeste moeders hebben een deeltijdbaan waardoor Nederland een voor Europa uniek verschijnsel kent, dat van de anderhalfverdieners. De acceptatie van kinderopvang is toegenomen in Nederland. Kinderopvang wordt tegenwoordig door 30% van de bevolking als bezwaarlijk gezien tegen 65% in het begin van de jaren zeventig. Er is geen eenduidig onderzoek waarin aannemelijk gemaakt is dat kinderopvang slecht is voor kinderen. Ongeveer de helft van de jongeren doet de eerste ervaring met werken op in een bijbaantje. Jongeren die een bijbaan hebben geven vaker aan te willen doorleren dan de jongeren die geen bijbaan hebben. Ondanks de vele bijbaantjes blijkt een groot aantal jongeren forse schulden te hebben: 16% van alle jongeren onder de vijfentwintig heeft risicovolle schulden.
De kansen op de arbeidsmarkt verschillen sterk qua opleidingsniveau en studierichting. Met name de laag opgeleide groep zal aansluitingsproblemen bij de arbeidsmarkt hebben omdat de eisen van werkgevers toenemen. Het opleidingsniveau van de ouders heeft nog steeds voorspellende waarde voor het opleidingsniveau van hun kinderen. Kinderen van laagopgeleide ouders hebben ook meer gedragsproblemen en zijn minder gemotiveerd. Het gevolg hiervan is dat deze jongeren twee- tot viermaal zoveel kans hebben voortijdig het onderwijs te verlaten. Sinds 1985 is de jeugdwerkloosheid sterk gedaald met een paar kleine stagnaties. Inmiddels bedraagt de jeugdwerkloosheid zo’n 8%. De hoge jeugdwerkloosheid uit de jaren tachtig (30%) heeft geleid tot specifieke maatregelen voor jongeren zoals de JWG in het leven geroepen. Allochtone jongeren zijn onevenredig vaak en langdurig werkloos. Bepalend hierbij is vooral het opleidingsniveau. 2.4. Probleemgedrag Vrijwel alle jongeren vertonen in meer of mindere mate problematisch gedrag in de periode van de puberteit. Een klein deel van de jeugd vertoont echter problematisch gedrag dat de samenleving meer zorgen baart. Eetstoornissen komen met name bij meisjes voor (tien tot twaalf maal vaker dan bij jongens). Anorexia nervosa komt bij 0,4% van de jonge vrouwen voor en boulimia nervosa bij 1,5%. Van alle jongeren tussen de vijftien en de negentien jaar plegen er jaarlijks ongeveer 40 suïcide en van de jongeren tussen de twintig en de vierentwintig 110. Suïcide is na het overlijden als gevolg van een verkeersongeval de belangrijkste doodsoorzaak in deze leeftijdsgroep. Suïcidepogingen komen met name bij vrouwen voor, geslaagde suïcides daarentegen vooral bij mannen. In tegenstelling tot wat vaak gedacht wordt neemt het aantal jongeren dat drinkt niet toe, wel drinken de drinkende jongeren steeds vaker en steeds meer per gelegenheid. In 1988 was 11% van de scholieren in het voortgezet onderwijs de afgelopen vier weken dronken geweest, in 1992 was dat 14% en in 1996 was dat 25%. Bij drankgebruik geldt dat naarmate de jongeren hoger zijn opgeleid ze ook vaker drinken, zo drinken van de leerlingen op het VBO 56% en op het HAVO 71%. Het is onbekend wat hiervan de reden is, maar wellicht heeft het te maken met het relatief hoge percentage allochtone jongeren in het V(M)BO. Cannabis is de meest populaire drug onder jongeren: 20% geeft aan dit ooit gebruikt te hebben en 9% nog recentelijk. Harddrugs worden veel minder gebruikt: 5% van de jongeren gebruikt wel eens paddo’s (hallucinogene paddestoelen), XTC of amfetamine waarvan ongeveer 2% recentelijk. Drie procent van de jongeren heeft wel eens cocaïne gebruikt en 1% heroïne. Het aantal jongeren dat recentelijk deze middelen gebruikte ligt ongeveer de helft lager. In 1998 werden ongeveer 45.000 jongeren tussen de twaalf en zeventien verdacht van een strafbaar feit, ofwel 1,4% van de jongeren. 60% Betreft vermogensdelicten, een kwart vernielingen en bijna 20% geweldsmisdrijven. 7% Van de jongeren geeft aan regelmatig een wapen mee naar school te nemen en 9,4% tijdens het uitgaan. Jongens worden bijna zeven keer zo vaak verdacht van het plegen van een misdrijf als meisjes. Het aantal vrouwelijke verdachten is echter in de afgelopen twintig jaar meer dan verdubbeld. De misdaadcijfers van minderjarigen stijgen sterker dan die van meerderjarige verdachten. Behalve dat jongeren relatief vaak de dader zijn van geweld bijvoorbeeld bij het uitgaan zijn zij hier ook relatief vaak het slachtoffer van. Meermaals aangekondigd, maar nog steeds niet ingevoerd is de nieuwe wet op de jeugdzorg die de samenhang in de jeugdhulpverlening moet bevorderen. Uitgangspunten zijn in de eerste plaats dat ouders of verzorgers verantwoordelijk zijn voor de opvoeding en dat de overheid voorwaardenscheppend is om ouders hiertoe in staat te stellen. Een tweede belangrijk uitgangspunt is dat jeugdigen tot achttien jaar recht hebben op jeugdzorg.
Gemeenten zijn verantwoordelijk voor de lokale voorzieningen voor jeugdigen en moeten een effectief, efficiënt en samenhangend lokaal jeugdbeleid voeren. Belangrijke onderdelen daarvan zijn het onderwijs, de jeugdgezondheidszorg, het maatschappelijk werk, de kinderopvang en het jeugdwerk. 3. De Papendrechtse situatie Gemeenten zijn verantwoordelijk voor de preventieve kant van het jeugdbeleid maar wat dat precies behelst is niet exact geformuleerd: iedere gemeente geeft daar op een eigen manier invulling aan. Verder heeft de gemeente een regiefunctie in het bij elkaar brengen van vraag en aanbod. Om de doelstellingen uit de welzijnsvisie te vertalen naar het jeugdbeleid is het van belang inzicht te krijgen in de ontwikkelingen op het gebied van jeugd voor de Papendrechtse samenleving. In dit hoofdstuk worden de meest in het oog springende zaken beschreven. Waar mogelijk wordt de vergelijking met de landelijke cijfers getrokken. 3.1 Demografische ontwikkelingen Op 1 januari 2002 telde Papendrecht 9.380 jongeren tussen de nul en vierentwintig jaar. Het totaal aantal inwoners was op dat moment 30.276, waarmee jongeren 31% van de totale bevolking uitmaken wat vergelijkbaar is met het landelijk cijfer. Ook Papendrecht zal steeds meer vergrijzen. Het aantal nul- tot vierentwintigjarigen is redelijk stabiel, maar de groep van vijfenzestig jaar en ouder zal in de toekomst alleen maar groeien. Op 1 januari 2002 was 13,4% van de Papendrechters allochtoon te noemen waar dit landelijk 18,4% is. Van de inwoners tussen de nul en negenentwintig jaar behoort 15,9% tot de allochtone doelgroep terwijl dit landelijk 22,6% is. Het grootste deel van de Papendrechtse migranten komt uit Azië en Europa. Wanneer we allochtonen beperken tot de niet-westerse landen dan is 12,2% van de Papendrechtse jeugd van allochtone afkomst. Op 1 januari 2001 had Papendrecht 561 éénoudergezinnen, ofwel 14,6% van de Papendrechtse gezinnen. Het is niet bekend hoeveel van deze gezinnen zijn ontstaan door verweduwing, scheiding of (bewust) ongehuwd ouderschap. 3.2 Sociale en culturele ontwikkelingen Papendrecht heeft een divers aanbod aan activiteiten voor jeugdigen. Voor de jongste groep heeft Papendrecht een heel netwerk aan speelplaatsen, in totaal ongeveer honderd. De vereisten van het attractiebesluit, zoals het plaatsen van rubberen tegels onder toestellen hebben hoge investeringen met zich meegebracht waardoor de vernieuwing of uitbreiding van speelplaatsen voorlopig is opgeschort. De oudere jeugd geeft aan een grotere behoefte te hebben aan trapveldjes en ontmoetingsplaatsen dan nu het geval is. Te vaak moet nu gebruik gemaakt worden van voorzieningen die eigenlijk voor jongere kinderen bedoeld zijn. Ook geven veel bewoners aan de aanwezigheid van groepen jongeren op straat bedreigend te vinden. De recreatief opbouwwerker probeert in dergelijke gevallen te bemiddelen. Papendrecht kent negen scholen voor (speciaal) basisonderwijs en twee scholen voor voortgezet onderwijs. Het onderwijsbeleid is in verschillende nota’s uitgebreid beschreven. Van de schoolverlaters in onze regio heeft 23% geen startkwalificatie, landelijk is dit zo’n 30%. Per 1 augustus 2002 kende Papendrecht 14 voortijdig schoolverlaters, ofwel 0,4% van de leerlingen in het voortgezet onderwijs. 3.3 Economische ontwikkelingen Papendrecht is vooral een woongemeente en minder een werkgemeente. Papendrecht maakt deel uit van een regionale woonmarkt in Drechtstedenverband waarbij Hendrik-Ido-Ambacht veel jongerenhuisvesting nieuw bouwt. Dordrecht is in de regio het meest een studentenstad. Er is sprake van aparte jongerenhuisvesting in Papendrecht maar de ervaring leert dat deze moeilijk te verhuren is omdat de woningen vaak te klein en onaantrekkelijk gevonden worden. Bij nieuwbouw wordt ook aandacht besteed aan de zogenaamde starters op de woningmarkt
Feiten en Trends geeft aan dat Papendrecht een relatief welvarende gemeente is. Het besteedbaar inkomen per hoofd van de bevolking is het hoogst van alle Drechtsteden. Ook in Papendrecht zijn steeds meer moeders gaan werken. Op dit moment zijn 583 kinderen ondergebracht bij de Papendrechtse kinderopvang. Dit betekent dat 6,5% van de Papendrechtse kinderen tot twaalf jaar gebruik maken van kinderopvang. Er is in Papendrecht geen tieneropvang. Papendrechtse jongeren die niet in staat zijn zelfstandig een baan of opleiding te vinden worden begeleid door de consulenten van de Stichting Intergemeentelijk Werkaanbod (SIW). Op jaarbasis maken zo’n 35 jongeren tussen de 13 en 23 jaar gebruik van dit aanbod. Wanneer de WIW zou verdwijnen – een voornemen van het kabinet Balkenende – zou voor deze groep jongeren een belangrijk vangnet verdwijnen. Het SIW constateert dat een groeiende groep jongeren onder de zestien ingeschreven wordt. Bij de begeleiding van deze jongeren wordt altijd de leerplichtambtenaar ingeschakeld. Vrijwel alle jongeren die bij de SIW staan ingeschreven hebben te kampen met hoge schulden. Het aantal jongeren dat een moeizame start op de arbeidsmarkt maakt is gering, hun problematiek is dat over het algemeen niet. Dit maakt dat de begeleiding van deze groep een arbeidsintensieve aangelegenheid is. 3.4 Probleemgedrag Ook de Papendrechtse jongeren groeien meestal zonder noemenswaardige problemen op. Exacte cijfers voor Papendrecht zijn niet voorhanden: voor het verkrijgen van inzicht in probleemgedrag van jongeren in Papendrecht moet vooral een beroep worden gedaan op gegevens die betrekking hebben op Zuid-Holland Zuid. Uit het provinciale jeugdonderzoek blijkt dat jongeren zich zeer eenzaam kunnen voelen: zes procent van de jongeren geeft aan nooit iemand te hebben om over problemen te praten. Daarnaast komt piekeren vaak voor in deze leeftijdscategorie: afhankelijk van de leeftijd geeft tussen de 19% en 24% van de jongeren aan ‘dag en nacht’ te piekeren. Deze gevoelens van onvrede leidt bij 2% van de twaalf- tot zeventienjarigen tot het serieus overwegen van suïcide. Naarmate de jongeren ouder worden nemen deze gevoelens af. Met de toenemende leeftijd nemen de ongezonde eetgewoonten ook toe. 40% Van de jongeren heeft een tot meerdere ongezonde eetgewoonten zoals het niet ontbijten of dineren. Volgens objectieve criteria is tussen de 17% en 22% van de jongeren te zwaar en tussen de 4% en de 10% te mager. Vanaf het veertiende jaar neemt het roken sterk toe evenals het drinken van alcohol waarbij jongens meer drinken dan meisjes. Opvallend is dat twaalf- tot veertienjarigen in deze regio procentueel meer alcohol gebruiken dan leeftijdgenoten in de rest van de provincie. Een verklaring wordt hiervoor niet gegeven. Roken hangt samen met het opleidingsniveau van de ouders: hoe lager de ouders zijn opgeleid, des te meer jongeren roken. Gemiddeld beginnen jongeren in onze provincie te roken op hun vijftiende. Het gebruik van drugs- en genotmiddelen is vergelijkbaar met de rest van Nederland (zie ook tabel 1 in bijlage 5) Het regionale jeugdonderzoek geeft aan dat ruim éénderde van de jongeren de afgelopen twaalf maanden een strafbaar feit heeft gepleegd zoals diefstal, vandalisme, zwartrijden of het plegen van geweld. Ook in onze regio plegen jongens meer strafbare feiten dan meisjes. Het dragen van wapens wordt in onze regio relatief vaak gemeld. Volgens het politieonderzoek is in Papendrecht het aantal incidenten van overlast door jeugd in 1999 afgenomen ten opzichte van 1997. In Papendrecht worden gemiddeld 35 tot 45 incidenten van overlast door jeugd gemeld per 1.000 jongeren van twaalf tot vierentwintig jaar.
Dit neemt niet weg dat dagelijks valt te constateren dat Papendrecht veel vandalisme kent: ruiten van scholen worden ingegooid en speelplaatsjes vernield. Medio december 2001 kon reeds een balans worden opgemaakt van ongeveer vijfenveertigduizend euro aan schade door vandalisme in dat jaar. Ook klagen bewoners over overlast van jongeren die elkaar op straat ontmoeten en zich daarbij intimiderend gedragen en vernielingen aanrichten. Jongeren geven vaak aan dit uit verveling te doen omdat in Papendrecht te weinig te doen zou zijn. Papendrecht is aangesloten bij Stichting Ambulante Jeugdhulpverlening Zuid-Holland Zuid. Uit een onderzoek van het platform Jeugdzorg blijkt dat in Zuid Holland voor veel vormen van hulpverlening sprake is van alarmerende of onaanvaardbare wachtlijsten (zie tabel 2 van bijlage 5 ). De wachtlijsten nemen niet af in de loop der tijd. Overigens zijn de problemen met de wachtlijsten – helaas – geen exclusief probleem van deze regio: in heel Nederland kennen we grote wachtlijsten als gevolg van een gebrek aan personeel. Instellingen voor jeugdhulpverlening vissen allen in dezelfde schaarse vijver. 4. Jeugdvisie Papendrecht De jeugdvisie Papendrecht is afgeleid van de welzijnsvisie Papendrecht. Voor een korte samenvatting van de welzijnsvisie wordt verwezen naar bijlage 6. Concreet vertaald naar het jeugdbeleid: De doelgroep zijn alle jongeren tussen de nul en vierentwintig jaar maar de meeste nadruk zal liggen op de groep tussen de nul en achttien jaar. Deze groep is nog minderjarig en nog het meest kwetsbaar voor alle veranderingen die op hen afkomen. We formuleren een algemeen jeugdbeleid maar het is vooral een vangnet voor die (groepen van) jongeren die buiten de boot dreigen te vallen. De doelstelling is jeugdigen vorm te laten geven aan maatschappelijke participatie in de brede zin des woords: meepraten en mee-organiseren. De gemeentelijke overheid voorwaardenscheppend is. Daarnaast worden verschillende (markt)partijen onderscheiden met elk hun eigen taken en verantwoordelijkheden, waaronder de jongeren zelf De gemeente is een belangrijke regievoerder maar veel zaken zullen op bovenlokaal niveau moeten worden opgepakt.
Jeugdvisie Papendrecht Papendrecht wil zich blijvend ontwikkelen als een aantrekkelijke woongemeente waar alle jongeren tussen de nul en vierentwintig jaar optimaal gebruik kunnen maken van de diensten en voorzieningen op het brede welzijnsterrein. Bijzondere aandacht gaat hierbij uit naar die (groepen van) jongeren die op enige wijze bedreigd worden in hun ontwikkeling. Het jeugdbeleid is gericht op het in stand houden en ontwikkelen van een sociale infrastructuur die maatschappelijke participatie van jongeren zoveel mogelijk stimuleert. De gemeente stelt financieel-beleidsmatige kaders vast voor die (groepen van) inwoners die een gerichte bijdrage willen leveren aan de gewenste diensten en voorzieningen. Hierbij verdient het principe ‘voor en door de doelgroep’ absoluut de voorkeur. Waar nodig neemt de gemeente zelf de verantwoordelijkheid en waar mogelijk wordt bovenlokaal samengewerkt.
In navolgende paragrafen worden de drie thema’s van de welzijnsvisie uitgewerkt voor het jeugdbeleid. Hierbij is gekeken naar de onderwerpen die in hoofdstuk drie als zorgwekkend of opvallend naar voren kwamen. 4.1 Zorg en dienstverlening In de welzijnsvisie Papendrecht is de doelstelling van zorg en dienstverlening als volgt geformuleerd: Papendrecht streeft naar een kwalitatief hoog, dekkend aanbod van voorzieningen met het doel dat inwoners (wederom) zelfstandig (gaan) functioneren en participeren in de Papendrechtse samenleving. Zorg en dienstverlening hebben vooral een preventieve en verzorgende taak. Bij het formuleren van de uitgangspunten van de welzijnsvisie naar het jeugdbeleid moet in de eerste plaats gerealiseerd worden dat het grootste deel van de jeugd zonder noemenswaardige problemen opgroeit. Afhankelijk van de definitie wordt ervan uitgegaan dat dit voor tachtig tot vijfennegentig
procent van de jongeren geldt. Toch is ook voor deze groep een zorgaanbod belangrijk. Zorg en dienstverlening kan gezien worden als trap van opvolgende treden van intensiever hulpaanbod: a. Preventie Er is een aantal ontwikkelingen te constateren over Papendrecht die zorgen baren en waarop waar mogelijk preventie moet ontwikkeld. Ongezond gedrag zoals slechte eetgewoonten en dientengevolge een over- of ondergewicht en er wordt te weinig bewogen. Ook wordt in onze regio relatief veel gedronken door jongeren. Het druggebruik komt overeen met landelijke cijfers. Gezond gedrag bij jeugd en ouderen moet bevorderd worden door: Voorlichting te richten op bewegen, roken, alcohol, voeding en ontspanning. Het uitwerken van de nul-optie voor coffeeshops. Samenhang tussen ketens: steeds meer aandacht is gekomen voor de samenhang in het jeugdbeleid. Een goed voorbeeld hiervan is het Bansakkoord. De aandacht gaat hierbij met name uit naar de jongere jeugd. Het college geeft in de meerjarenbegroting aan dat zij deze aandacht wil verbreden naar de oudere jeugd. Actief sociaal beleid: besloten is tot het bevorderen van sociale activering, onder meer door het bemiddelen naar vrijwilligerswerk, het organiseren van activiteiten enzovoorts. Deze activiteiten worden momenteel uitgevoerd. Vandalisme: de aandacht gaat in ieder geval uit naar het bestrijden van klad- en plakvandalisme. Ook moet aandacht besteed worden aan vandalisme jegens openbare voorzieningen als bushokjes en openbare gebouwen zoals scholen. Hangjeugd: de overlast van hangjeugd zal moeten afnemen ten opzichte van 2002. Jeugdinformatie: in Papendrecht is geëxperimenteerd met een jongereninformatiepunt (JIP) maar dit bleek geen geschikte vorm te zijn voor de Papendrechtse schaal. Laagdrempelige vormen van informatie zoals de jeugdwebsite van de provincie Zuid-Holland voldoet waarschijnlijk beter aan deze behoefte. b. Cure Regierol curatieve zorg: het college ziet een regierol voer de gemeente ten aanzien van de eerstelijns curratieve zorg. Van belang hierbij zijn: aansluiting van vraag en aanbod regionale samenwerking flankerend beleid ter ondersteuning van het curatieve deel. Toeleiding arbeidsmarkt: een doelstelling in deze collegeperiode is dat in 2006 de toename van de uitstroom naar betaald werk met 10% is toegenomen. Besluitvorming hierover vindt plaats in 2003 en uitvoerring vindt vanaf dat moment plaats. Aandacht voor jongeren met schulden: landelijk komt steeds meer aandacht voor de problematiek van jongeren met schulden. Waar mogelijk zal in Papendrecht hierbij aangehaakt moeten worden. Problemen met de jeugdzorg: de verantwoordelijkheid voor de jeugdzorg ligt met name bij de provincie. Dat neemt niet weg dat we aandacht moeten blijven vragen voor de positie van onze jeugdigen, bijvoorbeeld via de regiovisie. c. Care Tot slot zal er altijd een groep jongeren zijn die niet in staat is zelfstandig te leven. Voor deze groep zullen opvangmogelijkheden gecreëerd moeten worden, waarin de kwaliteit van aanbod centraal staat. Dit is geen gemeentelijke taak, maar ook hiervoor geldt: een goede afstemming tussen verschillende vormen van hulpverlening voorkomt dat te zware vormen van hulpverlening worden ingezet. d. Tot slot Een onderwerp dat niet onder te brengen is de driedeling voor zorg maar wel thuishoort bij de poot ‘zorg en dienstverlening’ is de aandacht voor jonge starters op de woningmarkt. Door het college wordt aangegeven dat aandacht besteed zal worden aan hun positie.
Een tweede punt is de aandacht voor kinderopvang en buitenschoolse opvang. Dit zijn eigenlijk geen voorzieningen voor de jeugd, maar een arbeidsmarktvoorziening. Het is daarom des te belangrijker om oog te houden voor het pedagogische klimaat in deze opvang. Doelstellingen die geformuleerd worden om te voldoen aan de vraag van ouders mogen nooit in strijd zijn met de belangen van de kinderen die opgevangen worden. 4.2 Scholing en educatie In de welzijnsvisie Papendrecht is de doelstelling van scholing en educatie als volgt geformuleerd: Papendrecht streeft naar een dekkend aanbod van onderwijs en educatie met oog voor het motto ‘een leven lang leren’. Scholing en educatie hebben een belangrijke taak om sociale uitsluiting te voorkomen en integratie te bevorderen. Het thema ‘scholing en educatie’ is van groot belang voor het jeugdbeleid. Dit thema kent een aantal uitgangspunten en deze vormen de kapstok voor de indeling van de belangrijke knelpunten voor jeugd: a. Algemeen toegankelijk Evenwichtige regionale spreiding en afstemming (regionale) arbeidsmarkt: een van de belangrijkste demografische ontwikkelingen is de vergrijzing van de samenleving. Dit betekent dat een kleinere groep jongeren voor een grotere groepen ouderen moeten zorgen. Dit geldt zowel in materiële zin als immateriële zin: de verzorging van deze ouderen zal door de huidige generatie jongeren opgepakt moeten worden. Dit stelt ook eisen aan het aanbod van verzorgingsopleidingen. Waar aanbod en vraag bij elkaar achterblijven zal de gemeente regie moeten voeren. Visie op peuterspeelzaalwerk: momenteel gaat ongeveer de helft van de Papendrechtse kinderen naar een peuterspeelzaal. Peuterspeelzalen kunnen op twee manieren benaderd worden: als een basisvoorziening waar in principe alle kinderen naar toe zouden moeten kunnen. In dat geval zou de capaciteit drastisch uitgebreid moeten worden, in ieder geval om de wachtlijst weg te werken. Men kan echter ook het uitgangspunt hanteren dat peuterspeelzaalwerk in beginsel alleen open staat voor kinderen met een (dreigende) achterstand. In dat geval zou het aantal dagdelen wellicht uitgebreid moeten worden, maar zal de totale capaciteit af kunnen nemen. Deze discussie zal in een aparte notitie verder uit te werken. Veilige routes naar scholen: algemeen toegankelijk betekent ook dat leerlingen veilig naar school kunnen gaan. De eisen die dit stelt aan de verkeersroutes zullen specifiek bekeken worden. b. Onderwijsachterstandenbeleid Aandacht voor computergebruik scholen: het beleid van de gemeente Papendrecht om ouders met een minimuminkomen in staat te stellen computerapparatuur te kopen is een zeer belangrijke bijdrage aan de vermindering van onderwijsachterstanden. Zoals in hoofdstuk 2 is aangegeven lopen kinderen die thuis niet de beschikking hebben over een computer grote kans om een achterstand op de arbeidsmarkt op te lopen, ruim voordat ze deze betreden. Terugdringen spijbelen en voortijdig schoolverlaten: dit is een doelstelling die landelijk en lokaal zeer in de belangstelling staan. Voor Papendrecht stemmen de cijfers vooralsnog optimistisch. Van belang is dat we deze ‘goede’ cijfers handhaven en zeker niet slechter worden. Een risicofactor hierbij is de verwachte toename van de allochtone bevolking, een doelgroep die de meest kwetsbare positie inneemt in het onderwijs. Voor- en vroegschoolse educatie: doelstelling is dat 50% van de kinderen van nieuw- en oudkomers deelneemt aan een VVE-programma. Zoveel mogelijk jongeren moeten een startkwalificatie behalen: in onze regio zijn de problemen iets kleiner dan landelijk (23% in onze regio haalt geen startkwalificatie tegenover 30% landelijk). Dat neemt niet weg dat het RMC hier nog veel inspanningen op moet leveren.
c. Education permanente Deskundigheid vrijwilligers: de wens tot het bevorderen van de deskundigheid van vrijwilligers is ook van toepassing op de jeugd: juist hen willen we interesseren voor vrijwilligerswerk. Om te voorkomen dat zij weer snel afhaken is ondersteuning van groot belang. Vermindering achterstanden nieuw- en oudkomers: deze groep bestaat voor een klein deel uit jeugdigen, maar niet onbelangrijk. De discussie over de komst van huwelijkspartners uit het land van herkomst geeft eens te meer aan wat de impact kan zijn van een ouder die zelf de Nederlandse taal onvoldoende beheerst. Onderwijsachterstanden blijven daardoor een vicieuze cirkel. d. Maatschappelijke participatie Culturele vorming in basisonderwijs: binnen de vast te stellen nota Cultuurbeleid zal aandacht worden besteed aan het betrekken van jeugd door een samenwerking van onderwijs en cultuurinstellingen. Maatschappelijke stage: leerlingen van het Willem de Zwijger College worden in staat gesteld om in het kader van hun opleiding een maatschappelijke stage te lopen. 4.3 Vrije tijd In de welzijnsvisie Papendrecht is de doelstelling van vrije tijd als volgt geformuleerd: Papendrecht streeft naar het inzetten van en zonodig creëren van voorzieningen op het gebied van cultuur, recreatie, sport en horeca (samenwerking met marktpartijen) voor zowel de georganiseerde als ongeorganiseerde vormen van vrijetijdsbesteding. Hiermee hebben deze voorzieningen onder andere een preventieve taak om sociale uitsluiting te voorkomen. Speelplaatsen: de gevolgen van het attractiebesluit en de manier waarop wij met speelruimte om willen gaan zal worden uitgewerkt in een nota over speelplaatsenbeleid. Hierbij zal met nadruk aandacht zijn voor de oudere jeugd die behoefte heeft aan ontmoeting in de buitenruimte en aan sportvoorzieningen als skateplekken en trapveldjes. Vrije tijd in de commerciële sfeer: het college wil ruimte bieden aan (nieuwe) vrijetijdsvoorzieningen in de commerciële sfeer zoals evenementen en uitgaansmogelijkheden. De mogelijkheden van het college zijn hierin beperkt: veel verder dan een positief investeringsklimaat bieden kan het college niet gaan. Ook kan een verruiming van uitgaansmogelijkheden op gespannen voet staan met de doelstellingen tot het terugdringen van overmatig alcoholgebruik en de daarmee gepaard gaande overlast door vandalisme. Verruiming van gebruiksmogelijkheden van Interval: de discussie zal gevoerd worden over een bredere inzet van het gebruik van Jeugdcentrum Interval. 5. Instrumenten Bij de uitwerking van het jeugdbeleid heeft de gemeente een aantal beleidsinstrumenten ter beschikking. Deze instrumenten zullen op een dusdanige wijze worden ingezet dat de uitgangspunten van deze nota jeugdbeleid zo optimaal mogelijk gerealiseerd kunnen worden. 5.1 Geformuleerd beleid Op het gebied van jeugdbeleid is een aantal nota’s geformuleerd waarin complexere vraagstukken worden uitgewerkt die in meer of mindere mate betrekking hebben op jeugd. Deze nota’s worden vermeld in bijlage 7 In deze collegeperiode zullen de volgende relevante nota’s verschijnen: Gemeentelijk onderwijsachterstandbeleid (winter 2002) Speelplaatsenplan (voorjaar 2003) Nota sportstimulering (voorjaar 2003) Nota cultuur (voorjaar 2003) Nota gezondheidsbeleid (zomer 2003)
5.2 Subsidies Op het gebied van jeugdbeleid wordt een totaalbedrag van zo’n €6,5 ton aan directe subsidies verstrekt. In bijlage 7 is na te lezen waaraan deze subsidies worden besteed. Deze subsidies worden verstrekt om een breed aanbod van jeugdactiviteiten te realiseren. Ook aan projecten wordt subsidie toegekend. Uitgangspunt bij de toekenning van subsidies is dat zij een bijdrage leveren aan de doelstellingen van het jeugdbeleid. 5.3 Wijkgericht werken, recreatief opbouwwerk en sportstimulering Binnen het wijkgericht werken kunnen jongere en oudere inwoners afspraken maken over het gebruik van de buitenruimte. Ook kan het recreatief opbouwwerk en de sportstimulering hierbij ingezet worden. Tot slot kan de gemeente de haar ter beschikking staande communicatiemiddelen aanwenden om meer begrip te kweken tussen ouderen en jongeren. 5.4 Regiovisies Jaarlijks wordt de regiovisie jeugdzorg door de provincie in samenwerking met de gemeenten opgesteld. Inmiddels is daar ook het Bansakkoord bijgekomen, dat met zich meebrengt dat de Provincie afspraken zal moeten maken met gemeenten over het jeugdbeleid. Daarnaast biedt regionale samenwerking de mogelijkheid om projecten op te zetten die te groot zijn voor de eigen gemeente. 5.5 Communicatie Jeugdinformatie moet vooral op die plaatsen te vinden zijn waar jeugdigen zelf ook komen. Informatie moet toegankelijk zijn, dat wil zeggen: goed leesbaar en aantrekkelijk vormgegeven zijn. Bij de verspreiding van jeugdinformatie moet wel rekening gehouden worden met de privacy van jongeren. 5.6 Vergunningen en controle Bij het afgeven van vergunningen voor jongerenevenementen gelden dezelfde regels als voor andere vergunningen. In de welzijnsvisie Papendrecht wordt hierover reeds ingegaan en zal hier daarom hier niet herhaald worden. 5.7 Regierol De gemeente heeft in veel gevallen een kaderscheppende rol waarbij de ene keer de gemeente zelf taken uitvoert en de andere keer derden hiervoor benaderd. Binnen alle aspecten van het gemeentelijk beleid zal aandacht moeten zijn voor de rol van de jeugd. Dit betekent dat bij alle gemeentelijke beleidsterreinen de vraag gesteld moet worden wat de gevolgen voor de jeugd zijn. 6. Uitwerking De uitgangspunten van de nota jeugdbeleid worden zoveel mogelijk geoperationaliseerd in korte uitwerkingsnotities. Deze uitwerking staat vermeld in hoofdstuk 4 en 5. Voor de helderheid komen alle actiepunten in schema terug in bijlage 1. Voorgesteld besluit De gemeenteraad voor te stellen de kadernota jeugd vast te stellen.