Informatiewijzer Nederlands Engels Rekenen
Informatiewijzer Nederlands, Engels en Rekenen
Inhoudsopgave 1
2
3
4
Nederlands.............................................................................................................. 4 1.1
Wat wordt getoetst? ................................................................................... 4
1.2
Wat is het vereiste niveau? ....................................................................... 4
1.3
Hoe ziet het examen Nederlands eruit? ................................................. 5
1.4
Wanneer ben ik geslaagd voor het examen? .......................................... 6
1.5
Hoe kan ik mij voorbereiden? ................................................................... 6
1.6
Kan ik een vrijstelling krijgen? ................................................................. 7
1.7
Kwalitatieve criteria op het vereiste niveau 3F .................................... 8
Engels ..................................................................................................................... 16 2.1
Wat wordt getoetst? ................................................................................. 16
2.2
Wat is het vereiste niveau? ..................................................................... 16
2.3
Hoe ziet het examen Engels eruit? ........................................................ 17
2.4
Wanneer ben ik geslaagd voor het examen? ........................................ 18
2.5
Hoe kan ik mij voorbereiden? ................................................................. 19
2.6
Kan ik een vrijstelling krijgen? ............................................................... 20
2.7
Kwalitatieve criteria op de vereiste niveau’s...................................... 20
2.8
Verschillende typen tests ........................................................................ 25
Rekenen ................................................................................................................ 26 3.1
Wat wordt getoetst? ................................................................................. 26
3.2
Wat is het vereiste niveau? ..................................................................... 26
3.3
Hoe ziet het examen eruit? ..................................................................... 26
3.4
Wanneer ben ik geslaagd voor het examen? ........................................ 27
3.5
Hoe kan ik mij voorbereiden? ................................................................. 27
3.6
Kan ik een vrijstelling krijgen? ............................................................... 28
3.7
Kwalitatieve criteria op het vereiste niveau 3 F................................. 29
Bronnen ................................................................................................................. 42
2015-2016
2 van 42
versie 20141224
Informatiewijzer Nederlands, Engels en Rekenen
Voorwoord
Deze Informatiewijzer voor Nederlands, Engels en rekenen is bedoeld om studenten te informeren over het vereiste niveau van de verschillende vakken op de examens ten behoeve van het Mbo-4 diploma en geeft suggesties over hoe studenten zich zouden kunnen voorbereiden. In deze Informatiewijzer is geprobeerd om informatie uit verschillende bronnen te bundelen tot een overzichtelijk geheel. Het is mogelijk dat er toch nog onjuistheden in staan.
Je kunt geen rechten ontlenen aan de informatie uit deze Informatiewijzer.
2015-2016
3 van 42
versie 20141224
Informatiewijzer Nederlands, Engels en Rekenen
1
Nederlands Een van de kerntaken van de medewerker informatiedienstverlening is het bemiddelen tussen klant en informatie. Binnen deze kerntaak geef je uitleg, inventariseer je wensen van de klant, geef je instructie, zoek je informatie uit verschillende bronnen en schrijf je begeleidende teksten. Een goede beheersing van de Nederlandse taal is een voorwaarde om deze taken goed uit te voeren. Er is bepaald dat voor de Mbo-4 opleiding Nederlandse taal van toepassing is op niveau 3F (zie ook de paragraaf 1.3).
1.1
Wat wordt getoetst? De volgende vaardigheden worden getoetst. Luistervaardigheid Leesvaardigheid Schrijfvaardigheid Spreken en gesprekken voeren Taalverzorging
1.2
Wat is het vereiste niveau? -
mondelinge taalvaardigheid, zoals luisteren, spreken en gesprekken voeren (niveau 3F)
-
leesvaardigheid (niveau 3F)
-
schrijfvaardigheid (niveau 3F)
-
taalverzorging (niveau 3F)
Op 1 augustus 2010 is de Wet referentieniveaus Nederlandse taal en rekenen van kracht geworden. Hierin is bepaald wat leerlingen op verschillende momenten in hun schoolloopbaan moeten kennen en kunnen op het gebied van taal en rekenen. Deze belangrijke momenten noemt de commissie 'drempels'. Er zijn vier drempels vastgesteld in een schoolloopbaan van primair onderwijs tot uitstroom naar de arbeidsmarkt of instroom in het hoger onderwijs. Het niveau dat leerlingen moeten behalen om een drempel goed te kunnen nemen, wordt het fundamentele niveau (F) genoemd. Er zijn ook streefniveaus geformuleerd voor leerlingen die meer aankunnen (S). Voor studenten die op Mbo-4 niveau uitstromen is bepaald dat het niveau 3F dient te zijn.
2015-2016
4 van 42
versie 20141224
Informatiewijzer Nederlands, Engels en Rekenen
1.3
Hoe ziet het examen Nederlands eruit?
We maken gebruik van de examens van Uitgever Deviant. De slaag-/zakbeslissing is afhankelijk van het startmoment van de opleiding en het studiejaar van diplomering. Zie hiervoor het cohortenschema generieke eisen Nederlands, rekenen en Engels. De meest recente versie is te downloaden op: http://www.steunpunttaalenrekenenmbo.nl Of gebruik de interactieve versie op: http://cohortenschema.faistos.nl/ Vanaf studiejaar 2014-2015 moet een deel van de schriftelijke examens van Nederlands centraal afgenomen worden. Het betreft de onderdelen Lezen en Luisteren; de andere vaardigheden vinden wel middels instellingsexamens plaats. Dit betekent overigens niet dat deze altijd op de onderwijslocatie plaatsvinden. Onderdeel Lezen Schrijven Inclusief taalverzorging Spreken
Vorm Leestekst met meerkeuzevragen Schrijfopdrachten
3F 60 minuten 120 minuten
Presentatie geven
Gesprekken
Vraaggesprek en discussie
Luisteren
Luisteren naar luisterfragmenten met meerkeuzevragen
± 15 minuten ± 20 minuten 45 minuten
Onderdeel Benodigde spullen* Lezen Examens, pen, kladpapier Schrijven Examens, pen, kladpapier Spreken* Examens, eventueel * aantekeningen voorbereiding, klok/horloge, beoordelingskaart, pen Gesprekk Examens, en** aantekeningen voorbereiding, klok/horloge,
2015-2016
5 van 42
Bijzonderheden Centraal schriftelijk: examens van Cito eoordeling ook op taalverzorging Taalassessor en 2e beoordelaar (niet bevoegd).
Taalassessor en 2e beoordelaar (niet bevoegd).
versie 20141224
Informatiewijzer Nederlands, Engels en Rekenen
Luisteren
beoordelingsformulier, pen Examens, studenten moeten inloggegevens hebben, pen, kladpapier.
Centraal schriftelijk: examens van Cito
*gebruik van een woordenboek is nergens toegestaan ** voor het onderdeel gesprekken voeren en spreken, krijg je vooraf 30 minuten de tijd om op basis van een schriftelijke opdracht je voor te bereiden. 1.4
Wanneer ben ik geslaagd voor het examen? Voor Nederlands wordt het cijfer van het centrale examen (= één cijfer met één decimaal) en het cijfer van het instellingsexamen (= één cijfer met één decimaal) gemiddeld tot één heel eindcijfer (van 1 – 10). Dit is het eindcijfer voor het onderdeel Nederlands. Een voorbeeld: Voor het centrale examen wordt een 6,1 behaald en voor het instellingsexamen een 7,3. Het gemiddelde van deze 2 cijfers wordt een 6,7 dat wordt afgerond naar een heel eindcijfer: 7 Voor het behalen van een voldoende eindresultaat voor Nederlands geldt dat het eindcijfer niet lager mag zijn dan een 5 (zak-slaagregeling voor diplomering in 2014-2015). Bij een 5 dient, ter compensatie, het cijfer voor Engels minimaal een 6 te zijn.
1.5
Hoe kan ik mij voorbereiden? Je hebt een pakket ontvangen welke bestaat uit een studieboek, werkboek en een inlogcode bij studiemeter van Deviant Je begint met het maken van een nulmeting. Voor Nederlands is er één nulmeting voor Luisteren en één nulmeting voor Lezen, Spelling, Stijl en Woordkennis samen. Het doel van deze nulmeting is een beeld te krijgen waar je staat in de beheersing van de Nederlandse taal en wat je afstand is tot de diploma-eis. De nulmeting wordt digitaal afgenomen. De duur van de nulmeting is afhankelijk van de beheersing van het vak, maximaal een paar uur voor de vijf onderdelen samen. De nulmeting kan overal afgenomen worden, mits je beschikt over een rustige ruimte met een computer met internet en een headset. Er mag geen woordenboek gebruikt worden. Na afloop van de volledige nulmeting worden de resultaten getoond in een scoretabel. De test brengt in de weergave
2015-2016
6 van 42
versie 20141224
Informatiewijzer Nederlands, Engels en Rekenen
van de resultaten een extra nuancering aan per niveau. Zo betekent een score van 2F.1 dat de deelnemer niveau 2F gedeeltelijk beheerst en een score van 2F.2 dat de deelnemer niveau 2F voldoende beheerst, maar nog niet het naastgelegen hogere niveau (3F). Afhankelijk van je nulmeting maak je voor jezelf een plan hoeveel tijd je gaat besteden aan het maken van de oefeningen uit het boek en op studiemeter. Er zijn overigens nog meer zelftests te vinden op internet. Door het doen van tests op internet krijg je ook meer vertrouwen in jezelf en dit bevordert je slaagkans bij het maken van de toets. 1. Worstel je ook vaak met een d of dt of t, dan is dit een handige website; http://www.beterspellen.nl/website/index.php 2. Op deze website kun je verschillende taaltests doen om zo enig idee te krijgen wat je niveau is. Het vereiste niveau is 3F volgens de commissie Meijerink: http://www.nederlandsetaaltest.nl 3. Dezelfde website biedt ook een handig overzicht van studieboeken op niveau 3F: http://www.nederlandsetaaltest.nl/Nederlandsleren/studieboek-naslagwerk/verbeter-je-kennis.html 4. De website van het college voor examens bevat een prototype van een examen Nederlands op het vereiste niveau 3F. Lees de instructie eerst. Je kunt overigens niet de vragen beantwoorden. http://www.cve.nl/item/prototypes_coe_taal_en_rekenen_ mbo 5. Het groene boekje met spellingsregels online: http://woordenlijst.org/ 1.6
Kan ik een vrijstelling krijgen? Een vrijstelling is mogelijk in het geval een student binnen twee jaar na het studiejaar waarin hij mbo-examen heeft gedaan in het onderdeel Nederlands nogmaals examen zou
2015-2016
7 van 42
versie 20141224
Informatiewijzer Nederlands, Engels en Rekenen
moeten doen in dit betreffende onderdeel (bijvoorbeeld bij doorstroom of overstap naar een andere mbo-opleiding). Deze vrijstellingsmogelijkheid geldt alleen als de student in het betreffende onderdeel op hetzelfde of op een hoger mbo-niveau examen heeft gedaan en daarvoor ten minste het eindcijfer 6 heeft gehaald. Bovendien moet expliciet op het certificaat aangegeven staan alle onderdelen die zijn getoetst (zoals hierboven omschreven) en het behaalde niveau. NB Een in het voortgezet onderwijs behaalde voldoende voor het examen Nederlands levert dus geen vrijstelling op van het examen Nederlandse taal in het mbo. Deze beperking is erop gericht dat de vaardigheden op het gebied van Nederlandse taal in het mbo worden onderhouden. Vrijstellingen worden slechts verleend na een onderzoek door de examencommissie. 1.7
Kwalitatieve criteria op het vereiste niveau 3F In onderstaande tabel is tot in detail beschreven waartoe iemand op niveau 3F ten aanzien van de onderdelen, spreken, gesprekken voeren, lezen, luisteren en schrijven in staat is. (taal verzorging is hierin niet opgenomen.)
Mondelinge Taalvaardigheid: Niveau 3 F 1.1. Gesprekken Algemene omschrijving Kan op effectieve wijze deelnemen aan gesprekGesprekken ken over onderwerpen uit de (beroeps)opleiding en van maatschappelijke aard Taken 1. Deelnemen aan discussie en Kan actief deelnemen aan discussies, debatten overleg en overleg in kleinere of grotere groepen. 2. Informatie uitwisselen Kan actief deelnemen aan gesprekken in het kader van werk/ beroepsvoor- bereiding, een project of (maatschappelijke) stage en de evaluatie daarvan Kenmerken van de taakuitvoering Beurten nemen en bijdragen Kan op doeltreffende wijze de beurt nemen. Kan aan samenhang standaardzinnen gebruiken (bijvoorbeeld: «Dat is een moeilijk te beantwoorden vraag») om tijd te winnen en de beurt te behouden Afstemming op doel Kan zonder moeite gesprekken voeren met meerdere doelen. Kan afwijkingen van het doel inbrengen en accepteren zonder de draad kwijt
2015-2016
8 van 42
versie 20141224
Informatiewijzer Nederlands, Engels en Rekenen
Afstemming op de gesprekspartner(s)
Woordgebruik en woordenschat
Vloeiendheid, verstaanbaarheid en grammaticale beheersing
Mondelinge Taalvaardigheid 1.2. Luisteren Algemene omschrijving Luisteren Tekstkenmerken Lengte
Opbouw
Taken 1. Luisteren naar instructies 2. Luisteren als lid van een live publiek
3. Luisteren naar radio en televisie en naar gesproken tekst op internet
2015-2016
te raken. Kiest in formele en informele situaties zonder moeite de juiste taalvariant. Reageert adequaat op de uitingen van de gesprekspartners en vraagt zonodig naar meer informatie of naar de bedoeling. Reageert adequaat op non-verbale signalen. Beschikt over een goede woordenschat. Kan variëren in de formulering. Trefzekerheid in de woordkeuze is over het algemeen hoog, al komen enige verwarring en onjuist woordgebruik wel voor Toont een betrekkelijk grote beheersing van de grammatica. Incidentele vergissingen, nietstelselmatige fouten en kleine onvolkomenheden in de zinsstructuur kunnen voorkomen, maar zijn zeldzaam en worden meestal direct verbeterd.
Kan luisteren naar een variatie aan teksten over onderwerpen uit de (beroeps)opleiding en van maatschappelijke aard. Lange teksten komen voor, luisterduur kan 30 minuten en meer zijn, ook als er geen interactie mogelijk is. De teksten hebben een structuur waarbij verbanden niet altijd duidelijk of expliciet worden aangegeven. Er worden minder frequente verbindingswoorden gebruikt. De informatiedichtheid kan hoog zijn. Kan uitleg en instructies over concrete en abstracte onderwerpen begrijpen Kan in een lange(re) uiteenzetting, beschouwing of betoog de hoofdpunten en onderbouwingen begrijpen, ook als het onderwerp buiten het vakof interessegebied ligt en het onderwerp abstract is. Kan de meeste gesproken teksten in radio- en televisieprogramma’s en ander uitgezonden of opgenomen geluidsmateriaal begrijpen.
9 van 42
versie 20141224
Informatiewijzer Nederlands, Engels en Rekenen
Kenmerken van de taakuitvoering Begrijpen Kan (verhalende, informatieve, instructieve en betogende) tekstsoorten onderscheiden en benoemen. Kan onderscheid maken tussen mening en feit. Kan onderscheid maken tussen standpunt en argument. Interpreteren Kan de tekst vergelijken met inhouden uit andere teksten en kan tekstdelen met elkaar vergelijken. Kan conclusies trekken naar aanleiding van een (deel van de) tekst en over intenties, opvattin- gen, gevoelens, stemming en toon van de spreker(s). Kan de bedoeling van de spreker(s) verwoorden als ook de verbale en non-verbale middelen die gebruikt zijn om dit doel te bereiken. Kan onderscheid maken tussen drogreden en argument. Evalueren Kan een oordeel geven over de waarde en de betrouwbaarheid van de gegeven informatie voor zichzelf en voor anderen. Kan de argumentatie in een betogende tekst op aanvaardbaarheid beoordelen. Samenvatten Kan een tekst samenvat- ten voor zichzelf en ook voor anderen. Mondelinge Taalvaardigheid: Niveau 3 F 1.3 Spreken Algemene omschrijving Spreken Kan monologen en presentaties houden over onderwerpen uit de (beroeps)opleiding en van maatschappelijke aard waarin ideeën worden uitgewerkt en voorzien van relevante voorbeelden. Taken Een monoloog houden
Kan een verhaal vertellen met een inleiding, een kern en een slot. Kan informatie verzamelen en een presentatie geven met argumenten voor of tegen een bepaald standpunt, of voor- en nadelen van diverse opties. Kan vragen naar aanleiding van verhaal of presentatie vloeiend en spontaan beantwoorden. Kenmerken van de taakuitvoering Samenhang Maakt gebruik van middelen voor tekstcohesie (bijvoorbeeld signaal- en verbindingswoorden)
2015-2016
10 van 42
versie 20141224
Informatiewijzer Nederlands, Engels en Rekenen
Afstemming op doel
Afstemming op publiek
Woordgebruik en woordenschat. Vloeiendheid, verstaanbaarheid en grammaticale beheersing
2. Lezen 2.1. Zakelijke teksten Algemene omschrijving Lezen zakelijke teksten
Teksten Tekstkenmerken
Taken 1. Lezen van informatieve teksten
2. Lezen van instructies
2015-2016
om uitingen te verbinden tot een heldere, samenhangende tekst. Bij langere teksten kan dit nog problemen opleveren. Kan, indien nodig, het publiek de opbouw en structuur duidelijk maken en volgt deze ook Kan tijdens een spreek- taak verschillende doelen met elkaar verbinden (bijvoorbeeld informeren en overtuigen) en is zich bewust van wisseling van spreekdoel. Kiest in formele en informele situaties zonder moeite de juiste taalvariant. Kan spontaan afwijken van een voorbereide tekst en ingaan op belangwekkende punten die vanuit het publiek worden aangedragen. Zie Gesprekken Zie Gesprekken + Kan langere stukken tekst produceren in een normaal tempo; hoewel er tijdens het zoeken naar patronen en uitdrukkingen, aarzelingen voorkomen, zijn er weinig, overigens niet storende pauzes.
Kan een grote variatie aan teksten over onderwerpen uit de (beroeps)opleiding en van maatschappelijke aard zelfstandig lezen. Leest met begrip voor geheel en details. De teksten zijn relatief complex, maar hebben een duidelijke opbouw die tot uiting kan komen in het gebruik van kopjes. De informatiedichtheid kan hoog zijn. Kan informatieve teksten lezen, zoals voorlichtings-materiaal, brochures van instanties (met meer formeel taalgebruik), teksten uit (gebruikte) methodes, maar ook krantenberichten, zakelijke correspondentie, ingewikkelde schema’s en rapporten over het eigen werkterrein. Kan instructieve teksten lezen, zoals ingewikkelde instructies in gebruiksaanwijzingen bij onbekende apparaten en
11 van 42
versie 20141224
Informatiewijzer Nederlands, Engels en Rekenen
3. Lezen van betogende teksten
procedures. Kan betogende teksten lezen waaronder teksten uit schoolboeken, opiniërende artikelen
Kenmerken van de taakuitvoering Techniek en woordenschat Op dit niveau is de woordenschat geen onderscheidend kenmerk van leerlingen meer. De woordenschat van de leerling is voldoende, om teksten te lezen en wanneer nodig kan de betekenis van onbekende woorden uit de vorm, de samenstelling of de context afgeleid worden. Begrijpen Kan tekstsoorten benoemen. Kan de hoofdgedachte in eigen woorden weergeven. Begrijpt en herkent relaties als oorzaak- gevolg, middel-doel, opsomming e.d. Maakt onderscheid tussen hoofd- en bijzaken, meningen en feiten. Maakt onderscheid tussen standpunt en argument. Maakt onderscheid tussen drogreden en argument. Trekt conclusies naar aanleiding van een (deel van de) tekst. Interpreteren Trekt conclusies over de intenties, opvattingen en gevoelens van de schrijver. Evalueren Kan het doel van de schrijver aangeven als ook de talige middelen die gebruikt zijn om dit doel te bereiken. Kan de tekst opdelen in betekenisvolle eenheden en kan de functie van deze eenheden benoemen. Kan de argumentatie in een betogende tekst op aanvaardbaarheid beoordelen. Kan de informatie in een tekst beoordelen op waarde voor zichzelf en anderen. Samenvatten Kan een tekst beknopt samenvatten voor anderen. Opzoeken Kan de betrouwbaarheid van bronnen beoordelen en vermeldt bronnen. Kan snel informatie vinden in langere rapporten of ingewikkelde schema’s. 2. Lezen 2.2 Fictionele, narratieve en literaire teksten Algemene omschrijving Lezen Kan adolescentenliteratuur en eenvoudige fictionele, narratieve en volwassenenliteratuur kritisch en reflecterend literaire teksten lezen. Teksten
2015-2016
12 van 42
versie 20141224
Informatiewijzer Nederlands, Engels en Rekenen
Tekstkenmerken
De teksten hebben een relatief complexe structuur. Literaire procedés, zoals perspectiefwisselingen en tijdsprongen, zijn tamelijk expliciet. Naast de concrete betekenislaag is ook sprake van een diepere laag. De teksten appelleren vooral aan persoonlijke en maatschappelijke vraagstukken. Kenmerken van de taakuitvoering Begrijpen Herkent vertel- en dichttechnische procedés. Herkent veel voorkomende stijlfiguren. Kan causale verbanden leggen op het niveau van de handelingen van personages en de gebeurtenissen. Kan expliciete doelen en motieven van personages opmerken. Interpreteren
Evalueren
3. Schrijven Algemene omschrijving
Taken 1. Correspondentie
2015-2016
Kan impliciete doelen en motieven van personages benoemen. Kan betekenis geven aan symbolen. Kan aangeven welke vraagstukken centraal staan en de hoofdgedachte of boodschap van de tekst weergeven. Kan de werking van elementaire vertel- en dichttechnische procedé́s toelichten. Evalueert de tekst ook met morele en cognitieve argumenten. Kan uiteenzetten tot welke inzichten de tekst heeft geleid. Kan met leeftijdgenoten discussië- ren over de interpretatie en kwaliteit van teksten en over de maatschappelijke, psychologische en morele kwesties die door de tekst worden aangesneden. Kan interesses in bepaalde vraagstukken motiveren. Kan de persoonlijke literaire smaak en ontwikkeling beschrijven.
Kan gedetailleerde teksten schrijven over onderwerpen uit de (beroeps)opleiding en van maatschappelijke aard, waarin informatie en argumenten uit verschillende bronnen bijeengevoegd en beoordeeld worden. Kan adequate brieven en e-mails schrijven, gevoelens genuanceerd uitdrukken en een standpunt beargumenteren.
13 van 42
versie 20141224
Informatiewijzer Nederlands, Engels en Rekenen
2. Formulieren invullen, berichten, advertenties en aantekeningen
Kan over allerlei onderwerpen belangrijke informatie noteren en doorgeven. Kan aantekeningen maken van een helder gestructureerd verhaal. 3. Verslagen, werkstukken, Kan uiteenzettende, beschouwende en samenvattingen, artikelen betogende teksten schrijven. Kan vanuit een vraagstelling een verslag, werkstuk of artikel schrijven waarbij een argument wordt uitgewerkt en daarbij redenen aangeven voor of tegen een bepaalde mening en de voor- en nadelen van verschil- lende keuzes uitleggen. Kan informatie uit verschillende bronnen in één tekst synthetiseren. 4. Vrij schrijven Kenmerken van de taakuitvoering Samenhang De gedachtelijn is in grote lijnen logisch en consequent met hier en daar een niet hinderlijk zijspoor. Relaties als oorzaak en gevolg, voor- en nadelen, overeen- komst en vergelijking, zijn duidelijk aangegeven. Verband tussen zinnen en zinsdelen in samengestelde zinnen is over het algemeen goed aangegeven door het gebruik van juiste verwijs- en verbindingswoorden. Alinea’s zijn verbonden tot een coherent betoog. Afstemming op doel Kan verschillende schrijfdoelen hanteren en in een tekst combineren: informatie vragen en geven, mening geven, overtuigen, tot handelen aanzetten. Kan opbouw van de tekst aan het doel van de tekst aanpassen. Afstemming op publiek Kan schrijven voor zowel publiek uit de eigen omgeving als voor een algemeen lezerspubliek (bijvoorbeeld instanties, media). Past register consequent toe: het taalgebruik past binnen de gegeven situatie en is consistent in toon, doel, genre. Woordgebruik en woordenschat Brengt variatie in woordgebruik aan om herhaling te voorkomen. Woordkeuze is meestal adequaat, er wordt slechts een enkele fout gemaakt. Spelling, interpunctie en Zie niveaubeschrijving Taalverzorging. Toont een grammatica betrekkelijk grote beheersing van de grammatica. Incidentele vergissingen, nietstelselmatige fouten en kleine onvolkomenheden in de zinsstructuur kunnen nog voorkomen.
2015-2016
14 van 42
versie 20141224
Informatiewijzer Nederlands, Engels en Rekenen
Leesbaarheid
Geeft een heldere structuur aan de tekst, gebruikt witregels, marges en kopjes. Geeft in een langere tekst een indeling in paragrafen. Stemt de lay-out af op doel en publiek. Bron: Staatsblad, besluit 265, 17-6-2010
2015-2016
15 van 42
versie 20141224
Informatiewijzer Nederlands, Engels en Rekenen
2
Engels Van de medewerker informatiedienstverlening wordt verwacht dat hij Engelstalige informatie, zoals inhoudsbeschrijvingen, metadata en indien nodig vakliteratuur kan begrijpen en eenvoudige gesprekken met een klant kan voeren.
2.1
Wat wordt getoetst? De volgende vaardigheden worden getoetst: - lezen (niveau B1) - luisteren (niveau B1) - schrijven (niveau A2) - spreken (niveau A2) - gesprekken voeren (niveau A2)
2.2
Wat is het vereiste niveau? Voor de bepaling van het niveau van moderne vreemde talen wordt het Europees ReferentieKader gebruikt (ERK). In het Engels is dit Common European Framework of Reference (kortweg CEFR of CEF).Het ERK onderscheidt zes taalcompententieniveaus: van beginner tot near-native, van A1 tot en met C2. Zie onderstaande tabel.
Basisgebruiker: A1-A2
Onafhankelijke gebruiker: B1-B2
Vaardige gebruiker: C1-C2
In onderstaande overzicht zie je dat gesprekken voeren en spreken op niveau A2 wordt getoetst en de overige onderdelen op niveau B1. Hieronder staat het fundamentele of minimale niveau. -
gesprekken voeren (niveau A2) lezen (niveau B1) luisteren (niveau B1) schrijven (niveau A2) spreken (niveau A2)
A2 -niveau houdt het volgende in; Kan zinnen en regelmatig voorkomende uitdrukkingen begrijpen die verband hebben met zaken van direct belang (bijvoorbeeld persoonsgegevens, familie, winkelen, plaatselijke geografie, werk). Kan communiceren in simpele
2015-2016
16 van 42
versie 20141224
Informatiewijzer Nederlands, Engels en Rekenen
en alledaagse taken die een eenvoudige en directe uitwisseling over vertrouwde en alledaagse kwesties vereisen. Kan in eenvoudige bewoordingen aspecten van de eigen achtergrond, de onmiddellijke omgeving en kwesties op het gebied van diverse behoeften beschrijven. B1-niveau houdt het volgende in: Kan de belangrijkste punten begrijpen uit duidelijke standaardteksten over vertrouwde zaken die regelmatig voorkomen op het werk, op school en in de vrije tijd. Kan zich redden in de meeste situaties die kunnen optreden tijdens het reizen in gebieden waar de betreffende taal wordt gesproken. Kan een eenvoudige lopende tekst produceren over onderwerpen die vertrouwd of die van persoonlijk belang zijn. Kan een beschrijving geven van ervaringen en gebeurtenissen, dromen, verwachtingen en ambities en kan kort redenen en verklaringen geven voor meningen en plannen. 2.3
Hoe ziet het examen Engels eruit? We maken gebruik van de examens van Deviant. De slaag/zakbeslissing is afhankelijk van het startmoment van de opleiding en het studiejaar van diplomering. Zie hiervoor het cohortenschema generieke eisen Nederlands, rekenen en Engels. De meest recente versie is te downloaden op: http://www.steunpunttaalenrekenenmbo.nl Of gebruik de interactieve versie op: http://cohortenschema.faistos.nl/ Het examen Engels bestaat uit vijf verschillende examens passend bij de vijf vaardigheden: Lezen, Schrijven, Spreken, Gesprekken voeren en Luisteren. We maken gebruik van de examens van Deviant.
2015-2016
Onderdeel
Vorm
A2
B1
Lezen
Leestekst met meerkeuzevragen
40 minuten
40 minuten
Schrijven
Schrijfopdrachten
2x45 minuten
2x45 minuten
Spreken
Presentatie geven
20 minuten*
20 minuten*
Gesprekken
Vraaggesprek en discussie
30 minuten*
30 minuten*
Luisteren
Luisteren naar luisterfragmenten met meerkeuzevragen
10 minuten
10 minuten
17 van 42
versie 20141224
Informatiewijzer Nederlands, Engels en Rekenen
Onderdeel
Benodigde spullen *
Opmerkingen
Lezen
Examens, pen, kladpapier
Surveillant
Schrijven
Examens, pen, kladpapier
Surveillant
Spreken**
Examens, pen, kladpapier om bij voorbereiding steekwoorden te noteren
Taalassessor en 2e beoordelaar (niet bevoegd).
Gesprekken**
Examens, pen, kladpapier om bij voorbereiding steekwoorden te noteren.
Taalassessor en 2e beoordelaar (niet bevoegd).
Luisteren
Examens, pen, kladpapier.
Surveillant
*Gebruik van woordenboeken zijn nergens toegestaan ** Voor het onderdeel gesprekken voeren en spreken, krijg je vooraf 30 minuten de tijd om op basis van een schriftelijke opdracht je voor te bereiden. 2.4
Wanneer ben ik geslaagd voor het examen? Voor Engels krijg je twee cijfers op je cijferlijst. Eén cijfer voor spreken en gesprekken voeren en schrijven op niveau A2 en één cijfer voor de overige onderdelen lezen, luisteren op B1. Beide cijfers moeten gemiddeld minimaal een cijfer 5,0 zijn om geslaagd te zijn voor vak Engels en je diploma Mbo-4 te verkrijgen. Je hebt dus binnen B1 en binnen A2 compensatiemogelijkheid. Voorbeeld: schrijven 3,8/ spreken 6,1 / gesprekken voeren 5,4 = gemiddeld 5,1 voor A2-niveau = geslaagd. Het andere cijfer moet ten minste een 6 zijn. Van de eindcijfers voor Nederlands en Engels mag er één onvoldoende zijn (niet lager dan een 5); is dat het geval bij Engels dan moet het cijfer voor Nederlands minimaal een 6 zijn. De zak/slaagregeling verandert ná 1 oktober 2015. Zie de pdf: examenperiodes.
2015-2016
18 van 42
versie 20141224
Informatiewijzer Nederlands, Engels en Rekenen
2.5
Hoe kan ik mij voorbereiden? Je hebt een pakket ontvangen welke bestaat uit een studieboek, werkboek en een inlogcode bij studiemeter van Deviant Je begint met het maken van een nulmeting. Voor Engels is dit één nul-toets voor Luisteren, Lezen, Woorden en Structuur samen. Hetgeen niet gemeten wordt in de nul-toets, wordt in de eerste les bij Vak & Werk School gemeten. Het doel van deze nulmeting is een beeld te geven waar je staat in de beheersing van de Engelse taal staat en wat de afstand is tot de diploma-eis. De nulmeting wordt digitaal afgenomen. De duur van de nulmeting is afhankelijk van de beheersing van het vak, maximaal een paar uur per vak. De nulmeting kan overal afgenomen worden, mits je beschikt over een rustige ruimte met een computer met internet en een headset. Er mag geen woordenboek gebruikt worden. Na afloop van de volledige nulmeting worden de resultaten getoond in een scoretabel. De test brengt in de weergave van de resultaten een extra nuancering aan per niveau. Zo betekent een score van B1.1 dat de deelnemer niveau B1 gedeeltelijk beheerst en een score van B1.2 dat de deelnemer niveau B1 voldoende beheerst, maar nog niet het naastgelegen hoger niveau, B2. Afhankelijk van je nulmeting maak je voor jezelf een plan hoeveel tijd je gaat besteden aan het maken van de oefeningen uit het boek en op studiemeter. Je kunt je ook voorbereiden op het examen Engels door veel Engelstalige boeken te lezen, films te bekijken en ook wat zelftests uit te voeren op internet. Door het doen van tests op internet krijg je ook meer vertrouwen in jezelf en dit bevordert je slaagkans bij het maken van de toets. 1. Dit is een gratis zelftest waarbij je woorden in een zin moet vertalen. Je oefent hiermee zowel luister- als leesvaardigheid. http://www.hceonline.nl/onlineleren/onlinelerenfiles/demo _hce_upup/hce_zelftest_dt_nl.html
2015-2016
19 van 42
versie 20141224
Informatiewijzer Nederlands, Engels en Rekenen
2. Op deze website kun je een gratis multiple choice zelftest doen in zowel gemakkelijk als moeilijk Engels. Het is niet bekend hoe deze test zich verhoudt tot het ERK. http://www.englishacademy.be/nl-testuwniveau.asp 3. Op deze website kun je heel gemakkelijk woorden van Engels naar Nederlands vertalen en omgekeerd. Handig als je moeilijke teksten aan het lezen bent. http://www.mijnwoordenboek.nl/ 4. Dit is een geweldige website waar je al je vaardigheden kunt oefenen van lezen tot luisteren en spreken. Bij alle oefeningen is duidelijk aangegeven op welke ERK-niveau de oefening is. http://wp.digischool.nl/engels/oefenen/ 5. Ook op onderstaande website kun je oefeningen doen. http://www.englishjet.com/english_courses_files/test_level. asp 2.6
Kan ik een vrijstelling krijgen? Vrijstellingen worden slechts verleend na een onderzoek door de examencommissie. Uitgangspunt is dat het waardedocument dat wordt voorgelegd, expliciet aangeeft dat alle betreffende onderdelen zijn getoetst en op welk niveau. Waardedocumenten ouder dan 24 maanden kunnen niet worden voorgelegd.
2.7
Kwalitatieve criteria op de vereiste niveau’s In onderstaande tabel is nauwkeurig beschreven wat iemand demonstreert op de verschillende niveaus.
Luisteren - kwalitatieve criteria op niveau B1 Algemene Kan de hoofdpunten begrijpen wanneer in duidelijk omschrijving uitgesproken standaardtaal wordt gesproken over vertrouwde beheersingsniveau zaken die hij regelmatig tegenkomt op zijn werk, school, vrije tijd enz. Kan de hoofdpunten van veel radio- of tv-programma’s over actuele zaken of over onderwerpen van persoonlijk of beroepsmatig belang begrijpen, wanneer er betrekkelijk langzaam en duidelijk gesproken wordt. 1. gesprekken Kan in het algemeen de hoofdpunten volgen van een tussen uitgebreide discussie om hem heen, op voorwaarde dat er moedertaalsprekers duidelijk gearticuleerd wordt in de standaardtaal. verstaan
2015-2016
20 van 42
versie 20141224
Informatiewijzer Nederlands, Engels en Rekenen
2. Luisteren als lid van een live publiek 3. Luisteren naar aankondigingen en instructies 4. Luisteren naar tv, video- en geluidsopnames Tekstkenmerken en Onderwerp Woordgebruik en zinsbouw Tempo en articulatie Tekstlengte
Kan ongecompliceerde korte praatjes over vertrouwde onderwerpen in grote lijnen volgen, op voorwaarde dat er duidelijk gearticuleerde standaardtaal gesproken wordt. Kan eenvoudige technische informatie begrijpen, zoals gebruiksaanwijzingen voor apparaten. Kan gedetailleerde aanwijzingen opvolgen. Kan de hoofdpunten begrijpen van radio- nieuwsberichten en eenvoudig geluidsmateriaal over vertrouwde onderwerpen, indien langzaam en duidelijk gepresenteerd. kenmerken taakuitvoering Teksten hebben betrekking op vertrouwde onderwerpen uit zijn/haar eigen vakgebied of interessegebied. Het taalgebruik is eenvoudig. Binnen het eigen vak en/of interessegebied wordt complexer taalgebruik wel begrepen. Het spreektempo is normaal. De spreker spreekt duidelijk gearticuleerde standaardtaal. Teksten zijn niet al te lang.
Lezen– kwalitatieve criteria op niveau B1 Algemene Kan teksten begrijpen die hoofdzakelijk bestaan uit zeer omschrijving frequente dagelijkse, of aan het werk gerelateerde taal. Kan de beheersingsniveau beschrijving van gebeurtenissen, gevoelens en wensen in persoonlijke brieven begrijpen. 1. Correspondentie Kan de beschrijving van gebeurtenissen, gevoelens en wensen in lezen persoonlijke brieven goed genoeg begrijpen om regelmatig met iemand te corresponderen. Begrijpt de feitelijke informatie in eenvoudige zakelijke brieven goed genoeg om adequaat te kunnen reageren. 2. Oriënterend Kan in alledaags materiaal, zoals brieven, brochures en korte lezen officiële documenten relevante informatie vinden en begrijpen. 3. Lezen om inKan significante punten herkennen in eenvoudige formatie op te krantenartikelen over bekende onderwerpen. doen 4. Instructies lezen Kan duidelijk geschreven, ondubbelzinnige instructies bij een apparaat begrijpen. Tekstkenmerken en kenmerken taakuitvoering Onderwerp Vertrouwde, alledaagse of werkgerelateerde onderwerpen. Woordgebruik en Eenvoudig en alledaags zinsbouw Tempo en Teksten zijn goed gestructureerd. articulatie Tekstlengte Teksten kunnen langer zijn. Signalen Kan de betekenis van onbekende woorden over onderwerpen die herkennen en gerelateerd zijn aan zijn vakgebied en interesses bepalen aan
2015-2016
21 van 42
versie 20141224
Informatiewijzer Nederlands, Engels en Rekenen
interpreteren
de hand van de context. Kan de betekenis van zo nu en dan voorkomende onbekende woorden afleiden uit de context en de betekenis van zinnen herleiden, op voorwaarde dat het besproken onderwerp bekend is
Gesprekken voeren – Algemene omschrijving beheersingsniveau
tekstkenmerken productief niveau A2 Kan communiceren over eenvoudige en alledaagse taken die een eenvoudige en directe uitwisseling van informatie over vertrouwde onderwerpen en activiteiten betreffen. Kan zeer korte sociale gesprekken aan, alhoewel hij gewoonlijk niet voldoende begrijpt om het gesprek zelfstandig gaande te houden. 1.Informele Kan sociale contacten tot stand brengen: groeten en afscheid gesprekken nemen, zichzelf of anderen voorstellen, bedanken, reageren op uitnodigingen, suggesties en verontschuldigingen indien direct tot hem gericht en langzaam en duidelijk gesproken, en ze zelf doen. Is echter niet in staat zonder medewerking van de gesprekspartner het gesprek op gang te houden. Kan op eenvoudige wijze voorkeur en mening uitdrukken over vertrouwde alledaagse onderwerpen. 2. Bijeenkomsten Kan sociale contacten tot stand brengen: groeten en afscheid en vergaderingen nemen, zichzelf of anderen voorstellen, bedanken, reageren op uitnodigingen, suggesties en verontschuldigingen indien direct tot hem gericht en langzaam en duidelijk gesproken, en ze zelf doen. Is echter niet in staat zonder medewerking van de gesprekspartner het gesprek op gang te houden. Kan op eenvoudige wijze voorkeur en mening uitdrukken over vertrouwde alledaagse onderwerpen. 3. Zaken regelen Kan aangeven dat hij de gesprekspartner volgt en kan, als de gesprekspartner zich daarvoor inspant, begrijpen wat er gedaan moet worden. Kan informatie vragen over reizen en kan gebruik maken van het openbaar vervoer. Kan informatie vragen over zaken en kan eenvoudige transacties doen in winkels, postkan- toren en banken. Kan informatie geven en ontvangen over hoeveelheden, nummers, prijzen, etc. 4. Informatie Kan eenvoudige aanwijzingen en instructies geven en opvolgen. uitwisselen Kan communiceren binnen eenvoudige en dagelijkse taken waarin gevraagd wordt om een eenvoudige en directe uitwisseling van informatie Tekstkenmerken en kenmerken taakuitvoering Onderwerp De onderwerpen zijn alledaags en vertrouwd. Woordenschat en Standaard patronen met uit het hoofd geleerde uitdrukkingen en
2015-2016
22 van 42
versie 20141224
Informatiewijzer Nederlands, Engels en Rekenen
woordgebruik
Grammaticale correctheid Interactie
Vloeiendheid Coherentie Uitspraak
kleine groepen van woorden waarmee beperkte informatie wordt overgebracht met betrekking tot eenvoudige alledaagse situaties. Correct gebruik maken van eenvoudige constructies, bevat echter ook systematisch elementaire fouten. Antwoorden op vragen en reacties op eenvoudige uitspraken. Indicaties van begrip maar weinig initiatief om de conversatie gaande te houden. Zeer korte uitingen, met veel voorkomende pauzes, valse starts en het herformuleren van uitingen. Groepen woorden zijn verbonden met eenvoudige voegwoorden, zoals: ‘en’, ‘maar’ en ‘omdat’. De uitspraak is duidelijk genoeg om verstaanbaar te zijn, ondanks een hoorbaar accent. Gesprekspartners vragen af en toe om herhaling.
Gesprekken voeren – tekstkenmerken receptief niveau A2 Woordgebruik en Woordgebruik is eenvoudig. Zinnen zijn kort. zinsbouw Tempo en Er wordt langzaam gesproken en duidelijk gearticuleerd. articulatie Hulp De gesprekspartner past zijn taalgebruik aan de taalgebruiker aan door langzaam en duidelijk te spreken, te controleren of hij/zij begrepen wordt en waar nodig te herformuleren of te herhalen. De gesprekspartner biedt hulp bij het formuleren en verhelderen van wat de taalgebruiker wil zeggen. Vragen en uitgingen zijn direct aan de taalgebruiker gericht. Spreken – tekstkenmerken productief niveau A2 Algemene Kan een reeks uitdrukkingen en zinnen gebruiken om in beschrijving eenvoudige bewoordingen familie en andere mensen, beheersingsniveau leefomstandigheden, opleiding en huidige of meest recente baan te beschrijven. 1. Monologen Kan zijn familie, woonomstandigheden, onderwijs- ervaring, huidige of meest recente baan beschrijven. Kan in eenvoudige bewoordingen mensen, plaatsen en eigendommen beschrijven. 2. Een publiek Kan een eenvoudig, kort, vooraf ingeoefend praatje houden over toespreken een bekend onderwerp. Kan op eenvoudige vragen reageren als hij om herhaling kan vragen en enige hulp geboden wordt bij het formuleren van het antwoord. Tekstkenmerken en kenmerken taakuitvoering Onderwerp De onderwerpen zijn alledaags en vertrouwd. Woordenschat en Standaardpatronen met uit het hoofd geleerde uitdrukkingen en
2015-2016
23 van 42
versie 20141224
Informatiewijzer Nederlands, Engels en Rekenen
woordgebruik Grammaticale correctheid Vloeiendheid Coherentie Uitspraak
kleine groepen van woorden waarmee beperkte informatie wordt overgebracht in eenvoudige alledaagse situaties. Correct gebruik van eenvoudige constructies, maar bevat nog systematisch elementaire fouten. Overwegend zeer korte uitingen, met veel pauzes, valse starts en herformuleringen. Groepen woorden zijn verbonden door middel van eenvoudige voegwoorden, zoals: ‘en’, «maar» en «omdat». De uitspraak is duidelijk genoeg om de spreker te kunnen volgen, ondanks een hoorbaar accent. Luisteraars zullen af en toe om herhaling moeten vragen
Schrijven – tekstkenmerken productief niveau A2 Algemene Kan korte, eenvoudige notities en boodschappen opschrijven. omschrijving Kan een zeer eenvoudige persoonlijke brief schrijven, bijvoorbeheersingsniveau beeld om iemand voor iets te bedanken. Correspondentie Kan heel eenvoudige persoonlijke brieven schrijven om dankbaar- heid of verontschuldigingen over te brengen. Aantekeningen, Kan een korte, eenvoudige boodschap noteren als om herhaling berichten, of herformulering gevraagd kan worden. formulieren Kan korte eenvoudige aantekeningen of boodschappen gerelateerd aan zaken van onmiddellijke noodzaak schrijven. Verslagen en (Geen descriptor op dit niveau) rapporten Vrij schrijven Kan een aantal eenvoudige frases en zinnen over familie, leefomstandigheden, educatieve achter- grond, huidige of meest recente baan schrijven. Tekstkenmerken en kenmerken taakuitvoering Onderwerp De tekst heeft betrekking op de directe eigen omgeving Woorden schat en woordgebruik Grammaticale correctheid Spelling en interpunctie
Coherentie
2015-2016
van de schrijver of eenvoudige alledaagse situaties. Standaardpatronen met uit het hoofd geleerde uitdrukkingen en kleine groepen van woorden waarmee beperkte informatie word overgebracht. Eenvoudige constructies, echter systematisch met elementaire fouten. Korte zinnen over alledaagse onderwerpen – bijvoorbeeld een routebeschrijving – zijn correct geschreven. Spelling van korte woorden die binnen het mondelinge vocabulaire van de schrijver vallen is fonetisch redelijk correct (volgt echter niet noodzakelijk de standaard spellingsconventies). Groepen woorden zijn verbonden met behulp van eenvoudige voeg- woorden, zoals «en», «maar» en «omdat».
24 van 42
versie 20141224
Informatiewijzer Nederlands, Engels en Rekenen
Bron van bovenstaande: Staatsblad, besluit 563, jaargang 2011 2.8
Verschillende typen tests Er zijn heel veel verschillende soorten tests in de Engelse taal. In onderstaande tabel kun je lezen hoe ze zich verhouden tot het Europese Referentie Kader ofwel CEF. De onderstreepte benamingen zijn hyperlinks.
CEF Level
Cambridge ESOL
IELTS
C2
CPE
9
TOEFL iBT
TOEIC Michigan BULATS ECPE
8 C1
CAE, BEC Higher
7.5
FCE, BEC Vantage
6
110120
880
PET, BEC Prelim
4.5
87-109
ECCE
85+
level 4
76-84
level 3
59-75
level 2
43-58
level 1
30-42
60 57-86
550
4 A2
level 5
75
5 B1
PTE Academic
90
6.5 B2
PTE General
40
KET 20
Bron: www.erk.nl
2015-2016
25 van 42
versie 20141224
Informatiewijzer Nederlands, Engels en Rekenen
3
Rekenen Van de medewerker informatiedienstverlening wordt verwacht dat hij ten behoeve van het beheren en ontsluiten van informatie in staat is om bijvoorbeeld met getallen te werken, verhoudingen in tekeningen te kunnen duiden, locaties te vinden in een archiefdepot, eenvoudige en globale grafieken of diagrammen te lezen en informatie uit tabellen te interpreteren.
3.1
Wat wordt getoetst? De volgende onderdelen komen aan bod bij de intaketoets. - getallen - verhoudingen - meten en meetkunde - verbanden
3.2
Wat is het vereiste niveau? -
getallen (niveau 3F) verhoudingen (niveau 3F) meten en meetkunde (niveau 3F) verbanden (niveau 3F)
Op 1 augustus 2010 is de Wet referentieniveaus Nederlandse taal en rekenen van kracht geworden. Hierin is bepaald wat leerlingen op verschillende momenten in hun schoolloopbaan moeten kennen en kunnen op het gebied van taal en rekenen. Deze belangrijke momenten noemt de commissie 'drempels'. Er zijn vier drempels vastgesteld in een schoolloopbaan van primair onderwijs tot uitstroom naar de arbeidsmarkt of instroom in het hoger onderwijs. Het niveau dat leerlingen moeten behalen om een drempel goed te kunnen nemen, wordt het fundamentele niveau (F) genoemd. Er zijn ook streefniveaus geformuleerd voor leerlingen die meer aankunnen (S). Voor studenten die op Mbo-4 niveau uitstromen is bepaald dat het niveau 3F dient te zijn. 3.3
Hoe ziet het examen eruit? We maken gebruik van de examens van Deviant. De slaag/zakbeslissing is afhankelijk van het startmoment van de opleiding en het studiejaar van diplomering. Zie hiervoor het cohortenschema generieke eisen Nederlands, rekenen en Engels. De meest recente versie is te downloaden op: http://www.steunpunttaalenrekenenmbo.nl
2015-2016
26 van 42
versie 20141224
Informatiewijzer Nederlands, Engels en Rekenen
Of gebruik de interactieve versie op: http://cohortenschema.faistos.nl/ Het examen bestaat uit twee delen, één deel zonder rekenmachine en één deel met rekenmachine. De vier vaardigheden komen hierin allemaal aan bod. In onderstaande tabel staat de duur van het examen per deel vermeld. Onderdeel Vorm Deel I Schriftelijk examen zonder rekenmachine Deel II Schriftelijk examen met rekenmachine
3F 20 60
In studiejaar 2015-2016 worden voor rekenen de centraal landelijke examens ingevoerd. Tot die tijd worden nog instellingsexamens afgenomen. 3.4
Wanneer ben ik geslaagd voor het examen? Elk van de genoemde onderdelen wordt getoetst en resulteert in een (deel)cijfer (afgerond op hele getallen). Het eindresultaat wordt bepaald door het gemiddelde nemen van de resultaten per onderdeel (afgerond op 1 decimaal). In studiejaar 2014-2015 is het cijfer voor rekenen niet van invloed op de zak/slaagregeling. Vanaf 2015-2016 is voor rekenen het cijfer van het centrale examen het eindcijfer (heel cijfer van 1 - 10).
3.5
Hoe kan ik mij voorbereiden? Je hebt een pakket ontvangen welke bestaat uit een studieboek, werkboek en een inlogcode bij studiemeter van Deviant Je begint met het maken van een nulmeting. De duur hiervan is afhankelijk van je beheersing van het vak, maximaal een paar uur. Je mag een rekenmachine erbij gebruiken. Na afloop worden de resultaten getoond in een scoretabel. De meting brengt in de weergave van de resultaten een extra nuancering aan per niveau. Zo betekent een score van 2F.1 dat de deelnemer niveau 2F gedeeltelijk beheerst en een score van 2F.2 dat de deelnemer niveau 2F voldoende beheerst, maar nog niet het naastgelegen hoger niveau, 3F. Afhankelijk van de nulmeting maak je voor jezelf een plan hoeveel tijd je gaat besteden aan het maken van de oefeningen uit het boek en op studiemeter.
2015-2016
27 van 42
versie 20141224
Informatiewijzer Nederlands, Engels en Rekenen
1. Dit is een heel plezierige website waar je het toegepast rekenen goed kunt oefenen. Je kunt ook doorklikken naar een pagina met uitleg. http://www.beterrekenen.nl/website/index.php 2. RekenAPK is een educatieve website in de categorie serious gaming. Op deze site kun je hetzelfde doen als op beterrekenen. Je moet je wel eenmalig registreren.. http://www.rekenapk.nl 3. Deze site bevat een demo en is bedoeld voor volwassenen. http://www.ffrekenen.nl/ 4. Op deze website van het Freudenthal instituut zit oefenmateriaal voor het Mbo. Je moet wel Java hebben geïnstalleerd op je computer om de computerspelletjes te kunnen doen. Deze zijn door ons niet getest. http://www.fi.uu.nl/mbo/toepassingen/ 5 Op de website http://w4kangoeroe.nl kun je bijzondere reken- en wiskunde-opgaven downloaden (menu: "Opgaven") en online maken. Het gaat om verrassende vraagstukken die stuk voor stuk een vonkje creativiteit, een flits van inzicht, vragen. wizBRAIN HAVO 1, 2 en 3 en VWO 1 en 2 wizPROF voor HAVO 4 en 5 en VWO 3, 4, 5 en 6 De laatste past het beste bij het vereiste niveau 3F. http://www.w4kangoeroe.nl/digitaal/uitgebreid.php 3.6
Kan ik een vrijstelling krijgen? Een vrijstelling is mogelijk in het geval een student binnen twee jaar na het studiejaar waarin hij mbo-examen heeft gedaan in het onderdeel rekenen daarin nogmaals examen zou moeten doen in het betreffende onderdeel (bijvoorbeeld bij doorstroom of overstap naar een andere mbo-opleiding). Deze vrijstellingsmogelijkheid geldt alleen als de student in het betreffende onderdeel op hetzelfde of op een hoger mbo-niveau examen heeft gedaan en daarvoor ten minste het eindcijfer 6 heeft gehaald. Bovendien moet expliciet op het certificaat aangegeven staan alle onderdelen die zijn getoetst (zoals hierboven omschreven) en het behaalde niveau. NB. Een in het voortgezet onderwijs behaalde voldoende voor het examen rekenen levert dus geen vrijstelling op van het
2015-2016
28 van 42
versie 20141224
Informatiewijzer Nederlands, Engels en Rekenen
examen rekenen in het mbo. Deze beperking is erop gericht dat de vaardigheden op het gebied van rekenen in het mbo worden onderhouden. Vrijstellingen worden slechts verleend na een onderzoek door de examencommissie. 3.7
Kwalitatieve criteria op het vereiste niveau 3 F In onderstaande tabel is rekenen onderverdeeld in vier domeinen: 1. getallen; 2. verhoudingen; 3. meten en meetkunde; 4. verbanden. Elk domein is bij rekenen opgebouwd uit de volgende onderdelen: a. notatie, taal en betekenis, waarbij het gaat om de uitspraak, schrijf- wijze en betekenis van getallen, symbolen en relaties en om het gebruik van wiskundetaal; b. met elkaar in verband brengen, waarbij het gaat om het verband tussen begrippen, notaties, getallen en dagelijks spraakgebruik; c. gebruiken, waarbij het gaat om rekenvaardigheden in te zetten bij het oplossen van problemen. Elk van deze drie onderdelen is steeds opgebouwd uit drie typen kennis, inzicht en vaardigheden, die als volgt te karakteriseren zijn: – paraat hebben: kennis van feiten en begrippen, reproduceren, routines, technieken; – functioneel gebruiken: kennis van een goede probleemaanpak, het toepassen, het gebruiken binnen en buiten het schoolvak; – weten waarom: begrijpen en verklaren van concepten en methoden, formaliseren, abstraheren en generaliseren, blijk geven van overzicht.
2015-2016
29 van 42
versie 20141224
Informatiewijzer Nederlands, Engels en Rekenen
Getallen Niveau 3F A Notatie, taal en betekenis –Uitspraak, schrijfwijze en betekenis van getallen, symbolen en relaties -Wiskundetaal gebruiken
paraat hebben – uitspraak, schrijfwijze en betekenis van negatieve getallen zoals ze voorkomen in situaties met bijvoorbeeld temperatuur, schuld en tekort en hoogte
Functioneel gebruiken – uitspraak, schrijfwijze en betekenis van grote getallen met miljoen en miljard als maat en met passende voorvoegsels (bij maten) functioneel gebruiken
Weten waarom – in complexere situaties rekenprocedures toepassen en daarbij weten waarom het nodig kan zijn haakjes te zetten en weten hoe dit werkt. Bijvoorbeeld bij gebruik van een rekenmachine of spreadsheet
2015-2016
30 van 42
voorbeelden – het vriest 8 graden kan ook worden weergegeven als: het is –8°C en uitgesproken als «min 8» of «8 graden onder 0» – tekorten en schulden kunnen weergeven met een minteken – in een tabel de betekenis van positieve (overschotten) en negatieve verschillen (tekorten) aflezen en interpreteren – op de rekenmachine bijvoorbeeld –5,23 – 7,81 correct intypen Voorbeelden – deze presentatie is 3,1 MB (megabyte) – 1 249 574 uitspreken als ruim 1,2 miljoen – de periode van 15,5 miljoen naar 16 miljoen inwoners duurde vijf jaar, hoeveel inwoners zijn er in die 5 jaar bijgekomen? Voorbeelden – de prijs van 3 koffie van € 1,90 plus 2 koeken van € 1,90 bereken je niet met 3 + 2 x € 1,90 en wel met (3 + 2) x € 1,90 – in een spreadsheet een tabel van prijzen maken met: a x € 1,90 + b x € 1,90 of met (a + b) x € 1,90
versie 20141224
Informatiewijzer Nederlands, Engels en Rekenen
B Met elkaar in verband brengen – Getallen en getalrelaties – Structuur en samenhang
2015-2016
– aantallen en maten (weergegeven met gehele of decimale getallen) vergelijken en ordenen en weergeven bijvoorbeeld op een schaal van een meetinstrument of een tijdlijn
– temperatuur, (lichaams)lengte, waterhoogte, schroef-lengtes in inches (breuken) aangeven op een «maatschaal» – tijden en afstanden in de sport vergelijken en ordenen
Functioneel gebruiken – om een probleem op te lossen complexere situaties vertalen naar rekenbewerkingen en daarbij rekenprocedures toepassen om een gewenst resultaat te krijgen (schattend, uit het hoofd, op papier of met de rekenmachine)
Voorbeelden
Weten waarom – eigen repertoire opbouwen van een getallennetwerk gerelateerd aan situaties
Voorbeelden – aantal inwoners Nederland, gerelateerd aan omvang beroeps- bevolking, inwoners eigen woonplaats, andere inwonertallen – getallennetwerk gekoppeld aan tijd (60, 15, kwart, 12, 24, 365, 7, 52 = 4 x 13, werkweek, baanomvang) – persoonlijke getallen (eigen maten, leeftijd en geboortejaar) – eventueel ook «getalweetjes» (100 = 4 x 25; 60 kun je door veel getallen delen; ....)
31 van 42
versie 20141224
Informatiewijzer Nederlands, Engels en Rekenen
C Gebruiken – Memoriseren, automatiseren – Hoofdrekenen (noteren van tussenresultaten toegestaan) – Hoofdbewerkingen (+, -, ×, :) op papier uitvoeren met gehele getallen en decimale getallen – Bewerking met breuken (+, –, ×, :) op papier uitvoeren – Berekeningen uitvoeren om problemen op te lossen – Rekenmachine op een verstandige manier inzetten
– in bekende situaties vaardig rekenen met de daarin voorkomende gehele en decimale getallen en (eenvoudige) breuken (schattend, uit het hoofd, op papier of met de rekenmachine)
– vochtbalans: gedronken 1/8 liter en 250 ml en 0,7 liter – rekenen met geld (offertes, kasboek), maten, etc. – tijdsduur optellen, tijdverschil berekenen – 1,71 m + 30 cm – 1000 buttons à € 0,065 kosten samen... (nulregels) – handig rekenen in magazijn, bijvoorbeeld met dozen van 24 in 5 x 24 x 2
Functioneel gebruiken – resultaten van een berekening in termen van de situatie interpreteren, bijvoorbeeld nagaan of een resultaat van een berekening de juiste orde van grootte heeft en wat de «fout- marge» is; betekenisvol afronden
Voorbeelden – 6000 sms-jes in een maand, kan dat?
Voorbeelden -
Weten waarom -
2015-2016
32 van 42
versie 20141224
Informatiewijzer Nederlands, Engels en Rekenen
Verhoudingen niveau F3 A Notatie, taal en betekenis – Uitspraak, schrijfwijze en betekenis van getallen, symbolen en relaties – Wiskundetaal gebruiken
– de schrijfwijze van procenten, breuken en de taal van verhoudingen paraat hebben
Functioneel gebruiken – in bekende situaties bij het oplossen van problemen waarin verhoudingen een rol spelen vaardig werken met de voorkomende taal en notaties van percentages, breuken en verhoudingen en deze met elkaar in verband brengen
Weten waarom B Met elkaar in verband brengen – Verhouding, procent, breuk, decimaal getal, deling, «deel van» met elkaar in verband brengen
2015-2016
– het BTW percentage is 6, schrijven als 6% – uitdrukkingen als: 1 op 10.000; 3 per 100; 4 op de 10 etc. herkennen en gebruiken Voorbeelden – 3 op de 10 werknemers komen met het OV, de helft daarvan reist met de bus – schaal 1 op 100 – auto rijdt 1 op 15 bij 80 km/u – de kans is 50% dat u een prijs wint, maar slechts 1 op de 2 miljoen dat dit de hoofdprijs is Voorbeelden -
Functioneel gebruiken – in bekende situaties een passend rekenmodel kiezen of de rekenmachine gebruiken om een verhoudingsprobleem op te lossen. Daarbij gebruik maken van de samenhang tussen verhoudingen, procenten, breuken en decimale getallen en deze wanneer relevant in elkaar omzetten
Voorbeelden – «Een kwart van de Nederlanders heeft slaapproblemen. Ongeveer een derde van de mensen met slaapproblemen gebruikt een slaapmiddel. 80 procent van hen gebruikt dit al meer dan een half jaar.» Hoeveel Nederlanders gebruiken meer dan een half jaar slaapmiddelen?
Weten waarom -
Voorbeelden -
33 van 42
versie 20141224
Informatiewijzer Nederlands, Engels en Rekenen
C Gebruiken – In de context van verhoudingen berekeningen uitvoeren, ook met procenten en verhoudingen
2015-2016
Functioneel gebruiken – kan in bekende situaties met succes verhoudingsproblemen aanpakken en de benodigde berekeningen uitvoeren
Voorbeelden – 344 auto’s per 1000 inwoners is ongeveer 1 per ... – wat is goedkoper: chips van € 2,49 met 25% korting of 3 voor de prijs van 2? – verdunningen en mengsels maken – 19% btw bij € 465, is ongeveer 20%, is 1/5 deel dus delen door 5 – maten op plattegrond van werkruimte «terugvertalen» naar echte maten – recepten naar verhoudingen omrekenen – wat is voordeliger: 350 g voor € 2,45 of 125 g voor € 1,00?
Weten waarom -
Voorbeelden -
34 van 42
versie 20141224
Informatiewijzer Nederlands, Engels en Rekenen
Meten en meetkunde niveau 3F A Notatie, taal en betekenis – Maten voor lengte, oppervlakte, inhoud en gewicht, temperatuur – Tijd en geld – Meetinstrumenten – Schrijfwijze en betekenis van meetkundige symbolen en relaties
2015-2016
METEN – in bekende situaties notatie, naam (ook voorvoegsels) en betekenis van veelvoorkomende maten (eenheden en grootheden) paraat hebben
METEN – gewicht op personenweegschaal aflezen in kg en op keukenweegschaal in gram – weten dat een bestand van 3571 KB ruim 3 megabyte is – maataanduidingen op verpakkin gen en «alledaagse» meetinstrumenten aflezen en interpreteren – weten dat bij gewicht geldt: 1 ton is 1.000 kg; en bij geld 1 ton is € 100.000
MEETKUNDE – in authentieke situaties veelgebruikte meetkundige begrippen kennen (haaks, evenwijdig, richtingaanduidingen, ...) en veelgebruikte symbolen kunnen lezen – namen van (in situaties) veel voorkomende vlakke en ruimtelijke vormen kennen
MEETKUNDE – symbolen in een bouwtekening voor verbouwing van eigen huis of nieuwe tuininrichting lezen – weten wat bedoeld wordt met: links van de cilindervormige schoorsteen en het piramidevormige dak
35 van 42
versie 20141224
Informatiewijzer Nederlands, Engels en Rekenen
Functioneel gebruiken METEN – allerlei schalen van meetinstrumenten aflezen, de aanduidingen correct interpreteren MEETKUNDE – veelgebruikte meetkundige begrippen en woorden (bijvoorbeeld coördinaten in de werkelijkheid, namen van vormen, (wind)richtingen hoeken en afstanden) gebruiken om in diverse situaties vormen, voorwerpen, plaatsen in de ruimte en routes te beschrijven – eenvoudige werktekeningen interpreteren
Voorbeelden -
Weten waarom -
2015-2016
Voorbeelden METEN – kilometerteller, weegschaal, duimstok aflezen MEETKUNDE – route naar stageadres beschrijven: 3e rechts, 300 meter verder scherpe bocht naar links – locatie in magazijn opgeven via de daar gebruikelijke coördinaten (bijvoorbeeld die in de Ikea) – vorm van een gebouw beschrijven – coördinaten in Google Earth gebruiken – in de montagetekening van een kast de vorm en plaats van onderdelen correct interpreteren – de vormen van de kamers van een plattegrond aflezen en beschrijven – bij een tuinontwerp de schaalaan- duiding correct interpreteren
36 van 42
versie 20141224
Informatiewijzer Nederlands, Engels en Rekenen
B Met elkaar in verband brengen – Meetinstrumenten gebruiken – Structuur en samenhang tussen maateenheden – Verschillende representaties, 2D en 3D
METEN – in functionele situaties vaardig veelvoorkomende maten aan elkaar relateren MEETKUNDE – in functionele situaties 3D objecten en de 2D representaties ervan interpreteren en met elkaar in verband brengen
METEN – bij recept weten dat 0,5 dl op de maatbeker 50 ml is – lengte van 1,71 m is zelfde als 171 cm – lengte kamer is op bouwtekening 5500, in welke eenheid is dat? Hoe lang is die kamer in het echt? MEETKUNDE – met plattegrond kan de verkoopster vanaf de kassa alle klanten zien – op basis van een plattegrond de weg in stad (of gebouw) vinden
Functioneel gebruiken METEN – in functionele situaties maten aflezen uit (werk)tekeningen, plattegronden etc. en bekende meetinstrumenten gebruiken MEETKUNDE – in concrete situaties uitspraken doen over lengte, omtrek, oppervlakte en inhoud en in zeer eenvoudige gevallen over de relatie daartussen – ten behoeve van concrete taken een eenvoudige situatieschets maken
Voorbeelden METEN – keukenweegschaal en maatbeker gebruiken om ingrediënten af te meten of te wegen MEETKUNDE – uitbouw van 2 meter geeft 10 vierkante meter meer vloeropper- vlakte – een kuub zand is een zak van 1 m bij 1 m bij 1 m, maar zal los gestort lager zijn en dus meer oppervlakte innemen
Weten waarom MEETKUNDE – uit eenvoudige (werk)tekenin- gen, foto’s en beschrijvingen conclusies trekken over objecten en hun plaats in de ruimte
2015-2016
37 van 42
Voorbeelden MEETKUNDE – foto: welk gebouw staat vooraan? – zoek disco’s binnen een straal van 2 km van de camping
versie 20141224
Informatiewijzer Nederlands, Engels en Rekenen
C Gebruiken − Meten − Rekenen in de meetkunde
– in veelvoorkomende situaties afmetingen (afstand, lengte, hoogte, oppervlakte) schatten en meten – in eenvoudige vertrouwde en eenduidige situaties en wanneer dat functioneel is omtrek, oppervlakte of inhoud schatten of berekenen
Functioneel gebruiken – juiste passende maat eenheid kiezen in gegeven situatie Weten waarom – in situaties redeneren op basis van symmetrie en eigenschappen van figuren
2015-2016
38 van 42
– hoe hoog is deze flat ongeveer? – hoogte opmeten voor gordijnen – bepaal muuroppervlak i.v.m. te kopen verf of behang – bereken de omtrek van de tuin i.v.m. aanschaf hekwerk – oppervlakte tent/caravan schatten in relatie tot plekgrootte – een rond terras voor 4 personen moet minstens een oppervlakte van 9 m2 hebben. Voldoet een terras met een diameter van 3 m daaraan? Voorbeelden – Zand koop je per «kuub» (m3), melk per liter Voorbeelden – plaats van trappenhuizen (of dames en heren wc’s) in gebouw – evenredig vergroten van plaatje op computer door aan de hoek te trekken
versie 20141224
Informatiewijzer Nederlands, Engels en Rekenen
Verbanden niveau 3F A Notatie, taal en betekenis – Analyseren en interpreteren van informatie uit tabellen, grafische voorstellingen en beschrijvingen – Veelvoorkomende diagrammen en grafieken
2015-2016
– analyseren, interpreteren en kritisch beoordelen van numerieke informatie uit diverse formulieren, schema’s, tabellen en andere grafische voorstellingen (diagrammen)
– informatie in diagrammen in diverse media kritisch beoordelen (zeker die voor de eigen situatie, bijvoorbeeld werkgelegenheid in sector.
Functioneel gebruiken – in situaties numerieke informatie uit diverse formulieren, schema’s, tabellen, diagrammen en grafieken combineren, ook wanneer er verbanden tussen meer dan twee variabelen in beeld zijn gebracht
Voorbeelden – informatie opzoeken en op de juiste manier combineren om vakantie te plannen, rekening op te maken etc. – BMI aflezen uit een nomogram
Weten waarom -
Voorbeelden -
39 van 42
versie 20141224
Informatiewijzer Nederlands, Engels en Rekenen
B Met elkaar in verband brengen – Verschillende voorstellingsvor-men met elkaar in verband brengen – Gegevens verzamelen, ordenen en weergeven – Patronen beschrijven
– vuistregels en alledaagse formules (horend bij specifieke situaties) begrijpen en er eenvoudige berekeningen mee uitvoeren
Functioneel gebruiken – grafieken en diagrammen (gesitueerd in een authentieke context) interpreteren in termen van de situatie en uit het verloop, de vorm en de plaats van punten conclusies trekken over de situatie – numerieke gegevens verzamelen en verwerken, samenvatten en op diverse manieren weergeven passend bij de situatie, ook met gebruik van ICT (bijvoorbeeld spreadsheet) Weten waarom -
2015-2016
– BMI berekenen met de regel: gewicht gedeeld door kwadraat van je lengte – vuistregel voor trainingshartslag gebruiken – rekenen met vuistregel voor aantal radiatoren in relatie tot de inhoud van de woning – gebruik: tel het resultaat uit a op bij dat uit b en trek het eindbedrag van c eraf – lengte x breedte = oppervlakte Voorbeelden – trend verwoorden bij een grafiek: de zomers worden steeds warmer – koorts vertoont steeds pieken in avond, de hoogste temperatuur was 40.1 om 22.15 op 11-3-2009
Voorbeelden -
40 van 42
versie 20141224
Informatiewijzer Nederlands, Engels en Rekenen
C Gebruiken – Tabellen, diagrammen en grafieken gebruiken bij het oplossen van problemen – Rekenvaardigheden gebruiken
– numerieke informatie uit diverse formulieren, schema’s, tabellen, diagrammen en grafieken interpreteren en gebruiken, er als het nodig is berekeningen mee uitvoeren en conclusies trekken
– informatie uit tabellen uit consumentengids combineren met prijsinformatie van winkels
Functioneel gebruiken -Numerieke gegevens uit gecompliceerde tabellen, diagrammen en grafieken aflezen, combineren en gebruiken bij het oplossen van problemen.
Voorbeelden – welk product aan te schaffen: afwegen korte en lange termijn kosten (aanschaf, gebruiks- en afschrijvingskosten), levensduur, kwaliteit etc.
Weten waarom Voorbeelden -
2015-2016
41 van 42
versie 20141224
Informatiewijzer Nederlands, Engels en Rekenen
4
Bronnen
http://mbo2010.kennisnet.nl/portal http://www.taalenrekenen.nl/ het document: Referentiekader Taal en rekenen http://www.cve.nl/item/referentiesets_taal_en_rekenen
http://www.erk.nl http://www.steunpunttaalenrekenenmbo.nl/
2015-2016
42 van 42
versie 20141224