Januari 2014 Dertiende nieuwsbrief van het lectoraat ‘Werken aan de opdracht’ Geachte relatie, Hierbij ontvangt u de dertiende nieuwsbrief van het lectoraat. In deze brief komen de volgende zaken aan de orde: 1. 2. 3. 4. 5.
Jongeren aan het woord over sociale media. Wat zeggen ze zelf? Wat vinden ouders moeilijk bij de digitale opvoeding? Verschillende loyaliteiten Klankbordbijeenkomst kerkenraadsleden Voortgang brochure ouders
Met vriendelijke groet, W. Fieret
[email protected]
1. Een rondje sociale media ‘Ik heb het niet, dus ik mis het niet ook.’ Dat was de heldere mening van een studente van het Hoornbeeck College. Het ging in de les burgerschap over de sociale media. Facebook, WhatsApp, Snapchat, Instagram zijn volop bekend onder onze jongeren. Zo af en toe kom je iemand tegen die niet meegaat met die ontwikkeling. Dat was het geval met die 18-jarige studente. Op mijn vraag waarom ze zich afzijdig hield van de sociale media, gaf ze als antwoord: ‘Mijn ouders willen het liever niet en zelf vind ik dat het veel tijd kost.’ Voelt ze zich geïsoleerd? Dat was niet geval. Ze heeft het niet, dat weet iedereen, dus ze mist het ook niet. Ze voelt zich er goed bij.
Het viel op dat ze als eerste argument noemde dat haar ouders er moeite mee hebben. Naar aanleiding van dit gesprekje komt de vraag naar boven: ‘Als we als reformatorische mensen zoveel nadelen zien aan Facebook en andere middelen, moeten we dan niet wat steviger in onze schoenen staan en aangeven dat het goed is om in ieder geval niet al te vroeg met de sociale media te beginnen? Het verslavende aspect is immers nadrukkelijk aanwezig. Het merendeel van de ongeveer 40 jongeren met wie ik dit onderwerp besprak, zegt in meerdere of mindere mate verslaafd te zijn. ‘Ik kan niet meer zonder’, is een veelgehoorde uitspraak. ‘Ik kijk dwangmatig of er weer iets te zien of te horen is’, hoor je ook geregeld. ‘Als ik ’s nachts wakker ben, kijk ik even of er iets is. Ik reageer niet terug midden in de nacht, maar ik kijk wel even. Ja, eigenlijk ben ik wel aardig verslaafd.’ Er is er ook een deel dat eerlijk zegt: ‘Het vergt veel tijd, eigenlijk is het onzin en nutteloos tijdverdrijf.’ Het woord ‘jaloers’ valt tijdens het gesprek ook diverse keren. Wat bedoel je daarmee? ‘Nou, dan zie ik hoe anderen zich kleden, hoe ze er uitzien, wat ze allemaal doen en hoe ze zich kunnen presenteren. Dan voel ik me echt minder. Ik wilde wel dat ik ook zo was’, aldus enkele 18-jarigen. Een ander vult aan: ‘Je gaat jezelf ook mooi voordoen en je krijgt een verkeerd beeld van een ander.’ Sociale contacten en nieuwsgierig naar wat anderen doen en erop zetten, zijn de meest genoemde redenen om regelmatig te ‘Facebooken’.
Een minderheid merkt niets van verslaving. ‘Ik kijk ’s avonds even en daarna is het klaar. Ik vind het echt niet nodig om er uren mee bezig te zijn. Jammer van mijn tijd en trouwens, ik vind er nog niets aan ook.’ Media-educatie, bewustwording en het goede voorbeeld geven blijven van groot belang!
Twee leerlingen: ‘Films hebben echt invloed op je, omdat je anderhalf uur lang beelden ziet. Beelden blijven lang hangen. De dingen die daar soms in voorkomen, ga je zelf steeds normaler vinden.’
2. Wat vinden ouders moeilijk bij de digitale opvoeding? In de digitale enquête, die in september/oktober 2013 door 662 ouders ingevuld is, was ook de vraag opgenomen: ‘Wat vindt u moeilijk in de opvoeding met de digitale media?’ Ouders konden meerdere antwoorden aanklikken.
De derde antwoordmogelijkheid werd het vaakst aangeklikt, namelijk ‘De druk van school en vrienden op ons kind / onze kinderen om met de digitale mee te doen, is groot.’ De antwoordmogelijkheid die het laagst scoort, is: ‘Ik heb weinig zicht op wat mijn kind(eren) doet / doen met de digitale wereld.’
De reacties op deze vragen laten zien dat het goed is om het gesprek over media-opvoeding niet te laten versloffen. Het is een goede zaak dat bijvoorbeeld tijdens gemeenteavonden dit onderwerp aan de orde wordt gesteld. Ouders leren ervan, tijdens onderlinge gesprekken is er veel herkenning en kerkenraadsleden horen wat er onder ouders en hun kinderen leeft. Bewust met dit onderwerp bezig blijven, is belangrijk.
3. Verschillende loyaliteiten In de vorige nieuwsbrief stonden twee ervaringen van leerlingen die na de reformatorische school voor voortgezet onderwijs hun studie op een andere school voortzetten. Ze waren schokkend. Het ene ging over de betiteling van verhalen uit de Bijbel als sinterklaasverhalen. Het tweede ging over de twee lijstjes. Confronterend! Van verschillende kanten heb ik gehoord dat met name het artikeltje over de twee lijstjes schokkend was. Dat is inderdaad het geval. Ik vond het zelf ook ingrijpend om dit tijdens het gesprek te horen. Tegelijkertijd realiseer je je dan dat zoiets werkelijk gebeurt. Jongeren maken dit mee. Daar moeten we onze ogen niet voor sluiten. Ook zo’n voorbeeld laat opnieuw zien dat onze jongeren onze steun nodig hebben. Ook al zijn de ervaringen van niet iedereen zo schokkend als die naar voren kwamen in de twaalfde nieuwsbrief, toch betekenen studie en de dagelijkse omgang met andersdenkenden in een niet-reformatorische omgeving veel voor onze jongeren. Met name wanneer het gaat om loyaliteit. ‘Je gaat met die medestudenten om, je hebt er vriendschap mee en dat waardeer je. Tegelijkertijd kan het iemand zijn die nooit naar de kerk gaat of die ongetrouwd samenwoont. Het is best lastig om daarmee om te gaan’, aldus een derdejaars studente op een hogeschool. ‘Het is een wereld waarin ik meedraai.’ ‘In het begin waren mijn medestudenten wel nieuwsgierig, waarom ik voor mijn eten bid, waarom ik een rok draag en waarom ik ’s zondags twee keer naar de kerk ga. Dat heb ik uitgelegd. Ze komen er niet meer op terug. Ik trouwens ook niet. Ze laten mij helemaal vrij, dus omgekeerd doe ik dat ook.’
Dat is iets wat een 18-jarige student op de universiteit ook tegenkomt. De nieuwsgierigheid in het begin en het vrij laten daarna. ‘Als ze ernaar vragen, vertel ik er over. Ik doe het niet uit mezelf. Met mijn gedrag probeer ik te laten zien dat ik christelijk ben. Ik wil eerlijk zijn, mijn werk op tijd klaar hebben en als ze vragen wat ik in het weekend ga doen, draai ik er niet omheen. Dan zeg ik dat ik op zaterdag naar een congres van de SGP ga en ’s zondags twee keer naar de kerk. Nou, dat vinden ze dan prima.’ Deze student vindt dat hij door zijn studie op de universiteit wel veel meer na gaat denken over zijn eigen waarden: ‘Is het een wezenlijk punt of is iets een middelmatige kwestie? Ik probeer mezelf te blijven en vind dan zelf uit of ik iets doe of laat uit loyaliteit aan mijn kerkelijke gemeente. Soms vind ik iets niet zo belangrijk en dan maak ik een eigen keuze.’
Bij de geïnterviewde hbo-studente en wo-student, is er sprake van sociale differentiatie, omdat beiden in verschillende sociale kringen leven die niet veel raakvlakken met elkaar hebben. Waardendifferentiatie merk je bij hen niet. Ze parkeren hun waarden en normen niet op de hogeschool of universiteit, ze houden die vast en proberen ze in hun dagelijkse leven handen en voeten te geven. Het is echter geen zeldzaamheid dat de sociale differentiatie uitmondt in waardendifferentiatie. Daarom is voor hen van belang om een luisterend oor te hebben bij de ouders en de kerkelijke gemeente. Ook het lidmaatschap van een studentenvereniging betekent veel voor hen.
4. Klankbordbijeenkomst kerkenraadsleden Op 3 december jl. is een klankbordbijeenkomst in Amersfoort georganiseerd. Dertien kerkenraadsleden uit de zes participerende kerken waren aanwezig om in aanwezigheid van collega Van der Poel, directielid van het Van Lodenstein College en lid van de kenniskring van het lectoraat, en ondergetekende van gedachten te wisselen over de brochure voor kerkenraadsleden. Het was een zinvolle bespreking met betrokken ambtsdragers. De brochure werd als een zinvol document getypeerd, waar kerkenraden iets mee kunnen. De gespreksvragen aan het eind van ieder hoofdstuk, lenen zich goed voor een onderling gesprek in de kerkenraadskamer. Om u een indruk te geven, volgt hieronder een voorbeeld van enkele gespreksvragen en een stelling uit hoofdstuk 3 van de brochure. Gespreksvragen en een stelling: 1.
Worden de preken in onze gemeente door onze jongeren over het algemeen goed begrepen? Hoe weten we dat? Vinden ze weerklank? Hoort u vaak de opmerking: ‘Ik zie het anders?’ Hoe gaat u met de positieve en kritische geluiden om?
2.
Hebben onze jongeren iets aan de preken voor hun dagelijkse leven? Hoe weten we dat? Wat hebben ze er concreet aan?
3.
Spreek als kerkenraad eens over de preken van de laatste vier weken. Welke onderdelen zaten daarin die jongeren echt aanspraken? Bent u daar tevreden over?
4.
Gaan onze jongeren graag naar de catechisatie? Hoe weten we dat? Waarom zegt een aantal ‘ja’ en een aantal ‘nee’? Wat kunnen en moeten we doen om het aantal ja-zeggers te vergroten?
5.
Een aantal kerkenraadsleden dat bij het lectoraatsonderzoek betrokken was, gaf aan dat er goede ervaringen zijn met kindercatechese. ‘Die kinderen zijn nog zo buigzaam’, aldus een predikant. Hoe staat u als kerkenraad tegenover kindercatechese voor de leeftijd van ongeveer 7 tot 12 jaar?
6.
Wat doen we concreet als kerkenraad om jongeren bij de kerk te houden? Hebt u er zicht op welke jongeren al bijvoorbeeld een maand niet meer in de kerk komen? Hoe gaat u daarmee om: - we bidden voor de (aspirant-)kerkverlaters - we gaan in gesprek met hun ouders - we voeren een corrigerend gesprek met hen - we voeren een gesprek met hen vooral gericht is op de vraag waarom ze niet meer komen Waarom hanteert u uw bepaalde aanpak?
7.
Ga na welke jongeren er de laatste drie jaar de kerk verlaten hebben. Wat waren de redenen? Wat hadden we kunnen doen om dit te voorkomen? Vergelijk de uitkomst van dit onderzoekje over drie jaar met het resultaat van de vraag uit de brochure: ‘Wat zou voor jou de belangrijkste reden zijn om over te stappen naar een andere kerk?’ Wat valt op? Wat betekent dat voor ons?
8.
Merken we aan onze jongeren dat de Heere door Zijn Geest in de harten van onze jongeren werkt? Hoe merken we dat? Hoe gaan we daarmee om? Als we dat helemaal niet merken, wat betekent dat voor ons als kerkenraad?
9.
Stelling: ‘De manier waarop gewaarschuwd wordt tegen bijvoorbeeld het gebruik van mobieltjes, wordt soms vertaald met de gedachte: Wat is dat negatief, de dominee of de ouderling begrijpt niet dat wij zo’n apparaat nodig hebben ook voor veel nuttige dingen.’ Wat vindt u van deze stelling? Waarom bent u het ermee eens of mee oneens?
Inmiddels hebben kerkenraden een brief ontvangen met de vraag of ze in de brochure geïnteresseerd zijn. De definitieve tekst is gereed. De brochure zal binnenkort gedrukt worden. De kerkenraden kunnen hun bestelling dit voorjaar tegemoet zien.
Als u als kerkenraad interesse hebt en nog geen bestelling geplaatst hebt, kan dat alsnog via het mailadres van de secretaresse, mevrouw G.B. van Dijk:
[email protected] 5. Voortgang brochure ouders Het werk aan de brochure voor de ouders vordert. Dit wordt de derde brochure, na die voor docenten en kerkenraadsleden. Op deze manier willen we als lectoraat iets betekenen voor de driehoek gezin, kerk en school. We houden u op de hoogte van de voortgang van het lectoraatswerk.