NIEUWSBRIEF
In deze nieuwsbrief van april 2014 (nr. 2014/2) komen de volgende onderwerpen aan de orde: 1. Dividend uitkeren: bij partners twee maal verlaagd tarief box 2 in 2014 2. Vaste kostenvergoedingen moeten vooraf zijn gespecificeerd 3. Bezwaar tegen crisisheffing 4. Verzuimboete voor het niet doen van aangifte 5. Vererfd aanmerkelijk belang en afboeking reguliere voordelen op verkrijgingsprijs 6. Registreren van akten 7. Aanvraag gezamenlijke taxatie kan voortaan digitaal 8. Leegwaarderatio box 3 bij verliesgevend pand niet altijd van toepassing 9. Aflossingsstand bij eigenwoningschuld 10. Vruchtgebruiker en eigenwoningrente 11. Paardentrailer geen zakelijke kosten softwarebedrijf 12. Besluit resultaat uit overige werkzaamheden geactualiseerd 13. Matiging boete bij slechte financiële positie 14. Afschrijvingsregime specifieke zorgkosten voortgezet 15. Kilometergrens voor autokostenforfait geldt op jaarbasis en niet per auto
Er kan geen verantwoordelijkheid worden aanvaard voor hetgeen zonder deskundig advies ondernomen wordt naar aanleiding van deze publicatie.
1. Dividend uitkeren: bij partners twee maal verlaagd tarief box 2 in 2014 In 2014 geldt tijdelijk een verlaagd tarief in box 2 voor inkomen uit aanmerkelijk belang tot een maximaal bedrag van € 250.000. Aangezien bij de parlementaire behandeling in 2013 is aangegeven dat voor de gevolgen is uitgegaan van eenzelfde maatregel als in 2007, werd al aangenomen dat fiscale partners nu ook twee maal gebruik kunnen maken van dit bedrag tegen het verlaagd tarief. Dat betekent dat voor hen € 500.000 aan aanmerkelijk belangvoordeel tegen het verlaagde tarief van 22% belastbaar is. Uit het antwoord op een tijdens intermediairdagen van de Belastingdienst gestelde vraag kan worden afgeleid dat de partner ook zelf een aanmerkelijk belang zou moeten hebben om het verlaagd tarief te kunnen toepassen. Bij echtgenoten met huwelijkse voorwaarde met een koude uitsluiting zou dit betekenen dat de partner zonder eigen aandelen het verlaagde tarief niet zou kunnen toepassen. Het Ministerie van Financiën heeft onlangs bevestigd dat ook als de partner geen eigen aanmerkelijk belang heeft, toch voor een totaalbedrag van € 500.000 aan voordelen uit aanmerkelijk belang het verlaagd tarief kan worden toegepast. 2. Vaste kostenvergoedingen moeten vooraf zijn gespecificeerd Onlangs is (weer) bevestigd dat vaste (maandelijkse) kostenvergoedingen vooraf moeten zijn gespecificeerd. Een wijziging achteraf van de specificatie brengt de aard van de vergoeding in gevaar. Waar ging het om? Onder de naam “bewassing en energie” wordt een maandelijkse kostenvergoeding verstrekt aan een werknemer. De werkgever stelt tijdens een boekenonderzoek dat de vergoeding in werkelijkheid strekt tot vergoeding van kosten van overalls (aanschaf en wassen), veiligheidsschoeisel, veiligheidsbril en eigen gereedschapskist. De term “energie en bewassing” zou zijn gekozen omdat deze voorkwam in het Handboek Loonheffingen. Hof Arnhem-Leeuwarden, bevestigd door de Hoge Raad, oordeelde dat heretikettering achteraf van een vaste kostenvergoeding niet is toegestaan. Aan een vaste kostenvergoeding kunnen later geen andere kosten ten grondslag worden gelegd dan die welke vooraf of uiterlijk bij de betaling ervan zijn gespecificeerd. De vergoeding is (deels) belastbaar als loon. 3. Bezwaar tegen crisisheffing Vorig jaar is massaal bezwaar gemaakt tegen de eenmalige crisisheffing loonbelasting. Dat is de door een inhoudingsplichtige verschuldigde eindheffing van 16% over lonen indien en voor zover die hoger zijn dan € 150.000. Deze in 2013 eenmalig bedoelde heffing is voor 2014 eenmalig verlengd. Wij adviseren om ook dit jaar weer bezwaar in te dienen tegen de heffing en wel omdat de heffing mogelijk strijdig is met artikel 1 Eerste Protocol EVRM en bovendien strijdig met de toezegging dat deze heffing in 2013 eenmalig zou zijn. De Belastingdienst heeft een centraal postadres ingesteld voor deze bezwaren: Belastingdienst, Postbus 116, 6400 AC Heerlen. Het tijdstip voor de crisisheffing is gesteld op 31 maart 2014. Bezwaar dient te worden ingediend binnen zes weken daarna. 4. Verzuimboete voor het niet doen van aangifte Vanaf 2014 hoeft de verzuimboete voor het niet doen van een aangifte niet langer gelijktijdig met de aanslag te worden opgelegd. De boete mag ook voorafgaand aan de aanslag worden opgelegd door middel van een losse boetebeschikking. Door de invoering daarvan zullen de
herinneringsbrief en de aanmaningsbrief in elkaar worden geschoven. Er wordt dus nog maar één brief verstuurd om te wijzen op de nog niet ingediende aangifte. Daarna zal bij niet reageren een afzonderlijke boetebeschikking worden verstuurd. Vervolgens kan de belastingplichtige zijn goede wil tonen door voor het einde van de bezwaarfase van de boetebeschikking alsnog aangifte te doen. Dit alsnog indienen van de aangifte kan als boetematigende omstandigheid in aanmerking worden genomen. Volgens het nieuwe beleid legt de inspecteur vanaf 1 januari 2014 voor een aangifteverzuim in de inkomstenbelasting standaard een verzuimboete op van 7% van het wettelijk maximum ad € 4.920. De standaardboete wordt dan € 344. Bij alsnog indienen van de aangifte wordt de boete gematigd tot 1% van het maximum, of € 49. In de vennootschapsbelasting wordt de standaardboete 50% van het maximum, ofwel € 2.460 en wordt bij het alsnog indienen van de aangifte voor het einde van de bezwaarfase gematigd tot 5% van het maximum, of € 246. 5. Vererfd aanmerkelijk belang en afboeking reguliere voordelen op verkrijgingsprijs Onlangs heeft de Belastingdienst een standpunt ingenomen over de toepassing van de afboeking van een aanmerkelijk belangdividend op de verkrijgingsprijs van bij vererving verkregen aandelen. In voorkomende gevallen kan actie noodzakelijk zijn. Het betreft de volgende situatie. Man en vrouw zijn in gemeenschap van goederen gehuwd. Ze zijn gerechtigd tot alle aandelen in een Beheer B.V. met alleen beleggingsvermogen. De man overlijdt waarna de tot de huwelijksgemeenschap behorende onverdeelde helft van alle aandelen in hun Beheer-B.V. aan de vrouw vererft. De vrouw bezit dan alle aandelen, de onverdeelde helft daarvan krachtens huwelijksvermogensrecht en de andere onverdeelde helft via vererving. Bij het overlijden van de man wordt aanmerkelijk belangwinst geconstateerd voor de vervreemding van de onverdeelde helft door de man. Daardoor wordt de fiscale verkrijgingsprijs van de bij vererving door de vrouw verkregen aandelen verhoogd met het bedrag van het inkomen uit aanmerkelijk belang. De mogelijkheid bestaat om binnen 24 maanden na overlijden van de man een dividend uit te keren en dat dividend op verzoek niet tot het inkomen uit aanmerkelijk belang te rekenen, maar af te boeken op de verkrijgingsprijs van de verkregen aandelen. Deze faciliteit is van toepassing op een dividend tot maximaal de bij de erflater als inkomen uit aanmerkelijk belang in aanmerking genomen bedrag. De Belastingdienst neemt nu het standpunt in dat de faciliteit uitsluitend voor de vererfde aandelen geldt. Dat is dus voor de helft van de aandelen. Echter er is sprake van één soort aandelen. Een dividenduitkering vindt plaats op alle aandelen naar evenredigheid. Dat betekent dat de helft van het dividend normaal wordt belast, omdat daarvoor geen sprake is van een dividend dat wordt uitgekeerd op krachtens erfrecht verkregen aandelen. Hoewel deze uitleg in overeenstemming is met de letterlijke tekst van de bepaling is er wel strijd met de bedoeling van de faciliteit. Immers de faciliteit is bedoeld om een onbelast dividend te kunnen uitkeren om daarmee de heffing van de erfbelasting te financieren. Immers de erfgenaam/vrouw zal de verschuldigde belasting in veel gevallen slechts door onttrekkingen uit de B.V. kunnen voldoen bij gebrek aan overige liquide middelen. Deze strikte toepassing kan in voorkomende gevallen worden omzeild door eerst de aandelen te verletteren en vervolgens op de ene soort aandelen (die welke zijn verkregen krachtens erfrecht) dividend uit te keren.
6. Registreren van akten De registratie van onderhandse akten bij de Belastingdienst is flink beperkt. Vanaf 2014 is ook de procedure voor vastlegging van een voorovereenkomst of intentieverklaring gewijzigd. Pandakten kunt u vanaf 1 januari 2014 alleen nog laten registreren door het Registratieteam van de Belastingdienst Rotterdam (Postbus 50961, 3007 BC Rotterdam). Bij beoogde terugwerkende kracht is registratie nog nodig in vier situaties: - Bij een voornemen tot geruisloze omzetting van een onderneming in een B.V.; - Bij een voornemen tot terugkeer uit de B.V.; - Bij een voornemen tot ruisende inbreng in een B.V.; - Bij een voorgenomen bedrijfsfusie. Daarbij dient u gebruik te maken van het “Geleideformulier voorovereenkomst of intentieverklaring”. Dat geleideformulier dient aangetekend te worden verstuurd naar de Belastingdienst, Postbus 13, 6400 AA Heerlen. Daarbij dient u de originele overeenkomst of intentieverklaring mee te sturen. 7. Aanvraag gezamenlijke taxatie kan voortaan digitaal Vanaf 3 maart jl. bestaat de mogelijkheid om bij de Belastingdienst digitaal een verzoek in te dienen voor een gezamenlijke taxatie van een onroerende zaak. De door de belastingplichtige aangewezen taxateur en die van de Belastingdienst bepalen samen de waarde van de onroerende zaak. De Belastingdienst werkt mee aan een gezamenlijke taxatie als: - Een overdracht of overgang van een onroerende zaak plaatsvindt of heeft plaatsgevonden tussen de belastingplichtige en een gelieerde partij; - Verschil van inzicht bestaat of kan ontstaan tussen de belastingplichtige en de Belastingdienst over de waarde van een onroerende zaak; - De gezamenlijke taxatie namens alle belanghebbenden wordt gedaan. 8. Leegwaarderatio box 3 bij verliesgevend pand niet altijd van toepassing Sinds enkele jaren geldt ook voor woningen die in box 3 vallen, zoals vakantiewoningen en verhuurde woningen, de WOZ-waarde als basis. Bij verhuurde woningen die onder de huurbeschermingsregels vallen, geldt de bijzondere regeling van de leegwaarderatio. Daarbij wordt de waarde van de betreffende woningen gesteld op een van de huuropbrengst afhankelijk percentage van de WOZ-waarde. Hof Den Haag heeft onlangs beslist dat deze regeling bij een negatief rendement kan leiden tot een waardering die in strijd is met het door artikel 1 van het Eerste Protocol bij het EVRM beschermde eigendomsrecht. Het Hof constateerde strijd met de proportionaliteitstoets en zag een mogelijkheid voor rechtsherstel, nl. de hoofdregel voor de waardering van bezittingen in box 3 toepassen. Daardoor kon de woning in dat geval worden gewaardeerd op de waarde in het economisch verkeer in plaats van de WOZ-waarde maal de leegwaarderatio. 9. Aflossingsstand bij eigenwoningschuld Zoals bekend wordt verondersteld dienen nieuwe eigenwoningschulden, die bovenop de bestaande schuld komen, in maximaal 360 maanden en minimaal volgens annuïteit te worden afgelost om te kwalificeren voor renteaftrek in box 1. Bij verkoop van een eigen woning wordt met de aflossingsstand vastgelegd welk deel van de nieuwe eigenwoningschuld met het
aflossingsschema uit de oude woning moet worden voortgezet. De aflossingsstand wordt door de inspecteur vastgesteld. Deze moet worden toegepast zodra er, na een periode zonder eigenwoningschuld, opnieuw een eigenwoningschuld ontstaat. Dit heeft tot gevolg dat er tot de hoogte van deze stand, een kortere looptijd is dan 30 jaar. De aflossingsstand komt elk van de partners toe naar rato van hun gerechtigdheid tot de vervreemde eigenwoning. Bij overlijden van een van de partners gaat de aflossingsstand over op de langstlevende partner. 10. Vruchtgebruiker en eigenwoningrente Voor de situatie dat de eigendom van een woning krachtens erfrecht is gesplitst in een vruchtgebruik en een bloot eigendom, heeft de Staatsecretaris van Financiën onlangs in een Besluit goedgekeurd dat renten en kosten door de vruchtgebruiker afgetrokken kunnen worden. Het moet daarbij gaan om bedragen die de vruchtgebruiker van de woning betaalt voor de schuld van de bloot eigenaar van die woning. Het betreft schulden die de erflater is aangegaan voor de financiering van de eigenwoning. Om gebruik te kunnen maken van de goedkeuring dient aan de volgende voorwaarden te zijn voldaan: 1. De eigenwoningregeling is van toepassing voor de vruchtgebruiker; 2. De schuld voldoet aan de overige voorwaarden die gelden voor kwalificatie als eigenwoningschuld. Deze goedkeuring is noodzakelijk om dat vanaf 1 januari 2013 het regime voor aftrek van eigenwoningrente is aangescherpt. Daarbij is uitdrukkelijk geregeld dat het moet gaan om een eigenwoningschuld van de belastingplichtige. Dat is in een dergelijk geval meestal de bloot eigenaar. De vruchtgebruiker die de rente betaalt, zou dan zonder nadere regeling geen eigenwoningschuld hebben en dus geen rente kunnen aftrekken. De goedkeuring geldt met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2013. 11. Paardentrailer geen zakelijke kosten softwarebedrijf Een software-ondernemer stelde een paardentrailer om zakelijke motieven te hebben gekocht en bracht de afschrijvingskosten voor de trailer in aftrek. De trailer was aan beide zijden voorzien van een logo van de onderneming. Met de trailer werd reclame gemaakt voor het bedrijf bij de woning van de ondernemer, bij ongeveer 20 concoursen per jaar en ongeveer 40 instructielessen per jaar op een manege. Volgens de inspecteur was er geen sprake van ondernemingskosten. Rechtbank Gelderland en Hof Arnhem-Leeuwarden waren het met de inspecteur eens. De ondernemer had niet aannemelijk gemaakt dat de paardentrailer was gekocht met het oog op de zakelijke belangen van de onderneming. De aankoop lag niet in de lijn met de activiteiten van de onderneming en de paardentrailer werd uitsluitend door een kind van de ondernemer gebruikt voor de dressuursport, die niet als een activiteit van de onderneming was aan te merken. 12.Besluit resultaat uit overige werkzaamheden geactualiseerd Betreffende het tijdstip van aanvang van terbeschikkingstelling aan een gelieerde vennootschap of onderneming kan van terbeschikkingstelling sprake zijn vanaf het moment dat het goed is aangeschaft. Het moet dan gaan om een vermogensbestanddeel dat wordt aangeschaft met de gezamenlijke bedoeling van de belastingplichtige en een gelieerde vennootschap of onderneming om die zaak in gebruik te geven aan die vennootschap of onderneming en tevens dat goed voor dat gebruik gereed wordt gemaakt. Verder dient vanaf het moment van aanschaf af geen andere aanwending van het goed plaats te vinden. Ook bij het einde van de ene terbeschikkingstelling die wordt opgevolgd door een andere terbeschikkingstelling kan gebruik worden gemaakt van artikel 3.64 van de Wet IB 2001
(doorschuiving via te conserveren inkomen naar andere onderneming). Dat betekent dat het resultaat bij beëindiging van een terbeschikkingstelling kan worden afgeboekt op de boekwaarde van een volgende terbeschikkingstelling. Voor de fiscale duiding van financieringsovereenkomsten voor de tbs-regeling is het civiele recht het uitgangspunt. Schijnleningen, deelnemerschapsleningen en bodemlozeputleningen worden fiscaal afgewikkeld in de kapitaalsfeer. Overige leningen vallen onder de tbs-regeling. Als de overeengekomen rentevergoeding, in combinatie met andere elementen van de overeenkomst, zoals looptijd en eventuele zekerheden, niet is gebaseerd op zakelijk handelen, wordt bezien of correctie mogelijk is, zodanig dat daaraan wel wordt voldaan. Zo neen, dan is naar de mening van de Staatssecretaris sprake van een onzakelijke lening. Of daarvan sprake is moet worden beoordeeld naar het tijdstip van het aangaan van de lening, maar een zakelijke lening kan gedurende haar looptijd door onzakelijk handelen van de schuldeiser alsnog onzakelijk worden. Het kwijtschelden van een onzakelijke lening leidt volgens de Staatssecretaris tot een informele kapitaalstorting, ook indien en voor zover de vordering oninbaar is. Dat standpunt zal naar onze mening in veel gevallen aanvechtbaar zijn. De verkrijgingsprijs van het aanmerkelijk belang voor de aanmerkelijk belanghouder zal met het bedrag van de als informele kapitaalstorting aan te merken kwijtschelding worden verhoogd. Voor wat betreft borgstellingen geeft de Staatssecretaris als zijn mening dat deze zich in vrijwel alle gevallen afspelen in de kapitaalsfeer! Daarbij vergeet de Staatssecretaris gemakshalve dat de vraag of sprake is van een onzakelijke borgstelling in alle gevallen moet worden beantwoord aan door de Hoge Raad geformuleerde voorwaarden voor de aanwezigheid van een onzakelijke lening. 13. Matiging boete bij slechte financiële positie De Hoge Raad heeft eerder uitgemaakt dat de financiële omstandigheden van de overtreder van belang kunnen zijn voor de mate van verwijtbaarheid en voor de hoogte van de op te leggen boete. Onlangs heeft de Hoge Raad aangegeven hoe de Belastingdienst en de rechter hiermee moeten omgaan. Het betrof een vennootschap die werd veroordeeld tot geldboeten voor opzettelijk onjuist of onvolledig doen van aangiften LB. Daarbij werden forse boeten opgelegd. Door het passiveren van de belastingschulden was een negatief vermogen ontstaan bij de vennootschap. De Hoge Raad gaf aan dat de Belastingdienst zich zeker bij hogere boeten ervan zou moeten vergewissen dat de boete, ook gelet op de draagkracht van de overtreder, geen onevenredige gevolgen had. De Hoge Raad geeft daarvoor de volgende regels: - Als de Belastingdienst bij het opleggen van een boete rekening houdt met de draagkracht van de overtreder, moet daarbij rekening worden gehouden met de financiële positie van de betrokkene ten tijde van het besluit tot het opleggen van de boete. - Als de beslissing vervolgens wordt aangevochten en wordt voorgelegd aan de rechter, moet deze bij zijn beslissing over de hoogte van de boete rekening houden met de voor hem aannemelijk geworden omstandigheden waarin de betrokkene op dat moment verkeerde, waaronder diens draagkracht. - De rechter moet zijn uitspraak nader motiveren als de betrokkene een uitdrukkelijk onderbouwd standpunt over het ontbreken van draagkracht heeft gesteld.
-
Zakelijke belastingschulden hoeven niet buiten beschouwing te worden gelaten bij het beoordelen van de financiële positie van de betrokkene.
14. Afschrijvingsregime specifieke zorgkosten voortgezet Vanaf 2014 is een beperking aangebracht in de aftrek van specifieke zorgkosten voor hulpmiddelen. Het gaat dan om rolstoelen, scootmobielen en aanpassingen aan een woning. Er zijn belastingplichtigen die in een aan 2014 voorafgaande kalenderjaar uitgaven hebben gedaan voor dergelijke aanschaffingen en die bij de aftrek als specifieke zorgkosten een afschrijvingsregime hebben toegepast. Door de wetswijziging zouden de resterende afschrijvingstermijnen niet meer als specifieke zorgkosten in aftrek kunnen komen. De Staatssecretaris heeft daarvoor onlangs een goedkeurend besluit uitgebracht. Voor de hiervoor bedoelde gevallen waarbij een afschrijvingsregime is toegepast, wordt dit regime ook vanaf 2014 geëerbiedigd. Dus aftrek van die zorgkosten is ook vanaf 2014 nog mogelijk voor die gevallen. 15. Kilometergrens voor autokostenforfait geldt op jaarbasis en niet per auto Een werknemer heeft het eerste deel van het jaar een personenauto van zijn werkgever ter beschikking gehad, die hij niet voor privé-doeleinden gebruikte. Het andere deel van het jaar krijgt hij de beschikking over een andere auto van de werkgever, die hij wel voor privé gaat gebruiken. De vraag is of hij over het hele jaar geconfronteerd wordt met een bijtelling voor privé-gebruik of alleen over de periode dat hij de auto mede voor privé-doeleinden gebruikt. Onlangs is in een verwijzingsprocedure het volgende beslist. Als een werknemer met een gedurende een deel van het jaar door zijn werkgever ter beschikking gestelde auto minder dan 500 privé-kilometers rijdt, en met een andere door zijn werkgever voor het resterende deel van het jaar ter beschikking gestelde auto meer dan 500 privé-kilometers, dan moet de bijtelling ook voor de eerste auto plaatsvinden. Dit geldt zelfs als vast zou staan dat met de eerste auto in het geheel geen privékilometers zijn gereden.
Voordenken is in veel gevallen beter dan nadenken.