PERIODIEK TIJDSCHRIFT DRIEENVIJFTIGSTE JAARGANG NO. 3, SEPTEMBER 2006
IN DIT NUMMER ”DIERFYSIOTHERAPIE”
EEN GEZAMENLIJKE UITGAVE VAN:
EEN GEZAMENLIJKE UITGAVE VAN:
Nobivac® Puppy DP Periodiek tijdschrift drieenvijftigste jaargang no. 3 - 2006
ISSN 0417 - 4631
De Stichting Diergeneeskundig Memorandum, opgericht in 1953, stelt zich ten doel aan dierenartsen in binnen- en buitenland voorlichting te geven van wetenschappelijke en commerciële aard op veterinair gebied. Ter uitvoering van haar doelstelling is zij uitgeefster van het tijdschrift “Diergeneeskundig Memorandum”. De exploitatie van dit tijdschrift wordt financieel mogelijk gemaakt in Nederland door: Alfasan Diergeneesmiddelen B.V. te Woerden. Boehringer Ingelheim bv te Alkmaar en Intervet Nederland B.V. te Boxmeer Het Tijdschrift wordt gratis beschikbaar gesteld aan de praktiserende dierenartsen in Nederland, Postdoctorale veterinaire studenten in Utrecht kunnen het tegen een kleine vergoeding verkrijgen bij het Reductiebureau. Voor anderen bestaat de mogelijkheid zich te abonneren; de kosten van een abonnement bedragen: Voor Nederland € 18,00 per jaargang. Voor het buitenland € 25,50 per jaargang. Extra exemplaren of oudere uitgaven kunnen worden besteld d.m.v. een overschrijving à € 7,50 per exemplaar voor Nederland of € 9,00 voor het buitenland op een van onze rekeningen. Redactiecommissie J. Goudswaard, voorzitter J. Schrooyen, secretaris F. Hogerhuis (Alfasan Dierengeneesmiddelen B.V.) R. Schippers (Boehringer Ingelheim) J. Vernooij (Intervet Nederland)
EEN GEZAMENLIJKE UITGAVE VAN:
Redactie- en Administratieadres: Halderheiweg 11, 5282 SN Boxtel tel.: 0411-676822 fax: 0411-671595 e-m:
[email protected] website: de-em.nl Postbankrekening 64 70 06 BIC PSTBNL21 IBAN NL60 PSTB 0000 6470 06 Rabobank Boxtel 1688.49.674 BIC RABO NL2U IBAN NL50 RABO 0168 8496 74 Verklaring: De Redactie en uitgeefster aanvaarden geen aansprakelijkheid voor schade, welke- direct of indirect- het gevolg mocht zijn van gebleken onjuistheden in de inhoud van de in dit tijdschrift opgenomen artikelen. Niets uit dit tijdschrift mag worden verveelvoudigd en/of openbaar worden gemaakt door middel van druk, microfilm of op welke andere wijze ook, zonder schriftelijke toestemming van de Redactie. Opmaak en druk: Bloembergen Santee bv Nijmegen
Het enige geregistreerde vaccin tegen parvo en hondenziekte voor pups van 6 weken Waarmee stuurt u pups de wijde wereld in?
5,0
7,0
Nobivac® Puppy DP: Samenstelling: 1 dosis bevat ≥10 TCID50 canine distemper virus, stam Onderstepoort; ≥ 10 TCID50 canine parvo virus, stam 154. Indicatie: actieve immunisatie van honden, vanaf de leeftijd van 6 weken, tegen hondenziekte en canine parvo virus. Contra-indicatie: geen. Bijwerkingen: een lokale, voorbijgaande entreactie kan voorkomen. Registratie: REG NL 09484 UDD. Neem voor meer informatie contact op met Intervet Nederland bv.
Intervet Nederland bv • Postbus 50 • 5830 AB Boxmeer Telefoon: 0485 587654 • Fax: 0485 587653 • www.intervet.nl
Inhoudsopgave Dierfysiotherapie
Van de redactie
1
Inhoudsopgave
3
Voorwoord Anke Vaessen
4
De auteurs
7
Voorwoord Voorzitter NVFD
11
Geschiedenis en opleiding van de dierfysiotherapie
13
Dierfysiotherapie hond
18
Hydrotherapie
31
Aankondiging symposium
41
Dierfysiotherapie paard
43
Werkveldanalyse en casus paard
52
Wervelkolomproblematiek bij het paard en FES
57
Dierfysiotherapie en de Wetenschap
59
Nawoord Voorzitter NVFD
68
D.M. 53e jaargang - No. 3 blz. 3
Voorwoord Anke Vaessen
Wat is er meer op zijn plaats dan een Diergeneeskundig Memorandum, gewijd aan de Dierfysiotherapie, in het jaar 2006, het jaar dat het 4th International Symposium on Rehabilitation and Physical Therapy in Veterinary Medicine plaats zal vinden in Nederland? Voor het eerst zal dit 4-daagse World-Rehabsymposium in Europa, plaatsvinden, nadat drie maal Diergeneeskundige Faculteiten van Amerikaanse universiteiten het voortouw genomen hebben (Oregon State University, University of Tennessee, North Carolina State University) . Een uitgebreidere toelichting op dit Symposium voor dierenfysiotherapeuten én dierenartsen met interesse in het bewegingsapparaat en de bijbehorende problematiek en revalidatie, treft u verderop in dit themanummer aan. Dat dit wereldsymposium in Nederland gaat plaatsvinden is niet toevallig. Nederland heeft een voorbeeldfunctie omdat het het eerste land ter wereld is waar het uitoefenen van fysiotherapie op dieren in 1992 bij wet in de WUD geregeld werd en waar een erkende opleiding tot stand kwam. Een uitgebreide terugblik en toelichting hierop vindt u in de bijdrage van de eerste voorzitter van de beroepsvereniging, May Römer-Bartels. In 1992 stond het beroep echter nog veel meer in de kinderschoenen. De dierenfysiotherapeut heeft duidelijk gewonnen aan professionaliteit. De Nederlandse Vereniging voor Fysiotherapie bij Dieren, opgericht in 1989, werkt door het invoeren van een accreditatiesysteem en door het verzorgen van nascholingen aan een transparant en professioneel handelen van haar leden. De huidige voorzitter, Anne Marleen Van Hemel, zal de doelstellingen van de NVFD in haar voorwoord verder omschrijven. Ook het CDB, het Cursuscentrum Dierverzorging in Barneveld, waar de post-HBO opleiding tot dierenfysiotherapeut sinds 1999 is gehuisvest, maakt zich sterk voor hoogopgeleide dierenfysiotherapeuten. Het CDB organiseert tevens nascholingen voor dierenfysiotherapeuten die vaak ook toegankelijk zijn voor dierenartsen. Het samen volgen van cursussen geeft inzicht in elkaar’s handelen en stimuleert en optimaliseert de samenwerking tussen dierenfysiotherapeut en dierenarts. De internationale cursus FES, Focus on the Equine Spine, is daar een voorbeeld van. Meer hierover leest u in de bijdrage van Solange Schrijer, mede-initiatiefneemster en inhoudelijk cursusleider van FES, in samenwerking met Tunna Morriën, dierenfysiotherapeut en praktijkdocente FES. In dit nummer van het Diergeneeskundig Memorandum zullen dierenfysiotherapeuten natuurlijk ook aangeven wat u als dierenarts van de dierenfysiotherapeut, naar wie u verwijst, kunt verwachten. Wat heeft deze paraveterinair aan “ bagage’ in huis en wat kan de meerwaarde van dierfysiotherapie zijn voor uw praktijk? Guy Blom zal de dierfysiotherapeutische mogelijkheden bij de behandeling van paarden toelichten, terwijl Michiel Moens het deel gezelschapsdieren voor zijn rekening zal nemen. Een heel hoofdstuk is gewijd aan de hydrotherapie, een interessante mogelijkheid bij het revalideren, waar in Nederland nog weinig gebruik van maken. Of heeft hydrotherapie geen toegevoegde waarde? Elma Bakker, dierenfysiotherapeut gezelschapsdieren D.M. 53e jaargang - No. 3 blz. 4
en voorstander van hydrotherapie, verdiept zich in de hydrotherapie. Is hydrotherapie wel te onderbouwen? In dit kader wil ik u zeker ook wijzen op het hoofdstuk over wetenschappelijk onderzoek door de gepromoveerde dierenfysiotherapeute Meike van Heel. Met het verschijnen van dit Diergeneeskundig Memorandum, gewijd aan de Fysiotherapie bij Dieren, mag ik concluderen dat de dierfysiotherapie het afgelopen decennium in Nederland een zeer professionele groei doorgemaakt heeft en dat er in het komende decennium een mooie toekomt weggelegd is voor de dierenfysiotherapeut én de dierenarts als samenwerkend team. Anke Vaessen-Degen, dierenfysiotherapeute, Sectorcoördinator Fysiotherapie bij Dieren, CDB Organizing committee 4th Rehabsymposium.
D.M. 53e jaargang - No. 3 blz. 5
Equilis® StrepE
Houd droes buiten de deur Hoe goed paarden in de manege of stal ook
verspreiden. Tenzij er gevaccineerd is tegen
worden verzorgd, droes ligt altijd op de loer.
droes. Dat kan nu met Equilis® StrepE, het
En als droes eenmaal binnen is, dan zal deze
eerste vaccin tegen droes dat door de EU is
zeer besmettelijke ziekte zich vaak snel
toegelaten en droes buiten de stal houdt.
Equilis® StrepE bevat per dosis van 0,2 ml: levend deletie mutant Streptococcus equi stam TW928 109,0 tot 109,4 cfu. Indicatie: immunisatie van paarden, vanaf de leeftijd van 4 maanden, tegen Streptococcus equi ter vermindering van klinische symptomen en ter vermindering van het optreden van lymfknoopabcessen. Contra-indicaties: drachtige of zogende merries. Bijwerkingen: voorbijgaande zwelling van lip en mond. Reg NL 10271 UDD. Toediening uitsluitend door de dierenarts. Overige informatie: zie volledige bijsluiter.
Intervet Nederland bv • Postbus 50 • 5830 AB Boxmeer
D.M. 53eTelefoon: jaargang - 0485 No. 3 587654 blz. 6 • Fax: 0485 587653 • www.intervet.nl
u. he n: r.
De auteurs
E.M. Bakker 1980
Afgestudeerd aan opleiding Fysiotherapie “Jan van Essen”, Amsterdam 1980-2004 Maatschapslid Particuliere Praktijk Fysiotherapie in Amsterdam 1997 Opleiding Dierfysiotherapie afgerond 1998-2004 Praktijk Dierfysiotherapie in Amstelveen Vanaf 2005 Praktijk Dierfysiotherapie en Aquatraining Harmelen Vanaf 1999 Secretaris NVFD Vanaf 2005 Stagebegeleidster cursisten dierfysiotherapie
M. Römer-Bartels 1974-1978 Studie diergeneeskunde (studie niet afgerond) 1979-1984 Opleiding fysiotherapie te Utrecht, afgerond 1988 Cursus ‘Dierfysiotherapie, een inleiding’ te Amsterdam, afgerond Relevante werkervaring: 1984-1994 Fysiotherapeute in particuliere praktijk 1984-nu Dierenfysiotherapeute in Dierenkliniek Kerkelanden te Hilversum 1987-1996 Mede-oprichter en voorzitter Nederlandse Verenigingvoor Fysiotherapie bij Dieren 1990-nu Praktijkdocent en examinator aan de opleiding fysiotherapie bij dieren 1999-nu Gastdocent aan de Akademie für Tierärztliche Fortbildung
Meike van Heel In 1998 de opleiding Fysiotherapie succesvol afgesloten aan de Hogeschool Enschede met een afstudeer onderzoek, uitgevoerd aan het Roessingh Research and Development Centre, Enschede. Door dit afstudeerproject interesse gekregen in wetenschappelijk onderzoek hetgeen leidde tot een vervolgstudie bewegingswetenschappen aan de Universiteit van Maastricht. Tijdens deze studie 2 dagdelen per week gewerkt als humaan fysiotherapeut in een particuliere praktijk. In 2001 de studie bewegingswetenschappen succesvol afgerond aan de Faculteit der Diergeneeskunde te Utrecht met een afstudeeronderzoek naar effecten van speciaal hoefbeslag bij paarden. Vervolgens daar meegewerkt aan een FDA approved onderzoek naar een nieuwe pijnstiller voor het paard. Tussen november 2001-2005 gepromoveerd aan de Faculteit der Diergeneeskunde te D.M. 53e jaargang - No. 3 blz. 7
Utrecht met een proefschrift getiteld: “Distal limb development and effects of shoeing techniques on limb dynamics of today ‘s equine athlete”. Tijdens dit promotietraject in 2004 de opleiding fysiotherapie bij dieren afgerond. Tegenwoordig werkzaam als dierenfysiotherapeut en als manager innovation bij Mustad hoofcare, daarbij algemeen bestuurslid van de NVFD.
Solange Schrijer 1988: Afgestudeerd aan de Academie voor Lichamelijke Opvoeding te Den Haag 1991: Afgestudeerd aan de Academie voor Fysiotherapie Thim van der Laan, Utrecht 1998: Afgestudeerd aan de vervolgopleiding Fysiotherapie bij Dieren, Stichting Leffelaer, Hogeschool Amsterdam 1998: Assistent-docentschap praktijk Onderzoek en Behandeling Paard aan de Opleiding voor Fysiotherapie bij Dieren te Barneveld Vanaf 1999: Full-time dierenfysiotherapeut bij paarden, verbonden aan de Dierenartsenpraktijk Bodegraven te Bodegraven 1999: Docentschap Onderzoek en behandeling paard aan de Opleiding voor Fysiotherapie bij Dieren 2000: Gastdocentschap Fysiotherapie bij Dieren aan de Faculteit der Diergeneeskunde, Universiteit Utrecht en examinator aan de Opleiding voor Fysiotherapie bij Dieren te Barneveld Sinds 1999: Spreekster en gastdocente bij diverse nationale gelegenheden, sinds 2004 tevens internationaal 2005: Mede-oprichter en course leader van de internationale cursus voor dierenartsen en dierenfysiotherapeuten “Focus on the Equine Spine”
Guy Blom In 1979 begonnen met een manege voor IJslandse paarden welke nog steeds vol in bedrijf is. In 1987 afgestudeerd als humaan fysiotherapeut met als onderwerp voor de scriptie “Massage bij Paarden”. Direct betrokken bij de oprichting van de N.V.F.D. (Nederlandse Vereniging voor Fysiotherapie bij Dieren) in 1990 en verbonden aan de opleiding voor Dierfysiotherapie. Nu verzorgd vanuit het C.D.B. in Barneveld. Sinds 1987 werkzaam in Brabant, Zijtaart, als dierenfysiotherapeut en humaan fysiotherapeut. Vanaf 1994 alleen nog fulltime werkzaam als dierenfysiotherapeut gespecialiseerd in paarden. Artikelen m.b.t. dierfysiotherapie verschenen in paardenbladen zoals o.a. de ‘Hoefslag’. Sindsdien verschillende gastdocentschappen o.a. ‘Masterclass’ van het N.H.B.in Deurne en W.S.B., Wageningen Business School onderdeel van de Universiteit Wageningen. In 2005 betrokken bij de FES, Focus on the Equine Spine; gegeven vanuit het C.D.B. in Barneveld. D.M. 53e jaargang - No. 3 blz. 8
Tunna Morrien Opleiding 1993-1997: HBO Opleiding fysiotherapie aan de Hogeschool van Amsterdam 1999 t/m sept. 2001: Opleiding dierfysiotherapie op Cursuscentrum Dierverzorging Barneveld Werkzaamheden dierfysiotherapie - Vanaf september 2001 afgestudeerd dierenfysiotherapeut en sindsdien werkzaam als zodanig. - Docent onderzoek en behandeling paard aan de opleiding dierfysiotherapie bij Cursuscentrum Dierverzorging Barneveld - Examinator opleiding Dierfysiotherapie bij Cursuscentrum Dierverzorging Barneveld - Praktijkdocent cursus FES; Focus on the Equine Spine bij Cursuscentrum Dierverzorging Barneveld, start september 2005 - Samenwerkingsverband met Dierenkliniek Emmeloord
Sandra Vetter 1997: Afgestudeerd Internationale Academie voor Fysiotherapie Thim vd Laan 2002: Afgestudeerd te Barneveld dierfysiotherapie 2004: Geslaagd op het ICREO (osteopathie bij paarden) 2005: Nationaal kampioen amateurjockey Werk: Dierfysiotherapie bij paarden, vnl. in samenwerking met Paardenkliniek de Raaphorst/ Drs. v. Toor in Wassenaar. Met partner runnen van trainingsstal voor renpaarden in Wassenaar.
P.M. Moens Diergeneeskunde 1977-‘79 Fysiotherapie 1979-‘83 Werkervaring: 1984 verpleegtehuis 1985-heden Ziekenhuis 1992-2002 Fysiosport/sportcentrum 1995-1997 Part. Praktijk 1995-1998 gastdocent Hogeschool van Utrecht 2000-heden Revalidatie Dag Behandeling 1985-heden sportrevalidatie (specialiteit knie-schouder) 1999-2001 paramedisch begeleider ATB team 2005-heden sportpoli ziekenhuis 2004-heden docent opleiding fysiotherapie bij dieren Auteur: Jaarboek van Fysiotherapie 1991 (knierevalidatie) Dos Winkel deel 4 ( Immobiliseren middels braces en tapen) Respond (vakblad) gastschrijver aangaande sportfysiotherapie D.M. 53e jaargang - No. 3 blz. 9
Met Metacam wint iedereen Hét NSAID voor de behandeling van chronische gewrichtsaandoeningen: • COX-1 sparend • 24 uur effectief • Smakelijke, orale suspensie • Nauwkeurig te doseren • Onbeperkte behandelingsduur
Orale suspensie
���������������������������������
Product: Metacam, suspensie voor orale toediening. Werkzame bestanddelen: per ml 1,5 mg meloxicam in zoete, waterige suspensie. Indicatie: Verlichting van ontsteking en pijn in zowel acute als chronische aandoeningen van het bewegingsapparaat. Contra-indicaties: Niet gebruiken bij drachtige of melkgevende dieren. Niet voor gebruik bij dieren die lijden aan gastro-intestinale afwijkingen of bij dieren waarbij een individuele overgevoeligheid voor het product is gebleken. Niet gebruiken bij honden jonger dan 6 weken. Reg NL 9797. Kanalisatiestatus: UDA. Verdere informatie is op aanvraag beschikbaar. Boehringer Ingelheim bv, divisie Vetmedica, Postbus 8037, 1802 KA, Alkmaar. Telefoon: +31 (0)72 5662411.
���� D.M. 53e jaargang - No. 3 blz. 10 Adv Metacam Horden loper A4.indd1 1
26-01-2006 17:13:07
e
uur
��
chting melkor het kbaar.
6-01-2006 17:13:07
Voorwoord Voorzitter NVFD
Dit Diergeneeskundig Memorandum betekent een kleine mijlpaal in het 14jarig bestaan van onze vereniging. Al jaren geleden werd de vereniging benaderd om een Memorandum te wijden aan dierfysiotherapie, maar de tijd was er nog niet rijp voor. De dierenfysiotherapeuten die wij benaderden om een kwalitatief goed verhaal te schrijven, wilden wel, maar waren nog te druk bezig met het lobbyen van de eigen praktijk. Voor een beroep in opkomst is dat begrijpelijk, maar jammer genoeg bleef daardoor de bekendheid met dierfysiotherapie bij dierenartsen beperkt. Om aan de slag te gaan in diergeneeskundig Nederland is een uitdaging. Dierenartsen die je als concurrent zien en vaak geen idee hebben welke mogelijkheden je als dierenfysiotherapeut hebt. Dierenartsen die om die reden ook niet kunnen of willen verwijzen, terwijl volgens de wet die verwijzing nodig is om dieren fysiotherapeutisch te mogen behandelen. Een conferencier die tot twee keer toe in zijn oudejaarsconference de dierfysiotherapie een zeer overbodige luxe noemt. Eigenaren die shoppen van de ene alternatieve therapie naar de andere... Je profileren kan alleen als je kwaliteit kunt leveren, als je de kans creëert om te laten zien wat je kan en wat je waard bent, en als je je kunt onderscheiden van de alternatieve therapeuten, die vaak zonder enige vorm van opleiding hun gang kunnen gaan.
Dit doen wij middels een kwaliteitsbeleid. De NVFD hanteert een accreditatiesysteem, waarbij leden die zich professioneel bezig houden met dierfysiotherapie zich verplichten bij- en na te scholen. De NVFD organiseert ook zelf kwalitatief goede bij- en nascholingen. De NVFD heeft geld vrij gemaakt voor wetenschappelijk onderzoek. Door mee te denken wanneer veranderingen in de wet doorgevoerd worden en door open te staan voor signalen vanuit de diergeneeskunde en maatschappij participeert en anticipeert de NVFD. Het bevorderen van een optimale samenwerking en communicatie met dierenartsen is ook een belangrijk doel voor ons. Onbekend maakt onbemind, dus hierbij een Diergeneeskundig Memorandum, geheel gewijd aan dierfysiotherapie. Ik kan u als voorzitter, dit Diergeneeskundig Memorandum van harte aanbevelen. Vooroordelen staan een objectief oordeel over een mogelijke toegevoegde waarde van dierfysiotherapie bij de preventieve en curatieve zorg van het dier tenslotte in de weg.
Anne Marleen Van Hemel Dierenfysiotherapeut Voorzitter NVFD
De Nederlandse Vereniging voor Fysiotherapie bij Dieren maakt zich daar sterk voor. D.M. 53e jaargang - No. 3 blz. 11
Met Metacam wint iedereen
Geneesmiddel voor veilige ontstekingsremming en pijnstilling bij bewegingsproblemen • • • • •
Snel en effectief Eenmaal daags Smakelijke siroop Gemakkelijk over het voer Nauwkeurig te doseren
�������� ����������������
����
������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������ ������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������� ���������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������� ������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������ ������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������ ������������������������������������������������������������������
���������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������
������� �������� ������� ������� �������
����
Geschiedenis en opleiding van de dierfysiotherapie Het ontstaan De geschiedenis van de dierfysiotherapie in Nederland begint in 1986. Het eerste tastbare “bewijs” van het bestaan van dierfysiotherapie in ons land is de themadag dierfysiotherapie, georganiseerd door de Stichting Academie voor Paramedische Beroepen Leffelaar op 22 maart 1986. Het programma op de uitnodiging zag er simpel en eigenlijk vrij onaantrekkelijk uit: na de ontvangst met koffie een welkomstwoord door drs. H. Noordhof, directeur van de Academie. Daarna een inleiding van deze themadag door L. Bos of F. Poel, fysiotherapeuten. De rest van het programma bestond uit achtereenvolgens pauze, vervolg, pauze, vervolg, pauze, vervolg en sluiting. In tegenstelling tot wat dit programma deed vermoeden, werd het een fantastische dag. De deelnemers aan deze dag bleken vrijwel allemaal fysiotherapeuten te zijn die zich al enige tijd meer of minder frequent met fysiotherapie bij dieren bezig hielden. Er kwam die dag een pony het zaaltje aan de De Lairessestraat binnen. Er werd gepraat over de mogelijkheden van Ultra Korte Golf (UKG), een apparaat uit de fysiotechniek, bij honden met heupdysplasie. En er werden onder elkaar vooral veel ervaringen uitgewisseld. Terugkijkend weet ik niet eens of die dag zelf zoveel om het lijf had, maar het enthousiasme van de deelnemers was overweldigend. Dat viel ook de directeur van de Academie Leffelaar op en bij de afsluiting van de themadag hield hij een pleidooi voor de oprichting van een werkgroep, met als doel het verder ontwikkelen van het vak. Achteraf blijkt dat hij de situatie goed heeft ingeschat, want deze werkgroep is de aanzet geweest tot wat de dierfysiotherapie in Nederland nu is.
Landelijke Werkgroep Dierfysiotherapie In 1986 was er al sprake van een werkgroep dierfysiotherapie van het Koninklijk Nederlands Genootschap voor Fysiotherapie (KNGF) en de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde (KNMvD). Deze werkgroep hield zich voornamelijk bezig met beleid en naar buiten toe was het niet duidelijk of dat resultaat had opgeleverd. Het doel van de door drs. Noordhof voorgestelde werkgroep was dan ook om vanuit de praktijk handen en voeten te geven aan de dierfysiotherapie in Nederland. Op 14 januari 1987 vond de eerste vergadering plaats van de Landelijke Werkgroep Dierfysiotherapie. Ongeveer dertig fysiotherapeuten, die allemaal al hun eerste schreden in de dierfysiotherapie hadden gezet, kwamen daarvoor bij elkaar in Amsterdam. Tijdens deze vergadering werden de doelen van de werkgroep geformuleerd en de werkwijze werd omschreven. Dat het een werkgroep met serieuze bedoelingen en grootse plannen was, bleek wel uit de doelen die toen werden opgesteld: - Een bijdrage leveren aan de invoering van de dierfysiotherapie op verantwoorde wijze - Uitwisselen van ervaring - Vergroten van de expertise van de leden - Bekendheid geven aan de dierfysiotherapie - Organiseren van bijeenkomsten en cursussen/workshops - Streven naar formele erkenning van de dierfysiotherapie Bij de werkwijze werd onder meer vastgesteld dat er alleen op verwijzing van een dierenarts gewerkt zou worden en dat er altijd een verslag naar de dierenD.M. 53e jaargang - No. 3 blz. 13
arts gestuurd zou worden, ook als er geen positieve resultaten te melden waren. Er werd een protocolformulier opgesteld dat alle leden hanteerden bij de patiënten die ze behandelden. Aan de hand van dat ingevulde formulier werden de patiënten gezamenlijk doorgesproken en zo leerde men van elkaar. Met dat leren groeide ook het zelfvertrouwen binnen de groep en er werd besloten dat het tijd was de kennis te delen met anderen. Er werd het plan opgevat om een cursus dierfysiotherapie te organiseren. Deze cursus werd ondergebracht bij de Stichting Bijscholing Academie Leffelaar. De cursus “Fysiotherapie bij dieren; een inleiding” bestond uit 10 cursusdagen en begon op 29 januari 1988. Er deden 32 fysiotherapeuten aan mee. De docenten waren dierenartsen, waarvan enkele van de Faculteit Diergeneeskunde, en fysiotherapeuten. Nederlandse Vereniging voor Fysiotherapie bij Dieren (NVFD) Met het groeiende zelfvertrouwen van de leden van de werkgroep, groeide ook het besef dat de werkgroep een meer officieel karakter nodig had om een volwaardige gesprekspartner te kunnen zijn van de officiële instanties, zoals de KNMvD, het KNGF en het toenmalige Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij (LNV). Er werden statuten opgesteld en bij de notaris vastgelegd en op 16 maart 1989 vond de oprichtingsvergadering plaats van de Nederlandse Vereniging voor Fysiotherapie bij Dieren (NVFD). Eén van de onderwerpen die meteen aan bod kwamen was de Wet op de Uitoefening van de Diergeneeskunde (WUD), waar een Besluit Paraveterinairen aan toegevoegd zou worden. Een afvaardiging van de NVFD ging gesprekken aan met het Ministerie van LNV om de inhoud van het Besluit Paraveterinairen vast te stellen. Er werd een leerplancommissie benoemd en er werd onderhanD.M. 53e jaargang - No. 3 blz. 14
deld over de overgangsregeling, die zou gaan gelden na het van kracht worden van de wet. Maar ook de meer “normale” zaken die een jonge beroepsvereniging bezig kunnen houden, gingen niet aan de NVFD voorbij. Er werd een Huishoudelijk Reglement opgesteld, er werden nascholingen georganiseerd en er werd een PR-commissie in het leven geroepen. Er kwam een logo, er werd over tarieven gesproken, er werden lezingen verzorgd en de stand van de NVFD verscheen op beurzen. Een steeds terugkerend dilemma was: hoe brengen we het bestaan van onze beroepsgroep onder de aandacht van de dierenartsen? De individuele leden deden goed werk, maar de algemene reactie op de mededeling ‘ik ben dierenfysiotherapeut’ was nog steeds heel lacherig. Langzamerhand kwamen er stukjes in de pers, maar de trend bleef om daarbij vooral de extreme voorbeelden te benadrukken. Een geslaagde behandeling van een hond of paard haalde de pers niet, maar de papegaai, die weer op zijn stok kon zitten, of de kip, die weer eieren legde, was voor de media blijkbaar interessanter. Wettelijke status Het aanpassen van de Wet op de Uitoefening van de Diergeneeskunde duurde lang. Uiteindelijk was het een veel langer traject dan wij van te voren in onze onschuld gedacht hadden. Het zou nog tot 1 augustus 1992 duren voordat de WUD met het Besluit Paraveterinairen van kracht werd. Maar dan is Nederland wel het eerste land ter wereld waar dierfysiotherapie een wettelijke status heeft. Dierfysiotherapie is nu voorbehouden aan dierenartsen en dierenfysiotherapeuten. Dierenartsassistenten en andere niet-dierenfysiotherapeuten komen er dus in Nederland niet meer aan te pas. Een dierenfysiotherapeut staat omschre-
ven als een fysiotherapeut die de opleiding dierfysiotherapie met goed gevolg heeft afgelegd. Na het behalen van dit diploma dient men zich te registreren bij de Rijksdienst voor de Keuring van Vee en Vlees (RVV) om als erkend dierenfysiotherapeut aan het werk te kunnen gaan. Bij de wet is geregeld dat dierenfysiotherapeuten uitsluitend dieren behandelen op verwijzing van een dierenarts. Daar staat tegenover dat de dierenfysiotherapeut zelfstandig te werk gaat en zelf de behandeldoelen bepaalt en een behandelplan opstelt. Deze verantwoordelijkheid vroeg om een gedegen vooropleiding en die kwam er ook. De cursus werd gaandeweg langer en intensiever om uiteindelijk de huidige vorm te bereiken. De duur is nu iets meer dan een jaar. Er is 1 lesdag per week is en er zijn stagedagen, waarin minimaal 36 patiënten worden gezien. Er moet een patiëntencasus worden geschreven en het eindexamen bestaat uit het onderzoeken en behandelen van een hond en een paard. In Nederland is er één door het Rijk erkende opleiding, deze is ondergebracht bij het Cursuscentrum Dierverzorging Barneveld. Naarmate de tijd verstreek en de vakkennis van de dierenfysiotherapeut toenam, nam ook de professionaliteit waarmee gewerkt werd toe. De NVFD haakte daar op in en ging een onderscheid maken tussen dierenfysiotherapeuten die professioneel wilden werken en geregeld nascholingen volgden en dierenfysiotherapeuten die geen nascholingen volgden. De eerste categorie dierenfysiotherapeuten wordt nu op de website van de NVFD vermeld om het eigenaren en dierenartsen gemakkelijk te maken een dierenfysiotherapeut in de buurt te vinden. Meerdere dierenartsen werken intussen meer of minder intensief samen met een dierenfysiotherapeut. Een samenwerking
waarin dierenarts en dierenfysiotherapeut elkaar aanvullen en versterken. De stap naar wetenschappelijk onderzoek is nog groot voor Nederlandse dierenfysiotherapeuten, maar wordt schoorvoetend gemaakt. Inmiddels is een Nederlandse dierenfysiotherapeut gepromoveerd aan de Faculteit Diergeneeskunde en een ander is het promotietraject ingegaan in samenwerking met de Faculteit Diergeneeskunde en het Universitair Medisch Centrum (UMC), beide te Utrecht. Dierfysiotherapie in het buitenland Als in Nederland in 1986 de eerste themadag dierfysiotherapie wordt gehouden, is in Amerika het boek “Physical Therapy for Animals” van Ann H. Downer al 8 jaar uit. Maar dat betekende niet dat dierfysiotherapie daar al op grote schaal beoefend werd. Jaren heeft het zelfs een zieltogend bestaan geleid, tot er langzaam eind vorige eeuw weer een opleving plaatsvond. Doordat alle staten hun eigen jurisdictie hebben, is in Amerika een gecompliceerde situatie ontstaan. Dierfysiotherapie mag vanzelfsprekend door dierenartsen uitgevoerd worden en, in tegenstelling tot de situatie in Nederland, gebeurt dat in Amerika ook op vrij aanzienlijke schaal. Ook dierenartsassistenten houden zich bezig met dierfysiotherapie, al dan niet na het volgen van een cursus en al dan niet begeleid door een dierenfysiotherapeut. Dierfysiotherapie door fysiotherapeuten is nog maar in één staat legaal, in New Mexico. In de andere staten is het verboden of zijn er zogenaamde ‘verlengde arm constructies’ mogelijk, dat wil zeggen dat het wel uitgevoerd mag worden onder de hoede van een dierenarts. Daar staat tegenover dat Amerika wél complete revalidatieklinieken heeft voor dieren, met zwembaden en al. Er is een opleiding voor fysiotherapie bij honden, er werken dierenfysiotherapeuten aan de verschillende veterinaire faculteiten en er wordt onderzoek gedaan. De D.M. 53e jaargang - No. 3 blz. 15
dierenfysiotherapeuten zijn verenigd in de Animal Physical Therapy Special Interest Group van de American Physical Therapy Association. In West Europa, bestaan in onze buurlanden grote verschillen. België, bijvoorbeeld, kent nog geen grote markt voor dierfysiotherapie, maar er is wel een opleiding van het Instituut Recyclage Specialisatie Cursussen-Wetenschappelijk Instituut Nazorg in de GezondheidsSector (IRSK-WINGS) in samenwerking met de Universiteit van Gent, voor dierenartsen en fysiotherapeuten. Overigens worden daar de praktijklessen hond gegeven door een Nederlandse dierenfysiotherapeut. Sinds jaar en dag komen er ook Vlaamse fysiotherapeuten naar Nederland om hier opgeleid te worden. In Duitsland zijn het tot nu toe voornamelijk dierenartsen die zich professioneel en legaal bezighouden met dierfysiotherapie. Zij kunnen een cursus dierfysiotherapie volgen, georganiseerd door de Akademie für Tierärztliche Fortbildung. Ook daar is één van de docenten een Nederlandse dierenfysiotherapeut. De dierenartsen die ook fysiotherapie bedrijven hebben zich verenigd in de Arbeitsgemeinschaft Physiotherapeutisch Arbeitender Tierärzte (APAT). Er is voor fysiotherapeuten een cursus die zich alleen richt op het behandelen van paarden en er komt op niet al te lange termijn een cursus fysiotherapie voor honden, naar Nederlands voorbeeld en met gebruikmaking van de Nederlandse lesstof. Ook daar zal één van de docenten Nederlands zijn en de praktijkdocenten worden in Nederland getraind. Ook voor niet-fysiotherapeuten zijn er cursussen dierfysiotherapie. De vakkundigheid van de mensen die daar worden opgeleid, is echter niet erg groot. Deze ontwikkeling is de Duitse Bundestierärztekammer een doorn in het oog en is er mede de oorzaak van dat de cursussen voor fysiotherapeuten zijn ontwikkeld. D.M. 53e jaargang - No. 3 blz. 16
Engeland heeft een goede opleiding en de dierfysiotherapie is er goed georganiseerd. Het niveau is vergelijkbaar met, zo niet hoger dan in Nederland. Het is mogelijk een Masters te doen aan het Royal Veterinary College in London. De dierenfysiotherapeuten werken er, net als in Nederland, op verwijzing van een dierenarts. De vraag naar dierfysiotherapie is groot en de samenwerking tussen dierenartsen en dierenfysiotherapeuten goed. Vooral de hydrotherapie heeft in Engeland een grote vlucht genomen. De beroepsvereniging is de Association of Chartered Physiotherapists in Animal Therapy (ACPAT). In Zwitserland bestaat er een opleiding georganiseerd door de Zwitserse beroepsvereniging, het Schweizerischer Verband für Tierphysiotherapie (SVTPT), en ook hier speelt een Nederlandse dierenfysiotherapeut een belangrijke rol. De markt moet nog grotendeels ontgonnen worden, er zijn al wel enkele zeer serieuze dierenfysiotherapeuten aan het werk en er is een intensieve samenwerking met het Tierspital Zürich (Abt. Kleintierchirurgie). Oostenrijk heeft een opleiding fysiotherapie bij dieren aan de Universiteit van Wenen. Deze opleiding is alleen toegankelijk voor dierenartsen en diergeneeskundestudenten in het laatste studiejaar. Voor fysiotherapeuten, ziekenverzorgenden, dierverzorgers en dierenartsassistenten is er een cursus dierfysiotherapie aan de Universiteit van Wenen, waarna men dieren mag behandelen volgens een, door de dierenarts vastgesteld, behandelplan. In Frankrijk is een opleiding dierfysiotherapie en osteopathie bij paarden georganiseerd door l’Institut Français de Kinésiologie Appliquée (IFKA), die toegankelijk is voor dierenartsen en fysiotherapeuten. Het is onbekend of er een opleiding dierfysiotherapie bij honden is. De dierenartsen hebben lange tijd erg afwijzend gestaan tegenover dierfysiotherapie, maar het tij is hier gelukkig
aan het keren. Vooralsnog lijkt de markt voor osteopathie groter dan voor dierfysiotherapie. Sinds een jaar of tien heeft dierfysiotherapie ook in Italië voet aan de grond gekregen. Er bestaan klinieken voor dierfysiotherapie voor gezelschapsdieren in verschillende grote steden. Er is een opleiding georganiseerd door La Scuola Italiana di Fisioterapia Veterinaria (S.I.F.V.). Spanje heeft een aantal enthousiaste mensen, zowel dierenartsen als fysiotherapeuten, die zich bezig houden met dierfysiotherapie. Er is belangstelling getoond voor de Nederlandse opleiding en er is een start gemaakt met onderhandelingen over het gebruik van de Nederlandse lesstof. In Zweden bestaat een opleiding in modules, die toegankelijk is voor dierenartsen en fysiotherapeuten en gegeven wordt aan de Universiteit in Uppsala. Van Denemarken is alleen bekend dat er dierenfysiotherapeuten zijn, van Finland ook, maar van Noorwegen is helaas geen informatie te achterhalen. Tot zover de informatie over West Europa. Canada heeft al jaren een vereniging van dierenfysiotherapeuten, de Canadian Horse and Animal Physical Rehabilitation Association (CHAP). Er is ook een opleiding. De regels in de staten onderling zijn verschillend. In Australië is het mogelijk aan de Universiteit van Queensland een Masters opleiding te doen. Desondanks is de dierfysiotherapie daar relatief nieuw. Zuid Afrika had al een beroepsvereniging in 1987, de South African Association of Physiotherapy in Animal Therapy (SAAPAT). Na een zieltogend bestaan van jaren, is deze vereniging in 1996 nieuw leven ingeblazen. De dierfysiotherapie staat in Zuid Afrika op hoog niveau, het wordt alleen door fysiotherapeuten uitgeoefend en het vak is er wettelijk erkend.
De toekomst Hoewel dit al een indrukwekkende lijst van landen is, waar de dierfysiotherapie bestaansrecht heeft, is deze lijst ongetwijfeld verre van compleet. De toestand verandert voortdurend, doordat ook in de niet genoemde landen individuele enthousiaste fysiotherapeuten of dierenartsen zich inzetten om van dierfysiotherapie een vak te maken. Op de internationale symposia in de afgelopen jaren waren er, behalve uit de bovengenoemde landen, ook deelnemers uit Brazilië, Israël, Argentinië en Japan. De dierfysiotherapie is een boeiend vak, waarin nog veel te ontdekken valt. Het is dus ook een groeiend vak, waar op een integere manier mee om moet worden gegaan. Het is niet alléén zaligmakend, maar een waardevolle aanvulling op de diergeneeskunde. Samen kunnen dierenarts en dierenfysiotherapeut veel voor het dier doen. Van 26 tot 29 oktober vindt in Arnhem het 4th International Symposium on Rehabilitation and Physical Therapy in Veterinary Medicine plaats. Dé kans voor dierenartsen en dierenfysiotherapeuten om elkaar te ontmoeten en van elkaar te leren. De ontwikkeling staat nog lang niet stil. Het is een uitdaging voor beide beroepsgroepen om daaraan mee te doen. May Romer-Bartels, Dierenfysiotherapeut, medeoprichter en oud voorzitter NVFD
D.M. 53e jaargang - No. 3 blz. 17
Dierfysiotherapie hond VOORWOORD De ontwikkeling binnen de diergeneeskunde en de veranderende maatschappij, maakt dat fysiotherapie bij kleine huisdieren, en honden in het bijzonder, een steeds belangrijkere rol is gaan spelen. In de humane geneeskunde is de fysiotherapie een alom gerespecteerde discipline, die bij problemen aan het houdings- en bewegingsapparaat, bij sportletsels, na trauma’s, postoperatief en in de preventieve sfeer, zijn waarde heeft bewezen. Nieuwe knieën, nieuwe heupen en voorste kruisband reconstructies zijn in de humane geneeskunde onlosmakelijk verbonden aan een revalidatie traject. Vernieuwde hoogwaardige operatietechnieken maken, dat de patiënt, de omgeving en de werkgever een hoog verwachtingspatroon hebben van het resultaat. De nieuwe specialistische zorg bij kleine huisdieren, de operatietechnieken, vernieuwde medicaties en beeldende diagnostiek vragen ook om meer specialistische nazorg. De vraag om specialistische nazorg komt niet alleen vanuit de veterinaire wereld, maar ook van de diereigenaren zelf. De hond vervult, anders dan vroeger, een meer prominente, emotionele rol binnen het gezin. De eigenaren van de hond verwachten na een medische ingreep dat hun lievelingsdier beter beweegt en in ieder geval minder pijn heeft. De dierenfysiotherapeuten zijn verheugd met de toenemende aandacht die de veterinaire wereld heeft voor hun beroep.
D.M. 53e jaargang - No. 3 blz. 18
INLEIDING De dierenarts en dierenfysiotherapeut beïnvloeden allebei het meest wezenlijke van de hond namelijk: het bewegen. De manier waarop beide disciplines invloed uitoefenen op het bewegen van de hond is echter anders. Door middel van opereren, corrigeren, lokaal toedienen van ontstekingsremmers of het geven van medicijnen probeert de dierenarts de primaire oorzaak van het probleem te verhelpen. De dierenarts legt met de behandeling de basis voor herstel en beter functioneren. Het is niet anders dan in de humane wereld, waar een arts, bijvoorbeeld bij een tenniselleboog, lokaal infiltreert met ontstekingsremmers of rust voorschrijft. De fysiotherapeut ziet een probleem (lokale stoornis) als een disfunctioneren van een schakel binnen een bewegingsketen. Deze lokale stoornis is een onderdeel van een bewegingsketen en heeft daardoor gevolgen voor de belasting van de andere structuren. Bij de tenniselleboog bijvoorbeeld, zal de fysiotherapeut kijken hoe de arm in z’n functie beweegt (bv. duwen, trekken, service bij tennis) en wat de invloed is van de stoornis op de belastbaarheid van
andere structuren (spieren, gewrichten) binnen de bewegingsketen. Om succes te hebben met de behandeling en recidivering te voorkomen, zal ook onderzocht moeten worden of de oorzaak van de klacht niet elders binnen de bewegingsketen gelegen is. Hoe vaak wordt niet bij nader onderzoek een verstoorde coördinatie (slechte techniek) of een verminderde mobiliteit van de nek, schouder of pols waargenomen. Er wordt ook gekeken of de verminderde belastbaarheid van de elleboog ontstaan is door vegetatieve stoornissen. Bij een tenniselleboog zou dit kunnen ontstaan door problemen in de cervicale wervelkolom (C6-C7), inklemmen van het vaatzenuwstelsel door een te hoge spiertonus rond de plexus brachialis en door stress. Na een uitgebreid onderzoek waarbij al deze aspecten bekeken worden, wordt een behandelplan opgesteld. Bij de dierenfysiotherapeut gaat dit niet anders! Dit artikel is bedoeld om inzage te geven in de mogelijkheden die fysiotherapie bij kleine huisdieren kan bieden, de werkwijze van de dierenfysiotherapeut en de visie achter de behandeling. Wanneer dierfysiotherapie? Als een hond problemen heeft aan het houdings- en bewegingsapparaat en onvoldoende reageert op een veterinaire behandeling dan kan dat altijd een patiënt voor de fysiotherapeut zijn. De fysiotherapeut heeft na de 4 jarige studie tot humaan therapeut en de 2 aanvullende jaren dierfysiotherapie kennis van de meest voorkomende pathologieën aan het houdings- en bewegingsapparaat en weet herstel processen in te schatten. Als u een hond verwijst naar de dierenfysiotherapeut dan zal deze op grond van de verwijsdiagnose, de anamnese en het lichamelijk onderzoek een fysiotherapeutische diagnose formuleren.
Aan de hand van de diagnose wordt een behandelplan gemaakt. De verwijzende dierenarts wordt op de hoogte gehouden van de vorderingen van de patiënt. Als de behandeling start, gaat de fysiotherapeut een resultaatverplichting aan. Dit wil zeggen, dat het doel is om met een optimale, minimale inspanning een maximaal resultaat te bereiken. Mede omwille van kostenbeheersing wordt het aantal behandelingen zo laag mogelijk gehouden en de eigenaar wordt geleerd hoe hij de behandeling zelf kan voortzetten. Meestal zijn 1-5 sessies toereikend. Verwijzing: Fysiotherapeuten werken uitsluitend op verwijzing van de dierenarts. Op de verwijzing staat meestal de medische verwijsdiagnose geschreven. Voor de prognose en behandeling is het ook van belang om zoveel mogelijk informatie over doorgemaakte problemen en diagnostische bevindingen van de dierenarts te ontvangen. Alleen zo kan samen met de dierenarts aan een zo optimaal mogelijk functionerend houdings- en bewegingsapparaat gewerkt worden. Fysiotherapeutisch onderzoek: Het onderzoek is de basis van een goede behandeling en is in opbouw te vergelijken met het veterinaire onderzoek. Het onderzoek bestaat uit: anamnese, oppervlakkige palpatie, inspectie in stand en in beweging, functieonderzoek, specifiek onderzoek (neurologie, stabiliteit, spierfunctie) en diepe palpatie. Na het onderzoek, probeert een dierenfysiotherapeut uitspraken te doen m.b.t. de volgende vragen: 1. Welke stoornis is aanwezig; wat is de aandoening (ziekte) of het gelaedeerde weefsel of orgaan van de patiënt? 2. Welke factoren waren bepalend voor het ontstaan van de aandoening of de weefsel- of orgaanlaesie van de patiënt? D.M. 53e jaargang - No. 3 blz. 19
2. Welke fysiotherapeutische doelstellingen gelden voor deze patiënt? 3. Door middel van welke strategie zijn deze doelen te bereiken? 4. Welke fysiotherapeutische middelen worden toegepast?
Een goede ganganalyse is erg belangrijk. De symmetrie, soepelheid van bewegen, de coördinatie en de belasting worden bij de inspectie beoordeeld.
De behandeling: De dierenfysiotherapeut doet een behandelvoorstel, waarin hij aangeeft, met welk middel hij de behandelbare grootheden (symptomen) gaat behandelen. Veel voorkomende en nader te bespreken symptomen zijn: 1. Pijn 2. Arthrogene problematiek 3. Spierproblematiek 4. Neurologie
Passief onderzoek cervicale wervelkolom. Het gaat hier om een vrijwillige beweging waarbij geen kracht gebruikt wordt.
3. Is er sprake van een normaal of afwijkend beloop van de aandoening of van de weefsellaesie. Waaruit bestaat de afwijking in het beloop en wat zijn de hierop van invloed zijnde factoren geweest? Hierna kunnen de volgende vragen worden beantwoord: 1. Is de verwijzing terecht? (zijn er fysiotherapeutische contra-indicaties, komen het veterinaire en fysiotherapeutische beeld overeen?) D.M. 53e jaargang - No. 3 blz. 20
Ad.1 Pijn Problemen aan het houdings- en bewegingsapparaat zijn bij honden vaak gerelateerd aan pijn. Een afwijkende houding of looppatroon is vaak terug te voeren op: gewrichtspijn (arthritiden, artrose, synovitiden), spierpijn en postoperatieve pijn. Nociceptieve afferenten (pijnprikkels) uit de structuren als gewrichten en spieren, verminderen de proprioceptie en prestatie van de motoneuronen. De gevolgen hiervan manifesteren zich in hypertone en hypotone spieren. Hiermee kunnen de coördinatiestoornissen en bewegingsbeperkingen van de biomechanica en gewrichtswerking verklaard worden. De gelijktijdige segmentale prikkeling van de sympathische zijhoorncellen wekt een segmentaal-reflectorisch complex op, dat aan de reflexzones waar te nemen is. Zo kun je bijvoorbeeld bij heuppathologie (L2-L3), aan L2-L3 gerelateerde huidzones, bindweefselzones, spierzones, periost- en insertiezones waarnemen. Als pijn langer blijft bestaan, verhoogt de stress de sympatische activiteit in het lichaam met een hogere spiertonus en verminderde doorbloeding in de spieren
en gewrichten als gevolg. Onderdrukking van pijn is mede daarom erg belangrijk. Een goede kennis van de ontstaanswijze van pijn en de mogelijke oplossing hiervoor zijn cruciaal voor een goede behandeling. Massage, bewegingstherapie en fysiotechniek zijn middelen die de fysiotherapeut heeft om de pijn te beïnvloeden. Door massage en bewegingstherapie worden respectievelijk de gevoelszenuwen (Ad-vezels) in de huid en de mechanoreceptoren (Ad-vezels) in de gewrichtskapsels geactiveerd. Door de prikkeling van deze dikvezelige sensorische afferenten, vind er in de achterhoorn van het ruggenmerg, nociceptieve inhibitie plaats. Ook met behulp van fysiotechnische prikkels werkt de fysiotherapeut in op de pijn. Fysiotechnische apparatuur maakt gebruik van huidprikkelingen ( stimulatie dikvezelige afferenten) of heeft direct invloed op het celmetabolisme en de overdracht van neurotransmitters. Ad.2 Arthrogene problematiek Arthrogene problematiek kan pijn, bewegingsbeperkingen, spierproblemen, gestoorde proprioceptie en een verminderde stabiliteit veroorzaken. Onder arthrogene problematiek vallen osteoartrose, osteochondrose, dysplasie, artritiden en evt. synovitiden, bursitiden. Ook de (postoperatieve) hydrops of haemarthros valt hieronder. Bij arthrogene problematiek zal de therapie zich richten op pijnstilling (zie ad 1), verhogen van de spierkracht en het vergroten van de mobiliteit en stabiliteit van het gewricht. Om na gewrichtsoperaties adhaesies pijn en spierverkortingen te voorkomen kan het belangrijk zijn om al in een vroeg stadium, na de ontstekingsfase ( dus dat kan al na 3 dagen) heel voorzichtig gedoseerd te bewegen. Het bewegen verhoogt de capsulaire doorbloeding en prikkelt de mechano- en proprioceptoren in het kapsel. De verbeterde proprioceptie geeft de hond een beter li-
chaamsbesef, een betere lichaamscontrole en een betere stabiliteit van de aangedane gewrichten. Het is frappant te zien wat exteroceptieve- en proprioceptieve prikkels doen met een hond. Van volledig onbelast lopen wordt vaak al snel een betere plaatsing van het been of zelfs al vol belasten waargenomen. Ad.3 Spier problematiek Pijnlijke gewrichten, spier/pees rupturen, instabiele gewrichten, inwendige pijn en stress zijn vaak veroorzakers van spierproblemen. Onder spierproblematiek verstaan we hyper-, hypotonieën en contracturen. Het onvermogen van spieren om te stabiliseren en snel te kunnen reageren op standsveranderingen in het lichaam komt door een verstoorde proprioceptie en een verstoord arthrokinetisch reflex mechanisme. De problemen zitten dan meer in de aansturing van de verder wellicht gezonde spier.
Balans oefening en proprioceptieve training op de wiebelplank.
Aan de spanning (tonus) van de spieren is veel af te lezen. Daarom is het onderdeel palpatie in het onderzoek heel erg belangrijk. Massage, rekoefeningen, en het gezond activeren van de spieren geeft snel een goede verbetering te zien. Verhoogde spierspanning geeft niet alleen lokaal problemen maar kan ook de D.M. 53e jaargang - No. 3 blz. 21
veroorzaker zijn van neurovasculaire problematiek in de periferie van het lichaam. Daar waar een vaatzenuwstreng tussen spieren door loopt kan een hypertonie of contractuur leiden tot een pijnlijke neurovasculaire problematiek.
pie, op 2 poten laten lopen/staan, met gewichtjes oefenen op een wiebelplank staan of op een loopband (met schuine helling) laten lopen. Daar neurologische aandoeningen meestal een lange tijd nodig hebben om te genezen, is de eigenaar gebaat bij een goede begeleiding van dierenarts en dierenfysiotherapeut. Fysiotherapeu tische begeleiding helpt de eigenaar de verzorging langer vol te houden en de ernst van de problematiek in te zien. BEHANDELMETHODEN
fig. 5
Ad.4 Neurologie Neurologische aandoeningen bij de hond zijn over het algemeen niet gemakkelijk te genezen. Bij de meeste aandoeningen valt aan de oorzaak niets doen. Meestal is er sprake van een symptomatische aanpak, waarbij het genezingsproces door de fysiotherapeut ondersteund kan worden. Een aantal aangrijpingspunten zijn: sensibiliteit, parese/paralyse/spasticiteit en begeleiding. De sensibiliteit moet zo veel mogelijk gestimuleerd worden. Bij gedeeltelijke uitval van de sensibiliteit heeft de therapie het meeste effect. Met stevige prikkels zoals de voet stevig over de grond wrijven, worden zoveel mogelijk proprioceptieve prikkels gegeven. Om steun- en loopfunctie zo veel mogelijk te stimuleren, wordt de eigenaar geleerd meerdere malen per dag heel intensief de poot te prikkelen. Paretische spieren worden maximaal gestimuleerd om de spierkracht waar mogelijk te onderhouden. Het hele arsenaal aan oefeningen die therapeuten tot hun beschikking hebben wordt ‘uit de kast” gehaald. Voorbeelden zijn: hydrotheraD.M. 53e jaargang - No. 3 blz. 22
Massage De massagetherapie is niet wezenlijk anders dan bij de mens. De beharing van de hond vormt ook geen belemmering voor massage. Wij hebben in Nederland met honden te maken die in principe gewend zijn om door mensen aangeraakt te worden en die geleerd hebben om die aanraking prettig te vinden. Massage is een belangrijke vorm van communiceren met de hond. De fysiotherapeut gaat, vooral bij wat bangere honden, geleidelijk over van aaien naar masseren. Met kneden, strijken, schudden en rekken kan de fysiotherapeut direct invloed uitoefenen op de oppervlakkige huid, het onderliggende bindweefsel, spieren, pezen en ligamenten. Voor ontspanning of verlichting van pijn kan in principe iedereen een massage geven, maar bij therapeutische doeleinden wordt het aanbevolen een fysiotherapeut te consulteren. De drie kerneffecten van een massage zijn: betere doorbloeding van het gemasseerde weefsel, vermindering van pijn in het behandelde gebied en ontspanning van de diverse weefsels. Masseren is niet altijd positief en is in sommige gevallen af te raden. Bijvoorbeeld bij koorts en temperatuurverhoging. Bij ontstekingen is masseren vanwege de kans op uitbreiding zelfs gecontraïndiceerd. Diepe bindweefsel-
massage technieken en lymfemassage, kunnen helpen om sneller te ontzuren. Oefentherapie/bewegingstherapie Bewegen is één van de basisbehoeften van het lichaam. De oefentherapie dient altijd meerdere doelen: het vergroten van de mobiliteit, het aanzetten van de circulatie, het vergroten van spierkracht, de stabiliteit verbeteren en het trainen van het (spier)uithoudingsvermogen. Verminderd bewegen en verminderde beweeglijkheid leiden tot pijnlijke spieren en gewrichten en disbalans in de motoriek. De compensatoire strategieen, de asymmetrie en de daarbij behorende musculaire disbalans zullen met oefentherapie weer opgeheven moeten worden. Als het doel is om de mobiliteit te vergroten, dan zal het passief mobiliseren, door de fysiotherapeut uitgevoerd, al snel overgaan in actief mobiliseren door de hond te dwingen grotere passen te nemen, de benen hoger op te trekken of als het om de rug gaat deze meer in te buigen. De oefeningen die de hond moet doen zijn: onbelast (zwemmen), deelbelast (staan op 2 achterpoten) of maximaal belast (staan op 1 achterpoot).
Hieronder vallen ook alle trainingsadviezen over het opbouwen van de belastbaarheid middels een stappenplan. Dit stappenplan houdt in, dat aangegeven wordt hoe vaak, hoe lang, op welke ondergrond en met welke intensiteit getraind mag worden.
Passief mobiliseren heup
Daar er bij de fysiotherapeut veel honden komen met slecht belastbare gewrichten, zijn veel oefeningen er op gericht om de (chondrale) belastbaarheid te verhogen. Bij laag belastbaar chondraal weefsel, probeert de fysiotherapeut gedoseerde rechtlijnige bewegingen aan te bieden en draai/schuifkrachten te vermijden. De passieve stabiliteit kan door de dierenarts verbeterd worden, de actieve stabiliteit ligt meer op het terrein van de fysiotherapeut. Een gedoseerde trainingsopbouw moet de spierkracht en stabiliteit vergroten. De eigenaar krijgt een huiswerkprogramma mee.
Passief mobiliseren van de thoracale wervelkolom
D.M. 53e jaargang - No. 3 blz. 23
Geleid actief mobiliseren van de thoracale we rvelkolm
Aan de hand van een model kunnen handgrepen uitgelegd worden
Aan de hand van een model kunnen handgrepen uitgelegd worden
Fysiotechniek Fysiotechnische applicaties worden, zeer selectief, gebruikt als voorbereiding of als ondersteuning van de oefentherapie/ massage. Het nadeel van de behandelvorm kan zijn, dat het tijdrovend is en de huid bij sommige applicaties onthaard moet worden. De keuze (selectie) van een fysiotechnische applicatie is afhankelijk van: het soort weefsel, de fase van herstel waarin het weefsel zich bevindt, ligging en diepte van het weefsel, de dosering en het behandeldoel. Het behandeldoel dat men nastreeft kan variëren van : metaboliseren, hyperaemiseren, verminderen trofiek, laederen, en sederen. De keuze is rijkelijk. Meestal wordt er in de praktijk gebruik gemaakt van die apparaten waarvan in de (humane)literatuur aantoonbare effecten beschreven zijn nl:
Actieve mobiliserende oefening • Ultrageluid geeft een hoogfrequente (> 20 kHz) mechanische prikkel. Door toedienen van ultrageluid ontstaan thermische en niet-thermische effecten. Bij een stijging tot 40-42 graden worden thermosensoren geprikkeld en D.M. 53e jaargang - No. 3 blz. 24
zal een metaboliserend effect optreden. Bij een stijging tot 42-45 graden worden unimodale nocisensoren geprikkeld en treedt er hyperaemisering op. Ultrageluid kan gebruikt worden bij spier/peeslaesies tot 2-3 cm. diepte. Ultrageluid verhoogt de weefselcirculatie, de weefselstofwisseling en de toename van rekbaarheid van bindweefsel. • Middenfrequente stromen (interferentie) zijn wisselstromen van 4000Hz die op de huid (wel scheren) goed verdragen kunnen worden. Door deze prikkel ontstaat er pijndemping en trofiek verbetering van het geprikkelde gebied. Het hyperaemiserende effect van interferentie kan bijvoorbeeld gebruikt worden bij het behandelen van een hydrops van een knie of ter voorbereiding van oefentherapie. • Bij electrotherapie door middel van TENS (transcutaneous electrical nerve stimulation) worden de sensorische zenuwen met zwakstroom gestimuleerd om pijnimpulsen te blokkeren en endorfine te produceren. TENS wordt gebruikt als (postoperatieve) pijnstilling en als voorbereiding voor oefentherapie. • Shockwave-therapie (SWT) is een bij dieren nieuwe behandelingsmethode die vooral ingezet wordt bij de behandeling van arthrose, pees- en bandletsels, en fracturen die slecht willen genezen. De behandeling bestaat uit het lokaal toedienen van zeer korte maar krachtige hoogenergetische geluidspulsen, de schokgolven of shockwaves. De schokgolven worden gebundeld en gefocust. Deze pulsen dringen in de (aangetaste) weefsels door en stimuleren door hun energieafgifte ter plaatse het genezingsproces.
metaboliseren en als sedatie. Met behulp van warme kruiken of pittenzakken is warmte simpel toe te dienen. Met koude toediening kan men overmatige zwelling en ontstekingsreacties (postoperatief, posttraumatisch) voorkomen. • Magneetveldtherapie gaat door het hele lichaam, elke cel heen. De in de cel aanwezige ionen, die magnetisch te beïnvloeden zijn, worden door het pulserend magnetisch veld bewogen en tegen de celmembraam gedrukt, waardoor er een hyperpolarisatie ontstaat. Dit resulteert in een verbeterde doorbloeding van de betreffende weefsels. • Lasertherapie is een vorm van lichttherapie die een locale invloed op de celactiviteit heeft zonder dat er temperatuurstijging ontstaat. Deze toename van celactiviteit leidt tot een stimulering van verschillende processen die van belang kunnen zijn voor het realiseren van weefselherstel na beschadigingen. Bij diepere huidwonden bevordert Laser de groei van fibroblasten in de wondbodem. Advisering/voorlichting Om gezonde honden gezond te houden moet de eigenaar van de hond zich goed realiseren wat voor een dier hij in huis heeft. Ook al worden honden door sommige eigenaren menselijke eigenschappen toegedicht, de hond is en blijft een dier dat verstandige beweging nodig heeft om zich normaal te ontwikkelen. Voorlichting aan hondeneigenaren is dan ook erg belangrijk. Fysiotherapeuten kunnen desgewenst voorlichting geven op hondenclubs of bij dierenartspraktijken. Er is daarvoor speciaal een voorlichtingsprogramma ontwikkeld, om ondersteuning te geven aan puppyen senioren- avonden.
• Warmte en koude therapie kunnen gebruikt worden om te hyperaemiseren, D.M. 53e jaargang - No. 3 blz. 25
Onderzoek dierenarts Afwijking aan het houdings-, en bewegingsaparaat tgv: - hernia, spondylose, lumbo-sacrale instabiliteit - verlammingsverschijnselen - pees-, slijmbeurs-, en gewrichtsontstekingen - revalidatie na botbreuken en - acute letsels aan spieren, gewrichten, banden of pezen na een blessure of ongeval - artrose en ouderdomsklachten - gewrichtsafwijkingen, zoals OCD, LPC, LPA, HD - spierziekten - verminderde sportprestaties - slecht helende wonden
Verwijzing naar Dierenfysiotherapeut Onderzoek dierenfysiotherapeut: - anamnese - inspectie( in stand, in beweging) - algemene palpatie - functieonderzoek - specifiek onderzoek (stabiliteit, neurologie, spierfunctie, specifieke palpatie)
Behandelplan Middelen: - massage - oefentherapie - fysiotechniek - voorlichting
-
Behandelbare grootheden: - pijn - bewegingsbeperking - spierkrachtverlies - verminderde stabiliteit
Afsluiting therapie: - na 1-6 behandelingen stoppen eigenaar kan zelfstandig verder met huiswerkoefeningen, aangeleerde massage handgrepen en evt. trainingsschema - eindrapportage naar dierenarts
fig. Protocol probleempatiënt
P.M.Moens Fysiotherapeut Poli Sportrevalidatie en Revalidatie Dag Behandeling Zh. St. Jansdal te Harderwijk Docent opleidig dierfysiotherapie (sectie hond) CDB te Barneveld Dierenfysiotherapeut te Nunspeet e.o. www.dierfysio.nl Wist u dat fysiotherapeuten ook ergonomische adviezen geven? Nawoord Fysiotherapie bij honden is een nog relatief nieuw begrip, en ook nog vrij onbekend onder de diereigenaren. Veel diereigenaren zullen dan ook nog steeds verrast opkijken als zij met hun hond doorverwezen worden naar de dierenfysiotherapeut. Ten eerste vanwege de relatieve onbekendheid en ten tweede vanwege de naderende onverwachte extra kosten die gemaakt moeten worden. Om dit te voorkomen kan voor de operatie aangegeven worden dat na de operatie, eventueel gekoppeld aan de veterinaire nacontrole, complementair een 2-3 tal fysiotherapeutische behandelingen gegeven worden. Korte professionele doelgerichte behandelingen van de fysiotherapeut en goede afspraken met de dierenarts zijn belangrijk voor een succesvolle behandeling en moet ongewenste ruis in de praktijkvoering van de dierenarts voorkomen. De fysiotherapeut kan alleen maar werken met een dier als er een goed contact is met de behandelende dierenarts. De dierenarts is de verwijzer, stelt de medische diagnose en heeft de mogelijkheid tot beeldende diagnostiek. Het zou goed zijn, als beide disciplines initiatieven nemen om meer samen te werken en protocollen te ontwikkelen, ten einde een zo compleet mogelijke behandelresultaat te bereiken. Als dit lukt, is in ieder geval de hond ons dankbaar.
VOORBEELD VAN EEN CASUS: Clide, Engelse Springer Spaniël 6 jaar, reu Verwijzing dierenarts: aanhoudende kreupelheid links voor. Foto’s carpus (i.v.m. iets dikkere carpus) negatief. Verdenking tendinitis biceps pees. VG: prostaat problematiek. Onderzoek fysiotherapeut: Anamnese: gezonde hond, geen eerdere kreupelheid, wel gevoelige rug gehad. Standaard uitlaatpatroon waarbij dagelijks de langste wandeling 3⁄4-1 uur is. Hond zou altijd erg rustig zijn. Geen wildebras. Eigenlijk opvallend rustig. Verder geen echte bijzonderheden. 4 weken terug verstapt? Leek geleidelijk weer beter te gaan tot 4 dagen geleden. Na het nemen van een scherpe bocht bij spelen met andere honden kreupel links voor. Wilde niet belasten. Nu 3 dagen later weer redelijk hersteld. Hulpvraag eigenaar: “de kreupelheid lijkt nu weer redelijk hersteld, maar we gaan over 4 weken op wandelvakantie (wandelen met de honden in zuid Frankrijk) en zijn bang voor recidivering”. Inspectie stand: Erg mooie Spaniël, correcte bouw en goede voedingstoestand. Staat vaak met linkerpoot voor/buiten de massa. Lichte voorkeur belasting voorpoten.
D.M. 53e jaargang - No. 3 blz. 27
Oppervlakkige palpatie: Verschuifbaarheid huid lumbale wervelkolom erg pijnlijk, iets warmere lumbale regio, hogere spiertonus lumbaal, opvallende hypotonie m. triceps links voor. Inspektie van bewegen: strakke iets kyfotische rug, verder geen bijzonderheden. Functieonderzoek: aan beide zijden schouder, elleboog, carpus, teengewrichten gb., extensie en lateroflexie lumbale wervelkolom pijnlijk. Specifiek onderzoek: Bicepspees is niet te provoceren (manuele compressie sulcus bicipitalis in combinatie met retractie voorpoot). Provocatie test: de hond laten huppen op 1 voorpoot. Rechtsvoor kan dat zonder moeite 10 keer. Linksvoor lukt het 3 keer en dan zakt de hond volledig door voorpoot. Opnieuw inspectie bij bewegen laat nu linksvoor goed kreupel zien. In stap verminderde retractie links voor. Er is geen zwelling, crepitatie en warmte te palperen. Voorlopige conclusie: Nog lichte bicepspees problematiek die zich normaal lijkt te herstellen. Alleen bij flinke provocatie nog te provoceren. Pijnlijke lage rug, verminderde beweeglijkheid lumbale wervelkolom en contracte huid. Mogelijke verklaring klacht: minder belastbare, overbelaste, m. biceps bij al langer bestaande rugklachten. Bij spelvorm met andere honden wordt de rug ontlast en de voorhand overbelast. Misschien heeft de hond al langer last van de rug en is daarom zo opvallend rustig. De hypotonie van de linker m. Triceps verklaart wellicht mede de lichte kreupelheid. Advies: Nadere diagnostiek lage rug dierenarts. Gezien de herstelfase bicepspees nog 2 weken aangelijnd uitlaten. Mag wel al 3x5 minuten draven naast de fiets. Opbouwend schema in 2 weken naar 3x 10 D.M. 53e jaargang - No. 3 blz. 28
minuten draven per dag naast de fiets. Prognose: De verwachting is dat de hond mee kan op vakantie. Voorzichtigheid blijft echter de eerste weken geboden. Fysiotherapeutische behandeling: - Massage huid en spieren lage rug. - Passief mobiliseren van de rug. - Controle belastbaarheid bicepspees. - Spierkrachttraining m. triceps - De eigenaar sederende massage aanleren (voor de rug) en adhesies bicepspees in sulcus bicipitalis voorkomen met rekkingtechnieken. Aantal verwachte behandelingen: 2-3 keer. Frequentie: 1 keer per week. Na de behandeling beoordelen of het looppatroon (losheid van de rug) verbetert. Als in toekomst rug weer pijnlijk en minder mobiel wordt, kunnen eventueel de oefeningen en massage technieken met eigenaar nog 1 keer doorgenomen worden. Controle/behandeling na 1 week: Er zijn foto’s van de rug gemaakt. Hierop zijn geen afwijkingen te zien. Clide is in huis speelser geworden en looplustiger. Durft weer meer met andere honden te spelen. Linkervoorpoot vertoont na inspanning nog wel een heel geringe kreupelheid. Na nog 1 keer behandeld te hebben wordt de behandeling gestaakt daar de rug na 2 behandelingen een stuk soepeler is, geen pijnlijke huid reacties meer laat zien en mobieler blijkt. De rug was blijkbaar mede de oorzaak voor het rustige gedrag van de hond. Eigenaar is tevreden en houdt fysiotherapeut telefonisch op de hoogte. Na 10 dagen wordt de fysiotherapeut gebeld dat het merkwaardige fenomeen zich voordoet, dat na een ongelukkige botsing met een andere hond exact hetzelfde beeld zich nu rechtsvoor laat zien.
Na een pijnlijke gil wilde de hond de voorpoot niet belasten! Na enige dagen was het beeld hersteld. De fysiotherapeut beoordeelt bij een volgende behandeling, de cervicale wervelkolom en constateert pijnlijke cervicale wervels (C5-C6). De pijnlijkheid was alleen te provoceren bij een flinke anterior/ posterior verschuiving van deze wervels. Andere bewegingen waren pijnvrij. De dierenarts en de fysiotherapeut hebben de conclusie bijgesteld en komen
tot de conclusie, dat de kreupelheid en de m. triceps zwakte niet orthopedisch maar meer van neurologische aard zijn. De fysiotherapeut heeft geadviseerd geen halsband meer te dragen, de hals/ nekspieren te versterken (b.v. door het tillen van een blok hout in de bek) en te enthousiast contact met andere honden te voorkomen. P.M. Moens, dierenfysiotherapeut, Nunspeet
D.M. 53e jaargang - No. 3 blz. 29
6046 Adv. Cabactan 16x24
04-08-2006
09:32
Pagina 1
Cobactan4,5%
Exclusief vo or veulen én pa ard
Geregistreerd voor veulen én paard
Weefselvriendelijk • Praktisch • Snel werkzaam • Breedspectrum
Cobactan 4,5% poeder en solvens voor injectie bij paarden. Diergeneesmiddel UDD. REG NL 10363. Bevat per ml gebruiksklare oplossing 45 mg cefquinome. Paard 1 d.d. 1 ml per 45 kg, veulen 2 d.d. 1 ml per 45 kg. Bestemd voor de behandeling van veulensepsis door E. coli en van respiratoire aandoeningen veroorzaakt door Streptococcus equi. Allergische reacties zijn mogelijk, op de injectieplaats kan lichte weefselreactie voorkomen. Wachttijd slacht 4 dagen. Toepassing uitsluitend door de dierenarts.
Intervet Nederland bv • Postbus 50 • 5830 AB Boxmeer Telefoon: 0485 587654 • Fax: 0485 587653 • www.intervet.nl
Hydrotherapie Biedt hydrotherapie meerwaarde bij de behandeling van honden met locomotiestoornissen?
1. Inleiding 2. Geschiedenis hydrotherapie 3. Eigenschappen van water 4. Practise-based naar evidence-based 5. Aquatraining contra zwemmen 6. Samenvatting 7. Conclusie 8. Casuïstiek
1. Inleiding Hydrotherapie wordt in alle landen om ons heen uitvoerig toegepast bij de behandeling van honden met orthopedische en neurologische aandoeningen. In Nederland wordt hydrotherapie bij de behandeling van locomotiestoornissen nog zeer beperkt toegepast. De vraag dringt zich op of we in Nederland misschien achter lopen bij het toepassen van hydrotherapie bij honden. Of is hydrotherapie een achterhaalde therapievorm die weliswaar een stuk historie kent, maar niet voldoende te onderbouwen is? In dit artikel over hydrotherapie wordt beoogd antwoord te geven op de volgende vragen. Wat is hydrotherapie en welke eigenschappen heeft water? Welke (contra)- indicaties kunnen vanuit de eigenschappen van water afgeleid worden? Welke voordelen heeft zwemmen en welke voordelen heeft aquatraining? En heeft hydrotherapie in 2006 wel bestaansrecht? 2. Geschiedenis hydrotherapie Het woord hydrotherapie is afgeleid van het Griekse woord hydor (=water) en therapeia (= genezing/behandeling). Het gebruik van water wordt al sinds
eeuwen in verband gebracht met religie, hygiëne en recreatie. Vanaf de 19e eeuw gaat hydrotherapie echter duidelijker vorm aannemen en worden warmtebaden gebruikt voor orthopedische, neurologische en psychiatrische aandoeningen. Anno 2006 wordt humaan en veterinair gestreefd naar interventies die evidence based zijn. Kan hydrotherapie deze toets doorstaan? 3. Eigenschappen van water Hydrotherapie is gebaseerd op de eigenschappen van water. Water heeft hydrostatische, hydrodynamische en thermodynamische eigenschappen. Uitgaande van de belangrijkste eigenschappen van water zal duidelijk worden welke indicaties met hydrotherapie gebaat zouden kunnen zijn en wat mogelijke contra-indicaties zijn. • HYDROSTATISCHE EIGENSCHAPPEN a. Wanneer een voorwerp in water wordt ondergedompeld zal dit voorwerp een druk ondervinden van het water, welke afhankelijk is van de diepte in het water en van de dichtheid van het water: dieper in water en grotere dichtheid vergroten de druk. De belangrijkste orgaansystemen die door de hydrostatische druk beïnvloed worden zijn: ademhaling, circulatie en zenuwstelsel. Wanneer een hond tot en met (een deel D.M. 53e jaargang - No. 3 blz. 31
van) de thorax en het abdomen in het water geplaatst wordt, zal door de druk op de thorax en het abdomen de inspiratie bemoeilijkt worden. Tevens zal het transport van bloed uit de periferie door de druk op de veneuze circulatie, verbeterd worden. Dit heeft een vermindering van oedeem in de periferie en een toename van het centrale bloedvolume met daarbij een toename van de belasting van het hart tot gevolg. Oedeem kan dus een indicatie zijn, maar tegelijk kan de beïnvloeding van de ademhaling en de circulatie, afhankelijk van de diepte van het water, een (relatieve) contra-indicatie voor hydrotherapie opleveren. De invloed op het zenuwstelsel is positief: water prikkelt namelijk de huidsensoren en verbetert de propriocepsis, waardoor bewegen in water de coördinatie zal verbeteren. b. Archimedes (287-212 v.C.) ontdekte dat elk lichaam dat in water gedompeld wordt, een opwaartse druk ondervindt die afhankelijk is van het gewicht van het verplaatste water. Deze watereigenschap zorgt ervoor dat de hond afhankelijk van de diepte van het water met minder gewicht loopt of gewichtsloos zwemt. Deze opwaartse druk vermindert niet alleen de druk op de gewrichten in de poten, maar stimuleert tevens alle opwaartse bewegingen van de hond. Bewegingen die tegen de opwaartse kracht uitgevoerd worden, worden verzwaard. Deze eigenschap van water maakt het mogelijk de hond in een eerder stadium te revalideren en senior honden met gegeneraliseerde artrose toch te trainen. c. Elke vloeistof, ook water, kent oppervlaktespanning: de moleculen aan de oppervlakte trekken elkaar aan met een richting die evenwijdig is aan de bovenlijn van het water. Het doorbreken van de bovenlijn van het water kost extra kracht en beïnvloedt het bewegingspatroon. D.M. 53e jaargang - No. 3 blz. 32
38%
85% 91%
Percentages belasting bij verschillende waterniveaus Uit: Canine rehabilitation physical therapy Milks, Levine, Taylor Hiervan wordt bij aquatraining gebruik gemaakt: door de mogelijkheid de waterlaag in hoogte te variëren, kan de beweging in een te verkiezen gewricht geactiveerd worden. • Hydrodynamische eigenschappen Dit is een complex gebied, waarbij alleen die aspecten worden besproken, die van belang zijn bij hydrotherapie voor honden. a. Door het verschil in dichtheid tussen lucht en water is het voorwaarts bewegen in water 800 maal zwaarder dan in lucht. Deze eigenschap van water maakt het mogelijk spieren te versterken en afhankelijk van de dosering van de training, de conditie te verbeteren. Hoe meer oppervlakte onder water en hoe sneller de beweging, des te zwaarder natuurlijk de beweging. b. Afhankelijk van de snelheid van het water zal er een gelijkmatige weerstand door het water geleverd worden of zal bij meer turbulentie van het water (vb. jetsteam) het zwemmen en lopen verzwaard worden. Het evenwicht bij het staan en lopen bij aquatraining zal met een jetstream bemoeilijkt worden. c. Van belang bij honden met een paretische achterhand is het principe van “tail
38%
suction”: achter de voorhand zal door de beweging een negatieve druk ontstaan, waardoor een protractie van de achterpoten gestimuleerd wordt.
85%
91%
• Thermodynamische eigenschappen Warm water geeft vasodilatatie en reflectoir een ontspanning van spierweefsel. Omdat water warmte beter geleidt dan lucht en warmtegeleiding afhankelijk is van de snelheid van bewegen, zal de temperatuur van het water voor therapeutische doeleinden echter afhankelijk moeten zijn van het behandeldoel. Te warm water zal bij een training de circulatie van de hond teveel belasten. 4. Practise-based naar evidence-based Uit bovenvermelde eigenschappen van water is een indicatiegebied af te leiden. Maar in hoeverre heeft hydrotherapie bewezen bij dit indicatiegebied een meerwaarde te kunnen bieden? Humaan is veel onderzoek verricht naar de mogelijke meerwaarde van hydrotherapie bij het trainen van mensen met beperkte belastbaarheid èn van atleten. Ook bij paarden is dit onderzocht. Humane onderzoeken hebben aangetoond dat prestatieverbetering in een tak van sport vooral bereikt wordt door functionele training. Het trainen op een quadricepsbank, dus krachttraining, zal de prestatie van een wielrenner onvoldoende verbeteren. Een wielrenner zal tevens met een stuk fietstraining moeten werken aan een optimale presentatie. Daarbij is aangetoond dat aquatraining geen meerwaarde heeft bij het verbeteren van de cardiovasculaire conditie van getrainden, maar wel bij ongetrainden. Wel zijn getrainden in staat gebleken gedurende 6 weken met een aquatrainingsprogramma hun trainingsniveau te behouden. Bij paarden is aan de hand van bloedwaarden bepaald dat aquatraining een submaximale aërobe trainingsvorm kan zijn.
Aquatraining heeft humaan tevens bewezen de coördinatie van het lopen te verbeteren. 5. Aquatraining versus zwemmen Zowel zwemmen als aquatraining hebben een aantal voor- en nadelen. Bij aquatraining wordt gebruik gemaakt van een waterbak, die gevuld wordt met water. De bodem van de bak is uitgerust met een lopende band. De snelheid van de band, het waterniveau, de temperatuur van het water is variabel. Snelheid, waterniveau, watertemperatuur, tijdsduur van de training en de pauzes is meetbaar, dus is de trainingsprikkel herhaalbaar of heel nauwkeurig te verzwaren. Er zijn verschillende apparaten van verschillende firma’s in de handel.
Training in “Aqua-Trainer” exact te doseren” Voor zwemmen kan gebruik gemaakt worden van een hondenzwembad of van buitenwater. Het zwemmen is als trainingsprikkel echter niet exact te doseren: de tijdsduur van de prikkel is herhaalbaar, maar niet de intensiteit van de prikkel. De snelheid van de zwembeweging wordt door de hond bepaald. Bij het zwemmen zal de hond gewichtsloos en zonder loopfunctie getraind kunnen worden: vooral honden met ernstige rugproblematiek en de honden die geen D.M. 53e jaargang - No. 3 blz. 33
stafunctie hebben, zijn geïndiceerd voor zwemmen. Aquatraining vraagt een loopfunctie en een toegestane belasting van 40 % (waterhoogte tot de trochanter major). Verdere vermindering van gewrichtsbelasting kan verkregen worden door gebruik te maken van een tuigje of broekje. Dit hulpmiddel kan aan de stang boven de “Aqua-Trainer” bevestigd worden. Het gebruikte materiaal belemmert echter de beweging.
“Zwemmen is gewichtsloos, maar niet doseerbaar trainen”
Zwemmen is geen functionele trainingsprikkel voor het lopen: een hond die beter en langer kan zwemmen, hoeft niet beter te lopen. Zwemmen doet geen beroep op de stabiliteit van de poten. Aquatraining levert wel een functionele trainingsprikkel voor het lopen op. Daarbij heeft een onderzoek naar bewegingsuitslagen bij honden in een AquaTrainer met water van verschillende hoogte aangetoond dat de bewegingsuitslagen in de verschillende gewrichten afhankelijk is van de hoogte van het water. Flexie in een gewricht kan door het kiezen van de hoogte van een waterlaag gemobiliseerd worden. Een volledige extensie van knie en elleboog wordt eveneens tijdens het lopen in water geD.M. 53e jaargang - No. 3 blz. 34
stimuleerd. Zwemmen levert geen extensie van knie en elleboog op, maar doet wel een beroep op extensie schouder en heup. Bovenvermelde verschillen hebben invloed op het indicatiegebied, terwijl de hieronder vermelde verschillen meer praktische verschillen opleveren. Wanneer een hond niet wil of kan zwemmen vervalt de mogelijkheid om zwemmen therapeutisch aan te wenden. Alle honden, ook de honden met waterangst, kunnen aquatrainen. Aan het water van een zwembad zullen chemicaliën toegevoegd moeten worden om de pH binnen veilige marges te houden en chloor om te desinfecteren. Het water in een “Aqua-Trainer” kan zonodig na elke behandeling ververst worden. Het gebruik van chloor kan daarom beperkt worden tot het reinigen van de leidingen. De Engelse “Water Walker” is wat betreft het waterregime gelijk aan een zwembad. 6. Samenvatting Samenvattend kan gesteld worden dat zowel zwemmen als aquatraining een groot indicatiegebied kent. Vanuit humane onderzoeken is hydrotherapie voldoende onderbouwd om hydrotherapie in Nederland op uitgebreidere schaal toe te gaan passen bij honden met locomotieproblematiek. Juist voor de groep honden die minder fysiek te belasten is, heeft hydrotherapie een meerwaarde met betrekking tot het verbeteren van spierkracht en conditie. Sporthonden zouden daarbij in een blessureperiode met hydrotherapie hun cardiovasculaire conditie langer behouden. Hierbij moet opgemerkt worden dat zwemmen bij honden niet doseerbaar is, waardoor het behoud van cardiovasculaire conditie vanuit humane onderzoeken niet vertaald mag worden naar veterinaire toepasbaarheid.
Aquatraining kan in verband met het functionele van de prikkel tevens een rol spelen bij het verbeteren van de coordinatie. Aquatraining heeft ten opzichte van zwemmen dus een groot aantal voordelen. Doseerbaarheid van de trainingsprikkel, het gerichter mobiliserend kunnen werken, het functionele van de trainingsprikkel en de mogelijkheid om de waterlaag te verlagen om een hond te begeleiden naar een 100 % belasting biedt een uitgebreider indicatiegebied dan zwemmen. Dit gebied wordt niet beperkt door waterangst en huidproblemen. Zwemmen heeft echter een duidelijke voorkeur bij honden zonder of met een slechte loopfunctie en bij honden die in verband met ernstige rugproblematiek benchrust hebben. 7. Conclusie Nader onderzoek zal uit moeten wijzen in hoeverre een revalidatie wordt geoptimaliseerd door aquatraining. Er lopen een aantal onderzoeken om hydrotherapie evidence based te staven. Hydrotherapie zal in elk geval het trainen van senior honden en honden met overgewicht mogelijk maken. Juist deze honden, die elke veterinair in de praktijk veelvuldig tegenkomt, kan met hydrotherapie weer een stuk bewegingsvreugde geboden worden. Wanneer naast training ook een stuk coördinatie wenselijk is of wanneer de hond waterangst heeft, verdient aquatraining duidelijk de voorkeur. Een beperkte cardio/pulmonale belastbaarheid en huiddefecten vormen een (relatieve) contra-indicatie. Hydrotherapie is echter meer dan een hond laten zwemmen of laten lopen in een Aqua-Trainer. Bij hydrotherapie zal therapeutisch en met toepassing van trainingsprincipes gebruik gemaakt moeten worden van water. Hydrotherapie zal, wanneer het binnen de revalidatie van
honden een plaats willen krijgen en behouden, toegepast moeten worden door dierenfysiotherapeuten, die met kennis van zaken en in goed overleg met de verwijzende veterinair, tot een optimaal behandelplan kunnen komen. Per behandeling zal het resultaat van elke training, aan de hand van een dierfysiotherapeutisch onderzoek, geëvalueerd moeten worden. Een veterinaire diagnose en overleg met de verwijzende veterinair over ondersteuning met c.q. aanpassing van medicatie en eventueel dieet is van essentieel belang voor een optimaal resultaat van hydrotherapie. Daarbij zal een behandeling tevens ondersteund kunnen worden door massage-, oefenen belastingsadviezen. Door het elkaar aanvullen van zwemmen en aquatraining zou een Hydrotherapeutisch Centrum waarbij de training begeleid wordt door dierenfysiotherapeuten, de meest ideale positionering zijn van hydrotherapie. 8. Casuïstiek De volgende casussen zullen duidelijk maken hoe aan hydrotherapie binnen een dierfysiotherapeutische behandeling vorm gegeven kan worden. In januari 2005 werd Barney voor een eerste behandeling aangeboden. Barney is een zeer onstuimige Labrador, reu, uit 2002. Barney werd verwezen met als verwijsindicatie een status postoperatief bij ingeklemde LPC links met een zeer ernstige artrose. Eigenaar kreeg een zeer gematigde prognose mee: Barney zou zijn verdere leven waarschijnlijk pijnmedicatie nodig blijven hebben en altijd kreupelen. Om de revalidatie te optimaliseren heeft eigenaar voor dierfysiotherapie en het geven van voedingssupplementen gekozen. Bij de eerste behandeling was Barney 4 weken postoperatief. Barney belastte de linker voorpoot al D.M. 53e jaargang - No. 3 blz. 35
zeer goed en was in stap niet meer belastingskreupel; Barney stond op NSAID’s. Een dierfysiotherapeutisch onderzoek leverde de volgende bijzonderheden op. Flexie in de linker elleboog was tot 90 gr. mogelijk, extensie in de rechter schouder was verend licht beperkt, de tonus van de rugmusculatuur was rechts meer dan links, er was slechts een lichte hydrops in de linker elleboog aanwezig. Barney revalideerde dus, ondanks de slechte prognose, keurig volgens het boekje. Vanwege de onstuimigheid van de hond is in dit stadium van de revalidatie nog niet gekozen voor aquatraining, maar zijn de eigenaar alleen massagetechnieken van de rug- en schouderspieren aangeleerd. Daarbij is oefentherapeutische aandacht besteed aan het passief en actief verbeteren van de extensie van de rechter schouder en het actief mobiliseren van flexie van de elleboog. Het voordeel van actief mobiliseren is dat de beweging gedoseerd door de hond zelf uitgevoerd wordt.
Labrador Barney op de buik liggend.
Zo kan de eigenaar niets forceren. De eigenaar kon met deze oefen- en massageinstructies tijdens de tweede helft van de lijnrustperiode werken aan een verbete-
ring van de mobiliteit van de linker elleboog en aan de lichte overbelastingsklachten van de rug en rechter schouder. Een belangrijk deel van een eerste behandeling is tevens het in kaart brengen van wat in de toekomst de provocerende momenten zouden kunnen zijn. Hoe hoog is de auto, loopt de hond trap, is de vloer glad, trekt de hond, wordt er veel met het balletje gespeeld? Bij deze eerste behandeling gaf eigenaar heel duidelijk aan dat ze de hond vooral kwaliteit van leven wilde blijven bieden en dus niet van plan was Barney zijn verdere leven aangelijnd uit te laten. Het één hoeft het ander niet uit te sluiten. In overleg is besloten te gaan werken aan een belastbaarheid, waarbij, naast een gelijkmatige belasting, om de dag een langere wandeling mogelijk zou moeten zijn. Het los lopen zou alleen beperkt worden wanneer dit tot te enthousiast spelen zou leiden. Het zelf uit de auto springen, het onbegeleid de trap lopen en het balletjesspel zouden definitief tot het verleden gaan behoren. Eigenaar kon zich goed vinden in deze beperkende maatregelen. Bij de tweede behandeling, 6 weken postoperatief, was geen hypertonie meer aanwezig, extensie van de rechter schouder was alleen actief nog beperkt, flexie van de linker elleboog was tot 100 gr. mogelijk en er was geen hydrops meer aanwezig. Barney vertoonde in draf nog slechts een minimale belastingskreupelheid links. De eigenaar gaf nog wel startkreupelheid aan. De pijnmedicatie was nog niet stopgezet. In dit stadium is de aquatraining opgestart met als behandeldoel het optimaliseren van spierkracht en stabiliteit. Om optimaal gebruik te kunnen maken van de weerstand van het water heeft Barney in diep water gelopen met een bandsnelheid die per behandeling werd opgevoerd. Daarbij werd de training per keer zwaarder gemaakt door de tijdsduur D.M. 53e jaargang - No. 3 blz. 37
van de loopsessie en het aantal sessies per behandeling op te voeren. De trainingsvariabelen werden genoteerd. Elke training werd voorafgegaan door een fysiotherapeutisch onderzoek om te bepalen of de belasting in de Aqua-Trainer, maar ook thuis, wel opgevoerd kon worden. Barney is 5 maal, 1 maal per week in de Aqua-Trainer getraind. Om voldoende trainingseffect te hebben moet echter 2 maal per week een trainingsprikkel aangeboden worden. Barney is een enthousiaste zwemmer en daar is voor die tweede trainingsprikkel dankbaar gebruik van gemaakt: eigenaar is 1 maal per week met de hond gaan zwemmen. Daarbij heeft ze de tijdsduur van het zwemmen opgevoerd. Het eindresultaat was zeer bevredigend: Barney was zonder pijnmedicatie alleen bij uitzonderlijke belasting nog kort, licht kreupel en stijf. Binnen 24 uur trad volledig herstel op. Dit valt onder het trainingsbegrip supercompensatie: de hond is tijdelijk ten gevolge van kleine beschadigingen op cellulair niveau, verstoren van chemische evenwichten, uitputten van voorraden en vermoeidheid, minder belastbaar, waarna er een toename van belastbaarheid optreedt. Flexie in de linker elleboog was nu tot 110 gr. mogelijk, er was geen sprake meer van tonusverschil tussen rechts en links en er was zowel actief als passief geen extensiebeperking van de rechter schouder meer aanwezig. Ook Silly, een Duitse Herder, teef, uit 2001, werd in januari 2005 voor aquatraining aangeboden. Silly was door haar orthopedisch chirurg naar een collega van mij doorverwezen, maar Silly bleek zo minimaal oefentherapeutisch belastbaar dat in overleg met de verwijzende specialist besloten is om in plaats van alleen dierfysiotherapie aquatraining op te starten. Silly had in haar anamnese 4 knieoperaD.M. 53e jaargang - No. 3 blz. 38
ties. In juni 2003 werd bij Silly een voorste kruisband laesie gediagnosticeerd. De knie is middels een Flo-techniek gestabiliseerd. Silly bleef echter wisselend kreupel. In oktober 2004 is daarom een artroscopie uitgevoerd. Tijdens de artroscopie bleek een partiele laesie van de mediale meniscus en de achterste kruisband aanwezig met daarbij een forse artrose. Er is toen voor een TPLO (tibiaplateaulevelingosteotomie) gekozen. Postoperatief zijn complicaties opgetreden in de vorm van een haemarthros en een slechte wondgenezing. Silly heeft langdurig antibiotica gebruikt. Uiteindelijk is in januari 2005 het materiaal verwijderd. Na 2 weken benchrust kon eindelijk gestart worden met een stukje training. De hond stond bij aanvang van de behandeling op 2 maal per dag pijnmedicatie, de hond gebruikte geen antibiotica meer, maar kreeg wel voedingssupplementen. Silly is een gezonde, goed onder appel staande herder, met tevens HD in de anamnese. Silly bleek een enthousiaste zwemmer, maar had helaas de gewoonte uit enthousiasme verre van rustig het water in te lopen. Bij het dierfysiotherapeutische onderzoek bleek Silly de geopereerde poot zowel in stand als in stap maar minimaal te belasten, extensie van de linker knie was 10 gr. beperkt, er was geen hydrops in de knie aanwezig en de knie was schuifladepositief. Daarbij had de hond een zeer sterke atrofie van de hamstrings links en zeer sterke hypertonie van de rugmusculatuur aan de rechter zijde. Er was sprake van een zeer slechte artrogene en musculaire stabiliteit van het linker achterbeen, die mede voortkwam uit een ernstig verstoorde coördinatie. De eigenaar kreeg massage-instructies mee voor de rug en de achterhand. Daarbij zou Silly aangelijnd per week 5 minuten langer uitgelaten mogen worden.
Om de coördinatie van de achterhand te verbeteren kreeg de eigenaar huiswerkoefeningen mee. Omdat aquatraining een verbetering van de extenderende bewegingen geeft, dit in tegenstelling tot zwemmen, is geen aandacht besteed aan het manueel verbeteren van de extensie van de knie. De aquatraining is 2 maal per week opgestart. Silly heeft in water tot het niveau van de trochanter major gelopen. Zo konden heupflexoren en heupextensoren optimaal getraind worden zonder dat ernstiger kreupelen ten gevolge van een te grote belasting van knie en heupen de beperkende factor zou zijn. De snelheid van de lopende band, de tijdsduur van de sessies en het aantal sessies werden afhankelijk van het resultaat van de voorgaande training opgevoerd. Vanaf het moment dat het buitenwater een temperatuur had dat de eigenaar
”Eigenaar doet thuis stabiliserende oefeningen met Silly” Silly aangelijnd het water in kon laten, is het zwemmen opgestart en de aquatraining afgebouwd naar 1 maal per week. Om het accent meer te leggen op het trainen van balans en versterking van ab- en adductoren van de heupen is de waterlaag in de Aqua-Trainer gaandeweg verlaagd. Tijdens de behandelingsperiode zijn Silly en haar eigenaar door menig dalletje ge-
gaan: regelmatig trad na een training, na een misstap thuis of bij het opvoeren van de loopafstand een toename van kreupelheid op. De achteruitgang duurde echter nooit langer dan 24 uur en herstel trad steeds sneller op. Silly wordt nu 1 maal per dag een half uur en verder 20 minuten per keer uitgelaten. Los lopen en zwemmen heeft geen effect meer op haar kreupelheid. Silly krijgt 1 maal per dag pijnmedicatie (NSAID). Ze zwemt 3 maal per week en doet met haar eigenaar, omdat andere sporten voor haar zijn uitgesloten, aan gehoorzaamheidstraining en klikkertraining. Aquatraining is stop gezet. Silly blijft zwemmen. In stap is Silly niet meer kreupel, in draf nog wel. Er is een normale range of motion van de linker knie aanwezig, extensie/abductie is in beide heupen eperkt mogelijk. De atrofie van vooral de hamstrings links is, evenals de hypertonie van de rugmusculatuur, sterk verminderd. Hoewel de prognose in verband met de aanwezige HD en ernstige artrose in de linker knie matig is, heeft Silly op dit moment een belastbaarheid waarmee zowel Silly als de eigenaar heel goed uit de voeten kunnen. Samenvatting casussen • Bij de behandeling van Barney en Silly is gebruik gemaakt van hydrotherapie in de vorm van aquatraining èn zwemmen. Met de aquatraining kan heel gedoseerd gewerkt worden aan spierversterking en het verbeteren van de loopcoördinatie, terwijl het zwemmen als extra trainingsprikkel gediend heeft. • Het toepassen van hydrotherapie heeft beoogd de postoperatieve revalidatie te optimaliseren. • Het toepassen van aquatraining is meer dan de hond in water te laten lopen. Referenties: • Influence of water run training on the maintenance of aerobic performance. D.M. 53e jaargang - No. 3 blz. 39
Medicine& science in Sports&exercise 28(8): 1056-1062, 1996 • The physiological effects of Aquatic Exercise, Len Kravitz, Ph.D. and J.J. Mayo, Ph.D. • Potential Benefits of thermacare use in treatment of osteoporose Spine 27, 10, 1012-1017, 2002 • 1 Jackson A et al: Joint kinematics of dogs walking on ground and aquatic treadmills. In Proc 2nd Int Symp Rehabil Phys Ther Vet Med, Knoxville, Tenn, 2002, p 191 • RCT: Effectiveness of water exercise on postural mobility, Simmons & Hansen
D.M. 53e jaargang - No. 3 blz. 40
• Aquatraining -Auswirkungen auf ausgewählte Blutparameter und die Herzfrequenzvariabilität beim Pferd, B. Voß • WBCA Functional Strength Training, Jackie Ansley • Specific training effects in swimming, Kame, V.D., D.R., & termin, B. 1990, Journal of Swimming Research, 6(4), 5-8 Elma Bakker, dierenfysiotherapeut Praktijk Dierfysiotherapie en Aquatraining Harmelen www.fysiotherapie-hond.nl
Aankonding symposium 4th International Symposium on Rehabilitation and Physical Therapy in Veterinary Medicine
Het ‘Rehabsymposium’, Papendal, oktober 2006, dat voor de vierde maal plaatsvindt, heeft als doel professionals die zich bezighouden met de revalidatie van dieren, te informeren over hun beroep in de breedste zin van het woord. Het programma is samengesteld voor dierenartsen en dierenfysiotherapeuten. Door middel van diverse presentatiemethodes, worden de deelnemers op de hoogte gebracht van de mogelijkheden, nieuwste ontwikkelingen en nieuwste inzichten. Bij iedere presentatie staat de integratie van dierfysiotherapie in de diergeneeskunde en daarmee de samenwerking tussen dierenarts en dierenfysiotherapeut centraal. Omdat ontwikkelingen in de humane fysiotherapie en geneeskunde een belangrijke basis kunnen zijn voor het werk van dierenarts en dierenfysiotherapeut, is ook hiervoor ruimte op dit Symposium. De zondag is voor wat betreft het equine-programma gereserveerd voor ‘The Equine Spine’, een hoog actueel onderwerp op dit moment. Het uitwisselen van ervaringen en leren van elkaar ziet de organisatie als grote meerwaarde van dit Symposium dus daartoe is volop gelegenheid ingebouwd. In het programma treft u niet alleen lezingen aan (parallelprogramma Equine en Canine), maar ook praktijkdemonstraties. Tijdens deze praktijkmiddag in Barneveld bij PTC+ wordt gebruik gemaakt van de paarden en honden van PTC+; demonstraties gebeuren aan groepen van maximaal 15 deelnemers. Tijdens een aantal Breakfast-forums worden de deelnemers wederom in kleinere groepen in de gelegenheid gesteld ideeën uit te wisselen met een spreker in
een meer informele setting. Een volledige middag is gereserveerd voor Round-table discussion: het uitwisselen van ideeën en visies over 10 verschillende onderwerpen betreffende de revalidatie en de fysiotherapie bij dieren.
OCTOBER 26-29 2006 Ad Add o! emo! aa m mem
• The most actual scientific and clinical information • The latest techniques in rehabilitation and physical therapy • Practical demonstration sessions Where: Arnhem, The Netherlands More information: www.rehabsymposium.com
Een unieke manier om uit te vinden waar we staan en waar we heen willen. Sprekers en discussieleiders komen niet alleen uit eigen land, maar ook uit de USA, Canada, Australië, Zweden, België en Oostenrijk. De volledige sprekerslijst vindt u op www.rehabsymposium.com. Uiteraard ontbreekt een beursvloer niet; hier zullen bedrijven die zich richten op revalidatie zich presenteren. Eveneens treft u hier een aantal poster-presentaties aan. Om het geheel compleet te maken vindt er op zaterdagavond in Villa Sonsbeek, Arnhem, een spetterend feest plaats, inclusief diner. D.M. 53e jaargang - No. 3 blz. 41
��������� ����������������������� ��������������
��������������������������������������������������� �������������������������������� �� ������������������������������������������������������������ �� �������������������������������������������������� �� ��������������������������� �� ������������������������������������� �� ���������������������������������
��������� ������������������������������������������������������������������������������������������������������������
Adv Seraquin (2) 16x24.indd 1
23-06-2005 08:18:49
8:18:49
Dierfysiotherapie paard Guy Blom Dierenfysiotherapeut, Veghel
INLEIDING Rond de dierfysiotherapie bij het paard hebben de laatste 20 jaar stormachtige ontwikkelingen plaatsgevonden.. De humane fysiotherapie heeft zich ontwikkeld van het werken binnen een verwijscultuur naar een vorm van vrije toegankelijkheid. Van ’ambtenaar’ naar zelfstandig ondernemer. Systematiek, methodiek en toepasbaarheid zijn ook nu nog aan evolutie onderhevig. De fysiotherapeut van nu is niet meer die van 20 jaar geleden. Dierfysiotherapie werd 20 jaar geleden als apart, ridicuul, onzinnig en interessant bekeken, maar heeft zich toch een bescheiden maar vaste plaats verworven. Hiervoor zijn enkele oorzaken aan te geven. Allereerst de plaats van de wervelkolom binnen het veterinair handelen. In hoog tempo komt er steeds meer (veterinair) onderzoek, kennis en kunde beschikbaar. De kwaliteit van beeldvormende technieken is met de introductie van digitale röntgenapparatuur niet meer met 10 jaar geleden te vergelijken. Er wordt meer onderzocht dus er wordt meer gevonden. En er wordt letterlijk meer duidelijk. Daarbij wordt de discussie ten aanzien van trainingsmethoden in toenemende mate ook vanuit veterinair perspectief gevoerd. Paardeneigenaren zijn mondiger geworden en stellen andere en meer eisen. In de (top)sport wordt er steeds meer
een multidisciplinaire aanpak geëist. Alle facetten van het paard moeten door “specialisten”, aangepakt worden teneinde een optimaal resultaat te behalen. Hierbij wordt de (para)veterinaire wereld nu ingeschakeld om een ‘rijtechnisch’ probleem op te lossen. Paardeneigenaren komen niet alleen meer met een kreupel paard maar ook met een paard dat een probleem heeft met de linkergalop. Tot de hulpvraag behoort niet alleen het verminderd presteren maar ook hoe een submaximaal presteren uit te bouwen tot maximaal? Dit vereist meer specialisme, meer begeleiding, meer contact-uren. Dezelfde ontwikkeling zien we ook bij de ‘gewone’ paardeneigenaar. Iedereen weet dat het aantal mensen met weinig basiskennis spectaculair toeneemt. Wanneer men dan praat over revalidatie, of enige andere vorm waarbij actie van de eigenaar vereist wordt, heeft men te maken met een omgekeerde evenredigheid ten aanzien van toenemende kennis en kunde vanuit de (para)veterinaire wereld. Op dit ogenblik begint dierfysiotherapie een rol te vervullen als schakel tussen sport en veterinaire wereld. Veel dierenfysiotherapeuten zijn werkzaam in de hogere segmenten van de paardensport. Bijv. binnen de begeleiding van het paralympisch team en endurance team. Daarbij wordt een relatief groot aantal leden van A-B kaders in de dressuur- en springsport bij de paarden en pony’s door dierenfysiotherapeuten begeleid. Tevens wordt fysiotherapie gebruikt als specialistische onderzoeks- en behanD.M. 53e jaargang - No. 3 blz. 43
delingsmethode en kan zij fungeren als ogen en handen van de veterinair in het werkveld. In dit artikel wordt beschreven hoe fysiotherapeuten denken, hoe hun methodiek is en in hoeverre dierfysiotherapie een aanvulling kan zijn op het veterinair handelen. OPLEIDING De deeltijdopleiding Fysiotherapie bij Dieren duurt anderhalf jaar en bestaat uit 27 lesdagen. Het onderwijs is zowel praktisch als theoretisch. Er zijn twee halve dagen waarin theoretische examens afgenomen worden. Daarnaast volgen twee afsluitende praktijkexamens, paard en hond, en de diplomering. De docenten die het onderwijs verzorgen komen uit verschillende disciplines: geregistreerde dierenfysiotherapeuten, docenten van de Faculteit Diergeneeskunde Utrecht en trainers van PTC+ Barneveld. Deze opleiding wordt verzorgd door het Cursuscentrum Dierverzorging Barneveld (C.D.B.). Om tot de opleiding toegelaten te worden is een diploma fysiotherapie vereist, minimaal 1 jaar werkervaring en dient men ervaring in de omgang met honden en paarden te bezitten. Als vervolgopleiding wordt de Focus on the Equine Spine (F.E.S.) aangeboden.
Een fysiotherapeut moet bijvoorbeeld de processi spinossi van T5 of T18 of processi transversi van L3 gemakkelijk kunnen lokaliseren. Fysiotherapeuten moeten oppervlakkige spieren kunnen palperen, origo en insertie kennen en hun functie kunnen benoemen. Niet alleen om lokaal te kunnen behandelen maar ook om een adequaat trainingsschema op te kunnen stellen. Bij bijvoorbeeld problematiek in de gluteaalmusculatuur is er een essentieel verschil tussen de m.gluteus medius en m. gluteus superficialis met betrekking tot flexie of extensie van de heup. Wanneer fysiotherapeuten de wervelkolom en extremiteiten laten en zien bewegen, denken zij in flexie, extensie, lateroflexie, rotatie. Paardentermen als “stelling” worden vertaald in lateroflexie hoog-cervicaal, met name C0-C1, “kantelen van het hoofd” wordt vertaald in rotatie C1-C2.
Wervelkolom. a. Anatomie De basis van de opleiding wordt gevormd door de anatomie, met name anatomie in vivo. Tijdens de opleiding worden de lessen anatomie, inclusief bezoek snijzaal, aan de Faculteit gegeven. Hierbij wordt een opbouw gehanteerd van ossale structuren naar capsulaire, ligamentaire en myogene structuren van extremiteiten en wervelkolom. D.M. 53e jaargang - No. 3 blz. 44
b. Spierketensysteem In 1989 kwam het boek ‘Kinésithérapie du Cheval’ van Jean-Marie Denoix en Jean-Pierre Pailloux uit. Hierin wordt uitvoerig de anatomie en functie van de wervelkolom beschreven door een professor in de anatomie en een fysiotherapeut. Dit boek heeft vanaf deze tijd de basis
gevormd voor het dierfysiotherapeutisch denken. Er wordt onderscheid gemaakt tussen het dorsale en ventrale spierketensysteem. Aan dit spierketensysteem wordt tijdens de opleiding veel aandacht besteed.
Aanspanning dorsale spierketen (bovenlijn): extensoren hals, extensoren rug, extensoren achterbeen en buigpezen achterbeen.
Oorzaken voor een bovenlijnsyndroom kunnen zijn: kreupelheid, aandoeningen wervelkolom, trainingsmethode/situatie, niet passend zadel, beslag, exterieur, interne problematiek, mentale problematiek. Deze kunnen afzonderlijk aanwezig zijn maar vaak is er sprake van combinaties die elkaar versterken. Soms duidelijk waarneembaar, soms alleen na provocatie. De symptomen hypertonie en pijn in de bovenlijn zijn beide waarneembare en behandelbare grootheden voor een fysiotherapeut. Hetzij als primair probleem gelokaliseerd in myogene structuren van de bovenlijn, hetzij als secundair probleem gelegen in één van bovengenoemde oorzaken. Het fysiotherapeutisch onderzoek is er op gericht allereerst mogelijke oorzaken te inventariseren en daarna te differentiëren tussen primaire en secundaire pathologie. In dit model ligt direct verankerd dat fysiotherapie nooit zonder veterinaire interventie plaats zou kunnen vinden maar ook dat fysiotherapie een wezenlijk onderdeel kan of moet zijn van een onderzoek. VERWIJSINDICATIES
Aanspanning ventrale spierketen (onderlijn): flexoren hals, flexoren romp en bekken, en flexoren achterbeen
In een gezonde situatie is er sprake van een balans tussen boven- en onderlijn. Bij een disbalans neigt de bovenlijn vaak naar hypertonie en/of pijn. Hierbij wordt dan over een bovenlijnsyndroom gesproken.
Een fysiotherapeut werkt op verwijzing van een dierenarts. Fysiotherapie richt zich op stoornissen van het houdings- en bewegingsapparaat. Tot het indicatiegebied behoren: o.a. arthritis. artrose, capsulitis, synovitis, bursitis, tendinitis, myalgie, myogelosen en (partiële) rupturen. Tot de top drie van de meest frequent voorkomende verwijsindicaties voor de humane fysiotherapie behoren symptomen en klachten van nek en (lage) rug . In de dierfysiotherapie lijkt dit precies dezelfde richting uit te gaan. Daarbij kunnen specifiek de wondbehandeling en de behandeling van de gevolgen van na einschuss genoemd worden. D.M. 53e jaargang - No. 3 blz. 45
Algemeen behoren resttoestanden na acute traumata, postoperatieve behandeling en algemene revalidatie tot het werkgebied van de fysiotherapeut. ONDERZOEK Het onderzoek is gericht op het vinden van behandelbare grootheden zoals: pijn, bewegingsbeperking, zwelling, warmte, hypertonie/hypotonie en stoornissen in houding en beweging. Uit het onderzoek zal zelden een specifiek gelokaliseerde grootheid komen. Aangezien het onderzoek uitgebreid is en vele regio’s beslaat, is het een totale inventarisatie van het paard. Dit kan functioneren als algemene check-up. Het onderzoek verloopt protocolair volgens onderstaande systematiek: o Anamnese Een fysiotherapeutische anamnese is uitgebreid. De algemene anamnese: signalement, gegevens eigenaar en verwijzend dierenarts, vertoont veel overeenkomsten met een veterinaire anamnese. In de specifieke en aanvullende anamnese zijn fysiotherapeuten gewend uitgebreid door te vragen. Met name, bij ’rijtechnische’ problemen, zie bovenlijnsyndroom, is een uitgebreide anamnese vereist vanwege de grote diversiteit aan mogelijke primaire oorzaken. Een fysiotherapeutische anamnese duurt vaak 10-15 min. o Inspectie Algemene indruk Tijdens de algemene indruk worden bewustzijnsniveau, gedrag, (hoofd)houding, oogopslag, vacht en hoef, hoefbeslag, bouw/symmetrie, voedingstoestand en eventuele bijzonderheden beoordeeld. D.M. 53e jaargang - No. 3 blz. 46
Inspectie in stand De inspectie vindt plaats van opzij, van voren en van achteren. Hierbij wordt eerst de wervelkolom van craniaal naar caudaal beoordeeld. De overgang van C0 - C1 kan bijvoorbeeld als neutraal of meer in extensie of flexiestand beoordeeld worden. Ter hoogte van T10-12 kan bijvoorbeeld een versterkte lordose waargenomen worden. Zo wordt ook de spieropbouw van craniaal naar caudaal beoordeeld waarbij er tevens gekeken wordt naar de plaats binnen het boven-onderlijnmodel. Bijvoorbeeld: matig ontwikkelde bovenlijn cervicaal, matig ontwikkelde onderlijn thoraco-lumbaal, normale ontwikkeling boven- en onderlijn achterhand. Hierbij wordt nog niet gekeken naar relaties met exterieur/leeftijd/trainingstoestand/gebruik etc., maar alleen waargenomen. De extremiteiten worden beoordeeld van distaal naar proximaal. Hierbij worden o.a. afwijkende contouren, littekens en huidbeschadigingen en de mate van en verschil in belasting en eventuele bijzonderheden beoordeeld o Oppervlakkige palpatie De oppervlakkige palpatie behelst het hele lichaam: extremiteiten, hals/hoofd, romp en achterhand. De oppervlakkige palpatie is bedoeld om een algemene indruk te krijgen van het paard met betrekking tot verschuifbaarheid van de huid en eventuele littekens, temperatuursverschil, tonus, atrofie/hypertrofie, pijn, huidafwijkingen en afwijkende contouren. Hierbij wordt in dit stadium van het onderzoek vooral gekeken naar grote verschillen tussen bijvoorbeeld links en rechts en de verschillende regio’s. Daarbij moet vastgesteld worden of er
een contra-indicatie of restrictie bestaat ten aanzien van het uitvoeren van de inspectie in beweging. Aan de ene kant wordt er een objectieve beoordeling gedaan van vorm, structuur en van onderliggende weefsels. Bij bijvoorbeeld overvulling is er sprake van een objectieve beoordeling. Aan de andere kant wordt er een meer subjectieve beoordeling gedaan ten aanzien van reacties op deze oppervlakkige palpatie. Welke reacties van het paard zijn als positief of negatief te interpreteren en hoe staan deze reacties in relatie tot het karakter en sensibiliteit? Binnen de opleiding wordt hier veel aandacht aan besteed. o Inspectie in beweging De inspectie in beweging is onder te verdelen in het monsteren, longeren en inspectie tijdens het werk. Bij hoge uitzondering, jonge leeftijd, kan het paard ook beoordeeld worden tijdens het vrij bewegen. De systematiek van het monsteren en het beoordelen aan de longe is gelijk aan het veterinair onderzoek. Tijdens de inspectie in beweging wordt bij verandering van bodem/gang/uitvoering elke keer de algemene indruk meegenomen. Is het paard bereid mee te lopen, draait het moeilijk of gemakkelijk links- of rechtsom, hoe is haar uitstraling? De wervelkolom wordt beoordeeld van craniaal naar caudaal ten aanzien van de totale beweeglijkheid (mobiliteit) die het paard laat zien. Bij het beoordelen van de mobiliteit worden het bekken en de staart als deel van de wervelkolom beoordeeld. Is de mobiliteit normaal/ hyper/hypo? Is de mobiliteit gelijkmatig verdeeld? Zo niet, waar stokt deze?
Maakt het paard evenredig gebruik van zijn boven-onderlijn? Zijn er accenten aan te geven? Is er sprake van een duidelijk aan- en ontspannen van de musculatuur? Een fysiotherapeut moet kunnen beoordelen of het paard kreupel is en in welke mate. Kreupelheidsdiagnostiek behoort tot het werkterrein van de dierenarts. Hij moet een tussentijdse evaluatie kunnen maken. Vaak zit tussen het laatste veterinaire contact en het eerste fysiotherapeutische contact enige tijd waarbinnen de situatie veranderd kan zijn. De termen bewegings-, belastings- en gemengde kreupelheid zijn bij de fysiotherapeut bekend. Er wordt wel de nadruk op gelegd kreupelheid uit te drukken in: pas naar voren/achteren verkort. De opleiding voorziet, tot nu toe, niet in uitvoerige observatie van de inspectie tijdens het werk. Op dit ogenblik wordt druk gewerkt aan nascholing op het gebied van het rijden en specifieke paardensporten. Vandaar dat er op dit ogenblik tussen de verschillende fysiotherapeuten nog grote verschillen met betrekking tot dit onderdeel bestaan. o Functieonderzoek Het functieonderzoek, ook wel het passief bewegingsonderzoek genoemd, wordt systematisch onderverdeeld in: voorste extremiteit, achterste extremiteit en wervelkolom. Tijdens elk onderzoek wordt dit standaard in het geheel uitgevoerd. Hierbij worden, mobiliteit (range of motion), eindgevoel, bewegingsverloop, pijn en crepitatie beoordeeld. De systematiek, handvatting en interpretatie is een aanvulling op het veterinaire onderzoek. Eindstanden worden niet langdurig (zoals buigproeven) aangehouden maar D.M. 53e jaargang - No. 3 blz. 47
ten hoogste 2 – 30 seconden. De mobiliteit wordt met name gerelateerd aan de heterolaterale zijde. Bij geen verschillen tussen bevindingen van links en rechts kunnen grove afwijkingen ten aanzien van de normaal meegenomen worden. Het eindgevoel wordt bepaald met classificaties zoals leeg, zacht, elastisch, stug en hard.
Mobiliteit in driedimensionale richting
Deze worden ook gerelateerd aan de heterolaterale zijde en aan de normaal. De maximale flexie van de carpus behoort bijvoorbeeld normaal zacht te zijn. Is deze stug, en/of beperkt en is er als zodanig een links-rechts verschil, dan behoeft dit gewricht nader onderzoek. Wanneer fysiotherapeuten het hebben over mobiliteit denken zij driedimensionaal. Als we kijken naar de voet van het paard en we het interphalangeale gewricht als voorbeeld nemen, dan zijn hier verschillende bewegingsrichtingen mogelijk, namelijk flexie, extensie, abductie, adductie, endorotatie, exorotatie en translatie naar mediaal/lateraal Lokaliseren binnen het interphalangeale gewricht is goed uit te voeren. Ondanks het feit dat elk paard zijn eigen specifieke mobiliteit bezit binnen dit gewricht moeten alle bewegingsrichtingen hier aanwezig zijn. Een fysiotherapeut zal deze altijd standaard binnen zijn onderzoek meenemen. Tijdens het plaatsen van de voet wordt er gebruik gemaakt van alle componenten. Tijdens een appuyement wordt dit nog duidelijker.
Protractie/retractie
Rotatie C1 C2 Lokaliseren binnen het interphalangaele gewricht is goed uit te voeren. Flexie.
o Diepe palpatie Palpatie is met name gericht op pijn,
D.M. 53e jaargang - No. 3 blz. 48
lokatie, structuur, tonus en circulatie. Fysiotherapeuten kunnen door middel van hun palpatie van oppervlakkig naar diep palperen. Bijvoorbeeld van haar, huid, onderhuid, fascie, oppervlakkige spierlaag naar diepe spierlaag. VOORLOPIGE WERKDIAGNOSE Aan de hand van gevonden grootheden wordt een fysiotherapeutische werkdiagnose en een differentiaal diagnose geformuleerd. De relatie met de klacht van de eigenaar en het veterinair onderzoek bepaalt uiteindelijk de te volgen strategie. Het behandelplan kan opgesteld worden. BEHANDELPLAN Het behandelplan bevat een korte termijn en een lange termijn doelstelling. De middelen om dit te bereiken zijn massage, bewegings-/oefentherapie, fysiotechniek en adviezen. Bij elke behandeling wordt tussentijdsgeëvalueerd. BEHANDELING Een fysiotherapeut zal niet gericht zijn op het behandelen van de artrose van de facetgewrichten C5 -C6 -C7, beiderzijds, maar wel op de daarbijkomende hypertonie en pijnlijkheid van de halsmusculatuur, de eventuele bewegingbeperking/blokkade en functionele stoornis. Het laatste zal zich vooral manifesteren tijdens het rijden: problemen met het oprichten. Oprichten vraagt extensie laag cervicaal en flexie hoog cervicaal. Bij extensie komen de facetgewrichten in een “close pack position,” hetgeen ook direct de lateroflexie/rotatie belemmert. Voor de fysiotherapeut de taak om de eigenaar te instrueren zich hier aan te passen bij het longeren en rijden.
Binnen een behandeling zijn er een aantal mogelijkheden. Een behandeling bestaat meestal uit een combinatie van bewegingstherapie, massage en eventueel fysiotechniek, aangevuld met adviezen en te nemen maatregelen. In die zin is fysiotherapie als zijnde therapie moeilijk te definiëren. De therapie is gericht op de gevonden behandelbare grootheden. Tijdens de behandelingen, revalidatie, vindt er iedere keer weer een evaluatie van deze klinische symptomen plaats. Zo kan het proces in het werkveld gevolgd worden en de behandeling tijdig bijgesteld worden. Voor de verwijzend dierenarts heeft dit het voordeel dat er tijdig tijdens het revalidatieproces gesignaleerd kan worden wanneer de patiënt in een negatieve spiraal terecht komt en eventueel veterinair ingrijpen noodzakelijk wordt. Elke revalidatieperiode staat of valt bij kunde, kennis en begrip van de eigenaar. Dit moet niet onderschat worden. Ook vanuit het humane model is bekend dat geheugen en begrip van de patiënt selectief tijdens het uitspreken zijn van diagnose en plan van aanpak. De fysiotherapeut is vaak de eerste die een patiënt/eigenaar hoort verwoorden wat zijn interpretatie is van een onheilsbericht. Een behandeling zal vaak 3-6 weken in beslag nemen, waarna evaluatie plaats vindt op de kliniek. Deze periode is van wezenlijk belang voor het uiteindelijk slagen van de gevolgde therapie. o Bewegingstherapie Wanneer fysiotherapeuten spreken over bewegingstherapie verstaan zij hier passieve en actieve therapie onder. Bij passieve bewegingstherapie wordt de activiteit door de therapeut uitgeD.M. 53e jaargang - No. 3 blz. 49
voerd. Hieronder vallen ontspanningsoefeningen, stretchen, mobiliseren en manipuleren. Bij actieve bewegingstherapie wordt de activiteit door het paard uitgevoerd. Hier vallen alle mogelijke vormen van beweging onder, zoals stappen aan de hand, longeren en rijden. Beschouwen we het volgende revalidatieschema met een opbouw aan de longe. Dit zou gebruikt kunnen worden bij een patiënt met bovenlijnsyndroom in de eerste week, waarbij er gekozen is voor het (nog) niet bijzetten. 5-10 min stap 5 min stap-draf overgangen 5 min draf 5 min draf-stap overgangen 5-10 min stap Dit alles op een volte van 10 meter links en rechts. Binnen dit revalidatieschema is niets gedefinieerd met betrekking tot paslengte, mobiliteit van de wervelkolom, het aan- en ontspannen van de musculatuur en hoofd en halshouding, zo ook ’eenvoudige’ begrippen als stappen aan de hand, harde of zachte bodem en wat doorstappen of rustig draven. Het gaat hierbij dus niet om de kwaliteit van het revalidatieschema maar om de uitvoering hiervan. Een fysiotherapeut kan controleren wat de eigenaar onder een bepaald soort bodem verstaat, hij kan bijsturen en uitleg geven over objectieve referentiepunten als paslengte, mobiliteit van de wervelkolom en hoofd/halshouding. Daarbij komt dat door de fysiotherapeut tijdens het proces van revalidatie elke keer weer een evaluatie plaatsvindt van de klinische symptomen. Dit is het meest wezenlijke onderdeel van revalidatie: tijdig ingrijpen, bijsturen, schema bijstellen, inhoudelijke aanpassingen maken, overleg plegen en D.M. 53e jaargang - No. 3 blz. 50
eventueel opnieuw aanbieden aan de veterinair. o Massage Massage is één van de belangrijkste pijlers van de fysiotherapie. Deze behandelingsmethode onderscheidt de fysiotherapeut van elk andere (para)veterinair. De belangrijkste effecten van massage zijn pijndemping en detonisering. Voor het masseren van paarden hoef je niet sterk te zijn of grote handen te hebben. De soort en aard van de prikkel, de stimulus, bepaalt de te prikkelen afferente vezels, de respons. Verschillende soorten massagehandgrepen bieden ons de mogelijkheid selectief te werken op structuur: huid, onderhuid, pees, spier, ligament. Hierbij zijn intensiteit, frequentie en tijd variabel. Het is opvallend hoe effectief en totaal paarden op massage reageren. Eén van de redenen zou kunnen zijn dat via de huid niet alleen sensorische afferenten worden geprikkeld maar ook motorische afferenten, aangezien het paard ook een spiersysteem in de huid bezit. Hierdoor zou je kunnen spreken van een grotere input op spinaal en supraspinaal nivo. Massage wordt vaak gebruikt als voorbereiding op bewegingstherapie. Een hypertonie van het longitudinale en spinale deel van de m. erector trunci tussen T10-18 leidt tot lordose van de thoraco-lumbale wervelkolom. Kyphoseren is beperkt en/of pijnlijk. Pijndemping en detonisering door middel van massage zal de mobiliteit in extensierichting mogelijk maken. Dit kan een doel zijn op zichzelf maar ook als voorbereiding gelden voor een trainingsmethode waarbij ontspanning van extensoren en de mogelijkheid tot
kyphoseren van de thoraco-lumbale wervelkolom een vereiste is. o Fysiotechniek Onder fysiotechnische applicaties verstaan we de apparatuur die in de fysiotherapie gebruikt wordt. Ook worden hier de veelvuldig gebruikte thermo– en cryotherapie toe gerekend. In de fysiotherapie wordt op dit moment vooral gebruik gemaakt van LASER, magneetveld, ultrageluid en TENS. In de veterinaire wereld heeft het idee bestaan dat fysiotherapeuten veel met apparatuur werken. Bij de meeste fysiotherapeuten komt het aandeel fysiotechniek echter niet boven de 0% - 5% uit. De werking van de meeste apparatuur is weefselspecifiek. Met LASER worden bijvoorbeeld goede resultaten behaald in de wondbehandeling. Magneetveld richt zich op de behandeling van fracturen, fissuren en pseudo-artrosen. Ultrageluid richt zich op peesweefsel.TENS wordt gebruikt bij pijndemping en is als zodanig aspecifiek. PREVENTIE De dierenfysiotherapeuten vallen onder de wet: Wet op de Uitvoering van de Diergeneeskunde, het laatst herzien op 21 maart 1990. Vervolgens staat in de Wet BIG (Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg), die betrekking heeft op de uitvoering van de geneeskunde, vermeld onder paragraaf 6 Fysiotherapeuten, in artikel 29: Lid 1. Tot het gebied van deskundigheid van de fysiotherapeut wordt gerekend het verrichten van bij algemene maatregel van bestuur te omschrijven handelingen op het gebied van fysiotherapie, voorzover zij liggen op het gebied van de geneeskunst.
Lid 2. Tot het gebied van deskundigheid van de fysiotherapeut wordt mede gerekend het verrichten van handelingen, rechtstreeks betrekking hebbende op een persoon en ertoe strekkende diens gezondheidstoestand te bevorderen of te bewaken, welke overeenkomen met de krachtens het eerste lid omschreven handelingen, doch niet liggende op het gebied van de geneeskunst. Onder dit laatste lid vallen de preventieve handelingen van de fysiotherapie. Vanuit de dierfysiotherapie wordt op professionele stallen veel aan preventie en sportbegeleiding gedaan. De grens tussen het behandelen van pathologie en het preventief handelen is echter heel dun. Binnen de beroepsgroep woedt nu de discussie over een vrije toegankelijkheid voor de dierfysiotherapie, mede doordat dit een nieuwe ontwikkeling is binnen de humane fysiotherapie. Deze discussie moet echter niet alleen binnen de beroepsgroep van dierenfysiotherapeuten plaatsvinden maar ook binnen de veterinaire beroepsgroep zodat uiteindelijk samen een standpunt bepaald kan worden. Dit standpunt behoeft dan ook inhoudelijk vertaald te worden naar het onderzoek en de criteria waarbij terug verwezen wordt naar de dierenarts. Ook als het paard voor preventieve behandeling aangeboden wordt. Samen werken is tenslotte wel samenwerken.
D.M. 53e jaargang - No. 3 blz. 51
Werkveldanalyse en casus paard Dierfysiotherapie paard: korte werkveldimpressie met SWOT-analyse
INLEIDING Welke plaats neemt dierfysiotherapie in de paardenwereld in? Wat is de Strength, wat zijn de Weaknesses and Threats van het beroep dierfysiotherapie? En welke Opportunities biedt het beroep? De casus zal duidelijk maken waarin de dierenfysiotherapeut zich in het werkveld onderscheidt van andere beroepen, wat de kracht van dierfysiotherapie is. WEAKNESSES EN THREATS Het is in het beroep dierenfysiotherapeut moeilijk gebleken met één gezicht naar buiten te treden. Fysiotherapeuten hebben zich humaan vaak al gespecialiseerd in een bepaalde richting die ook van invloed is op hun manier van behandelen in de dierfysiotherapie. Hiertussen bewegen zich manueel therapeuten, fysiotherapeuten die acupunctuur hebben gedaan, sportfysiotherapeuten, lymfedrainagetherapeuten, osteopathen, etc. Dit leidt tot een grote diversiteit aan behandelmethodes die door dierenfysiotherapeuten worden aangeboden. Er zijn meerdere verdiepingsrichtingen in het behandelen van paarden. Daarbij maken dierenfysiotherapeuten regelmatig gebruik van verkeerde titels. Een dierenfysiotherapeut die zich heeft toegelegd op de behandeling van paarden en zich vervolgens paardenfysiotherapeut gaat noemen, gaat een niet erkende titel gebruiken, wat de transparantie naar dierenartsen en eigenaren niet ten goede komt. De NVFD, de overkoepelende vereniging, ziet nu streng toe op het door haar D.M. 53e jaargang - No. 3 blz. 52
leden hanteren van de juiste titels, nadat de klachtencommissie van de NVFD één van haar leden had veroordeeld op het gebruik van een verkeerde titel. Wat de diversiteit aan gezichten in het paraveterinaire veld nog vergroot, is de persoonlijke ervaring die de therapeuten op paardengebied hebben. Er is ervaring aanwezig vanuit de dressuur, vanuit de springsport, vanuit de draf -en rensport etc. Er zijn dierenfysiotherapeuten die zelf op hoog niveau actief zijn geweest in de paardensport, maar er zijn er ook die nooit op een paard hebben gezeten. Ook deze ervaring bepaalt de invalshoek van het begeleiden van de patiënt. Daarbij is het goed te erkennen dat het beroep te maken heeft gehad met nadelige invloeden op de kwaliteit van het fysiotherapeutisch handelen. Tot het jaar 2005 was het toegestaan direct door te gaan met de studie dierfysiotherapie na afronding van de opleiding tot humaan fysiotherapeut. Deze situatie zorgde voor een continue aanvoer van relatief jonge mensen in het werkveld, die theoretisch prima in staat waren het vak aan te kunnen, maar praktische ervaring en daardoor inzicht misten. Een belangrijke ontwikkeling in het streven naar kwaliteitsverhoging binnen het werkveld is dan ook de invoering van een nieuwe toelatingseis voor de opleiding tot dierenfysiotherapeut: sinds dit jaar wordt een jaar werkveldervaring als humaan fysiotherapeut vereist alvorens men de studie mag beginnen. Daarbij kent de beroepsgroep een relatief grote uitval van kwalitatief goede dierenfysiotherapeuten. De ervaren fy-
siotherapeut, vaak niet eens een “paardenmens”, maar met een goed draaiende humane praktijk, die tevens had gekozen voor het uitoefenen van dierfysiotherapie op paarden, komt helaas al snel van een koude kermis thuis. In de eigen praktijk voor humane fysiotherapie ligt het financiële rendement doorgaans vele malen hoger dan in de dierfysiotherapie. Binnen een jaar of vijf na het afstuderen als dierenfysiotherapeut verdwijnen deze collega’s dan ook vaak weer uit het zicht, nog vóór zij zich konden profileren in de paardenwereld. STRENGTH Niet zozeer in het horsemanship, en niet zozeer in de diverse specialisaties schuilt de kracht van het vak als aanvulling op de diergeneeskunde, als wel in de humaan fysiotherapeutische kennis en denkwijze. Denken in modellen van belasting en belastbaarheid, denken met de kennis van weefselschade en weefselherstel, maar bovenal, het holistisch benaderen van mens en paard, waarbij de blessure c.q. aandoening in de totaliteit van het te behandelen individu wordt bekeken. Hierbij worden alle factoren die van invloed kunnen zijn op het verbeteren en het verslechteren van de klacht meegenomen in de begeleiding van het herstelproces, het “revalidatieproces”.
De paarden die wij als dierenfysiotherapeut zien op verwijzing van een dierenarts worden meestal aan stal behandeld. In sommige gevallen wordt dierfysiotherapie op de klinieken ter plaatse aangeboden. Bij optimale samenwerking tussen dierenarts en dierenfysiotherapeut wordt het paard zelfs gezamenlijk onderzocht en wordt een gezamenlijk behandelingsbeleid opgesteld. Tijdens de eerste afspraak met een dierenfysiotherapeut wordt een gedetail-
leerde anamnese afgenomen, vervolgens wordt het paard volgens een protocol fysiotherapeutisch onderzocht. Belangrijk onderdeel is het beoordelen van het functioneren van het paard in het dagelijks gebruik. Het paard wordt bij voorkeur zowel aan de longe als onder de man bekeken, bijgezet dan wel vrij, op de sprong, etc. Doordat het paard in de eigen omgeving en in dagelijkse situatie wordt geinspecteerd, kunnen oorzaken van overbelasting, bijvoorbeeld samenhangend met de kwaliteit van trainingsbodem of trainingswijze, gemakkelijker worden opgespoord. Regelmatig wordt hierbij gebruik gemaakt van video opnames om de voortgang van paard en ruiter te volgen. Bij de behandeling van paarden, meer nog dan die van honden of zelfs van de mens, ligt de nadruk in de behandeling op het gebied van de oefentherapie. Vanaf het moment dat het paard in africhting komt, doen zich onafhankelijk van de tak van paardensport en het niveau talloze situaties voor waarbij overbelasting optreedt, acuut en chronisch. Daar waar deze overbelasting zich uit in duidelijke blessures, echter ook daar waar zij zich uit in verminderde prestatie of gedragsveranderingen, is een dierenfysiotherapeut erin getraind haar op te sporen. Streven is, de zelfwerkzaamheid van de ruiter in het revalidatieproces te optimaliseren. Belangrijk hierbij is vanzelfsprekend continu de “compliance” van de ruiter en het totale team rondom een paard in het oog te houden. Multidisciplinair overleg, niet slechts met de verwijzer, maar ook met de hoefsmid, de instructie, het stalmanagement en de eventuele overige disciplines, wordt in dit proces steeds nagestreefd. D.M. 53e jaargang - No. 3 blz. 53
TOEKOMSTVISIE Een kern van serieuze hardwerkende dierenfysiotherapeuten streeft naar optimale kwaliteit en optimale samenwerking met dierenartsen. Een vaste plek in een kliniek, vaste overlegtijden, duidelijkheid over wie wat kan doen, en bij welke indicaties... In de toekomst zien wij meerdere klinieken, net als in de humane geneeskunde, met een eigen afdeling fysiotherapie. Revalidatiecentra, waar dagelijkse check ups worden gedaan in het revalidatieproces, met tijdige terugkoppeling naar dierenartsen . Revalidatie omvat zo veel meer dan het opgeven van een schema met daarop het advies gedurende 3 weken 3 maal per dag 5 minuten te stappen. Stabiliteit en coördinatie kunnen zo mooi op verschillende bodems en met verschillende hulpmiddelen getraind worden, evenals kracht en uithoudingsvermogen. Talloze sportspecifieke oefeningen zijn mogelijk. Laat dit nu net de kern van het vak zijn... de kern van fysiotherapie....de Opportunity,.....Casuïstiek CASUS Zevenjarige KWPN ruin, niveau M dressuur Verwijzing dierenarts: Rugproblematiek. Paard was sinds 2 maanden licht kreupel rechtsvoor, is positief bevonden op hoefkatrolproblematiek zowel links -als rechtsvoor (straalbeenclassificatie 3 beiderzijds), behandeld middels hyaluronzuur injecties in het hoefgewricht en een kuur Metacam. Bewegingsbeleid: twee weken alleen stapwerk. Hoefbeslag is aangepast. Paard is nu rad, maar heeft in het werken D.M. 53e jaargang - No. 3 blz. 54
onder de man nog moeite met rechterstelling in de wendingen rechtsom en heeft een gevoelige rug. De wervelkolom is onderzocht: op de niveaus Th13-14 zijn kissing spines gevonden, gradatie 2-3 en L2 en L3 zijn beperkt mobiel naar rechts. Mesotherapie is lumbaal en midthoracaal toegepast; het idee is deze therapie te combineren met fysiotherapie. Anamnese: Paard start sinds vorig jaar in de M dressuur. Voorafgaand aan deze klacht heeft het niet eerder problemen van het bewegingsapparaat gehad, is wel twee maal voor koliek behandeld, twee jaar geleden. Sinds anderhalf jaar in de huidige stal. Bij verhuizing naar de nieuwe stal is ook van instructeur veranderd, onder wiens begeleiding op M niveau werd gestart. Het paard wordt sinds die tijd meer in oprichting gereden. Het paard is sinds het laatste halve jaar met opzadelen gaan knarsetanden. Het zadel wordt ieder half jaar nagekeken door de zadelmaker. Het paard loopt iedere dag een uur in de stapmolen, wordt vijfmaal in de week dressuurmatig gereden (waarvan éénmaal les), éénmaal naar buiten gereden en heeft één dag vrij waarop het alleen in de molen loopt. Na het kreupelheids onderzoek is het paard twee weken tweemaal per dag een half uur gestapt, waarna licht opbouwend drafwerk is begonnen. Op dit moment wordt drie kwartier gereden met licht galopwerk. Het paard houdt zich zowel in draf als galop vast in de rug en heeft moeite met de rechterstelling. Hulpvraag eigenaar: het paard moet weer los in het lijf gaan bewegen en soepel stelling kunnen nemen om weer toe te werken naar het niveau van vóór de kreupelheid. Inspectie in stand: Algemene indruk: gezond ogend paard. Kleine bemerkingen op conformatie beenwerk: achter licht koehakkig. Be-
lasting over de benen lijkt evenredig.Afgevlakte thoracolumbale lordose. Oppervlakkige palpatie: (Pijnlijkheid op een schaal van maximaal +++) Extremiteiten : vóór beiderzijds geringe overvulling van de kootgewrichten. Wervelkolom : Hoogcervicaal pijnlijke hypertonie van de m.rectus en obliquus capitis en m. brachiocephalicus (pars atlantis), rechts (+++) meer dan links (+). Thoracaal pijnlijke hypertonie ter hoogte van Th7, Th8 evenals ter hoogte van Th13, 14 en 18 van de m.spinalis en longissimus rechts (++) meer dan links (+). Lumbaal ter hoogte van L1, L2 en L3 hypertonie van de m. longissimus rechts, minder pijnlijk dan in cervicale en thoracale regio’s (+). Inspectie tijdens bewegen: Rechtuit in stap en draf op harde bodem blijft het linker ilium lager. Rechtsachter lichte verkorting van de anteflexie (1/5 belastingskreupel). Op de volte op harde bodem in draf toont het paard rechtsom een cervicale lateroflexie naar links, met hoogcervicaal rotatie naar rechts. De thoracale en thoracolumbale wervelkolom wordt in extensie gehouden en vóór loopt het paard met weinig kootvering met zowel een beperkte pro -als retractie (2/5 kreupel). Rechtsachter is de anteflexie beperkt. (1/5 kreupel) Op zachte bodem een consistent beeld met uitzondering van de mobiliteit van de wervelkolom: verbeterde mobiliteit thoracaal en thoracolumbaal in vergelijking met beeld op harde bodem. Beiderzijds iets meer kootvering vóór (1/5 kreupel). Inspectie tijdens het rijden: Het beeld is strak. Ook in het rijden thoracale en thoracolumbale extensie. Rechtsachter verkorte anteflexie (1/5 kreupel), het linker ilium blijft lager.
De vrij hoge instelling cervicaal lijkt het paard te belemmeren in een stuk totale ontspanning. Bij stellingname naar rechts verkantelt het paard hoogcervicaal in rotatie naar rechts. Kootvering vóór beiderzijds beperkt (1/5 kreupel). Functieonderzoek: (Mobiliteitsbeperking op een schaal van maximaal +++) Extremiteiten: geen afwijkingen. Wervelkolom: - laag cervicaal lateroflexie naar rechts beperkt + - thoracolumbaal flexie beperkt ++ - lateroflexie rechts meer beperkt ++ dan links + - SI gewrichten hypomobiel, rechts ++ meer dan links+ Diepe palpatie: Extremiteiten: geen bijzonderheden Wervelkolom: - pijnreactie processi spinosi: Th7, Th8 ++ - Th13 en 14, Th18, L1- L3 +++ Fysiotherapeutische werkdiagnose: Bovenlijnsyndroom gerelateerd aan kreupelheid, zich uitend in hypomobiliteit, hypertonie en pijnlijkheid in de in het onderzoek gevonden segmenten cervicaal, thoracaal, lumbaal en van het bekken. Mogelijke oorzaken van het bovenlijnsyndroom zijn gelegen in kreupelheid en kissing spines, welke mogelijk getriggerd wordt door intensivering en/ of verandering van trainingsmethode in langduriger perioden en hogere gradatie van oprichting. Behandelbare grootheden: Mobiliteitsbeperkingen, hypertoniëen en pijn in wervelkolom en musculatuur. Fysiotherapeutisch behandelplan: • Mobilisatie wervelkolom en SI geD.M. 53e jaargang - No. 3 blz. 55
wrichten, massage- en mobilisatie van de pijnlijke musculatuur. Begonnen wordt met licht mobiliserende technieken lumbaal en op de SI gewrichten: op deze manier wordt via neurofysiologische weg ontspanning en mobiliteitsvergroting bereikt, met afname van de bestaande hypertonie over de wervelkolom. Vervolgens wordt thoracaal en cervicaal behandeld, waarna lumbaal opnieuw in mobiliteit wordt getest en behandeld. • Mobilisatie ook in huiswerkoefeningen, die door de eigenaar dagelijks worden uitgevoerd, om na de behandeling de herwonnen mobiliteit in stand te houden en/ of te vergroten. Deze oefeningen behelzen het herhaald met de handen op de paravertebraalmusculatuur uitlokken van thoracale en thoracolumbale flexie, thoracolumbale lateroflexie en rotatie. Dit zijn voor de dierenfysiotherapeut duidelijk uit te leggen, en voor de eigenaar goed te onthouden oefeningen. • Longewerk, om de dag, met bijzet in plaats van rijden, ter ontlasting van Th13 Th14 en ter mobilisatie van de thoracolumbale wervelkolom in flexie en lateroflexie/rotatierichting. De eerste keer wordt dit onder begeleiding van de behandelend fysiotherapeut gedaan, en bij ieder consult kort geëvalueerd. Het is van belang het paard op de juiste wijze bij te zetten en het paard op de juiste wijze te stimuleren in meer aanspanning van de abdominaalmusculatuur en heupflexoren, waardoor ontspanning en verlenging van de rugmusculatuur wordt verkregen. De eigenaar moet zich ervan bewust worden dat een schijnbare ontspanning door een lage instelling van het hoofd nog niet betekent dat het paard de paravertebraalmusculatuur ontspant. • Aanpassing in de methode/intensiteit van rijden: verlenging warming-up en cooling-down, dynamischer rijden met kortere reprises en grotere variatie in D.M. 53e jaargang - No. 3 blz. 56
hoofd-halshouding. Eerste 14 dagen lager ingesteld werken, daarna op geleide van klinisch beeld een opbouw in gradatie en duur van (reprises met) oprichting; korte evaluatie van klinisch beeld onder de man bij ieder consult. Behandelfrequentie: De eerste twee behandelingen binnen tien dagen, vervolgens, bij voldoende progressie, voortzetting van de behandelingen met een interval van 3 en 4 weken, waarna nog één- of tweemaal telefonisch contact wordt afgesproken. Na drie behandelingen terugkoppeling naar dierenarts, bij onvoorzien verloop eerder. Resultaat na drie behandelingen: Met zadelen nog lichte negatieve reactie, maar sterk verminderd. Het longewerk werkt mobiliserend, evenals de aangepaste manier van rijden. Lateroflexie naar rechts is nog minder mobiel, maar is verbeterd (+/-), zonder ontwijkende rotatie naar rechts. Het paard is in de thoracolumbale wervelkolom veel mobieler in flexierichting (-). Beweeglijkheid van het rechter SI is gelijk aan links. De gradatie en pijnlijkheid van de hypertonie van de wervelkolommusculatuur is minimaal (+/-) vergeleken met het eerste onderzoek. Sandra Vetter i.s.m. Solange Schrijer, Dierenfysiotherapeuten paard
Wervelkolomproblematiek bij het paard en FES
Zowel de diergeneeskunde als de dierfysiotherapie is in het afgelopen decennium in toenemende mate geconfronteerd met de vraag naar diagnostiek, behandeling en begeleiding van paarden met wervelkolomproblematiek, of paarden met “rug”problemen. Hoewel vele cliënten een fysiotherapeut als de meest aangewezen persoon zien om deze problematiek te bestrijden, is het als beroepsgroep belangrijk te onderkennen dat de fysiotherapie, ook in de begeleiding van wervelkolomproblematiek, niet zonder de diergeneeskunde kan. De dierenfysiotherapeut beschikt over beperkt diagnostisch gereedschap, en over een beperkte hoeveelheid behandelmogelijkheden, daar waar in zo vele gevallen wervelkolomproblemen secundair blijken te zijn. Fysiotherapie echter kan in samenwerking met de diergeneeskunde op wervelkolomgebied waardevol zijn in de detaillering van het klinisch onderzoek, het toepassen van “hands-on” behandeltechnieken, en individuele begeleiding in het (aan-)trainingstraject van de veterinaire patiënt. Wervelkolomproblematiek bij paarden nodigt daarmee bij uitstek uit tot integratie van diergeneeskunde en dierfysiotherapie. FOCUS ON THE EQUINE SPINE Filosofie en internationale oriëntering Rugproblemen bij paarden vormen zelden een geïsoleerd probleem; in de meeste gevallen leiden verschillende aspecten uiteindelijk tot de ontwikkeling van wervelkolomklachten bij paarden. De kennis op het gebied van wervelko-
lomproblematiek bij paarden is mede door wetenschappelijk onderzoek en ontwikkeling van diagnostische middelen sterk toegenomen. Deze kennis is echter verdeeld onder een kleine groep specialisten in verschillende delen van de wereld waardoor deze kennis beperkt bereikbaar is voor (para)veterinairen, en integratie van deze kennis wordt bemoeilijkt. Door het bundelen van specialistische kennis op het gebied van onderzoek en behandeling van rugproblemen bij paarden vanuit verschillende delen van de wereld kan gestreefd worden naar een verhoging van het inzicht in het totaal management van paarden met wervelkolomklachten zowel in diagnostiek als in behandeling, in de relaties tussen lokale wervelkolomproblematiek en klachten elders in het bewegingsapparaat, hetzij in de wervelkolom zelf, hetzij meer perifeer en in de neuro(fysio)logische relaties tussen lokale wervelkolomproblematiek en klachten in andere systemen van het paard, waaronder het inwendige. INLEIDING ‘Focus on the Equine spine’ is een Engelstalige cursus ontwikkeld voor een internationale doelgroep van dierenartsen en dierenfysiotherapeuten die de interesse hebben zich te willen specialiseren op het gebied van onderzoek, behandeling en management van wervelkolomproblematiek bij het paard. De filosofische grondslag ligt in de chiropractie en fysiotherapie die beide de algemene gezondheid relateren aan optimalisering van het functioneren van de wervelkolom. D.M. 53e jaargang - No. 3 blz. 57
Naar humaan voorbeeld, dat in een groeiend aantal veterinaire klinieken reeds navolging vindt, wordt gestreefd naar een multifactoriële benadering in de diagnostiek, en naar een multidisciplinaire aanpak in de behandeling van paarden met wervelkolomklachten. De docenten die zich hebben verbonden aan “Focus on the Equine Spine” vormen een internationaal team van specialisten op hun vakgebied. Onderwerpen die aan bod komen zijn onder andere gedetailleerde anatomie van benige en weke delen van de wervelkolom, functionele anatomie en biomechanica, pathologie, neurofysiologie, de ontwikkelingen in de diagnostische beeldvorming, en filosofie. Invloeden van verschillende methoden in training, beslag en saddlefitting op de ontwikkeling en behandeling van wervelkolomproblematiek komen aan bod en aandacht wordt besteed aan de achtergronden en de status van het wetenschappelijk onderzoek binnen diverse therapeutische mogelijkheden, zoals de fysiotherapie, chiropractie, osteopathie en acupunctuur. DOEL Het doel van FES is een bijdrage te kunnen leveren aan een waardevol deelgebied in het beoordelen en behandelen van paarden, het management van wervelkolomproblematiek bij paarden. Op dit moment mag dit voor de basisopleidingen Dierfysiotherapie en Diergeneeskunde nog te specialistisch zijn, maar de dagelijkse praktijk en de markt leggen hier een sterke vraag neer bij zowel dierenartsen als dierenfysiotherapeuten. Het streven is het creëren van een groep medisch / veterinair onderlegde specialisten op het gebied van het management van paarden met wervelkolom- en bekkenproblematiek. Door kennis aan te bieden, evenals zekere praktische vaardigheden om na een waardevol kliD.M. 53e jaargang - No. 3 blz. 58
nisch onderzoek van een aangeboden (“rug”)patiënt de juiste ( verdere) diagnostische route te kunnen uitstippelen en een onderbouwde keuze te kunnen maken in het aanbod op therapeutisch gebied. Eventueel ondersteund met eigenhandige chiropractische behandeling van de patiënt. De cursisten worden ondersteund zich te ontwikkelen in het kunnen maken van onderscheid tussen primaire en secundaire wervelkolomklachten met een mechanische, neurologische of neurofysiologische relatie.
Tunna Morriën, docente en examinator aan de Opleiding voor Fysiotherapie bij Dieren te Barneveld, in samenwerking met Solange Schrijer, docente en examinator aan de Opleiding voor Fysiotherapie bij Dieren, en Course Leader van “Focus on the Equine Spine”
Dierfysiotherapie en de Wetenschap... ...een toekomst perspectief
INLEIDING De humane fysiotherapie heeft ondertussen duidelijk haar plaats in de maatschappij verworven en is uitgegroeid tot een volwassen beroep dat gefundeerd wordt door wetenschap. Er kan tegenwoordig naast de hogere beroepsopleiding en het daarbij behorende Bachelor of Science degree (Bsc), een Master of Science degree (Msc) gehaald worden via de opleiding Fysiotherapie Wetenschappen te Utrecht. De werkwijze van de fysiotherapeut bij mensen en dieren is in zekere zin vergelijkbaar. Te denken is daarbij aan het lichamelijk onderzoek en de behandelingen met bewegingstherapie, massage, fysiotechnische applicaties ed. Op één vlak is echter een wezenlijk verschil, doordat er geen verbale communicatie met dieren mogelijk is veranderen interacties en wordt er met name gewerkt met en gereageerd op non-verbale communicatie. Fysiotherapie bij dieren is een jong beroep, een beroep waarvoor nog aan de weg getimmerd moet worden. Dit gebeurt door, naast het geven van behandelingen, ook veel informatie te verstrekken door middel van lessen, cursussen, publicaties, etc. Velen reageren nog sceptisch over de gedachte dat fysiotherapie hun dier kan helpen bij een revalidatie proces, verbetering van prestaties of als vroegtijdige detectie van problemen bij gezonde (top) sporters. Wanneer een parallel getrokken wordt met de humane sportwereld dan lopen we bij de dieren nog heel ver achter. Bij de wereld kampioenschappen voetballen zijn voor het Nederlands, team bestaande uit 23 voetballers, 4 fysiotherapeuten meegegaan!
Bij de paardensport is de begeleiding door een fysiotherapeut (nog) eerder uitzondering dan regel. Wanneer we kijken in de huidige paardenwereld, dan blijkt dat paarden tegenwoordig op veel aspecten behandeld worden als atleten met een jarenlange investering en training voordat ze uiteindelijk op het hoogste niveau kunnen presteren. Vele paarden bereiken echter nooit het hoogste niveau doordat ze wellicht niet de kwaliteiten in huis hebben of doordat het management rondom de topatleet nog in de kinderschoenen staat. Een groot deel van de paarden raakt tijdens hun loopbaan geblesseerd. Meestal zijn dit blessures aan het onderbeen. Juist van deze blessures is bekend dat ze een gereserveerde prognose hebben en voor deze blessures geldt dan ook: beter voorkomen dan genezen. PROBLEEMSCHETSVOOR SUCCESVOL WETENSCHAPPELIJK ONDERZOEK Financiering en beleid De hoge prevalentie van blessures bij moderne sportpaarden was in 2001 ook aanleiding tot een promotie traject aan de Faculteit der Diergeneeskunde van de Universiteit Utrecht. Het beoogde doel van dit onderzoek was een beter inzicht te verkrijgen in de ontwikkeling, de beweging en belasting van het paardenbeen om zo te kunnen komen tot een wetenschappelijke gefundeerde beredenering over hoefverzorging en hoefbeslag bij het paard. De financiering van dit project heeft Mustad Hoofcare voor een groot gedeelte op zich genomen. Het onderzoekstraject was een zogenaamd derde geldstroom traject. Dit soort trajecten houdt in dat D.M. 53e jaargang - No. 3 blz. 59
het grootste deel van het onderzoek gefinancierd wordt door bedrijven en instellingen buiten de universiteit. Soms zijn daarbij subsidies mogelijk, bijvoorbeeld vanuit Europa of vanuit stichtingen. Universiteiten moeten tegenwoordig van dit soort geldstromen gebruik maken omdat vanuit overheidswege minder geld voor onderzoek beschikbaar wordt gesteld. Kortom, universiteiten moeten voor de derde geldstroom meer aansluiting zoeken bij potentiële commerciële gebruikers van de kennis. Voor de meer fundamentele wetenschap levert deze situatie echter problemen op want daar ligt vaak niet een direct belang voor een bedrijf. Daarentegen is voor onderzoek in een meer toegepaste richting, zoals medicijngebruik, applicaties van apparatuur, en zoals hierboven beschreven, hoefbeslag, inderdaad vraag vanuit bedrijven. De farmaceutische industrie investeert veel in onderzoek (humaan) maar ook bij hightech bedrijven zoals Philips is het niet ongebruikelijk om ieder jaar zo’n 10-15% van hun jaaromzet in onderzoek te investeren. Nike heeft zelfs een eigen Research & Development centre waar zo’n 30 wetenschappers werken. Hieruit wordt direct één van de problemen duidelijk voor onderzoek naar fysiotherapie bij dieren. Hoewel het hier al snel gaat over toegepaste vormen van onderzoek zijn er slechts enkele bedrijven die een direct belang hebben bij onderbouwing van de fysiotherapie bij dieren. Eén mogelijke partij vormt de producent van de apparatuur waar de fysiotherapeut gebruik van kan maken, de zogenaamde fysiotechnische applicaties, maar deze markt is nog zo klein dat een investering in onderzoek nog niet aan de orde is. De Nederlandse Vereniging voor Fysiotherapie bij Dieren (NVFD) heeft ondertussen in haar beleid opgenomen dat er geïnvesteerd kan worden in wetenschappelijk onderzoek. Er wordt een wetenD.M. 53e jaargang - No. 3 blz. 60
schapscommissie samengesteld, welke zich moet gaan verdiepen in de reeds gepubliceerde onderzoeken en in de mogelijkheden om te participeren in kwalitatief hoogstaand Nederlands onderzoek. Daarbij is echter wel te bedenken dat hoe goed dit initiatief ook is, bij een vereniging met ruim 200 leden de liquide middelen natuurlijk beperkt zijn. Subtiliteit en sensitiviteit Binnen het onderzoek naar de effecten van bekappen en hoefbeslag, hetgeen toegespitst is op het werkveld van de hoefsmid, valt op dat onderzoekstechnisch veel parallellen te trekken zijn tussen onderzoek doen voor hoefsmeden en voor fysiotherapeuten. Voor beide vakgebieden geldt dat er veel praktische kennis aanwezig is maar dat er nog weinig wetenschappelijke fundering voor bestaat. Een verschil is dat naar het bekappen en het hoefbeslag van paarden al veel onderzoek uitgevoerd is maar doordat smeden veelal op praktijk gestoelde subtiele veranderingen aanbrengen blijft het meten van significante effecten vaak uit en studies waarbij significante resultaten ontbreken worden slechts zeer zelden gepubliceerd. Als resultaat daarvan valt op dat in veel gepubliceerd onderzoek effecten beschreven worden van aanpassingen die zo extreem zijn, dat een hoefsmid ze in zijn dagelijkse praktijk niet snel zal gebruiken. Het gevolg is dat er meer bekend is over extreme onbalans in paardenvoeten dan dat er bekend is wat er nu in de dagelijkse praktijk van de hoefsmid gebeurt en hoe een hoefsmid echt bijdraagt in de blessure preventie. Gelukkig is het gelukt om met nieuwe, meer verfijnde, meetapparatuur een begin van het bewijs hiervoor te leveren. Binnen dit specifieke onderzoek bleek de toepassing van een drukmeetsysteem (Rsscan, België), dat tot dan uitsluitend humaan gebruikt werd, essentieel. Door de vooruitgang van de technologie bleek dat het mogelijk was om voor het eerst
hele basale metingen aan de beweging van het paard te doen zoals de landing van de voet en de voetafwikkeling. Doordat het drukmeetsysteem zo een hoge sensibiliteit en nauwkeurigheid heeft bleek het mogelijk effecten van normaal bekappen en hoefbeslag aan te tonen, effecten die nog niemand eerder kon bepalen. Hier blijkt weer eens te meer dat het feit dat effecten niet worden aangetoond niet altijd wil zeggen dat er geen effecten zijn! Er kunnen gebreken of tekortkomingen zijn in apparatuur, methodiek of onderzoeksopzet waardoor effecten simpelweg niet vastgesteld kunnen worden. Ondanks het feit dat er al jaren onderzoek gedaan wordt naar de effecten van hoefbeslag op de belasting en beweging van het paardenbeen en de resultaten mager zijn zal niemand twijfelen aan het belang van hoefbeslag voor de prestatie en revalidatie van het paard. Methodiek en bias Kijkend naar onderzoek dat is uitgevoerd binnen de fysiotherapie dan blijkt dat binnen veel van deze studies gebruik wordt gemaakt van technische applicaties. De toepassing van een apparaat laat zich goed standaardiseren. Dit maakt het voor de wetenschap aanzienlijk makkelijker om met een relatief kleine steekproef een onderzoek te doen. We kennen dan ook van veel fysiotechnische applicaties de werking en de beperkingen voor het behandelen van blessures en weten dat variabelen als apparaatinstellingen, frequentie en duur van groot belang kunnen zijn op de resultaten. Op het moment dat een onderzoeksopzet wordt gemaakt zal altijd getracht worden om te voorkomen dat fouten in de methodiek de kans op het meten van het werkelijke effecten zal verkleinen. Wat bij dieren altijd speelt en onderzoek bemoeilijkt zijn factoren die ruis veroorzaken in het onderzoek en resultaten vertroebelen, een zogenaamde bias. Om een voorbeeld uit eerder aangehaald pro-
motie onderzoek te gebruiken: binnen dat onderzoek zijn variabelen gemeten aan paarden die sterk tijd gebonden zijn, zogenaamde timing variabelen, zoals standtijd en de afwikkelduur (breakover). Op het moment dat bijvoorbeeld de snelheid waarmee paarden draven niet gecontroleerd wordt, kan dit juist op bovenstaande variabelen enorm veel ruis veroorzaken, waardoor een effect van bijvoorbeeld een hoefijzer compleet gemist kan worden. Maar ook wanneer een paard bijvoorbeeld niet helemaal in een rechte lijn loopt of het hoofd scheef houdt, kan dit variabelen zoals de manier van landing en voetafwikkeling sterk beinvloeden. Uitsluiten van bias kan door een onderzoek zo strak mogelijk te standaardiseren maar ook door de omvang van de steekproef te vergroten, vaker te meten, beperkingen aan te brengen in de onderzoeksvragen, etc. Doorgaans geldt; hoe groter de groep en hoe strakker de standaardisatie van een onderzoek, des te betrouwbaarder de gemiddelde waarden die gemeten worden. Tegegelijkertijd betekend dit meestal ook dat de uitvoering duurder wordt. Kwantitatief en kwalitatief onderzoek Onderzoek naar fysiotherapie in het algemeen en bij dieren in het bijzonder wordt bemoeilijkt doordat er bijna altijd sprake is van veel bias en veel kwalitatieve waarnemingen. Een fysiotherapeut wordt regelmatig geconfronteerd met rugproblemen bij paarden. De eerste vraag die opkomt is: wat is rugpijn, hoe wordt dat gediagnosticeerd en hoe kan rugpijn gekwantificeerd worden? Bij een kreupel paard kan met behulp van een krachtenplatform eenvoudig gemeten worden in hoeverre een been ontlast wordt. Bij spierproblemen, bijvoorbeeld in de rug of hals is objectiveren aanzienlijk moeilijker. Binnen het onderzoek naar de effecten van een hoefbeslag interval is gebleken dat paarden kunnen compenseren voor de standsveranderinD.M. 53e jaargang - No. 3 blz. 61
gen die optreden tijdens zo’n interval. Te allen tijde zal het paard proberen zijn eigen manier en timing van bewegen te behouden. Dit fenomeen viel tijdens meerdere fasen binnen het onderzoek op; bij standveranderingen in voet en aanpassingen in het hoefbeslag. Het lijkt dan ook niet onwaarschijnlijk dat compensatie mechanismen ook voor andere aanpassingen, of bijvoorbeeld in het geval van pijn, een rol zullen spelen. Dieren zijn in hun pijngedrag net zo wisselend als mensen. Iedereen die paard rijdt of paarden behandelt weet dat het ene paard veel sensibeler is dan het andere en dat bijvoorbeeld bij sedatie het ene dier veel sneller reageert dan het andere. Van belang is ook hoe gevoelig de ruiter is voor afwijkingen bij het paard. Tot slot valt nog een vergelijkbare probleemschets te maken voor de behandeling door een dierenfysiotherapeut. Hoe deze een paard behandelt zal mede afhangen van het paard in kwestie en hoe dit reageert op prikkels maar hangt ook samen met de kennis en kunde van de dierenfysiotherapeut. Een fysiotherapeut doet vrijwel alles op gevoel zoals het gevoel van spiertonus, het bewegingsgevoel in het bewegingsverloop van het gewricht, het eindgevoel. Het probleem met al deze waarnemingen is de subjectiviteit. Doordat dit geen objectief meetbare grootheden zijn is het lastig om goed wetenschappelijk onderzoek te doen naar dit soort, voor de fysiotherapie zeer belangrijke, variabelen. Er zijn wel mogelijkheden om dit soort subjectieve interpretaties betrouwbaar vast te leggen en te kwantificeren. Bijvoorbeeld door het gebruik van visueel analoge schalen (VAS), een instrument dat in humaan onderzoek veel gebruikt wordt om pijnbeleving te waarderen. Binnen eerder genoemd onderzoek is een VAS gebruikt om ongelijkheid in voeten te bepalen. Ook dit is een variabele die zeer subjectief is. Wat D.M. 53e jaargang - No. 3 blz. 62
voor de ene persoon geldt als zijnde ongelijke voeten hoeft voor de ander geen betekenis te hebben. Daarbij is er ook geen criterium dat bepaalt wanneer twee paardenvoeten ongelijk zijn. Door dit te interpreteren met een VAS was in dit geval de hoefsmid in staat aan te geven in hoeverre er naar zijn mening ongelijkheid in voeten zat zonder deze te kwalificeren als ongelijk dan wel gelijk. Er moet gestreefd worden naar het kwantificeren van kwalitatieve variabelen en daarvoor is de ontwikkeling en verfijning van meetapparatuur van groot belang. De samenhang tussen vraagstelling, doelstelling en meetapparatuur Bij het definiëren van onderzoeksvraagstellingen komen alle eerder genoemde facetten aan bod. Regelmatig kan een vraag na uitvoering van een experiment niet beantwoord worden doordat het gestelde doel niet haalbaar bleek. Ter verduidelijking een praktijkvoorbeeld bij een onderzoek met als doel het kwantificeren van de interpretatie van de fysiotherapeut omtrent het bewegingsverloop en de mate van spasticiteit in de kuitspieren bij mensen met een spastische verlamming als gevolg van een CVA. Binnen dit onderzoek werd gebruik gemaakt van spasticiteit verhogende of verlagende interventies, waarna de fysiotherapeut op een VAS bepaalde hoeveel weerstand hij voelde. Ter controle werd gebruik gemaakt van een zogenaamde gouden standaard, een apparaat dat het bewegingsverloop en de weerstand tijdens passief bewegen kan meten. Bij het analyseren van de data bleek dat een essentieel punt over het hoofd gezien was. Wanneer een fysiotherapeut een voet op en neer beweegt laat hij dat mede afhangen van de reactie van de desbetreffende persoon. De fysiotherapeut voelt in welke snelheid het gewricht het best bewogen kan worden en hij voelt ook wanneer de proefpersoon zich verzet of juist mee beweegt. De zogenaamde gouden standaard kan dit niet en bewoog een voet
simpelweg op een constante snelheid over een vast traject met als gevolg de meest vreemde en onverklaarbare resultaten. In bovenstaand voorbeeld wordt binnen een experiment teveel ineens gemeten, (systeem validatie, interventie, steekproef bestaande uit patiënten) een fenomeen dat helaas vaker gezien wordt. Bovenstaande studie was slechts een klein experiment, maar de resultaten kunnen leiden tot de conclusie dat het werk van de fysiotherapeut niet meetbaar is. Helaas blijkt regelmatig dat het direct ontbreken van eclatante resultaten vertaald wordt naar een negatief oordeel over fysiotherapie. Samenvattend Voor de dierfysiotherapie is het erg belangrijk om wetenschappelijke onderbouwing van de werkhypotheses te krijgen maar daarvoor is nog een lange weg te gaan. Het vakgebied kent vele factoren welke de complexiteit voor wetenschappelijk onderzoek vergroten waarvoor goede methodiek en systematiek essentieel zijn. Om wetenschappelijk onderzoek uitgevoerd te krijgen naar effecten van fysiotherapie bij dieren zal naar alle waarschijnlijkheid geld meegenomen moeten worden ter financiering. Daarbij is het moeilijk om binnen het vakgebied sponsoren te vinden die een direct belang hebben bij kennis die uit dit soort onderzoek voort kan komen. Gelukkig is er sinds kort binnen de NVFD het beleid om waar mogelijk (financieel) te participeren in wetenschappelijk onderzoek. Verder is er in Nederland de ontwikkeling dat buiten de universiteiten om meer en meer met name toegepast onderzoek wordt uitgevoerd, veelal door studenten voor hun Bsc. of MSc. traject. Voor de dierfysiotherapie kan dit een positieve ontwikkeling zijn. Tegelijkertijd moet er waar mogelijk voor gezorgd worden dat er kwalitatief hoogstaand wetenschappelijk onderzoek gedaan wordt
naar effecten van dierfysiotherapie. Een beperking in onderzoeksvragen in heldere formuleringen , bijvoorbeeld bij het fysiotherapeutisch onderzoek, over de herhaalbaarheid van het onderzoek en de betrouwbaarheid van de bevindingen. Klachten zoals rugproblemen moeten beter in kaart gebracht worden. Er moet een beter begrip komen van de wonderlijke compensatie methoden waarover het paard beschikt: denk daarbij aan de samenhang tussen beenproblemen en rugproblemen. Verder is het van belang te onderzoeken wat de dierenfysiotherapeut in het revalidatie proces van het paard kan betekenen om de atleet zo snel mogelijk en zo goed mogelijk, in samenspraak met de dierenarts en ruiter, te begeleiden naar een optimale terugkeer in de sport. Tot slot dient te worden bevordert dat de dierenfysiotherapeut zijn plaats krijgt binnen de begeleiding van de topsporter, net als in ieder andere tak van sport waar een fysiotherapeut als vanzelfsprekend meegaat en sporters begeleid tot topprestaties. Ontwikkeling van de ondervoet in relatie tot lateraal graasgedrag en lichaamsconformatie Tijdens het grazen nemen veulens een typische houding aan met de voorbenen in spreidstand: één been in protractie en het andere been in retractie Wanneer deze houding telkens dezelfde is, dan is er sprake van lateraal gedrag ook wel genoemd een voorkeurshouding ofwel een vorm van handigheid. Zulk gedrag kan leiden tot het ontstaan van asymmetrie wat zowel zijn weerslag kan hebben op de beweging als de ontwikkeling van ongelijke hoeven. De 24 veulens uit het onderzoek naar de samenhang tussen lateraal gedrag en het ontstaan van ongelijkheid in voeten zijn geboren in 2003 op de Waiboerhoeve te Lelystad en alle veulens zijn daar gedurende het onderzoek opgegroeid. D.M. 53e jaargang - No. 3 blz. 63
Een grazend veulen in de weide en de typische houding die het moet aannemen om bij de grond te komen. De veulens werden wekelijks 1 dag gedurende 8 uur geobserveerd waarbij iedere 10 minuten hun gedrag werd gescoord en in het bijzonder werd gelet op hun graasgedrag en welk been daarbij naar voren werd geplaatst (protractie). Op een leeftijd van 15, 27 en 55 weken is er een zogenaamde buktest uitgevoerd: een eenvoudige en gestandaardiseerde methode om een voorkeurshouding te bepalen. De veulens moesten daarvoor 15 maal van verschillende afstanden naar een plek lopen om daar iets van de grond te eten. Daarbij werd niet alleen het geprotraheerde been bepaald maar ook de afstand tussen de beide voorhoeven. Verder werden er gestandaardiseerde digitale foto’s genomen van de hoefconformatie waarin onder andere de hoefhoek (hoek tussen de dorsale hoefwand en de bodem) gemeten kon worden. Ook de totale lichaamsconformatie werd gefotografeerd op een leeftijd van 15 en 55 weken Daarbij werden reflecterende markers op anatomische gedefinieerde punten geplakt. Op 3, 15, 27 en 55 weken werd de hoefbelasting gemeten met behulp van drukmetingen onder de hoef. Hierbij werd gekeken naar de afstand van het centre of pressure (CoP) tot aan de toon om te onderzoeken of ongelijkheid in hoeven ook leidde tot verschillende belastingspatronen.
D.M. 53e jaargang - No. 3 blz. 64
Een 15 weken oud veulen beplakt met marker op anatomisch gedefinieerde plaatsen. De lijnen in de foto geven van links naar rechts, de grootte van het hoofd, de lengte van het been en de schofthoogte weer.. Ongeveer 50% van de veulens ontwikkelde gedurende de eerste 15 weken tijdens het grazen een voorkeurshouding. Er was een sterk verband tussen beenlengte, hoofdgrootte en de ontwikkeling van een voorkeur. Daarbij waren de veulens met relatief lange benen en een klein hoofd gepredisponeerd. Veulens met een voorkeur plaatsten hun benen verder uit elkaar en als een gevolg van deze voorkeursstand ontstond ongelijkheid in hoeven waarbij de geprotraheerde hoef weker werd en de geretraheerde steiler. Ongelijkheid in hoeven leidde ook tot ongelijkheid in belastingspatronen. Om deze relatie op gewrichtsniveau te kunnen onderzoeken werden er op 27 en 55 weken zonder sedatie gestandaardiseerde röntgenfoto’s gemaakt van de ondervoeten van alle veulens De conformatie van de ondervoet van veulens bleek anders dan de conformatie van het volwassen paard. De voet-as was bij de veulens zowel op 27 als op 55 weken, hoewel dit op het oog niet als zodanig herkend kon worden, naar achteren gebroken. Op 55 weken was de parallelliteit van het hoefbeen ten opzichte van de hoefwand toegenomen en werd de voet-as minder naar achteren gebroken. Verder bleek dat bij ongelijke hoeven ook ongelijke belasting op gewrichtsni-
veau ontstaat en zowel op het proximale als distale interphalangeale gewricht. De negatieve consequenties van ongelijke hoeven lijken in stand het grootst voor de wekere hoef waar de momenten op beide interphalangeale gewrichten het grootst zijn. Maar met name het verschil in belasting kan leiden tot een vergrootte kans op overbelasting en kans op problemen om symmetrisch te kunnen presteren hetgeen erg belangrijk wordt geacht voor het moderne sportpaard.
Een rontgen foto van een rechtervoet van een veulen van 27 weken oud. In de foto staat de werklijn van het centre of pressure (CoP) weergegeven waardoor de lastarm tot het draaipunt van de distale en proximale interphalangeale gewrichten gemeten kon worden. Referenties: M.C.V. van Heel, A.M. Kroekenstoel, M.C. van Dierendonck, P.R. van Weeren and W Back. Uneven feet may develop as a consequence of lateral grazing behaviour induced by the conformation of a foal, accepted for publication (2006) Equine Vet. J. A.M. Kroekenstoel, M.C.V. van Heel, P.R. van Weeren and W. Back. Developmental aspects of distal limb conformation in the horse: differences with mature horses and the potential consequences of uneven feet in foals, accepted for publication (2006) Equine Vet. J.
KWANTIFICEREN VAN BALANSKARAKTERISTIEKEN EN HET EFFECT VAN BEKAPPEN EN HOEFBESLAG Door middel van een zeer sensitief drukmeetsysteem van Rsscan bleek het mogelijk nauwkeurig balanskarakteristieken tijdens het draven vast te leggen. Het onderzoek naar het normale bekappen en hoefbeslag is uitgevoerd bij 18 jonge sportpaarden en het bleek dat de meeste paarden landden op de laterale zijde van de hoef. Bij de voorhoeven was dat bij ongeveer 65% van de landingen en bij de achterhoeven werd dat bij vrijwel 100% van alle landingen geconstateerd. De duur van de landing was zo kort (ongeveer 7 msec bij de voorhoeven en 17 msec bij de achterhoeven) dat dit met het oog niet of nauwelijks waarneembaar is. Het bekappen in deze studie werd gestandaardiseerd naar een rechte voet-as bij het staande paard zowel van terzijde als van voren gezien. Door het bekappen verkortte de landingsduur zowel in voorals achterhoeven maar de landing bleef bij de meeste gevallen lateraal asymmetrisch. Tijdens het afwikkelen van de hoef is een typisch afwikkelpatroon gemeten waarbij het centre of pressure (CoP) naar de toon werd verplaatst. In de eerste fase verschoof het CoP in laterale richting om vervolgens weer terug te gaan richting de centrale as van de hoef. Het laatste contactpunt lag bij de meeste paarden net lateraal aan de toon (fig. 4; In het deel van het onderzoek waar gekeken werd naar compensatie mechanismen zijn naast de analyses van het drukmeetsysteem ook kinematica analyses gebruikt welke zijn verkregen met een driedimensionaal kinematica systeem (Qualisys). Er zijn 4 momenten in de standtijd gedefinieerd: de landing, (het eerste contact van de hoef met het meetsysteem), midstance (de maximale belasting gemeten met het krachten platform), heellift, (het moment dat de D.M. 53e jaargang - No. 3 blz. 65
D.M. 53e jaargang - No. 3 blz. 66
Nobivac® Puppy DP Periodiek tijdschrift drieenvijftigste jaargang no. 3 - 2006
ISSN 0417 - 4631
De Stichting Diergeneeskundig Memorandum, opgericht in 1953, stelt zich ten doel aan dierenartsen in binnen- en buitenland voorlichting te geven van wetenschappelijke en commerciële aard op veterinair gebied. Ter uitvoering van haar doelstelling is zij uitgeefster van het tijdschrift “Diergeneeskundig Memorandum”. De exploitatie van dit tijdschrift wordt financieel mogelijk gemaakt in Nederland door: Alfasan Diergeneesmiddelen B.V. te Woerden. Boehringer Ingelheim bv te Alkmaar en Intervet Nederland B.V. te Boxmeer Het Tijdschrift wordt gratis beschikbaar gesteld aan de praktiserende dierenartsen in Nederland, Postdoctorale veterinaire studenten in Utrecht kunnen het tegen een kleine vergoeding verkrijgen bij het Reductiebureau. Voor anderen bestaat de mogelijkheid zich te abonneren; de kosten van een abonnement bedragen: Voor Nederland € 18,00 per jaargang. Voor het buitenland € 25,50 per jaargang. Extra exemplaren of oudere uitgaven kunnen worden besteld d.m.v. een overschrijving à € 7,50 per exemplaar voor Nederland of € 9,00 voor het buitenland op een van onze rekeningen. Redactiecommissie J. Goudswaard, voorzitter J. Schrooyen, secretaris F. Hogerhuis (Alfasan Dierengeneesmiddelen B.V.) R. Schippers (Boehringer Ingelheim) J. Vernooij (Intervet Nederland)
EEN GEZAMENLIJKE UITGAVE VAN:
Redactie- en Administratieadres: Halderheiweg 11, 5282 SN Boxtel tel.: 0411-676822 fax: 0411-671595 e-m:
[email protected] website: de-em.nl Postbankrekening 64 70 06 BIC PSTBNL21 IBAN NL60 PSTB 0000 6470 06 Rabobank Boxtel 1688.49.674 BIC RABO NL2U IBAN NL50 RABO 0168 8496 74 Verklaring: De Redactie en uitgeefster aanvaarden geen aansprakelijkheid voor schade, welke- direct of indirect- het gevolg mocht zijn van gebleken onjuistheden in de inhoud van de in dit tijdschrift opgenomen artikelen. Niets uit dit tijdschrift mag worden verveelvoudigd en/of openbaar worden gemaakt door middel van druk, microfilm of op welke andere wijze ook, zonder schriftelijke toestemming van de Redactie. Opmaak en druk: Bloembergen Santee bv Nijmegen
Het enige geregistreerde vaccin tegen parvo en hondenziekte voor pups van 6 weken Waarmee stuurt u pups de wijde wereld in?
5,0
7,0
Nobivac® Puppy DP: Samenstelling: 1 dosis bevat ≥10 TCID50 canine distemper virus, stam Onderstepoort; ≥ 10 TCID50 canine parvo virus, stam 154. Indicatie: actieve immunisatie van honden, vanaf de leeftijd van 6 weken, tegen hondenziekte en canine parvo virus. Contra-indicatie: geen. Bijwerkingen: een lokale, voorbijgaande entreactie kan voorkomen. Registratie: REG NL 09484 UDD. Neem voor meer informatie contact op met Intervet Nederland bv.
Intervet Nederland bv • Postbus 50 • 5830 AB Boxmeer Telefoon: 0485 587654 • Fax: 0485 587653 • www.intervet.nl
PERIODIEK TIJDSCHRIFT DRIEENVIJFTIGSTE JAARGANG NO. 3, SEPTEMBER 2006
IN DIT NUMMER ”DIERFYSIOTHERAPIE”
EEN GEZAMENLIJKE UITGAVE VAN:
EEN GEZAMENLIJKE UITGAVE VAN: