DC
16
Medicijngebruik
1 Inleiding Dit thema gaat over medicijngebruik op school. Beroepscontext: als onderwijsassistent kun je worden ingezet bij de ondersteuning van leerlingen in hun medicijngebruik. Je hebt kennis en inzicht nodig in de aard van medicijnen waar je op school mee in aanraking kunt komen. Dit thema helpt je daarbij.
In het speciaal onderwijs komt meer medicijngebruik voor dan in het reguliere onderwijs. Dat is logisch, in het speciaal onderwijs tref je kinderen aan die mogelijk aan een (ernstige) ziekte lijden. Of kinderen die een chronische afwijking hebben en daarvoor medicijnen gebruiken Aan het speciaal onderwijs zijn vaak ook artsen en ander medisch personeel verbonden. Op een reguliere school ligt dat anders. Mag je eigenlijk op een reguliere school medische handelingen verrichten? Het antwoord is nee. Dat mag alleen onder bepaalde voorwaarden. In dit thema komen aan de orde: • 2 medische handelingen in het regulier onderwijs medicijngebruik bij: • 3 astma-aanval • 4 diabetici • 5 ADHD • 6 autisme • 7 hoofdpijn • 8 epilepsie • 9 eigen vaardigheden van het kind 1
OA DC 16 Medicijngebruik
1
2 Medische handelingen in het regulier onderwijs In het reguliere onderwijs mag je geen medische handelingen verrichten, tenzij er aan een aantal voorwaarden voldaan is: • Je bent geïnstrueerd, dat wil zeggen dat een arts je heeft geholpen met oefenen en deze arts geeft toestemming. • Daarnaast voel je je in staat de handelingen te verrichten. Dit wil zeggen dat als je niet durft, je niet hoeft! • Het bevoegd gezag moet toestemming geven, zwart op wit. Sinds de Rugzakregeling is het mogelijk dat je een leerling met een handicap in je groep krijgt. Nu heeft niet elke leerling met een handicap medicijnen nodig. En daarnaast, ook niet-gehandicapte leerlingen kunnen soms wel medicijnen nodig hebben. Daarom krijg je hier een overzicht van situaties waar je op je werk mee in aanraking kunt komen:
3 Astma Een leerling die aan astma lijdt, is over het algemeen bedreven in het bedienen van een inhalator en pakt het apparaat zelfstandig bij het eerste symptoom uit de kast. Het is doodstil in de klas. Het wekelijkse dictee is aan de gang en de vierdeklassers nemen dit heel serieus. ‘Zin drie’, zegt de juf. ‘Ik lees de hele zin. Dan zeg ik het woord dat je op moet schrijven nog een keer. Luister de hele zin af, voor je gaat schrijven. Boer Kobus fietst naar...’ Dan staat Tony op, en hij loopt rustig naar de kast. Juf stopt met voorlezen. De leerlingen kijken op, leggen hun pen neer, en zakken even lekker onderuit. Dit kan wel even duren. Tony heeft een astma-aanval. Even later piepen Tony’s ogen glunderend boven zijn puffer uit, zoals hij het apparaat noemt. Het lijkt alsof hij zeggen wil: ‘Zo, die onderbreking hebben jullie aan mij te danken’.
4 Diabetici Diabetici maken zelf geen of onvoldoende insuline aan, daarom krijgen ze insuline toegediend. De medicatie wordt regelmatig bijgesteld, en over het algemeen kunnen kinderen en jongeren zelf goed met hun diabetes overweg. De injecties vinden over het algemeen thuis plaats. Naast de toediening van insuline moet een leerling met diabetes op gezette tijden iets eten. Ook dat weet hij zelf. Dat eten is dus eigenlijk een vorm van medicatie. Hij zal bijvoorbeeld om tien uur, een kwartier voor het klassikale fruit eten, zijn appel pakken. Een leerling met diabetes kan een aanval krijgen, als de insulinebalans plotseling verstoord is.
2
OA Digitale Content
Terwijl onderwijsassistent Sandra geconcentreerd een leerling helpt, hoort ze een dreun die de hele school doorklinkt. ‘Juf, Jeroen is gevallen!’ Geschrokken loopt Sandra naar Jeroen, die tegen de radiator aan ligt. Hij is behoorlijk hard tegen de radiator aangeknald. Zo te zien is hij niet gewond. ‘Ik kan wel opstaan’, prevelt hij, en doet zijn uiterste best,’ik heb dextro nodig’. “Wacht maar even Jeroen, hier is het al’. Sandra legt het klontje onder de tong en binnen een minuut ziet ze de kleur in zijn gezicht terugkomen. De klasgenoten reageren fantastisch. Op weg naar gym, dragen ze Jeroen, die nog wat wankel op de benen staat. Hij wil zo graag mee gymmen, maar moet eventjes zuinig met zijn energie omgaan. Ze steunen hem zonder hem zielig te vinden. Jeroen zelf werkt daaraan mee, door tijdens het speelkwartier een aanval te simuleren, waardoor hij de oprechte woede van de kinderen op zijn hals haalt. Zo’n gemenerik kan natuurlijk niet zielig zijn!
Het herkennen van een aanval is moeilijk, daarom gaan we daar niet verder op in. Informeer goed bij de ouders en de leerkracht, als je een diabeet in je groep hebt.
5 ADHD Het meest bekende middel voor behandeling van ADHD is Ritalin. Er is de laatste jaren een explosieve groei in het aantal kinderen en jongeren dat Ritalin slikt. Een mogelijke factor die hierin een rol speelt, is Weer Samen Naar School. Het is moeilijker om op het speciaal onderwijs terecht te komen. Leerlingen die voorheen doorverwezen werden, blijven nu op de reguliere school. Er ontstaat dus een toename van leerlingen met een probleem. Dat verhoogt de druk op het onderwijzend personeel. Mogelijk speelt dit een rol, zeker weten doen we dat niet. De persoonlijke aandacht moet over veel leerlingen verdeeld worden, en een leerling met ADHD heeft veel en specifieke aandacht nodig. Een leerkracht, bijgestaan door de onderwijsassistent kan tot de conclusie komen dat deze leerling niet krijgt wat hij nodig heeft. De symptomen onderdrukken kan dan soms een laatste uitweg zijn. Er is een apart thema met een beschrijving van de psychiatrische stoornissen en met aanwijzingen voor een benadering.
OA DC 16 Medicijngebruik
3
6 Autisme Autisme is niet te genezen. Maar de gedragsproblemen, die uit autisme voortkomen, kunnen wel onderdrukt worden met medicijnen. Daardoor kan de leerling beter functioneren en leren. Gedrag dat aanleiding geeft tot medicatie, kan bijvoorbeeld zijn: • opwinding en onrust; • tics (vooral ernstige); • stereotiep gedrag; • teruggetrokken gedrag en negativisme; • moeilijk leren. Er is een apart thema met een beschrijving van de psychiatrische stoornissen en met aanwijzingen voor een benadering. De dosering van de medicatie voor jonge autisten komt heel precies. Hoe jonger het kind, hoe preciezer, omdat het kind nog weinig massa heeft. Elke milligram werkt sterker dan bij een volwassene. Ook zijn er bijwerkingen mogelijk. De ouders weten precies wat hun kind nodig heeft.
7 Hoofdpijn Leerlingen met chronische hoofdpijn of met migraine krijgen daar medicatie voor. De medicatie kan verstrekt worden als: • tablet; • neusspray; • injectie. Meestal is het medicijn gebaseerd op een aspirine-achtige stof, gecombineerd met een middel tegen misselijkheid. Er zijn veel verschillende medicijnen tegen migraine en hoofdpijn.
8 Epilepsie Mensen met epilepsie zijn niet gehandicapt, maar hebben een ziekte, die meestal prima onder controle is. Ze hebben namelijk medicatie die door de arts nauwlettend in de gaten wordt gehouden. De dosis wordt bij opgroeiende kinderen regelmatig bijgesteld, omdat de massa van het kind groeit. De medicijnen moeten op vastgestelde tijden ingenomen worden. Epileptici kunnen, ondanks medicatie, toch een insult, dat is een aanval, krijgen. Daarom behandelen we deze aanvallen hier. We onderscheiden drie soorten, de absence, een kleine
4
OA Digitale Content
aanval en een grote aanval. Wat je het meest zult tegenkomen, is een absence. Absence betekent letterlijk afwezigheid. De hersenactiviteit raakt korte tijd verstoord. Absences
In de klas kan een leerling plotseling afwezig zijn. Je denkt dan dat hij niet oplet. Bijvoorbeeld, hij geeft geen antwoord op een vraag. Of hij maakt ineens een streep door zijn werk. Hij legt zijn hoofd neer en vouwt daarmee het blad dubbel. Dit zijn geen blijken van slordigheid, maar van een heel korte verstoring van de hersenactiviteit. Het gaat vanzelf weer over, en vaak herinnert de leerling zich niet dat hij even weg is geweest. Hij kan er niks aan doen. Maak een notitie van de absences, met het tijdstip erbij, en geef dit door aan de ouders. Kleine aanval
Een klein insult bestaat uit een serie krampen of stuiptrekkingen over het hele lichaam. De leerling valt op de grond. Daarom let je erop, dat iemand met epilepsie niet in de buurt zit van dingen waar hij zich aan kan verwonden, bijvoorbeeld een radiator. Wat doe je? • blijf bij de persoon • haal de persoon uit de buurt van gevaar, bijvoorbeeld vuur • houd hem of haar niet tegen, de aanval moet zijn verloop hebben • stel gerust, want een aanval is een onprettige ervaring • breng de persoon naar huis Grote aanval
Een groot insult bestaat uit dezelfde krampen of stuiptrekkingen, maar dan in heel heftige vorm. De betrokkene valt en alles trekt en beweegt. Ook de mond beweegt door de krampen. Hij kan zichzelf de tong stukbijten of nog erger. Wat doe je? • De aanval op zijn beloop laten. • Bescherm het hoofd, probeer er iets onder te leggen. • Maak knellende kleding los, zet een bril af. • Als de betrokkene verslapt, draai je hem op de zij. • Hoofd naar achteren en luchtwegen vrij maken. • Tijd bijhouden, eventueel een arts raadplegen.
OA DC 16 Medicijngebruik
5
9 Eigen vaardigheden Over het algemeen zijn kinderen of pubers zeer vertrouwd met hun eigen medicijngebruik. Ze weten precies hoe laat, en hoe ze het moeten innemen. Hun innerlijke klok staat feilloos afgesteld. Toch moet je je terdege informeren. De ouders kunnen je alle informatie geven die ze zelf hebben, en dat zullen ze ook graag doen. Waarschijnlijk verstrekt de school regelmatig strookjes aan de ouders, waar ze op kunnen aangeven welk medicijn hun kind gebruikt, of welke wijzigingen er zijn. Veel scholen zorgen dat de ouders thuis altijd een blanco strookje hebben liggen. Zo kunnen ze elke wijziging direct doorgeven.
6
OA Digitale Content
Handreiking voor toepassing in de beroepspraktijk Je kunt bijdragen aan verantwoord medicijngebruik door een schema te maken van het medicijngebruik in je groep. Je neemt in het schema op: •
welke leerlingen
•
welk medicijn
•
hoe het toegediend wordt
•
wanneer het toegediend wordt
•
wanneer het schema is opgesteld
Bij elke wijziging moet aangegeven worden wanneer deze wijziging is gemaakt. Zo kun je zelf bijhouden of elke leerling zijn benodigde medicijnen gehad heeft, en hem er rustig aan helpen herinneren als hij het vergeet. Je noteert op dat schema wie er geneigd is vergeetachtig te zijn, en op wie je blind kan varen. Dit schema bewaar je in je logboek, zodat een eventuele invaller over dezelfde informatie beschikt als jij.
OA DC 16 Medicijngebruik
7